Woordenboek Scheld(e)woordenboek ABCDEFGHIJKLMNOPQRSTUVWXYZ A
Aanwas Aan een kust of oever door afzetting van materiaal ontstane strook nieuw land. Agger Kortstondige rijzing van het zeewater gedurende de tijd van het eb. Meer uitleg :www.getij.nl Anadrome vissen Vissen die opgroeien in zee en zich voortplanten in binnenwateren. Archeologie Wetenschap die een bepaalde cultuur of samenlevingsvorm in een bepaalde periode in het verleden tracht te doorgronden met behulp van bodemvondsten en andere (stoffelijke) overblijfselen. Areaal Oppervlakte, grootte van een bepaald gebied. B
Bekkenbeheersplan Eeen gebiedsgerichte concretisering van een waterbeleidsplan of integraal waterbeheersplan, bv. het Waterbeleidsplan Vlaanderen dat in elk van de totaal 11 bekkens wordt opgemaakt. naar boven
Bekkencomité (in Vlaanderen) Het bekkencomité verenigt vertegenwoordigers van de bestuursniveaus actief binnen het bekken en heeft de goedkeuring van de dossiers als taak. Het grondgebied van het Vlaamse Gewest wordt ingedeeld in deelstroomgebieden of rivierbekkens. Er is sprake van 11 bekkens: het Ijzerbekken, het Bekken Brugse Polders, het Bekken Gentse kanalen, het Leiebekken, het Bovenscheldebekken, het Benedenscheldebekken, het Denderbekken, het Bekken Dijle en Zenne, het Demerbekken, het Netebekken en het Maasbekken. Van deze 11 bekkens, behoren enkel het Ijzerbekken, het Bekken Brugse Polders en het Maasbekken niet tot het Scheldestroomgebied. naar boven
Beloodsing Voor de kust van Oostende en Westkapelle zijn opstapplaatsen voor zeeloodsen. Bij Vlissingen nemen rivierloodsen het roer over. Loodsplicht geldt voor schepen langer dan 80 meter. Via een walraderketen langs de Westerschelde is ‘loodsen op afstand’ mogelijk. Loodsen hebben kennis van getijden, stromingen, vaargeulen en communicatieprocessen in de havens. Voor
de Belgische havens geldt geen loodsdwang. Loodstarieven worden in overleg met de ministeries (Nl en Be) bepaald. Tarieven en loodsplicht staan tegenwoordig ter discussie (2001). naar boven
Beneden-Zeeschelde De Zeeschelde wordt in sommige rapporten opgedeeld in Beneden-Zeeschelde en BovenZeeschelde. Er worden twee grenzen gebruikt. De Beneden-Zeeschelde wordt in het ene geval vanaf Antwerpen tot aan de Belgisch-Nederlandse grens begrensd. Andere publicaties geven aan dat de Beneden-Zeeschelde loopt vanaf Schelle (Waar de Rupel in de Schelde uitmondt) tot aan de Belgisch-Nederlandse grens. naar boven
Binnendijks (Nederlands) De landzijde van de dijk. Wordt vaak gebruikt in relatie tot natuurontwikkeling, direct achter de dijk. In Vlaanderen zijn binnendijkse gebieden gelegen aan de 'waterkant' van de dijk. naar boven
Binnendijks (Vlaams) Aan de 'waterkant' van de dijk. Wordt vaak gebruikt in relatie tot natuurontwikkeling van schorren en slikken. In Nederland wordt het begrip gebruikt om de landzijde van de dijk aan te duiden. naar boven
binnenwater Niet in zee uitmondende stroom. naar boven
Biotoop Plaats waar een dier of plant geheel in zijn omgeving ingepast is / homogeen groei- of woongebied / Gebied met karakteristieke levensomstandigheden, gekenmerkt door een bepaalde flora en fauna. naar boven
Bodem Het deel van de (zelf door verwering of afzetting gevormde) grond, dat onder invloed van het
klimaat, de begroeiing en de fauna geleidelijk verandert. De bodem vinden we dus aan de aardoppervlakte. naar boven
Boven-Schelde De Schelde van bron (Franse Gouy - ca.100 meter boven de zeespiegel) tot Gent (ca. 185 km). Geen invloed van het getij. naar boven
