Dialoog
(Foto Jan Locus)
Werken aan een nieuw leiderschap
Paul Matthyssens (decaan van Antwerp Management School) en februari Ven (gedelegeerd bestuurder VKW) Caroline 22 | | vkw ondernemen 2014
Dialoog
Hoe kijkt u als specialist in internationale groei en strategie naar het fenomeen dat nog wel bedrijven bij ons starten, bijvoorbeeld universitaire spinoffs, maar dat na verloop van tijd het eigenaarschap en het beslissingscentrum naar het buitenland verdwijnen? Paul Matthyssens: “Vanuit de Industrieraad voor Vlaanderen ben ik erg begaan met die problematiek, onder meer in een werkgroep rond de Fabriek van de Toekomst, waarin we nadenken over hoe we industrie hier kunnen houden. Met enkel dienstenbedrijven zullen we ons economisch weefsel niet op peil houden, maar om industrie hier te houden, heb je dan weer beslissingscentra nodig en lead plants. De niet-lead plants zijn de eerste die worden weggesaneerd bij crisissen, zoals we gezien hebben in de automobielsector. En het is ook meestal zo dat men het ecosysteem rond een beslissingscentrum zoveel mogelijk intact wil houden bij afslankingen. Rond die centra en lead plants zitten ook innovatieve toeleveranciers die mee met hun klanten zorgen voor verbeteringen en innovaties. Lead plants blijven en gedijen als er een organische en natuurlijke band is met de niet-economische omgeving, het hinterland. Voor Vlaanderen denk ik dan aan zaken zoals activiteiten in de zorgsector. Met onze verouderde bevolking is er al een grote markt voor zorg en na al veel investeringen is er een ecosysteem dat afzet garandeert voor eigen gesofistikeerde producten. We hebben ook een sociale sector die hierop inspeelt. Bedrijven die eerder toevallig opstarten doordat een geïsoleerde ondernemer ergens mee begon, lopen meer kans om hier op termijn toch te verdwijnen naar een regio waar dat ecosysteem er wel is.”
Na de financiële crisis stelt de publieke opinie vragen bij de rol van topmanagers en de instituten waar ze worden opgeleid. De discussie over toplonen versterkt een negatieve perceptie van topmanagers. Paul Matthyssens, decaan van Antwerp Management School, repliceert dat business schools hun accenten verleggen, onder meer naar een duurzaam leiderschap. Caroline Ven herkent dat in de belangstelling voor het ‘verbindend leiderschap’ bij VKW-leden.
Caroline Ven: “Dat fenomeen zagen we inderdaad in onze automobielsector. In de jaren 60 hadden we hier productieve én goedkope werknemers en een eigen markt die nog groeide. En het blijkt ook uit studies van o.m. professor Joep Konings, dat centra met beslissingsmacht en voldoende aandeelhouderschap, het veiligst zijn voor afslankingen. Maar zelfs beslissingscentra zullen toch verdwijnen als de marktomstandigheden en andere factoren te slecht worden, zoals loon- en energiekosten, een verslechterende mobiliteit, onzekere fiscaliteit... De textielsector is een ander goed voorbeeld: we houden vooral nog R&D en de marketing hier, zeg maar de twee uiteinden van de waardeketen, maar de productie is veelal verdwenen, tenzij het gaat om een productie die sterk aanleunt bij zaken als prototyping. De massaproductie hier houden bleek onmogelijk.” Paul Matthyssens: “Het wordt ook voor die productie/ontwikkeling soms moeilijk. Machinebouwers moeten dikwijls de klant inschakelen bij testruns en als ze dan met complexe installaties mee moeten naar pakweg Turkije en Azië, wordt het lastig. Veel innovatie gebeurt immers samen met klanten. De vraag is ook hoe die machinebouwers evolueren. Vandaag maken ze complete machines, morgen misschien vooral bepaalde specifieke en hoogwaardige componenten die ze leveren aan andere machinebouwers. Je ziet machinebouwers meer en meer nieuwe machines bouwen voor andere toepassingen, samen met andere partners. Net als de Picanols en Van de Wieles uit onze regio, moeten we misschien ook meer denken in termen van onze competenties en minder in termen van een specifiek eindproduct. Een mooi voorbeeld is de koeltechnologie van Packo, een bedrijf dat ooit melkkoelinstallaties bouwde, maar dat nu bezig is met heel andere producten in andere sectoren, maar waarbij het toch nog kan terugvallen op een stuk microlandbouwactiviteit in de regio. Dat soort denkpistes kan industrie hier houden.”
