N I E U W S B R I E F
2007 - 1
ARCHEOLOGISCH ADVIESBUREAU
INHOUD: Stadskernonderzoek in Harderwijk
Promovendus Philip Verhagen over verwachtingskaarten
Parkstad Limburg: 8 gemeenten en 1 kaart
Honderdland ruim duizend jaar geleden
en verder:
maritiem onderzoek Maasvlakte |Deborah 2.6 | verhuizing hoofdkantoor | wandelpad Keukenduin | RAAP en het winnende ommetje
Maritiem onderzoek
Wrakkenonderzoek op de Noordzee In maart 2007 voerde RAAP een maritiem inventariserend archeologisch onderzoek uit op de (toekomstige) Tweede Maasvlakte, de uitbreiding in zee die het ruimtegebrek van de Rotterdamse haven moet gaan opvangen. Het ging om de zogenaamde onderwaterfase. Op initiatief en onder begeleiding van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten wordt geprobeerd om systematisch inventariserend archeologisch onderzoek op te zetten bij zeebodemverstoringen. En dat blijken er aardig wat te zijn: baggerwerken, infrastructuur, etc. Het gebrek aan ervaren archeologen-duikers wordt voor een groot deel ondervangen door archeologen aan boord met professionele duikers te laten samenwerken.
De techniek laat het toe: akoestischgeofysische technieken, DGPS en een audio- en videoverbinding met de duiker maken het mogelijk om snel grote delen van de zeebodem te karteren en de aangetroffen objecten te identificeren. Op de locatie van de toekomstige Tweede Maasvlakte had het Havenbedrijf Rotterdam al eerder een scan van de zeebodem gemaakt en een aantal locaties kwam in aanmerking voor nader maritiem onderzoek. Ivar Schute, senior-projectleider bij RAAP, voer mee aan boord van de Neptunus en maakte de volgende sfeerschets. >> vervolg: zie pagina 2
Aan boord van de Neptunus Witte vlokken schieten door het kleine beeld. Af en toe het geflits van een stalen mes, zelden een brok steen. Of een stuk hout. We hebben nauwelijks een idee. Een rood stuk touw en dan plots een zeester. Heel goed herkenbaar. En zeesterren, die hechten niet op zand. Op 15 maart, bij duikinspectie nummer 7, ontdekken we op bijna twintig meter diepte een scheepswrak. Ik haat zeilen en vermijd boottochtjes. Schepen laten me koud. Zwemmen vind ik wel aardig - in een tropisch rif. Maar de Tweede Maasvlakte heeft niets van een rif. Het is vooralsnog een stuk Noordzee: koud, grijs, groen of iets ertussen. Desondanks ben ik aan boord van de Neptunus gestapt, een zogenaamde multicat, voor een maritiem inventariserend onderzoek met behulp van professionele duikers. De Neptunus maakte een wat zielige indruk, tussen de samengebalde kracht van de sleepboten naast haar. Het is nog donker als we de Scheurhaven verlaten. Havennummer 5393. Langzaam ploegen we door het Calandkanaal met rechts van ons de Nieuwe Waterweg, van ons gescheiden door de sierlijke Landtong Rozenburg. Vanaf het achterdek staar ik naar de geraamtes, tanks, silo’s of wat het ook mogen zijn die hier het decor vormen. Het landschap - mag je het zo noemen? - heeft vierkante kilometers lang een mensenvreemde vormentaal. Een paradoxaal landschap, met een tijdsdiepte van misschien twintig jaar, meer zal het niet zijn. Plotseling besef ik dat er af en toe een boom staat. Als troost voor wat niet is. Benedendeks ontmoet ik de bemanning. Een kapitein, net terug van drie jaar sleepbootdienst op de Kaspische Zee, staat erop dat ik hem Gerrit noem, terwijl hij mij hardnekkig met ‘u’ zal blijven aanspreken. Ik heb immers gestudeerd. Ben, de vrolijke matroos met al z’n voortanden eruit geslagen, serveert me koffie, een rookworst met mosterd, koffie en dan knakworsten. De duikers proberen elkaar bij voortduring te overtreffen in het vertellen van sterke
vervolg van pagina 1
verhalen, worden pas serieus als ze duiken, en spannen samen in het in de maling nemen van Dave, de leerlingduiker. Dat hoort erbij, zeggen ze. En welja, Dave, een omgeschoolde slager, lust ze rauw. “Dat is de broer van Osama, en dat ben ik.” Hans is de aanjager van het stel. En heeft de grootste bek. Een onafhankelijke geest die volgende week weer terug naar Mekka gaat om daar zijn werk voor de familie Bin Laden voort te zetten. Hij is er - zeer pragmatisch - moslim voor geworden, hoe kom je anders in Mekka? Vijf dagen cursus in Caïro. Ik heb het opgezocht: de Saudi Bin Laden Group staat genoteerd voor 5 miljard dollar, heeft 35.000 werknemers en wordt geleid door Bakr Bin Laden, met hulp van 13 broers. De 14e? Tsja, niet aan boord zullen we maar zeggen. Bij de derde duik tekent zich opeens de routine af. Vooraf spreek ik de duiker, de briefing, en spoed me zodra hij te water gaat naar de kajuit. Daar neem ik plaats naast de duikgroepleider en staar me suf op de videobeelden die van 20 meter diepte komen. Het zicht is een halve meter, de stroming nogal sterk zo dicht bij de Maasmonding en ik ben al snel het gevoel voor richting kwijt. De duiker laat zich zakken aan een verzwaarde staalkabel en maakt vervolgens een ‘zoekslag’. Dat wil zeggen dat hij een cirkel met een straal van 5 meter zwemt, of kruipt (daar komt het meestal wel op neer), met behulp van een touw dat aan de gewichten is gebonden. Maar als hij even met zijn kop schud, ben ik kwijt waar hij is. Op zich geen probleem, zolang hij niks vindt, of het object klein van omvang is. Ietsje lastiger in het geval van een scheepswrak. We vinden ankers, netten, ankerkettingen, stortstenen (om dammen van te maken) of combinaties hiervan. In principe is de zeebodem hier tamelijk vlak, gemarmerd met een fraai patroon van stroomribbels. Als er dan iets ligt,