Boven-Zeeschelde De Zeeschelde wordt soms opgedeeld in de Boven-Zeeschelde en de Beneden-Zeeschelde. De Boven-Zeeschelde is het gedeelte tussen Antwerpen en Gent. Er zijn echter ook rapporten die traject Schelle-Gent als Boven-Zeeschelde benoemen. naar boven
Buitendijks (Nederlands) Aan de 'waterkant' van de dijk. Wordt veel gebruikt in combinatie met natuurcompensatie: Buitendijkse natuurcompensatie is het ontwikkelen van natuurgebieden (voornamelijk schorren en slikkengebied) in de Westerschelde, tegen de oevers (dijk) aan. In Vlaanderen wordt het begrip buitendijks gebruikt om het gebied aan de landzijde van de dijk aan te duiden. naar boven
Buitendijks (Vlaanderen) Aan de landzijde van de dijk. Wordt veel gebruikt in combinatie met natuurontwikkeling. In Nederland wordt deze term gebruikt voor het gebied aan de waterkant van de dijk, in de rivier dus. naar boven
C
D
Decreet Verordening van overheidswege. In België: met wet op gelijke hoogte gestelde verordening uitgevaardigd door
gemeenschapsraad en - executieve of door gewestraad en - executieve. naar boven
Deelbekken De rivierbekkens worden opgedeeld in deelbekkens. Net als voor de bekkens, gebeurt de afbakening op basis van hydrologische en geomorfologische kenmerken. naar boven
Deelstroomgebied Het gebied vanwaar al het over het oppervlak stromende water een reeks stromen, rivieren en eventueel meren volgt, tot een bepaald punt in een waterloop (gewoonlijk een meer of een samenvloeiing van rivieren). naar boven
Delta Oorspronkelijk in een zee of meer gevormde opeenhoping van los materiaal. Ze onstaat als aan het uiteinde van een sterke stroom, het hierdoor meegenomen materiaal niet verder kan worden getransporteerd. naar boven
Deltahoogte Na de overstromingsramp van 1953 heeft de Deltacommissie een veilige hoogte voor de waterkeringen (=dijken en duinen) vastgesteld. De commissie heeft bepaald dat in het Deltagebied de waterkeringen aan de norm 1/4000 moeten voldoen. Dat wil zeggen dat de waterkeringen een superstorm moeten kunnen doorstaan. Zo’n superstorm komt gemiddeld maar eens in de 4000 jaar voor. Op basis van deze veiligheidsnorm heeft men toen de kruinhoogte van de dijken berekend die nodig was om die veiligheid van 1/4000 per jaar te garanderen. In het Deltagebied moest in totaal ruim 160 km waterkering worden aangepakt, waarvan 25 km duinen. De ‘deltaversterkingen’ zijn in de jaren negentig van de vorige eeuw afgerond. naar boven
Diadrome vissen Vissen met trekgedrag van zee naar binnenwater en vice versa. naar boven
Dijkval Afschuiving of verzakking van een dijkvak door onderspoeling. Meestal ontstaan doordat een diepe geul dicht langs de kust stroomt en bij eb de druk wegvalt zodat het zand onder de dijk in een vloeibare massa verandert. naar boven
Dukdalf Zware, houten paalconstructie in een haven die dient om aan te meren of om de vaargeul aan te duiden. naar boven
E
Ecologie De leer van de relaties tussen levende organismen en hun omgeving. naar boven
Ecologische toestand een aanduiding van kwaliteit van de structuur en het functioneren van aquatische ecosystemen die met oppervlaktewater zijn verbonden, ingedeeld overeenkomstig bijlage V van de Kaderrichtlijn. naar boven
Ecosysteem Het milieu en de daarvoor karakteristieke levensgemeenschappen / Een ecosysteem wordt gevormd door een ruimte waarin levende organismen en dode materie samen functioneren om een uitwisseling van materie te organiseren tussen de levende en niet levende delen. naar boven
Eroderen Wegslijten van land door wind en water. naar boven
Erosie
