WOORD INHOUD
VOORAF
Zoals u weet, verzorgt het Regionaal Ziekenhuis Heilig Hart Tienen verschillende invullingen in het zorglandschap. Reeds lang houden wij ons bezig met de acute zorg op Campus Mariëndal, en dit in samenwerking met de eerstelijnszorg. Voor specifieke pathologieën bestaat er een functioneel samenwerkingsverband met de universitaire ziekenhuizen van Leuven. Daarnaast streven wij op Campus Sint-Jan naar de optimalisatie van de levenskwaliteit voor patiënten met subacute en chronische pathologieën. Enkele voorbeelden van zorgclusters in deze Quality of Life context zijn revalidatie, oncologie en de ouderenzorg.
Prostaatkanker: huidig standpunt over screening p. 3
Zorgpad
Obesitascentrum Tienen p. 6
In 2006 nam de activiteit in ons ziekenhuis globaal toe met 3 procent, tot meer dan 200.000 patiëntencontacten. Het aantal spoedopnames groeide gestaag met 6 procent. In totaal werden 16.000 patiënten op de afdeling Spoedgevallen behandeld, waarvan 6.000 werden gehospitaliseerd en 10.000 ambulant werden behandeld. Het aantal operaties steeg met meer dan 3,5 procent. Enkel het aantal bevallingen daalde met 9 procent. De recente vernieuwing van het bevallingskwartier tot een eigentijds uitgerust verloscentrum zal ongetwijfeld een positieve impact hebben op de aantrekkingskracht van onze materniteit. Eind vorig jaar organiseerden wij een symposium ter gelegenheid van de officiële opening van het multidisciplinair obesitascentrum. De benadering van obesitas door de huisarts kwam toen uitgebreid aan bod, en over de opzet van dit initiatief heeft u in de vorige editie van Hartslag reeds meer kunnen lezen. Het obesitascentrum kende een zeer goede start. Op anderhalve maand tijd hebben meer dan 60 patiënten zich aangeboden voor een intakegesprek, waarvan een belangrijk deel was doorverwezen door hun huisarts. Patiënten die niet via de huisarts komen, worden na het intakegesprek sowieso naar hun eigen huisarts verwezen. Begin maart 2007 zal de vernieuwde SP-afdeling op Campus Sint-Jan open gaan. Hier zullen voornamelijk patiënten met een locomotorische aandoening worden gehospitaliseerd. Met deze renovatie zijn alle afdelingen op Campus Sint-Jan vernieuwd.
Endoveneuze
laserbehandeling van varices
Dr. F. Martens
R. Mattheus
Medisch directeur
Algemeen directeur - bestuurder
p. 8 Symposium
Nieuw
verloscentrum in gebruik genomen p.10
Comfortzorg
voor palliatieve patiënten p. 11
Zorgpad Zwangerschapsbegeleiding Wat mag en wat moet? 9u00
Registratie
9u30
Welkom Ine Riphagen, H. Hart Tienen
9u35
Het zorgpad en het belang van het kenniscentrum Marleen Temmerman, UZ Gent
9u55
Rhesus negatief: systematische prophylaxe? Marcel Verjans, H. Hart Tienen
10u10
Beleid van groep B streptococcen (GBS) screening Gilbert Donders, H. Hart Tienen, UZ Leuven, Univ. de Liège
10u40
Koffiepauze (en bezoek stands)
11u10
Eerste trimester screening van Down’s syndroom Thierry Van den Bosch, H. Hart Tienen, UZ Leuven
11u35
Glucose tolerantie screening tijdens zwangerschap Chantal Mathieu, UZ Leuven
11u55
Klinisch Zorgpad Verloskunde in regio Tienen-Aarschot-Leuven Jo Lisaerde, huisarts
12u15
Beschouwing en dankwoord Carla Delmulle, huisarts
12u20
Aperitiefreceptie
Zaterdag 17 maart 2007 9u00 - 13u Posthof te Vissenaken Inschrijving via: - fax 016 82 27 14 - tel 016 80 81 02 - email
[email protected]
UROLOGIE Dr. T. Adams Dr. J. Van Nuffel
Prostaatkanker: huidig standpunt over screening In mei 2006 verscheen in de media een verrassend bericht over het nut van screening naar prostaatkanker. Aanleiding was een publicatie van het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) hierover, die onder meer stelde: “Zolang er geen bewijzen zijn dat de PSA-test meer goed (minder doden) dan kwaad (nevenwerkingen van overbehandeling zoals impotentie en incontinentie) doet, kan bevolkingsonderzoek niet verdedigd worden.” Het gebruik van de PSA-test voor prostaatkankerscreening zorgt al langer voor controverse. Redenen genoeg voor de Belgische Vereniging voor Urologie (BAU) om een duidelijk standpunt in te nemen.
