11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
WOENSDAG 11 MEI 2011 VOORZITTER: JERZY BUZEK Voorzitter 1. Opening van de vergadering (De vergadering wordt om 09.05 uur geopend) De Voorzitter. – Dames en heren, mijn verontschuldigingen voor het oponthoud. Er was zojuist een zeer levendige en interessante discussie gaande tussen voorzitter Barroso, commissaris Lewandowski en de fractieleiders, en daardoor zijn we nu een paar minuten te laat. We hebben een zeer belangrijk debat voor de boeg en ik nodig u van harte uit hieraan deel te nemen. 2. Uitvoeringsmaatregelen (artikel 88 van het Reglement): zie notulen 3. Gedelegeerde handelingen (artikel 87 bis van het Reglement): zie notulen 4. Voornaamste aspecten en fundamentele keuzen op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (artikel 36 VEU) - Situatie in Syrië en in Kamp Ashraf en situatie van de Koptische christelijke gemeenschap in Egypte - Jaarverslag van de Raad aan het Europees Parlement over de voornaamste aspecten en fundamentele keuzen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) in 2009 - Ontwikkeling van een gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon - De EU als wereldspeler: de rol van de EU in multilaterale organisaties (debat) De Voorzitter. – Aan de orde is de gecombineerde behandeling van: - de verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid: Voornaamste aspecten en fundamentele keuzen op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (artikel 36 VEU) (2010/2986(RSP)), - de verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid: Situatie in Syrië en in Kamp Ashraf en situatie van de Koptische christelijke gemeenschap in Egypte (2011/2690(RSP)), - het verslag over het jaarverslag van de Raad aan het Europees Parlement over de voornaamste aspecten en fundamentele keuzen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) in 2009, aan het Parlement gepresenteerd overeenkomstig deel II, sub G, punt 43 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 [2010/2124(INI)] - Commissie buitenlandse zaken. Rapporteur: Gabriele Albertini (A7-0168/2011), - het verslag over de ontwikkeling van een gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon [2010/2299(INI)] - Commissie buitenlandse zaken. Rapporteur: Roberto Gualtieri (A7-0166/2011) alsmede
1
2
NL
Handelingen van het Europees Parlement
- het verslag over de EU als wereldspeler: de rol van de EU in multilaterale organisaties [2010/2298(INI)] - Commissie buitenlandse zaken. Rapporteur: María Muñiz De Urquiza (A7-0181/2011). Voordat we hieraan beginnen wil ik een paar woorden zeggen. Maandag hebben wij de Dag van Europa gevierd, een dag ter ere van de Europese Unie. Het lijdt geen twijfel dat wat momenteel in de Europese Unie boven alles behoefte hebben aan een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. We staan voor historische uitdagingen, waarvan het te boven komen van deze in Europa geïmporteerde crisis er slechts één is. We moeten ons voorbereiden op dit soort situaties in de toekomst en de problemen die ten grondslag liggen aan de crisis oplossen, binnen Europa, maar ook erbuiten. We hebben ook te maken met toenemende wanordelijkheden in Syrië, Bahrein en Jemen, alsmede met hernieuwde onrust in Tunesië en Egypte. We moeten daarbij onze oostelijke buurlanden niet vergeten – we hebben nog maar een paar dagen geleden Euronest opgestart. We hebben onze gemeenschappelijke Europese diplomatie, die een effectief middel voor optreden buiten de Europese Unie moet zijn, omdat het niet mogelijk is problemen binnen de Europese Unie op te lossen als we geen ernst maken met de oplossing van problemen buiten de Europese Unie. De Europese Unie moet zich krachtiger doen gelden op het politieke vlak, niet alleen op het economische vlak. Catherine Ashton, vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid . − (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit wordt de eerste van drie bijdragen die ik deze ochtend in het Parlement zal leveren. Om te beginnen zal ik u mijn visie geven op de vraagstukken waar wij mee geconfronteerd worden. Daarna zal ik ingaan op aspecten van de vraagstukken die de geachte afgevaardigden in dit debat naar voren brengen, wetende welk belang u daaraan hecht. Laat ik beginnen. Er jaagt een storm over de landen die wij onze buren noemen – de Arabische lente, de wind van verandering, hoe wij het ook noemen in onze beeldspraak. Niemand van ons in dit Huis weet waar dit zal eindigen of wat de uitkomst zal zijn. De ambities zijn hoog en er heerst de hooggespannen verwachting dat het bloed dat in de revoluties wordt vergoten, de chaos en de angst, de economische ontwrichting niet voor niets zullen zijn geweest in een wereld die al met de ernstigste economische problemen sinds decennia te kampen heeft. De opstanden in Noord-Afrika en de Arabische wereld stellen Europa voor een grote uitdaging, maar ze bieden ook kansen die wij niet mogen missen. Bij onze acties moeten we ons laten leiden door twee inzichten. Het eerste is dat wij Europeanen weten hoe lang en moeizaam de tocht naar de vrijheid kan verlopen. Zelf hebben wij een zeer lange weg moeten afleggen om de vrije democratie van de twintigste eeuw te bereiken. De Europese Unie is opgerezen uit de as van een oorlog die ons eraan herinnert hoe verschrikkelijk het leven kan zijn als de democratie ineenstort. Laten we daarbij ook bedenken, gezien de niet altijd even fraaie rol die de Europese wereldrijken hebben gespeeld, dat enige nederigheid wel op zijn plaats is, zelfs als we aannemen dat democratie het noodzakelijke fundament is onder de vooruitgang van de mens. Ten tweede gaat democratie natuurlijk over stemmen en verkiezingen – al komt er nog veel meer bij kijken. Wij in Europa hebben door schade en schande geleerd dat we een volwaardige democratie nodig hebben: eerbiediging van de rechtsstaat, vrijheid van meningsuiting, respecteren van de mensenrechten, een onafhankelijke rechtspraak en onpartijdig bestuur. Democratie vereist afdwingbare eigendomsrechten en vrije vakbonden,
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
en gaat niet louter over regeringswisselingen, maar ook over het opbouwen van de juiste instituten en de ontwikkeling van de juiste attitudes. Een oppervlakkige, 'cosmetische' democratie, een democratie die er niet in slaagt zich te verankeren, zal op den duur niet overleven – ook niet wanneer de burgers op de verkiezingsdag hun stem vrij kunnen uitbrengen en een regering kunnen kiezen. Maar niets is zeker – we weten niet hoe het in al die landen zal aflopen – er bestaat geen snelle remedie of kortetermijnoplossing die de wereld zal scheppen waar zo veel mensen naar verlangen. Ondertussen werpt het spook van de religieuze onverdraagzaamheid zijn schaduw vooruit – gezien de recente gebeurtenissen in Egypte. In onzekere tijden worden kansen aangegrepen om in te spelen op angst en verwoesting te ontketenen. Vrijheid van religie of levensovertuiging is een universeel mensenrecht dat overal moet worden beschermd. Wij moeten onze veroordeling uitspreken over personen die godsdienstige overtuigingen als voorwendsel gebruiken om mensen te onderdrukken. Onze steun moet uitgaan naar hen die voor tolerantie pleiten, of ze nu uit Syrië, Pakistan, Egypte of een ander land afkomstig zijn. Europa moet ook keuzes maken. Kijkend naar de landen in onze nabijheid moeten we gereed zijn om het hoofd te bieden aan de uitdagingen waar wij voor staan. Dat wordt van ons verlangd. Ik kan natuurlijk nog honderden verklaringen afsteken – en dat zal ik ook wel doen – waarin ik mijn droefenis en veroordeling uitspreek en aandring op en verzoek om maatregelen, maar het is ook zaak om in actie te komen, actie die zich op verschillende manieren moet manifesteren. Bijvoorbeeld in de vorm van sancties. We leggen sancties op aan regimes die hun burgers als oud vuil behandelen, die burgers laten ombrengen door de politie of veiligheidsdiensten, waar zij de scepter over zwaaien. Gisteren zijn sancties opgelegd aan Syrië – een embargo op wapens, bevriezing van tegoeden en een inreisverbod voor dertien sleutelfiguren van het regime, bevriezing van onze associatieovereenkomst en onze samenwerking met dit land. Wij moeten hier geen blad voor de mond nemen; dat heb ik gisteren ook niet gedaan tegenover de Syrische minister van Buitenlandse Zaken. De gebeurtenissen in Syrië zijn een schreeuw om democratie en een rechtsstaat – geen onderdeel van een of ander buitenlands complot. Doordat het zijn ogen sluit voor de realiteit, verliest het bewind zijn legitimiteit en vervreemdt het zich van de bevolking en de internationale gemeenschap. Gewelddadige onderdrukking en dreigementen, in Syrië zelf en daarbuiten, zijn instrumenten uit een lang vervlogen tijdperk. Onze bezorgdheid, in het Parlement en in de Europese Unie, geldt de inwoners van Deraa, waar de VN niet binnen mocht komen, van Baniyas, waar het keiharde optreden doorgaat, van Hama, waar de tanks door de straten rijden. Het Syrische volk zal niet buigen voor tanks. Wij zeggen tegen het regime dat het zijn koers moet wijzigen; het roer moet nu om! (Applaus) Gisteren zei ik tegen minister Moallem, de Syrische minister van Buitenlandse Zaken, het volgende: u moet zorgen voor onmiddellijke en onbelemmerde toegang tot humanitaire hulp en de media. Pas dan doet u uw woorden over steun aan vreedzame betogingen gestand. In ons oostelijk nabuurschap – in Belarus – heeft president Loekasjenko verzuimd om tijdens de presidentsverkiezingen van december vorig jaar te laten zien dat hij bereid is het pad in te slaan naar een meer open en democratische, Europese samenleving. Behalve dat hij deze kans heeft laten liggen, heeft hij geweld gebruikt tegen vreedzame betogers en
3
4
NL
Handelingen van het Europees Parlement
grote aantallen burgers om politieke redenen gevangengezet. Daarmee heeft hij zijn minachting getoond voor de democratie en de rechtsstaat. Ik heb ontmoetingen gehad met familieleden van mensen die hij heeft laten opsluiten en weet nu dat hij ons geen andere keuze laat dan bij wijze van reactie krachtige sancties af te kondigen, gericht op de representanten van het bewind die voor het brute optreden verantwoordelijk zijn, president Loekasjenko incluis. Ik weet ook dat we het maatschappelijk middenveld meer moeten ondersteunen en contacten tussen mensen moeten bevorderen. Dan nu ons rechtstreekse engagement in Kamp Ashraf. De gebeurtenissen van 8 april zijn uiterst betreurenswaardig en ik veroordeel ze ten zeerste. Ik ben onwrikbaar van mening dat de EU een krachtige en eensgezinde reactie moet laat horen. Ik heb een schrijven doen toekomen aan de Irakese minister van Buitenlandse Zaken en ik heb gisteren opnieuw met hem gesproken. Ik betwist de soevereiniteit van Irak over zijn gehele grondgebied niet, maar dit land is wel verplicht de mensenrechten van de bewoners van het kamp te beschermen. Ik heb het geweld veroordeeld en gevraagd om een onderzoek – een onderzoek dat even grondig als onafhankelijk moet zijn en dat aan het licht moet brengen wat zich precies heeft afgespeeld. Er bestaat echter geen eenvoudige oplossing, zoals de geachte afgevaardigden hebben kunnen opmaken uit de brieven die ik individueel en collectief in dit Huis en daarbuiten in ontvangst heb genomen. Er wordt overleg gevoerd over een aantal opties voor een langetermijnoplossing onder leiding van de Verenigde Naties, maar die zijn niet zonder voetangels en klemmen. Ik ben het Parlement heel dankbaar voor het werk dat dit Huis verricht, voor het werk van degenen die ernaartoe zijn gereisd, en voor de bijdragen die ik heb ontvangen. We moeten de kwestie ook meenemen naar de Raad Buitenlandse Zaken en hierover beraadslagen met de Hoge Commissaris van de VN voor de vluchtelingen. Onze ambassadeur in Irak arriveert vandaag, en zij kent het belang dat ik aan dit vraagstuk hecht. We moeten onze inspanningen voortzetten en zien te komen tot het juiste beleid in dezen. Hoe dan ook moet niet alleen het onderzoek, maar ook de veroordeling volledig zijn. De Samenwerkingsraad van de Golf is in Jemen gekomen met voorstellen en president Saleh heeft opnieuw een aarzelende houding ingenomen. Ik heb hem kortgeleden nog gesproken over zijn beraadslagingen met de oppositie en de voorstellen die op tafel liggen. Ik vertelde hem dat hij weet wat hem te doen staat – in het belang van zijn land – en dat hij zijn verantwoordelijkheid moet nemen. In mijn vergaderingen in de Golf had ik een ontmoeting met de koning van Bahrein. We spraken over het door de kroonprins geopperde initiatief voor een dialoog zonder voorwaarden vooraf en ik drong er bij hem op aan van deze dialoog werk te blijven maken. De huidige lijn waar men op zit, leidt tot niets. Rechtszaken in Bahrein moeten eerlijke en civiele rechtszaken zijn, en de doodstraf mag in geen geval worden opgelegd. Het gaat in al dit soort zaken om ons rechtstreekse engagement, de druk die wij uitoefenen en de directheid van onze benadering. U kunt erop vertrouwen dat ik mijn boodschap over wat er moet gebeuren, duidelijk en glashelder overbreng op alle leiders die ik spreek. Ik doe dat met de steun van dit Huis en met de steun van de Raad Buitenlandse Zaken van de 27 lidstaten. Uiteraard mag ook Libië niet onbesproken blijven. Sommige leden van het Parlement zijn voorstander van een robuuster defensie- en veiligheidsbeleid. Ik richt mij tot hen als ik zeg dat wij in de afgelopen weken en maanden hebben gezien hoe ver we in bepaalde opzichten zijn gevorderd, maar ook dat er nog een lange weg te gaan is. Wij hebben ons gezamenlijk
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
verbonden tot het plannen van de militaire missie ter ondersteuning van humanitaire hulp, bestaande uit middelen afkomstig uit heel Europa, klaar om op verzoek van de Verenigde Naties aan de mensen te worden verleend. Net zoals we gedaan hebben na de rampzalige aardbeving op Haïti – met de inzet van militaire hospitaalschepen, zware hefinrichtingen en burgers en militairen die zij aan zij werkten om de bevolking bij te staan. Begrijpt u mij niet verkeerd, ik weet dat humanitaire steun apolitiek is en dat verleners van humanitaire steun niet in gevaar mogen worden gebracht, maar soms, met als primair doel het redden van levens, is de inzet van het leger nodig omdat alleen het leger de uitrusting en de mensen kan leveren voor een snelle hulpverlening en het opzetten van infrastructuur – dat maakt ons gereed om in te gaan op een eventueel verzoek om hulp van de VN. We moeten de boel sneller en slimmer aanpakken. Ik ben de eerste om te zeggen en toe te geven dat we veel meer moeten doen. Daar zal ik later in de ochtend nog op terugkomen. We verbeteren onze samenwerking met de NAVO, waarbij we voor het eerst gegevens over onze operaties uitwisselen, dit om een vervolg te geven aan de ontwikkeling van onze betrekkingen. Vorige week vrijdag was ik samen met secretaris-generaal Rasmussen covoorzitter op de vergadering van het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) en de Noord-Atlantische Raad, waar we voor de allereerste keer een gesprek voerden over Libië. Voorts werken we samen met voorzitter Jean Ping van de Afrikaanse Unie, Amr Moussa van de Liga van Arabische Staten en uiteraard met zijn opvolger, en met professor Insanoglu van de Islamitische Conferentie Organisatie (ICO). De samenwerking vindt plaats onder aanvoering van de speciale VN-gezant Al-Khatib. Tijdens mijn overleg met Ban Ki-Moon zijn we overeengekomen de regionale organisaties samen te brengen voor een vergadering in Caïro en een follow-up te houden na de bijeenkomst van de contactgroep in Rome. We bespreken gezamenlijk welke rol we kunnen spelen in de toekomst van Libië – wat we kunnen doen voor de ondersteuning van de nationale dialoog, het helpen met het opstellen van de grondwet en de voorbereidingen voor de verkiezingen. Ik heb twee missies naar Libië gezonden die contacten moeten aanknopen en de samenwerking moeten aangaan met jongeren en vrouwen in Libië. Zoals de leider van mijn team tegen mij zei, was het de allereerste keer dat zij overleg voerden over een grondwet – ze bespraken dingen waar ze nooit eerder mee te maken hadden gehad. Ze zeiden hoezeer ze verlangden naar het einde van het regime, dus laat duidelijk zijn: Kadhafi moet zijn macht opgeven en het regime ontbinden. (Applaus) Ik ben van plan een kantoor te openen in Benghazi zodat vaart kan worden gezet achter de steun die wij met de bevolking hebben besproken... (Applaus) ... voor de bevordering van het maatschappelijk middenveld, voor hulp aan de tijdelijke Nationale Overgangsraad en de heer Jibril (we hebben een groot aantal ontmoetingen met hem gehad); voor bijstandverlening voor de hervorming van de veiligheidssector; voor hulp bij de verwezenlijking van acties waar de mensen om hebben gevraagd. Ze willen hulp op het gebied van onderwijs, gezondheidszorg en grensbeveiliging – het soort steun dat we kunnen en willen verlenen. De mensenrechten vormen de rode draad die door al onze werkzaamheden heen loopt. Wat betreft het nieuwe nabuurschapsbeleid hebben wij onze ambitie en visie naar een ander niveau getild. Thans staat wederzijdse verantwoordingsplicht centraal: de EU en het
5
6
NL
Handelingen van het Europees Parlement
nabuurschap zijn wederzijds verantwoordelijk voor het realiseren van de toezeggingen die wij doen aan de landen en volkeren van onze nabuurschapslanden en Europa. We blijven voortbouwen op inspanningen voor reeds besproken zaken als mobiliteit, markttoegang en financiën. De landen in kwestie moeten in de toekomst steun krijgen op een aantal cruciale punten. Een voorbeeld is de mobiliteit van jongeren. Het betreft hier jonge samenlevingen waarin jongeren snakken naar kansen. Voor het Europees Parlement is een grote rol weggelegd bij het helpen van jongeren om de kansen en kennis die Europa te bieden heeft, te benutten. Dat geldt ook voor de lidstaten als het gaat om kansen om te reizen en te studeren. Het is voor zakenmensen belangrijk dat zij de kans krijgen nieuwe markten te verkennen waar ze hun goederen en diensten kunnen aanbieden. Het ligt in de macht van onze lidstaten, waarvan er enkele zijn die lang bestaande betrekkingen met de landen in kwestie hebben, om hier meer werk van te maken en te zorgen dat zij die kans ook daadwerkelijk krijgen. Op het gebied van de markttoegang weten we dat er een wezenlijke bijdrage moet worden geleverd aan het stimuleren van de economische groei en het herstel. U weet wat de economische gevolgen zijn van de beroering in de betrokken landen. Sommige landen steunen op ons, omdat wij voor hen de belangrijkste exportmarkt vormen en de bron van hun invoer. Als wij die landen in staat stellen hun markten te ontwikkelen, zou dat een reëel verschil kunnen maken. Zowel de openstelling van markten, als de wijze waarop de toegang tot markten wordt verkregen, speelt hierbij een rol. Zij moeten zich kunnen optrekken tot onze normen en reële kansen krijgen. Dat geldt nergens zozeer als bij kleine ondernemingen, maar we moeten de politieke wil hebben om dit doel te bereiken. Wij moeten de politieke wil hebben ervoor te zorgen dat wij onze markten toegankelijk maken. Dat is een uitdaging. Het is in alle omstandigheden een uitdaging; het is een uitdaging in economisch moeilijke tijden, maar ik pleit ervoor om die uitdaging aan te gaan omdat, als we het niet doen, een ineenstorting van de economieën in ons nabuurschap ons rechtstreeks zal treffen. Dan is er nog de kwestie van het geld, of laten we zeggen de financiële hulpbronnen. Het gaat niet alleen om de verlening van rechtstreekse steun – hoewel dat belangrijk is – maar ook om het hefboomeffect dat we met de middelen kunnen bewerkstelligen. Wij hebben al als gastheer opgetreden op een bijeenkomst van een gezelschap van hoge ambtenaren en vertegenwoordigers van grote financiële instellingen om te bespreken welke steun we kunnen en zullen verlenen als er om gevraagd wordt. In overleg met ons nabuurschap zullen we onze inspanningen moeten opvoeren om de bundeling van hulpmiddelen doeltreffender te ondersteunen. Nergens zal dit beleid van meer belang zijn dan in Tunesië wellicht. De toespraak van premier Essebsi op de televisie kan helpen in de aanloop naar de verkiezingen op 24 juli. Hij toonde zich bewust van de problemen in zijn land, dat te kampen heeft met een economische groei die inmiddels tot een cijfer tussen de 0 en 1 procent is gedaald. We moeten ervoor zorgen dat Tunesië en zijn economie en maatschappelijk middenveld steun krijgen. We moeten daarbij niet alleen denken aan de lange termijn, aan het belang van een nieuwe strategie, maar ook aan wat er nu moet gebeuren en hoe we op dit moment Egypte, Tunesië en andere landen te hulp kunnen schieten bij de aanpak van hun begrotingsproblemen. Met dit doel voor ogen zijn we besprekingen begonnen met de financiële instellingen, met onze lidstaten, met degenen die zich vast voorgenomen hebben deze landen de helpende hand te bieden, want helpen bij de aanpak van tekorten doordat
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
toeristen wegblijven en de economie hapert, doet er toe, juist nu. De geachte afgevaardigden moeten begrijpen dat we in ons beleid behoefte hebben aan zowel acute maatregelen als een langetermijnstrategie. Ik heb de afgelopen weken driemaal een bezoek gebracht aan Egypte, waar ik uitgebreid heb kunnen spreken met jonge leiders van het Tahrirplein, waaronder een aantal vrouwen. De vrouwen willen een grotere rol in het Egypte van de toekomst, een rol die hun naar hun mening is toegezegd. Ik had een ontmoeting met een vrouw die zich kandidaat zal stellen voor het presidentschap en die vastbesloten is te laten zien dat vrouwen die rol in Egypte kunnen vervullen. Ik heb met een groot aantal regeringsleden gesproken, waaronder de minister van Ruimtelijke Ordening Fayza Aboulnaga. Zij wil woningen bouwen voor de mensen; ze heeft een grootse visie over wat het voor Egypte zou betekenen als de komende twintig jaar een miljoen huizen zouden verrijzen. Dergelijke visies van landen waar we mee samenwerken, moeten we oppakken en vertalen in actie en steun als het gaat om onderwijs en opleidingen, infrastructuur bij huisvestingsprogramma's, groeikansen voor kleine ondernemingen, samenwerking met vrouwen bij de VN – zoals ik doe –, overwegingen over hoe we kunnen werken aan veiligere gemeenschappen rondom huisvestingsprojecten, de wijze van samenwerking om een grootsere en ambitieuzere visie te ontwikkelen die inspeelt op de wensen van het Egyptische volk. Ik voer gesprekken met de Egyptische minister van Buitenlandse Zaken, Al-Araby, die zich heeft voorgenomen nauw met de Commissie samen te werken ten behoeve van het vredesproces in het Midden-Oosten. Hij ijvert voor een verdere versterking van onze betrekkingen en is iemand die ons graag beschouwt als samenwerkingspartner in de regio. Egypte zal de komende maanden en jaren het hoofd moeten bieden aan een groot aantal uitdagingen. Wij moeten klaarstaan om hen daarbij te helpen en bereid zijn onze hulpmiddelen, onze kennis, onze expertise en onze contacten in te zetten om het land te ondersteunen. Ik heb in dit Parlement en daarbuiten altijd gezegd dat de Dienst voor extern optreden een dienst is voor de preventie en oplossing van conflicten, dus laat mij u erop wijzen dat onze rol in Servië en Kosovo een rol is die ertoe doet. Het betekent dat de stemming die we wonnen bij de VN, de stem die wij thans laten klinken, haar effect kan sorteren. Het betekent dat wij ervoor moeten zorgen dat de Bosnische leiders ophouden met navelstaren en hen ervan overtuigen verder te kijken dan enkel naar hun eigen gemeenschappen en het vizier te richten op de noden van het land, hun toekomst en de Europese Unie. Het betekent ook dat we een rol spelen in het vredesproces in het Midden-Oosten. De geachte afgevaardigden weten goed dat voor stabiliteit in het Midden-Oosten eerst vrede nodig is. De situatie in de regio wordt al decennialang beheerst door pogingen om via onderhandelingen tot een akkoord te komen. We hebben het Kwartet in de afgelopen maanden nieuwe impulsen gegeven. Ik heb in februari een vergadering georganiseerd met de hoofdrolspelers van het Kwartet en in de follow-up van het Kwartet op het niveau van de gezanten is voor de eerste keer sinds het Kwartet is opgericht overleg gevoerd met de Israëlische en Palestijnse onderhandelaars. Ik wilde in april opnieuw een bijeenkomst houden met de hoofdrolspelers en op basis van ons standpunt hebben wij een belangrijke verklaring opgesteld. Ik blijf van mening dat een oplossing door onderhandelingen de juiste weg is en wij zullen ons geëngageerd blijven tonen. Later deze maand houden we opnieuw een bijeenkomst op het niveau van de gezanten.
7
8
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Wij zijn fervent voorstander van de opbouw van de Palestijnse staat. Toen wij op 13 april optraden als gastheer van de bijeenkomst van het ad-hocverbindingscomité, heb ik kennis genomen van de loftuitingen over de prestaties van Salam Fayyad, over de klinkende resultaten op het gebied van het bestuur, de rechtsstaat en de mensenrechten, onderwijs, gezondheid en sociale bescherming – toereikend voor een functionerend bestuur volgens de Wereldbank. Ik heb bevestigd dat het belangrijk is de kans om een Palestijnse verzoening te verwezenlijken onder president Abbas aan te grijpen. Dat is iets waar de Europese Unie al jaren voor ijvert. Wat wij nu zien is de meest serieuze poging tot dusver om tot eenheid te komen, eenheid die op zichzelf de sleutel is tot de tweestatenoplossing. Ik sta in nauw contact met president Abbas en premier Fayyad, en ook met Egypte, de Liga van Arabische Staten, de Verenigde Staten en Israël. Het is van cruciaal belang dat men zich houdt aan geweldloosheid, de opbouw van de staat voortzet en de bestaande verplichtingen nakomt. We zullen de inspanningen moeten beoordelen op resultaten. Ik ben stellig van mening dat Israël de belastingopbrengsten die verschuldigd zijn aan de Palestijnen moet overhandigen. Ik wil echter duidelijk maken dat ons standpunt over Hamas onveranderd is en de veiligheid van Israël voor ons allen essentieel blijft. Daar wil ik aan toevoegen dat ik een vloot naar Gaza niet het juiste antwoord vind op de humanitaire situatie aldaar. Ik ben er twee keer geweest. Ik blijf nadruk leggen op de benarde toestand waarin de inwoners van Gaza verkeren en pleit er met name voor de toegang tot Gaza te verbeteren zodat de economie weer op gang kan komen. De situatie daar is vooral voor kinderen ronduit verschrikkelijk. We hebben Israël voorgesteld in te stemmen met een verbetering van de toegang. Ik wil dat de bevolking van Gaza een toekomst heeft, maar ik wil ook dat Gilad Shalit, die al jaren gevangen wordt gehouden in Gaza, wordt vrijgelaten en naar huis kan, naar zijn ouders, die ik heb mogen ontmoeten. De ervaringen in Europa leren ons dat waarlijke democratie de vereiste basis vormt voor verdraagzaamheid, vrede en welvaart. Die bestemming zal in Noord-Afrika en de Arabische wereld niet snel en niet zonder slag of stoot worden bereikt, maar de vestiging van een heuse democratie is de enige manier om er te komen. Met onze ervaring kunnen we elk land bijstaan dat vraagt hoe we hen kunnen helpen om de reis naar de democratie te volbrengen. Daarom stel ik voor om steun te verlenen aan de bevordering van de democratie. We zullen dan onze middelen kunnen benutten om met name jongeren de kans te geven zich in de politiek te begeven, de ontwikkeling van politieke partijen te ondersteunen, mensen de kans geven te doen wat de geachte afgevaardigden van zo veel landen hier zelf hebben moeten doen, dat wil zeggen het politieke proces tot ontwikkeling brengen door politieke partijen en het maatschappelijk middenveld op te bouwen en te zorgen voor een diepe verankering die betekent dat de democratie groeit en bloeit. Als ik die landen bezoek, zeg ik vaak dat het niet zozeer gaat om het kiezen van een regering, als wel om het recht om een regering naar huis te sturen. Democratie betekent dat je 'tot ziens' en 'hallo' kunt zeggen, en dat is een belangrijk gegeven: het is essentieel te weten dat je het recht heb naar de stembus te gaan om eenmaal, tweemaal, driemaal, viermaal van regering te wisselen, om iets van je regering te eisen. En je kunt dat alleen doen als de democratie diepgeworteld is en bloeit. Daarom is het zo belangrijk om te zien wat er in Ivoorkust is gebeurd, dat president Ouattara eindelijk geïnaugureerd kon worden, en de rol die wij daarin hebben gespeeld om dat proces te bevorderen is aanzienlijk geweest. Daarom is het goed om te zien dat de verkiezingen in Nigeria voorspoedig zijn verlopen en dat Goodluck Jonathan inmiddels naar behoren is beëdigd. Het is goed om te zien dat
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
de democratie wortel begint te schieten, in bloei komt en zich verdiept. Dat proces moeten we steunen. Verandering betekent niet per se vooruitgang, maar om vooruitgang te boeken zijn veranderingen onontbeerlijk. Het betekent dat we vastbeslotener moeten optreden. Een aantal aspecten dat ik noem vergt dat de lidstaten handelend optreden, andere factoren vergen dat de Commissie in actie komt en op een groot aantal punten is de steun van dit Parlement nodig. We moeten besluiten dat wij allen onze rol zullen vervullen. Als we alleen iets doen als de media-aandacht op de betreffende landen en op ons is gericht, zullen we falen. We moeten dit zien als een zaak van de lange adem en onze buurlanden er vastberaden op wijzen dat zij de reis naar de democratie niet alleen moeten aanvangen, maar ook moeten volbrengen. Er liggen drie uitstekende verslagen op tafel die ik in mijn volgende betoog zal behandelen, maar ik wil alvast mijn dank uitspreken aan de rapporteurs. Ik zal afronden met een citaat van een antropologe, Margaret Mead, een vrouw die ik zeer bewonder. Zij zei: "Dat een kleine groep verstandige en betrokken burgers de wereld kan veranderen, hoeft niet te worden betwijfeld. Sterker nog, het is nooit anders geweest." Joseph Daul, namens de PPE-Fractie . – (FR) Mijnheer de Voorzitter, barones Ashton, dames en heren, het buitenlands beleid wordt gedomineerd door al dan niet vreedzame revoluties in verschillende van onze buurlanden in het Middellandse Zeegebied, en, meer recentelijk, door een symbolische gebeurtenis in de strijd tegen het internationale terrorisme, namelijk het einde van het tijdperk-Bin Laden. Waar staat Europa in dit alles? Zijn wij tegen die achtergrond een aanwezige en betrokken speler van goede wil? Ja, dat zijn we zeker. De actie die in Libië wordt ondernomen onder toezicht van de VN en op initiatief van een aantal Europese staatshoofden en regeringsleiders, laat zien dat Europa – of een deel van Europa – met een beetje goede wil in staat is om in moeilijke tijden een rol van betekenis te spelen. Zijn wij daarmee echter een voorname internationale speler met een invloed die in verhouding staat tot ons economische vermogen? Het antwoord daarop is ontegenzeglijk 'nee'. Europa is nog altijd een dwerg, in het gunstigste geval een politiek en geostrategisch Kleinduimpje, ondanks de alsmaar toenemende verwachtingen van de Europese publieke opinie. Europa heeft ingezet op stabiliteit en ontwikkelingshulp in het Middellandse Zeegebied. De mensen daar eisen echter – terecht – hun politieke vrijheid en ontvluchten hun land omdat er voor hen en hun kinderen geen hoop is op een voorspoedige en waardige toekomst. De humanitaire hulp die wij de afgelopen maanden hebben geboden was zeker nodig. Barones Ashton, we moeten meer doen. Zijn wij begonnen iets te leren van deze gebeurtenissen? Ik zou het graag willen geloven. Wat nog erger is, is dat de enorme toestroom van immigranten die naar onze kusten komen onder hachelijke omstandigheden, waarbij mensen sterven op zee – en ik wil erbij zeggen dat wij niet precies weten hoeveel dat er zijn – veel te vaak geconfronteerd worden met verdeeldheid, geruzie en gesloten grenzen, waarbij sommige landen zelfs vraagtekens plaatsen bij het Schengengebied, een instrument dat zeer belangrijk is voor het vrije verkeer van personen. (Applaus)
9
10
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Is dat Europa, de Europese waarden, principes en idealen allemaal waardig? Ik vind van niet. Mijn fractie, de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-Democraten), vindt van niet, en ik weet zeker dat de meerheid van de parlementsleden hier ook vindt van niet. Dames en heren, de reden dat wij hier vanmorgen in bespreking zijn met de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, is omdat wij Europa met het Verdrag van Lissabon een stem en een gezicht wilden geven. Het is tijd dat we een stap verder gaan en actie ondernemen. Dat betekent dat we keuzes moeten maken en ons daaraan moeten houden. Welnu, wat zijn de prioriteiten van Europa? De betrekkingen met onze buren in het oosten en in het zuiden? Terrorisme bestrijden? Het conflict in het Midden-Oosten oplossen? Het handelsbeleid? Dit allemaal tegelijk aanpakken is niet eenvoudig. Welke van onze partners hebben de voorkeur? De Verenigde Staten, de opkomende landen of nog andere landen? Hoe kunnen we tot de beste resultaten komen? Door de individuele lidstaten hun eigen beleid te laten bepalen, zoals we al zestig jaar doen, of door met één krachtige stem te spreken? Dames en heren, een intergouvernementele benadering is niet langer de oplossing voor buitenlandse zaken, veiligheid en defensie: we hebben meer Europa nodig. We moeten de nationale ego's laten varen en toewerken naar meer doeltreffendheid op Europees niveau. Barones Ashton, wij kunnen alleen een degelijk buitenlands en veiligheidsbeleid hebben als we al ons gewicht in de strijd gooien en al onze energie steken in een aantal vastomlijnde doelstellingen. Dames en heren, 2011 moet het jaar worden van het Middellandse Zeegebied, van de strijd tegen het terrorisme, en zelfs van een doorbraak in het conflict in het Midden-Oosten. Als het Europa lukt om een hoofdspeler te worden op dat gebied, kan het de fouten uit zijn jonge jaren achter zich laten. Ik wil afsluiten met een uitspraak van een man die u goed kent: Johannes Paulus II. "Wees niet bang", barones Ashton. We hebben vier miljard euro bespaard in de Europese begroting. Doe alstublieft voorstellen om dat geld nuttig te besteden in plaats van het terug te geven aan de lidstaten. (Applaus) Martin Schulz, namens de S&D-Fractie . – (DE) Mijnheer de Voorzitter, in de Europese Unie zijn er op alle gebieden renationaliseringstendensen te bespeuren, terwijl het Verdrag van Lissabon bedoeld is als instrument voor een nieuw gemeenschappelijk beleid: het gemeenschappelijk buitenlands, veiligheids- en defensiebeleid. Als we nog eens terugdenken aan de aanloop tot dit eerste grote algemene debat dat we met de hoge vertegenwoordiger voeren, dan stellen we vast dat toen al opviel dat sommige regeringen gekant waren tegen de titel 'minister van Buitenlandse Zaken van de Europese Unie', zodat uiteindelijk de benaming 'hoge vertegenwoordiger' uit de bus is gekomen. Dat is ook begrijpelijk, want naast het fiscaal beleid en het binnenlands beleid is een soeverein buitenlands beleid een van de hoofdkenmerken – als het ware hét herkenningsteken – van nationale soevereiniteit. Het is moedig, maar ook moeilijk, om deze vorm van soevereiniteit uitgerekend op het gebied van het buitenlands, veiligheids- en defensiebeleid over te hevelen naar een supranationale instelling. Samen met de hoge vertegenwoordiger moeten we ons in het Europees Parlement echter iets heel anders afvragen, namelijk: welke rol komt onze Unie eigenlijk toe als zelfstandig
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
orgaan in de internationale politiek? In de afgelopen dagen heb ik artikelen over de hoge vertegenwoordiger gelezen die me hogelijk hebben verbaasd, omdat mevrouw Ashton in deze artikelen wordt bekritiseerd om het feit dat de hoge vertegenwoordiger en haar beleid onzichtbaar zijn. Deze kritiek is afkomstig van mensen die er op hun beurt alleen op uit zijn hun nationaal buitenlands beleid, hun nationale belangen op de eerste plaats te zetten en – zonder overleg met welke partner dan ook – unilateraal allerlei besluiten nemen, die in Europa uiteindelijk niet voor eenheid maar voor verdeeldheid zorgen. Kijkt u maar naar de missie in Libië. Zelden was er sprake van een duidelijker voorbeeld van verdeeldheid in het internationaal beleid van de Europese Unie, in haar internationale optreden, als bij de vraag: welk standpunt nemen we in ten aanzien van Libië? Vooral in de grote hoofdsteden van de Europese Unie neigt men ertoe het buitenlands, veiligheidsen defensiebeleid van de EU te beschouwen als een voortzetting van het eigen nationale beleid, gefinancierd met Europese middelen. Hoe groter de burelen van het ministerie van Buitenlandse Zaken, het Foreign Office of de Quai d'Orsay, des te sterker is deze neiging. Mevrouw Ashton, u heeft in dit Parlement vast en zeker de volste steun als u deze mensen zou zeggen dat u weliswaar hun unilaterale belangen respecteert, maar dat deze niet doorslaggevend kunnen zijn voor de richting van het gemeenschappelijke Europese buitenlandse beleid, dat op de bij consensus aangewezen gebieden door u, de hoge vertegenwoordiger, wordt bepaald. Ja, ik ben ervoor om een dergelijk kantoor, waar u het over had, in Libië te openen, omdat u als hoge vertegenwoordiger, de Unie zelf en het Parlement als onafhankelijke instelling, op humanitair en politiek gebied allemaal geloofwaardig zijn. We zijn geloofwaardiger dan de staten die gedwongen zijn om in Libië militair op te treden, maar wier wapenexporteurs vorig jaar herfst nog de grootste stands hadden op de grootste wapenbeurs in Libië. Duitsland, Frankrijk, Groot-Brittannië, Italië en België zijn de belangrijkste wapenleveranciers van het leger van Kadhafi, dat de opstandelingen in Libië bestrijdt. Dit is niet het soort geloofwaardigheid waarmee Europa gediend is. (Applaus) Europa is eerder gediend met soft power, gericht op de opbouw van de democratie en de opening van een kantoor ter ondersteuning van de ontwikkeling van het maatschappelijk middenveld, waarbij de internationale samenwerking van de Europese Unie niet wordt gedefinieerd als het onderwerpen van anderen aan unilaterale diplomatieke en economische belangen, maar waarbij een beleid wordt nagestreefd dat stoelt op een gelijkwaardig partnerschap tussen verschillende gebieden in de wereld. Dat is mijn visie op het buitenlands, veiligheids- en defensiebeleid van de Europese Unie. U sprak zojuist over drie M's – Money, Mobility en Market access. In een volgende stap moet u hier drie C's aan toevoegen: Coherence, Concreteness en de Community method. Volgens mij zult u met die drie M's en drie C's vervolgens ook de nodige partners vinden in het Europees Parlement. In de Sociaal-democratische Fractie beseffen we dat we nog maar aan het begin staan van de samenwerking tussen u en het Parlement, en op dit gebied is er zeker nog het een en ander voor verbetering vatbaar. Daarom herhaal ik het aanbod, dat ik volgens mij namens de meeste collega's doe: voor uw visie van een gemeenschappelijk buitenlandsen veiligheidsbeleid vindt u in dit Huis ongetwijfeld duidelijk meer partners dan in de vergadering van de 27 ministers van Buitenlandse Zaken, die ik weliswaar allemaal respecteer, maar die allen het probleem hebben dat ze minister van Buitenlandse Zaken van één land zijn.
11
12
NL
Handelingen van het Europees Parlement
(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken) U bent de diplomatieke vertegenwoordiger van een heel continent! (Applaus) Guy Verhofstadt, namens de ALDE-Fractie . – (EN) Mijnheer de Voorzitter, op zaterdag, tijdens mijn tweede reis naar Caïro in de afgelopen twee maanden, had ik een lange ontmoeting met de nieuwe Egyptische eerste minister, de heer Sharaf. De conclusie van de betreffende vergadering luidde – zoals u al aangaf – dat we de revoluties in Noord-Afrika op grote schaal moeten ondersteunen, vooral de ontwikkelingen in Egypte. We moeten een punt zetten achter dat gerommel in de marge waar we tot nu toe steeds mee bezig zijn geweest. Ik maak een korte vergelijking. Weet u hoeveel geld er met het Marshallplan beschikbaar is gesteld? En dat jarenlang? 1 procent van het jaarlijks bbp. 162 miljard dollar in geld om precies te zijn. En waar spreken we nu over, wat beloven we aan Egypte? Eén miljard. Niet 162 miljard, maar één miljard. Niet in 2011, niet in 2012, maar in 2013, als het geld er is. Ik vind dat niet meer dan een grijpstuiver. Ik zit niet te wachten op grote plannen over veranderingen in het nabuurschapsbeleid van u en van de Commissie – want het is klaarblijkelijk geld van de Commissie waar we het over hebben. Dat is iets voor in de toekomst. Wat ik verwacht is dat we zo spoedig mogelijk rechtstreekse begrotingshulp aan Egypte verstrekken, want aan het einde van het jaar is hun geld op en dat zou het begin kunnen inluiden van een contrarevolutie in dat land. Rechtstreekse begrotingssteun of kwijtschelding van schulden – dat is de weg die we direct moeten inslaan. Als zoiets vandaag zou worden aangekondigd, zou dat Egypte en de Egyptenaren beslist helpen. Ik wil het ook hebben over Syrië. Laten we eerlijk zijn, barones Ashton. Syrië is één grote ramp. Wat daar gebeurt is niets anders dan een Arabisch Tiananmen – ik heb er geen andere woorden voor. Een Arabisch Tiananmen. Tanks en scherpschutters richten elke dag een bloedbad aan. Er zijn tot nu toe achthonderd mensen gedood. Achtduizend mensen zijn gearresteerd. Mensen worden op de meest wrede wijze gefolterd om wachtwoorden op Facebook los te krijgen en de namen van vrienden die op Facebook bezig zijn. Soldaten die niet op hun eigen landgenoten willen schieten worden zelf neergeschoten door de geheime diensten van het leger en van Bashar al-Assad. De gebeurtenissen in Syrië hebben duidelijk gemaakt dat Bashar al-Assad maar voor één predicaat in aanmerking komt: de meest wrede dictator ter wereld van dit moment. Dat is de conclusie die we vandaag wel kunnen trekken. (Applaus) Dus wat kan er gedaan worden? Ik zie achthonderd doden, achtduizend gevangenen, van wie er sommigen dagelijks worden gemarteld, en wat doen wij? We bevriezen de tegoeden van dertien personen, maar niet die van Assad. Ik noem dat een onevenwichtige aanpak. Het is eigenlijk belachelijk en het zal niet bijdragen aan de druk op het bewind van Assad om van koers te veranderen. Het volstaat niet om dertien personen op de lijst te zetten, al zit er een broer van Assad bij en een van zijn neven of nichten. Nee, er moeten nu direct honderden personen op die lijst komen, zo spoedig mogelijk, om echte druk uit te oefenen. Ik heb wel enig begrip voor uw benadering: door Assad niet op de lijst te plaatsen, is hij er wellicht later makkelijker toe aan te zetten van houding te veranderen. Dat is prima, maar dan moet u dat in het debat van vandaag heel duidelijk maken. Ik wil dat u verklaart dat u Assad een paar dagen geeft. Als hij in die dagen geen halt toeroept aan de huidige
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
wantoestanden, moet u alle tegoeden, niet slechts die van dertien personen, maar de tegoeden van de gehele familie Assad bevriezen. (Applaus) Als achthonderd mensen worden gedood, moet u niet een reisverbod opleggen aan dertien personen maar aan de gehele familie Assad. Daarnaast moet u verklaren wat de belangrijke punten zijn. Daar wordt op gewacht. Gisteren stonden we in rechtstreeks contact met mensen in Syrië die zeggen dat u de sancties moet aanscherpen, omdat Assad anders niet zal stoppen. U moet verklaren dat de familie Assad door de Europese Unie nooit als de ware vertegenwoordigers van het Syrische volk zal worden beschouwd, en dat deze mensen voor hun daden ter verantwoording zullen worden geroepen. Doet u dit meteen. Dat is wat wij vandaag van u verwachten. U kunt helpen een einde te maken aan dit Arabische Tiananmen. Het is niet waar dat wij geen rol spelen; wij spelen een essentiële rol en het Syrische volk verwacht dat wij deze duidelijke boodschap vandaag overbrengen. Niet morgen. Vandaag. (Applaus) Charles Tannock, namens de ECR-Fractie . – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de belangrijkste ontwikkeling dit jaar op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) is ongetwijfeld de oprichting geweest van de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO). Barones Ashton, als vicevoorzitter/hoge vertegenwoordiger kwam u onlangs onder druk vanwege de matige prestaties van deze dienst. U kunt qua effectiviteit echter niet meer doen dan wat de lidstaten toelaten en uiteraard bent u terughoudend met het uitoefenen van uw eigen initiatiefbevoegdheid – een houding die te prijzen valt. Enerzijds wil de EU zich mondiaal profileren als diplomatiek zwaargewicht, maar anderzijds vereist het GBVB unanimiteit. Dat betekent dat er compromissen gesloten moeten worden om de belangen van de afzonderlijke lidstaten, met name de grote lidstaten, te beschermen. De hybride sui generis-benadering van het buitenlands beleid van de EU rechtvaardigt de bezwaren van degenen die van meet af aan al tegenstander van de EDEO waren. Zij waren destijds van mening dat de mondiale ambities van de EU de nationale soevereiniteit zouden ondermijnen. Paradoxaal genoeg lijkt het tegengestelde te gebeuren – dat de nationale soevereiniteit de mondiale ambities van de EU ondermijnt, gezien de gebeurtenissen van de laatste tijd in Libië. De ECR, mijn fractie, blijft zich echter constructief opstellen tegenover de EDEO. Wij wensen de dienst alle goeds. We hopen dat ze gaat functioneren. De dienst moet nog vaste voet aan de grond krijgen. Wij zijn voor budgettaire neutraliteit en meer politieke verantwoordingsplicht. Hoewel de vicevoorzitter/hoge vertegenwoordiger uitstekende hoge benoemingen heeft gedaan – als lid van de Commissie buitenlandse zaken heb ik een paar van deze mensen gezien – moet ik vragen waarom zij zich om de tuin heeft laten leiden door de Commissie, die haar te weinig wisselgeld heeft teruggegeven en een onevenredig bedrag aan middelen heeft ingehouden voor de EU-uitbreiding en het Europees nabuurschapsbeleid. Met deze verdeling krijgt de Europese belastingbetaler geen waar voor zijn geld en zijn onze belangen op het gebied van het buitenlands beleid niet gediend. Mag ik u nu een aantal specifieke vragen stellen, om te beginnen over de ophanden zijnde tocht van de tweede vloot naar Gaza? Kunt u, mevrouw de vicevoorzitter/hoge vertegenwoordiger, er bij Turkije op aandringen een halt toe te roepen aan deze gevaarlijke
13
14
NL
Handelingen van het Europees Parlement
provocatie in een tijd waarin de spanningen en druk in Israël enorm hoog zijn opgelopen vanwege de raketaanvallen vanuit Gaza en de Iraanse oorlogsschepen die opnieuw door het Suezkanaal zijn gevaren? En hoe zal de EU zich opstellen tegenover een nieuwe, verenigde Palestijnse Autoriteit waarin Hamas, die door de EU op de lijst van verboden terroristische organisaties is gezet, vertegenwoordigd is? Ten tweede, mevrouw de vicevoorzitter/hoge vertegenwoordiger, bent u bereid te bemiddelen om tot een oplossing te komen die uitmondt in de sluiting van Kamp Ashraf in Irak? Bent u bereid een onmiddellijke en totale veroordeling uit te preken over het wetsontwerp-Bahati in Oeganda, dat voorziet in de doodstraf voor homoseksuelen? Tot slot ben ik het geheel eens met de heer Verhofstadt: ik ben ingenomen met al uw inspanningen om het Midden-Oosten en de Noord-Afrikaanse landen te stabiliseren, en sta met name achter uw veroordeling van de moord op christenen in Egypte. Waarom hebt u echter, de heer Verhofstadt wees er al op, president Assad van Syrië niet op de lijst geplaatst van personen aan wie sancties worden opgelegd na de brute moordpartijen in de afgelopen dagen op onschuldige demonstranten, aangericht door zijn strijdmacht? Daniel Cohn-Bendit, namens de Verts/ALE-Fractie . – (FR) Mijnheer de Voorzitter, barones Ashton, dames en heren, vandaag zou ik u, barones Ashton, alleen een paar vragen willen stellen. De eerste gaat over Syrië, en net als de heer Verhofstadt wil ik graag weten wat Europa tegenhoudt om Assad op de sanctielijst van de Europese Unie te zetten? Welk land of welke landen weerhouden de Europese Unie er momenteel van om de enige juiste beslissing te nemen? Vertelt u het ons alstublieft. Als het de heer Westerwelle is, zeg dan gewoon dat het de heer Westerwelle is: dan weten we tenminste hoe het beleid van de verschillende lidstaten tot stand komt. In tegenstelling tot het Duitse ministerie van Buitenlandse Zaken gaan wij niet suggereren dat president Assad zelf de oplossing is voor het dictatorschap van president Assad. Als dat is wat men ons wil doen geloven, is dat echt ongelofelijk. Er is maar één oplossing voor Syrië en dat is het vertrek van Assad: dat zou het standpunt van Europa moeten zijn. Het is dus overduidelijk dat Assad en zijn hele familie op de lijst moeten worden gezet – niet morgen, niet overmorgen, maar vandaag nog. Als dat niet kan omdat er unanimiteit vereist is, dan moet u zeggen wat de voortgang belemmert. Het moet openlijk gezegd worden zodat we er een behoorlijk debat over kunnen voeren in Europa. Ten tweede, wat weerhoudt Israël ervan om de belastingen te betalen die het land de Palestijnen verschuldigd is en wat is daar de reden van? Natuurlijk moet de veiligheid in Israël gegarandeerd worden, maar de veiligheid in Israël mag zeker niet ten koste gaan van de Palestijnen. Dat kan niet de oplossing zijn. (Applaus) Dan mijn laatste vraag: een paar dagen geleden zijn er 600 mensen gestorven aan de Libische kust. Er bevond zich een schip in die omgeving. Er wordt gezegd dat dit geen schip van de NAVO was, dat het niet de Charles de Gaulle was. Het schijnt een Maltees schip te zijn geweest. Ik zou daarom graag willen weten: wat was dit voor schip en wat is erover bekend? Wie heeft verzuimd de 600 Libische vluchtelingen te redden? Ga me nou niet vertellen dat
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
we er in de eenentwintigste eeuw niet achter kunnen komen welk schip dit was. Deze nalatigheid is een misdaad: er is nagelaten om mensen in gevaar bijstand te verlenen. Lothar Bisky, namens de GUE/NGL-Fractie . – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de hoge vertegenwoordiger, u zult in dit debat niet alleen complimenten krijgen, maar ook kritiek moeten aanhoren. Laten we eerlijk zijn: bepaalde aspecten van het buitenlands beleid van de EU zijn een fiasco: het beleid ten aanzien van de Arabische wereld, het beleid in Afghanistan, de oplossing van de Palestijnse kwestie en de oplossing van de conflicten in de oostelijke nabuurschap van de Unie. Waar ligt dit aan? Deze vraag wil ik aan de orde stellen. Hoe kunnen we, met 27 verschillende lidstaten die besluiten nemen, tot een gemeenschappelijke lijn komen in de EU, in het kader van het GBVB? Buitenlands beleid is belangenpolitiek, dat spreekt vanzelf. Maar het Westen kan zijn belangen al lang niet meer behartigen zonder rekening te houden met partnerlanden en hun bevolking. De EU moet openstaan voor een politiek van belangenevenwicht. Tot de mislukking van het buitenlands beleid hebben vooral het meten met twee maten en het militaire denken bijgedragen. Het Parlement brak bijna in gejuich uit toen de VN-Veiligheidsraad besloot om militair in te grijpen in Libië. Inmiddels zijn we allemaal ten einde raad nu we zien wat ervan terecht is gekomen. Wat doen we voor de burgerbevolking in Gaza of in Darfur? Hoe waarborgen we het recht op een menswaardig bestaan voor de 1,4 miljard mensen die van een dollar per dag moeten rondkomen? Dit vraagstuk houdt onze fractie sterk bezig. De revoluties in de Arabische landen hebben een belangrijke eis gemeen: de eis van rechtvaardigheid, en wel van een rechtvaardige verdeling van welvaart binnen de samenleving en van een rechtvaardige participatie in de politieke besluitvorming, ook op het gebied van internationale betrekkingen. De EU moet deze eis serieus nemen. Om aan deze taak te kunnen voldoen moeten we gemeenschappelijk aan de ontwikkeling van het internationaal recht werken, in plaats van het eenzijdig uit te leggen en te handhaven. Bastiaan Belder, namens de EFD-Fractie . – Mijnheer de Voorzitter, hoge vertegenwoordiger, mij brandt een aantal vragen op de lippen over de ontwikkeling in het Israëlisch-Palestijns conflict. Welke houding gaat de Europese Unie, bij monde van haar leden, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk, in september aannemen in de Veiligheidsraad tegenover het eenzijdig streven van de Palestijnse autoriteit om een Palestijnse staat uit te roepen, let wel, los van het vredesproces met Israël? Deze vraag, mevrouw de hoge vertegenwoordiger, klemt temeer nu Fatah en Hamas vorige week de Palestijnse eenheid herstelden onder volledig voorbijgaan aan de condities van de partijen, dus ook van de Europese Unie, aan enige Palestijnse regering. Erkenning van de staat Israël, afzwering van geweld en terrorisme, naleving van eerdere verplichtingen. Intussen geeft Hamas openlijk blijk thuis te horen op de terreurlijst van de Europese Unie. Vandaar mijn klemmende vraag: hoe gaat de Europese Unie in deze nieuwe situatie de eigen-kwartetprincipes toepassen? Business as usual met Ramallah impliceert in elk geval loslaten van deze elementaire vredesprincipes; een en ander leidt tot grote schade van de Europees-Israëlische betrekkingen en het helpt het vredesproces allerminst vooruit, integendeel. Gabriele Albertini, rapporteur . − (IT) Mijnheer de Voorzitter, barones Ashton, dames en heren, het Europees buitenlands en veiligheidsbeleid is belangrijker dan ooit in deze historisch zware tijden, die worden gekenmerkt door een immense golf van protest die het Middellandse Zeegebied in de ban heeft en zich ook over het Midden-Oosten verspreidt.
