WONEN NAAR WENS Cliënten van gezinsvervangende tehuizen zelf aan het woord
“Hoe zit het eigenlijk met dat mijn mening nu gevraagd wordt”
Inhoudsopgave 1
INLEIDING 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
2
Doelstelling en onderzoeksvragen De opzet van het onderzoek De gegevensverzameling De verslaglegging van het onderzoek Denken over wonen RESULTATEN
2.1
De onderzoeksgroep 2.1.1 Respons 2.1.2 De onderzoeksgroep naar leeftijd en geslacht 2.2 Woonwensen 2.2.1 Hoe wonen? 2.2.2 Welke begeleiding? 2.2.3 Gezinsvervangend tehuis of andere woonvorm: een vergelijking 2.3 De ervaringen van de interviewers 2.4 Haalbaarheid van de woonwensen 2.5 Voorwaarden aan de woonsituatie
1 2 3 7 11 11 13 13 13 15 18 19 27 34 38 44 49
3
SAMENVATTING EN AANBEVELINGEN
51
4
LITERATUUR
57
BIJLAGE 1
61
BIJLAGE II
76
BIJLAGE III
83
i
ii
Voorwoord In dit rapport wordt verslag gedaan van een onderzoek naar de woonwensen van de cliënten van de Gezinsvervangende Tehuizen (GVT) van Stichting Bollenstreek. Dit is een initiatief van Stichting Bollenstreek dat is uitgevoerd door het Verwey-Jonker Instituut te Utrecht, in nauwe samenwerking met eigen medewerkers van de stichting. Eén van de opvallendste kenmerken van dit onderzoek is dat de cliënten zelf hun wensen ten aanzien van wonen kenbaar hebben gemaakt. Het past dan ook binnen de zorgvisie van de stichting om bij de ontwikkeling van het huisvestingsbeleid de individuele wensen van cliënten serieus te nemen. Deze zorgvisie is in het Jaarverslag 1996 verwoord als een ‘nieuwe kijk op zorg’. Niet de beperkingen, maar de mogelijkheden die iemand (nog) heeft vormen uitgangspunt van beleid. Cliënten en medewerkers richten hun blik steeds meer naar buiten en afhankelijkheid van de instelling dient zoveel mogelijk te worden beperkt. Aan dit onderzoek werkten mee: B. Winants, Verwey-Jonker Instituut, onderzoek en rapportage H. Swinnen, Verwey-Jonker Instituut, projectleider N. Broenink, Verwey-Jonker Instituut, gegevensanalyse J. Peeters, rapportage J. van Andel, Stichting Bollenstreek, coördinator T. van Leeuwen, Stichting Bollenstreek, coördinator J. van de Bilt, Stichting Bollenstreek, interviewer B. Greeve, Stichting Bollenstreek, interviewer I. Hoek, Stichting Bollenstreek, interviewer N. van Rede, Stichting Bollenstreek, interviewer M. Smit, Stichting Bollenstreek, interviewer iii
M. Waterreus, Stichting Bollenstreek, interviewer D. van Mullem, Stichting Bollenstreek, themabijeenkomsten voorbereiding cliënten. Voor de bewaking van het onderzoek is een begeleidingscommissie samengesteld, die bestaat uit de volgende personen: J. Aarts, directeur Stichting Bollenstreek V. Schouten, interim manager Stichting Bollenstreek G. Castel, clusterhoofd Stichting Bollenstreek Mevrouw N. Boomschaar, voorzitter lokale cliëntenraad GVT Rutsbo T. van Leeuwen, stafmedewerker divisiemanagement, Stichting Bollenstreek J. van Andel, orthopedagoog, Stichting Bollenstreek Aan het onderhavige onderzoek hebben veel personen hun medewerking verleend. Wij bedanken vooral de cliënten, hun ouders/vertegenwoordigers en hun persoonlijk begeleiders voor hun onmisbare bijdrage. Daarnaast zijn wij de medewerkers van ‘de Hafakker’1 zeer erkentelijk voor hun inzet bij het afnemen van de interviews. Langs deze weg willen wij verder iedereen die zich heeft ingespannen om het onderhavige rapport tot stand te brengen hartelijk bedanken. Leeswijzer Dit onderzoek betreft niet alleen een kwantitatieve beschrijving van woonwensen van cliënten in gezinsvervangende tehuizen van Stichting Bollenstreek. Er is ook een denkproces over wonen op gang gebracht. Aan dit denkproces en aan de verantwoording van de onderzoeksmethode wordt in hoofdstuk 1 uitgebreid aandacht besteed. De woonwensen die door de cliënten zijn geuit worden in hoofdstuk 2 beschreven. 1
iv
De Hafakker is de intramurale voorziening van Stichting Bollenstreek.
Tot slot wordt in het laatste hoofdstuk het onderzoek samengevat en worden er aanbevelingen gedaan ten aanzien van beleid en onderzoek.
v
vi
1
Inleiding
Stichting Bollenstreek wil zicht krijgen op de wensen en behoeften van de cliënten ten aanzien van hun woonsituatie. Kennis hierover wil de stichting gebruiken bij het te ontwikkelen huisvestingsbeleid. De aanleiding tot het onderhavige onderzoek vormt een eerder, door de Stichting de Bollenstreek zelf, uitgevoerd woonwensenonderzoek. Dit werd verricht binnen haar intramurale locatie ‘De Hafakker’ (Stichting Bollenstreek, 1996). De resultaten van deze studie waren zodanig dat besloten is ook in de gezinsvervangende tehuizen onderzoek naar woonwensen te verrichten. De uitkomsten en conclusies van dit onderzoek zijn in dit rapport beschreven. Het onderzoek is een samenwerkingsproject tussen het Verwey-Jonker Instituut en eigen medewerkers van Stichting Bollenstreek. Een belangrijke reden voor het nauw betrekken van werknemers van de stichting bij de uitvoering van het onderzoek is dat zij de verworven kennis direct in de praktijk kunnen integreren. Gedurende het onderzoek is steeds een heldere taakverdeling gehanteerd. Medewerkers van de stichting hielden zich bezig met het voorbereiden van cliënten, hun ouders/vertegenwoordigers en persoonlijk begeleiders op het onderzoek. Ook de gegevensverzameling was een taak van medewerkers. Daarnaast zijn twee medewerkers tot coördinator benoemd. Zij leidden het onderzoek intern in goede banen en onderhielden de contacten met het onderzoeksinstituut . Een onderzoeker van het onderzoeksinstituut is, onder supervisie van een projectleider, verantwoordelijk voor de methodologische en wetenschappelijke verantwoording van het onderzoek (onderzoeksopzet, wijze van gegevensverzameling, analyse van gegevens en de rapportage van het onderzoek). Zij is hierin bijgestaan door een begeleidingscommissie. In dit eerste hoofdstuk worden de doelstelling en vraagstelling van het onderzoek beschreven. Tevens
Verwey-Jonker Instituut
1
wordt ingegaan op de opzet van het onderzoek, de onderzoeksgroep en de wijze van gegevensverzameling. 1.1 Doelstelling en onderzoeksvragen We maken een onderscheid tussen het doel van het onderzoek op zich en het doel dat Stichting Bollenstreek met het onderzoek heeft. Doel van het onderzoek Doel van het onderzoek is zicht te krijgen op de (haalbare) wensen en behoeften van de cliënten van de gezinsvervangende tehuizen binnen Stichting Bollenstreek ten aanzien van hun woonsituatie. De stichting wil haar huisvestingsbeleid op de resultaten van het onderzoek afstemmen. Doel met het onderzoek Alle bij cliënten van de GVTen betrokken partijen (cliënten, ouders/ vertegenwoordigers en persoonlijk begeleiders) aanzetten tot nadenken over wonen. Stichting Bollenstreek acht zich gehouden de haalbare woonwens van de cliënten uit te voeren. Daarbij streeft de stichting naar consensus tussen cliënten, ouders / vertegenwoordigers en begeleiders. Bij het veranderingsproces, dat is ingezet met de formulering van de zorgvisie ‘een nieuwe kijk op zorg’, is het belangrijk niet alleen cliënten en hun begeleiders, maar ook ouders/ vertegenwoordigers van cliënten te betrekken. In dit proces draait het om het hebben van een eigen keuze en het kunnen meedenken en meebeslissen over zaken als wonen. Het woonwensenonderzoek vormt onderdeel van dit veranderingsproces en is daarom ook gericht op de mening en wensen van ouders/ vertegenwoordigers. De onderzoeksresultaten worden, naast het individuele zorgplan, als bruikbaar beschouwd bij het nemen van beslissingen ten aanzien van wonen per individuele cliënt. Op deze wijze wordt iedereen die direct betrokken is bij een cliënt door het onder2
Verwey-Jonker Instituut
zoek aan het denken gezet over wonen en de specifieke woonsituatie van de betreffende cliënt. Onderzoeksvragen Het onderzoek is opgezet om informatie te verkrijgen over beleidsmatige kanten van de woonwensen van de cliënt van de gezinsvervangende tehuizen, zoals het soort huisvesting, het soort samenlevingsvorm, het soort locatie en het type begeleiding daarbij. De vraagstelling van het onderzoek is daarom geformuleerd door middel van drie onderzoeksvragen: Hoe wil de cliënt wonen? Waar wil de cliënt wonen? Welke begeleiding hoort daarbij? Deze vragen sluiten aan bij één van de hoofdpunten uit de slotverklaring van een driedaags congres van verstandelijk gehandicapten: ‘Wij willen zelf kiezen met wie wij willen wonen, in wat voor huis en met welke begeleiding’ (Kroef, 1994). Daarnaast is naar een antwoord gezocht op de volgende twee vragen: Is de gewenste woonsituatie haalbaar? Onder welke voorwaarden kan de gewenste woonsituatie worden gerealiseerd? Hierna een uiteenzetting op welke wijze getracht is deze vragen te beantwoorden. 1.2 De opzet van het onderzoek Stichting Bollenstreek wil zich in haar beleid richten op de haalbare woonwensen van haar cliënten. Daarbij streeft ze naar overeenstemming tussen: de cliënten; hun ouders/vertegenwoordigers; hun persoonlijke begeleiders.
Verwey-Jonker Instituut
3
Middels dit onderzoek is daarom de mening van deze drie groepen gevraagd. De woonwensen van de cliënten zelf staan hierbij centraal. Met de cliënten bedoelen we hier de 139 cliënten van de zes GVTen die tot Stichting Bollenstreek behoren. Om een zo groot mogelijke zorgvuldigheid te betrachten ten aanzien van alle partijen die in het onderzoek worden betrokken, bestaat het onderzoek uit drie trajecten, te weten: een voortraject, een uitvoerend traject en een natraject. Voortraject Aan de voorbereiding van het onderzoek is veel aandacht besteed. Alle betrokkenen zijn vooraf uitgebreid geïnformeerd. Daartoe heeft een medewerker van de stichting zich intensief beziggehouden met een voorlichtingsronde voor de cliënten van de gezinsvervangende tehuizen. Dit gebeurde voor elk GVT afzonderlijk, middels een themabijeenkomst over wonen op dagcentrum ‘De Oude Post’ te Sassenheim. Het thema wonen werd aan de hand van een geïllustreerd boekwerk en een video met de cliënten behandeld. Ook voor de ouders/ vertegenwoordigers is per GVT een voorlichtingsavond georganiseerd. De persoonlijk begeleiders van de cliënten zijn geïnformeerd door de projectleider van de stichting. Dit gebeurde tijdens een teamvergadering over de inhoud en organisatie van het woonwensenonderzoek. Uitvoerend traject Tijdens het uitvoerend traject vond de gegevensverzameling bij alle betrokkenen plaats. De opzet van dit traject wordt beschreven in de paragrafen hierna. Natraject Nadat de gegevens verwerkt, geanalyseerd en beschreven zijn worden de resultaten van het onderzoek gepresenteerd aan de cliënten, hun ouders/vertegenwoordigers en hun persoonlijk begeleiders. Dit gebeurt per GVT afzonderlijk. Zodoende wordt de onderzoeksgroep zo optimaal mogelijk bij het onderzoek betrokken, zodat zij daadwerkelijk aan het denken gezet wordt over de woonsituatie van de cliënten en gewenste (haalbare) veranderingen daarin. 4
Verwey-Jonker Instituut
In schema ziet het woonwensenonderzoek van Stichting Bollenstreek er uit als volgt:
voortraject
Woonwensenonderzoek Stichting Bollenstreek zes gezinsvervangende tehuizen
voorlichting
uitvoerend traject
interviews
mogelijk N= 127
cliënten per GVT OV-ers1per GVT team begeleiders per GVT
139 cliënten
niet mogelijk N= 12
samenvatting woonwensen cliënt Schriftelijke vragenlijst OVers(N= 117), PB-ers(N= 122)
6x info via schriftelijke vragenlijst OV-ers en PB-ers2
natraject
Beschrijving en conclusie resultaten
:
Presentatie uitkomsten
cliënten per GVT OV-ers PB-ers
1
OV= Afkorting voor ouders/vvertegenwoordigers
2
PB= Afkorting voor persoonlijk begeleiders
Verwey-Jonker Instituut
5
De onderzoeksgroep Het woonwensenonderzoek is verricht bij cliënten, hun ouders/ vertegenwoordigers en persoonlijk begeleiders van de zes GVTen die tot Stichting Bollenstreek behoren: GVT Voorhout te Voorhout, GVT Rutsbo te Lisse, GVT De Lijsterbes te Hillegom, GVT Saksenheim te Sassenheim, GVT De Wetering te Noordwijk en GVT Vredesteijn te Sassenheim. Het gaat om een totaal aantal van 139 cliënten (zie tabel 1). Tabel 1 Aantal cliënten per GVT
Gezinsvervangende Tehuizen ‘Voorhout’ ‘Rutsbo’ ‘De Lijsterbes’ ‘De Wetering’ ‘Saksenheim’ ‘Vredesteijn’ Totaal
Aantal cliënten 16 26 17 25 28 27 139
De cliënten van de GVTen vormen een groep verstandelijk gehandicapten. Binnen de groep bestaan verschillen in verstandelijke vermogens: de één heeft meer mogelijkheden dan de ander. Binnen de meeste GVTen is een aantal cliënten fulltime thuis, terwijl anderen een parttime of fulltime daginvulling hebben in een dagcentrum, sociale werkplaats of vrij bedrijf. Een aantal cliënten is met pensioen. De cliënten verschillen ook in de mate waarin zij begeleiding nodig hebben. Sommigen worden permanent begeleid, anderen voor een deel. In elk GVT zijn de cliënten in groepen verdeeld. Het aantal groepen varieert van twee in ‘De Lijsterbes’ tot drie in ‘Voorhout’, vier in ‘Rutsbo’ en ‘Saksenheim’ en vijf groepen in ‘Vredesteijn’ en ‘De Wetering’. Het aantal cliënten per groep varieert van vier tot tien personen. Van de 139 cliënten wonen er negen in een dependance of nevenvestiging van een GVT.
