LTO Nederland Postbus 29773 2502 LT DEN HAAG
datum
ons kenmerk
contactpersoon
1 december 2011
61823 EL
mw. M.I. Mul
betreft
uw kenmerk
e-mail
reactie UvW op DAW en plan van LTO voor erfafspoeling
-
[email protected]
doorkiesnummer
070 351 98 71
Geachte leden van het bestuur van LTO Nederland, Tijdens het Bestuurlijk Overleg Open Teelt en veehouderij van 7 november 2011 is gesproken over: het Deltaplan Agrarisch Waterbeer en de afspraak om daarin ook aandacht te besteden aan de waterkwaliteitsopgave; de afspraak dat LTO een plan van aanpak opstelt om erfafspoeling van melkveehouderijbedrijven tegen te gaan. Tijdens het overleg is afgesproken dat partijen hun reactie op beide plannen kunnen doorgeven aan LTO Nederland. In bijlagen 1 en 2 is de reactie van de Unie van Waterschappen weergegeven. Ik verzoek u deze reactie bij de verdere uitwerking van beide plannen mee te nemen.
Hoogachtend,
ir.ing. A.J. Vermuë Algemeen directeur
Bijlage
1
Bijlage Reactie Unie van Waterschappen op waterkwaliteitsopgave in Deltaplan Agrarisch Waterbeheer van LTO Tijdens het Bestuurlijk Overleg Open Teelt en veehouderij (BOOT) heeft LTO aangegeven dat ze het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW) hebben aangevuld met de waterkwaliteitsopgave en dat ze hierover komende weken met DG Ruimte en Water overleg hebben. De Unievertegenwoordigers hebben tijdens het overleg aangegeven het vreemd te vinden dat het aangepaste plan niet is teruggekoppeld naar de waterschappen die in meerdere bestuurlijke overleggen om deze aanvulling hebben gevraagd. Vervolgens is het aangepaste DAW per ommegaande verspreid naar de deelnemers van het BOOT-overleg waarna partijen hun reactie op het plan kunnen geven. Reactie van de Unie van Waterschappen op het aangepaste DAW van LTO De Unie constateert dat het DAW is uitgebreid met de waterkwaliteitsopgave. Zo is waterkwaliteit één van de speerpunten geworden waarbij LTO de oplossing zoekt in het bedenken en implementeren van perspectiefvolle milieumaatregelen. Dit is een positieve ontwikkeling maar wanneer het plan wordt getoetst aan de toetsingscriteria die door de waterschappen zijn opgesteld, dan zijn er de volgende kritiekpunten. Ambitieniveau. Er moet een balans zijn tussen de wateropgave voor waterkwantiteit en die voor waterkwaliteit. Of te wel voor het voorzien van de landbouwsector van voldoende en schoon water, mag van de sector verwacht worden dat ze zich inspannen om de milieubelasting die ze veroorzaakt terug te dringen naar een aanvaardbaar niveau. In het plan is niet duidelijk wat het ambitieniveau van LTO is ten aanzien van de waterkwaliteitsopgave en welke doelstellingen daarbij worden nagestreefd. De waterschappen zijn van mening dat de KRW-doelen het uitgangspunt moeten vormen. Als verder wordt ingezoomd op de wijze waarop de waterkwaliteitsopgave moet worden ingevuld, blijft het plan vaag. De indruk is dat LTO dit wil bereiken door af te tappen van projecten waarin innovatie en precisielandbouw een belangrijke rol spelen en deze maatregelen via een motiverend en stimulerend kader uit te rollen over het land waarbij ook waterdiensten worden ingezet om agrariërs te betalen voor het nemen van bovenwettelijke maatregelen. Zoals al in de toetsingscriteria die bij de stukken van het BOOT-overleg zaten is aangegeven, vinden de waterschappen het uitvoeren van nieuwe (onderzoek)projecten, pilots en voorlichtingscampagnes te vrijblijvend. Er is actie nodig voor het implementeren van praktijkrijpe maatregelen in de praktijk. Bijvoorbeeld: de implementatie van maatregelen uit het Unie-LTO-project, de best practices uit projecten als Telen met Toekomst, Schone bronnen, de communicatiecampagne Duurzaam telen begint bij jou en de vele pilots die de waterschappen samen met de agrarische sector hebben uitgevoerd. LTO legt in het DAW de bal voor het oplossen van de wateropgave en vooral die op gebied van waterkwaliteit niet bij hen zelf maar bij andere partijen die daarnaast de agrariër daarvoor moeten gaan betalen (inzet GLP-gelden (met name pijler 2 waarvoor cofinanciering vereist is) en waterdiensten). Zo verwijst LTO voor gewasbeschermingsmiddelen naar het Nationaal Actieplan gewasbescherming dat Nederland verplicht is op te stellen in het kader van het Europese gewasbeschermingsmiddelenbeleid. En voor nutriënten wordt naar het Vijfde Mestactieplan verwezen, een verplichting uit de Europese Nitraatrichtlijn. De waterschappen vinden het onduidelijk welke acties LTO zelf gaat ondernemen om de waterkwaliteitsproblemen aan te pakken. Deze te nemen maatregelen en acties dienen concreet en dus SMART te worden geformuleerd en moeten een substantiële bijdrage leveren aan het bereiken van de KRW-doelen in het landelijk gebied.
