Wonen en Werken rond de Zuiderzee
Wonenen Werken rondde Zuiderzee Omgevingsonderwijs voor aardrijkskunde, geschiedenis en economie in het Zuiderzeemuseum voor de basisvorming en leerjaar 3 + 4 VMBO
Onderzoeksboek 1 Leven en dood 1
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
Wonen en Werken rond de Zuiderzee Omgevingsonderwijs voor aardrijkskunde, geschiedenis en economie in het Zuiderzeemuseum voor de basisvorming en leerjaar 3 + 4 VMBO
Onderzoeksboek 1: Leven en dood I Verzamelen (In het museum). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 II Ordenen (Terug op school). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17 III Presenteren (Terug op school) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19 Kaarten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Een educatief project ontwikkeld door Instituut voor de Lerarenopleiding (ILO) van de Universiteit van Amsterdam Steunpunt Kunstzinnige Vorming Westfriesland (SKV) Hoorn Zuiderzeemuseum Enkhuizen Opdrachtgevers Provincie Noord-Holland Mondriaan Stichting Ministerie van OCW Zuiderzeemuseum Enkhuizen
2
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
Onderzoeksboek 1 Leven en dood Het vissersleven was hard en vol gevaren. Regelmatig gebeurde er een ramp. Bijvoorbeeld als een visserman was verdronken en alleen zijn lijk werd teruggebracht om in het dorp te worden begraven. Mensen zochten dan troost in de kerk, in hun geloof. Hoe ging het verder met de nabestaanden, hoe werden weduwen en hun kinderen opgevangen als de kostwinner op zee was omgekomen? Wie zorgde voor hen en hoe moesten ze zich zien te redden? Daarover gaat je onderzoek.
I Verzamelen (In het museum) Je bent maar een keer in het museum, dus je moet alle vragen zo goed en uitvoerig mogelijk beantwoorden. Anders kom je in de knoei met je werkstuk of presentatie op school. Je verzamelt in het museum de kennis, die je nodig hebt om de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden. Later, terug op school, ga je deze gegevens ordenen en presenteren. In het buitenmuseum kun je je weg vinden door de routebeschrijvingen in deze tocht te volgen. Of je bij het juiste pand bent, kun je zien aan de foto’s in de tocht en door middel van de codes die zowel in deze tocht als op de infobordjes van de panden vermeld staan. Veel succes! Onderzoeksvragen Hoofdvraag • Wat vonden de bewoners van het Zuiderzeegebied van leven en dood en wie zorgde voor de nabestaanden? Deelvragen • Wat waren de gevaren voor de bewoners van de Zuiderzee? • Welk geloof hadden de bewoners van het gebied rond de Zuiderzee? • Hoe dachten ze over leven en dood? • Wat gebeurde er tijdens een kerkdienst? • Waar werd je begraven? • Wie zorgde voor mensen die door de dood van een familielid geen inkomsten meer hadden, zoals weduwen en wezen? VOORAF INVULLEN Deze onderzoekstocht is van ................................ Klas ....... Ik doe deze tocht samen met ........................................................................................................................................................................... ........................................................................................................................................................................... ...........................................................................................................................................................................
NA AFLOOP INVULLEN De samenwerking in mijn groep ging goed/matig/slecht, omdat: ........................................................................................................................................................................... ........................................................................................................................................................................... ...........................................................................................................................................................................
3
Wonen en Werken rond de Zuiderzee Route Loop vanaf de boot rechtdoor langs de drie hoge schoorstenen, volg het straatje omhoog. Boven aangekomen stop je bij het eerste gebouw (code: WL 4, zie infobordje op pand) aan je rechterhand. In dit gebouwtje zie je een boot. Vragen 1a. Neem de tekst van de daklijst over. .................................................................................................................
.................................................................................................................
1b. Kijk binnen in het gebouw. Wat is dat voor boot? ............................................................................................................................ .............................................
1c. Waar diende dit gebouw voor? .........................................................................................................................................................................
1d. Bedenk welke gevaren een visser op zee bedreigden. .........................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................