6
Verwey-Jonker Instituut
De meeste GVTen liggen in een dorp, in een rustige woonwijk, maar drie liggen er aan een vrij drukke weg. Openbaar vervoer is in alle gevallen op maximaal tien minuten loopafstand te bereiken en meestal zijn er winkels dichtbij. Alle cliënten hebben een eigen zitslaapkamer met wastafel. Soms hebben ze ook een eigen keukenblokje. Douches, wc’s, badkamers, huiskamers, keukens, tuinen en bergruimtes gebruiken de cliënten gemeenschappelijk. 1.3 De gegevensverzameling Om de woonwensen van de cliënten zo helder mogelijk in beeld te krijgen zijn de gegevens bij drie afzonderlijke groepen verzameld, namelijk bij de cliënten, bij hun ouders/vertegenwoordigers en bij hun persoonlijk begeleiders. Gedurende de periode van gegevensverzameling zijn eerst de cliënten geïnterviewd. Vervolgens hebben de ouders/vertegenwoordigers en persoonlijk begeleiders tegelijkertijd, maar onafhankelijk van elkaar, schriftelijk een aantal vragen beantwoord. Het interview met de cliënten De cliënten zijn geïnterviewd met behulp van een semigestructureerde vragenlijst, met daaraan gekoppeld een pictogrammenboek. De volgorde van de pictogrammen komt overeen met de volgorde van de vragen in de vragenlijst. De vragenlijst bestaat uit drie delen: ‘Hoe zou ik willen wonen?’, ‘Waar zou ik willen wonen?’ en ‘Begeleiding’. Daarnaast is de cliënten gevraagd naar de haalbaarheid van de woonwensen en de voorwaarden waarop deze kunnen worden gerealiseerd (bijlage I).2
2
Een evaluatie van de huidige woonsituatie is in de interviews niet opgenomen. Als een cliënt in antwoord op een vraag naar de gewenste woonsituatie de huidige woonsituatie beschreef, is dit als volgt opgevat: Deze cliënt ervaart de huidige woonsituatie als de gewenste situatie. Verwey-Jonker Instituut
7
De uiteindelijke vragenlijst is tot stand gekomen met behulp van vijf proefinterviews, gehouden aan de hand van een conceptvragenlijst. Hiertoe zijn vijf cliënten van ‘de Hafakker’ geïnterviewd. Het doel van de proefinterviews was zicht te krijgen op: De duidelijkheid en begrijpelijkheid van de vragen; De lengte van de vragenlijst en de duur van het interview; De volgorde van de vragen; Het effect van de pictogrammen (verduidelijkend of verwarrend). Uit de proefinterviews komt naar voren dat de meeste vragen duidelijk zijn en dat de pictogrammen een ondersteunende rol spelen. Daarnaast blijken de open vragen soms te moeilijk te zijn. Dit gegeven stemt overeen met resultaten van onderzoek naar methoden van ondervraging van mensen met een verstandelijke handicap, waarbij open vragen ongeschikt zijn gebleken. Volgens Duijf (1997) zijn een visuele en verbale wijze van ondervragen waarschijnlijk het beste te verwerken voor de verstandelijk gehandicapte. Zij vervolgt met de conclusie dat multiple-choice vragen (zowel verbaal, visueel of beide) meer informatie opleveren dan open vragen. Op basis van de verkregen informatie is besloten alleen gesloten vragen te gebruiken voor het verzamelen van de voor het onderzoek essentiële informatie. Open vragen zijn alleen gehandhaafd in de vorm van een toelichting op de gesloten vragen, om eventuele extra informatie die een individuele cliënt tijdens het interview naar voren brengt te kunnen vastleggen. De conceptvragenlijst behoefde inhoudelijk nauwelijks aanpassing op grond van de proefinterviews. De vragen voor ouders/vertegenwoordigers en persoonlijk begeleiders De gegevens uit de proefinterviews zijn gebruikt om vragen voor ouders/vertegenwoordigers en persoonlijk begeleiders van de cliënten te formuleren. Eerst zijn er conceptvragen gemaakt, die aan de betrokkenen van de vijf ‘proefcliënten’ van ‘de Hafakker’ zijn voorgelegd. Deze conceptvragen zijn naar aanleiding van de proefronde aangepast. Uiteindelijk resulteerden de volgende 8
Verwey-Jonker Instituut
vragen die aan zowel ouders/vertegenwoordigers alsook persoonlijk begeleiders zijn voorgelegd: ‘Denkt u dat de door (naam cliënt) gewenste woonsituatie mogelijk is?’ indien het antwoord ‘ja’ is: ‘De voorwaarden om deze woonwensen mogelijk te maken zijn volgens mij:’ indien het antwoord ‘nee’ is: ‘Deze is niet mogelijk, want:’ Deze vragen zijn gesteld aan de hand van een samenvatting (zie kader) van de resultaten van het interview met de betreffende cliënt. Op deze wijze is van ouders/ vertegenwoordigers en persoonlijk begeleiders een oordeel verkregen over de haalbaarheid van de gewenste woonsituatie en de voorwaarden om deze woonsituatie te realiseren (zie ook bijlage II). Voorbeeld van een samenvatting van de resultaten van een interview W. geeft aan het liefst in een vrijstaand huis met een voor en achtertuin te willen wonen. Dat wil ze graag met vier mensen die ze kent, waar ze goed mee op kan schieten en die ongeveer dezelfde dingen kunnen als zij. Het maakt W. niet uit hoe oud en van welk geslacht haar medecliënten zijn. Ze wil graag in Warmond wonen omdat ze daar geboren is. W. wil begeleiding bij het omgaan met geld en koken, het liefst op vaste momenten op de dag. Ook vindt ze het fijn opgevangen te worden als ze thuiskomt van haar werk. W. zou graag met haar begeleider praten over persoonlijke problemen, afspraken in het zorgplan, kleding, vakantie en gezelligheid in huis.
Verwey-Jonker Instituut
9
In aanvulling op de genoemde vragen is ook gevraagd eventuele vragen, opmerkingen of suggesties op te schrijven. De interviewers De interviews met de cliënten van de GVTen zijn door eigen medewerkers van Stichting Bollenstreek afgenomen. Een voordeel bij het kiezen voor eigen medewerkers is dat tijdens het onderzoek verworven kennis meteen in de praktijk geïntegreerd kan worden. Daarnaast wordt de kwaliteit van de interviews gegarandeerd. Het interviewen van verstandelijk gehandicapten vergt namelijk extra aandacht en deskundigheid, die de medewerkers van de stichting kunnen geven. De interviewers zijn zes medewerkers van ‘de Hafakker’. Er zijn dus geen medewerkers van de GVTen bij het interviewen betrokken. Het is voor een objectieve gegevensverzameling immers van belang dat de interviewers geen band met de cliënten hebben, bijvoorbeeld doordat ze hen persoonlijk begeleiden. In het onderzoek geïnteresseerde medewerkers zijn eerst in de gelegenheid gesteld zich te oriënteren, alvorens zij het interviewen van de cliënten op zich namen. De interviewers zijn op het onderzoek voorbereid middels een trainingsdag. Tijdens deze dag werden praktische en organisatorische afspraken gemaakt en zijn de rol en taken van de interviewer verduidelijkt3. Ook is benadrukt dat ieder antwoord dat door een cliënt gegeven wordt tijdens een interview een ‘goed antwoord’ is.
3
Door het adviesbureau ‘Raad op maat’. Dit bureau is deskundig op het gebied van de belangenbehartiging van en door mensen met een verstandelijke handicap. Het geeft hiertoe informatie, advies en ondersteuning en organiseert voorlichtingsbijeenkomsten en cursussen 10
Verwey-Jonker Instituut
1.4
De verslaglegging van het onderzoek
De rapportage van dit woonwensenonderzoek vindt op drie niveaus plaats: per individuele cliënt, per GVT en op het niveau van Stichting Bollenstreek . De privacyregels worden hierbij in acht genomen. Voor elk GVT wordt een verslag gemaakt van de belangrijkste resultaten die betrekking hebben op de cliënten van het betreffende GVT. De resultaten, conclusies en aanbevelingen die betrekking hebben op de zes GVTen tezamen worden in dit rapport beschreven (hoofdstuk twee en drie). 1.5 Denken over wonen Het woonwensenonderzoek van Stichting Bollenstreek is niet enkel een onderzoek naar woonwensen. Het heeft ook een diepere betekenis. Naar aanleiding van dit onderzoek wordt binnen de stichting gepraat en nagedacht over ‘wonen’. Hierbij worden, vanaf de voorbereiding tot en met het natraject, alle partijen betrokken en gemobiliseerd. Het inschakelen van eigen medewerkers van de stichting heeft een dynamiek op gang gebracht die nooit bereikt was als interviewers vanuit het onderzoeksinstituut op pad waren gestuurd. Dit onderzoek betreft zodoende veel méér dan cijfers alleen. Door de unieke aanpak zijn de condities gecreëerd om met de resultaten ook daadwerkelijk iets te kunnen doen.
Verwey-Jonker Instituut
11
12
Verwey-Jonker Instituut
2
Resultaten Inleiding
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het woonwensenonderzoek beschreven. Eerst wordt de onderzoeksgroep (de cliënten van de GVTen) beschreven, waarbij de respons (hoeveel van het totale aantal cliënten heeft deelgenomen aan het onderzoek, hoeveel cliënten hebben niet meegedaan en waarom niet) aan de orde komt. Vervolgens wordt de groep cliënten beschreven naar leeftijd en geslacht. Daarna volgen de antwoorden op de onderzoeksvragen. Achtereenvolgens worden de woonwensen ‘Hoe wil je wonen?’, ‘Waar wil je wonen?’ en ‘Welke begeleiding hoort daarbij?’ behandeld. Voorts worden de wensen van cliënten die het wonen in een GVT als gewenste situatie omschrijven vergeleken met de wensen van cliënten die voor een andere woonvorm kiezen. Van de ervaringen van de interviewers wordt in de volgende paragraaf verslag gedaan. De laatste paragrafen van dit hoofdstuk worden gewijd aan de haalbaarheid van en de voorwaarden tot het realiseren van de woonwensen. 2.1 De onderzoeksgroep 2.1.1 Respons De totale onderzoeksgroep bestaat uit 139 cliënten. Hiervan hebben er 127 aan het onderzoek deelgenomen. Van zes cliënten zijn geen gegevens verkregen. Eén van hen verblijft langdurig elders, een cliënt is verhuisd en een cliënt is overleden. Bij drie cliënten was uitval van de interviewer de reden dat er geen gegevens verzameld zijn. Verder is er met zes cliënten, verspreid over drie GVTen, geen interview gehouden. De redenen hiervoor lopen uiteen. Een cliënt was niet in staat om een gesprek te voeren vanwege dementie en met een cliënt was geen gesprek mogelijk wegens slechthorendheid en het onvermogen om te praten. Voor drie cliënten Verwey-Jonker Instituut
13
waren de vragen te moeilijk om te beantwoorden. Tot slot weigerde een cliënt elke deelname aan het onderzoek (zie tabel 2). Om van deze zes cliënten toch gegevens omtrent de gewenste woonsituatie te krijgen, zodat hier in hun individuele situatie rekening mee gehouden kan worden, is de vragenlijst van het interview voorgelegd aan de ouders/ vertegenwoordigers en persoonlijk begeleiders van deze cliënt. Hen is gevraagd de vragen te beantwoorden door als het ware ‘in de huid’ van de cliënt te kruipen. Daarnaast zijn, net als bij de andere cliënten in de onderzoeksgroep, aan de ouders/ vertegenwoordigers en persoonlijk begeleiders de vragen betreffende haalbaarheid en voorwaarden van de woonwensen voorgelegd. De resultaten van deze zes cliënten worden dus niet in dit rapport betrokken, maar alleen ten behoeve van hun individuele situatie aangewend. De aantallen respondenten en niet deelnemende cliënten per GVT en de redenen van uitval zijn weergegeven in tabel 2.
