-
--
x.
- - - - -- -
----
-
-----
AVONTUUR EN DE WEG VAN DE MINSTE WEERSTAND
Soms lijkt in het emigratiebesluit een factor mee te spelen, gekenmerkt door een zekere vaagheid. Hij wekt de indruk eerder te wortelen in besluiteloosheid dan in vastbeslotenheid en komt ongeveer neer op: 'Ik weet niet goed, wat ik wil, daarom ga ik maar emigreren'. In de categorie 'avontuur' worden hier en daar nog wel positieve trekken aangetroffen, al deed 'zucht naar avontuur' vaak dienst als benaming voor een onbestemde drang naar iets anders, iets nieuws \ omdat het leven hier door een, al of niet bewust, gevoel van onbehagen geen bevrediging schonk. Ongehuwde jongelieden, die nog niet wisten, wat zij wilden, zochten in emigratie dikwijls het antwoord op een wat romantisch gevoel van verwachting. Een belangrijk element hierbij was, dat het meisje als bindende kracht bij hen ontbrak. In de categorie 'de weg van de minste weerstand' werden ondergebracht alle gevallen, waarin emigratie als een soort wondermiddel dienst deed ter ontvluchting van een om de een of andere reden onbevredigende levenssituatie, die de gehele persoonlijkheid der betrokkenen, dus ook hun instelling tot de omgeving en hun leven in het algemeen in negatieve zin beinvloedde. Ook hier kwamen weer ontwikkelings- en situatieproblemen en mengvormen daarvan voor. Soms leek de negativistische instelling van de emigrant de enige of de belangrijkste sleutel tot de situatieproblemen. waarin hij zich bevond. Daarnaast werden gevallen opgemerkt, waarin kennelijk van een objectief onbevredigende situatie een negativistische in~ vloed op de persoonlijkheid uitging. Dat emigratie een poging kan zijn aan een onbevredigende situatie te ontkomen, werd reeds bij verschillende andere factoren opgemerkt (moeilijk1. Het viel moeilijk uit te maken, welke betekenis de emigranten zelf precies toekenden aan het begrip 'avontuur'. Het Latijnse 'adventura' beduidt: vreemd lotgeval, zeldzame gebeurtenis; 'avontuurlijk' kan betekenen: geneigd tot vreemde en zonderlinge plannen; 'avonturier': gelukzoeker. 'Op avontuur uitvaren' betekende: zonder bestemming; dit laatste element speelde vermoedelijk bij de meeste personen, die verklaarden dat aan hun emigratie een zekere dosis avontuur niet vreemd was, een rol. Zij waren onzeker wat de toekomst hun zou brengen, maar deze onzekerheid oefende juist aantrekkingskracht op hen uit.
125
-
-
-
----
-
----
-~---
Avontuur en de weg van de minste weerstand
-
--
----
- -
-
-
-
heden in beroep en bedrijf, financiële perikelen, huisvestingsproblemen). Deze factoren kunnen echter zeer goed worden begeleid door een positieve houding, een bewuste doelstelling om door middel van emigratie een wenselijk geachte lotsverbetering te bereiken. Iemand kan positief in het leven staan, weten wat hij wil en een integrale greep op zijn levensomstandigheden hebben, doch niettemin de storende werking van bepaalde omstandigheden ondergaan, zonder dat hij kans ziet (op korte termijn) daaraan iets te doen: zijn werk bevalt niet, hij verdient niet genoeg, hij kan geen huis krijgen enz. Hij zoekt dan allerminst de weg van de minste weerstand, als hij tot emigratie besluit. Mentaal ingesteld op lange en harde arbeid, onder moeilijke omstandigheden, is zijn streven erop gericht, verder te komen dan hetgeen hij hier te lande in bepaalde opzichten meende te kunnen bereiken. Zij, die wel de weg van de minste weerstand volgen, zijn de min of meer slappe figuren, de betrekkelijk energielozen, die nooit een serieuze poging deden er hier iets van te maken en die verwachten, dat hun bij emigratie de gebraden duiven in de mond zullen vliegen. Zij gaan maar weg, omdat zij er niet in geslaagd zijn zich op normale wijze aan een normale omgeving aan te passen. Onder hen worden ook de (betrekkelijk zeldzame) doorgewinterde, wezenlijke kankeraars gevonden, voor wie niets ter wereld deugt. In rudimentaire vorm speelt de hang naar avontuur of naar de weg van de minste weerstand in de (complexe) motiefvorming van vele emigranten mede. Het is daarom moeilijk hierop een rubricering in categorieën te baseren. Bij de meesten dezer emigranten hebben deze factoren slechts de geringe betekenis van een nevenaspect. Zeer globaal genomen werden sporen van bedoelde symptomen aangetroffen bij ongeveer 30% der onderzochte personen. In sterkere mate bij alleenstaanden (500/0), in mindere mate onder verloofden en jongere gezinnen (25%) en het minst bij de oudere gezinnen (20%). De symptomen leken, zoals reeds opgemerkt, in het motief meestal van zeer bijkomstige aard. Slechts bij de alleenstaanden was het aantal gevallen, waarin de indruk verkregen werd, dat deze factoren een doorslaggevende invloed op het besluit hadden, van betekenis. In deze groep kon een frequentie van één op zes worden vastgesteld. Allee"nst~anden
li6
Achtereenvolgens worden de factoren 'avontuur' en 'de weg van de minste .w eerstand' besproken. Als specifieke categorieën van laatstgenoemde groep worden afzonderlijk behandeld degenen, die door emigratie de militaire dienst trachtten te ontlopen en de minder goed geïntegreerde oudere vrijgezellen. Avontuur. Opvallend was in deze groep de samenhang met buitenlands verblijf. Dikwijls kon zucht naar avontuur gesignaleerd worden in geval-
· --
~
--
--
~
--.
--
len, waarin de emigrant militair (zowel O.V.W. als dienstplichtig) in Indonesië geweest was, op zee gevaren of op andere wijze in het buitenland gewerkt had. Van een zestal jongens, die al vroeg' de wereld in' wilden, bleken de vaders zeelieden te zijn. Voorts waren er enkelen, wie 'het trekken in 't bloed' zat, die 'gezworven' hadden (bijvoorbeeld een fietstocht door Spanje). Verder natuurliefhebbers en hartstochtelijke padvinders. Maar ook kon een samentreffen aangetoond worden van 'avontuur' met onwil om op school te leren, indifferentie, fantasterigheid, opschepperij, isolement, uitgemaakte verloving, gescharrel met allerlei vriendinnen, schulden maken. Bij anderen traden dikwijls correlaties met de relatiefactor op. Bij verscheidene jongens komt het emigratiebesluit op een heel gemakkelijke manier tot stand, enigszins vormloos en ondoordacht: de één heeft een geëmigreerde broer of, wat vaker voorkomt, vriend en wil zelf graag wat van de wereld zien, de ander lokt 'het avontuurlijke van de emigratie', omdat hij geen meisje en geen vaste werkkring heeft en bovendien gaarne het ouderlijk huis ontvluchten wil. Vrijwel geen van deze jongens probeert zich eigenlijk te realiseren, wat hem te wachten staat:
Een drang naar iets anders
Jongen van 21 jaar, die als vrijwilliger naar Korea ging en het daar best naar zijn zin had. Als hij wist, dat er in Nederland gauw een oorlog zou komen, dan bleef hij hier. Hij zou best nog weer eens een oorlog willen meemaken. Tot zijn emigratie was hij vrijwillig in militaire dienst. Deze jongen ging het klaarblijkelijk alleen om het plezier van het avontuur. 2B-jarige jongeman, die zijn gymnasiumopleiding niet afmaakte. Hij zwierf veel door Nederland als hij van school spijbelde. Avontuurlijk ingesteld. Kwam zonder een cent op zak naar de grote stad om daar een baantje te zoeken. Moest nog vele schulden afbetalen, alvorens te kunnen emigreren. 23-jarige jongeman, die al sinds vijf jaar wilde emigreren, hoewel hij vast werk in gemeentedienst had. Zijn meisje weigerde mee te gaan en daarom verbrak hij de verloving. Zijn moeder verzette zich fel tegen het plan, maar de jongen (enige zoon met twee zusters) liet zich door niemand tegenhouden: 'Het trekken zit mij min of meer in 't bloed' (liefhebber van trekken en kamperen). Enkele vrienden waren reeds geëmigreerd. De jongen ambieerde als emigrant niet, een eigen bedrijf te vestigen. 20-jarige jongeman. Sinds zijn broer geëmigreerd was, liep hij ook met plannen rond. Hij wenste 'eens wat van de wereld te zien'. 25-jarige jongeman, die al zes jaár plannen tot emigratie had. Hij woonde thuis bij zijn ouders op een dorp. Een wat avontuurlijke jongen, die graag op zijn eentje de natuûr introk. Hij begaf zich naar twee geëmigreerde buurvrienden. ..
Wat - bij monde van de betrokken emigrant zelf - doorgaat voor een 'zucht naar avontuur' komt dikwijls neer op een in het emigratiebesluit doorwerkende drang naar iets anders, wortelend in aanleg of in een minder gelukkige wisselwerking tussen persoonlijkheid en milieu (vooral in gezinsverband, ook. al is er niet aanwijsbaar sprake van 'familiemoeilijkheden')
ii7
en in laatste instantie gestimuleerd door de concrete situatie van betrokkenen ten tijde van het nemen van het emigratiebesluit.
Avontuur en de weg van de minste weerstand
De weg van de minste weerstand. Verwant, maar op in het oog lopende wijze meer gecorreleerd met familiemoeilijkheden, is de problematiek van 'de weg van de minste weerstand'. Een hele reeks, vaak in elkaar overvloeiende, negatieve symptomen werden aangetroffen: onaangepastheid, slapheid, ontevredenheid, bravour, verkwistendheid, inactiviteit, gebrek aan levensernst, enz. Typerend was, dat een dezer jongelieden als hoofdmotief opgaf: 'Ik weet niets beters, dus ga ik maar weg'. Het komt bij deze emigranten niet op, hun situatie positief te benaderen en te trachten met zichzelf en hun problemen tot klaarheid te komen, alvorens tot een zo ingrijpende stap als emigratie over te gaan. Zouden zij vervolgens alsnog tot emigratie besluiten - hetgeen veelal waarschijnlijk niet meer het geval zou zijn - dan behoorden zij ex definitione niet langer tot de onderhavige categorie, waarvan het kenmerk juist is, dat zelfs de inspanning, die het kost om met zichzelf in het reine te komen, teveel is. Zij komen dus door een !1egatieve instelling tot hun besluit. Twee opmerkingen dienen hierbij echter te worden gemaakt: een omschakeling in positieve richting lijkt, van hun situatie hier te lande uit, dikwijls voor de betrokkenen subjectief een onmogelijkheid; het lijkt niet uitgesloten, dat door de schok van het emigratiegebeuren, de ervaring van het nieuwe en de noodzaak van aanpakken velen van deze emigranten toch een positief effect bereiken, zodat het raadzaam toeschijnt, er voorzichtig mee te zijn bij deze categorie al te spoedig en generaliserend van 'onverantwoorde emigratie' te spreken. Ook wat dit betreft, zal het onderzoek overzee moeten aantonen, in welke richting deze jongelieden zich ontwikkelen. 24-jarige jongeman, uit een gezin met twaalf kinderen, woonde nog thuis. Een onverschillige, negatieve figuur, die zich niets meer aan zijn geloof gelegen liet liggen, in tegenstelling met de overige leden van het gezin. Hij verdiende behoorlijk en had geen enkele concrete reden om te emigreren; ook geen relaties. De famili e verzette zich heftig tegen het plan.
128
23-jarige jongeman, enige zoon in gezin met drie kinderen. Een onstandvastige, onaangepaste figuur, die zijn academische studie niet afmaakte en zijn werkkring haatte. De ouders verzetten zich tegen de emigratie, reden waarom hij bij een vriend in huis ging wonen. Hij beschikte over een oppervlakkige relatie in het bestemmingsland. 27-jarige jongeman, uit gezin met twee kinderen. Zakte eenmaal voor een praktijkexamen en had in geheel geen plezier in zijn werk. Zijn verloving raakte uit. Hij was slordig en verkwistend en had geen vrienden. 'Van niemand ben ik afhankelijk', verklaarde hij. De ouders maakten zich veel zorgen over hem. De verhouding met zijn vader, die zich bovendien sterk tegen het emigratieplan keerde, was slecht. ZO-jarige jongen, die als enig kind bijzonder verwend werd door zijn moeder. Deze
toonde zich fel tegen de emigratie gekant, maar kon de jongen niet tegenhouden ; hij vertrok tezamen met het gezin, waarvan een goede vriend deel uitmaakte.
Ontlopen van de militaire dienst. Het bestaan van deze factor werd door het onderzoek positief aangetoond. Het betrof jongens van omstreeks 20 jaar, die het vooruitzicht, anders in dienst te moeten, in sommige gevallen zelfs als voornaamste beweegreden tot emigratie konden hebben. De gevonden frequentie - twaalf gevallen op een totaal van ca. 100 jongelieden van deze leeftijd - biedt vermoedelijk weinig houvast ten opzichte van de werkelijkheid, omdat de emigranten in kwestie neiging zullen hebben deze factor in het besluit te verzwijgen. Het onderzoek werd immers door een officiële instantie ingesteld en de vrees kon dus bestaan, dat door loslippigheid over deze beweegreden een spaak in het emigratiewiel gestoken zou worden.
,I k wil eens wat beleven'
Minder goed geïntegreerde oudere vrijgezellen. Er werd een aantal oudere vrijgezellen aangetroffen, die emigreerden bij gebreke van een normaal aangepast bestaan. Hun problematische situatie vond zijn grondslag in het feit, dat zij op hun leeftijd, 35-45 jaar, nog niet gehuwd waren. De afwezigheid daarentegen van een gezin vergemakkelijkte voor hen het nemen van het emigratiebesluit.
Voor deze laatste categorie en vele andere alleenstaanden nemen de factoren 'avontuur' en 'weg van de minste weerstand' een belangrijke plaats in bij de besluitvorming. Zij hangen ten nauwste samen met leeftijd en vrije status en hun werking kan in het algemeen toegeschreven worden aan een zekere onrust en aan de betrekkelijke leegheid van een leven, dat nog geen vorm heeft gevonden. Het bestaan van een emigratieklimaat is van betekenis voor deze alleenstaanden, omdat emigratie een voor de hand liggend antwoord kan vormen op het: 'Ik weet niet goed, wat ik wil' of het: 'Ik wil eigenlijk iets anders', 'Ik wil eens wat beleven'. Verloofden en jongere gezinnen
De zucht naar avontuur, alsmede de neiging om de weg van de minste weerstand te volgen, werden bij verloofden en pasgehuwden veelvuldiger aangetroffen dan bij de reeds wat langere tijd gevestigde gezinnen. Praevalerend was ook hier de instelling, welke reeds bij de alleenstaanden werd gesignaleerd. Avontuur. In deze categorie trad de samenhang met buitenlands verblijf op de voorgrond. Ook deed het zich vrij algemeen voor, dat de man reeds v66r zijn verloving of huwelijk wilde emigreren: 'Ik had met zeventien jaar al plannen om de wereld in te gaan', 'Ik wilde al v66r mijn huwelijk
129
Avontuur en de weg vaf1, de minste weerstand
130
weg, uit avontuur'. 'Ik had altijd al een drang naar het onbekende', 'Een onbewuste innerlijke drang'. In twee gevallen werd de indruk verkregen, dat de man een speciale tactiek toepaste om zijn van vroeger daterend emigratieplan, dat hij als gehuwde niet meer kon verantwoorden (omdat het eigenlijk louter op avontuur berustte) toch nog door te drijven. In het eerste geval klaagde de man voortdurend over zijn vrees voor teruggang van de conjunctuur en over de toenemende overbevolking, waarvan zijn twee kinderen - twee en vier jaar - het slachtoffer zouden worden. Met dit jegens haar steeds herhaalde argument bracht hij ten slotte zijn vrouw zover, dat zij in emigratie toestemde. In het tweede geval stak de man geen hand uit om de benarde huisvesting te verbeteren, totdat de vrouw, in wanhoop, aan het plan om weg te gaan toegaf. Zijn trektochten zouden de beste herinnering van deze man aan Nederland vormen. Hij probeerde reeds te emigreren, toen hij verloofd was, maar het meisje wilde niet, zodat hij toen voor de keuze stond: of trouwen, of emigreren en het meisje verliezen. Verscheidene meisjes en vrouwen willen echter zelf graag weg. Sommige van haar zijn bepaaldelijk de drijvende kracht achter de emigratie. De 'avontuurlijke instelling' van de mannen van deze vrouwen kan dan op zichzelf weer een dooddoener zijn voor een hunnerzijds in feite algeheel ontbreken van enig motief om weg te gaan. Voorts speelde in bepaalde gevallen de vrouw, zonder drijvende kracht te zijn, toch een rol in het avontuurlijke besluit van de man. De wens om te trouwen, zonder dat het daarvoor benodigde inkomen aanwezig is, kan bij de man tot sterk overdreven voorstellingen leiden over het succes, dat hij als emigrant zal hebben. Hij is in staat het meisje uit hoofde daarvan gouden bergen te beloven. Als ook zij graag wil trouwen, schenkt zij hem geloof en gaat, al of niet voor het vertrek gehuwd, enthousiast mee, of blijft wachten tot zij een seintje krijgt om na te komen. Deze gang van zaken deed zich ook wel bij jonggehuwden voor, wier dagelijkse zorgen blijkbaar tegengesteld waren aan de v66r het trouwen gekoesterde verwachtingen. Bij al deze gevallen leek het, alsof er van het begrip 'emigratie' op de betrokkenen een zekere magische werking uitging; de rationele grenzen werden door hen aanzienlijk overschreden. Een op zichzelf staand geval was dat van een 21-jarige jongen, die naar aanleiding van een advertentie een romantische correspondentieverhouding met een geëmigreerd Nederlands meisje aanging. Na enige maanden leidde dit tot een afspraak om te trouwen. Met een van verwachting kloppend hart ging de bruidegom-emigrant scheep naar het nieuwe land. Tevoren bezocht hij zestien voorlichtingsavonden; in dat opzicht behoorde hij wel tot de recordhouders.