Het meenemen - weghalen - van los materiaal door de zee (=abrasie), door rivieren (=fluviatiele erosie) of bewegend ijs (=glaciale erosie). Een speciaal type erosie waarbij vooral de mens als oorzaak kan worden aangewezen is bodemerosie. Oorzaken kunnen zijn ontbossing, afbranden, ploegen op hellingen. naar boven
Estuarien Betrekking hebbend op een estuarium. naar boven
Estuarium Riviermonding, daar waar de rivier in de zee uitkomt. De belangrijkste kenmerken van een estuarium zijn de mengeling van zoet en zout water en het bestaan van hoog en laag water. Executieve Regering van een gemeenschap of gewest in België. naar boven
Externe veilgheidsrisico's Risico’s als gevolg van ongevallen die kunnen plaatsvinden tijdens productie, opslag, verwerking en transport van gevaarlijke stoffen. naar boven
F
Fauna De dierenwereld (van een gebied). naar boven
Flora De plantenwereld (van een bepaalde regio). naar boven
Fysieke systeemkenmerken
De kenmerken van het estuarium zoals het meergeulenstelsel, het getij en de zandhuishouding. naar boven
G
Gecontroleerd overstromingsgebied (GOG) Onbewoond laaggelegen landsgedeelte langs een tijrivier dat op gecontroleerde wijze wordt gebruikt als overstromingsgebied. naar boven
Getijde Het afwisselend rijzen (vloed) en dalen (eb) van het zeewater onder invloed van de door de zon en maan uitgeoefende aantrekkingskracht. De snelheid waarmee de getijgolf vanuit zee de Schelde binnenstroomt neemt toe (1930 - 32 km per uur, 1980 - 43 km per uur). naar boven
Getijderivier Rivier, waarvan de waterbeweging de invloed van de getijden ondergaat. naar boven
Geulen Dieper gelegen zones tussen slikken en platen waarin water blijft staan bij laagwater. naar boven
Gors met zout- en moerasplanten begroeid buitendijks gebied dat alleen bij verhoogd hoog water overstroomt met brak water. naar boven
Grensmilieu Een afscheiding in het landschap tussen zones, welke van het ene systeem naar het andere gaat. Bij een vage en geleidelijke overgang (gradiënt) van het ene milieu in het andere, treffen we de grootste diversiteit van soorten aan.
naar boven
H
Habitat Leefgebied van dieren of planten. naar boven
Halofyt Plant die op sterk zouthoudende grond kan leven. naar boven
Hollestelle Een verhoogde drinkput in een lage en, in het algemeen, zoute omgeving. Hollestellen komen voor in buitendijkse (schor)gebieden. naar boven
I
Indicator Term die wel wordt gebruikt voor een plant of dier die aangeeft hoe de kwaliteit van het leefmilieu is. Zo kan het voorkomen van bijvoorbeeld boomkikkers in drinkputten duiden op een bijzonder waardevol ecosysteem. naar boven
Inklinking De vermindering in dikte van een slappe laag onder invloed van zijn eigen gewicht of dat van bedekkend materiaal. Inklinking treedt vooral op als de slappe laag veel vocht bevat en dit kan afvloeien. Veen en klei vertonen de sterkste inklinking. naar boven
Inlaag
De vochtige strook land tussen de 'echte' dijk (zeedijk) en een reservedijk verder landinwaarts. naar boven
Inspraak (NL) / Openbaar onderzoek (VL) Naar aanleiding van inspraak door burgers en overheden kunnen er nog wijzigingen worden meegenomen in concept-besluiten. In Nederland volgt na publicaie van de MER, inspraak door burgers en daarna vaststelling door de minister. Vlaanderen kent geen officiële inspraak van de bevolking op de MER, maar een openbaar onderzoek (=consultatie van overheden). naar boven
Integraal waterbeheer de onderlinge afstemming en gecombineerde aanpak van het beheer van de waterhoeveelheden, van de waterkwaliteit en van het leven in en om het water. naar boven