14
Verwey-Jonker Instituut
Tabel 2 Respons en nonrespons GVT
Aantal Niet deelnemende deelnemende Reden van uitval cliënten cliënten
Voorhout
16
Rutsbo
24
2
De Lijsterbes
14
3
De Wetering
25
Saksenheim
27
1
Slechthorendheid en het onvermogen om te praten (1) dementie (1) weigering om aan onderzoek mee te doen (1) vragen te moeilijk (2) verhuizing (1) vragen te moeilijk (1)
Vredesteijn
21
6
niet geïnterviewd (3) langdurig verblijf elders (1) plotseling overleden (1)
Totaal
127
12
2.1.2 De onderzoeksgroep naar leeftijd en geslacht Van de 127 geïnterviewde cliënten is de jongste 21 jaar en de oudste 84 jaar. De gemiddelde leeftijd is 47 jaar. Voor een duidelijk overzicht van de leeftijdsverdeling van de cliënten per GVT zijn de leeftijden in drie categorieën verdeeld: 20 tot en met 40 jaar, 41 tot en met 60 jaar en 61 jaar en ouder. Van de totale groep cliënten bevindt 38% zich in de jongste leeftijdsgroep, 39% in de groep van 41 tot en met 60 jaar en 23% behoort tot de oudste groep. In ‘Vredesteijn’ wonen gemiddeld de oudste mensen: 64% van de cliënten is ouder dan 61 jaar en de gemiddelde leeftijd is 62 jaar. ‘De Lijsterbes’ vormt het ‘jongste’ GVT: 71% van de cliënten is jonger dan 41 jaar, met een gemiddelde leeftijd van 37 jaar. De Verwey-Jonker Instituut
15
oudste leeftijdscategorie is in dit GVT niet vertegenwoordigd. Onderstaand staafdiagram (figuur 1) toont de leeftijdsverdeling en de gemiddelde leeftijd voor elk GVT. Daarachter wordt per GVT de leeftijd van de jongste en oudste cliënt vermeld. Figuur 1
Leeftijdsverdeling per GVT
Leeftijd
min:28, max:72
49
GVT Voorhout
47
GVT Rutsbo
min:29, max:71
37
GVT De Lijsterbes
min:21, max:49
40
GVT Saksenheim
min:25, max:70
47
GVT De Wetering
min:22, max:80
GVT Vredestijn
30
40
50
62
min:34, max:84
60
70
80
Gemiddelde leeftijd van de bewoner
Peildatum 1 april 1998
16
Verwey-Jonker Instituut
Binnen de onderzoeksgroep zijn de aantallen mannen en vrouwen vrijwel gelijk: 64 mannen en 63 vrouwen. Als we kijken naar de GVTen afzonderlijk laten ook ‘Voorhout’ en ‘Rutsbo’ deze gelijke verdeling zien. ‘De Lijsterbes’, ‘Saksenheim’ en ‘de Wetering’ huisvesten meer mannen dan vrouwen, terwijl in ‘Vredesteijn’ bijna twee keer zoveel vrouwen als mannen wonen. Figuur 2 laat de verdeling tussen mannen en vrouwen per GVT zien. Figuur 2
De verdeling man/vrouw per GVT
Geslacht
GVT Voorhout
50
50
GVT Rutsbo
50
50
GVT De Lijsterbes
43
57
GVT Saksenheim
44
56
GVT De Wetering
48
52
GVT Vredestijn
Geslacht Vrouw
62
38
Man 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
Procenten
Verwey-Jonker Instituut
17
Als leeftijd en geslacht tegen elkaar worden afgezet, blijkt dat in iedere leeftijdscategorie een vrijwel gelijke man/vrouw verdeling bestaat (figuur 3) Figuur 3
Verdeling man/vrouw per leeftijdscategorie
60
50
29 21
40
30 13 25 20
23 16
Geslacht
10 Vrouw Man
0 t/m 40
41 t/m 60
61 en ouder
Leeftijd van de bewoner
2.2 Woonwensen In deze paragraaf worden de antwoorden op de onderzoeksvragen beschreven. Hierbij beschrijven we alleen resultaten die bruikbaar kunnen zijn bij het maken van beleid op het gebied van wonen binnen Stichting Bollenstreek. Antwoorden op vragen die gericht zijn op de specifieke situatie van een individuele cliënt worden in dit rapport niet betrokken (bijvoorbeeld over de inrichting van de eigen zit- slaapkamer). Dergelijke resultaten worden wel gebruikt om de gewenste woonsituatie van de individuele cliënt tot stand te brengen. Het cijfermateriaal in de komende (sub)paragrafen wordt aangevuld met uitspraken van cliënten tijdens de interviews.
18
Verwey-Jonker Instituut
2.2.1 Hoe wonen? Hierna wordt ingegaan op de resultaten van de vragen ‘In wat voor een huis wil je het liefst wonen?’ en ‘Met wie wil je het liefst wonen?’ Figuur 4 laat zien dat iets meer dan de helft van de cliënten in een GVT wil blijven wonen. De overige cliënten geven de voorkeur aan een andere woonvorm, waarbij de eengezinswoning het meest populair is. “Een groot tot zeer groot balkon, alstublieft, als er dan maar wel stenen liggen en een ligstoel kan staan” “Ik wil graag op mezelf gaan wonen, lekker alles doen wat ik zelf wil, niet aan de regels van het GVT houden” “Ik wil de eerste zes jaar nog niet verhuizen, want mijn behang is net nieuw”
Figuur 4
In wat voor een huis wil de cliënt het liefst wonen?
een GVT
51
een flat
7 21
een eengezinswoning 4
anders
3
Voorkeur woonvorm
maakt me niet uit weet niet
3
dependance
5
vrijstaand huis
5 1
niet ingevuld
0
10
20
30
40
50
60
Procenten
Verwey-Jonker Instituut
19
Hoewel er niet expliciet naar gevraagd is, geven 48 van de 65 cliënten die in een GVT willen blijven wonen aan in het huidige GVT te willen blijven wonen. De overige 17 cliënten spreken deze wens niet uit. Er kan echter niet geconcludeerd worden dat deze cliënten niet in het huidige GVT willen blijven. In ‘Rutsbo’ geven naar verhouding de meeste cliënten (67%) expliciet aan hier te willen blijven wonen. ‘De Lijsterbes’ huisvest de minste cliënten (14%) die expliciet aangeven in het GVT te willen blijven wonen (zie tabel 3). Tabel 3 Cliënten die expliciet aangeven in huidig GVT te willen blijven Voorhout
Rutsbo
De
De
Lijsterbes
Wetering
Saksenheim
Vredesteijn
%
31
67
14
36
30
38
Aantal
16
24
14
25
27
21
Met wie wil je het liefst wonen? Voor de totale groep cliënten geldt dat het wonen in een kleine groep de voorkeur heeft boven met een vriendin of in een grote groep wonen. Slechts een klein gedeelte wil alleen wonen (figuur 5).
20
Verwey-Jonker Instituut
Figuur 5
Voorkeur voor met wie het liefst wonen
70 60 50 45
40 30
procent
20 10
20 14
11
4
0
4
2
ld vu ge in et ni t ie tn t ui ee w et ni e m kt ep aa ro m g e ot gr p n oe ee gr in ne ei ) kl n (i n ee nd ie vr et m
in
en m sa
en le al
Voorkeur met wie het liefst wonen
Het wonen in een grote groep is alleen bij cliënten van ‘Rutsbo’ favoriet. ‘De Lijsterbes’ vormt een uitzondering op de regel, met het hoogste percentage cliënten in de categorie die het liefst met een vriendin wil wonen. Opvallend is ook dat in ‘Vredesteijn’ een relatief hoog percentage alleen zou willen wonen. “Ik wil wonen met vrouwen. Natuurlijk kan dat, een vrouwenhuis!” “Ik wil niet met jongens wonen, ’t zijn lastige kerels” “Als het te druk is in de groep zet ik gewoon mijn koptelefoon op”
Er is ook gekeken of er verschillen bestaan tussen de 3 leeftijdsgroepen, in de keuze met wie men wil wonen. In elk van de 3 leeftijdscategorieën geven de meeste cliënten de voorkeur aan het wonen in een kleine groep. Voor ‘alleen wonen’ wordt vaker door cliënten in de middelste leeftijdscategorie (41 t/m 60 jaar) gekozen, terwijl ‘samen met een vriend(in) wonen’ vaker wordt gewenst Verwey-Jonker Instituut
21
door cliënten jonger dan 41 jaar. Er zijn echter geen opvallende verschillen geconstateerd tussen de leeftijdsgroepen. Ook een vergelijking op basis van geslacht laat nauwelijks verschillen zien in de keuze met wie men wil wonen. De aantallen mannen en vrouwen die alleen willen wonen zijn gelijk. Mannen willen vaker samenwonen met een vriend(in) dan vrouwen. Het groepswonen daarentegen is geliefder bij de vrouwen dan bij de mannen.
22
Verwey-Jonker Instituut
GVT Voorhout
GVT Rutsbo
70
70 60
50
50
40
40
30
30
20
20
10
Procent
Procent
69 60
13 6
0
6
6
33
17
10
8
0
ee w tn t ie
e ot gr
ne ei kl p
) in d(
oe gr
n rie
p oe
p oe gr
v et
d
gr
) in
p oe gr
( nd rie
GVT Saksenheim 70
60
60
50
50
40
40 36
41
30
20
26
20
Procent
21 14
10
n ee
n ee
m
ul
e ot
v et
v ge in
t ie
gr
ne ei kl
m
GVT De Lijsterbes 70
30
in
in
en m sa
et ni
n et
n ee
n ee
en m
we
in
in
sa
Voorkeur met wie het liefst wonen
Voorkeur met wie het liefst wonen
Procent
42
14 7
0
7
10
15 4
0
4
7
4 et ni t ie
m it
p
)
in d(
p oe
tu
gr
e ni
d ul
e
e ot
it
n ie
oe gr
vr
ne
et
ei
gr
kl
m
v ge in
n
kt
tn
aa
ee
n
n
en
ee
m
ee w
m
in
in
sa
e le al
t tu
(in nd
p oe gr
p oe gr
ne ei
rie
e ni
e ot gr
kl
ie tn ee w
n ee
n ee
v et m
e m kt aa m
in
in
en
en m sa
le al
)
Voorkeur met wie het liefst wonen
Voorkeur met wie het liefst wonen
GVT Vredestijn
GVT De Wetering 70
60
60
50
52 50
40 40
43
30 30 29
20
20
Procent
Procent
20 10
12 8
8 0
10 0 in
in
n ee e ot gr p oe gr
p oe gr
) (in nd rie
p
t ui
oe gr
) in
ep
( nd
o gr
rie
et ni
ne ei
e
e ot
v et
v et
m
gr
ne ei kl
m
m
kl
en
n ee
m sa
kt aa
n ee
n ee
n
en m
en le al
m
in
in
sa
e le al
Voorkeur met wie het liefst wonen
19 10
Voorkeur met wie het liefst wonen
Verwey-Jonker Instituut
23
Waar wonen? In deze paragraaf behandelen we de antwoorden op de vragen: ‘In welk dorp/stad wil je wonen?’, ‘waar zou de straat moeten liggen?’ en ‘wat wil je het liefst dicht in de buurt van je huis hebben?’ In welk dorp/stad wil je wonen? De meeste cliënten willen in hun huidige woonplaats blijven wonen, omdat ze hier meestal al een tijd wonen, er veelal gewend zijn en er de weg goed kennen. Een vergelijking tussen de verschillende GVTen laat zien dat ongeveer driekwart van de cliënten de voorkeur geeft aan hun huidige woonplaats, met uitzondering van de cliënten in ‘Voorhout’. In dit GVT geeft de helft van de cliënten aan in ‘Voorhout’ te willen blijven wonen. In het onderstaande staafdiagram zijn de resultaten weergegeven. “Ik wil in Sassenheim wonen. Sassenheim is een gezellig dorp. Hier zeggen de mensen me gedag” “Ik zou wel in Lisse willen wonen, heeft een grote kermis”
24
Verwey-Jonker Instituut
Figuur 6
In welk dorp/stad wil je wonen?
69
plaats waar ik woon
26
In welk dorp\stad wil je wonen?
andere plaats
1
maakt me niet uit
3
weet niet
1
niet ingevuld
0
20
40
60
80
Procent
Waar zou de straat moeten liggen? Wat betreft de woonomgeving kiezen de meeste cliënten voor het wonen midden in een dorp (60%). Veel cliënten vertellen daarbij dat het wonen in het centrum gezelligheid en bedrijvigheid met zich meebrengt, wat ze aantrekkelijk vinden. Bovendien vinden ze het prettig als winkels makkelijk te bereiken zijn. 17% van de cliënten kiest voor een straat aan de rand van een dorp (figuur 7). De stad wordt door de meeste cliënten als druk en onoverzichtelijk gezien en heeft slechts bij een enkeling de voorkeur. “Ik zou graag tussen weiden en koeien willen wonen” “Ik wil in een straat wonen met veel verkeer, want ik hou van de lichten van de auto’s” “Ik zou in een straat met weinig verkeer willen wonen, anders kom ik onder een auto ”
Verwey-Jonker Instituut
25
Figuur 7
Waar zou de straat moeten liggen?
76
midden in dorp\stad
Waar zou de straat moeten liggen?