Kaart Neem Kaart 2 Zuiderzeegebied voor je. Noteer op de kaart het woord reddingboothuis en de plaats waar dit gebouw ooit stond. Route Loop verder het straatje door tot je bij een hoek komt met een rode brievenbus. Sla hier linksaf en volg het weggetje tot het in een dijk overgaat. Loop nu langs het water tot iets voorbij café-restaurant Hindeloopen en neem het bruggetje met witte leuningen rechts. Aan de overkant sla je het straatje tussen de heggen in, tot je de kerk gevonden hebt. Stop voor de ingang van de kerk. Spoor Neem Kaart 1 Zuiderzeemuseum voor je. Teken de route die je vanaf de boot gelopen hebt. Kaart Neem Kaart 2 Zuiderzeegebied voor je. Schrijf ‘kerk’ op en de plaats waar de kerk oorspronkelijk stond. Aanwijzing Loop de kerk binnen en stop in de eerste ruimte. In deze ruimte zie je een soort grijze kuipen. Vragen 2a. Bekijk deze voorwerpen eens goed en beschrijf een ervan in onderstaand schema. Hoe ziet het voorwerp eruit?
Geschatte afmetingen (lengte, breedte, hoogte)
Gemaakt van (materialen)
4
Dient waarschijnlijk voor
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
2b. In een van deze voorwerpen zitten symbolen in de wand gekerfd. Zoek deze symbolen op en teken ze hieronder na.
2c. Bij welk geloof horen deze symbolen, denk je? .........................................................................................................................................................................
Aanwijzing Loop nu de kerk zelf binnen, zoek in de vloer de steen waarop een F (naast steen met hart) is afgebeeld en stop daar. Draai je om en kijk naar het balkon. Vragen 3a. Neem de tekst op de balkonrand over. .........................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................
3b. Wat wordt bedoeld met ‘hier en boven’? .........................................................................................................................................................................
3c. Welk geloof werd hier, afgaande op deze tekst, beleden? .........................................................................................................................................................................
Aanwijzing Kijk nu recht boven je. Vragen 4a. Beschrijf het object recht boven je hoofd. .........................................................................................................................................................................
4b. Wat vertelt dit object over de mensen die deze kerk bezochten? .........................................................................................................................................................................
4c. Waarom hing dit object in de kerk, denk je? .........................................................................................................................................................................
5
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
Aanwijzing Bekijk het grote zwarte wandbord met de witte omlijsting. Vragen 5a. Welke functie hadden de mensen die op dit bord vermeld staan? .........................................................................................................................................................................
5b. Waarom hangt dit bord in de kerk? .........................................................................................................................................................................
6a. Waarheen keken de kerkgangers als ze in de banken zaten? .........................................................................................................................................................................
6b. Wat is het object met het trappetje achter het hek denk je? .........................................................................................................................................................................
6c. D e mensen die op het wandbord worden genoemd stonden hier tijdens de kerkdienst. Vul in: wat deden ze daar? Ze ............................. voor uit de .......................... , want er staat een lessenaar op. Ze lieten de mensen ............................................. , dat weet ik door het bordje voorop. Ze vertelden waarschijnlijk over ........................... , die zo belangrijk is in hun geloof. Aanwijzing Kijk naar de stenen in de kerkvloer. Vragen 7a. Wat voor stenen zijn dit? .........................................................................................................................................................................
7b. Hoe weet je dat? .........................................................................................................................................................................
8a. Uit welke materialen werd de kerk gebouwd? Onderdeel
Materialen
Vloer
...................................................................................................................................
Muren
...................................................................................................................................
Gewelf en dak
...................................................................................................................................
Balkon
...................................................................................................................................
8b. Hoe werd de kerk verlicht? .........................................................................................................................................................................
6
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
Route Loop de kerk nu uit en sla meteen rechtsaf, het kerkhof op. Vlakbij de opening in de heg staat een steen met de naam Maartje Kroon. Zoek deze steen op. Vragen 9a. Vul hieronder de twee data in die je onder de naam Maartje Kroon vindt en vermeld er de gebeurtenissen die toen plaatsvonden achter. Datum
Gebeurtenis
1
.........................................................................
.........................................................................
2
.........................................................................
.........................................................................
9b. Hoe oud werd Maart je Kroon? .........................................................................................................................................................................
