Wonen en Werken rond de Zuiderzee
Wonenen Werken rondde Zuiderzee Omgevingsonderwijs voor aardrijkskunde, geschiedenis, economie in het Zuiderzeemuseum voor de basisvorming en leerjaar 3 + 4 VMBO
Onderzoeksboek 7 Natuur en cultuur 1
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
Wonen en Werken rond de Zuiderzee Omgevingsonderwijs voor aardrijkskunde, geschiedenis, economie in het Zuiderzeemuseum voor de basisvorming en leerjaar 3 + 4 VMBO
Onderzoeksboek 7: Natuur en cultuur I Verzamelen (In het museum). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 II Ordenen (Terug op school). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20 III Presenteren (Terug op school) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22 Kaarten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Een educatief project ontwikkeld door Instituut voor de Lerarenopleiding (ILO) van de Universiteit van Amsterdam Steunpunt Kunstzinnige Vorming Westfriesland (SKV) Hoorn Zuiderzeemuseum Enkhuizen Opdrachtgevers Provincie Noord-Holland Mondriaan Stichting Ministerie van OCW Zuiderzeemuseum Enkhuizen
2
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
Onderzoeksboek 7: Natuur en cultuur Veel mensen uit het gebied rond de Zuiderzee dankten hun bestaan aan de visserij. Ze gingen zelf op visvangst, handelden in vis of zorgden voor de verwerking ervan. Dit onderzoek gaat over ander werk. Werk dat niet op zee, maar op land, in de natuur of op cultuurgronden werd verricht en dat toch heel belangrijk is geweest voor de Zuiderzeecultuur.
I Verzamelen (In het museum) Je bent maar één keer in het museum, dus je moet alle vragen zo goed en uitvoerig mogelijk beantwoorden. Anders kom je in de knoei met je werkstuk of presentatie op school. Je verzamelt in het museum de kennis, die je nodig hebt om de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden. Later, terug op school, ga je deze gegevens ordenen en presenteren. In het buitenmuseum kun je je weg vinden door de routebeschrijvingen in deze tocht te volgen. Of je bij het juiste pand bent, kun je zien aan de foto’s in de tocht en door middel van de codes die zowel in deze tocht als op de infobordjes van de panden vermeld staan. Veel succes! Onderzoeksvragen Hoofdvraag • Wie verdiende in het Zuiderzeegebied zijn brood in de natuur en op de cultuurgronden en hoe zag dit werk eruit? Deelvragen • Hoe zagen de boerderijen aan de Zuiderzee eruit? • Hoe woonden en werkten de mensen vroeger op de boerderij? • Hoe leefden de dieren vroeger op de boerderij en wat voor producten leverden ze op? • Wie verwerkten de producten van de boer en brachten ze op de markt? • Om welke sectoren en bedrijfstakken in de economie ging het hier?
VOORAF INVULLEN Deze tocht is van ................................ Klas ....... Ik doe deze tocht samen met ........................................................................................................................................................................... ........................................................................................................................................................................... ...........................................................................................................................................................................
NA AFLOOP INVULLEN De samenwerking in mijn groep ging goed/matig/slecht, omdat: ........................................................................................................................................................................... ........................................................................................................................................................................... ...........................................................................................................................................................................
3
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
Route Zodra je van de boot afgekomen bent sla je linksaf. Aan je linkerhand liggen nu drie hoge schoorstenen. Ga met het weggetje mee linksaf langs het water. Aan je rechterhand zie je nu achtertuintjes bij een rijtje huizen. Aan het einde van dit weggetje neem je het trapje omhoog de dijk op. Sla hier weer linksaf, en neem daarna de tweede weg rechts, vlak voor café-restaurant Hindeloopen. Ga naar beneden en sla daar linksaf, tot je bij een grachtje komt. Nu ga je weer naar rechts tot je, ter hoogte van de brug, een boerderij (code: BA 1) ziet met een ijzeren hekwerk ervoor. Stop bij de voordeur. Spoor Neem kaart 1 Zuiderzeemuseum voor je. Trek een lijn vanaf de aankomstplek van de boot tot dit gebouw. Aanwijzing Bekijk de grijze steen rechts van de voordeur. Vragen 1a. Dit huis werd gebouwd in het jaar................................................................................................................ 1b. Het stond vroeger in ..................................................................................................................................... 1c. Welke functie had de bewoner? .................................................................................................................... 1d. Bedenk samen wat die functie inhoudt. ....................................................................................................... ...........................................................................................................................................................................
Aanwijzing Lees ook het informatiebordje naast de deur. Vragen 2a. Wie kocht de boerderij in 1918? ..........................................................................................................................................................................
2b. Wat voor beroep had de nieuwe eigenaar? ...........................................................................................................................................................................
Aanwijzing Loop via het pad aan de linkerkant van de boerderij naar het erf aan de achterkant. Kijk goed naar wat je allemaal om je heen ziet. Neem ook een kijkje in de stal. Vragen 3a. Kruis in onderstaand schema aan welke dieren op deze boerderij vroeger gehouden werden. Dit kun je zien aan de inrichting van de stal en het erf en doordat sommige dieren nog steeds door het museum gehouden worden. Geef ook aan welk poduct of producten de dieren opleverden. Dieren
Vroeger gehouden op deze boerderij?