15
16
NL
Handelingen van het Europees Parlement
In het licht van deze ernstige crisis, die het hele zuidelijke Middellandse Zeegebied treft en zich nu ook uitbreidt richting het Arabisch schiereiland, dient het Europees Parlement een klankbord te zijn voor al die burgers die luidkeels en met gevaar voor eigen leven roepen om verbetering van hun omstandigheden en om het begin van democratisering, door de huidige regimes ten val brengen. Dit Huis wil een belangrijke gesprekspartner zijn van de hoge vertegenwoordiger/vicevoorzitter, barones Ashton, met name voor de begrotingscontrole bij civiele en militaire missies uit hoofde van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) en het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB). Het eerste deel van het verslag heeft met name betrekking op de relatie tussen het Europees Parlement en de andere instellingen, in het bijzonder de Raad en de Commissie, vanuit een post-Lissabonvisie op de Europese politiek. Eveneens van groot belang is het multilateralisme van de Europese Unie, dat profiteert van de recente oprichting van de nieuwe Europese Dienst voor extern optreden, die eindelijk werkelijkheid is geworden. In dit verband ben ik verheugd over de recente resolutie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, waarmee de Europese Unie, in navolging van hetgeen in het Verdrag van Lissabon is neergelegd, de status van waarnemer bij de VN-Veiligheidsraad heeft gekregen. We hebben geprobeerd tot een beoordeling te komen die zo veel mogelijk aansluit bij de huidige situatie. In het verslag wordt terecht de nadruk gelegd op de enorme golf van burgerprotesten in Tunesië, Egypte en Libië en tevens in Syrië, Bahrein en Jemen, en worden voor elk van deze landen de gebeurtenissen, context en verwachtingen uiteengezet, evenals andere belangwekkende thema's, zoals onze hechte trans-Atlantische samenwerking en de zeer belangrijke betrekkingen met Rusland. Uitbreiding, steun voor burgerrechten en de opbouw van een rechtsstaat, de diplomatieke betrekkingen met de BRIC-landen (Brazilië, Rusland, India en China), het Arabisch-Palestijnse conflict en de veroordeling van de wreedste regimes zijn enkele thema's uit het verslag dat ik ter stemming aan u voorleg. Roberto Gualtieri, rapporteur . − (IT) Mijnheer de Voorzitter, barones Ashton, dames en heren, het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB) verkeert in zwaar weer. Juist nu de ontwikkelingen binnen het internationale systeem de Europese Unie dwingen een geloofwaardige speler te worden op het vlak van veiligheid en defensie; juist nu de Europese aanpak voor crisisbeheer door democratie te steunen in plaats van te exporteren de beste aanpak lijkt voor de problemen van deze tijd; juist nu de economische crisis de ontwikkeling van een gemeenschappelijk defensiebeleid onafwendbaar maakt; juist nu het Verdrag van Lissabon nieuwe instrumenten biedt om het GVDB in het kader van een geïntegreerde aanpak te ontwikkelen; met andere woorden juist nu het noodzakelijk en mogelijk is een flinke slag te maken in het verbeteren van de kwaliteit van het GVDB, lijkt het Europese bouwwerk gevaarlijke scheuren te vertonen en bestaat er een reëel risico dat de ambities en mogelijkheden van het GVDB drastisch moeten worden teruggeschroefd. In het verslag dat ik u voorleg draag ik mogelijke oplossingen aan voor deze tegenstrijdigheid. Het bevat mogelijke antwoorden voor de andere instellingen. Wat de crisis in Libië betreft, beperken we ons ook niet tot het uiten van onze teleurstelling over het feit dat de EU niet in staat is een gemeenschappelijk standpunt in te nemen en gemeenschappelijke maatregelen te nemen en over de beperkingen die aan het mandaat
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
van EUFOR Libië zijn opgelegd. Wij zijn van mening dat het tijd is voor een Europees politiek initiatief om, samen met onze andere partnerlanden, een staakt-het-vuren tot stand te brengen en onderhandelingen op gang te brengen die een eind maken aan het regime van Kadhafi en een overgang naar inclusieve democratie mogelijk maken. De militaire interventie van de NAVO zal waarschijnlijk niets oplossen. De NAVO dient zich dan ook strikt te houden aan de VN-resolutie en buitensporig geweld te voorkomen. Tegelijkertijd hopen wij op een doeltreffend gebruik van de middelen van het GVDB om humanitaire steun te bieden aan de burgerbevolking die wordt aangevallen, en dat toekomstige operaties zodanig worden gepland dat ze de democratische ontwikkeling in Libië ondersteunen. De gebeurtenissen in Libië vereisen echter ook een breder debat. Tevens denk ik dat ze de inhoud van het verslag kracht bijzetten. De grootste verantwoordelijkheid voor de toekomst en de veiligheid en defensie van Europa ligt uiteraard bij de Europese Raad, zijn leden en ook bij zijn voorzitter, die de Unie op dat niveau vertegenwoordigt op het vlak van buitenlands en veiligheidsbeleid. Tegen hen zeggen wij heel duidelijk dat bilaterale samenwerking en 'coalities van bereidwilligen' het GVDB niet kunnen vervangen als Uniebeleid. Het idee om dit beleid te 'renationaliseren' overtuigt ons niet. Niet omdat wij verdragspuristen zijn, maar omdat een dergelijk gerenationaliseerd beleid niet opgewassen zou zijn tegen de problemen die voor ons liggen. Wij roepen het Europees Parlement op een strategische dialoog aan te gaan met de Europese Raad en we verzoeken de Raad de aanbevelingen van het Parlement te bespreken, een fatsoenlijke strategie voor het buitenlands beleid te ontwikkelen en een buitengewone vergadering te wijden aan Europese veiligheid en defensie. Mevrouw Ashton, wij verzoeken u uw inspanningen voor het bereiken van overeenstemming tussen de lidstaten op te voeren en gebruik te maken van uw verschillende functies om de samenhang tussen het GVDB, het GBVB en de andere aspecten van het externe optreden van de Unie te versterken. Hierbij vormt de Dienst voor extern optreden een instrument met enorme potentie. Het verslag bevat verschillende voorstellen met betrekking tot de rol die deze dienst zou moeten spelen, in de eerste plaats die van een raad voor crisisbeheer die een echt geïntegreerde aanpak kan realiseren voor crises. Het verheugt ons te zien dat dit reeds vorm krijgt. De gebeurtenissen in Libië laten ook de ontoereikendheid van de Europese militaire capaciteit zien, die ver onder het over het algemeen hoge niveau van de nationale defensiebegrotingen ligt. Het is duidelijk dat je alleen met eenheid iets kunt bereiken. Dat betekent samenvoegen, delen, versterking van het Europees Defensieagentschap, permanente, gestructureerde samenwerking, ontwikkeling van een efficiënte en concurrerende Europese defensiemarkt, versterking van de industriële en technologische basis en versterking van de gemeenschappelijke commando- en controlemogelijkheden. Het is mede de ontoereikendheid hiervan die Europa heeft belemmerd om snel op de crisis in Libië te reageren, te beginnen met de oprichting van een permanent operationeel hoofdkwartier. Het verslag bevat talloze concrete voorstellen inzake deze en andere thema's, zoals de integratie van beleidsmaatregelen voor binnenlandse en buitenlandse veiligheid, rekening houdend met het primaat van de communautaire methode. Opgemerkt zij dat de belangrijkste pro-Europese fracties op dit vlak verenigd zijn. Ik wil de schaduwrapporteurs en de coördinatoren bedanken voor deze vruchtbare samenwerking. Het Europees Parlement is er klaar voor om de ontwikkeling te steunen van een GVDB dat volledig is geïntegreerd in het externe optreden van de Unie, en dat gestoeld is op de waarden
17
18
NL
Handelingen van het Europees Parlement
en beginselen van Europa. Barones Ashton, wij hopen dat u met antwoorden komt die ons niet alleen in woorden, maar vooral in daden overtuigen. María Muñiz De Urquiza, rapporteur . − (ES) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw Ashton, Henry Kissinger definieerde de wereld van zijn tijd als militair bipolair, economisch unipolair en politiek verward. Vandaag de dag is de internationale orde op alle terreinen multipolair en, als gevolg van de globalisering, politiek complex. Globalisering houdt onder meer in dat machtcentra zijn verspreid en dat gemeenschappelijke problemen en belangen collectief worden aangepakt. Er zijn nieuwe internationale organisaties en fora opgekomen, zoals de diplomatie van de toppen van de G-20, G-8, G-7, enzovoort, en er zijn voorstellen om de traditionele internationale organisaties te hervormen. In deze context van veranderingen en in het licht van de internationale juridische persoonlijkheid van de Europese Unie, is het van groot belang dat we de rol van de Europese Unie op dit toneel herdefiniëren en dat de Unie in de multilaterale orde de plek inneemt die haar toekomt, zodat zij de rol van belangrijke mondiale speler kan vervullen die haar in het Verdrag is toegewezen en die deze instelling en – dat durf ik wel te zeggen – de Europese maatschappij haar ook willen zien spelen. Dit proces is reeds begonnen met de goedkeuring van de resolutie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 3 mei van dit jaar, op basis waarvan de Europese Unie kan deelnemen aan de werkzaamheden van de Algemene Vergadering. Dit is een historische gebeurtenis en een diplomatieke triomf die we ten volle moeten erkennen en waarmee ik u wil feliciteren, mevrouw Ashton. Maar gezien de complexe onderhandelingen voor de goedkeuring van Resolutie 1973 wacht u waarschijnlijk een zware taak om de vertegenwoordiging van de Europese Unie te actualiseren en rationaliseren, aangezien die vertegenwoordiging nu gefragmenteerd en verspreid is en in alle 249 multilaterale verdragen waar de Europese Unie partij bij is een ad-hocstatus heeft. Uiteraard hangt dit niet alleen van u af. Het hangt ook af van de derde landen die lid zijn van de verschillende multilaterale organisaties. Bovendien is van belang de vertegenwoordiging binnen de Europese Unie zo doeltreffend mogelijk te organiseren. Hiermee bedoel ik de organisatie tussen u, de Europese Dienst voor extern optreden, de voorzitter van de Commissie, de voorzitter van de Europese Raad en de nu nog beperkte betrokkenheid van de roulerende voorzitters van de Unie. Bovendien is het van belang dat de lidstaten bij vertegenwoordiging voorrang geven aan de Europese Unie, met name in het geval van internationale organisaties die zich bezighouden met beleidsterreinen waarop de Europese Unie exclusieve bevoegdheid heeft. Mevrouw Ashton, we kunnen ons allemaal de klimaattop in Kopenhagen herinneren als voorbeeld van de nutteloze kakofonie die ontstaat door een oververtegenwoordiging van de Europese Unie en haar lidstaten. Tevens herinneren we ons hoe goed de vertegenwoordiging van de Unie heeft gewerkt in de Wereldhandelsorganisatie (WTO) en de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO). Daarnaast herinneren we ons hoe verwarrend een meervoudige vertegenwoordiging van de verschillende voorzitterschappen van de Europese Unie kan zijn op het vlak van diplomatie op toppen, en de onvolkomenheden die zich voordoen als de bepalingen van artikel 34 van het Verdrag van Lissabon inzake de coördinatie van de Europese leden van de VN-Veiligheidsraad niet in de praktijk worden gebracht wanneer de Europese Unie met gemeenschappelijke standpunten moet komen. De heer Schulz heeft deze flagrante onvolkomenheden al genoemd in zijn interventie.
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
In deze zin richt ik me meer tot de lidstaten dan tot u met mijn oproep de rol van de Europese Unie vorm te geven in een meer gestructureerde multilaterale wereldorde en een echt Europees buitenlands beleid te ontwikkelen, en daarbij de tendensen naar meer renationalisering die in verschillende lidstaten de kop opsteken, terzijde te schuiven. Hoewel we ons met name tot de lidstaten richten wat het construeren van deze rol betreft, doen we ook een appel op u, aangezien u heeft beloofd uw mogelijkheden tot politiek initiatief en uw diensten in te zetten om het niveau van de externe vertegenwoordiging van de Europese Unie te verhogen en deze te rationaliseren. De wereld maakt historische tijden door en u heeft de kans om de Europese Unie internationaal een leidende rol te laten spelen, met initiatieven zoals de door u aangekondigde opening van een kantoor van de Unie in Benghazi. U heeft niet alleen de steun, maar ook het mandaat van dit Parlement om zo spoedig mogelijk een rationele, gestructureerde en samenhangende vertegenwoordiging van de Europese Unie te realiseren op het internationale toneel. Catherine Ashton, vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid . − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik dank de leden voor hun bijdragen. Een van de thema's die alle fractieleiders duidelijk naar voren hebben gebracht – hoewel de heer Tannock aangaf dat zijn fractie nooit een voorstander van de EDEO is geweest – was dat zij, voor zover voorhanden, een gezamenlijke aanpak zouden willen zien. Ik deel deze wens met u. Het ontbreekt mij niet aan ambitie voor het Europa van de toekomst. Ik heb echter te maken met de realiteit van het Europa van vandaag. We hebben een Verdrag goedgekeurd, en ooit heb ik bij wijze van grap gezegd dat het Verdrag mij, nadat het was aangenomen, is overhandigd, samen met een potlood, als zijnde de middelen waarmee ik van start moest gaan. Eigenlijk is dit best een getrouwe weergave van de gang van zaken, maar we zijn nu nog niet waar we ooit zullen komen. Aan ons de uitdaging ervoor te zorgen dat niet alleen dit Parlement en zijn geachte leden, met hun voor mij voelbare gedrevenheid, maar ook de Commissie, de Raad, de Raad Buitenlandse Zaken, de Raad voor Ontwikkelingssamenwerking, de ministers van Defensie – die ik allemaal voorzit en die ik op één lijn moet zien te krijgen – in beweging komen vanuit diezelfde ambitie. Het verbaast mij geenszins, en het zal u, geachte afgevaardigden, vast ook niet verbazen, dat wij op de weg daar naartoe, vooral in deze bewogen tijden, constateren dat zaken niet noodzakelijkerwijs zo effectief zijn als u graag zou willen, en zeker ook niet zoals ikzelf soms graag zou zien. Laten we ons doel met niet-aflatende ambitie blijven nastreven. Dat geldt voor alles wat we doen, of het nu gaat om de sancties die we opleggen – waarvoor we alle 27 lidstaten nodig hebben aangezien hiervoor unanimiteit is vereist – of om het standpunt dat we innemen ten aanzien van de steun aan Egypte en Tunesië. Zoals de heer Verhofstadt zei hebben we de steun van de Commissie nodig om daadwerkelijk vorderingen te maken en te veranderen, en te komen tot een nieuwe strategie en een nieuwe doel voor de lange en de korte termijn. Welnu, op dit moment staan we mensen bij. Voor dit alles is het noodzakelijk dat we in beweging komen en veranderingen doorvoeren. Dat is de reis die we nu aan het maken zijn. Het is zeker niet zo dat ik daarin berust, maar ik ben wel realistisch over onze exacte positie op dit moment. U mag me uitdagen – en dat moet u zo vaak doen als u wilt – om te proberen het tempo te verhogen, en dan zal ik dat doen. Maar beticht u mij er niet van
19
20
NL
Handelingen van het Europees Parlement
dat ik initiatiefloos en ambitieloos ben en dat ik dit niet luid en duidelijk heb gezegd in de Raad Buitenlandse Zaken, in de media en elders, want dat is gewoon niet waar. Wat dit betreft loop ik over van ambitie. Ik ben er rotsvast van overtuigd dat Europa zoveel meer kan zijn dan het nu is, maar daarvoor is het noodzakelijk dat we samen aan die reis beginnen en de reis ook samen volbrengen. Voor individuele lidstaten, elk met hun eigen electoraat, is het moeilijk om zaken altijd te benaderen met het belang van Europa in de wereld in gedachten in plaats van het nationale belang. Ook dat begrijp ik. Ik ben het met de heer Daul eens dat het terrorisme in ons nabuurschap en het vredesproces in het Midden-Oosten behoren tot onze speerpunten voor dit jaar. Daarom hebben we ook zoveel energie gestoken, bijvoorbeeld in Libië, in het bijeenbrengen van de regionale organisaties – de Afrikaanse Unie, de Arabische Liga, de VN en de ICO. Dit zijn uiterst belangrijke inspanningen als het gaat om het bepalen van de volgende stappen in een proces dat momenteel extreem moeizaam verloopt. Hoe krijgen we Kadhafi zover dat hij vertrekt? We hebben de dialoog waarin we met mensen spreken over de toekomst, en dat werk gaat continu door. Dat is zonder meer essentieel en we moeten daarvoor een gesloten front vormen. De heer Schulz zei dat we nog een lange weg te gaan hebben. Daar ben ik het mee eens. Er staat ons nog zoveel te doen, en we moeten ervoor zorgen dat democratische ontwikkeling een aanzienlijk deel uitmaakt van die reis, maar het gaat op deze reis ook om wat we kunnen doen. De drie C's bevallen me wel. We kunnen inderdaad veel meer samenhang realiseren, we kunnen inderdaad beter gaan samenwerken, en natuurlijk is de Gemeenschapsmethode een welbekende doelstelling van dit Parlement. Houdt u mij dus alstublieft scherp, maar blijft u ook de lidstaten onder druk zetten. Ten aanzien van het Marshallplan: mijns inziens vormt de bestemming die generaal George Marshall gaf aan de eerste 13 miljard euro, die hij in 1948 kreeg van het Congres, een uitstekend model. Het is ook een goed model vanwege de verschillende dingen die hij ermee deed. Hij zorgde voor leningen, diensten, adviseurs en een heel scala aan voorzieningen waar men baat bij kon hebben, dus mijns inziens is dit een goed model. Om redenen die duidelijk mogen zijn spreken we niet over dit plan. Mensen willen iets nieuws dat speciaal voor hen ontwikkeld is, maar het blijft een belangrijk model. Ik ben het met u eens over de steun en de schuldenproblematiek. Daarom zijn we momenteel in gesprek met landen waarbij die landen schulden hebben, en zijn we ook in gesprek met de Commissie. Ik ben het met u eens over het afschuwelijke geweld in Syrië. Het ontbreekt mij geenszins aan ambitie als het gaat om onze aanpak van dat regime. Ook hier maken we een reis, maar dan een op het gebied van sancties. We zijn begonnen met de dertien personen die direct betrokken waren bij het repressieve optreden van het regime. Er is veel gedelibereerd, mijnheer Cohn-Bendit, over de vraag of president Assad op de lijst moest worden gezet, en de meningen waren sterk verdeeld. Ik kan u niet zomaar een lijst geven van de lidstaten die voor of tegen waren. Er waren uitgesproken standpunten over de te hanteren aanpak, gezien een aantal van de situaties. Er is besloten de heer Assad niet op de eerste lijst te zetten, maar we zullen ons er deze week nogmaals over buigen. Ik kan u verzekeren dat ik vastbesloten ben Syrië maximaal onder druk te zetten en de verantwoordelijken duidelijk te maken – zoals ik gisteren ook heb gedaan in mijn onderhoud met minister van Buitenlandse Zaken Moallem – waar ze nu eigenlijk mee bezig zijn, en ervoor te zorgen dat ze deze laatste kans om van koers te veranderen aangrijpen.
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Mijnheer Tannock, u sprak over vele zaken die te maken hebben met de ondersteuning van de 27, uw wens dat wij de beschikking krijgen over de juiste middelen en uw stelling dat we te weinig wisselgeld hebben gekregen. Ik vind niet dat we te weinig wisselgeld hebben gekregen. De instellingen van Europa hebben allemaal hetzelfde doel voor ogen. We moeten ervoor zorgen dat uw ambities voor Europa ook echt gerealiseerd kunnen worden. Ik moet de middelen vinden om een kantoor te openen in Benghazi. Om onze afvaardigingen in Irak, waarover enkele leden vanochtend met mij hebben gesproken, beter te kunnen ondersteunen hebben we middelen nodig. We moeten deze middelen vinden door zowel beter als efficiënter te worden – daar ben ik het mee eens – maar ook door te onderkennen wat ons te doen staat. Ik heb het reeds gehad over de vloot, enkele kwesties met betrekking tot de Palestijnse autoriteit en de discussies die gaande zijn – mijnheer Belder, u hebt deze ook aangestipt – tussen Fatah en Hamas. Ik heb duidelijk gemaakt dat ons standpunt ten aanzien van Hamas ongewijzigd is, maar dat we wel steun verlenen aan manieren waarop president Abbas eenheid kan creëren onder de Palestijnen met zijn technocratische regering en met verkiezingen, waarvan heel veel zal afhangen. We zijn niet van standpunt veranderd, en we benadrukken dat we deze situatie met terughoudendheid benaderen. Ik wil ook graag reageren op de uitspraak van de heer Bisky over de armsten in de wereld: "het waarborgen van het recht op een menswaardig bestaan", zo drukte hij het uit. Ons werk ten behoeve van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen en onze ontwikkelingsactiviteiten in samenwerking met anderen zullen daarvoor in de toekomst van groot belang zijn. Ik wil even kort – want ik wil niet te veel tijd in beslag nemen – het een en ander kwijt aan de heer Albertini over zijn verslag, waar ik ook uit wil citeren. Hij heeft het over samenhang en zegt: "Samenhang [vereist] in de eerste plaats de politieke wil van de EU-lidstaten […] om hun uiteenlopende opvattingen […] met elkaar in overeenstemming te brengen". Dat is zeker zo. We weten dat we, als we erin willen slagen het Verdrag van Lissabon volledig ten uitvoer te leggen – en dat is wat in het verslag wordt aangegeven – ook in het volgende kader die duurzame financiering nodig hebben. Ik ben het in vele opzichten eens met het verslag, maar in het bijzonder met de stelling dat we onze waarden proactief moeten uitdragen en alle beleidsinstrumenten die ons ter beschikking staan moeten aanwenden. Daarnaast ben ik erop gebrand onze dialoog te verbeteren. Een van onze grootste knelpunten is de tijd – de vraag hoeveel tijd we aan zaken besteden – en ik wil zeker weten dat wij in de discussies met u de tijd zo goed mogelijk benutten. Mijnheer Gualtieri, u en ik hebben gisteren een goed gesprek gevoerd. Ik ben het met u eens dat het belangrijk is dat we stappen zetten, met name als het gaat om het samenbrengen en delen – pooling en sharing – van middelen, waarover ik volgende week ook in gesprek zal gaan met de ministers van Defensie. We moeten ervoor zorgen dat we de Europese middelen effectiever inzetten. Het idee om middelen bijeen te brengen en te delen is eenvoudig, maar er kan heel veel mee worden bereikt. We beschikken over een groot militair potentieel, waarvan momenteel bijna geen gebruik wordt gemaakt, dus we moeten ons zeker verder verdiepen in de mogelijkheid om militaire middelen in te zetten en elkaar te ondersteunen door middelen samen te brengen en te delen. Ook proberen we het werk van het Europees Defensieagentschap te verbeteren, en een aantal van de uitdagingen op te pakken die duidelijk naar voren zijn gekomen in de reacties die we in de afgelopen weken hebben ontvangen, met name in Libië.
21
22
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Tot slot wil ik mevrouw Muñiz De Urquiza bedanken voor dit verslag en voor haar steun ten aanzien van de VN. Ik denk dat het werk dat ik vorige week binnen de VN heb verzet aantoont dat ik persoonlijk sterk geloof in de kracht van de multilaterale actie. We moeten kijken naar de EU binnen het VN-systeem en binnen alle andere internationale organisaties. We moeten onze boodschap duidelijker brengen en meer op de voorgrond treden en creatiever zijn met onze activiteiten. Dan wil ik alleen nog de eerste ronde van sprekers bedanken en zeggen dat ik uitzie naar mijn slotopmerkingen aan het eind. Jörg Leichtfried, rapporteur voor advies van de Commissie internationale handel . − (DE) Mijnheer de Voorzitter, barones Ashton, als we het over het buitenlands beleid van de Europese Unie en over de rol van Europa in de wereld hebben, zijn we het er over eens dat het een en ander er op grond van uiteenlopende omstandigheden nog voor verbetering vatbaar is. Maar we kunnen ook een voorbeeld nemen aan een aanverwant beleidsgebied, waar het eigenlijk al best goed functioneert, namelijk het externe handelsbeleid. Op dat gebied heeft de Europese Unie de exclusieve bevoegdheid, is zij de enige speler en vertegenwoordigster van de lidstaten en wordt zij niet steeds opnieuw te kijk gezet door uitingen van nationale verwaandheid. Op ander gebieden zijn we misschien verdeeld, maar in dit opzicht zijn we sterk en eendrachtig. Het wordt tijd dat we onze kracht ook gebruiken om ervoor te zorgen dat de bevolking in onze partnerlanden eveneens kan profiteren van de waarden waar wij zo veel aan hebben: mensenrechten, sociale zekerheid, rechtvaardigheid, vrijheid. We moeten absoluut werk maken van deze nieuwe dimensie van het Europese buitenlands beleid, zodat de wereld in de toekomst vrijer, rechtvaardiger en socialer wordt. Krzysztof Lisek (PPE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw Ashton, staat u mij toe dat ik allereerst mijn dank uitspreek aan de rapporteur, de heer Gualtieri, voor zijn harde werk en aan de overige schaduwrapporteurs met wie ik het genoegen had te mogen samenwerken. Als nieuwkomer in deze rol verwachtte ik stevige conflicten, mede gezien het enigszins militaire karakter van het verslag. Ik moet echter zeggen dat het werk bijzonder vreedzaam is verlopen. In haar eerste toespraak, over de conflicten die in Noord-Afrika zijn uitgebroken, heeft mevrouw Ashton gezegd dat we niet weten hoe ze zullen eindigen en wat de uiteindelijke gevolgen ervan zullen zijn. We kunnen natuurlijk niet beweren dat het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid het wondermiddel is tegen al het kwaad in de wereld, maar de ontwikkeling van dit beleid kan er wel voor zorgen dat we meer te weten komen over dergelijke conflicten, zodat we ze in de toekomst misschien kunnen voorkomen of oplossen. Ik denk hierbij zowel aan de conflicten die zijn uitgebroken in Noord-Afrika en het Midden-Oosten, als aan de nog steeds smeulende, vastgelopen conflicten in Nagorno-Karabach, Transnistrië en de bezette gebieden van Georgië. Het is heel goed dat in het verslag van de heer Gualtieri zoveel kwesties aan de orde zijn gesteld, het is een behoorlijk omvangrijk verslag. Vanwege de tijd zal ik me beperken tot twee van de vele onderwerpen. Ten eerste het functioneren van de missies van de Europese Unie. In de Subcommissie veiligheid en defensie hebben we regelmatig gesproken over de conclusies die we moeten trekken uit onze fouten en tekortkomingen, zodat deze missies in de toekomst beter gaan functioneren. De kwestie van planning en management van de EU-operaties staat nog steeds open. De ministers van de landen van de Weimardriehoek
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
hebben dit in hun brief aangeroerd. Wij hopen dat we op dit gebied concrete maatregelen kunnen verwachten. Tot slot wil ik de relatie tussen de EU en de NAVO aan de orde stellen. Ik ben verheugd dat u permanente contacten onderhoudt met de secretaris-generaal van de NAVO en de minister van Buitenlandse Zaken van de VS. We moeten deze contacten blijven onderhouden om dubbele maatregelen te voorkomen en daarmee simpelweg geld te besparen. We weten dat een revolutie onmogelijk is, maar we verwachten wel dat u met maatregelen komt die een evolutie bewerkstelligen. VOORZITTER: ROBERTA ANGELILLI Ondervoorzitter Véronique De Keyser (S&D). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, barones Ashton, u hebt de afgelopen dagen heel wat kritiek te verduren gehad, barones Ashton. Een deel daarvan is te kenschetsen als goedkope politieke spelletjes en mijn fractie heeft daarover haar afkeuring uitgesproken. Er is echter ook kritiek aan uw deur gelegd die niet zomaar terzijde kan worden geschoven, en ik wil mijn zorgen met u delen. Het klopt dat wij niet altijd een goed beeld hebben van het buitenlands beleid van de Europese Unie, vooral wat betreft hetgeen het wil bereiken; in andere woorden, het doel ervan. Uw mededelingen worden aangenomen maar zijn vaak ingehouden van toon, waaruit we afleiden dat er waarschijnlijk meningsverschillen bestaan binnen de Unie. Dat is op zich al een boodschap, maar wel een negatieve. Dus u gaat aan de slag, u spreekt mensen, u pleegt telefoontjes, u geeft alles wat u in u hebt, daar twijfelt niemand aan, maar de resultaten van deze inspanningen komen helaas slecht uit de verf in het mediatumult, en daardoor steekt het buitenlands beleid van de Unie uitermate slap af tegen de donderpreken van sommige Europese staatshoofden. Nu opent zich echter een buitengewone politieke ruimte voor u door de revoluties in de Arabische wereld, en de rol van de Europese diplomatie in die ruimte moet heel duidelijk gemaakt worden, want niettegenstaande de bijzonderheden van elk land is het zo dat alles met elkaar verband houdt. Zo zou de verzoening tussen Fatah en Hamas bijvoorbeeld ondenkbaar zijn geweest zonder de Arabische revolutie in Egypte en ook zonder de recente bloedige onderdrukking in Syrië. Want omdat Bachar al-Assad de grens van het toelaatbare heeft overschreden, voelt Hamas zich opeens niet meer op zijn gemak in Damascus en overweegt de organisatie over te stappen naar Qatar, en Caïro, en wilde het op het laatste moment onderhandelen terwijl het al tijden aan het onderhandelen was. Die kansen moeten met beide handen worden aangegrepen! Wat is dus ons huidige beleid ten aanzien van Syrië en het Midden-Oosten? Zoals ik al zei, het schiet tekort. Net als een aantal van mijn medeparlementsleden ben ik boos over de uitzondering die is gemaakt voor Syrië en nu ook over de uitzondering voor Bachar al-Assad, die aan sancties is ontkomen. Dat moet beter aan ons uitgelegd worden, barones Ashton. Dan het volgende. Tenzij Koeweit of Nepal zich, op aandringen van de Verenigde Staten, te elfder ure kandidaat stelt, is het goed mogelijk dat Syrië op 20 mei de VN-Raad voor de mensenrechten voorzit. Ziet u het voor u? Syrië als voorzitter van de VN-Raad voor de mensenrechten? Barones Ashton, sancties zijn niet genoeg. Hebt u gestreden tegen het mogelijke Syrische voorzitterschap van de VN-Raad voor de mensenrechten? Hebt u aangedrongen op een
23
24
NL
Handelingen van het Europees Parlement
internationaal onderzoek naar de moordpartijen? Zelfs als u er niet in slaagt om de staatshoofden voor uw standpunt te winnen – en wat dat betreft ben ik het met de heer Cohn-Bendit eens – vertelt u ons dat dan en laat ons niet in het ongewisse! Het is juist die onduidelijkheid die ons zwaar valt. Wat betreft het Midden-Oosten ben ik het niet helemaal met u eens. U hebt voorzichtig de verzoening tussen Fatah en Hamas verwelkomd, maar gaat u ook echt in gesprek met Hamas? Gaan we de fouten van 2007 herhalen? We weten allemaal dat de situatie zeer ingewikkeld is. Toch vind ik dat we deze kans moeten pakken. Hamas heeft het Arabische vredesinitiatief gesteund. Om tot deze regering te komen hebben beide partijen ongelooflijke concessies gedaan. In het akkoord dat voorafging aan de formatie van deze toekomstige regering, die over ongeveer een maand zal plaatsvinden, is ingestemd met het idee van verkiezingen, van de Palestijnse Autoriteit, met het feit dat Mahmoud Abbas kon deelnemen aan de onderhandelingen en met het idee van de grenzen van 1967, zaken waar men niet omheen kan en die een impliciete erkenning van Israël zijn. Dus ga me nu niet vertellen dat u vasthoudt aan uw standpunt van twee jaar geleden. Dat zou voor ons onvoorstelbaar zijn. Barones Ashton, de nood is aan de man. Voorzichtigheid in de politiek kan durf niet vervangen: die twee moeten samen gaan. Het Parlement zal altijd achter u staan als u de moed hebt om een sterke visie uit te dragen. Alexander Graf Lambsdorff (ALDE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, barones Ashton, we zijn nog steeds ver verwijderd van een gemeenschappelijk buitenlands beleid dat deze naam ook werkelijk verdient. U wordt hiervoor bekritiseerd, maar soms heb ik het gevoel dat u als zondebok fungeert in een situatie waar u niets aan kunt doen en die eenvoudig het gevolg is van het feit dat de lidstaten niet de politieke wil opbrengen om echt een gemeenschappelijke lijn te trekken. Neem het voorbeeld van Libië. Eerst blokkeert Italië de sancties, vervolgens erkent Frankrijk zonder enig overleg de Overgangsraad in Benghazi en dan onthoudt Duitsland zich in de Veiligheidsraad van stemming over de resolutie. U kunt daar niets aan doen, maar er ontstaat zo wel een negatief beeld van Europa. In het geval van Syrië waren natuurlijk hardere sancties nodig, maar ook daarvoor was eenparigheid van stemmen nodig geweest. Er zijn enkele lidstaten – in de pers worden Griekenland, Italië en Spanje genoemd, misschien hoort Duitsland er ook bij – die ertegen zijn. Vervolgens moet u hier komen uitleggen dat er maar dertien personen op de lijst staan. Besluitvorming met eenparigheid van stemmen heeft een verlammend effect – het functioneert niet meer met 27 lidstaten. In het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid moeten we een volgende grote sprong voorwaarts maken. Dat moet ik de heer Tannock en zijn Tory-vrienden in alle duidelijkheid zeggen. Wat kunt u ondernemen? Breng het in de openbaarheid als het gemeenschappelijke Europese beleid faalt en noem de verantwoordelijken met naam en toenaam. Gebruik de gemeenschappelijke instrumenten, met name voor het bevorderen van de democratie. Ik was verrast door uw duidelijke woorden over de European Endowment for Democracy. Met mevrouw De Keyser als rapporteur zijn we bezig er een verslag over op te stellen en de voorwaarden ervoor te onderzoeken. We willen – daarover mag geen misverstand bestaan – geen tweede Europees initiatief voor de democratie en de bescherming van de mensenrechten (EIDHR); dat is veel te bureaucratisch, langzaam en apolitiek. We willen
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
een onbureaucratische, snelle, eenvoudige en politieke oplossing. Als u daarvoor zorgt, heeft u onze volledige steun. Michał Tomasz Kamiński (ECR). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw Ashton, een van de meest aangrijpende momenten van mijn leven vond plaats in december 2007, toen ik aanwezig was bij de symbolische opening van grens tussen Polen en Litouwen door president Kaczyński en president Adamkus, ter gelegenheid van de toetreding van Polen en Litouwen tot het Schengengebied. Voor ons, degenen die zijn opgegroeid achter het ijzeren gordijn, vormen de vrijheid om te reizen en het Europa zonder grenzen een tastbaar voorbeeld van het succes van de Europese integratie. Ik zou willen oproepen om ervoor te zorgen dat de herinvoering van grenzen in Europa nooit gaat dienen als politiek instrument of als poging om een populistisch antwoord te geven op misschien wel echte problemen. Het Schengengebied is een grote verworvenheid die we moeten verdedigen. Mevrouw Ashton, ik wil u bedanken voor uw uitspraak dat onze houding ten opzichte van Hamas niet zal veranderen. Helaas is het probleem dat de houding van de Palestijnen en president Abbas ten opzichte van Hamas wel is veranderd. Ik wil een beroep op u doen om ervoor te zorgen dat de enorme hoeveelheid hulp die bij de Palestijnse Autoriteit terechtkomt, niet wordt aangewend door de vijanden van Israël om deze, op dit moment enige democratie in deze regio aan te vallen. Ik zou eraan willen herinneren dat Israël het enige land is in het Midden-Oosten, waar de Arabische bevolking het recht heeft – en gebruikt – om haar eigen vertegenwoordigers in het parlement te kiezen. Franziska Katharina Brantner (Verts/ALE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de vicevoorzitter/hoge vertegenwoordiger het volgende voorhouden: het ontbreekt het Europese buitenlands beleid aan leiderschap, durf en de Gemeenschapsmethode, en dat terwijl de Unie voor haar buitenlands beleid meer instrumenten tot haar beschikking heeft dan ooit tevoren. U, zoals u zelf zo vaak zegt, stelt zich op als toehoorder: u hoort de nationale regeringen aan en wacht tot zij hun standpunt kenbaar hebben gemaakt. Dan komt u met de kleinste gemene deler, vaak als mosterd na de maaltijd want de ontwikkelingen gaan door. Ten aanzien van Syrië, bijvoorbeeld: wat is nu eigenlijk uw overtuiging? Moet Assad op de lijst worden gezet of niet? Wat vindt u? Dat willen we graag van u horen. Wilt u dreigen met sancties of niet? U vraagt ons – u deed dat in uw antwoord – om regeringen onder druk te zetten, dus vertelt u ons dan welke regeringen. Opent u het debat. Uiteraard, lidstaten ontberen vaak de politieke wil om één front te vormen en doortastend te handelen, en ze willen dat u zich gedeisd houdt. Maar gelooft u mij, barones Ashton, ze zullen u niet steunen en uw loopbaan als hoge vertegenwoordiger niet redden. Ze zijn geen garantie dat u uw baan zult behouden, dat beloof ik u. En dit doet ook niets af aan het feit dat in het Verdrag van Lissabon voor u een rol van meer betekenis was voorzien. U bent het roulerend voorzitterschap. U bent vicevoorzitter van de Commissie. U mag initiatief nemen. U zou de agenda moeten bepalen. U zou met uw standpunten en besluiten het voortouw moeten nemen en de lidstaten daar vervolgens op moeten laten reageren. Als u zelf geen initiatieven neemt, kapt u dan in ieder geval die van anderen niet af. Neem nu de herziening van het Göteborg-programma voor de preventie van gewelddadige conflicten: tien jaar geleden is deze geïnitieerd door Anna Lindh. Het Hongaarse voorzitterschap is aan een herziening begonnen en u wilde het overnemen, maar zette de herziening vervolgens stop. Ik begrijp niet waarom. Ik raad u alleen aan meer lef te tonen, meer te delegeren. Volgt u het voorbeeld van Margaret Mead, die u aanhaalde. Weest u de
25
26
NL
Handelingen van het Europees Parlement
aanjager van verandering die we nodig hebben. Ik garandeer u: alleen dat, en niets anders, kan u nog redden. Takis Hadjigeorgiou (GUE/NGL). – (EL) Mevrouw de voorzitter, barones Ashton, ik denk dat u zich terecht onheus bejegend voelt door de kritiek die op u wordt afgevuurd. Wat kunt u eraan doen, wanneer u gebonden bent aan de beslissingen van de grote lidstaten van de Europese Unie? Toch heb ik nog een vraag: zullen al degenen die hier hun regeringen bekritiseren zich, wanneer zij zelf aan de macht zijn in hun land, onthouden van het gedrag dat ze nu zo afkeurenswaardig vinden? Verder ben ik het eens met wat de heer Schulz zei, namelijk dat Europese landen tot voor kort wapens verkochten aan al diegenen die wij nu als dictators hebben ontmaskerd. Politiek beleid houdt echter in dat we vooruit moeten kijken, dat we bij problemen een snelle diagnose moeten stellen; anders rest ons alleen nog een lijkschouwing. Europese landen bombarderen hun voormalige partners; tegelijkertijd bombarderen en vernietigen ze echter de wapens die ze zelf hebben verkocht. Je kunt natuurlijk geen nieuwe wapens verkopen als je de oude niet hebt vernietigd. Voor de vooruitgang van de Europese Unie moet er naar ons idee een beleid worden ontwikkeld dat gebaseerd is op vreedzame beginselen, los van militaire middelen en acties, en moet het demilitariseren van de internationale betrekkingen worden bevorderd. De Unie moet zich ontdoen van kernwapens en helpen om de wereld kernwapenvrij te maken. Dat zal een glorieus moment zijn voor de Europese Unie. Dan nog een opmerking over een buurland in het Midden-Oosten, namelijk Turkije. Daar zitten op dit moment tientallen journalisten in de gevangenis, terwijl het land met een leger van 40 000 man half Cyprus bezet houdt en de rechten van de Turks-Cyprioten en Grieks-Cyprioten blijft schenden. Hier doe ik een beroep op barones Ashton in de hoop dat zij ten aanzien van Cyprus tijdig zal zien wat we te laat zagen op het Arabisch Schiereiland. Fiorello Provera (EFD). - (IT) Mevrouw de Voorzitter, barones Ashton, dames en heren, de aanvallen op koptische kerken in Egypte en de moorden op christenen getuigen van een toename van religieuze intolerantie. Dit is niet in overeenstemming met de sfeer van eenheid van het Tahrirplein, waar kopten en moslims gezamenlijk tegen het regime protesteerden. Dit gebrek aan tolerantie maakt een stabiele maatschappij, waarin men vreedzaam naast elkaar leeft, onmogelijk, terwijl dat wel essentieel is voor een soepele overgang naar democratie. De autoriteiten in Caïro dienen zich dan ook meer in te spannen om minderheden te beschermen en salafistisch extremisme te bestrijden, dat indruist tegen de beginselen van de moderne democratie waar het Egyptische volk naar verlangt. Economische ontwikkeling, herstel van buitenlandse investeringen en met name herstel van het toerisme zijn ondenkbaar zonder tolerantie, orde en stabiliteit. Het is dan ook in het belang van Egypte en de rest van de wereld dat Europa genereuze hulp toezegt, maar onder de voorwaarde van een doeltreffend beleid ter bescherming van minderheden dat overeenstemt met het beginsel "more for more" dat u, mevrouw Ashton, samen met commissaris Füle, heeft voorgesteld. Andreas Mölzer (NI). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, barones Ashton, de actuele gebeurtenissen in Libië laten nog eens zien dat de Europese Unie zich met betrekking tot het Midden-Oosten en de gebeurtenissen in Noord-Afrika in een groot dilemma bevindt.
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Jarenlang werden tirannen en dictaturen met alle egards behandeld, en nu Assad genadeloos tegen zijn eigen volk optreedt, wordt dit door ons natuurlijk weer plichtmatig veroordeeld en worden halfslachtige sancties ingesteld. Geloofwaardig is anders. Democratie en mensenrechten zijn, als het om de Arabische wereld ging, klaarblijkelijk nooit meer dan loze woorden geweest. Blijkbaar ging het erom te verdoezelen dat Brussel, dat de Europese Unie in deze regio in de eerste plaats de opdracht had om de geopolitieke doelstellingen van de Amerikanen te verwezenlijken. Vooral de hulpeloosheid van de Europese Unie ten aanzien van alle ontwikkelingen in het zuidelijke Middellandse Zeegebied is zorgwekkend. We hebben de democratie toegejuicht toen de opstanden, de revoltes, begonnen. En hoe staan de zaken er in Tunesië inmiddels voor? Op zijn best is er sprake van chaotische toestanden, nu het ernaar uitziet dat de overgangsregering weer ten val wordt gebracht. In Egypte is er sprake van een soort militaire of tijdelijke militaire dictatuur, waarin de koptische christenen worden vervolgd. In Libië woedt een burgeroorlog, waarmee de onderling verdeelde Europeanen zich halfslachtig en met halve kracht bemoeien. Maar Syrië is misschien een noot die ook de Amerikanen niet kunnen kraken. President Assad hoeft niet eens te vrezen dat het leger hem onder druk van buitenaf de rug zal toekeren. En er is ook geen beschermende mogendheid die hem zou kunnen laten vallen. Maar een machtswisseling in Damascus zou in ieder geval ingrijpende gevolgen hebben voor de hele regio. En de eerste Syrische vluchtelingen die in Turkije zijn aangekomen, zijn wellicht slechts de voorhoede van een grote vluchtelingengolf. Naar aanleiding van de huidige situatie in Syrië en Libië moesten wij, moeten de Europeanen, moet Brussel dringend een zelfstandig beleid ontwikkelen dat onafhankelijk is van Washington en niet door Washington wordt beïnvloed. In tegenstelling tot de VS ondervindt Europa op grond van zijn geografische ligging de directe gevolgen. In ieder geval mogen we ons niet nog meer laten betrekken bij de Libische burgeroorlog, om niet het doelwit van terrorisme en extremisme te worden. Eduard Kukan (PPE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, naar aanleiding van het verslag over de EU als wereldspeler wil ik opmerken dat de ontwikkelingen in de wereld duidelijk maken dat de EU hoognodig sneller moet gaan handelen. Daarmee bedoel ik dat ze moet zorgen dat ze gereed is om mondiale uitdagingen het hoofd te bieden. Met het Verdrag van Lissabon zijn het kader en de benodigde instrumenten daarvoor geschapen. Allereerst moeten we iets doen aan de hiaten in het mondiaal bestuur. Uit voorbeelden als de klimaattop in Kopenhagen, de resolutie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties over de versterking van de participatierechten – barones Ashton, mijn felicitaties!– of de rol van de EU in het Internationaal Monetair Fonds kan worden opgemaakt dat deze punten niet alleen moeten worden aangepakt, maar dat er ook een gezamenlijke strategie moet worden uitgestippeld. In het verslag wordt aangegeven op welke vlakken we onze inspanningen moeten opvoeren. Een van de voornaamste aandachtspunten is de versterking van onze rol en de coördinatie in het VN-systeem. Hetzelfde geldt voor de internationale financiële instellingen en multilaterale veiligheidsorganisaties. Dit gaat allemaal niet vanzelf; er is tijd voor nodig, alsook consistente en gecoördineerde acties van onze kant. Dringend noodzakelijk is een langetermijnstrategie waarin duidelijk wordt uiteengezet welke stappen en acties we moeten ondernemen om onze positie in de wereld te versterken. Ik hoop dat barones Ashton snel
27
28
NL
Handelingen van het Europees Parlement
zal komen met een voorstel voor een dergelijke strategie, en dat we de gelegenheid zullen krijgen om dat hier in het Parlement te bespreken. Ik heb nog één opmerking, die meer te maken heeft met het verslag-Albertini. Afgelopen zondag zijn in Albanië lokale verkiezingen gehouden. Ik stond aan het hoofd van de adhoc-delegatie van het Europees Parlement die ter plaatse was in de rol van waarnemer, en ik wil u graag de volgende boodschap overbrengen. De burgers van Albanië – ik doel daarmee niet op de politici, maar op de gewone mensen – kijken naar ons – de EU – met vertrouwen en hoop. Ze hopen dat wij hen zullen helpen een uitweg te vinden uit de uiterst netelige politieke situatie waarin politici hun land hebben gemanoeuvreerd. Vergeleken met onze ambities op het mondiale vlak hoeft in Albanië slechts een kleine stap te worden gezet. Hoe goed kunnen we een thuiswedstrijd spelen? Het blijft echter een proef die we succesvol en met waardigheid moeten doorstaan. Hannes Swoboda (S&D). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, barones Ashton, beste collega's, als schaduwrapporteur wil ik allereerst de rapporteur, de heer Albertini, hartelijk danken voor de uitstekende samenwerking bij de opstelling van dit verslag. In dit verslag, maar natuurlijk ook in dit debat, hebben we terecht onze aandacht gericht op het Zuiden en het Midden-Oosten. Ik wil niet herhalen wat de heer Schulz, mevrouw De Keyser en anderen hebben gezegd, alleen wil ik nog eens kort ingaan op de situatie in Palestina en Israël. Een akkoord tussen Hamas en Fatah en ook de bereidheid om een staat te stichten, beschouw ik als grote kansen, aangezien het stichten van een staat ook een verplichting inhoudt en met verantwoordelijkheid gepaard gaat. Dat we moeten we echt duidelijk maken. Israël moet worden erkend, er moet vrede komen in de regio en geweld moet worden afgezworen. (Applaus) Dat is enorm belangrijk. Maar ook Israël moet een onafhankelijke Palestijnse staat erkennen, net zoals Hamas de staat Israël moet erkennen. Alleen als deze tweestatenoplossing er komt, kunnen we ook voor vrede in het Midden-Oosten zorgen. Ik wil de aandacht echter niet alleen op het Zuiden, maar ook op het Oosten richten, omdat ik enerzijds leiding heb mogen geven aan een delegatiereis van het Parlement naar Turkmenistan en anderzijds gisteren tot rapporteur van het Parlement voor Rusland ben benoemd. Ondanks de begrijpelijke concentratie op de problemen in het Zuiden mogen we niet vergeten welk belang we tevens moeten toekennen aan de oostelijke nabuurschapslanden. In dit kader speelt ook Turkije een grote rol. We mogen Turkije niet alleen beschouwen als kandidaatland voor het EU-lidmaatschap. Turkije moet ook onze partner zijn, juist gezien de situatie in het Middellandse Zeegebied. Maar ook voor de situatie rond de Zwarte Zee is het belangrijk om de contacten met Turkije te versterken en Turkije ook te integreren in een gemeenschappelijk Europees buitenlands en veiligheidsbeleid. Dat heeft niet per se iets te maken met de mogelijke toetreding van Turkije tot de EU. Vervolgens is het partnerschap met Rusland een heel belangrijk aspect. Wij willen een partnerschap met Rusland, maar we moeten de onderhandelingen daarover vanuit een sterke positie en met het nodige zelfvertrouwen voeren. Daar ontbreekt het ons soms aan. Rusland heeft er iets te veel van, wij te weinig. Alleen als wij hetzelfde gewicht in de schaal leggen, kunnen we tot een akkoord komen. Hoewel ik een voorstander ben van dit partnerschap – dat een strategisch partnerschap moet worden – ben ik toch verbaasd over
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
de druk die Rusland nu uitoefent, met name in Oekraïne. Vroeger hadden we de regeringsleden van Rusland en Oekraïne omschreven als vrienden, maar het is niet bepaald eerlijk zoals Rusland zich nu jegens Oekraïne gedraagt. Hetzelfde geldt voor zijn gedrag ten opzichte van bepaalde energieleveranciers en dat hebben we ook in Turkmenistan gezien. We moeten Rusland dus duidelijk maken dat we een partnerschap willen dat op gelijke rechten is gebaseerd, dat op gemeenschappelijke belangen stoelt. Ons doel moet zijn om een echt, actief partnerschap te bereiken. Over Centraal-Azië wil ik u nog zeggen, mevrouw Ashton, dat we ons wel willen engageren, maar dat we daar geen vertegenwoordigingen hebben. Ik weet dat we ook financiële problemen hebben, maar we hebben daar dringend diplomatieke vertegenwoordigingen nodig. We willen energie uit deze landen. We willen dat deze landen zich in democratisch opzicht verder ontwikkelen. We willen dat deze landen de mensenrechten eerbiedigen. Maar we engageren ons niet sterk genoeg. De heer Morel is een uitstekende man, hij verricht fantastisch werk, maar het is niet genoeg. We moeten in deze landen in Centraal-Azië meer vertegenwoordigingen vestigen. Het zijn onze buurlanden. Deze landen richten zich naar China of Rusland, of ze krijgen tenminste ook de mogelijkheid om zich naar Europa te richten. Volgens mij is dat een belangrijke zaak. Tot slot wil nog eens duidelijk zeggen dat wij u volledig willen steunen. Wat u vandaag heeft gezegd is helemaal juist. Wij in het Parlement zouden alleen graag zien dat u zich – ook al ligt dit misschien niet in uw aard – wat luider en duidelijker uitspreekt. Dan kunnen wij u nóg meer steunen. Andrew Duff (ALDE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil mevrouw Ashton dit zeggen: u zette helder uiteen hoe moeilijk het is om 27 ministers van Buitenlandse Zaken op één lijn te krijgen. Onder het Verdrag van Lissabon is het u echter toegestaan dat niet te doen: u mag coalities smeden van gelijkgestemden en zo een systematische vorm van versterkte samenwerking creëren. Als er unanimiteit nodig is om te bepalen welke dertien Syriërs een sanctie krijgen opgelegd dan zou, als u het mij vraagt, deze unanimiteitseis moeten worden geschrapt. Ik adviseer u zich te concentreren op de avant-garde, een kerngroep van politiek welwillende landen te vormen en met deze landen een gemeenschappelijk beleid uit te stippelen. Geoffrey Van Orden (ECR). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, het zal barones Ashton niet verbazen dat ik teleurgesteld ben. Niet over het functioneren van het gemeenschappelijk Europees veiligheids- en defensiebeleid (GVDB), maar over het feit dat zij zo hardnekkig aan dit overbodige en peperdure dode paard blijft trekken. Mevrouw Ashton beweert dat de Europese Unie circa 25 missies heeft uitgevoerd in het kader van het GVDB. Dit is echter puur een kwestie van een etiket: slechts enkele van deze missies kunnen de toets der kritiek doorstaan. Het zijn ofwel missies die beter kunnen worden uitgevoerd door de NAVO, eenvoudige civiele missies, of het zijn passieve missies waar medewerkers van de strijdkrachten bij betrokken zijn. In de regel zijn ze bedacht omdat de Europese Unie iemand heeft gesmeekt haar ook ergens voor te vragen. Op dit moment voert de NAVO militaire operaties uit in Libië. Nu zij er niet in is geslaagd een mandaat los te peuteren om het maritiem embargo te handhaven, probeert de EU wanhopig de Verenigde Naties zover te krijgen dat ze haar uitnodigen om uitvoering te geven aan een programma voor humanitaire hulp.