9c. Met wie was zij getrouwd? .........................................................................................................................................................................
9d. Hoe oud is deze man geworden? .........................................................................................................................................................................
9e. Wie is er alleen achtergebleven, Maart je of haar man? .........................................................................................................................................................................
Aanwijzing Op een van de laatste stenen aan deze kant van de kerk staat de naam C. Cornelisse. Ga op zoek naar deze steen. Vragen 10a. Waar is C. Cornelisse geboren? .........................................................................................................................................................................
10b. Hoe oud is hij geworden? .........................................................................................................................................................................
10c. Wat was zijn beroep? .........................................................................................................................................................................
10d. Waaraan is hij gestorven? .........................................................................................................................................................................
7
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
10e. K ijk nog eens naar de antwoorden bij vraag 9 en 10. Wat voor dingen kun je in het algemeen te weten komen door het lezen van teksten op grafstenen? Noem er tenminste vijf.
1. ...........................................................................
5. ...........................................................................
2. ...........................................................................
(-) ..........................................................................
3. ...........................................................................
(-) ..........................................................................
4. ...........................................................................
(-) ..........................................................................
Aanwijzing Loop door over het kerkhof tot achter de kerk. Je vindt hier een aandenken tegen de heg aan van iemand die heel jong gestorven is. Vragen 11a. Teken dit aandenken hieronder na.
11b. Hoe oud werd dit jongetje? ...... jaar. 11c. Wat denk je, als je bij dit aandenken staat? .........................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................
Aanwijzing Loop nu weer terug naar de ingang van de kerk. Loop vervolgens door naar de andere kant van de kerk, waar de andere helft van het kerkhof begint. Zoek daar het graf van Aafje Arends Mier op. Vragen 12a. Lees de tekst op deze zerk. Waaruit maak je op dat Aafje christelijk was? .........................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................
12b. Waaruit blijkt dat deze mensen geloofden in een leven na de dood? .........................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................
8
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
Aanwijzing Op deze grafzerk vind je als symbool ook een zandloper. Vragen 13a. Teken de zandloper na.
13b. Waarom staat er juist een zandloper op een grafzerk, denk je? Met andere woorden: waar staat de zandloper symbool voor? Licht je antwoord toe. .........................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................
Aanwijzing Ga even terug en zoek op andere zerken een ander symbool. Vragen 13c. Teken ook dit na en zet er onder wat het symbool volgens jou wil zeggen.
Betekenis: ........................................................................................................................................................ .........................................................................................................................................................................
14a. Loop nu nog een keer over het hele kerkhof en tel het totaal aantal grafstenen dat op het kerkhof staat. Verdeel deze taak onderling. Hoeveel stenen zijn er op het kerkhof? .........................................................................................................................................................................
9
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
14b. Hoeveel mensen liggen hier dus tenminste begraven? .........................................................................................................................................................................
14c. Er liggen meer mensen begraven dan er stenen staan. Hoe weet je dat? .........................................................................................................................................................................
14d. Vul aan: de bewoners van het gebied rond de Zuiderzee .......................... hun doden in en rond de ............................... Route Verlaat het kerkhof en sla rechtsaf. Loop rechtdoor naar de stadsgracht. Daar aangekomen loop je de stenen boogbrug over. Aan de overkant zie je aan je rechterhand een rijtje kleine vissershuizen. Loop door de steeg naar de erfjes aan de achterkant van deze huizen. Aanwijzing Op het grasveld zie je een half open huisje staan. Er staat een bed in. Dit huisje kan gedraaid worden. Bekijk het huisje eens goed. Vragen 15a. Teken dit huisje na, zowel de binnen- als de buitenkant.
15b. Waar denk je dat het voor gebruikt werd? .........................................................................................................................................................................
10
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
Spoor Neem kaart 1 Zuiderzeemuseum voor je en teken de route die je tot hier gelopen bent. Route Loop terug naar de gracht, loop de stenen brug weer over en sla rechtsaf. Naast de bakkerij zit een apotheek. Stop voor de ingang van de apotheek (code: HN 4). Spoor Neem kaart 1 Zuiderzeemuseum weer voor je en teken de route in die je zojuist gelopen hebt.
