LESBRIEF BIJ
Wonder – R.J. Palacio Voor wie: groep 7 en 8 basisschool eerste en tweede klas voortgezet onderwijs
OVER HET BOEK Een eerste schooldag is altijd moeilijk. Maar voor August Pullman is het meer dan moeilijk. Hij is geboren met een gezichtsafwijking, en heeft vanwege zijn vele operaties altijd thuis onderwijs gehad. Als hij tien is, vinden zijn ouders het tijd om het op een gewone school te proberen. In Wonder lezen we hoe August zich door het eerste jaar op school heen slaat, pesterijen het hoofd biedt en uiteindelijk echte vrienden maakt. Doordat het verhaal vanuit meerdere perspectieven verteld wordt, ontdekken we dat het niet alleen ingewikkeld is voor August om te wennen aan de buitenwereld: de buitenwereld moet ook met hem leren omgaan. Wonder is het debuut van de Amerikaanse schrijfster R.J. Palacio. Het boek is een wereldwijd succes en is inmiddels in meer dan dertig landen verschenen. In de Verenigde Staten leidde het boek tot de nationale anti-pest campagne Choose kind.
INTRODUCTIE VAN HET BOEK Laat uw leerlingen het boekomslag zien en vertel de titel: Wonder. Waar denken ze dat het boek over gaat? Lees vervolgens de tekst op de achterflap voor en bespreek de volgende vragen: • Kunnen de leerlingen zich hun eerste dag op een nieuwe school nog herinneren? Hoe voelden ze zich toen? • Hebben de leerlingen wel eens iemand gezien met brandwonden, of met een andere afwijking in zijn of haar gezicht? Hoe reageerden ze toen? Wat vinden zij een beleefde of beschaafde reactie? Leg de leerlingen uit voor u begint met lezen ,dat het schoolsysteem in Amerika anders werkt dan bij ons. Kinderen gaan van hun zesde tot hun tiende jaar naar de basisschool, daarna gaan ze naar de middenschool. Als ze veertien zijn, gaan ze naar high school. August is aan het begin van het verhaal tien en gaat dus, net als zijn klasgenoten, voor het eerst naar de middenschool.
HET BOEK LEZEN Lees het boek voor, of laat de leerlingen het boek zelfstandig lezen. De korte hoofdstukken lenen zich goed voor korte (voor)leesmomenten. Bespreek het boek vervolgens klassikaal aan de hand van onderstaande verdiepingsvragen, of laat de leerlingen de vragen zelfstandig of in groepjes beantwoorden. De verdiepingsopdrachten zijn verdeeld in klassikale opdrachten en individuele opdrachten. De individuele opdrachten kunnen eventueel als huiswerk worden meegegeven.
NA HET LEZEN VAN HET BOEK VERDIEPINGSVRAGEN U kunt deze vragen na het lezen van het boek bespreken om belangrijke delen uit het boek te bespreken en om dieper op het verhaal in te gaan. De eerste vier vragen kunt u ook al behandelen tijdens het lezen van het boek. 1. ‘Ik heet August en ik ga niet beschrijven hoe ik eruitzie. Wat je ook denkt, ik weet bijna zeker dat het erger is.’
De schrijfster vertelt pas halverwege het verhaal (vanaf p. 102) hoe August er precies uit ziet. Waarom zou ze dit niet meteen gedaan hebben? Had je toen zelf al een beeld van hoe August er uit zou zien? Klopte de beschrijving met wat je in je hoofd had?
* Deze vraag kunt u behandelen na het lezen van het hoofdstuk August door het kijkgaatje, p. 102-104.
2. Voordat August op school begint, vraagt het hoofd van de school aan een paar kinderen of ze extra aardig willen doen tegen August tijdens zijn eerste jaar. Vind je dit een goed idee van meneer Aarsman?
* Deze vraag kunt u behandelen na het lezen van het hoofdstuk Thuis, p. 43-44, of na het hoofdstuk Brieven, e-mails, Facebook, sms’jes, p. 182-190.
3. August is niet de enige die het moeilijk heeft op zijn nieuwe school, ook zijn zus Olivia moet erg wennen. Waardoor komt dat? Vind je dit herkenbaar?
* Deze vraag kunt u behandelen na het lezen van deel twee, Via, p. 93-134.
4. Waarom nodigt Olivia haar ouders eerst niet uit voor het schooltoneelstuk waar ze in speelt op haar nieuwe school? Wat vind je hiervan?
* Deze vraag kunt u behandelen na het lezen van deel zes, August, p. 230-260.
