3
Halfjaarlijkse uitgave van het Woodbrookershuis
2010
Woodbrookers Cahier
Dwarsdenken in de economie
Kijken naar de economie vanuit andere terreinen kenmerkt dwarse denkers in de afgelopen twee eeuwen. Het streven naar evenwicht is daarin een constante.
Persoonlijke verdieping en maatschappelijke betrokkenheid Rond deze twee kernbegrippen is het cursuswerk in het Woodbrookershuis opgebouwd. Centraal staat wat mensen bezielt en welke keuzes men maakt - privé en maatschappelijk. Het gaat om bezinning én engagement. Al in 1912 werden hierover cursussen georganiseerd op het landgoed in Barchem, waar kort daarna het Woodbrookershuis verrees. Nog steeds organiseert de Vereniging Woodbrookers Barchem een eigen cursusprogramma. Het accent ligt op levensbeschouwelijke, culturele en maatschappelijke verdieping.
Bevolkingskrimp
Dwars op een groeiende bevolking staat de werkelijkheid van krimp. Het kan de opmaat zijn voor meer ruimtelijke kwaliteit.
Nieuwe cursussen
Het nieuwe programma voor najaar 2010, met onder andere een cursus over Heschel.
Wie de Vereniging Woodbrookers Barchem een warm hart toedraagt, kan ons werk steunen met een legaat of erfstelling. Daartoe kan van de navolgende gegevens gebruik worden gemaakt: De Vereniging Woodbrookers Barchem is een zelfstandige rechtspersoon. Het maken van een legaat of erfstelling geschiedt bij testament.
Retraitestudio’s en een team van gesprekspartners Aan de overkant van het grote gazon, in de rand van het bos zijn door het Woodbrookershuis acht ruime en comfortabele studio’s gebouwd. Door hun voorzieningen en de verstilde sfeer zijn zij bijzonder geschikt voor bezinning, studie, werken in alle rust of een retraite. De studio’s hebben een eigen ingang en een ruime kamer met zithoek, studiehoek en internetaansluiting. Er is slaapgelegenheid voor een of twee personen en elke studio heeft een royale badkamer. In de kitchenette kunnen eigen maaltijden worden bereid. Kiezen voor een korte of langere periode van rust voor jezelf geeft ruimte voor verdieping. Maar in de rust melden zich vaak ook je diepere vragen. Dan kan het plezierig zijn om daar met iemand over te kunnen praten. Of om iemand te ontmoeten die vooral naar je luistert of je gedachten helpt ordenen. Het Woodbrookershuis voorziet daarin door een team van coaches met veel ervaring in relatief korte maar passende gesprekken van (maximaal) anderhalf uur. U bepaalt daarbij zelf de agenda. Het gesprek kan plaatsvinden in het huis of in uw studio, maar ook tijdens een wandeling over de Kalenberg. Op de website presenteren zij zich kort. Voor meer informatie kunt u zich wenden tot de receptie van het Woodbrookershuis, telefoon 0573 441734. Raadpleeg ook de website: www.woodbrookershuis.nl/retraite. Voor leden van de vereniging geldt de gebruikelijke 10% korting.
Een beschikking ten behoeve van de Vereniging Woodbrookers Barchem kan bijvoorbeeld luiden: ‘Ik legateer, vrij van rechten en kosten, aan de Vereniging Woodbrookers Barchem een bedrag van Euro ....’ Het is mogelijk aan een dergelijke beschikking een bepaalde bestemming te verbinden. Zij die een schenking aan onze vereniging willen doen, kunnen over de vorm waarin dit kan geschieden telefonisch contact opnemen met de penningmeester tel. 0299-655557.
AriePieter Versloot, penningmeester
Colofon Woodbrookers Cahier Tijdschrift vanuit het Woodbrookershuis. Verschijnt twee keer per jaar. Prijs per stuk: € 7,50 Verenigingslidmaatschap Het lidmaatschap van de Vereniging Woodbrookers Barchem is persoonlijk. Donateurs, aspirant-leden en leden met een minimuminkomen: € 32,50 per jaar, leden € 65,00. Wat meer bijgedragen wordt, beschouwt de vereniging als een welkome gift. Giro 93 00 00. Administratie Woodbrookersweg 1, 7244 RB Barchem Telefoon 0573 44 17 34 (maandag, woensdag en donderdag) E-mail
[email protected] Website www.woodbrookershuis.nl Bestuur vereniging Cees Otto (voorzitter), Rudolf de Graaff (secretaris telefoon 070-5176292, e-mail
[email protected]), AriePieter Versloot (penningmeester), Wim Dobbe en Annemarieke van der Woude. Redactie Woodbrookers Cahier Gerlof van Rheenen, Wouter Lookman Redactie-adres: Woodbrookersweg 1, 7244 RB Barchem Telefoon 0573 44 17 34 E-mail
[email protected] Auteurs van dit Cahier Wouter Lookman, Wim Derks VormgevingDruk Tekst & Opmaak Druk Van Marle Grafische Bedrijven
3
inhoud
Van de redactie Document Boekbespreking Onderzoek Document Nieuw programma 2010
Lezen
Ter Zake
2
Dwarse denkers in de economie Civiliseer het kapitalisme! Managers uit gereformeerde zuil onderzocht Geloven op zondag en maandag Bevolkingskrimp vraagt omslag in denken
3 10 12 15 17
Op vakantie in het Woodbrookershuis Zomeracademie Abraham Joshua Heschel Inwijding in het geheim
21 21 23 24
Aanwinsten bibliotheek
27
Colofon
Woodbrookers Cahier 2e jaargang nummer 3 Niets uit dit blad mag zonder schriftelijke toestemming van de redactie worden overgenomen. ISSN: 1877-9093
1
van de redactie
Ter Zake ENIGE TIJD GELEDEN WERD IK AANGESPROKEN door een pastor van een verzorgingstehuis. Het tehuis was recent gefuseerd en het management van de nieuwe koepelorganisatie had tijdens een personeelsbijeenkomst zijn plannen bekendgemaakt. De pastor was geschokt door het taalgebruik waarin niets meer bij zijn oude naam werd genoemd. Zo spraken de managers over klanten in plaats van bewoners of patiënten, over human resources in plaats van medewerkers en strooiden zij kwistig met Engelse termen als benchmarking, output en targets. Ik vertelde de pastor dat in de meeste bedrijven en organisaties deze trend al veel langer bestaat, waardoor haar ontsteltenis nog groter werd. Het gesprek leidde ertoe dat ik sindsdien nog gespitster ben op de vraag of nieuwe en/of buitenlandse woorden de Nederlandse taal verrijken of juist verarmen. Ik kom hierop omdat de redactie van het Woodbrookers Cahier besloot dat ‘dwarsdenken’ de leidraad van deze derde uitgave is. Het woord dwarsdenken komt niet in de Van Dale voor en dan moet je goed nadenken of je het toch gebruikt. Drukt het woord iets uit wat met andere woorden even scherp of zelfs scherper kan worden gezegd? Laat ons zien. In een bijdrage van Wouter Lookman worden filosofen als Hegel, Schleiermacher en Sismondi opgevoerd als dwarse denkers: zij die de hoofdstroom van de economische wetenschap bestoken met op evenwicht (in plaats van doorgaande groei) gerichte denkbeelden. Kenmerkend voor deze denkers is dat zij economie moeiteloos verbinden met andere levenssferen en op zoek zijn naar de juiste onderlinge verhoudingen. Deze filosofische traditie is een van de belangrijkste inspiratiebronnen van het Woodbrookerswerk.
2
‘De samenleving kan niet zonder een minimale ethische consensus, zoals de enkele mens niet zonder metafysische binding kan leven.’ Aldus de in 2002 overleden Duitse journaliste en uitgeefster Marion Gräfin Dönhoff. In haar bijna een eeuw omspannende leven gaf ze telkens blijk van verrassende vrijzinnige gedachtes. Zij keerde zich fel tegen de aanspraken die de heersende economische opvattingen, met name het marktdenken, maken op de mens. Het in druk verschijnen van haar brieven is reden voor het Woodbrookers Cahier om aandacht te vragen voor deze bijzondere publiciste in wie sporen van Rathenau’s denken zichtbaar zijn. Soms dwingen niet denkers, maar de werkelijkheid zélf nieuwe gedachtes af. Dit is het geval bij de bevolkingskrimp – een uniek verschijnsel in de geschiedenis. De krimp zal zich in heel Nederland voordoen en is nu al zichtbaar aan de randen. Het gangbare denken van beleidsmakers is van oudsher ingesteld op groei en is daardoor niet langer adequaat. Wim Derks van het Kenniscentrum voor Bevolkingsdaling en Beleid schetst in dit Cahier hoe bevolkingskrimp de maatschappelijke verhoudingen zal veranderen. En hij betoogt hoe door een omslag in denken een bedreiging kan veranderen in een wenkend perspectief. Tot zover over de inhoud van dit Cahier. Is ‘dwarsdenken’ nu het woord dat deze bijdrages en de daarin opgevoerde denkers karakteriseert? Ik denk het wel. Het drukt de onafhankelijkheid van het denken uit - tegen de hoofdstroom in - maar ook het leggen van dwarsverbanden tussen levenssferen die door die hoofdstroom gescheiden zijn. Persoonlijk vind ik het woord daarom passend en kan ik niet een equivalent vinden dat helderder is. Of het zou moeten zijn wat de moderne manager ‘out of the box- denken’ noemt. Maar zeg nu zelf…
Gerlof van Rheenen
document
Dwarse denkers in de economie gericht op evenwicht
Dwarse denkers over economie, die van terzijde de hoofdstroom bestoken met hun op evenwicht aangelegde denkbeelden, zijn het vaak daarover eens dat de vraag- en opdrachtfunctie het aanbod van goederen en diensten moet bepalen. Al meer dan tweehonderd jaar treden onafhankelijke denkers uit de kunst, de filosofie en de theologie met dergelijke ideeën naar buiten. Dat moet de Woodbrookers aanspreken want geloof/theologie enerzijds en bedrijfsleven/economie anderzijds met elkaar confronteren behoort tot de kernthema’s van deze beweging. De verbinding via de werknemers werd in Nederland gemaakt met de oprichting in 1919 van de Arbeidersgemeenschap (AG) der Woodbrookers. Tien jaar later, bij het uitbreken van de economische wereldcrisis, kwamen de ondernemers in beeld via de zakencursussen. Ook nu wordt de wisselwerking bestudeerd, getuige de in de herfst van 2009 gehouden Lezingen op de berg over de Kredietcrisis: een ‘geloofskwestie’? In dit hernieuwde bezig gaan komt men de tweedeling werkgevers/werknemers te boven en wordt het economisch denken en doen, dat beide partijen beheerst, geconfronteerd met ideeën over een rechtvaardige en houdbare samenleving. Hoewel Henk Tieleman er tijdens deze serie terecht op wees dat zowel economie als religie verstarren kunnen tot systemen en elkaar daarin vaak versterken, legden de andere sprekers het accent Ophoping kapitaal veroorzaakt onevenwichtigheid Onevenwichtigheden op wereldschaal ontstaan door grote
Een ‘stamboom van het moderne socialisme’ (volledig op het omslag) is ongeveer honderd jaar geleden gemaakt en uitgegeven in Stuttgart. Deze boom laat de verwevenheid zien van allerlei ‘dwarse denkers’ zoals de aanhangers van kleine geloofsgemeenschappen, utopisten, anarchisten, vroegere, latere, - en zelfs ‘conservatieve’ - socialisten. In het hier afgedrukte fragment is er een aparte tak met quakers. Hier zouden dus ook de Woodbrookers een plaats kunnen vinden.
opeenhopingen van kapitaal die op zoek zijn naar het hoogste rendement. Dit kapitaal dreigt dan de productie van goederen en diensten aan zich onderhorig te maken. Evenwicht kan worden bereikt als de productie niet een functie van ‘het kapitaal’ is, maar de voortbrenging van goederen en diensten voor de reële maatschappelijke behoefte zich van kapitaal bedient, liefst primair eigen vermogen met slechts aanvullend vreemd vermogen.
