Wonen en Werken rond de Zuiderzee
Wonenen Werken rondde Zuiderzee Omgevingsonderwijs voor aardrijkskunde, geschiedenis, economie in het Zuiderzeemuseum voor de basisvorming en leerjaar 3 + 4 VMBO
Onderzoeksboek 6 Visserij 1
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
Wonen en Werken rond de Zuiderzee Omgevingsonderwijs voor aardrijkskunde, geschiedenis, economie in het Zuiderzeemuseum voor de basisvorming en leerjaar 3 + 4 VMBO
Onderzoeksboek 6: Visserij I Verzamelen (In het museum). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 II Ordenen (Terug op school). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15 III Presenteren (Terug op school) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17 Kaarten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
Een educatief project ontwikkeld door Instituut voor de Lerarenopleiding (ILO) van de Universiteit van Amsterdam Steunpunt Kunstzinnige Vorming Westfriesland (SKV) Hoorn Zuiderzeemuseum Enkhuizen Opdrachtgevers Provincie Noord-Holland Mondriaan Stichting Ministerie van OCW Zuiderzeemuseum Enkhuizen
2
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
Onderzoeksboek 6: Visserij Ergens op het IJsselmeer zoekt een eenzaam vissersschip tussen de zeiljachten zijn weg naar de haven. Flats en fabrieken tekenen zich scherp af aan de horizon. De bakens van een nieuwe tijd. De tijd waarin jij nu leeft. Hoe anders zag alles er honderd jaar geleden uit. Plezierjachten waren toen een zeldzame verschijning. Het beeld op het water werd bepaald door de werkschepen van de visserij. Stoere schepen met bruine zeilen en hoog oprijzende boegen. Daarmee werd het brood verdiend voor duizenden: mannen, vrouwen en kinderen uit de steden en dorpen rond de Zuiderzee. Over deze visserij, zo omstreeks het jaar 1900, gaat het in dit onderzoek.
I Verzamelen (In het museum) Je bent maar een keer in het museum, dus je moet alle vragen zo goed en uitvoerig mogelijk beantwoorden. Anders kom je in de knoei met je werkstuk of presentatie op school. Je verzamelt in het museum de kennis, die je nodig hebt om de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden. Later, terug op school, ga je deze gegevens ordenen en presenteren. In het buitenmuseum kun je je weg vinden door de routebeschrijvingen in deze tocht te volgen. Of je bij het juiste pand bent, kun je zien aan de foto’s in de tocht en door middel van de codes die zowel in deze tocht als op de infobordjes van de panden vermeld staan. Veel succes! Onderzoeksvragen Hoofdvraag • Hoe zag omstreeks 1900 de visserij op de Zuiderzee er uit? Deelvragen • Uit welke plaatsen kwamen de vissers die op de Zuiderzee hun brood verdienden? • Met wat voor schepen gingen zij het water op? • Op welke manier vingen zij vis? • Welke soorten vis leverden de vissers geld op? • Hoe zag het leven van een visser eruit? VOORAF INVULLEN Deze tocht is van ................................ Klas ....... Ik doe deze tocht samen met ........................................................................................................................................................................... ........................................................................................................................................................................... ...........................................................................................................................................................................
NA AFLOOP INVULLEN De samenwerking in mijn groep ging goed/matig/slecht, omdat: ........................................................................................................................................................................... ........................................................................................................................................................................... ...........................................................................................................................................................................
3
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
Route Loop vanaf de boot langs de drie hoge schoorstenen en sla linksaf het schelpenpad op. Aan het einde hiervan ga je via het trappetje de dijk op. Sla weer linksaf en houd het water van de vroegere Zuiderzee aan je linkerhand. Volg het dijkpad tot je bij een splitsing komt. Ga hier linksaf. Loop door tot je aan je linkerhand een kleine haven ziet. Bij deze haven, op een pleintje links onder langs de dijk, geven twee museummedewerkers visserijdemonstraties. Neem het pad naar beneden naar dit pleintje. Spoor Neem kaart 1 Zuiderzeemuseum voor je. Trek een lijn op de kaart langs de route die je tot nu hebt gelopen. Interview Deze medewerkers ga je interviewen. Stel ze de vragen hieronder. Lees ze eerst even door. Maak daarna een taakverdeling binnen je groepje: een van jullie stelt de vragen hieronder (vragensteller). Een ander noteert de antwoorden die door de medewerkers worden gegeven (schrijver). De overigen verzinnen nieuwe vragen tijdens het gesprek. Ze vragen dus door op de antwoorden die worden gegeven (bedenkers). Ook deze vragen en antwoorden worden opgeschreven in de ‘ruimte voor aanvullende vragen’. Aanwijzing Gebruik het onderstaand schema voor je antwoord op vraag 1. Vragen 1a. Wat voor vistuig werd er vroeger op de Zuiderzee gebruikt? Kunt u er ons een paar laten zien? Soort vistuig (naam) Soort vis
Hoe ziet het eruit?