17%
21
aan rand van dorp
9%
12
maakt me niet uit
60%
weet niet
7
6%
op het platteland
6
5%
3%
4
niet ingevuld
1%
1
anders
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
aantallen
Wat wil je het liefst dicht in de buurt van je huis hebben? De cliënten is gevraagd wat ze graag dicht in de buurt van hun huis willen hebben. De resultaten van deze vraag zijn weergegeven in figuur 8. “In de buurt van mijn huis wil ik graag een fietsenmaker, in verband met de rolstoelbanden” “Ik wil een supermarkt in de buurt, een Albert Heijn graag”
26
Verwey-Jonker Instituut
Figuur 8
Wat wil je het liefst in de buurt van je huis hebben? 44
andere winkels 36
familie/vrienden 28
supermarkt 20
dokter
19
club/soos/sport/hobb
19
activiteitenc./werk 17
kerk
17
bushalte 15
natuur 12
postkantoor 6
videotheek
5
treinstation
2
bibliotheek 0
10
20
30
40
50
Buurtvoorzieningen aantal keren genoemd
2.2.2 Welke begeleiding? De derde onderzoeksvraag heeft betrekking op de begeleiding die de cliënten in hun woonsituatie wensen. Er is aan de cliënten gevraagd wanneer ze het liefst begeleiding willen hebben en waarbij ze deze nodig hebben. Ook is nagegaan waarover de cliënten met hun begeleiders willen praten. Wanneer wil je het liefst begeleiding hebben? Van de totale groep willen de meeste cliënten begeleiding ‘op afspraak’ en ‘op vaste momenten op de dag’ (respectievelijk 28% en 25 %). Binnen de GVTen afzonderlijk valt op dat in zowel ‘Rutsbo’ alsook ‘De Lijsterbes’ een relatief hoog percentage van de cliënten aangeeft altijd begeleiding nodig te hebben (29%). In ‘Rutsbo’ heeft het merendeel van de cliënten de vraag niet beantwoord (34%). In figuur 9 zijn de resultaten met betrekking tot het gewenste tijdstip van begeleiding weergegeven. Verwey-Jonker Instituut
27
“Het is niet fijn om altijd leiding in de buurt te hebben” “Ik zou een dag in de week begeleiding willen en verder per telefoon”
Binnen het GVT is in principe 24 uur begeleiding aanwezig, waarvan op verschillende manieren gebruik kan worden gemaakt: permanent of beperkt. Bij beperkte aanwezigheid van begeleiding zijn begeleiders niet altijd aanwezig. Cliënten kunnen echter wel 24 uur per dag een beroep doen op de aanwezige begeleiders (vaste momenten op de dag). Daarnaast hebben cliënten de mogelijkheid individueel een afspraak voor begeleiding te maken (op afspraak). Figuur 9
Wanneer wil je het liefst begeleiding hebben?
60
50 40
30 28
25
20
Procent
20 10 0
10
9
2
6 i et
t ie
d no ig
k
om
d ul ev ng
n
tn
e di
m
g
a ra sp af
ee
ni
w
in
op
i od
e st va
d tij
n et
op
al
ni
n te en
Wanneer wil je het liefst begeleiding hebben?
28
Verwey-Jonker Instituut
GVT Rutsbo
GVT Voorhout 60
60
50
50
40
44
40
30
30
29 20
19 10
13
13
Procent
Procent
20 13
0
21 17
10
4
n
g in et
e di g di
d ul ev
no
t ie
te
n te en
en om m
k aa pr
tn
s af
ee
ni
in
w
op
e st va
tijd
op
al
ak ra
om m
g di no
t ie tn ee
sp af
e st va
d
en di in
w
op
op
tij al
n
Wanneer wil je het liefst begeleiding hebben?
Wanneer wil je het liefst begeleiding hebben?
GVT Saksenheim
GVT De Lijsterbes 60
60
50
50
40
40
36
30
17
13
0
52
30
29 20
Procent
Procent
20 14
10 7
0
7
7
19 10
11
4
4
7 e ni
d in
ti
no
t
d
g di
ul ev ng
n ie
ie tn
en
n te en
t en
ld
om m
ak ra sp
ig od
vu ge in
g di no
et ni
e st va
af
ee w
op
op
tn
d tij al
e ni
et ni
t ee
om m
ak ra sp af
e st va
d
en di in
w
op
op
tij al
Wanneer wil je het liefst begeleiding hebben?
Wanneer wil je het liefst begeleiding hebben?
GVT Vredestijn
GVT De Wetering 60
60
50
50
40
40
30
30
32
43
20
24
20
19
10
12
Procent
20
Procent
4
0
12
0
14
10 10
10 5
0
d in n ie no
t
g di
om m
ak ra sp
ie tn
af
ig od
e st va
ee w
op
op
tn
d tij al
e ni
en
n te en
t en
g di no
om m
ak ra
t ie tn ee
sp af
e st va
d
en di in
w
op
op
tij al
Wanneer wil je het liefst begeleiding hebben?
Wanneer wil je het liefst begeleiding hebben?
Verwey-Jonker Instituut
29
Figuur 10 toont de antwoorden op de vraag waar de cliënten begeleiding bij nodig hebben ofwel de praktische hulpvraag. Zij konden van elke activiteit aangeven of ze er begeleiding bij nodig hebben. Figuur 10
Waar heb je begeleiding bij nodig?
Totaal 80 70 60
64
60
50
50
40 30 24
20 10
12
3
8
6
0
6 et ni
ee w
in
tn
ge ld
pe
n
le
n
ge
vu
t
ko
de
re n
ld
le nk
ge
aa
et m
en
ie
ng
ou
d
rs de an
di
h is
e kl
hu
en
tij
n
an
se
ga
e
k ko
ij vr
om
as w
de n
Waar heb je begeleiding bij nodig?
‘ Omgaan met geld’ en ‘koken’ zijn activiteiten waarbij de meeste cliënten aangeven begeleiding nodig te hebben (60% respectievelijk 64% van de totale groep cliënten). De GVTen afzonderlijk laten een vergelijkbaar resultaat zien. Verder is er relatief veel behoefte aan hulp bij het huishouden (wassen, strijken, schoonmaken en dergelijke). Wat opvalt is dat de helft van de cliënten van ‘De Lijsterbes’ aangeeft begeleiding nodig te hebben bij het regelen van de vrije tijd, terwijl dit percentage in de andere GVTen veel lager is. De categorie 'anders' bestaat uit antwoorden als hulp bij medicijngebruik, catheterverzorging en zo. “Ik heb begeleiding nodig bij het koken. Ik doe nog zoveel mogelijk om mijn lijf soepel te houden” 30
Verwey-Jonker Instituut
30
et ni
ld vu ge in
t ee
et ni w
ni
d ul ev t
le ge
n
n pe
re
de
ko
ie
ng
tn
i et
s
ng
r de
ee w an di
u ho is
e kl hu
d tij
n
ld ge n
et ni
ul ev t ie
g in
p ko
re
d
en
en
l ge
en ud
g
rs
tn
de
ee w an
in
ho is
ed kl hu
d
l nk
e ed
ld ge
en
d
aa
et m en
ul ev t ie
p ko
en
aa
l nk
e ed
ld ge
l ge
en
et m
re
en ud
g
rs
tn
g in
n se
an
t ij
n ke ko ije vr
et
as w
ga om
ni
de
ee w an
in
d
ho is
ed kl hu
t ij
n ke ko ije vr
an n se
ga om
n
n
Waar heb je begeleiding bij nodig?
5
as w
Waar heb je begeleiding bij nodig?
5 14
31 Verwey-Jonker Instituut
n ke ko e et m e ed
40
5 10 12
52 50
40
48 50
ij vr l nk
30 30
aa
d
70 70
en
t
l vu ge ie
GVT Vredesteijn GVT De Wetering
an ga om
in
en
80 80
n se as w
et ni
tn ee w
en
n
l ge
d d le nk
l ge
aa
et m
re
en
pe ko
n
d tij
ud
g
rs
n di
de an e kl
ho is hu
e
n ke ko ij vr
a ga om
en
Waar heb je begeleiding bij nodig? Waar heb je begeleiding bij nodig?
7 11 7
8 4 13
rs n de pe an ko
20
en ud ho
20
37 30
22 40 30
44 40
g in ed
57
kl
n
71
is hu
t
n
n pe
d ul ev
ie
ng
tn
i et
ko de
le ge
70
67 60 60
n n le ke ge ko re d ld tij ge ije et vr n m de le an nk ga aa om en n se as w
ni
s
ng
r de di
re
80 70
10 0 0
ee w an e kl
u ho is
d tij
n
Waar heb je begeleiding bij nodig?
Waar heb je begeleiding bij nodig?
57 60 60
hu
e
e ed
ld ge l nk
n se as w
60 68 60
n ke ko ij vr
aa
et m en
20 28 20
GVT Saksenheim GVT Lijsterbes
21 20 20
4 0 6 6 6 0
0 7 7 0
4 12
19 16 10
an ga om n se as w
80
71
30 38
54 50 50
67 60 60
75 70 75 70
50 50 50
GVT Rutsbo
GVT Voorhout
4 10 14 10
40 44 40
10 13 13 10
80 80
Waarover zou je met je begeleiding willen praten? Waarover cliënten willen praten ofwel de emotionele hulpvraag ziet u in fig.11. Figuur 11
Waarover zou je met je begeleiding willen praten? (alle antwoordcategorieën)
Totaal 80
60 58 47
40
42
39 35
37
20 12
11
3
0
tn ee
in
ld vu ge in et ni t ie
w
s
id he lig
r de an
l ze ge
ie nt ka va
k er
is hu
g an in pl ed rg kl zo n ke n ra ke sp za af e ijk nl oo rs pe
w
Waar met begeleiding over praten
De cliënten hebben het meest behoefte aan gesprekken over ‘persoonlijke zaken en problemen’ met hun begeleiders. Dit geldt binnen elk GVT. 60% van de totale groep cliënten antwoordt hier behoefte aan te hebben. Op dit gebied is de emotionele hulpvraag dus vergelijkbaar met de praktische hulpvraag die bestaat bij ‘omgaan met geld’ en ‘koken’. Een ander onderwerp waar cliënten met de begeleiding graag over willen praten is ‘vakantie en vrijetijdsbesteding’ (49%).Alleen in ‘Rutsbo’ is dit percentage een stuk lager dan in de andere GVTen (26%). Ook wist in dit GVT een relatief hoog percentage cliënten het antwoord op de vraag niet. We zagen dit verschil tussen ‘Rutsbo’ en de andere GVTen ook al bij de vraag ‘wanneer wil je begeleiding hebben?’
32
Verwey-Jonker Instituut
60 60
50
et
in
d
d
l vu
i he
et
lig
rs
ni
ge in
de
t ee
ni
w an l ze ie nt
ng
s
an
i hu
l gp
n ke za
r zo
e
s
et
l vu
i hu
s
an
i hu
s
n ke za
l gp
in
d
d
e
r zo
i he
et
ge in ni
lig
rs
l ze
de
t ee
ni
w an ge ie nt
ng en
ijk nl
in
d
d
l vu
i he
et
lig
rs
ni
ge in
k er
oo rs
k ra sp
i ed
ka va kl af
w
pe
et
t ee
ni
w
de
l ze
Waar met begeleiding over praten
GVT Saksenheim
ge
i ed en
ijk nl
d
i hu
an ge
an
Waar met begeleiding over praten
GVT De Wetering
et
in
d
d
l vu
i he
et
ge in ni
lig
rs
l ze
de
t ee
ni
w
an ge
s
an
i hu
l gp
is
n ke za
r zo
hu
n
n
la
ke za
gp
in
e
d
d
ijk nl
en
ie nt ng
oo rs
k ra sp
i ed
ka va kl
af
l vu
i he
t ie
ge tn
in
k er
pe w
t ni
ee w
s
e
r zo
lijk on
en ak
ng
t ie
lig
er el
d an z ge
di
n ka va e kl
k
so
r sp af r pe
er w
33 Verwey-Jonker Instituut
ka va kl
oo rs
l vu
in
l gp
52 52
48 48
7 4 0 0
52 52
k ra sp
k er
ge in et
d
ie nt ng
ka va i ed
n ke za
r zo
e
20 20
af
w
et ni
i he
an
en
ijk nl
k ra sp oo rs k er
80 80
pe
ni t ee rs lig
l gp
kl
af
w
pe
15 16 12
15 14 14
12 10
7 4 0 7 0
w de l ze ie nt
ng
n ke za
r zo
e
20 20
Waar met begeleiding over praten Waar met begeleiding over praten
an ge
i ed
en
ijk nl
k ra sp oo rs k er
GVT Saksenheim GVT De Lijsterbes
48 48 44 44 40
ka va kl
af
w
pe
80 80
63 60 64 60
Waar met begeleiding over praten Waar met begeleiding over praten
63 60 64 60
0 6 0
25 25 25 20 20
38 38
46 40 40
38 30
29 31 31 31
41 40 40 40
GVT Rutsbo GVT Voorhout
41 40 43 40
80 80
69
70
50
79
36
29
56
2.2.3 Gezinsvervangend tehuis of andere woonvorm: een vergelijking Hierna wordt een vergelijking gemaakt tussen de groep cliënten die in een GVT wil blijven wonen en de groep die voor een andere woonvorm kiest. Er is gekeken of er relaties bestaan tussen woonvorm en respectievelijk leeftijd en geslacht. Verder is nagegaan of de woonwensen van de cliënten binnen de twee groepen verschillen vertonen. De vergelijking betreft een groep van in totaal 118 cliënten, waarvan er 65 in een GVT willen blijven wonen en 53 voor een andere woonvorm kiezen. De cliënten die het antwoord op de vraag 'in wat voor huis wil je het liefst wonen?’ niet wisten of niet beantwoord hebben (n=5) en de cliënten die ‘het niet uitmaakt’ (n=4) worden hier buiten beschouwing gelaten. Leeftijd en geslacht Van de cliënten die kiezen voor een andere woonvorm zijn de meeste jonger dan 41 jaar: 47% van de jongste groep cliënten kiest hiervoor. De middelste leeftijdscategorie (41 tot en met 60 jaar) is het sterkst vertegenwoordigd in de groep cliënten die in een GVT wil wonen (42%). Vrouwen kiezen iets vaker voor het wonen in een GVT (54%), terwijl mannen wat eerder de voorkeur geven aan een andere woonvorm (53%). (figuur 12)
34
Verwey-Jonker Instituut
Figuur 12
Woonvorm naar leeftijd en geslacht
31
t/m 40
46
Vrouw
54
47
Geslacht
Woonvorm geen GVT GVT 0
20
40
47
53
60
80
Procent
100
120
Leeftijd van de bewoner
Man
45
41 t/m 60
25
61 en ouder
32
Woonvorm
21
geen GVT GVT 0
20
40
60
80
100
Procent
Waar wil je wonen? De cliënten die voor een GVT kiezen verschillen in ‘waar ze willen wonen’ nauwelijks van de cliënten die naar een andere woonvorm willen. Ten aanzien van de gewenste woonplaats verschillen de twee groepen wel: Binnen de GVTgroep willen meer cliënten in de huidige woonplaats blijven wonen dan binnen de groep die voor een andere woonvorm kiest (90%). Toch wil ook binnen de groep die voor een andere woonvorm kiest 53% in de huidige woonplaats blijven (figuur 13).