3
op het bevrijdende dat van geloofsdenken, theologie en filosofie kan uitgaan. Zo haalde Erik Borgman nog maar eens aan dat Adam Smith, die zo vaak wordt afgeschilderd als de pionier van het blinde marktmechanisme (de ‘invisible hand’), wel degelijk morele uitgangspunten had. En Roelf Haan vestigde de aandacht op de Geneefse historicus en econoom Jean-Charles Léonard Simonde de Sismondi (1773-1842), die zei: ‘Ik heb gestreden voor de waarheid, voor de humaniteit.’ Sismondi, al vóór Marx en Engels de smeder van het begrip ‘proletariaat’, wilde zowel het hart als de rede betrekken ‘bij het erkennen van het onrechtvaardige lijden dat voortkomt uit wat de mens doet en waarvan hij het slachtoffer is’. Het noemen van Sismondi was de aanleiding om in dit Woodbrookers Cahier wat historische achtergrond te verschaffen aan de reflectie op de kredietcrisis en de verhouding van economie en theologie. Omdat, ook in de Woodbrookersgeschiedenis, dan vaak alleen Marx, Engels en Feuerbach ter sprake worden gebracht, is in het navolgende ervoor gekozen om dat niet te doen, maar om enkele dwarse denkers voor en terzijde van deze grote drie naar voren te halen. Het verband tussen denken en geloven, in de Lezingen op de berg nagestreefd, kan zo beter naar voren komen. Speciaal wordt duidelijk dat in de traditie van Idealisme en Romantiek al kritisch over economie en samenleving te denken valt en dat ‘linkse’ denkbeelden, soms op het eerste gezicht merkwaardig samengaand met conservatisme, niet zijn voorbehouden aan de ‘officiële’ pioniers van socialisme en communisme. Daarbij komt dat de ‘losse dissidenten’ uit de negentiende eeuw meer invloed hebben gehad op het reformdenken en -doen van de verlichte burgerij omstreeks 1900, gericht op een vernieuwde samenleving, dan de organisaties in het spoor van Marx en Engels. Omdat de Woodbrookers ook uit die reformbeweging stammen is aandacht voor een beperkte keuze van dwarse denkers op zijn plaats. Rondom de centraal gestelde Sismondi zijn dat Franz Heinrich Ziegenhagen, Hegel, Schleiermacher, John Ruskin en Gottfried Semper. Voordat de
4
economie een ‘zuivere wetenschap’ werd, keken zij met een breed-associërende blik vanuit andere vakgebieden naar de wereld van productie en consumptie, waarbij de morele invalshoek niet werd geschuwd. Als wij hun kritische houding meer ter harte zouden hebben genomen, zouden de crises waarmee wij te kampen hebben, financieel, economisch en ecologisch, er anders hebben uitgezien of misschien zelfs grotendeels achterwege zijn gebleven. Die crises zijn verbonden met fundamentele onevenwichtigheden, terwijl de hierna gepresenteerde denkers gericht zijn op het scheppen van evenwicht. Maar de dwarsheid is niet uit de wereld, getuige Roelf Haan, die op de berg zei: ‘Een economisch feit is geen normloos feit.’ En dan nu enkele van zijn voorgangers, met voor het zetten van de toon een ‘kleine pastorale’ uit de vroege Romantiek. Ziegenhagen: voorloper Een der vroege utopisten die zich via de stedenbouw met evenwicht in de samenleving heeft beziggehouden is Franz Heinrich Ziegenhagen. In zijn in 1792 in Hamburg uitgegeven ‘Verhältnislehre’ zitten een uitgewerkt architectonisch concept en aanbevelingen op pedagogisch gebied, waarmee hij trouwens ook in de omgeving van Straatsburg geëxperimenteerd heeft door als een der eersten sportvoorzieningen aan te leggen. Zijn ideaal was dat de mensen feitelijk in ‘één grote Engelse tuin’ komen te wonen. In zijn aandacht voor een middenweg tussen de ‘groene planning’ voor de rijken en de erbarmelijk in de steden geconcentreerde armoede van de brede lagen van de bevolking, was Ziegenhagen een vroege voorloper van de tuinstad. Hegel: verrijking aan banden G.W.F. Hegel (1770-1831) gaat in zijn Rechtsphilosophie van 1812 uitgebreid in op de sociaal-economische structuren. Hij neemt op de korrel ‘die falsche Unendlichkeit’ wanneer behoeften en productie in de burgerlijke samenleving niet meer inspelen op wat nodig is, maar een eigen dynamiek krijgen. ‘Iedere
gerieflijkheid toont weer haar ongerieflijkheid en aan deze ontwikkeling komt geen einde.’ Parallel met deze ontwikkelingen lopen de wijzen van behoeftenbevrediging, die eveneens ‘een tot in het oneindige voortgaande verveelvoudiging’ ondergaan. Deze redenering leidt tot scherpe conclusies: ‘Het is uiteindelijk niet meer de behoefte maar de mening die bevredigd moet worden.’ En: ‘Een behoefte ontstaat ten slotte niet meer bij degene die hem tot uitdrukking brengt, maar bij diegene die bij haar ontstaan baat hebben en gewin zoeken.’ Deze mechanismen van de burgerlijke samenleving moeten volgens Hegel door de staat aan banden worden gelegd als in een soort ‘collectief altruïsme’. Want ‘wanneer de burgerlijke maatschappij in onbelemmerde werkzaamheid verkeert, is er binnen haarzelf een toeneming van de bevolking en de industrie gaande’. Hij meent dat bij een dergelijke ontwikkeling enerzijds de rijkdommen zich ophopen, anderzijds echter groeit ‘de isolering en beperktheid van de bijzondere arbeid en daarmee de afhankelijkheid en nood van de aan deze arbeid gebonden klasse’. Die laatste zinkt onder het bestaansniveau, waardoor anderen zich nog gemakkelijker kunnen verrijken. Volgens de filosoof Ernst Bloch is Hegel ‘de ontdekker van de vervreemding door arbeid’. Schleiermacher: tegen het systeem De Duitse protestantse theoloog Friedrich Schleiermacher (17681834) zei over het burgerlijke vooruitgangsstreven: ‘Heel het idee van een vooruitgang waaraan allen deel hebben is waardeloos, omdat het werk wordt uitgevoerd door een vernuftig systeem waarbinnen iedere mens gedwongen wordt zijn vermogens in te perken. Schleiermacher opteerde voor een ‘verantwoordelijke maatschappij’ met sociale voorzieningen. Hij verbond religieuze vernieuwing met nieuwe kleinschalige vormen van gemeenschap. Scheiding van kerk en staat was daarvoor een eerste vereiste. Hij heeft veel kritiek op het in Engeland functionerende kapitalisme met zijn fixatie op het nuttige en doelmatige. Die rationaliteit verstikt volgens hem iedere ‘zin en smaak voor het oneindige’.
Tegenover dergelijke practici stelde Schleiermacher een romantisch-religieuze gevoelscultuur, die, zoals deze theoloog in ‘Reden über die Religion’ schreef, het best in vrije genootschappen beoefend kon worden (Schleiermacher stamde uit het hernhutter-milieu). Hij zag de christelijke gemeente als ‘een volkomen republiek’, die, in twintigste-eeuwse termen, naar de filosoof Jürgen Habermas gesproken, tot de particuliere ‘leefwereld’ en niet tot de ‘harde’ structurele ‘systeemwereld’ van bedrijven en bureaucratie zou behoren. Als vroege voorloper van deze formuleringen, die ook gevat kunnen worden in de tegenstelling van de socioloog Ferdinand Tönnies: ‘Gemeinschaft’ tegenover ‘Gesellschaft’, keert Schleiermacher zich al tegen de dictatuur van ‘het systeem’ dat alles wat anders is aan zich onderwerpt. De kleinschalige geloofsgemeenschap is dan toekomstmuziek voor de maatschappij als geheel. Sismondi: overproductie tegengaan Nog een tijdgenoot, de Zwitserse historicus en econoom J.C.L. Simonde de Sismondi (17731842), waarschuwde al vroeg dat overindustrialisatie en onbeperkte productie noodzakelijk moesten leiden tot economische crises, die daarmee tevens de gedachte van ononderbroken vooruitgang onderuit zouden halen. Ook bij Sismondi was een met Hegel vergelijkbare Sismondi: …pas op voor overbekommernis om het lot van productie… het industriële proletariaat aanwezig. Het is het memoreren waard dat Sismondi de zoon van een predikant in Genève was en behoudens reizen nooit het Meer van Genève heeft verlaten, ondanks invitaties uit Parijs en
5
Wilna om daar hoogleraar te worden. Niet alleen geografisch maar ook naar de geest bleef hij in de buurt van Calvijn. Herman Noordegraaf, voorzitter Trefpunt PvdA en Levensovertuiging, heeft in het calvijnjaar 2009 gewezen op de verwantschap van de reformator en het socialisme.* Calvijn had, evenals zijn geestelijke nazaat Sismondi, een normatieve visie op de economie, die samenhangt met de opvatting van het rentmeesterschap van aardse goederen die aan God toebehoren. Noordegraaf: ‘Calvijn pleitte voor een solidaire economie, waarin voorrang gegeven moest worden aan de arme. Het beheer van bezit, het optreden van de kerk en het beleid van de overheid moeten als het om de economie gaat onder dat voorteken staan.’ Ook Sismondi was voorstander van het normatieve in de economie, als praktijk en als wetenschap. Hij kan als een ‘conservatieve socialist’ worden aangeduid omdat hij een oudere traditie van denken, ingezet door Aristoteles, in ere wilde houden die weigerde de economie los te zien van politiek en ethiek. Sismondi schreef in de tijd van de Romantiek en in dat licht past het accent op het belang van de gemeenschap. Trouwens ook bij Marx, een generatie later, zijn er trekken die onmiskenbaar door de Romantiek zijn gestempeld. In zijn Nouveau principes d’économie politique (1819) wees Sismondi met nadruk het economisch liberalisme af. De kapitalistische mentaliteit van de rijken en de opgevoerde mechanisatie van de productie leiden volgens hem tot vergroting van de rijkdom van de bezittende klasse en tot afhankelijkheid en verpaupering van de gewone man. Hij deelde dus de observaties van Hegel en Schleiermacher en propageerde een gematigde staatsinmenging met sociale voorzieningen. De economie kon als wetenschap niet abstraheren van de mens en zijn gedrag en had dus ethische repercussies. Hoewel Adam Smith zijn theorie van de ‘invisible hand’ omkaderde met morele noties, was de praktijk van zijn school dat de markt alleenzaligmakend was. * In Tijd en Taak, december 2009
6
Sismondi bestreed dat een harmonieuze maatschappelijke orde zich door de onbelemmerde werking van de vrije concurrentie vanzelf zou vestigen. Integendeel toonde hij zich ernstig verontrust door de wanorde en misstanden die de overschatting van de productie en de opeenhoping van het kapitaal in het leven riepen. De onbalans van consumptie en productie achtte hij de wonde plek van het kapitalisme. Sismondi en andere Romantici als de Duitsers Müller en Baader lopen in hun afwijzing van het op expansie gerichte economisch liberalisme vooruit op Marx en Engels, de pioniers van communisme/ socialisme. Maar ook op een ‘steady-state’-econoom als de Amerikaan Herman Daly, die in 1971 een zodanige stationaire economie bepleitte dat die niet meer is gebaseerd op kwantitatieve groei. Ook bij Sismondi c.s. veel aandacht voor een stabiele agrarische voortbrenging als basis van het economisch leven en een afkeer van wat zij ervoeren als de ‘kunstmatigheid en zielloosheid van het moderne stadsleven’. Ruskin: gebruik primair Ook de van oorsprong Schotse denker John Ruskin (1819-1900) was van calvinistische herkomst en hoewel hij later geen praktiserend kerklid meer was, blijft intrigeren of en zo ja in hoeverre het erfgoed van Calvijn zijn denken en doen in meer geseculariseerde vorm heeft bepaald. (dezelfde vraag kan men zich tussen haakjes stellen bij zijn Duitse leeftijdgenoot Friedrich Engels, die eveneens uit een protestants Progressieve denker Ruskin zakenmilieu van het gerefor- (links) kleedde zich conservatief.