vkw ondernemen 2014 |
februari
| 23
Dialoog
Is dat ook een reden waarom nogal wat van onze universitaire spin-offs uiteindelijk worden opgekocht? Paul Matthyssens: “De opschaling en acceleratiefase blijken moeilijk. We hebben niet de schaal en de kapitalen en al snel worden die bedrijven dan het object van een ‘educational acquisition’ (een overname, vooral gemotiveerd door een specifieke competentie; nvdr).” Caroline Ven: “Die grote overnemers nemen zulke innovatieve kleinere spelers ook graag over doordat ze zelf dikwijls te log of te verstard zijn om die innovaties zelf te doen binnen de eigen structuren. Maar zij hebben dan wel de grote marketingapparaten om een product in de markt te zetten. Ik zou het een goede tendens vinden, mochten we onze jonge managers meer aandacht bijbrengen voor de markten en minder voor het steeds opnieuw uitvinden van het wiel. Uw voorbeeld van de “Veertig procent van de belangrijke zorgsector was goedgerankings wordt bepaald door het kozen: er is hier veel aan salarisniveau van afgestudeerden. kennis en producten, en Dat botst met het ideaal van ‘global je hebt al snel een prakticitizens’ die mikken op een duurzame sche innovatie als je zaken carrière.” kan combineren in plaats Paul Matthyssens van de nieuwste molecule te vinden. Innovatie zit dikwijls in de concrete toepassing van bestaande competentie op andere domeinen. Het heeft niet altijd alleen te maken met spitstechnologie die wordt ontwikkeld vanuit fundamentele research.” Paul Matthyssens: “Of het zit in het businessmodel, absoluut. Ons programma ‘Master in Innovation & Entrepreneurship’ speelt daarop in. De studenten eindigen daar met een ‘go-to-market’-plan, want dat is inderdaad een zwak punt in Vlaanderen.” En ik die dacht dat business schools voorbereiden op een lucratieve carrière in een gevestigde structuur… Paul Matthyssens: “Een terechte opmerking. Wij willen daar zeker komaf mee maken. Wij ondertekenden als business school het ‘Prime Initiatief’ van de Verenigde Naties, dat stimuleert om jonge managers op te leiden in de geest van duurzaam en verantwoord management. Dat is relevant omdat je vanuit zo’n denkkader ook aan innovatie en sociale innovatie denkt. Een business school moet zichzelf meer gaan zien als een deel van een ecosysteem. We participeren aan projecten als VIA en projecten rond gazellen.” Caroline Ven: “Binnen VKW zien we inderdaad ook de belangstelling groeien voor een leiderschap dat wij ‘verbindend leiderschap’ noemen, met daarin centraal de matching van wat je persoonlijk belangrijk vindt en wat past in een project waarin je samen met anderen waarde kan creëren, niet enkel voor aandeelhouders, maar ook maatschappelijk. Het is geen toeval dat onze sessies met aandacht voor zelfverwezenlijking met die maatschappelijke dimensie, zoveel succes kennen.” Paul Matthyssens: “Het lijkt inderdaad een belangrijke trend te worden. Onze cursussen rond ‘The Future Leadership Initiative’ focussen ook op gedeeld leiderschap.”