Hoe werkt het?
1 ..........................
....................
.......................................................
..........................................................
.......................................................
..........................................................
2 ..........................
....................
.......................................................
..........................................................
.......................................................
..........................................................
3 ..........................
....................
.......................................................
..........................................................
.......................................................
..........................................................
4 ..........................
....................
.......................................................
..........................................................
.......................................................
..........................................................
1b. Wat voor vis werd er vroeger nog meer gevangen op de Zuiderzee? ........................................................................................................................................................................... ...........................................................................................................................................................................
1c. Welke vis wordt er tegenwoordig nog steeds gevangen op het IJsselmeer? ...........................................................................................................................................................................
1d. Met wat voor vistuig wordt er op het IJsselmeer gevist? ........................................................................................................................................................................... ...........................................................................................................................................................................
1e. Wat voor demonstratie geeft u hier? ...........................................................................................................................................................................
4
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
Aanwijzing Misschien mag je ook wel een stuk net boeten of breien! 1f. Wat betekent dat eigenlijk, een net boeten? ...........................................................................................................................................................................
1g. Wat houdt het tanen van visnetten in? ........................................................................................................................................................................... ...........................................................................................................................................................................
1h. Hoe oud was een jongen meestal als hij Zuiderzeevisser werd? ...........................................................................................................................................................................
1i. En hoe oud was een visser meestal als hij met werken stopte? ...........................................................................................................................................................................
1j. Was vissen op de Zuiderzee een gevaarlijk en zwaar beroep? Zo ja, waarom? ...........................................................................................................................................................................
1k. Kon je als Zuiderzeevisser veel geld verdienen? Waarom wel/niet? ........................................................................................................................................................................... ...........................................................................................................................................................................
Ruimte voor aanvullende vragen
........................................................................................................................................................................... ........................................................................................................................................................................... ........................................................................................................................................................................... ........................................................................................................................................................................... ........................................................................................................................................................................... ........................................................................................................................................................................... ........................................................................................................................................................................... ........................................................................................................................................................................... ........................................................................................................................................................................... ...........................................................................................................................................................................
5
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
Aanwijzing De schepen die in deze haven liggen komen uit verschillende plaatsen rond de oude Zuiderzee. Uit welke plaatsen kun je afleiden uit de letters die op de voorkant van de schepen zijn geschilderd. Hieronder vind je een lijst met deze ‘visserijcodes’ van het Zuiderzeegebied.
KH ME AK BC HN VD MO MK RD AM ZD HZ BU
Kolhorn Medemblik Andijk Broekerhaven gemeente Bovencarspel Hoorn Volendam Monnickendam Marken Durgerdam Amsterdam Zaandam Huizen Bunschoten
HK EB KP VN TX LE ST WR HI WK HA WL TS
Harderwijk Elburg Kampen Vollenhove Texel Lemmer Stavoren Wieringen Hindelopen Workum Harlingen PaessenslModdergat Terschelling
Vragen 2. Op de bovenstaande lijst ontbreekt de code EH. Bedenk bij welke vissersplaats deze code hoort. ...........................................................................................................................................................................
3. Uit welke plaatsen komen de vissersschepen die vandaag in de haven liggen? ........................................................................................................................................................................... ........................................................................................................................................................................... ...........................................................................................................................................................................
Kaart Neem kaart 2 Zuiderzeegebied voor je. Schrijf de plaatsen (vraag 2+3) op en het woord SCHIP
6
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
Vragen 4a. Maak van één van de vissersschepen in de haven een tekening. Verwerk er zoveel mogelijk details in. Doe dat in de tekenruimte hieronder.
4b. Van welk materiaal is de boot gemaakt? .................................................................................................. 4c. Hoe wordt de boot voortbewogen? ...........................................................................................................................................................................