meerde type in Elberfeld-Barmen stamde). Ruskin dus. Wat onmiddellijk opvalt bij hem is dat hij zich met zo’n reusachtig breed aandachtsveld bezighield en daar verbanden in legde. Architectuurgeschiedenis, schilderkunst, bestudering van de natuur in de verschillende betekenissen, daarbij begiftigd met de sensitiviteit van de kunstenaar, sociaal-maatschappelijke vraagstukken, economie, bouw- en industriële processen, met veel aandacht voor ontwerpen, en ga maar door. De posities die hij her en der innam wisselen voortdurend tussen conservatisme en progressiviteit, vaak zelfs bij hetzelfde onderwerp, zo ook onderstrepend dat het zinloos is om te proberen daarin scherp te onderscheiden. Wat heilzaam is moet gebeuren, los van het feit of wat van waarde is behouden wordt of dat iets nieuws wordt gecreëerd. Trouwens bij de beste denkers vindt men die verstrengeling en de soevereine afkeer van schema’s. Ruskin lijkt op Nescio in zijn natuurdagboek als hij de landschapsvernietiging door de mijnbouw wraakt in het door hem geliefde heuvelland van Lancashire. Moeten wij willen de hele wereld te beleveren met bouw- en brandstoffen en de schoonste streken in een inferno van groeven en hoogovens te veranderen, zo vroeg Ruskin zich retorisch af. Want hij zag een nauw verband tussen de schoonheid van stad en land en de schoonheid en stijl van mensen en hun denkbeelden. Tegelijk gaf hij zich nauwlettend rekenschap van productieprocessen, maar dan altijd vanuit het gezichtspunt van maatschappelijk verantwoord ge- en verbruik. Hij keerde zich met critici als Emerson en Thoreau tegen lichtvaardige technificering en over(bodige) productie en viel bijvoorbeeld Thoreau bij in diens aanval op de ‘snelle’ telegrafie van midden jaren vijftig van de negentiende eeuw toen die schreef: ‘Wij ijveren voor een telegrafische verbinding tussen Maine en Texas, maar wat als Maine en Texas elkaar nu eens niets te melden hebben?’ Zelf hield Ruskin vast aan het reizen per koets en negeerde hij de tijdens zijn leven opkomende spoorwegen. Er is een foto uit 1863 waarop Ruskin verschijnt
Leider Bosch-concern: bankklant kan optreden Het potentieel sturende karakter van de vraag kan ook in crisistijd uitkomst bieden. Een actueel voorbeeld daarvan is de interventie eerder dit jaar van de bestuursvoorzitter Franz Fehrenbach van het Duitse Bosch-concern, een van de grote Europese metaalverwerkende bedrijven. In scherpe bewoordingen sprak hij zich uit tegen ‘de almacht van de grote banken’ en had het over ‘deels criminele, onverantwoordelijke praktijken’ die het wereldwijde financiële systeem aan de rand van de afgrond hebben gebracht. Hij kondigde aan geen zaken meer te zullen doen met banken die excessieve bonussen betalen. Hoezeer ondernemingen in een traditie kunnen staan van oog hebben voor maatschappelijke verantwoordelijkheid blijkt bij Bosch, dat al sinds de oprichting eind negentiende eeuw tot de bedrijven behoort bij wie het sociale en culturele belang zwaar weegt. Hetgeen niet in de weg heeft gestaan dat Bosch tot de grootste bedrijven van Duitsland behoort en de directie deel uitmaakt van de Duitse economische elite. Dat Fehrenbach niet voor eigen parochie preekte, blijkt uit het feit dat zijn bedrijf nauwelijks van bankkrediet gebruik maakt. Maar ook individuele klanten kunnen gebundeld hun invloedrijke vraagfunctie uitspelen, zoals in de jaren negentig bij Shell met het olieplatform Brent Spar en andere acties waar de consument via een keurmerk een keuzemogelijkheid krijgt.
als een kleurige dandy uit de biedermeiertijd van zeg dertig jaar eerder, terwijl zijn companen hem in stemmig zwart met bolhoed flankeren, maar vergissen wij ons niet: zijn revolutionaire designtheorie is puur pionierswerk, zijn tijd ver vooruit en tot op heden invloedrijk. Het is hem ten enenmale onmogelijk om te volstaan met een abstracte benadering van productie en consumptie volgens het aloude adagium ‘hoofdzaak is dat de schoorstenen roken’. In tegenstelling tot Marx, die een studeerkamergeleerde was, trok Ruskin eropuit in stad en land en zag meer fabrieken van bin-
7
nen dan de schrijver van Das Kapital. Toch verschillen zijn conclusies niet van die van Marx: ‘De arbeiders worden bedolven onder het roet van de fabrieken, terwijl ze geen geld hebben om hun eigen woonruimte warm te stoken.’ Ruskin was visionair in het samen nemen van natuur- en milieubehoud en de arbeids- en totale levensomstandigheden van werknemers en werkgevers. Omdat hij een ogenmens was, redenerend vanuit sterk zintuiglijke ervaring, kon hij beeldend spelend met nieuwe begrippen: ‘goods’ veranderde hij in ‘bads’, ‘wealth’ in ‘illth’. De negentiende-eeuwse vooruitgang brengt volgens Ruskin geen werkelijke voortgang in levenskwaliteit. Zijn grootste vrees is dat mensen zich aanpassen, erin berusten en de euvelen niet meer zien. Dat zou pas werkelijk een degradatie van de mens betekenen. Ruskin stelt dat de organisatie en financiering van de productie zo dicht mogelijk bij het gebruik moeten staan, ja eigenlijk dienen de gebruikers via een programma van eisen te bepalen wat er geproduceerd wordt aan goederen en diensten. Of je dat via coöperaties of anderszins organiseert is een kwestie van uitvoering. Hij construeert ook een onmiddellijke band tussen arbeider en gebruiker in zoverre deze de aankoop niet als een verwerving van waren maar als de aankoop van arbeid(er)stijd interpreteert. Zo wordt afnemers de verantwoordelijkheid ingescherpt: òf kiezen voor ‘nuttige, duurzame en het geheel dienende, òf voor nutteloze, vergankelijke en slechts ons egoïsme bevredigende producten. Omdat bij de eerste categorie producten volgens Ruskin ook de arbeidsdeling minder of geheel afwezig is, kan zowel bij afnemers als bij arbeiders de vervreemding worden weggenomen. Een extra dimensie van de productie vanuit de gebruikers is dat de laatsten met hun waren waarden realiseren. In de ideale situatie grijpt dus alles in elkaar en kan geen kunstenaar/ ontwerper, fabrikant, werknemer en afnemer zich buiten deze ‘organische’ kringloop plaatsen.
8
Semper: bouwen als voorbeeld Dat een zogenaamd ‘zuivere’ economische wetenschap het zicht op de werkelijkheid eerder kan kwijtraken dan dwarse denkers die van buiten naar productie en consumptie kijken, valt ten slotte te illustreren aan de geleerde-architect Gottfried Semper (1803-1879). Semper is de ontwerper van de beroemde opera in Dresden en was professor aan de technische hogeschool in Zürich, waar hij onder ande- Gottfried Semper ren Berlage onder zijn leerlingen had. kijkt van buiten naar In Dresden was hij als links-liberaal de economie. in 1849 bij de mei-opstand een geestverwant van de anarchist Michael Bakoenin en de toen nog ook politiek-maatschappelijk revolutionaire componist Richard Wagner. Evenals deze companen bezag Semper kritisch het doorzettende kapitalisme en de industrialisatie die ‘de orde der dingen’ op zijn kop zette. Niet de burger als consument schiep nog de vraag naar producten, maar de producent die steeds meer voor een anonieme markt gaat werken. In zijn brochure Wissenschaft, Industrie und Kunst van 1852 hekelde hij het dictaat van de fabrikant als deze bijvoorbeeld de Chinezen van het eten met stokjes probeert over te halen om met vork en mes te gaan eten. En hij produceert kitsch als electrisch licht gepaard gaat met lamparmaturen die op kaarsen lijken. In zijn boek Der Stil (1860) noemde Semper de felle concurrentie en de arbeidsdeling in de industrie als de oorzaken van het verval van de schoonheid van de industriële gebruiksvoorwerpen. Produceren voor de markt vergt dat niet alleen de technische maar ook de artistieke middelen dienstbaar aan het resultaat zijn. In de productiefase worden de ontwikkeling van de technische en de artistieke vorm van elkaar gescheiden, met
als resultaat dat de werkelijke relaties tussen vorm en functie niet begrepen en niet zichtbaar gemaakt worden, zo betoogt Semper. In de jaren zeventig schreef hij dat de Duitse industrie haar alleen op prijs gerichte concurrentie moet opgeven en in plaats daarvan ‘de intellectuele vermogens en het vakmanschap van de medewerkers benutten om haar producten te verfijnen en dit des te meer naarmate zij de kunst dichter benaderen.’ Tot dusver was de positie van ontwerpers in loondienst slecht. Daarom zou de functie van onafhankelijke bijstand van de opdrachtgever, zoals in het bouwproces, te verkiezen zijn boven die van ondergeschikte in de industrie.
9
BOEKBESPREKING
Civiliseer het kapitalisme!
Afschuw van de ‘Hitlerei’ bepaalde sterk Dönhoff’s leven.
10
‘Ons mensbeeld is zuiver individualistisch. Het van zichzelf vervuld zijn is bepalend geworden. De mens wordt als homo economicus opgevat die streng zijn voordeel calculeert. Verantwoordelijkheid voor het publieke leven te dragen, raakt vergeten. Maar de samenleving kan niet zonder een minimale ethische consensus, zoals de enkele mens niet zonder metafysische binding kan leven.’ Dit schreef vijftien jaar geleden, in 1995, Marion Gräfin Dönhoff, vijfentachtig jaar oud en nog volop in bedrijf als toonaangevend journaliste in Duitsland, uitgeefster van de weekkrant Die Zeit in Hamburg. Zij signaleerde aan de vooravond van enkele ernstige crises in de wereldeconomie dat wij ons te veel laten beheersen door het marktdenken. Dat verwijt richtte ze niet alleen aan de actoren van banken en bedrijven, maar betrok allen daarin zoals wij in het economisch systeem functioneren. ‘Als er geen grenzen worden gesteld aan deze wijze van denken en handelen, dan komen wij in een situatie van catch-as-catch-can, zoals wij die van de maffia kennen. Al het geestelijke, muzische, humane wordt naar de rand gedrongen’, aldus Dönhoff, en ze roept op om de vragen naar de zin van arbeid en productie weer op te nemen in het kader van ‘hoe macht te begrenzen’ en ‘het wezen van de vooruitgang’ opnieuw te bediscussiëren. Eind 2009 was het honderd jaar geleden dat Marion Gräfin Dönhoff op het slot Friedrichstein in Oost-Pruisen werd geboren. Met haar overlijden in 2002 omspant zij als ‘tijdgetuige’ bijna een eeuw, zeker ook omdat zij als jong meisje midden jaren twintig al begon te schrijven, in dagboek en brieven, en dat schrijven een leven lang heeft volgehouden. Alleen al tweeduizend artikelen in Die Zeit (sinds de oprichting van het blad in 1946), vijfentwintig boeken en een onafzienbare correspondentie. Haar hoofdthema’s waren het verzet tegen Hitler, de verhouding met de Sovjet-Unie/Oost-Europa en de kritiek op de uitwassen van het kapitalisme.