dan fungeert dit direct als een ‘artefact trap’. Je verliest een anker, de volgende dag blijft je net erin haken, en later die avond ga je je bezatten in Hoek van Holland. Zoiets stel ik me daar bij voor. Anderzijds weten de vissers als geen ander waar de wrakken liggen. Het schijnt, en dat is op de videobeelden ook goed zichtbaar, dat een wrak het bodemleven naar zich toe trekt. Goede visgrond dus, en de vissers accepteren het risico af en toe iets te verliezen. Ook in het door ons ontdekte wrak, waarschijnlijk een houten transportschip uit de 19e eeuw, dwarrelt een net van recenter datum. Uiteindelijk hebben we drie maal naar het wrak gedoken. Langzaam werd duidelijk dat een deel van de scheepsromp, ongeveer vijf meter, boven het slik uitsteekt. Tien spanten tellen we, de houten pen-/ gatverbindingen zijn goed zichtbaar. Ook treffen we een stukje aan van een half begraven dek, begraven onder stenen en gietijzeren broodjes, ballast en lading. De topvondst: een koperen koekenpan. Om zo’n koekenpan te vinden is positionering doorslaggevend. Feitelijk is het bizar zo goed als het werkt. Met behulp van akoestisch-geofysische beelden zijn eerst objecten gelokaliseerd. Soms is het meteen duidelijk, dan blijkt het een bekend wrak (de ’Cornelia Maersk’) of een overboord geslagen container te zijn. Haarscherp zijn de beelden. Uiteindelijk zijn er negen mogelijk interessante locaties overgebleven waar niemand een idee van heeft. Met DGPS en drie ankers positioneert de Neptunus zich exact boven de verdachte locatie. Dat mag ook wel als een duiker maar een halve meter ver kan kijken. De technologie is zover gevorderd dat onze score 9 uit 9 is. Iedere keer zitten we er bovenop. In de namiddag vaart de Neptunus rustigjes terug naar haven 5393. Langzaam draaien we de Nieuwe Waterweg op, een soort
De koperen koekenpan
snelweg voor containerschepen. Iedereen hangt een beetje over de reling te staren. Als we de eerste havens passeren (de 8e Petroleumhaven en zo), lezen we de ‘afkomst’ van de megalomane carriers, Limassol, Nassau of Freetown. Af en toe Stavanger. Stukken staal, diverse voetbalvelden lang. Mensen zie je niet meer. Varen, laden, lossen, alles automatisch. En wij met 8 man aan boord. Op een piepklein schip. Aan wal komt de duikgroepleider nog even op me af. Even checken of de ankers van de dag, of ik die nu echt afschrijf. Ja, dat doe ik. Wat moeten we er mee? De duikers beleven dat heel anders. Het zwerfmetaal van de Tweede Maasvlakte is een bijverdienste. Ankertje bergen, driehonderd kilo ijzer. Vorig jaar heeft het duikbedrijf er sweaters voor iedereen van gemaakt en de rest is er met veel bier bij de Chinees doorheen gejaagd. Mijn zegen hebben ze. Ivar Schute
Stadskernonderzoek Harderwijk
RAAP in de stad Opgraven in een historische binnenstad brengt steevast interessante informatie over het verleden van die stad aan het licht. Zo ook in Harderwijk. Tijdens een opgraving in verband met de bouw van een casino, kwamen daar fundamenten van een stenen huis uit de 13e eeuw tevoorschijn. Heel bijzonder voor die tijd in Harderwijk en de resten werpen dan ook een nieuw licht op de vroegste fasen van stadsontwikkeling. Of er voor het publiek iets van het bijzondere huis te zien zal blijven, is vooralsnog de vraag. In opdracht van Krijco Casino’s & Leisure voerde RAAP van november 2006 t/m maart 2007 een opgraving uit in het centrum van Harderwijk. De plek aan de Bruggestraat valt binnen een zone die met zekerheid sinds de 14e eeuw is bebouwd. RAAP projectleider Martin Schabbink: “We hebben het hele perceel tot de ongestoorde ondergrond, zo’n 3 meter beneden het maaiveld, onderzocht en de resultaten zijn ronduit spectaculair. We ontdekten de fundering van een bakstenen gebouw van ongeveer 6,7 bij 10 meter en zelfs het onderste deel van het opgaande muurwerk bleek vrij gaaf bewaard te zijn. Het gebouw is bepleisterd en beschilderd geweest en aan de hand van het steenformaat en het metselverband kunnen we het dateren in het midden van de 13e eeuw. Dat er op deze plek in Harderwijk en zo vroeg al steenbouw bestond, is echt compleet nieuw.”