Epidemiologie Prostaatkanker vormt een belangrijk gezondheidsprobleem. De mediane leeftijd bij diagnose bedraagt 72 jaar. Prostaatkanker vormt 29% van alle mannelijke kankers en maakt 11% uit van de mannelijke kankersterfte. Van de prostaatkankers zal 10 tot 30% locaal evolueren, via lymfatische weg uitzaaien en via het bot metastasen ontwikkelen en, bij
afwezigheid van behandeling, de dood van de patiënt veroorzaken. Niet alle kankers van de prostaat die ontdekt worden via biopsies, moeten behandeld worden. Vooral vroegtijdige ontdekking en genezing van prostaatkanker kan de prostaatkankersterfte helpen terugdringen. Prostaatkanker neemt weliswaar toe met het ouder worden, maar het mortaliteitspercentage ligt hoger naarmate men de aandoening op jongere leeftijd krijgt.
Het rectaal onderzoek
Hoe prostaatkanker vroegtijdig opsporen? · Rectaal onderzoek: de arts kan de prostaat gemakkelijk onderzoeken door de vinger in de aars in te brengen. De prostaat moet soepel zijn, met een goed te palperen mediane groeve. Het onderzoek is eenvoudig en niet pijnlijk. · PSA-bepaling: het Prostaat Specifiek Antigeen is een eiwit dat enkel door de prostaatkliercellen wordt aangemaakt en grotendeels wordt uitgescheiden in het kliervocht. Een kleine hoeveelheid PSA gaat doorheen de basale membraan tot in de bloedbaan. Bij kanker, maar ook bij infectie/ inflammatie kan een sterke toename van het serum PSA optreden. Over PSA moet u het volgende onthouden: · De ‘normale’ PSA-waarde stijgt met de leeftijd. Men moet afstappen van de klassieke cut-off van 4 ng/ml. Meer dan 20% van de prostaatkankers heeft immers een PSA < 4 ng/ml. Bovendien is de genezingskans hoger bij deze lage PSA-waarden. · Het PSA is geen kankerspecifieke merker. · De PSA-waarde verhoogt meestal bij prostaatinfectie/inflammatie of na rectaal onderzoek, of kan verhoogd zijn door goedaardige prostaatvergroting. In de meeste gevallen kan men evenwel het onderscheid maken tussen een adenoom of prostaatkanker en zo nutteloze biopsies vermijden. Indien nodig kan de uroloog een transrectale echografie van de prostaat uitvoeren en specifieke doseringen vragen van subfracties van het PSA (vrij PSA). Dit kan, bij correcte interpretatie, bijdragen tot een verbetering van de specificiteit van de PSA-test.
Wanneer eerste PSA-dosering en eerste rectaal toucher plannen? · Alle mannen met urinaire klachten of klachten die het bestaan van prostaatkanker doen 3
UROLOGIE ·
·
Zonale anatomie van de prostaat
·
vermoeden (botpijn, vermoeidheid, anemie), dienen een PSA-test en een rectaal onderzoek te ondergaan om prostaatkanker uit te sluiten, ongeacht hun leeftijd, zeker in die gevallen waar de ontdekking van prostaatkanker de initieel voorgestelde behandeling voor zijn klachten kan wijzigen. · Zelfs bij afwezigheid van symptomen moeten mannen vanaf de leeftijd van 50 jaar geïnformeerd worden over de risico’s van prostaatkanker. Eens de patiënt de vooren nadelen van een vroegtijdige opsporing begrepen heeft, kan men de PSA-dosering en het rectaal toucher uitvoeren. · Indien bij één of meerdere verwanten in de eerste graad (vader of broer) een prostaatkanker werd vastgesteld, dan is het aan te raden de PSA-controle te starten vanaf de leeftijd van 40-45 jaar. Hierbij dient het erfelijkheidsrisico en het vroegtijdiger voorkomen van prostaatkanker benadrukt. · Het nut van de opsporing bij patiënten ouder dan 70 jaar wordt geval per geval bepaald, rekening houdend met hun gezondheidstoestand en levensverwachting, die minstens 10 jaar moet bedragen. Het risico om te overlijden aan andere aandoeningen stijgt met de leeftijd. De kans om een latente kanker te ontdekken en het risico op nevenwerkingen van eventuele behandelingen worden eveneens groter vanaf 70 jaar.
Screening van prostaatkanker: voordelen, nadelen en controverse Er bestaan vandaag geen wetenschappelijke bewijzen die aantonen dat de systematische 4
screening met PSA-bepaling de sterfte door prostaatkanker beïnvloedt. Verschillende internationale studies zijn echter lopende en de eerste resultaten worden verwacht vanaf 2008.
Argumenten voor een systematische opsporing met PSA · Een PSA-bepaling laat ons toe prostaatkankers te ontdekken in een veel vroeger stadium dan voordien. Deze gelocaliseerde tumoren zijn geneesbaar door heelkunde, radiotherapie of brachytherapie.