Inudatie Het onder water zettten van lager land, meestal uit een oogpunt van (militair-strategische) verdediging. Bijvoorbeeld: Land van Saeftinghe in 1584 en1585, Walcheren in 1944. naar boven
J
K
Karrenveld Laaggelegen gebied direct achter een zeedijk ontstaan door het afgraven van de bodem ten behoeve van de dijkenbouw. naar boven
Katadrome vissen Trekvissen die zich voortplanten in zee en opgroeien in binnenwateren. naar boven
Kennisgeving (Vlaams) Hierin staat welke alternatieven en welke aspecten zullen worden onderzocht. In Vlaamse projecten heet dit "Kennisgeving", in Nederlandse projecten heet dit document "Startnotitie". In grensoverschrijdende projecten wordt het een gezamenlijk document met de naam "Startnotitie / Kennisgeving. (zie ook Startnotitie) naar boven
Klei Grondsoort met meer dan 40% slib. Ze ontstaat bij verwering of door de selecterende activiteit van stromend water, dat meestal slechts materiaal van een bepaalde grootte transporteert en bij het verminderen van zijn transporterend vermogen de gronddeeltjes verder meeneemt naarmate ze fijner zijn. naar boven
Klimaat De gemiddelde weersituatie van een bepaalde streek gedurende een lagere periode (meestal minstens 30 jaar). Met name afwisseling warme en koude perioden (glacialen en interglacialen) zijn van betekenis voor de ontwikkeling van het Schelde-estuarium. naar boven
Komberging De mogelijkheid voor stromend water om bij opstuwing (door bijvoorbeeld vloed) een 'uitweg' te vinden. Door het vastleggen van rivierarmen met getijde-werking moet eenzelfde hoeveelheid water met een kleinere stroombedding genoegen nemen. Een oplossing om voor meer komberging te zorgen, en dus het gevaar voor dijkdoorbraken te verkleinen, kan ontpolderen zijn. naar boven
Kreekrug Lage wal, die zijn ontstaan dankt aan de in en langs de bedding van een kreek optredende relatief sterke sedimentatie en/of ontstond doordat bij de vorming van de kreek ter weerszijden daarvan veenmassa's voor de erosie gespaard bleven en vervolgens door ontwatering of bedekking (of moernering) gingen inklinken. naar boven
Kustwateren oppervlaktewateren, gelegen aan de landzijde van een lijn waarvan elk punt zich op een afstand bevindt van één zeemijl zeewaarts van het dichtsbijzijnde punt van de basislijn
vanwaar de breedte van de territoriale wateren wordt gemeten, zo nodig uitgebreid tot de buitengrens van een overgangswater. naar boven
L
Lagune Door een rif of schoorwallen bijna of geheel afgesloten deel van de zee. naar boven
M
Meander Bocht in een rivier waarbij het stromende water de buitenbocht verder erodeert en in de binnenbocht materiaal afzet. naar boven
Meanderen Sterk kronkelen van een rivier of geul. naar boven
Meergeulenstelsel De Westerschelde bestaat uit een meergeulenstelsel: zowel voor het opkomende als voor het afgaand water zijn er afzonderlijke eb- en vloedgeulen. Tussen deze twee hoofdgeulen in ontstaan zandplaten, zelf doorsneden met een wirwar van kleinere geulen. Bij de aansluiting van de vloedgeulen op de ebgeul, daalt de stroomsnelheid. Hierdoor bezinkt het opgewerveld sediment en vormen ze er ondiepe plekken of drempels. Stroomopwaarts van Antwerpen gaat het meergeulenstelsel over in één enkele geul. naar boven
MER Milieu effect rapportage. Voordat grote werken uitgevoerd worden, is een zo'n rapport vaak noodzakelijk. Er wordt onderzocht wat de effecten op het milieu zijn van een omvangrijk project (zoals bijvoorbeeld de Westerschelde Container Terminal of de verdieping van de Westerschelde).