Interview! Hier ga je een aantal vragen stellen aan de apotheker. Lees eerst de vragen hieronder even door. Overleg daarna goed wie wat gaat doen tijdens het interview. Verdeel de taken. Er is een vragensteller, er is iemand die alles opschrijft (schrijver) en er is iemand die tijdens het interview aanvullende vragen bedenkt en stelt (bedenker). Deze vragen kun je opschrijven bij de ‘ruimte voor aanvullende vragen’ onderaan. Aanwijzing Loop de apotheek in en laat de apotheker de tekening zien die je zojuist heb gemaakt. Stel daarna de volgende vragen. Vragen 16a. Waar werd dit huisje voor gebruikt? .........................................................................................................................................................................
16b. Uit welke tijd stamt deze apotheek? .........................................................................................................................................................................
16c. Wat voor ziektes kwamen in die tijd nog meer voor die tegenwoordig in Nederland niet of nauwelijks meer voorkomen? .........................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................
16d. Wat voor medicijnen kan men hier in de apotheek krijgen? .........................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................
11
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
16e. Hoe maakt u medicijnen als pillen, poeders, drankjes en zalfjes? .........................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................
16f. Waarvan waren deze medicijnen vaak gemaakt? .........................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................
16g. Kunt u ons de vergiftkast laten zien? Waarom bewaarde de apotheker ook gif in de apotheek? .........................................................................................................................................................................
16h. Waarom is het zo belangrijk dat een apotheker beschikt over een weegschaal? .........................................................................................................................................................................
Ruimte voor aanvullende vragen (bedenker) .........................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................
12
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
Aanwijzing Bedank de apotheker voor het gesprek. Loop nu naar de ruimte achterin de apotheek. Hier zie je allemaal gapers. Dit waren vroeger de uithangborden van de apotheek. Ze werden gapers genoemd omdat ze altijd hun mond open hadden. 17a. Wat zou het open hebben van de mond met de apotheek te maken kunnen hebben? .........................................................................................................................................................................
17b. Teken hieronder een gaper na.
17c. Waarom heb je juist voor deze gaper gekozen? .........................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................
Kaart Neem kaart 2 Zuiderzeegebied voor je en noteer bij de plaats Hoorn het woord ‘apotheek’. Route Veel mensen stierven aan ziektes, maar velen kwamen ook om op de Zuiderzee. Een bijzondere dood stierven een vader en een zoon uit Durgerdam. Om dit te onderzoeken verlaten we de apotheek. Sla zodra je buiten komt linksaf, loop rechtdoor over een houten bruggetje en loop daarna verder rechtdoor over een houten ophaalbrug. Blijf dit pad volgen tot je bij de molen komt. Snuif onderweg de lucht van gerookte haring op. Bij de molen volg je het pad rechtsaf en je loopt langzaam omhoog de dijk op. Bovenaan gekomen neem je het eerste pad rechtsaf het hek door, dan omlaag tot je links een grijs huisje ziet. Sla hier linksaf en stop voor de ingang van dit huisje uit Vollenhove (code: VN 1).
13
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
Spoor Neem Kaart 1 Zuiderzeemuseum voor je. Teken op de kaart de route die je vanaf de apotheek gelopen hebt. Aanwijzing Ga naar binnen en meteen linksaf. Daar staat een grafzerk tegen de wand. Vragen 18a. Lees de tekst van de grafzerk zo goed mogelijk. Bespreek met elkaar waar de tekst over gaat en beschrijf in eigen woorden welk drama zich rond de vissers uit Durgerdam heeft afgespeeld. .........................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................
Aanwijzing Lees de tekst op het tentoonstellingsbord onder de titel ‘Veertien dagen op een ijsschots’. 18b. Tegenwoordig kunnen mensen die niet voor zichzelf kunnen zorgen geld krijgen van de overheid. Ze krijgen dan een uitkering. Kun je uit de tekst opmaken of dat in die tijd ook zo was? Waarom denk je wel of niet? .........................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................
14
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
18c. Waarvoor had mevrouw Bording het geld dat ze kreeg nodig? .........................................................................................................................................................................