Pagina 2 van 2
LTO denkt aan een invoeren van een nieuw instrumentarium want de ruimte voor aanvullende generieke regelgeving is beperkt maar er is wel behoefte aan instrumenten waarmee bedrijfsgericht maatwerk kan worden geleverd. LTO stelt voor om de generieke inspanningen / regels in te ruilen tegen een lagere basisinspanning met daarboven op een inwisselbare inspanning. En daar bovenop komen nog eens de groenblauwe diensten. Basis voor de inwisselbare inspanning vormen de gebiedsdoelen die voor de omgeving van het bedrijf zijn geformuleerd. De waterschappen vinden het een prima idee om de gebiedsdoelen uit het gebiedplan als uitgangspunt te nemen maar dit geldt niet voor het verlagen van de generieke inspanningen naar een lagere basisinspanning. De waterschappen vinden dat er bovenop de generieke inspanningen nog een verdere aanscherping van het beleid nodig is en dat deze aanscherping inwisselbaar is tegen een gelijkwaardige alternatieve inspanning. Voor bovenwettelijke maatregelen zijn groenblauwe diensten mogelijk. Wat betreft de organisatie heeft LTO een kernteam water en een deltateam ingesteld. In beide ontbreekt de inbreng van milieuspecialisten. Deze inbreng is nodig om de waterkwaliteitsopgave tot invulling te brengen. Conclusie op basis van bovenstaande waarnemingen is dat het positief is dat LTO het DAW heeft uitgebreid met de waterkwaliteitsopgave maar dat onduidelijk blijft wat LTO zelf aan acties gaat uitvoeren om de KRW-doelen in het landelijk gebied te bereiken. Dit moet concreter worden, willen de waterschappen hun goedkeuring geven aan het DAW en dit plan samen tot uitvoer brengen. Tot slot. Een Deltaplan Agrarisch Waterbeheer dat aan de toetsingscriteria voldoet, kan het imago van de landbouwsector in binnen- en buitenland versterken. Door als agrarische sector en waterschappen samen te werken aan het oplossen van de waterproblemen op gebied van waterkwantiteit en waterkwaliteit, kunnen de Topsector Landbouw en Topsector Water elkaar versterken en krijgen ze nog hogere waarde.