Verwey-Jonker Instituut
35
Figuur 13
Woonvorm naar ‘waar wil je wonen’
160 140
53
120 100 80
89
60
Procent
Woonvorm
42
40
geen GVT
20 0
2/1
1/-
9
GVT
t ee
e
et ni
m kt aa et ni
ik
ld vu ge in et ni
w
m
r aa
ts aa pl
w
re de an
ts aa pl
t ui
n oo w
Waar wil je wonen
Praktische en emotionele hulpvraag De twee groepen vertonen verschillen in behoefte aan begeleiding. Deze verschillen komen tot uiting bij de antwoorden op de vragen ‘Waar heb je hulp bij nodig?’ en ‘Waarover zou je met je begeleiding willen praten?’. De cliënten in de ‘GVTgroep’ vragen vaker hulp bij praktische zaken dan die in de andere ‘woonvormgroep’. Dit geldt voor alle activiteiten waarbij een cliënt praktische hulp nodig kan hebben (‘wassen en aankleden’, ‘omgaan met geld’, ‘vrije tijd regelen’, ‘koken’, ‘huishouden’ en ‘kleding kopen’). Zie voor de gegevens tabel 4. Ook geven cliënten in de GVT vaker aan met de begeleiding te willen praten over ‘afspraken in het zorgplan’, ‘kleding’, ‘werk’, ‘vakantie en vrijetijdsbesteding’ en ‘gezelligheid in huis’. Alleen aan praten over ‘persoonlijke zaken en problemen’ hebben beide groepen evenveel behoefte (tabel 5).
36
Verwey-Jonker Instituut
Tabel 4
Woonvorm naar praktische hulpvraag (percentages en absolute aantallen) GVT
geen GVT
Totaal
%
%
%
Wassen en aankleden
9 (11)
3 (4)
13 (15)
Geld
31 (36)
29 (34)
60 (70)
Vrije tijd
17 (20)
8 (9)
25 (29)
Koken
14 (43)
29 (34)
66 (77)
Huishouden
28 (33)
22 (26)
51 (59)
Kleding kopen
3 (4)
2 (2)
5 (6)
Anders
3 (4)
3 (4)
7 (8)
Weet niet
3 (4)
Niet ingevuld
2 (2)
2 (2)
3 (4)
Aantal cliënten (N)
63
53
116
3 (4)
Verwey-Jonker Instituut
37
Tabel 5
Woonvorm naar emotionele hulpvraag (percentages en absolute aantallen)
Waar met de begeleiding over praten?
GVT
geen GVT
Totaal
% (aantal)
% (aantal)
% (aantal)
Werk
27 (31)
16 (18)
43 (49)
Persoonlijke zaken & problemen
31 (35)
32 (36)
63 (71)
Afspraken in het zorgplan
20 (23)
16 (18)
36 (41)
Kleding
24 (27)
16 (18)
40 (45)
Vakantie
28 (32)
21 (24)
50 (56)
Gezelligheid in huis
27 (30)
18 (20)
44 (50)
Anders
4 (4)
4 (4)
7 (8)
Weet niet
10 (11)
2 (2)
12 (13)
Niet ingevuld
1 (1)
2 (2)
3 (3)
Aantal cliënten (N)
63
50
113
2.3 De ervaringen van de interviewers Het onderzoek is twee keer met de interviewers geëvalueerd. Eén keer halverwege het onderzoek en tot slot na afronding van alle interviews. De gegevens die hieruit naar voren kwamen worden in deze paragraaf besproken. Tijdens de eerste bijeenkomst bleken de zes interviewers enthousiast te zijn over de algemene gang van zaken (zoals de organisatie) rond het onderzoek. Het interviewen zelf noemden ze een ‘leuke klus’. De belangrijkste opmerkingen waren: Er moet erg worden doorgevraagd om de woonwensen van cliënten te achterhalen. Naar aanleiding hiervan is met de interviewers gesproken over de mogelijkheid dat een cliënt tevreden is met de huidige woonsituatie en daarin géén verandering wenst; 38
Verwey-Jonker Instituut
Het duurt gemiddeld een uur om het interview af te nemen. Het lukt in het algemeen goed om de aandacht van de cliënt gedurende het gesprek vast te houden en ook cliënten met een minder goed concentratievermogen kunnen hun woonwensen tijdens het gesprek uiten; Het pictogrammenboek wordt als ondersteunend ervaren; Terugkijkend op de instructiedag vinden de interviewers dat ze teveel zijn voorbereid op gesprekken met cliënten met betere verstandelijke vermogens binnen de onderzoeksgroep en te weinig op het interviewen van cliënten die verstandelijk minder mogelijkheden hebben. De slotevaluatie vond plaats met vier van de zes interviewers. Van de afwezige twee was er één op vakantie en één had eerder van verdere medewerking aan het onderzoek afgezien. De slotbijeenkomst is vormgegeven met behulp van een vragenschema , geïnspireerd door de Leadership Support Group (LSG)methode (Goderie e.a., 1992) , waarbij zes vragen centraal staan (zie kader). Deze vragen worden door iedere deelnemer afzonderlijk beantwoord, waarna de resultaten met de hele groep besproken worden. Hierbij wordt gezocht naar gemeenschappelijke aandachtspunten, opvallende antwoorden en verschillen en overeenkomsten tussen de antwoorden. Vragen binnen de LSG-methode 1. Waarom heb je je als interviewer opgegeven? 2. Wat vond je leuk/positief aan het interviewen? 3. Wat vond je niet leuk/lastig aan het interviewen? 4. Hoe zouden deze problemen in de toekomst te verhelpen zijn? 5. Wat kun je er als interviewer zelf aan bijdragen? 6. Wie zou daar verder een rol in kunnen spelen?
Verwey-Jonker Instituut
39
De belangrijkste uitkomsten van de slotbijeenkomst worden hierna besproken. Cliënten zelf aan het woord laten De interviewers vinden het een goede zaak om cliënten zelf aan het woord te laten: ‘Dat er nog eens naar ons geluisterd wordt’, zei een cliënt heel treffend. Spreekbuis voor verstandelijk gehandicapten Eén van de interviewers ervaart het interviewen als ‘op een andere manier van betekenis zijn voor verstandelijk gehandicapten omdat je als spreekbuis van de cliënten fungeert.’ Zelfstandig werken en eigen verantwoordelijkheid Een interviewer vond het leuk om zelfstandig een klus te klaren en ‘dat je even geen collega's om je heen hebt.’ Een andere interviewer sluit hierop aan: ‘Als interviewer ben je zelf verantwoordelijk, vanaf het moment dat je een afspraak voor een interview met een cliënt maakt tot en met het afnemen van het interview zelf.’ Bovendien gingen de gesprekken vaak veel verder dan alleen het beantwoorden van de vragenlijst: ‘Ik heb leuke mensen ontmoet en ervaren dat het positieve gevoel wederzijds was. De ervaring was goed voor mijn zelfbeeld.’
De GVTen leren kennen De interviewers geven als reden voor deelname aan het onderzoek dat ze het een leuke manier vinden om de stichting te leren kennen. ‘Op deze manier kan ik voor mezelf bepalen of ik binnen een GVT zou willen werken’, vertelt iemand. Een andere interviewer is benieuwd naar verschillen tussen het wonen in ‘De Hafakker’ en in een GVT. Eén interviewer geeft vol enthousiasme aan een brok extra werkervaring te hebben opgedaan: ‘Je gaat praten en komt op de meest geweldige dingen.’ 40
Verwey-Jonker Instituut
Kritiek van de cliënten Tijdens de interviews werd door de cliënten ook kritiek geleverd op hun begeleiders. Dit vinden de interviewers voor zichzelf als begeleider een positief en leerzaam gegeven. Cultuurverschil Eén interviewer ervoer een cultuurverschil tussen de grote en kleine GVTen. Openheid ‘De geïnterviewde mensen zijn heel open en laten je even toe in hun leefwereld’, zo drukt één van de interviewers zich uit. ‘Maak van je hart geen smoorkuil,’ wordt door een cliënt gezegd.
Het antwoord van de cliënt of de interviewer? Twee interviewers vinden het lastig dat zij tijdens de interviews geneigd zijn zelf de antwoorden van de cliënten in te schatten. Ook vinden ze het moeilijk te beoordelen hoever je daarbij kan gaan: ‘In hoeverre is er sprake van een eigen interpretatie van de antwoorden?’
Een schat aan informatie De interviews leveren een schat aan informatie op, en niet alleen over het wonen van de cliënten. De interviewers geven aan het jammer te vinden als al deze informatie verloren gaat omdat het wonen centraal staat in het onderzoek4
4
Bij het opzetten van het onderzoek is echter bewust gekozen voor een onderzoek naar woonwensen. Het is onvermijdelijk dat tijdens het onderzoek toevalligerwijs verzamelde informatie voor dat betreffende onderzoek niet bruikbaar is.
Verwey-Jonker Instituut
41
Organisatie van de interviews Er wordt gepleit voor een nog betere organisatie van de interviews. Het overnemen van interviews van elkaar is niet altijd naar tevredenheid verlopen. Meer openheid en eerlijkheid naar elkaar toe is gewenst. Daarnaast is het bij een volgend onderzoek beter om met een pool interviewers te werken, zodat er bij uitval van een interviewer direct een andere beschikbaar is. Beïnvloeding Volgens de interviewers vindt beïnvloeding van cliënten plaats door begeleiding , door cliënten onderling en ook door het thuisfront. Zo wordt er een verschil geconstateerd bij bewoners tussen binnenkomst (opstandig, angstig) en het weggaan (positief) Voorbereiding Er wordt gepleit voor een langere voorbereiding bij toekomstig onderzoek, zodat cliënten al vanaf het allereerste begin, het bepalen van de vraagstelling, bij een studie betrokken kunnen worden. ‘Dan staat de cliënt pas echt centraal.’ De interviewers wijzen nadrukkelijk op het belang van de registratie van de wensen van verstandelijk gehandicapten, omdat hun stem zo vaak verloren gaat. Voorts constateren de interviewers dat de periode van voorbereiding op het onderzoek moeilijk en intensief is. De vraag die bij de voorbereiding centraal staat is op welke manier je informatie overbrengt. Dit is weer afhankelijk van de wijze waarop doorgaans met de cliënten wordt omgegaan bij alledaagse zaken binnen de woonsituatie in het GVT. Als concreet voorbeeld wordt hierbij de inkoop genoemd. Wordt dit in samenspraak met de cliënten gedaan of wordt er gewoon geaccepteerd dat iemand ‘tien potten pindakaas en tien potten jam bestelt.’
42
Verwey-Jonker Instituut
In gang houden van het bewustwordingsproces ten aanzien van wonen Het valt de interviewers op dat binnen alle geledingen van de stichting de opvatting leeft dat ‘een inventarisatie van (woon)wensen’ automatisch ‘verandering’ met zich meebrengt. Daarnaast heerst de hardnekkige gedachte dat alleen cliënten met meer verstandelijke vermogens zelfstandig kunnen wonen: ‘Hij wil wel in een flat wonen, maar hij kan nog geen lucifer afstrijken.’ Ze pleiten er dan ook voor dat het door het onderzoek gestarte bewustwordingsproces in gang gehouden wordt door de stichting. Er moet hierbij vooral veel aandacht komen voor de ‘werkvloer’ waar onderwerpen als ‘verandering’ en ‘zelfstandigheid van de cliënten’ veelal gevoelig liggen. De aanstelling van een speciale functionaris, die bewaakt dat de wensen van de cliënt centraal blijven staan, wordt in dit kader genoemd. Gebruik van de onderzoeksresultaten voor de individuele cliënt De resultaten van het woonwensenonderzoek moeten worden meegenomen in de individuele cliëntbesprekingen én in de toekomst geëvalueerd worden. Zo wordt een start gemaakt met een persoonlijke geschiedenis van cliënten, waarin elke cliënt betrokken wordt bij vorderingen ten aanzien van zijn of haar persoonlijke wensen. Elkaar steunen De interviewers geven aan dat ze elkaar tot steun kunnen zijn door ervaringen uit te wisselen. Voor toekomstig onderzoek is hierbij belangrijk dat interviewers elkaar kunnen voorbereiden op het eerder beschreven probleem van het ‘inschatten van de antwoorden’. De eigen ervaring als persoonlijk begeleider van verstandelijk gehandicapten komt de interviewers vaak goed van pas.