4d. Is het schip geschikt om langer dan een dag op te verblijven? Waarom wel/niet? ...........................................................................................................................................................................
...........................................................................................................................................................................
4e. Bedenk een praktische reden waarom de scheepsbouwer de voorsteven van het schip zo hoog heeft gemaakt. ...........................................................................................................................................................................
4f. Bedenk een praktische reden waarom de scheepsbouwer het achterschip zo laag (dicht op het water) heeft gemaakt. Bedenk hierbij dat het om een vissersschip gaat.. ...........................................................................................................................................................................
4g. Dit soort Nederlandse schepen wordt ook wel ‘platbodem’ genoemd. Wat wordt hiermee bedoeld denk je? Welk voordeel leverde dit op voor het gebruik op de Zuiderzee met haar vele ondiepe plekken? ...........................................................................................................................................................................
4h. Bij sommige typen schepen kun je uit de naam afleiden voor welk doel ze gebouwd zijn.Veel van de visserschepen die hier liggen zijn zogenaamde ‘botters’. Voor het vangen van welke vissoort is de ‘botter’ ontworpen denk je? Een ‘botter’ is ontworpen voor het vangen van ....................
7
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
4i. Bij deze schepen staat op het achterschip een soort kist. Onder deze kist zit de bun, een ruimte die in verbinding stond met de zee en dus altijd gevuld was met water. Wat werd er in de bun bewaard denk je? ...........................................................................................................................................................................
4j. Waarom was dit handig? ...........................................................................................................................................................................
Route Ga nu de dijk weer op en loop via het pad een stukje terug in de richting van waar je gekomen bent. Loop door tot je aan je rechterhand een moderne vissersboot ziet. Dit is een kotter. Hier vaart men nu mee op het IJsselmeer. Neem voorzichtig de trap naar beneden en ga de steiger op zodat je de boot wat beter kunt bekijken. Vragen 5a. Maak een tekening van deze boot. Verwerk er zoveel mogelijk details in.
5b. Van welk materiaal is de boot gemaakt? ..................................................................................................... 5c. Hoe wordt de boot voortbewogen? ...........................................................................................................................................................................
5d. Is de boot geschikt om langer dan een dag op te verblijven (slapen, eten)? Waarom denk je dat? ...........................................................................................................................................................................
...........................................................................................................................................................................
8
Wonen en Werken rond de Zuiderzee Route Loop verder het dijkpad af in de richting van de drie hoge schoorstenen. Neem aan het eind van het dijkpad het trappetje weer naar beneden. Loop een stukje door tot je aan je linkerhand allemaal tuintjes ziet. Hier kun je verschillende soorten vistuig zien. Spoor Neem kaart 1 Zuiderzeemuseum voor je. Trek een lijn op de kaart langs de route die je tot nu hebt gelopen. Vragen 6a. Op de tekening hieronder wordt een net gebruikt dat hier ook hangt. Het net ligt op de bodem van de Zuiderzee. Zo’n net heet een ‘fuik’. Misschien heb je dit net al gezien tijdens het interview in de haven. Je gaat het nu in nog meer detail bestuderen. Alleen de omtrek van het net is getekend. Vergelijk de tekening met het net dat je in het echt ziet en maak de tekening compleet.
6b. Noem vier materialen die de visser gebruikte bij het maken van deze fuik. Noteer ze in het schema hieronder. Materialen Fuik Nr
Soort materiaal
Gebruikt voor
1 2 3 4
6c. Schrijf in je tekening de naam van het materiaal bij het bij het onderdeel waarvoor het is gebruikt. 6d. K ijk goed naar de fuik. Waar zit de grootste opening waar de vis doorheen zwemt en waar de kleinste? Geef dit aan op je tekening met pijlen en schrijf erbij ‘grootste opening’, ‘kleinste opening’.
9
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
6e. Vanaf welke kant zwemt de vis de fuik binnen? Hoe komt het dat hij z’n weg terug niet meer kan vinden? ........................................................................................................................................................................... ...........................................................................................................................................................................
Aanwijzing Aan het rek hangt ook een korf (mandje). Een dergelijke korf heet ‘kubbe’. Een kubbe wordt gebruikt om met aas op paling te vissen. Misschien heb je hem ook al in de haven gezien. Hoe de kubbe in het water hangt zie je op de linkertekening hieronder.