Uitzonderlijk Over het ontstaan en de vroegste ruimtelijke ontwikkeling van Harderwijk is erg weinig bekend. Dat maakt het lastig om iets over de oorspronkelijke functie of gebruiker van het bakstenen huis te zeggen. De stad krijgt stadsrechten in 1231 van de graaf van Gelre, en een stadsmuur aan de noordzijde van de stad wordt voor het eerst vermeld in 1294. De zuidzijde wordt dan begrensd door een beek, maar het is onduidelijk of deze ter hoogte van de huidige Bruggestraat gelopen heeft. Na 1315 wordt de stad in zuidelijke richting uitgelegd waardoor het onderzochte perceel in elk geval binnen de stad komt te liggen. Projectleider Schabbink: “Zeker is dat het bezit van een stenen huis in Harderwijk in de 13e en 14e eeuw uitzonderlijk is en slechts voor enkelen was weggelegd.”
Een beerput opgebouwd met IJsselstenen en enkele tonputten.
Stadskasteel? Een stichtingsdatum van het huis omstreeks 1250 gecombineerd met het ontbreken van sporen van een voormalige beekloop in een van de opgravingsputten, wijst er dat het huis waarschijnlijk buiten de toenmalige stadsgrens stond (en de beek een stuk noordelijker lag). Mogelijk was er een relatie met een klooster, of het achtergelegen gasthuis of een blokhuis (een soort stadskasteel) van de landsheer. Uit de bronnen is bekend dat er meer belangrijke gebouwen buiten de stad lagen, zoals de Selhorst, een uithof van het Utrechtse Kapittel van St. Marie. Schabbink: “De exacte functie van het huis kennen we nog niet, maar het huis stond bij de Bruggepoort die toegang gaf tot het havengebied. Wanneer de stad in 1315 wordt uitgebreid, is het denkbaar dat er aan de rand van dit nieuwe stadsdeel een nieuw blokhuis gebouwd wordt en dat het oude een andere functie krijgt. Verder hebben we aan de achterzijde van het huis een deel van de fundering van het Heilige Geest Gasthuis aangetroffen. Zowel het bakstenen huis als het gasthuis oversnijden een greppelof grachtensysteem, dat begin 13e eeuw gedempt is. Enkele paalkuilen en perceleringsgreppels uit de late 12e eeuw vormen de oudste sporen.”
Het bakstenen huis met daarvoor een veldkeienstraatje uit de 14e/15e eeuw.
Herbergen en kroegen Tussen de 15e en 17e eeuw wordt het bakstenen gebouw langzamerhand opgenomen in de stad. Op het onderzochte perceel zijn vooral bouwsporen uit de 17e eeuw goed bewaard gebleven, met maar liefst 13 tonputten en vijf grote, bakstenen beerkelders. De inhoud daarvan is integraal verzameld, in totaal 50 m3. Projectleider Schabbink heeft met zijn team bergen gebruiksaardewerk gevonden, maar ook lederen voorwerpen (voornamelijk schoenzolen), houten voorwerpen, waaronder een spant van een houten bootje van vóór 1225 en een houten deksel met gat (middeleeuwse wcbril?), een tros touw en metalen voorwerpen zoals munten en beslagstukken. “De beerkelders hebben op grond van historische bronnen en de vondst van wijnglazen en flessen, toebehoord aan herbergen en kroegen met illustere namen als ‘De Hollandsche Tuijn’ en ‘Stadsvreede’. Wat dat betreft is er in Harderwijk niet veel veranderd, want de Bruggestraat vormt nog steeds het kroegencentrum.” De afronding van het onderzoek is nog gaande. Het ziet ernaar uit dat de vondsten tentoongesteld worden, maar of op de locatie zelf een deel van het gebouw voor het publiek zichtbaar gemaakt worden, staat nog niet vast. Waarschijnlijk komt er in de gevel van het nieuw te bouwen casino wel een verwijzing naar de historische vondsten op het perceel.