De weg van de minste weerstand. Allereerst: de n iet nor m a a 1 a a n g e pas ten. De voornaamste samenhang was die met familiemoeilijkheden. Nog eens kwam naar voren, dat, als er iets aan de integratie in het
primaire milieu ontbreekt, in zekere zin 'het hek van de dam' is: algehele losgeslagenheid, desoriëntatie en desintegratie kunnen het gevolg zijn. Een eventuele binding aan de kerk wordt in deze gevallen meestal spoedig verbroken; later gaat het vaak ook mis op het werk. Ten slotte komt de emigrant tot de overtuiging 'dat er niets meer deugt in Nederland'. Heraanpassing door verloving of huwelijk blijft vaak achterwege. Deze negatieve instelling kan een belangrijke factor in het emigratiebesluit vormen. Er waren echter enkele gevallen, waarin de flinke vrouw emigratie aangreep als middel om de man uit zijn toestand op te heffen. De ontevredenen. Deze emigranten vormden met elkaar een soort verlengstuk van de vorige groep. Zij waren wat minder duidelijk niet-geïntegreerd, maar voelden zich toch om verschillende redenen niet zeer behaaglijk in hun omstandigheden. Dit vond soms ook zijn oorzaak in buitenlands verblijf, familiemoeilijkheden, moeilijkheden op het werk, problemen van sociale stijging of daling, kortom allerlei persoonlijke problemen, waardoor betrokkenen zich in hun gegeven situatie niet prettig voelden. Al deze mensen hadden gemeen, dat zij dit gevoel van onbehagelijkheid projecteerden tegen de Nederlandse samenleving in haar geheel, totdat zij houvast kregen aan algemeen gebruikelijke objectiveringen als: 'Nederland is te klein en te bekrompen', 'Nederland is te vol', 'Er is te weinig persoonlijke vrijheid', 'Teveel bureaucratie', 'Teveel in het gareel 10pen','Geen mogelijkheid tot ontplooiing'. De subjectieve gevolgtrekking uit dit alles luidde dan ten slotte: 'Ik ben in Nederland niet op mijn plaats'. Deze emigranten gaan er uiteindelijk zelf in geloven, dat de Nederlandse samenleving de oorzaak is van hun ontevredenheid, en deze overtuiging werkt door in het emigratiebesluit. Sommige vrouwen wekten de indruk, dat zij blij waren te emigreren, omdat hun mannen ononderbroken en met kracht op het leven in Nederland scholden. Zij verwachtten, dat na vertrek deze stemming van de man zou omslaan en dat zijn humeur dan wel zou verbeteren. Overigens staat in het algemeen de vrouw vrij machteloos tegenover dit soort argumenten, waarvan zij de ware betekenis vaak niet doorziet. Opgemerkt moet nog worden, dat het sociale niveau van deze hardnekkige rationaliseerders-van-de-zelfonvoldaanheid lover het geheel hoger lag dan dat van de gemiddelde emigrant. Er waren zelfs enkele afgestudeerde academici onder. De betrekkelijk energielozen. Dit waren ook in deze groep de min of meer slappe figuren. Er waren indicaties dat een aantal van hen als kind thuis werd verwend en grondig bedorven: veeleisend, ondanks geringe pres1. In de spreektaal luidt deze term: doortrapte kankeraars.
Doortrapte kankeraars
131
Avontuur en de weg van de minste weerstand
taties. In dit beeld paste ook hun weinig doordachte emigratiebesluit. Zij proberen het maar eens, in de verwachting dat het allemaal wel vanzelf zal gaan. Sommigen waren afkomstig uit een gc~oed milieu. Enkele van deze emigranten hadden flinke vrouwen, die zich met kracht achter de emigratie zetten. Voor het overige bleken de betrekkelijk energielozen vaak een rUlm gebruik te maken van de door geëmigreerde relaties geboden hulp.
De militaire dienst-ontlopers. Ook enige verloofde jongelieden beoogden door middel van emigratie de militaire dienst te ontlopen. De wens om spoedig te trouwen versterkte waarschijnlijk dit streven. Zij huwden kort voor de emigratie. Bij verloofden en jonggehuwden werkt hier en daar de avontuurlijke instelling, die kenmerkend is voor ongehuwde jongelieden, nog duidelijk door. Daarnaast kan een verloving of huwelijk juist een 'avontuurlijke' inslag in het emigratiemotief van de man doen ontstaan. Belangrijk hierbij is ongetwijfeld, hoe hoog de verwachtingen ten opzichte van het huwelijk, als nieuwe levenssituatie, door een van beide of door beide partners worden gesteld.
Oudere gezinnen Avontuur. Ook in deze meer gevestigde categorie werden, zij het minder in aantal, emigranten aangetroffen met een diepgewortelde neiging om weg te gaan: veelal wilden zij reeds v66r de oorlog of sinds de bevrijding, 'ab jongen al', of 'altijd al' weg. De samenhang met buitenlands verblijf sprong wederom sterk naar voren. Enige malen werd medegedeeld, dat betrokkene 'uit een zwerversfamilie' stamde. - Enkele gevallen: een zakenman met bohémien-neigingen, wiens zaak mis ging; een onrustige, tyrannieke huisvader, die dreigde 'naar de wilde vaart' te gaan, tenzij het gezin in emigratie toestemde; een zoon van een opera-zanger, 'wil altijd weer iets nieuws'; een onrustige man, die tijdens de oorlog veel gezworven had en wiens broer in het Vreemdelingenlegioen vertoeft; 132
een oud-revue-artist, die afwisseling moet hebben in zijn leven en al v66r de oorlog plannen maakte voor emigratie; een politieman, die sinds de oorlog weg wil en van een eigen fabriek van chocoladefiguren droomt.
De weg van de minste weerstand. Zowel samenhang met familiemoeilijkheden als ontwikkelings- en situatieproblemen werden wederom aangetroffen. Hierbij deden zich evidente gevallen voor van mensen, die zich
- -
--
- - - - -----
-
-
~-------
als gevolg van een bepaalde ontwikkeling, meestal in de jeugd, op een of andere wijze geïsoleerd, miskend en achteruitgezet voelden. Dit gevoel raakten zij nooit meer kwijt en hun levensloop voltrok zich navenant. Vrijwel alle bindingen, die een normaal mens heeft, werden bij deze mensen vroeg of laat gestoord of verbroken. Ook de 'ontevredenen' en de 'betrekkelijk energielozen' waren onder de oudere emigranten vertegenwoordigd. Bij de eersten alzijdige kankeraars, bij de laatsten het reeds bekende streven naar 'betere levensomstandigheden met minder inspanning', waartoe zij, al of niet gestimuleerd door hun vrouw dan wel gesteund door relaties, emigratie als middel aanwendden. Voorts werd een geval gesignaleerd, waarin de wens van een vader om zijn zoons aan de militaire dienst te onttrekken tot emigratiemotief werd. Dit geval is een nadere beschouwing waard:
Belangstelling voor lectuur
In dit gezin met tien kinderen waren zeven zoons. De 45-jarige vader wilde niet, dat deze zoons, die hij een goede opleiding had gegeven of nog gaf, zouden worden 'weggehaald' voor de militaire dienst zonder enige vergoeding. Bij analyse bleek het volgende: tijdens de oorlog gaf deze man gevolg aan een verzoek van Radio Oranje om onder te duiken, liever dan ingezet te worden bij de versterking van de kustverdediging. Degenen, die daar wel werkten ontvingen een uitkering. Betrokkene als onderduiker niet; hij werd bovendien gegrepen en naar Duitsland gevoerd, waarvan hij ten slotte 'halfdood' terugkwam. Hij kreeg toen slechts gedurende twaalf weken een vergoeding om weer aan te sterken. Hierdoor raakte hij verbitterd, een instelling, die hij steeds behield en die hem (mede) tot zijn emigratiebeslissing bracht. De fictie, dat zijn zoons thans door een zelfde lot werden bedreigd, deed hem besluiten met zijn gezin Nederland te verlaten.
Deze emigrant toonde een afwijking van het 'normale' gedragspatroon, wat des te merkwaardiger is, omdat de man reeds ouder dan dertig jaren was, toen hij 'gekwetst' werd. Als iemand van die leeftijd een voor hem onaangename gang van zaken zo onvolwassen verwerkt, dat hij er blijvend door verbitterd raakt, kan dit misschien wijzen op een dieper liggend complex, dat zich dan naar alle waarschijnlijkheid reeds veel eerder had gevormd. Belangstelling voor lectuur
De factoren 'avontuur' en 'de weg van de minste weerstand', welke bij de analyse van de emigratiernotieven naar voren kwamen, bleven moeilijk definieerbare en zeer zeker moeilijk meetbare grootheden. Om de instelling van degenen, bij wie deze factoren in het motief een rol leken te spelen, nog wat concreter te benaderen, werd hun belangstelling voor lectuur onder de loupe genomen. Hiervoor diende als uitgangspunt de beantwoording van de vraag: 'Wat voor soort boeken leest U?'. Om hierbij het nodig reliëf te verkrijgen, werden de antwoorden van een groot aantal personen, bij wie wel de factoren 'avontuur' of 'de weg van de minste weerstand', doch niet de factoren 'drang naar zelfstandigheid'
133
Avontuur en de weg van de minste weerstand
of 'sociale stijgingsdrang' werden vastgesteld, vergeleken met die van een ongeveer even groot aantal personen, voor wie het omgekeerde gold. Bij deze vergelijking bleek, dat de emigranten met de factoren 'avontuur' en 'de weg van de minste weerstand' ten opzichte van de anderen een min of meer specifiek belangstellingspatroon hadden, gemeten aan hun lectuurwaardering. Tot dit patroon behoorde een significante tendentie tot geringere waardering van studie- en vakboeken, kerkelijke lectuur, biografieën en streekromans, en tot grotere voorliefde voor oorlogsverhalen en avonturenromans, voor het lezen van 'romans' in het algemeen, alsmede voor 'psychologische probleemlectuur'. Laatstgenoemde, ietwat merkwaardige, lectuursoort werd vooral onder ongehuwde jongelieden aangetroffen. Zij kan worden omschreven als 'het boekenlijstje van jongens, die met zichzelf overhoop liggen'. Een tweetal voorbeelden: Voorkeurscategorie : 'Wetenschappelijke boeken'. De opgave van vier boeken, die betrokkene zou meenemen naar het nieuwe land, luidde: 1. De anatomie van de vrede; 2. Inleiding tot de psychologie; 3. De economische geschiedenis van de mens ; 4. Zo sprak Zarathustra. Het betrof hier een jongen, die uit Indië afkomstig was, enkele jaren gevaren had en die absoluut niet wist, welke kant hij op wilde. Ten einde raad ging hij het maar eens als emigrant proberen, waartoe hij een omscholingscursus in de landbouw volgde. Voorkeurscategorie: 'Spiritisme, magnetisme en occulte wetenschappen'. Vier boeken mee: 1. Woordenboek; 2. Bijbel met Hollandse en Engelse tekst; 3. Boek over motoren en electrotechniek; 4. 'Persoonlijkheidsleer'. Dit betrof een jongen uit intellectueel milieu, wiens vader overleden was en die het na zijn militaire diensttijd hier niet goed meer kon uithouden. Zijn werk beviel hem niet en zijn geestelijke oriëntering was nogal zwevende. Hij ging naar een geëmigreerde vriend toe.
Betekenis voor de Nederlandse emigratie
134
Emigratie als sociaal geaccepteerd verschijnsel, waarbij een door overheid en particuliere organisaties aangemoedigd individueel wilsbesluit te pas komt, kan voor het individu de oplossing lijken van allerlei persoonlijke problemen. Deze problemen kunnen zijn: a. concreet en rationeel; b. weinig concreet en irrationeel. In het eerste geval is de motivering dikwijls helder en het emigratiebesluit doelgericht. In het tweede geval is zij vaak troebel en lijkt de emigratie een 'stap in het duister'.
Een onbestemde drang tot verandering kan (mede) in het emigratiebesluit tot gelding komen. Soms spruit deze voort uit een gevoel van onbehagelijkheid in de eigen situatie, dat op zijn beurt aan tal van dieper liggende oorzaken van (sociaal-)psychologische en wellicht ook sociologische aard kan worden toegeschreven. Naarmate een emigrant ouder is en een groter verantwoordelijkheidsgevoel bezit, lijken de genoemde factoren bij zijn besluit van minder betekenis te zijn. Zij stimuleren dan ook vooral het aandeel van, meest nog alleenstaande, jongeren in de emigrantenstroom. Stellig kunnen, nu Nederland niet langer over koloniën beschikt, de emigratiemogelijkheden worden beschouwd als een nuttige uitlaatklep voor een zekere zucht naar avontuur, voor de onbestemde dadendrang van sommige jongelieden. Over het algemeen genomen kan echter worden vastgesteld, dat men met het verlenen van het praedicaat 'avontuurlijk' aan de Nederlandse emigrant wel voorzichtig dient te zijn. De meesten drijven op het kompas van de inlichtingen van reeds geëmigreerde relaties en gaan niet over één nacht ijs. Ook vormen degenen, die in emigratie de weg van de minste weerstand zien, slechts een betrekkelijk kleine minderheid.
Een nuttige uitlaatklep
135
XI. OVERIGE PROBLEMEN
In dit hoofdstuk vonden, als sluitstuk in de rij der factoren, welke het emigratiebesluit kunnen beïnvloeden, twee probleemreeksen onderdak: in de eerste plaats de 'bijzondere problemen' en vervolgens die probleemsituaties, waarin de vrouw met betrekking tot de emigratiebeslissing de hoofdrol speelde. Onder 'bijzondere problemen' werden de verschijnselen gebracht, welke van de algemene normen en de reeds behandelde motiveringsvormen afweken, doch bij sommige mannelijke emigranten als bijdragen tot het emigratiebesluit werkzaam leken. Zij konden nog in twee categorieën worden gesplitst. a. bijzondere (physieke en/of psychische) verschijnselen, voor zover kon
worden vastgesteld niet ontstaan als gevolg van het tijdsgebeuren, incidentele gebeurtenissen, maatregelen van anderen; b. bijzondere verschijnselen, (mede) terug te brengen tot het tijdsgebeuren, incidentele gebeurtenissen, maatregelen van anderen. Wat 'de vrouw als hoofdrolspeelster' betreft, bij de vaststelling van de grondslagen van het emigratiebesluit werd tot dusverre in de eerste plaats gelet op de drijfveren van de man. In de meeste gevallen kon de man ook inderdaad als de drijvende kracht worden beschouwd. De houding, die de vrouw tegenover het emigratiebesluit inneemt, is echter van grote betekenis. Globaal gesproken, zijn er in dit opzicht vijf mogelijkheden:
136
De vrouw is tegen; emigratie gaat niet door. De vrouw is tegen; na verloop van tijd gaat de emigratie echter toch door (bijvoorbeeld nadat de moeder van de vrouw is overleden). De vrouw is passief; noch pro, noch contra. De vrouw is coöperatief of, als flinkste, achter de schermen leidinggevend. De vrouw is de drijvende kracht. In het laatste geval zijn de rollen eigenlijk omgedraaid. De man zou waarschijnlijk nooit geëmigreerd zijn, als de vrouw daar niet op had aangedron-
--
--
--
~
~
-
gen. Uiteraard betreft het hier een minderheidsverschijnsel, dat echter nog frequent genoeg voorkomt om in een afzonderlijke eenheid te worden ge· signaleerd. Welke motieven heeft de vrouw in zulke gevallen? Het blijkt, dat deze in hoofdzaak in de psychologische respectievelijk sociaal-psychologische sfeer liggen en dan dikwijls verwantschap vertonen met de bij de man gesignaleerde verschijnselen. Moeilijke jeugd, echtscheidingsperikelen, geloofskwesties spelen een rol. Echter ook zeer sterke ambities en in sommige gevallen het feit, dat de vrouw uit een hoger sociaal milieu stamt dan de man, meer ontwikkeling heeft en uit overwegingen van sociaal prestige haar heil in emigratie zoekt. In een dergelijk geval is er dus sprake van een sociaal-structurele evenwichtsstoornis in de externe verhoudingen der gehuwden. De beide probleemreeksen worden achtereenvolgens behandeld. Zij omvatten elk ruim 10% van de onderzochte emigranten; een overwegende rol bij de totstandkoming van het emigratiebesluit speelden zij elk bij ongeveer 4%.
-- -
Bijzondere verschijnselen
Bijzondere problemen Categorie a: bijzondere physieke en/of psychische verschijnselen, voor zover kon worden vastgesteld niet ontstaan als gevolg van het tijdsgebeuren, incidentele gebeurtenissen, maatregelen van anderen. Te onderscheiden in: a 1. bijzondere verschijnselen, overwegend van physieke aard; a 2. bijzondere verschijnselen, overwegend van psychische aard; a 3. bijzondere verschijnselen, overwegend van psychologische aard. a 1. Dit groepje is in verband met de medische keuring onder emigranten slechts klein. De verschijnselen, welke zich voordeden, betroffen aandoe ningen waarvoor door de klimaatsverandering bij emigratie verbetering te verwachten is: vooral longaandoeningen zoals pleuritis, bronchitis en asthma. Er was een man bij met een halve long. Echter ook een nierpatiënt, wie door de dokter verandering van klimaat was aangeraden.
a 2. De gevonden verschijnselen waren: schizophrenie, homosexualiteit, stotteren, examenvrees, minderwaardigheidscomplexen uit hoofde van extreem kleine lichaamsbouw en van andere specifieke redenen. Aangetroffen werd ook een geval van uitgesproken zwakbegaafdheid. Het verband tussen deze verschijnselen, als zeer persoonlijke redenen, en het emigratiebesluit van de desbetreffende personen kon zonneklaar worden vastgesteld. Vanwege hun abnormale karakter gaat dit rapport niet dieper op de verschijnselen in en blijven voorbeelden achterwege.
~------~
137
Overige problemen
Zij werden in hoofdzaak aangetroffen bij alleenstaande emigranten met een gemiddelde leeftijd van bijna dertig jaar. De aangetroffen gevallen van homosexualiteit betroffen emigratie van vriendenparen. Als 'uitgesproken zwakbegaafd' werd aangemerkt een ongeschoolde landarbeider, die slechts vijf klassen van de lagere school doorliep, daarbij viermaal bleef zitten en die uitsluitend emigreerde, omdat hij 'een paard' wilde bezitten. De jongen was afgekeurd voor de militaire dienst. a 3. Met 'bijzondere verschijnselen, overwegend van psychologische aard'
worden bedoeld idealisme, fanatisme en zonderlinge fantasterij, welke op specifieke wijze doorwerken in het emigratiebesluit. Enkele voorbeelden op religieus terrein: Een 35-jarige man, gehuwd, zes kinderen; hij had hier een goede betrekking, maar emigreerde om 'zijn godsdienstige overtuiging in ruimer verband te kunnen beleven en uitdragen'. Hij voelde een 'roeping om in het buitenland onbenutte kansen te verwezenlijken'. Een 36-jarige man, gehuwd, vijf kinderen; hij had het hier in alle opzichten goed naar zijn zin en zag ook voor zijn kinderen geen sombere toekomst in Nededand. Als employé van een groot staatsbedrijf moest hij zondagsarbeid verrichten en daarmee kon hij zich om principiële redenen niet verenigen. Uitsluitend daarom verliet hij ons land. Een 27-jarige man, pas gehuwd, emigreerde niet om elders meer te verdienen, doch uitsluitend gedachtig aan het woord: 'Bevolkt de aarde'. Dan was er nog een idealistische 30-jarige koster, die theologie wilde studeren. Zijn voorliefde ging uit naar een kerkgenootschap, dat in Nederland geen vertakking heeft. Daarom emigreerde hij naar een land, waar dit wel het geval is. Ten slotte een 56-jarige man, die emigreerde als evangelist-zendeling 'om ginds het principe na te leven, in Nederland is geen kerk van ons geloof'. 'Mijn vader dwong mij het schoenmakersvak te leren. Daar had ik geen zin in. Toen ik 21 was, ben ik ermee opgehouden'. Sedertdien had deze man geen norm aal wel"k meer verricht, doch uitsluitend 'het principe nageleefd'.
