Z
De RAAD del' gemeente
O
E
T...E
E
~JI...~.. .E B...;
Gelet op artikel 129 der gemeentewet:
BESLUIT: meenten: De
gemeente ..VoQ.r.O:u.rg.J
treft
Zo.et..erme.er $.tI..Qmp.~!.;i".j.~,.
Veur
met
de ge~
en Nootdorp
een regeling luidende als volgt: ARTIKEL 1
.Ve.ur..e.n...N.Q.Qt~.
.Zo.e.t..erme.er., .V.Q.Qrb.urg,...S.t.ompw1jk.,
De gemeenten do,r.p Vormen
Voor
de
onderlinge
"Brandweerkring De meenten
gemeente zijn
000..0.V.9.90rl>.~r.g
de
A
0£
manschappen
overige
het
A
zijn
motorspuit
naar
Zuid-Ho1landschen Alle
in
die met
oordeel
gemeenten
brand
een
kring,
welke
den
naam
is
de
centrale
gemeente,
de
overige
ge-
B.
gemeenten,
welke met
Gedeputeerde gehoord,
zijn
van
o.o
autotractie van
Brandweerbond
of
geval
ooooooo..o..ooooo00 oooooooo..oo.o.ooooooo.o...oooo.o' , draagt.
o
kringgemeenten
Kringgemeenten mobielspuit
hulpverleening
.0000000..V:.Qoo;rb.urgo..ooo.o..o
kringgemeenten
door daarbij Staten
in
staat
moeten
het
bezit
van
behoorende van
ten
Zuid-Ho1land, worden
minste
een
geoe£ende
geacht,
den hulp
auto-
bedieningsProvincialen te
verleenen.
B.
ART.2 De centrale gemeente en de kringgemeenten A zijn gehouden aan elkander en aan de kringgemeenten Bin geval van brand op eerste aanvraag hulp te verleenen naar de onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland door den Provinclalen Zuid-Hollandschen Brandweerbond en de afdeeling Zuid-Holland van de Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten, met inachtneming van het overigens in deze regeling bepaalde, te stellen algemeene regelen voor de practische brandbeveiliging in de provincie Zuid-Holland. In de in het eerste lid bedoelde Algemeene Regelen zullen worden opgenomen: a. bepalingen voor de inrichting van den in art. 6 bedoelden waarschuwingsdienst; b. bepalingen ter bevordering van de uriiformiteit brandweren; c. bepalingen ter Bevordering van de uniformiteit
in de inrichting in de titulatuur,
van gemeentelijke materieel-bediening
en bevelvoering; d. bepalingen betreffende de door den Provincialen Zuid-Hollandschen Brandweerbond uit te oefenen controle op de paraatheid van de gemeenten en hare brandweren voor de onderlinge hulpverleening; e. bepalingen welke in het algemeen een automatische hulpverleening kunnen bevorderen. ART.3 De te hulp geroepen gemeente is niet gehouden de in art. 2 bedoelde hulp te verleenen: a. in geval van overmacht; b. indien de brandweer van die gemeente voor de bestrijding van een brand in eigen gemeente in gebruik is;
No
So
1.4174
2
c. indien brandgevaar in die gemeente dreigt; of d. indien reeds in een andere gemeente dan de hulpvragende hulp wordt verleend. De in art. 2 bedoelde hulpverleening kan onmiddellijk worden afgebroken en het blushingswerk onmiddellijk en onder alle omstandigheden gestaakt, indien de hulp verleenende 'andweer wordt gealarmeerd voor een op eigen gebied uitgebroken brand, ART.4 De in art. 2 bedoelde hulp wordt gevraagd, door en van den Burgemeester of diens plaats,rvanger, of door en van door hem daartoe gemachtigde personen. De in het eerste lid bedoelde machtiging wordt aan de samenwerkende gemeenten binnen ~r en twintig uur schriftelijk medegedeeld. Behoudens het bepaalde in het 2e lid van art. 3 wordt de in art. 2 bedoelde hulpverleening eindigd op last van den Burgemeester van de hulpverkrijgende gemeente of van den bij den and met de hoofdbevelvoering belast zijnden persooIt. ART.5 / De ~ewacht tnd ~~C1iXIJ: is
in
het door ontstaan
eerste de
lid
van
het
brandweer
1_n_de__R9~J,.~_y~~p op het
vorige van
grondgebied
artikel de
bedoelde
gemeente van
aanvraag
___N_oo_tdo_r;p de
gemeente
behoeft :
niet
te
worden indien
Zoe_terme_~_r