Vragen 7a. Op de rechter tekening hierboven is alleen de omtrek van de kubbe te zien. Alle details zijn weggelaten. Bekijk de korf goed. Teken nu de details in en maak de kubbe compleet. 7b. Noem drie materialen die de visser gebruikte bij het maken van deze kubbe. Noteer ze in het schema hieronder. Materialen Kubbe Nr
Soort materiaal
Gebruikt voor
1 2 3 4 7c. Bekijk de echte kubbe en jouw tekening nog eens goed. Vul nu hieronder in en gebruik daarbij de woorden: stop, onderkant, bovenkant. Gebruik elk woord maar één keer. Het aas werd via de ..................... in de kubbe gedaan. Palingen kropen via de ..................... .in de kubbe. Na het verwijderen van de ...................... konden de palingen uit de kubbe worden gehaald. 7d. Waarom ‘werkt’ de kubbe niet als de visser vergeten is het netje in de kub te maken? ........................................................................................................................................................................... ...........................................................................................................................................................................
10
Wonen en Werken rond de Zuiderzee Route Achter het rek liggen tuintjes. In één er van staat een kachel. Ga deze tuin in. Vragen Aan een hoge paal hangt een groot net. Aan de uiteinden van dit net zitten twee houten stokken en touwen met een oog. Op de tekening hieronder zie je hoe zo’n net aan het schip bevestigd was.
8a. Waarvoor dienen de touwen met het oog? ...........................................................................................................................................................................
8b. Bedenk wat er bij het vissen zou gebeuren met de vangopening aan de voorkant van het net wanneer de stokken er niet zouden zijn. Waarvoor dienen de stokken dus? ...........................................................................................................................................................................
8c. Dit net heet ‘kuilnet’. Verklaar de naam. ...........................................................................................................................................................................
9. Het vistuig dat werd gebruikt op de Zuiderzee wordt wel onderverdeeld in twee groepen, namelijk gaand want en staand want. Tot de groep van het gaand want hoort al het vistuig dat door schepen wordt gesleept. Tot de groep van het staand want hoort al het vistuig dat in het water staat of hangt. Breng de drie vistuigen die jij hebt onderzocht onder in een van deze groepen. Kijk nog eens op de tekeningen hoe ze gebruikt worden. Kruis dan in het schema hieronder aan bij welke groep ze horen.
11
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
Vistuig onderverdeeld in gaand en stand want Naam vistuig
Gaand want
Staand want
fuik kubbe kuilnet Route Loop nu bij de tuintjes vandaan en sla voor het trappetje dat de dijk op gaat rechtsaf. Je staat nu voor dit gebouw: een rokerij (Code M04). Vragen 10a. In het gebouw is de film ‘Roken en zouten’ te zien. Bekijk deze film en noteer welke twee vissoorten genoemd worden die vissers in de Zuiderzee vingen. a) ............................................................................. b) ................................ ...................................................
10b. Hoe heet de vissoort die gerookt wordt, ná het roken? Een ................................................................... Route Verlaat het gebouw, sla rechtsaf en neem het schuine paadje omhoog. Bij het plein aangekomen, zie je recht tegenover je twee straatjes met rode klinkers. Neem de rechter straat. Blijf alsmaar rechtdoor lopen tot je aan je rechterhand een borstelmakerij ziet. Links van de borstelmakerij staat een grijs huisje (code: VN 1). Spoor Neem kaart 1 Zuiderzeemuseum voor je. Trek een lijn op de kaart langs de route die je tot nu hebt gelopen. Aanwijzing Ga bij dit grijze huisje naar binnen. In het huis vind je een stille getuige van het harde vissersbestaan: een grafzerk! Lees de tekst op de steen. Vragen 11a. Welk drama voltrok zich rond de vissers die op de grafsteen worden genoemd? ........................................................................................................
...........................................................................................................................................................................
12
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
Aanwijzing Op de informatiepanelen in dit huisje is meer te lezen over wat er met deze vissers gebeurd is. Vragen 11b. Waar kwamen deze vissers vandaan?....................................................................................................... 11c. Op welke vissoort visten zij die fatale dag in de winter van 1849? ......................................................... 11d. H un manier van vissen heette ‘botkloppen’. De Zuiderzeewas bevroren. Hoe konden zij op deze wijze toch vis vangen denk je? ...........................................................................................................................................................................