29
30
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Feit is dat noch de NAVO, nog de VN wil dat de EU de schijn van militaire betrokkenheid wekt. Er is uiteraard grote behoefte aan humanitaire hulp en de EU kan zich in dat opzicht nuttig maken, maar niet op een manier die puur is bedoeld om een misplaatste militaire ambitie te ontplooien. Het probleem is dat alleen het bestaan al van het GVDB en al zijn overlappende structuren leidt tot verdeeldheid, en voor bondgenoten een reden is om zich nog eens op het achterhoofd te krabben over een duurzame verbintenis met de operaties van de NAVO. (De spreker stemt ermee in een "blauwe kaart"-vraag te beantwoorden (artikel 149, lid 8, van het Reglement)) Nicole Sinclaire (NI). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, is mijn collega ook van mening dat, indien er in de VN-Veiligheidsraad slechts één zetel beschikbaar was voor de Europese Unie – een kwestie waarover momenteel veel wordt gediscussieerd – dit een aanzienlijk verlies van soevereiniteit zou betekenen voor het Verenigd Koninkrijk, en ook voor Frankrijk, ten faveure van de Europese Unie? De huidige Britse regering, die de heer Van Orden steunt, zou een dergelijke machtsoverdracht toch zeker niet goedkeuren? Geoffrey Van Orden (ECR). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik dank mijn geachte collega voor deze vraag. Ook dit behoort natuurlijk tot de rampzalige consequenties van het Verdrag van Lissabon. Het idee dat het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk hun zetel in de VN-Veiligheidsraad zouden moeten opgeven zodat de EU in de raad kan plaatsnemen, vind ik volstrekt onacceptabel. Ik kan me niet voorstellen dat deze lidstaten daartoe bereid zouden zijn. Helaas stimuleert het Verdrag van Lissabon dit en dat is een van de redenen waarom we daar zo tegen zijn. Ulrike Lunacek (Verts/ALE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik zou de vicevoorzitter/hoge vertegenwoordiger het volgende willen zeggen: ik heb veel waardering voor hetgeen u in uw eerste toespraak vertelde over uw beleid en de stappen die u hebt ondernomen ten aanzien van Noord-Afrika – Egypte, Tunesië, Libië – en in het bijzonder voor de aandacht die u besteedt aan de jongeren en vrouwen in de landen en voor uw benadering ten aanzien van de waarachtige democratie die zich moet verankeren. Mijns inziens is dat van cruciaal belang, en iedereen hier in dit Parlement deelt die opvatting met u, dus ik hoop dat u succes zult boeken. Dit laat echter onverlet dat ik evenals vele van mijn collega's van mening ben dat ook president Assad aan sancties onderworpen had moeten worden. Zoals mijn collega Danny Cohn-Bendit al aangaf zouden we graag van u horen wie dit heeft tegengehouden in de Raad. Is het de heer Westerwelle? Zo nee, wie dan? Vertelt u het ons en wij zullen u steunen als u open en transparant bent. Ik denk dat dit u de nodige steun zal opleveren. U kunt meer steun van ons hier verwachten als u meer vertelt over wat er zich afspeelt in de Raad. Vertelt u het ons gewoon. Ik denk dat dit ook geldt voor de samenhang, zoals u en vele anderen hier hebben gezegd. In het verslag-Albertini, waarover we deze week zullen stemmen, verzoeken we ook dat nationaal beleid wordt afgestemd op de standpunten van de EU en van u, en ik vraag mijn collega's hier in het Europees Parlement, diegenen onder u wier partij in het eigen land deel uitmaakt van de regering, het volgende: vertelt u uw ministers van Buitenlandse Zaken en uw premiers dat zij het gemeenschappelijk Europees beleid moeten steunen en zich niet alleen moeten richten op de eigen nationale belangen, ook als het gaat om het buitenlands
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
beleid, want anders zullen we nooit een gemeenschappelijk Europees buitenlands beleid krijgen. Een beleid ten behoeve waarvan u, barones Ashton, zich een leider moet tonen, ambitieus moet zijn en gedurfde toezeggingen moet doen. 61 jaar na de Schuman-verklaring, waar we eergisteren bij hebben stilgestaan, hebben we Europa harder nodig dan ooit tevoren. Onze doelen zijn heel concreet: conflictpreventie en civiele crisisbeheersing, mevrouw Ashton. Wij eisen dat de Europese Dienst voor extern optreden voorziet in onafhankelijke effectbeoordelingen als standaardprocedure voor de kwalitatieve evaluatie van de sociale en economische gevolgen van elke GVDB-missie, alsmede van de gevolgen voor de veiligheid, de mensenrechten en genderkwesties. Daarnaast hebben we in deze missies meer burgerpersoneel nodig. (De spreker stemt ermee in een "blauwe kaart"-vraag te beantwoorden (artikel 149, lid 8, van het Reglement)) Nicole Sinclaire (NI). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, voor alles wil ik mijn waardering uitspreken voor mijn collega die zojuist heeft gesproken over haar onophoudelijke inzet voor de mensenrechten. Zij heeft het onder andere over een gemeenschappelijk buitenlands beleid. Maar deelt zij mijn verontwaardiging over de hypocrisie van de Europese Unie? Zoals zij en ik beiden weten is de EU een tegenstander van de doodstraf, maar toch hebben voorzitters Barroso en Van Rompuy over de dood van Bin Laden gezegd dat daaruit "blijkt dat zulke misdaden niet ongestraft blijven". Impliceert dit dat zij accepteren dat mensen als straf ter dood worden gebracht? Ulrike Lunacek (Verts/ALE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, over de opmerking van mijn collega: de dood van Osama Bin Laden was geen doodstraf. Het was moord, en persoonlijk had ik liever gezien dat de Verenigde Staten Bin Laden hadden opgepakt en voorgeleid. Dit bedoel ik echter niet als kritiek op mijn collega. De uitspraak die de heer Barroso volgens haar heeft gedaan was niet hypocriet. Het was een verklaring die is afgelegd. Ik mag daar weliswaar mijn vraagtekens bij plaatsen, en zoals ik al zei was ik er een voorstander van geweest Osama Bin Laden te berechten, bijvoorbeeld in een internationale rechtbank, maar dat is niet gebeurd. Ik breng dit echter niet in verband met hypocrisie omdat we een gezamenlijk Europees standpunt nodig hebben. Ten aanzien van de doodstraf zijn de zaken hier op dit continent in ieder geval duidelijk; in andere delen van de wereld is dat helaas anders. Patrick Le Hyaric (GUE/NGL). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, barones Ashton, dames en heren, ik vind de woorden die u in uw eerste toespraak sprak over uw wens dat de Palestijnen zich onderling verzoenen en dat er vervolgens een Palestijnse staat tot stand kan worden gebracht, heel belangrijk. Dit Palestijnse akkoord is een zeer belangrijke politieke gebeurtenis en in tegenstelling tot wat hier zojuist gezegd is, heeft Hamas er voor het eerst mee ingestemd dat de PLO en de Palestijnse Autoriteit optreden als zijn onderhandelingspartners. Hamas accepteert de grenzen van 1967 en de voorwaarden van het Kwartet, waaronder het afzweren van geweld. Er zal een overgangsregering worden benoemd die de verkiezingen moet gaan voorbereiden. Alles is dus in stelling gebracht voor een erkenning van de Palestijnse staat binnen de grenzen van 1967, met Oost-Jeruzalem als hoofdstad, door de VN in september van dit jaar.
31
32
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Wat gaat de Europese Unie, naast de zaken die u zojuist hebt genoemd, barones Ashton, verder nog ondernemen om de Palestijnse staat te erkennen en voor dit idee te pleiten in de VN? Kunt u ons bovendien laten weten wat voor initiatieven de Europese Unie en u willen gaan nemen om ervoor te zorgen de Israëlische regering de belastingen gaat terugbetalen die het land de Palestijnse Autoriteit verschuldigd is? De spreker stemt ermee in een "blauwe kaart"-vraag te beantwoorden (artikel 149, lid 8, van het Reglement)) Alexander Graf Lambsdorff (ALDE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer Le Hyaric, ik denk er net zo over als u. Het akkoord tussen Hamas en Fatah is inderdaad een historische stap. Met het verzoeningsproces tussen Palestijnen en Israëliërs kan nu wellicht vooruitgang worden geboekt. Mevrouw Ashton heeft hier heel duidelijk gezegd dat deze tweede Gazavloot een absoluut onnodige provocatie is, die dit proces zou kunnen schaden. Zouden u en uw fractie zich van deze vloot kunnen distantiëren, zoals dat hier in het Parlement gisteren vooral op aandringen van de Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links is gebeurd? Patrick Le Hyaric (GUE/NGL). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, nee, deze vloot is een initiatief van het Europees maatschappelijk middenveld om een volstrekt nutteloze blokkade op te heffen. Als de overheidsinstanties, de staten en wijzelf erop toe hadden gezien dat het internationale recht werd nageleefd, hadden we ons niet in deze situatie bevonden en zouden de Palestijnen niet gevangen hebben gezeten in Gaza, wat nu al veel te lang het geval is. Nikolaos Salavrakos (EFD). – (EL) Ik complimenteer de heer Albertini met zijn verslag waarin hij refereert aan de beginselen en prioriteiten van het GBVB, het defensie- en veiligheidbeleid. Inderdaad, de wereld verandert en van de Europese Unie wordt verlangd dat zij enorme uitdagingen aangaat, en om deze het hoofd te bieden is het nodig effectief op te treden. De gevaren van aanhoudende armoede, van maatschappelijke uitsluiting van grote groepen mensen, van fors toenemende werkloosheid, van geopolitieke veranderingen in de Arabische wereld, waarvoor ik uw speciale aandacht vraag, van natuurrampen en immigratie, vormen op dit moment de belangrijkste problemen en zijn een voorbode van spanningen in de toekomst. Met name de immigratie, waarover recentelijk onmin is ontstaan tussen Italië en Frankrijk, vormt een aanleiding om vraagtekens te plaatsen bij het Verdrag van Schengen. Ik ben van mening dat wij het immigratieprobleem niet kunnen negeren, maar dat wij het met verstand en vastberadenheid moeten aanpakken. Solidariteit, ja, maar maatschappelijke structuren moeten wel intact blijven. Elke discussie over het Verdrag van Schengen moet volgens mij gepaard gaan met wijzigingen aan de verordening Dublin II. Nicole Sinclaire (NI). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil barones Ashton mijn medeleven en steun betuigen: onlangs zag ik een BBC-programma waarin u werd geïnterviewd door Jeremy Paxman, die u een aantal toepasselijke vragen stelde, en u zich duidelijk zeer ongemakkelijk voelde. Hij vroeg u door wie u eigenlijk wordt aangestuurd en over welke van de 27 lidstaten u zich eigenlijk mag uitlaten – en ik denk dat deze vragen vandaag in dit Parlement weerklank hebben gevonden. Er is helemaal geen sprake van een gezamenlijk beleid, of wel soms? Dat bleek wel met de VN-resolutie over de no-flyzone boven Libië, waar Duitsland tegen heeft gestemd. Hoe
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
kunnen we nu spreken van een gemeenschappelijk beleid als een van de grote EU-lidstaten recht tegen twee andere grote EU-lidstaten ingaat? U staat voor een onmogelijke taak. Ter ondersteuning – en ik was opgelucht toen ik in de zondagkracht las dat u hebt ontkend dat u uw functie gaat neerleggen – wil ik u het volgende meegeven: vanuit mijn uiterst kritische houding tegenover een gemeenschappelijk EU-beleid en de mogelijkheid dat de EU mijn land een stuk soevereiniteit ontneemt, hoop ik dat u zo lang mogelijk aanblijft omdat ik, zolang u er bent, niet verwacht dat we veel problemen zullen hebben met soevereiniteitsverlies. Tenslotte hebt u, toen u als hoofd van het Britse House of Lords het Verdrag van Lissabon erdoor drukte, waaraan u uw baan van 313 000 pond per jaar dankt, zelf ettelijke malen herhaald dat dit puur een kwestie was van zaken beter organiseren en dat er geen noemenswaardige overdracht van soevereiniteit aan te pas zou komen. U hebt dat in het House of Lords herhaaldelijk aangegeven. Het heeft dus geen zin u vragen te stellen, want het is nog maar de vraag of we een eerlijk antwoord zullen krijgen. José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra (PPE). - (ES) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw Ashton, dames en heren, het centrale onderdeel van dit te breedvoerige debat zou de situatie in Noord-Afrika en het Midden-Oosten moeten zijn. Dit debat moeten we aangaan zonder overdreven lofuitingen. Mevrouw Ashton heeft ons terecht gewezen op enkele positieve elementen. Ik denk daarbij met name aan de goede of, liever gezegd, betere informatievoorziening tussen het Parlement en de Europese Dienst voor extern optreden. Anderzijds moeten we ook niet de fout maken de tekortkomingen te verbloemen. Een verstandig man, onze oud-collega Giorgio Napolitano, de president van Italië, heeft ons daar kort geleden nog op gewezen. Eén van de tekortkomingen, ondanks de inspanningen van mevrouw Ashton, is het feit dat er in de VN-Veiligheidsraad en in de Raad van Ministers van de Europese Unie met verschillende maten wordt gemeten ten aanzien van Libië en Syrië. Een ander negatief aspect, mevrouw Ashton, is de situatie in Kamp Ashraf. U bent op de hoogte van de positieve, constructieve en bemiddelende rol die mijn fractie speelt bij de ontwikkeling van het buitenlands beleid, en gelooft u mij als ik zeg dat het belang en de gevoeligheid van het dossier 'Iran' mij niet zijn ontgaan. Ondanks de waarschuwingen over het humanitaire aspect aan het adres van uw diensten, uw medewerkers, uw kabinet en uw directeur-generaal, en ondanks het feit dat ik persoonlijk een ontwerpverklaring bij u heb ingediend, heeft u zich echter pas uitgesproken toen er al tweeëndertig doden waren gevallen en meer dan driehonderd gewonden. U mag zelf uw conclusies trekken. U heeft vanochtend gezegd dat we maatregelen moeten nemen en dat deze eensgezind moeten optreden, met name wat de verdediging van de mensenrechten betreft; in het bijzonder door risico's te nemen, mevrouw Ashton, wanneer er levens op het spel staan. Ik wil u dit vragen: zou u, ten aanzien van de gearresteerde, mishandelde en uiteindelijk gestorven Cubaanse dissident Juan Wilfredo Soto García, bereid zijn om een onderzoek te gelasten om deze tragische gebeurtenissen op te helderen? Indien uit dit onderzoek blijkt dat er een oorzakelijk verband was tussen zijn mishandeling en zijn dood, zou u dan bereid zijn ze te veroordelen? Kristian Vigenin (S&D). – (BG) Mevrouw de Voorzitter, ik heb zeer aandachtig en met grote voldoening geluisterd naar uw toespraak, mevrouw Ashton, en daarbij niet één woord gehoord waar ik niet mee in kon stemmen. Dat neemt niet weg dat u, zowel van het
33
34
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Europees Parlement als van de burgers van de Europese Unie, scherpe kritieke ten deel zal vallen aangaande ons onvermogen om tot een gezamenlijk standpunt en optreden te komen. Het Verdrag van Lissabon heeft belangrijke voorwaarden geschapen om de Europese Unie op het internationale podium met één mond te laten spreken. En de boodschap uit die mond, de uwe, is zonneklaar. Succes valt echter alleen te behalen als andere monden zwijgen of in elk geval met minder stemverheffing spreken. Maar het tegendeel is het geval: er heerst tumult. Voorlopig hebben we de wereld alleen een kakofonie te bieden, waaruit vaak alleen met moeite de belangrijke boodschap op te maken is die de Europese Unie over wil brengen. Mevrouw Ashton, ik denk dat onze instelling – het Europees Parlement – uw natuurlijke bondgenoot is in de strijd voor de tenuitvoerlegging van het Verdrag van Lissabon. Doe zoveel u kunt een beroep op ons, want op dit moment schrijven we aan het volgende verslag over het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en bovendien biedt de uitzonderlijke hectiek in 2011 ons de gelegenheid in het Parlement orde op zaken te stellen. Ik deel de mening volledig dat onze steun aan de landen in Noord-Afrika, met name aan Tunesië en Egypte, in twee fasen gegeven moet worden. De lange termijn staat in grote lijnen al vast, maar Egypte en Tunesië hebben op dit moment ook behoefte aan hulp, nog dit jaar, en op een schaal die vele malen groter is dan waar we het nu over hebben. Aan de Arabische revoluties ligt een tweetal factoren ten grondslag: ten eerste een gebrek aan vrijheid en democratie, en ten tweede een gebrek aan sociaal perspectief en een gevoel van uitzichtloosheid. De revoluties kunnen alleen slagen als beide problemen tegelijk aangepakt worden. Op een conferentie in Tunesië, die werd georganiseerd door de Partij van de Europese Sociaal-democraten en bezocht door vertegenwoordigers van partijen en bewegingen uit de hele regio, hebben we de Europese Unie gevraagd een noodhulpprogramma op te stellen en onverwijld steun te geven aan de democratisering. De Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement zelf voert haar inspanningen voor de regio ook aanmerkelijk op. Ik zeg dat om aan te geven hoe belangrijk het is dat we ons op elk niveau engageren. Tot slot wil ik zeggen dat de Parlementaire Vergadering Euronest vorige week is opgericht. Dat is een duidelijk signaal dat onze oostelijke partners een intensievere politieke dialoog met de Europese Unie willen. Laten we hen niet vergeten. Annemie Neyts-Uyttebroeck (ALDE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, in het buitenlands beleid zijn woorden ons gereedschap, onze instrumenten, en kunnen woorden ook wapens zijn. Daarom moeten ze met spaarzaamheid en weloverwogen worden gebruikt, maar er zijn situaties waarin ze resoluut moeten worden ingezet. Ik wil de hoge vertegenwoordiger laten weten dat ik haar stem node heb gemist in de allereerste dagen van de geweldscampagne van de Syrische autoriteiten. En ik geloof dat dit nog sterker geldt voor de moedige burgers die, met gevaar voor eigen leven, de straat op zijn gegaan om te demonstreren – en die nog steeds demonstreren. Soms ontstaan er situaties waarin men direct zijn stem moet verheffen. Dit was een van die momenten. Dan richt ik mij nu op het Midden-Oosten. Ik heb geen goed woord over voor het achterhouden van de belastinggelden die de Israëlische regering in Palestina heeft geïnd,
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
en bovendien is het niet met elkaar te rijmen dat er eerst wordt geëist dat de autoriteiten van de Westelijke Jordaanoever en Gaza tot een regeling komen en dat vervolgens, wanneer er eenmaal een akkoord is bereikt, dit besluit wordt genomen. Daar komt nog bij dat dit een uiterst cynisch besluit is aangezien het zeer waarschijnlijk is dat de Europese Unie hoe dan ook zal moeten opdraaien voor de financiële tekorten. Ik schaar mij dus achter alle collega's die hebben gevraagd – en zelf herhaal ik de oproep nog eens – om hernieuwde inspanningen voor een vreedzame oplossing voor het conflict tussen Israël en Palestina, dat vanzelfsprekend moet zijn gestoeld op de tweestatenoplossing. Mirosław Piotrowski (ECR). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, dat het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid regelt, is er maar weinig veranderd. Bestaande diplomatieke vertegenwoordigingen hebben een nieuwe naam gekregen, maar de positie van de EU als speler op het wereldtoneel is niet sterker geworden. We kunnen ons afvragen of het eigenlijk wel mogelijk is om met 27 EU-lidstaten een gemeenschappelijk beleid te voeren. Deze conclusies kunnen direct worden getrokken uit het verslag van de heer Albertini, waarin geconstateerd wordt dat de lidstaten de wil ontbreekt om een gemeenschappelijk beleid te voeren. Ook de uitspraken van sommige vertegenwoordigers van die lidstaten duiden op verdeeldheid. In het verslag van de heer Gualtieri zijn vergelijkbare conclusies te vinden. Er wordt gewezen op de wijdverbreide overlap van defensieprogramma's die leidt tot verspilling van beperkte economische hulpbronnen. De enige effectieve macht die dan nog overblijft, is de NAVO. Het schriftelijke minderheidsstandpunt dat de stem van de linkerzijde van het Parlement verwoordt en waarin onder andere wordt opgeroepen tot ontbinding van de NAVO, is daarom gevaarlijk en eerlijk gezegd anarchistisch. Reinhard Bütikofer (Verts/ALE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, barones Ashton, in het uitstekende verslag van de heer Gualtieri over het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid wordt een belangrijke inventaris opgemaakt. Ik zou vier prioriteiten willen noemen waaraan we in het komende jaar aandacht moeten besteden in het veiligheids- en defensiebeleid. Ten eerste moeten we de gemeenschappelijke missies realistisch beoordelen en er vooral een externe evaluatie van maken, en ze integreren in regionale beleidsconcepten. Dat geldt met name voor de Hoorn van Afrika. Ten tweede moeten we vooruitgang boeken bij de bundeling en het gemeenschappelijk gebruik van militaire capaciteiten en moeten we ervoor zorgen dat de eigen weg die Frankrijk en Groot-Brittannië zijn ingeslagen, weer uitmondt in een gemeenschappelijke Europese oplossing. Het Europees Defensieagentschap heeft hiervoor ideeën geopperd. U moet deze ideeën op tafel leggen en zorgen voor een openbare discussie, zodat we vooruitgang kunnen boeken. Ten derde moeten we een openbare discussie voeren over een nieuwe Europese veiligheidsstrategie. Het document van de heer Solana van 2003 was destijds een positieve bijdrage, maar de wereld staat niet stil. We moeten hierover een openbaar debat voeren. Ten vierde moeten we met de parlementen van de lidstaten dringend tot overeenstemming komen over de gemeenschappelijke parlementaire controle van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid.
35
36
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Als wij – dat wil zeggen u, mevrouw Ashton, en het Parlement – erin slagen om het GVDB op deze vier punten vooruit te helpen, dan zullen we over een jaar heel tevreden kunnen zijn. Sampo Terho (EFD). − (FI) Mevrouw de Voorzitter, ook ik begroet barones Ashton, de hoge vertegenwoordiger van de Europese Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, die ons vandaag met een bezoek vereert. Dit is mijn eerste interventie en ik wil daarom ook al mijn nieuwe collega's in het Europees Parlement begroeten. Ik wil kort iets zeggen over de totstandbrenging van het gemeenschappelijk buitenlands beleid van de Europese Unie. Het is zeker goed om een gemeenschappelijke, krachtiger stem in ons buitenlands beleid te hebben, maar die mag niet ten koste gaan van het eigen buitenlands beleid van de lidstaten, van zijn flexibiliteit en onafhankelijkheid. We moeten ons afvragen wie de Europese Unie vertegenwoordigt als het niet haar lidstaten zijn. We moeten ons ook afvragen wie de vertegenwoordigers van de lidstaten vertegenwoordigen als de Europese Unie de lidstaten vertegenwoordigt. Het basisprincipe moet zijn dat er geen dubbele structuren ontstaan en dat de structuren van de Europese Unie niet onnodig uitdijen, vooral omdat het zeer twijfelachtig is of de EU-burgers ook integratie op het gebied van het buitenlands beleid willen. Béla Kovács (NI). – (HU) Mevrouw de Voorzitter, door zijn veel te ingewikkelde wijzigingen bemoeilijkt het Verdrag van Lissabon het opzetten van instellingen en het vaststellen van taken. Zelfs de bestaande instellingen kunnen als gevolg van de talloze veranderingen hun taken niet meer naar behoren uitvoeren, waardoor overal chaos heerst en iedereen de kluts kwijt is. Dat doet de vraag rijzen wat het voor zin heeft om de Europese Dienst voor extern optreden, die nog steeds niet operationeel is, tot stand te brengen en bevoegdheden te geven. Defensie en veiligheid vormen een wereldomspannend gebied waarop snelle reacties en acties vereist zijn. Terwijl er gediscussieerd wordt over de samenstelling, locaties en standpunten laat de Europese Unie de kans voorbijgaan om op dit gebied zinvol te kunnen functioneren. Eenmaal in het leven geroepen moet deze dienst operationeel en efficiënt zijn. Juist om die reden moet alles in het werk worden gesteld om de EDEO zo spoedig mogelijk te lanceren. Helaas kan het land dat momenteel het roulerend voorzitterschap vervult op het gebied van externe betrekkingen geen programma voor buitenlandse zaken, gemeenschappelijke defensie of veiligheid opstellen, zodat u, geachte collega's, geen andere keuze hebt dan uw steun te geven aan het zeer moeizaam op gang komende werk van mevrouw Ashton. Elmar Brok (PPE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, barones Ashton, dames en heren, wij zullen u, barones Ashton, bij de verdere ontwikkeling van de Europese Dienst voor extern optreden en het waarborgen van de goede werking ervan ondersteunen. Dat geldt met name ook voor de inrichting en uitrusting van de vertegenwoordigingen, die vanwege de beperkte middelen en de korte tijd die daarvoor beschikbaar waren nog voor verbetering vatbaar zijn. Bovendien is het een groot probleem dat dezer dagen elke Europese minister van Buitenlandse Zaken met zijn nationale vlag een rondje om het Tahrirplein moet lopen. Dit gedrag mag er niet toe leiden dat onze gemeenschappelijke strategie onduidelijk is. Het is onze, maar ook uw taak om hiervoor te zorgen, want de beginselen die in het Verdrag van Lissabon zijn vervat en die u vertegenwoordigt – in wezen gaat het om drie beginselen – moeten ook worden toegepast, niet om onder de lidstaten naar de kleinste
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
gemeenschappelijke deler te zoeken en deze vervolgens ten uitvoer te leggen, maar om de politieke leiding over te nemen zodat het gemeenschappelijke standpunt een groter gewicht krijgt en zo overtuigend is dat de andere landen erin meegaan. Dat is van buitengewoon groot belang als we op dit gebied werkelijk vooruitgang willen boeken. U was het zojuist eens met collega Gualtieri wat betreft pooling en sharing. Ik spreek mijn dank uit aan hem, aan mevrouw Muñiz De Urquiza en aan de heer Albertini. Maar het moet een drieledige benadering zijn: leading, pooling en sharing – dat zijn de drie elementen die we nodig hebben. Voorts zijn er tal van afzonderlijke punten die we hier in de vorm van vragen kunnen formuleren en die een taakverdeling vereisen. Welke vorderingen zijn er gemaakt in Oekraïne? Zal er aan het einde van de zomer oorlog uitbreken tussen Azerbeidzjan en Armenië? Er zijn immers tekenen die daarop wijzen. Natuurlijk zijn er ook de grote vragen met betrekking tot de Arabische wereld, die hier door tal van collega's zijn aangestipt. Hoe reageren we op een probleem als de Gazavloot, die naar mijn mening een provocatie vormt? Hoe treden we op tegen Assad en hoe kunnen we er tegelijkertijd voor zorgen dat de Volksmujahedeen in Iran niet worden gesteund – daar ben ik namelijk tegen –, maar dat toch wordt gewaarborgd dat er geen overval op kamp Ashraf meer plaatsvindt en daar geen mensen meer worden vermoord? Ook moeten redelijke manieren worden gevonden om tot een gemeenschappelijk standpunt te komen. Wij zullen u bij de opbouw van de Dienst voor extern optreden helpen. Maar we verwachten ook het soort leiderschap dat het mogelijk maakt om op een hoger niveau beleid te bepalen en van daaruit ook de lidstaten te overtuigen, ondanks de moeilijke voorwaarde dat de besluitvorming met eenparigheid van stemmen moet plaatsvinden. Dat is alleen mogelijk bij een overtuigend leiderschap. We blijven uitzien naar de resultaten die de ontwikkeling van de Dienst voor extern optreden zal opleveren. Richard Howitt (S&D). (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil beginnen met het overbrengen van mijn gelukwensen aan de vicevoorzitter/hoge vertegenwoordiger in verband met het feit dat zij er hoogstpersoonlijk in is geslaagd een compromis te smeden binnen de Verenigde Naties over de spreekrechten van de EU, waar dat anderen niet is gelukt. Wat de mensen in dit Parlement, of anderen in de Europese Unie, ook mogen vinden van ons gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, dit is de ultieme objectieve bekrachtiging van de ambities die u, samen met ons, koestert voor het Verdrag van Lissabon, een buitenlands beleid dat daadwerkelijk kan bogen op het vertrouwen en respect van onze buitenlandse partners. Als mensenrechtencoördinator van de Socialistische Fractie wil ik de hoge vertegenwoordiger ook feliciteren met haar strategische herziening van het mensenrechtenbeleid, en met de belofte die zij in haar brief aan de ministers van Buitenlandse Zaken heeft gedaan om de mensenrechten te integreren met het handelsbeleid en andere EU-beleidslijnen, en om te komen tot 'specifieke maatregelen'. In dit Parlement hebben we mevrouw Ashton verzocht een directoraat voor mensenrechten en democratie in het leven te roepen en om bij elk werkbezoek ook mensenrechtenverdedigers te ontmoeten, en we bedanken haar dat ze dit ook daadwerkelijk heeft gedaan. Wanneer zij zegt dat het afschaffen van de doodstraf haar persoonlijke prioriteit is, verdient zij ook op dat vlak de uitgesproken ondersteuning van dit Parlement. Onze fractie steunt mevrouw Muñiz De Urquiza in haar vraag om een grotere zichtbaarheid van de EU in de Raad voor de mensenrechten. We scharen ons achter de boodschap van de heer Albertini dat de EU moet handelen, en ook haar stem moet verheffen in geval van
37
38
NL
Handelingen van het Europees Parlement
mensenrechtenschendingen. We onderstrepen de conclusie van de heer Gualtieri dat de inachtneming van de mensenrechten nooit in het gedrang mag komen. Namens mijn fractie wil ik hierbij ook vastleggen dat wij een voorstander zijn van het terugbetalen van de belastinggelden aan de Palestijnen. Dit is ons jaarlijkse debat over het buitenlands beleid en ik hoop dat we volgend jaar heldere resultaten zullen zien van de herziening van het mensenrechtenbeleid, evenals flinke stappen in de richting van een mensenrechtencultuur die wordt weerspiegeld in alle acties van de Europese dienst voor extern optreden. Anneli Jäätteenmäki (ALDE). − (FI) Mevrouw de Voorzitter, de gebeurtenissen in Noord-Afrika hebben weer eens aangetoond dat het gemeenschappelijk buitenlands beleid van de Europese Unie achter de feiten aanloopt en ondoeltreffend is. Gezien de winstgevende wapenhandel van de EU-lidstaten lijken de oproepen van de Europese Unie om de mensenrechten en democratie te respecteren nog het meest op een gevecht tegen windmolens door een waanzinnige Don Quichote in een roestig harnas. Zeven van de tien grootste wapenverkopers ter wereld zijn EU-landen, EU-lidstaten, en ze hebben wapens verkocht aan Libië, Egypte, Tunesië, Bahrein en Jemen. Barones Ashton, wordt het geen tijd om van het verbod op de wapenexport een prioriteit van het buitenlands beleid van de Europese Unie te maken? Het coördineren van 27 verschillende soorten buitenlands en veiligheidsbeleid is niet de gemakkelijkste taak en je kunt niet alleen de kapitein de schuld geven van de schipbreuk. De lidstaten hebben het recht op hun eigen buitenlands beleid. We mogen echter een of twee dingen van de schipper verwachten, namelijk initiatieven en ideeën, en daar wachten we nog op. Struan Stevenson (ECR). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, sinds de afgrijselijke slachtpartij in Kamp Ashraf op 8 april is de situatie daar onveranderd kritiek. Er kan elk moment weer een bloedige aanval plaatsvinden. Ik ben net terug uit Bagdad, waar ik aan het hoofd stond van een kleine delegatie van leden van het Europees Parlement die daar besprekingen op hoog niveau voerde met de president van Irak en hoge regeringsleden. Ik heb nu een akkoord weten te bereiken over een oplossing voor de Ashraf-crisis – een akkoord dat u hebt ingezien, barones Ashton. Dit akkoord vereist de inzet van de VN, de VS en de EU, alsmede uw actieve inspanning om de opneming van de 3 400 vluchtelingen door de VS, Canada, Australië, Noorwegen, Zwitserland en de EU-lidstaten, of waar ze dan ook familie of connecties hebben, te bewerkstelligen. Alleen dit kan nog een humanitaire ramp voorkomen, en de mensen in Kamp Ashraf zelf kunnen zich in deze oplossing vinden. Het Europees Parlement rekent erop dat u deze kans om onschuldige mensenlevens te redden en meer geweld en bloedvergieten te voorkomen, zult aanpakken. David Campbell Bannerman (EFD). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, de Dag van Europa eerder deze week was bedoeld als een feest ter ere van de Europese nationale identiteit. Maar de realiteit is anders. Deze dag staat in het teken van een voortschrijdend proces, waarbij de Europese natiestaten langzaam maar zeker terrein verliezen aan een supranationale EU-regering, die dus boven de natiestaten staat. Dit staat haaks op een intergouvernementeel systeem, waarbij natiestaten uit vrije wil samenwerken, maar geen bevoegdheden afstaan aan een hoger geplaatste centrale autoriteit.
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
De gang van zaken omtrent de Libische no-flyzone geeft het verschil goed weer. De intergouvernementele Verenigde Naties hebben een akkoord bereikt over een no-flyzone op voorstaan van natiestaten als het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en de Verenigde Staten, terwijl natiestaten als Duitsland en Rusland zich om hun eigen steekhoudende redenen van stemming hebben onthouden. De intergouvernementele NAVO voert deze operatie nu uit op basis van vrijwillige deelname. De supranationale EU, daarentegen, was mordicus tegen David Camerons voorstel voor een no-flyzone. Het is ironisch dat de rode barones, Cathy Ashton, zich persoonlijk heeft uitgesproken tegen dit voorstel voor een no-flyzone. Naar verluidt omschreef haar woordvoerder het zelfs als 'een wanhoopspoging om de krantenkoppen te halen'. Hieruit kunnen we opmaken dat belangrijke naties in intergouvernementeel verband in actie komen, terwijl supranationale organisaties maar wat lummelen terwijl Libië in brand staat. Mario Mauro (PPE). - (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, mevrouw Ashton, u heeft geen gemakkelijke baan. Er rust een zware last op uw schouders. Ik hoop dat u mijn vragen niet als provocatie zult zien, maar als hulp bij uw overwegingen. Mevrouw Ashton, aan het eind van ons gezamenlijke debat zullen wij stemmen over het verslag over de rol van de EU in multilaterale organisaties. Twee jaar geleden, in de hoorzitting voorafgaand aan uw installatie, heb ik u gevraagd wat u vond van het idee van één zetel voor de Europese Unie in de VN. U zei destijds dat u nog geen tijd had gehad om daarover na te denken. Het verslag van mevrouw Muñiz de Urquiza bevat het amendement van Millán Mon, waarin het standpunt van het Parlement hierover is uiteengezet. Hoe denkt u hier nu over? Heeft u in de afgelopen twee jaar tijd gehad om erover na te denken? Mevrouw Ashton, op 17 mei vindt in Bagdad de Europa-Irakdag plaats. De Europese Unie wordt in Irak vertegenwoordigd door twee functionarissen en een ambassadeur. Deze drie mensen werken vanuit de Britse compound. U zou graag de middelen vinden om deze situatie op te lossen, en dat is terecht. Om u te helpen, wijs ik u erop dat op de Bahama's zeven EU-functionarissen aanwezig zijn. Wat gebeurt er op de Bahama's dat zoveel belangrijker is voor de Europese Unie dan de gebeurtenissen in Bagdad? Zou het niet beter zijn als u op de 17e in Bagdad aanwezig bent, aangezien wij op het punt staan de eerste overeenkomst tussen de Europese Unie en Irak te ondertekenen na de val van Saddam? Misschien kunnen we ter plekke ook het drama van Kamp Ashraf oplossen. Ik weet zeker dat u gemakkelijk tot een positieve oplossing kunt komen als u persoonlijk aanwezig bent. Mevrouw Ashton, u heeft al opgetreden in de kwestie rondom de Egyptische koptische christenen. De vervolging van deze mensen gaat echter nog steeds door en is tevens een verontrustend element van de zogenoemde 'Arabische lente'. In de berichten van de Europese Dienst voor extern optreden praat men steeds over een conflict tussen extremisten. Maar in Egypte sterven slechts christenen en worden alleen kerken in brand gezet. Wat weerhoudt ons ervan de waarheid te erkennen, deze te benoemen en de koptische christenen te bevrijden uit hun nare positie van gijzelaars van een fundamentalistisch politiek project? Pier Antonio Panzeri (S&D). - (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, de turbulente gebeurtenissen, vol onzekerheden en hoop, die het politieke landschap van de zuidkant van het Middellandse Zeegebied veranderen, leggen steeds meer druk op Europa en zijn buitenlands beleid. In het licht van de gebeurtenissen zou het steeds belangrijker voor de Europese Unie moeten zijn om te kunnen bouwen op een solide en samenhangend
39
40
NL
Handelingen van het Europees Parlement
buitenlands beleid, waarmee zij kan inspelen op een lastig heden en een problematische toekomst, die de internationale verhoudingen en de wereld zelf vergaand zal veranderen. In het licht van de strategische herpositionering van landen als de Verenigde Staten, China en Rusland en de toenemende vraag naar grondstoffen en energiebronnen, zou Europa een belangrijke en beslissende rol moeten spelen. Het is echter duidelijk dat Europa niet op deze zaken is voorbereid. De coördinatie van het externe en het nationale beleid van de lidstaten verloopt al tijden te traag. Er wordt geen substantiële vooruitgang geboekt. Dit blijkt enerzijds uit het weinig daadkrachtige optreden op basis van het buitenlands beleid van de Unie en anderzijds uit het feit dat sommige lidstaten, uit nostalgie voor een koloniale periode die nooit zal terugkeren, blijven geloven dat zij hun belangen beter beschermen door alleen op te treden en niets aan de Europese autoriteiten over te dragen. We moeten de bladzijde omslaan. Mevrouw Ashton, u speelt een belangrijke rol. Vervul deze alstublieft naar beste kunnen en realiseer u dat de tijd die u tot uw beschikking heeft snel op is. VOORZITTER: MIGUEL ANGEL MARTÍNEZ MARTÍNEZ Ondervoorzitter Jelko Kacin (ALDE). – (SL) Mijnheer de Voorzitter, Barones Ashton, u draagt de politieke ambities van de Europese Unie uit via het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. Ik wil u vragen Irak eens persoonlijk te bezoeken, zo snel mogelijk. U moet uw gezicht laten zien in Bagdad, en ook in Koerdistan trouwens. Eind dit jaar zullen de Amerikanen het land verlaten en als ze weg zijn zal er een grote leegte ontstaan. De Europese Unie is in Irak niet vertegenwoordigd. Om precies te zijn: we hebben er zo weinig diplomaten dat ze onzichtbaar zijn of niet in staat zijn om zichzelf zichtbaar te maken. Irak wil dat wij en u er persoonlijk aanwezig zijn, het land wil politieke samenwerking en het wil economische samenwerking. Ik juich uw verklaring van vandaag over Bosnië en Herzegovina toe – dat was een goede verklaring, maar u hebt verzuimd een hoofd voor de afvaardiging in Sarajevo aan te stellen. Daarmee speelt u veel mensen in de kaart die Bosnië en Herzegovina zowel intern als extern destabiliseren. De benoeming van een hoofd zou hier een eind aan maken. Paweł Robert Kowal (ECR). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, op dit moment staat Europa voor twee problemen. Het eerste is een nieuwe visie op het nabuurschapsbeleid. Kort geleden heb ik Tunesië bezocht en daar gezien hoeveel men van de Europese Unie verwacht. Door ons permanente contact met Oekraïne weet ik dat men ook daar meer verwacht – meer ontwikkelingsmogelijkheden voor maatschappelijke samenwerking en meer contacten. Daarnaast hopen zij dat ons Europese egoïsme niet de boventoon gaat voeren. Ik weet dat het moeilijk is om uw werkzaamheden uit voeren, mevrouw Ashton. U staat er alleen voor en u hebt daar niet zelf voor gekozen, zo is de opzet van de EDEO. De indruk wordt echter gewekt dat wij, die in het najaar dachten dat Belarus het belangrijkste thema was, nu als kleine kinderen die in iets anders geïnteresseerd raken, onze blik hebben gericht op Noord-Afrika. We hebben een nieuwe visie op het nabuurschapsbeleid nodig en die
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
ligt nu in uw handen. U hebt de laatste maanden laten zien dat u sterk bent en deze taak aankunt. Misschien dat Europa zich nu niet, zoals het oude Rome, moet verdedigen langs de Limes, langs de Rijn of op een andere plaats, maar een moedige politieke visie moet voorstellen, een visie die zich niet slechts beperkt tot het immigratieprobleem. We zouden kunnen zeggen dat het lot van Europa op dit historische moment in uw handen ligt en dat wij op u rekenen. Jacek Saryusz-Wolski (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, in Kamp Ashraf worden gruweldaden gepleegd – gruweldaden die wij vanzelfsprekend veroordelen en die ons grote zorgen baren – maar ik zou mevrouw Ashton willen vragen welke instrumenten we momenteel, afgezien van woorden, nog meer inzetten. Overwegen we naast onze overredingskracht, die geen vruchten afwerpt, nog handelsmaatregelen, hulpmaatregelen en andere concrete en echte maatregelen? In mijn optiek is het nabuurschapsbeleid ten opzichte van de landen in de directe nabijheid van de Unie het belangrijkste onderdeel van uw portfolio, mevrouw Ashton. Dit vormt de kern van ons buitenlands beleid, want als we op dat gebied falen zal ook ons algemene buitenlands beleid onsuccesvol zijn. De naakte waarheid is dat we in onze zuidelijke en oostelijke nabuurschapslanden een terugtrekkende beweging maken en een defensieve houding aannemen. We zijn overrompeld door de gebeurtenissen. Mevrouw Ashton zei dat onze buurlanden worden geteisterd door storm. Dat is het woord dat zij gebruikte. Waar is onze meteorologische routekaart? Tijd is essentieel voor dit beleid, en we hebben er niet veel van. Met ons nabuurschapsbeleid lopen we altijd achter de feiten aan. Zelfs de herziening van het Europees nabuurschapsbeleid van mevrouw Ashton en commissaris Füle heeft voor de derde keer vertraging opgelopen – en dat is in haar kantoor gebeurd. Onze zonde is onze passiviteit. Buitenlands beleid draait om maatregelen die daadwerkelijk een verandering teweeg brengen, niet om woorden, vergaderreeksen, vruchteloze overredingspogingen en een overvloed aan verklaringen. We zouden echte, harde instrumenten moeten inzetten om de situatie in Libië, Syrië, Kamp Ashraf en Belarus te veranderen. Mevrouw Ashton heeft het nalopen van de lidstaten en wachten op toestemming van ministers van Buitenlandse Zaken om tot handelen over te gaan tot haar doctrine verheven, en zij presenteert dit als een deugd. Dat is een verkeerde aanpak. Ons buitenlands beleid is hiermee veroordeeld tot de kleinste gemene deler en tot eeuwig te laat zijn. Wij willen dat een hoge vertegenwoordiger zich een leider toont, en geen volgeling. Ons debat kent twee zwakke punten. Ten eerste nemen we heel vaak genoegen met een veroordeling en nutteloze visumverboden, wat belachelijk zwakke instrumenten zijn. Ook vragen we om meer geld, om ons geweten te zuiveren, maar er is heel veel Arabisch geld dat niet wordt geïnvesteerd in de Arabische democratie en welvaart. Libor Rouček (S&D). – (CS) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw Ashton, dames en heren, de ontwikkelingen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten zijn van grote importantie voor de veiligheid en stabiliteit in Europa. De Arabische en moslimnaties zitten nu middenin het proces van politiek-democratische emancipatie dat ook wel de "Arabische Praagse Lente" genoemd mag worden. Jonge mensen van Tunesië tot Egypte, Jemen, Syrië en Bahrein vragen om meer vrijheid, meer democratie en meer mensenrechten. Het is niet alleen in het politieke en veiligheidsbelang van de EU, maar bovenal onze morele plicht om onze Arabische vrienden te steunen in hun strijd voor emancipatie. De waarden
41
42
NL
Handelingen van het Europees Parlement
waarvoor zij vechten zijn ook onze waarden. Bovendien is de succesvolle totstandbrenging en toepassing van deze waarden een fundamentele voorwaarde voor duurzame vrede, stabiliteit, ontwikkeling en welvaart. Met brede steun bedoel ik echter niet inmenging, want de ontwikkeling van het maatschappelijk middenveld, de democratie en de rechtsstaat dienen in Arabische en islamitische handen te blijven. Alleen op die manier kunnen deze naties en samenlevingen duurzaam deel uitmaken van de wereldwijde … (Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken) Ria Oomen-Ruijten (PPE). - Voorzitter, geachte mevrouw Ashton, beste collega's, mevrouw Ashton, laat me beginnen om u te feliciteren met het succes dat u in New York behaald heeft. Het is goed dat de rol van Europa bij de VN is versterkt. Maar er zijn wel wat vragen die dan bij me opkomen. Wat is onze, wat is uw boodschap bij de Algemene Vergadering? Hoe krijgt u de lidstaten op één lijn zonder op de kleinst gemene deler uit te komen? Met welke concrete daden ook mijnheer Daul heeft u die vraag gesteld - gaan we dan vervolgens onze boodschap in de praktijk brengen? Voorzitter, wij allen staan voor enorme uitdagingen waarop we een antwoord moeten vinden. Die uitdagingen liggen niet alleen in Bahrein, Jemen, Iran of Armenië, maar met name ook in onze onmiddellijke nabuurschap: Belarus, Syrië, Egypte, Libië. Die uitdagingen zijn heel concreet. Er is onderdrukking, oorlog, geweld tegen religieuze minderheden, er stromen vluchtelingen naar ons toe en men is langzaam begonnen met de opbouw van een rechtsstaat en van democratie. Mevrouw Ashton, u bent ons boegbeeld. U bent het boegbeeld van de EU. Wij kunnen ons niet veroorloven om nu als Europese Unie in verdeeldheid en besluiteloosheid achter te blijven. U speelt een cruciale rol, formeel en informeel. Niet alleen achter de schermen, maar ook in de vergaderzalen en daarbuiten, met name daarbuiten. Ik weet, ik realiseer me dat u op eieren moet lopen, maar weet dat wij u als Europees Parlement u steunen als u doorzet om de lidstaten ervan te overtuigen dat een Europese gemeenschappelijke aanpak lonend is, doorzet om tot een effectief, coherent en gemeenschappelijk buitenlands beleid te komen en daarvan het gezicht te zijn, doorzet om de beste mensen op de beste plekken in de external action te krijgen, doorzet om de positie van Europa en ook die van de burgers waar het om gaat, te versterken. Doe derhalve meer. Doe meer in Syrië en ga niet voor halfbakken oplossingen. Maria-Eleni Koppa (S&D). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, barones Ashton, vandaag debatteren wij over de voornaamste kwesties op het gebied van het buitenlands beleid van de Europese Unie en over drie belangrijke teksten van het Europese Parlement over de rol van de Europese Unie in de wereld. De vraag, evenwel, die door iedereen wordt gesteld in het debat van vandaag, is of er eigenlijk wel gesproken mag worden van een gezamenlijk buitenlands beleid. Wanneer bij de meest historische gebeurtenis van het laatste decennium, waarmee ik doel op de revoluties in de Arabische wereld, Europa te laat in actie komt, laf en zwak lijkt en lange tijd zwijgt, wanneer bij de cruciale stemming over Resolutie 1973 van de VN-Veiligheidsraad over Libië, de landen van de Europese Unie verzuimen een gezamenlijk standpunt in te nemen, wanneer de Europese Unie aarzelt in Syrië, vraag ik mij af of de vraag al niet door de praktijk is beantwoord. Na het Verdrag van Lissabon hadden wij hoge verwachtingen. Wanneer de Raad echter niet doet wat hij wordt geacht te doen, wanneer nationaal eigenbelang en persoonlijke
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
strategieën overheersen in de besluitvorming, dan hebben Europa en het Europese ideaal weer een slag verloren. Michael Gahler (PPE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik deel de opvattingen van mijn collega's over het betreurenswaardige, inconsequente optreden van de afzonderlijke regeringen in de context van de actuele uitdagingen. Tevens sta ik achter de oproep van barones Ashton om ook de nationale regeringen te betrekken bij het debat. Ik zou daarbij in het bijzonder willen vragen welk voordeel regering A of B denkt te behalen door eenzijdig initiatieven te nemen of door een bepaald besluit te blokkeren. Welk voordeel, dat groter zou moeten zijn dan het effect dat door het gemeenschappelijk optreden van de Unie zou worden bereikt? Ik denk dat bepaalde regeringen moeite zouden hebben om een verklaring te geven voor hun handelen. Ik ben er echter van overtuigd dat we bezig zijn door schade en schande wijzer te worden. En ook de financiële en schuldencrisis heeft deels een heilzaam effect dat voor meer gemeenschappelijkheid zorgt, met name op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. Pooling en sharing werden al genoemd. Op 8 april heeft de militaire staf van de EU in dit verband driehonderd projecten voorgesteld. Ik zou graag van u horen wat u met deze projecten wilt gaan doen. Zijn er plannen om dit initiatief te gebruiken om een begin te maken met de permanente, structurele samenwerking die tot nu toe is uitgebleven? Gaat u het Europees Defensieagentschap en de militaire staf van de EU een centrale rol geven bij de uitvoering van dit initiatief? Collega Bütikofer heeft vier prioriteiten voor het komende jaar opgesomd, die ik in wezen deel. Het Europees Parlement heeft reeds verschillende malen aangedrongen op de opstelling van een witboek over het veiligheids- en defensiebeleid. Wat vindt u daarvan? Bent u bereid om de bestaande eenheden van uw dienst die zich met deze vraagstukken bezighouden, samen te voegen tot één afdeling, die men als operationeel hoofdkwartier zou kunnen bestempelen? Luis Yáñez-Barnuevo García (S&D). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik u graag feliciteren met uw werk, mevrouw Ashton. Staat u me toe u te zeggen dat u wel een werkmier lijkt, die stap voor stap resultaten boekt, terwijl de sprinkhanen in de lidstaten maar wat sjirpen en rondhangen. Dames en heren, u zult me vergeven dat ik niet verder ga, omdat mijn fractiegenoten en leden van andere fracties reeds dezelfde standpunten hebben verkondigd. Ik wil slechts vier zaken noemen, waarvan een hefboomwerking zou kunnen uitgaan om uw werk te bevorderen; elementen die u kunnen helpen om ervoor te zorgen dat het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid zijn naam steeds meer waardig is. In de eerste plaats is de Europese publieke opinie, in tegenstelling tot de standpunten over andere thema's, voor 65 tot 70 procent vóór een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. In de tweede plaats steunt dit Europees Parlement, met uitzondering van een kleine eurosceptische minderheid, federaal Europees optreden, met name op het vlak van het buitenlands en veiligheidsbeleid. In de derde plaats wil ik tegen de meest pro-Europese, pro-federale lidstaten zeggen (die zijn er namelijk): ga een alliantie met hen aan… (Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
43
44
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Francisco José Millán Mon (PPE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, twee opmerkingen vooraf: ik prefereer gescheiden debatten boven een gecombineerd debat; het gaat om verschillende thema's die elk een onafhankelijk en diepgaand debat verdienen. Voorts sluit ik me aan bij de woorden van de heer Salafranca over de dood van de Cubaanse dissident, de heer Soto. Staat u mij toe drie aanvullende opmerkingen te maken: Hoewel we allen hoopten ons in deze jaren op de rol van de Europese Unie in het buitenland te kunnen richten, heeft de ernstige economische en financiële crisis helaas al onze energie opgeslokt. Vanwege het grote aantal problemen in het buitenland, in het bijzonder in het Middellandse Zeegebied, kunnen we het ons echter niet veroorloven te wachten. De Europese Unie dient zowel politiek als economisch een rol te spelen bij de veranderingsprocessen in de Arabische wereld. Ik ben wel verheugd, mevrouw Ashton, over het feit dat de stem van de Europese Unie in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties vorige week in New York eindelijk, met brede steun, meer kracht heeft gekregen. Ik wil u hiermee feliciteren, aangezien de mislukking van vorig jaar tot zorgwekkende vragen heeft geleid over de toekomstige rol van de Unie in de wereld en in internationale organisaties. De niet-eensgezinde wijze waarop de Europese landen hebben gestemd over Resolutie 1973 van de VN-Veiligheidsraad laten echter zien hoe ongelooflijk moeilijk het is om tot een doeltreffend gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid te komen. Samenvattend hebben u, mevrouw Ashton, en de heer Van Rompuy, die ook een groot aantal bevoegdheden heeft op het vlak van buitenlandse zaken, de zware taak om de lidstaten te overtuigen van de noodzaak van een uniform en samenhangend extern optreden. U zult beiden hard moeten werken en moeten aansporen, meetrekken en leiderschap tonen op dit historische moment, dat we eigenlijk met de nieuwe instrumenten van het Verdrag van Lissabon hadden willen aanpakken. Marek Siwiec (S&D). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, laten we ophouden met zeuren dat er geen gemeenschappelijk Europees beleid bestaat. Op sommige gebieden bestaat het wel en op sommige gebieden niet. Op het gebied van het nabuurschapsbeleid bestaat dat gemeenschappelijke beleid dus wel. In Noord-Afrika kunnen de nieuwe lidstaten op unieke wijze het Westen steunen, omdat het Westen de noodzakelijke geloofwaardigheid ontbeert. De landen die de revolutie in Midden- en Oost-Europa hebben bewerkstelligd, bezitten die geloofwaardigheid wel. In het Oosten hebben we allemaal belangen – zowel het Oosten als het Westen. Echter, de oude lidstaten hebben het geld, zij hebben de middelen. Dat geld is nodig om in zowel het Oosten als het Zuiden het gemeenschappelijk nabuurschapsbeleid uit te kunnen voeren en onze geloofwaardigheid op te bouwen. Wanneer we het hebben over het defensiebeleid – wat is dat voor defensiebeleid, waarin Europa geen leger heeft? Zestig blinde en dove Europese vliegtuigen vliegen boven Libië. Er zijn geen inlichtingendiensten, zodat die vliegtuigen hun missie niet effectief kunnen uitvoeren. Als de Amerikanen zich niet vanaf het begin bij de missie hadden aangesloten, was deze op niets uitgelopen en zou er geen enkel resultaat zijn geboekt. En laten we ophouden met zeuren dat er geen gemeenschappelijk beleid is. Zolang we geen gemeenschappelijk leger hebben, kan er geen sprake zijn van een gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid.