Promovendus Verhagen over verwachtingskaarten:
‘We kunnen niet meer zonder’
Kunnen we nu nog wat leren In Amerika zijn ze feitelijk van de Amerikanen? blijven steken waar ze begin jaren 90 waren. Je hebt daar te maken met een andere bodem, een ander schaalniveau en een ander soort archeologie. De kaarten worden daar gemaakt door bedrijven en gebruikt door de overheid op staats- of county-niveau. Er zijn wel interessante ontwikkelingen in het buitenland te melden, zoals in Duitsland waar bijvoorbeeld de deelstaat Brandenburg goede kaarten heeft ontwikkeld.
interview
Philip Verhagen baseerde zijn proefschrift op onderzoek dat hij voor RAAP verrichte van 1997 tot en met 2005
Zo’n twintig jaar geleden introduceerde RAAP de archeologische verwachtingskaart in Nederland. Inmiddels zijn deze voorspellende kaarten niet meer weg te denken uit de dagelijkse praktijk. Ze dienen vaak als basis voor beleidsadvieskaarten, zoals RAAP die voor veel gemeenten al heeft gemaakt. Philip Verhagen, oud medewerker van RAAP en nu werkzaam bij ACVU-HBS, promoveerde in april op het proefschrift ‘Case studies van archeologische voorspellingsmodellen.’ Hij heeft zich daarmee vooral gericht op het verbeteren van de modelleringstechnieken en toetsingsmethoden die gebruikt worden bij het maken van archeologische verwachtingskaarten. Zeven vragen over verwachtingskaarten aan de expert. Wat is het voordeel van het gebruik Het is in principe van verwachtingskaarten? een risico beperkend instrument, zowel voor degene die de kaart laat maken als voor de archeologen zelf. De ontwikkelaar kan met een verwachtingskaart in de hand het risico beperken dat er onverwachts waardevolle archeologische resten aan het licht komen. En de archeoloog voorkomt met zo’n kaart dat waardevolle resten aangetast worden. Hij kan juist zorgen dat ze ontzien en bewaard worden. Het mes snijdt dus aan twee kanten.
De eerste archeologische verwachtingskaart werd in 1990 bij RAAP gemaakt door Alfred Ankum en Bert Groenewoudt met het doel het beleid te beïnvloeden. De aanleiding vormde Sinds wanneer werken we in destijds het werkbezoek Nederland met verwachtingskaarten? van de toenmalige directeur van RAAP aan Amerika, en daaruit zijn zowel de verwachtingskaart als ARCHIS, de nationale archeologie database, voortgekomen. De kunst werd dus afgekeken in Amerika, waar de verwachtingskaart een belangrijk instrument was, en inmiddels was GIS toen ook toegankelijk geworden.
De huidige verwachtingskaarten en de achterliggende voorspellingsmodellen zijn zeker verbeterd ten opzichte van 17 jaar geleden. De Hoe heeft de verwachtingskaart eerste kaarten gingen uit zich in Nederland ontwikkeld? van vindplaatsbestanden, een zogenaamde inductieve benadering. Rond 1997 zorgde Huub Scholte Lubberink bij RAAP voor een belangrijke verandering. Hij nam het landschap in plaats van de vindplaatsen als uitgangspunt en de kaarten werden vooral gebaseerd op het inzicht van de archeoloog, ook wel ‘expert judgement’ genoemd. Die keuze gaf een ander beeld, ook overdekte landschappen zoals het rivierengebied bleken archeologisch waardevol te zijn. De afgelopen jaren heeft vooral het gebruik van het AHN (Actueel Hoogtebestand Nederland) een extra input geleverd. De ligging van bijvoorbeeld dalranden of geulen kwam daarmee veel beter in beeld. Verwachtingskaarten zijn dus veel nauwkeuriger dan vroeger en niet meer weg te denken. De verwachtingskaart is in Nederland inmiddels ook een geaccepteerd beleidsinstrument geworden. Beleidsmakers en ontwikkelaars zien het als een bruikbaar instrument, zij willen vooral een kaart die weinig kopzorgen Hoe kijk je tegen de IKAW (Indicatieve geeft, dus ‘daar Kaart van Archeologische Waarden) aan? zit het wel en daar niet’. Maar archeologen weten dat de werkelijkheid veel genuanceerder is. De IKAW is vooral op nederzettingen gericht, dat is ook de bron waar de meeste gegevens over te vinden zijn, maar andere soorten vindplaatsen komen er niet mee in beeld. Archeologen maken daarom bij voorkeur veel gedetailleerdere kaarten die ook houvast geven bij het inventariserend onderzoek, want daarvoor is de IKAW totaal niet geschikt. Volgens de KNA (Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie) mag je die daarvoor ook niet gebruiken. Dat denk ik niet. De archeologische wetgeving schrijft voor dat we goed met ons erfgoed moeten omgaan. We gebruiken de Kunnen we in Nederland nog zonder verwachtingskaart verwachtingskaarten? als instrument om te selecteren, om een eerste keuze te maken. De verwachtingskaart is bij ons ook ontstaan vanuit het idee dat je niet alles kunt doen en bewaren, maar wel graag de belangrijke dingen. Op grond van de verwachtingskaart zeggen we “ga daar maar niet aan de slag” en zo spaar je waardevolle archeologische resten.