Een voorbeeld op sociaal terrein: Een 33-jarige gescheiden man, wiens hobby was 'contact met medemensen' en die emIgreerde teneinde 'sociaal werk te gaan doen onder de emigranten'.
Op cultureel terrein:
138
Een 33-jarige verloofde vioolbouwer, die emigreerde teneinde in een jong land 'een cultuur op te bouwen'. Een wat zonderlinge fi guur: 'Veel behoefte aan ruimte en eenzaamheid'.
Op ander terrein: Een 23-jarige man, gehuwd, twee kinderen, fanatiek judo-beoefenaar. Emigreerde naar Australië, omdat dit 'dicht bij Japan ligt' en 'betere uitwisselingsmogelijkheden' heeft.
Een 25-jarige pasgehuwde man, in zijn vrije tijd leider van een Hawaiian-band. Hij zou het liefst naar Hawaii gaan, doch emigreerde naar Nieuw Zeeland 'omdat dit er dichtbij ligt'.
Categorie b: bijzondere verschijnselen, (mede) terug te brengen tot het tijdsgebeuren, incidentele gebeurtenissen, maatregelen van anderen. Te onderscheiden in:
Oorlog en verzet
b 1. Bijzondere mentaliteit, te herleiden tot bepaalde oorlogsgebeurtenissen 1940-1945; zonder politieke delinquentie. b 2. Bijzondere mentaliteit, te herleiden tot veroordelingen wegens politieke of andere criminaliteit, of (sociale) degradatie wegens misstappen of wangedrag. b 3. Oorlogsangst, respectievelijk Russenvrees. b 4. Niet-Nederlandse afkomst c.q. vreemde nationaliteit.
b 1. Oorlogsbeschadiging; materieel, physiek, psychisch. Voorkomende gevallen: in oorlog alles verloren: verarmd, sociaal gedegradeerd, sindsdien steeds willen emIgreren; verbitterd over oorlogsschaderegeling, respectievelijk achterwege blijven van vergoeding; oorlogsinvalide, bij bombardement gewond, daardoor bij anderen achter geraakt, fixatie van mentaliteit daarop; bij anderen ten achter geraakt respectievelijk gekneusd door onderduiken, verblijf in gevangenis, concentratiekamp of krijgsgevangenschap; fixatie van mentaliteit daarop.
Aan verzet deelgenomen, naderhand teleurgesteld of verbitterd. Voorbeeld: Een 45-jarige gehuwde geschoolde arbeider, zonder kinderen, was tijdens de oorlog commandant van een verzetsgroep. Na de oorlog liep alles mis, doordat hij zijn normale evenwicht niet kon terugvinden. Hij hervatte zijn vroegere werk niet, maar begon een kippenbedrijf; dit mislukte 'door tegenwerking van de overheid met kuiken- en voedertoewijzingen'. In zijn persoonlijke leven kwam het later tot echtscheiding (1953). Het jaar daarop hertrouwde hij en begon samen met zijn vrouw een pension. Eerst liep dit goed, totdat de huur werd opgezegd. De man werd hierdoor volledig gedesillusioneerd. Niets deugde meer aan Nederland. 'Ik heb hier alleen onaangename herinneringen'. Met zijn tien broers en zusters onderhield hij geen contact meel': 'Scheelt mij niet'. De laatste twee jaar woonde hij zeer gebrekkig in een oude Duitse bunker en leefde geisoleerd en krampachtig. De vrouw had weinig zin om te emigreren, maar de man wenste hier geen dag langer te blijven.
Ontmoeting met bevrijders. In enkele gevallen leidde de ontmoeting met soldaten van het bevrijdingsleger tot een dergelijk enthousiasme voor en
139
verlangen naar het desbetreffende land, dat (mede) hieruit jaren later emigratie naar dat land resulteerde (Canada en Verenigde Staten). Leeftijden bij bevrijding respectievelijk 27, 11 en 14 jaar.
Overige problemen
b 2. Veroordelingen wegens politieke criminaliteit. De desbetreffende gegevens werden langs andere weg dan door interviews verkregen. In één (ernstig) geval, waarin de achterdocht van de interviewer werd gewekt, deed de ondervraagde ten slotte aarzelend enige mededelingen; in nog twee gevallen werden vage indicaties gegeven; in zeven gevallen werd de zaak geheel verzwegen en in zes gevallen werd er bewust over het oorlogsverleden, dat betrokkenen dus kennelijk nog hoog zat, gelogen. Al deze emigranten werden voor tien jaar uit de burgerrechten ontzet. Aangezien de meeste veroordelingen uit 1946 dateerden en het onderzoek in 1956 plaatsvond, is het niet uitgesloten, dat sommigen met hun emigratie wachtten op het verstrijken van deze termijn. De delicten varieerden van een eenvoudig NSB-lidmaatschap, deelneming aan allerlei organisaties als Nederlandse Volks dienst, Jeugdstorm, Hiderjeugd, Nationalsozialistische Volkswohlfahrt (NSV), National Sozialistisches Kraftwagen Korps, Nederlands Arbeidsfront, Landwacht, Nederlandse Oostcompagnie, Organisatie Todt, tot dienstneming bij de Kriegsmarine en deelneming als landstormer aan razzia's op Nederlandse burgers en aan gevechten tegen de geallieerde bevrijdingslegers. In het laatste geval luidde het vonnis 7% jaar gevan genisstraf. Een jaar later werd echter voorwaardelijke gratie verleend. De desbetreffende emigrant begon de interviewer te vertellen, als antwoord op de vraag, waarom hij eigenlijk weg wilde: 'In 1944/45 ben ik 6 à 7 maanden in Engeland geweest en ik heb daar toen veel Amerikanen ontmoet. Op grond van hetgeen ik uit gesprekken met hen heb vernomen, trekt de manier van leven in Amerika mij aan. Ik meen, dat men daar gemakkelijker levensopvattingen heeft dan hier in Nederland. Ik ga niet om finan ciële redenen, want ik heb hier ook een redelijk goede betrekking met nog veel vooruitzichten'. De feiten achter dit verhaal bleken te zijn, dat betrokkene bij gevechten in Belg;ë door de Amerikanen gewond en gevangen genomen werd, waarna hij in En geland k rijgsgeva ngen werd gehouden to t aan het einde van de oorlog.
De meeste van deze ex-politieke delinquenten deelden mede, al jaren lang plannen voor emigratie te hebben gekoesterd. In twee gevallen zouden deze plannen zelfs dateren van v66r de oorlog. Voorbeelden van bewuste leugens: 140 Een emigrant, die drie jaar lang bij de NSKK aan het Oostfront was geweest als chauffeur op tankwagens, deelde mede al die tijd 'bij een Duitse oliemaatschappij' te hebben gewerkt. Een ander, die zich als medewerker van de NSV had ingespannen voor de liquidatie van niet-commerciële verenigingen in Nederland, deelde mede tijdens de oorl og .... in een Japans kamp te hebben gezeten.
Slechts zes van de zestien noemden ronduit een bepaalde politieke partij als antwoord op de vraag: 'Nu U het plan hebt ons land te verlaten, vind ik het interessant om van U te horen, welke politieke partij naar Uw mening het beste de belangen van Nederland in de toekomst zal dienen'. Het aantal, dat niet ronduit een partij noemde was hier zeer hoog, ruim 60%, tegen ca 30% voor alle bij het onderzoek betrokken emigranten (waarbij de jongeren inbegrepen). Enkele antwoorden op deze vraag:
Andere veroordelingen
'Dat zou ik niet kunnen zeggen' (NSB, Jeugdstormleider, Hitlerjeugd, Ned. Volks dienst, Landstorm Nederland); 'Deze vraag kan ik niet beantwoorden, ik ben praktisch a-politiek' (Jeugdstorm, exwachtsman in kamp Westerbork); 'Een moeilijke vraag, omdat ik er te weinig verstand van heb' (NSB); 'Ik zie het belang van Nederland niet in één politieke partij' (NSKK); 'Hieromtrent heb ik geen mening. Het antwoord op deze vraag moet bijna altijd subjectief zijn en vrij waardeloos' (Ned.Oostcompagnie).
Echter ook: 'Geen idee van, helemaal niet onderlegd. Maar ik stem K.V.P: (Hitlerjeugd); 'P.v.d.A., hoewel ik .de oude SDAP prefereerde. De P.v.d.A. verwatert. Aangezien ik van huis uit socialistisch ben opgevoed en ik geen betere partij weet, noem ik de P.v.d.A. Enthousiast over de thans gevolgde lijn van de P.v.d.A. ben ik niet' (1940 vrijwillig naar Duitsland, met de organisatie Todt in Rusland en met .de organisatie Speer in J oegosla vië); 'De A.R.! De Indië-politiek, daarin heeft de A.R. ruggegraat getOond!' (NSB, Ned. Volksdienst, Ned. Arbeidsfront, Landwacht, bewakingsdiensten verricht bij politieke gevangenen).
Opvallend was het grote aantal gedwongen huwelijken in dit groepje. Op elf tijdens of na de oorlog gesloten huwelijken werden niet minder dan zeven gedwongen huwelijken geteld. De gegevens over politieke delinquentie vormden naar het oordeel der onderzoekers de ontbrekende schakel in het uit het interview naar voren komende emigratiemotief. Andere veroordelingen. Het aantal veroordelingen wegens geringe vergrijpen was legio. Deze hadden hoogstwaarschijnlijk niet de minste invloed op het emigratiebesluit van de betrokken personen. Ten hoogste zou de besluitvorming er door kunnen zijn beïnvloed in deze zin, dat bijvoorbeeld in geval van ontevredenheid over de gang van zaken in Nederland betrokkene zich op een gegeven ogenblik moest verantwoorden terzake van een niet aan zijn rechtsbewustzijn appellerend, gering vergrijp: dit kon dan de druppel zijn, die de emmer deed overlopen.
141
-
Overige problemen
-
-
-
-
------
-
-----
Niettemin werd een aantal gevallen aangetroffen, waarin het emigratiebesluit wèl met de veroordeling leek samen te hangen. Daaronder waren enkele gevallen waarin de burgerlijke, en een aantal waarin de militaire rechter vonniste. In de meeste gevallen ontstonden de emigratieplannen kort na de veroordeling. De drie burgerlijke veroordelingen betroffen personen, woonachtig op een dorp of in een provinciestad. De dorpsbewoner beantwoordde de vraag, wat zijn grootste bezwaar tegen het leven in Nederland was, met: 'Bekrompenheid, waaruit geroddel voortvloeit'. Bij een ander, een wat slappe figuur, bereidde de flinke vrouw na de ver· oordeling de emigratie voor. Een van de militaire vonnissen werd in 1947 geveld, wegens diefsta.1, oplichting en afpersing. De desbetreffende emigrant wond er bij de aanvang van het interview al geen doekjes om: 'Ik heb een militaire veroordeling gehad, die mij overal heeft vervolgd. Elke betrekking, waar ik was, leed na korte tijd schipbreuk enkel en alleen hierom. Het was in de tijd dat ik bij het Militair Gezag was, na de bevrijding. Er werden toen in die chaos goederen ontvreemd. In de militaire rechtbank waren burgerrechters opgenomen. Wij werden zogenaamd als voorbeeld gesteld. Mijn hoogste chef kreeg gy:; jaar. Zelf heb ik 31 maanden cellulair gehad. Maar ik ben geen dief of moordenaar of recidivist. Ik kom in een minimum van tijd in mijn werk omhoog als leidinggevend persoon'. Een militair vlieger, die op zijn 21ste jaar te laag over zijn ouderlijk huis vloog, zag zich zijn vliegbrevet ontnomen. Na een kortstondig kantoorbaantje volgde emigratie. Een beroepsmilitair, met een iS-jarige staat van dienst en een bewogen oorlogsverleden, maakte zich in 1954 schuldig aan heling en werd veroordeeld. Hij verliet de dienst en emigreerde.
Ten slotte kwamen nog enkele gevallen voor, waarin het emigratieplan ontstond na een veroordeling door de Krijgsraad (diefstal; ongehoorzaamheid in tijd van oorlog: ontslag uit de dienst). (Sociale) degradatie wegens misstappen of wangedrag. Enkele voorbeelden ; Een 20-jarige jongen, die altijd bijzonder lastig was en ten slotte op een tuchtschool verzeild raakte. De directeur van de school beijverde zich om hem te helpen emigreren. Een 31-jarige gehuwde man, die als trambestuurder enige malen brokken veroorzaakte en deswege werd teruggezet tot conducteur. Als gevolg van deze degradatie besloot hij te emigreren.
142
Een 47-jarige gehuwde ambtenaar met vier kinderen, die in diensttijd ten eigen bate goederen verhandelde. Hierdoor werd hij uit de buitendienst genomen en in een kantoorbaantje geplaatst. Deze vernedering deed hem tot vertrek besluiten.
b 3. Oorlogsangst, Russenvrees. De vraag: 'Heeft de vrees voor een nieuwe oorlog nog op een of andere manier Uw besluit om te emigreren beïnvloed?" werd door 94% van de emigranten ontkennend beantwoord. Een
--
bewijs, dat er in 1956 geen algemene angsttoestand meer bestond, zoal! eerder wel het geval was, ten tijde van de koude oorlog rondom WestBerlijn en van het Korea-conflict. In die dagen kwam oorlogsangst wel degelijk als collectieve beweegreden tot emigratie voor \ Hoe grondig dit veranderd is, bleek in de herfst van 1956 tijdens de kritieke periode van het Hongaarse en het Suez-conflict: er vond geen merkbare stijging van de aanmeldingen voor emigratie plaats. De hierboven genoemde vraag werd door 48 personen met 'ja' en door 10 personen met 'enigszins' beantwoord. Nadere analyse van de desbetreffende protocollen toonde aan, dat deze beantwoording grotendeels in de lucht hing. Slechts in 12 gevallen werd de overtuiging gevestigd, dat het positief beantwoorden van deze vraag betekende, dat vrees voor oorlog een belangrijk aandeel in de besluitvorming tot emigratie had geleverd. Bij nog 30 ondervraagden kon er misschien van een geringe stimulans op dit punt sprake zijn geweest, gezien hun verdere uitlatingen, hun ervaringen en omstandigheden. De analyse leidde ertoe, drie onderling verschillende categorieën van factoren te onderscheiden, welke het optreden van oorlogs- resp. Russenvrees bij het emigratiebesluit bevorderen:
Oorlogsangst en Russenvrees
nare herinneringen aan de tweede wereldoorlog, aan de Russen, aan de militaire dienst; doorwerking van de omstreeks 1950 heersende collectieve angsttoestand bij sommige individuen; a-socialiteit, extreem egocentrisme. Enkele voorbeelden: Twee joodse zakenlieden. Er waren vrijwel geen joodse emigranten bij het onderzoek betrokken. De bij deze zakenlieden gesignaleerde oorlogsvrees behoeft geen verbazing te wekken. Eén van hen dankte wellicht zijn leven aan het feit, dat hij zich bij het uitbreken van de oorlog in Nederlands-Indië bevond; de tol die hij betaalde was een driejarige tewerkstelling aan de 'dodenspoorweg' in Birma. Een voormalige Russische gevangene. Een 44-jarige gehuwde timmerman met één kind, die tijdens de oorlog in Polen voor de Duitsers werkte en daar door de Russen gevangen werd genomen. Pas in 1953 werd hij vrijgelaten. Hij bleek door 'een dodelijke Russenvrees bevangen. Zijn politieke voorkeur ging uit naar een bepaalde partij, omdat deze 'diametraal en onbuigzaam' staat tegenover het Russische Communisme. Twee oudstrijders uit de tweede nationaliteit bezat en daarom in genoeg gezien hoe de bevrijding uitgevallen. Dat is voor mij (bij weest'.
wereldoorlog. Een 32-jarige mijnwerker, die de Duitse Duitse dienst moest. 'Ik heb het meegemaakt; ik heb (door de Russen) in Tsjecho-Slowakije en Hongarije is de emigratiebeslissing) een belangrijke overweging ge-
Een 32-jarige Poolse onderwijzer, die een grote afkeer heeft van het communisme. Hij 1. Praktijkervaring, bij de emigratiekantoren toentertijd opgedaan.
143
verlangt terug naar zijn geboorteland en zijn familie, maar alle banden zijn afgesneden. 'Een beetje' oorlogsvrees had zijn emigratiebesluit beïnvloed.
Overige problemen
Twee ex-militairen bij wie de motiefimpuls bleek terug te gaan tot hun ervaringen in krijgsdienst. De ene, een 23-jarige kantoorbediende, zei: 'Toen ik in militaire dienst was (1953-1955), zag ik als fourier dat we hier van de Amerikanen en de Canadezen nooit goede spullen kregen. Bij een oorlog zitten wc hier als ratten in de val'. De andere, een 24-jarige monteur, verklaarde: 'Voor mijn militaire diensttijd heb ik er nooit over gedacht te emigreren want ik zei altijd, laten ze maar gaan, des te meer plaats komt er hier. Ik vond de militaire dienst erg vervelend, het idee dat je oorlog moet voeren tegen mensen, die je helemaal niet kent en dat je daarvoor opgeleid wordt. Op de schietbaan had ik altijd neiging om me te drukken, want ik dacht altijd, als ik hier schiet doe ik het op een schijf, maar later doe ik het op een mens'. Deze emigrant wilde zich in het ontvangende land niet laten naturaliseren, 'want als ik dat wel doe dan moet ik weer in dienst'. Hij verwachtte een eventuele oorlog binnen tien jaar, 'dan zal het wel uitgevochten zijn'. Twee gevallen, waarin de vrees voor oorlog terugging tot 1950. Een 25-jarige ongehuwde timmerman, een wat avontuurlijke jongeman, die graag op zijn eentje de natuur introk. Hij las het liefst oorlogsboeken. Zijn vrees voor oorlog ging terug tot 1950 (Korea). In militaire dienst was hij niet geweest. Een 40-jarige gehuwde arbeider met vier kinderen, wiens emigratieplan terugging tot 1950. 'De Russen staan voor de deur'. Hij emigre'erde voor de toekomst van zijn kinderen. Zijn beste herinnering aan Nederland zal 'de dag der bevrijding' blijven. Tijdens de oorlog was hij een tijdlang geëvacueerd, omdat het plaatsje waar hij woonde in een gebied lag, waar de Duitsers V-2's lanceerden. Twee a-sociale jongelieden, gehecht aan een gemakkelijk leven. Een pasgehuwde 25-jarige verkoper, die Nederland 'burgerlijk, bekrompen en kleinzielig' vond. Een kletserige asociale figuur, gesteld op borreltjes, bioscoop en nachtclub. 'We hebben de kerk al jarenlang vaarwel gezegd. Wij zijn r.k. op wieltjes, zelfs nog erger, op rolschaatsen'. De vraag: 'Bent U erg gehecht aan Uw stad?' beantwoordde hij met: 'Aan de stad wel, aan de gemeenschap niet'. Een eigenlijk emigratiemotief had deze man niet, of het zou moeten zijn: 'We zitten daar veiliger'. Hij was niet van plan zich in het nieuwe land te laten naturaliseren, want 'als er oorlog komt kan alleen de Nederlandse regering mij oproepen'. In militaire dienst was hij niet geweest (buitengewoon dienstplichtig). Een 28-jarige gehuwde, in Indonesië geboren verkoper, die meedeelde : 'Ik heb hier in Nederland nooit met plezier gezeten'. De oorlog bracht hij door in een Japans kamp. Een van zijn belangrijkste motieven om te emigreren was: 'Het Russische gevaar; ik ben bang dat de Russen hier vandaag of morgen nog eens binnenkomen'. Even later beantwoordde hij de vraag, of vrees voor oorlog zijn besluit had beïnvloed, met: 'Ja zeker, maar niet zozeer de vrees, als wel dat ik voor deze rottroep (bedoeld werd de Nederlandse samenleving) niets over heb'. Deze jongeman was in militaire dienst tot vlieger opgeleid. Veel bioscoopbezoek en dansen.