24 |
februari
| vkw ondernemen 2014
Hoewel rankings van business schools nog sterk gefocust zijn op hoeveel de afgestudeerden verdienen… Paul Matthyssens: “Klopt. Veertig procent van een belangrijke ranking als die van Financial Times wordt bepaald door het salarisniveau van afgestudeerden. Dat botst absoluut met het ideaal van ‘global citizens’ die mikken op een duurzame carrière zoals het al genoemde ‘Prime Initiatief’ die stimuleert. Maar er komt beterschap. Ik was recent op het Gaidar Forum in Moskou, een forum waar alle belangrijke ranking- en accreditatieorganisaties aanwezig waren. De rankingorganisaties beginnen bij te sturen. De belangrijke AACSB, die de beste business schools accrediteert, maakt ‘engagement’ van studenten en schools tot een kernpunt. Het gaat traag, maar het beweegt.” Vervelend voor u, want u moet ondertussen goed scoren op rankings die botsen met uw principiële keuzes? Paul Matthyssens: “Ja, jonge mensen kijken vaak naar zo’n ranking, zo bleek recent weer uit marktonderzoek. Maar ook de aantrekkelijkheid van de stad speelt sterk, evenals je eigen identiteit, je wervend karakter en een specifieke relatie met de studenten leiden tot goede mond-tot-mondreclame. Ook goed samenwerken met bedrijven en federaties is een troef. We werken ook sterk op internationalisering. In onze masters zitten 35 nationaliteiten. In onze drie ‘Continent Master in Global Management’ zitten de studenten vier maanden hier, vier maanden in India en vier maanden in Manhattan. Maar ook in andere masters zit veel internationale ‘exposure’. Onze missie stelt dat we ‘global citizens’ maken.” De discussie rond toplonen zal de MBA-studenten ook aanbelangen. Wat opvalt is dat men nooit discus-
Dialoog
Paul Matthyssens (1955)
(Foto Jan Locus)
Paul Matthyssens is sedert eind 2013 decaan van de Antwerp Management School (55ste in de top 100 van de Executive MBA’s in de ‘Financial Times Ranking’). Als docent aan de Universiteit Antwerpen en gastdocent in binnen- en buitenland specialiseerde Matthyssens zich in strategie, internationalisering en supply chain management.
sieert op basis van objectieve criteria, maar oordeelt volgens het eigen ideologisch kader. Wie tegen de vrije markt is, wil aftoppen; wie de markt wil laten spelen, wil minder beteugelen. Paul Matthyssens: “Er gebeurt heel veel vergelijkend onderzoek, maar je kunt daar niet veel mee. Je moet de discussie in een bredere context zien, o.m. die van de talentenmarkt. Voor grotere en internationale bedrijven speelt de internationale mobiliteit en beneden een bepaalde verloning kan je bepaalde ervaren managers niet krijgen.” Caroline Ven: “Het blijkt inderdaad moeilijk om verbanden te leggen tussen hoogtes van lonen en resultaten. Maar ik ben in elk geval gekant tegen exuberante bonussystemen op korte termijn en louter financiële parameters. Als er dan toch hoge bonussen zijn, kan ik me die wel voorstellen mits een ‘claw-back’-systeem, maar sowieso in België zie je die niet. De gevallen waar ik niet vrolijk van wordt, zijn toch vooral zakenbankiers in de VS of de Londense City. Maar voor de
Als decaan wil hij verder het pad op van een doorgedreven internationalisering en ook meer aandacht geven aan persoonlijke ontwikkeling. Organisaties hebben tegenwoordig meer nodig dan louter technische managers. “Leiderschapskwaliteiten en een duidelijke visie winnen aan belang”, aldus Matthyssens. “Zelfkennis, globaal perspectief en maatschappelijk bewustzijn vormen de bouwstenen van onze aanpak, die vertrekt vanuit het standpunt dat echte leiders hun bedrijf of organisatie altijd zien binnen het ruimere kader van de maatschappij en de wereld.” (JC)
verloning op zich speelt een markt en een raad van bestuur beslist of hij daarmee akkoord gaat of niet. Dat is een onderhandeling en dat zal zich wel nivelleren op een bepaald niveau. Die wordt trouwens mede bepaald door de vraag waar de man of vrouw in kwestie anders nog naartoe kan. Ten derde vergeet men in de maatschappelijke “De inbreng van private equity kan discussie de progreswaardevol zijn, maar het is belangrijk siviteit van ons fiscaal dat je als familiebedrijf je waarden systeem en in onze socidefinieert en je prioriteiten.” ale zekerheid. Toplonen Caroline Ven worden afgetopt tot ruim 60 procent als je sociale zekerheid meerekent.” Paul Matthyssens: “Ik heb het persoonlijk echt moeilijk met zeer zware gouden handdrukken in contracten, want dan kan iemand die aandeelhouderswaarde vernietigd heeft langs de kassa passeren.” De raad van bestuur beslist, maar een populaire samenzweringstheorie luidt: in die raad van bestuur zitten allemaal mensen die elkaar overal tegenkomen, lees: ‘bedienen’. Paul Matthyssens: “Er is toch wel een en ander gebeurd op het vlak van deugdelijk bestuur. In veel bedrijven zijn de procedures een stuk transparanter, ook bij overheidsbedrijven. Het verloningsbeleid maakt daar ook deel van uit. Dat wordt nu veel minder geregeld in achterkamertjes.” Caroline Ven: “Ik vraag me trouwens af of de transparantie de concurrentie en verloningsniveaus niet juist opdrijft. Maar misschien krijgen we daar nu de
vkw ondernemen 2014 |
februari
| 25
Dialoog
correctie en geeft de samenleving het signaal dat ze minder loonspanning tolereert. Al moet ik er toch aan toevoegen dat wij al een zeer egalitaire samenleving zijn. Onze inkomensspanning hoort bij de laagste ter wereld.”