Dankzij het PSA is het percentage patiënten met een gemetastaseerde prostaatkanker gedaald van 10% tot <3%. Spijtig genoeg zijn deze vormen niet geneesbaar. De metastasen geven aanleiding tot zeer ernstige lichamelijke problemen en wijzigen grondig de levenskwaliteit en waardigheid van getroffen patiënten. Wacht men op het ontwikkelen van symptomen, dan bevindt een groot deel van de kankers zich al in het gemetastaseerde stadium. De curatieve radicale behandelingen evolueren continu. Momenteel zijn er technieken beschikbaar die de nevenwerkingen zoals incontinentie en seksuele problemen trachten te verminderen. Deze technieken zijn alleen toepasbaar bij gelocaliseerde (vroege) stadia. Vandaag kan men kankers identificeren die geen onmiddellijke behandeling vragen en opgevolgd kunnen worden, namelijk deze met niet meer dan één of twee positieve biopsies (van de 10-12), Gleasonscore < 6 en een PSA < 15 ng/ml.
Argumenten tegen een systematische opsporing met PSA · Het risico bestaat een latente kanker aan te tonen die geen behandeling nodig heeft. De angst van de patiënt, die met dergelijke diagnose geconfronteerd wordt en de onzekerheid van de arts, die de reële agressiviteit van de kanker dient in te schatten, leiden vaak tot een beslissing voor een agressieve aanpak. Deze aanpak is nutteloos bij ‘slapende’ kankers.
PSA
· ·
·
·
Het risico van een diagnose van een agressieve kanker is laag. De ontwikkelingssnelheid van de meeste tumoren is traag. Het kan 15 jaar duren vooraleer een kleine haard van gelokaliseerde kanker evolueert naar een gemetastaseerde vorm. Het screeningproces, de biopsie en de verdere diagnostiek van prostaatkanker geven aanleiding tot angst. De behandelingen van prostaatkanker geven onvermijdelijk aanleiding tot neveneffecten: incontinentie, plasproblemen, seksuele disfunctie en darmproblemen. Alvorens te opteren voor een behandeling dient de patiënt die nevenwerkingen te bespreken met zijn arts. Verhouding vrij/totale PSA
Conclusie · Prostaatkanker is een veel voorkomende kanker, die soms verwoestend en dodelijk kan zijn. · Prostaatkanker kan ontdekt worden alvorens er symptomen optreden. Kankers die vroegtijdig ontdekt worden, zijn geneesbaar. · Er bestaan tests voor opsporing, maar ze werken niet perfect. Zij brengen ook vaak kankers aan het licht die de gezondheid van de man niet in gevaar brengen. Verstandiger gebruik van PSA (met parameters als de PSAstijgingssnelheid of PSA-velocity, vrij PSA, de PSA-verdubbelingstijd, densiteit,…) kan de specificiteit van de test verbeteren en zal het aantal onnodige (negatieve) biopsies reduceren. Men zal ook de klinisch significante tumoren makkelijker kunnen onderscheiden van de ‘slapende’ tumoren. · De BAU adviseert om patiënten informatie te verschaffen over het risico op prostaat-
kanker, en over de voor- en nadelen van vroegtijdige opsporing vanaf de leeftijd van 50 jaar. · De BAU adviseert om mannen vanaf 40 jaar te informeren indien zij een broer, vader of oom langs vaderskant hebben die behandeld werd voor prostaatkanker, indien een overlijden veroorzaakt werd door prostaatkanker bij één of twee van die verwanten of indien de patiënt andere risicofactoren vertoont. · In elk geval zal men nooit een PSA-bepaling of rectaal onderzoek uitvoeren bij een totaal asymptomatische patiënt, zonder vooraf de voor- en nadelen in detail met de patiënt te bespreken.
Interpretatie eerste PSA-test en eerste rectaal onderzoek · Bij PSA < 0,6 ng/ml op 40 jaar en <1 ng/ml op 50 jaar, moet de test pas ten vroegste na 5 jaar herhaald te worden. Anders wordt een jaarlijks onderzoek aangeraden. · Indien het rectaal onderzoek abnormaal voorkomt (nodule of asymmetrie) en/of indien het PSA hoger is dan de maximale richtwaarde voor de leeftijdsgroep, is het aangewezen de patiënt te verwijzen naar de uroloog. Hij zal beslissen of er bijkomende testen moeten uitgevoerd worden, eventueel prostaatbiopsies om een onderliggende prostaatkanker uit te sluiten. · Indien een eerste opsporing geen afwijkingen aantoont, dan zullen in de toekomst enkel prostaatbiopsies overwogen worden indien het volgend rectaal onderzoek afwijkend wordt en/of het PSA te snel stijgt. · Voor een initiële PSA-waarde van < 4ng/ml mag de gemiddelde jaarlijkse PSAverhoging niet hoger zijn dan 0,5 ng/ml. · Voor een initiële PSA-waarde tussen 4 en 10 ng/ml mag de gemiddelde jaarlijkse verhoging niet meer dan 0,75 ng/ml bedragen. · Om deze gemiddelde jaarlijkse verhoging te berekenen (‘PSA-stijgingssnelheid’), is het noodzakelijk tenminste 3 PSAbepalingen te laten uitvoeren + in een tijdspanne van 18 tot 24 maanden, in hetzelfde laboratorium.