...........................................................................................................................................................................
Kaart Neem Kaart 2 Zuiderzeegebied voor je. Noteer hierop de plaats waar deze vissers woonden (kun je dit hier niet vinden, zoek het dan op school op in de bosatlas) en schrijf hierbij ‘ijsschots’ en ‘botkloppen’. Route Ga weer naar buiten en sla rechtsaf en gelijk op de hoek van het huisje weer rechtsaf. Loop de dijk op en volg het pad dat om de molen heen loopt. Blijf dit pad volgen tot je aan je linkerhand een huis ziet waarbij voor de deur vis gerookt wordt. Aan de rookwolken zie je vanzelf waar dit is! Spoor Neem kaart 1 Zuiderzeemuseum voor je. Trek een lijn op de kaart langs de route die je tot nu hebt gelopen. Aanwijzing Dit huis komt uit Koehool, Friesland (code: BAR 2). Je gaat wat meer te weten komen over de bewoners van dit pand. Lees goed het bordje op de deur.
Vragen 12a. In dit huis woonde Jan Heeringa met zijn gezin. Wat voor vis ving hij? ...........................................................................................................................................................................
12b. Heeringa viste in een regel. Wat is een regel? ...........................................................................................................................................................................
...........................................................................................................................................................................
...........................................................................................................................................................................
12c. Met wat voor netten viste hij? ...........................................................................................................................................................................
13
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
12d. Jan Heeringa kon niet van alleen vissen rondkomen. Waar verdiende hij nog meer zijn brood mee? ...........................................................................................................................................................................
Aanwijzing Ga naar binnen en kijk rond in de schuur. Vragen 12e. In deze schuur bewaarde Heeringa zijn vistuig. Je ziet hier hele grote hoepels liggen. Waarvoor werden die gebruikt denk je? ...........................................................................................................................................................................
12f. Noem nog minsten drie dingen die je hier ziet liggen en die met de visserij te maken hebben. 1 ......................................................................................................................................................................... 2 ........................................................................................................................................................................ 3 ........................................................................................................................................................................ Aanwijzing Loop naar achteren en neem eens een kijkje in het woonhuis. Dit is een typische visserswoning. Vragen 13a. Hoeveel mensen woonden samen in deze kamer? ..........................................................................................
13b. Waar sliepen ze denk je? Hoe noem je zo’n soort bed? ...........................................................................................................................................................................
13c. Was het gezin arm of rijk? Waarom denk je dat? ...........................................................................................................................................................................
Aanwijzing. Ga weer naar buiten. Je hebt eerder tijdens deze tocht een film gezien over visroken. Hier kun je zien hoe dit in echt in z’n werk gaat. Als je er meer van wilt weten kun je vragen stellen aan de museummedewerker. En als je wilt kun je hier een gerookte vis kopen en proeven! Vragen 14a. Wat voor vis wordt hier gerookt? ...........................................................................................................................................................................
14b. En wat vond je van de smaak? ...........................................................................................................................................................................
Kaart Neem tenslotte nog een keer kaart 2 Zuiderzeegebied voor je. Noteer op de kaart de plaats Koehool en schrijf daarbij ‘visserswoning’.
Einde 14
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
II Ordenen (terug op school) We begonnen de tocht met een aantal onderzoeksvragen. Deze staan op bladzijde 2 van je tocht afgedrukt. Tijdens je onderzoek heb je allerlei informatie verzameld door vragen en opdrachten te maken. Nu is het moment aangebroken waarop we gaan bekijken welke informatie je bij welke onderzoeksvraag kunt gebruiken. Dat is de fase van het ORDENEN. Uiteindelijk ga je je onderzoeksresultaat presenteren in een werkstuk, een posterpresentatie of op een andere manier. De Hoofdvraag van je onderzoek is: • Hoe zag omstreeks 1900 de visserij op de Zuiderzee er uit? De Deelvragen zijn: • Uit welke plaatsen kwamen de vissers die op de Zuiderzee hun brood verdienden? • Met wat voor schepen gingen zij het water op? • Op welke manier vingen zij vis? • Welke soorten vis leverden de vissers geld op? • Hoe zag het leven van een visser eruit? VOORAF INVULLEN: Per deelvraag gaan we nu op verwerkingsbladen schrijven wat we er in het museum over te weten zijn gekomen. Dat doe je ook met de hoofdvraag, maar dat kan pas als je de verwerking van alle deelvragen achter de rug hebt.