Koeien Paard Geiten Schapen Varkens Kippen Konijnen 4
Product(en)
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
3b. Teken hieronder een plattegrond van de stal en geef aan waar de verschillende dieren in de stal stonden.
3c. Teken hieronder een plattegrond van het erf. Geef hier ook weer op aan waar de verschillende dieren stonden.
5
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
Aanwijzing Ga nog weer even terug naar de stal. Vragen 4a. Wat zie je hier liggen dat ’s winters door het vee gegeten werd? ...........................................................................................................................................................................
4b. Helemaal boven in de muur van de stal zie je een deur. Waar zou die deur naartoe leiden denk je? ...........................................................................................................................................................................
4c. Waarom was dit handig? ...........................................................................................................................................................................
4d. Wat voor gevaar zou er hier in de stal kunnen ontstaan? ...........................................................................................................................................................................
5. Noem nog drie objecten die je hier in de stal ziet liggen en die met het boerenbedrijf te maken hebben. 1 ......................................................................................................................................................................... 2 ........................................................................................................................................................................ 3 ........................................................................................................................................................................ Aanwijzing Ga weer naar buiten en kijk nog eens rond op het erf en naar het land eromheen. Vragen 6a. Wat at het vee ‘s zomers? ...........................................................................................................................................................................
6b. Waarvoor gebruikte de boer het apparaat dat je links tegen het hek ziet staan denk je? ........................................................................................................................................................................... ...........................................................................................................................................................................
6c. Hoe werd dit apparaat voortbewogen? Kijk voor je antwoord geeft ook nog even naar de top van het dak van de boerderij. ...........................................................................................................................................................................
6
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
7. Links naast de ingang van de stal (onder het reclamebord) staat een rek. Teken de objecten na die je hierop ziet staan en vertel erbij waarvoor ze dienden.
Functie: .............................................................................................................................................................
Aanwijzing Hier op het erf ligt ook nog een hele grote berg m................................. Vragen 8a. Deze berg bestaat uit het afvalproduct van de dieren. Welk afvalproduct gaven de dieren? ...........................................................................................................................................................................
8b. Waar gebruikte de boer dat voor, denk je? ...........................................................................................................................................................................
Aanwijzing Ga via hetzelfde pad weer terug naar de gracht aan de voorkant van de boerderij. 9a. Had de boer ook een hond? Hoe weet je dat? ...........................................................................................................................................................................
9b. Wat zou de functie van een hond op de boerderij kunnen zijn? ...........................................................................................................................................................................
Aanwijzing Loop naar het kleine grasveld aan de waterkant (tegenover de boerderij).
7
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
Vragen 10. Welke dieren hield de boer hier en welke producten leverden zij op (minstens twee)? ...........................................................................................................................................................................
11. Bekijk de antwoorden op vraag 3 tot en met 10 nog eens goed. Welke producten produceerde deze boer met zijn bedrijf? 1 ......................................................................................................................................................................... 2 ........................................................................................................................................................................ 3 ........................................................................................................................................................................ 4 ........................................................................................................................................................................ 5 ........................................................................................................................................................................
12. Omcirkel de sector en de bedrijfstak van de economie waarbij het beroep van veeboer paste. Economische sectoren en bedrijfstakken Sector
Bedrijfstak
Primaire sector
Landbouw Mijnbouw Jacht Visserij
Secundaire sector
Industrie Ambacht Bouwnijverheid Openbare nutsbedriiven
Tertiaire sector
Handel Verkeer Financiële en zakelijke diensten Bestuurlijke sociale en culturele diensten
Aanwijzing Kijk nu naar de voorkant van de boerderij.
8
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
13a. Maak hieronder een schets van voorkant van de boerderij. Geef vooral aandacht aan de vorm van het pand.
Aanwijzing Ga nu aan de voorkant van de boerderij naar binnen. Je komt zo in het woongedeelte. Kijk goed rond in alle kamers. 13b. Was deze boerenfamilie arm of rijk? Waarom denk je dat? ...........................................................................................................................................................................
13c. Hoe kon je vanuit het woongedeelte in de stal komen? Kijk goed rond. Noem twee manieren. ...........................................................................................................................................................................
Interview! In een van de voorkamers zit een zogenaamde boerenleenbank. De medewerker ofwel kassier ga je interviewen over de boerenleenbank en de boerderij in het algemeen. Lees eerst de vragen hieronder goed door. Natuurlijk kun je zelf nog extra vragen bedenken. Schrijf deze op bij de ruimte voor aanvullende vragen. Maak een taakverdeling binnen je groepje: een van jullie stelt de vragen hieronder (vragensteller). Een ander noteert de antwoorden die door de medewerker worden gegeven (schrijver). De overigen verzinnen nieuwe vragen tijdens het gesprek. Ze vragen dus door op de antwoorden die worden gegeven (bedenkers). Ook deze vragen en antwoorden worden opgeschreven in de ‘ruimte voor aanvullende vragen’.