Paul Matthyssens: “Het lijkt me niet evident om daar externe jonge mensen in te introduceren, want het zijn bedrijven waar al gedurende generaties een heel specifieke aanpak en cultuur is gegroeid. Maar het is een interessante piste. Hoe kun je zo’n bedrijven al vervroegd in contact brengen met ‘next generation leaders’?” Welke rol kunnen private investeringsmaatschappijen spelen? Caroline Ven: “Tja, familiebedrijven hebben dikwijls als tijdshorizon als het ware de eeuwigheid, maar zo’n investeringsfonds denkt eerder in termen van vijf tot maximaal zeven jaar en wil dan uitstappen met een meerwaarde. Dat leidt tot andere verhoudingen met aandeelhouders en tot andere beslissingen. De relatie met de stakeholders ziet er dan ook anders uit. De inbreng van private equity kan waardevol zijn, maar het is belangrijk dat je als familiebedrijf je waarden definieert en je prioriteiten.” Paul Matthyssens: “Onze familiale bedrijven zullen ook meer moeten gaan nadenken over een continuïteit via innovatie die gepaard gaat met sectorconvergentie. Veel familiebedrijven zijn groot geworden in een specifieke sector of niche en verwachten rendementen die typisch zijn daarvoor. Maar als een samenwerking zich aandient, botst het ook daar soms wel. Elke sector heeft zo zijn eigenheid, maar je ziet toch wel vele innovaties aan de randen van meerdere sectoren. Ook dat is een uitdaging waar nogal wat familiebedrijven voor staan: samengaan, opschalen, het eigen model aanpassen…” Jo Cobbaut
26 |
februari
| vkw ondernemen 2014
Irrationaliteit heerst overal Geert Janssens (hoofdeconoom VKW Metena)
De doorsnee kreet in de krant over de financiële crisis is oppervlakkig en vooral voorspelbaar in functie van het levensbeschouwelijke kamp waarin de toeteraar te situeren valt. In ‘De Muizenval. Waarom de volgende crisis onvermijdelijk is’ biedt Geert Janssens, hoofdeconoom VKW Metena, stof om het debat te verdiepen vanuit een invalshoek die onderbelicht bleef in het publiek debat.
(Foto Dries Decorte)
Zijn de jonge MBA-houders geïnteresseerd in de vele familiebedrijven die momenteel een opvolger zoeken? Caroline Ven: “Dat is een probleem. Onze bevolking vergrijst enerzijds wel minder dan verwacht dankzij immigratie, maar het is niet het soort immigratie die snel tot meer ondernemerschap zal leiden. In de VS ziet men dat wél, onder meer doordat men er selectiecriteria hanteert. Bij ons ging het dikwijls om gezinshereniging en is de immigratie geïnspireerd door sociale steun. Vandaag zien we effectief veel ondernemers die wellicht moeilijk een opvolger vinden.”