15
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
Kaartopdrachten Je hebt telkens belangrijke objecten en plekken op kaart 2 Zuiderzeegebied genoteerd (Durgerdam, botkloppen). Bij je presentatie laat je zien hoe die plaatsen verspreid waren over het gebied rond de oude Zuiderzee. Je tekent ze aan op de kaart die voor de hele klas gemaakt is en voor het bord hangt. Zoek desnoods plaatsen op in een atlas, die je niet op de oude kaart kon vinden. Hoe heb ik geleerd en samengewerkt? Tenslotte schrijf je iets op over hoe je onderzoek hebt gedaan, of je het leuk vond, hoe je hebt samengewerkt, of dat altijd goed ging enz. enz. je mag ook iets zeggen over nieuwe onderzoeken die je zou willen doen. Dat terugkijken heet reflecteren. Bij je presentatie moet je ook over reflecteren iets naar voren brengen. Onderzoeksvragen Deelvragen Uit welke plaatsen kwamen de vissers die op de Zuiderzee hun brood verdienden? Lees je antwoorden op de vragen 2 en 3 goed door en bekijk de lijst met visserijcodes nog eens (blz. 6). Daaruit leer je vanuit welke plaatsen in het Zuiderzeegebied er werd gevist. En waar kwamen de vissers van vraag 11 en 12 vandaan? Met wat voor schepen gingen zij het water op? De antwoorden op de vraag 4 t/m 5 geven je meer informatie over het soort schepen waarmee de vissers de Zuiderzee opgingen. En misschien ben je er tijdens je interview in de haven ook wat meer over te weten gekomen (vraag 1). Op welke manier vingen zij vis? Aan de hand van van de vragen 1 (interview), 6 t/m 9, 11 en 12 onderzocht je de manier waarop de vissers in het Zuiderzeegebied visten. Je kent de namen van verschillende soorten vistuig en de vis die ermee gevangen werd. Je weet van welke materialen dat vistuig werd gemaakt en hoe de verschillende vismethodes werkten. Ook weet je in welke twee groepen de verschillende methoden om vis te vangen werden ingedeeld. Misshien ben je bij het onderzoeken van de schepen (vraag 4 t/m 5) ook nog iets te weten gekomen over de manier waarop vis gevangen werd?
16
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
Welke soorten vis leverden de vissers geld op? Tijdens je onderzoekstocht verzamelde je informatie over de vissoorten waarop vissers uit het Zuiderzeegebied visten. Lees de antwoorden op de vragen 1 (interview) 4, 7, 10, 11, 12 en 14 nog eens goed door. Welke namen van vissoorten kom je tegen? Welke bijzonderheden ben je over deze vissoorten te weten gekomen wat betreft de manier waarop ze werden gevangen en/of de manier waarop ze werden verwerkt? Hoe zag het leven van een visser eruit? Je bent heel veel praktische zaken over de Zuiderzeevisserij te weten gekomen tijdens je tocht. Maar hoe was het leven van de gemiddelde Zuiderzeevisser? Was hij meestal arm of rijk? Hoe oud was hij toen hij met werk begon en hoe oud was hij als hij ermee stopte? Was het werk zwaar en gevaarlijk? Was een visser lange weg van huis? Hoe zag het huis van een visser er eigenlijk uit? Hier ben je ook het een en ander over te weten gekomen. Kijk nog eens naar de antwoorden die je hebt gekregen tijdens het interview (vraag 1) en lees de vragen 11, 12 en 13 nog eens door. Hoofdvraag Hoe zag omstreeks 1900 de visserij op de zuiderzee er uit? Onder deze hoofdvraag vat je alles nog een keer samen. Ga bij wat je hebt opgeschreven bij de deelvragen na wat je daarvan belangrijk vindt voor de hoofdvraag.