18d. Lees het infobordje buiten bij de ingang. Wie woonde er vroeger in dit pand en wat heeft hij met de Bordings te maken? ......................................................................................................................................................................... .........................................................................................................................................................................
Kaart Neem Kaart 2 Zuiderzeegebied voor je. Schrijf de woorden ‘redder Bordings’ op bij de plaats waar dit huisje heeft gestaan. Route Ga weer naar buiten en sla linksaf. Voor je zie je twee straatjes geplaveid met rode baksteen. Je houdt de linkerstraat aan en loopt rechtdoor tot je een bord ziet waarop staat ‘huishouden 1920’. Ga de steeg in en stop voor het huis (code: ZK 17). Spoor Neem Kaart 1 Zuiderzeemuseum voor je. Trek de lijn door tot het huis waar je nu voor staat. Aanwijzing De huizen in deze wijk komen allemaal uit Zoutkamp, Groningen. Zoutkamp lag vroeger aan de Zuiderzee en was een vissersdorp. In dit huis kun je zien hoe een vissersfamilie woonde. Binnen doet een museummedewerkster het huishouden zoals vrouwen dat rond 1920 deden. Haar ga je interviewen over het onderwerp van je onderzoek: leven en dood. Lees eerst weer goed de vragen. Overleg daarna weer wie wat gaat doen tijdens het interview: vragensteller, schrijver, bedenker. TIP: kijk nog eens naar je hoofdvraag en deelvragen. Misschien kom je nog op vragen die je tijdens dit interview kunt stellen en die nuttig zijn voor je onderzoek. Dit is je kans! Ga nu naar binnen en vraag de medewerkster of je haar kunt interviewen. Vertel haar wat het onderwerp van je onderzoek is. Interview! 19a. Wat voor ziektes kwamen rond 1920 voor die tegenwoordig in Nederland niet of nauwelijks meer voorkomen? .........................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................
19b. Hoe werden deze ziektes veroorzaakt? .........................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................
19c. Hoe oud werden mensen gemiddeld rond 1920? .........................................................................................................................................................................
19d. Was er in die tijd nog een hoge zuigelingensterfte? Als een baby in die tijd stierf, waar kwam dat dan vaak door? .........................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................
15
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
19e. Wat voor gebruiken en rituelen kende men wanneer iemand was overleden? ......................................................................................................................................................................... ......................................................................................................................................................................... .........................................................................................................................................................................
19f. Wat is een aanzegger? ......................................................................................................................................................................... .........................................................................................................................................................................
19g. Wat voor hulp was er in 1920 van de regering voor de nabestaanden zoals weduwen en wezen? ......................................................................................................................................................................... .........................................................................................................................................................................
19h Hoe keken mensen rond 1920 over het algemeen aan tegen leven en dood? .........................................................................................................................................................................
19i. Wat voor geloof hadden de mensen die hier woonden? .........................................................................................................................................................................
19j. Kunt u ons nog wat meer vertellen over deze familie? ......................................................................................................................................................................... ......................................................................................................................................................................... .........................................................................................................................................................................
Ruimte voor aanvullende vragen (bedenker) ......................................................................................................................................................................... ......................................................................................................................................................................... ......................................................................................................................................................................... ......................................................................................................................................................................... ......................................................................................................................................................................... .........................................................................................................................................................................
Bedank de medewerkster voor het gesprek en verlaat het huisje. Kaart Neem Kaart 2 Zuiderzeegebied voor je. Noteer de plaats Zoutkamp op de kaart en schrijf daarbij ‘huishouden 1920’.
Einde 16
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
II Ordenen (Terug op school) We begonnen de tocht met een aantal onderzoeksvragen. Deze staan op bladzijde 2 van je tocht afgedrukt. Tijdens je onderzoek heb je allerlei informatie verzameld door vragen en opdrachten te maken. Nu is het moment aangebroken waarop we gaan bekijken welke informatie je bij welke onderzoeksvraag kunt gebruiken. Dat is de fase van het ORDENEN. Uiteindelijk ga je het onderzoeksresultaat presenteren in een werkstuk, een posterpresentatie of op een andere manier. De Hoofdvraag van je onderzoek is: • Wat vonden de bewoners van het Zuiderzeegebied van leven en dood en wie zorgde voor de nabestaanden? De Deelvragen zijn: • Wat waren de gevaren voor de bewoners van de Zuiderzee? • Welk geloof hadden de bewoners van het gebied rond de Zuiderzee? • Hoe dachten ze over leven en dood? • Wat gebeurde er tijdens een kerkdienst? • Waar werd je begraven? • Wie zorgde voor mensen die door de dood van een familielid geen inkomsten meer hadden, zoals weduwen en wezen?