9
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
Vragen 14a. Wat is een boerenleenbank en hoe zijn boerenleenbanken ontstaan? ........................................................................................................................................................................... ........................................................................................................................................................................... ...........................................................................................................................................................................
14b. Wanneer werd de eerste boerenleenbank opgericht? En uit welke tijd is deze boerenleenbank? ...........................................................................................................................................................................
14c. Wat heeft de boerenleenbank met de Rabobank te maken? ........................................................................................................................................................................... ...........................................................................................................................................................................
14d. Wat zijn uw taken als kassier? ........................................................................................................................................................................... ........................................................................................................................................................................... ...........................................................................................................................................................................
14e. Zat er vroeger in deze kamer ook echt een boerenleenbank of werd hij ergens anders voor gebruikt? ...........................................................................................................................................................................
14f. Waarvoor werden de andere kamers in het huis precies gebruikt? ........................................................................................................................................................................... ...........................................................................................................................................................................
14g. Uit hoeveel personen bestond de familie die hier vanaf 1918 woonde? ...........................................................................................................................................................................
14h. Waarom werd de voordeur van de boerderij wel de rouw- en trouwdeur genoemd? ........................................................................................................................................................................... ...........................................................................................................................................................................
10
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
Ruimte voor aanvullende vragen (bedenker) ........................................................................................................................................................................... ........................................................................................................................................................................... ........................................................................................................................................................................... ........................................................................................................................................................................... ........................................................................................................................................................................... ........................................................................................................................................................................... ........................................................................................................................................................................... ........................................................................................................................................................................... ........................................................................................................................................................................... ........................................................................................................................................................................... ...........................................................................................................................................................................
Aanwijzing Je bent nu klaar met het interview. Ga nu weer naar buiten. Vergeet niet de museummedewerker te bedanken! Kaart Neem Kaart 2 Zuiderzeegebied voor je. Schrijf ‘veeboer’ op en de plaats waar deze boerderij lag. Route Sla, zodra je de boerderij verlaten hebt, rechtsaf en steek het houten bruggetje aan het einde van de gracht over. Sla vervolgens weer rechstaf en loop de ophaalbrug over. Aan je linkerhand zie je kleine houten boerderij. Neem het eerste pad naar links en loop naar de voorkant van het pand (code: ZDW 1). Spoor Neem kaart 1 Zuiderzeemuseum voor je. Trek een lijn vanaf de boerderij waar je net was tot dit gebouw. Aanwijzing Kijk door de half open deur naar binnen. Vraag 15a. Waar werd de voorste ruimte voor gebruikt? Waarom denk je dat? ...........................................................................................................................................................................
Aanwijzing Lees het bordje naast de deur en beantwoord de volgende vragen. Vragen 15b. Welke dieren werden hier gehouden en wat voor product zullen die de boerderij opgeleverd hebben? ...........................................................................................................................................................................
15c. W aar werd de voorste ruimte ’s zomers voor gebruikt? Noem minsten drie voorwerpen waaraan je dat kunt zien. ..........................................................................................................................................................................
11
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
15d. Waar was dan het vee? ...........................................................................................................................................................................
15e. Waar werd de achterste ruimte voor gebruikt? En in welk jaargetijde? ...........................................................................................................................................................................
15f. De bewoners van dit pand woonden ’s winters erg dicht bij hun vee.Wat zou hier het voordeel van kunnen zijn? ...........................................................................................................................................................................
15g. Wat was de functie van het hoge houten pand tegenover de boerderij? ...........................................................................................................................................................................
15h. Omcirkel de sector en de bedrijfstak van de economie waarbij deze boerderij paste. ...........................................................................................................................................................................
Economische sectoren en bedrijfstakken Sector
Bedrijfstak
Primaire sector
Landbouw Mijnbouw Jacht Visserij
Secundaire sector
Industrie Ambacht Bouwnijverheid Openbare nutsbedriiven
Tertiaire sector
Handel Verkeer Financiële en zakelijke diensten Bestuurlijke sociale en culturele diensten
15i. Maak hieronder een schets van de voorkant van de boerderij. Let weer goed op de vormen van het pand.
12
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
Kaart Neem Kaart 2 Zuiderzeegebied voor je noteer op de kaart de plaats waar deze boerderij stond. Schrijf daarbij weer het woord ‘veeboer’. Route Loop hetzelfde pad weer terug en steek de houten ophaalbrug weer over. Loop na de ophaalbrug rechtdoor en steek nog twee houten bruggetjes over. Je bevindt je nu op de stadsgracht. Je loopt langs een apotheek en bakker en neemt de eerste straat naar rechts. Loop rechtdoor tot voorbij de kerk en loop de straat in tegenover de voorkant van de kerk. Dit is een straat uit Harderwijk. Loop naar het laatste pand van de straat aan je rechterhand (code: HK 10). Spoor Neem kaart 1 Zuiderzeemuseum voor je. Trek een lijn vanaf de boerderij uit Zuiderwoude tot dit gebouw. Aanwijzing Loop het gebouw binnen en bekijk alle ruimtes van voor tot achter. Vragen 16a. Wat voor soort gebouw is dit? ...........................................................................................................................................................................