17
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
III Presenteren (terug op school) Nadat je al je gegevens hebt geordend ga je nu aan de presentatie van het resultaat van je onderzoek werken. In overleg met je docent stel je eerst samen vast welke vorm jij met je groepje gaat doen. Hieronder staan twee mogelijkheden uitgewerkt. Je kunt natuurlijk ook tot heel andere manieren van presenteren komen. Werkstuk Ook al heb je als groepje je onderzoek gedaan, het werkstuk kan het beste individueel gemaakt worden. Controleer daarom de antwoorden in het Onderzoeksboek nog eens onderling voor je hier aan begint. Een werkstuk moet leuk zijn om te zien en om te lezen. Een werkstuk moet ook duidelijk laten zien aan iemand die nog nooit in het Zuiderzeemuseum is geweest en ook niets weet van het leven rond de Zuiderzee wat je hebt onderzocht. En tenslotte moet een werkstuk alles bevatten wat je hebt onderzocht, maar te lang is saai, dus houd het kort en bondig. Hier volgen enkele belangrijke tips voor het schrijven van je werkstuk: 1. Het werkstuk is duidelijk ingedeeld. Na een Inleiding volgen evenveel hoofdstukken als er deelvragen zijn. Tenslotte komt er een Conclusie achteraan. Je werkstuk heeft dus evenveel hoofdstukken als er deelvragen zijn plus een inleiding en Conclusie 2. Voor elk hoofdstuk bedenk je een aardige, pakkende titel. Een titel die liefst ook laat zien wat er in dat hoofdstuk komt te staan. 3. Werkstukken bestaan niet alleen uit tekst, maar ook uit beelden. Teken of schilder beelden van wat je tijdens je bezoek hebt gezien en voeg die als illustratie toe aan je werkstuk. Je kunt ook de tekeningen gebruiken die je al tijdens je onderzoekstocht hebt gemaakt. Als je met de computer werkt kun je ze wellicht scannen. Misschien heb je tijdens het museumbezoek foto’s gemaakt. Deze kun je ook toevoegen. Ook het voorblad en de achterpagina vergen aparte aandacht. Soms is een schema met wat tekst eromheen veel duidelijk dan een lang stuk tekst. 4. Begin aan de hoofdstukken die verslag doen van wat je per deelvraag hebt gevonden. Lees de deelvraag nog eens goed door plus je aantekeningen op de verwerkingsbladen. Leg die bladen dan even opzij en schrijf uit je hoofd op wat je ontdekt hebt. Neem de verwerkingsbladen er nog eens bij en vul je tekst aan. Werk de tekst daarna in het net uit. 5. Schrijf vervolgens een leuke Inleiding, waarbij je het boekje Wonen en Werken rond de Zuiderzee gebruikt (vooraf op school gekregen en doorgewerkt) en je eigen teksten, schema’s en tekeningen die bij elke deelvraag horen. Schrijf ook een leuk verhaaltje over hoe jullie onderzoek deden, met de boot aankwamen, een aardig voorval etc. Beschrijf de hoofdvraag en de deelvragen. 6. Schrijf tenslotte de Conclusie. Kom terug op hoofdvraag en deelvragen en vat de antwoorden daarop kort samen. Beschrijf tenslotte hoe je samengewerkt hebt, wat je van deze manier van leren vindt en wat er voor jezelf of voor het onderzoek als geheel beter kan. Vergelijk deze manier van werken met wat je gewend bent in de les. Posterpresentatie Een presentatie met posters heeft het voordeel dat je aan de klas als geheel kunt vertellen wat je hebt onderzocht, terwijl je grote ‘spiekbladen’ hebt gemaakt die je verhaal ondersteunen. Die spiekbladen zijn posters die je voor het bord hangt als je je verhaal houdt. Je kunt het verhaal als woordvoerder van je groepje houden, maar ook de taken onderling verdelen en bijvoorbeeld per poster iemand anders laten presenteren. Controleer in ieder geval je antwoord in het Onderzoeksboek nog eens onderling voor je hier aan begint. Bij de posterpresentatie gaat het niet alleen om de mooie, duidelijke en informatieve posters die je maakt, maar ook om het presenteren zelf: het verhaal voor de klas. Je vertelt bij poster en laat zo zien aan de klas wat je het onderzocht en gevonden. 18
07 /2007
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
Een presentatie moet leuk zijn om te zien en te horen. Zowel de posters (die iedereen achteraf nog eens kan bekijken) als de mondelinge presentatie voor het bord moeten duidelijk voor het voetlicht brengen wat je hebt onderzocht. Een posterpresentatie moet wel alles bevatten wat je hebt onderzocht, maar te lang is saai, dus houd het kort en bondig.