Verwey-Jonker Instituut
43
2.4 Haalbaarheid van de woonwensen Iedereen die nauw bij een cliënt betrokken is heeft in dit onderzoek de gelegenheid gekregen mee te praten over de haalbaarheid van de woonwensen. Zo is aan de cliënten gevraagd: ‘Denk je dat jouw gewenste woonplaatje ook kán?’ En aan ouders/vertegenwoordigers en persoonlijk begeleiders van de cliënten is gevraagd of de woonwensen van de betreffende bewoner mogelijk zijn. Respons ouders/vertegenwoordigers en persoonlijk begeleiders Aan het onderzoek hebben ouders/vertegenwoordigers van 117 van de 127 cliënten deelgenomen. Eén cliënt heeft geen ouders/vertegenwoordigers en van 1 cliënt wonen deze in het buitenland. De betrokkenen van de overige 8 cliënten hebben niet gereageerd op de schriftelijke vragen. De redenen hiervoor zijn onbekend. De persoonlijk begeleiders van 122 cliënten hebben de haalbaarheidsvraag beantwoord. De overige 5 hebben niet gereageerd. Haalbaarheid volgens de cliënten Van de cliënten geven er 90 (71%) te kennen dat de woonwensen haalbaar zijn. 10 cliënten (8%) benadrukken nogmaals de huidige woonsituatie te willen handhaven. Voor deze cliënten is de gewenste woonsituatie al verwezenlijkt. 4 cliënten hopen dat de gewenste woonsituatie te verwezenlijken is. 10 cliënten weten het antwoord op de vraag niet en bij 13 cliënten is het antwoord niet ingevuld . Een interviewer in gesprek met cliënt: “Denk je dat jouw wens ook kan? Weet ik niet, mag ook over een paar jaar. Ja, waarom niet? Misschien wel, je moet het wel proberen natuurlijk. Weet ik niet, zien we vanzelf wel. Ja, dat hoop ik. Lijkt me leuk”
44
Verwey-Jonker Instituut
Haalbaarheid volgens ouders/vertegenwoordigers De ouders/vertegenwoordigers zijn het 76 (65%) keer eens met de cliënt dat de woonwensen haalbaar zijn. Dit aantal is inclusief de cliënten die hun woonsituatie willen handhaven. Van 37 (32%) cliënten achten de ouders/ vertegenwoordigers de woonwens niet realiseerbaar. Sommige cliënten hebben als woonwens ‘de huidige situatie te handhaven’. Van twee van deze cliënten zijn de ouders het niet met hun eens. Eén van hen schrijft: ‘Het was te voorspellen dat hij in het GVT wil blijven, want veranderingen zijn voor hem altijd bedreigend.’ De vertegenwoordiger van één cliënt weet niet wat ze op de vraag moest antwoorden. In één geval is het antwoord onduidelijk. Haalbaarheid volgens de persoonlijk begeleiders In 99 (81%) gevallen stemt de persoonlijk begeleider in met de woonwensen van de cliënt. De gewenste woonsituatie wordt 18 (15%) keer niet mogelijk geacht. Daarnaast zijn 3 persoonlijk begeleiders het niet eens met de wens van de cliënt de huidige situatie te handhaven. Zij menen dat de cliënten in staat zijn kleinschaliger en zelfstandiger te wonen dan in een GVT. Eén van hen laat weten dat een cliënt voor behoud van de situatie kiest omdat deze nog nooit anders gewoond heeft en schrijft: ‘Deze cliënt zou prima kunnen functioneren in een woonvorm met 3 à 4 personen, mits er begeleiding is.’ Twee begeleiders zijn in hun oordeel over de gewenste woonsituatie van hun cliënt neutraal.
Verwey-Jonker Instituut
45
Overeenstemming tussen ouders/vertegenwoordigers en persoonlijk begeleider Tabel 6
Haalbaarheid van de gewenste woonsituatie volgens persoonlijk begeleider (pb-er en ouder/vertegenwoordiger (ov-er)
Is de gewenste situatie mogelijk?
GVT
geen GVT
Totaal
% (aantal)
% (aantal)
% (aantal)
Pb-er zegt ja en ov-er zegt ja
74 (48)
32 (17)
55(65)
Pb-er zegt nee en ov-er zegt nee
3 (2)
21 (11)
11(13)
Pb-er zegt ja en ov-er zegt nee
8(5)
36(19)
20(24)
Pb-er zegt nee en ov-er zegt ja
5(3)
8 (4)
6(7)
Overige mogelijkheden
6(4)
4(2)
5(6)
Aantal cliënten (N)
65
53
118
In tabel 6 wordt weergegeven in welke mate de mening van de persoonlijk begeleiders en die van de ouders/vertegenwoordigers met elkaar overeenstemmen danwel met elkaar verschillen. Er wordt daarbij een onderscheid gemaakt tussen GVT en geen GVT. Voor het wonen in een GVT kiezen, zoals al eerder is aangegeven, 65 cliënten en 53 cliënten kiezen voor het wonen in een andere woonvorm. De overige cliënten worden ook hier buiten beschouwing gelaten omdat ze of geen antwoord hebben gegeven op de vraag ‘in wat voor huis wil je het liefst wonen?’(n=5) of omdat ‘het niet uitmaakt in wat voor huis ze wonen‘ (n=4). Als van de ouders/vertegenwoordigers of van de persoonlijk begeleider geen reactie is ontvangen of als een van beide partijen geen ja en geen nee geantwoord heeft op de de mogelijkheid van de gewenste woonsituatie, zijn deze opgenomen in de categorie ‘overige mogelijkheden’. Van 117 cliënten is er een reactie ontvangen van zowel de persoonlijk begeleiders als de ouders/vertegenwoordigers.
46
Verwey-Jonker Instituut
Deze twee groepen zijn het in 81 (69%) van de gevallen eens over de haalbaarheid van de woonwensen van de cliënten. Beide groepen zijn het in 68 (58%) gevallen eens, in die zin dat zij de woonwensen van de cliënt haalbaar vinden. Van 13 (11%) cliënten zijn zowel ouders/vertegenwoordigers alsook persoonlijk begeleiders het erover eens dat de woonsituatie die de cliënt wenst ‘niet mogelijk’ is. In de overige gevallen verschilt het antwoord van de ouders/vertegenwoordigers en de persoonlijk begeleider. In het merendeel van deze beoordelingen vinden de ouders/ vertegenwoordigers de gewenste woonsituatie niet mogelijk, terwijl de persoonlijk begeleider deze wel haalbaar acht. Opmerkingen Een aantal ouders/vertegenwoordigers en persoonlijk begeleiders gebruikt de mogelijkheid vragen, opmerkingen en/of suggesties te noteren, nadat ze de vragen beantwoord hebben. De meest opvallende punten volgen hierna. Zelfstandiger woonvorm niet haalbaar Ouders/vertegenwoordigers achten een zelfstandiger woonvorm dan een GVT soms niet haalbaar, omdat zij de cliënt hiervoor niet stabiel genoeg vinden (bijvoorbeeld door wisselende stemmingen). Ouders/vertegenwoordigers radicaler Ouders/vertegenwoordigers zijn in hun afwijzing van de gewenste woonsituatie vaak ‘radicaler’ dan de persoonlijk begeleider. Vasthouden aan de huidige situatie Een aantal ouders/vertegenwoordigers houdt sterk vast aan de huidige woonsituatie van de cliënt. De enige verandering die zij voor de cliënt wensen is een grotere privé-kamer. Andere ouders/vertegenwoordigers geven aan dat de cliënt
Verwey-Jonker Instituut
47
al zolang in de huidige woonsituatie leeft, dat het niet verantwoord is hierin verandering aan te brengen. Utopie Soms wijzen ouders/vertegenwoordigers op het utopische karakter van de door de cliënt geuite woonwens, relativeren de woonwens van de cliënt of geven er een nieuwe uitleg aan. Een voorbeeld hiervan is een cliënt die aangeeft graag in ‘de Hafakker’ te willen wonen. Zijn ouders schrijven dat de cliënt één keer naar ‘de Hafakker’ is geweest en het er erg leuk vond. De woonwens op basis van dit bezoek achten zij niet reëel. Continu toezicht noodzakelijk Een aantal van de cliënten wordt door de ouders/vertegenwoordigers niet in staat geacht om voor zichzelf te zorgen. Zij vinden continu toezicht noodzakelijk omdat de gezondheid van de cliënt, bijvoorbeeld door epilepsie of een handicap, hierom vraagt. Eenzaamheid en heimwee Veel ouders/vertegenwoordigers uiten hun angst voor vereenzaming en heimwee van de cliënt. Consequenties niet te overzien Volgens sommige ouders/vertegenwoordigers is de cliënt niet in staat de consequenties te overzien van de door hem of haar geuite woonwensen. Onbegrijpelijk De ouders/vertegenwoordigers van twee cliënten vinden het onbegrijpelijk dat deze zijn geïnterviewd: ‘In onze nabijheid haalt ze alleen haar schouders op en zegt overal ‘ja’ op.’
48
Verwey-Jonker Instituut
Veranderlijk De ouder van een andere cliënt geeft te kennen dat de door de cliënt geuite woonwens veranderlijk is: ‘Als je het interview volgende week nog eens houdt, wil hij weer iets anders.’
2.5 Voorwaarden aan de woonsituatie De gewenste woonsituatie is in veel gevallen pas haalbaar indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Aan cliënten, ouders/vertegenwoordigers en persoonlijk begeleiders is daarom gevraagd welke voorwaarden zij stellen aan de gewenste woonsituatie. Deze vraag is alleen gesteld als iemand de gewenste woonsituatie haalbaar vond. Van de cliënten die de woonwensen (hopelijk) haalbaar vindt, noemt 38% één of meerdere voorwaarden. Deze voorwaarden omvatten: Begeleiding Geld Het aanleren van bepaalde praktische vaardigheden (wassen, koken en dergelijke) om zodoende voor zichzelf te kunnen zorgen Inrichting van de woonruimte Het regelen van een verhuiswagen Gesprekken met begeleider en met ouders. 62% van de cliënten blijkt niet in staat voorwaarden voor hun gewenste woonsituatie te noemen. Ouders/vertegenwoordigers en persoonlijk begeleiders noemen een aantal voorwaarden die in de volgende categorieën zijn samengevat: 24uurs begeleiding/zorg Inlassen van een proefperiode Garanderen van basisveiligheid Goede zorg in verband met de gezondheid Verwey-Jonker Instituut
49
Groepssamenstelling binnen een woonvorm Volgen van weerbaarheidstraining Inspelen op toekomstperspectief in verband met ouder worden Stimulatie Zinvolle dagbesteding
Er zijn veel reacties op de wensen van de cliënten ten aanzien van ‘begeleiding’. In veel gevallen vinden zowel ouders/vertegenwoordigers alsook de persoonlijk begeleider dat de cliënt meer begeleiding nodig heeft dan deze zelf aangeeft. Interviewer: Cliënt:
Interviewer: Cliënt:
50
“Kun je een paar dingen noemen die voor een verhuizing geregeld moeten worden?” “Oh, dat doe ik allemaal zelf wel! Een slaapkamer. Ach, mijn schoonzus en familie helpen me dan wel. Mijn schoonfamilie helpt me wel, ik huur een vrachtwagentje en stop er alles in. Het is zo gebeurd. Een vrachtwagen en de Stichting graag wel voorschieten met geld” “Heb je nog iets te vragen?” “Vind je de koffie lekker?” “Waar kan je trouwringen kopen?”