16b. Wat voor dieren werden hier gehouden? Waarom denk je dat? ...........................................................................................................................................................................
16c. Wat voor product zullen deze dieren opgeleverd hebben? ...........................................................................................................................................................................
Aanwijzing Neem een kijkje in de achterkamer (tweede kamer vanaf de straat). Vragen 16d. In wat voor bedden sliep de familie? Hoe noem je dat soort bedden? ...........................................................................................................................................................................
16e. Waar werd deze kamer nog meer voor gebruikt? Noem in ieder geval twee dingen. ...........................................................................................................................................................................
Aanwijzing Neem nu een kijkje in de voorste kamer. Vragen 16f. De voorste kamer is de zogenaamde nette kamer. Wat wordt hiermee bedoeld denk je? ...........................................................................................................................................................................
16g. Op wat voor manier verschilt hij van de achterkamer? ...........................................................................................................................................................................
Aanwijzing Lees nu het informatiebordje bij de ingang. 13
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
Vragen 16h. Wanneer is deze boerderij gebouwd? ...........................................................................................................................................................................
16i. wat voor functie had dit gebouw voor het een boerderij werd? ...........................................................................................................................................................................
16j. Waarom werd dit een stadsboerderij genoemd denk je? ...........................................................................................................................................................................
16k. Omcirkel de sector en de bedrijfstak van de economie waarbij deze boerderij paste. Economische sectoren en bedrijfstakken Sector
Bedrijfstak
Primaire sector
Landbouw Mijnbouw Jacht Visserij
Secundaire sector
Industrie Ambacht Bouwnijverheid Openbare nutsbedriiven
Tertiaire sector
Handel Verkeer Financiële en zakelijke diensten Bestuurlijke sociale en culturele diensten
16l. Maak weer een schets van de voorkant van de boerderij. Geef vooral aandacht aan de vorm van het pand.
14
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
Kaart Neem kaart 2 Zuiderzeegebied voor je en noteer daarop de plaats waar deze boerderij vroeger stond. Schrijf daarbij het woord ‘stadsboerderij’. Aanwijzing Zoek voor het maken van de volgende opdracht even een plekje om te zitten. Ga bijvoorbeeld zitten in de kerkbanken of in de banken van de school (naast de kerk). Als het mooi weer is kun je natuurlijk ook buiten een bankje zoeken. 17. Je hebt nu drie boerderijen gezien die vroeger in plaatsen aan de Zuiderzee stonden. Je bent wat meer te weten gekomen over het leven van de mensen en dieren op deze boerderijen. Noteer in onderstaand schema zoveel mogelijk informatie over deze boerderijen. In de kolom ‘overige informatie’ kun je nog dingen kwijt die jou bijzonder zijn opgevallen of die je niet onder de andere kolommen kon plaatsen. Boerderij
Groot of klein
Arm of rijk
Boerderij Baard
Boerderij Zuiderwoude
Boerderij Harderwijk
15
Soorten dieren
Product(en)
Overige informatie
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
Route Loop langs de kerk terug naar de stadsgracht. Sla bij de stadsgracht aangekomen rechtsaf en stop voor een wit houten gebouw (code: LA 1). Spoor Neem kaart 1 Zuiderzeemuseum voor je. Trek een lijn langs de route die je tot hier gelopen bent. Aanwijzing Bekijk het gebouw van buiten en van binnen. Het gebouw is geopend vanaf 11.30 uur, op maandag soms gesloten (Sla dan deze vraag over). Vragen 18a. Van welke materialen is dit gebouw gemaakt? Wand
1
Vloer
2
Dak
3
18b. Welk product wordt hier bewaard? ...........................................................................................................................................................................
Aanwijzing Ga naar binnen. Rechts achterin dit pakhuis hangen aan de wand twee borden met teksten. Lees de tekst op het rechterbord: kaasopslag en transport. Vragen 19a Wat gebeurde er precies in dit gebouw? 1 ......................................................................................................................................................................... 2 ........................................................................................................................................................................ 19b. Verklaar nu waarom er zoveel ramen zijn en waarom daar hekjes voor zitten. ........................................................................................................................................................................... ...........................................................................................................................................................................
19c. Wat leverden de boerderijen die je in het museum gezien hebt vroeger aan dit gebouw? ...........................................................................................................................................................................
20a. Omcirkel de sector en de bedrijfstak van de economie waarin dit gebouw past.
16
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
Economische sectoren en bedrijfstakken Sector
Bedrijfstak
Primaire sector
Landbouw Mijnbouw Jacht Visserij
Secundaire sector
Industrie Ambacht Bouwnijverheid Openbare nutsbedriiven
Tertiaire sector
Handel Verkeer Financiële en zakelijke diensten Bestuurliike sociale en culturele diensten
20b. Naast het videoscherm zie je een dia van een tafereel dat met dit gebouw te maken heeft. Welke activiteiten zie je daar gebeuren? 1 ......................................................................................................................................................................... 2 ........................................................................................................................................................................ Kaart Neem Kaart 2 Zuiderzeegebied voor je. Schrijf ‘kaaspakhuis’ op en de plaats waar dit pakhuis stond. Route Naast het kaaspakhuis bevindt zich een slagerij (code: PUR 1). Ga hier naar binnen. Vragen 21a. Noem zoveel mogelijk objecten waaraan je kunt zien dat dit een winkel was. .................................................................................................................................. .................................................................................................................................. ..................................................................................................................................