5. Het boek bestaat uit acht delen, die steeds vanuit een ander personage geschreven worden. Waarom zou de schrijfster dit hebben gedaan? 6. Kun je bedenken waarom er geen hoofdstuk vanuit het perspectief van Julian geschreven is? 7. De titel van het boek is Wonder. Kun je bedenken waarom de schrijfster deze titel bedacht heeft? Vind je het een goede titel? Kun je zelf een andere titel bedenken? 8. ‘Maar als een kind als Jamie, die normaal gewoon heel aardig is, zo gemeen kan doen, dan heeft zo’n jongen als August geen schijn van kans.’ (p. 161)
Ook kinderen die normaal gesproken heel aardig zijn, kunnen af en toe gemeen doen. Ben je zelf wel eens onaardig geweest tegen een klasgenoot? Waarom deed je dat?
9. Iedereen in het boek reageert anders op August en gaat anders met hem om.
Beschrijf de verschillende manieren waarop Charlotte, Summer, Jack en Julian reageren bij hun kennismaking met August, en hoe ze vervolgens met hem omgaan. In wie van deze personages herken jij jezelf het meest? Hoe denk jij dat je op August zou reageren?
KLASSIKALE VERDIEPINGSOPDRACHTEN WAT ZOU JIJ DOEN? Neem de klas mee naar het schoolplein of zet in een klaslokaal de stoelen en tafels aan de kant. Laat iedereen in het midden van de ruimte staan en maak aan beide zijkanten een vak. Lees steeds een stelling voor, wijs aan welk vak bij welk antwoord hoort en laat de leerlingen kiezen wat ze zouden doen. Als iedereen een keuze heeft gemaakt en in het bijbehorende vak is gaan staan, vraag dan enkele leerlingen per vak om uit te leggen waarom ze deze keus gemaakt hebben. Geef de leerlingen vervolgens de kans om nog van vak te veranderen, voor u verder gaat naar de volgende stelling. • Stel: op de eerste schooldag zit er een nieuwe jongen in de klas, die er vreemd uitziet. Ga je naast hem zitten (ga naar het linker vak), of kies je een plek verderop in de klas (ga naar het rechter vak)? • Stel: het hoofd van de school vraagt jou aan het begin van het jaar om vrienden te worden met een nieuwe leerling, die je nog nooit hebt gezien. Zou je dat doen? (zo ja: ga naar het rechter vak , zo nee: ga naar het linker vak) • Stel: in de pauze zie je dat er een leerling steeds helemaal alleen zit. Ga je bij hem zitten? (zo ja: ga naar het linker vak, zo nee: ga naar het rechter vak) • Stel: het populairste kind uit de klas zegt iets onaardigs over jouw beste vriend of vriendin. Zeg je er iets van (ga naar het rechter vak) of doe je alsof je niets hoort (ga naar het linker vak)? • Stel: een niet zo populaire klasgenoot wordt gepest door andere kinderen. Schiet je te hulp (ga naar het linker vak) of loop je snel door (ga naar het rechter vak)?
HOE ZIEN ANDEREN JOU? NB: onderstaande drie opdrachten vergen openheid en onderling respect van de leerlingen en zouden alleen moeten worden uitgevoerd indien er een veilige sfeer in de klas heerst. Twijfelt u hieraan, dan kunt u de opdrachten overslaan of klassikaal uitvoeren, zodat u de leerlingen kunt begeleiden en indien nodig kunt bijsturen. 1. ‘Ziet August hoe andere mensen hem zien, of is hij zo goed geworden in doen alsof hij het niet ziet dat hij er geen last van heeft? Of heeft hij er wel last van? Als hij in de spiegel kijkt, ziet hij dan de Auggie die mijn vader en moeder zien, of ziet hij de Auggie die alle anderen zien? Of ziet hij soms nog een heel andere August, iemand in zijn dromen achter het misvormde hoofd en het misvormde gezicht? (…) Ziet August zichzelf zoals hij eruit zou hebben gezien als dat ene gen niet zo’n ravage had aangericht in zijn gezicht?’ (p. 103)
We zien onszelf vaak anders dan hoe anderen ons zien. Verdeel de leerlingen in groepjes van twee of meer, en laat ze om de beurt elkaar beschrijven. Of laat ze elkaar tekenen. Bespreek vervolgens klassikaal of leerlingen herkenden wat er over hen verteld werd.
2. ‘Op school staat iedereen ergens om bekend. Reid staat bijvoorbeeld bekend om zijn grote liefde voor zeeën en zeedieren en dat soort dingen. En Amos staat erom bekend dat hij supergoed is in honkballen. En Charlotte staat bekend om de tv-reclame waar ze toen ze zes was in heeft gespeeld. (…) Wat ik bedoel is dat je op school bekend wordt om wat je leuk vindt, en met dat soort dingen moet je heel voorzichtig zijn.’ (p. 279)
In de vorige opdracht hebben we onderzocht of er een verschil is tussen hoe anderen jouw uiterlijk beschrijven en hoe je jezelf in de spiegel ziet. Klasgenoten zien natuurlijk niet alleen elkaars uiterlijk, maar hebben ook ideeën over elkaars persoonlijkheid.