Het bepaalde in het 3e lid van art. 9 is in dit geval van toepassing, ART.6 De in art. 4 bedoelde aanvraag geschiedt per telefoon, waartoe de samenwerkende neenten gehouden zijn ten minste een telefoonaansluiting te hebben en te onderhouden, ~e bij dag en bij nacht kan worden opgeroepen. Het nummer van die aansluiting of aansluitingen wordt aan de samenwerkende geenten schriftelijk bekend gemaakt; van verandering wordt binnen vier en twintig uur riftelijk kennis gegeven. ART.7 De centrale gemeente en de kringgemeenten A zijn gehouden in de brandweerverordegen en in met vrijwillige brandweercorp8en ge81oten of te 81uiten overeenkom8ten bepa:en op te nemen, waardoor het brandweerper8oneel verplicht wordt diensten te verrichten buiten de gemeente of op andere wijze maatregelen te nemen, dat ingeval hulpverleening .dt gevorderd het brandweerper8oneel verplicht is zijn dien8ten te verleenen buiten de leente. ART.8
.De hulpverkrijgende gemeente is niet aansprakelijk voor eenig ongeval hetwelk personeel de brandweer van een hulpverleenende gemeente mocht overkomen bij de tijdens de )verleening verricht wordende werkzaamheden. ART.9 Na de in art. 4 bedoelde aanvraag begeeft de brandweer van een hulpverleenende getlte zich onverwijld naar het terrein van den brand en stelt zich daar ter beschikking van bevelvoerder, ter uitvoering van diens bevelen. Het personeel van die brandweer blijft onder eigen rechtstreeksche bevelvoering. Het door anderen geen bevelen worden gegeven.
lndien de brandweer van een hulpverleenende gemeente op het terrein van den brand is aangekomen, voordat de plaatselijke brandweer aanwezig is, neemt zij onmiddellijk het blusschingswerk ter hand. De leiding van het blusschingswerk berust alsdan bij den bevelvoerder van de eerstaanwezende brandweer totdat de bevelvoerder van de plaatselijke brandweer ter plaatse is aangekomen. 10 Als
vergoeding
voor
de
genoten
hulp
zijn
verschuldigd,
a. de kosten van vernieuwing van eventueel te loor gegaan brandweermaterieel en/of van herstelling van bij den brand veroorzaakte beschadigingen van dat materieel; b. de kosten van het reinigen en drogen van bet gebruikte materieel; c. de kosten van ververscbingen voor de brandweerlieden, wanneer die langer dan twee uren hun dienst bebben verricbt: benevens voor ieder uur , ,vaarin hulp is verleend: I. door de centrale gemeent6 en de lcringgemeenten A: d. voor een au~omobielspuit, motorspuit met autotractie, met een waterverplaatsing tot 1500 1 per minuut bij 70 m druk, of ladderwagen, het gebruik van 300 m slang inbegrepen f 10,-; e. voor een automobielspuit, drijvende brandspuit of stoombrandspuit, met een waterverplaatsing van 1500 1 of meer per minuut, bij 70 m druk, het gebruik van 300 m slang inbegrepen f 20,-; f. voor het gebruik van meer dan 300 m slang voor elke m meer f 0,05; g. voor iederen dienstdoenden brandweerman, het kader daaronder begrepen, tot een maximum van 8 man per spuit f I, ; II.
door de kringgemeenten
B:
h. voor een automobieIspuit, 1500 1 per minuut, bij
motorspuit met autotractie, met een waterverplaatsing tot 70 m druk, of ladderwagen, het gebruik van 300 m
slang inbegrepen
f
20,-;
k. voor een automobieIspuit, drijvende brandspuit of stoombrandspuit, met een waterverplaatsing van 1500 1 of meer per minuut, bij 70 m druk, het gebruik van 300 m slang inbegrepe~ l. voor het gebruik
f van meer dan 300 m slang voor elken m meer
m. voor iederen dienstdoenden
brandweerman,
het kader
maximumvan8manperspuit
daaronder
40,-;
" begrepen,
tot f
0,10; een 1,-.
alsmede, nadat hulp is verleend voor ieder uur , waarin materieel met per8oneel of per8oneel ter plaat8e van den brand wordt gehouden, zonder dat dien8ten worden verlangd; n. een vergoeding a18.bedoeld onder m van dit ' artikel.
11
Indien hulp is gevorderd en het materieel met daarbij behoorend personeel is verschenen, zonder dat hulp behoeft te worden ver]eend, is verschuldigd als vergoeding: voor het materieel: door de centrale gemcente en de kringgemeenten A: a. voor een automobielspuit, motorspuit met autotractie, met een waterverplaatsing tot 1500 1 per minuut bij 70 m druk, of ladderwagen, het gebruik van 300 m slang inbegrepen f 7,50;
4-
b. voor een automobieIspuit, drijvende bran~puit of stoombrandspuit, met een waterverplaatsing van 1500 1 of meer per minuut, bij 70 m druk, het gebruik van 300 m slanginbegrepen door de kringgemeenten B:
fI5,-.