21b. Welke producten verkocht de slager hier? ........................................................................................................................................................................... ........................................................................................................................................................................... ...........................................................................................................................................................................
21c. Bekijk de voorkant van de toonbank en de tegels aan de wand. Van welke dieren verkocht de slager vlees? ........................................................................................................................................................................... ...........................................................................................................................................................................
17
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
Route Ga de winkel weer uit en sla linksaf. Vlak naast de winkel (aan de rechterkant van het gebouw) kun je een kijkje nemen in de werkruimte van de slagerij. Vragen 22a. Kijk goed rond in de steeg en in de werkruimte van de slager en noem dan vijf objecten die bewijzen dat de slager zelf nog slachtte. Object 1 ................................................................................... Object 2 ................................................................................... Object 3 ................................................................................... Object 4 ................................................................................... Object 5 ...................................................................................
22b. Hoe kwam de slager aan slachtvee denk je? ...........................................................................................................................................................................
22c. Omcirkel de sector en de bedrijfstak van de economie waarin deze slagerij past. Economische sectoren en bedrijfstakken Sector
Bedrijfstak
Primaire sector
Landbouw Mijnbouw Jacht Visserij
Secundaire sector
Industrie Ambacht Bouwnijverheid Openbare nutsbedriiven
Tertiaire sector
Handel Verkeer Financiële en zakelijke diensten Bestuurlijke sociale en culturele diensten
Route Loop nu langs het kaaspakhuis de gracht af tot je bij een houten bruggetje komt. Ga dit bruggetje over en ook het volgende houten bruggetje. Stop dan bij het tweede stenen huisje aan je linkerhand met de reclame op de muur (code: HN 1). Spoor Neem kaart 1 Zuiderzeemuseum weer voor je en trek een lijn langs de route die je net gelopen hebt.
18
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
Aanwijzing Kijk naar binnen via de half open deur. 23a. Welke producten die hier worden verkocht komen van (noem de producten) Boerderij uit Baard: ......................................................................................................................................... Boerderij uit Zuiderwoude: ............................................................................................................................. Boerderij uit Harderwijk: ................................................................................................................................. Pakhuis: ............................................................................................................................................................ 23b. Welke producten verkocht deze winkelier nog meer? ...........................................................................................................................................................................
23c. Hoe kwam de winkelier aan deze producten denk je? ...........................................................................................................................................................................
23d. Uit welke sector van de economie en uit welke bedrijfstak zijn de producten uit de winkel afkomstig (zie voor je antwoord het schema hieronder)? ...........................................................................................................................................................................
23e. Omcirkel ook de sector en de bedrijfstak van de economie waarin deze winkel past. Economische sectoren en bedrijfstakken Sector
Bedrijfstak
Primaire sector
Landbouw Mijnbouw Jacht Visserij
Secundaire sector
Industrie Ambacht Bouwnijverheid Openbare nutsbedrijven
Tertiaire sector
Handel Verkeer Financiële en zakelijke diensten Bestuurlijke sociale en culturele diensten
24. Werk bij deze opdracht goed samen. De verschillende sectoren en bedrijfstakken in de economie hangen met elkaar samen. Bewijs dit en gebruik daarbij voorbeelden uit deze onderzoekstocht. Loop samen de vragen nog eens na waarbij je sectoren en bedrijfstakken moest omcirkelen. ........................................................................................................................................................................... ........................................................................................................................................................................... ........................................................................................................................................................................... ...........................................................................................................................................................................