Waar staat iedereen in de klas om bekend? Vraag steeds een leerling om op te staan, en laat de anderen vertellen waar ze die klasgenoot mee associëren.
3. Via de verschillende hoofdstukken leren we de personages beter kennen. Zo is Jack eigenlijk heel arm en heeft Summer geen vader meer, maar niemand van hun klasgenoten weet hier iets van.
Hoe goed ken je je klasgenoten eigenlijk? Vraag steeds een leerling om op te staan en laat hen twee dingen vertellen die niemand over ze weet. Geef zelf eerst twee voorbeelden over uzelf, waarbij u duidelijk maakt dat het niet te persoonlijk hoeft te zijn: het mag ook gaan over uw woonsituatie of lievelingseten.
EEN VERHAAL MET VEEL KANTEN Doordat het verhaal door verschillende personages verteld wordt, ontdekken we dat een verhaal vele kanten heeft, en dat dezelfde gebeurtenissen door iedereen anders ervaren worden. Kies een gebeurtenis uit die de hele klas heeft meegemaakt, zoals een excursie, een ruzie in de klas, een schoolfeest, etc. Laat iedereen de gebeurtenis in een half A4’tje beschrijven en lees er vervolgens een paar voor. Zijn de verhalen erg verschillend? Waardoor zou dat komen?
INDIVIDUELE VERDIEPINGSOPDRACHTEN 1. ‘Meneer Brown glimlachte, draaide zich weer om en schreef op het bord:
principe = regel over iets wat echt belangrijk is!
‘Zoiets als een motto?’ riep iemand. ‘Zoiets als een motto!’ zei meneer Brown. Hij knikte en schreef verder op het bord. ‘Zoiets als een beroemd citaat. Als iets wat op het papiertje in een gelukskoekje staat. Een spreuk of grondregel die maakt dat je iets wilt doen. Een principe is eigenlijk iets wat je helpt om beslissingen te nemen over dingen die echt belangrijk zijn.’ (p. 57)
Achter in het boek staan alle principes van Brown op een rijtje. Kies een van de principes van meneer Brown en schrijf er een opstel over waarin je uitlegt wat het principe volgens jou betekent en hoe je het zelf zou kunnen toepassen.
Bedenk vervolgens zelf ook een principe en schrijf die op een ansichtkaart.
2. ‘“Zullen we er niet een gewoonte van maken… om in het leven altijd ons best te doen om een beetje vriendelijker te zijn dan nodig is?” (…) De reden dat ik die zin, dat idee zo mooi vind, is dat het me eraan herinnert dat wij, mensen, het niet alleen in ons hebben om vriendelijk te zijn, maar ook om ervoor te kiezen vriendelijk te zijn.’ (p. 334)
Herinner jij je een moment waarop je er bewust voor hebt gekozen om aardig te zijn? Of een moment waarop je daar juist niet voor koos, en waar je achteraf misschien wel spijt van hebt? Beschrijf dit moment in 400 woorden.
3. Lang niet alle personages in het boek komen aan het woord: zo is er bijvoorbeeld geen hoofdstuk vanuit het perspectief van Julian, van Charlotte of vanuit de ouders van August. Hoe zouden zij het verhaal beleven? Beschrijf een gebeurtenis uit het boek vanuit het perspectief van een van de personages dat nog niet is belicht/beschreven.
4. Wat vind je van het einde van het boek? En hoe denk je dat het verder zal gaan met August en zijn vrienden? Schrijf een hoofdstuk vanuit jouw favoriete personage over de eerste week van het nieuwe schooljaar.
VERDER LEZEN EN KIJKEN Op www.rjpalacio.com kunt u een trailer bij het boek bekijken, een interview met de schrijfster lezen en nog veel meer leuke achtergrondinformatie bij het boek vinden (de website is Engelstalig). Op www.itsuptoyou.nu is vanaf 19 april een interactieve film te downloaden die als discussiestarter kan worden ingezet op scholen om jongeren bewuster te maken van hun rol in (cyber)pesten. De website www.pestweb.nl biedt een grote verzameling aan filmpjes, strips en nieuws over pesten en het omgaan met pesten. Een televisieprogramma dat veel aandacht besteedt aan het gegeven dat klasgenoten elkaar soms slecht kennen, is Over de streep. In dat programma worden klassen uitgedaagd om onderlinge onverschilligheid en onbegrip tegen te gaan. Door spelletjes af te wisselen met serieuze gesprekken, is het de bedoeling dat muren tussen de verschillende kliekjes op middelbare scholen afbrokkelen en hun vooroordelen over elkaar veranderen. Centrale vraag: wat weten we nu eigenlijk echt van elkaar? Op www.overdestreep.kro.nl kunt u afleveringen terugkijken.
Deze lesbrief werd gemaakt door Maartje Bolt i.s.m. Uitgeverij Querido Amsterdam, april 2013