Verwerkingsbladen Per deelvraag gaan we nu op verwerkingsbladen schrijven wat we er in het museum over te weten zijn gekomen. Dat doe je ook met de hoofdvraag, maar dat kan pas als je de verwerking van alle deelvragen achter de rug hebt. Kaartopdrachten Bij de opdracht KAART heb je telkens belangrijke objecten en plaatsen (boothuis, kerk etc.) op kaart 2 Zuiderzeegebied genoteerd. Bij je presentatie laat je zien hoe die plaatsen verspreid waren over het gebied rond de oude Zuiderzee. Je schrijft ze in op de grote kaart die in de klas gemaakt wordt. Als je de plaats niet kon vinden op de oude kaart, zoek je die nu in een atlas op. Hoe heb ik geleerd en samengewerkt? Tenslotte schrijf je iets op over hoe je het onderzoek hebt gedaan, of je het leuk vond, hoe je hebt samengewerkt, of dat altijd goed ging enz. enz. Je mag ook iets zeggen over nieuwe onderzoeken die je zou willen doen. Dat terugkijken heet reflecteren. Bij je presentatie moet je ook over het reflecteren iets naar voren brengen.
Onderzoeksvragen Deelvragen Wat waren de gevaren voor de bewoners van de Zuiderzee? Vragen 1 en 15 t/m 19 geven hier informatie over. Lees deze antwoorden goed door, schrijf ze op en maak er een verhaal van dat over de onderzoeksvraag gaat. Welk geloof hadden de bewoners van het gebied rond de Zuiderzee? Vraag 2, 3, 12, 18 en 19 hebben met deze onderzoeksvraag te maken hier ook meer over te weten gekomen. Maak van de antwoorden een volledig verhaal. Hoe dachten ze over leven en dood? Vragen 3, 9 t/m 14, 18 en 19 geven je antwoord op deze onderzoeksvraag. Vat je antwoorden weer samen in een verhaal.
17
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
Wat gebeurde er tijdens een kerkdienst? Vraag 4, 5, 6, en 8 vertellen iets over deze onderzoeksvraag. Kijk ook nog even naar je interview met de museummedewerkster (vraag 19). Misschien vind je daar ook nog nuttige informatie. Schrijf de antwoorden over en maak er een geheel van. Je kunt er misschien nog wel meer bij vertellen, omdat je zelf uit ervaring weet hoe het in een kerk toegaat. Waar werd je begraven? De antwoorden bij vraag 2, 7, en 9 t/m 14 geven hier meer informatie over. Wie zorgde voor mensen die door de dood van een familielid geen inkomsten meer hadden, zoals weduwen en wezen? Kijk hiervoor bij de antwoorden bij vraag 18 en 19. Hoofdvraag Wat vonden de bewoners van het Zuiderzeegebied van leven en dood en wie zorgde voor de nabestaanden? Door de antwoorden op de deelvragen samen te vatten geef je antwoord op deze hoofdvraag.