Dr. Jan Van Nuffel PSA leeftijdspecifieke ranges
Afdelingshoofd Urologie
5
OBESITASCENTRUM Dr. J. Vankeirsbilck, chirurg Dr. L. De Facq, gastro-enteroloog/endocrinoloog Dr. S. Poelmans, chirurg Dr. I. Steemans, fysiotherapeut-revalidatiearts K. Ceunen, psycholoog S. Neven, kinesitherapeut
Zorgpad Obesitascentrum Tienen
K. Vandewijngaerden, coördinator-diëtist
Het Regionaal Ziekenhuis Heilig Hart Tienen heeft in zijn gepersonaliseerde zorgconcept en Quality of Life benadering al verschillende initiatieven genomen waar preventie, diagnose en therapie centraal staan, inspelend op de noden van de regio. Het jongste initiatief, het obesitascentrum, ging op 7 december 2006 van start met een druk bijgewoond symposium. In de vorige editie van Hartslag kon u meer vernemen over het opzet en de uitgangspunten, hier lichten we het concrete zorgpad toe.
aanleiding tot een belangrijke daling van de gezondheidsrisico’s. Daarna is het streefdoel het gewicht stabiel te houden. Het groepsprogramma houdt een intensieve multidisciplinaire opvolging in, met gespreid in het jaar daarop nog 3 bijkomende ‘boostersessies’. We passen een empowerment-filosofie toe. We willen mensen in staat stellen meer greep te krijgen op hun gezondheid. Empowerment is gericht op het verhogen van persoonlijke keuzes en controle. De ervaringen die doorheen de interventie worden opgedaan, verhogen het bewustzijn over de eigen bekwaamheden m.b.t. gezond gedrag.
Obesitaschirugie
Het doel van de multidisciplinaire benadering is in te spelen op het voedingspatroon en de levensstijl, met een gestructureerd groepsprogramma. Het omvat voedings- en bewegingsdeskundig advies en begeleiding door een psycholoog, en dit in samenwerking met de specialist en de huisarts. Het is opgezet als een dienstverlening van de tweede- naar de eerstelijnszorg.
Zorgpad obesitas De obesitaszorgcluster heeft twee zorglijnen: een multidisciplinair groepsprogramma, en obesitaschirurgie voor een specifieke groep. Het zorgpad stelt ons in staat alle patiënten op éénzelfde wijze doorheen het vermageringsproces te begeleiden. Continue opvolging door de huisarts is essentieel tijdens een periode van gewichtsstabilisatie. Hij/zij blijft de spilfiguur in de behandeling van obesitas. Het zorgpad voorziet ook voldoende 6
ruimte voor overleg met de verschillende zorgverleners. Bij de screening krijgt de patiënt eerst algemene informatie over obesitas. Naast de groepsbehandeling (eerste voorkeur) worden ook andere behandelingsmogelijkheden toegelicht (farmacotherapie en chirurgie). Na multidisciplinair overleg (arts en diëtist) wordt een advies aan de huisarts overgemaakt. Hij/ zij bespreekt dit advies met de patiënt en maakt samen met hem/haar de gepaste keuze.
Na overleg met de huisarts wordt een dagopname gepland voor preoperatieve onderzoeken en consultaties: · cardiologie, pneumologie en endocrinologie; · radiologie, echografie en gastroscopie; · advies diëtist, psycholoog en kinesist; · advies orthopedie, gynaecologie. Bij positieve resultaten wordt in overleg met arts en huisarts beslist welke techniek de chirurg zal toepassen: een bariatrische ingreep (gastric banding of een bypass) of plaatsing van een maagballon. In overleg met de chirurg kan de patiënt na de ingreep deelnemen aan het post-operatief groepsprogramma voor verandering in eeten beweeggedrag.
Groepsprogramma Het programma loopt over 6 maanden. Beweging, psychologische begeleiding, opvolging door de diëtist en tussentijdse evaluatie door de arts vormen de kern van het groepsgebeuren. Een haalbaar doel is een gewichtsdaling van 5 à 10 % ten opzichte van het huidige lichaamsgewicht. Dit geeft al
Obesitascentrum Tienen (t) 016 80 97 52
[email protected]
Huisarts verwijst via verwijsformulier1
Obesitascentrum screening door coördinator
Coördinator overlegt met arts/ psycholoog/kinesist
Advies naar huisarts
X
Groepsprogramma
ja
Behandeling en de verschillende disciplines worden voorgesteld
nee
Na overleg huisarts, eventueel chirurgische ingreep
6 maanden met opvolging door diëtist/psycholoog/kinesist en tussentijdse evaluatie arts
Dagopname preoperatieve onderzoeken
S
Bariatrische ingreep
Maagballon
T - Gastric banding - bypass
X
Follow up arts/diëtist/psycholoog/ kinesist
eventueel mogelijkheid tot
3 boostersessies verspreid over 1 jaar + opvolging huisarts
1
Verslag huisarts
Dit formulier kunt u downloaden via onze website www.hhart-tienen.be
77
VAATHEELKUNDE Dr. Dr. Dr. Dr.