Hoewel Marion als telg van een oud-adellijk Pruisisch geslacht op een paleisachtig slot was geboren, met de bijbehorende lutherse discipline, geeft zij al op zestienjarige leeftijd blijk van verrassend vrijzinnige inzichten als ze in haar dagboek schrijft dat het een ‘ongehoorde beperking van het goddelijke is dit in enge vormen te willen persen en van een alleen-zaligmakende religie te spreken’. Ook in haar verdere leven staat de onafhankelijkheid van denken bij haar voorop. Zo kapittelt ze de Deutsche Adels-Genossenschaft wanneer deze op een cruciaal politiek moment (in 1939) op een haar onwelgevallige wijze de Duitse adel aan boord komt over eer en moraal. Ze geeft weinig meer om de maatschappelijke positie van de adel, zeker ook na de ervaring van collaboratie met de ‘Hitlerei’, ook in de naaste familiekring, maar naar de geest blijft zij een aristocrate en waar de adel in verzet was tegen de nazi’s (Stauffenberg, Moltke, Yorck, Trott) heeft zij alle naoorlogse jaren door op de bres gestaan voor hun houding en ideeën. Zo is de kwestie van het mensbeeld waar we mee begonnen direct verbonden met de vraag ‘Welk beeld hebben wij van de mens’, die Helmuth James Graf von Moltke (1907-1944) stelde in de verzetsgroep Kreisauer Kreis, waarvan hij de gastheer en spil was. Heel haar lange leven door bleef Marion Dönhoff verbonden met haar geboortegrond en in het dorpje Blankenese vlak boven Hamburg vond ze daar iets van terug. Haar promotie in de economie, in 1935 in Bazel, was ook gewijd aan het ontstaan van het voorouderlijk grootgrondbezit. De teloorgang van Oost-Pruisen (het gebied gaat bij de Sovjet-Unie horen) noodzaakt Marion, die ongehuwd bleef, om een loopbaan in het Westen op te bouwen. Vanaf de oprichting van Die Zeit, voorjaar 1946, is haar leven met de krant verbonden en zij wordt daar zo’n autoriteit dat diplomaten merken dat het beeld van de Bondsrepubliek in politieke kringen in het buitenland vaak wordt ontleend aan de stukken van Dönhoff. Zij ontwikkelt zich tot een soort geweten van West-Duitsland en in die
lijn wordt zij zelfs door Bondskanselier Willy Brandt in 1979 gevraagd om zich voor SPD/FDP kandidaat te stellen voor het presidentschap. Ze prijst de moed van Brandt en FDP-leider Dietrich Genscher om ‘een outsider’ te willen nomineren, maar zij piekert er niet over om de onafhankelijkheid als journaliste op te geven en ‘for show etwas tun wozu man in Ernst nicht bereit ist’. Dát kan men nu eenmaal niet verwachten van een Pruisische in hart en nieren. Ze moest natuurlijk vaak in Bonn zijn, maar ‘rheinische Fröhlichkeit’ bleef haar ten diepste vreemd, net als pathos in haar uitingen. De latere hoofdredacteur Theo Sommer wijst als haar streven aan: emoties rationaliseren, de dingen nuchter analyseren en zo een zakelijke discussie teweegbrengen. In die op beheersing gerichte stijl lijkt zij op Walther Rathenau, van een generatie eerder en uit een ander, zij het wel patricisch, milieu, maar ook Rathenau was als Berlijner gestempeld door de Pruisische idealen. Maar niet alleen naar stijl, ook inhoudelijk lijkt er een sterke overeenkomst te bestaan tussen de grootindustrieel en publicist Rathenau en Marion Dönhoff. Oriënteerde Rathenau zich op de levensstijl van de ‘Junkers’ als aristocratisch tegenwicht tegen het kapitalistisch-industriële milieu waaruit hij stamde, Dönhoff had al meer oog voor de aantasting door de markteconomie van diezelfde Junkers sinds het ontstaan van het Duitse rijk in 1871. Zij hield vast aan het oorspronkelijke Pruisische ethos van gemeenschapszin en algemeen welzijn dat ook Rathenau’s publicaties stempelt. Haar kritiek op het kapitalisme was, net als bij Rathenau, niet-marxistisch van karakter. Zowel Dönhoff als Rathenau combineerden conservatisme met liberalisme. Per saldo zou je beiden - verrassend genoeg - linksliberaal kunnen noemen, met de kanttekening dat dit soort liberalisme behoorlijk radicaal uit de hoek kan komen omdat het wordt gedragen door onafhankelijke persoonlijkheden, vaak outsiders, die zich weinig aantrekken van gevestigde belangen. Vandaar dat Marion Dönhoff kon figureren als ‘die rote Gräfin’, maar dat rode is dan overeenkomstig de manier
11
ONDERZOEK waarop in het Duitse verzet communisten/socialisten met conservatieven samenwerkten. Wie mede- en wie tegenstanders waren werd bij Dönhoff in sterke mate bepaald door de houding jegens het nazisme. Veel later heeft zij de Zwitserse toneelschrijver Friedrich Dürrenmatt - tevergeefs - gevraagd om een stuk over de aanslag van de twintigste juli 1944 op Hitler te schrijven. Haar oproep Zivilisiert den Kapitalismus. Grenzen der Freiheit, een boek uit midden jaren negentig, luidde de wederopleving in van het oude Berlijnse instituut van de Mittwochsgesellschaft. Dit was sinds 1914 een besloten beraad van steeds 79 leden dat wekelijks op een vaste dag werd gehouden in hotel Continental. Rathenau behoorde tot de pioniers van dit gezelschap, waarin alle politieke richtingen waren vertegenwoordigd: regerings- en parlementsleden, journalisten, grootindustriëlen en bankiers. Met Zwölf Thesen gegen die Masslosigkeit wendde Marion Dönhoff zich tot de voormalige Bondspresident Richard von Weizsäcker om zich van zijn medewerking te verzekeren voor bijeenkomsten van een Neue Mittwochsgesellschaft. Net als Rathenau ging het Dönhoff niet om ideologisch gelijkgezinden, maar wel om een groep die een verwante opvatting had over recht en gerechtigheid. In januari 1996 treffen elkaar in dit verband onder anderen oud-Bondskanselier en mede-uitgever van Die Zeit Helmut Schmidt, de politica Antje Vollmer, de industrieel Edzard Reuter en de socioloog Wolf Lepenies. In boeken worden sindsdien de beraadslagingen samengevat. Na bijna honderd jaar is een oude Berlijnse ‘cercle’ gesloten. Marion Gräfin Dönhoff. Ein Leben in Briefen. Uitg. Hoffmann und Campe. Hamburg 2009. € 20,-
Managers uit gereformeerde zuil onderzocht Een dissertatie uit de ditmaal behoudende protestantse sfeer vraagt een jaar na het Woodbrookers Cahier over de zakencursus opnieuw de aandacht voor de relatie tussen de geloofsopvattingen van directeuren en de manier waarop zij hun bedrijven leiden. Traditioneel is er het onderscheid tussen orthodoxe en vrijzinnige protestanten, naast de rooms-katholieken, dat ook in de bedrijfssfeer een rol speelt. Ongeveer een eeuw geleden drukten confessioneel-conservatieve mannen als H. Colijn en F.C. Gerretson mede hun stempel op de Koninklijke Nederlandse Petroleum Maatschappij. Een generatie later was de scheepsbouwer Cornelis Verolme als enig aandeelhouder van zijn werf in staat om zijn strenge orthodoxe opvattingen ook bedrijfsmatig door te zetten. In de natte aannemerij was de familie Van Oord in het rivierengebied exemplarisch in de combinatie van zware geloofsovertuiging en waterbouwkundige werken. Ging het in de oliemaatschappij om een invloed door charisma, bij de familiebedrijven Verolme en Van Oord hadden de grootaandeelhouders het voor het zeggen, bij Verolme in een onemanshow, bij Van Oord waren het de gebroeders en later de neven die de lakens uitdeelden. Zolang de bedrijven niet al te zeer groeiden en ook niet fuseerden, kon de persoonlijke invloed van de leiding betrekkelijk lang voortduren. In het geval dat de directeuren/grootaandeelhouders vrijzinnig-protestant waren, bestond eveneens de behoefte om een stempel te drukken op de handel en wandel van het bedrijf.
12
Echter was in die kring de intentie aanwezig om bij geestverwanten te rade te gaan. De leiding daar was door het vrijzinnige karakter opener en moderner, waardoor een fenomeen als de zakencursus in het Woodbrookershuis mogelijk werd. Men kan zich Colijn en Verolme toch niet voorstellen als deelnemers aan dat vrijplaatsoverleg. Zij wísten wat hun bedrijf, sector en personeel nodig hadden, en daarmee uit! Bonussen Het ondernemersberaad in Barchem handelde over ‘de moraal in het zakendoen’ en preludeerde op wat tegenwoordig ‘maatschappelijk verantwoord ondernemen’ heet, dus inclusief het oog hebben voor een duurzaam-houdbare samenleving. De zakencursus vergemakkelijkte door het besloten karakter het zelfonderzoek van de deelnemers. Na de oorlog is dat zo niet meer in Nederland terug te vinden. In het grote bedrijfsleven van vooral West-Nederland maakt de secularisatie zich breed. Algemene managementtheorieën en –methoden vinden hun weg, waarbij de indruk wordt gewekt dat het irrelevant is hoe de leiders van de bedrijven persoonlijk in het leven staan. Vanuit Angelsaksische opvattingen komt daar nog overheen het streven naar winstmaximalisatie om de ‘aandeelhouderswaarde’ op te krikken en zelf bonussen te kunnen incasseren. Tegen het ‘right or wrong my company’ wordt wel te hoop gelopen, door de vakverenigingen bijvoorbeeld, maar ook door kritische groeperingen vanuit de kerken die vanuit een oecumenische (‘bevrijdings’-)theologie de bedrijven willen aanspreken. Daar voegt zich later de milieubeweging bij. Investeringen in Zuid-Afrika (‘boycot Outspan-sinaasappels’ tegen de Apartheid) en Shell (opstelling in Nigeria, omgang met booreiland Brent Spar) zijn voorbeelden hiervan. Kerkelijke delegaties en raden van bestuur blijken dialogen van doven te voeren – zozeer is de onderlinge vervreemding voortgeschreden. Voorbij is de tijd van de zakencursus toen een Rotterdamse ondernemer nog op begrip kon rekenen toen hij in Barchem zei: ‘Ik begrijp, Banning, dat jij als christen
Scheepsbouwer Verolme wist precies wat zijn werf nodig had. solidair wilt zijn met de arbeiders. Maar als ik, op mijn post als bedrijfsleider ploeter om van het christelijk geloof iets waar te maken, dan vind ik dat jij ook met ons solidair moet willen zijn.’ De zakencursus was ook bedoeld, blijkens de instellings-preambule om in het bedrijfsleven ‘het beginsel der religie te doen gelden’. Met die formulering zal zeker ook zijn gedacht aan de quakerondernemers in Engeland, Cadbury in de cacao-industrie voorop, waar godsdienstige beginselen verbonden waren met het optreden als verlicht ondernemer. Gereformeerde zuil En dan is er nu een studie over Management en levensbeschouwing in Nederland vanuit een heel andere hoek, namelijk de behoudende protestantse wereld en dan nog beperkt tot grosso modo de ‘bible-belt’ die zich in een diagonaal uitstrekt van Zeeland tot noordelijk Overijssel.
13
Wat jammer dat het oude Barchem dit niet meer kan meemaken! Want tijdens de zakencursus en ook op andere momenten was er zo vaak de verzuchting dat men noodgedwongen in de liberaal-vrijzinnige hoek bleef hangen omdat ‘rechts’ het liet afweten mee te doen. Dat betekent overigens niet dat als deze conservatieve gereformeerden nu aan een eventueel nog bestaande zakencursus zouden deelnemen alles van een leien dakje zou gaan. Uit het proefschrift blijkt dat het godsdienstig nog steeds om twee heel verschillende werelden gaat. De enige overeenkomst zou zijn het besef dat geloven op zondag consequenties moet hebben op maandag, maar dan houdt het ook op en gaan de wegen over het hoe uiteen. Bij lezing van deze studie is het opvallend dat protestant – het katholieke speelt een ondergeschikte rol en laten we verder ongenoemd – uitsluitend in de min of meer conservatieve betekenis wordt opgevat. Er is een onderscheid gemaakt tussen orthodox- en modern-protestant, waarin de mate van bevindelijkheid het criterium is. Het modern-protestantse heeft dan ook weinig of niets met moderne theologie in de liberale zin te maken, maar met een grotere rationaliteit en met een wat modernere beroeps- en levenssfeer. Dat heeft het curieuze gevolg dat in de inleidende kerkelijke schets het gereformeerd-synodale segment van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) tot de uiterste linkerflank van de protestantse wereld wordt benoemd.
daal gereformeerden, dat de afsplitsing naar links, in 1926 in Assen, die leidde tot de Gereformeerde Kerken in Hersteld Verband (met de hervormden namelijk) niet wordt vermeld. Lutheranen, doopsgezinden, remonstranten en quakers – geen van allen bestaan in dit gereformeerde universum. Men wrijft zich dan ook de ogen uit als in een overzichtje op pagina 127 plotseling de Nederlandse Protestantenbond (NPB) opduikt, weliswaar in het degelijke gezelschap van vrijgemaakt- en Nederlands-gereformeerden, maar toch.
Het voor Nederland typische brede scala van protestanten buiten behoudend gereformeerd blijft in dit proefschrift geheel buiten beeld. Daarmee wordt dit stukje kerkgeschiedenis toch wel erg eenzijdig. Zo schrijven de auteurs dat de afscheidingen van de publieke hervormde kerk ‘in de loop van de geschiedenis’ steeds zijn voortgekomen uit een hang naar de traditionele orthodoxe geloofsleer. Maar dat gold toch niet voor de remonstranten, begin zeventiende eeuw, die trouwens geheel ongenoemd blijven. Minder belangrijk, maar eveneens onthullend, is in het paragraafje over de syno-
Naast al deze beperkingen in het onderzoeksveld qua geloofsrichting en geografie, is er ook nog de beperking tot slechts de interne organisatie van personeels-(human resources-) beleid. Hoewel er aanzetten in deze studie zijn om breder ondernemingsprofielen na te gaan – er wordt gerefereerd aan de discussie over Rijnlands en Angelsaksisch kapitalisme en daarmee samenhangend: of maatschappelijk verantwoord ondernemen ook niet nader bekeken zou moeten worden – is men bij de oorspronkelijke bedoelingen gebleven. Maar in het boek – en nog meer tijdens de promotieplechtigheid – werd
14
Naar de Benedictijnen Dezelfde beperkte blik, die feitelijk tot onjuistheden leidt, geldt voor wat gezegd wordt over het organisatiepatroon van de ondernemers. Men kan dan ook niet zonder meer beweren, wat op pagina 17 wordt gedaan, dat dé protestantse werkgeversorganisaties zijn blijven bestaan en hun positie zelfs versterkt hebben, als men weet dat het landelijke Verbond van Protestants-Christelijke Werkgevers al lang is verdwenen (via via opgegaan in VNO-NCW) en de meeste protestants en algemeen-christelijk gekleurde branche-organisaties eveneens. Het blijkt dan dat de schrijvers de zuil-gebonden clubs GMV (Gereformeerd Maatschappelijk Verbond), RMU (Reformatorische Maatschappelijke Unie) en CBMC (Christian Business Managers Comitees) bedoelen. Deze drie hebben ook meegewerkt aan het onderzoek.