18
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
III Presenteren (Terug op school) Nadat je al je gegevens hebt geordend ga je nu aan de presentatie van het resultaat van je onderzoek werken. In overleg met je docent stel je eerst samen vast welke vorm jij met je groepje gaat doen. Hieronder staan twee mogelijkheden uitgewerkt. Je kunt natuurlijk ook tot heel andere manieren van presenteren komen. Werkstuk Ook al heb je als groepje je onderzoek gedaan, het werkstuk kan het beste individueel gemaakt worden. Controleer daarom je antwoorden in het onderzoeksboek nog eens onderling voor je hier aan begint. Een werkstuk moet leuk zijn om te zien en om te lezen. Een werkstuk moet ook duidelijk laten zien aan iemand die nog nooit in het Zuiderzeemuseum is geweest en ook niets weet van het leven rond de Zuiderzee wat je hebt onderzocht. Tenslotte moet een werkstuk alles bevatten wat je hebt onderzocht, maar te lang is saai, dus houd het kort en bondig. Hier volgen enkele belangrijke tips voor het schrijven van je werkstuk: 1. Het werkstuk is duidelijk ingedeeld. Na een Inleiding volgen evenveel hoofdstukken als er deelvragen zijn. Tenslotte komt er een Conclusie achteraan. Je werkstuk heeft dus evenveel hoofdstukken als er deelvragen zijn plus een Inleiding en Conclusie. 2. Voor elk hoofdstuk bedenk je een aardige, pakkende titel. Een titel die liefst ook laat zien wat er in dat hoofdstuk komt te staan. 3. Werkstukken bestaan niet alleen uit tekst, maar ook uit beelden. Teken of schilder beelden van wat je tijdens je bezoek hebt gezien en voeg die als illustratie toe aan je werkstuk. Als je met de computer werkt kun je ze wellicht scannen. Misschien heb je tijdens het museumbezoek foto’s gemaakt. Deze kun je ook toevoegen. Ook het voorblad en de achterpagina vergen aparte aandacht. Soms is een schema met wat tekst eromheen veel duidelijker dan een lang stuk tekst. 4. Begin aan de hoofdstukken die verslag doen van wat je per deelvraag hebt gevonden. Lees de deelvraag nog eens goed door plus je aantekeningen op de verwerkingsbladen. Leg die bladen dan even opzij en schrijf uit je hoofd op wat je ontdekt hebt. Neem de verwerkingsbladen er nog eens bij en vul je tekst aan. Noteer die daarna in het net. 5. Schrijf vervolgens een leuke inleiding, waarbij je het boekje Leven en Werken rond de Zuiderzee gebruikt (vooraf op school gekregen en doorgewerkt) en je eigen teksten, schema’s en tekeningen die bij elke deelvraag horen. Schrijf ook een leuk verhaaltje over hoe jullie onderzoek deden, met de boot aankwamen, een aardig voorval etc. Beschrijf de hoofdvraag en de deelvragen. 6. Schrijf tenslotte de Conclusie. Kom terug op hoofdvraag en deelvragen en vat de antwoorden daarop kort samen. Beschrijf tenslotte hoe je samengewerkt hebt, wat je van deze manier van leren vindt en wat er voor jezelf of voor het onderzoek als geheel beter kan. Vergelijk deze manier van werken met wat je gewend bent in de les.
Posterpresentatie Een presentatie met posters heeft het voordeel dat je aan de klas als geheel kunt vertellen wat je hebt onderzocht, terwijl je grote ‘spiekbladen’ hebt gemaakt die je verhaal ondersteunen. Die spiekbladen zijn posters die je voor het bord hangt als je je verhaal houdt. Je kunt het verhaal als woordvoerder van je groepje houden, maar ook de taken onderling verdelen en bijvoorbeeld per poster iemand anders laten presenteren. Controleer in ieder geval je antwoorden in het Onderzoeksboek nog eens onderling voor je hier aan begint. Bij de posterpresentatie gaat het niet alleen om de mooie, duidelijke en informatieve posters die je
19
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
maakt, maar ook om het presenteren zelf: het verhaal voor de klas. Je vertelt bij de posters en laat zo zien aan de klas wat je hebt onderzocht en gevonden. Een presentatie moet leuk zijn om te zien en te horen. Zowel de posters (die iedereen achteraf nog eens kan bekijken) als de mondelinge presentatie voor het bord moeten duidelijk voor het voetlicht brengen wat je hebt onderzocht. Een posterpresentatie moet wel alles bevatten wat je hebt onderzocht, maar te lang is saai, dus houd het kort en bondig.