In mijn proefschrift beschrijf ik drie scenario’s. We kunnen gewoon op de huidige voet verder gaan, maar als onderzoeker kijk je natuurlijk ook naar wat er te verbeteren is. Mijn conclusie is Hoe ziet de toekomst van de dan ook dat we in de toekomst verwachtingskaart eruit? voorspellingsmodellen moeten gaan maken die kwantitatieve technieken gebruiken om tot een schatting van de betrouwbaarheid van voorspellingen te komen, en dat we die voorspellingen ook moeten gaan toetsen. Dan kun je beter onderbouwde keuzes maken over het wel of niet uitvoeren van onderzoek. Een laatste optie - maar niet de mijne - is dat we ervoor kiezen helemaal geen verwachtingskaarten te gebruiken en gewoon altijd inventariserend onderzoek te doen. Zo zie je bijvoorbeeld dat het Verdrag van Malta per land compleet anders is geïnterpreteerd. In Engeland, Frankrijk en België is onze Nederlandse aanpak onacceptabel. Ze doen daar altijd eerst
Uitsnede van een van de eerste verwachtingskaarten die door RAAP werd gemaakt.
vooronderzoek en selecteren pas daarna wat waardevol geacht wordt. De keerzijde daarvan is dat archeologen er pas bij komen kijken als de plannen al klaar zijn, en dan is het te laat om nog bij te sturen. Dan kun je met onze verwachtingskaarten toch veel eerder in het RO proces stappen. En in Engeland voerden ze laatst een vooronderzoek van 1800 proefsleuven uit! Ik geloof niet dat we daar in Nederland op zitten te wachten.
interview
Gedetailleerd Op een archeologische verwachtingskaart worden verwachtingen uitgesproken met betrekking tot de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen. Op landelijk niveau is er de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden en voor sommige provincies zijn er Cultuurhistorische Waardenkaarten. Hoewel deze kaarten een bruikbaar en indicatief instrument zijn, blijken ze in de praktijk ongeschikt als fundering voor archeologisch beleid. Ze zijn namelijk gebaseerd op schaal 1:50.000 - oftewel niet erg gedetailleerde - bodemkaarten, waarop de bebouwde gebieden bovendien niet gekarteerd zijn. Vandaar de vraag van veel gemeenten om een meer gedetailleerde kaart voor hun grondgebied.
verwachtingskaart
8 gemeenten en 1 kaart Archeologische verwachtingskaarten worden doorgaans gemaakt voor het grondgebied van één gemeente of voor een deelgebied daaruit. Maar voor grotere oppervlakten kan het ook. Onlangs maakte RAAP een verwachtings- en cultuurhistorische advieskaart voor 8 Limburgse gemeenten samen: in totaal circa 21.000 hectare! Een praktische oplossing voor deze gemeenten zonder eigen archeologische dienst. Gemeenten hebben tegenwoordig een grotere verantwoordelijkheid voor hun archeologisch erfgoed. Het bestemmingsplan wordt de basis van de bescherming van archeologische waarden en al in de planvorming moet er rekening worden gehouden met archeologie. Een en ander vloeit voort uit de nieuwe Wet op de Archeologische Monumentenzorg, die volgens de laatste
berichten in september 2007 in werking zal treden. Veel gemeenten laten daarom archeologische verwachtings- en advieskaarten maken. Die bieden namelijk snel inzicht in de archeologische stand van zaken. Door aan de verschillende archeologische verwachtingen een beleidsadvies te koppelen, vormt de kaart een praktisch handvat bij de inpassing van archeologie in ruimtelijke plannen.
Vanuit de regionale vestiging Zuid-Nederland maakte RAAP al voor grote delen van het Brabantse zandgebied verwachtings- en advieskaarten. Recentelijk kwam de opdracht van een samenwerkingsverband, de Parkstad Limburg gemeenten - Heerlen, Kerkrade, Brunssum, Landgraaf, Onderbanken, Voerendaal en Simpelveld - en de gemeente Nuth. Acht gemeenten zonder eigen archeologen in dienst, die weinig zicht op hun archeologische erfgoed hadden. Het Zuid-Limburgse Heuvelland is overigens rijk aan archeologische resten: de vroegste bewoningssporen dateren uit het Midden Paleolithicum (300.000 35.000 voor Chr.) en de meeste vindplaatsen dateren uit de Romeinse tijd. Ook tijdens de Middeleeuwen en Nieuwe tijd bleef het gebied bewoond, getuige de vele historische kernen, versterkte hoeves en kastelen. Bijzondere combinatie Marc Verhoeven, senior-projectleider bij RAAP, noemt de kaart voor Parkstad en Nuth in verschillende opzichten bijzonder. “De kaart is speciaal ontwikkeld voor het complexe Zuid-Limburgse lösslandschap. Behalve vindplaatsgegevens en landschappelijke informatie zijn ook literatuurgegevens in het verwachtingsmodel gecombineerd om tot een zo gedetailleerd en betrouwbaar mogelijke verwachting te komen. De kaart is grotendeels gebaseerd op het Actuele Hoogtebestand Nederland (AHN). Uit de analyse blijkt namelijk dat in alle archeologische perioden de meeste vindplaatsen op de vlakke delen van het heuvelachtige landschap te vinden zijn. Dergelijke gebieden zijn zeer nauwkeurig te bepalen op basis van het AHN. Dat is opgebouwd uit eenheden van 5 bij 5 meter, waarbij het verschil in de hoogtelijnen ongeveer een halve meter bedraagt. Waar het AHN niet bruikbaar is, bijvoorbeeld in grote aaneengesloten bebouwde gebieden, is de geomorfologische kaart gebruikt. De combinatie AHN en geomorfologische kaart levert vrijwel 100% dekking van het onderzoeksgebied op, terwijl op andere verwachtingskaarten deze grote gebieden nagenoeg ongekarteerd zijn. Verder hebben we ook aandacht besteed aan de verwachte erosie en gaafheid van die vindplaatsen.” De archeologische verwachtingskaart biedt de Limburgse gemeenten inzicht in de aanwezigheid en het karakter van de archeologische resten binnen hun grondgebied. Bij bouwprojecten is er voortaan beter rekening mee te houden, hetgeen tijd en geld bespaart. Naast een verwachtingskaart maakte RAAP ook een cultuurhistorische advieskaart, met beleidsadviezen ten aanzien van archeologische vindplaatsen, bouwkundige objecten en historischgeografische elementen zoals houtwallen, holle wegen, etc. Er is getracht om alle cultuurhistorische elementen in hun landschappelijke context te plaatsen. Zo zijn er enkele grote gebieden onderscheiden met een bijzondere ‘ensemblewaarde’. Op deze manier kan de ruimtelijke ordening in het verleden een bron van inspiratie zijn voor onze eigen beleving en voor de inrichting van het ZuidLimburgse landschap.