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Arnaud Danjean (PPE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, barones Ashton, de crisis in Libië heeft helaas opnieuw laten zien hoe moeilijk de Europese Unie het heeft om op diplomatiek en militair gebied een rol van betekenis te spelen. Het zou echter niet eerlijk zijn om het gebrek aan politieke wil van de Unie alleen op u af te schuiven, hoewel velen van ons vinden dat er daadkrachtiger initiatieven genomen hadden kunnen, en genomen hadden moeten worden. Het is ook waar dat de lidstaten voor een groot deel verantwoordelijk zijn voor dit onvermogen om een samenhangend, doeltreffend en zichtbaar beleid op te stellen ten aanzien van deze kwestie terwijl onze Amerikaanse vrienden zwaar op Europa rekenden om handelend op te treden. Naast deze Libische crisis moeten we ons goed bewust zijn van de enorme strategische ontwikkelingen die ons ertoe verplichten om niet af te zien van ons streven naar een gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid, als onderdeel van het Verdrag van Lissabon en waarvan u, barones Ashton, de initiatiefnemer, de bewaarder en de woordvoerder moet blijven. Ongekende budgettaire beperkingen voor de defensiebegrotingen, het grote aantal internationale crises en de strategische heroriëntatie van de Verenigde Staten vormen samen zwaarwegende factoren die ons geen andere keuze laten dan om ons lot in eigen handen te nemen. Geconfronteerd met al deze crises en gevaren kunnen wij er niet mee volstaan om het over te laten aan onze Amerikaanse vrienden en bondgenoten en aan de NAVO. De Verenigde Staten noch de NAVO waren in 2008 bijvoorbeeld in staat om een einde te maken aan de oorlog tussen Rusland en Georgië, en de Verenigde Staten noch de NAVO houden daar vandaag de dag het staakt-het-vuren in stand. Dat is een Europese missie die volledige legitimiteit geniet. We zien in Libië heel duidelijk dat de Verenigde Staten niet in de frontlinie wilden staan en dat de minimale inspanning van de NAVO ontoereikend is. Barones Ashton, het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid is niet gewoon maar iets dat in een periode van tien jaar tot stand is gebracht, niet slechts een ambitie die is vastgelegd in de verdragen; het is een strategische noodzaak, en u moet de voorhoede vormen en de initiatieven te nemen die nodig zijn. (Applaus) Andrey Kovatchev (PPE). – (BG) … (slechte opnamekwaliteit) Mijnheer de Voorzitter, het blijkt dat het een aantal landsregeringen in de Europese Unie inmiddels begint te dagen waar het Verdrag van Lissabon op neer komt en dat men moeite heeft zich te scharen achter een initiatief op het gebied van buitenlands beleid dat niet uit de eigen koker afkomstig is. Dat is nu precies de reden waarom een krachtig Europees leiderschap nodig is, dat de moed heeft om met de vuist op tafel te slaan als dat nodig is en van de lidstaten verlangt dat ze een gezamenlijk standpunt innemen. Natuurlijk doe ik tegelijk een beroep op de lidstaten om niet te proberen ons buitenlands beleid te renationaliseren, maar u, mevrouw Ashton, juist te helpen. We hebben niet alleen een krachtige Europese diplomatie nodig, maar ook doeltreffende civiele en militaire middelen, zodat we niet langer alleen de grootste, zij het 'tandeloze' verstrekker van humanitaire en ontwikkelingshulp ter wereld zijn, maar ook een serieuze speler worden in de mondiale politiek. Ik denk dat het eigen militair vermogen van de Europese Unie ook een steun in de rug kan zijn voor onze Amerikaanse en
45
46
NL
Handelingen van het Europees Parlement
NAVO-bondgenoten, zowel in politiek als militair opzicht, vooral waar het onze nabuurschapslanden betreft. Bij elk conflict blijkt dat opnieuw. Ik ondersteun het samenvoegen en delen – pooling en sharing - van onze militaire middelen en de integratie van ons defensie- en veiligheidsbeleid. Er moet een gezamenlijke veiligheidsen defensiestrategie komen, al is het hebben van een doeltreffend buitenlands beleid en eigen defensiecapaciteiten zonder een eigen inlichtingendienst, zonder faciliteit voor het verzamelen van gegevens, net zoiets als wonen in een huis zonder dak. Dit onderwerpmoet opnieuw op de agenda gezet worden. Of de lidstaten moeten informatie beter doorspelen aan de Dienst voor extern optreden en de Europese Unie, of de Europese Unie moet worden voorzien van eigen informatie- en analysekanalen. Tot slot verzoek ik u, mevrouw Ashton, er een punt van te maken dat veilige landen waar wij als Europese Unie dienaangaande overeenkomsten mee gesloten hebben serieus werk maken van hun overnameverplichtingen. Alojz Peterle (PPE). – (SL) Mijnheer de Voorzitter, in de toekomst kunnen we alleen nog maar meer uitdagingen verwachten op het gebied van buitenlands beleid en veiligheid, waardoor de nadruk nog sterker komt te liggen op geloofwaardigheid. Zonder geloofwaardigheid kunnen we niet doeltreffend zijn. Geloofwaardigheid betekent in de eerste plaats dat we vast moeten houden aan onze waarden en beginselen. Mevrouw Ashton, ik ben het met u eens dat we de fundamenten waarop de Europese Unie is gebouwd niet mogen vergeten. Jaren geleden stelde de Unie de mens centraal. Laten we menselijke waardigheid en alle culturele identiteiten eren en laten we een grotere bijdrage leveren aan de interculturele dialoog. De wereld verwacht dat de Europese Unie een krachtiger rol speelt en geen 27 verschillende invullingen geeft aan haar buitenlands beleid. Meer eenheid houdt niet in dat we aan diversiteit hoeven in te boeten. Tot slot wil ik drie punten benadrukken: – Punt een: we moeten de impasse in Bosnië en Herzegovina dringend doorbreken, omdat er een nieuwe uitbarsting van geweld op de loer ligt; – Punt twee: we moeten dringend een manier vinden om een gemeenschappelijke en strategische betrekking met Turkije tot stand te brengen, waar vandaag amper nog over gesproken is; – Punt drie: ik ben blij uw vastberadenheid te zien met betrekking tot Kamp Ashraf; onze stem tegen het geweld tegen burgers moet daar en overal ter wereld luid en duidelijk overkomen. Alejo Vidal-Quadras (PPE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, op 29 juli 2009 vielen Irakese troepen op gewelddadige wijze het Iraanse vluchtelingenkamp Ashraf binnen en schoten en sloegen er elf vluchtelingen dood. Op 8 april van dit jaar vond nog een aanval plaats en daarbij werden vijfendertig mensen doodgeschoten of doodgereden door pantservoertuigen. Mevrouw Ashton, u bent maanden voordien al door leden van dit Parlement gewaarschuwd dat dit nieuwe bloedbad zou plaatsvinden. We hebben u daarom herhaaldelijk verzocht op te treden.
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Maandenlang heeft u onze waarschuwingen in de wind geslagen en pas na de ramp heeft u gereageerd. Hoewel een late reactie beter is dan geen enkele, zou de volgende aanval wel eens op een verschrikkelijk bloedbad kunnen uitlopen als u deze humanitaire crisis nu niet bovenaan uw prioriteitenlijst plaatst. Er is een oplossing, zoals de heer Stevenson heeft uitgelegd. Wij verwachten van u dat u onmiddellijk en doortastend maatregelen neemt om deze oplossing mogelijk te maken en wij zijn verheugd over uw belofte van hedenochtend. Drieduizend vierhonderd weerloze, door tanks omringde mannen en vrouwen hebben hun hoop op ons gevestigd. Zij vertrouwen erop dat wij handelen in overeenstemming met onze waarden. Het Parlement heeft alles gedaan wat het kon en zal dat blijven doen. Wij verzoeken u zich evenzeer in te spannen om hun levens te redden. Als u doet wat wij hopen, dan vindt u ons aan uw zijde. Zo niet, dan zullen uw geweten en dit Huis u daarvoor verantwoordelijk houden. Dominique Baudis (PPE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, de Europese Unie heeft Syrië eindelijk sancties opgelegd. Helaas heeft zij dit met enige aarzeling gedaan en er zorgvuldig voor gezorgd dat de leider van het Syrische bewind buiten schot blijft. Door dit gebrek aan doortastendheid en duidelijkheid voelen de betogers zich uiteraard in de steek gelaten en voelen de autoriteiten zich vrij om de protesten met nog meer geweld neer te slaan. Het geweld is dusdanig dat we ons niet kunnen voorstellen dat Syrië in de VN-Raad voor de mensenrechten kan worden gekozen, terwijl de Syrische autoriteiten de waarnemers van de VN op dit moment de toegang ontzeggen tot de stad Daraa, waar weerloze burgers het slachtoffer zijn van verschrikkelijk geweld. Syrië in de Raad voor de mensenrechten zou een belediging zijn voor de slachtoffers en hun families, en een aanmoediging voor dit regime om de eigen bevolking met grof geweld neer te slaan in weerwil van de waarden waarvan de Raad voor de mensenrechten de bewaarder moet zijn. Welnu, barones Ashton, wat voor diplomatieke mogelijkheden hebt u in gedachten om een dergelijke ramp te voorkomen? Anna Ibrisagic (PPE). – (SV) Mijnheer de Voorzitter, aangezien ik maar een minuut heb, zal ik het kort houden. Twee van mijn collega's hebben het conflict in Nagorno-Karabach en het feit dat de situatie daar steeds gecompliceerder wordt, al ter sprake gebracht. Alle berichten wijzen er ook op dat de situatie in de afgelopen weken dramatisch is veranderd. Gezien het feit dat er bepaalde militaire bewegingen kunnen worden waargenomen in de door Armenië bezette gebieden van Azerbeidzjan, met andere woorden Nagorno-Karabach, is mijn vraag of u, barones Ashton, op de hoogte bent van de ontwikkelingen op dit gebied en of u iets onderneemt om een mogelijke escalatie te voorkomen, niet alleen in dit conflict maar ook in de bezette gebieden van Georgië? Ik wil deze kwestie alleen inleidend bij u ter sprake brengen en zal u later ook een schriftelijke vraag hierover sturen. Dank u. Ana Gomes (S&D). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, hoe kan de EU de mensen rechtvaardigheid en bescherming bieden als zij de misdadigers die vluchtelingen in het Middellandse Zeegebied laten sterven niet opspoort en voor de rechter brengt? Mevrouw Ashton, Bashar al-Assad zou niet alleen boven aan de lijst moeten staan van degenen die aan EU-sancties onderworpen worden, maar hij moet ook op de lijst van misdadigers gezet
47
48
NL
Handelingen van het Europees Parlement
worden die zich voor het Internationaal Strafhof of voor een andere Europese rechter moeten verantwoorden voor de brute onderdrukking van het Syrische volk. Naast het kantoor in Benghazi, had de EU in Libië al lang een EUFOR-troepenmacht moeten inzetten, niet alleen met het oog op de humanitaire hulp aan de mensen die aangevallen worden (zoals in Misrata), maar ook om het wapenembargo aan de zee- of landgrenzen te handhaven conform de aanbeveling van dit Parlement. Daarvoor hebben wij geen nieuwe VN-resolutie of verzoek van de VN nodig; daarvoor is uitsluitend de politieke wil van de lidstaten vereist. Als u het initiatief neemt, mevrouw Ashton, om de regeringen van de lidstaten met hun verantwoordelijkheden te confronteren, zal dit Parlement u daarbij alle steun geven. Tot slot, aangezien verzoening tussen de Palestijnen een belangrijke stap vormt … (Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken) Antonyia Parvanova (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, terwijl de EU door de onrust in het Midden-Oosten en in Noord-Afrika gedwongen wordt om een grotere rol in het Middellandse Zeegebied te spelen, wil ik graag de kwestie van de tweede vloot naar Gaza aan de orde stellen. Wij weten allemaal wat het resultaat van de eerste vloot was en wat de gevolgen daarvan zijn geweest voor de besprekingen en de pogingen om het vredesproces in het Midden-Oosten weer op gang te brengen. Zoals u zelf al aangaf, mevrouw de vicevoorzitter/hoge vertegenwoordiger, twijfelt u eraan of een soortgelijk nieuw initiatief tot een positiever resultaat zal leiden. Ik zou u willen vragen of u ons kunt bijpraten over zowel de feitelijke humanitaire hulpbehoefte in Gaza als de goederen en steun die op dit moment via de bestaande grensovergangen vanuit Israël en Egypte in Gaza terechtkomen. Heeft u contact opgenomen, dan wel bent u voornemens om dat te doen, met de lidstaten en de Israëlische autoriteiten om de ontwikkelingen rondom dit initiatief te bespreken? Wellicht dat u dan ook een positieve bijdrage van de Europese Unie kunt voorstellen die tot een meer verantwoord resultaat zou kunnen leiden. Heidi Hautala (Verts/ALE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, mijn opmerkingen zijn aan het adres van mevrouw Ashton gericht. Geachte vicevoorzitter/hoge vertegenwoordiger, u heeft vanochtend overduidelijk kunnen horen dat het Parlement uw leidende rol volledig zal ondersteunen en van u verlangt dat u het initiatief neemt bij ons gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. U heeft ook de vele vragen van collega's gehoord over welke personen en welke lidstaten onze gemeenschappelijke inspanningen blokkeren. Gezien het feit dat de Europese Dienst voor extern optreden bezig is met het invoeren van zijn regels voor de toegang tot informatie en documenten, stel ik voor dat u van deze dienst een moderne organisatie maakt die toegankelijk is voor de burgers en die het buitenlands beleid niet ziet als iets wat uitsluitend het domein is van een aantal geheimzinnige diplomaten. Ik ben ervan overtuigd dat dit de beste manier is om onze gezamenlijke inspanningen voor een waarlijk gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid een impuls te geven. Peter van Dalen (ECR). - Voorzitter, mevrouw Ashton, we zien in het Midden-Oosten een grote bedreiging opkomen, we zien structurele achterstelling en discriminatie van christenen in verschillende islamitische landen. De christelijke gemeenschap in Irak is al meer dan gehalveerd. In Egypte zien we datzelfde gebeuren. Op de aloude gemeenschap van de kopten vinden aanslagen plaats, er zijn talloze dagelijkse pesterijen, gedwongen
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
huwelijken, en de bouw van kerken is vrijwel onmogelijk. Afgelopen februari hebben ik 60 kopten hier ontvangen en ze hebben geschreeuwd om hulp. Daarom twee voorstellen aan u, mevrouw Ashton. Maak de kopten topprioriteit in uw beleid. Hun systematische discriminatie moet worden gestopt. Ten tweede, op 20 januari hebben wij hier verzocht om een EU-strategie voor godsdienstvrijheid en een permanente monitoring van dat beleid. Wilt u dat alstublieft gaan realiseren? Graag uw reactie. Dank voor uw geduld. Ilda Figueiredo (GUE/NGL). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, met het gemeenschappelijk buitenlands, veiligheids- en defensiebeleid worden vooral de economische en geostrategische belangen van de Europese grootmachten verdedigd. Deze beleidsgebieden beginnen steeds meer te lijken op het beleid van de Verenigde Staten en de NAVO, en samenwerking en ontwikkelingshulp komen steeds meer op het tweede plan. De gevolgen hiervan zijn catastrofaal, zoals merkbaar is in Afghanistan, Palestina, Irak, Libië en andere landen. Over het algemeen overheerst een beleid waarbij met twee maten gemeten wordt en waarbij voorrang gegeven wordt aan de economische belangen van de Europese wapenproducenten, die miljoenen verdienen met de wapenverkoop aan dictators, die ze vervolgens inzetten om hun eigen volk of hun buurvolkeren af te slachten. Centrale vragen die voortvloeien uit dit debat zijn dus onder meer of het wapenverkoopbeleid nu eindelijk eens zal worden gewijzigd, en wat er precies zal worden ondernomen om een einde te maken aan het expansionistische en oorlogszuchtige beleid van Israël… (Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken) Jaroslav Paška (EFD). – (SK) Mijnheer de Voorzitter, barones Ashton, iedereen hier begrijpt dat we niet van u kunnen verwachten dat u uitgebreide veiligheidsoperaties in crisisgebieden over de hele wereld tot stand brengt in de korte tijd die is verstreken sinds uw functie in het leven is geroepen. Aan de andere kant heeft u vanuit uw functie volop mogelijkheden tot onderhandeling op alle plaatsen waar de EU een nuttige rol kan spelen middels haar adviezen en politieke invloed. Eén van de problemen die van directe invloed zijn op de EU en waarvoor een oplossing moet worden gevonden via gevoelige rondetafelonderhandelingen, is de bezetting van EU-grondgebied door het Turkse leger op Cyprus. Turkije is een bevoorrecht partner van de EU en verklaart, naar buiten toe, zeker geïnteresseerd te zijn in een volwaardig lidmaatschap van onze Europese groep. Ik ben daarom stellig van mening dat u volledig gebruik moet maken van de mogelijkheden die u door uw rol reeds ter beschikking heeft om deze netelige kwestie op te lossen, waar de EU direct bij betrokken is. Andrew Henry William Brons (NI). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het spreekt vanzelf dat het buitenlands en veiligheidsbeleid een onmiskenbare taak van een soevereine staat is. Door deze taak door een supranationale autoriteit te laten uitvoeren, wordt de essentiële kwestie van de betrekkingen tussen lidstaten genegeerd of gedevalueerd. Feitelijk wordt hiermee te kennen gegeven dat zij niet langer soevereine staten zijn. Er is niets mis met een EU-beleid dat erop is gericht om oorlogen in Europa te voorkomen, maar ik verwerp de veronderstelling dat het noodzakelijk is om onze soevereiniteit op te geven om dat doel te bereiken. Het zou ook de verantwoordelijkheid van elke Europese
49
50
NL
Handelingen van het Europees Parlement
staat moeten zijn om te waarborgen dat de grote Europese prestaties niet in de vergetelheid raken of verwateren. Agressieve oorlogen waarbij Europese landen geen legitiem belang hebben, moeten ten koste van alles worden voorkomen. Tegelijkertijd moeten wij ook niet vervallen in een soort "achter-de-coulissen"-agitatie door een hypocriete poging te ondernemen om de zogeheten "Europese waarden" in onvruchtbare grond te planten. Wij moeten voorkomen dat Europa een toevluchtsoord wordt van migrerende mensen uit de derde wereld. Hun culturen zijn het product van de eigen, unieke bevolking. Als wij de bevolking uit de derde wereld naar Europa halen … (Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken) Marco Scurria (PPE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil mevrouw Ashton bedanken voor haar relaas van vandaag. Ik wil de barones er echter op wijzen dat de publieke opinie zich helaas niet bewust is van de aanwezigheid van de Europese Unie. Zoals vele collega's al hebben benadrukt, bevindt ons buitenlands beleid zich nog in een beginstadium, zoals ook blijkt uit diverse gebeurtenissen die de afgelopen dagen hebben plaatsgevonden. Europa mag niet afwezig blijven in Kamp Ashraf: het is een kamp waar niet alleen het internationale beleid wordt gewogen, maar tevens de bescherming van mensenrechten. Wij hebben de plicht in dat deel van de wereld in te grijpen, evenals in Syrië. Dit land bevindt zich in een zeer ernstige situatie en de Europese Unie moet oog hebben voor de mensenrechten en de kans om een dictatoriaal regime omver te werpen..... (Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken) Boris Zala (S&D). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb slechts één opmerking: ik denk dat het steeds actievere buitenlandse beleid van Ankara nieuwe uitdagingen en mogelijkheden voor het Europese buitenlandse beleid met zich meebrengt. Mevrouw de hoge vertegenwoordiger, ik denk dat het nodig is om een geïnstitutionaliseerde dialoog in gang te zetten over belangrijke strategische kwesties zoals het energiebeleid, de stabiliteit op de Westelijke Balkan en in de Kaukasus, het nucleaire dossier van Iran en de tendens naar democratie die zich momenteel in het Midden-Oosten aftekent. Met name Turkije kan een constructieve rol spelen bij het ondersteunen van de EU om de voordelen van de recente democratische bewustwording in het Midden-Oosten te consolideren. Een dergelijke dialoog is echter geen vervanging, maar een aanvulling op en versterking van de toetredingsroute van Turkije. De Voorzitter. - Het woord is nu, voor de twee minuten die hij als rapporteur nog heeft, aan de heer Albertini. Gabriele Albertini, rapporteur . − (IT) Mijnheer de Voorzitter, in mijn eerste interventie had ik vier minuten tot mijn beschikking en heb ik er maar twee gebruikt. Nu ik nog twee minuten over heb, verzoek ik u mij toe te staan om vier minuten te gebruiken voor mijn laatste interventie. De Voorzitter. - U hebt helemaal gelijk dat u vier minuten hebt. Als u, zoals u zegt, twee minuten hebt gebruikt, hebt u er nog twee over. U hebt vier minuten voor uw verhaal.
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Gabriele Albertini (PPE). - (IT) Nee, mijnheer de Voorzitter, bij mijn eerste interventie heb ik twee minuten gesproken, terwijl ik vier minuten tot mijn beschikking had … De Voorzitter. - Mijnheer Albertini, u hebt vier minuten voor uw twee toespraken. U hebt hier twee van opgebruikt. Neemt u alstublieft het woord en we zullen flexibel zijn, maar ik wil uiteraard niet dat we in een situatie terechtkomen waarin niemand u kan horen. Ik wil graag dat u gehoord wordt, maar als we nog eens vijf minuten verspillen zal er helemaal niemand meer zijn die naar u luistert. Gabriele Albertini (PPE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, aangezien het mij niet gaat lukken in slechts twee minuten te zeggen wat ik te zeggen had, doe ik hierbij afstand van mijn interventiemogelijkheid. De Voorzitter. - Dank u wel, mijnheer Albertini. Wij zijn u allen erkentelijk en betreuren het dat we niet naar u kunnen luisteren. Roberto Gualtieri, rapporteur . − (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik geloof dat de heer Albertini gelijk heeft, omdat hij als rapporteur vier minuten tot zijn beschikking had voor zijn interventie en twee voor zijn repliek. Ik wil u er dan ook op wijzen dat hij zijn vier minuten spreektijd zou moeten krijgen. Wat mijzelf betreft, ben ik van mening dat dit een nuttig en belangrijk debat is geweest, dat aantoont hoezeer het Parlement verenigd is en hoezeer het bereid is om steun te verlenen aan een consistent en doeltreffend extern optreden van Europa. We hebben niet alleen klachten gehoord over de duidelijke tekortkomingen van Europa in bepaalde recente probleemsituaties, maar ook voorstellen gehoord voor een soort strategisch partnerschap tussen het Parlement en de andere instellingen om ervoor te zorgen dat Europa een geloofwaardige partner wordt op het vlak van veiligheid en defensie. Naar mijn mening is zo'n partnerschap niet alleen een kans, maar tevens een noodzaak. Als het namelijk juist is wat wij altijd zeggen, dat een geïntegreerde aanpak de grootste kracht is van Europa, dan hebben we om deze geïntegreerde aanpak te realiseren de steun van een orgaan nodig dat over duidelijke wetgevende en begrotingsbevoegdheden beschikt. Mede daarom denk ik wat we een evenwichtige oplossing moeten vinden voor interparlementaire samenwerking. Het debat heeft duidelijk gemaakt hoe we moeten handelen. Allereerst moeten we kijken welke mogelijkheden het Verdrag biedt, zoals permanente, gestructureerde samenwerking en artikel 44, dat de mogelijkheid biedt de uitvoering van een missie te delegeren aan bepaalde lidstaten, maar binnen een procedureel kader van de Europese Unie, wat iets anders is dan renationalisering. We moeten gebruik maken van de bestaande structuren, om te beginnen met de Europese Dienst voor extern optreden, en we moeten ambitieuze projecten ontwikkelen op het gebied van capaciteit. Uiteraard moeten we ook leiderschap kunnen bieden. Ik wil mevrouw Ashton bedanken voor haar inspanningen en voor de belangrijke uitspraken die zij heeft gedaan. Zoals zij ook heeft gezegd, is het een aantrekkelijke gedachte dat een kleine groep grote dingen kan bereiken. Europa is echter een beschaafde mogendheid die niet voor zijn verantwoordelijkheden mag weglopen. De Voorzitter. - Mijnheer Albertini, mijn verontschuldigingen. Ik weet nu precies hoe het zat. U had vier minuten plus twee. U hebt in uw eerste toespraak drie minuten gesproken. U hebt daarom nog drie minuten over en we zullen alle nodige flexibiliteit in acht nemen.
51
52
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Gabriele Albertini, rapporteur . − (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, tijdens een hoorzitting bij de commissie Buitenlandse Zaken stelde een lid van het Parlement de hoge vertegenwoordiger/vicevoorzitter een listige vraag. Hij vertelde dat Henry Kissinger, toen hij werd bekritiseerd om het isolationistische beleid van de Verenigde Staten, met name ten aanzien van de Europese Unie, antwoordde:"Er is geen collega-minister van Buitenlandse Zaken, noch een telefoonnummer dat ik kan bellen om met Europa te praten". Het Parlementslid vroeg barones Ashton vervolgens: "Is er nu wel een minister van Buitenlandse Zaken en een telefoonnummer waar men naartoe kan bellen?". Haar zeer Britse antwoord luidde: "Ja, ik ben degene die deze rol vervult, ook al word ik hoge vertegenwoordiger/vicevoorzitter genoemd in plaats van minister van Buitenlandse Zaken. Er is ook een telefoonnummer, maar met een antwoordapparaat dat zegt: "Toets 1 voor Groot-Brittannië, 2 voor Frankrijk, 3 voor Duitsland, etc. ..."". Mevrouw Ashton, u heeft de interventies van een groot aantal leden gehoord en ook mijn verslag bevat de volgende boodschap. U heeft te maken met meerdere stemmen in de wereld, maar naar die van ons, die van het Parlement, luistert u meer omdat wij te allen tijde een Europees beleid steunen, en niet alleen dat van de lidstaten, waarmee u te maken hebt in de Raad, of dat van de Commissie, waarmee u te maken hebt in de toepasselijke fora. Ik zou graag zien dat er een derde plek is, waar u uw derde loyaliteit tot uiting kunt brengen. Deze plaats bevindt zich midden in dit Huis, achter het spreekgestoelte, want u bent de Raad, de Commissie en tevens het Parlement. Ik denk dat het voor de democratische legitimiteit van ons buitenlands beleid, dat gericht is op en gecontroleerd wordt door de Europese burgers, van belang is deze dialoog te ontwikkelen en versterken. Wij zullen u helpen deze taak te vervullen. María Muñiz De Urquiza, rapporteur . − (ES) Mijnheer de Voorzitter, wat Kamp Ashraf betreft, staan wij volledig achter de veroordeling van de mensenrechtenschendingen in dat kamp. Deze veroordeling van de mensenrechtenschendingen mag echter nooit worden verward met politieke steun aan de beweging in Kamp Ashraf. Er is een democratische oppositie in Iran, die wordt vertegenwoordigd door de Groene Beweging, door verschillende fracties in de Groene Beweging, en de veroordeling van mensenrechtenschendingen mag in geen geval worden verward met politieke steun aan deze beweging. Daarnaast verzoek ik de vicevoorzitter van de Commissie en hoge vertegenwoordiger om, wanneer zij dat onderzoek naar de situatie in Kamp Ashraf begint, ook de mensenrechtenschendingen van de Volksmujahedeen tegen de bevolking onderzoekt, die organisaties als Human Rights Watch hebben gezien en vastgelegd. Mevrouw Ashton, wat mijn verslag betreft, zou ik graag zien dat u in het bijzonder nota neemt van paragraaf 6, waarin wordt verzocht om de opstelling van een witboek, met een strategische focus op de rol van de Europese Unie in internationale organisaties tot en met 2020. Ik wil de schaduwrapporteurs bedanken voor hun bijdrage aan de voorbereiding en opstelling van dit verslag. Ik betreur het feit dat sommige ongelooflijk bekrompen personen in dit Parlement hebben belet dat ik in mijn verslag een academische organisatie noem die met een studie het fundament heeft gelegd voor dit verslag. Het gaat om de Fundación Alternativas, die mij, de schaduwrapporteurs en het secretariaat heeft voorzien van een
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
goede basis voor ons werk aan dit verslag. Ik hoop dat het verslag een nuttige en stimulerende bijdrage zal leveren aan de politieke herdefiniëring van de rol van de Europese Unie in internationale organisaties. De Voorzitter. - Ik wil de heer Stevenson graag zeggen dat er, voordat ik in de voorzittersstoel plaatsnam, is besloten in dit debat geen gebruik te maken van de "blauwe kaart"-procedure, juist om ervoor te zorgen dat alle leden die om het woord hebben verzocht aan bod te kunnen laten komen. Catherine Ashton, vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de geachte afgevaardigden graag bedanken voor een bijzonder veelomvattend debat. Mijnheer Albertini, ik ga met plezier overal staan zo lang het maar in deze ruimte is – ik heb het vermoeden dat er een paar mensen zijn die liever zouden zien dat ik hier niet was – en het doet mij bijzonder veel genoegen om vanaf het spreekgestoelte het woord tot u te richten; dat is toch de meest voor de hand liggende plaats van de twee. Ik heb heel veel waardering voor het werk dat u, mijnheer Albertini, en de overige rapporteurs hebben geleverd. Dat werk heeft naar mijn idee zeer nuttige verslagen opgeleverd met het oog op de beoordeling van de reikwijdte van het Europese optreden. Ik wil echter wel graag zeggen dat er van meer samenhang sprake is dan toehoorders van dit debat misschien zouden denken. Wij beschikken over sterke gezamenlijke standpunten over het buitenlands beleid met betrekking tot een breed scala aan onderwerpen, variërend van onze grote aandacht voor de mensenrechten en het specifieke werk dat wij in verband met het Midden-Oosten verrichten tot aan de activiteiten in ons nabuurschap met betrekking tot Servië/Kosovo en Bosnië. En dan hebben wij nog ons standpunt over Afrika, waar zich in Ivoorkust nu het begin van een oplossing begint af te tekenen; de situatie in Oeganda is daarentegen op dit moment zorgwekkend. Deze standpunten worden allemaal nader uitgewerkt met de 27 ministers van de Raad Buitenlandse Zaken die alle lof verdienen. Naar mijn idee zetten wij lijnrecht koers naar een grotere samenhang. Er moet nog veel gebeuren – dat zal ik niet ontkennen – en ik weet dat u graag zou zien dat wij nog veel meer zouden doen. We mogen echter niet vergeten wat we al allemaal hebben bereikt en dat wij aan een reis zijn begonnen om onze doelstellingen te verwezenlijken. Sta mij dus toe om die ministers alle lof toe te zwaaien, mede omdat zij vaak ook namens ons allen het woord voeren; wij kunnen niet overal in de wereld tegelijk aanwezig zijn. Op dit moment brengen ministers van Buitenlandse Zaken in verschillende delen van de wereld namens mij, namens de Europese Unie, een boodschap over. Dat is ook een belangrijk aspect van het werk dat wij doen. Sta mij toe om daarnaast op te merken dat wij vrijwel altijd als eerste verklaringen afleggen, wij zijn de eersten die zeggen wat er naar ons idee zou moeten gebeuren. Het was mijn bureau dat de officieuze nota over sancties tegen Syrië heeft opgesteld; wij nemen het voortouw. Er wordt niet altijd verslag van gedaan, moet ik zeggen (de media in de Europese Unie besteden er niet altijd aandacht aan), maar wij zijn in feite wel degelijk de eerste die met verklaringen komen. Wij leggen honderden verklaringen af om consequent op het belang te wijzen van wat wij allemaal doen; en consequentheid is een essentiële factor bij het onderwerp dat wij hier vandaag bespreken. In de loop van ons debat is de nadruk op bepaalde delen van de wereld gelegd. In de daaropvolgende interventies hebben afgevaardigden een breed scala aan kwesties aan de orde gesteld waar wij nog steeds een oplossing voor moeten vinden.
53
54
NL
Handelingen van het Europees Parlement
De heer Salafranca heeft gesproken over wat er in het weekend met de heer Soto in Cuba is gebeurd en daar wordt op dit moment zorgvuldig naar gekeken. Wij hebben om meer informatie over deze zaak verzocht omdat het onmiskenbaar om een onderwerp gaat dat van buitengewoon groot belang is Een aantal afgevaardigden heeft vragen over Gaza gesteld: of bijvoorbeeld gewaarborgd is dat de hulp ook daadwerkelijk ter plaatste arriveert of dat wij de mensen in Gaza zullen blijven steunen? Die steun wordt voortgezet, maar wij zijn wel nog in een dialoog verwikkeld om die steun te intensiveren en te verbeteren. Dan zijn er ook nog de gebeurtenissen in Nagorno-Karabach tussen Azerbeidzjan en Armenië. Wij zijn met beide partijen in gesprek en we zijn voornemens om Frankrijk te ondersteunen bij zijn pogingen om vooruitgang in dit proces te boeken. In Albanië voeren we besprekingen met de minister-president en met de oppositie om weer beweging in de dialoog te krijgen. En dan is er uiteraard Afrika. Ik heb al twee Afrikaanse landen genoemd, maar we zouden over veel meer landen op dit continent kunnen praten, zeker ook over wat zich op dit moment allemaal in Soedan afspeelt. In dat verband is het belangrijk dat wij waarborgen dat de zelfstandigheid van Zuid-Soedan een optimale kans van slagen heeft. Verder is er nog Oekraïne, een belangrijk buurland, dat werd genoemd door de heer Saryusz-Wolski als ik het goed heb en ook door een paar andere afgevaardigden. We moeten veel dingen doen en we moeten ze allemaal blijven doen. Ik kan u alleen maar op het hart drukken, geachte afgevaardigden, dat het belangrijk is dat u dat onderkent. Sta mij toe om in de paar minuten die ik nog heb, een aantal mythen die de kop hebben opgestoken, uit de wereld te helpen. Ik heb geen interesse in een zetel in de Veiligheidsraad. Ik ben op zoek naar een adequate status voor de EU in de algemene vergadering van de VN. Dat is gelukt, zonder enige tegenstem. Zoals de geachte afgevaardigden ongetwijfeld weten, is daarvoor veel werk verzet. Ik bedank iedereen die hierbij betrokken is geweest, omdat wij nu een krachtiger stem kunnen laten horen. Ik denk dat het ook belangrijk is dat we aandacht besteden aan wat er nu concreet met betrekking tot het GVDB gebeurt; laten wij ons niet onledig houden met beschrijvingen die niet kloppen. Alleen al in Libië zijn wij er door onze steun in geslaagd om ervoor te zorgen dat 55 000 mensen weer naar huis konden. Ik heb mij in de Europese Raad trouwens niet verzet tegen een "no-fly"-zone en minister-president Cameron kan dat bevestigen; dat heb ik helemaal niet gezegd. Ik heb gezegd dat als dit effectief en snel moet gebeuren, dat het dan belangrijk is dat dit gebeurt door degenen die ook in staat zijn om snel te handelen. Wat onze delegaties betreft, ben ik er voorstander van om voort te bouwen op wat wij al hebben, zowel bij het openen van onze delegatie in Benghazi als bij de activiteiten die wij in Irak uitvoeren. Wij moeten dit echter niet uitspelen tegen de gebeurtenissen in andere landen, zoals de Bahama's. De staf op de Bahama's bestaat uit ontwikkelingsmedewerkers van de Commissie die zich bezighouden met plattelandsprogramma's op landbouwgebied voor een deel van de armste mensen in dat land. Naar mijn idee moeten wij dit dan ook niet zien als een "of/of"-keuze. Geachte afgevaardigden, wij moeten onze uiterste best doen om landen over de hele wereld te ondersteunen. Dat betekent dat ik eindig zoals ik begonnen ben, door te zeggen dat we geen gebrek aan ambitie hebben, maar dat we de middelen nodig hebben om onze taken
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
adequaat uit te voeren, dat we consequent moeten kunnen handelen en dat we onze activiteiten verder moeten ontwikkelen en verbeteren; dat is dan ook precies wat we zullen gaan doen. We zullen dat echter doen door de 27 leden van de Europese Unie op onze reis mee te nemen, waarbij we soms de leiding nemen, soms een duwtje in de goede richting geven en soms zullen samenwerken. Daarbij is uw steun van onschatbare waarde. (Applaus) De Voorzitter. - Het debat is gesloten. De stemming over de drie verslagen vindt vandaag om 12.30 uur plaats. (De vergadering wordt enige ogenblikken onderbroken) Schriftelijke verklaringen (artikel 149) Elena Băsescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Ik wil mijn collega, de heer Albertini, gelukwensen met zijn grondige verslag. Opnieuw gaat het over onderwerpen waar een actievere betrokkenheid van de EU nodig is. Ik noem hier het Oostelijk Partnerschap en de Synergie van het Zwarte Zeegebied. Deze twee initiatieven spelen een cruciale rol bij de versterking van de relaties met de staten in de onmiddellijke nabijheid en in termen van energiezekerheid. De organisatie van een topontmoeting dit najaar voor het Oostelijk Partnerschap en de Parlementaire Vergadering Euronest zijn veelbelovende tekenen dat deze richtsnoeren ten uitvoer worden gebracht. Het versterken van de relaties met de Republiek Moldavië hoort ook bij de gemeenschappelijke prioriteiten voor het buitenlands beleid, met het oog op de ondertekening van de associatieovereenkomst met de EU. Het noemen van dit punt zal zorgen voor vooruitgang in de onderhandelingen tussen beide zijden. Ik wil hier in het Parlement benadrukken hoe belangrijk het is om onopgeloste conflicten te beslechten, met name het conflict in Transnistrië. Ik verwelkom deze stap, vooral na de mislukte dialoog in Wenen afgelopen maand. Ik steun voortzetting van de onderhandelingen in de samenstelling vijf plus twee. Proinsias De Rossa (S&D), schriftelijk. – (EN) Europa mag de Palestijnse bevolking niet nog een keer laten zakken. Nu er een onverwachte verzoeningsovereenkomst is gesloten tussen Fatah en Hamas om onder andere een technisch, niet-partijgebonden overgangsregering te creëren en vervroegde verkiezingen te houden, moet Europa deze kans grijpen om een positieve rol in de regio te spelen. Dat kan door een samenwerking aan te gaan met de overgangsregering die in de komende dagen geformeerd zal worden, door het ondersteunen van de vervroegde verkiezingen, en door met name de uitslag van de verkiezingen volledig te respecteren en samen te werken met de nieuwe regering die op basis van de verkiezingsuitslag gevormd zal worden. Europa kan niet aan de ene kant samenwerken met de democratische bewegingen in Libië, Syrië, Tunesië en Egypte en aan de andere kant weigeren om samen te werken met een regering die op democratische wijze door de Palestijnse burgers is gekozen. De eerste reactie van Israël op de verzoening – het inhouden van belastingen die bestemd zijn voor de Palestijnse Autoriteit – is onrechtmatig en mogelijk catastrofaal voor het vredesproces, waardoor de inspanningen van minister-president Salem Fayyad om een nieuwe staat op te bouwen, gevaar lopen. De EU moet het verlies aan inkomsten volledig compenseren door duidelijk te maken dat wij dat geld van Israël terug zullen vorderen door voor eenzelfde bedrag de middelen te bevriezen
55
56
NL
Handelingen van het Europees Parlement
die de EU aan Israël verschuldigd is totdat er een einde wordt gemaakt aan deze schending van het internationaal recht. Ágnes Hankiss (PPE), schriftelijk. – (EN) In 2010 heb ik een schriftelijke vraag aan commissaris Malmström gesteld over de actie die de Commissie ondernomen had om de rol van non-gouvernementele organisaties in kaart te brengen bij de financiering van terrorisme. Die zaak staat nu weer in de schijnwerpers doordat de organisatoren van de vloot van vorig jaar voornemens zijn om hun actie te herhalen op de verjaardag van het incident en doordat afgevaardigden van de GUE-Fractie en de Verts/ALE-Fractie hierover op 10 mei een hoorzitting in dit Parlement hebben georganiseerd. Als wij Europeanen vrede, democratisering in het Midden-Oosten, het uitbannen van armoede en de ontwikkeling van aanvaardbare levensomstandigheden in Gaza als ons ultieme doel beschouwen, dan is een vloot niet het geschikte middel om die nobele doelstelling te bevorderen, zoals ook al eerder vandaag door vicevoorzitter/hoge vertegenwoordiger Ashton is opgemerkt. Wij kunnen iets geen humanitaire actie noemen als die actie niet noodzakelijkerwijs ook een humanitair karakter heeft. Rechter Bruguière, de gewaardeerde en erkende deskundige op het gebied van terrorismebestrijding, heeft aangetoond dat de organisator van de vloot, IHH, banden met al-Qaeda heeft onderhouden. De parapluorganisatie van IHH, Union of Good, ondersteunt de activiteiten van extremistische radicalen door wapens aan hen te verkopen. Ik verzoek mijn collega-afgevaardigden dan ook om de crisis in het Midden-Oosten niet voor hun eigen politieke doelstellingen te gebruiken die niets met het vredesproces van doen hebben. Daarnaast vraag ik hun hun vooringenomen attitude te laten varen die heel veel weg heeft van de taal en het mechanisme van de communistische en Sovjet-attitude ten opzichte van Israël. Jiří Havel (S&D), schriftelijk. – (CS) In de ontwerpresolutie komt duidelijk naar voren dat er nog altijd ernstige tekortkomingen bestaan ten aanzien van de tenuitvoerlegging van de desbetreffende bepalingen van het Verdrag van Lissabon. Het ziet er niet goed uit voor de lidstaten wanneer het Europees Parlement (EP) de Europese Raad "oproept" om een "Europees buitenlands beleid" uit te werken, of wanneer het de Europese Raad oproept om "deze taak uit te voeren door een politieke dialoog met het Europees Parlement aan te gaan". Hadden we nu reeds over een strategie voor het Europees buitenlands beleid beschikt, dan zou de EU wat dat betreft veel evenwichtiger in elkaar zitten. Denkt u daarbij bijvoorbeeld aan de bewegingen in de Arabische wereld en de dubbele of soms zelfs driedubbele standaarden waarmee de landen van deze regio bejegend worden. Ook de door de EU ingenomen standpunten ten aanzien van de toenemende turbulentie op de Balkan zijn problematisch. De EU heeft de "sleutel" tot deze regio nog niet gevondenen en van een systematische aanpak is geen enkele sprake. Dat leidt er onder meer toe dat het prestige van de EU alsook de aantrekkelijkheid van het lidmaatschap van de EU zich in de landen van de Westelijke Balkan in een vrije val bevinden. De ideeën van Valentin Inzko, hoge vertegenwoordiger van de internationale gemeenschap en speciaal vertegenwoordiger van de EU voor Bosnië en Herzegovina, vermogen niets om de situatie op te lossen, maar zullen eerder het tegenovergestelde bereiken. Danuta Jazłowiecka (PPE), schriftelijk . – (PL) In de afgelopen week heeft een bijzonder belangrijke gebeurtenis plaatsgevonden. Na lang onderhandelen hebben we onze partners van de Verenigde Naties er eindelijk van weten te overtuigen om de EU een nieuwe status te geven binnen die organisatie. Dit is een groot succes, temeer omdat de Algemene Vergadering zich in eerste instantie tegen die ontwikkeling heeft verzet. Laten we echter niet te vroeg juichen en denken dat de Unie vanaf nu bij de Verenigde Naties een uniform
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
standpunt zal presenteren. Het feit dat de voorzitter van de Europese Raad of de hoge vertegenwoordiger nu namens ons mag spreken, betekent nog niet dat de lidstaten in staat zijn om een gezamenlijk standpunt te presenteren over bijzonder controversiële onderwerpen. Het voorbeeld van Libië toont aan dat onze verdeeldheid groot is, zelfs wanneer het gaat om voor de hand liggende zaken zoals bescherming van de burgerbevolking. Het moet duidelijk worden gezegd dat dit besluit van de VN geen enkele betekenis heeft zonder de politieke wil van de lidstaten. Ik kan het daarom niet eens zijn met de uitspraak van mevrouw Ashton dat de wereld vanaf nu één duidelijk EU-geluid zal horen. Ik ben bang dat we in plaats daarvan nog heel lang vele stemmen zullen horen, omdat het uniforme standpunt van de EU zal worden ondermijnd door de permanente leden van Veiligheidsraad, maar ook door het voorzitterschap, dat na het Verdrag van Lissabon nog steeds bezig is om zijn plaats te vinden. Op welke manier is mevrouw Ashton van plan om een uniform EU-geluid bij de VN te ontwikkelen en hoe is zij van plan om een positief imago van de EU binnen die organisatie op te bouwen? Tunne Kelam (PPE), schriftelijk. – (EN) Ik ben hoopvol gestemd door de aanpak van de vicevoorzitter/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid; zij beseft namelijk dat, naast verklaringen, acties van doorslaggevend belang zijn. Ik wil u graag op het advies van Joseph Daul wijzen, mevrouw Ashton: als u geen angst toont, kunt u verzekerd zijn van de steun van dit Parlement. Het is onze gezamenlijke verantwoordelijkheid om autoritaire heersers ervan te overtuigen dat wij onze fundamentele waarden serieus nemen. Dat betekent in de eerste plaats conditionaliteit: de bereidheid om niet alleen voorstellen en dringende verzoeken te doen, maar ook pijn te doen, dat wil zeggen om concrete sancties in te stellen tegen regimes die niet eens het leven van hun eigen burgers respecteren. Ik ben het ermee eens dat sancties tegen Syrië op honderden mensen betrekking moeten hebben, en niet slechts dertien man. Ik dank u voor uw veroordeling van het bloedbad in Kamp Ashraf op 8 april 2011. Ik dring er met klem bij u op aan dat u in dit verband nota neemt van de duidelijke boodschap die het Europees Parlement in april 2009 heeft gegeven: wij hebben een duidelijk en overtuigend signaal nodig dat de EU daadwerkelijk belangstelling toont voor de levens van 34 ongewapende leden van de Iraanse oppositie en dat zij de brute aantasting van hun rechten en waardigheid niet langer tolereert. Ik verzoek de Commissie dan ook om de leiding te nemen bij de voorgestelde hervestiging. Jaromír Kohlíček (GUE/NGL), schriftelijk. – (CS) Het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid zorgt keer op keer voor problemen in de EU. Enerzijds zijn de grote lidstaten van oudsher gewend om te vertrouwen op hun eigen kracht, waarbij voornamelijk Frankrijk en Groot-Brittannië zich nog steeds als grootmachten beschouwen. Dat blijkt wel uit de manier waarop zij omgaan met problemen in de internationale arena. De laatste jaren zijn zij bij conflicten al snel geneigd voor een militaire oplossing te kiezen, ongeacht de aard van het conflict. Ze verkiezen militaire interventies boven vreedzame oplossingen. Ik denk dat er alle reden is om te vrezen dat de wereld van vandaag op weg is naar multi-polariteit, terwijl juist een vreedzaam buitenlands beleid met het internationaal recht en het VN-Handvest strookt. De wereld zou al zijn inspanningen op de bestrijding van de armoede, het analfabetisme en andere ernstige problemen moeten richten en zich niet moeten verlustigen aan militaire avonturen, zoals meest recentelijk in Libië. Daartoe zijn wapenbeheersing en ontwapening, met inbegrip van een algemene overeenkomst over de ontmanteling van kernwapens, onontbeerlijk. Bijstand bij de aanpak van gevolgen van rampen dient een belangrijk onderdeel te zijn van het buitenlands beleid van de EU. Bij
57
58
NL
Handelingen van het Europees Parlement
deze operaties mogen geen militairen worden ingezet. De inzet van de politiemacht is uitsluitend mogelijk in extreme gevallen, en wel op basis van een VN-resolutie, ten behoeve van de bescherming van mensen die werkzaam zijn in de sociale sector, de gezondheidszorg en de publieke dienstverlening, alsook ten behoeve van de opleiding van de politie. Het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid dient uiterst strikt te worden gescheiden van de NAVO. Om alle genoemde redenen weigert de Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links voor dit verslag te stemmen. Mariya Nedelcheva (PPE), schriftelijk. – (FR) Een week geleden heeft de Algemene Vergadering van de VN de EU toestemming gegeven om bij de VN-vergaderingen met één stem te spreken. Van nu af aan kunnen hooggeplaatste vertegenwoordigers van de EU de boodschappen van die EU aan het hoogste internationale orgaan overbrengen. Dit besluit is een belangrijke stap voorwaarts in de tenuitvoerlegging van het Verdrag van Lissabon. Maar het is niet genoeg. De EU heeft behoefte aan een echte strategie om ervoor te zorgen dat ze de bevoegdheden die ze via het Verdrag van Lissabon heeft ontvangen ook werkelijk kan uitoefenen. Of het nu gaat om de Veiligheidsraad, de Raad voor de mensenrechten, de NAVO, de WHO of de G20 – de EU mag zich niet langer bescheiden opstellen. Sterker nog, we zouden het voortouw moeten nemen bij de totstandbrenging van een mondiaal parlementair stelsel. Diplomatie op hoog niveau is nodig, maar ze moet wel afgestemd zijn op de wil van het volk. En hoe kunnen we dat beter bewerkstelligen dan door de burgers van de gehele wereld het recht te geven om in de VN vertegenwoordigd te worden? We hebben het Europees Parlement, maar we hebben ook regionale parlementen, zoals de paritaire parlementaire vergadering ACS-EU. En nu hebben we behoefte aan een wereldparlement. Mevrouw Ashton, de Europese Unie moet ambitieus zijn. Ik hoop dat dit voorstel in uw witboek zal worden overgenomen. Kristiina Ojuland (ALDE), schriftelijk. – (EN) In de eerste plaats wil ik mijn oprechte dank overbrengen aan mevrouw Ashton voor de onvoorwaardelijke steun die de EU aan Estland heeft gegeven bij het oplossen van de gijzelingscrisis in Libanon. De ontvoerde Estlanders zijn echter nog steeds in handen van hun ontvoerders Wij zouden u dan ook dankbaar zijn indien u uw steun zou willen voortzetten en zich blijft inspannen om deze situatie tot een oplossing te brengen. Wat de toekomst van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid betreft, roep ik op tot meer samenhang en meer consistentie in de aanpak van niet-democratische regimes. We hebben Belarus sancties opgelegd, maar dat hebben we niet gedaan met betrekking tot de zaak-Magnitski in Rusland, hoewel het Europees Parlement hierop wel degelijk heeft gewezen in het jaarverslag over de mensenrechten in de wereld (2009) en in het beleid van de Europese Unie ten aanzien van deze kwestie. Wij zijn nog steeds voorstander van het "één China"-beleid, gezien het feit dat Peking onlangs zowel in Tibet als in de regio van de Oeigoeren nog repressiever en gewelddadiger is geworden. In plaats van te flirten met Peking, zouden wij er ook naar moeten streven om een vrijhandelsovereenkomst met Taiwan, een welvarend, democratisch land, te sluiten. Het "één China"-beleid is verouderd en ondermijnt het morele imago van de Europese Unie. Laten wij ons beleid dan ook op onze waarden afstemmen. Ioan Mircea Paşcu (S&D) , schriftelijk. – (RO) Het Verdrag van Lissabon geeft ons een grote kans om vooruitgang te boeken op defensie- en veiligheidsgebied. Dit is echter niet genoeg, zoals blijkt uit de gegevens. Ondanks de relatief talrijke operaties bestaat er nog steeds een duidelijke scheiding tussen de instrumenten waarmee we ons uitrusten – denk
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
bijvoorbeeld aan de gevechtsgroepen – en de geïmproviseerde verzameling van nationale middelen die we in werkelijkheid gebruiken wanneer de EU moet ingrijpen. Neem bijvoorbeeld Libië: door gebrek aan politieke consensus en geschikte militaire middelen moest er een 'coalitie van bereidwilligen' worden gevormd, een concept waar wij fel op tegen waren toen anderen het gebruikten, en de NAVO moest worden ingeschakeld om de leiding te nemen! Libië heeft ons GVDB in feite volledig buitenspel gezet, juist toen er behoefte aan was en het de kans had om zich in de praktijk te bewijzen. Ik ben daarom van mening dat we opnieuw naar het GVDB moeten kijken om te bepalen hoe dit een werkelijk functioneel concept kan worden op politiek en militair vlak, opdat het ons de volgende keer niet in de steek zal laten zoals nu het geval is geweest. Sirpa Pietikäinen (PPE), schriftelijk. − (FI) Ons gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid bevindt zich in een overgangsfase. Dankzij het Verdrag van Lissabon kunnen de buitenlandse betrekkingen van de Europese Unie zich ontwikkelen op een manier die voorheen niet mogelijk was. De vorderingen verlopen tot nu toe echter nogal traag. Onze gemeenschappelijke Europese waarden bieden ons echter de mogelijkheid om een Europees buitenlands beleid op te bouwen dat gebaseerd is op duurzame ontwikkeling en mensenrechten. We hebben een duidelijke Europese agenda voor buitenlandse betrekkingen nodig, waarmee de Europese Unie doelbewust een mondiaal beleid gebaseerd op multilateralisme kan bevorderen. Essentiële elementen in dat beleid zijn steun voor het werk van de VN en verheldering van het beleid van de Europese Unie ten aanzien van de VN. Cristian Dan Preda (PPE), schriftelijk. – (RO) De situatie in Syrië is zeer zorgwekkend. We beschikken niet over volledige, betrouwbare informatie omdat de buitenlandse pers de toegang is geweigerd. De onderdrukkende maatregelen van het regime-Assad worden echter scherper en hebben nu al geleid tot de moord op 600 tot 700 burgers en de arrestatie of verdwijning van nog eens 8 000 mensen, uitgaande van cijfers van ngo's. De Syriërs zijn al bijna twee maanden aan het demonstreren en zij moeten niet alleen worden gelaten in hun strijd voor democratie. Brute onderdrukking is onacceptabel en moet worden beëindigd. De EU moet een leidende rol spelen bij het zoeken naar een snelle oplossing. Daarom verwelkom ik de sancties die de Raad begin deze week heeft ingesteld tegen het Syrische regime. We moeten echter meer doen, in samenwerking met de partners van de Unie, om de Syrische autoriteiten aan te sporen de onderdrukking te stoppen. Assad is geïsoleerd. Alleen het regime-Kadhafi veroordeelt momenteel "de internationale samenzwering tegen de Syrische nationale veiligheid", wat veel zegt over de situatie in Syrië. Tot slot wil ik benadrukken dat de aanvraag van Syrië voor een zetel in de VN-Mensenrechtenraad onacceptabel is. Traian Ungureanu (PPE), schriftelijk. – (EN) De aanhoudende gewelddadige acties tegen de koptische kerk in Egypte en tegen christenen in het Midden-Oosten vereisen een directe reactie van de Europese Unie. Er is immers sprake van bedreiging van een essentieel deel van het christelijk-Europese erfgoed. Honderdduizenden mensen worden vervolgd vanwege hun religieuze overtuiging. De nieuwe Egyptische autoriteiten hebben geprofiteerd van een wijdverbreide sympathie en directe communautaire financiële en politieke steun. Nu er kerken in brand zijn gestoken en christenen zijn vermoord tijdens een nieuwe golf aanvallen is het echter tijd dat de EU de Egyptische autoriteiten ondubbelzinnig kenbaar maakt dat zij zelf verantwoordelijk zijn voor de binnenlandse veiligheid en voor de bescherming van de rechten en de bestaansmiddelen van alle Egyptische burgers. De vermoedens dat de Egyptische autoriteiten hun ogen hebben gesloten voor het geweld
59
60
NL
Handelingen van het Europees Parlement
tegen aanhangers van bepaalde religies, of dit geweld zelfs hebben aangemoedigd, moeten door die autoriteiten ontkracht worden door een duidelijke toezegging dat de christelijke gemeenschap in Egypte niet hoeft te vrezen voor haar veiligheid. De EU moet de Egyptische autoriteiten om uitleg vragen en duidelijk maken dat nog meer geweld aanleiding zal zijn voor het stopzetten van de Europese financiële en humanitaire steun. Deze ondubbelzinnige waarschuwing dient niet alleen als voorwaarde opgenomen te worden in alle bestaande overeenkomsten, maar ook in alle toekomstige overeenkomsten met regeringen in het Midden-Oosten. Zbigniew Ziobro (ECR), schriftelijk . – (PL) In januari, tijdens het debat over de situatie in Tunesië en Egypte en de vrijheid van godsdienst, heb ik de dramatische situatie van christenen in de Arabische landen aan de orde gesteld, in het bijzonder de religieuze onderdrukking van de koptische christenen in Egypte. Ik heb gewezen op de radicalisering van de islam die zijn agressie richt op de volgelingen van Christus. We zien nu dat mijn bezorgdheid gerechtvaardigd was. In het drama van de Egyptische christenen en het zwijgen van internationale organisaties vormen de schermutselingen bij de St. Menaskerk slechts het topje van de ijsberg. In dit verband is het goed twee gebeurtenissen die door het Parlement en mevrouw Ashton zijn genegeerd in herinnering te roepen, namelijk de aanvallen op het Sint-Bishoyklooster in maart, toen het Egyptische leger een klooster vol vluchtelingen uit Caïro heeft beschoten, en de activiteiten van de streng islamitische salafisten. Die hebben in april een serie aanvallen uitgevoerd op christelijke gebouwen in Beni Ahmad en de plaatsen Bashtil en Kamadir. Het is duidelijk dat de Europese Unie nog steeds niet in staat is om een samenhangende strategie te formuleren om te reageren op schendingen van de mensenrechten in Azië en Noord-Afrika en om deze in de toekomst te voorkomen. We moeten meer druk uitoefenen op de Egyptische autoriteiten om de kopten te beschermen. Verder is het essentieel om de sectie voor de bestrijding van religieuze intolerantie in het kader van het subcomité politieke zaken van de Europese Dienst voor extern optreden te versterken, vooral met betrekking tot de vervolging van christenen. VOORZITTER: STAVROS LAMBRINIDIS Ondervoorzitter 5. Stemmingen De Voorzitter. – Wij gaan nu over tot de stemming. (Uitslag en andere bijzonderheden van de stemming: zie notulen) 5.1. Vermeldingen of merktekens die het mogelijk maken de partij waartoe een levensmiddel behoort te identificeren (A7-0095/2011, Sajjad Karim) (stemming) 5.2. Onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten op het gebied van de meeteenheden (A7-0089/2011, Sajjad Karim) (stemming) 5.3. Het toegestane geluidsniveau en de uitlaatinrichting van motorvoertuigen (A7-0093/2011, Sajjad Karim) (stemming) 5.4. Kantelbeveiligingsinrichtingen voor land- of bosbouwsmalspoortrekkers op wielen (A7-0098/2011, Sajjad Karim) (stemming)
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
5.5. Bedieningsorganen van landbouw- en bosbouwtrekkers op wielen (A7-0090/2011, Sajjad Karim) (stemming) 5.6. Reminrichtingen van landbouw- en bosbouwtrekkers op wielen (A7-0092/2011, Sajjad Karim) (stemming) 5.7. Bedieningsruimte, de toegankelijkheid van de cabine alsmede deuren en ramen van landbouw- en bosbouwtrekkers op wielen (A7-0096/2011, Sajjad Karim) (stemming) 5.8. Kantelbeveiligingsinrichtingen aan de achterzijde op land- of bosbouwsmalspoortrekkers (A7-0101/2011, Sajjad Karim) (stemming) 5.9. Accijns op tabaksfabrikaten (A7-0100/2011, Sajjad Karim) (stemming) 5.10. Denominaties en technische specificaties van voor circulatie bestemde euromuntstukken (A7-0102/2011, Sajjad Karim) (stemming) 5.11. Textielvezelbenamingen en desbetreffende etikettering van textielproducten (A7-0086/2011, Toine Manders) (stemming) – Vóór de stemming Toine Manders, rapporteur . − Voorzitter, wij zijn een joint statement overeengekomen met de Raad; minister Györi die hier gisteravond nog wel kon spreken, heeft mij gevraagd deze voor te lezen, omdat zij last heeft van haar stem. Het zijn vier regels: (EN) Een gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement en de Raad. "Het Europees Parlement en de Raad hechten veel belang aan het verstrekken van accurate informatie aan consumenten, met name wanneer producten op de markt worden gebracht met een aanduiding van hun oorsprong om hen te beschermen tegen frauduleuze, onnauwkeurige of misleidende claims. Het gebruik van nieuwe technologieën, zoals de elektronische etikettering (waaronder radiofrequentie-identificatie), kan nuttig zijn om dergelijke informatie te verschaffen, terwijl tegelijkertijd gelijke tred wordt gehouden met de technische ontwikkeling. Het Europees Parlement en de Raad verzoeken de Commissie om bij het opstellen van het verslag uit hoofde van artikel 24 bis van de verordening rekening te houden met hun gevolgen voor eventuele nieuwe etiketteringsvereisten, ook met het oog op het verbeteren van de traceerbaarheid van textielproducten." Dat is alles. Nu hoop ik alleen nog dat de minister instemmend zal knikken. 5.12. Uitzonderlijke handelsmaatregelen ten behoeve van de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie (A7-0243/2010, Vital Moreira) (stemming) – Vóór de stemming over amendement 14: Vital Moreira, rapporteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb een mondeling amendement op mijn eigen schriftelijke amendement. In amendement 14 stel ik voor om "landen" te vervangen door de uitdrukking "landen en gebieden".