naar boven
Milieu Het complex van uitwendige factoren die zich ten opzichte van het organisme doen gelden. naar boven
MKBA Maatschappelijke Kosten-Batenanalyse. Wordt bij grote projecten uitgevoerd. De voor- en nadelen van een project voor de omgeving worden daarbij in geld uitgedrukt, zodat een goede afweging gemaakt kan worden of het project wel of niet door kan gaan. naar boven
Moerneren Een activiteit waarbij een zouthoudende laag wordt afgegraven. In Zeeland is dat meestal het veen dat onder de jonge zeeklei ligt. Door verbranden van het gedroogde veen blijft zout over. Moerneren gebeurde hier al sinds de achtste eeuw, maar beleefde haar hoogtepunt rond de vijftiende eeuw. naar boven
Monitoringsprogramma Vastgesteld programma van metingen om de effecten van maatregelen en ingrepen te kunnen volgen. naar boven
Morfologie 'Vormleer’, in dit geval de vorm van de bodem van de Schelde en de veranderingen daarin, bijvoorbeeld door waterbeweging en transport van sediment. naar boven
N
NAP (Nieuw Amsterdams Peil) Referentieniveau in Nederland = +2,33 TAW
naar boven
Natuurontwikkeling Het dynamisch ontwikkelen van de natuur in de oude, vaak stagnerende 'natuurmonumenten' en in nieuwe gebieden die op de landbouw heroverd zijn. naar boven
Nieuwland Polders die onstaan als op- of aanwas. Aanvankelijk als kleine bedijkte delen die bij het oudland werden gevoegd, later (vooral na 1500) volgens plan ontwikkelde en bedijkte grotere gebieden. naar boven
O
Ondiepwatergebied Gebieden waar de diepte van het water is tussen -2 meter en -5 meter N.A.P. naar boven
Ontpolderen Een poldergebied weer teruggeven aan de zee / zee-arm waardoor het invloed ondergaat van de getijden. Het kan een manier zijn om de komberging van de zee-arm te vergroten en daarmee de kans op dijkdoorbraken te verkleinen. De polder zal veranderen in een nieuw schorren- en slikkengebied. naar boven
Opnbaar onderzoek (VL) / Inspraak (NL) Zie Inspraak. naar boven
Oppervlaktewater binnenwateren, met uitzondering van grondwater, overgangswater en kustwateren en, voorzover het de chemische toestand betreft, ook territoriale wateren.
naar boven
Opwas Door sedimentatie ontstaan eiland in een rivier of zeearm. naar boven
Oudland De gebieden die als eerste bedijkt werden (vanaf ongeveer 1100 na Chr.). Ze bestaan uit lage, natte poelgronden en hoger gelegen kreekruggen. Omdat het getij hier nauwelijks invloed had, waren met name de kreekruggen de eerste bewoonde delen van Zeeland, die tezamen met de poelgronden, omdijkt konden worden. naar boven
Overgangswater Een oppervlaktewaterlichaam in de nabijheid van een riviermonding dat gedeeltelijk zout is door de nabijheid van kustwateren, maar dat in belangrijke mate door zoetwaterstromen wordt beïnvloed. naar boven
P
Plaat Een bij normale eb, onbegroeide, droogvallende op- of aanwas die aan de oppervlakte zandig is. naar boven
Polder In het Schelde-gebied overwegend omdijkte stukken land, gewonnen op de zee/rivier meestal nadat deze door opslibbing een hoger gelegen schor had gevormd. naar boven
Prehistorie De geschiedenis van de mens vóór het bestaan van geschreven documenten. (In het Scheldegebied tot de komst van de Romeinen).