01.12.2011 EL 61824
Bijlage
2
Bijlage Reactie Unie van Waterschappen op voorstel LTO voor plan van aanpak erfafspoeling kuilvoeropslag Een plan van aanpak om de erfafspoeling van melkveehouderijbedrijven tegen te gaan is nodig vanwege: Het lozingsverbod om oppervlaktewater. Het verbod om uitlekvloeistof van afvalhopen, compost, kuilvoer, opgeslagen producten en dergelijke en perssappen van kuilvoer en hemelwater dat in contact is geweest met materialen, apparaten, voedingsstoffen, afvalstoffen en grondstoffen te lozen in oppervlaktewater. Dit lozingsverbod voor oppervlaktewater staat in het Lozingenbesluit open teelt en veehouderij en volgend jaar in het Activiteitenbesluit. Het onderzoek dat de Werkgroep erfafspoeling heeft uitgevoerd. Dit onderzoek heeft aangetoond dat zelfs op bedrijven die er visueel schoon uitzien, er nog een aanzienlijke belasting van het oppervlaktewater plaatsvindt. Dit komt door de lozing van perssappen en percolaat uit de voeropslag, het toepassen van minder effectieve voorzieningen en het niet voldoende naleven van ‘goede landbouwpraktijk’ op het erf (bv. afvoerputten worden niet regelmatig geleegd, kleppen worden niet omgezet, tijdelijk opslaan kuilvoer buiten de opslagvoorziening e.d.). De milieubelasting die erfspoeling veroorzaakt. Deze belasting voor het oppervlaktewater is aanzienlijk. In Nederland zijn 20.000 veehouderijbedrijven. Bij een gemiddelde vervuilingswaarde van 85 vervuilingseenheden (VE) per bedrijf dat er op het oog schoon en netjes uitziet, lozen deze bedrijven in totaal 1,7 miljoen VE. De watersysteemheffing voor de lozing van één VE bedraagt gemiddeld in Nederland zo’n 50 euro per jaar. Reactie van de Unie van Waterschappen op het voorstel van LTO: 1. Het is positief dat LTO onderkent dat er door erfafspoeling sprake kan zijn van een ernstige verontreiniging van het oppervlaktewater. 2. De erkenning van de ernst van de situatie vertaalt zich nog onvoldoende in het daadwerkelijk uitdragen en nemen van maatregelen om aan de verontreiniging een einde te maken. Er is de afgelopen jaren heel veel onderzoek gedaan naar de mate van verontreiniging en de mogelijke oplossingen. Er is voldoende materiaal voor handen om nu succesvol de stap naar de daadwerkelijke uitvoering van de maatregelen te nemen. 3. Het is en blijft verboden om verontreinigd water vanaf het erf in het oppervlaktewater te lozen. Dit lozingsverbod wordt ongewijzigd overgenomen in het Activiteitenbesluit. 4. Op basis daarvan treedt het waterschap nu al handhavend op tegen lozingen in oppervlaktewater en zal dat met de kennis die de afgelopen vijf jaar is opgedaan, ook de komende jaren blijven doen. Dit ongeacht de in het Activiteitenbesluit op te nemen overgangsperiode voor het in bepaalde gevallen moeten aanleggen van een opvangvoorziening. Het lozingsverbod op oppervlaktewater blijft immers ongewijzigd in stand. 5. De overgangsperiode (gedacht wordt aan een periode tot 2027) is te lang en heeft als groot risico dat veel melkveehouders de noodzakelijke investeringen tot aan het einde van die periode zullen uitstellen. De waterschappen vinden dit gelet op de omvang van de problematiek niet acceptabel. 6. Het is logisch dat nieuwe bedrijven en bedrijven die (fors) gaan uitbreiden nu ook direct maatregelen nemen die door het Activiteitenbesluit worden voorgeschreven. Maar ook de andere bedrijven, die geen investeringsplannen hebben, dienen maatregelen te treffen om erfafspoeling tegen te gaan.