144 b 4. Niet-Nederlandse afkomst, C.q. vreemde nationaliteit Deze groep omvat slechts één procent van de emigranten in het onderzoek, maar is niettemin alleszins merkwaardig. Niet zozeer door de buitenlandse afkomst op zichzelf, als wel door de bijzondere mentaliteit, welke betrokkenen ontwikkelden, waaruit ook hun emigratie kon worden verklaard.
-
--
--
-- -
----- =~----~--
Het onderzoek strekte zich hier in feite uit tot immigranten, wier aanpassing aan de Nederlandse samenleving om de een of andere reden niet (geheel) was gelukt. De voornaamste reden bleek wel te zijn: een zeker gevoel van isolement, van er-niet-bijhoren, ondanks de werking van aanpassingbevorderende factoren zoals huwelijk met een Nederlandse vrouw. Bij de meesten werden symptomen aangetroffen van zelfoverschatting en een sterke geldingsdrang. Enige voorbeelden mogen dit aantonen.
Buitenlandse afkomst
Een 36-jarige geschoolde arbeider, gehuwd, twee kinderen, werd in Nederland geboren uit buitenlandse ouders. Hij slaagde er nooit in de Nederlandse nationaliteit te verkrijgen en wilde daarom reeds v66r de oorlog emigreren. Koos een loopbaan als cabaretartist. Als onderduiker in een dorp leerde hij een flinke caféhoudersdochter kennen, met wie hij in 1945 in het huwelijk trad. Omdat zijn zwervend artistenleven met de huwelijkse staat slecht te rijmen viel, liet hij zich scholen tOt metaalbewerker en bracht het tot smeltmeester in een fabriek. Hij bleef op het dorp wonen, zonder zich er ooit thuis te voelen: 'kleinburgerlijke omgeving'. Hij toonde zich bevreesd voor een 'rustig en glad bestaan'. De man gaf hoog op van zijn capaciteiten, die hij zwaar overschatte. Eigenlijk achtte hij zich, volgens zijn uitlatingen, meer waard dan de MTS-ers en ingenieurs op de fabriek. Hij leefde vrijwel geïsoleerd, had geen vrienden en ook geen behoefte aan gezelschap. Zijn ouders waren overleden en hij zag zijn enige zuster uiterst zelden. Zijn vrouw bleek verreweg de flinkste van de twee. Een 44-jarige verloofde monteur. In Duitsland geboren uit Duitse ouders, doch sedert zijn zesde jaar in Nederland woonachtig. Hij behield de Duitse nationaliteit en moest dientengevolge tijdens de oorlog in Duitse dienst. Hij deserteerde evenwel en dook onder. Deze weinig integrale figuur woonde op een schamel huurkamertje en leidde een onverschillig leven buitenshuis. Zijn vrienden waren 'zakenmensen', die hij in restaurants placht te ontmoeten; hij dreef gedurende enkele jaren zelfstandig handel. Volgens de interviewer leed de man in sterke mate aan zelfoverschatting. Hij emigreerde samen met zijn verloofde, een zeer flinke vrouw, elf jaar jonger dan hij: verpleegster, dochter van een landarbeider. Een 45-jarige vertegenwoordiger, gehuwd, met drie kinderen, in 1920 als oorlogspleegkind naar Nederland gekomen, werd opgevangen door welgestelde pleegouders. Hij ontving een uitstekende opvoeding, welke aansloot bij zijn adellijke afkomst. Hij huwde een buitenlandse vrouw, eveneens van goeden huize. Zij verwierven de Nederlandse nationaliteit. 's Mans carrière was er een van onduidelijke baantjes bij vele werkgevers; ondanks zijn goede opvoeding, voorkomen en talenkennis presteerde hij vrijwel niets. Hij t90nde een enorme zelfoverschatting, welke volgens de pleegvader haar oorsprong vond in een 'feodale' instelling. Deze overdreven voorstelling van zijn eigen mogelijkheden, die hem ongeschikt maakte voor een normale ~ctiviteit als werknemer, bracht hem ten slotte tot emigratie. Een 40-jarige kleine zelfstandige, gehuwd, twee kinderen. Van zijn elfde jaar af verbleef hij in Nederland; zijn ouders hadden hier een winkel. Zijn zaken gingen niet naar wens, maar als tweede reden om te emigreren noemde hij het feit, dat hij niet genaturaliseerd was. Hij weigerde daar 200 à 300 gulden voor te betalen. 'Als ik hier dertig jaar in Nederland woon, een Nederlandse vrouw heb getrouwd en dan nog niet automatisch Nederlander kan worden, maar alleen voor een zeker bedrag, dan voel ik er niets voor'. De interviewer merkt op, dat de ondervraagde zich voordeed als een mannetjesputter en dat hij zich tijdens het gesprek liet kennen als een praatjesmaker. Hij was actief lid van een fanfarekorps. Zijn vrouw, dochter van een ongeschoolde arbeider, leek veel flinker dan h~ar man.
145
,
Een 23-jarige vrijgezel, zoon van Hongaarse ouders (vader artist). De jongen werd in Nederland geboren; het gezin werd reeds jaren geleden genaturaliseerd. De jongen, van wie de interviewer opmerkte, dat hij 'zich belangrijker voordoet dan hij in werkelijkheid is', had een hoge dunk van zijn perspectieven als emigrant: 'Door mijn Hongaars bloed zal voor mij de aanpassing veel gemakkelijker zijn dan voor andere nationaliteiten'. Hij emigreerde naar een zuiver Angelsaksisch land.
Overige problemen
Dat buitenlandse afkomst evenwel niet altijd bezwaar voor aanpassing behoeft op te leveren, bleek uit het volgende voorbeeld: Een 34-jarige Poolse oudstrijder was gehuwd met een flinke Brabantse vrouw. Deze vrouw wilde al jarenlang emigreren, maar de man had het hier eigenlijk best naar zijn zin en voelde er weinig voor. In zijn woonplaats bevonden zich nog een aantal 'Poolse jongens', met wie hij geregeld contact had. Hij werkte hier met plezier in de bouwvakken; zijn vrije tijd besteedde hij door: "s zaterdags een paar borreltjes te pakken, 's zondags naar voetballen te kijken en weer een paar borreltjes te pakken, te kaarten, rikken en graag vissen'. Slechts node zei deze man, .onder de druk van zijn vrouw, die zich bij geëmigreerde broers en zusters wilde voegen, Nederland en zijn stamcafé vaarwel.
Conclusie ten aanzien van de 'bijzondere problemen'. Bij het overzien van deze tamelijk gevariëerde 'bijzondere problemen' valt als een gemeenschappelijke trek op, dat de desbetreffende personen om de een of andere reden ten opzichte van hun omgeving een uitzonderingspositie innamen, dan wel meenden in te nemen. De vrouw als hoofdrolspeelster
Het gaat hier om motiveringssituaties, waarin de man geen motief had om te emigreren, of slechts een verbaal motief, dan wel een onvoldoend sterk motief om zelf tot emigratie te besluiten, terwijl de vrouw dit wel had.
146
Alvorens deze situaties worden besproken, dient eerst nog even aandacht te worden geschonken aan een aspect van de besluitvorming, dat niet eerder ter sprake kwam. Het betreft die gevallen, waarin ziekt.e van de vrouw voor de man (mede) een aanleiding vormde om te emigreren. Behalve drie gevallen van vrouwen met asthma of rheuma, betroffen zij kleine zelfstandigen, die voor de handhaving van hun zaak op de ' medewerking van de vrouw waren aangewezen. De vrouw kon er' om 'gezondheidsredenen' niet langer teg~nop. Zij moest op doktersadvies haar activiteiten staken. In deze laatste gevallen speelde een element van sociaal 'prestige mee: als de man zijn status moest laten varen, kon hij dat beter als emigrant doen dan hier. Bovendien lokte de mogelijkheid van het opnieuw vestigen van een eigen bedrijf daarginds, met minder moeilijkheden (beperkingen, belastingen, personeelsgebrek). Waarom wil een getrouwde vrouw emigreren? In de meeste gevallen gaat het emigratieplan van de man uit. De vrouw kan zich daar dan. tegen ver-
~~--------------~
-----~
zetten; zij kan er ook in meegaan. Maar als initiatief en leiding bij de vrouw liggen, heeft zij daar meestal een bijzondere reden voor. In volgorde van frequentie werden aangetroffen:
Familiemoeilijkheden. Deze vormden bijna een derde van het totale aantal gevallen in deze categorie en lieten een soortgelijk beeld zien als de reeds besproken familiemoeilijkheden van de man: ontijdig overlijden van één of beide ouders, echtscheiding der ouders, enz. Een naar verhouding vrij grote plaats werd ingenomen door eerdere huwelijken van de vrouw zelf. Hieronder bevonden zich enkele gevallen, waarin de vrouw hertrouwde met een partner van een lager sociaal niveau; de prikkel tot emigratie hield dan verband met dit niveauverschil.
Flinke en ambitieuze vrouwen
Buitenlandse afkomst van de vrouw. Als een sterk emigratiebelemmerende factor treedt de gehechtheid van de vrouw aan haar familie en haar omgeving op. Verstoorde familiebanden kunnen (zoals zojuist bleek), ook bij de vrouwemigratiebereidheid doen ontstaan. Met Nederlanders gehuwde vrouwen van buitenlandse afkomst hebben meestal geen eigen familie in ons land; vaak zijn zij ook aan hun verdere omgeving weinig gehecht. Aangetroffen werden: 1 Ierse, 1 Poolse; 5 Indische, 5 Engelse, 2 Belgische en 7 Duitse vrouwen, die graag wilden vertrekken. De meeste Duitse vrouwen - er was één geval van Russenvrees bij - deelden uitdrukkelijk mede 'niet gehecht te zijn aan Nederland en daarom graag weg te willen.' Misschien hadden zij hier als Duitse na de oorlog een minder vriendelijke bejegening ondervonden. Voor de Engelse vrouwen bleek het vooruitzicht, weer naar een Engels sprekend land te gaan, bijzonder aantrekkelijk. Voor de Indische vrouwen speelde het klimaat een grote rol. Worden deze buitenlandse vrouwen als marginale typen beschouwd, dan kunnen op deze plaats ook nog worden genoemd een aantal gevallen, waarin sprake was van aanpassingsproblemen platteland-stad en omgekeerd. Uit de stad afkomstige vrouwen, die op een dorp zwaar beroddeld werden, bleken in emigratielust niet onder te doen voor van het· platteland stammende sexegenoten, die in de grote s~ad niet konclen . aarden. Flinke, ambîtieuze, dominerende vrouwen. Aangetroffen werden: stoere vrouwen, gehard door jeugdmoeilijkheden (armoedige jeugd, oudste uit groot gezin, enz.), die emigratie als middel tot lotsverbetering voor haar eigen gezin aangegrepen. Typerend was de uitlating van een dezer vrou.: wen, de 35-jarige dochter van een kleine boer (uit een gezin van veertien kinderen), die zelf vijf zoontjes had: 'Ik heb al zoveel meegemaakt, het moet gek gaan als ik niet slaag. Ik heb nooit weelde gekend en dan valt het vast wel mee.'
147
>-
Overige problemen
Dan: ambitieuze vrouwen, die meestal uit een iets hoger sociaal milieu kwamen en meer ontwikkeling hadden dan haar echtgenoten. De emigratie hield voor deze vrouwen een poging in om de sociale daling op te heffen, welke het gevolg was van haar huwelijk. Ten slotte: dominerende vrouwen, die qua persoonlijkheid het heft in handen hielden en dus ook de emigratiebeslissing namen. Het type, dat thuis 'de broek aan heeft' en dat meestal geflankeerd wordt door een vrij slappe echtgenoot. Sommige van deze vrouwen wensten in het nieuwe land een eigen bedrijf (wolzaak, cafetaria) te vestigen. De vrouw, die naar familie wil. Er werden enkele gevallen geregistreerd, waarin de man geheel motiefloos leek en het uitsluitend ging om de trek van de vrouw naar geëmigreerde eigen familie (broers, zuster(s), dochter, ouders). Deze drang bleek in bepaalde gevallen zo sterk te kunnen zijn, dat zelfs in Nederland goed geïntegreerde mannen er - hoewel zij tegenstribbelden - geen weerstand aan konden bieden. Zij werden in de emigratie meegesleurd. Te dezer plaatse kan ook nog melding worden gemaakt van een aantal gevallen, waarin de emigratie gesteund werd door de moeder van man of vrouw. Dit betrof veelal gescheiden vrouwen, die al hun kinderen naar overzee zonden, om ten slotte zelf te volgen. Er was dan sprake van een onvervalste matriarchale hegemonie. Een uitzondering werd gevormd door een (eveneens gescheiden) vrouw, die haar zoon tot emigreren dwong, omdat hij haar tot last was. Zij wenste de kamer, die hij bij haar in huis bewoonde, te verhuren. Avontuur, bijzondere problemen. In enkele gevallen werd het initiatief van de vrouw herleid op 'zwerversbloed' (vader bij de grote vaart); gehechtheid aan een vrolijk leven (schulden maken, scharrelen met mannen, weg onder sociale controle); ex-politieke delinquentie (SS, verraad); oorlogsangst. Daarnaast echter ook: religieuze roeping. Een drietal vrouwen wilde emigreren, omdat zij bang waren dat haar echtgenoot ten offer zou vallen aan zijn beroep (mijnwerker, caféhouder, barmuzikant). Betekenis voor de N ederlam/,se emigratie
148
De betekenis van de factor 'bijzondere problemen' voor de Nederlandse emigratie kan nooit zeer groot zijn, gezien het feit, dat aan emigranten vrij strenge eisen worden gesteld ten aanzien van geestelijke en lichamelijke gezondheid, justitieel verleden, enz. Een al te afwijkend type mag de emigrant niet zijn, al kunnen sommige min of meer opvallende figuren nog wel eens door de mazen van het net glippen. 'Oorlogsvrees' zou wellicht nog eens tot een collectieve impuls kunnen worden.
__
__0
__
___
De betekenis van de vrouw in de Nederlandse emigratie ligt vermoedelijk meer in het feit, dat zij over het algemeen niet gaarne weg wil, dan dat zij een gretige emigratiebereidheid aan de dag legt. Bij het onderzoek bleek, dat waar de vrouw als initiatiefneemster kon worden beschouwd - dit was het geval bij één op de zes à zeven gehuwde emigranten - hiervoor meestal zeer persoonlijke redenen aanwezig waren. In hoofdstuk 11 werd reeds geconstateerd, dat de daadwerkelijk mee-emigrerende vrouwen in grote meerderheid haar man zonder tegenzin vergezellen. Het ontbreken, of het ten slotte opgeven van vrouwelijke weerstand, moet waarschijnlijk als een belangrijke factor voor de verwezenlijking van vele emigratieplannen worden gezien. Voor het overige werd de indruk verkregen, dat de doorsnee-vrouw minder sterk op het algemene emigratieklimaat reageert dan de man. Heeft zij geen sterke persoonlijke stimulans om te gaan, dan blijft zij liever thuis, ondanks eventuele sociale stijgingsdrang en uit de beroepsuitoefening voortvloeiende problemen van de man, ondanks ook financiële perikelen en moeilijkheden met de huisvesting.
Vrouwelijke weerstand
149
XII. BUITEN HET ONDERZOEK GELATEN GROEPEN)
Agrariërs Van de 129 emigratiegevallen van agrariërs, die in de vorige hoofdstukken onbesproken bleven, vertrokken er 100 naar Canada. Het volgende heeft slechts betrekking op dit honderdtal. Voor het merendeel werd deze groep gevormd door jongeren uit agrarisch milieu, voor wie geen of o~voldoende land beschikbaar was. Eén derde evenwel had in Nederland een eigen bedrijf, terwijl de overigen in loondienst waren. Deze loondienst-groep bestond overwegend uit zoons van zelfstandige agrariërs, voor wie het ouderlijk bedrijf geen plaats bood als gevolg van het feit, dat er nog meer broers waren. Vaak werden een of meer van deze broers reeds in het bedrijf opgenomen. Meer dan de helft van de honderd Canada-agrariërs bleek afkomstig uit gezinnen met meer dan zeven kinderen. Tot de factoren, die een rol speelden bij de totstandkoming van het emigratiebesluit van deze groep, behoorden:
150
Relaties. De relatie-invloed bleek ongeveer even groot als bij de niet-agrariërs, met dien verstande, dat hij bijna uitsluitend werd uitgeoefend door naaste betrekkingen (broers en zusters van man en vrouw, ouders, kinderen, verloofden). Deze invloed van de naaste familie was bijna tweemaal zo groot als bij de niet-agrariërs. De invloed van vrienden en kennissen nam evenredig hiermede af. Deze sterke familie-invloed vormt een belangrijk kenmerk van de agrarische emigratie. Het is bekend, dat op het platteland een sterke familieband heerst, voor een groot deel verkregen door het gezamenlijk werken op het ouderlijk bedrijf. Agrariërs zijn over het algemeen gehecht aan hun vertrouwde omgeving en het kost hun moeite zich hiervan los te maken. Wanneer echter enkele leden van het gezin de kring hebben durven doorbreken en naar een ander land zijn gegaan, raken de achtergeblevenen wat meer vertrouwd met de emigratiegedachte en wordt de stap voor hen minder groot. 1. Zie hoofdstuk I, blz. 20.