B. Joos J. Beirnaert J. P. Liesenborghs J. Verbist
Endoveneuze laserbehandeling van varices Varices ter hoogte van de onderste ledematen zijn een veel voorkomende pathologie. Omwille van de problemen die de klassieke spataderoperatie stelden, werd gezocht naar alternatieven. Endoveneuze laserbehandeling is er daar één van. Sinds november 2006 past onze afdeling Vaatheelkunde deze techniek toe.
Meestal zijn spataders het gevolg van klepinsufficiëntie van de vena saphena magna en/of de vena saphena parva. In dat geval spreken wij van stamvarices. De behandeling is chirurgisch. De klassieke spataderoperatie bestaat uit het uitvoeren van een crossectomie en een stripping van de insufficiënte stamvenen, in combinatie met flebectomieën van de variceuze convoluten.
Deze behandeling heeft echter de volgende nadelen: 1. Uitgebreide haematomen over het traject van de stripping; 2. Zenuwletsels van n. saphenus of n. suralis; 3. Ten gevolge van punt 1 en punt 2: postoperatieve pijn en zwelling, met langdurige werkongeschiktheid tot gevolg;
4. Hoge frequentie van recidief: 26 tot 28 procent na 2 tot 5 jaar. Omwille van deze problemen werd al langer naar alternatieven voor de klassieke spataderoperatie gezocht. In 1998 introduceerde dr. Carlos Bonné een endoveneuze laserbehandeling van de insufficiënte vena saphena magna. Door de schijnbaar goede resultaten en de relatieve eenvoud van de procedure vond deze nieuwe techniek vrij snel navolging.
Principe De nieuwe methode berust op het inbrengen van een laserfiber in de stamvene tot aan de sapheno-femorale junctie. Door het activeren van de laser ontstaat een stoombel die tot beschadiging van het endotheel leidt. Dit geeft op zijn beurt aanleiding tot thrombose van de vene, verder evoluerend naar volledige fibrose. In tegenstelling tot de klassieke operatie blijft de stamvene dus ter plaatse, maar verlittekent zij. Daarenboven wordt geen crossectomie meer uitgevoerd, en is er dus geen litteken ter hoogte van de lies of kniekuil.
Techniek
Elke stap van de operatie wordt met duplex gevolgd.
8
De ingreep gebeurt in dagopname, onder algemene of regionale anesthesie. Elke stap van de operatie wordt met duplex gevolgd. Nadat het insufficiënte gedeelte van de stamvene in beeld is gebracht, wordt deze distaal percutaan aangeprikt. Bij middel van een Seldinger-techniek wordt een katheter ingebracht tot in de diepe vene. In deze katheter wordt vervolgens de laserfiber
nog steeds een klassieke stripping worden uitgevoerd of kan de behandeling met de laser worden herhaald. Anderzijds wordt door de afwezigheid van littekenweefsel in de lies of de kniekuil geen neovascularisatie vastgesteld, wat bij de klassieke varicectomie vaak net de aanleiding tot recidieven is.
Indicaties en contra-indicaties In principe komen alle patiënten met stamvarices in aanmerking voor deze techniek. Contra-indicaties zijn: zwangerschap of borstvoeding, onmogelijkheid om te mobiliseren, diepe veneuze thrombose, hypercoagulabiliteit, occlusief arterieel vaatlijden, gedilateerde sapheno-femorale junctie met multipele insufficiënte zijtakken, diameter van de insufficiënte vene > 15mm, recidief varices.
Als energiebron wordt een zogenaamde diodelaser met een golflengte van 980 nm gebruikt.
Besluit
opgevoerd. Nadien worden fiber en katheter samen teruggetrokken tot net op de overgang tussen oppervlakkig en diep veneus systeem. Vervolgens wordt vocht ingespoten rondom het te behandelen venesegment (tumescentie ter bescherming van de onderliggende weefsels). Nu kan de laser geactiveerd worden. Door de glasvezel geleidelijk aan terug te trekken, wordt de hele vene als het ware van binnenuit verschroeid. Als energiebron wordt een zogenaamde diodelaser met een golflengte van 980 nm gebruikt. Tenslotte worden de variceuze zijtakken met flebectomieën verwijderd volgens de techniek van Müller.