Pagina 2 van 3
7. Het plan van aanpak richt zich hoofdzakelijk op de aanpak van perssappen uit het kuilvoer. Uit het onderzoek van de Werkgroep erfafspoeling blijkt dat het grote probleem met name zit in het percolaat (hemelwater dat uit een in gebruik zijnde voederopslag komt). Een plan zonder de aanpak van het percolaatprobleem volstaat niet. 8. Het uitvoeren van nieuwe inventarisatie, onderzoeksprojecten, pilots en dergelijke wordt door de waterschappen als te vrijblijvend ervaren. Ook gaat het niet alleen om het stimuleren van maatregelen. Er is actie nodig voor het implementeren van maatregelen in de praktijk en er is voldoende materiaal en kennis opgedaan om dit mogelijk te maken. 9. De noodzaak om door nog meer (gerichte) communicatie bekendheid te geven aan het probleem en draagvlak te creëren voor het nemen van maatregelen wordt onderkend. De waterschappen vinden dat de activiteiten nu al kunnen worden opgestart. Wachten tot de definitieve teksten van het Activiteitenbesluit bekend zijn, is te laat. Het probleem is immers duidelijk en kan nu al door LTO worden uitgedragen naar de achterban. De waterschappen zijn bereid om hierbij ondersteuning te verlenen. 10. Uit de bijeenkomsten die de waterschappen de afgelopen periode over dit onderwerp hebben gehouden is namelijk gebleken dat de oplossing niet perse duur hoeft te zijn maar wel om een houdingsverandering van de veehouder vraagt. En zoals in de door de ZLTO opgestelde notitie is opgemerkt, kan die houdingsverandering ook tot creativiteit en nieuwe oplossingen leiden met een gelijkwaardig resultaat. 11. De Werkgroep erfafspoeling heeft veel onderzoek gedaan aan het functioneren van zuiveringstechnieken. Uit deze onderzoek is echter gebleken dat deze nageschakelde voorzieningen onvoldoende robuust, stabiel en betrouwbaar werken en dat er op dit moment geen enkel systeem is dat onder alle omstandigheden goed werkt. Dit geldt ook voor bezinksloten / cascadesloten uit het project Salland Waterproef dat door LTO Salland en Waterschap Groot Salland wordt uitgevoerd en waarvan in het plan van LTO veel van wordt verwacht. Dit type sloten is door meerdere waterschappen uitgetest met onvoldoende resultaat. Ook moet er rekening mee worden gehouden dat het met het in werking treding van het Activiteitenbesluit niet meer is toegestaan om afvalwater met milieubelastende stoffen in de bodem te lozen met uitzondering van die situatie waarin dat in het besluit specifiek is toegestaan. En dit geldt ook voor het lozen van erfafspoelwater in een bezinksloot. Dit wordt door het Ministerie van I&M beschouwd als een bodemlozing. 12. Voorgestelde aanpak veenweidegebied. LTO stelt dat in het ergste geval 800 m3 hemelwater moet opvangen en dat er moet worden geheid de totale investering niet meer in verhouding staat tot de milieubelasting. Allereerst begrijpen de waterschappen dat maatregelen om erfafspoeling tegen te gaan meer consequenties heeft voor een bedrijf in het veenweidegebied dan voor bedrijven in andere gebieden. De waterschappen vinden de grootte van de opslag te hoog ingeschat zeker als de veehouder het opgevangen water tussentijds uitrijdt of versproeit over zijn percelen hetgeen met het Activiteitenbesluit wordt toegestaan. Een opslag van 80 tot 150 m3 is in dat geval realistischer. Ook kan de veehouder ervoor kiezen om in plaats van 1 keer in de 2 à 3 jaar de kuilplaat weer op te hogen alle graskuil in folie gewikkelde balen op te slaan waardoor geen opslagvoorziening nodig is. Ten slotte nog een reactie ten aanzien van de verdere uitwerking van het plan van aanpak door LTO. De waterschappen verwachten dat het plan van aanpak in ieder geval de volgende aspecten worden behandeld: Uitgebreide voorlichtingscampagne van LTO naar de achterban, vergelijkbaar met bv. de Waterweken en Kennisdag Water die LTO Glaskracht organiseert voor glastuinders en waarbij LTO Glaskracht uitdraagt dat ze met de overheid een afspraak hebben gemaakt om te komen tot een nagenoege nullozing in 2027 en wat ze als sector daarvoor gaan doen om deze doelstelling te realiseren. Onderdeel van de campagne zou kunnen zijn dat LTO ervoor zorgt dat de Koeien en Kansen bedrijven voldoen aan het lozingsverbod uit het Activiteitenbesluit en daarover communiceren.
01.12.2011 EL 61825
Pagina 3 van 3
Nieuwe, uitbreidende en te renoveren bedrijven: meteen voldoen aan lozingsverbod door opvangvoorziening aan te leggen. Dit kan relatief eenvoudig en zonder al te veel kosten. Plan van aanpak voor bestaande bedrijven: welke maatregelen gaan deze bedrijven wanneer treffen. Een oplossing zou kunnen bestaan om het opgevangen water in te zetten om de verdroging van de percelen tegen te gaan. Plan van aanpak voor probleemgebieden (zie veenweidegebied). In deze gebieden moet wellicht een alternatieve aanpak worden gevolgd, maar dan moet er wel een plan van aanpak met einddoelstelling aan ten grondslag liggen.
01.12.2011 EL 61825