61
62
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Het doel van dit amendement ligt voor de hand, namelijk de afstemming van de formulering in dit punt met de titel van de verordening. Die titel luidt als volgt: "…uitzonderlijke handelsmaatregelen ten behoeve van de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie". Zonder deze correctie zou er sprake zijn van een discrepantie tussen de verordening zelf en de titel. Daarom vraag ik uw steun voor de goedkeuring van dit amendement. (Het Parlement stemt in met de indiening van het mondeling amendement) – Vóór de stemming over de ontwerpwetgevingsresolutie: Vital Moreira, namens de Commissie internationale handel. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb een mandaat om uitstel te vragen van de stemming over de ontwerpwetgevingsresolutie. De Voorzitter. – Wil de Commissie hier iets over zeggen? Máire Geoghegan-Quinn, lid van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Commissie verwelkomt het voorstel van de geachte afgevaardigde. Zo is er meer tijd voor een nader onderzoek van de aangenomen amendementen. Bovendien hebben het Parlement en de Raad nu ook meer tijd met het oog op de stemming in het kader van de eerste lezing. De Voorzitter. – Het verslag wordt terugverwezen naar de Commissie internationale handel. 5.13. Radiospectrumbeleid (A7-0151/2011, Gunnar Hökmark) (stemming) 5.14. Wijziging van het Reglement ingevolge de invoering van een gemeenschappelijk Transparantieregister (A7-0173/2011, Carlo Casini) (stemming) De Voorzitter. – Geachte collega's, ik ga u een verklaring voorlezen. Het verslag-Casini over het Interinstitutioneel Akkoord inzake een gemeenschappelijk transparantieregister voor het Europees Parlement en de Commissie is een belangrijke stap voorwaarts in de regeling van de betrekkingen van leden van het Europees Parlement met belangengroepen. Alvorens we overgaan tot de stemming over het verslag, wil ik benadrukken dat het niet in de bedoeling ligt van de werkgroep gedragscode voor de leden en belangengroepen om de inhoud van het akkoord met de Commissie en de inhoud van het verslag-Casini in twijfel te trekken. Het gaat er de werkgroep juist om het huidige kader aan te vullen met nieuwe aspecten en, dat vooral, om de toepasselijke regels over de toegang van belangengroepen tot de gebouwen van het Europees Parlement te aan te scherpen. (Opmerking uit de zaal: "Amen!" Gelach) 5.15. Interinstitutioneel akkoord over een gemeenschappelijk Transparantieregister (A7-0174/2011, Carlo Casini) (stemming) 5.16. Corporate governance in financiële instellingen (A7-0074/2011, Ashley Fox) (stemming) 5.17. Vrijhandelsakkoord met India (stemming)
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
5.18. Handelsbetrekkingen EU-Japan (stemming) – Vóór de stemming over amendement 1, tweede deel: Jarosław Leszek Wałęsa (PPE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, de PPE-Fractie vraagt in dit amendement om het schrappen van het woord "groot" in paragraaf 2. Ik hoop dat daar geen bezwaar tegen is. (Het Parlement stemt in met de indiening van het mondeling amendement) 5.19. Onze bossen voorbereiden op de klimaatverandering (A7-0113/2011, Kriton Arsenis) (stemming) – Vóór de stemming over paragraaf 36, tweede deel: Kriton Arsenis, rapporteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik kan mij niet voorstellen dat er iemand is in deze zaal die tegen een verbod op bouwactiviteiten is op locaties waar land verbrand is door bewuste bosbranden met onrechtmatige doeleinden. Dat is zeer belangrijk voor de landen in Europa. De opmerkingen in het tweede deel van paragraaf 36 en in paragraaf 37 vormen een poging om de rechtmatigheid te waarborgen en criminele activiteiten ten koste van de bossen in Europa te bestrijden. Ik zou de betreffende twee teksten, het tweede deel van artikel 36 en artikel 37, dan ook graag hoofdelijk in stemming willen brengen. De Voorzitter. – Paragraaf 26, tweede deel, en paragraaf 37 worden hoofdelijk in stemming gebracht. 5.20. Jaarverslag van de Raad aan het Europees Parlement over de voornaamste aspecten en fundamentele keuzen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) in 2009 (A7-0168/2011, Gabriele Albertini) (stemming) – Vóór de stemming over amendement 2: Giles Chichester (ECR). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, terwijl u zit te genieten van uw schertsende en onorthodoxe behandeling van verzoeken van afgevaardigden voor stemcontroles, zou ik u vriendelijk willen voorstellen dat u het tempo iets laat zakken zodat de tolken uw aankondigingen beter bij kunnen houden. Dan zouden wij ook wat beter op tijd kunnen stemmen. U gaat een beetje te snel en dat leidt tot enige vertraging. De Voorzitter. – Mijnheer Chichester, ik begrijp uit deze interventie dat u mijn onorthodoxe handelwijze goedkeurt. – Vóór de stemming over paragraaf 33, begin van de tekst: Gabriele Albertini, rapporteur . − (IT) Mijnheer de Voorzitter, het is onnodig het te citeren. Het is opgenomen in de stemverklaring; deze begint met "is verheugd over" en eindigt met "bevorderen". U kunt het lezen in de tekst. (Het Parlement stemt in met de indiening van het mondeling amendement) – Vóór de stemming over amendement 7:
63
64
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Gabriele Albertini, rapporteur . − (IT) Ook in dit geval is de tekst opgenomen in de stemlijst. Ik zou slechts één opmerking willen maken: het onderwerp heeft betrekking op het protest tegen de veroordeling van demonstranten in Bahrein en de kritiek op dat gedrag. De Voorzitter. – Nee, mijnheer Albertini, het gaat om het mondeling amendement op amendement 7 na paragraaf 45. Gabriele Albertini, rapporteur . − (IT) Mijnheer de Voorzitter, ik heb de tekst verkeerd gelezen. We hebben de naam "Macedonië" geschrapt, om geen gevoeligheden aan te boren, waaronder ook die van de Voorzitter, meen ik. We hebben dus alleen de term "voormalige Joegoslavische Republiek van Macedonië" gebruikt en de naam "Macedonië" geschrapt. (Het Parlement stemt in met de indiening van het mondeling amendement) – Vóór de stemming over amendement 14: Nick Griffin (NI). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik sluit mij aan bij de eerdere opmerking van de heer Chichester. Wij krijgen van onze tolken de keuze om 'nee' te stemmen nadat u "Εγκρίνεται" ["Aangenomen"] heeft gezegd. Ik ben mij er niet van bewust dat van afgevaardigden in dit Parlement verwacht wordt dat zij de Griekse taal beheersen. Als dat wel het geval is, horen wij dat graag van u. Zo niet, zou u dan het tempo iets kunnen laten zakken? De Voorzitter. – Het antwoord op deze vraag is dat de leden van het Europees Parlement inderdaad geacht worden Grieks te spreken. (Applaus en gelach) Luister. Ik kan dit heel erg langzaam doen, maar dit is hoe het gaat, geachte collega's; ik heb de manier waarop ik de stemmingen doe niet steeds veranderd. Zoals u weet hebben alle tolken een overzicht van de stemmingen voor zich. Als dat niet zo is, moeten ze ervoor zorgen dat dat wel het geval is. Het maakt niet uit hoe snel of hoe langzaam een voorzitter de nummers opnoemt; de tolken hebben de lijst voor zich. Maar als dat helpt zal ik proberen iets langzamer te gaan. Is dat goed? William (The Earl of) Dartmouth (EFD). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, u spreekt heel goed Engels zoals u vaak genoeg heeft aangetoond. Waarom blijft u dan vasthouden aan deze charade – dit pantomime – en praat u nog steeds onnodig in het Grieks? (Langdurig rumoer) – Vóór de stemming over paragraaf 85: Gabriele Albertini, rapporteur . − (IT) Mijnheer de Voorzitter, mijn excuses. Misschien vergis ik me, maar ik geloof dat we nog niet over het mondelinge amendement op paragraaf 68 hebben gestemd. Als ik me niet vergis, hebben we eerdergenoemd mondeling amendement, over het veroordelen van de houding van de regering van Bahrein, overgeslagen. We moeten daar dus nog over stemmen.
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
De Voorzitter. – Mijnheer Albertini, het antwoord daarop is dat we amendementen 13 en 18 hebben goedgekeurd, waardoor de paragraaf waarop u een mondeling amendement hebt ingebracht is vervallen. – Vóór de eindstemming Robert Goebbels (S&D). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik sluit mij bij de heer Albertini aan. Naar mijn idee kunnen wij over dit mondelinge amendement stemmen als toevoeging op de paragraaf waarover wij al gestemd hebben. Het zou namelijk een goede zaak zijn als dit Parlement de gebeurtenissen in Bahrein veroordeelt, met name de doodvonnissen. (Applaus) Hannes Swoboda (S&D). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik steun dat voorstel, omdat er naar mijn idee een fout moet zijn gemaakt, ofwel in onze stemlijsten ofwel in onze stemprocedure. Er is echter sprake van een dermate brede steun op dit punt, dat het vreemd zou zijn als het niet in stemming zou worden gebracht. Ik denk dat dit Parlement zich kan vinden in het voorstel van de heer Goebbels en de heer Albertini om dit punt ofwel als een toevoeging ofwel als een afzonderlijke paragraaf in stemming te brengen. (Het Parlement stemt in met de indiening van het mondeling amendement op paragraaf 68) 5.21. Ontwikkeling van een gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon (A7-0166/2011, Roberto Gualtieri) (stemming) – Vóór de stemming over amendement 18: Krzysztof Lisek (PPE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik heb een mondeling amendement ingediend. Mijn verontschuldigingen voor deze procedure, maar door de dramatische gebeurtenissen in Libië achten wij het van belang om een aantal woorden toe te voegen. In de derde regel, na de woorden "ontplooiing op het terrein", willen wij verzoeken om steun voor de volgende woorden, namelijk ... (De afgevaardigde gaat verder in het Engels) (EN) "roept de Raad op onverwijld humanitaire hulp aan Misrata en andere dichtbevolkte gebieden te verlenen, met name via zee; is ernstig bezorgd over het toenemende aantal slachtoffers van het conflict in Libië en het gerapporteerde gebruik van clustermunitie en andere wapens door het regime van Kadhafi tegen de burgerbevolking". De Voorzitter. – Mijnheer Lisek, neem me niet kwalijk, maar het mondelinge amendement is komen te vervallen omdat we amendementen op paragraaf 71 hebben aangenomen, dus daarom kunnen we hier helaas niet meer over stemmen. De paragraaf is veranderd in overeenstemming met het ingebrachte amendement. Roberto Gualtieri , rapporteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het mondelinge amendement luidt als volgt. In de oorspronkelijke tekst wordt erkend "dat de NAVO het fundament is van de collectieve defensie van de lidstaten die er deel van uitmaken". Deze tekst zou aangevuld moeten worden met "en de invloed ervan verder reikt dan deze lidstaten".
65
66
NL
Handelingen van het Europees Parlement
(Het Parlement stemt in met de indiening van het mondeling amendement) 5.22. De EU als wereldspeler: de rol van de EU in multilaterale organisaties (A7-0181/2011, María Muñiz De Urquiza) (stemming) – Vóór de stemming Gerard Batten (EFD). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb een punt van orde in verband met het volgende verslag, het verslag-Muñiz De Urquiza. Ik vraag om spreektijd over de hoofdelijke stemming op grond van artikel 167 van het Reglement. Met betrekking tot artikel 25 van het verslag-Arsenis heeft een van mijn collega's om een hoofdelijke stemming gevraagd omdat hij dat belangrijk vond. U hebt dat verzoek ingewilligd. Hieromtrent is echter in het Reglement niets vastgelegd en u hebt niet om goedkeuring van het Parlement verzocht. Wij hebben allemaal genoten van de onorthodoxe bevoegdheden die u uzelf vandaag heeft toebedeeld. Ik hoop dat u voor mij eenzelfde uitzondering wilt maken. Dat is namelijk voor mij persoonlijk van belang. Ik hoop dat u toestemming geeft voor een hoofdelijke stemming over elk amendement op dit verslag op basis van dezelfde bepaling die u hebt gebruikt om het verzoek van de betreffende collega in te willigen. De Voorzitter. – Collega's, volgens onze reglementen en gebruiken, is het niet aan de Voorzitter om iedere keer hoofdelijke stemmingen toe te staan. De Voorzitter kan tot een hoofdelijke stemming besluiten wanneer hij van mening is dat dit geen verstorende werking op de zitting heeft, of wanneer er bijvoorbeeld vele verzoeken zijn kan hij het aan het Parlement voorleggen. Hier is geen specifieke regel voor. Ik wil dat dit voor iedereen duidelijk is, zodat we hier nu niet onbedoeld een precedent scheppen. Gegeven de omstandigheden heb ik er in dit specifieke geval echter geen bezwaar tegen uw verzoek in te willigen, maar ik wil de leden wel vragen geen misbruik te maken van deze mogelijkheid, omdat, wanneer zij dit wel doen, de Voorzitter het Parlement iedere keer om instemming moet vragen en er controverse zal ontstaan waar dat niet nodig is. Als u bij uw verzoek blijft zal ik in al deze gevallen tot hoofdelijke stemming overgaan. Einde stemmingen 6. Stemverklaringen Mondelinge stemverklaringen Aanbeveling voor de tweede lezing: Toine Manders (A7-0086/2011) Francesco De Angelis (S&D). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, ik heb vóór het verslag over de etikettering van textielproducten gestemd, omdat ik van mening ben dat Europa meer kan en moet doen om bedrijven in de textielsector te steunen. Het voorstel van de Commissie was een puur technisch voorstel en heeft tot doel de huidige bepalingen op het vlak van etikettering te vereenvoudigen. Toch heeft het Parlement twee belangrijke resultaten geboekt. In de eerste plaats moet bij textielproducten die niet-textiele, dierlijke elementen bevatten, zoals bont en leer, deze informatie op het etiket zichtbaar zijn, zodat consumenten een bewuste keuze kunnen maken. In de tweede plaats dient de Europese Commissie voor 2013 een effectbeoordeling uit te voeren over de invoering van etikettering waarop duidelijk staat aangegeven welke
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
kledingstukken in Europa zijn geproduceerd en welke van buiten Europa komen. Laatstgenoemde doelstelling is een belangrijke mijlpaal voor het concurrentievermogen van Europese textiel in Europa en in de rest van de wereld. Morten Løkkegaard (ALDE). - (DA) Mijnheer de Voorzitter, ik feliciteer collega Manders met dit voorstel. Het is ingewikkelder gebleken dan het er aanvankelijk uitzag. Ik ben blij dat we erin zijn geslaagd een akkoord te bereiken over deze Verordening betreffende textielbenamingen en de desbetreffende etikettering van textielproducten. Deze verordening zal het concurrentievermogen van de textielindustrie versterken en ten goede komen aan de consument door een ruimer aanbod van nieuwe en innovatieve producten te bieden. Het is een goed compromis waar de Raad volgens mij ook mee kan leven. Tijdens dit proces heb ik mijn scepsis ten aanzien van de invoering van de oorsprongsetikettering niet onder stoelen of banken gestoken. Ik ben daarom blij dat we overeenstemming hebben bereikt over een tekst waarin de Commissie alleen wordt verplicht om de noodzaak van oorsprongsetikettering te analyseren. Het akkoord zal dus niet leiden tot de invoering van verplichte oorsprongsetikettering. Ik kan niet voor een verordening stemmen die bedrijven verplicht om het land van oorsprong te vermelden op het etiket. Ik weet dat de Raad hier hetzelfde over denkt. Helaas werd in het debat van gisteren de nadruk gelegd op het feit dat commissaris Tajani niet dezelfde mening is toegedaan. Als we er niet in slagen dit uit de weg te gaan, zal ik me ertegen verzetten. Alfredo Antoniozzi (PPE). (IT) Mijnheer de Voorzitter, het voorstel voor een verordening waarover wij moeten stemmen is absoluut een goed voorstel in de zin dat in één tekst nu de hele huidige wetgeving inzake textielproducten is vervat. Deze verordening maakt het mogelijk het huidige wetgevingskader betreffende de ontwikkeling en het gebruik van nieuwe weefsels te vereenvoudigen en te verbeteren, en tevens de ontwikkeling van innovatieve producten te steunen en de innovatie van de textiel- en kledingindustrie te bevorderen. Ik was verheugd dat de heer Manders ook andere aspecten in overweging heeft genomen, zoals de vermindering van de administratieve lasten voor de lidstaten als gevolg van de omzetting van de vereiste technische aanpassingen voor de opname van de namen van nieuwe textielweefsels op de geharmoniseerde lijst in de nationale wetgeving. Hoewel ik van mening ben dat wij verder hadden kunnen gaan door een specifiek artikel in te voeren waarin de oorsprongsbenaming van textielproducten wordt geregeld, heb ik toch vóór het voorstel voor een verordening gestemd. Cristiana Muscardini (PPE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, deze verordening is van essentieel belang voor de Europese textielindustrie, aangezien zij een vrije markt waarborgt, overeenkomstig regels die de onregelmatigheden en illegale praktijken uit het verleden voorkomen. Wij zijn met name positief gestemd over het besluit van de instellingen om het voorstel te steunen en het probleem van de traceerbaarheid en de oorsprong van producten te bestuderen, teneinde ervoor te zorgen dat Europese consumenten over de juiste informatie beschikken. Wij vinden de vastgestelde termijnen echter wel te lang. Uiteindelijk is het doel consumenten te beschermen. Ik wil erop wijzen dat het Parlement vorig jaar oktober met een enorme meerderheid vóór de verordening over de oorsprongsbenaming van producten van buiten de EU heeft gestemd, met inbegrip van textielproducten, maar dat de Raad nog steeds geen onderhandelingen of debat is aangegaan met het Parlement, zelfs niet op informele wijze. Ik wil het Hongaarse voorzitterschap bedanken voor het feit dat het deze kwestie als een van zijn prioriteiten
67
68
NL
Handelingen van het Europees Parlement
heeft aangemerkt. Ik verzoek het voorzitterschap echter het overleg te bespoedigen, anders lopen we het risico dat Europese consumenten bijvoorbeeld wel zijn beschermd op het vlak van voedselproducten, maar niet op het vlak van producten uit de verwerkende industrie. Paolo Bartolozzi (PPE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, het verslag over de benaming en etikettering van textielproducten dat wij vandaag hebben goedgekeurd vormt een belangrijke stap op weg naar een vereenvoudiging van de wetgeving ten gunste van consumenten en alle Europese textielproducenten. Via deze verordening stellen we nieuwe regels op betreffende etikettering in de textielsector, met steeds meer aandacht voor innovatie in de sector en een versnelde integratie van de wetgeving van de Unie, zodat we in vol vertrouwen kunnen profiteren van innovatieve producten. In de tekst wordt voorgesteld de drie richtlijnen over de vermelding van de samenstelling van producten op etiketten in één verordening onder te brengen, door het huidige regelgevingskader te vereenvoudigen en procedures transparanter te maken. We zijn dan ook zeer verheugd over het positieve resultaat van vandaag ter bescherming van Europese producten. Tegelijkertijd moeten wij echter ook wijzen op de kwestie rond de oorsprongsbenaming. Wij hopen dat we binnenkort nog een stap verder kunnen gaan door middel van de goedkeuring van voorschriften waarmee ook voor deze sector de oorsprongsbenaming kan worden geregeld. Peter Jahr (PPE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, volgens mij is het onderhavige verslag erop gericht twee essentiële problemen op te lossen. Ten eerste wordt innovatie bevorderd. Dat wil zeggen dat de toevoeging van nieuwe vezelbenamingen tot de lijst van geharmoniseerde benamingen op transparantere en onbureaucratische wijze wordt geregeld. Ten tweede wordt de herkomstaanduiding verbeterd. Eerlijkheidshalve moet ik erbij zeggen dat dit punt nog niet definitief en op tevredenstellende wijze kon worden opgelost. Dat is niet de schuld van de rapporteur – dat wil ik uitdrukkelijk benadrukken – maar het lag eenvoudigweg aan de zeer grote verschillen van opvatting die hierover binnen de Europese Raad bestonden en die de Commissie niet heeft weten te overbruggen. Ik wil de hoop uitspreken dat we verder werken aan dit punt, aangezien herkomstaanduidingen van steeds groter belang zijn. Herkomstaanduiding is een onderdeel van de consumentenrechten. Wat dit punt betreft zou ik graag zien dat we hierover verder discussiëren in het Europees Parlement en dat de Commissie een desbetreffend voorstel indient. Licia Ronzulli (PPE). (IT) Mijnheer de Voorzitter, kwaliteit, etikettering en traceerbaarheid: dat zijn de instrumenten voor consumentenbescherming die uitstekende producten garanderen. Tot op heden was Europa de enige wereldmarkt waarvoor geen wetgeving op dit vlak bestond, waardoor deze markt een nadelige positie had ten opzichte van onze belangrijkste handelspartners. Vandaag heeft het Europees Parlement zijn stem laten horen, door een verordening goed te keuren waarmee de hoogstaande kwaliteit van de Europese textielindustrie kan worden beschermd. Onze producten en productiehuizen moeten worden beschermd, met name in deze tijden van economische crisis. Tot op heden hebben we kunnen standhouden dankzij onderzoek en innovatie, die een waarborg waren voor de productie van innovatieve textielweefsels. Consumenten zullen niet langer het risico nemen om textielproducten aan te schaffen die mogelijk gevaarlijk zijn voor de gezondheid, omdat ze met chemische stoffen zijn behandeld. Door de goedkeuring van deze verordening kunnen we eindelijk zorgen voor
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
de juiste bescherming van de rechten van meer dan 500 miljoen Europese burgers, die vanaf heden niet langer kunnen worden misleid met onjuiste etikettering. Emma McClarkin (ECR). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, wij hebben vandaag gestemd over de toevoeging van nieuwe textielproducten en vezels en de desbetreffende etikettering. Vanaf het begin van dit textielverslag ben ik van mening geweest dat het Parlement moet vasthouden aan het oorspronkelijke toepassingsgebied van het voorstel. De uitbreiding van het toepassingsgebied is namelijk niet verenigbaar met het doel om het op de markt brengen van nieuwe vezels eenvoudiger te maken. Ik heb mijn twijfels over het opnemen van een evaluatieclausule op grond waarvan de Commissie verzocht wordt om de invoering van een aantal mogelijke nieuwe etiketteringsvoorschriften te onderzoeken. Deze hebben namelijk weinig toegevoegde waarde en leiden tot een onaanvaardbare belasting voor ondernemingen, met name voor kleine en middelgrote ondernemingen. Tot die nieuwe voorschriften behoren de harmonisatie van een etiketteringsysteem ten aanzien van kledingmaten, de etikettering van sociaaleconomische aspecten en, het meest zorgwekkende element, de radiofrequentie-identificatie die tot hogere kosten voor de ondernemingen en tot hogere prijzen voor de consumenten zal leiden. Niettemin ben ik van mening dat een aantal voorschriften in deze verordening een positief effect kan hebben, omdat zij het toepassingsproces voor ondernemingen en de consumentenbescherming verbeteren, met name met betrekking tot de etikettering van producten van dierlijke oorsprong. Wij moeten echter wel in gedachten houden dat wij wetgeving voor de echte wereld tot stand brengen en geen verlanglijstje aan het opstellen zijn voor een ideale wereld. Dat betekent dat het Parlement zich in de toekomst moet beperken tot de gebieden waarop het bevoegd is. Daniel Hannan (ECR). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag beginnen met het uitspreken van de hoop dat u dit Parlement in uw moedertaal zult blijven toespreken, een taal die de vergelijking met alle andere talen kan doorstaan qua rijkdom, diversiteit en historie. Er zijn momenten dat het lezen van de stemlijst meer zegt over de handelingen en aard van dit Parlement dan dat ik op een andere manier onder woorden zou kunnen brengen. Laten wij eens kijken naar een aantal onderwerpen van de verslagen: vermeldingen of merktekens die het mogelijk maken de partij waartoe een levensmiddel behoort te identificeren, de onderlinge aanpassing van de wetgeving der lidstaten op het gebied van de meeteenheden, het toegestane geluidsniveau en de uitlaatinrichting van motorvoertuigen, kantelbeveiligingsinrichtingen voor land- en bosbouwsmalspoortrekkers op wielen, bedieningsorganen van landbouw- en bosbouwtrekkers op wielen, reminrichtingen van landbouw- en bosbouwtrekkers op wielen, bedieningsruimte, de toegankelijkheid van de cabine en alsmede deuren en ramen van landbouw- en bosbouwtrekkers op wielen, kantelbeveiligingsinrichtingen aan de achterzijde op land- en bosbouwsmalspoortrekkers, accijns op tabaksfabrikaten, denominaties en technische specificaties van voor circulatie bestemde euromuntstukken, textielvezelbenamingen en desbetreffende etikettering van textielproducten … en zo zou ik nog een tijdje door kunnen gaan. Er is vrijwel geen hoekje of gaatje meer van ons nationale bestaan of Brussel heeft er zijn tentakels omheen gekruld waardoor het zonlicht wordt tegengehouden en de natuurlijke eigen groei wordt geblokkeerd.
69
70
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Als Brussel zichzelf tot grensoverschrijdende kwesties zou beperken, zou niemand een probleem hebben. Verslag: Gunnar Hökmark (A7-0151/2011) Jens Rohde (ALDE). - (DA) Mijnheer de Voorzitter, tijdens het debat is er veel gesproken over het verslag Hökmark over ons programma voor het radiospectrumbeleid, iets wat eerlijk gezegd niet erg aanlokkelijk klinkt. Het gaat er echter om of we in de toekomst breedbandverbindingen en goedkope datatransmissie kunnen garanderen aan onze burgers. Ik zal heel kort zeggen dat, als we in de toekomst proberen te kijken, het tamelijk indrukwekkend is dat de onderhandelaars, en onze rapporteur in het bijzonder, erin zijn geslaagd deze brede meerderheid te behalen voor het verslag waar we vandaag over hebben gestemd. Dat was het resultaat van voortreffelijke politieke deskundigheid en dat is de verdienste van collega Hökmark. Peter Jahr (PPE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, het spectrum is een zeer schaarse en waardevolle hulpbron in onze moderne samenleving. Een efficiënt en in heel Europa geharmoniseerd spectrumgebruik is daarom zinvol. Een brede toegang tot het spectrum is niet alleen voor ondernemingen, maar ook voor de burgers van de Europese Unie van groot belang. Daarom moeten we er goed op letten dat we bij de ontwikkeling van het spectrumbeleid rekening houden met economische, sociale en culturele belangen. Met name mogen draadloze rechtstreekse uitzendingen, die bijvoorbeeld in Duitsland bij regionale theatervoorstellingen, bij rockconcerten, maar ook in kerken plaatsvinden, niet door deze regeling in het gedrang komen. Ik verzoek de Commissie er dus ook om overleg te plegen met de lidstaten en ook op dit gebied nauw met hen samen te werken en zich niet in nationale bevoegdheidsgebieden te mengen. Verslag: Carlo Casini (A7-0173/2011) Morten Løkkegaard (ALDE). - (DA) Mijnheer de Voorzitter, na de stemming van vandaag over het gemeenschappelijk transparantieregister is het volgens mij belangrijk te vermelden dat lobbyen in wezen iets goeds is. Het is namelijk een onmisbaar deel van het democratische proces. Zonder lobbyisten zouden de kennis, feiten en standpunten van politici met betrekking tot alle aspecten van de maatschappij veel te beperkt zijn. Daarom hebben wij allemaal in dit Parlement en de pers de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat achter wat wij doen een kritisch, maar ook een getrouw beeld bestaat van waar het allemaal om gaat. Ten tweede zou ik willen zeggen, zoals we weten: het beste is de vijand van het goede. Het volkomen terechte verzoek om transparantie, zoals is gebleken in het debat en de stemming vandaag, moet beslist evenwichtig zijn zodat we niet met de beste bedoelingen een goed functionerend systeem om zeep helpen. De eis van totale transparantie, verplichte individuele registratie van a tot z, een ethische controlecommissie en zo meer zij, in het beste geval, naïeve wensen en, in het slechtste geval, onderdeel van een populistische politieke agenda die meer kwaad dan goed doet. In de praktijk gaat het allemaal om vertrouwen. Controle, indien nodig geacht, moet in overeenstemming zijn met wat in de praktijk haalbaar is ten aanzien van het werkproces. Ik wil ook het stemresultaat bij artikel 9 betwisten. Tijdens de bijzonder snelle stemming kreeg ik namelijk de indruk dat we niet het juiste resultaat hebben behaald.
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Verslag: Carlo Casini (A7-0174/2011) Jens Rohde (ALDE). - (DA) Mijnheer de Voorzitter, ik ben het volledig eens met collega Løkkegaard. Ik weet niet zeker of de uitslag van de stemming over artikel 9 klopt, maar als dat wel zo is, heeft dit Parlement niet bepaald een goede perceptie van de werkelijkheid. Natuurlijk moet er zoveel mogelijk transparantie zijn, maar de eis dat we allemaal de namen publiceren van iedereen met wie we vergaderen is uiteraard volkomen absurd. Die eis is volkomen absurd want wanneer is een vergadering een vergadering? Dat moet worden vastgelegd. Is het een vergadering als we elkaar ontmoeten in de gang, in de bus, of ergens anders? Horen telefoongesprekken en internetgesprekken daar ook bij? Wanneer wordt het beschouwd als een vergadering? En hoe zit het met de vele opstandelingen uit Noord-Afrika met wie we vandaag hebben gesproken? Zullen hun namen in de kranten verschijnen? Zeker niet? In dit verband zou het logisch zijn dat we altijd kunnen garanderen dat mensen in vertrouwen naar ons komen. In elk geval zal ik dit vertrouwen nooit schenden. Alfredo Antoniozzi (PPE). (IT) Mijnheer de Voorzitter, als het voor burgers gemakkelijker is besluitvorming te controleren, evenals de processen, elementen en middelen die de besluitvorming hebben beïnvloed, zorgt dit zowel voor meer transparantie als voor een kleinere afstand tussen de Europese instellingen en de burgers. Dit is iets waarover vaak wordt gesproken in het kader van legitimiteit en het zogenoemde democratisch tekort van de Europese Unie. In de afgelopen jaren is aanzienlijke vooruitgang geboekt. Denk bijvoorbeeld aan het door het Parlement in 1996 goedgekeurde register van belangenvertegenwoordigers, of het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement van 2006 voor een gezamenlijk register voor lobbyisten. De goedkeuring door dit Huis van het verslag-Stubb-Friedrich heeft geleid tot de oprichting van een gezamenlijke werkgroep. We kunnen wel zeggen dat de resultaten die deze werkgroep heeft bereikt met betrekking tot de door het Parlement vastgestelde doelstellingen meer dan bevredigend zijn. Ik ben het volledig eens met het verslag van de heer Casini, aangezien transparantie van de politieke instellingen een absolute voorwaarde is voor hun legitimiteit. Daarom heb ik vóór het voorstel gestemd. Salvatore Iacolino (PPE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, het lijdt geen twijfel dat deze verordening een belangrijke stap is in het proces dat de focus op de Europese instellingen moet leggen. Er is meer transparantie nodig, meer publiciteit, meer duidelijkheid over gedrag en de toegankelijkheid van informatie en ten slotte een gemeenschappelijk transparantieregister. Als we bedenken dat de wet op lobbyisten in de Verenigde Staten al in 1948 is ingevoerd, dan kunnen we wel begrijpen dat zij absoluut een belangrijke rol spelen. Hoewel lobbyorganisaties over het algemeen alleen hun eigen belangen verdedigen, moeten we toch rekening met ze houden. Dit ontwerpverslag is gericht op de toekomst. Hoewel het niet het definitieve verslag is, is het zeker iets waarmee de legitimiteit van de handelingen en besluiten van de Europese instellingen kan worden gewaarborgd. Daarom heb ik voorgestemd, omdat ik ervan overtuigd ben dat dit het pad is dat we moeten betreden. Jim Higgins (PPE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat wij de Sunday Times dank verschuldigd zijn voor het onthullen van het "amendementen-voor-geld"-schandaal.
71
72
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Zoals bekend, is er dientengevolge door het Bureau een werkgroep opgericht om bindende gedragscodes op te stellen voor afgevaardigden in dit Parlement. Om onze zaakjes weer op orde te krijgen, was echter nog een tweede actie vereist in de vorm van wat wij hier vandaag hebben gedaan: in groten getale steun geven aan het onderhavige verslag. Naar mijn idee laat het register van lobbyisten al veel te lang op zich wachten, maar ik heb toch ook nog een aantal bedenkingen. In de eerste plaats denk ik dat inschrijving in het register verplicht moet zijn. Het is echter vooralsnog een stap in de goede richting en hierbij mag opgemerkt worden dat de lobbyisten zelf, de fatsoenlijke lobbyisten althans, hierover meepraten en zelfs voorstander zijn van een verplichte registratie. Ik ben echter teleurgesteld dat de Raad zich niet achter het voorstel heeft geschaard. Wellicht dat het in dit verband tekenend is dat de drie afgevaardigden die ontmaskerd zijn in het kader van het "amendementen-voor-geld"-schandaal alle drie voormalige ministers zijn. De registratie van lobbyisten is een zeer belangrijke kwestie en lobbyen is een belangrijk onderwerp. Dat betekent dat wij druk moeten blijven uitoefenen en deze kans als een experiment moeten gebruiken zodat wij die registratie in de toekomst hopelijk verplicht kunnen stellen. Daniel Hannan (ECR). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het moment dat een lobbyist in Brussel arriveert, voelt hij onmiddellijk dat hij in een systeem terechtkomt dat door en voor mensen als hemzelf is ontworpen. Het gaat meestal om mannen, hoewel het vrouwelijke equivalent tegenwoordig ook steeds vaker in onze wandelgangen aangetroffen wordt in haar broekpak met scherpe snit. Het gaat om een systeem waarin besluiten achter gesloten deuren – ik had willen zeggen in met rook gevulde kamers, maar moet daar tegenwoordig rookvrije kamers van maken – worden genomen waarbij de kiezers buitenspel worden gezet. Een perfect voorbeeld daarvan zijn de nieuwe beperkingen en verboden op kruiden- en alternatieve geneesmiddelen die een paar weken geleden zijn aangenomen. Een dergelijk verbod was in een nationaal parlement nooit goedgekeurd, omdat alle parlementsleden de hete adem in hun nek voelen van hun kiezers. De grote farmaceutische ondernemingen hebben echter begrepen dat zij binnen ons systeem wel het gewenste resultaat kunnen boeken, terwijl dat op nationaal wetgevingsniveau onhaalbaar zou zijn geweest, juist omdat ons systeem zo ongevoelig is voor de publieke opinie. Laten wij dat register dan ook maar instellen – ik heb er mijn stem aan gegeven en het voorstel kan ook op de steun van mijn fractie rekenen – maar de echte oplossing bestaat uit het weer overhevelen van de macht van deze niet-verantwoordingsplichtige instellingen in Brussel en Straatsburg naar de nationale democratische parlementen die nog daadwerkelijk verantwoording dienen af te leggen. Verslag: Ashley Fox (A7-0074/2011) Daniel Hannan (ECR). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de regering van Singapore en de autoriteiten in Hongkong en Shanghai doorkruisen Londen en de andere financiële centra van Europa op zoek naar mensen die naar het buitenland worden gedreven door de buitensporige regelgeving die door de Europese Unie wordt opgelegd. Onze generatie is getuige van een epische verschuiving van rijkdom en bedrijvigheid van Europa naar Azië. Het is onze tragiek dat wij leven in een periode waarin Azië de geheimen van decentralisatie, spreiding van bevoegdheden, ondernemingen en persoonlijke verantwoordelijkheid heeft ontdekt, terwijl wij in dit gedeelte van de wereld precies de tegenovergestelde kant op gaan. Wij zijn bezig met het kopiëren van de oude Aziatische imperiums – zoals de Ming- en
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Mogul-dynastie en het Ottomaanse Rijk – wat het reguleren, harmoniseren, standaardiseren en de belastingheffing betreft. Uiteraard is het mijn eigen land, onze eigen hoofdstad Londen, die het grootste negatieve effect van deze nieuwe beperkingen ondervindt. De EU heeft er echter in haar geheel belang bij dat deze aderlating aan rijkdom, banen en bedrijvigheid vanuit Europa naar jongere en sterkere economieën wordt voorkomen. Ook in dit geval is de oplossing gelegen in het teruggeven van de relevante bevoegdheden aan nationale autoriteiten die zich nog daadwerkelijk gesteund weten door hun trouwe en loyale kiezers. Ontwerpresolutie B7-0291/2011 Jens Rohde (ALDE). - (DA) Mijnheer de Voorzitter, India is de grootste democratie ter wereld, het is een van snelst groeiende economieën ter wereld en het is goed op weg om een kenniseconomie te worden. Met het oog hierop is het voor ons volstrekt logisch om een vrijhandelsakkoord af te sluiten. Dat is ook in ons eigen belang. De vraag is dan ook hoe links in vredesnaam tegen dit vrijhandelsakkoord kan zijn. Hoe kan iemand erop tegen zijn miljoenen Indiërs uit de armoede te halen en hoe kan links erop tegen zijn te strijden voor een open markt voor Europese bedrijven? Ik vind dit onbegrijpelijk. Ik kan gewoonweg niet begrijpen waarom het zo moeilijk is van de geschiedenis te leren. Vrije handel is goed! Vrije handel is goed! Vrije handel is goed! Vrije handel creëert groei, vrijheid voor mensen en, daardoor, ook vrede. Paul Murphy (GUE/NGL). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb tegen de ontwerpresolutie inzake de onderhandelingen over een vrijhandelsovereenkomst met India gestemd. Naar mijn idee zou het sluiten van een dergelijke overeenkomst op basis van onderhandelingen door de Europese Commissie uitsluitend voordelen hebben voor de grote multinationals, zowel in India als in Europa. In tegenstelling tot de vorige spreker, ben ik van mening dat die handelsbesprekingen niet worden gevoerd om mensen uit hun armoedige situatie te verlossen en de levensstandaard van mensen te verbeteren; die onderhandelingen worden bepaald door de agenda's van die grote ondernemingen en op die agenda's staan een betere toegang tot de markt en een hogere winst centraal. Ik sta aan de kant van de arme landbouwers, de vakbondsleden en de werknemers in India die tegen de vrijhandelsovereenkomst zijn, omdat dit tot een verdere ondermijning van de levenstandaard en de arbeidsomstandigheden voor grote delen van de arbeidersklasse in India zal leiden, met name voor degenen die in de grote informele sector werken. Bovendien vormen de agenda voor die overeenkomst en het streven om de intellectuele eigendomsrechten en gegevensexclusiviteit te handhaven, een bedreiging voor de toegang tot goedkope generieke geneesmiddelen die in India worden geproduceerd. Die generieke geneesmiddelen zijn tegenwoordig van cruciaal belang voor mensen over de hele wereld die bijvoorbeeld aan hiv of aids lijden. Door de woekerhandel van de grote particuliere farmaceutische ondernemingen, kunnen die mensen zich de merkequivalenten van die geneesmiddelen gewoonweg niet veroorloven. Mitro Repo (S&D). − (FI) Mijnheer de Voorzitter, de vrijhandelsovereenkomst die met India wordt gesloten is de opmerkelijkste vrijhandelsovereenkomst van de Europese Unie waarover tot nu is onderhandeld. De Europese Unie moet het belang van maatschappelijke verantwoordelijkheid benadrukken. We weten heel goed wat de grootste problemen van India zijn: kinderarbeid, armoede en ongelijkheid.
73
74
NL
Handelingen van het Europees Parlement
We gaan nu een handelsovereenkomst sluiten, waarvan de echte begunstigden de industrie en grote ondernemingen in Europa zijn. De Europese consument profiteert natuurlijk van de goedkope arbeidskrachten in India in de vorm van bijvoorbeeld goedkopere producten, maar dat mag niet worden toegestaan als de primaire producenten daardoor in de verdrukking komen. Het is hypocriet te beweren dat Europa een pionier op het gebied van sociale verantwoordelijkheid is. De Europese Unie moet bij het aanbieden van vrijhandelsvoordelen eisen dat de problemen worden aangepakt en moet dat proces in de gaten houden. Het is belangrijk dat de Commissie in de vrijhandelsovereenkomst de volgende zaken opneemt: juridisch bindende clausules inzake mensenrechten, sociale en milieunormen en de maatschappelijke verantwoordelijkheid van ondernemingen. De Commissie moet er bovendien voor zorgen dat aan deze eisen wordt voldaan. Morten Løkkegaard (ALDE). - (DA) Mijnheer de Voorzitter, het is natuurlijk interessant, en tot op zekere hoogte ook innemend, dat er altijd leden van dit Parlement kunnen zijn die tegen vrije handel zijn. In zekere zin vind ik dit fantastisch. Toch wil ik zeggen dat ik me hier volledig achter schaar. Ik geloof dat vrije handel de juiste weg vooruit is en vrije handel moet ons ook de juiste weg vooruit wijzen met betrekking tot India. De reden waarom het zo lang geduurd heeft is uiteraard dat er problemen zijn met verschillende details – grote details zogezegd – namelijk de kwestie van de generieke geneesmiddelen, zoals de vorige spreker ook vermeldde. Ik zou beide partijen in deze kwestie, namelijk zowel de EU als India, willen oproepen om te proberen een oplossing voor dit probleem te vinden waarmee tegelijkertijd het auteursrecht wordt geëerbiedigd, want dat is absoluut noodzakelijk, en gegarandeerd wordt dat er praktische maatregelen worden getroffen om de vele armen in India toegang te geven tot goedkope medicijnen. Tot slot zijn er enkele critici die vinden dat we niet de bilaterale weg moeten bewandelen in de onderhandelingen en geen bilaterale akkoorden moeten sluiten. Zij zijn van mening dat dit indruist tegen de onderhandelingen van de Wereldhandelsorganisatie (WHO). Ik denk echter dat dit volledig in overeenstemming is met de WHO. We moeten iets doen om ervoor te zorgen dat we niet meer mislukkingen veroorzaken in de WHO dan we al doen. Deze bilaterale onderhandelingen zijn eenvoudigweg nodig en daarom juich ik ze toe. Ontwerpresolutie B7-0287/2011 Jens Rohde (ALDE). - (DA) Mijnheer de Voorzitter, het is verbazingwekkend dat elke keer als we het in dit Parlement over vrije handel hebben er een paar oude radiosignalen van radio Tirana doorklinken in het debat. Die indruk kun je althans krijgen als je luistert naar de gedachten van links over vrije handel. Ze maken daarbij duidelijk dat ze helemaal niets hebben geleerd van de geschiedenis. We hebben het nu over Japan. De EU en Japan zijn twee van de grootste economieën ter wereld. Samen maken we een vijfde van de totale wereldhandel uit. We investeren aanzienlijke bedragen in elkaars economieën, we hebben gemeenschappelijke belangen op wereldniveau en toch verlopen de onderhandelingen maar langzaam. Laten wij daarom van onze kant zeggen dat de obstakels moeten worden verwijderd. We moeten aanvaarden dat beide partijen concessies moeten doen, want samen kunnen onze economieën elkaar aanvullen en innovatie, groei en banen creëren.