De grote teruggang van de agrarische emigratie, met name naar Canada, in de laatste jaren dient waarschijnlijk mede in het licht van het bovenstaande te worden beschouwd. Dit zou kunnen leiden tot de opvatting, dat de verdere ontwikkeling niet in het kader van de individuele emigratie, maar als familie-emigratie moet worden beoordeeld. Bij de toekomstige aanpak van dit vraagstuk kan het overwegingswaard zijn, de voorlichting minder op de enkeling en meer op de familie te richten.
Verlangen naar eigen bedrijf
Een eigen bedrij f nastreven; emigreren terwille van de toekomst der kinderen. De agrariër is over het algemeen flink. Hij wil hard werken, mits hij geen ondergeschikte positie heeft. Hij wenst een eigen bedrijf, waarop hij volgens eigen inzichten kan werken. In de meeste gevallen is hij in bezit van een of meer diploma's, die ervan getuigen, dat hij bereid is zich naast de dagelijkse praktijk de nodige theoretische vakkennis te verschaffen. Bij tweederde gedeelte van de agrarische groep trad het verlangen naar een eigen bedrijf als emigratiemotief op de voorgrond. Er bestond in deze gevallen vrijwel steeds verband met de praktische onmogelijkheid om dit oogmerk in Nederland te verwezenlijken (zie volgende paragraaf). Ambitie en verhindering tezamen moeten beschouwd worden als één sterke impuls, die de gehele emigratie beheerst. Het bleek verder, dat andere omstandigheden naar verhouding weinig invloed hebben. Het motief 'om de toekomst van de kinderen' werd ook onder de agrariërs vooral bij grote gezinnen aangetroffen. De ouders zagen aankomen, dat zij ' niet alle kinderen aan een bedrijf zouden kunnen helpen. Zij wensten hen niet naar de fabriek te zien gaan. Typerend hiervoor was het geval van een landbouwer met twaalf kinderen, die eigenlijk liever in Nederland was gebleven. Enkele zonen zou hij misschien nog een bedrijfje kunnen geven, maar de overigen zouden naar de fabriek moeten. Maar: 'Boeren en fabrieksarbeiders in één gezin, dat gaat niet. Fabrieksmensen krijgen een ander soort vrienden, een ander soort meisjes, en dat geeft alleen maar narigheid'. Voor vele agrariërs ligt het kernpunt in het verschil tussen de fabrieksmentaliteit en de traditionele opvattingen en leefwijze van het platteland, waaraan zij van huis uit gewoon zijn. Het samengaan van beiden is moeilijk. Problemen in beroep en bedrijf. De emigranten in deze groep vormden dus één lange rij van mensen, die een eigen bedrijf nastreefden, maar noch een stuk grond bezaten, noch het kapitaal dat het in uitzonderingsgevallen mogelijk zou maken een bestaand bedrijf te kopen. De meesten waren boerenZoons, voor wie geen plaats was op het ouderlijk bedrijf, dat overigens ook om economische redenen niet voor (verdere) splitsing in aanmerking kwam. Ook waren er enkele landarbeiders onder, die zelfstandig wilden worden. De moeilijkheden liggen kennelijk niet in de aard van het beroep, maar in
151
Buiten het onderzoek gelaten groepen
de omstandigheid, dat zelfstandige beroepsbeoefening voor velen hier te lande tot de absolute onmogelijkheden behoort. Zij moeten deze dus elders zoeken. Overschakeling naar andere beroepen komt bij hen niet in aanmerking. Fabrieksarbeid bijvoorbeeld wilden zij niet verrichten. In enkele gevallen hadden zij dat wel eens gedaan, maar steeds volgde terugkeer naar de boerderij. De opsluiting tussen fabrieksmuren was onverdragelijk; zij wilden ruimte en vrijheid. In dit alles schuilt een tragiek: Nederland is vol, er is geen vrije grond meer en degene, wiens hart uitgaat naar de landbouw of veeteelt en niet zo gelukkig is, dat hij het bedrijf van zijn vader kan overnemen, rest niets anders dan emigratie. Voor velen zou wel de mogelijkheid bestaan als landarbeider te werken. Dit wensen zij echter niet. De boerenzoons hebben een eigen bedrijf, evenals hun vader, voor ogen; de landarbeiders willen niet langer een ondergeschikte positie bekleden. Financiële problemen. Deze werden door de agrariërs vrijwel niet genoemd Als dit toch het geval was, hadden zij betrekking op het feit, dat het bedrijf te klein was of teveel investeringskapitaal nodig had als gevolg van, bijvoorbeeld, slechte grond. Klachten op dit gebied werden bij een enkele zelfstandige landbouwer aangetroffen. Huisvestingsproblemen. Deze werden slechts bij 10% van de agrarische groep gesignaleerd. In het algemeen waren de agrariërs niet ontevreden met hun huisvesting. Vooral de zelfstandigen hadden meestal voldoende ruimte voor hun gezin. Weliswaar woonden de meeste landarbeiders in zeer kleine huisjes, maar ook zij waren merendeels over hun huisvesting tevreden. De eisen, die zij daaraan stelden, lagen niet op hetzelfde peil als bij de andere categorieën emigranten.
152
Verblijf buiten Nederland. Slechts enkele agrariërs hadden gedurende langere tijd in het buitenland vertoefd. Van de vijf personen, wier buitenlands verblijf hun emigratie stimuleerde, waren er drie als militair in Indonesië of Suriname geweest. De andere twee brachten reeds geruime tijd door in Canada, de één voor de oorlog, de andere erna, ter oriëntering op een mogelijk blijvende vestiging. Aangenomen mag worden, dat naar verhouding evenveel agrariërs als militair naar Indonesië gingen als niet-agrariërs. Op de laatsten had dit echter blijkbaar een sterker emigratiebevorderende invloed, door onder hen een een relatief groter aantal oud-Indonesiëmilitairen gevonden werd dan onder de agrariërs. Dit hangt wellicht weer samen met de omstandigheid, dat agrariërs als regel sterker verankerd zijn in hun streek, woonplaats of bedrijf dan andere beroepsbeoefenaren.
--
- - - - - - - -
---
-
Familiemoeilijkheden. Er kwamen tien gevallen voor, waarin moeilijkheden in de familie (mede) aanleiding waren om te emigreren. Geen enkele maal was hier echter sprake van een moeilijke jeugd. Slechts in vier gevallen hadden de familiemoeilijkheden een doorslaggevende invloed op de emigratiebeslissing. Deze groep bewees nog eens de stelling, dat agrariërs meestal in sociaal opzicht goed geïntegreerde mensen zijn, onderhevig aan een sterke sociale controle. Als zij voorkwamen, rezen de moeilijkheden eerst nadat de kinderen volwassen waren. Zij betroffen uiteenlopende zaken: tegenstand tegen verloving, te weinig zakgeld, splitsing op kerkelijk terrein, gedwongen huwelijk en dergelijke. Geen desintegratie dus, maar normaal voorkomende wrijvingen in de familie.
Emigratie naar Brazilië
Avontuur en de weg van de minst.e weerstand. De vage drang 'naar het onbestemde' is de agrariër over het algemeen vreemd. Hij gaat niet 'zo maar' emigreren, doch overweegt degelijk, wat hij zal doen. Bij slechts vijf personen werd zucht naar avontuur, respectievelijk onaangepastheid aange · troffen. Twee hiervan waren landbouwers, die als zodanig mislukten. Zij wisten hun bedrijf niet te beheren: het land werd verwaarloosd of op de verkeerde wijze bewerkt. Hierdoor kwamen zij diep in de schulden te zitten. Overige problemen. Deze deden zich praktisch niet voor. In één geval bleek, dat de vrouw om persoonlijke redenen initiatiefneemster tot de emigratie was. Conclusie. Het emigratiemotief der agrariërs is sterk eenzijdig en wijkt daardoor essentiëel af van dat der niet-agrariërs. In het algemeen ligt de enige reden, waarom een agrariër gaat emigreren, in het feit, dat hij een eigen bedrijf wil hebben, maar dit hier te lande niet kan krijgen door gebrek aan grond. Van veel invloed is verder de omstandigheid, dat reeds geemigreerde naaste familie gunstige berichten zendt. Emigratie (buiten groepsverband) naar Brazilië ~~~,~r~~
Daar de sociale en economische structuur van Brazilië nogal afwijkt van de Nederlandse, wordt van het aanpassingsvermogen van de Nederlander, die individueel naar dit land emigreert, in het algemeen vrij veel gevergd. Sedert 1953 ontwikkelde zich een emigratie van industriële werkers naar Brazilië. Deze 'urban workers' moeten kleine gezinnen hebben, behoorlijk geschoold zijn en bewijzen, dat zij enige kennis van het Portugees bezitten. In het onderzochte groepje (n = 35) viel het naar verhouding grote aantal gemengdbloedige Indische Nederlanders op. Zo niet de man, dan de vrouw Zij beschouwden hun emigratie naar Brazilië als een uitkomst. In Neder-
153
Buiten het onderzoek gelaten groepen
land voelden zij zich niet thuis, omdat zij vooral het klimaat moeilijk konden verdragen. Terugkeer naar Indonesië was uitgesloten, terwijl aanmelding voor andere landen zinloos was, daar zij meestal niet zouden worden geaccepteerd vanwege hun huidskleur\ In Brazilië zagen zij een land, dat enigszins deed denken aan Indië. In ieder geval verwachtten zij er een hun beter passend klimaat. In verband met de reeds genoemde toelatingseisen - welke op zichzelf emigratiebeperkend werken - moesten de meeste Indische Nederlanders, die oorspronkelijk veelal een administratief beroep uitoefenden, zich eerst laten omscholen. Hieruit kon het relatief grote aantal jongeren, dat in deze emigrantengroep aangetroffen werd, verklaard worden. Relaties speelden bij de Indische Nederlanders, die naar Brazilië vertrokken, nauwelijks een rol. Daarvoor was de emigratie van deze categorie naar dit land kennelijk nog te jong en vooral ook te beperkt van omvang. Twee voorbeelden, typerend voor de emigratie naar Brazilië: 50-jarige eigenaar van een houtzagerij. Man en vrouw waren Indische Nederlanders. De man richtte in Nieuw-Guinea een houtzagerij op. Het gouvernement vestigde een concurrerend bedrijf, zodat het beter leek de toekomst elders te zoeken. 28-jarige gehuwde bankwerker, die tien jaar op Sumatra had gewoond. Hij voelde zich niet langer thuis in Nederland en zocht de weg terug naar de cultures. Man en vrouw waren beiden gemengdbloedig.
Emigratie naar de Centraal-Afrikaanse Federatie
In 1952 vertrokken de eerste Nederlandse emigranten rechtstreeks uit ons land naar Rhodesia. (Reeds eerder kwamen enkele honderden Nederlanders naar dit land, die oorspronkelijk naar de Unie van Zuid-Afrika warcn geëmigreerd). Hun aantal neemt langzamerhand toe. In verband met de aanwezigheid van een omvangrijke zwarte bevolking biedt dit jonge land geen immigratiemogelijkheden voor ongeschoolde arbeiders. Behalve technische vaklieden ontvangt dit land gaarne agrariërs, die een goede opleiding genoten (in het bijzonder aan de Rijks Hogere School voor Tropische Landbouw te Deventer).
154
1. Dit geldt niet voor de Verenigde Staten, doch de immi gratiewetgeving van dat land is op een territorialiteitsbeginsel gebaseerd, wat de toelatingsquota betreft. In Indonesië geboren Nederlanders kunnen mitsdien slechts op het Indonesische quotum in de Verenigde Staten worden toegelaten. Dit quotum telt slechts honderd visa per jaar en is dus praktisch prohibitief voor normale emigratie naar dat land. Bij incidentele vluchtelingenwetten geldt daarentegen als regel het nationaliteitsbeginsel. Daarom konden de Indische Nederlanders onder de eerder genoemde 'Refugee Relief Act - 1953' tot eind 1956 naar de U.S.A. emigreren, zoals thans (tot eind juni 1960) onder de Pastore-Walter Act - 1958. Ook deze vluchtelingenwetten beperken de toelatingen tot een vastgesteld aantal voor de geldingsduur van de regelin gen.
Bij de onderzochte groep (n = 50) viel het op, dat velen tot emigratie naar Rhodesia besloten naar aanleiding van een geslaagde sollicitatie op een advertentie. Dit contact met een toekomstige werkgever kan beschouwd worden als een soort vervanging van de relatiefactor, die bij andere landen in zo sterke mate werd aangetroffen. De relatieve zekerheid, die hierdoor voorafgaande aan het vertrek verkregen wordt, kan in vele gevallen zelfs groter zijn dan bij de tussenkomst van relaties in het algemeen.
Rhodesiaemigranten
Daarnaast werd een groep van emigranten aangetroffen, die tewerkgesteld zouden worden in een nieuw gevestigd bedrijf. Zij werkten bij de moederfabriek in Nederland en werden door de directie aangezocht naar Rhodesia te gaan. Als een afgezwakte vorm van groepsemigratie werd een deel van een Nederlandse bedrijfsgemeenschap in verband overgeplaatst naar Rhodesia. Deze mogelijkheid tot collectieve emigratie maakte voor betrokkenen de emigratiebeslissing lichter. Voorts werd een naar verhouding groot aantal jongens aangetroffen, afgestudeerd aan de Rijks Hogere School voor Tropische Landbouw te Deventer. Vroeger zouden zij naar Indonesië zijn gegaan; nu moesten zij trachten werk te vinden in een ander tropisch gebied. Nederland biedt immers geen gunstige perspectieven, welke aansluiten bij hun opleiding. Deze 'Deventenaren' zetten sterk hun stempel op de emigratie naar Rhodesia. Het bleek, dat reeds in dat land aanwezige oud-leerlingen zeer nauwe relaties met hun vroegere school onderhielden. In Deventer wist men precies hoe het hun ging, een omstandigheid, welke het emigratiebesluit van anderen vergemakkelijkte. Enkele typerende voorbeelden van Rhodesia-emigranten: 26-jarige ongehuwde radiotechnicus. Het zou hier nog jaren duren, voordat hij promotie kon maken, zodat hij over emigratie begon te denken. Omdat hij een 'pen-friend' in Nieuw Zeeland had, wilde hij eerst daarheen, maar ten slotte besloot hij naar Rhodesia te gaan, waar hij tewerkgesteld kon worden bij een luchtvaa rtmaatschappij. Hij had gesolliciteerd op een advertentie. 23-jarige ongehuwde jongeman, die zijn opleiding ontving aan de School voor Tropische Landbouw te Deventer met het oog op een toekomst in Indonesië. Omdat dit land daar thans niet meer voor in aanmerking kwam, besloot hij naar Rhodesia te emigreren, waar hij goede kansen zag. 31-jarige monteur met vrouwen kind. Zijn firma vestigt een filiaal in Rhodesia, waarbij hij met zeer gunstige vooruitzichten werk kan' krijgen.
, Incourante' emigranten Als buiten het eigenlijke emigrantentype vallend werden beschouwd (n = 79):
155
vrouwen, die op eigen gelegenheid emigreerden; personen boven de 60 jaar; gevallen van her-emigratie naar hetzelfde land; gevallen van uitzending door een bedrijf. Buiten het onderzoek gelaten groepen
Individueel emigreren de vrouwen. Deze groep werd in de eerste plaats gevormd door de meisjes, die hun verloofde of vriend nareisden, en de meisjes, die tegelijk met hun verloofde vertrokken. Zij zouden naar alle waarschijnlijkheid nooit zijn geëmigreerd, als het niet om de verloofde was. Daarnaast waren er een aantal alleenstaande vrouwen, die 'wel eens iets anders' wilden. Zij emigreerden meestal naar familie of kennissen, maar soms ook op de bonnefooi, op zoek naar een levensvervulling. Zij hoopten deze door middel van emigratie te vinden (het liefst in de vorm van een man, al werd dit slechts in enkele gevallen met zoveel woorden gezegd).
Voorbeelden: Een 26-jarige hulp in de huishouding emigreerde naar Nieuw Zeeland, waar haar verloofde reeds vier jaar tevoren heengegaan was. Hij kwam nu met verlof naar Nederland om haar te halen. Een 31-jarige, ongehuwde heilgymnaste-masseuse, op zoek naar 'iets anders'. In Canada werd haar een baan aangeboden in een ziekenhuis, waar eveneens twee vriendinnen konden worden tewerkgesteld.
Ouder dan zestig jaar. Te oud om nog in het productieproces van het ontvangende land te worden opgenomen, vertrokken deze emigranten uitsluitend om de levensavond door te brengen bij hun kinderen. In enkele gevallen waren het juist de lievelingskinderen, die wegtrokken, zodat de ouders het liefst bij hen hun oude dag wilden slijten. Soms ging het initiatief hiertoe van de kinderen zelf uit. - Voorbeeld: Echtpaar, dat 'leefde van Drees'. De kinderen emigreerden naar Australië. Zij zijn allen getrouwd. De ouders wilden nu naar hen toe. De kinderen beloofden hun een onbezorgde oude dag. In Nederland hadden zij het erg moeilijk.
156
Her-emigratie. Er werden enkele gevallen aangetroffen, waarin iemand voor de tweede maal naar hetzelfde land emigreerde 1. Om verschillende redenen had terugkeer naar Nederland plaatsgevonden. Hier beviel het hun echter niet meer. In sommige gevallen was hun huisvesting slecht, zij verdienden te weinig naar hun zin of misten de ruimte. Daarom besloten zij opnieuw te emigreren. Het bleek niet mogelijk, de motieven voor de eerste emigratie te achterhalen. - Voorbeeld: 1. Ook gevallen van tweede emigratie, maar nu naar een ander land, kwamen voor; deze werden niet uit het onderzoek geëlimineerd. Zij vonden bespreking in hoofdstuk VIII, blz. 107-108.
Een S1-jarige metselaar, die reeds enkele jaren in Australië was. Toen zijn vrouw daar overleed, keerde hij terug naar Nederland, waar hij hertrouwde. Hij voelde zich hier echter in het geheel niet meer thuis en verlangde naar Australië terug. Ook zijn tweede vrouw wilde graag weg. Ook zij was tevoren reeds in Australië, gedurende een half jaar, als hulp in de huishouding.
Uitzending door bedrijf. Enkele 'emigranten' werden uitgezonden door het bedrijf, waarbij zij hier te lande werkten. Uit zichzelf zouden zij niet zijn geëmigreerd, maar de voorwaarden, waarop de uitzending plaatsvond, trokken hen aan. Bovendien voelden zij zich verzekerd, ook ten aanzien van de huisvesting, van de steun van de zijde der onderneming en beschouwden zij dit als een voordeel. In geval van terugkeer zouden zij, in de meeste gevallen, hier weer in dienst genomen worden van hetzelfde bedrijf. Dit groepje bestond niet uit 'echte' emigranten, daar hun emigratie op zijn best een proefemigratie was. - Voorbeeld:
Uitzending door een bedrijf
Een gehuwde 33-jarige employé van een conservenfabriek werd door deze onderneming naar Zuid-Afrika uitgezonden. Hij was voor dezelfde onderneming reeds twee jaar in West-Afrika. De man deelde mede, voorgoed in Zuid-Afrika te willen blijven.