Einde 19
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
II Ordenen (Terug op school) We zijn terug op school en gaan de presentatie voorbereiden. We begonnen de tocht met een aantal onderzoeksvragen. Deze staan op bladzijde 2 van je tocht afgedrukt. Tijdens je onderzoek in het museum heb je allerlei informatie verzameld door vragen en opdrachten te doen. Nu is het moment gekomen waarop we gaan bekijken welke informatie je bij welke deelvraag kunt gebruiken. Dat is de fase van het ORDENEN. Uiteindelijk ga je je onderzoeksresultaat presenteren in een werkstuk, een posterpresentatie of op een andere manier. De Hoofdvraag van het onderzoek is: • Wie verdiende in het Zuiderzeegebied zijn brood in de natuur en op de cultuurgronden en hoe zag dit werk eruit? De Deelvragen zijn: • Hoe zagen de boerderijen aan de Zuiderzee eruit? • Hoe woonden en werkten de mensen vroeger op de boerderij? • Hoe leefden de dieren vroeger op de boerderij en wat voor producten leverden ze op? • Wie verwerkten de producten van de boer en brachten ze op de markt? • Om welke sectoren en bedrijfstakken in de economie ging het hier? Verwerkingsbladen Per deelvraag gaan we nu op één of meer verwerkingsbladen schrijven wat we er in het museum over te weten zijn gekomen. Dat doe je ook met de hoofdvraag, maar dat kan pas als je de verwerking van alle deelvragen achter de rug hebt. Kaartopdrachten Je hebt telkens belangrijke objecten (boerderij, kaaspakhuis) en plaatsen op Kaart 2 Zuiderzeegebied genoteerd. Bij je presentatie laat je zien hoe die plaatsen verspreid waren over het gebied van de oude Zuiderzee. Je tekent ze in op de kaart die met de klas gezamenlijk wordt gemaakt. Hoe heb ik geleerd en samengewerkt? Tenslotte schrijf je iets op over hoe je het onderzoek hebt gedaan, of je het leuk vond, hoe je hebt samengewerkt, of dat altijd goed ging enz. enz. je mag ook iets zeggen over nieuwe onderzoeken die je zou willen doen. Dat terugkijken heet reflecteren. Bij je presentatie moet je ook over het reflecteren iets naar voren brengen. Onderzoeksvragen Deelvragen Hoe zagen de boerderijen aan de Zuiderzee eruit? Bij vraag 1 t/m 16 heb je drie verschillende boerderijen onderzocht. Bij vraag 17 heb je de kenmerken van en informatie over deze boerderijen nog eens gerangschikt. Je hebt ze allemaal van binnen bekeken en een schets gemaakt van de buitenkant. Maak voor deze deelvraag een kort verslag over hoe de boerderijen eruit zagen. Vertel over de verschillen en overeenkomsten. Waren ze groot of klein? Arm of rijk ingericht? Wat voor soort kamers waren er in de boerderij? Weet je nog hoeveel kamers er waren? Hoe zagen de stallen eruit? Beschrijf de vorm van de boerderij. Gebruik hierbij de schetsen die je van de boerderijen gemaakt hebt. Verwerk deze ook in je presentatie of verslag. Vragen die specifiek over uiterlijk en inrichting van de boerderij gaan: 3b, 4b, 13, 14 (interview), 15a, 15c, 15e, 15i, 16d t/m 16g, 16i, 16l en 17.
20
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
Hoe woonden en werkten de mensen vroeger op de boerderij? Neem weer vraag 1 t/m 17 door. Deze vraag heb je al gedeeltelijk beantwoord bij de vorige deelvraag. Daar beschreef je het uiterlijk en de inrichting van de boerderijen. Geef hier in nog wat meer detail aandacht aan. In wat voor bedden sliep de familie bijvoorbeeld? Wat was ook al weer die ‘nette’ kamer en woonde de familie ook in die kamer? Wat voor luxe was er op sommige boerderijen? En hoe woonde de armere boer? Ook kun je hier wat vertellen over het werk op de boerderij. Wat voor machines en voorwerpen gebruikten de boeren? Hoe zagen de stallen en het erf eruit waar de boeren moesten werken? Geef een zo compleet mogelijk beeld van het leven van de boer bij/in een dorpje of stad aan de oude Zuiderzee. Vragen die hier specifiek over gaan zijn: 3b + 3c, 4b, 4c, 4d, 5, 6b + 6c, 8a + 8b, 13, 14 (interview), 15a, 15c, 15e, 15f, 15g, 16a, 16d t/m 16g, 16i, 16j en 17. Bij de boerderij uit Baard heb je gemerkt dat er in sommige boerderijen vroeger een boerenleenbank zat. Maak bij deze deelvraag ook een verslagje over de boerenleenbank. Maak hierbij gebruik van de antwoorden die je tijdens het interview met de kassier hebt gekregen (vraag 14).
Hoe leefden de dieren vroeger op de boerderij en wat voor producten leverden ze op? Voor het beantwoorden van deze vraag moet je je antwoorden nog eens doorlezen bij de opdrachten 3a t/m 3c, 4a, 6a, 7, 8a, 9a + 9b, 10, 11, 15a t/m 15d, 15f, 16b + 16c. Bij vraag 17 heb je de informatie gedeeltelijk al samengevat. Beschrijf wat voor soort dieren er werden gehouden, welke boerderij veel verschillende dieren had en welke weinig, hoe hun stal eruit zag en/of waar de stal zich bevond (t.o.v. het woongedeelte) en waar op het erf of in de stal de dieren hun onderkomen hadden. Beschrijf ten slotte welke producten deze dieren voor de boerderij opleverden. Misschien ben je tijdens je interview bij de boerenleenbank ook nog wat over de boerderijdieren te weten gekomen? (vraag 14) Wie verwerkten de producten van de boer en brachten ze op de markt? Deze deelvraag kun je beantwoorden aan de hand van vragen 18 t/m 23. Beschrijf kort de werkzaamheden van pakhuis, slager en winkelier. Het zal je duidelijk worden dat zij en de boer in economisch opzicht veel met elkaar te maken hadden. Dat moet je straks in je werkstuk of tijdens je presentatie duidelijk maken. Om welke sectoren en bedrijfstakken in de economie ging het hier? Tijdens de tocht heb je regelmatig een sectorindeling van de economie moeten invullen. Bij welke sector en bedrijfstak van de economie past de boer, bij welke de winkelier, de slager? Bekijk de schema’s nog eens goed. Bij de slotvraag (24) ben je eigenlijk al aan het ordenen geweest. Hier moest je al aangeven wat nu de ene sector en bedrijfstak van de economie met de andere te maken had. Dat ga je nu nogmaals precies omschrijven, zodat je dat bij je presentatie goed kunt laten zien aan leerlingen die dit onderzoek niet gedaan hebben. Hoofdvraag Wie verdiende in het Zuiderzeegebied zijn brood in de natuur en op de cultuurgronden en hoe zag dit werk eruit? Uiteindelijk komen we weer bij de hoofdvraag uit. Als je het ordenen bij elke deelvraag goed gedaan hebt, lees je alles nog eens over: je antwoorden in het onderzoeksboekje, de aantekeningen die je gemaakt hebt bij het ordenen van informatie voor de deelvragen. Nu moet je een verhaal bedenken waarin je eigenlijk alles samenvat. Je eindigt met een stukje over de sectoren en bedrijfstakken in de economie. Dit zou je kunnen verwerken in de vorm van een schema met een toelichting.