Voordelen en beperkingen Endoveneuze lasertherapie heeft onmiskenbaar enkele belangrijke voordelen in vergelijking met klassieke crossectomie en stripping: 1. Minder postoperatieve hematomen; 2. Minder pijn; 3. Minder littekens (geen liesincisie); 4. Minder neuralgieën; 5. Snellere werkhervatting. In drie tot vijf procent van de gevallen wordt geen obliteratie bekomen van de stamvene, of treedt rekanalisatie op. In dat geval kan
Door de geringe morbiditeit, het sneller postoperatief herstel en de goede resultaten tot op heden, heeft de endoveneuze lasertherapie zich tot een interessant alternatief voor de klassieke varicectomie en stripping van stamvarices ontwikkeld. Uiteraard moeten de resultaten op lange termijn nog afgewacht worden. De afwezigheid van littekenweefsel ter hoogte van de sapheno-femorale junctie, en dus het uitblijven van neovascularisatie, geeft ons evenwel de hoop dat er ook op lange termijn een duidelijke meerwaarde is. Dr. Jürgen Verbist Cardiovasculair en thoracaal chirurg
Postoperatief verloop Na de ingreep dient de patiënt tijdelijk een steunkous te dragen. Ter preventie van diepe veneuze thrombose wordt gedurende een 10-tal dagen een profylactische dosis LMW-heparine toegediend. Bij pijn kan er gebruik gemaakt worden van klassieke analgetica in combinatie met een NSAID. Het optreden van ecchymosen is normaal. Deze verdwijnen meestal binnen de twee weken. Echte hematoomvorming is zeldzaam. Ook letsels aan de n. surralis of n. saphenus zijn duidelijk minder frequent. De patiënt wordt tot 6 maanden postoperatief opgevolgd bij middel van duplex onderzoek.
De nieuwe methode berust op het inbrengen van een laserfiber in de stamvene.
9
VERLOSCENTRUM Dr. Dr. Dr. Dr.
M. Verjans G. Donders I. Riphagen T. Van den Bosch
Nieuw verloscentrum in gebruik genomen
In november 2006 nam ons ziekenhuis het nieuwe verloscentrum in gebruik. Bij het ontwerp werd, in nauwe samenwerking tussen gynaecologen en vroedvrouwen, gezocht naar een concept waarbij in een huiselijke sfeer kwalitatief hoogstaande verloskundige zorg geboden wordt aan eigentijdse ouders.
Door het jaarlijks stijgend geboortecijfer in onze afdeling, en een veranderd maatschappelijk beeld rond arbeid en bevalling, was een modernisering van het verloskwartier absoluut noodzakelijk. Niet enkel de architectuur werd aangepakt, er werd ook een volledig andere benadering van het zwangere koppel uitgewerkt. Als een zwangere vrouw zich aanbiedt op de afdeling zal zij, door de verantwoordelijke vroedvrouw, eerst opgenomen worden in de ‘onderzoekskamer’. De vroedvrouw evalueert de toestand van de patiënt en de baby, door middel van CTG-onderzoek (met maternele bloeddruk-, saturatie- en polscontrole), en zij bespreekt de resultaten onmiddellijk met de gynaecoloog. In geval 10
van ‘arbeid’ zal de patiënte verder gevolgd worden in de verloskamer. De patiënte en haar partner zullen tot na de bevalling in deze ruimte verblijven. Hier werd, buiten de noodzakelijke medische voorzieningen, de nodige aandacht gegeven aan huiselijkheid en extra comfort voor moeder en kind. De vroedvrouw beschikt in deze ruimte over meer mogelijkheden om de moeder de arbeid en bevalling op een natuurlijke wijze te laten beleven. De aanwezigheid van een relaxerend ligbad of stortbad, of de positie op de soepele zitbal worden nu ook vaak gebruikt. Uiteraard kan de moeder op elk ogenblik (dag of nacht) toch beslissen te kiezen voor een CSEverdoving (Combined Spinal-Epidural). De anesthesist dient deze verdoving toe in de
verloskamer; de patiënt moet hiervoor dus niet verplaatst worden. Voor het huiselijk aspect viel de keuze vooral op materialen uit houtstruc-tuur, en werd een kleurenconsulent geraadpleegd. In de nieuwe verloskamers is ook geen typische ‘verloskamerindeling’ terug te vinden. Uniek voor ons land is de bedside integratie van een patiënteninfotainmentsysteem. Via een terminal met touchscreen kan de moeder, maar uiteraard ook de partner, tv kijken, radio beluisteren , telefoneren, internet raadplegen en de vroedvrouw oproepen. Zelfs de verschillende lichtknoppen in de kamer kunnen op dit scherm bediend worden. Ook voor de gezondheidsmedewerkers biedt dit scherm mogelijkheden. De arts of de vroedvrouw kan het medisch of verpleegkundig dossier raadplegen en zo de toestand van de patiënt op de voet volgen: uitslagen van labo-onderzoeken, protocollen van radiografie, … Ondanks deze nadruk op huiselijk comfort, blijven de medische en vroedkundige begeleiding uiteraard het belangrijkst. Het verloscentrum beschikt sinds 2005, als eerste perifere ziekenhuis in de regio, over STAN-monitoring. Gebruik van dit toestel vermindert duidelijk de risico’s tijdens de arbeid en bevalling voor de baby. De STANmonitoring werd in een vorige editie van Hartslag uitvoerig besproken (Hartslag 5, november 2005).