Macro-economie Dialoog
Het fenomeen van de ‘boom and bust’ is blijkbaar onvermijdelijk verbonden aan het vrijemarktmodel. Het is goed gedocumenteerd in de vakliteratuur. Toch blijven we sukkelen van crisis naar crisis. Economische modellen houden blijkbaar nog altijd geen rekening met kuddegedrag en het irrationeel gedrag van mensen. Er zijn blijkbaar geen modellen die daaraan kunnen verhelpen? Geert Janssens: “De economische theorie ontwikkelde zich inderdaad vooral op basis van het concept dat de homo economicus rationeel handelt in zijn eigenbelang. Enkel op die manier kon men modellen ontwikkelen waarvan de einduitkomst nog enigszins berekenbaar is (zogenaamde DSGE-modellen). Modellen die afwijken van de klassieke veronderstellingen worden te complex. Sedert de jaren 70 kwamen er al barsten in dat model en ontwikkelde men theorieën op basis van het gegeven dat de mens niet altijd rationeel beslist en dat niet alle kopers en verkopers over evenveel informatie beschikken. Daardoor werkt de markt niet perfect en ontstaat een prijs die niet de juiste evenwichtsprijs is en komt er ruimte voor zeepbellen.” Is men de modellen dan niet gaan aanpassen? Geert Janssens: “Men is allerlei partiële modellen gaan ontwikkelen, maar je kon daar moeilijk mee aan de slag op macro-economisch vlak. Er is ook nog het gegeven dat men de bancaire sector nooit incalculeerde. Zaken als rentevoeten en geld werden als een gegeven beschouwd en er werd verondersteld dat die in evenwicht zijn. Die tekortkomingen zijn nog altijd niet volledig weggewerkt.” Dus ook die modellen zullen de volgende crisis niet helpen te voorspellen? Geert Janssens: “Ze kunnen een conjuncturele dip voorspellen, maar ze kunnen bepaalde factoren zoals een financiële sector die ontspoort, of een schuldproblematiek, niet incalculeren.” Je wijst ook op de rol van wat Keynes al noemde ‘animal spirits’, zeg maar onze neiging tot impulsieve beslissingen op basis van intuïtie, zonder veel rationeel afwegen. Geert Janssens: “Een econoom als Robert Shiller, vorig jaar medelaureaat van de Nobelprijs Economie, is door een andere bril gaan kijken naar tientallen economische indicatoren en concludeerde dat psychologische factoren meespelen bij forse prijsstijgingen van bepaalde activa. Hij veronderstelde dat zware afwijkingen van langetermijntendensen niet konden worden verklaard vanuit een onderliggende fundamentele waarde van een actief, maar
wel door een psychologische dynamiek in de markt. De psychologische factor kan ons helpen om onevenwichten ook daadwerkelijk te herkennen als een onevenwicht.” Relativeert deze theorie ook de samenzweringstheorie: een groepje slimme slechteriken hebben zich verrijkt op basis van hun kennis en vertrouwenspositie? Geert Janssens: “Die verhalen hebben zeker een grond van waarheid. Bij Amerikaanse zakenbanken hebben bepaalde mensen zich op schandalige wijze verrijkt. Maar ze hebben dat niet alleen gekund. Wie heeft hun producten gekocht en doorverkocht? Ik geloof niet in een complot van een paar individuen die op de knopjes drukken. Heel veel mensen hebben mee in die pas moeten lopen. In de toekomst moeten we voorkomen dat mensen massaal een aantal bevoorrechte bronnen zo blindelings gaan volgen. Er zouden meer uiteenlopende toezichthouders moeten zijn, die op basis van een onafhankelijke analyse het zogenaamde feestje
“Er is nood aan meer uiteenlopende toezichthouders, die op basis van een onafhankelijke analyse het zogenaamde feestje durven te stoppen.”