21
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
III Presenteren (Terug op school) Nadat je al je gegevens hebt geordend ga je nu aan de presentatie van het resultaat van je onderzoek werken. In overleg met je docent stel je eerst samen vast welke vorm jij met je groepje gaat doen. Hieronder staan twee mogelijkheden uitgewerkt. Je kunt natuurlijk ook tot heel andere manieren van presenteren komen. Werkstuk Ook al heb je als groepje je onderzoek gedaan, het werkstuk kan het beste individueel gemaakt worden. Controleer daarom je antwoorden in het Onderzoeksboek nog eens onderling voor je hier aan begint. Een werkstuk moet leuk zijn om te zien en om te lezen. Een werkstuk moet ook duidelijk laten zien aan iemand die nog nooit in het Zuiderzeemuseum is geweest en ook niets weet van het leven rond de Zuiderzee wat je hebt onderzocht. Een werkstuk moet tenslotte wel alles bevatten wat je hebt onderzocht. Maar te lang is saai, dus houd het kort en bondig. Hier volgen enkele belangrijke tips voor het schrijven van je werkstuk. 1. Het werkstuk is duidelijk ingedeeld. Na een Inleiding volgen evenveel hoofdstukken als er deelvragen zijn. Tenslotte komt er een Conclusie achteraan. Je werkstuk heeft dus evenveel hoofdstukken als er deelvragen zijn plus een Inleiding en Conclusie. 2. Voor elk hoofdstuk bedenk je een aardige, pakkende titel. Een titel die liefst ook laat zien wat er in dat hoofdstuk komt te staan. 3. W erkstukken bestaan niet alleen uit tekst, maar ook uit beelden. Teken of schilder beelden van wat je tijdens je bezoek hebt gezien en voeg die als illustratie toe aan je werkstuk. Als je met de computer werkt kun je ze wellicht scannen. Misschien heb je tijdens het museumbezoek foto’s gemaakt. Deze kun je ook toevoegen. Ook het voorblad en de achterpagina vergen aparte aandacht. Soms is een schema met wat tekst eromheen veel duidelijker dan een lang stuk tekst. 4. Begin aan de hoofdstukken die verslag doen van wat je per deelvraag hebt gevonden. Lees de deelvraag nog eens goed door plus je aantekeningen op de verwerkingsbladen. Leg die bladen dan even opzij en schrijf uit je hoofd en in eigen woorden op wat je ontdekt hebt. Neem de verwerkingsbladen er nog eens bij en vul je tekst aan. Noteer die daarna in het net. 5. Schrijf vervolgens een leuke inleiding, waarbij je het boekje Wonen en Werken rond de Zuiderzee gebruikt (vooraf op school gekregen en doorgewerkt) en je eigen teksten, schema’s en tekeningen die bij elke deelvraag horen. Schrijf ook een leuk verhaaltje over hoe jullie onderzoek deden, met de boot aankwamen, een aardig voorval etc. Beschrijf de hoofdvraag en de deelvragen. 6. Schrijf tenslotte de Conclusie. Kom terug op hoofdvraag en deelvragen en vat de antwoorden daarop kort samen. Beschrijf tenslotte hoe je samengewerkt hebt, wat je van deze manier van leren vindt en wat er voor jezelf of voor het onderzoek als geheel beter kan. Vergelijk deze manier van werken met wat je gewend bent in de les. Posterpresentatie Een presentatie met posters heeft het voordeel dat je aan de klas als geheel kunt vertellen wat je hebt onderzocht, terwijl je grote ‘spiekbladen’ hebt gemaakt die je verhaal ondersteunen. Die spiekbladen zijn posters die je voor het bord hangt als je je verhaal houdt. Je kunt het verhaal als woordvoerder van je groepje houden, maar ook de taken onderling verdelen en bijvoorbeeld per poster iemand anders laten presenteren. Controleer in ieder geval je antwoorden in het Onderzoeksboek nog eens onderling voor je hier aan begint. Bij de posterpresentatie gaat het niet alleen om de mooie, duidelijke en informatieve posters die je
22
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