157
XIII. SAMENVATTING EN CONCLUSIES
In het voorgaande is getracht met behulp van het basismateriaal, dat een omvangrijke enquête onder aspirant-emigranten heeft opgeleverd, een systematisch inzicht te geven in het complex van factoren en omstandigheden, welke aan het nemen van de individuele emigratiebeslissing ten grondslag liggen. De bij de besluitvorming werkzame factoren werden niet statistisch. doch door een bestudering van de totale protocollen geanalyseerd, opdat zo min mogelijk nuanceringen van zoiets gecompliceerds als de menselijke 'motivation' verloren zouden gaan. De relatiefactor blijkt van zeer grote betekenis te zijn, zozeer zelfs, dat de Nederlandse emigratie van nu min of meer als een relatie-emigratie kan worden beschouwd, met een krachtige familie-inslag. Dit laatste element treedt het sterkst op de voorgrond bij de agrariërs. 1 Samenstelling, omvang en richting van de jaarlijkse emigrantenstroom worden voor een groot deel bepaald door de aanwezigheid van reeds eerder geëmigreerde Nederlanders in de verschillende bestemmingslanden. De relatie-invloed kan zo sterk zijn, dat het besluit er bij gebreke van andere factoren door wordt overheerst. Vaker echter blijken zulke factoren wel aanwezig te zijn; de relatieinvloed kan dan het beste als 'katalytisch' worden gekenschetst. Hij activeert de op andere gronden sluimerend aanwezige bereidheid tot emigratie.
158
Het onderzoek rekent af met de hier en daar bestaande opvatting, dat iedere Nederlandse emigrant van plan is een eigen bedrijf te beginnen, of weggaat met het oog op de toekomst van zijn kinderen. De hier bedoelde factoren zijn over het algemeen van minder belang voor de besluitvorming dan gemeend werd. Emigratie met als vooropgezette, voornaamste bedoeling sociaal te stijgen of sociale daling tegen te gaan, komt slechts voor bij een minderheid, bijvoorbeeld bij zoons van kleine zelfstandigen, die geen kans zien om in Nederland dezelfde status als hun vader te bereiken. Het verlangen naar een eigen bedrijf is wel het voornaamste kenmerk van de 1. Zie hoofdstuk XII, blz. 150.
emigratie der agrariërs, maar deze vormen een aparte groep, die men ook wat de gronden van hun beslissing betreft van de niet-agrariërs dient te onderscheiden. Wat de toekomst van de kinderen aangaat: hoe groter het gezin, hoe meer zoons en hoe ouder deze zoons (dat wil zeggen: op een leeftijd, geschikt om in het nieuwe land daadwerkelijk mede te helpen), des te eerder zal dit element een rol van betekenis spelen bij de besluitvorming.
Samenvatting
Problemen in beroep en bedrijf behoren vrij vaak tot de grondslagen van het emigratie besluit van ouderen. Bij de jongeren wordt de geneigdheid om te emigreren soms bevorderd door het feit, dat zij bij de keuze van een beroep toch hun persoonlijke bestemming nog niet hadden gevonden. Onder bepaalde categorieën van werknemers blijkt het ontbreken van plezier in het werk een factor ter stimulering van de emigratiebereidheid te vormen, bijvoorbeeld bij kantoorpersoneel (sleur), employé's van grote diensten en bedrijven (bureaucratie), gespecialiseerde technici (nivellering), fabrieksarbeiders (ploegendienst, premiestelsel). Onder de ontevreden fabrieksmensen nemen de voormalige plattelanders een aparte plaats in. Afzonderlijke categorieën met arbeidsproblemen worden gevormd door gewezen zeevarenden, die geen geschikte walbetrekking kunnen vinden, door Indische Nederlanders en door mensen met een specifieke tropenopleiding. Bij de kleine zelfstandige, en hem die het eenmaal was, leveren de stereotiepe klachten over moeilijkheden als gevolg van kapitaalgebrek, drukkende voorschriften, concurrentie en personeelstekort een bijdrage tot de emigratiegeneigdheid. Bij ongeveer een vijfde van de onderzochte emigranten werd de indicatie verkregen, dat zij hun financiële situatie in Nederland werkelijk als pro·· blematisch beschouwden. Op het niveau van de gemiddelde emigrant is geen economische marge te vinden. Zodra persoonlijke omstandigheden financieel ongunstige gevolgen hebben, raakt de zaak in de knoop; wanneer deze omstandigheden van langdurige aard zijn, kan hierdoor het besluit tot emigratie geleidelijk rijpen, bijvoor:beeld in het geval van jongeren die behoeftige ouders moeten steunen, verloofden die geen geld hebben..om te trouwen, echtparen die met moeilijkheden kampen als gevolg van een gedwongen huwelij~j vrouwen . die niet· zuinig kunnen J:ij~, grot~ geûnnen die ondanks de kinderbijslag vastlopen. Daarnaast, maar dit is slechts zelden een doorslaggevende factor bij het besluit, bestaat de algemene verwachting dat emigratie materiële vooruitgang met zich zal brengen. Het toekomstbeeld van een bevrijding uit 'de dagelijkse knellende zqrgen' is verlokkend. Huisvestingsproblemen spelen vooral een rol in het emigratiebesluit van verloofden- en jongere..gezinnen. Hoe jonger men trouwt en hoe vlugger er
159
Samenvatting en conclusies
kinderen komen, des te groter kunnen de moeilijkheden zijn, vooral dus bij gedwongen huwelijken. Als ouders zich over het jonge paar ontfermen, rijzen vaak conflicten; ook inwoning bij anderen betekent dikwijls onvrijheid. Het verlangen naar een 'eigen leven' en, op den duur, naar uitbreiding van het gezin, kan zo groot worden, dat daaruit het emigratieplan wordt geboren. Men vreest, dat verbetering der huisvestingsomstandigheden in Nederland binnen afzienbare tijd niet kan worden verwacht. Bij de oudere gezinnen blijkt de invloed van woningperikelen op het emigratiebesluit veel geringer te zijn. Sommigen van hen zijn echter in woningen terechtgekomen, die bij een normale gang van zaken reeds lang onder de slopershamer zouden zijn geraakt. Het verval van het woningpeil door onvoldoende nieuwbouw draagt dan ook een - bescheiden - steentje tot d~ emigratie bij. Tot de krachtigste factoren, welke de bereidheid om te emigreren in de hand kunnen werken, bleek te behoren een voorafgaand langdurig verblijf buiten 's lands grenzen. In de eerste plaats dienen te worden vermeld diegenen, die in Nederlands-Indië (resp. Indonesië) zijn geboren, getogen of daar langere tijd hebben gewoond en gewerkt. Afzonderlijke vermelding verdienen de ex-Indonesië-militairen uit de periode 1945-1950, die in de emigrantensteekproef 1956 relatief nog sterk vertegenwoordigd zijn. Een duidelijk emigrantentype wordt gevormd door gewezen zeevarenden; dit betreft eerder een soort van 'losse' dan professionele zeelieden. Een kenmerk van de emigranten, die lang in het buitenland hebben vertoefd, is dat zij het leven in Nederland na hun terugkeer 'bekrompen' vinden. De factor van het buitenlands verblijf heeft door zijn specifieke inhoud een direct raakvlak met het totale verschijnsel emigratie. Er zijn aanwijzingen, dat bij de desbetreffende groepen de relatie-invloed minder groot is dan in het algemeen voor de onderzochte emigranten geldt. De factol heeft vermoedelijk een belangrijk aandeel gehad in de ontwikkeling van de na-oorlogse Nederlandse emigratie; met name worden in dit verband nog eens de ex-Indonesië-militairen genoemd. Het 'reservoir van emigratiepotentie' van deze laatste categorie moet echter langzamerhand uitgeput raken.
160
Ook verminderde bindingen aan de familie, gradueel oplopend tot ernstige stoornissen in de verhouding tussen onmiddellijke bloedverwanten, blijken de geneigdheid om te emigreren te kunnen bevorderen. Deze geneigdheid viel namelijk Op bij een groep personen, die in hun jeugd geen normaal gezinsleven hadden gekend en wier leven door hun jeugdmoeilijkheden als het ware verder 'getekend' was. Emigratiegeneigdheid kan bij anderen, die wel een normale jeugd hebben gehad, worden voorafgegaan door ernstige moeilijkheden, vooral in verband met huwelijk en echtschei~ing. In .een ~.a~~l van deze gevallen draagt de emigratie duidelijk het ka-
rak ter van een 'escape'. Hoe dieper de moeilijkheden wortelen, des te 'harder' kan de emigratiebeslissing zijn; zij kan met een zekere verbetenheid ten uitvoer worden gebracht. Ook bij deze factor zijn er indicaties voor een geringere invloed van reeds geëmigreerde relaties bij de desbetreffende emigranten, dan in het algemeen valt waar te nemen. Samenvatting
Vooral bij het besluit van ongehuwde jongeren lijken factoren een rol te spelen, die kunnen worden omschreven als 'zucht naar avontuur' en 'het volgen van de weg van de minste weerstand'. Deze factoren hangen nauw samen met het nog niet gebonden zijn door verloving of huwelijk. Zij lijken in het algemeen toe te schrijven aan een zekere onrust en aan de betrekkelijke leegheid van een leven, dat nog geen vorm heeft gevonden. Het bestaan van een emigratieklimaat is van betekenis ook ten opzichte van dit soort jongeren, voor wie emigreren een voor de hand liggend antwoord kan zijn op het 'Ik weet niet goed wat ik wil', 'Ik wil eens wat beleven'. Bij ouderen gaat een zekere zucht naar avontuur dikwijls hand in hand met buitenlandse ervaring. Voorts lijkt een ten opzichte van de eigen omgeving negatieve instelling, welke eveneens emigratiebevorderend kan werken, vaak samen te hangen met persoonlijke problemen. Hetzelfde geldt voor hardnekkige ontevredenheid over de gang van zaken in Nederland. Ten slotte is er een groepje betrekkelijk energieloze figuren, wier emigratiebesluit weinig doordacht genomen wordt, in de verwachting dat het allemaal wel vanzelf zal gaan. Over het algemeen kan echter worden vastgesteld, dat men met het verlenen van het praedicaat 'avontuurlijk' aan de Nederlandse emigrant voorzichtig dient te zijn. Het zich bevinden in een zekere uitzonderingspositie, van welke aard ook, tegenover de omgeving kan in bepaalde gevallen de emigratiebereidheid stimuleren. Bij een aantal personen doen zich bijzondere verschijnselen voor, welke in hun emigratiebeslissing bleken door te werken. Bedoelde verschijnselen kunnen zowel van physieke als van psychische aard zijn, en laten zich verdelen in twee categorieën. Een gedeelte is niet toe te schrijven aan het tijdsgebeuren, aan incidentele gebeurtenissen, aan maatregelen van anderen; een ander gedeelte wel. Als voorbeelden van het eerste worden hier genoemd: een minderwaardigheidscomplex als gevolg van kleine lichaamsbouw, extreem idealisme als 'een cultuur willen opbouwen'; van het tweede: bijzondere mentaliteit gevormd door oorlogsgebeurtenissen, door criminele veroordeling, door niet-Nederlandse afkomst. Oorlogsvrees als drijfveer tot emigratie blijkt weinig meer voor te komen. Waar dit toch het geval is, blijkt een drietal factoren werkzaam te kunnen zijn: onaangename herinneringen aan de tweede wereldoorlog, aan de Russen, aan de militaire dienst; doorwerken van de omstreeks 1950 gesignaleerde collectieve oorlogsvrees bij sommige individuen; a-socialiteit, extreem egocentrisme.
161
Samenvatting en conclusies
In de meeste gevallen kan de man als de drijvende kracht achter de emigratie worden beschouwd. In een minderheid van gevallen blijkt de vrouw echter de hoofdrolspeelster te zijn geweest. Haar initiatief wortelt in hoofdzaak in de (sociaal-) psychologische sfeer en vertoont dan dikwijls verwantschap met de bij de man gesignaleerde verschijnselen: moeilijke jeugd, echtscheidingsperikelen, geloofskwesties, enz. Echter ook zeer sterke ambities en in sommige gevallen het feit, dat de vrouw uit een hoger sociaal milieu stamt dan de man, meer ontwikkeling heeft en uit overwegingen van sociaal prestige haar heil in emigratie zoekt. Meermalen is bij het onderzoek gebleken, dat emigratieplannen langere tijd werden uitgesteld als gevolg van de binding, die de vrouw met haar ouders - vooral met haar moeder - heeft. Pas na het overlijden der ouders werden de plannen dan verwezenlijkt. Vaak delen emigranten mede, dat vrienden, kennissen of collega's ook wel zouden willen emigreren, maar dat dit voornemen stuit op tegenstand van de zijde der vrouw. Het ontbreken of ten slotte wegvallen van zulk een tegenstand moet waarschijnlijk als een belangrijke factor worden gezien voor de verwezenlijking van ieder emigratieplan, waarbij een verloofd meisje of een gehuwde vrouw is betrokken. Het blijkt dan ook, dat de meerderheid der tot het onderzoek behorende vrouwen min of meer enthousiast mee-emigreerde. Voor het overige bestaat de indruk, dat de doorsnee-vrouw minder sterk op het algemene emigratieklimaat reageert dan de man. Conclusies
162
De emigratiebeslissing kan worden beschouwd als de resultante van een aantal factoren, welke in onderlinge wisselwerking iemand geleidelijk rijp voor emigratie hebben gemaakt. Achter de door de emigrant opgegeven motieven gaan in zeer vele gevallen andere invloeden schuil, die bij grotere aantallen mensen een bepaalde structuur te zien geven. Vrijwel nooit emigreert iemand zonder daarvoor een grondige persoonlijke reden te hebben. Geeft hij bijvoorbeeld als motief op, hetgeen veel voorkomt: 'Het wordt hier in Nederland te vol', dan kan men er zeker van zijn dat er iets anders, iets meer persoonlijks achter zit. Hetzelfde geldt voor de als een algemeenheid uitgesproken verwachting, dat er in het bestemmingsland 'meer mogelijkheden' bestaan. Tracht men de werkelijke motieven onder een gemeenschappelijke noemer te brengen, dan wijst het gehele onderzoek in de richting van een min of meer duurzame, subjectieve gewaarwording van onbehaaglijkheid, die iemand in zijn persoonlijke levenssituatie ondergaat. Op de vraag, of van de bedoelde gewaarwordingen en situaties het privilege voor emigranten mag worden opgeëist, kan het antwoord uiteraard niet bevestigend luiden, al zou het vermoeden kunnen rijzen, dat deze fac-
toren bij hen in een ietwat sterkere concentratie optreden dan bij nietemigranten. Maar het onderzoek heeft iets anders aan het licht gebracht; waardoor het minder raadselachtig wordt waarom juist deze mensen de oplossing van hun persoonlijke problemen in emigratie meenden te moeten zoeken. De meeste emigranten bleken te beschikken over rechtstreekse informaties van reeds eerder geëmigreerde relaties, in vele gevallen zelfs van naaste bloedverwanten. In hun referentiekader speelde het welslagen van deze geëmigreerde relaties een rol. Door geregelde communicatie in brieven konden zij zich een beeld vormen van de concrete mogelijkheden, die eventueel voor henzelf in het nieuwe land zouden zijn weggelegd. Zij, die op deze wijze niet alleen op de gedachte komen van, maar ook vertrouwd raken met een nieuwe toekomst, hebben een veel grotere kans daadwerkelijk emigrant te worden, dan degenen die niet over zulke informaties beschikken, ook al hebben beide categorieën van mensen misschien te kampen met gelijksoortige persoonlijke problemen. Bij het onderzoek is wel komen vast te staan, dat de informaties van de zijde der geëmigreerde relaties door hun persoonlijk karakter (hun 'Gemeinschafts'-karakter 1 in sociologische zin) wezenlijk effectiever zijn, wat betreft de beeldvorming over het nieuwe land en de stimulering der emigratiebereidheid, dan de inlichtingen (respectievelijk de voorlichting) door de officiële kantoren in Nederland. Dit moet niet worden toegeschreven aan de kwaliteit van laatstbedoelde inlichtingen, maar aan hun noodwendig 'Gesellschafts'-karakter, waardoor zij, om effect te sorteren, veel meer moeite hebben door de muren heen te dringen, waarachter een zo persoonlijke levensbeslissing als emigratie ten slotte wordt genomen. Bovenal doet zich de moeilijkheid voor, dat de aanmeldingskantoren niet op eigen initiatief emigratiebereide personen in hun sfeer kunnen trekken; het initiatief dient van de aspirant-emigrant zelf uit te gaan. Maar ook dan nog zou, teneinde haar stimulerende betekenis te vergroten, de emigratievoorlichting dienen te streven naar een versterking van het 'Gemeinschafts' -element in de benadering van de aspirant. Dit komt neer op een meer persoonlijke benadering, waarbij men vertrouwd raakt met de diepere motieven welke de aspirant-emigrant heeft en in ruil daarvoor diens vertrouwen verwerft. Is dit laatste eenmaal verkregen, dan kunnen de inlichtingen over concrete emigratiemogelijkheden op vruchtbare bodem terechtkomen; persoonlijke adviezen kunnen dan bovendien op de meest verantwoorde wijze worden gegeven. 1. Het onderscheid tussen 'Gemeinschaft' en 'Gesellschaft' is afkomstig van de Duitse socioloog Tönnies en duidt op het verschil in levensklimaat, dat de menselijke samenleving kenmerkt: enerzijds de persoonlijke, informele relaties tussen mensen die door een bepaald saamhorigheidsgevoel zijn verbonden (Gemeinschaft) en anderzijds de verzakelijkte contacten tussen individuen en groepen in de moderne maatschappij (GeselIschaft).