De poster zelf Hieronder enkele tips voor het maken van de posters: 1. D e serie posters is duidelijk ingedeeld. Na een inleiding (poster 1) volgen evenveel posters als er deelvragen zijn. Tenslotte komt er een Conclusie (de laatste poster). 2. Voor elk poster bedenk je een aardige, pakkende titel die meteen verklapt wat er op dat blad wordt gepresenteerd. 3. Posters bestaan vooral niet uit veel tekst, maar juist uit beelden en schema’s. Teken of schilder beelden van wat je tijdens je bezoek hebt gezien, voeg foto’s toe, bedenk schema’s die het antwoord op de deelvragen goed helder maken. Ook de opmaak van elke poster en van de hele serie op zich vergen aparte aandacht. Denk eraan dat je poster je ondersteunen moet bij je mondelinge presentatie. Maak hem zo dat je er gemakkelijk een verhaal bij kunt houden. Dat betekent ook dat niet alles op de poster gezet hoeft te worden. Je vertelt immers bij. 4. Begin aan de posters die verslag doen van wat je per deelvraag hebt gevonden. Lees de deelvraag nog eens goed door plus je aantekeningen op de verwerkingsbladen. Leg die bladen dan even opzij en schrijf uit je hoofd op wat je ontdekt hebt. Neem de verwerkingsbladen er nog eens bij en vul je tekst aan. Ontwerp daarna je poster. Welke schema’s maak je, welke afbeeldingen laat je zien, welke trefwoorden zet je erop? Werk dat daarna in het net uit. 5. O ntwerp poster 1, de Inleiding. Hierbij gebruik je ook het boekje Leven en Werken rond de Zuiderzee (vooraf op school gekregen en doorgewerkt) en de posters die al af zijn en bij de deelvragen horen. Laat ook zien hoe jullie onderzoek deden, met de boot aankwamen, een aardig voorval etc. Vergeet de hoofdvraag en de deelvragen niet. 6. Ontwerp en maak tenslotte de laatste poster, Conclusie. Kom terug op hoofdvraag en deelvragen en vat de antwoorden daarop kort samen. Laat tenslotte zien hoe je samengewerkt hebt, wat je van deze manier van leren vindt en wat er voor jezelf of voor het onderzoek als geheel beter kan. Vergelijk deze manier van werken met wat je gewend bent in de les.
Mondelinge presentatie Als je gaat presenteren bij je poster moet je bedenken dat de andere leerlingen in de klas iets heel anders hebben uitgezocht. Je moet dus heel duidelijk vertellen wat het onderwerp van je onderzoek was en waarover het eigenlijk ging. Je zult merken dat als je dat goed doet, er veel meer vragen komen na afloop van je presentatie en dat de andere leerlingen jouw vondsten gaan combineren met wat ze zelf hebben onderzocht. Hieronder enkele tips voor een goede mondelinge presentatie: 1. Spreek duidelijke en richt je tot de klas. 2. Volg de indeling van je posters, ga er bij staan, maar niet ervoor. 3. Praat niet tegen je poster, wat die luistert toch niet, praat tegen de klas en kijk of ze je verhaal begrijpen. 4. Vertel ook wat aardige verhaaltjes tussendoor. Dat trekt de aandacht.
19
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
5. Oefen thuis in de badkamer voor de spiegel, wen langzaam aan je eigen pratende gezicht. Doe dat vooral hardop, wat je huisgenoten er ook van zullen denken. 6. Houd als generale repetitie je presentatie eerst een thuis. Dat is leuk, omdat ze dan ook te weten komen waarom je eigenlijk met je school naar het Zuiderzeemuseum bent geweest. Je generale kun je ook met je groepje houden, op school in een tussenuur of tijdens de lessen die je voor de uitwerking hebt gekregen. 7. Leer wat je wilt vertellen in grote lijnen uit je hoofd. Dat gaat het beste door het zonder je poster eens achter elkaar aan je zelf te vertellen. Ook hier weer: altijd hardop. 8. Presenteren voor de klas is altijd eng. Maar omdat iedere leerling het wel eens moet doen, kennen ze allemaal jou angst. Wees dus niet bang voor je klasgenoten. Ze zijn je collega’s en moeten ook (misschien een andere keer bij een ander vak) eens ‘voor de bak’
20
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
Kaarten Kaart 1: Zuiderzeemuseum
21
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
Kaart 2: Zuiderzeegebied rond 1930
22
Wonen en Werken rond de Zuiderzee
Kaart 3: Noord Nederland nu
23