ONDERZOEK duidelijk gehint op vervolgonderzoek met een bredere vraagstelling. De identiteit en de ‘moraal’ van de onderneming zouden dan aan de orde moeten komen in de relatie met ‘stakeholders’ buiten het personeel, als daar zijn de aandeelhouders, leveranciers, klanten, zakenrelaties, maar ook bijvoorbeeld milieubeweging en overheid. Het zou interessant zijn om meer te horen over de houding van dit soort gereformeerde ondernemers op een breed veld van hun functioneren. Aan de jonge doctores zal het niet liggen, want die zijn al bezig met een verruimde vraagstelling. Zo wil men ‘christelijk management in de benedictijnse traditie’ nader gaan bekijken.
Geloven op zondag en op maandag Managers met een protestantse geloofsovertuiging zijn in hun managementopvattingen minder mensgericht dan katholieke en niet-christelijke managers. Ze zijn minder uit op ‘commitment’, ofwel: op de binding van medewerkers aan de organisatie die bereikt wordt door aandacht te geven aan een goede balans tussen de belangen van de organisatie (‘taakgerichtheid’) en de medewerkers. Opvallend is dat orthodox- en modern-protestantse managers weinig van elkaar verschillen in hun managementopvattingen, terwijl hun levensbeschouwelijke opvattingen wel sterk uiteenlopen. Protestantse managers, zowel orthodox als modern, oriënteren zich bij het ontwikkelen van beleid wel sterker dan katholieken en niet-christelijke managers op hun geloofsovertuiging en daaruit voortvloeiende waarden. De organisatiekundigen Tom van den Belt en Joop Moret concluderen dit in hun proefschrift Management en levensbeschouwing in Nederland, waarop zij eerder dit jaar zijn gepromoveerd aan de Radboud Universiteit Nijmegen.
Vijf groepen vergeleken Een manager is niet moreel neutraal. Sinds 2008 is door de economische crisis de belangstelling voor onderwerpen als bedrijfsethiek gegroeid. Ook personeels- of human resources-beleid deelt in die belangstelling, bijvoorbeeld voor de
De onderzoekers in dubbelpromotie
duurzame aspecten. De jonge doctores zijn tot hun proef-
Tom van den Belt (Rijssen, 1956) heeft een eigen organisatie-
schrift gekomen omdat er weinig wetenschappelijk onder-
en managementadviesbureau, Beltom Advies in Barneveld,
zoek is gedaan naar het effect van levensbeschouwing op
dat onder meer is gericht op christelijk (hoger) management.
management, in het bijzonder op personeelsbeleid.
Hij heeft verschillende publicaties op zijn naam staan, zoals
Van den Belt en Moret keken naar de opvattingen over
over algemeen- en bedrijfsmaatschappelijk werk, vrijwilli-
management bij vijf groepen managers: in hun onderschei-
gerswerk en management vanuit christelijke spiritualiteit.
ding modern-protestanten, orthodox-protestanten, modern-
Joop Moret (Voorschoten, 1939) werkte van 1974 tot 2001
katholieken, behoudend-katholieken en niet-christenen. Ze
bij de Christelijke Hogeschool Ede, onder andere als docent
begonnen met een enquête, die door 442 managers werd
methodiek, sectorhoofd en directeur van de afdeling HSAO
ingevuld. Op grond van de uitkomsten vervolgden zij hun
(Sociale Studies).
onderzoek met 26 gesprekken met protestantse managers.
15
Minder gericht op commitment
ning vinden zij volgens de onderzoekers in de calvinistische
Tom van den Belt: ‘We dachten vooraf dat orthodox-protes-
leerstelling van de algemene genade die helend werkt in de
tantse managers, vanwege hun arbeidsethos en ascetische
samenleving (naast de bijzondere genade van het individu
levenshouding, sterk prestatiegericht en minder mensgericht
in zaken van ‘eeuwig heil’). Van den Belt: ‘Door de algemene
zouden zijn. Moderne protestanten zouden, zo redeneer-
genade kan de samenleving ordelijk en harmonieus functi-
den we, meer mensgericht of commitmentgericht zijn. En
oneren. Het is een benadering die het mogelijk maakt om
die laatste houding verwachtten we ook bij de katholieke en
enigszins af te wijken van de geloofsleer. Zo kan een mana-
niet-christelijke managers.’
ger levensbeschouwelijk menen dat de mens geneigd is tot
Alle managers bleken echter ongeveer even sterk gericht
alle kwaad, maar als manager ook overtuigd zijn dat zijn
te zijn op prestaties, effectieve aansturing en controle van
medewerkers goede dingen willen als verantwoordelijkheid
werknemers. Maar ging het om commitmentgericht human-
dragen, dus dat vertrouwen op zijn plaats is.’
resourcesmanagement en mensgericht leiderschap, dan bleken de opvattingen van de protestantse managers wel af te
Effectief in crisistijd
wijken van de rest. Joop Moret: ‘Ze werken meer met gezag
Uit de vergelijking van de vijf groepen managers bleek wel
en minder met gelijkwaardigheid, hechten aan de hiërarchie
dat de waardenoriëntatie, oftewel bij het ontwikkelen van
en met vertrouwen geven aan medewerkers hebben ze ook
beleid te rade gaan bij je levensbeschouwing, bij protestant-
meer moeite dan katholieke en niet-christelijke managers.’
se managers sterker is dan bij katholieken en niet-christelijken. Volgens de onderzoekers kunnen protestantse mana-
De leer en het leven
gers vanuit die oriëntatie ook mensgerichter gaan denken
De managementopvattingen van de orthodox-protestantse
en werken. En dat is actueel, want, zegt Moret: ‘zeker in
managers bleken niet harder of ascetischer dan die van de
een tijd van crisis heb je het meest aan een manager die niet
modern-protestanten, terwijl hun levensbeschouwing wel
eerst aan het bedrijf denkt en daarna aan de medewerkers,
veel strenger is. Moret: ‘Orthodoxen hebben bijvoorbeeld
maar die inziet dat juist betrokken medewerkers het bedrijf
een pessimistisch mensbeeld: de mens is geneigd tot alle
en zijn resultaat (uit)maken.’
kwaad. Als manager denken ze echter wel positief over hun medewerkers – zij het dus minder positief dan een katholieke of niet-christelijke manager. Ook geloven zij dat alle
De dubbelpromotie is begeleid vanuit het Institute for
gezag van God komt, waarbij zij zichzelf opvatten als de
Management Research van de Radboud Universiteit
aangewezen gezagsdrager die de hiërarchie moet bewa-
Nijmegen.
ken en uitdragen. Alleen … dat is de leer, en in het dagelijks leven blijkt dat niet te werken en wil men ook zo niet wer-
Tom van den Belt en Joop Moret, Management en levens-beschou-
ken.’
wing in Nederland. Een onderzoek naar opvattingen van managers
In de gesprekken met protestantse managers bleken zeker
in Nederland over stijl van leidinggeven en HRM-beleid in relatie tot
de orthodoxe managers spanning te voelen tussen wat zij
hun levensbeschouwing. Een handelseditie van het boek is te bestel-
’s zondags in de kerk belijden en wat ze ’s maandags op
len via Beltom Advies, Barneveld. Prijs € 24,50.
het werk in de praktijk brengen. Een uitweg uit die span-
16
DOCUMENT
Bevolkingskrimp vraagt een omslag in denken Meer ruimte voor kwaliteit Voor het eerst in de geschiedenis van de mensheid gaat onder normale welvarende omstandigheden de bevolking dalen. De daling is gespreid over Nederland al begonnen, maar vooral aan de randen. Deze structurele bevolkingsdaling vergt bij het beleid een omslag in het denken: van groei in kwantiteit naar groei in kwaliteit. Bevolkingsdaling heeft op vele terreinen invloed. Daarom moet het beleid worden aangepast. Als het gaat over bevolkingsontwikkeling spelen vergrijzing, ontgroening en bevolkingsdaling een belangrijke rol. De stijging van het aandeel van 65-plussers in de totale bevolking is geen nieuw verschijnsel. Als gevolg van de stijging van de levensverwachting neemt het aandeel van 65-plussers in Nederland al sinds 1924 toe. Deze toename versnelt zodra met ingang van 2011 de naoorlogse geboortegolf de leeftijd van 65 jaar gaat passeren. De top van het aandeel van 65-plussers wordt in 2038 bereikt. Daarna begint een langzame daling. De top van het aandeel van 75-plussers ligt in 2048. Vergrijzing treedt overal op in Nederland, in Europa en geleidelijk ook in de rest van de wereld. Toen in de jaren zestig van de vorige eeuw het aantal kinderen begon te dalen, was dat het begin van een ontgroening. Het aandeel van de 0-19 jarigen in de totale bevolking vertoont in Nederland sindsdien een langzaam dalende trend. Uit veel regio’s trekken jongeren weg om elders te studeren. In diverse regio’s, met name aan de randen van Nederland, komen jongeren maar in beperkte mate terug. Daardoor wonen daar relatief
weinig vrouwen in de leeftijd dat ze kinderen krijgen. In die regio’s daalt het aantal kinderen snel. Vroeger kregen vrouwen veel kinderen. Er stierven veel kinderen en er moesten voldoende kinderen overblijven om later voor de ouders te zorgen. Met het stijgen van de welvaart wordt de gezondheidszorg beter, sterven minder kinderen, zorgt de staat voor de ouderen, komen geboortebeperkende middelen beschikbaar, stijgt het opleidingsniveau van vrouwen en willen vrouwen zich ontplooien buiten het gezin. Het is overal in de wereld een algemeen verschijnsel dat het aantal kinderen laag wordt als de welvaart hoog is. Rond 1960 was het gemiddeld aantal kinderen per vrouw in Nederland ruim 3. Rond 1975 was dat aantal gezakt naar ongeveer 1,7 en is tot nu toe zo laag gebleven. Omdat vrouwen sinds het begin van de jaren zeventig minder kinderen krijgen dan 2, is het aantal te laag om de vader en moeder te vervangen. Sinds het begin van de jaren zeventig is het duidelijk dat het aantal inwoners van Nederland met een vertraging van enkele tientallen jaren gaat dalen, als er geen (aanzienlijk) blijvend inkomend migratiesaldo is. Volgens de huidige verwachting gaat de bevolking van Nederland tegen 2040 afnemen. Als Nederland in de afgelopen tientallen jaren geen inkomend migratiesaldo had gehad, was de bevolkingsdaling nu al begonnen. Europa is het eerste werelddeel waar de bevolking nu al krimpt. De groei van de wereldbevolking wordt sinds de jaren zestig minder en gaat, zo is de verwachting, rond 2075 over in een daling. Op provinciaal niveau is in 2002 in Limburg de structurele bevolkingsdaling begonnen. Op regionaal niveau is al jaren sprake van trendmatige bevolkingsdaling in NoordoostGroningen, Zuid-Limburg en Zeeuws-Vlaanderen. De Achterhoek is waarschijnlijk de volgende regio met structurele bevolkingsdaling. Op gemeentelijk is nu in ongeveer 90
17
gemeenten (ongeveer 20% van het totaal) sprake van structurele bevolkingsdaling. Daarvan liggen er ongeveer 40 in genoemde regio’s, maar de overige 50 liggen elders en niet alleen aan de randen van Nederland. Omdat bevolkingsdaling begint met de jongeren, daalt de bevolking van 20-64 jaar, de zogenaamde potentiële beroepsbevolking veel eerder dan de totale bevolking. Al in 2011 begint de daling van deze bevolkingsgroep in Nederland, omdat dan de naoorlogse geboortegolf uit deze bevolkingsgroep gaat stromen. In vijf provincies (Limburg, Zeeland, Friesland, Groningen en Drenthe) en in meer dan een kwart van de regio’s is de structurele daling van de potentiële beroepsbevolking nu al aan de orde. Als gevolg van de bevolkingsexplosie in de vorige eeuw leefde in de jaren zestig het doemscenario van de overbevolking. Vrijwel iedereen zal het ook nu nog zeer wenselijk vinden dat er een einde komt aan de groei van de wereldbevolking. Maar als je een lokale bestuurder confronteert met het begin van de structurele bevolkingsdaling in zijn of haar gemeente, dan verschijnt vaak het doemscenario van bevolkingsdaling. ‘Het kan niet waar zijn; het mag niet waar zijn; wij gaan door met bouwen, zodat het aantal inwoners weer gaat groeien.’ Na ontkenning en verzet volgt acceptatie en op den duur het actief oppakken van het gegeven. Lokale en ook een deel van de regionale bestuurders doorlopen een rouwproces van het afscheid nemen van het groeidenken. Over het algemeen is bij Nederlandse gemeenten het tempo van bevolkingsdaling laag. Als daarbij door bestuurders in het beleid de omslag gemaakt wordt van groei in kwantiteit naar groei in kwaliteit dan is dat gunstig voor de bewoners, dan vertrekken niet onnodig veel mensen en dan komen misschien wat extra mensen. Begin 2006 kwam het rapport ‘Structurele bevolkingsdaling, een urgente nieuwe invalshoek voor beleidsmakers’ (Wim