Conclusies
163
Samenvatting en conclusies
164
Vaak doet een onderzoek nieuwe vragen rijzen. Als men let op de dalende tendentie, sinds enige jaren, in de jaarlijkse omvang der Nederlandse emigratie en daarbij in aanmerking neemt het door het onderzoek aangetoonde feit, dat de meeste emigranten een stimulans van eerder vertrokken relaties hebben ondervonden, wordt men voor de vraag gesteld: hoe zal de emigratie zich in de toekomst ontwikkelen, als zich naast de relatie-invloed geen collectieve prikkels van betekenis voordoen? Als een 'collectieve prikkel van betekenis' moet bijvoorbeeld worden beschouwd het verblijf van meer dan honderdduizend jeugdige Nederlanders als militair in Indonesië en hun terugkeer hier te lande: een massale kerngroep van emigratiepotentie, die een belangrijke scheppende bijdrage moet hebben geleverd tot de ontwikkeling van de na-oorlogse Nederlandse emigratie. In theorie vormen de Indische Nederlanders ook een dergelijke kerngroep, doch hun potentiële emigrabiliteit is gering en bovendien zijn zij weinig of niet met de Nederlandse bevolking verweven, zodat hun eventuele emigratie buiten de eigen gelederen ternauwernood enige 'nasleep' zou hebben. Bij het onderzoek werd geconstateerd, dat de sterkste relatie-invloed uitgaat van diegenen, die slechts kort geleden zijn vertrokken. Daarna neemt de invloed af, al blijkt hij zelfs na acht jaar nog niet geheel te zijn uitgewerkt. Wanneer nu het aantal emigranten in een bepaald jaar terugloopt, dan is de omvang van de relatie-invloed, uitgaande van dat jaar, navenant kleiner. Dit heeft - gesteld dat andere prikkels ontbreken - in een volgend jaar een verder teruglopen van het aantal emigranten tot gevolg, enzovoorts. De gevolgtrekking uit deze redenering moet wel zijn, dat het met de vooruitzichten voor het handhaven van de omvang der Nederlandse emigratie, zelfs op het peil van ca. 30000 emigranten per jaar, niet rooskleurig is gesteld. In de complexe aard van de besluitvorming, de gebruikelijke weerstand van de zijde der vrouwen in de omstandigheid, dat een onbevredigende persoonlijke situatie een min of meer duurzaam karakter moet dragen, wil men de oplossing uit die situatie in emigratie zoeken, liggen de antwoorden op de vraag, waarom bepaalde, opzichzelf toch ingrijpende ontwikkelingen niet of nauwelijks een collectieve emigratiebereidheid ontketenen. In dit verband worde gerefereerd aan de internationale crisis met betrekking tot Hongarije en Suez in de herfst van 1956 en aan de afneming van de werkgelegenheid sinds eind 1957. In de praktijk blijkt, dat personen die onder de invloed van dit soort gebeurtenissen tot emigratie besluiten, meestal reeds eerder met plannen daartoe bezig waren. Het moet niet uitgesloten worden geacht, dat een langdurige massale werkloosheid ten slotte tal van, daardoor getroffenen tot emigratie zou brengen; zij moeten echter ook nog altijd aan de toelatingseisen voldoen. Wat een internationale crisis betreft: de wereld leeft al sinds ettelijke jaren in een soort van permanente crisis-
toestand; sinds de dagen van de koude oorlog om Berlijn en de strijd in Korea - toen de belangstelling voor emigratie toenam - lijken de mensen min of meer immuun te zijn geworden voor bedreigingen van deze aard. Het bovenstaande accentueert de betekenis van de relatiefactor voor het handhaven van een redelijk emigratiepeil. Een nader en dieper onderzoek naar de werking en de feitelijke betekenis van de relatie-invloed zou wenselijk zijn. Dit onderzoek zou zowel in Nederland als overzee moeten worden ingesteld. Bij emigranten van verschillende jaargangen zou de eventuele bereidheid kunnen worden nagegaan, om van hun kant bewust mede te werken aan het stimuleren van de emigratiegezindheid van achtergeblevenen. Dit geldt niet in de laatste plaats voor de agrarische emigratie.
Conclusies
Het onderzoek heeft ook het vermoeden doen rijzen, dat er vele emigratiebereide mannen in Nederland zijn, wier vrouw niet geneigd is hen naar een ander land te vergezellen. De over het algemeen vrij sterke binding van de vrouw aan haar naaste omgeving, vooral aan haar familie (moeder), moet hiervan als de belangrijkste oorzaak worden beschouwd. Uiteraard kan en mag geen buitenstaander een poging ondernemel). deze bindingen aan te tasten, maar wel zou getracht kunnen worden door een verantwoorde, speciaal op de vrouw gerichte voorlichting de gedachte aan emigratie meer vertrouwd te maken. Ook, en dit is een punt dat voor de ontvangende landen geldt, zou het de overweging waard kunnen zijn, nog meer dan tot dusverre reeds geschiedt faciliteiten te verlenen voor de emigratie van naaste bloedverwanten van reeds vertrokkenen, vooral ook van ouders. De Nederlandse emigratie vertoont nu eenmaal, gelijk het onderzoek heeft aangetoond, een sterke familie-inslag. De Nederlandse emigratie is een sociaal proces, waarmede een nationaal belang wordt gediend, namelijk vermindering van de bevolkingsdruk in de toekomst. Bij dit proces verleggen Nederlanders op basis van vrijwilligheid duurzaam hun woonplaats naar een ander, meestal overzees land (dat bekend staat als behorende tot de zogenaamde emigratielanden 1). Iedere emigrant dient te beantwoorden aan bepaalde door de ontvangende landen gestelde selectie-eisen, waardoor de potentiële emigrantengroepen min of meer omlijnde sociale vormen hebben. Men kan het bestaan van een latente collectieve emigratiebereidheid in Nederland vermoeden, vanwege de sociaal-economische omstandigheden en de planologische situatie als gevolg van een toenemende bevolkingsdruk. Dit vermoeden wordt door het onderzoek versterkt. De latente emigratiebereidheid wordt bij sommige individuen geactiveerd door het feit, dat toekomstmogelijkheden in de ontvangende landen door gunstige berichten 1. Juist is: immigratielanden, maar dit is geen algemeen spraakgebruik.
165
Samenvatting en conclusies
van reeds geëmigreerde personen, met wie zij in directe of indirecte communicatie staan, een min of meer vertrouwde realiteit voor hen vormen. Om daadwerkelijk emigratie te doen resulteren, is in vele gevallen een andere voorwaarde het bestaan van een persoonlijke probleemsituatie van enigszins duurzame aard, waaruit betrokkenen zich ten slotte los willen maken. De maatschappelijke achtergronden van dergelijke (sociaal-)psychologische problemen blijken ten dele ook weer historisch en sociologisch bepaald te zijn. Tegen de achtergrond van een algemeen emigratieklimaat in Nederland komt nu in de meeste gevallen de emigratiebeslissing tot stand door een wisselwerking van de invloed van geëmigreerde relaties en van persoonlijke drijfveren, wortelend in levensomstandigheden en aard van de emigrant. Door haar afgeleide en sterk individuele karakter - familie-emigratie is niet hetzelfde als 'groepsemigratie' - en door de betrekkelijke afwezigheid van collectieve prikkels heeft de, naar samenstelling en richting min of meer bepaalde, Nederlandse emigratie van thans een vrij beperkte omvang. Hoewel emigratie in wezen een dynamisch gebeuren is, maaln de Nederlandse emigratie, als totaliteit, in zekere zin een statische indruk. De jaarlijkse vertrekcijfers bewijzen, dat ook hier stilstand achteruitgang betekent.
166
BIJLAGE
Hoofdzaken van de bij het onderzoek gebruikte vragenlijst en de beantwoording der vragen voor de steekproef van 1000 niet-agrarische mannelijke emigranten. I. Algemene gegevens 1. Bestemmingsland abs. Australië Canada Nieuw Zeeland Zuid-Afrika Verenigde Staten van N .-Amerika Totaal
407 327 72 105
41 33 7 10
89
9
1000
100
2. Geboortejaar van de man Geboren in de jaren:
abs.
1937/33 1932/28 1927/23 1922/ 18 1917/ 13 1912/08 1907/03 1902/ 1898
250 159 160 101 89 43 21
Totaal
177
1000
18 25 16 16 10 9 4
Elders in Nederland Indonesië (Ned. Indië) Europa buiten Nederland Elders ter wereld Onbekend Totaal
199 54 10
20 5 1
1 2
0 0
1000
100
3. Burgerlijke staat, gezinsstaat (met inbegrip van verloofden) abs.
%
Ongehuwd, niet verloofd 212 Verloofd 40 Gehuwd vlak voor vertrek 115 Gehuwd zonder kinderen 72 Gehuwd met kinderen 502 Ongehuwd, gehuwd geweest 7 Tweede huwelijk van man en/of vrouw 52
21
Totaal
1000
4
12 7 50
5 100
2
100
4. Aantal mede-emigrerende kinderen
169
abs.
2a. Plaats van geboorte Geboren in:
abs.
Zelfde plaats als huidige woonplaats Zelfde provincie of streek
492 242
50 24
1 2 3 4 5
kind kinderen k inderen kinderen kinderen
153 141 97 68 28
15 14 10 7 3
6 kinderen 7 kinderen 8 kinderen 9 en meer kinderen Geen kinderen
Bijlage
Totaal
18
2
13
1
8
1
13
1
461
46
1000
100
---------------------------
8. Kerkelijke gezindte Rooms Katholiek Nederlands Hervormd Gereformeerd (alle ger.) Overig Geen kerkelijke gezindte Onbekend Totaal
5.
abs.
%
381 276 145 34 163
38 28 15
3 16
o 1000
100
abs.
%
140
14
193
19
135 11 521
14 52
1000
100
Leeftijd der kinderen abs.
Alleen kinderen van 15 jaar en ouder 36 Kinderen boven en beneden 15 jaar 106 Alleen kinderen beneden 15 jaar 394 Geen kinderen of ongehuw d 461 Onbekend 3 Totaal
1000
'70 9. Aanmeldingskantoor 4
11 39 46
o 100
Algemene Emigratie-Centrale Christelijke Emigratie- Centrale Ka th. Centrale Emigratiestichting Overige particuliere kantoren Gewes telijke Arbeidsbureaus Totaal
6. Jaar van huwelijkssluiting V66r 1940 1940/1945 1946/ 1950 1951 en later Niet gehuwd (geweest) Onbekend Totaal
abs.
%
147 124 161 306 252 10
15 12 16 31 25
1000
100
10. Provincie, waarm woonachtig abs. Noord-Holland Zuid-Holland Utrecht Groni ngen, Friesland, Drenthe, N.O.-polder Gelderland, Overijssel Noord-Brabant, Zeeland, Limburg Totaal
270 274 60
27 27 6
77 172
17
8
147
15
1000
100
7. Gedwongen huwelijken abs.
170
Gedwongen huwelijk v66r 1940 14 Gedwongen huwelijk 1940 of later 85 Geen gedwongen huwelijk of gehuw d voor vertrek 617 Niet gehuwd (geweest), verloofd 252 Onbekend 32 Totaal
1000
% 11. Indeling naar plaats van mwomng 9 62 25 3 100
Grote steden Middelgrote steden Forensenp laatsen Kleine steden Platteland Totaal
abs.
%
308 322 70 139 161
31 32 7 14 16
1000
100
11. Emigratiemotieven
6. Hebt U familieleden, die reeds
Hoe bent U er toe gekomen te willen emigreren? (De antwoorden op deze vraag waren te gedifferentieerd en vaak te gecompliceerd om een statlstlsche bewerking mogelijk te maken).
eerder zijn geëmigreerd? Zo ja, wat zijn deze familieleden van U en waar zitten zij?
111. Besluitvorming 1. Sinds wanneer hebt U het plan om te emigreren?
] aar, waarin emigratieplan werd opgevat abs. % 1955/5 6 1953/54 1951/52 1949/50 1947/48 1945/46 1940/44 V66r 1940 Onbekend Totaal
358 265 192 95 43 31 3 10 3
36 27 19 10 4 3 0 1 0
1000
100
2. Hebt U nog geaarzeld Uw plan door te zetten?
Aarzeling om plan door te zetten abs. % Wel geaarzeld Niet geaarzeld Onbekend Totaal
312 675 13
31 68
1000
100
(Voor de beantwoording van de vragen 3, 4 en 5, respectievelijk betrekking hebbende op het afraden en aanmoedigen van emigratie en op het overwegen van emigratie naar andere landen dan het bestemmingsland, zij verwezen naar hoofdstuk II).
Geëmigreerde familieleden Naaste èn overige familie in bestemmingsland Alleen naaste familie in bestemmingsland Alleen overige familie in bestemmingsland Naaste familie 10 bestemmingsland en familie in andere landen (Naaste en overige) familie in andere landen Naaste familie m overige landen en overige familie m bestemmingsland Geen geëmigreerde familie Onbekend Totaal
De vragenlijst
abs.
%
95
10
222
22
150
15
43
4
169
17
12 308 1
1 31 0
1000
100
7. Zijn er in het land waar U heen gaat ook mensen, die bij U uit de buurt komen? Zo ja, kent U die mensen persoonlijk? Buurtgenoten land
tn
het bestemmingsabs.
%
Geëmigreerde buurtgenoten (die men persoonlijk kent) 623 Geëmigreerde buurtgenoten (die men niet persoonlijk 31 kent) Geen geëmigreerde buurtge345 noten 1 Onbekend
35 0
1000
100
Totaal
62
3.
8. Hebt U brieven gekregen van mensen, die al eerder zijn gegaan?
171
Zo ja, van wie? Waren hun brieven optimistisch of pessimistisch?
Bijlage
Brieven, persoonlijk ontvangen van reeds geëmigreerde personen abs. % Van familie (en eventueel ook van andere relaties) 488 Van anderen dan familie 262 Geen brieven 248 Onbekend 2
26
1000
100
Totaal
49 25
o
Totaal
Totaal
abs.
%
651
65 10
97 2
o
248 2
25
1000
100
o
IV. Over Nederland ; de internationale toestand 1. U hebt Uw toekomst in een nieuw land gekozen. Maar gesteld, dat om een of andere reden Uw emigratie niet door zou gaan, wat zou U dan van Uw toekomst III Nederland verwachten?
11 2
7
6 4 0 100
Levensomstandigheden in N ederland
abs. Weinig rooskleurig, niets goeds (voor zichzelf en/of de kinderen) 322 Teleurstelling. Altijd hetzelfde baantje, in de sleur blij249 ven
%
32
25
abs.
%
456 483 50
46 48
11
1
1000
100
Goed Gaat wel Slecht Onbekend Totaal
5
3. Wat is Uw grootste bezwaar tegen het leven in Nederland? Grootste bezwaar tegen het leven in Nederland Eerste bezwaar
Toekomstverwachting in Nederland (indien de emigratie niet door zou gaan)
172
1000
13
2. Had U het naar Uw memng goed of slecht in Nederland?
Toon van de brieven Optimistisch Gematigd Pessimistisch Geen brieven Onbekend
Gewoon doorgaan (zonder teleurstelling) 125 Het zal wel gaan 108 Studeren 25 Maken wat er van te maken valt, proberen VOOrult te komen 73 Ander werk zoeken (o.a. 59 gaan varen) 36 Diversen Onbekend 3
abs. Geen promotiekansen/niet vooruitkomen Ambtenarij (red tape) Financiële bezwaren Bekrompenheid
Tweede bezwaar
% abs.
%
147
15
41
4
136
14
67
7
130
13
37
4
124
12
23
2
Geen kans om zelfstandig te worden (o.a. t.g.v. diploma-eisen, gebrek aan kapitaal) Overbevolking H uisvestingsmoeilijkheden Klimaat Alg. ontevredenheid (geestelijk klimaat) Te weinig mogelijkheden voor de kinderen Omstandigheden in het werk (o.a. in de mijnen) Toekomstige werkloosheid Afgunst, broodnijd, geen collegialiteit Overige bezwaren Geen bezwaren Onbekend Totaal
Emigratie beïnvloed door vrees voor oorlog 86
9
25
3
Ja
5 1 94
1000
100
9
23
2
39
4
18
2
29
3
14
2
25
2
10
1
20
2
11
1
v.
o
1. Wat gaat U er op den duur doen?
o
Plannen, die men op den duur wil uitvoeren in het bestemmingsland
Totaal
12
11
1
10
1
5
0
30 97 10
3 10
13 701 10
1 70 1
1000 100
1000 100
Verwachting over de internationale situatie
Totaal
%
48 10 940 1 1
94
4. Bent U optimistisch of pessimistisch over de internationale situatie, wat de toekomstige ontwikkeling betreft?
Optimistisch Gaat wel Pessimistisch Heeft geen mening Onbekend
Enigszins Neen Weet het niet Onbekend
abs.
abs.
%
442 156 227 164 11
44 16 23 16 1
1000
100
5. Heeft de vrees voor een nieuwe oor log nog op een of andere ma· nier Uw besluit om te emigreren beïnvloed?
De vragenlijst
o o
Het land van bestemming
Loondienst, zelfde beroep Loondienst, vroeger beroep Loondienst, ander beroep Loondienst, onbekend welk beroep Zelfstandig, zelfde beroep Zelfstandig, vroeger beroep Zelfstandig, ander beroep Zelfstandig, onbekend welk beroep Weet het niet Onbekend Totaal
abs.
%
180 18 62
18 2 6
16 306 46 76
2 31 4 7
118 148 30
12 15 3
1000
100
2. Waar gaat U precies heen? Waarom juist daarheen?
Reden, waarom men naar een bepaalde plaats toegaat abs.
%
Omdat er relaties zijn enlof huisvesting/werk 642 Andere redenen 349 Onbekend 9
64 35
Totaal
1000
100
173
VI. De voorbereiding 1. Vertelt U eens precies wat U en Uw gezin aan de taal hebben gedaan, en hoe lang U daar al mee bezig bent of bezig bent geweest.
Bijlage
4. Hebt U, buiten de officiële inlichtingen om, nog op andere manieren geprobeerd inlichtingen over het nieuwe land te krijgen?
Andere dan officiële inlichtingen
Taa lvoorbereiding Goede taalkennis Serieuze taalstudie Weinig taalstudie Geen studie, geen kennis Onbekend Totaal
abs.
%
317 429 233 19 2
32 43 23 2 0
1000
100
Ja Neen Onbekend Totaal
%
878 117 5
88 12 0
1000
100
verre met het oog op Uw emigratie gelezen?
5. Aan welke inlichtingen hecht U de meeste waarde? Aan die van de officiële aanmeldingskantoren of aan die van anderen?
Aantal gelezen boeken en ander voorlichtingsmateriaal
Waarde, aan de inlichtingen gehecht
2. Hoeveel boeken hebt U tot dus-
abs.
abs. 1 boek (+ eventuele brochures en/of kranten) 2 boeken (+ idem) 3 boeken of meer (+ idem) Alleen brochures en/of kranten Geen voorlichtingsmateriaal Onbekend Totaal
208 119 116
21 12 12
321 233 3
32 23 0
1000
100
3. Hoeveel voorlichtingsavonden hebt U bijgewoond? Aantal bezochte avonden 174
abs.
1 2 3 4 en meer Geen Onbekend Totaal
Officiële inlichtingen het 183 meest Officiële en niet-officiële inlichtingen evenveel 166 Niet-officiële het meest 481 35 Weet het niet 135 Onbekend
17 48 3 14
1000
100
Totaal
18
voorlichtings-
6. Hebt U al een bepaald idee van Uw geestelijke verzorging in het nieuwe land?
abs.