Dr. Marcel Verjans, diensthoofd Gynaecologie Silvia Vandael, verantwoordelijke Moeder-Kind Zorg
PALLIATIEVE ZORGEN Dr. M. Deleu A. Delimon T. Van Reeth K. Ceunen
COMFORTZORG VOOR PALLIATIEVE PATIËNTEN Palliatieve zorgverlening vormt in ons ziekenhuis (nog) geen aparte eenheid, maar de kennis en know how is op elke afdeling aanwezig. Alle hospitalisatie-afdelingen beschikken over minstens twee palliatieve referentieverpleegkundigen, en over een standaardverpleegplan palliatieve zorgen. Het Palliatief Support Team (PST) fungeert ziekenhuisbreed. Het kernteam met een palliatief verpleegkundige en arts, een psycholoog en een sociaal verpleegkundige, krijgt ruggensteun van een ruime werkgroep voor de uitbouw van een interdisciplinaire palliatieve zorgcultuur.
Enkele cijfers en tendensen · Het aantal palliatieve begeleidingen stijgt jaarlijks, van 44 patiënten in 2001 naar 155 in 2006. · Oncologische patiënten vormen nog steeds de grootste groep, met name 60 % in 2006. 34,8 % had een andere pathologie (veelal hart- en vaatziekten, pneumologische aandoeningen), en 5,2 % betrof patiënten met een gecombineerde oncologisch en nietoncologische pathologie.
· Waar palliatieve zorgen zich aanvankelijk vooral toespitste op stervensbegeleiding, worden patiënten steeds vroeger in het ziekteproces palliatief ondersteund omdat dit een duidelijke meerwaarde kan betekenen. De grootste groep patiënten wordt 1 tot 7 dagen begeleid (42,2 %), een aanzienlijke aantal patiënten (15,4 %) langer dan 30 dagen. · Fysieke redenen blijven doorslaggevend om het Palliatief Support Team in te roepen
(71,1%). Opmerkelijk is wel de stijging van de vraag naar praktische ondersteuning in 2006, in vergelijking met 2005 (6% t.o.v. 3,4%). Hieronder verstaan we onder meer: nood aan praktische organisatie en coördinatie van professionele en niet-professionele zorgverstrekkers. Mogelijke verklaring voor de stijging zijn de hulpvragen bij de voorbereiding van het ontslag naar huis. · Wanneer een patiënt palliatief geregistreerd wordt, neemt het aantal zorgverleners voor die patiënt toe. De duidelijke sprong in 2006 (van gemiddeld 1,74 zorgverleners in 2005 naar 4,04 zorgverleners), onderstreept het toegenomen bewustzijn van de meerwaarde van een interdisciplinaire benadering. · We merken een aanhoudend stijgende tendens in het aantal palliatieve patiënten dat naar huis terugkeert. Uit onderzoek blijkt dat mensen inderdaad het liefst thuis willen sterven. Zeer belangrijk bij het ontslag van
PALLIATIEVE REGISTRATIES EN BEGELEIDINGEN 2006 (155 PATIËNTEN) Geslacht en leeftijdscategorie man 47,7 %
vrouw 52,3 %
0-40 j. 1,3 %
41-60 j. 5,8 %
61-80 j. 43,2 %
81-90 j. 35,5 %
>90 j. 14,2 %
Duur van de palliatieve begeleiding 1-7 dagen 45,2 %
8-14 dagen 18,7 %
15- 30 dagen 20,6 %
31-90 dagen 14,2 %
91-… 1,2 %
Gem. duur in dagen 16,77
Diagnose Oncologisch 60 %
Niet-oncologisch 34,8 %
Beide 5,2 %
Initiatiefnemer tot aanvraag palliatieve zorg Directe thuisomgeving 5,2 %
Thuiszorgomgeving 0,6 %
Zkh-omgeving, waarvan 91,6 % Arts Verpl 26,5 % 65,2 %
PZ-omgeving 1,9 %
Andere 0,6 %
Reden van aanvraag palliatieve zorg Fysiek 71,1 %
Psychisch 19,9 %
Sociaal 3%
Praktisch 6%
Gemiddeld aantal zorgverleners betrokken bij palliatieve begeleiding Vóór aanvraag PZ 1,74
Tijdens PZ 4,04
Ontslagomstandigheden Overleden 72,9 %
naar huis 20,6 %
naar rusthuis 4,5 %
naar zkh 0,6 %
naar pall. Eenh. 0,6 %
Andere 0,6 %
11
COLOFON
een palliatieve patiënt naar huis is de goede samenwerking en communicatie met de huisarts.
Palliatieve registratie
Redactie: Dr. A. Cornelis Dr. H. Decoster Dr. B. Joos Dr. F. Martens Dr. D.Wyndaele R. Mattheus S. Ooms G. Permantier M. Permantier K. Venken Coördinator: Dr. A. Cornelis Medewerkers: R. Lemmens S. Vandael K. Vandewijngaerden Dr. J. Van Nuffel Dr. J. Verbist Dr. M. Verjans Eindredacteur taal: K. Venken Lay-out: Centrale communicatiecel Eindredactie: Dr. F. Martens Tel.: 0475 66 22 00 E-mail:
[email protected]
Verantwoordelijke uitgever: R. Mattheus Kliniekstraat 45 3300 Tienen Tel. 016 80 95 48
ook ’s nachts aanwezig blijven. De palliatief verpleegkundige coördineert het geheel, en vervult ook een belangrijke taak in het empathisch aanwezig zijn voor patiënt en familie.