18
Eerste regio’s met structurele bevolkingsdaling, ontwikkeling 1990-2020 bij 1990=100 Jaartal dat bij gebieden is vermeld geeft begin structurele bevolkingsdaling. Derks, Peter Hovens, Leo Klinkers) zeer uitgebreid in de publiciteit. Sindsdien is het onderwerp op steeds meer plaatsen op de agenda gekomen: gemeenten, regio’s zoals Parkstad Limburg en Twente, provincies zoals Limburg, Zeeland en Groningen en ministeries zoals Wonen, wijken en integratie en Binnenlandse zaken. Nu ex-minister Van der Laan (WWI) heeft bevolkingsdaling bij het kabinet op de agenda geplaatst. In november 2009 heeft dat geleid tot het ‘Interbestuurlijk actieplan bevolkingsdaling, Krimpen met kwaliteit’ (Rijk, Vereniging Nederlandse Gemeenten en Interprovinciaal Overleg). Op basis van deze en andere nota’s is op 17 februari 2010 bevolkingsdaling onderwerp van behandeling geweest in de Tweede Kamer. De bevolkingsdaling heeft vele gevolgen, nationaal, maar vooral regionaal en lokaal. Een aantal belangrijke zaken komt hier aan de orde. In de jaren zestig was er tijdelijk een tekort aan arbeidskrachten. Toen kwam de naoorlogse geboortegolf op de arbeids-
markt en was er tientallen jaren een overschot aan arbeidskrachten. Medio jaren tachtig bereikte de werkloosheid een recordhoogte, waarna een trendmatige daling begon. In 2008, net voor het huidige economische dal, was het aantal vacatures opgelopen tot een recordhoogte. Als gevolg van de geringer wordende groei van de beroepsbevolking kwam weer een tekort aan arbeidskrachten in beeld. Vanwege het huidige economische dal is dat tekort tijdelijk uit beeld. Zodra de vraag naar arbeidskrachten weer gaat groeien in de komende jaren, begint de naoorlogse geboortegolf de arbeidsmarkt te verlaten en komt er een einde aan de groei van de beroepsbevolking. Er ontstaat dan een structureel tekort aan arbeidskrachten, niet alleen in regio’s waar de beroepsbevolking daalt, maar ook in regio’s waar deze nog groeit, zoals in de noordvleugel van de Randstad, omdat daar de vraag naar arbeidskrachten ook sterk groeit. Structurele krapte op de arbeidsmarkt wordt een algemeen verschijnsel in Nederland, maar binnen afzienbare tijd ook in Europa en op den duur op steeds meer plaatsen in de wereld. Werkgevers zullen rekening moeten gaan houden met deze nieuwe situatie op de arbeidsmarkt. Zoals in de jaren zestig zullen de lonen gaan stijgen en gaat de macht van de werknemers toenemen. Om voldoende personeel te krijgen en te houden zullen de belangen van werknemers meer aandacht krijgen ten koste van de belangen van aandeelhouders. Daling van (beroeps)bevolking leidt niet automatisch tot daling van welvaart of krimp van economie. In de afgelopen vijftig jaar is het bruto binnenlands product per inwoner (de materiële welvaart per persoon) ongeveer verviervoudigd (gecorrigeerd voor prijsstijging). De gemiddelde Nederlander is ongeveer vier keer zo rijk geworden, terwijl het aantal gewerkte uren per Nederlander niet is toegenomen: van vijfdaagse naar vierdaagse werkweek, langer studeren, meer verlof en eerder met pensioen. De groei van de economie en daarmee de stijging van de materiële welvaart is te danken aan de stijging van de arbeidsproductiviteit per uur. Gemiddeld over de afgelopen vijftig jaar is de arbeidsproductiviteit per uur met ongeveer 3 procent per
Ontwikkeling 20-64-jarigen, Nederland, 1980-2040 (2010=100) jaar gestegen. Zolang de beroepsbevolking beperkt krimpt gaat de groei van de economie en daarmee de groei van de materiële welvaart per persoon gewoon door, omdat de groei van de arbeidsproductiviteit ook doorgaat. Regio’s met (aanzienlijke) daling van het totaal aantal inwoners krijgen wel financiële problemen. Groei geeft schaarste. Schaarste geeft waardevermeerdering en mogelijkheden van waardecreatie. Als in een groeiregio een overbodige school wordt afgebroken, kunnen daar huizen worden gebouwd, die geld opleveren. Als in regio’s met sterke krimp een overbodige school wordt afgebroken resteert een grasveld dat onderhouden moet worden. Bevolkingsgroei levert een bron van inkomsten voor gemeenten, krimp kost geld. Als gemeenten te lang blijven denken in kwantitatieve groei worden slechte investeringsbeslissingen genomen en dan kunnen de negatieve financiële gevolgen van bevolkingsdaling extra groot zijn. Zoals tot nu toe bijvoorbeeld de oplossingen voor probleemwijken in de grote steden medegefinancierd werden door de centrale overheid, zo moet nu krimp medegefinancierd worden door de centrale overheid. In het hiervoor genoemde ‘Interbestuurlijk actieplan bevolkingsdaling’ is dat een belangrijk thema. Bevolkingsdaling ondermijnt het voortbestaan van voorzienin-
19
huizen niet zomaar slopen. De overheid zal maatregelen moeten nemen om verpaupering en verkrotting te voorkomen. De daling van de (beroeps)bevolking heeft verder onder andere gevolgen voor de behoefte aan kantoren en bedrijventerreinen en voor de omvang van mobiliteit. Nieuwe kantoren en nieuwe bedrijventerreinen zijn vaak nog wel in trek, zoals vers fruit op een fruitschaal. Maar het oude fruit verpietert en verrot. Een te groot aanbod van kantoren en bedrijventerreinen geeft een fruitschaaleffect met alle gevolgen van dien. De concrete oplossingen om de gevolgen van bevolkingsdaling op te vangen moeten in de regio, in de gemeente, in de kern uitgewerkt worden, omdat situaties overal verschillend zijn. Het is van groot belang de bevolking daar actief bij te betrekken. Het grote voordeel van bevolkingsdaling is dat alle nadruk kan komen liggen op kwaliteit in plaats van op kwantiteit. gen zoals scholen, sportaccommodaties en winkels. De diversiteit in het aanbod van voorzieningen wordt minder. In dunbevolkte krimpgebieden zoals Noordoost-Groningen en ZeeuwsVlaanderen zijn de gevolgen groter dan in het dichtbevolkte Zuid-Limburg, omdat in dunbevolkte gebieden de afstanden tot resterende voorzieningen snel groter worden. Er zal een intensief beleid moeten komen om voorzieningen te combineren, zodat die langer beschikbaar kunnen blijven. Het aantal personen per woning daalt, alleen al door vergrijzing. Oudere mensen wonen over het algemeen met minder personen (soms maar één) in een woning dan jonge mensen (meestal gezinnen). Daarom blijft er nog een tijd behoefte aan groei van de woningvoorraad, terwijl het aantal inwoners daalt. De benodigde groei wordt wel steeds minder en stopt na een bepaalde tijd. Bij groei van het aantal huishoudens kan het aanbod van woningen aangepast worden aan de groeiende vraag. Bij daling van het aantal huishoudens moeten woningen gesloopt worden. Woningcorporaties zullen dat doen in het huursegment, maar in de koopsector zullen particulieren hun
20
Meer weten? De aandacht voor bevolkingsdaling en de gevolgen daarvan neemt toe en daarmee de informatie daarover. Lezingen en publicaties van Derks over dit onderwerp in 1996 kwamen te vroeg. In 2006 vond de doorbraak plaats met de eerder genoemde publicatie over structurele bevolkingsdaling: www.bevolkingsdaling.nl. In dat jaar werd in Limburg een Kennisknooppunt Bevolkingsdaling opgericht met veel informatie op de website www.vanmeernaarbeter.nl. Het Centraal Bureau voor de Statistiek maakt sinds enkele jaren ook regionale bevolkingsprognoses, waarbij lokale en regionale bevolkingsdaling in beeld gebracht wordt: www.cbs.nl. Andere instanties die het onderwerp uitdrukkelijk hebben opgepakt zijn onder andere de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (www.vng.nl) en Aedes, de branchevereniging van woningcorporaties (www.aedesnet.nl). Wim Derks, Kenniscentrum voor Bevolkingsdaling en Beleid (KcBB),
[email protected]
nieuw programma 2010
1
Vakantie Thema Op vakantie in het Woodbrookershuis Datum ma 12 tot en met za 17 juli Gastvrouwen Joke Reints en Marijke Sondorp
2
Vakantie vieren in het sfeervolle Woodbrookershuis! U kunt volop genieten van alles wat er te beleven is in het huis en in de prachtige omgeving. Van stilte en rust tot gezelligheid en een goed gesprek. Er zal een facultatief programma worden georganiseerd. U bent natuurlijk vrij om uw eigen programma in te vullen, maar er zullen ook verschillende middaguitstapjes worden georganiseerd. Het Woodbrookershuis ligt in een mooie omgeving in het Achterhoekse landschap vlak bij de Lochemse en de Kalenberg. We beginnen de dag na het ontbijt met een stilte. Er zal een avondprogramma worden georganiseerd met verschillende activiteiten zoals bijvoorbeeld een lezing over de natuur in de omgeving, film met nagesprek, sacrale dans, verhalen vertellen, tekenen en schilderen, etc. Er zijn allerlei mogelijkheden in de omgeving, zowel in de natuur als het bezoeken van leuke plaatsjes en stadjes. Tevens zijn er volop mogelijkheden om in de omgeving te wandelen, fietsen of met de auto een tochtje te maken. In Barchem zijn fietsen te huur. Kortom, vakantie in het Woodbrookershuis in Barchem is genieten! Het verblijf is op basis van vol pension met een lunchpakket voor tussen de middag. Er is een mogelijkheid om tegen betaling in het huis te lunchen.
Prijzen: Eenvoudige kamer Luxe kamer
Leden € 375 € 497
Niet-leden € 410 € 550
Zomeracademie Thema Erkenning, gelijkheid en verschil, Datum Inleider
een filosofisch discours ma 19 tot en met vr 23 juli Corrie Haverkort
Waarover? Ieder mens wil graag serieus worden genomen en gewaardeerd. We verlangen ernaar erkend te worden in datgene wat we waardevol achten. We leven in een tijd waarin gedeelde waarden moeilijk te ontdekken zijn. Dat ieder mens het recht heeft een eigen leven te leiden – erkenning van het individu zien we immers als een liberaal recht – maakt dat we niet altijd weten wat we moeten waarderen en hoe. Zijn alle waarden gelijkwaardig? Hoe erkennen we de verschillen? Erkenning kan niet worden opgeëist. De ander moet tot erkenning komen onafhankelijk van degene die erkend wil worden. Bovendien heeft erkenning alles te maken met identiteit. Het niet erkend worden, miskend worden, kan ingrijpende gevolgen hebben voor de wijze waarop we ons leven kunnen vormgeven. Het kan zelfs leiden tot misvorming van identiteit. Erkenning is in die zin van existentieel belang. Aan de hand van teksten van klassieke en moderne filosofen wordt het begrip erkenning in relatie tot identiteit uitgediept. Waarom? In de filosofie gaat het erom universele inzichten te verwerven. Iets is universeel als het het persoonlijke overstijgt en je jezelf er toch nog in herkent. Filosofie is daarom persoonlijk zonder dat het privé wordt. Liefde voor wijsheid is haar drijvende kracht. Voor wie? De zomeracademie is zowel bestemd voor mensen die al zijn ingewijd in de filosofie als voor mensen die geïnteresseerd zijn in het thema ‘erkenning’. Het samen bestuderen van originele teksten en
21
nieuw programma 2010 het bespreken van inzichten staan centraal. Het minimum aantal deelnemers is vijftien, het maximum aantal is dertig.