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Morten Løkkegaard (ALDE). - (DA) Mijnheer de Voorzitter, ik wil enkel wat toevoegen aan wat al is gezegd. Het lijdt geen twijfel dat een van de obstakels voor de Japanners de extreem hoge technische obstakels zijn die altijd al in de Japanse maatschappij hebben bestaan. Europa moet Japan met klem vragen om uit zijn bunker te komen en ervoor te zorgen dat er iets aan die technische obstakels wordt gedaan. De ramp die Japan meemaakt en die op de achtergrond meespeelt, is uiteraard tragisch. We kunnen echter stellen dat er toch iets positiefs uit is voortgekomen omdat Japan nu de kans heeft om tot andere gedachten te komen en te beseffen dat er echt hulp van buitenaf nodig is. Bedrijven uit andere regio's moeten komen en hulp bieden. Daardoor kan Japan misschien vooruitkijken, om de situatie met een frisse blik te bezien en deze talrijke technische obstakels weg te werken. Bruno Gollnisch (NI). – (FR) Ik wil mijn collega van links, de heer Murphy, er graag aan herinneren dat Karl Marx voorstander van een vrijhandelsovereenkomst met India was. En ik wil onze liberale collega's – in de eerste plaats de heer Rohde – erop wijzen dat diezelfde Karl Marx voorstander van vrijhandel was, omdat dit chaos teweeg zou brengen. Hij meende dat het er weinig toe deed dat de Britse bourgeoisie werd bewogen door abjecte belangen. Waar het om ging was dat de Indische maatschappij werd vernietigd – dat zou het uitbreken van de wereldrevolutie bespoedigen. Nu geloof ik zelf dat we met betrekking tot dit onderwerp niet dogmatisch moeten zijn. Het overal invoeren van vrijhandel hoeft niet noodzakelijkerwijs gunstig te zijn. Vrijhandel kan goed zijn als de voorwaarden voor mededinging gelijk zijn. Dat is wat Japan betreft op de meeste gebieden het geval, maar ik wil – om een voorbeeld te noemen – de Japanners graag toestaan hun rijstmarkt en rijstproducenten te beschermen en deze producenten voor hun rijst een hogere prijs dan die op de wereldmarkt te betalen. Japan heeft volgens mij het recht om massale invoer af te wijzen, omdat dit desastreuze gevolgen voor de landbouwers zou hebben. En zo vind ik ook dat onze economieën het recht hebben om bepaalde sectoren en activiteiten te beschermen. Daarom heb ik niet voor de meerderheidsresolutie gestemd. Ik had de voorkeur gegeven aan andere resoluties die mij veel beter voorkwamen. De omstandigheden voor mededinging moeten op elkaar worden afgestemd, maar we moeten wel duidelijk aangeven voor welke sectoren. Verslag: Kriton Arsenis (A7-0113/2011) Jens Rohde (ALDE). - (DA) Mijnheer de Voorzitter, ik zou eigenlijk verbaasd zijn geweest als ik de Franse leden niet had horen suggereren dat protectionisme goed is. Wel, genoeg dogmatiek. We moeten verder met de bossen en in dit verband behandelen we vandaag ons verslag over het Groenboek van de Commissie over bosbescherming en bosinformatie in de EU. Europese bossen hebben vele sociale, economische en milieufuncties en ze zijn zonder twijfel deel van de oplossing voor de klimaatcrisis, zelfs een zeer effectieve manier om deze crisis op te lossen. Bovendien dragen ze bij aan het behalen van de EU 2020-doelstelling. Wij in de Deense Liberale Partij zijn daarom erg verheugd over het feit dat de stemming van vandaag ervoor heeft gezorgd dat de bossen meer consistente en langetermijnbescherming krijgen en tegelijkertijd hebben we vastgehouden aan onze ambities met betrekking tot het garanderen van het concurrentievermogen van de Europese bosbouwsector in de wereld. We waren echter enigszins verrast dat het voorstel voor een verbod van dertig jaar op het bouwen op land dat door bosbrand is vernietigd het heeft gehaald in de stemming. Dat is een typisch linkse manier om misdaadproblemen op te
75
76
NL
Handelingen van het Europees Parlement
lossen, namelijk door alles en iedereen te verbieden en dat nog wel voor dertig jaar. Daar zijn we het uiteraard niet mee eens. Giommaria Uggias (ALDE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, als schaduwrapporteur van de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa ben ik zeer verheugd over het resultaat van de stemming van vandaag. Het dossier van de heer Arsenis over bosbescherming is een beleidsverslag, een basis om te laten zien hoe het Europees Parlement van plan is de bescherming van onze bossen en de aanpassing van de bossen aan de klimaatverandering aan te pakken. Vandaag heeft het Europees Parlement heel duidelijk aangegeven wat zijn standpunt is. In het licht van dat standpunt verwachten wij dan ook de nodige voorstellen van de Commissie teneinde nog gedetailleerdere beleidsmaatregelen op te stellen voor deze sector. Ik wil met name Kriton Arsenis bedanken voor zijn deskundige en professionele werk. Het verslag is tot stand gekomen na een lang debat, dat niet gemakkelijk was omdat de situatie van de bossen, zoals we allen goed weten, niet in alle lidstaten gelijk is. Desondanks hebben we gemeenschappelijke punten gevonden en tevens specifieke doelstellingen bereikt, zoals de bescherming van bepaalde terreinen tegen bouwspeculaties, een betere bescherming van bossen die van belang zijn voor de biodiversiteit, zoals de boreale bossen in het noorden en de Mediterrane bossen, en een verbod op bebouwing op terreinen waar bossen zijn verdwenen als gevolg van brandstichting. Mijnheer de Voorzitter, zoals gezegd is dit van groot belang voor vele landen in het Middellandse Zeegebied, met inbegrip van uw eigen land, Griekenland. Christa Klaß (PPE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, de bossen zijn onze toekomst, ons cultureel landschap. Ze vereisen zorg en onderhoud zodat ze voor de mens en het milieu hun functie als zuurstofproducenten, als opslagplaatsen van koolstof en als leefomgeving voor planten en dieren vervullen. Diegenen die de bossen beheren krijgen weinig of geen geld voor deze stille en door velen als vanzelfsprekend beschouwde taken. Het is des te belangrijker om de economische kant van onze bossen te zien, namelijk de bosbouw en tegenwoordig in toenemende mate ook biomassa, die niet alleen voor verwarming, maar ook voor de stroomproductie wordt gebruikt. Deze economische factoren van bossen moeten in de toekomst worden versterkt en beter worden benut, en we moeten hiervoor zowel op nationaal niveau als persoonlijk verantwoordelijkheid nemen. Wij verwachten van de Commissie een alomvattend witboek waarin deze factoren centraal komen te staan, opdat de toekomst van onze bossen verzekerd is en opdat we ook allemaal bereid zijn om in deze toekomst te investeren. Immers, als ik een maïskorrel zaai, denk ik aan het heden, als ik een boom plant, denk ik aan de toekomst. Lena Ek (ALDE). – (SV) Mijnheer de Voorzitter, de behoeften van bossen zijn heel verschillend in verschillende delen van Europa. Boswetgeving kan daarom het best op nationaal niveau worden geregeld. Het Verdrag van Lissabon biedt bovendien geen ondersteuning voor een gemeenschappelijk Europees bosbeleid. Het grootste probleem met de voorgestelde regelgeving op het gebied van klimaat en bossen is dat bossen essentieel zijn voor de EU om de gestelde klimaatdoelen te kunnen bereiken. Bossen zijn noodzakelijk voor de omschakeling naar een groene economie, bijvoorbeeld door de productie van biobrandstoffen uit restproducten van de bosbouw. De bosbouw mag daarom niet worden onderworpen aan onnodige, gecompliceerde regelgeving die ervoor zorgt dat de producten minder concurrerend worden in vergelijking
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
tot fossiele brandstoffen. Het is bijvoorbeeld erg vreemd om bindende duurzaamheidscriteria voor te stellen voor een hernieuwbare hulpbron als bos, maar geen soortgelijke criteria te hebben voor fossiele brandstoffen als kolen. Ook in de toekomst zal ik me blijven verzetten tegen een gemeenschappelijk Europees bosbeleid. In plaats daarvan wil ik investeren in onderzoek, scholing, informatie en innovatie ten aanzien van hoe we de invloed van klimaatverandering op onze bossen kunnen voorkomen. Dank u. (De vergadering wordt enkele ogenblikken onderbroken) Verslag: Gabriele Albertini (A7-0168/2011) Paul Murphy (GUE/NGL). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb tegen het verslag over het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU gestemd. Ik ben het volledig oneens met de standpunten en ideeën in het verslag over de huidige en toekomstige rol van Europa in de wereld. Samengevat staat dit verslag voor een gemilitariseerd en imperialistisch Europa waarin een agressieve strategie voor grondstoffen wordt verdedigd. In het verslag wordt ook verzocht om een versoepeling van het – ik citeer – "te strikt onderscheid tussen militaire en civiele crisisbeheersingsoperaties". Dit is vermomd taalgebruik voor een verdergaande militarisering van het buitenlands beleid. In het verslag wordt ook de handelsovereenkomst met Colombia verwelkomd, ondanks het feit dat in dit land in de afgelopen jaren honderden vakbondsleden zijn vermoord, alleen vanwege het simpele feit dat ze lid van een vakbond waren. In het verslag wordt sociale onrust heel hypocriet aangeduid als een van de elementen van de nieuwe generatie veiligheidsproblemen en –risico's. Wat een hypocrisie! Het kapitalistische systeem heeft eerst overal ter wereld armoede en ellende gecreëerd, maar is vervolgens niet in staat om de gevolgen aan te pakken. Mensen hebben het recht om hun legitieme belangen te verdedigen zonder interventies van de sterke politieke, economische en militaire machten. Antonello Antinoro (PPE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik graag zeggen, in de hoop dat dit niet van mijn spreektijd wordt afgetrokken, dat er, wat hypocrisie betreft, maar weinigen zijn die in bepaalde dingen geloven. Ieder van ons geeft na de stemming een stemverklaring af. Wij zijn met een stuk of vijf, zes, we luisteren naar elkaar en soms worden we opgenomen op televisie. Maar het is een behoorlijk trieste bedoeling. Daarom zou ik een voorstel willen doen, iets wat ik ook bij de volgende vergadering van de PPE-Fractie zal voorstellen, namelijk om de stemverklaringen vanaf nu voorafgaand aan de stemmingen te doen. Wellicht kunnen we elkaar dan, door te praten en naar elkaar te luisteren, overtuigen over hoe we moeten stemmen, in plaats van een spelletje te spelen, waarin alles al van tevoren bepaald is. Hoe dan ook, in mijn stemverklaring heb ik aangegeven dat ik voor heb gestemd. Ik blijf in Europa geloven, net zoals ik blijf geloven in de doeltreffendheid van de aanwezigheid van een hoge vertegenwoordiger. Ik blijf echter de indruk hebben dat de lidstaten er veel minder in geloven dan wij. We zouden dan ook moeten benadrukken, zoals we vanochtend en ook op andere momenten tegen mevrouw Ashton hebben gezegd, dat wij onze rol niet zo goed vervullen als we zouden kunnen als Europa slechts (deels) economisch blijft en niet meer politiek wordt.
77
78
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Adam Bielan (ECR). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik ben het ermee eens dat in het Europees buitenlands beleid rekening moet worden gehouden met de externe dimensie van de Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid. Met tevredenheid verwelkom ik daarom alle maatregelen die vrede, stabiliteit en de rechtsstaat bevorderen in landen en regio's die met een crisis kampen. Ik steun de loyaliteit aan het trans-Atlantisch partnerschap als een van de voornaamste pijlers van het externe optreden van de EU, dat gericht is op het creëren van een onbelemmerde markt met de Verenigde Staten. Vanuit Pools oogpunt is het oostelijk beleid van wezenlijk belang. Het verslag erkent de noodzaak van politieke en economische integratie met de Oost-Europese buurlanden van de EU en verzoekt tegelijkertijd om een coherente benadering in de onderhandelingen over een nieuwe overeenkomst met Rusland, rekening houdend met de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten in dat land. Het wijst tevens op de noodzaak om de toetredingsonderhandelingen met Turkije te intensiveren en op de niet aflatende toewijding aan het proces van toetreding van de Westelijke Balkanlanden tot de EU. Pino Arlacchi (S&D). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb dit verslag gesteund vanwege zijn gematigde aanpak van de meest urgente kwesties in het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. De amendementen van de Socialistische Fractie hebben tot een constructiever taalgebruik met betrekking tot de dialoog over Rusland en Iran geleid. Door de amendementen op de EU-strategie inzake Afghanistan is ook een bijdrage geleverd aan het verbeteren van de structuur van het verslag. Het verslag-Albertini is een stap vooruit op weg naar een beter Europees veiligheidsbeleid. Hoewel ik de inspanningen en het engagement van de rapporteur steun, wil ik ook benadrukken dat de EU op dit gebied nog steeds ver verwijderd is van een samenhangende strategie op lange termijn. De bijdrage van de EU aan de wereldwijde vrede en stabiliteit is nog steeds behoorlijk gering en blijft in te hoge mate afhankelijk van de visie van de Verenigde Staten op de internationale veiligheid en op de "naald-benadering" van diezelfde kwestie. Laten wij streven naar een meer autonome communautaire buitenlandse en veiligheidsstrategie. Dat is immers wat de Europese burgers van ons verwachten en dat is wat wij hen ook moeten geven. Seán Kelly (PPE). – (GA) Mijnheer de Voorzitter, ik vond het aantal leden dat ter ondersteuning van mevrouw Ashton en haar voortdurende inzet voor buitenlandse diensten heeft gesproken en ook het aantal leden dat heeft voorgesteld om met één stem te spreken opmerkelijk en bevredigend vanmorgen. Als we met één stem spreken, kunnen we doeltreffend zijn en gehoord worden; zo niet, zullen we niet gehoord worden noch doeltreffend zijn. (EN) Ook schoten de woorden van de grote Ierse dichter William Butler Yeats door mijn hoofd, die ooit gezegd heeft: "peace comes dropping slow" (vrede drupt langzaam). Dat gold zeker ook voor Noord-Ierland, waar de Europese Unie een cruciale rol heeft gespeeld door haar steun voor het Internationaal Fonds voor Ierland. Die vrede heeft het afgelopen weekend een stevig beslag gekregen door de geslaagde verkiezingen.
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
(GA) Het werk dat de Europese Unie in Noord-Ierland heeft verricht kan wereldwijd worden herhaald ten behoeve van de vrede en de armen, mits we met één stem spreken en mevrouw Ashton haar werk correct uitvoert. Verslag: Roberto Gualtieri (A7-0166/2011) Janusz Władysław Zemke (S&D). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik heb het verslag over het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid in Europa gesteund. Ik wil er echter op wijzen dat dit verslag niet alleen een evaluatie van dit beleid is, maar vooral ook gericht is op de toekomst, op ontwikkeling. Naar mijn mening vereist dit meer dan de verschillende gerechtvaardigde en juiste oordelen en wijze woorden waar dit verslag rijk aan is. We moeten het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid serieus en vanuit een andere invalshoek bekijken. Ik denk dat hiervoor drie maatregelen nodig zijn. Ten eerste moet de EU haar gemeenschappelijke strategische belangen definiëren, bijvoorbeeld op het gebied van energiezekerheid en het nabuurschapsbeleid. Ten tweede moet de EU haar eigen capaciteit voor planning en coördinatie van civiele en militaire operaties en crisismanagement vergroten. Ten derde en laatste moet er binnen de EU-begroting een gemeenschappelijk budget komen voor gemeenschappelijke acties. Adam Bielan (ECR). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, de sterkere onderlinge afhankelijkheid van internationale spelers in het licht van economische problemen, milieu- en energieproblemen vereist dat de externe betrekkingen van de verschillende landen continu worden bijgesteld. Ieder land moet bijzondere aandacht besteden aan de veiligheidsaangelegenheden die een onderdeel vormen van het beleid. Zij vereisen systematische aanpassing aan een steeds veranderende wereld. Het hoofdthema van het verslag is de oproep om de strategische autonomie van de EU op het gebied van veiligheid en defensie te beschermen. Er wordt echter geen rekening gehouden met het gebrek aan militaire ervaring, terwijl het tegelijkertijd wel oproept tot uitbreiding van de operationele mogelijkheden van de EU. Voor landen als Polen zal de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie de basis blijven voor het defensiebeleid. Versterking van het strategische partnerschap tussen de EU en de NAVO en het voorstel tot versterking van de wederzijdse ondersteuning van acties, kunnen de procedures voor operationele besluitvorming aanzienlijk vertragen. Ik ben van mening dat het verslag hierdoor te radicaal is en daarom heb ik tegen het verslag gestemd. Pino Arlacchi (S&D). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het meest belangrijke document over de veiligheidsstrategie van de EU is ooit gepresenteerd door Xavier Solana. Het was getiteld "Een veilig Europa in een betere wereld" en is door de Europese Raad op 12 december 2003 aangenomen. Sindsdien is er op dit gebied weinig vooruitgang geboekt. De Unie beschikt nog steeds niet over een effectieve strategie voor haar buitenlandse veiligheid en volgt bij de meest relevante kwesties het voorbeeld van de Verenigde Staten. In dit verslag wordt getracht om een aantal positieve veranderingen door te voeren met betrekking tot tactische onderwerpen als crisisbeheer, de versnippering van de Europese industriële en technologische defensiebasis en de ineffectiviteit van de 24 Europese veiligheids- en defensiemissies verspreid over de hele wereld. Ik heb mijn steun gegeven aan dit verslag in de hoop dat dit Parlement een bijdrage zal blijven leveren aan het vergroten van de autonomie van de EU-strategie bij
79
80
NL
Handelingen van het Europees Parlement
veiligheidskwesties. Waar wij met name behoefte aan hebben, is een herdefiniëring van de grootste bedreigingen voor onze veiligheid na het wegvallen van de zogeheten islamitische terroristische dreiging en de opkomst van nieuwe gevaren zoals de financiële crisis. Mitro Repo (S&D). − (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik steun het verslag, maar vraag me af of de Europese Unie in staat is om vrede en stabiliteit te bevorderen in onze buurlanden, waarmee ik nu vooral Syrië, Libië en Egypte bedoel. Onze acties in Libië zullen het werkelijke vermogen van ons veiligheids- en defensiebeleid aantonen. Het hoofddoel van de Europese Unie in Libië is om de burgerbevolking te beschermen en het streven van de Libische bevolking om een democratische maatschappij op te bouwen te steunen. De herinneringen aan de Balkanlanden in de jaren negentig liggen nog vers in ons geheugen. Toen moest Europa zich verlaten op steun van de Verenigde Staten. Libië heeft in ieder geval aangetoond dat de Europese Unie geen militaire macht is: onze acties zijn afhankelijk van de afzonderlijke initiatieven van de lidstaten. Door de voorbeelden in Noord-Afrika weten we nu dat de behoefte van de Europese Unie aan militaire paraatheid en capaciteit aan de poorten van Europa nog steeds een feit is. De Europese Dienst voor extern optreden functioneert al meer dan een jaar en nu mogen we er resultaten van verwachten. Julie Girling (ECR). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, er komen twee gedachten bij mij op om de situatie te beschrijven waarmee wij vandaag geconfronteerd worden met betrekking tot het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. Helaas zijn het geen mooie worden. De woorden waar ik aan denk zijn namelijk "puinhoop" en "een grap". Helaas gaat het wel degelijk om een lugubere grap. In de afgelopen vijftien maanden – een periode met meer dan voldoende mogelijkheden om overal ter wereld onze geloofwaardigheid te bewijzen – heeft ons zogeheten gemeenschappelijk beleid geen enkel positief effect gehad. Ik zeg dat niet omdat ik een bijzonder grote voorliefde voor buitenlandse kwesties heb, maar omdat ik mij tegenover mijn kiezers moet verantwoorden ten aanzien van de toegevoegde waarde die Europa voor ons heeft. Het is voor hen een groot punt van zorg dat de kosten voor het uitvoeren van dit gemeenschappelijk beleid niet eenduidig toegewezen en ook niet zorgvuldig verantwoord worden. Ik moet mij ten opzichte van mijn burgers verantwoorden hoe wij hen met dit beleid een dienst bewijzen en, na de uitgebreide debatten over deze verslagen, heb ik nog steeds moeite om op die vraag een antwoord te formuleren. Verslag: María Muñiz De Urquiza (A7-0181/2011) Anna Záborská (PPE). – (SK) Mijnheer de Voorzitter, het ingediende verslag gaat over mensenrechten als prioriteit op de agenda van de EU binnen internationale organisaties, met speciale nadruk op de rechten van vrouwen en kinderen, en vrijheid van meningsuiting. Tegelijkertijd worden de lidstaten in het verslag opgeroepen om de positie van de EU binnen deze organisaties te steunen. Zogenaamde reproductieve rechten, dat slechts een andere benaming is voor het recht op abortus, hebben echter prioriteit op de Europese agenda voor mensenrechten. Aan de andere kant is de Europese diplomatie nog altijd niet consistent in de bevordering van godsdienstvrijheid in al haar vormen, met de nadruk op de eerbiediging van de rechten van christenen wereldwijd. Ik zie mezelf en mijn kiezers daarom liever vertegenwoordigd
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
worden door Slowaakse diplomaten. Ik denk dat zij een fundamenteel ander standpunt zullen verdedigen dan de EU in deze kwesties, die veelal onder de bevoegdheden van de natiestaten vallen. Pino Arlacchi (S&D). – (EN) De EU speelt nog steeds een zeer beperkte rol op het wereldtoneel; haar rol binnen het systeem van de VN en in alle multilaterale organisaties staat niet in verhouding tot haar democratische, economische en culturele betekenis. In dit verslag wordt op deze tekortkomingen ingegaan en wordt een oproep gedaan om een aantal obstakels uit de weg te ruimen die een belemmering vormen voor de volledige participatie van de Unie in de mondiale context. Dat is de reden dat ik mijn steun aan het verslag heb gegeven. De EU kan een aanzienlijke bijdrage leveren aan de vrede en welvaart op onze planeet. Wij moeten ervoor zorgen dat de civiele macht van de Unie overal ter wereld van grotere invloed wordt. Daniel Hannan (ECR). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, aangezien ik waarschijnlijk de laatste spreker ben, wil ik deze gelegenheid gebruiken om uw medewerkers en tolken voor hun geduld te bedanken. Dat is niet onopgemerkt gebleven en wordt ook zeker gewaardeerd. De Europese Unie hunkert naar alle mogelijke attributen en ornamenten die de Europese soevereiniteit tonen. Zij heeft haar eigen Parlement, haar eigen valuta, haar eigen president, haar eigen minister van Buitenlandse Zaken, haar eigen buitengrenzen en haar eigen vlag, volkslied, paspoort en rijbewijs. Uiteindelijk was het gewoon wachten op het moment dat de Unie een aanvraag bij de Verenigde Naties zou indienen om officieel als staat erkend te worden. Dat is inmiddels uiteraard gebeurd met de – schandelijke en voor mij onbegrijpelijke – steun van mijn eigen regering. Dit is een juridische formalisering van iets wat de facto al enige tijd aan de gang is: het overhevelen van de bevoegdheden die wij als doorslaggevend aanmerken voor de soevereiniteit, van nationaal niveau naar Brussel. De andere lidstaten van de Europese Unie moeten echter uiterst behoedzaam zijn met hun instemming. Een van de gevolgen van een volledige erkenning van de soevereiniteit van de EU is dat zij nu uitgebreid ter verantwoording geroepen kunnen worden door mevrouw Ashton en de heer Van Rompuy als de minister van Buitenlandse Zaken respectievelijk het staatshoofd van deze nieuw entiteit. Ik ben ervan overtuigd dat afgevaardigden van dit Parlement hen op persoonlijke titel zullen laten weten dat dit geen onverdeeld genoegen is. Schriftelijke stemverklaringen Verslag: Sajjad Karim (A7-0095/2011) Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit document gestemd, dat een codificatie is van Richtlijn 89/396/EEG van de Raad van 14 juni 1989 betreffende de vermeldingen of merktekens die het mogelijk maken de partij waartoe een levensmiddel behoort te identificeren. Codificatie is een effectieve wijze van consolidatie van de regels voor een bepaald terrein in een enkele wettekst. Codificatie biedt meer helderheid, omdat de verschillende bepalingen voor een bepaald terrein vaak verspreid zijn over meerdere wetteksten. Na wijzigingen wordt het moeilijk om te zien welke bepaling op een bepaald moment van kracht is. Codificatie is daarnaast een geschikte manier voor de ontwikkeling van het EU-recht: eenvoudiger, duidelijker en begrijpelijker voor de burger.
81
82
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik ben verheugd over de getoonde inspanningen voor de aanscherping van het gemeenschapsrecht zodat het toegankelijker wordt voor alle Europese burgers. Daarom, en gezien het belang van de levensmiddelenindustrie, stem ik voor dit voorstel voor een richtlijn betreffende de vermeldingen of merktekens die het mogelijk maken de partij waartoe een levensmiddel behoort te identificeren. Dit systeem zal bijdragen aan een betere voorlichting over de aard van de producten en de ontwikkeling van de internationale handel. Vasilica Viorica Dăncilă (S&D), schriftelijk. – (RO) Ik ben het er volledig mee eens dat de aanbevelingen van de adviesgroep bestaande uit vertegenwoordigers van de Juridische dienst van het Europees Parlement, van de Raad en van de Commissie in overweging moet worden genomen. Ik ben namelijk van mening dat het voorstel een loutere codificatie van bestaande teksten behelst, zonder enige inhoudelijke wijziging. Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Het doel van het huidige voorstel is de codificatie van de bestaande regels betreffende merktekens die het mogelijk maken de partij waartoe een levensmiddel behoort te identificeren, zonder dat er inhoudelijke wijzigingen zijn waarover dit Parlement zich zou moeten uitspreken. Ik wil benadrukken dat het steeds belangrijker wordt om de consument informatie te verstrekken die op feiten is gebaseerd en compleet is, met name als het gaat om de partij waartoe een productie behoort, de productiegegevens en overige informatie die het mogelijk maakt om de route en de oorsprong van een product na te trekken. José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Het huidige verslag gaat over het vatten in een zogenaamde gecodificeerde tekst van het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de vermeldingen of merktekens die het mogelijk maken de partij waartoe een levensmiddel behoort te identificeren. Het vergemakkelijken van het leven van de Europese burger is een van de taken van de Europese Unie. Om dit doel te bereiken zijn al veel wetswijzigingen gedaan door de Commissie en dit Parlement. Een van de zaken die het leven van de Europese burger echt ingewikkelder maken, is het lezen en interpreteren van de vermeldingen of merktekens waarmee de partij waartoe een levensmiddel behoort geïdentificeerd kan worden. Het feit dat deze informatie enorm uiteenloopt, maakt het dat het erg moeilijk te begrijpen is. Dit heeft een negatieve invloed op het leven van de burger. Om deze kwestie aan te pakken, bestaat er sinds 1994 een Interinstitutioneel Akkoord tussen het Parlement, de Commissie en de Raad over een versnelde werkmethode voor de officiële codificatie van wetsteksten. Het doet me daarom deugd dat we eindelijk een richtlijn kunnen goedkeuren waarmee Richtlijn 89/396/EEG geconsolideerd wordt zodat het leven van de burgers gemakkelijker wordt door het EU-recht te versimpelen en te verduidelijken. Monika Flašíková Beňová (S&D), schriftelijk. – (EN) De handel in levensmiddelen neemt een belangrijke plaats in op de interne markt. De vermeldingen die het mogelijk maken om de partij te identificeren waartoe een levensmiddel behoort, spelen in op de behoefte aan betere informatie over de herkomst van producten. Die informatie kan nuttig zijn wanneer levensmiddelen bijvoorbeeld onderwerp van een geschil zijn of een gezondheidsrisico voor consumenten vormen. Gezien de diversiteit van de gebruikte identificatiemethoden, behoort het tot de verantwoordelijkheid van de handelaar om de partij te categoriseren en de bijbehorende vermelding of het merkteken aan te brengen. Op internationaal niveau bestaat er een algemene verplichting om op voorverpakte levensmiddelen een aanduiding aan te brengen
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
over de productie- of verpakkingspartij. Het is de taak van de Unie om deze regels ook daadwerkelijk toe te passen en zo een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de internationale handel. Jarosław Kalinowski (PPE), schriftelijk. – (PL) Met het oog op het welzijn van de maatschappij en de consumenten op de Europese markt doen wij ons best om zoveel mogelijk voorschriften en procedures zodanig te vereenvoudigen dat ze voor iedere burger helder en begrijpelijk zijn. Voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid is dit niet anders. Ook bij het werk aan de toekomstige gestalte van dit beleid dat beoogt de voedselzekerheid van Europa te waarborgen, is vereenvoudiging het trefwoord. De harmonisering van de merktekens die het mogelijk maken de partij waartoe een levensmiddel behoort te identificeren, is erop gericht om de voorschriften dichter bij de consument te brengen en ze begrijpelijker te maken. Omdat tegelijkertijd de originele tekst van de bepalingen gehandhaafd blijft, is de uitvoering van de codificatie volledig in overeenstemming met de procedures voor het aannemen van wetten in de Unie. David Martin (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik heb mijn steun gegeven aan dit verslag betreffende de vermeldingen of merktekens die het mogelijk maken de partij waartoe een levensmiddel behoort te identificeren. Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Het doel van dit voorstel is de codificatie van de huidige regels betreffende de vermeldingen of merktekens die het mogelijk maken de partij waartoe een levensmiddel behoort te identificeren. We moeten stilstaan bij het steeds grotere belang van correcte en complete informatie voor de consument, vooral als het gaat over de partij waartoe een productie behoort, de productiegegevens en overige informatie die het mogelijk maakt om de route en de oorsprong van een product te kunnen volgen. Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. – (EN) Het verslag van de afgevaardigde Sajjad Karim bevat een wetgevingsresolutie over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de vermeldingen of merktekens die het mogelijk maken de partij waartoe een levensmiddel behoort te identificeren (gecodificeerde tekst). Doel van het voorstel is de codificatie van Richtlijn 89/396/EEG van de Raad van 14 juni 1989 betreffende de vermeldingen of merktekens die het mogelijk maken de partij waartoe een levensmiddel behoort te identificeren. Ik sta volledig achter de nieuwe richtlijn omdat deze alle voorgaande rechtshandelingen die erin zijn opgenomen, vervangt; door dit voorstel blijft de inhoud van de te codificeren rechtshandelingen onverminderd van kracht, hetgeen betekent dat er uitsluitend die formele wijzigingen worden aangebracht die met het oog op de codificatie noodzakelijk zijn. Daarom heb ik voorgestemd. Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) Het huidige voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de vermeldingen of merktekens die het mogelijk maken de partij waartoe een levensmiddel behoort te identificeren, bestaat volgens het advies van de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie enkel uit de codificatie van de bestaande teksten, zonder dat er inhoudelijke aanpassingen zijn gedaan. In het licht hiervan heb ik voor het voorstel van het Parlement gestemd dat het voorstel van de Commissie overneemt met de aanbevelingen van de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie. Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. − (IT) Wij zijn vóór deze richtlijn betreffende vermeldingen of merktekens die het mogelijk maken de partij waartoe een levensmiddel behoort te identificeren, mede vanwege het feit dat het te vaak voorkomt dat criminelen
83
84
NL
Handelingen van het Europees Parlement
bepaalde codes vervalsen voor illegale doeleinden. Door alle bestaande regels op het vlak van vermeldingen of merktekens te groeperen en te vereenvoudigen, worden controles en het vaststellen van illegale praktijken gemakkelijker. Verslag: Sajjad Karim (A7-0089/2011) Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit document gestemd, dat een codificatie is van Richtlijn 80/181/EEG van de Raad van 20 december 1979 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten op het gebied van de meeteenheden, en tot intrekking van Richtlijn 71/354/EEG. Codificatie is een effectieve wijze van consolidatie van de regels voor een bepaald terrein in een enkele wettekst. Codificatie biedt meer helderheid, omdat de verschillende bepalingen voor een bepaald terrein vaak verspreid zijn over meerdere wetteksten. Na wijzigingen wordt het moeilijk om te zien welke bepaling op een bepaald moment van kracht is. Codificatie is daarnaast een geschikte manier voor de ontwikkeling van het EU-recht: eenvoudiger, duidelijker en begrijpelijker voor de burger. Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik ben verheugd over de getoonde inspanningen voor de verduidelijking van het EU-recht teneinde het toegankelijker te maken voor alle Europese burgers. Daarom, en gezien het belang van meetinstrumenten in de meeste sectoren van menselijke activiteit, stem ik voor dit voorstel voor een richtlijn inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten op het gebied van de meeteenheden. Dit systeem zal bijdragen aan een betere voorlichting over de aard van de producten en de ontwikkeling van de internationale handel. Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Overwegende de adviezen van de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie waarin geconcludeerd wordt dat het voorstel van de Commissie zich beperkt tot de codificatie van de bestaande teksten, zonder dat er inhoudelijke aanpassingen zijn gedaan, doet het me deugd dat het voorstel bij de eerste lezing is aangenomen. José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Het huidige verslag gaat over het vatten in een zogenaamde gecodificeerde tekst van het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de vermeldingen of merktekens die het mogelijk maken de partij waartoe een levensmiddel behoort te identificeren. Het vergemakkelijken van het leven van de Europese burger is een van de taken van de Europese Unie. Monika Flašíková Beňová (S&D), schriftelijk. – (EN) Meeteenheden zijn essentieel voor gebruik van alle instrumenten die maten of hoeveelheden aangeven. Zij worden gebruikt op vrijwel alle gebieden van menselijke activiteiten. Het is derhalve noodzakelijk dat er een optimale duidelijkheid wordt gewaarborgd voor het gebruik van die meeteenheden. Daartoe moeten in de Europese Unie regels worden opgesteld met het oog op economische doelen, de volksgezondheid, de openbare veiligheid en administratieve doeleinden. Lidstaten moeten de mogelijkheid hebben om te kunnen verlangen dat meetapparatuur op hun grondgebied aanduidingen van hoeveelheden bevatten in één uniforme wettelijke meeteenheid. Door deze richtlijn wordt een soepel functioneren van de interne markt ondersteund middels een verdergaande harmonisatie van de meeteenheden. Tegen deze achtergrond moet de Commissie toezicht houden op de marktontwikkelingen die verband houden met deze richtlijn en de tenuitvoerlegging ervan, met name met betrekking tot eventuele belemmeringen voor de interne markt en met het oog op de nog benodigde harmonisatie om die belemmeringen uit de weg te ruimen.
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
David Martin (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik heb mijn steun gegeven aan dit verslag inzake de onderlinge aanpassingen der wetgevingen van de lidstaten op het gebied van de meeteenheden. Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Het huidige voorstel beperkt zich tot de codificatie van de reeds bestaande teksten op het gebied van de meeteenheden en behelst geen inhoudelijke aanpassingen zijn. Ik heb voorgestemd. Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. – (EN) Naar ik begrijp, bevat het verslag een wetgevingsresolutie over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten op het gebied van de meeteenheden. Doel van het voorstel is de codificatie van Richtlijn 80/181/EEG van de Raad van 20 december 1979 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten op het gebied van de meeteenheden, en tot intrekking van Richtlijn 71/354/EEG. Het is een goede zaak dat de nieuwe richtlijn alle voorgaande rechtshandelingen die erin zijn opgenomen, vervangt; door dit voorstel blijft de inhoud van de te codificeren rechtshandelingen onverminderd van kracht, hetgeen betekent dat er uitsluitend die formele wijzigingen worden aangebracht die met het oog op de codificatie noodzakelijk zijn. Daarom heb ik voorgestemd. Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) Het huidige voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten op het gebied van de meeteenheden, beperkt zich volgens het advies van de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie tot de codificatie van de bestaande teksten en omvat geen inhoudelijke aanpassingen. Om die reden heb ik voor het voorstel van het Parlement gestemd, dat het voorstel van de Commissie overneemt, zoals aangepast volgens de aanbevelingen van de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie. Verslag: Sajjad Karim (A7-0093/2011) Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit document gestemd, dat een codificatie is van Richtlijn 70/157/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende het toegestane geluidsniveau en de uitlaatinrichting van motorvoertuigen. Codificatie is een effectieve wijze van consolidatie van de regels voor een bepaald terrein in een enkele wettekst. Codificatie biedt meer helderheid, omdat de verschillende bepalingen voor een bepaald terrein vaak verspreid zijn over meerdere wetteksten. Na wijzigingen wordt het moeilijk om te zien welke bepaling op een bepaald moment van kracht is. Codificatie is daarnaast een geschikte manier voor de ontwikkeling van het EU-recht: eenvoudiger, duidelijker en begrijpelijker voor de burger. Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik ben verheugd over de getoonde inspanningen voor de verduidelijking van het EU-recht teneinde het toegankelijker te maken voor alle Europese burgers. Daarom stem ik voor het voorstel voor een richtlijn betreffende het toegestane geluidsniveau en de uitlaatinrichting van motorvoertuigen. Hoewel ik van mening ben dat dit voorstel voor een codificatie efficiënter is wanneer het uitgewerkt wordt aan de hand van een systeem waarmee de gegevens verwerkt worden. Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Dit voorstel behelst louter een codificatie van bestaande teksten betreffende het toegestane geluidsniveau en de uitlaatinrichting van
85
86
NL
Handelingen van het Europees Parlement
motorvoertuigen, zonder enige inhoudelijke wijziging waarover dit Parlement zich in het bijzonder dient uit te spreken. José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Dit verslag gaat over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het toegestane geluidsniveau en de uitlaatinrichting van motorvoertuigen (gecodificeerde tekst). Een van de doelstellingen van de Europese Unie bestaat erin om het leven van de Europese burgers gemakkelijker te maken. Om die doelstelling te bereiken, hebben de Commissie en het Parlement heel wat veranderingen in de wetgeving doorgevoerd. Een van de gebieden die het leven van de burgers in de EU ingewikkelder maken, zijn de voortdurende wijzigingen van regels. Soms zijn die het gevolg van een noodzakelijke herziening, maar ze maken het leven van de Europese burgers toch ingewikkelder en verminderen hun levenskwaliteit. In 1987 beval de Commissie aan om alle teksten die minstens tien wijzigingen hadden ondergaan, te codificeren, opdat de bepalingen van de Europese Unie gemakkelijker begrepen zouden kunnen worden. Om die taak eenvoudiger te maken, bestaat er sinds 1994 een Interinstitutioneel Akkoord tussen het Parlement, de Commissie en de Raad over een versnelde werkmethode voor de officiële codificatie van wetteksten. Ik ben daarom verheugd dat we eindelijk een richtlijn tot codificering van Richtlijn 70/157/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende het toegestane geluidsniveau en de uitlaatinrichting van motorvoertuigen kunnen aannemen. Monika Flašíková Beňová (S&D), schriftelijk. – (EN) Richtlijn 70/157/EEG is een van de afzonderlijke richtlijnen behorende bij het EU-stelsel voor typegoedkeuringen zoals voorzien in Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd. In de onderhavige richtlijn zijn technische voorschriften opgenomen voor het toegestane geluidsniveau en de uitlaatinrichting van motorvoertuigen. Die technische voorschriften hebben betrekking op de onderlinge aanpassing van de wetgeving van de lidstaten om de communautaire procedure voor de typegoedkeuring zoals voorzien in Richtlijn 2007/46/EG voor elk type voertuig mogelijk te maken. Dat betekent dat de bepalingen die zijn neergelegd in Richtlijn 2007/46/EG verband houdende met systemen, onderdelen en technische eenheden voor voertuigen ook op de onderhavige richtlijn van toepassing zijn. Het verdient aanbeveling om ook rekening te houden met de technische vereisten die zijn vastgesteld door de Europese Economische Commissie van de Verenigde Naties (VN/ECE) in de desbetreffende verordeningen als bijlage bij de overeenkomst van de VN/ECE betreffende het aannemen van eenvormige technische eisen voor wielvoertuigen, uitrustingsstukken en onderdelen die kunnen worden aangebracht en/of gebruikt op wielvoertuigen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van goedkeuringen verleend op basis van deze eisen. David Martin (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik heb mijn steun gegeven aan dit verslag inzake de onderlinge aanpassingen der wetgevingen van de lidstaten op het gebied van de meeteenheden (gecodificeerde tekst). Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Dit voorstel behelst een loutere codificatie van bestaande teksten betreffende het toegestane geluidsniveau en de uitlaatinrichting van
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
motorvoertuigen, zonder enige inhoudelijke wijziging. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd. Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. – (EN) De wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het toegestane geluidsniveau en de uitlaatinrichting van motorvoertuigen levert een bijdrage aan de belangrijkste doelstelling van het voorstel: codificatie van Richtlijn 70/157/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende het toegestane geluidsniveau en de uitlaatinrichting van motorvoertuigen. Ik sluit mij aan bij het verslag van de heer Sajjad Karim en heb derhalve voorgestemd. Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) In dit verslag over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het toegestane geluidsniveau en de uitlaatinrichting van motorvoertuigen, komt de rapporteur, op basis van het advies van de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, tot de conclusie dat het voorstel in kwestie een eenvoudige codificatie van de bestaande teksten behelst, zonder inhoudelijke wijzigingen. In het kader van het bovenstaande, heb ik voor het voorstel van het Europees Parlement gestemd, dat het voorstel van de Commissie overneemt zoals dit is aangepast aan de aanbevelingen van de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie. Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. – (PT) Het belang van de transportsector voor de Europese economie uit zich in het feit dat meer dan 10 miljoen personen in deze sector werken en dat deze sector 5 procent van het bbp vertegenwoordigt. De ontwikkeling van deze sector is van essentieel belang voor de economische groei van de EU en voor het dichten van fysieke en psychologische kloven. Anderzijds, en dat wordt ook benadrukt in het witboek 'Stappenplan voor een interne Europese vervoersruimte', is het bijzonder belangrijk dat de doelstelling om de uitstoot van broeikasgassen tegen 2050 met 60 procent te verminderen, verwezenlijkt wordt. Met dit verslag wil men daarom de wetgeving van de Europese Unie, die verspreid is over talloze bepalingen die al verschillende keren gewijzigd werden en daardoor steeds moeilijker te begrijpen zijn, vereenvoudigen en verduidelijken. De transparantie van het communautair acquis is een van de doelstellingen van de Unie en dient gebruikt te worden als een manier om Europa dichter bij de burger te brengen, opdat die laatste kan profiteren van de specifieke rechten die hem werden toegekend. De codificatie van de bestaande wetgeving is het resultaat van de onderlinge afstemming van de verschillende wetten in de lidstaten inzake het vastleggen van technische voorschriften betreffende het toegestane geluidsniveau en de uitlaatinrichting van motorvoertuigen, wat de milieuduurzaamheid op Europees niveau ten goede komt. Artur Zasada (PPE), schriftelijk. – (PL) Ik heb voor document nummer 2010/0261 over de codificatie van het toegestane geluidsniveau en de uitlaatinrichting van motorvoertuigen gestemd. De Europese Commissie onderneemt hierin opnieuw activiteiten om het acquis communautaire zodanig te vereenvoudigen en te reguleren dat deze transparanter en toegankelijker wordt voor de EU-burgers. Het wetgevingsvoorstel behelst de codificatie van bestaande teksten en creëert daarmee een rechtsinstrument dat begrijpelijker en toegankelijker is. Met de standaardisering van de technische normen verkleint de richtlijn
87
88
NL
Handelingen van het Europees Parlement
de verschillen tussen de wetgeving van de lidstaten, zodat het EG-typegoedkeuringssysteem dat is gedefinieerd in Richtlijn 2007/46/EG kan worden ingesteld voor alle voertuigtypen. Verslag: Sajjad Karim (A7-0098/2011) Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit document gestemd, dat een codificatie is van Richtlijn 87/402/EEG van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 1987 betreffende vóór de bestuurderszitplaats bevestigde kantelbeveiligingsinrichtingen voor land- of bosbouwsmalspoortrekkers op wielen. Codificatie is een effectieve wijze van consolidatie van de regels voor een bepaald terrein in een enkele wettekst. Codificatie biedt meer helderheid, omdat de verschillende bepalingen voor een bepaald terrein vaak verspreid zijn over meerdere wetteksten. Na wijzigingen wordt het moeilijk om te zien welke bepaling op een bepaald moment van kracht is. Codificatie is daarnaast een geschikte manier voor de ontwikkeling van het EU-recht: eenvoudiger, duidelijker en begrijpelijker voor de burger. Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik ben verheugd over de inspanningen die geleverd werden om de wetgeving van de Unie duidelijker te maken, om ze zo toegankelijker te maken voor de Europese burgers. Ik heb daarom voor dit voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende vóór de bestuurderszitplaats bevestigde kantelbeveiligingsinrichtingen voor land- of bosbouwsmalspoortrekkers op wielen gestemd. Ik ben van mening dat de voorgestelde werkwijze voor een codificatie opgesteld met behulp van een gegevensverwerkingssysteem, doeltreffender is. José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Dit verslag gaat over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende vóór de bestuurderszitplaats bevestigde kantelbeveiligingsinrichtingen voor land- of bosbouwsmalspoortrekkers op wielen (gecodificeerde tekst). Een van de doelstellingen van de Europese Unie bestaat erin om het leven van de Europese burgers gemakkelijker te maken. Een van de gebieden die het leven van de burgers in de EU ingewikkelder maakt, zijn de voortdurende wijzigingen van regels. Soms zijn die het gevolg van een noodzakelijke herziening, maar ze maken het leven van de Europese burgers toch ingewikkelder en verminderen hun levenskwaliteit. In 1987 beval de Commissie aan om alle teksten die minstens tien wijzigingen hadden ondergaan, te codificeren, opdat de bepalingen van de Europese Unie gemakkelijker begrepen zouden kunnen worden. Om die taak eenvoudiger te maken, bestaat er sinds 1994 een Interinstitutioneel Akkoord tussen het Parlement, de Commissie en de Raad over een versnelde werkmethode voor de officiële codificatie van wetteksten. Ik ben daarom verheugd dat we eindelijk een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot codificering van Richtlijn 87/402/EEG van de Raad van 25 juni 1987 betreffende vóór de bestuurderszitplaats bevestigde kantelbeveiligingsinrichtingen voor land- of bosbouwsmalspoortrekkers op wielen kunnen aannemen. Monika Flašíková Beňová (S&D), schriftelijk. – (EN) Richtlijn 87/402/EEG van de Raad van 25 juni 1987 betreffende vóór de bestuurderszitplaats bevestigde kantelbeveiligingsinrichtingen voor land- of bosbouwsmalspoortrekkers op wielen is een aantal keren substantieel gewijzigd. In het belang van de duidelijkheid en rationaliteit moet die richtlijn dan ook gecodificeerd worden. Genoemde richtlijn is een van de afzonderlijke richtlijnen behorende bij het EU-stelsel voor typegoedkeuringen zoals voorzien in Richtlijn 74/150/EEG van de Raad, zoals vervangen door Richtlijn 2003/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de typegoedkeuring van landbouwof bosbouwtrekkers en aanhangwagens, verwisselbare getrokken machines, systemen,
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
onderdelen en technische eenheden daarvan en tot intrekking van Richtlijn 74/150/EEG. In genoemde richtlijn zijn de technische voorschriften neergelegd betreffende het ontwerp en de constructie van vóór de bestuurderszitplaats bevestigde kantelbeveiligingsinrichtingen voor land- of bosbouwtrekkers op wielen. Die technische voorschriften hebben betrekking op de onderlinge aanpassing van de wetgeving van de lidstaten om de communautaire procedure voor de typegoedkeuring zoals voorzien in Richtlijn 2003/37/EG voor elk type trekker mogelijk te maken. Dat betekent dat de bepalingen die zijn neergelegd in Richtlijn 2003/37/EG betreffende de typegoedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers en aanhangwagens, verwisselbare getrokken machines, systemen, onderdelen en technische eenheden daarvan, ook op deze richtlijn van toepassing zijn. David Martin (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik heb mijn steun gegeven aan dit verslag over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende vóór de bestuurderszitplaats bevestigde kantelbeveiligingsinrichtingen voor land- of bosbouwsmalspoortrekkers op wielen (gecodificeerde tekst). Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Dit voorstel behelst een loutere codificatie van bestaande teksten betreffende vóór de bestuurderszitplaats bevestigde kantelbeveiligingsinrichtingen voor land- of bosbouwsmalspoortrekkers op wielen, zonder enige inhoudelijke wijziging. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd. Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. – (EN) De wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende vóór de bestuurderszitplaats bevestigde kantelbeveiligingsinrichtingen voor land- of bosbouwsmalspoortrekkers op wielen komt op het juiste moment. Doel van dit voorstel is de codificatie van Richtlijn 87/402/EEG van de Raad van 25 juni 1987 betreffende vóór de bestuurderszitplaats bevestigde kantelbeveiligingsinrichtingen voor land- of bosbouwsmalspoortrekkers op wielen. Ik steun dit verslag en heb derhalve voorgestemd. Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) In dit verslag over een voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende vóór de bestuurderszitplaats bevestigde kantelbeveiligingsinrichtingen voor land- of bosbouwsmalspoortrekkers op wielen, komt de rapporteur, op basis van het advies van de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, tot de conclusie dat het voorstel in kwestie een eenvoudige codificatie van de bestaande teksten behelst, zonder inhoudelijke wijzigingen. In het kader van het bovenstaande, heb ik voor het voorstel van het Europees Parlement gestemd, dat het voorstel van de Commissie overneemt zoals dit is aangepast aan de aanbevelingen van de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie. Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. − (IT) Wij zijn vóór deze richtlijn betreffende kantelbeveiligingsinrichtingen op land- of bosbouwsmalspoortrekkers. Het groeperen en vereenvoudigen van alle bestaande wetgeving op dit vlak is een belangrijke stap en zal bijdragen aan de bescherming van personen die dagelijks gebruikmaken van landbouwwerktuigen. Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. – (PT) Dit verslag, waar ik vandaag voor gestemd heb, gaat over specifieke Europese wetgeving voor het communautaire goedkeuringssysteem voor land- en bosbouwtrekkers waarin technische voorschriften betreffende vóór de
89
90
NL
Handelingen van het Europees Parlement
bestuurderszitplaats bevestigde kantelbeveiligingsinrichtingen bosbouwsmalspoortrekkers op wielen worden vastgelegd.
11-05-2011
voor
land-
of
De codificatie van de communautaire wetgevingsteksten is een procedure die van essentieel belang is om het begrip van die teksten door de Europese burgers te vereenvoudigen en te vergemakkelijken en zo bij te dragen tot de concrete toepassing van de Europese richtlijnen. In dit specifieke geval zorgen de technische voorschriften die aan de lidstaten worden opgelegd ervoor dat het Europese goedkeuringssysteem, zoals vastgelegd in Richtlijn 2003/37/EG, voor elk trekkermodel kan worden toegepast. Ik wil graag wijzen op twee belangrijke aspecten die aan bod komen dit verslag: de vereenvoudiging en de transparantie van de communautaire wetgeving. We maken momenteel een periode door waarin de Europese burger zich buitengesloten voelt van het Europese project. Daarom is het volgens mij van essentieel belang om oplossingen te vinden om de Unie opnieuw dichter bij de burger te brengen en zo te tonen dat de Europese Unie er in de eerste plaats is om het welzijn van de Europese burgers te verzekeren. Verslag: Sajjad Karim (A7-0090/2011) Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb gestemd voor dit document, een codificatie van Richtlijn 86/415/EEG van de Raad van 24 juli 1986 betreffende de installatie, plaats, werking en identificatie van de bedieningsorganen van land- en bosbouwtrekkers op wielen. Codificatie is een effectieve wijze van consolidatie van de regels voor een bepaald terrein in een enkele wettekst. Codificatie biedt meer helderheid, omdat de verschillende bepalingen voor een bepaald terrein vaak verspreid zijn over meerdere wetteksten. Na wijzigingen wordt het moeilijk om te zien welke bepaling op een bepaald moment van kracht is. Codificatie is daarnaast een geschikte manier voor de ontwikkeling van het EU-recht: eenvoudiger, duidelijker en begrijpelijker voor de burger. Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik ben verheugd over de inspanningen die geleverd werden om de wetgeving van de Unie duidelijker te maken, om ze zo toegankelijker te maken voor de Europese burgers. Ik heb daarom voor dit voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de installatie, plaats, werking en identificatie van de bedieningsorganen van landbouw- en bosbouwtrekkers op wielen gestemd. Ik ben van mening dat de voorgestelde werkwijze voor een codificatie opgesteld met behulp van een gegevensverwerkingssysteem, doeltreffender is. José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Dit verslag gaat over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de installatie, plaats, werking en identificatie van de bedieningsorganen van landbouw- en bosbouwtrekkers op wielen (gecodificeerde tekst). Een van de doelstellingen van de Europese Unie bestaat erin om het leven van de Europese burgers gemakkelijker te maken. Om die doelstelling te bereiken, hebben de Commissie en het Parlement heel wat veranderingen in de wetgeving doorgevoerd. Een van de gebieden die het leven van de burgers in de EU ingewikkelder maken, zijn de voortdurende wijzigingen van regels. Soms zijn die het gevolg van een noodzakelijke herziening, maar ze maken het leven van de Europese burgers toch ingewikkelder en verminderen hun levenskwaliteit. Op 1 april 1987 beval de Commissie aan om alle teksten die minstens tien wijzigingen hadden ondergaan, te codificeren, opdat de bepalingen van de Europese Unie gemakkelijker begrepen zouden kunnen worden. Om die taak eenvoudiger te maken, bestaat er sinds 1994 een Interinstitutioneel Akkoord tussen het Parlement, de Commissie en de Raad over een versnelde werkmethode voor de officiële codificatie van wetteksten. Ik ben daarom verheugd dat we eindelijk een richtlijn
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
van het Europees Parlement en de Raad tot codificering van Richtlijn 86/415/EEG van de Raad van 24 juli 1986 betreffende de installatie, plaats, werking en identificatie van de bedieningsorganen van land- en bosbouwtrekkers op wielen kunnen aannemen. Monika Flašíková Beňová (S&D), schriftelijk. – (EN) Richtlijn 86/415/EEG van de Raad van 24 juli 1986 betreffende de installatie, plaats, werking en identificatie van de bedieningsorganen van land- en bosbouwtrekkers op wielen is een aantal keren substantieel gewijzigd. In het belang van de duidelijkheid en rationaliteit moet die richtlijn dan ook gecodificeerd worden. Richtlijn 86/415/EEG is een van de afzonderlijke richtlijnen behorende bij het EU-stelsel voor typegoedkeuringen zoals voorzien in Richtlijn 74/150/EEG van de Raad, zoals vervangen door Richtlijn 2003/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de typegoedkeuring van landbouwof bosbouwtrekkers en aanhangwagens, verwisselbare getrokken machines, systemen, onderdelen en technische eenheden daarvan en tot intrekking van Richtlijn 74/150/EEG. In genoemde richtlijn zijn de technische voorschriften neergelegd betreffende de installatie, plaats, werking en identificatie van de bedieningsorganen. Die technische voorschriften hebben betrekking op de onderlinge aanpassing van de wetgeving van de lidstaten om de communautaire procedure voor de typegoedkeuring zoals voorzien in Richtlijn 2003/37/EG voor elk type trekker mogelijk te maken. Dat betekent dat de bepalingen die zijn neergelegd in Richtlijn 2003/37/EG betreffende de typegoedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers en aanhangwagens, verwisselbare getrokken machines, systemen, onderdelen en technische eenheden daarvan, ook op deze richtlijn van toepassing zijn. David Martin (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik heb mijn steun gegeven aan dit verslag over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de installatie, plaats, werking en identificatie van de bedieningsorganen van landbouw- en bosbouwtrekkers op wielen (gecodificeerde tekst). Nuno Melo (PPE), schriftelijk.. − (PT) Dit voorstel beperkt zich tot de codificatie van de bestaande teksten betreffende de bedieningsorganen van landbouw- en bosbouwtrekkers op wielen, zonder enige inhoudelijke wijziging. Ik stem daarom voor. Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. – (EN) In het verslag wordt aandacht besteed aan de wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de installatie, plaats, werking en identificatie van de bedieningsorganen van landbouw- en bosbouwtrekkers op wielen. Doel van dit voorstel is de codificatie van Richtlijn 86/415/EEG van de Raad van 24 juli 1986 betreffende de installatie, plaats, werking en identificatie van de bedieningsorganen van land- en bosbouwtrekkers op wielen. Ik heb voor dit verslag gestemd. Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) Gebaseerd op de mening van de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, van de Raad en van de Commissie, is de conclusie van dit voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en van de Raad betreffende de installatie, plaats, werking en identificatie van de bedieningsorganen van landbouw- en bosbouwtrekkers op wielen, dat het betreffende voorstel zich beperkt tot enkel de codificatie van bestaande teksten, zonder enige inhoudelijke wijziging. Daarom heb ik voor het voorstel van het Parlement gestemd, dat het voorstel van de Commissie overneemt, zoals dit is aangepast aan de aanbevelingen van de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, van de Raad en van de Commissie.
91
92
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. − Ik heb vóór het verslag gestemd, aangezien het tot doel heeft gebruikers van landbouwmachines te beschermen, in de zin dat de bedieningsorganen gemakkelijk bereikbaar moeten zijn en geen gevaar mogen inhouden. Zij moeten zodanig zijn geconstrueerd en aangebracht, of zodanig zijn beschermd, dat het ongewild op gang brengen van een beweging of van enige andere werking die een gevaar inhoudt, is uitgesloten. Verslag: Sajjad Karim (A7-0092/2011) Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb gestemd voor dit document, een codificatie van Richtlijn 76/432/EEG van de Raad van 6 april 1976 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de reminrichtingen van landbouwen bosbouwtrekkers op wielen. Codificatie is een effectieve wijze van consolidatie van de regels voor een bepaald terrein in een enkele wettekst. Codificatie biedt meer helderheid, omdat de verschillende bepalingen voor een bepaald terrein vaak verspreid zijn over meerdere wetteksten. Na wijzigingen wordt het moeilijk om te zien welke bepaling op een bepaald moment van kracht is. Codificatie is daarnaast een geschikte manier voor de ontwikkeling van het EU-recht: eenvoudiger, duidelijker en begrijpelijker voor de burger. Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk.. − (PT) Ik ben verheugd over de inspanningen die zijn geleverd om het recht van de Unie te verduidelijken om het toegankelijker voor alle Europese burgers te maken. Ik stem daarom voor dit voorstel voor een richtlijn betreffende de reminrichtingen van landbouw- en bosbouwtrekkers op wielen. Ik ben van mening dat het voorgestelde systeem van codificatie, dat werkt door middel van een informatieverwerkend systeem, efficiënter is. Monika Flašíková Beňová (S&D), schriftelijk. – (EN) Richtlijn 76/432/EEG van de Raad van 6 april 1976 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de reminrichtingen van landbouw- en bosbouwtrekkers op wielen is een aantal keren substantieel gewijzigd. In het belang van de duidelijkheid en rationaliteit moet die richtlijn dan ook gecodificeerd worden. Richtlijn 76/432/EEG is een van de afzonderlijke richtlijnen behorende bij het EU-stelsel voor typegoedkeuringen zoals voorzien in Richtlijn 74/150/EEG van de Raad, zoals vervangen door Richtlijn 2003/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de typegoedkeuring van landbouwof bosbouwtrekkers en aanhangwagens, verwisselbare getrokken machines, systemen, onderdelen en technische eenheden daarvan en tot intrekking van Richtlijn 74/150/EEG. In genoemde richtlijn zijn de technische voorschriften neergelegd betreffende reminrichtingen. Die technische voorschriften hebben betrekking op de onderlinge aanpassing van de wetgeving van de lidstaten om de communautaire procedure voor de typegoedkeuring zoals voorzien in Richtlijn 2003/37/EG voor elk type trekker mogelijk te maken. Dat betekent dat de bepalingen die zijn neergelegd in Richtlijn 2003/37/EG betreffende de typegoedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers en aanhangwagens, verwisselbare getrokken machines, systemen, onderdelen en technische eenheden daarvan, ook op deze richtlijn van toepassing zijn. David Martin (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik heb mijn steun gegeven aan dit verslag over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de reminrichtingen van landbouw- en bosbouwtrekkers op wielen (gecodificeerde tekst).