RAAP software
Deborah 2.6 beschikbaar Automatisering en digitale gegevensverwerking zijn niet meer weg te denken uit de archeologische onderzoekspraktijk. De bestaande programmatuur sluit echter niet altijd goed aan op de dagelijkse praktijk en specifieke vragen van archeologische gebruikers. Vandaar dat RAAP een aantal softwarepakketten heeft ontwikkeld dat afgestemd is op de wensen van de professionele archeoloog. Deze gebruiksvriendelijke software is beschikbaar voor iedere professionele archeologische gebruiker, tegen een concurrerende prijs. Een van deze softwarepakketten is Deborah, een programma voor de digitale registratie van boorgegevens.
Registratie boorgegevens Voor het invoeren van boorstaten is Deborah een kant en klare oplossing. Deborah wordt door RAAP al jaren gebruikt voor het registreren van boorgegevens, en maakt gebruik van het RAAP bodembeschrijvingssysteem, dat volledig compatibel is met de NEN 5104 boorbeschrijvingsnorm van NITG-TNO en ook met de ASB. Deborah wordt onder meer gebruikt door BOOR, Universiteit Leiden, Vrije Universiteit Amsterdam, Universiteit Groningen en de gemeente Apeldoorn. Voor een licentie van Deborah betaalt u Euro 1500,- (commerciële gebruiker). Functionaliteit • eenvoudig te bedienen interface voor het invoeren van gegevens • export van boringen naar AutoCAD of MapInfo voor het maken van boorkolommen en profielen • export van boorstaten naar .rtf, .pdf, ASCII-tekst of ASB (XML), dat weer is in te lezen in Boris 2.1 • GPS-interface om reeds in het veld coördinaten toe te voegen • samen met de uitdraai van codeboeken voldoet het programma aan de KNA-eisen. Deborah (huidige versie 2.6) draait onder Windows95 of hoger. Er is een veldversie voor pencomputers (tablet PC), inclusief GPSfunctionaliteit. Info of demo Voor meer informatie of een demonstratie kunt u contact opnemen met Karin Anderson, senior medewerker cartografie & automatisering: telefoon 0294-491509, e-mail
[email protected]
reconstructie van de brug tijdens droge zomer (Olav Odé voor RAAP Archeologisch Adviesbureau)
opgraving
Honderdland, duizend jaar terug De Nederlandse kust werd in de Middeleeuwen herhaaldelijk door stormvloeden geteisterd. Het landschap overstroomde of werd compleet weggevaagd. Via archeologisch onderzoek is het oude landschap soms goed te reconstrueren en het kan zelfs een geheel nieuw licht werpen op het ontstaan van een landschap. Een voorbeeld is het onderzoek in Honderdland, het land van de graven van Holland, dat in de Middeleeuwen overstroomde en twee eeuwen lang onbewoonbaar was. Langs de A20 in de gemeente Westland wordt in de polder Honderdland een bedrijventerrein ontwikkeld. Voor de Ontwikkelingsmaatschappij Coldenhove West C.V. voerde RAAP er archeologisch onderzoek uit. Na boringen en proefsleuven volgde afgelopen winter de opgraving van een bijzondere vindplaats, die niet in de planvorming ingepast kon worden. Projectleider Jan-Willem de Kort is zeer enthousiast over het resultaat. “Het onderzoek leverde een wezenlijk ander beeld op van de wording van het landschap in de polder dan er voorheen bestond. Daarnaast is een compleet beeld gekregen van de inrichting van een erf in de tiende eeuw.” De polder Honderdland is in de 13e eeuw ingedijkt. Van de tijd vóór die bedijking was tot voor kort weinig over het gebied bekend. Met de twee weken durende opgraving van RAAP kon echter een compleet plaatje van het voormalige landschap en de ontwikkeling ervan
gereconstrueerd worden. Ook zeldzame vondsten kwamen aan het licht, zoals 10e tot 11e eeuwse aardewerk - wat uniek is voor dit gebied. Drie generaties De Kort: “Mede door die vondsten weten we dat deze plek rond 950 na Chr. is gekozen om er te wonen. Er stroomde toen een geul, een brede tak van de Maas, die langzaam verzandde. Op de naastgelegen kwelderwal, het hoogste punt in het landschap, woonden vanaf de 10e eeuw mensen. Waarschijnlijk zo’n drie generaties lang. Zij wierpen een terpje op met een
Landschapsreconstructie van Honderdland in de 10e eeuw (tekening Jan-Willem de Kort).