naar boven
Q
R
Richtlijnen Randvoorwaarden waaronder de onderzoeken moeten plaatsvinden. naar boven
Rivierbekken Land dat door een rivier en haar bijrivieren gedraineerd wordt. Het Scheldebekken omvat 21.863km2. naar boven
S
Scaldis Oudste naam voor de Schelde genoemd door de Romeinen. Kan afkomstig zijn van het Germaanse ‘Scald’, dat ‘ondiep water’ betekent. naar boven
Schelde m.e.r.-commissie Gemeenschappelijke commissie die het bevoegd gezag in Nederland en Vlaanderen advies geeft voor het opstellen en vaststellen van richtlijnen. naar boven
Schor Buitendijks gebied dat alleen bij uitzonderlijk hoog water overstroomt. Geheelbegroeide op- of aanwas. Elders in Nederland ook wel gors of kwelder. naar boven
Sediment Afzetting; meestal wordt deze term gebruikt als het om een gesteente gaat dat ontstaan is door opeenhoping van uit de lucht of water bezonken materiaal, dan wel door ijs aangebracht materiaal. naar boven
Sedimentatie Het door bewegend ijs, stromend water of de wind achterlaten van het door deze transporterende media meegenomen los materiaal. Sedimentatie treedt op als de genoemde media niet meer in staat zijn het materiaal verder te vervoeren, wat bijvoorbeeld weer het geval is als hun snelheid vermindert of ze grotere hoeveelheden puin krijgen te verwerken. naar boven
Slikken Onbegroeide op- of aanwas van een kustgebied, die bij eb normaal droogvalt en aan de oppervlakte uit enigszins kleiig materiaal bestaat. naar boven
Startnotitie (Nederlands) Hierin staat welke alternatieven en welke aspecten zullen worden onderzocht. In Nederlandse projecten heet dit document "Startnotitie", in Vlaamse "Kennisgeving". In grensoverschrijdende projecten wordt het een gezamenlijk document met de naam "Startnotitie / Kennisgeving. (zie ook Kennisgeving) naar boven
Steltlopers Vogelsoort die voedselgebieden vindt op slikken, platen en schorren. Ze eten vooral bodemdiertjes. De vorm van de snavel is aangepast aan de prooi. Met hun lange poten (stelten) kunnen de vogels langer op de zandplaten blijven als het hoogwater wordt. Daarna zullen ze een hoogwatervluchtplaats (vaak karrevelden en inlagen) zoeken om te overtijen. Voorbeelden van steltlopers; scholekster, grutto, wulp, kluut en zilverplevier. naar boven
Strandwal Door de branding van de zee op een schoorwal gevormde rug die bij eb gedeeltelijk droog ligt. Strandwallen komen voor langs de kust van Nederland. Ze zijn grotendeels ontstaan na het afsmelten van het ijs na de laatste ijstijd. Ze dragen de jonge duinformaties. Landwaarts van deze jonge kustformaties ligt plaatselijk nog een groep strandwallen met lage duinen.
naar boven
Stratificatie Gelaagdheid van een waterkolom door verschillen in zoutgehalte of watertemperatuur. naar boven
Stroomafwaarts Richting van bron naar monding. naar boven
Stroomgebied Een gebied vanwaar al het over het oppervlak stromende water via een reeks stromen, rivieren en eventueel meren door één riviermond, estuarium of delta in de zee stroomt. De grens van een stroomgebied wordt de waterafscheiding genoemd. naar boven
Stroomgebiedsbeheersplan Een gericht actieplan dat concreet uitvoering geeft aan de integrale visie op waterbeleid. De maatregelen die nodig zijn om het stroomgebiedsbeheersplan te verwezenlijken worden beschreven in het maatregelenprogramma. naar boven
Stroomgebiedsdistrict Het gebied van land en water, gevormd door één of meer aan elkaar grenzende stroomgebieden met bijhorende grond- en kustwateren. Volgens de Kaderrichtlijn Water is dit de voornaamste eenheid voor stroomgebiedsbeheer. naar boven
Stroomopwaarts Richting van monding naar bron. naar boven
T
TAW (Tweede Algemene Waterpassing) Het referentievlak in België = N.A.P. -2,33m. naar boven
Territoriale wateren Wateren grenzend aan een land tot een bepaalde afstand waarbinnen dit land zijn wetten zelf kan bepalen, en waarbij de rechtspraak in zijn bevoegdheid ligt. naar boven
TEU Twenty Foot Equivalent Unit=container van 20 voet. Deze eenheid wordt gebruikt om de grootte van containerschepen aan te geven. Het getal voor de term geeft het maximum aantal containers aan dat het betreffende schip kan vervoeren. naar boven
U
V
Veek Aanspoelsel dat bij eb langs de hoogwaterlijn op strand en dijken achterblijft. naar boven
Verdieping Het dieper maken van de vaargeul in de Westerschelde, zodat de Antwerpse havens voor grotere zeeschepen met meer diepgang onafhankelijk van het tij bereikbaar zijn. In de vaargeul worden met name enkele bodemdrempels weggehaald en scheepswrakken verwijderd. De verdieping beloopt op sommige plaatsen anderhalve meter. naar boven
Verwilderde rivier Een rivier die zich manifesteert als een vlechtwerk kleine stroompjes, die regelmatig van bedding wisselen. Ze ontstaan als er een onregelmatig debiet is en veel sedimenttransport.