De posters zelf Hieronder enkele tips voor het maken van de posters: 1. D e serie posters is duidelijk ingedeeld. Na een Inleiding (poster 1) volgen evenveel posters als er deelvragen zijn. Tenslotte komt er een Conclusie (de laatste poster). 2. Voor elke poster bedenk je een aardige, pakkende titel. Een titel die meteen verklapt wat er op dat blad wordt gepresenteerd. 3. Posters bestaan vooral niet uit veel tekst, maar juist uit beelden en schema’s. Teken of schilder beelden van wat je tijdens je bezoek hebt gezien, voeg foto’s toe, bedenk schema’s die het antwoord op de deelvragen goed helder maken. Ook de opmaak van elke poster en van de hele serie op zich vergen aparte aandacht. Denk eraan dat je poster je ondersteunen moet bij je mondelinge presentatie. Maak hem zo dat je er gemakkelijk een verhaal bij kunt houden. Dat betekent ook dat niet alles op de poster gezet hoeft te worden. Je vertelt er immers bij. 4. Begin aan de posters die verslag doen van wat je per deelvraag hebt gevonden. Lees de deelvraag nog eens goed door plus je aantekeningen op de verwerkingsbladen. Leg die bladen dan even opzij en schrijf uit je hoofd op wat je ontdekt hebt. Neem de verwerkingsbladen er nog eens bij en vul je tekst aan. Ontwerp daarna je poster. Welke schema’s maak je, welke afbeeldingen laat je zien, welke trefwoorden zet je erop? Werk dat daarna in het net uit. 5. O ntwerp poster 1, de Inleiding. Hierbij gebruik je ook het boekje Leven en Werken rond de Zuiderzee (vooraf op school gekregen en doorgewerkt) en de posters die al af zijn en bij de deelvragen horen. Laat ook zien hoe jullie onderzoek deden, met de boot aankwamen, een aardig voorval etc. Vergeet de hoofdvraag en de deelvragen niet. 6. Ontwerp en maak tenslotte de laatste poster, Conclusie. Kom terug op hoofdvraag en deelvragen en vat de antwoorden daarop kort samen. Laat tenslotte zien hoe je samengewerkt hebt, wat je van deze manier van leren vindt en wat er voor jezelf of voor het onderzoek als geheel beter kan. Vergelijk deze manier van werken met wat je gewend bent in de les.
Mondeling presenteren Als je gaat presenteren bij je poster moet je bedenken dat de andere leerlingen in de klas iets heel anders hebben uitgezocht. Je moet dus heel duidelijk vertellen wat het onderwerp van je eigen onderzoek was en waarover het eigenlijk ging. Je zult merken dat als je dat goed doet, er veel meer vragen komen na afloop van je presentatie en dat de andere leerlingen jouw vondsten gaan combineren met wat ze zelf hebben onderzocht. Hieronder enkele tips voor een goede mondelinge presentatie: 1. Spreek duidelijk en richt je tot de klas. 2. Volg de indeling van je posters, ga er bij staan, maar niet ervoor.
20
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
3. Praat niet tegen je poster, want die luistert niet, praat tegen de klas en kijk of ze je verhaal begrijpen. 4. Vertel ook wat aardige verhaaltjes tussendoor. Dat trekt de aandacht. 5. Oefen thuis in de badkamer voor de spiegel, wen langzaam aan je eigen pratende gezicht. Doe dat vooral hardop, wat je huisgenoten er ook van zullen denken. 6. Houd als generale repetitie je presentatie eerst eens thuis. Dat is leuk, omdat ze dan ook te weten komen waarom je eigenlijk met je school naar het Zuiderzeemuseum bent geweest. Je generale kun je ook met je groepje houden, op school in een tussenuur of tijdens de lessen die je voor de verwerking hebt gekregen. 7. Leer wat je wilt vertellen in grote lijnen uit je hoofd. Dat gaat het beste door het zonder je posters eens achter elkaar aan jezelf te vertellen. Ook hier weer: altijd hardop. 8. Presenteren voor de klas is altijd eng. Maar omdat iedere leerling het wel eens moet doen, kennen ze allemaal jouw angst. Wees dus niet bang voor je klasgenoten. Ze zijn je collega’s en moeten ook (misschien een andere keer bij een ander vak) eens ‘voor de bak’.
21
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
Kaarten Kaart 1: Zuiderzeemuseum
22
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
Kaart 2: Zuiderzeegebied rond 1930
23
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
Kaart 3: Noord Nederland nu
24