greppel erom en een boerderij ernaast. We hebben verder sporen gevonden van erfafscheidingen, ploegsporen, een sloot, een graanopslagplaats en een waterput met een essenhouten ladder erin.” Uit het palynologisch onderzoek kwam naar voren dat het landschap vrijwel boomloos was ten tijde van de bewoning. Het archeozoölogisch onderzoek wees uit dat er schapen, maar ook paarden, runderen en mogelijk varkens gehouden werden. Op het hogere deel verbouwde men gewassen en het lager gelegen grasland werd gebruikt als weidegrond. Dat het hier een Maastak betreft, en niet het Helinium als de grote Maasmonding of het ‘immensum os’ waarover Tacitus spreekt, blijkt uit het feit dat ten zuiden van de aangetroffen geul, smalle geultjes, komafzettingen en dunne laagjes bosveen zijn aangetoond. Vermoedelijk is er eerder sprake van een brede delta, met smallere en bredere geultjes, dan één
brede monding. In de literatuur wordt het Maasmondingsgebied in de late 10e en 11e eeuw voorgesteld als een estuarium dat vooral als weidegrond zal zijn gebruikt. In deze periode wordt de ontginning van het achterliggende veengebied ter hand genomen. Dat hing onder meer samen met de bevolkingsgroei. Vermoedelijk is de vindplaats in polder Honderdland een nieuwe ontginning en niet een die is opgezet vanuit een bestaande nederzetting. Catastrofe Het einde van de bewoning hangt vermoedelijk samen met een of meerdere overstromingen. De Kort: “Met name de stormvloed van 28 september 1014 komt in aanmerking. De einddatering van verschillende vondsten en de AMS-datering van de ladder komen daarmee overeen. Het moet voor de toenmalige bewoners van Maasdijk een catastrofale dag zijn geweest. In de 12e eeuw volgde nog een aantal stormvloeden die de definitieve genadeklap voor het gebied betekenden. In 1242 wordt het Honderdland zelf ingedijkt waarna bewoning van het gebied weer aanvangt.”
Stormvloed in Honderdland: … de zee verhief zich tot aan de wolken… De Stormvloed van 1014, die plaatsvond op 28 september, resulteerde in een van de eerste doorbraken van de vrijwel gesloten kustlijn van ons land. In Nederland hebben in de Middeleeuwen vele watersnoden vanuit zee plaatsgevonden. Ze kregen vaak de naam van de heilige wiens dag het die dag was. In de historische bronnen wordt uitvoerig gesproken over deze grote stormvloed. In de Annales Quedlinburgenses (M.G. SS III, p. 83) staat geschreven dat de zee zich verhief tot aan de wolken en enorme overstromingen teweeg bracht. In de Annales Laubienses (M.G. SS IV, p. 18) wordt gemeld dat op 28 september tegen de avond de zee in het land doorbrak, waarbij ontelbaren het leven verloren.
Al met al leverde het onderzoek nieuw inzicht in de wording van het landschap op. Het landschap van voor de grote overstromingen uit de 11e en 12e eeuw bleek minder geërodeerd te zijn dan voorheen werd gedacht. Het is overigens mogelijk dat er al in de Romeinse tijd bewoning plaatsvond in het gebied. Tijdens het onderzoek is namelijk een aanzienlijke hoeveelheid Romeins bouwmateriaal gevonden, dat waarschijnlijk afkomstig is van een nabijgelegen stenen gebouw. In de Middeleeuwen is dit materiaal verzameld om hergebruikt te worden. Inmiddels is men in Honderdland met de aanleg van het bedrijventerrein begonnen.
Tijdens de opgraving kwam een twee meter lang essenhouten ladder uit de tiende eeuw aan het licht (tekening R. Timmermans).
Korte berichten RAAP en het winnende ommetje In RAAP-Nieuwsbrief 2006-1 deden we melding van een Romeinse brug die archeologen van RAAP ontdekten in het Limburgse Stamproy. Er werd een 3D-reconstructie gemaakt en projectleider Jan Roymans stelde alles in het werk om de brug daadwerkelijk gereconstrueerd te krijgen. Het ziet er naar uit dat dat nu gaat lukken. Met de inzending van het ‘Ommetje Romeinse Beekbrug’ heeft de Vereniging Dorpsbelangen Tungelroy samen met RAAP namelijk de eerste prijs gewonnen van de ommetjeswedstrijd van Landschapsbeheer Nederland in de provincie Limburg. Het geld (10.000 Euro) zal besteed worden aan het herstel van een historisch pad uit het begin van onze jaartelling en de reconstructie van de brug. De jury was buitengewoon te spreken over het realistische gehalte van het plan en de daadkracht van de werkgroep. Binnen korte tijd ging ze met succes de samenwerking aan met de gemeente Weert, het Waterschap Peel en Maasvallei, RAAP en de Reconstructiecommissie Nederweert. Ook de grondeigenaren staan positief ten opzichte van het voorstel. Uit het juryrapport: “Vooral de initiatieven tot het herstel van de landschappelijke aankleding in combinatie met het herstel van eeuwenoude paadjes spraken de jury in hoge mate aan. (…) Dit ommetje getuigt niet alleen van veel originaliteit. Het is bovendien gemaakt door een gedreven organisatie die haar inspiratie weet te combineren met organisatietalent én daadkracht.”