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Nuno Melo (PPE), schriftelijk. − (PT) Dit voorstel beperkt zich tot de codificatie van de bestaande teksten betreffende de reminrichtingen van landbouw- en bosbouwtrekkers op wielen, zonder enige inhoudelijke wijziging. Ik stem dan ook voor. Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) Gebaseerd op de mening van de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, van de Raad en van de Commissie, is de conclusie van dit voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en van de Raad betreffende de reminrichtingen van landbouw- en bosbouwtrekkers op wielen, dat het betreffende voorstel zich beperkt tot enkel de codificatie van bestaande teksten, zonder enige inhoudelijke wijziging. Daarom heb ik voor het voorstel van het Europees Parlement gestemd, dat het voorstel van de Commissie overneemt, zoals dit is aangepast aan de aanbevelingen van de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, van de Raad en van de Commissie. Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. − (IT) Ik heb vóór het verslag gestemd, aangezien het tot doel heeft de wetgeving inzake reminrichtingen van landbouw- en bosbouwtrekkers op wielen te reguleren en vereenvoudigen. Teneinde gebruikers van landbouw- en bosbouwtrekkers op wielen te beschermen, is het van belang dat de machines een EC-goedkeuring hebben. Verslag: Sajjad Karim (A7-0096/2011) Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb gestemd voor dit document, een codificatie van Richtlijn 80/720/EEG van de Raad van 24 juni 1980 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake de bedieningsruimte, de toegankelijkheid van de cabine alsmede deuren en ramen van landbouw- en bosbouwtrekkers op wielen. Codificatie is een effectieve wijze van consolidatie van de regels voor een bepaald terrein in een enkele wettekst. Codificatie biedt meer helderheid, omdat de verschillende bepalingen voor een bepaald terrein vaak verspreid zijn over meerdere wetteksten. Na wijzigingen wordt het moeilijk om te zien welke bepaling op een bepaald moment van kracht is. Codificatie is daarnaast een geschikte manier voor de ontwikkeling van het EU-recht: eenvoudiger, duidelijker en begrijpelijker voor de burger. Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik ben verheugd over de inspanningen die zijn geleverd om het recht van de Unie te verduidelijken om het toegankelijker te maken voor alle Europese burgers. Ik stem daarom in met het betreffende voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bedieningsruimte, de toegankelijkheid van de cabine, evenals deuren en ramen van landbouw- en bosbouwtrekkers op wielen. Ik ben van mening dat het voorgestelde systeem van codificatie, dat werkt door middel van een informatieverwerkend systeem, efficiënter is. José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. − (PT) Dit verslag heeft betrekking op het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en van de Raad betreffende de bedieningsruimte, de toegankelijkheid van de cabine en de deuren en ramen van landbouwof bosbouwtrekkers op wielen, in een gecodificeerde tekst. Een van de gebieden die het leven van de gewone burgers van de EU bemoeilijkt, is de voortdurende wijziging van wetgeving. Op 1 april 1987 adviseerde de Commissie alle besluiten na maximaal tien wijzigingen te codificeren, zodat de EU-wetgeving makkelijker te begrijpen zouden zijn. Dit advies zou deel gaan uitmaken van de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Edinburgh van december 1992. Om deze zaak aan te pakken, is er sinds 1994 een Interinstitutioneel Akkoord tussen Parlement, Commissie en de Raad over
93
94
NL
Handelingen van het Europees Parlement
een versnelde werkmethode voor de officiële codificatie van wetsteksten. Ik verheug me er daarom over dat we nu ten slotte een richtlijn kunnen aannemen die Richtlijn 80/720/CEE van de Raad van 24 juni 1980 codificeert en de wetgeving van de lidstaten aanpast betreffende de bedieningsruimte, de toegankelijkheid van de cabine evenals deuren en ramen van landbouw- en bosbouwtrekkers op wielen. Monika Flašíková Beňová (S&D), schriftelijk. – (EN) Richtlijn 80/720/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake de bedieningsruimte, de toegankelijkheid van de cabine alsmede deuren en ramen van landbouw- en bosbouwtrekkers op wielen is een aantal keren substantieel gewijzigd. In het belang van de duidelijkheid en rationaliteit moet die richtlijn dan ook gecodificeerd worden. Richtlijn 80/720/EEG is een van de afzonderlijke richtlijnen behorende bij het EU-stelsel voor typegoedkeuringen zoals voorzien in Richtlijn 74/150/EEG van de Raad, zoals vervangen door Richtlijn 2003/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de typegoedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers en aanhangwagens, verwisselbare getrokken machines, systemen, onderdelen en technische eenheden daarvan en tot intrekking van Richtlijn 74/150/EEG. In genoemde richtlijn zijn de technische voorschriften neergelegd betreffende de bedieningsruimte, de toegankelijkheid van de cabine alsmede deuren en ramen van landbouw- en bosbouwtrekkers op wielen. Die technische voorschriften hebben betrekking op de onderlinge aanpassing van de wetgeving van de lidstaten om de communautaire procedure voor de typegoedkeuring zoals voorzien in Richtlijn 2003/37/EG voor elk type trekker mogelijk te maken. Dat betekent dat de bepalingen die zijn neergelegd in Richtlijn 2003/37/EG betreffende de typegoedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers en aanhangwagens, verwisselbare getrokken machines, systemen, onderdelen en technische eenheden daarvan, ook op deze richtlijn van toepassing zijn. David Martin (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik heb mijn steun gegeven aan dit verslag over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bedieningsruimte, de toegankelijkheid van de cabine alsmede deuren en ramen van landbouw- en bosbouwtrekkers op wielen (gecodificeerde tekst). Nuno Melo (PPE), schriftelijk.. − (PT) Dit voorstel beperkt zich tot de codificatie van de bestaande teksten betreffende de toegankelijkheid van de cabine evenals deuren en ramen van landbouw- en bosbouwtrekkers op wielen, zonder enige inhoudelijke wijziging. Ik stem dan ook voor. Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. − (PT) Gebaseerd op de mening van de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, van de Raad en van de Commissie, is de conclusie van dit voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bedieningsruimte, de toegankelijkheid van de cabine evenals deuren en ramen van landbouw- en bosbouwtrekkers, dat het betreffende voorstel zich beperkt tot enkel de codificatie van de bestaande teksten, zonder enige inhoudelijke wijziging. Daarom heb ik voor het voorstel van het Europees Parlement gestemd, dat het voorstel van de Commissie overneemt, zoals dit is aangepast aan de aanbevelingen van de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, van de Raad en van de Commissie. Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. − (IT) Teneinde de veiligheid te waarborgen, is het van groot belang de regels op het gebied van bedieningsruimte, de toegankelijkheid van de cabine, en de afmetingen van de deuren en ramen van landbouwtrekkers op een voor
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
burgers begrijpelijke en toegankelijke wijze te codificeren. Ik heb dan ook vóór het verslag gestemd. Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. − (PT) Dit verslag, evenals de verslagen inzake de voorschriften betreffende trekkers, heeft als doel de codificatie door te voeren van Richtlijn 80/720/EEG van 24 juni 1980, betreffende de harmonisatie van de wetgeving der lidstaten inzake de bedieningsruimte, de toegankelijkheid van de cabine evenals deuren en ramen van landbouw- en bosbouwtrekkers op wielen. De ingediende wijzigingen zijn niet inhoudelijk, het zijn slechts door het codificatieproces vereiste formele wijzigingen, gepresenteerd in 22 officiële talen. Ik zou daarom nogmaals het belang van dit juridische proces willen herhalen, om een beter begrip en meer duidelijkheid van deze Europese juridische teksten mogelijk te maken, teksten met als voornaamste belanghebbenden de Europese burgers en instellingen. Een Europa dat helder en simpel is voor het gehele publiek, is de kernfactor voor het ontwikkelen van een saamhorigheidsgevoel en dit is essentieel voor het Europese project. Verslag: Sajjad Karim (A7-0101/2011) Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb gestemd voor dit document, een codificatie van Richtlijn 86/298/EEG van de Raad van 26 mei 1986 betreffende kantelbeveiligingsinrichtingen aan de achterzijde op land- of bosbouwsmalspoortrekkers. Codificatie is een effectieve wijze van consolidatie van de regels voor een bepaald terrein in een enkele wettekst. Codificatie biedt meer helderheid, omdat de verschillende bepalingen voor een bepaald terrein vaak verspreid zijn over meerdere wetteksten. Na wijzigingen wordt het moeilijk om te zien welke bepaling op een bepaald moment van kracht is. Codificatie is daarnaast een geschikte manier voor de ontwikkeling van het EU-recht: eenvoudiger, duidelijker en begrijpelijker voor de burger. Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. − (PT) Ik ben verheugd over de inspanningen die zijn geleverd om het recht van de Unie te vereenvoudigen en verduidelijken, om het toegankelijker voor alle Europese burgers te maken. Ik stem daarom voor dit betreffende voorstel betreffende een richtlijn voor de kantelbeveiligingsinrichtingen voor land- en bosbouw smalspoortrekkers op wielen. Ik ben van mening dat het voorgestelde systeem van codificatie, dat werkt door middel van een informatieverwerkend systeem, efficiënter is. Diogo Feio (PPE), schriftelijk. − (PT) Dit voorstel beperkt zich tot de codificatie van de bestaande teksten zonder enige inhoudelijke wijziging. Er is dan ook geen aanleiding waarom ik tegen zou moeten stemmen. José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Dit verslag heeft betrekking op het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en van de Raad over de kantelbeveiligingsinrichtingen aan de achterzijde op land- of bosbouwsmalspoortrekkers in een gecodificeerde tekst. Het leven van de Europeanen eenvoudiger maken is één van de zorgen van de EU. Een van de gebieden die het leven van de gewone burgers van de EU bemoeilijkt, is de voortdurende wijziging van wetgeving. Op 1 april 1987 adviseerde de Commissie alle besluiten na maximaal tien wijzigingen te codificeren, zodat de EU-wetgeving makkelijker te begrijpen zouden zijn. Dit advies zou deel gaan uitmaken van de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Edinburgh van december 1992. Om deze zaak aan te pakken, is er sinds 1994 een Interinstitutioneel Akkoord tussen Parlement, Commissie en de Raad over een versnelde werkmethode voor
95
96
NL
Handelingen van het Europees Parlement
de officiële codificatie van wetsteksten. Ik ben dan ook heel tevreden dat we eindelijk een richtlijn kunnen aannemen die Richtlijn 86/298/EEG van 26 mei 1986 codificeert, en die de wetgeving van de lidstaten op de kantelbeveiligingsinrichting aan de achterzijde op land- of bosbouwsmalspoortrekkers benadert. David Martin (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik heb mijn steun gegeven aan dit verslag over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende kantelbeveiligingsinrichtingen aan de achterzijde op land- of bosbouwsmalspoortrekkers (gecodificeerde tekst). Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Dit voorstel beperkt zich tot de codificatie van de bestaande teksten betreffende de kantelbeveiligingsinrichting aan de achterzijde op landof bosbouwsmalspoortrekkers, zonder enige wezenlijke verandering, dus ik stem voor. Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Op basis van de mening van de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, wordt in dit voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en van de Raad over kantelbeveiligingsinrichtingen aan de achterzijde op land- of bosbouwsmalspoortrekkers vastgesteld dat het voorstel in kwestie beperkt is tot de duidelijke codificatie van de bestaande teksten zonder enige wezenlijke aanpassing. Daarom heb ik voor het voorstel van het Parlement gestemd, dat het voorstel van de Commissie overneemt, aangepast volgens de aanbevelingen van de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie. Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. – (PT) Dit verslag is bedoeld om Richtlijn 86/298/EEG uit 1986, samen met de verschillende wijzigingen die reeds zijn gemaakt, over de kantelbeveiligingsinrichtingen aan de achterzijde op land- of bosbouwsmalspoortrekkers, te verduidelijken en te vereenvoudigen. De duidelijke doelstelling van deze codificatieprocedure is de EU-wetgeving toegankelijker en begrijpelijker maken voor het Europese publiek. Deze richtlijn en de bijhorende veranderingen bepalen technische regels over het ontwerp en de productie van land- en bosbouwtrekkers, en hun respectievelijke goedkeuringssysteem, waarvoor een harmonisatie op EU-niveau nodig is om de voorwaarden voor verkeersveiligheid te bepalen. Deze Europese harmonisatie garandeert ook dat, indien de veiligheid van de arbeiders in gevaar is tijdens het gebruik van deze trekkers, de lidstaten de nodige en vereiste maatregelen kunnen nemen, daarbij rekening houdend met het Verdrag en de technische voorschriften over de veiligheidsvoorzieningen die in deze richtlijn bepaald worden. Verslag: Sajjad Karim (A7-0100/2011) Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik stem voor het gewijzigde voorstel van de Commissie met betrekking tot het Interinstitutioneel Akkoord van 20 december 1994 over een versnelde werkmethode voor de officiële codificatie van wetteksten en in het bijzonder van paragraaf 4 van die tekst. De adviesgroep, die bestaat uit de juridische dienst van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, kwam samen op 23 november 2010 met de bedoeling het vermelde voorstel, dat ingediend werd door de Commissie, te bestuderen. Na het bestuderen van het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot codificering van Richtlijn 92/79/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 inzake de onderlinge aanpassing van de belastingen op sigaretten, Richtlijn 92/80/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 inzake de onderlinge aanpassing van de belastingen op andere
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
tabaksfabrikaten dan sigaretten en Richtlijn 95/59/EG van de Raad van 27 november 1995 betreffende de belasting, andere dan omzetbelasting, op het verbruik van tabaksfabrikaten, is de adviesgroep unaniem tot de slotsom gekomen dat het voorstel een loutere codificatie van bestaande teksten behelst, zonder enige inhoudelijke wijziging. Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb gestemd voor dit document, een codificatie van Richtlijn 92/79/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 inzake de onderlinge aanpassing van de belastingen op sigaretten, Richtlijn 92/80/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 inzake de onderlinge aanpassing van de belastingen op andere tabaksfabrikaten dan sigaretten en Richtlijn 95/59/EG van de Raad van 27 november 1995 betreffende de belasting, andere dan omzetbelasting, op het verbruik van tabaksfabrikaten. Codificatie is een effectieve wijze van consolidatie van de regels voor een bepaald terrein in een enkele wettekst. Codificatie biedt meer helderheid, omdat de verschillende bepalingen voor een bepaald terrein vaak verspreid zijn over meerdere wetteksten. Na wijzigingen wordt het moeilijk om te zien welke bepaling op een bepaald moment van kracht is. Codificatie is daarnaast een geschikte manier voor de ontwikkeling van het EU-recht: eenvoudiger, duidelijker en begrijpelijker voor de burger. Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik verwelkom de inspanningen die worden geleverd om de EU-wetgeving te verduidelijken en toegankelijker te maken voor alle EU-burgers. Daarom stem ik voor dit voorstel voor een richtlijn betreffende de structuur en de tarieven van de accijns op tabaksfabrikaten. Ik denk dat het voorgestelde codificatiesysteem, dat gebruikmaakt van een gegevens verwerkend systeem, efficiënter is. Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Met het nodige respect voor de mening van de juridische diensten van het Parlement, de Raad en de Commissie, die hebben vastgesteld dat het voorstel van de Commissie zich beperkt tot een loutere codificatie van de bestaande teksten, zonder ze wezenlijk te veranderen, ben ik voor de aanneming van dit voorstel. José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Dit verslag betreft een gewijzigd voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de structuur en de tarieven van accijns op tabaksfabrikaten in een gecodificeerde tekst. Het leven van de Europeanen eenvoudiger maken is één van de zorgen van de EU. Een van de gebieden die het leven van de gewone burgers van de EU bemoeilijkt, is de voortdurende wijziging van wetgeving. Op 1 april 1987 adviseerde de Commissie alle besluiten na maximaal tien wijzigingen te codificeren, zodat de EU-wetgeving makkelijker te begrijpen zouden zijn. Dit advies zou deel gaan uitmaken van de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Edinburgh van december 1992. Om deze zaak aan te pakken, is er sinds 1994 een Interinstitutioneel Akkoord tussen Parlement, Commissie en de Raad over een versnelde werkmethode voor de officiële codificatie van wetsteksten, die in volledige overeenstemming met het wetgevingsproces van de EU zou moeten worden gerealiseerd. Ik heb derhalve voor dit voorstel gestemd, dat de richtlijn van de Raad 92/79/EEG van 19 oktober 1992 betreffende de structuur en de tarieven van de accijns op tabaksfabrikaten codificeert. Monika Flašíková Beňová (S&D), schriftelijk. – (EN) Met het Verdrag wordt gestreefd naar het creëren van een economische unie met een gezonde mededinging en eigenschappen die vergelijkbaar zijn met die op de binnenlandse markten. Wat tabaksfabrikaten betreft, veronderstelt de realisering van dit doel dat de toepassing in de lidstaten van belastingheffingen die van invloed zijn op de consumptie van producten in deze sector, de mededingingsvoorwaarden niet verstoren en het vrije verkeer ervan binnen de Europese
97
98
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Unie niet belemmeren. Met betrekking tot de accijnzen, moet de harmonisatie van structuren met name leiden tot concurrentie in de verschillende categorieën tabaksfabrikaten die tot dezelfde groep behoren die niet verstoord wordt door de effecten van de belastingheffing, hetgeen daardoor moet leiden tot het openstellen van de nationale markten van de lidstaten. De dwingende eisen die aan de mededinging worden gesteld, impliceren een systeem van vrije prijsvorming voor alle groepen tabaksfabrikaten. Door de uitvoering van dit beleid moet een hoog volksgezondheidsniveau gewaarborgd worden. David Martin (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik heb mijn steun gegeven aan dit verslag over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de structuur en de tarieven van de accijns op tabaksfabrikaten (gecodificeerde tekst). Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Dit voorstel betreft louter de codificatie van de bestaande teksten betreffende de structuur en de tarieven van de accijns op tabaksfabrikaten, zonder dat deze teksten inhoudelijk worden gewijzigd, dus ik stem voor. Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. – (EN) Het verslag van Sajjad Karim bevat de wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het gewijzigd voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de structuur en de tarieven van de accijns op tabaksfabrikaten. Het is bekend dat dit voorstel bedoeld is ter codificatie van Richtlijn 92/79/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 inzake de onderlinge aanpassing van de belastingen op sigaretten, Richtlijn 92/80/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 inzake de onderlinge aanpassing van de belastingen op andere tabaksfabrikaten dan sigaretten en Richtlijn 95/59/EG van de Raad van 27 november 1995 betreffende de belasting, andere dan omzetbelasting, op het verbruik van tabaksfabrikaten. Dit initiatief is zeer belangrijk en komt op het juiste moment. Ik heb derhalve voor dit verslag gestemd. Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) De voor dit thema bevoegde werkgroep heeft het voorstel voor een richtlijn van de Raad bestudeerd die richtlijn 92/79/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 inzake de onderlinge aanpassing van de belastingen op sigaretten, richtlijn 92/80/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 inzake de onderlinge aanpassing van de belastingen op andere tabaksfabrikaten dan sigaretten, en richtlijn 95/59/EEG van de Raad van 27 november 1995 betreffende belasting, andere van omzetbelasting, op het verbruik van tabaksfabrikaten, codificeert. De adviesgroep heeft vastgesteld dat het voorstel een loutere codificatie van bestaande teksten inhoudt, zonder dat deze inhoudelijk worden gewijzigd. Daarom heb ik voorgestemd. Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. − (IT) Ook dit verslag, net als de andere verslagen die we hebben besproken vandaag, zorgt voor het vereenvoudigen en duidelijker formuleren van de Europese wetgeving, mede omdat er, zoals in het geval van accijnsheffing, talloze bepalingen zijn die al meerdere keren zijn gewijzigd. Het samenbundelen en begrijpelijk maken van de regels kan voor zowel marktdeelnemers als gebruikers nuttig zijn. Wij hebben voorgestemd. Verslag: Sajjad Karim (A7-0102/2011) Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit document gestemd, een codificatie van Verordening (EG) nr. 975/98 van de Raad van 3 mei 1998 over de denominaties en technische specificaties van voor circulatie bestemde euromuntstukken. Codificatie is een effectieve wijze van consolidatie van de regels voor een bepaald terrein in een enkele wettekst. Codificatie biedt meer helderheid, omdat de verschillende bepalingen voor een bepaald terrein vaak verspreid zijn over meerdere wetteksten. Na wijzigingen
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
wordt het moeilijk om te zien welke bepaling op een bepaald moment van kracht is. Codificatie is daarnaast een geschikte manier voor de ontwikkeling van het EU-recht: eenvoudiger, duidelijker en begrijpelijker voor de burger. Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik verwelkom de inspanningen die worden geleverd om de EU-wetgeving te verduidelijken en toegankelijker te maken voor alle EU-burgers. Daarom stem ik voor dit voorstel voor een verordening betreffende de denominaties en technische specificaties van voor circulatie bestemde euromuntstukken. Ik denk dat het voorgestelde codificatiesysteem, dat gebruikmaakt van een gegevensverwerkend systeem, efficiënter is. Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Met het nodige respect voor de mening van de juridische diensten van het Parlement, de Raad en de Commissie, die hebben dat het voorstel van de Commissie een loutere codificatie van de bestaande teksten is, zonder dat deze inhoudelijk worden gewijzigd, ben ik voor de aanneming van dit voorstel. José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Dit verslag gaat over een voorstel voor een verordening van de Raad voor de denominaties en technische specificaties van voor circulatie bestemde euromuntstukken, in een gecodificeerde tekst. Het vereenvoudigen van het leven van de Europeanen is één van de doelstellingen van de EU. Eén van de gebieden die het leven van de mensen in de EU moeilijk maken zijn de permanente wijzigingen van de wetgeving. Op 1 juli 1987 heeft de Commissie de aanbeveling gedaan dat alle wetgevingshandelingen die tien of meer keer zijn gewijzigd gecodificeerd dienen te worden, om de EU-wetgeving begrijpelijker te maken. Deze aanbeveling werd later ook opgenomen in de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Edinburgh van december 1992. Om deze kwestie aan te pakken is er een Interinstitutioneel Akkoord gesloten tussen het Parlement, de Commissie en de Raad inzake een versnelde werkmethode voor de officiële codificatie van wetteksten die in volledige overeenstemming met het wetgevingsproces van de EU moet worden uitgevoerd. Om deze redenen heb ik mijn stem gegeven aan het verslag tot codificering van Verordening (EG) nr. 975/98 van de Raad van 3 mei 1998 over de denominaties en technische specificaties van voor circulatie bestemde euromuntstukken. Monika Flašíková Beňová (S&D), schriftelijk. – (EN) Door het Europese uniforme muntstelsel moet het publieke vertrouwen worden vergroot. Daarnaast moeten hierin technologische innovaties geïntegreerd worden om te waarborgen dat het stelsel veilig, betrouwbaar en effectief is. Het vertrouwen van de burgers in het systeem is afhankelijk van de fysieke eigenschappen van de munten die zo gebruiksvriendelijk mogelijk moeten zijn. Na raadpleging van consumentenverenigingen, van vertegenwoordigers van de Europese Blindenunie en van de verkoopautomatensector, is onderzoek uitgevoerd om rekening te kunnen houden met de specifieke eisen van belangrijke categorieën muntengebruikers. Teneinde een soepele overgang naar de euro te waarborgen en om de acceptatie van de muntstelsels door gebruikers te bevorderen, is een gemakkelijk onderscheid tussen de munten noodzakelijk door het gebruik van visuele en tactiele kenmerken. Om de mogelijkheden van fraude te beperken, moeten de munten voorzien worden van speciale veiligheidskenmerken. Het feit dat de munten één Europese en één nationale kant hebben, is een gepaste weerspiegeling van het idee van een Europese Monetaire Unie van afzonderlijke lidstaten.
99
100
NL
Handelingen van het Europees Parlement
David Martin (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik heb mijn steun gegeven aan dit verslag over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad over de denominaties en technische specificaties van voor circulatie bestemde euromuntstukken (gecodificeerde tekst) Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Dit voorstel beperkt zich tot het codificeren van de bestaande teksten die betrekking hebben op de denominaties en technische specificaties van voor circulatie bestemde euromuntstukken, zonder inhoudelijk verandering. Dus geef ik mijn stem aan dit voorstel. Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. – (EN) Het verslag van Sajjad Karim bevat een wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een verordening van de Raad over de denominaties en technische specificaties van voor circulatie bestemde euromuntstukken. Rekening houdend met de verwachte toetreding van nieuwe landen tot de eurozone, biedt dit initiatief een extra mogelijkheid om het vervalsen van muntstukken te voorkomen. Ik heb derhalve voor dit verslag gestemd. Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Op grond van het advies van de adviesgroep van de juridische dienst van het Europees Parlement, van de Raad en van de Commissie is de slotsom van dit verslag over het voorstel voor een verordening van de Raad voor de denominaties en technische specificaties van voor circulatie bestemde euromuntstukken dat het voorstel een loutere codificatie van bestaande teksten behelst, zonder enige inhoudelijke wijziging. Om deze reden heb ik voor het voorstel van het Parlement gestemd, waarin goedkeuring wordt gehecht aan het voorstel van de Commissie zoals dit is aangepast aan de aanbevelingen van de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie. Verslagen: Sajjad Karim (A7-0089/2011), (A7-0090/2011), (A7-0092/2011), (A7-0093/2011), (A7-0095/2011), (A7-0096/2011), (A7-0098/2011), (A7-0101/2011), (A7-0102/2011) Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Aangezien het onderhavige voorstel, volgens de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, een loutere codificatie van bestaande teksten behelst, zonder enige inhoudelijke wijziging, keur ik het standpunt dat in dit voorstel in eerste lezing naar voren wordt gebracht goed, waarbij ik het voorstel van de Commissie overneem zoals dit is aangepast aan de aanbevelingen van de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie. Verslagen: Sajjad Karim (A7-0089/2011), (A7-0090/2011), (A7-0092/2011), (A7-0093/2011), (A7-0095/2011), (A7-0096/2011), (A7-0098/2011), (A7-0100/2011), (A7-0101/2011), (A7-0102/2011) Izaskun Bilbao Barandica (ALDE), schriftelijk. − (ES) Ik heb vóór dit verslag gestemd, omdat dit voorstel slechts het codificeren van de bestaande teksten behelst, zonder dat daarin substantiële wijzigingen worden aangebracht. Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Het Europees Parlement, "overwegende dat naar de mening van de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie het voorstel in kwestie een eenvoudige codificatie van de bestaande teksten behelst, zonder inhoudelijke wijzigingen, stelt zijn standpunt in eerste lezing vast en neemt het voorstel van de Commissie over zoals dit is
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
aangepast aan de aanbevelingen van de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie." Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. − (DE) Ik heb voor de verslagen van de heer Karim gestemd. De juridische dienst heeft unaniem vastgesteld dat de tien verslagen van de Commissie juridische zaken zich tot de codificatie van verschillende rechtshandelingen beperken. Zij hebben geen inhoudelijke wijzigingen tot gevolg. Verslagen: Sajjad Karim (A7-0090/2011), (A7-0092/2011), (A7-0093/2011), (A7-0095/2011), (A7-0096/2011), (A7-0098/2011), (A7-0101/2011), (A7-0102/2011) Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. − (IT) De vandaag aangenomen resolutie stemt geheel overeen met het standpunt van de Commissie dat is aangepast aan de aanbevelingen van de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie. Volgens die adviesgroep behelst dit voorstel enkel een codificatie van bestaande teksten en bevat het geen inhoudelijke wijzigingen. Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) Aangezien het doel van deze richtlijn de codificatie van gescheiden stukken wetgeving is, met voordelen voor de toegankelijkheid en begrijpelijkheid van de wetgeving, zonder enige inhoudelijke verandering, heb ik voor dit verslag gestemd. Aanbeveling voor de tweede lezing: Toine Manders (A7-0086/2011) Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik steun dit voorstel zodat het Comité zijn werk aan dit belangrijke document op basis van de door het Parlement in eerste lezing aangenomen amendementen kan voortzetten, en hoop dat de Raad ook een welwillend standpunt zal innemen inzake de bevordering van de toegang tot informatie over textielproducten. Laima Liucija Andrikienė (PPE), schriftelijk. – (EN) Ik heb het verslag over deze belangrijke ontwerpresolutie betreffende textielvezelbenamingen en de desbetreffende etikettering en merking van de vezelsamenstelling van textielproducten gesteund. Door het aannemen van deze ontwerpresolutie toont Europa een gemeenschappelijke betrokkenheid bij de bescherming van consumenten door de verplichte aanduiding van de landen van herkomst en een nieuw mechanisme voor de traceerbaarheid van textielproducten. Wij hebben daarnaast, als leden van het Europees Parlement, een gezamenlijke verklaring aangenomen ter bescherming van Europese consumenten tegen onjuiste of misleidende claims over de herkomst van producten. Ik ben er rotsvast van overtuigd dat de ontwerpresolutie en de verklaring een aanzienlijke impuls zullen geven aan het creëren van een mechanisme om correcte informatie aan consumenten te verschaffen, met name met betrekking tot de landen van herkomst van gekochte producten. Burgers in de EU moeten het recht hebben om te weten wat de plaats van herkomst en het kwaliteitsniveau is van (textiel)producten die zij aanschaffen. Liam Aylward (ALDE), schriftelijk. – (GA) Ik heb vóór dit verslag gestemd, omdat het belangrijk is dat consumenten goed geïnformeerd worden als ze textiel kopen. Dankzij dit verslag zal duidelijke etikettering van textielproducten die enige vorm van dierlijke oorsprong hebben in de toekomst verplicht zijn. Dit komt de mensen die allergisch zijn ook ten goede. Nieuwe vezels en innovatieve producten kunnen zonder vertraging op de markt worden gebracht, vanwege de wijzigingen die in het verslag worden voorgesteld, en de consumenten hebben als gevolg hiervan meer keuze. Ik juich in het bijzonder het
101
102
NL
Handelingen van het Europees Parlement
deel van het verslag toe waarin wordt gesproken over twee studies: over de mogelijkheid tot een verband tussen allergieën en de chemische stoffen die worden gebruikt in textielproducten en over de haalbaarheid van de invoering van een etiketteringsstelsel gebaseerd op plaats van herkomst om textielproducten volledig te kunnen traceren. Ik ben het erover eens met de rapporteur dat er een evenwicht moet worden gevonden tussen het invoeren van een hoge mate van bescherming voor consumenten en de noodzaak om het wettelijk kader voor textielproducten te vereenvoudigen. Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd. Het is bedoeld om het bestaande wettelijk kader voor de etikettering van textielproducten te vereenvoudigen en te verbeteren, om innovatie in de kleding- en textielsector aan te moedigen en de ontwikkeling en marktintroductie van nieuwe vezels te bevorderen. Ik ben het ermee eens dat de juiste balans moet worden gevonden tussen een hoog niveau van consumentenbescherming en de vereenvoudiging van het wettelijk kader voor textielproducten. De uitbreiding van verplichte etikettering moet er niet toe leiden dat bedrijven worden opgezadeld met een onevenredige last zonder dat echte meerwaarde wordt geboden aan de consument, voor wie een teveel aan informatie op de etiketten van textielproducten zelfs verwarrend kan zijn. Ik ben van mening dat het nuttig zou zijn als de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag zou indienen over eventuele nieuwe, op EU-niveau in te voeren etiketteringsvoorschriften. In dat verslag moet in het bijzonder aandacht worden geschonken aan de mening van de consumenten over hoeveel informatie op het etiket van textielproducten moet worden gegeven, en worden onderzocht of er naast etikettering nog andere middelen zijn om de consument aanvullende informatie te verschaffen. Regina Bastos (PPE), schriftelijk. – (PT) Het door de Commissie op 30 januari 2010 aangenomen voorstel voor een verordening is bedoeld om het bestaande wettelijk kader te vereenvoudigen, waarbij de drie bestaande richtlijnen inzake benoeming en etikettering van textielproducten in een verordening worden samengebracht. In zijn op 18 mei 2010 in eerste lezing aangenomen standpunt keurde het Europees Parlement met overgrote meerderheid 63 amendementen goed. Het grootste deel daarvan betrof technische amendementen om de tekst te doen aansluiten bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Het Parlement nam tevens een aantal inhoudelijke amendementen aan, onder meer met betrekking tot voorschriften inzake oorsprongsaanduiding, de aanduiding van materialen van dierlijke oorsprong, meervezelige textielproducten enzovoorts. In zijn beoordeling heeft de Raad alle inhoudelijke door het Parlement voorgestelde amendementen verworpen. Ik heb voor dit verslag, de aanbeveling voor tweede lezing, gestemd omdat hiermee de overgrote meerderheid van de amendementen die het Parlement in eerste lezing heeft ingediend, in ere wordt hersteld, waaronder die inzake oorsprongsaanduiding, vermelding van materialen van dierlijke oorsprong en meervezelige textielproducten. Deze veranderingen zullen bijdragen aan de bevordering en innovatie van de Europese industrie, en zullen het informatieniveau voor de consumenten verhogen. Het onderzoek dat de Commissie voor september 2013 moet voorleggen om vast te stellen of er een oorzakelijk verband is tussen allergische reacties en chemische stoffen of mengsels die worden gebruikt in textielproducten, is eveneens van groot belang. Sergio Berlato (PPE), schriftelijk. − (IT) In januari 2009 heeft de Commissie het voorstel voor een nieuwe verordening betreffende textielbenamingen en de desbetreffende
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
etikettering van textielproducten goedgekeurd. Het voorstel heeft tot doel het huidige wetgevingskader op het gebied van de etikettering van textielproducten te vereenvoudigen en te verbeteren, teneinde de ontwikkeling en het gebruik van nieuwe weefsels te bevorderen. Het inpassen van de huidige drie richtlijnen in één verordening, vereenvoudigt het proces om de wetgeving aan te passen aan technische vooruitgang en zorgt ervoor dat weefselgebruikers sneller kunnen profiteren van innovatieve producten op de markt. Ik ben verheugd over dit voorstel en ik acht het in het bijzonder van belang dat de nieuwe verordening expliciet verwijst naar het 'made in'-etiket. Het is van groot belang dit pad te vervolgen, teneinde de Europese Unie de instrumenten te geven om te concurreren met haar belangrijkste handelspartners, zoals de Verenigde Staten, Canada, China en Japan, op de geglobaliseerde wereldmarkt. Voorts wil ik hier graag de nadruk leggen op wat, naar mijn mening, het belangrijkste aspect is van de met de Raad gesloten overeenkomst, namelijk de belofte van de Europese Commissie om voor 30 september 2013, nadat zij een passende effectbeoordeling heeft uitgevoerd, een verslag voor te leggen met wetgevingsvoorstellen op het vlak van de oorsprongsbenaming op etiketten, traceerbaarheid en het gebruik van nieuwe technologieën. Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat het is bedoeld om het bestaande wettelijk kader voor de etikettering van textielproducten te vereenvoudigen en te verbeteren om de ontwikkeling en marktintroductie van nieuwe vezels en betere consumentenbescherming te bevorderen. Aangezien de definitieve tekst nog in de Raad wordt besproken, wordt in het verslag van het Europees Parlement voorgesteld een aantal kwesties te reguleren, zoals de oorsprongsaanduiding voor naar de EU geïmporteerde producten, waarbij de fabrikant van het eindproduct, maar ook het land van oorsprong van de geïmporteerde textielproducten waar het eindproduct uit bestaat verplicht op het etiket vermeld moeten worden. Dit is al het geval in Canada, de VS, China en Japan. In het algemeen stelt het verslag voor dat etiketten zoveel mogelijk informatie tonen over de samenstelling van het product en dat we de Commissie moeten oproepen tot een onderzoek naar mogelijke gezondheidsschade door geïmporteerde producten vanwege de samenstelling ervan, om de consumentenbescherming te verbeteren. Daarnaast stelt het verslag echter voor om onnodige administratieve lasten voor fabrikanten tegen te houden. Het gaat bijvoorbeeld om markeringen op etiketten met taalonafhankelijke symbolen, zodat de vezelnamen niet in meerdere EU-talen hoeven worden vertaald. Een ander voorstel is om zelfstandige kleermakers een ontheffing van deze toekomstige verordening te verlenen. Vito Bonsignore (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb vóór deze resolutie gestemd, omdat zij het huidige stelsel inzake de etikettering van textielproducten vereenvoudigt, door de ontwikkeling en het gebruik van nieuwe weefsels te bevorderen en de tijd tussen het indienen van een aanvraag en de goedkeuring van een nieuw weefsel te verkorten. Met deze nieuwe regels zouden consumenten sneller van innovatieve producten kunnen profiteren. En dat niet alleen. In het document dat wij vandaag hebben goedgekeurd wordt ook opgeroepen tot de invoering van een oorsprongsaanduiding, die de keuze van consumenten zou vergemakkelijken en tevens zou bijdragen aan het terugdringen van valse of misleidende oorsprongsbenamingen. In dit verband steun ik het amendement dat producenten verplicht op het etiket aan te geven of het product niet-textiele, dierlijke elementen bevat. Op deze wijze worden eindgebruikers beschermd tegen het risico dat zij ongewild producten
103
104
NL
Handelingen van het Europees Parlement
aanschaffen die bijvoorbeeld echt bont bevatten. Bovendien biedt dit meer bescherming voor mensen met allergieën. Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb vertrouwen in de positieve effecten van de vereenvoudiging en verbetering van het bestaande wettelijk kader inzake de etikettering van textielproducten, dat met name de ontwikkeling en de marktintroductie van nieuwe vezels bevordert. Met het oog hierop stem ik voor de goedkeuring van de door het Parlement en de Commissie ingediende verordening. Ik ben echter van mening dat de door de rapporteur ingediende amendementen belangrijk zijn. Anne Delvaux (PPE), schriftelijk. – (FR) Om te verhinderen dat consumenten zonder dat ze dat willen producten van dierlijke oorsprong (bont en leer) kopen, heb ik vóór dit verslag gestemd. In dit verslag wordt verplichte etikettering voorgesteld voor "niet uit textiel bestaande delen van dierlijke oorsprong". Door dat te vermelden voorkomen we ook problemen voortvloeiende uit allergische reacties bij sommige consumenten. Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Deze verordening is gericht op het vastleggen van de voorschriften voor het gebruik van textielvezelbenamingen en de desbetreffende etikettering van textielproducten, en eveneens van de voorschriften voor de kwantitatieve analyse van de vezelsamenstelling van binaire en ternaire vezelmengsels. Dit houdt in dat Richtlijn 96/74/EG in een verordening wordt omgevormd en dat de Richtlijnen 96/73/EG en 73/44/EEG worden ingetrokken. Het doel hiervan is om het proces voor toevoeging van nieuwe vezels aan de geharmoniseerde lijst van textielvezelbenamingen transparanter te maken, en de wetgeving aan de technologische ontwikkelingen in de textielindustrie aan te passen. De door de rapporteur opnieuw in de tekst opgenomen amendementen betreffen de onderwerpen oorsprongsaanduiding, niet uit textiel bestaande delen van dierlijke oorsprong, een evaluatieclausule, een studie naar gevaarlijke stoffen, taalonafhankelijke symbolen of codes voor vezels, eisen voor het technisch dossier te voegen bij de aanvraag voor de toelating van een nieuwe textielvezelbenaming, meervezelige textielproducten, zelfstandige kleermakers, laboratoria voor het testen van textielmengsels, verplichte aanduiding van de vezelsamenstelling voor vilt en hoeden van vilt. Ik heb voorgestemd. José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Deze aanbeveling voor de tweede lezing gaat over het standpunt van de Raad met het oog op de vaststelling van een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende textielvezelbenamingen en de desbetreffende etikettering en merking van de vezelsamenstelling van textielproducten. De textielsector is zeer complex en heeft een behoorlijk aandeel in de economische activiteit van de lidstaten. De rapporteur heeft een overeenkomst weten te bereiken over controversiële kwesties als oorsprongsaanduiding, niet uit textiel bestaande delen van dierlijke oorsprong, gevaarlijke stoffen en andere zaken. Verder heeft hij een evaluatieclausule opgenomen om mogelijke belemmeringen voor de goede werking van de interne markt weg te nemen. Ondanks een aantal aanvankelijke problemen, hebben de drie Europese instellingen een overeenkomst weten te bereiken, met een zeer tevredenstellend resultaat. De Raad kan bijgevolg zeer snel zijn goedkeuring geven aan deze wetgeving met het oog op haar inwerkingtreding in januari 2010, waarvan de consumenten veel zouden profiteren. Ik ben daarom verheugd met de bereikte verstandhouding en stem voor deze verordening, houdende intrekking van Richtlijn
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
73/44/EEG van de Raad en de Richtlijnen 96/73/EG en 2008/121/EG van het Europees Parlement en de Raad. João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Dit voorstel voor een verordening is bedoeld om het bestaande wettelijk kader voor de etikettering van textielproducten te vereenvoudigen en te verbeteren om de ontwikkeling en marktintroductie van nieuwe vezels te bevorderen en te beschermen. Het voorstel vergemakkelijkt het proces van aanpassing van de wetgeving aan de vooruitgang van de techniek door de omvorming van de drie bestaande richtlijnen in een enkele verordening, waarmee de omzetting van voornamelijk technische updates wordt voorkomen en tevens de tijd wordt verkort tussen de indiening van een aanvraag en de goedkeuring van een nieuwe vezelbenaming. De allang bestaande wensen van de producenten waren gericht op de merking en etikettering. De vereenvoudiging van het bestaande wettelijk kader heeft het vermogen om innovatie in de textiel- en kledingsector te bevorderen, waardoor de consumenten sneller kunnen profiteren van innovatieve producten. In 2010 heeft het Parlement in eerste lezing zijn goedkeuring gegeven aan amendementen voor voorschriften inzake oorsprongsaanduiding, aanduiding van materialen van dierlijke oorsprong, een evaluatieclausule, het gebruik van taalonafhankelijke symbolen en een evaluatieclausule, maar de Raad heeft deze niet allemaal geaccepteerd. Het is wezenlijk dat de Raad nu de verschillende voorstellen accepteert, vooral de amendementen over de oorsprongsaanduiding. Dit zijn de redenen waarom we voor de hier ingenomen standpunten hebben gestemd. Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) De aanvankelijke bedoeling van dit voorstel was het vereenvoudigen en verbeteren van het bestaande wettelijk kader voor de etikettering van textielproducten. Tijdens zijn onderhandelingen met de Raad van Ministers van de EU heeft het Parlement nieuwe voorschriften in de verordening opgenomen, zoals het voorschrift die de aanduiding van materialen van dierlijke oorsprong in textielproducten vereist, en de uitvoering van een studie waarin moet worden nagegaan of er een oorzakelijk verband bestaat tussen allergische reacties en de in textielproducten gebruikte chemische stoffen. De aanwezigheid van materialen van dierlijke oorsprong moet duidelijk worden aangegeven, om zo te verhinderen dat consumenten die onder allergische reacties leiden gevaar lopen om per ongeluk echte bontproducten te kopen, wanneer ze dit eigenlijk liever zouden voorkomen. De Commissie zal tot 30 september 2013 een studie moeten voorbereiden of er een oorzakelijk verband bestaat tussen allergische reacties en de in textielproducten gebruikte chemische stoffen of mengsels. Op grond van deze studie zal de Commissie, indien nodig, wetgevingsvoorstellen indienen. Deze verordening moet snel door de Raad van Ministers van de EU worden goedgekeurd en twintig dagen na publicatie van de verordening in werking treden. Er zal een overgangsperiode van tweeënhalf jaar komen voor de regels inzake etiketteringsvoorschriften, en voor de regels betreffende de aanduiding van "niet uit textiel bestaande delen van dierlijke oorsprong". Monika Flašíková Beňová (S&D), schriftelijk. – (EN) De EU wordt door het ontbreken van geharmoniseerde voorschriften voor oorsprongsaanduiding in een nadelige positie
105
106
NL
Handelingen van het Europees Parlement
gebracht ten opzichte van de voornaamste handelspartners. Ook kunnen Europese producenten van oorsprongsgevoelige consumentengoederen hierdoor geen profijt trekken van een productie binnen de Unie, terwijl consumenten zo de mogelijkheid wordt ontnomen om informatie te krijgen over de oorsprong van producten. Oorsprongsaanduiding zou ervoor zorgen dat de consument gemakkelijker kan kiezen, en tevens bijdragen tot de terugdringing van frauduleuze, onnauwkeurige of misleidende oorsprongclaims. Dit amendement bevat de eis om melding te maken van de aanwezigheid van niet uit textiel bestaande delen van dierlijke oorsprong in textielproducten. Benadrukt moet worden dat bont vaak wordt gebruikt als garnering van relatief goedkope, veelal uit Azië ingevoerde kleding. Om mogelijke belemmeringen voor de goede werking van de interne markt als gevolg van verschillen tussen de lidstaten op het gebied van voorschriften of werkwijzen weg te nemen en gelijke tred te houden met de ontwikkeling van elektronische handel en toekomstige uitdagingen op de markt voor textielproducten, moet de mogelijkheid van harmonisatie en normalisatie van andere aspecten van textieletikettering worden onderzocht teneinde het vrije verkeer van textielproducten op de interne markt te vergemakkelijken en een uniform en hoog niveau van consumentenbescherming in de gehele Unie tot stand te brengen. Lorenzo Fontana (EFD), schriftelijk. − (IT) Het proces in de Commissie interne markt en consumentenbescherming was een keerpunt voor het voorstel van de heer Manders, aangezien in die commissie is besloten dat producenten de volledige samenstelling van een product moeten vermelden en niet alleen enkele onderdelen. Vervolgens heeft onze fractie het belang benadrukt om de textielindustrie en het zogenoemde 'made in' label te beschermen. In het overleg met de Raad hebben wij echter nog geen reactie gekregen op dit standpunt. Desondanks zijn er elementen die wij kunnen steunen, zoals de stroomlijning van de registratie van materialen. Aangezien de bescherming van het 'made in' label voor mij prioriteit heeft, kan ik echter niet voor het verslag stemmen. Ik onthoud mij daarom van stemming. Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor het verslag-Manders over nieuwe regels voor etikettering van textielproducten gestemd. Ik ben heel tevreden dat het Parlement bij deze stemming in tweede lezing een aantal amendementen opnieuw heeft aangebracht, niettegenstaande het verzet van de Raad. Het is belangrijk dat consumenten weten wat ze kopen, en dat ze geen leer of bont kopen als ze dat eigenlijk niet willen. Dat is vooral het geval wanneer bont wordt gebruikt als voering van goedkope kleding. De tekst dringt ook aan op traceerbaarheid van producten uit deze sector. De Commissie zal verder een onderzoek laten uitvoeren naar de gezondheidsrisico's van bepaalde producten, zoals synthetische vezels en kleurstoffen. Małgorzata Handzlik (PPE), schriftelijk. – (PL) Het Europees Parlement heeft de verordening betreffende textielvezelbenamingen en de desbetreffende etikettering en merking van de vezelsamenstelling van textielproducten aangenomen. Deze verordening is bijzonder belangrijk voor de textielsector van de Europese Unie, omdat hierdoor namelijk snellere marktintroductie van nieuwe textielvezels mogelijk wordt, waardoor vooral innovatieve textielbedrijven een steun in de rug krijgen bij de praktische toepassing van hun onderzoek en ontwikkeling. Het Europees Parlement en de Raad hebben lang gediscussieerd over de verordening. Het Parlement heeft geëist dat het bereik van de verordening wordt uitgebreid met nieuwe elementen, in het bijzonder met de oorsprongsaanduiding, de merking van textielvezels van dierlijke oorsprong en strengere
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
eisen aan de toepassing van schadelijke substanties bij de productie van textiel. Het Parlement heeft de Raad weten te overtuigen van de noodzaak om textielvezels van dierlijke oorsprong duidelijk zichtbaar te merken. Dit voorschrift is bijzonder nuttig voor consumenten die lijden aan een leerallergie of die uit ideologische overwegingen geen textielproducten willen kopen die elementen van dierlijke herkomst bevatten. Ik hoop dat we in de nabije toekomst eveneens overeenstemming bereiken over de oorsprongsaanduiding. Een oplossing voor dit probleem laat veel te lang op zich wachten. Ik denk dat Europese bedrijven en consumenten zullen profiteren van helder geformuleerde uitgangspunten. Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik heb dit document gesteund, omdat het regels voorstelt voor de aanwezigheid van niet uit textiel bestaande delen van dierlijke oorsprong in bepaalde producten en de precieze aanduiding van de herkomst van deze producten. Deze verordening moet bovenal eisen verschaffen voor de vermelding van niet uit textiel bestaande delen van dierlijke oorsprong bij het etiketteren of markeren van textielproducten, zodat consumenten een geïnformeerde keuze kunnen maken. Etikettering of markering mag niet misleidend zijn en moet zodanig worden uitgevoerd dat de consument zonder moeite begrijpt op welk deel van het product de informatie betrekking heeft. Eija-Riitta Korhola (PPE), schriftelijk. − (FI) Ik ben blij dat we in het Parlement eindelijk een besluit hebben genomen over een document inzake textielmerking, met inbegrip van enkele zeer belangrijke voorstellen ter verbetering, die de Raad ook wil aanvaarden en uitvoeren. Bij de behandeling van deze verordening in onze commissie kwamen af en toe zeer ambitieuze ideeën naar voren, waar we gelukkig van hebben afgezien. Het is een duidelijke verbetering dat vanaf nu duidelijk op producten moet staan of ze dierlijke stoffen bevatten. Dit is belangrijk voor de volksgezondheid, want bijvoorbeeld bont is voor veel mensen met een allergie een gezondheidsrisico. Hoewel een deel van de producenten tegen dit initiatief was, waarbij zij wezen op de bestaande wetten inzake de eisen voor het merken van dierlijke bestanddelen, is de huidige verbetering een concreet bewijs van de consumentgerichte benadering van de Europese Unie. De verplichte merking van de oorsprong van producten uit derde landen zou echter inefficiënt en duur zijn geweest om te realiseren. Het is moeilijk om zomaar te beoordelen wat de meerwaarde van zo'n eis is voor de consument, vooral omdat in de geglobaliseerde wereld producten zelden in slechts één land worden gemaakt. Het is daarom belangrijk dat de Commissie de zaak nu onderzoekt en dat de praktische uitvoering ervan nauwkeurig wordt afgewogen. In hetzelfde verband is het ook logisch dat de hervorming en harmonisatie van productmerking integraal wordt beoordeeld, zoals nu is afgesproken. David Martin (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik sta positief tegenover het Commissievoorstel, omdat dit het bestaande wettelijk kader vereenvoudigt en in aanleg een goede stimulans vormt voor innovatie in de textiel- en kledingsector, terwijl de vezelverwerkende industrie en de consumenten zo sneller kunnen profiteren van innovatieve producten. Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) De nieuwe regels inzake de etikettering van textielproducten zijn van cruciaal belang voor het voorkomen van de problemen die zich voordoen als consumenten slecht zijn geïnformeerd. De aanwezigheid van materialen van dierlijke oorsprong moet duidelijk worden aangegeven, teneinde te voorkomen dat consumenten of personen die last hebben van allergieën het risico lopen om per ongeluk echte bontproducten te kopen, wanneer ze dit liever niet zouden doen. Het oorspronkelijke
107
108
NL
Handelingen van het Europees Parlement
doel van dit voorstel is de vereenvoudiging en verbetering van het bestaande wettelijk kader inzake de etikettering van textielproducten. Bij de onderhandelingen met de Raad van Ministers van de EU is het opnemen van nieuwe bepalingen in de verordening erg belangrijk geweest, zoals de bepaling inzake de aanduiding van materialen van dierlijke oorsprong in textielproducten, en het uitvoeren van een studie om te bepalen of er een oorzakelijk verband is tussen allergische reacties en in de textielproducten gebruikte chemische stoffen of mengsels. Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. – (EN) Het verslag van Toine Manders is erop gericht consumenten die textielproducten kopen, te helpen. Er worden nieuwe regels voorgesteld die ertoe zullen bijdragen dat consumenten kunnen voorkomen dat ze textielproducten kopen waarin echt bont of leer verwerkt is. Ik heb voorgestemd. Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) De consument is zich steeds meer bewust van de waren die hij koopt. Vooral de herkomst van de producten speelt voor de meeste mensen een grote rol bij de beslissing waarvoor zij hun geld willen uitgeven. Vooral in de textielsector bestaat er wat dat betreft nog een grote behoefte aan meer informatie, zodat de consument weet waar truien, jacks, broeken enz. vandaan komen en uit welke materialen deze zijn vervaardigd. Tot dusver was de informatieplicht zeer onvolledig. Er zou ook een duidelijkere etikettering moeten komen voor producten waarbij materiaal van dierlijke oorsprong is gebruikt, met name wat bontjassen en bontgarneringen betreft. Ik heb voor het verslag gestemd omdat het om uitvoerige en dringend noodzakelijke informatie voor de burgers gaat, die er recht op hebben aan de weet te komen waar textielproducten vandaan komen en uit welk materiaal zij zijn vervaardigd. Claudio Morganti (EFD), schriftelijk. − (IT) De tekst die wij vandaag bespreken verschilt helaas nogal van de tekst die in eerste lezing door dit Huis is goedgekeurd. Het grootste verschil is dat dit verslag geen enkele verwijzing maakt naar de oorsprongsaanduiding die op etiketten van textielproducten moet worden aangebracht. De Raad heeft zich sterk tegen dit idee verzet, maar het is onduidelijk waarom. Is het niet alleen maar terecht dat consumenten weten waar de kleding die zij dragen vandaan komt? Een oorsprongsaanduiding zou zeker een waarborg zijn geweest voor productkwaliteit en bescherming. Ik kan niet begrijpen waarom slechts twee lidstaten, namelijk Italië en Litouwen, bij de Raad hebben aangedrongen op de opname van een oorsprongsaanduiding. Ik vraag me af waarom de andere Europese lidstaten hun eigen bedrijven niet zouden willen beschermen, aangezien ze zo meer worden blootgesteld aan oneerlijke concurrentie en vervalsingen. Helaas heeft het Europees Parlement zich neergelegd bij het kortzichtige besluit van de Raad om de noodzakelijke oorsprongsaanduiding niet te steunen. Daarom heb ik ervoor gekozen tegen het verslag van vandaag te stemmen. Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Dit verslag is een aanbeveling in tweede lezing over het standpunt van de Raad in eerste lezing met het oog op de vaststelling van een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende textielvezelbenamingen en de desbetreffende etikettering en merking van de vezelsamenstelling van textielproducten. De Raad heeft alle inhoudelijke amendementen van het Parlement in eerste lezing verworpen, aangezien hij van mening is dat de amendementen niet verenigbaar zijn met de beoogde vereenvoudiging. De belangrijkste door het Parlement voorgestelde en in het verslag weer opgenomen amendementen – die ik ondersteun – hebben betrekking op kwesties die mijns inziens van het allergrootste
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
belang zijn voor de Europese markt. Ik wil hier in het bijzonder de oorsprongsaanduiding benadrukken en de opname van een voorschrift om bij uit derde landen geïmporteerde textielproducten het land van oorsprong aan te geven. Het ontbreken van geharmoniseerde regels inzake oorsprongsaanduiding benadeelt de EU ten aanzien van haar belangrijkste handelspartners, zoals Canada, China, Japan en de Verenigde Staten, die een oorsprongsaanduiding voor geïmporteerde goederen voorschrijven. Een oorsprongsaanduiding zou de keuze van de consument vergemakkelijken en bijdragen tot een vermindering van frauduleuze, onjuiste of misleidende oorsprongclaims. Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) In eerste lezing heeft het Parlement 63 amendementen aangenomen op het voorstel van de Commissie voor een verordening betreffende textielvezelbenamingen en de desbetreffende etikettering van textielproducten. Een aantal van deze amendementen waren van technische aard, terwijl andere van inhoudelijke aard waren, waaronder de regels inzake oorsprongsaanduiding, de aanduiding van materialen van dierlijke oorsprong, het gebruik van taalonafhankelijke symbolen en een evaluatieclausule. De technische amendementen werden grotendeels door de Raad geaccepteerd, maar de Raad heeft alle door het Parlement voorgestelde inhoudelijke amendementen verworpen. Het merendeel van deze amendementen is nu weer in de tekst opgenomen, omdat het Parlement van mening is dat het belangrijk is dat de Raad hun doelmatigheid erkent en goed over deze amendementen nadenkt. Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) In zijn op 18 mei 2010 in eerste lezing aangenomen standpunt keurde het Europees Parlement met overgrote meerderheid 63 amendementen goed. Het grootste deel daarvan betrof technische amendementen om de tekst te doen aansluiten bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het nieuwe wettelijk kader voor het in de handel brengen van goederen. Het Parlement nam tevens een aantal inhoudelijke amendementen aan, onder meer met betrekking tot voorschriften inzake oorsprongsaanduiding, vermelding van materialen van dierlijke oorsprong, gebruik van taalonafhankelijke symbolen en een evaluatieclausule. Olga Sehnalová (S&D), schriftelijk. – (CS) Ik heb voor het verslag gestemd omdat het een stap richting betere consumentenbescherming is en omdat het de nadruk legt op de kwaliteit van textielproducten. Wel is het jammer dat we er niet in zijn geslaagd om onze wensen ten aanzien van de weergave van het land van oorsprong op het etiket erdoor te krijgen. Met deze informatie zouden de keuzemogelijkheden voor de consument aanmerkelijk worden vergroot en zou aldus het aantal onjuiste en misleidende mededelingen ten aanzien van de oorsprong kunnen worden verminderd. Het feit dat er geen geharmoniseerde regels bestaan op dit vlak ontneemt Europese producenten de mogelijkheid profijt te trekken van het feit dat zij in de EU produceren. Ik heb er alle vertrouwen in dat de Commissie zal blijven proberen om een acceptabele oplossing te vinden in deze kwestie. Laurence J.A.J. Stassen (NI), schriftelijk. − De PVV stemt tegen deze aanbeveling van het Europees Parlement. Het oorspronkelijke Commissievoorstel beoogde een vereenvoudiging van formaliteiten om gemakkelijker nieuwe textielvezels te kunnen introduceren. Het Europees Parlement komt met de aanvullende eis dat bedrijven in de toekomst verplicht worden aan te geven waar een textielproduct vandaan komt, het zogenaamde ´country of origin´ label. Wij ondersteunen deze positie van het Parlement niet. Consumenten zijn erbij gebaat dat er op labels informatie komt over materialen die gevaar opleveren voor de volksgezondheid of materiaal dat allergische reacties veroorzaakt. Het
109
110
NL
Handelingen van het Europees Parlement
noemen van het land van herkomst op het label is nutteloze Europese betutteling. De oorsprong van een product zegt vrijwel niets over het productieproces of de kwaliteit van het product, en het draagt niet bij aan consumentenbescherming. Zelfs wanneer het zogenaamde land van oorsprong wordt genoemd, kunnen nog steeds onderdelen van het productieproces ergens anders plaatsvinden. Het ´made in label´ creëert slechts schijnduidelijkheid voor de consument, terwijl het wel extra kosten en bureaucratie met zich brengt. Bedrijven krijgen namelijk te maken met extra administratieve rompslomp, de controle van de labels vereist extra douane-formaliteiten en de import van producten wordt uiteindelijk duurder. De PVV zal dan ook tegen deze aanbeveling stemmen. Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik heb ervoor gestemd dat het land van oorsprong en de aanwezigheid van bont wordt aangeduid in etikettering en ben ingenomen met dit stuk wetgeving. Marc Tarabella (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik ben ingenomen met het bereikte akkoord tussen het Europees Parlement en de Raad betreffende textielvezelbenamingen en de desbetreffende etikettering. Consumenten moeten naar behoren worden geïnformeerd aangaande de aanwezigheid van niet uit textiel bestaande delen van dierlijke oorsprong, zoals bont, zodat ze een bewuste keuze kunnen maken. Ik vind het verder heel belangrijk dat de Commissie etikettering van sociale aspecten nader onderzoekt. Ik geloof dat consumenten geïnformeerd behoren te worden over de sociale omstandigheden waaronder een textielproduct is vervaardigd, zodat ze medeverantwoordelijk worden voor de arbeidsomstandigheden van de werknemers in de textielindustrie. Het is uiteraard niet de bedoeling dat etiketten een overdaad aan informatie gaan bevatten. Ik geloof echter wel dat etikettering van sociale aspecten kan bijdragen tot een permanente verbetering van de arbeidsomstandigheden in de Europese Unie en de rest van de wereld door de consumenten als ze iets kopen te herinneren aan hun verantwoordelijkheden als burgers. Marianne Thyssen (PPE), schriftelijk. − Voorzitter, collega's, Het akkoord dat vandaag wordt goedgekeurd na twee jaar intensief onderhandelen zal het op de markt brengen van nieuwe vezels vereenvoudigen en de consumentenbescherming op de interne markt verbeteren via duidelijke, zichtbare en leesbare textiellabels. Het Europees Parlement kon bovendien duidelijk zijn stempel drukken op deze verordening. Textielproducten die niet uit textiel bestaande delen van dierlijke oorsprong bevatten, zoals bont of leer, zullen in de toekomst een duidelijke vermelding bevatten op het etiket. Ook de expliciete verzoeken van het Europees Parlement om verder onderzoek te doen naar het gebruik van taalonafhankelijke symbolen op kledinglabels en naar de mogelijke verbanden tussen allergische reacties en chemische stoffen die in textiel worden gebruikt, konden gehonoreerd worden. Ook het door het Europees Parlement gevraagde en verkregen engagement van de Europese Commissie om zo nodig, na het laten uitvoeren van een grondige studie, in 2013 met wetgevingsvoorstellen te komen inzake de traceerbaarheid van textielproducten, is een belangrijke stap voorwaarts. Om deze redenen heb ik vóór het akkoord gestemd dat het Parlement in tweede lezing met de Raad kon bereiken.