durven te stoppen, maar dat is natuurlijk gigantisch moeilijk. Wie heeft er genoeg lef om te zeggen dat op een bepaald moment een zeepbel ontstaat, op gevaar af van vals alarm te geven en veel waarde te vernietigen? Achteraf kan men immers ook niet weten of het alarm terecht was of niet. Men kan enkel doen zoals men nu heeft besloten te zullen doen in de eurozone: bepaalde indicatoren in de gaten houden en daarover op vaste tijdstippen rapporteren. De afgelopen 100 jaar waren er nooit waarschuwingssignalen.” Zeg je nu dat te veel gewicht lag op de schouders van centrale bankiers zoals een Greenspan of Bernanke? Geert Janssens: “Ze hebben effectief veel macht, al is hun interventiepotentieel beperkt, want ze kunnen niet beslissen over begrotingen, fiscaliteit, of structurele maatregelen op de arbeidsmarkt of andere domeinen van de economie. Maar dat neemt niet weg dat ze de afgelopen decennia de financiële sector te veel stimuleerden en nooit afremden. Daar hebben ze het feestje niet stilgelegd, ze hebben het zelfs nog aangewakkerd door de geldkraan open te draaien en goedkoop publieke schuld aan te kopen. Ze hebben de financiële sector nu verslaafd gemaakt aan goedkoop
vkw ondernemen 2014 |
februari
| 27
Macro-economie Dialoog
krediet. Als die daar niet kan van afkicken zonder nieuwe crisis, zal het hen weer heel wat geloofwaardigheid en onafhankelijkheid kosten. We riskeren het op zijn Japans op te lossen: private en centrale banken blijven dan schuld van de overheid opkopen zodat die laatste zich goedkoop kan financieren, maar dan blijft het schuldprobleem hangen op een hoog niveau en dat fnuikt investeringen. Ik zie ook in Europa voorlopig eerder veel tekenen van deflatie dan van inflatie.” Ons denken wordt blijkbaar nog dikwijls gestuurd door intuïtie, buikgevoel en kuddegedrag, en te weinig op basis van rationele analyse. Maar van belangrijke beslissers zoals centrale bankiers die een
zekere onafhankelijkheid hebben, mag je toch meer rationele afwegingen verwachten? Geert Janssens: “Dat is zo en dat doen ze ook wel, maar het is ook voor hen niet evident om aanzwellende massa’s terug te fluiten en te dwingen om op de blaren te zitten. Als een steeds groter deel van pakweg de bancaire sector impulsief gaat handelen, wordt het moeilijk om je eigen model aan te houden. Er zijn bepaalde regels, zoals de Taylor Rule, gebaseerd op een algoritme waarnaar veel empirisch onderzoek gedaan is, waarvan men toch heel vaak is afgeweken de laatste 25 jaar. Ten onrechte blijkt nu.”
beweren nu al dat we de banken te weinig buffer opleggen in termen van eigen vermogen? Geert Janssens: “Dat zou het de regelgevers natuurlijk makkelijker maken, aangezien je een dam opwerpt tegen te goedkoop krediet. Financiering en kapitaal zouden veel duurder worden maar dat is een prijs die we zullen moeten betalen in ruil voor meer financiële stabiliteit.” Jo Cobbaut
Hier kijk je naar de banksector en Basel III? Prominente economen
Ook u en ik? Mensen beslissen niet zelden heel irrationeel, ook in belangrijke zaken en in geldzaken. Geert Janssens citeert een aantal onthutsende voorbeelden van empirisch onderzoek waaruit blijkt dat mensen compleet onlogisch beslissen onder druk van intuïtieve angsten, bijvoorbeeld de angst om te verliezen wat je al hebt, of de neiging om te kiezen voor verhalen die wel aannemelijk lijken, maar die ondertussen statistisch juist onwaarschijnlijker worden. Misschien nog onthutsender zijn de onderzoeken die wijzen op een grijze zone tussen frauderen en niet frauderen. Rechtstreeks geld verduisteren is voor velen absoluut niet aanvaardbaar, maar onrechtstreekse beslissingen die op hetzelfde neerkomen, worden wél genomen, en dat gebeurt makkelijker naarmate de afstand met cash en de slachtoffers (de fiscus, de verzekeraar…) abstracter wordt. En we bedoelen dat de afstand groter wordt, niet dat het frauduleuze karakter afneemt. Dat sommige onderzoekjes werden gedaan met MBA-studenten, ontneemt ons de illusie dat onze toekomstige managers van bedrijven en instellingen niet in de muizenval zullen sukkelen. (JC) Janssens Geert, ‘De Muizenval. Waarom de volgende crisis onvermijdelijk is’, Davidsfonds Uitgeverij (ISBN 978-90-5826-999-7), 108 blz., €14,95.
28 |
februari
| vkw ondernemen 2014