De vraag naar palliatieve zorgverlening kan Ontslagbegeleiding & samenin principe van elke betrokkene uitgaan: de patiënt zelf, de behandelende arts, een werking met de thuiszorg verpleegkundige, de familie… Het Palliatief Support Team begeleidt de De palliatieve registratie gebeurt doorgaans patiënt en zijn familie zo goed mogelijk bij door de referentieverpleegkundige op de ontslag naar huis, naar een palliatieve afdeling, steeds in nauw eenheid elders of naar in overleg met de behaneen rusthuis met palliaPalliatieve zorg voegt delende arts. Indien een tieve verzorging. geen dagen toe aan patiënt al palliatief gereUit wetenschappelijk onhet leven, gistreerd is wanneer hij derzoek blijkt dat mensen maar voegt leven toe in ons ziekenhuis opgein hun laatste levensfase aan de dagen… nomen wordt, is het liefst thuis en in verzeker zinvol dit bij de trouwde kring verzorgd opname te melden. worden. Er is in het ziekenhuis dan ook een Na de registratie licht de sociale dienst toenemende tendens naar begeleiding van volgende zorgverleners en diensten in: de palliatieve patiënten en hun omgeving naar verpleegkundige voor de palliatieve functie, de thuiszorg. de psycholoog, de kinesitherapeuten, de Bij het ontslag van een palliatieve patiënt dieetafdeling, de pastorale dienst en de naar huis wordt met de huisarts overlegd. dienst opnameplanning. De sociale dienst van het ziekenhuis legt de Wanneer patiënten verkiezen naar huis te nodige contacten met de eerstelijnszorg en gaan maar de situatie daar toch te zwaar of met PANAL (Palliatief Netwerk Arrononhoudbaar blijkt voor de patiënt en/of de dissement Leuven) om de continuïteit van familie, dan is een hernieuwde ziekende zorgverlening te waarborgen. Zij gaat huisopname vanzelfsprekend mogelijk. ook na of er voldoende mantelzorg en
Interdisciplinaire benadering De palliatieve zorgverlening aan de ongeneeslijk zieke patiënt, en de begeleiding van de familie daarbij, worden zeer gewaardeerd. Vooral de interdisciplinaire benadering is een meerwaarde in de ondersteuning voor patiënt en familie. We streven naar een continue en totale zorg: verzachting van pijn en andere lichamelijke klachten is net zo belangrijk als aandacht voor de psychische, sociale en spirituele problemen waarmee de patiënt of zijn naasten te maken kunnen krijgen. Naast de pijn- en symptoomcontrole door de arts, stelt het PST alles in het werk om het comfortniveau van de palliatieve patiënt te behouden en zo mogelijk te verhogen. De psycholoog staat de patiënt en familie bij. De diëtist komt de patiënt tegemoet in zijn voedingswensen. De kinesist opteert voor een comfortbehandeling, en besteedt veel aandacht aan relaxatie- en ademhalingsoefeningen. Speciale bedden en matrassen verbeteren het ligcomfort, en in samenspraak met de kinesist passen we een rolstoel aan de noden van de patiënt aan. De sociale dienst neemt de administratieve opvolging waar, en ook de ontslagregelingen. Heeft een patiënt of zijn familie vragen die verband houden met zingeving of spiritualiteit, spreken we de ziekenhuispastor aan voor een persoonlijk contact. Familie kan, na overleg met de verpleging,
thuishulp mogelijk is. Is dit niet het geval, dan wordt in overleg met de patiënt en zijn familie uitgekeken naar ondersteuning via thuisverpleging, familiale hulp. Zo nodig plannen we samen met de patiënt en/of zijn familie een ontslagvergadering waarop zowel intra- als extramurale zorgverleners aanwezig zijn. Raf Lemmens Informatienr. palliatieve zorgverlening: 016 80 39 46 (sociale dienst)
Ons Palliatief Support Team pleit voor een zorgcultuur waarin lijden en menswaardigheid elkaar niet hoeven uit te sluiten. Als het levenseinde nadert, zijn menselijke warmte en respectvolle aandacht voor de eigen comfortbehoeften minstens zo waardevol als pijnmedicatie en symptoombestrijding. Onze palliatieve zorgverlening richt zich op de kwaliteit van het leven, en biedt daarom totale zorg op maat: wat die levenskwaliteit concreet betekent, bepaalt iedereen immers voor zichzelf. Palliatieve zorg bevestigt het leven, en beschouwt het sterven als een normaal, natuurlijk proces dat niet vertraagd of versneld wordt.