De zomeracademie over is een initiatief van HOVO-Twente en het Woodbrookershuis.
Door wie? De zomeracademie wordt geleid door Corrie Haverkort, filosoof en beeldend kunstenaar. Haar boodschap? ‘Waar erkenning van verschillen plaatsvindt, wordt positieve betrokkenheid op elkaar groter.’
Meer informatie over het programma: www.hovo-twente.nl www.woodbrookershuis.nl/programma www.sabicursusaanbod.nl
Hoe? Elke dag heeft een vaste indeling. De dag begint met een meditatieve stilte in de kapel op de Kalenberg. ’s Ochtends wordt een originele tekst van een denker bestudeerd en toegelicht (onder anderen Plato, Aristoteles, Hegel, Taylor, Van Tongeren, De Dijn, Bremmers). Na een wandeling, bezinning of rust wordt ’s middags aan de hand van opdrachten de bestudeerde tekst verdiept. Hierop volgen reflectie en gesprek. De avonden zijn gevarieerd: kaartjesgesprek, film, essayschrijven en zen-en-bezinning. Wanneer? De zomeracademie begint maandag 19 juli om 11.00 uur en wordt vrijdag 23 juli om 15.00 uur afgesloten. Waar? De zomeracademie wordt gehouden in het Woodbrookershuis in Barchem (Gld), een van de oudste conferentieoorden van Nederland, verscholen in de bossen en met een honderd jaar oude traditie op het gebied van persoonlijke verdieping en maatschappelijke betrokkenheid. Kosten De financiële bijdrage van de deelnemers bedraagt € 582,- (eenvoudige slaapkamer) of € 690,- (luxe kamer) per persoon. Dit is inclusief maaltijden (ontbijt, lunch, diner) en onbeperkt koffie en thee. Deelnameprijs zonder overnachtingen is € 432,-
22
nieuw programma 2010
3
Abraham Joshua Heschel (1907-1972) Datum Inleider Commissie van leiding
vr 10 tot en met zo 12 september ds. Sjirk van der Zee Froukje Burgemeister-Giltay tel. 035 5316150 en Bart van der Elst tel. 0343 413039
Wie de weekends gewijd aan Elie Wiesel heeft meegemaakt met de voortreffelijke inleider Sjirk van der Zee, heeft alle reden om nieuwsgierig te zijn naar een cursus over een vriend van Elie Wiesel, Abraham Joshua Heschel. Van der Zee typeert Heschel als wellicht de meest invloedrijke joodse denker van de vorige eeuw die zich sterk heeft ingezet voor de dialoog met de christelijke traditie en op uitnodiging van de paus deel nam aan het Tweede Vaticaans Concilie. Sjirk van der Zee begint op de vrijdagavond met een inleiding over persoon en werk van Heschel. Zaterdagochtend zal het gaan over God en mens in het denken van Heschel, waarin kerngedachten van Heschel aan de orde komen zoals: ‘God zoekt de mens’ en ‘de mens is niet alleen’ en de vraag ‘hoe komt de relatie tot stand?’ Zaterdagmiddag gaat het om Heschel als spiritueel denker, steeds verbonden met de politieke werkelijkheid. In samenhang daarmee wordt aandacht besteed aan een studie van Heschel over de profeten.
de sabbat en het gebed voor Heschel. Hij schreef daarover een mooi boekje: In het licht van zijn aangezicht. Prijzen Eenvoudige kamer 2-persoons luxe kamer 1-persoons luxe kamer Deelname zonder overnachting
Leden € 220 € 240 € 260 € 175
Niet-leden € 250 € 270 € 290 € 195
‘Nieuwkomers’ krijgen een eenmalige korting van 25 %.
Het programma van zaterdagavond vermeldt ‘Chagall in Jeruzalem’. Dia’s van de ramen van de synagoge in Jeruzalem en van de gobelins in de Knesseth zullen worden vertoond, voorzien van het ongetwijfeld weer boeiende commentaar van Sjirk van der Zee. De zondagochtend ten slotte zal gewijd zijn aan de betekenis van
23
nieuw programma 2010
4
Inwijding in het geheim Menswording en gemeenschapsvorming in christelijke inwijding Datum vr 19 tot en met zo 21 november Inleidster Annemiek de Jong-van Campen, theologe en pastoraal werkster Commissie Bart van der Elst (0343 41 3039) en Bram van Leiding Rutgers van der Loeff (070 383 7034) Door de eeuwen heen zijn er mensen die geraakt zijn door het Goddelijke Geheim in hun eigen leven. Ook volgelingen van Jezus hebben deze ervaring opgedaan. Ieder op hun eigen manier voelden ze zich gezien, gekend, getroost. Ze kregen vertrouwen geschonken en perspectief. Ze voelden zich enthousiast worden en geroepen om te gaan leven vanuit deze ervaring. Veel van deze mensen waren zo geïnspireerd dat ze inspirerend werden voor anderen. Er werd hen gevraagd om het voor te doen, voor te leven, om anderen te helpen ook zelf God te zoeken en te vinden in hun leven. Er ontstond een gemeenschap van mensen die ingewijd waren in het Geheim dat God is en mensen die ernaar verlangden te worden ingewijd. En zoals het toen was, zo is het nu nog steeds. In dit weekend zullen we ons onder leiding van dr. Annemiek de Jong-van Campen, die is gepromoveerd op het onderwerp mystagogie, christelijke inwijding, bezinnen op hoe wij zelf zijn ingewijd en hoe wij andere mensen (kunnen) inwijden. Programma We beginnen vrijdagavond met een inleiding over mystagogie in onze tijd, door vooral aandacht te besteden aan de vraag hoe mensen ingewijd worden. Deze inleiding kan worden gevolgd tegen de achtergrond van ieders eigen verhaal van inwijding in het Geheim, dat in een meditatie wakker geroepen wordt. De vol-
24
gende ochtend verdiepen we ons inzicht in inwijdingsprocessen door stil te staan bij de vraag wat er tijdens een inwijdingsproces gebeurt bij een geloofsleerling. ’s Middags zullen we met behulp van creatieve werkvormen oefenen in en reflecteren op hoe wij mensen inwijden in geloven. ’s Avonds staat een film op het programma (onder voorbehoud) die we bekijken vanuit het perspectief van ons thema ‘inwijding’. Op zondagochtend ten slotte zullen we ruimte hebben voor de bespreking van vragen en opmerkingen. Daarbij zal expliciet nagedacht worden over mogelijkheden en onmogelijkheden van, en kansen en weerbarstigheden voor inwijding in het spirituele in de huidige maatschappelijke situatie in Nederland. Literatuur De benadering van mystagogie, inwijding, die wordt gepresenteerd tijdens het weekend, is beschreven in het proefschrift van de inleidster: Annemiek de Jong-van Campen, Mystagogie in werking. Hoe menswording en gemeenschapsvorming gebeuren in christelijke inwijding, Zoetermeer, 2009. De benadering van mystagogie steunt in belangrijke mate op de inzichten uit het boek van Han F. de Wit, De verborgen bloei. Over de psychologische achtergronden van spiritualiteit, Kok, 1993. Kort na verschijning van het proefschrift verscheen van André Zegveld, Worden wat God is. Mensen op het spoor van God brengen, Tielt, 2009. Het proefschrift beschrijft het verschijnsel van christelijke mystagogie vanuit een aantal praktijkverhalen van geloofsleerlingen. Het boek van Zegveld is een inspirerend pleidooi voor mystagogisch pastoraat van een ervaren pastor en inwijder. Prijzen Leden Niet-leden Eenvoudige kamer € 238 € 265 2-persoons luxe kamer € 256 € 285 1-persoons luxe kamer € 270 € 305 Deelname zonder overnachting € 190 € 210 ‘Nieuwkomers’ krijgen een eenmalige korting van 25 %.
‘Barchem’ Voor hen die voor het eerst kennismaken met ‘Barchem’ Waar komt de Vereniging Woodbrookers Barchem vandaan en wat doet zij nu? Een aantal studenten in de theologie maakte in het begin van de vorige eeuw kennis met het studiecentrum Woodbrooke van de quakers, in Selly Oak bij Birmingham in Engeland. De open spirituele sfeer maakte zo’n indruk op deze studenten, dat zij bij terugkeer in Nederland deze sfeer ook hier wilden creëren en ondergaan in, zoals men het vroeger uitdrukte ‘oprecht verlangen naar God’. Vanuit dit verlangen werd in 1908 de Vereniging van Woodbrookers in Holland opgericht. In 1912 werd aan de vereniging een groot stuk land op de Kalenberg in Barchem geschonken. Daar werd op de heuvel een lezingzaaltje gebouwd, later de Kapel genoemd. Vervolgens kon in 1924 het Woodbrookershuis worden gebouwd. De vereniging is zich in de loop der jaren steeds blijven bezinnen op haar doelstellingen. Sinds 1977 bestaat de vereniging onder de huidige naam: Vereniging Woodbrookers Barchem. Zij wordt gedragen door leden van diverse gezindten, maar zij voelen zich allen verbonden door de doelstelling van de vereniging: ‘Door onderlinge ontmoeting, in een geest van openheid, religieuze verbondenheid en maatschappelijke betrokkenheid, bij te dragen aan persoonlijke verdieping en aan bezinning op de maatschappelijke verantwoordelijkheid.’ (art. 2 van de statuten van de vereniging). Deze doelstelling wordt nagestreefd door het organiseren van cursussen en bijeenkomsten. De sfeer in een cursus wordt gekenmerkt door een ondogmatische houding en een grote openheid. Barchem is dan ook vooral een ontmoetingsplaats. In de geschiedenis is het Woodbrookershuis bijvoorbeeld ook een vrijplaats gebleken voor veilig overleg zonder publiciteit. Er komen mensen die elkaar al jaren kennen, maar nieuwelingen voelen zich al snel thuis. De quakers kennen het gebruik van de ‘stilte’. Onze vereniging heeft dit overgenomen en acht dit een wezenlijk element van de geest van Barchem. In de cursussen is dan ook de ochtendstilte opgenomen. Rond 9 uur gaan we te voet door het bos naar de Kapel op de Kalenberg. De stilte wordt ingeleid door een tekst of muziek, waarna we proberen los te komen van onze
dagelijkse beslommeringen om voeling te krijgen met de diepere dimensie in onszelf en dat wat ons daarin met elkaar verbindt. Deelname aan de ochtendstilte is uiteraard vrijwillig. Er is een website waarop meer informatie over de vereniging is te vinden: www.woodbrookers.nl Wat kunt u in Barchem verwachten? Het Woodbrookershuis ligt in een fraai bosgebied in Barchem (bij Lochem). In het hoofdgebouw bevinden zich diverse cursusruimtes, een bibliotheek en een restaurant. Hieraan is enkele jaren geleden een nieuwe vleugel gebouwd met achttien kamers met modern comfort, waaronder vijf tweepersoonskamers, alle met douche en toilet, deels parterre en deels op de eerste verdieping gelegen. Eén kamer in dit slaapgedeelte van het hoofdgebouw is toegankelijk voor rolstoelgebruikers. Ook is er een lift naar de eerste verdieping. Indien u gebruik wilt maken van zo’n kamer, reserveert u dan tijdig! Verder zijn er vier slaaphuisjes die op minder dan honderd meter afstand van het hoofdgebouw liggen. De eenpersoonskamers hebben elk een douche; in het slaaphuisje met de tweepersoonskamers bevinden de douches zich in een centrale ruimte. Een huishoudelijke staf verzorgt het verblijf en de maaltijden. Als men een dieet moet houden of vegetarisch wenst te eten, dient dat te worden opgegeven bij de aanmelding. Maakt u gebruik van thuishulp en hebt u hiervoor een indicatie, dan mogen de thuiszorginstellingen in de omgeving van Barchem u dezelfde hulp ook verlenen. U moet dit wel zelf aanvragen en graag bij de reservering vermelden, evenals andere relevante medische bijzonderheden. Zo nodig neemt de administratie hierover contact met u op. Elke cursus heeft een commissie van leiding, een of meer mensen die aanspreekbaar zijn op vragen van deelnemers. Zij bewaken onder meer de tijd, begeleiden eventuele inleiders, verzorgen de stilte. Het minimum aantal deelnemers (met inbegrip van zo’n commissie van leiding) is vijftien. Zijn er minder dan zal de cursus, uitzonderingen daargelaten, niet doorgaan. In het algemeen kent het programma drie dagdelen: 10.00 tot 12.00 uur, 15.00 tot 17.00 uur en