maakt, maar ook om het presenteren zelf: het verhaal voor de klas. Je vertelt bij de posters en laat zo zien aan de klas wat je hebt onderzocht en gevonden. Een presentatie moet leuk zijn om te zien en te horen. Zowel de posters (die iedereen achteraf nog eens kan bekijken) als de mondelinge presentatie voor het bord moeten duidelijk voor het voetlicht brengen wat je hebt onderzocht. Een posterpresentatie moet wel alles bevatten wat je hebt onderzocht, maar te lang is saai, dus houd het kort en bondig. De posters zelf Hier volgen een paar belangrijke tips voor het maken van je poster: 1. D e serie posters is duidelijk ingedeeld. Na een Inleiding (poster 1) volgen evenveel posters als er deelvragen zijn. Tenslotte komt er een Conclusie (de laatste poster) achteraan. 2. Voor elke poster bedenk je een aardige, pakkende titel. Een titel die meteen verklapt wat er op dat blad wordt gepresenteerd. 3. Posters bestaan vooral niet uit tekst, maar juist uit beelden en schema’s. Teken of schilder beelden van wat je tijdens je bezoek hebt gezien, bedenk schema’s die het antwoord op de deelvragen goed helder maken. Ook de opmaak van elke poster en van de hele serie op zich vergen aparte aandacht. Denk eraan dat je poster je ondersteunen moet bij je mondelinge presentatie. Maak hem zo dat je er gemakkelijk een verhaal bij kunt houden. Dat betekent ook dat niet alles op de poster gezet hoeft te worden. Je vertelt er immers bij. 4. Begin aan de posters die verslag doen van wat je per deelvraag hebt gevonden. Lees de deelvragen nog eens goed door plus je aantekeningen op de verwerkingsbladen. Leg die bladen dan even opzij en schrijf uit je hoofd en in eigen woorden op wat je ontdekt hebt. Neem de verwerkingsbladen er nog eens bij en vul je tekst aan. Ontwerp daarna je poster. Welke schema’s maak je, welke afbeeldingen teken je, welke trefwoorden zet je erop? Ga dat daarna in het net uitwerken. 5. O ntwerp poster 1, de inleiding. Hierbij gebruik je ook het boekje Wonen en Werken rond de Zuiderzee (vooraf op school gekregen en doorgewerkt) en de posters die al af zijn en bij de deelvragen horen. Laat ook zien hoe jullie onderzoek deden, met de boot aankwamen, een aardig voorval etc. Vergeet de hoofdvraag en de deelvragen niet. 6. Ontwerp en maak tenslotte de laatste poster, Conclusie. Kom terug op hoofdvraag en deelvragen en vat de antwoorden daarop kort samen. Laat tenslotte zien hoe je samengewerkt hebt, wat je van deze manier van leren vindt en wat er voor jezelf of voor het onderzoek als geheel beter kan. Vergelijk deze manier van werken met wat je gewend bent in de les. Mondeling presenteren Als je gaat presenteren bij je poster moet je bedenken dat de andere leerlingen in de klas iets heel anders hebben uitgezocht. Je moet dus heel duidelijk vertellen wat het onderwerp van je eigen onderzoek was en waarover het eigenlijk ging. Je zult merken dat als je dat goed doet, er veel meer vragen komen na afloop van je presentatie en dat de andere leerlingen jouw vondsten gaan combineren met wat ze zelf hebben onderzocht. Tips: 1. Spreek duidelijk en richt je tot de klas. 2. Volg de indeling van je posters, ga er bij staan, maar niet ervoor. 3. Praat niet tegen je poster, want die luistert niet, praat tegen de klas en kijk of ze je verhaal begrijpen.
23
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
4. Vertel ook wat aardige verhaaltjes tussendoor. Dat trekt de aandacht. 5. Oefen thuis in de badkamer voor de spiegel, wen langzaam aan je eigen pratende gezicht. Doe dat vooral hardop, wat je huisgenoten er ook van zullen denken. 6. H oud als generale repetitie je presentatie eerst eens thuis. Dat is leuk, omdat ze dan ook te weten komen waarom je eigenlijk met je school naar het Zuiderzeemuseum bent geweest. Je generale kun je ook met je groepje houden, op school in een tussenuur of tijdens de lessen die je voor de verwerking hebt gekregen. 7. Leer wat je wilt vertellen in grote lijnen uit je hoofd. Dat gaat het beste door het zonder je posters eens achter elkaar aan jezelf te vertellen. Ook hier weer: altijd hardop. 8. Presenteren voor de klas is altijd eng. Maar omdat iedere leerling het wel eens moet doen, kennen ze allemaal jouw angst. Wees dus niet bang voor je klasgenoten. Ze zijn je collega’s en moeten ook (misschien een andere keer bij een ander vak) eens ‘voor de bak’.
24
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
Kaarten Kaart 1: Zuiderzeemuseum
25
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
Kaart 2: Zuiderzeegebied rond 1930
26
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
Kaart 3: Noord Nederland nu
27