De Romeinse brug in Stamproy gaat een unieke schakel vormen in een wandelroute die natuur, landschap en geschiedenis verknoopt.
Wandelpad schuin over het Keukenduin In samenwerking met de Stichting Landgoed Keukenhof, het Zuid-Hollands Landschap en de gemeente Lisse onderzoekt RAAP momenteel de mogelijkheid om een aantrekkelijk wandelpad uit te zetten over het Keukenduin in Lisse. Het Keukenduin is een van de weinige bewaard gebleven stukken oud duinlandschap in ons land. Weinig mensen zullen het Keukenduin kennen, terwijl het nabijgelegen Keukenhof een toeristische attractie van internationaal formaat is, die jaarlijks enorme aantallen bezoekers trekt. De Keukenhof maakte oorspronkelijk deel uit van de landgoederen van een buitenplaats. Het kasteel Keukenhof staat er nog en ook het omringende Keukenduin is nog grotendeels intact. Het Keukenduinpad zal door een landschappelijk zeer afwisselend gebied voeren: vanaf de start in Lisse, via
Korte berichten de voormalige zanderijen door het duin- en bosgebied. Een deel van de wandeling loopt door de Lageveense Polder, een zompig veengebied aan de westelijke kant van het Keukenduin. Ook op cultuurhistorisch vlak valt het nodige te beleven. Om een paar dingen te noemen: het kasteelterrein, de resten van de Franse tuinen en - curieus genoeg - een hondenkerkhof! Los van dit wandelpad-project is RAAP met de gemeente Lisse bezig om het gemeentelijk archeologisch beleid vorm te gaan geven.
Verhuizing hoofdkantoor naar Weesp Na 22 jaar Amsterdam heeft het hoofdkantoor van RAAP Archeologisch Adviesbureau de hoofdstad verlaten. Het monumentale pand aan de Zeeburgerdijk was niet meer berekend op de grootte en werkwijze van ons bureau. Daarom zijn we op zoek gegaan naar een modern, efficiënt ingericht en goed bereikbaar kantoor. Sinds 1 mei 2007 is het hoofdkantoor gevestigd in Weesp in gebouw ‘de Muiderpoort’, op 1 minuut lopen van NS station Weesp. bezoekadres: Leeuwenveldseweg 5b, 1382 LV Weesp postadres: Postbus 5069, 1380 GB Weesp T 0294 - 491500 F 0294 - 491519 E
[email protected] Verhuizing vestiging West-Nederland Onze vestiging in Leiden gaat binnenkort ook verhuizen. Per 1 september 2007 kunt u de regionale vestiging West-Nederland bereiken op de Le Pooleweg 5 in Leiden. Houdt u onze website in de gaten voor de meest actuele adresgegevens.
COLOFON RAAP Nieuwsbrief 2007-1, juni 2007 De RAAP Nieuwsbrief is een uitgave van RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V., 2007 RAAP is een zelfstandig en onafhankelijk adviesbureau voor archeologische monumentenzorg en integrale cultuurhistorie, met vestigingen in Leiden, Brummen, Drachten, Weert en Weesp. RAAP is erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit en voldoet aan de eisen die de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie aan onze dienstverlening stelt. Aan dit nummer werkten mee: Martin Schabbink, Ivar Schute, Marc Verhoeven, Philip Verhagen, Jan-Willem de Kort en Karin Anderson. Fotografie en cartografie: RAAP Vormgeving: Olav Odé Eindredactie: Caroline Hom Wilt u op de verzendlijst van de RAAP Nieuwsbrief komen te staan (of de nieuwsbrief niet meer ontvangen), stuur dan een e-mail naar
[email protected]
RAAP Hoofdkantoor Leeuwenveldseweg 5b, 1382 LV Weesp Postbus 5069, 1380 GB Weesp T 0294 - 491500 | E
[email protected] RAAP Regio Noord-Nederland (Fr, Gr, Dr) De Kiel 11, 9206 BG Drachten T 0512-589140 | E
[email protected] RAAP Regio Oost-Nederland (Gld, Ov) Mercuriusweg 10, 6971 GV Brummen T 0575-567876 | E
[email protected] RAAP Regio Zuid-Nederland (Li, N-Br) De Savornin Lohmanstraat 11, 6004 AM Weert T 0495-513555 | E
[email protected] RAAP Regio West-Nederland (N-Hl, Z-Hl, Zld, Fl, Ut) Rooseveltstraat 74, 2321 BM Leiden T 071-5768118 | E
[email protected]
www.raap.nl