Verwey-Jonker Instituut
3
Samenvatting en aanbevelingen
In dit laatste hoofdstuk worden de resultaten van het woonwensenonderzoek samengevat. Ook worden aanbevelingen gedaan ten behoeve van het beleid van Stichting Bollenstreek en toekomstig onderzoek op dit terrein. Woonwensen Middels dit onderzoek hebben de cliënten van de zes gezinsvervangende tehuizen binnen Stichting Bollenstreek hun wensen ten aanzien van hun woonsituatie kunnen uiten. Negentig procent van hen heeft aan het onderzoek meegedaan. Het merendeel van de cliënten blijkt in staat te zijn vragen omtrent de gewenste woonsituatie te beantwoorden, in een interview dat gemiddeld een uur duurt. De helft van de cliënten wil in een GVT blijven wonen. Het merendeel hiervan geeft expliciet aan in het huidige GVT te willen blijven. Iets minder dan de helft van de onderzoeksgroep wil naar een andere woonvorm, waarbij de eengezinswoning favoriet is. Deze cliënten zijn over het algemeen jonger en geven aan minder begeleiding nodig te hebben dan de cliënten die voor een GVT kiezen. Dit verschil in behoefte aan begeleiding bestaat bij alle activiteiten waar een cliënt praktische hulp bij nodig kan hebben en bijna alle onderwerpen die gekozen kunnen worden op de vraag ‘waarover zou je willen praten met je begeleiding?’ Alleen aan gesprekken over ‘persoonlijke zaken en problemen’ hebben de twee groepen evenveel behoefte. Een klein deel van de cliënten heeft de vraag ‘Hoe wil je wonen?’ niet beantwoord. ‘Wonen in een kleine groep’ wordt het vaakst geantwoord op de vraag met wie de cliënt wil wonen. Het merendeel van de cliënten wil in de huidige woonplaats blijven, waarbij de meesten middenin een dorp willen wonen. De cliënten hebben het liefst winkels dicht in de buurt van hun woning. Bijna alle cliënten hebben, in meer of mindere mate, begeleiding nodig, waarbij ruim de helft deze begeleiding op vaste momenten of op afspraak wil. De meest genoemde onderwerpen hierbij Verwey-Jonker Instituut
51
zijn ‘omgaan met geld’, ‘koken’ en ‘praten over persoonlijke zaken en problemen’. Haalbaarheid Cliënten, ouders/vertegenwoordigers en persoonlijk begeleiders oordelen in de meeste gevallen dat de woonwens van de cliënt haalbaar is. Ook zijn de drie partijen het meestal met elkaar eens over de haalbaarheid van de gewenste woonsituatie. Uit die gevallen waar de beoordelingen wél verschillen komt een aantal zaken naar voren waar rekening mee gehouden dient te worden. Allereerst vinden de persoonlijk begeleiders de woonwens vaker haalbaar dan de ouders/ vertegenwoordigers. Voorts valt bij een deel van de cliënten die de huidige woonsituatie willen handhaven op dat ouders/vertegenwoordigers en/of persoonlijk begeleiders vinden dat de cliënt méér aankan in termen van zelfstandig wonen dan in de huidige situatie het geval is. Het onderzoek laat verder zien dat een aantal ouders/vertegenwoordigers en persoonlijk begeleiders moeite heeft met eventuele veranderingen in de woonsituatie van de cliënten. Bij ouders komt een bepaalde terughoudendheid meer voor dan bij persoonlijk begeleiders. Angst en onzekerheid over de mate van zelfstandigheid van de cliënt spelen hierbij een grote rol. Zij vinden de cliënt emotioneel niet stabiel genoeg, achten continue begeleiding noodzakelijk in verband met bepaalde aandoeningen of zijn bang voor vereenzaming van de cliënt. In een enkel geval wijzen de relativerende opmerkingen van ouders erop dat de door een cliënt geuite woonwensen niet reëel zijn. Voorwaarden Indien de gewenste woonsituatie haalbaar werd geacht, is gevraagd naar voorwaarden om de woonwensen te kunnen verwezenlijken.
52
Verwey-Jonker Instituut
Een groot percentage van de cliënten die hun gewenste woonsituatie haalbaar achten weet hieraan geen voorwaarden te verbinden. Waarschijnlijk is het abstractieniveau van deze vraag te hoog voor veel cliënten. Voorwaarden die wel genoemd worden liggen in de sfeer van begeleiding en steun. Ook ouders/vertegenwoordigers en persoonlijk begeleiders noemen met name begeleiding en ondersteuning als voorwaarden waaronder de woonwensen vervuld kunnen worden. Hierbij vinden zij in veel gevallen dat er meer begeleiding nodig is dan de cliënt zelf heeft aangegeven. Verder wordt het garanderen van veiligheid vaak als voorwaarde genoemd. Aanbevelingen ten aanzien van beleid In dit onderzoek is de mening van de cliënten zelf centraal gesteld. Hiermee wordt het mogelijk te denken vanuit de cliënt bij het maken van beleid. Deze wijze van werken dient in de toekomst in de beleidsontwikkeling te worden geïntegreerd. De gegevens van het onderzoek staan niet ‘op zichzelf’, maar vormen onderdeel van het zorgplan van cliënten. Het is aan te bevelen wensen en meningen van cliënten vast te leggen, zodat hierop teruggegrepen kan worden en een follow-up mogelijk wordt. De persoonlijke ontwikkeling van elke cliënt kan zo op de voet gevolgd worden. Het onderzoek heeft een bewustwordingsproces in gang gezet dat voortgezet moet worden. Cliënten zelf, ouders/vertegenwoordigers, begeleiders en beleidsmakers zijn op een spoor gezet waar ze op gehouden moeten worden. Een mogelijkheid hiertoe vormt het aanstellen van een speciale functionaris die het ‘centraal stellen van de cliënt’ in alle geleidingen moet bewaken. Ook is het van belang te beseffen dat een cultuuromslag in sommige GVTen noodzakelijk is om het proces te kunnen voortzetten. Om beleid te kunnen maken met en vanuit de cliënten, moeten zij en hun vertegenwoordigers in deze sfeer
Verwey-Jonker Instituut
53
worden ‘opgevoed’. Dit betekent dat cliënten betrokken dienen te worden bij beslissingen en keuzen van alledag. Zo wordt het voor hen een normale zaak dat hun wensen en meningen gehoord worden. Aanbevelingen ten aanzien van toekomstig onderzoek Het onderzoek had als doel alle betrokkenen aan te zetten tot nadenken over de woonsituatie van de cliënten in de GVTen. De cliënt centraal stellen bij het tot stand brengen van veranderingen vergt inspanningen. Men dient zich bewust te worden van de huidige situatie, vaste patronen en gewoonten daarin en vervolgens de wil te ontwikkelen daarin iets te veranderen, in het belang van de cliënt. Een cultuuromslag is vaak nodig. Dit vraagt de inzet en betrokkenheid van alle partijen en heeft dus tijd nodig. In dit kader is het van belang bij dergelijk onderzoek (nog) meer te investeren in de voorbereidingsfase. Al ten tijde van het formuleren van de vraagstelling dient hiermee gestart te worden, bijvoorbeeld door de voorbereiding in het zorgplan van cliënten op te nemen. Zodoende kan ‘informatie op maat’ gemaakt worden, dat wil zeggen dat de informatie afgestemd kan worden op de individuele mogelijkheden en beperkingen van cliënten. Medewerkers van de stichting zelf hebben de interviews afgenomen. Dit is als positief ervaren en voor toekomstig onderzoek aan te bevelen. Het komt de kwaliteit van de interviews ten goede en is volgens de medewerkers zelf een leerzame en leuke ervaring. De interviewers geven zelf ook aan dat een bewustwordingsproces gestart is, dat gecontinueerd moet worden. Ook met betrekking tot de voorbereiding van de interviewers zijn voor de toekomst enkele aanbevelingen te geven. Zo is het belangrijk interviewers voor te bereiden op de verschillen in verstandelijke vermogens van de cliënten. Verder is het van belang aandacht te besteden aan methodes van dóórvragen, omdat cliënten vaak niet direct antwoord op een vraag (kunnen) geven. Voorts constate54
Verwey-Jonker Instituut
ren de interviewers dat de verleiding groot is een eigen interpretatie aan de antwoorden te geven. Het is goed interviewers hierop voor te bereiden. Organisatorisch is het aan te bevelen een pool van interviewers te creëren, zodat bij uitval van interviewers gemakkelijk vervanging geregeld kan worden. Wat de interviews zelf betreft is het op basis van de ervaringen met dit onderzoek aan te bevelen gesloten vragen te stellen, met behulp van een pictogrammenboek. Slotconclusie Stichting Bollenstreek heeft middels dit onderzoek zicht gekregen op de woonwensen van de cliënten in haar gezinsvervangende tehuizen. Bij haar beleidsontwikkeling kan zij zich hierop baseren en met recht zeggen dat zij de cliënt daarbij centraal stelt. Gedurende het onderzoek zijn vele mensen aan het denken gezet over ‘wonen’ binnen de stichting. Cliënten, ouders/vertegenwoordigers en medewerkers van de stichting zijn zich bewust geworden van het belang van de wensen en mening van de cliënt zelf, de haalbaarheid daarvan en de voorwaarden die eraan verbonden moeten worden. In alle geledingen wordt nu nagedacht over de mogelijkheden om woonsituaties te creëren die passend zijn voor de individuele cliënt. Het onderzoek is in dit opzicht uniek. Het is nu zaak het bewustzijn en de betrokkenheid van een ieder vast te houden en het proces voort te zetten, opdat werkelijke veranderingen tot stand kunnen worden gebracht.
Verwey-Jonker Instituut
55
56
Verwey-Jonker Instituut
4
Literatuur
Bollenstreek, Stichting, 1996. Opzet woonwensenonderzoek. Noordwijkerhout Bollenstreek, Stichting, 1996. Jaarverslag 1995. Noordwijkerhout Derks, W.A.M. e.a., 1994. Onbegrepen vragen. Over het interviewen van licht verstandelijk gehandicapten. Maandblad Geestelijke Volksgezondheid, 5457. Duijf, Marjo, 1997. En wat vind jij van sport? Een onderzoek uitgevoerd bij mensen met een verstandelijke handicap Goderie, M.J.H.;Nieborg, S.M.A., 1992. Ruimte voor vrouwen in Prins Alexander. Behoeften van herintreedsters op de arbeidsmarkt. NIMO, ‘s-Hertogenbosch. Haar, J.A.A. ter, 1994. Ondervraagd. Federatie van Ouderverenigingen, Utrecht. Kroef, M, 1994. Laat je zien, laat je horen! KLIK, 2,24. Kroef, 1994. Wij willen zelf kunnen kiezen. KLIK, 5,913.
Verwey-Jonker Instituut
57
Verwey-Jonker Instituut
59
BIJLAGE 1
WOONWENSENONDERZOEK BEWONERS STICHTING BOLLENSTREEK Hoe en waar willen bewoners wonen?
Naam interviewer:
Datum interview
Verwey-Jonker Instituut
61
PERSOONLIJKE GEGEVENS BEWONER (Vragen die niet gesteld hoeven te worden aan de bewoner)
1.
Naam van de bewoner:
2.
Leeftijd van de bewoner:
3.
Waar woont de bewoner?
_ _ _ _ _ _
GVT Voorhout GVT Rutsbo GVT De Lijsterbes GVT Saksenheim GVT De Wetering GVT Vredesteijn
Interviewer: Hier kun je communicatieve bijzonderheden vermelden, bijvoorbeeld als een bewoner slechthorend/doof is, op een bepaalde manier moet worden aangesproken, etc.
62
Verwey-Jonker Instituut
A
HOE WIL JE WONEN?
Interviewer: geef een introductie voor de bewoner. Vraag naar zijn/haar huidige woonsituatie. Op die manier kun je een duidelijker onderscheid maken tussen de huidige en de gewenste (woon)situatie van hem/haar.
1a.
1b.
5
Welke (woon)ruimte wil je het liefst voor jezelf hebben?
_ _ _ _ _ _
een slaapkamer
_ _
geen, ik wil de ruimtes delen met anderen
een woonkamer een keuken een toilet een douche/badkamer anders, namelijk.................................... ........................................................... ........................................................... weet niet
correctiekolom5
_ _ _ _ _ _ _ _
Toelichting van de bewoner (waarom wil je die woonruimte voor jezelf?)
Interviewer: de correctiekolom kun je gebruiken als het antwoord dan de bewoner in eerste instantie heeft gegeven en door jou is ingevuld, niet goed blijkt te zijn. Je hoeft dan niet te strepen, maar kunt gebruik maken van de correctiekolom.
Verwey-Jonker Instituut
63
2a.
Wat wil je op je eigen kamer hebben staan?
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
2b.
64
een bed een tafel of bureau een (kleer)kast een klein kastje grote stoel of bank kleine stoel televisie muziekinstallatie anders, namelijk.................................. ............................................................... ...............................................................
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
maakt me niet uit weet niet
Toelichting van de bewoner
Verwey-Jonker Instituut
3a.
In wat voor een huis wil je het liefst wonen?
_ _ _ _ _ _
3b.
een GVT een flat een eengezinswoning (rijtjeshuis, tussenwoning) anders, namelijk................................... .......................................................... ..........................................................
_ _ _ _ _ _
maakt me niet uit weet niet
Toelichting van de bewoner
Verwey-Jonker Instituut
65
4a.
4b.
66
Waar wil je het liefst wonen? (interviewer: er is maar een antwoordmogelijkheid)
_ _ _ _ _
beneden, aan de tuinkant
_ _
maakt me niet uit
beneden, aan de straatkant boven, aan de tuinkant boven, aan de straatkant anders, namelijk........................................ ............................................................... ...............................................................
_ _ _ _ _ _ _
weet niet
Toelichting van de bewoner
Verwey-Jonker Instituut
5a.
Met wie wil je het liefst wonen?
_ _ _ _ _ _ _ 5b.
alleen
(door naar onderwerp B)_
samen met een vriend of vriendin
(door naar onderwerp B)_
in een kleine groep in een grote groep anders, namelijk.................................... ........................................................... ...........................................................
_ _ _ _ _
maakt me niet uit weet niet
Toelichting van de bewoner
Verwey-Jonker Instituut
67
6a.
6b.
68
Als je met anderen in een groep wilt wonen, hoe zou die groep er dan uit moeten zien?
_ _
een groep met de mensen waar ik nu mee woon
_
anders, namelijk............................................................. .....................................................................................
_
_ _
maakt me niet uit
_ _
een groep met andere mensen, namelijk (interviewer: vragen naar * verhouding man-vrouw * leeftijdsverdeling * mate van zelfstandigheid ..................................................................................... ..................................................................................... .....................................................................................
weet niet
Toelichting van de bewoner
Verwey-Jonker Instituut
_ _
B
1a.