25
19.30 tot 22.00 uur. In cursussen die langer duren dan een weekend wordt meestal een vrije middag gepland. Een weekendcursus begint op vrijdagavond. Vanaf 18.00 uur is men welkom. Het is gebruikelijk dat er dan soep en broodjes zijn. Het eigenlijke programma begint meestal om 19.30 uur. In de regel eindigt de cursus op de zondagmiddag na de lunch of na de thee, bepaald door de commissie van leiding. Prijzen en annulering De prijzen voor deelname worden zo laag mogelijk gehouden. De prijzen zijn dan ook niet altijd kostendekkend. Mocht u niettemin financieel onvoldoende draagkrachtig zijn voor het betalen van de cursusprijs dan kunt u tegelijk met uw aanmelding, vertrouwelijk gericht aan de administratie, een korting vragen. Deze korting geldt voor alle aangeboden cursussen, inclusief de vakantieweken (de korting mag voor maximaal twee cursussen per jaar worden aangevraagd). U kunt ook een hoger bedrag overmaken, waardoor eveneens minder draagkrachtigen in staat worden gesteld deel te nemen. Men geeft zich op voor een cursus per mail, per post of per telefoon, onder vermelding van het cursusnaam en door een gedeelte van de cursusprijs ad € 12,50 als inschrijfgeld te storten op postgiro 93.00.00 van de penningmeester van de Vereniging Woodbrookers Barchem, te Barchem. Het aanmeldingsadres voor cursussen is: Vereniging Woodbrookers Barchem, Administratie Cursuswerk Antwoordnummer 1005 7244 ZX Barchem In verband met de annuleringsregeling moet een maand van tevoren worden beslist of een cursus kan doorgaan. Wij vragen u dan ook met klem u tijdig op te geven. Na betaling van uw inschrijfgeld krijgt u een bevestiging van uw inschrijving. Indien de cursus volgeboekt mocht zijn, wordt u op een reservelijst geplaatst, tenzij u er de voorkeur aan geeft u terug te trekken of voor een andere cursus te kiezen. Het resterend cursusgeld dient u uiterlijk twee weken voor de aanvang van de cursus op dezelfde wijze te voldoen. Mocht u zich – na inschrijving – terugtrekken, dan gelden de volgende regels:
26
• Meer dan twee weken voor het begin van de cursus: het over gemaakte cursusgeld wordt teruggestort onder inhouding van € 12,50 aan administratiekosten. • Korter dan twee weken voor het begin van de cursus: de helft van het cursusgeld wordt teruggestort. • Blijft men zonder opgaaf van redenen weg, dan is het volle dige cursusgeld verschuldigd. • Als de cursus door de vereniging wordt geannuleerd (bij voorbeeld wegens ziekte van een inleider) dan worden de reeds gestorte bedragen terugbetaald. Wij wijzen u erop dat u zich met een doorlopende reisverzekering bij de Postbank – de z.g. Blue Travelpolis – voor een luttel bedrag kan verzekeren tegen de kosten van uw annulering. Premie voor snelle beslissers Indien u zich uiterlijk drie maanden vóór de aanvang van een cursus opgeeft – uiteraard met gelijktijdige overmaking van het inschrijfgeld – wordt het inschrijfgeld in mindering gebracht op de cursuskosten. Trekt u zich later terug, dan kan vanzelfsprekend dat inschrijfgeld niet met de korting verrekend worden. Deze regeling heeft tot doel een snelle opgave voor de cursussen te stimuleren. Variatie in cursusprijzen Sinds de ingebruikneming van de nieuwe vleugel is er meer variatie in de cursusprijzen. Bij elke cursus is het eerste bedrag de prijs per persoon bij overnachting in een slaaphuisje; het tweede bedrag is de prijs per persoon bij overnachting in een tweepersoonskamer in de patiovleugel; het derde bedrag is de prijs per persoon bij overnachting in een eenpersoonskamer in de patiovleugel. Bij overnachting met ontbijt buiten het Woodbrookershuis wordt € 30,- p.p.p.n. minder gerekend. De verschillen in prijzen van diverse cursussen vinden verder hun oorzaak in de duur van de cursus en in de uiteenlopende honoraria van de cursusleiders. De prijs voor leden van de vereniging is altijd lager dan voor niet-leden. Wie voor het eerst deelneemt aan een cursus van de vereniging krijgt een korting van 25% op de cursusprijs.
LEZEN
Aanwinsten bibliotheek
Brouwer, A.M.
Verzoening; een Bijbelsch-Theologische studie.
Naslag
Winkler Prins Encyclopedische Jaarboeken. 1967 – 1985
Psalmen, De; uit het Hebreeuws vert. door I.G.M. Gerhardt en M.H. van der Zeyde.
Naslag
Van Dale Pocketwoordenboeken / Nederlands / Duits / Engels / Frans.
Passmore, J.
A hundred years of philosophy.
Fortmann, H.M.M.
Cultuurgeschiedenis van het Christendom. Vrouwen hebben ’t lef; Vrouw-en-Geloof in wereldwijd perspectief.
Als ziende de Onzienlijke; een cultuurpsychologische studie over de religieuze waarneming.
Delhaas, S.
Sölle, D.
De heenreis; gedachten over religieuze ervaring.
Goudzwaard, B.
Genoodzaakt goed te wezen; christelijke hoop in een bezeten wereld.
Werner,D.A.
Verder denken over God; beschouwingen over het konstante en het variabele in het Godsbeeld.
Roest- Niets vrouwelijks vreemd. Kleinmeijer, T. van der
Roeping, De, van de kerk; door D. Flusser, J. van Goudoever, Th.C. de Kruyf e.a.
Schüssler Fiorenza, E. Ter herinnering aan haar; een feministisch theologische reconstructie van de oorsprongen van het Christendom.
Smits, P.
Kerk en Stad; een godsdienstig-sociologisch onderzoek.
Vrouwen doen het woord; vrouwen en de Schrift.
Buskes, J.J.
In de branding; brieven aan een jonge vriend.
Maurina, Z.
Mozaïek van het hart.
Sölle, D.
Politieke Theologie.
Geliefd is de mens; artikelen rondom de Joodse traditie.
Schneider, R. De vrede van de wereld. Op water en brood; vrouwen vieren liturgie.
Boerwinkel, F.
Meer dan het gewone; over Jezus en zijn bergrede.
Als vrouwen aan het woord komen; aspecten van de feministische theologie.
Grunow, R
Barth Brevier; samengesteld.
Brico, R.
Taizé; een lente in de kerk.
27
Dijk, A.F.L. van
Nihilisme of Koninkrijk Gods.
Hammen- Poldermans R. Delhaas, S.
Paulo Freire – Oskar Negt; methoden voor bewustwording.
Rubin, L.
Intieme vreemden.
Walker, A.
De tuinen van onze moeders; een zoektocht.
Munnichs, J.
Voorzieningen voor ouderen; visie op ouderdom.
Arnoni, M.S.
In plaats van ideologie.
Doel, H. van den
Lastig links; socialistische dilemma’s.
Leeuw, A. van der
De Gezegenden.
Leeuw, A. van der
Verhalende schetsen.
Troyat, H.
Dostojewski; de mens en zijn werk.
Fokker, A.D.
Rondom de Millennium-wisseling.
Boerwinkel, F.
Einde of een nieuw begin? Onze maatschappij op de breuklijn.
Odink, H.
Uit Kroniek en Volksmond van de Gelderse Achterhoek.
Busken Huet, C.
Het land van Rembrand; studieën over de Noordnederlandsche beschaving in de zeventiende eeuw.
28
Tsoungestin in Minsk; Europese vrouwen tussen Oost en West.
Dippel, C.J.
Kerk en wereld in de crisis; een appèl tot christelijke solidariteit.
Wie de Vereniging Woodbrookers Barchem een warm hart toedraagt, kan ons werk steunen met een legaat of erfstelling. Daartoe kan van de navolgende gegevens gebruik worden gemaakt: De Vereniging Woodbrookers Barchem is een zelfstandige rechtspersoon. Het maken van een legaat of erfstelling geschiedt bij testament.
Retraitestudio’s en een team van gesprekspartners Aan de overkant van het grote gazon, in de rand van het bos zijn door het Woodbrookershuis acht ruime en comfortabele studio’s gebouwd. Door hun voorzieningen en de verstilde sfeer zijn zij bijzonder geschikt voor bezinning, studie, werken in alle rust of een retraite. De studio’s hebben een eigen ingang en een ruime kamer met zithoek, studiehoek en internetaansluiting. Er is slaapgelegenheid voor een of twee personen en elke studio heeft een royale badkamer. In de kitchenette kunnen eigen maaltijden worden bereid. Kiezen voor een korte of langere periode van rust voor jezelf geeft ruimte voor verdieping. Maar in de rust melden zich vaak ook je diepere vragen. Dan kan het plezierig zijn om daar met iemand over te kunnen praten. Of om iemand te ontmoeten die vooral naar je luistert of je gedachten helpt ordenen. Het Woodbrookershuis voorziet daarin door een team van coaches met veel ervaring in relatief korte maar passende gesprekken van (maximaal) anderhalf uur. U bepaalt daarbij zelf de agenda. Het gesprek kan plaatsvinden in het huis of in uw studio, maar ook tijdens een wandeling over de Kalenberg. Op de website presenteren zij zich kort. Voor meer informatie kunt u zich wenden tot de receptie van het Woodbrookershuis, telefoon 0573 441734. Raadpleeg ook de website: www.woodbrookershuis.nl/retraite. Voor leden van de vereniging geldt de gebruikelijke 10% korting.
Een beschikking ten behoeve van de Vereniging Woodbrookers Barchem kan bijvoorbeeld luiden: ‘Ik legateer, vrij van rechten en kosten, aan de Vereniging Woodbrookers Barchem een bedrag van Euro ....’ Het is mogelijk aan een dergelijke beschikking een bepaalde bestemming te verbinden. Zij die een schenking aan onze vereniging willen doen, kunnen over de vorm waarin dit kan geschieden telefonisch contact opnemen met de penningmeester tel. 0299-655557.
AriePieter Versloot, penningmeester
Colofon Woodbrookers Cahier Tijdschrift vanuit het Woodbrookershuis. Verschijnt twee keer per jaar. Prijs per stuk: € 7,50 Verenigingslidmaatschap Het lidmaatschap van de Vereniging Woodbrookers Barchem is persoonlijk. Donateurs, aspirant-leden en leden met een minimuminkomen: € 32,50 per jaar, leden € 65,00. Wat meer bijgedragen wordt, beschouwt de vereniging als een welkome gift. Giro 93 00 00. Administratie Woodbrookersweg 1, 7244 RB Barchem Telefoon 0573 44 17 34 (maandag, woensdag en donderdag) E-mail
[email protected] Website www.woodbrookershuis.nl Bestuur vereniging Cees Otto (voorzitter), Rudolf de Graaff (secretaris telefoon 070-5176292, e-mail
[email protected]), AriePieter Versloot (penningmeester), Wim Dobbe en Annemarieke van der Woude. Redactie Woodbrookers Cahier Gerlof van Rheenen, Wouter Lookman Redactie-adres: Woodbrookersweg 1, 7244 RB Barchem Telefoon 0573 44 17 34 E-mail
[email protected] Auteurs van dit Cahier Wouter Lookman, Wim Derks VormgevingDruk Tekst & Opmaak Druk Van Marle Grafische Bedrijven
3
Halfjaarlijkse uitgave van het Woodbrookershuis
2010
Woodbrookers Cahier
Dwarsdenken in de economie
Kijken naar de economie vanuit andere terreinen kenmerkt dwarse denkers in de afgelopen twee eeuwen. Het streven naar evenwicht is daarin een constante.
Persoonlijke verdieping en maatschappelijke betrokkenheid Rond deze twee kernbegrippen is het cursuswerk in het Woodbrookershuis opgebouwd. Centraal staat wat mensen bezielt en welke keuzes men maakt - privé en maatschappelijk. Het gaat om bezinning én engagement. Al in 1912 werden hierover cursussen georganiseerd op het landgoed in Barchem, waar kort daarna het Woodbrookershuis verrees. Nog steeds organiseert de Vereniging Woodbrookers Barchem een eigen cursusprogramma. Het accent ligt op levensbeschouwelijke, culturele en maatschappelijke verdieping.
Bevolkingskrimp
Dwars op een groeiende bevolking staat de werkelijkheid van krimp. Het kan de opmaat zijn voor meer ruimtelijke kwaliteit.
Nieuwe cursussen
Het nieuwe programma voor najaar 2010, met onder andere een cursus over Heschel.