Bij veel waterafvoer vult de rivier de gehele bedding. De situatie deed zich in het Scheldebekken voor 30.000 - 15.000 jaar geleden in de laatste fase van het Weichselien. Er ontstaat een brede riviervlakte (Vlaamse Vallei). naar boven
VIWC Vlaams Integraal Wateroverlegcomité. naar boven
Vlaamse Vallei De naam van een grotendeels opgevuld rivierdal dat zich uitstrekt ten noorden van Gent tussen Zomergem en Stekene en diepe uitlopers heeft in de huidige rivierdalen van het Scheldebekken (Leie, Schelde, Dender, Zenne, Rupel, Dijle en Demer). Vlaamse Vallei werd uitgeschuurd (tot ca. 25 meter onder huidige zeepeil) tijdens verschillende ijstijden. naar boven
Vloedbos Bos dat onder invloed staat van zoetwatergetij. naar boven
Vogel- en Habitatrichtlijn Europese richtlijnen uit 1979 (Vogel) en 1992 (Habitat), die zich richten op bescherming van gebieden die vanuit het behoud van vogels en bepaalde leefgebieden van andere plant- en diersoorten een bijzondere status hebben gekregen. naar boven
W
Wantij Draaiing of stilstand in het water, waar twee vloedstromen elkaar ontmoeten. naar boven
Westerschelde Schelde van de Belgische grens (ca. 500m breed) tot de monding (ca. 5 km breed), totale
lengte ongeveer 60 kilometer. Tijverschil = ongeveer 4 meter bij Vlissingen en ongeveer 5 meter bij Antwerpen. naar boven
X
Y
Z
Zand Voornamelijk uit deeltjes van 50 tot 2000 mu bestaande grondsoort met niet meer dan 20% slib. Door stromend water neergelegd zand vertoont een andere korrelgrootte dan zand dat door wind is vervoerd. Zand is op zichzelf niet erg vruchtbaar, doordat het uit mineralen bestaat, die maar langzaam verweren en verder vrijwel geen voedingsstoffen voor de planten vast en beschikbaar houdt. Het organisch stof- en slibgehalte is dan ook van relatief grote invloed op de vruchtbaarheid ervan. naar boven
Zeehonden Er zijn in totaal bijna 30 verschillende soorten van dit zoogdier. In het Schelde-estuarium komt de Gewone zeehond (Phoca Vitulina) voor. Sporadisch (in tegenstelling tot vroeger) kan de Grijze Zeehond voorkomen. Voor de Gewone Zeehond is het Schelde-estuarium (met name de Westerschelde) het zuidelijkste leefgebied in West-Europa, op een groep van ongeveer 100 zeehonden in de Bay de Somme in Frankrijk na. naar boven
Zeeschelde De Schelde tussen Gent (ca. 65 m breed) en de Vlaams-Nederlandse grens (ca. 450 m breed). lengte is ongeveer 100 kilometer. Tijverschil = ongeveer 5 meter bij Antwerpen en 2 meter bij Gent. Ook in de zijrivieren is een tijverschil merkbaar. naar boven
Zoute kwel Het binnendringen van zeewater via de ondergrond. naar boven
Zoutgradiënt Ontstaat door vermenging van zoet en zout water in het Schelde-estuarium. Het zoutgehalte neemt van Vlissingen (meer dan 15 gram per liter) af naar Gent (minder dan 0,7 gram per liter) Op basis van deze verschillen kan het estuarium verdeeld worden in een mariene zone (Vlissingen - Hansweert), brakke zone (Hansweert - Rupelmonde) en zoete zone (Rupelmonde - Gent). Verschillen in zoutgehalte fluctueren met de water afvoer. naar boven