,
c. voor een automobieIspuit, motorspuit met autotractie, met een waterverplaatsing tot 1500 1 per minuut, bij 70 m druk, of ladderwagen, het gebruik van 300 m slanginbegrepen fI5,-. , d. voor een automobielspuit, drijvende brandspuit of stoombrandspuit, met een waterverplaatsing van 1500 1 of meer per minuut, bij 70 m druk, het gebruik van 300 m slanginbegrepen voor het personeel:
f30,--;
voor iederen aanwezigen brandweerman, het kader d.aaronder begrepen, tot een maximum van 8 man per spuit, per uur f 1,-. ART .""12
Het tijdvak, waaraver de vergaedingen als bedoeld in de artt. 10 en 11 zijn verschuldigd, Lngt aan ap het tijdstip waarap de spuit haar standplaats verlaat en eindigt ap dat waarap daar terugkeert. Vaar de vaststelling van het aantal uren, waaraver de vergaedingen bedoeld in het eerste l moeten warden berekend, wardt het in het eerste lid bedoelde tijdstip van aanvang af lde , zaa naadig geacht samen te vallen: a. met den aanvang van het valgens de tijdrekening laapende uur, indien het aantal inuten ap genoemd tijdstip in dat uur verstreken, 30 af minder bedraagt; b. met het einde van het valgens de tijdrekening laapende uur, indien dat aantal minuten ~er dan 30 bedraagt. Tot staving van de ander a van art. 10 bedoelde vardering zal de hulp verleend hebbende meente averleggen een daor den bevelvoerder van de brandweer van de hulp verkregen bbende gemeente mede geteekende verklaring van wat is te laar gegaan af beschadigd. ART.
13
In bijzondere omstandigheden kan door een der in art. I genoemde gemeenten op aanLag hulp worden verleend aan aangrenzende gemeenten niet behoorende tot den branderkring Op deze hulpverleening is van toepassing het bepaalde in de artt. 3, 28 lid; 4, le en 3e lid; 9; 10; 11 en 12 van deze regeling. ART.
14
.Indien bijzondere omstandigheden .zulks noodzakelijk maken kan door een der in ikel 1 genoemde gemeenten huJp ~rden gevraagd aan buiten de provincie Zuid-Holland ~gen gemeenten. ART.
15
ndien de Raad van een der in den aanhef van deze regeling genoemde gemeenten wijziging >pheffing van deze regeling verlangt, zullen Burgemeester en Wethouders van die gemeente tot wijziging of opheffing strekkende raadsbesluit, vergezeld van de noodige toelichting, den aan Burgemeester en Wethouders der centrale gemeente, die zoo spoedig mogelijk h uiterlijk binnen 6 dagen na de ontvangst van het raadsbesluit en. de daarbij gevoegde ichting een afschrift van die stukken doen toekomen aan de Colleges van Burgemeester Wethouders der overige aangesloten gemeenten.
~
5
Deze Colleges deelen binnen 60 dagen na ontvangst van de in het eerste lid bedoelde afschriften 's Raads beslissing over de wijziging of opheffing mede aan Burgemeester en Wethouders van de centrale gemeente, van welke gemeente de Raad binnen 60 dagen na afloop van den in het eerste lid van dit artikel genoemdentermijn eveneenseen beslissing neemt. Zoodra de Raden der aangesloten gemeenten alle tot wijziging of opheffing hebben besloten, wordt de daarop vereischte goedkeuring gevraagd door Burgemeester en Wethouders I van de centrale gemeente, die daarvan mededeeling doen aan de Colleges van Burgemeester en Wethouders van de kringgemeenten. Indien een of meer der Raden van de aangesloten gemeenten niet tot opheffing of wijziging hebben besloten, doen Burgemeester en Wethouders van de centrale gemeente daarvan onverwijld mededeeling aan de Colleges van Burgemeester en Wethouders van de kringgemeenten. ~ ART. 16 Deze regeling treedt in werking op den derden dag na hare bekendmaking in de Nederland8che Staatscourant. "' Met ingang van dien dag warden opgeheven alle thans op dit punt geldende en tusschen de in artikell
genoemdegemeenten gesloten gemeenschappelijke regelingen en/of contracten.
Vastgesteld
in
de
vergadering
van
.10 S..eptemQ..er fi
19 35. e Burgemeester d~
:-==~---:-
,