%
Bekendheid met de geestelijke verzorging in het bestemmingsland
239 177 125 154 297 8
24 18 12 15 30 1
1000
100
Is op de hoogte Is niet op de hoogte Geen kerkelijke gezindte Onbekend Totaal
abs.
%
552 262 163 23
56 26 16 2
1000
100
VII. Het werk
Mate van zelfstandigheid
(Gegevens over beroep en mate van geschooldheid worden achter lil deze bijlage aangetroffen.)
1. Bent U nu nog werkzaam
lil
Uw eigen vak? Werkzaam in eigen vak
Totaal
abs. Wel in eigen vak werkzaam 771 In verwant vak werkzaam 33 Niet in eigen vak werkzaam 178 Geen beroep, werkloos 18
77 3 18 2
1000
100
Totaal
abs. Werkzaam in eigen bedrijf 88 Werkzaam in ouderlijk bedrijf 29 Geen eigen bedrijf, maar vroeger gehad 88 In loondienst, maar vroeger in ouderlijk bedrijf 39 Altijd in loondienst geweest 735 Niet van toepassing 18 Onbekend 3
1000
9 3 9
De vragenlijst
4 73 2
o 100
4. Kunt U goed met Uw werkgever of baas opschieten? Verhouding tot de werkgever
2. Bent U wel eens werkloos geweest? Zo ja, wanneer? Werkloosheid W'erkloos geweest Niet werkloos geweest Geen beroep; werkloos Onbekend Totaal
abs.
%
238 743 18
24 74
Goede verhouding Matige verhouding Slechte verhouding Geen werkgever Onbekend Totaal
812 33 33 114
81 3 3 12
8
1000
100
2
o 1000
abs.
100
4a. Hoe vindt U over het algemeen de verhoudingen op Uw werk?
Tijd van werkloosheid Werkverhoudingen
abs. Alleen v66r de oorlog Alleen na de oorlog V66r en na de oorlog Alleen in de oorlog Niet werkloos geweest Onbekend Totaal
86
9
144
14 1
8 8
743 11
1 74 1
1000
100
3. Hebt U een eIgen bedrijf? Indien niet, hebt U ooit een eigen bedrijf gehad?
abs. Goed Matig Slecht Niet van toepassing Onbekend Totaal
570
57
140 143
14
135 12
14
1000
100
14 1
5. Hoe hoog is op het ogenblik Uw netto-inkomen?
175
Netto-inkomen per jaar
Bijlage
Minder dan f 2000 f 2000--f 2999 f 3000-f 3999 f 4000--f 4999 f 5000-f 5999 f 6000-f 6999 f 7000--f 7999 f 8000 en meer Geen inkomen Onbekend Totaal
abs.
%
65 236 376 147 50 28 11 18 44 25
6 24 38 15 5 3 1 2 4 2
1000
100
VIII. De maatschappelijke integratie
la. Ziet U ze dikwijls, resp. wisselt U brieven met hen? Indien niet, waarom niet?
Contact met ouders van man en/ of vrouw abs.
%
Normaal contact 850 Contact ergens gestoord 62 Geen contact (met ouders van man cn/of vrouw) 30 Ouders van man èn vrouw overleden 54 Onbekend 4
85 6
Totaal
1000
3 6
o 100
Emigreren betekent, dat U zich losmaakt uit Uw oude omgeving. Daarom wil ik graag eens horen, of U dat veel moeite zal kosten.
2. Hebt U nog broers en zusters en zo ja, hoeveel?
1. Leven Uw ouders nog? En die
Aantal broers en/of zusters van de man
van Uw vrouw? 1
Ouders van de man:
2 3 tlm 5
abs. Beide in leven Alleen vader leeft Alleen moeder leeft Beide ouders overleden Onbekend Totaal
572
111 175 140 2
1000
57 11 18 14
6 en meer Geen broers of zusters Onbekend Totaal
o
abs.
%
97 169 402 300 29 3
10 17 40 30
1000
100
3 0
100
Aantal broers en/of zusters van de vrouw Ouders van de vrouw:
176
Beide in leven Alleen vader leeft Alleen moeder leeft Beide ouders overleden Geen vrouw Onbekend Totaal
abs.
%
420 85 146 112 228
42 9 15 11 23
6
0
1000
100
2
3 tlm 5 6 en meer Geen broers of zusters Geen vrouw Onbekend Totaal
abs.
%
95 114 273 241 43 228
6
10 11 27 24 4 23 1
1000
100
2a. Ziet U ze dikwijls, resp. wisselt U brieven met hen? Indien niet, waarom niet? Contact met broers enlof zusters van de man
Normaal contact Contact ergens gestoord Geen contact Geen broers of zusters Onbekend Totaal
Totaal
Totaal
158 235 604 3
16 24 60 0
1000
100
Totaal
889 43 34 29 5
89 4 3 3 1
5. Hebt U veel vrienden en kennissen?
1000
100
abs.
%
665 34 24 38 228 11
67 3 2 4 23 1
1000
100
Houding van ouders, broers, zusters van man enlof vrouw t.o.v. de emigratie
afgeraden aangeraden noch aangeraden als aangeraden
%
%
3. Hebben deze familieleden nog geprobeerd U van Uw emigratie af te houden, of hebben zij U bij Uw emigratie aangemoedigd?
Emigratie Emigratie Noch afZowel af-
Gehecht aan de buurt Matig gehecht Niet gehecht Onbekend
abs.
abs.
Contact met. broers enl 0 f zusters van de vrouw Normaal contact Contact ergens gestoord Geen contact Geen broers en zusters Geen vrouw Onbekend
Gehechtheid aan de buurt.
abs.
%
23 190 23 764
2 19 2 77
1000
100
4. Bent U erg gehecht aan Uw buurt (dorp, stad)?
De vragenlijst
Aantal vrienden enl 0 f kennissen abs.
%
Veel vrienden en/of kennis667 sen Eén of enkele 100 Geen 232 Onbekend 1
67 10 23 0
1000
100
Totaal
6. Bent U lid van verenigingen of clubs? Zo ja, van hoeveel?
Aantal vereniging of clubs, waarvan men lid is 1 abs.
%
Lid van één vereniging (of club) 257 Van twee of meer 172 Geen lid 571
26 17 57
1000
100
Totaal
1. Hieronder vallen alleen verenigingen en clubs met een gezelligheidskarakter, dus geen vakverenigingen en verenigingen zoals het Rode Kruis.
6a. Hebt U daar een functie (gehad)?
III
177 Functies
tn
verenigin gen
Heeft functie (gehad) Geen functie Geen lid Totaal
abs.
%
161 268 571
16 27 57
1000
100
Bijlag~
7. Bent U praktiserend godsdienstig?
Sa. Hebt U veel belangstelling voor de politiek in Nederland?
Praktiserend godsdienstig
Mate van politieke belangstelling
Praktiserend· godsdienstig Niet praktiserend Geen kerkelijke gezindte Onbekend Totaal
559
56
248 163 30
16
1000
100
25 3
Veel belangstelling Matige belangstelling Geen belangstelling Onbekend Totaal
abs.
'10
102 166
10
723 9
17 72 1
1000
100
7a. B~kleedt U enig ambt m de
kerk?
9. Hebt U ' veel behoefte aan gezelschap of bent U liever alleen?
Ambt in de kerk
Mate van behoefte aan gezelschap
abs.
Ja Neen Geen kerkelijke gezindte Onbekend Totaal
31 783 163 23
3 79 16 2
1000
100
8. Nu U het plan hebt ons land te verlaten, vind ik het juist interessant om van U eens te horen welke politieke partij naar Uw menmg het beste de belangen van Nederland in de toekomst zal dienen.
abs.
'10
Heeft graag veel gezelschap 425 Houdt van gezelschap, doch met mate 297 Is liever alleen (thuis) 274 Kan het niet zeggen 3 Onbekend
43
30 27
1000
100
Totaal
o o
10. Bent U in Uw jeugd bij Uw ouders thuis opgevoed, of ergens anders? Indien ergens anders, waar of bij wie?
Politieke aanduidingen
KV.P.
178
P.v.d.A. Coalitie K.V.P./P.v.d.A. V.V.D. A.R.; C.H.U.; S.G.P. Overige combinaties Onduidelijke aanduiding Geen aanduiding Onbekend Totaal
ai)s.
' '10
146 298 35 57 120 12 59 257 16
15 . 30
1000
100
3 6
12 6 26 1
Milieu van opvoeding '10 Bij de ouders (Tijdelijk) bij familie Bij pleegouders In ivrichting, gesticht Bij pleegouders èn In richting Op kostschool Onbekend Totaal
943
14
94 1
8
1
15
2
6
12
1 1
2
o
1000
100
In-
IX. Vrijetijdsbesteding 1. Hoe brengt U gewoonlijk Uw vrije tijd door en wat zijn Uw bijzondere hobbies?
H obbies en vrijetijdsbesteding De vragenlijst Ie hobby
~% Knutselen Radiotechniek Handwerken Denksport Studeren Postzegels e.a. verzamelen Fotograferen en wat daarbij komt Schilderen, tekenen Lezen Muziek; zang; toneel; (actief) Muziek; zang; toneel; (passief) Radio; TV; grammofoon; (luisteren) Dansen; cafébezoek Biljarten; kaarten (in café's) Tuinieren Natuur; vogels; dieren; aquarium Wandelen; fietsen; kamperen Jagen; vissen Spo rt (actief) Auto/motorrijden/bromfiets Sport (passief) Visi tes afleggen Verenigingsleven Gezelschapsspelen Bioscoopbezoek Geen vrijetijdsbesteding of hobbies Onbekend Totaal
2. Gaat U dikwijls uit?
Totaal
abs.
%
abs.
%
13 1 0 4 3
6 0 0 2 3 0
3 3 15 3 1 2 1 4 2 4 3 3 10 3 2 1 1 2 1 12 0
63 4 0 24 31 2 11 12 86 23 7 8 5 24 16 24 30 18 60 14 9 5 16 19 19 444 4
2 2 2 45 0
100
1000
100
259 15 9 34 13 19 38 30 156 56 6 7 3 26 28 54 13 50 72 48 11 3 13 4 7 14 2
26 2 1 3 1 2 4 3 16 6 1 1 0 3 3 5 1 5 7 5
0
133 10 0 43 30 12 28 25 154 30 13 15 11 38 22 44 32 33 101 34 14 6 8 14 6 124 2
1000
100
1000
0
1 0
3e hobby
1 1 9 2 1 1 2 2 2 3 2 6 1
1
Couranten, welke de emigranten lezen
Mate van uitgaan Gaat veel uit Gaat soms uit Gaat weinig uit Onbekend
2e hobby
abs.
%
abs.
%
100 119 779 2
10 12 78 0
34
1000
100
339 Alleen landelijk blad Landelijk èn plaatselijk blad 175 Alleen plaatselijk of streek452 blad 30 Geen krant Onbekend 4
3. Welke krant(en) leest U?
Totaal
1000
18 45 3 0 100
179
4. Hebt U een radioprogrammablad en zo ja, van welke omroepvereniging? Radioprogrammabladen abs.
%
165
323
17 13 21 14 3 32
4
0
1000
100
Bijlage AVRO VARA KRO NCRV VPRO Geen gids Onbekend Totaal
130
209 144 25
X. Enkele aanvullende gegevens
Buitenlands verblijf 1 Alleen voor genoegen Voor militaire dienst Voor 'arbeitseinsatz' Voor werk Voor overig Voor combinaties Alle verblijf van korte duur Geen buitenlands verblijf Totaal
abs.
%
86 113 101
9 11 10
148
15
66 57 170
259
6 6 17 26
1000
100
1. Het verblijf van korte duur omvat alle verblijf, dat korter is geweest dan een maand. Tot "geen buitenlands verblijf" werd ook gerekend het verblijf, dat korter is geweest dan een week. Onder "overig" vallen hoofdzakelijk degenen, die geboren zijn in Indonesië.
1. Bent U 1n militaire dienst ge- . weest en zo ja, waar? 4. Indien U sinds de oorlog van
Militaire dienst en waar verricht Alleen in Nederland Indonesië, Nieuw-Guinea, Suriname, Curaçao Elders buiten Nederland Indonesië en elders buiten Nederland Geen militaire dienst Totaal
abs.
%
348
35
81 44
8 4
26 501
3 50
1000
100
2. Bent U tijdens de oorlog geë-
vacueerd geweest of gevlucht?
de ene plaats naar de andere bent verhuisd, hoe vaak is dit dan gebeurd?
Aantal malen verhuisd van de ene plaats naar de andere, sinds de oorlog 1 keer 2 keer 3 keer of vaker
N ie t verhuisd Onbekend Totaal
Evacuatie of vlucht oorlog
180
%
175
18
70
7
55
5
693 7
69 1
1000
100
tijdens de abs.
%
287 Geëvacueerd of gevlucht Niet geëvacueerd of gevlucht 709 Onbekend 4
71
1000
100
Totaal
abs.
29
o
3. Was U al eerder buiten Nederland en zo ja, hoe vaak, waarvoor en hoelang?
5. Bent U op het ogenblik naar Uw zin gehuisvest? Hoe?
Waardering van huisvesting Goed Matig Slecht Onbekend Totaal
abs.
%
567
84
57 8
279 70
28 7
1000
100
Wijze van huisvesting Zelfstandig Bij ouders Bij anderen Onbekend Totaal
abs.
%
473 391 119 17
47 39 12 2
1000
100
XI. De vrouw 1. Hoe staat uw vrouw (verloofde) tegenover de emigratieplannen?
Houding van de vrouw Enthousiast voor de emigratie Matig enthousiast Niet enthousiast Geen vrouw Onbekend Totaal
Niet flink Onbekend Totaal
1000
100
De vragenlijst
Type van de vrouw Flink Gaat wel Niet flink Geen vrouw Onbekend
abs.
%
546 128 17 228 81
54
1000
100
13
2 23 8
abs.
%
Totaal
621 114 36 228 1
62 11 4 23 0
2. W'ie van de twee heeft naar Uw mening de leiding bij de emigratie?
1000
100
Leiding bij de emigratie
2. Is Uw vrouw (verloofde) actief lid van een of meer verenigingen? Verenigingsactiviteit van de vrouw abs. %
Totaal
Totaal
3 1
la. En zijn vrouw (verloofde)?
Man heeft de leiding Vrouw heeft de leiding Man en vrouw samen Niet te beoordelen Geen vrouw Onbekend
Actief lid van vereniging Passief lid van vereniging Geen lid van vereniging Geen vrouw Onbekend
32 14
111 25 624 228 12 1000
11 3
62 23 100
XII. Indruk van de ondervrager 1. Is de ondervraagde een flink type of niet?
abs.
%
470 76 158 30 228 38
47 8 16 3 23 3
1000
100
XIII. Aanvullende gegevens, verkregen uit de door de aanmeldingskantoren opgemaakte vakbekwaamheidsformulieren 1. Welk beroep werd uitgeoefend op het tijdstip van emigratie? (In hoofdgroepen, volgens de bij het Rijksarbeidsbureau gebruikelijke indeling.)
Hoofdgroepen van beroep Type van de ondervraagde Flink Gaat wel
abs.
%
738 216
74 22
Jagers en vissers Landbouwers Veenarbeiders
abs.
%
4 34 2
0 4 0
181
Bijlage
Mijnwerkers en delvers Arbeiders bij gas, licht, electr., waterleiding Metaalbewerkers Glas, aardewerk, steen, kalk, cementarbeiders Bouwvakarbeiders Hout, kurk, hoorn, strobewerkers Papierbereiders Leer, rubber, wasdoekbewerkers Textielarbeiders Kleermakers, wassers, kappers Levensmiddelenarbeiders Chemische arbeider s Diamantbewerkers Grafische arbeiders, boekbinders K unst- en sportbeoefenaars Horeca-personeel Verkeerspersoneel Handelaren Kantoorpersoneel, adviseurs, juristen Ambtenaren; vakverenigingspersoneel Onderwijs en eredienst_ personeel Geneeskundigen en huishoudelijk personeel Personeel in algemene dienst Overigen Onbekend; niet van toepassing Totaal
25
3
1 298
30
o
7 118
12
24 3
o
2
1 2 4 1
Totaal
2
o
4. Aantal werkgevers
2
7
78
8
34
4
3
o
1 3 7
o 5
21
2
1000
100
o
abs.
Totaal
431 188 32 250 87 12
1000
abs.
%
207 128 142 172 239 77
21
13 14 17 24 8
13 13 9
1 1
1
1000
100
1
abs.
10 14 32 64 67
46 2
Geschoold (theoretisch en praktisch) Geschoold (alleen praktisch) Geschoold (alleen theoretisch) Geoefend Ongeschoold Onbekend; geen beroep
V 66r 1932 tot heden 1932/36 tot heden 1937/41 tot heden 1942/46 tot heden 1947/51 tot heden 1952/54 tot heden 1955/56 tot heden Nog niet gewerkt Onbekend
11 23 23 43 10
2. Mate van geschooldheid
182
3. Tijdvak, gedurende hetwelk de emigrant heeft gewerkt
43 19
3 25 9
1 100
1-2 3-4 5-6 7-8 9-10 11-12
werkgevers werkgevers werkgevers werkgevers werkgevers werkgevers 13-14 werkgevers 15 en meer werkgevers Geen werkgevers Onbekend; niet van toepassing Totaal
282 294 193 102 49 31 7 17
14
28 29 19 10 5 3 1 2 1
11
1
1000
100
1. Een periode van zelfstandigheid werd gelijkgesteld aan één werkgever.
5. Aantal functies, waarin de emigrant werkzaam is geweest abs.
%
functie 375 2 functies 307 3 functies 149 4 functies 69 36 5 functies 6 functies 27 7 functies 16 8 en meer functies 4 Geen functies 13 Onbekend; niet van toepassing 4
37 31 15 7 4
3 2
o
o
-----
Totaal
1000
100
INHOUD
Voorwoord, door Mr Ir B. W. Haveman, Regeringscommissaris voor de Emigratie
.
Inleiding, door Prof. Dr Sj. Groenman
blz. 5 9
I. Het onderzoek
15
II. Rondom plan en besluit
23
lIl. Invloed van relaties
42
IV. Zelfstandigheids- en sociale stijgingsdrang; de toekomst der kinderen
52
V. Problemen in beroep of bedrijf
60
VI. Financiële problemen
72
VII. Huisvestingsproblemen
81
VIII. Verblijf buiten Nederland
90
IX. Familiemoeilijkheden
110
X. Avontuur en de weg van de minste weerstand
125
XI. Overige problemen
136
XII. Buiten het onderzoek gelaten groepen
150
XIII. Samenvatting en conclusies
15S
Bijlage .
169
183
Overneming van de inhoud van dit rapport, ook bij gedeelten, mag alleen geschieden met toestemming van de Regeringscommissaris voor de Emigratie, Piet Heinplein 6, 's-Gravenhage.
!i 830305b-249