1b.
WAAR WIL IK WONEN?
In wat voor straat wil je het liefst wonen? (interviewer: er is maar een keuzemogelijkheid)
_ _ _ _ _
in een straat met weinig verkeer
_ _
maakt me niet uit
in een straat met veel verkeer aan een woonerf aan een plein anders, namelijk....................... .............................................. ..............................................
_ _ _ _ _ _ _
weet niet
Toelichting van de bewoner
Verwey-Jonker Instituut
69
2a.
2b.
70
Waar zou de straat moeten liggen? (interviewer: er is maar een antwoordmogelijkheid)
_ _ _ _
midden in een dorp/stad
_ _
maakt me niet uit
aan de rand van een dorp/stad op het platteland anders, namelijk........................ ............................................... ...............................................
_ _ _ _ _ _
weet niet
Toelichting van de bewoner
Verwey-Jonker Instituut
3a.
Wat wil je het liefst dicht in de buurt van je huis hebben?
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
3b.
treinstation bushalte supermarkt andere winkels dan een supermarkt postkantoor bibliotheek videotheek kerk dokter natuur familie/vrienden club/soos activiteitencentrum anders, namelijk....................... .............................................. ..............................................
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
maakt me niet uit weet niet
Welke drie van deze voorzieningen zou je het allerliefst dicht in de buurt willen hebben?
Verwey-Jonker Instituut
71
4a.
In welk dorp/stad wil je wonen?
(Interviewer: zie antwoord op vraag 2)
_ _
in de plaats waar ik nu woon
_ _
_ _
maakt me niet uit
(ga door naar pagina 8)
weet niet
(ga door naar pagina 8)
in een andere plaats, namelijk................ ........................................................... ...........................................................
4b. Waarom wil je in ........... wonen? Interviewer: Introductie van wonen naar begeleiding (deel C) Geef een samenvatting van het woonplaatje dat de bewoner heeft geschetst. Vertel deze samenvatting hardop aan de bewoner en stel de volgende twee open vragen:
Denk je dat jouw gewenste woonplaatje ook kan?
Noem eens een paar dingen die daarvoor geregeld moeten worden?
72
Verwey-Jonker Instituut
_ _
C
1a.
1b.
BEGELEIDING
Wanneer wil je het liefst begeleiding hebben?
_ _ _ _ _
ik heb geen begeleiding nodig
_
weet niet
altijd op vaste momenten op de dag op afspraak anders, namelijk.......................................... ................................................................. .................................................................
_ _ _ _ _ _
Toelichting van de bewoner
Verwey-Jonker Instituut
73
2a.
2b.
Waar heb je begeleiding bij nodig?
_ _ _ _ _ _
bij wassen en aankleden
_
weet niet
bij omgaan met geld bij het regelen van mijn vrije tijd bij het koken bij het huishouden doen anders, namelijk..................................... ............................................................. .............................................................
_ _ _ _ _ _ _
Toelichting van de bewoner
Interviewer: overgang van vraag 2 naar 3 introduceren: "De vorige vraag had betrekking op hulp bij praktische zaken, zoals wassen en aankleden. Maar zou je met je begeleiding ook over bepaalde dingen willen praten, bijvoorbeeld over je werk?"
74
Verwey-Jonker Instituut
3a.
Waarover zou je met je begeleiding willen praten?
(interviewer: er is meer dan een antwoord mogelijk)
_ _ _ _ _ _ _
_ over persoonlijke problemen (denk aan: alleen voelen, ruzie, verdriet) _ over afspraken in het zorgplan _ over kleding _ over vakantie _ over gezelligheid in huis _ anders, namelijk..................................... _ over werk
............................................................. .............................................................
_
_
weet niet
Tot slot
Ik heb jou heel wat vragen gesteld, maar misschien heb jij mij nog iets te vragen?
Interviewer: Je kunt hier de sfeer van het gesprek of andere bijzonderheden vermelden.
Verwey-Jonker Instituut
75
BIJLAGE II
WOONWENSENONDERZOEK BEWONERS STICHTING BOLLENSTREEK VRAGENLIJST PERSOONLIJK BEGELEIDER
76
Verwey-Jonker Instituut
Samenvatting van de woonwensen van A.R.
A. geeft aan ’t liefst in een huis met een zolder, een voor- en een achterkamer te willen wonen. Ze wil hier graag wonen met vier dames die nu ook bij haar in het GVT wonen. Ze geeft aan graag in Hillegom te willen wonen, dat is namelijk vlakbij het zwembad in Lisse. A. wil op vaste momenten op de dag begeleiding bij het koken en bij het wassen van kleding. Ze wil met de begeleiding graag praten over werk, kleding en over vakantie.
Verwey-Jonker Instituut
77
Dit is een korte samenvatting van de woonwensen die (naam bewoner) tijdens het interview naar voren heeft gebracht. Naast het verhaal van haar zijn we ook geïnteresseerd in jouw kijk op de bovenstaande woonwens. Wij vragen je te reageren door het beantwoorden van een tweetal vragen. NB Het kan zijn dat (naam bewoner) alles wilt houden zoals het is, omdat zij/hij tevreden is met wat ze heeft. In dat geval kun je bij vraag 2 een reactie geven en vraag 1 overslaan.
1.
78
Denk je dat de door (naam bewoner) gewenste woonsituatie mogelijk is?
_
ja, deze is mogelijk.
_
nee, deze is niet mogelijk, want:..................... ......................................................................... ......................................................................... .........................................................................
De voorwaarden om deze woonwens(en) mogelijk te maken zijn volgens mij: ......................................................................... ......................................................................... ......................................................................... ......................................................................... ......................................................................... ......................................................................... .........................................................................
Verwey-Jonker Instituut
2.
Heb je nog bepaalde vragen, opmerkingen of suggesties die je graag kwijt wilt:
WIJ WILLEN JE HARTELIJK BEDANKEN VOOR HET INVULLEN VAN DE VRAGENLIJST
Verwey-Jonker Instituut
79
WOONWENSENONDERZOEK BEWONERS STICHTING BOLLENSTREEK VRAGENLIJST VERTEGENWOORDIGER(S)
80
Verwey-Jonker Instituut
Samenvatting van de woonwensen van (naam van bewoner) (naam bewoner) geeft aan het liefst in een (antwoord op 'In wat voor een huis wil je het liefst wonen?') te willen wonen. Hij/zij zou daar (antwoord op 'Met wie wil je het liefst wonen?', eventueel uitbreiden met antwoord op 'Als je met anderen in een groep wilt wonen, hoe zou die groep er dan uit moeten zien?') Het (antwoord op 'In wat voor een huis wil je het liefst wonen?') wil hij/zij het liefst in (antwoord op 'In welk dorp/stad wil je wonen?') (naam bewoner) heeft begeleiding nodig bij (antwoord op 'Waar heb je begeleiding bij nodig?') op (antwoord op 'Wanneer wil je het liefst begeleiding hebben?')
Dit is een korte samenvatting van de woonwensen die (naam bewoner) tijdens het interview naar voren heeft gebracht. Naast het verhaal van (naam bewoner) zijn we ook geïnteresseerd in uw kijk op de bovenstaande woonwens. Wij vragen u te reageren door het beantwoorden van de vragen.
Het kan zijn dat (naam bewoner) alles wilt houden zoals het is, omdat hij/zij tevreden is met wat hij/zij heeft. In dat geval kunt u bij vraag 2 een reactie geven en vraag 1 overslaan.
Verwey-Jonker Instituut
81
1.
2.
Denkt u dat de door (naam bewoner) gewenste woonsituatie mogelijk is?
_
ja, deze is mogelijk.
_
nee, deze is niet mogelijk, want:...................... ......................................................................... ......................................................................... ......................................................................... ......................................................................... ......................................................................... ......................................................................... .........................................................................
De voorwaarden om deze woonwens(en) mogelijk te maken zijn volgens mij: ......................................................................... ......................................................................... ......................................................................... ......................................................................... ......................................................................... ......................................................................... .........................................................................
Heeft u nog bepaalde vragen, opmerkingen of suggesties die u graag kwijt wilt:
WIJ WILLEN U HARTELIJK BEDANKEN VOOR HET INVULLEN VAN DE VRAGENLIJST
82
Verwey-Jonker Instituut
BIJLAGE III Tabel 2
De verdeling man-vrouw per GVT (percentages en absolute aantallen) vrouw
Man
% (n)
% (n)
GVT Voorhout
50 (8)
50 (8)
GVT Rutsbo
50 (12)
50 (12)
GVT De Lijsterbes
43 (6)
57 (8)
GVT Saksenheim
44 (12)
56 (15)
GVT De Wetering
48 (12)
52 (13)
GVT Vredesteijn
62 (13)
38 (8)
(63)
(64)
Totaal
Tabel 3 Geslacht
Verdeling man-vrouw per leeftijdscategorie (absolute aantallen) < 41 jaar
41 t/m 60 jaar
> 60 jaar
Totaal
Man
24
24
16
64
Vrouw
24
26
13
63
Verwey-Jonker Instituut
83
Tabel 4
In wat voor een huis wil de cliënt het liefst wonen? %
(n)
GVT
51 (65)
Eengezinswoning
21 (27)
Flat
7
(9)
Dependance
5
(6)
Vrijstaand huis (bungalow)
5
(6)
Anders
4
(5)
maakt me niet uit
3
(4)
weet niet
3
(4)
niet ingevuld
1
(1)
Totaal
84
100 (127)
Verwey-Jonker Instituut
Tabel 5
Met wie wil de cliënt wonen? (percentages) Totaal
Vrede-
steijn
De Wetering
Saksenheim
De Lijsterbes
Rutsbo
Voorhout
Met wie?
%
%
%
%
%
%
%
Alleen
0
0
14
15
8
29
11
samen met een vriend(in)
6
17
36
26
20
19
21
in een kleine groep
69
42
21
41
52
43
45
in een grote groep
13
33
14
4
12
10
14
maakt niet uit
0
0
7
7
8
0
4
weet niet
6
8
7
4
0
0
4
niet ingevuld
6
0
0
4
0
0
2
16
24
14
27
25
21
127
totaal aantal cliënten
Verwey-Jonker Instituut
85
Tabel 7
Waar zou de straat moeten liggen?
Waar?
%
Midden in een dorp
60 (76)
aan de rand van een dorp
17 (21)
Maakt me niet uit
10 (12)
weet niet
7
(9)
op het platteland
5
(6)
niet ingevuld
2
(2)
Anders
1
(1)
Totaal
86
(n)
100 (127)
Verwey-Jonker Instituut
Tabel 9
Wanneer wil je het liefst begeleiding hebben? (percentages)
4
Totaal
%
Vrede-
geen begeleiding nodig
%
steijn
%
De Wetering
Saksenheim
%
De Lijs-
terbes
%
Rutsbo
Voorhout
Wanneer?
%
%
10
2
Altijd
13
29
29
11
20
19
20
vaste momenten per dag
44
21
36
19
32
10
25
op afspraak
13
13
7
52
24
43
28
indien nodig
13
4
7
4
12
14
9
weet niet
19
17
7
4
12
5
10
17
14
7
24
14
27
niet ingevuld Aantal Cliënten (n)
16
Verwey-Jonker Instituut
6 25
21
127
87
Tabel 10
Waar heb je begeleiding bij nodig? (percentages per activiteit, per GVT en voor het totaal, de cliënt kon alle activiteiten kiezen) Totaal
Vrede-
steijn
De Wetering
Saksenheim
De Lijs
terbes
Rutsbo
Voorhout
Activiteiten
%
%
%
%
%
%
%
Wassen en aankleden
13
13
14
7
16
10
12
Omgaan met geld
44
67
71
67
60
48
60
Vrije tijd regelen
13
21
50
22
28
19
24
Koken
75
75
71
44
68
57
64
Huishouden
38
54
57
37
60
52
50
4
7
4
12
5
6
7
11
4
14
8
5
3
kleding kopen Anders
6
4
weet niet
6
8
niet ingevuld
6
Aantal Cliënten
88
16
24
14
Verwey-Jonker Instituut
7
12
5
6
27
25
21
127
Tabel 11
Waarover zou je met je begeleiding willen praten? (alle antwoordcategorieën konden gekozen worden)
Waarover praten?
Totaal %
Persoonlijke zaken en problemen
60
Vakantie en vrijetijdsbesteding
50
Gezelligheid in huis
43
Werk
40
Kleding
39
Afspraken zorgplan
36
weet niet
12
Anders
8
niet ingevuld
3
Absoluut aantal cliënten (n)
127
Verwey-Jonker Instituut
89
Tabel 12
Woonvorm naar leeftijd en geslacht GVT
Andere woonvorm
Leeftijd
% (n)
% (n)
< 41
34 (22)
47 (25)
41-60
42 (27)
32 (17)
> 61
25 (16)
21 (11)
100 (65)
100 (53)
Man
46 (30)
53 (28)
Vrouw
54 (35)
47 (25)
Totaal
100 (65)
100(53)
Totaal
Geslacht
Tabel 13
Woonvorm naar ‘waar wil je wonen?’ GVT
andere woonvorm
(n)
% (n)
Huidige woonplaats
90 (58)
53 (28)
Andere woonplaats
5 (6)
42 (22)
Maakt niet uit/weet niet
1 (1)
3 (3)
100 (65)
100 (53)
%
Totaal
90
Verwey-Jonker Instituut