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Niki Tzavela (EFD), schriftelijk. – (EL) Met betrekking tot het advies Manders over textielvezelbenamingen en de desbetreffende etikettering van textielproducten heb ik voor het compromisvoorstel van de politieke partijen gestemd, omdat ik voor een verplicht etiketteringsysteem ben waarbij het land van herkomst op textielproducten uit derde landen wordt vermeld. Verder ben ik van mening dat een dergelijk systeem ook de gezonde concurrentie binnen de EU en op internationaal vlak kan bevorderen. Viktor Uspaskich (ALDE), schriftelijk. – (LT) De Litouwse kleding- en textielsector is een van de meest gespecialiseerde in Europa, met 1 000 bedrijven waar 40 000 mensen werken. Voor mij en voor de meerderheid van de Litouwers is het daarom belangrijk dat de nieuwe regels voor etikettering van textielproducten in dit verslag de reputatie van onze textielsector helpen beschermen. Hopelijk zal de nieuwe wetgeving de huidige etiketteringsregels vereenvoudigen. Verder is er behoefte aan betrouwbare chemische tests om te bevestigen dat de gemaakte stoffen voldoen aan hygiëne- en milieucriteria. De Europese consument heeft het recht om te weten wat hij koopt. De nieuwe etiketteringsregels voor textiel zouden ervoor moeten zorgen dat consumenten niet meer onwetend textielproducten van echt bont of leer kopen. Het lot van de Litouwse textiel- en kledingsector is nauw verbonden met dat van de EU, aangezien 84 procent van het Litouwse textiel naar de EU wordt geëxporteerd. Niet veel mensen weten dat Litouwse textielproducenten uniformen voor verschillende strijdkrachten en politiemachten in heel Europa maken, waaronder die van de NAVO. Zowel Litouwen als Europa zou daarom geïnteresseerd moeten zijn in betere kwaliteitscontrole en transparantie. Derek Vaughan (S&D), schriftelijk. – (EN) Na de stemming van vandaag over etikettering zullen consumenten niet langer het risico lopen per abuis textielproducten te kopen die echt leer of bont bevatten. Ik vind dat consumenten het recht hebben te weten waar de producten die ze kopen van gemaakt zijn, en dit verslag zorgt ervoor dat materiaal van dierlijke oorsprong wordt aangeduid op de etikettering van textielproducten. Dit is niet alleen goed nieuws voor mensen die geen producten willen kopen waarin echt leer of bont is verwerkt, maar ook voor mensen die allergisch zijn. Ik ben teleurgesteld dat de oorsprongsaanduiding niet verplicht is gesteld voor textiel, maar vind het bemoedigend dat de Commissie een beoordelingsverslag ter tafel zal leggen waarin dit soort kwesties zal worden behandeld. Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. − (DE) Ik heb voor het verslag over textielvezelbenamingen en desbetreffende etikettering van textielproducten gestemd. De voorgestelde bijwerking van de EU-regelgeving heeft in wezen een technisch karakter en heeft geen noemenswaardige politieke gevolgen. Evenwel zullen de hierdoor bereikte vereenvoudigingen ertoe bijdragen dat innovatie in de sector wordt bevorderd. Het compromis tussen verschillende fracties van het Europees Parlement houdt bovendien rekening met onder meer de bestaande problemen met namaakproducten in de Europese textielsector en is daarnaast, met het oog op consumentenbescherming, bevorderlijk voor transparante en coherente handelsvoorschriften. Iva Zanicchi (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb vóór het verslag van de heer Manders gestemd. In de tekst waarover wij hebben gestemd wordt niet alleen voorgesteld de drie richtlijnen betreffende de vermelding van de samenstelling van producten op het etiket samen te brengen in één Europese verordening die van toepassing is op alle lidstaten. De tekst heeft tevens tot doel de procedure voor de erkenning van nieuwe vezels te vereenvoudigen.
111
112
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Waarschijnlijk zou het verslag van de heer Manders completer zijn geweest als daarin ook een voorschrift over een verplichte oorsprongsaanduiding voor producten uit derde landen zou zijn opgenomen, maar gezien de problemen die zich voordoen bij de behandeling van dergelijke vraagstukken, denk ik dat de uiteindelijke tekst een goed compromis is. Verslag: Vital Moreira (A7-0243/2010) Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik stem voor dit voorstel omdat het strekt tot wijziging van bepaalde aspecten van Verordening (EG) nr. 1215/2009, teneinde de geldigheidsduur tot 31 december 2015 te verlengen en bepaalde aanpassingen te doen als gevolg van de inwerkingtreding van de bilaterale overeenkomsten met Bosnië en Herzegovina, en Servië. Aangezien de tussentijdse overeenkomsten/stabilisatie- en associatieovereenkomsten (SAO's) handelsconcessies verlenen aan Bosnië en Herzegovina voor producten die in de autonome handelspreferenties worden genoemd, dienen deze concessies uit Verordening (EG) nr. 1215/2009 van de Raad te worden verwijderd. Deze hebben betrekking op de preferentiële tariefcontingenten voor 'baby beef', suiker en suikerproducten, bepaalde wijnen, evenals voor bepaalde visserijproducten. Door de beëindiging van de handelspreferenties zou de begunstigden een objectief economisch bij hun handel met de EU worden ontnomen. Dit zou uiterst negatieve gevolgen kunnen hebben voor de algemene economische prestaties van de hele regio van de westelijke Balkan, wat weer negatieve gevolgen zou kunnen hebben voor hun binnenlandse hervormings- en overgangsprocessen. Bovendien zou hun economisch herstel ernstig gevaar kunnen lopen. Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd. De EU heeft de landen van de westelijke Balkan uitzonderlijke en onbeperkte rechtenvrije toegang gegeven tot de EU-markt voor bijna alle producten. Het belangrijkste doel van deze maatregelen is het doen opleven van de economieën op de westelijke Balkan door voorkeurstoegang tot de EU-markt. Op zijn beurt moet de economische ontwikkeling een stimulans vormen voor politieke stabiliteit in de hele regio. De handelspreferenties waren toegekend voor de periode tot 31 december 2010. Ik ben het ermee eens dat de termijn voor de uitzonderingsbepalingen verlengd moet worden tot 31 december 2015. Een einde aan de handelspreferenties zou de begunstigden een objectief economisch voordeel kosten in hun handel met de EU. Dit zou negatieve gevolgen kunnen hebben voor de algemene economische prestatie van de westelijke Balkan, met daaruit voortkomende negatieve gevolgen voor de binnenlandse hervormings- en transitieprocessen. Slavi Binev (NI), schriftelijk. – (BG) Ik ben voorstander van de introductie van uitzonderlijke handelsmaatregelen ten behoeve van de landen en gebieden die profiteren van het stabilisatie- en associatieproces. Iedereen weet dat handel een motor van economische ontwikkeling is en deze handelsmaatregelen zullen voor een opleving zorgen in de economieën van de westelijke Balkan. Daarnaast stelt een bevoorrechte toegang van deze landen tot de interne markt van de Europese Unie ons in staat een snellere integratie van deze economieën in die van de Europese Unie te bewerkstelligen. Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Wij stemmen vandaag over de verlenging van de buitengewone handelspreferenties, zoals tariefvrijstellingen en handelspreferenties voor Bosnië en Herzegovina, Servië en Kosovo tot 2015. Op grond van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1215/2009 van de Raad zijn de preferentiële tariefcontingenten van toepassing op 'baby beef', suiker en suikerproducten, bepaalde wijnen, evenals bepaalde visserijproducten. Deze verlenging is bedoeld om de algemene economische crisis aan te
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
pakken, gezien het feit dat de beëindiging van de handelspreferenties het economisch herstel in deze landen in gevaar zou brengen en dit gevolgen voor het hele stabilisatie- en overgangsproces van de westelijke Balkan zou hebben. José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Dit verslag is gericht op een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1215/2009 tot vaststelling van uitzonderlijke handelsmaatregelen ten behoeve van de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie. De landen van de westelijke Balkan bevinden zich in deze situatie, en producten die uit deze landen afkomstig zijn genieten een rechtenvrije en uitzonderlijke onbeperkte toegang tot de markt van de EU. Deze maatregelen zijn gericht op de verzachting van de crisis en de revitalisering van de economie van deze landen. Deze uitzonderlijke maatregelen liepen op 31 december 2010 af. Indien ze niet worden verlengd, zal dit ernstige gevolgen hebben voor de economische welvaart, en het economisch herstel, de interne hervormingen en overgangsprocessen in gevaar brengen. Ik ben het daarom eens met de amendementen van de rapporteur, evenals met de verlenging van deze maatregelen tot en met 31 december 2015, die als gevolg van de nieuwe bilaterale overeenkomsten met Bosnië en Herzegovina en Servië de nodige aanpassingen moeten ondergaan. João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Dit verslag is gericht op de verlenging van de uitzonderlijke, onbeperkte, belastingvrije toegang tot de markt van de EU voor bijna alle producten uit de landen en gebieden die van het stabilisatie- en associatieproces profiteren. Deze verlenging heeft ten doel de economieën van de Westelijke Balkan door de bevoorrechte toegang tot de EU-markt nieuw leven in te blazen, in de overtuiging dat dit door middel van economische groei tot politieke stabiliteit in de regio zal leiden. Deze maatregelen kunnen echter niet los worden gezien van de toestand van ernstige economische en sociale crisis die op het moment in de Balkan, met name in Bosnië en Herzegovina, Servië en Kosovo bestaat. De huidige crisis in deze regio maakt uiteraard deel uit van de bredere crisis van het kapitalisme en wordt verergerd door de gevolgen van deze crisis: echter, zij is diep geworteld in een lange geschiedenis van inmenging, agressie en militaire bezetting, bevorderd door de EU en haar belangrijkste mogendheden, en de Verenigde Staten, die hun economische en politieke dominantie aan de regio pogen op te leggen. De afscheiding van Kosovo en de rol van de EU hierbij moeten in dit licht worden gezien, en het interne proces onder de noemer 'hervorming en overgang' vormt de huidige fase van dit proces van het opleggen van imperialistische overheersing aan de regio. De voorstellen die hier vandaag zijn ingediend, moeten in dit kader worden bekeken, geanalyseerd en begrepen. Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Dit verslag is gericht op de verlenging van de uitzonderlijke, onbeperkte, belastingvrije toegang tot de markt van de EU voor bijna alle producten uit de landen en gebieden die van het stabilisatie- en associatieproces profiteren. Deze verlenging heeft ten doel de economieën van de Westelijke Balkan door de bevoorrechte toegang tot de EU-markt nieuw leven in te blazen, in de overtuiging dat dit door middel van economische groei tot politieke stabiliteit in de regio zal leiden. Deze maatregelen kunnen echter niet los worden gezien van de toestand van ernstige economische en sociale crisis die op het moment in de Balkan, met name in Bosnië en Herzegovina, Servië en Kosovo bestaat.
113
114
NL
Handelingen van het Europees Parlement
De huidige crisis in deze regio maakt uiteraard deel uit van de bredere crisis van het kapitalisme en wordt verergerd door de gevolgen van deze crisis: echter, zij is diep geworteld in een lange geschiedenis van inmenging, agressie en militaire bezetting, bevorderd door de EU en haar belangrijkste mogendheden, en de Verenigde Staten, die hun economische en politieke dominantie aan de regio pogen op te leggen. De afscheiding van Kosovo en de rol van de EU hierbij moeten in dit licht worden gezien, en het interne proces onder de noemer 'hervorming en overgang' vormt de huidige fase van dit proces van het opleggen van imperialistische overheersing aan de regio. Monika Flašíková Beňová (S&D), schriftelijk. – (EN) Bij Verordening (EG) nr. 2007/2000 heeft de Europese Unie uitzonderlijke en onbeperkte rechtenvrije toegang tot de EU-markt verleend voor bijna alle producten uit de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces. Het voornaamste doel van deze maatregelen was de economieën van de westelijke Balkan een nieuwe impuls te geven door hun bevoorrechte toegang te verlenen tot de EU-markt. De economische ontwikkeling heeft bovendien de politieke stabiliteit in de gehele regio bevorderd. Deze handelspreferenties werden toegekend voor de periode die afliep op 31 december 2010, en gelden momenteel voor Bosnië en Herzegovina, Servië en Kosovo. De afschaffing van handelspreferenties zou echter negatieve gevolgen kunnen hebben voor de algemene economische prestaties van de landen van de westelijke Balkan, wat op zijn beurt repercussies zou hebben voor hun binnenlandse hervormingen en het transformatieproces. Bovendien zou hun economisch herstel serieus in gevaar kunnen worden gebracht. Om de handel niet te verstoren is het daarom wenselijk de geldigheidsduur van Verordening (EG) nr. 1215/2009 van de Raad te verlengen tot en met 31 december 2015. Lorenzo Fontana (EFD), schriftelijk. − (IT) Deze maatregelen hebben tot doel landen die een stabilisatieproces doormaken, zoals de landen op de westelijke Balkan, te helpen met preferentiële handelsmaatregelen voor handel met de EU ten opzichte van derde landen. Gezien de terechte wens om de verordening te verlengen tot 2015, met bijzondere aandacht voor Bosnië en Herzegovina en Servië, heb ik voorgestemd. Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik ben verheugd met dit belangrijke document. Bij Verordening (EG) nr. 2007/2000 heeft de Europese Unie uitzonderlijke en onbeperkte rechtenvrije toegang tot de EU-markt verleend voor bijna alle producten uit de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces. Het voornaamste doel van deze maatregelen is de economieën van de westelijke Balkan een nieuwe impuls te geven door hun bevoorrechte toegang te verlenen tot de EU-markt. De economische ontwikkeling moet op haar beurt de politieke stabiliteit in de gehele regio bevorderen. Deze handelspreferenties werden toegekend voor een periode die afloopt op 31 december 2010, en gelden momenteel voor Bosnië en Herzegovina, Servië en Kosovo zoals gedefinieerd in Resolutie 1244/99 van de VN-Veiligheidsraad voor alle onder Verordening (EG) nr. 1215/2009 vallende producten. De producten van oorsprong uit Albanië, de Republiek Kroatië, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en Montenegro blijven onder de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1215/2009 vallen wanneer zulks wordt vermeld of wanneer de in Verordening (EG) nr. 1215/2009 vastgestelde maatregelen gunstiger zijn dan de handelsconcessies die in het kader van bilaterale overeenkomsten tussen de Europese Unie en die landen worden toegekend. Dit voorstel wijzigt bepaalde onderdelen van Verordening (EG) nr. 1215/2009 met het oog op de verlenging van de geldigheidsduur ervan tot en met 31 december 2015 en met het
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
oog op bepaalde aanpassingen in verband met de inwerkingtreding van bilaterale overeenkomsten met Bosnië en Herzegovina en Servië. David Martin (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik ben sterk voorstander van de voorgestelde wijzigingen op Verordening (EG) nr. 1215/2009 met het oog op de verlenging van de geldigheidsduur ervan tot en met 31 december 2015 en met het oog op bepaalde aanpassingen in verband met de inwerkingtreding van bilaterale overeenkomsten met Bosnië en Herzegovina en Servië. Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Dit verslag houdt een rechtvaardiging in van de druk die de Europese Unie op de Balkanlanden uitoefent om de eigen belangen te dienen. Het Parlement wordt zelfs uitgenodigd om samen met de Raad de "nodige maatregelen" te treffen indien de regeringen van deze landen niet voldoende bereidheid tonen om hun economieën te liberaliseren. Wat een arrogant imperialisme! Ik stem tegen. Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Bij Verordening (EG) nr. 2007/2000 verleent de Europese Unie uitzonderlijke en onbeperkte rechtenvrije toegang tot de EU-markt voor bijna alle producten uit de landen en gebieden die deelnemen aan het stabilisatie- en associatieproces. Het voornaamste doel van deze maatregel is de economieën van de westelijke Balkan een nieuwe impuls te geven door hun bevoorrechte toegang te verlenen tot de EU-markt. De economische ontwikkeling moet op haar beurt de politieke stabiliteit in de gehele regio bevorderen. De voordelen uit deze verordening eindigden op 31 december 2010. Gezien de economische en financiële crisis van dit moment is het noodzakelijk om de voorwaarden uit te breiden tot 31 december 2015, zodat de stopzetting van deze bijzondere voorwaarden niet leidt tot stagnatie van de economieën in deze gebieden. Goede economische omstandigheden zijn nodig voor het bewaren van de stabiliteit en vrede op de westelijke Balkan. Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. – (EN) Door de aanneming van Verordening (EG) nr. 2007/2000 verleende de Europese Unie uitzonderlijke en onbeperkte rechtenvrije toegang tot de EU-markt voor bijna alle producten uit de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces. Het voornaamste doel van deze maatregelen is de economieën van de westelijke Balkan een nieuwe impuls te geven door hun bevoorrechte toegang te verlenen tot de EU-markt. De economische ontwikkeling moet op haar beurt de politieke stabiliteit in de gehele regio bevorderen. De geldigheidsduur van de handelspreferenties moet niet worden beëindigd, want dit zou negatieve gevolgen kunnen hebben voor de algemene economische prestaties van de landen van de westelijke Balkan, wat op zijn beurt repercussies zou hebben voor hun binnenlands hervormingsen overgangsproces. Bovendien zou hun economisch herstel serieus in gevaar kunnen worden gebracht. Daarom ben ik het eens met de rapporteur, die sterk voorstander is van de voorgestelde wijzigingen op Verordening (EG) nr. 1215/2009 met het oog op de verlenging van de geldigheidsduur ervan tot en met 31 december 2015, en heb ik voorgestemd. Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Om de economie van de westelijke Balkanlanden een nieuwe impuls te geven, werd hun preferentiële toegang tot de Europese markt verleend. Dit geldt voor vrijwel alle producten van oorsprong uit landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie. De handelspreferentie was geldig tot en met 31 december 2010 en betrof de volgende landen: Bosnië en Herzegovina, Servië en Kosovo.
115
116
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Voor producten afkomstig uit Albanië, Kroatië, Macedonië en Montenegro blijft de handelspreferentie van kracht. Indien de handelspreferenties zouden worden opgeheven, zou de verdere economische groei in de betrokken landen in gevaar komen. Ik heb niet voor het verslag gestemd omdat de nieuwe verordening – zoals eerder toegelicht – op sommige punten nog niet duidelijk genoeg is geformuleerd. Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) In dit verslag wordt gestreefd naar verlenging van de geldigheidsduur van Verordening (EEG) nr. 1215/2009 van de Raad, waarin uitzonderlijke handelsmaatregelen ten behoeve van de landen en gebieden die deelnemen aan het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie zijn vastgesteld. De EU verleent uitzonderlijke en onbeperkte rechtenvrije toegang tot de EU-markt voor bijna alle producten uit de landen en gebieden die deelnemen aan het stabilisatie- en associatieproces. Het voornaamste doel van deze maatregel is de economieën van de westelijke Balkan een nieuwe impuls te geven door hun bevoorrechte toegang te verlenen tot de EU-markt. Ik ben van mening dat er een onderzoek moet komen naar het effect op de interne markt van dergelijke uitzonderlijke toegang. Deze handelspreferenties zijn toegekend voor een periode die afloopt op 31 december 2010. Door de opheffing van de handelspreferenties zou de begunstigden een objectief economisch voordeel in hun handelsverkeer met de EU worden ontnomen. Dit zou ernstige gevolgen kunnen hebben voor het algemene economische presteren van de landen van de westelijke Balkan, wat op zijn beurt repercussies zou hebben voor hun binnenlands hervormings- en overgangsproces. Bovendien zou het hun economisch herstel serieus in gevaar kunnen brengen. Ik heb voor dit voorstel gestemd. Het heeft als doel de geldigheid van deze maatregelen te verlengen tot 31 december 2015. Paulo Rangel (PPE), schriftelijk.. – (PT) Bij Verordening (EG) nr. 2007/2000 verleent de Europese Unie uitzonderlijke en onbeperkte rechtenvrije toegang tot de EU-markt voor bijna alle producten uit de landen en gebieden die deelnemen aan het stabilisatie- en associatieproces. Het voornaamste doel van deze maatregel is de economieën van de westelijke Balkan een nieuwe impuls te geven door hun bevoorrechte toegang te verlenen tot de EU-markt. Deze handelspreferenties, die momenteel voor Bosnië en Herzegovina, Servië en Kosovo gelden, werden toegekend voor een periode die afloopt op 31 december 2010. Hun geldigheid zou nu echter moeten worden verlengd tot 31 december 2015, opdat het economisch herstel van deze landen niet serieus in gevaar komt. Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Hoewel de eindstemming werd uitgesteld, hebben wij wel gestemd over diverse amendementen. Deze 'uitzonderlijke handelsmaatregelen' ten behoeve van de partners in de westelijke Balkan, in het kader van het stabilisatie- en associatieproces van de EU, zijn in feite preferentiële tariefregelingen die een eenvoudiger toegang tot de EU-markt garanderen voor producten van de partnerlanden. Ze moeten worden gemeld bij de Wereldhandelsorganisatie. Het programma liep eind 2010 af en wat we nu hebben, is slechts een verlenging ervan. Doordat het comitologiebesluit uitbleef, kon het programma niet worden voortgezet. Begin januari 2011 heeft de Commissie internationale handel een voorstel voorgelegd aan de Raad met het doel de procedure te versnellen, maar zij heeft daarop geen antwoord ontvangen. Het Parlement moest daarom wachten tot het verslag-Szájer over comitologie was aangenomen in maart voordat het verder kon. Dankzij een informele trialoog werd het probleem opgelost en kon het verslag in eerste lezing worden aangenomen. De vertraging heeft in sommige ontvangende landen, en met name in Kosovo, geleid tot ontberingen en het Parlement is daar ten onrechte verantwoordelijk voor gesteld.
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Verslag: Gunnar Hökmark (A7-0151/2011) Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik stem voor dit voorstel omdat ik het eens ben met het leidende beginsel dat in het hele verslag zichtbaar is. De Europese Unie is inderdaad de grootste economie ter wereld. De Verenigde Staten noch China zijn groter, in tegenstelling tot hetgeen meestal wordt gezegd in discussies over wat wereldeconomie nummer een is of zal worden. Het verschil is dat de VS en China grotere markten hebben, aangezien zij betere voorwaarden hebben voor concurrentie, concurrentievermogen, nieuwe diensten, producten en innovaties. Het belang van een interne markt is enorm als Europa een leidende speler in de wereldeconomie wil worden, waarbij de focus ligt op de dienstensector en de kenniseconomie. Daarnaast kunnen de Digitale Agenda en de digitale economie als speerpunten dienen voor de daadwerkelijke realisatie van een interne markt voor alle delen van onze economie. Hiervoor moeten wij leider kunnen worden op het gebied van breedband en internetgebruik. Door Europa open te stellen voor nieuwe diensten en toegenomen mobiel verkeer leggen we de basis voor nieuwe mogelijkheden met betrekking tot cultuur en content, exploitanten en openbare diensten in het kader van breedband. Tegelijkertijd moeten ook de mogelijkheden voor omroep worden veiliggesteld. Laima Liucija Andrikienė (PPE), schriftelijk. – (LT) Ik heb gestemd voor deze resolutie over een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het eerste programma voor het radiospectrumbeleid. Ik ben het eens met de opinie van de rapporteur, dat de behoefte aan een interne markt cruciaal is voor Europa om de wereldeconomie te kunnen leiden, waarbij de focus ligt op de dienstensector en de kenniseconomie. De Digitale Agenda en de digitale economie kunnen als speerpunten dienen voor de daadwerkelijke realisatie van een interne markt voor alle delen van onze economie. Hiervoor moet leiderschap worden getoond op het gebied van breedband en internetgebruik. We moeten ervoor zorgen dat Europa de beste wordt en dat we doen wat het beste is voor Europa: ons openstellen voor nieuwe diensten en toegenomen mobiele verkeer, het creëren van een basis voor nieuwe mogelijkheden met betrekking tot cultuur en content, exploitanten en openbare diensten in het kader van breedband. Het eerste programma voor het radiospectrumbeleid (RSPP) is een belangrijke maatregel om ervoor te zorgen dat deze eindige reserve doelmatig en zo goed mogelijk wordt gebruikt. Europa moet het voortouw nemen binnen dit veranderingsproces door de beste kansen te creëren voor een concurrerende Europese kenniseconomie die wordt gekenmerkt door vitaliteit, verandering en innovaties. Hiervoor is toegang tot de grootst mogelijke capaciteit en de hoogste snelheid voor internet- en breedbandapplicaties noodzakelijk. Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd. De Digitale Agenda en de digitale economie vormen een van de belangrijkste doelstellingen van de Europa 2020-strategie, gericht op het overbruggen van de digitale kloof en het vergroten van de productiviteit, de cohesie en de concurrentiekracht van de Europese industrie, en het zorgen voor een betere toegang tot de interne markt voor Europese consumenten en ondernemingen. Momenteel ligt Europa achter op de VS en China, die grote delen van het spectrum vrijmaken voor snelle ontwikkeling van nieuwe diensten en snelle verbindingen voor mobiel internet. In de EU moet doeltreffend gebruik van het spectrum worden bevorderd om de publieke en commerciële sector betere mogelijkheden te bieden. We moeten de digitale kloof dichten, zodat alle EU-inwoners in 2020 toegang hebben tot breedbanddiensten met snelheden van minstens 30 Mbps. Het toekomstige spectrumbeleid moet ook zorgen voor een geschikt, eenvoudig en niet-discriminatoir machtigingssysteem, dat een gelijk speelveld creëert in de hele EU en de concurrentie bevordert.
117
118
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat het zich richt op maximale kansen voor zakelijke en individuele gebruikers om gebruik te maken van draadloze internet-, radio- en televisiediensten door het vrijmaken van radiospectrum. De Europese burger profiteert daar op twee manieren van: eenvoudiger toegang tot moderne communicatiemiddelen en telecommunicatienetwerken verkleint de nog steeds bestaande uitsluiting van EU-burgers, met name in landelijke en perifere gebieden, en vormt een actievere stimulans voor de EU-economie, omdat er betere omstandigheden zijn voor ontwikkeling van een innovatieve dienstensector en kenniseconomie. Europa heeft zichzelf de taak gesteld om alle EU-burgers in 2013 toegang tot breedband te geven. Draadloze technologie is de eenvoudigste manier om deze taak uit te voeren tegen de laagste investeringen. Vito Bonsignore (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik wil de heer Hökmark feliciteren met de opstelling van zo'n actuele richtlijn betreffende het programma voor het radiospectrumbeleid. Ik heb voorgestemd, omdat ik alle maatregelen die gericht zijn op de ondersteuning en tenuitvoerlegging van de interne markt volledig steun. Europa moet over geavanceerde systemen beschikken voor breedband en internetgebruik, die voor iedereen toegankelijk zijn en die ook de platteland- en periferische gebieden bereiken, zoals vastgelegd in de Digitale Agenda. Tegelijkertijd is het van belang de veiligheid te waarborgen voor particulieren, producenten, gebruikers en overheidsinstanties. Bovendien vereisen de hoge kosten voor glasvezel en de toenemende vraag van gebruikers naar snelle verbindingen een herziening van het technologische kader, zowel vanuit een wetgevings- als vanuit een operatief oogpunt. Daarom moeten meerjarige wetgevingsprogramma's worden opgesteld op het gebied van radiospectrum om een strategische planning op te zetten en om te kunnen voldoen aan de toenemende vraag naar breedbandtoegang, zeker omdat het dataverkeer volgens officiële schattingen tot 2013 jaarlijks zal verdubbelen. Jan Březina (PPE), schriftelijk. – (CS) De doelstellingen van de Digitale Agenda ten aanzien van breedbandinternet voor alle Europese burgers tegen 2013 en snel internet van 30 Mbps of meer (tot 100 Mbps voor de helft van de Europese huishoudens) tegen 2012 dienen als het absolute minimum te worden beschouwd. Europa dient er alles aan te doen om over de beste internetcapaciteit en de snelste breedband internetverbindingen in de wereld te beschikken. Dit hangt samen met de idee dat de toegang tot draadloos breedbandinternet cruciaal is voor het gebruik van de nieuwe interactieve diensten door zonder enige uitzondering alle burgers. Ik sta volledig achter de door de Commissie voorgestelde deadline voor wat betreft de terbeschikkingstelling van de 800 Mhz-band voor elektronische communicatiediensten per 1 januari 2013. Ontheffingen en uitzonderingen mogen uitsluitend worden toegekend om technische redenen, waarbij niet te vergeten ook rekening moet worden gehouden met de publieke veiligheid en defensie. De overige banden dienen, zoals de Commissie in haar voorstel oppert, per 1 januari 2012 te worden vrijgegeven. Naar mijn mening dienen we ons tevens sterker in te zetten voor de toewijzing van frequenties aan mobiele diensten, met een minimumdoel van 1 200 Mhz. Het is van cruciaal belang dat er doelmatige regels tot stand worden gebracht waarmee er in de toekomst meer spectrumbanden kunnen worden vrijgegeven. Verder dienen we ons naar mijn mening verder te buigen over netelige kwesties als met name de kosten die met de vrijgave van spectrumbanden gepaard gaan. Cristian Silviu Buşoi (ALDE), schriftelijk. – (RO) We moeten het radiospectrum in de EU efficiënter toewijzen, zodat we niet achterblijven bij de vooruitgang van andere
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
ontwikkelde landen richting de digitale samenleving. De punten in het verslag komen ook volledig overeen met de Digitale Agenda voor Europa. Zowel consumenten als ondernemingen in de EU maken steeds meer gebruik van breedbandinternet en mobiel internet via slimme telefoons of tablet-pc's, die snelle verbindingen nodig hebben. Zodoende moet de 800 MHz-band zo snel mogelijk worden vrijgemaakt voor mobiele breedband-internetdiensten en zelfs de band onder 790 MHz als dat nodig blijkt te zijn voor het toenemende dataverkeer. De in het eerste programma voor het radiospectrumbeleid voorgestelde maatregelen zijn cruciaal voor het verkleinen van de digitale kloof en het bieden van snelle, betrouwbare telecommunicatiediensten in landelijke of afgelegen gebieden, om de ontwikkeling hiervan te stimuleren. Tot slot ondersteunen deze maatregelen innovatie en een breder gebruik van nieuwe technologie, een absolute noodzaak voor de concurrentiekracht van de Europese economie, zoals ook benadrukt in de Single Market Act. Alain Cadec (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb vóór dit ontwerpverslag van de heer Hökmark gestemd. Daarin wordt voorgesteld de 800 Mhz-band uiterlijk januari 2013 vrij te geven voor de mobiele breedbanddiensten. Er worden in dit verband zeer ambitieuze doelstellingen vastgelegd, waaronder het vrijmaken van de 1 200 Mhz-band voor mobiel dataverkeer tegen 2015. In dit verslag wordt verder aangedrongen op een efficiënt gebruik van het spectrum, en meer flexibiliteit bij het bevorderen van investeringen en innovatie. Tot slot wijst de rapporteur erop dat de inventaris van het huidig en toekomstig spectrumgebruik moet worden verbeterd. Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) Gezien het belang van de Europese telecommunicatie-industrie en informatietechnologieën voor hogere productiviteit en hoger concurrentievermogen in onze markt stem ik voor het programma voor het radiospectrumbeleid. Ik geloof dat dit programma de voorwaarden kan scheppen voor een geslaagde concurrentiestrijd met de nieuwe technologiemarkten van China en de VS, en tegelijkertijd het Europees leiderschap in de telecommunicatie-industrie kan behouden. Françoise Castex (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor dit verslag gestemd. Op deze wijze kunnen we op korte termijn voorzien in de exponentieel groeiende vraag naar toegang tot het mobiele internet. Dit type internet heeft steeds meer frequenties nodig. Belangrijk is dan ook dat de gehele 800 Mhz-bandbreedte beschikbaar komt voor elektronische communicatie. Die bandbreedte is vrijgekomen nu de verschillende lidstaten zijn overgestapt op digitale televisie. Op de middellange termijn zullen we moeten streven naar een efficiënter gebruik van het gehele spectrum, en daarbij rekening houden met de sociale, culturele en economische waarde ervan. We zullen daarnaast een aanmoedigingsbeleid moeten voeren met betrekking tot innovatieve technologieën (femtocellen, cognitieve technologieën), om aldus in kwalitatieve zin te voldoen aan de vraag naar frequenties. Dat zal bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen die de Europese Unie vastgelegd heeft, zeker als het gaat om het dichten van de digitale kloof. Het is de bedoeling dat alle Europeanen tegen 2015 toegang hebben tot breedband. Nessa Childers (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik heb tegen het tweede deel van amendement 20 en het tweede deel van amendement 69 gestemd, omdat dit was aanbevolen door beide leden van de S&D-Fractie in de Commissie cultuur en onderwijs, waarin ik zitting heb als plaatsvervangend lid. Ioan Enciu (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik heb vandaag voor het verslag over het radiospectrumbeleid gestemd. Het zal uiteindelijk werkgelegenheid creëren in deze sector,
119
120
NL
Handelingen van het Europees Parlement
bijdragen aan de voltooiing van de Digitale Agenda en meehelpen de doelstellingen voor draadloze frequenties tegen 2013 te verwezenlijken. Het internet in Roemenië behoort tot de snelste in Europa. Door breedband in Europa te verbeteren, zullen we ons concurrentievermogen versterken. Er zij op gewezen dat volgens de Internationale Telecommunicatie-Unie de capaciteit moet worden vergroot en bij voorkeur moet worden geharmoniseerd op mondiaal niveau. We maken in ons dagelijks leven allemaal gebruik van radiospectrum om naar de radio te luisteren, mobiel te telefoneren, onze auto van op een afstand te vergrendelen en satellietnavigatiesystemen te gebruiken. Met dit verslag wordt beoogd het EU-beleid voor het spectrumbeheer in de hele Unie te coördineren. Het is van belang dat de lidstaten op bilateraal niveau blijven communiceren en onderhandelen met derde landen om hun EU-frequentiedoelstellingen te halen. Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd aangezien het een aantal maatregelen bevat die aanzienlijk zullen bijdragen aan de algemene beschikbaarheid voor minder populaire of afgelegen gebieden, zoals het platteland of eilanden. Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Toegang tot het radiospectrum zorgt ervoor dat alle Europese burgers, op het platteland en in de stad, toegang hebben tot digitale technologieën en breedband. Deze industrie heeft een omzet van ongeveer tweehonderd miljard euro. Gezien de waarde van het radiospectrum is het daarom noodzakelijk om de prioriteiten van de EU voor toewijzing en gebruik vast te stellen. De Digitale Agenda, de digitale economie en dit, het eerste beleidsprogramma voor vijf jaar, zijn er derhalve op gericht onze economie te stimuleren en de interne markt in al zijn aspecten te verwerkelijken. Voor de telecommunicatiesector is het van essentieel belang zijn leiderschap op mondiaal niveau te heroveren en een impuls voor grotere productiviteit, samenhang, concurrentievermogen en toegang tot de interne markt te creëren. Daarom zou ik de rapporteur willen feliciteren met het resultaat dat zojuist is behaald dankzij de inspanningen om in dit ambitieuze en moedgevende verslag tussen alle fracties overeenstemming te vinden. José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Dit verslag betreft een voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het eerste programma voor het radiospectrumbeleid. Aangezien de EU de grootste economie ter wereld is, dient zij al haar moderniserings- en technologische innovatieprocessen goed bij te houden: anders loopt zij het gevaar dat zij voorbij wordt gestreefd door opkomende economieën als China en Zuid-Korea. Het laatstgenoemde is een voorbeeld van deze ontwikkeling, gebaseerd op digitale communicatie, aangezien de verkeerssnelheid en de respectieve breedbanddekking Zuid-Korea tot wereldleider maken. Rekening houdende met het constant lager bijstellen van de snelheid en het volume van het dataverkeer, dat naar verwachting tussen nu en 2014 zal verdubbelen, moeten de in de Digitale Agenda vastgestelde doelstellingen als een ondergrens worden beschouwd of opnieuw worden geëvalueerd, wil de EU Zuid-Korea op dit terrein onttronen. Aangezien het internet het belangrijkste instrument is om op cultureel gebied de omstandigheden, de ontwikkeling en de kennis van burgers te verbeteren, met name door audiovisuele content uit te zenden, juich ik de aanneming van dit verslag toe en hoop ik dat de EU een leidende rol zal spelen op radiospectrumgebied en in het scheppen van ontwikkelings- en innovatieve software.
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Wij erkennen dat het nodig is het radiospectrum te plannen en te structureren. Dit moet worden gedaan op basis van samenwerking tussen de lidstaten, rekening houdende met het feit dat het spectrum een openbaar goed is. Het is van belang om een reeks diensten voor het publiek in kaart te brengen en te verbeteren, ook op het terrein van openbare diensten. Wij zijn het niet eens met het plannen van het radiospectrum op basis van door de Commissie opgelegde richtsnoeren, die tot doel hebben om van het radiospectrum een steunpunt te maken voor "de doelen en kernacties die zijn uiteengezet in de strategie Europa 2020 en de Digitale Agenda", noch zijn wij het eens met de zienswijze dat het hier een van de "50 prioritaire maatregelen van het besluit interne markt" betreft. Dit zijn EU-strategieën en beleidsvormen die hebben bijgedragen aan de crisis die wij op dit moment ondergaan. Hierin volharden zal de crisis onvermijdelijk verergeren. Hoewel het radiospectrum in het verslag 'een essentiële publieke hulpbron voor vitale sectoren en diensten' heet te zijn, wordt er gewezen in de richting van de 'mogelijkheid om spectrumrechten te verhandelen'. De Commissie wordt verzocht maatregelen te treffen 'om ervoor te zorgen dat de lidstaten toelating verlenen voor de verhandeling van gebruiksrechten (…) binnen de Unie': nogmaals, wij zijn het niet eens met deze richtsnoeren en wij willen ons ervan distantiëren. Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Wij zijn het ermee eens dat het nodig is het radiospectrum te plannen en te structureren op basis van noodzakelijke samenwerking tussen de lidstaten, aangezien het een publiek goed is, dat belangrijk is bij het verbeteren van diensten, met name publieke diensten. Wij zijn het niet eens met door de Commissie opgelegde richtsnoeren, die tot doel hebben om van het radiospectrum een steunpunt te maken voor "de doelen en kernacties die zijn uiteengezet in de strategie Europa 2020 en de Digitale Agenda", en vinden niet dat het "één van de 50 prioritaire maatregelen van het besluit interne markt" is. Wij menen dat er, wat deze strategieën betreft, sprake is van EU-beleid dat heeft bijgedragen aan de huidige systeemcrisis van het kapitalisme. Hoewel het radiospectrum in het verslag "een essentiële publieke hulpbron voor vitale sectoren en diensten" heet te zijn, wordt er gewezen in de richting van de "mogelijkheid om spectrumrechten te verhandelen". De Commissie wordt verzocht maatregelen te treffen "om ervoor te zorgen dat de lidstaten toelating verlenen voor de verhandeling van gebruiksrechten (…) binnen de Unie". Wij zijn nog niet op de hoogte van deze voorstellen en hebben tot dusver niet voor dit verslag gestemd. Monika Flašíková Beňová (S&D), schriftelijk. – (EN) De Europese Unie is de grootste economie ter wereld. De behoefte aan een interne markt is cruciaal voor Europa om de wereldeconomie te kunnen leiden, waarbij de focus ligt op de dienstensector en de kenniseconomie. De Digitale Agenda en de digitale economie kunnen als speerpunten dienen voor de daadwerkelijke realisatie van een interne markt voor alle delen van onze economie. Hiervoor moet leiderschap worden getoond op het gebied van breedband en internetgebruik. Het is cruciaal dat de Europese telecomindustrie niet alleen haar leidende positie terugwint, maar ook dat zij aan het hoofd staat van de ontwikkeling van informatietechnologieën en de opkomst van nieuwe diensten en toepassingen. Het is eveneens cruciaal, en misschien nog wel belangrijker, een impuls te geven ten behoeve van een hogere productiviteit, cohesie, concurrentievermogen en toegang tot een interne markt voor de gehele Europese industrie.
121
122
NL
Handelingen van het Europees Parlement
We moeten ervoor zorgen dat Europa de beste wordt en dat we doen wat het beste is voor Europa: ons openstellen voor nieuwe diensten en toegenomen mobiele verkeer, het creëren van een basis voor nieuwe mogelijkheden met betrekking tot cultuur en content, exploitanten en openbare diensten in het kader van breedband, waarbij tegelijkertijd dezelfde mogelijkheden die op dit moment voor omroep bestaan veiliggesteld moeten worden. Louis Grech (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik vind dat er een nieuwe economische en maatschappelijke benadering moet worden ontwikkeld voor spectrumbeheer, -toewijzing en -gebruik. Daarbij moet speciaal aandacht worden besteed aan de formulering van regelgeving die garant staat voor meer spectrumefficiëntie en een betere frequentieplanning, en die waarborgen biedt tegen concurrentieverstorend gedrag en antisociale maatregelen met betrekking tot het gebruik van het spectrum. Zoals in de Single Market Act wordt benadrukt, is het vaststellen van een radiospectrumprogramma van cruciaal belang voor de digitale samenleving en de ontwikkeling van technologie. Mijns inziens moet de Commissie een holistische aanpak hanteren wat betreft de juiste coördinatie van het spectrumbeheer in de gehele EU, aangezien dit openbaar goed een schaarse en eindige hulpbron is die van essentieel belang is om consumenten, burgers en ondernemingen in de interne markt vooruit te helpen. Mathieu Grosch (PPE), schriftelijk. − (DE) Door de moderne informatiemaatschappij en vanwege de beperkte beschikbaarheid van frequentiebanden is een strategische planning en harmonisatie van het radiospectrumgebruik dringend nodig. Hierbij gaat het natuurlijk om mobiele communicatie, draadloze breedbanddiensten, radio en televisie, maar ook om draadloze verbindingen bij concerten en theatervoorstellingen. Naast de frequenties gaat het ook om culturele verscheidenheid, maar tevens moet rekening worden gehouden met de al dan niet beschikbare of betaalbare technische mogelijkheden. Dit laatste geldt bijvoorbeeld voor cultusplaatsen die niet over grote financiële middelen beschikken en die zich niet altijd nieuwe uitrusting kunnen permitteren. De doelstelling om alle Europeanen uiterlijk tegen 2013 toegang te bieden tot breedbandinternet en om tegen 2020 een universele hogesnelheidsinternettoegang tot stand te brengen is een loffelijk streven, maar kan misschien niet overal als even realistisch worden beschouwd. Ook ontbreekt in het voorstel een verwijzing naar en aandacht voor de bijzondere uitdagingen in grensgebieden, waar meer coördinatie nodig is. Roberto Gualtieri (S&D), schriftelijk . − (IT) Door het verslag van de heer Hökmark goed te keuren, kiest het Parlement voor innovatie: de breedband- en mobiele telefoniesector is niet alleen van groot belang voor Europese burgers, maar maakt ook de ontwikkeling van nieuwe perspectieven mogelijk op het gebied van onderzoek en ontwikkeling, sectoren waarin de EU kan en moet streven naar een leiderschapsrol. In deze zin is het van belang dat het eerste Europees programma voor het radiospectrumbeleid overeenstemt met de doelstellingen die al uiteen zijn gezet in de Europa 2020-strategie en in de Digitale Agenda en dat het programma deel uitmaakt van de kernacties van de akte voor de interne markt. Het is van belang dat de EU zich inspant om de digitale kloof, die binnen Europa tot grote ongelijkheden leidt, met name tussen stedelijke en plattelandgebieden, te slechten, zodat alle burgers gelijke toegang hebben tot diensten, met name diensten op het vlak van nieuwe technologieën. Ik ben dan ook verheugd over de voorgestelde ambitieuze doelen om in
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
2020 heel Europa breedbandtoegang te bieden, met een bijzondere nadruk op draadloze netwerken. Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik juich dit document toe omdat Europa meer spectrum moet vrijmaken voor draadloze breedband. Dat kan en moet gedaan worden met respect voor de huidige omroep, waarbij exploitanten gegarandeerd dezelfde mogelijkheden behouden die ze nu hebben en eventuele migratiekosten zo nodig worden gecompenseerd. Omroep en cultuur moeten een natuurlijk onderdeel van de ontwikkeling van draadloze diensten vormen. Europa loopt op dit moment achter, terwijl de VS en China grote delen van het spectrum vrijmaken voor de snelle ontwikkeling van nieuwe diensten en snelle verbindingen voor mobiel internet. We moeten doen wat het beste is voor Europa: het spectrum openstellen voor nieuwe diensten en meer mobiel verkeer, nieuwe mogelijkheden creëren met betrekking tot cultuur en content, exploitanten en openbare diensten in het kader van breedband, waarbij we tegelijkertijd dezelfde mogelijkheden die op dit moment voor de omroep bestaan veilig moeten stellen. Draadloze breedband is essentieel om alle burgers toegang tot nieuwe en innovatieve diensten te kunnen garanderen. Het is duidelijk dat deze doelstelling niet kan worden bereikt door het gebruik van glasvezel, aangezien voor de aanleg daarvan grote investeringen nodig zijn, maar wel door de inzet van een mix van draadloze technologieën die beschikbaar zijn voor het uitbreiden van de dekking van breedband (terrestrische radio, kabel, glasvezel en satellietsystemen), zodat er op het gehele grondgebied van de Gemeenschap, waaronder plattelands- en perifere gebieden, dekking is. Hierdoor kan de markt kiezen uit de meest efficiënte technologie vanuit kostenoogpunt voor zowel de exploitant als de burger. Anneli Jäätteenmäki (ALDE), schriftelijk. − (FI) Telecommunicatie is vandaag de dag net zo belangrijk als gewone communicatie, zowel voor burgers als ondernemingen en zowel op het platteland als in steden. Draadloos internet is een voorwaarde voor het verkrijgen van snelle breedbandverbindingen voor alle Europeanen. Dit vereist apart toegewezen radiofrequenties om ongestoorde verbindingen te waarborgen. Het is goed dat er nieuwe radiofrequenties beschikbaar komen nu de lidstaten overstappen van analoge naar digitale televisie. Daar moet nu gebruik van worden gemaakt. Europa heeft de grootste breedbandcapaciteit en de grootste snelheden nodig om niet achter te blijven bij de opkomende economische machten, zoals China en India, in de moderne economie. Laat ons ervoor zorgen dat de Googles en Facebooks van de volgende generatie in Europa ontstaan. Krišjānis Kariņš (PPE), schriftelijk. – (LV) Ik heb vóór het verslag gestemd over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het eerste programma voor het radiospectrumbeleid. Ik denk dat een gemeenschappelijk beleid voor het radiofrequentiespectrum nieuwe mogelijkheden creëert voor de lidstaten van de Europese Unie met betrekking tot de ontwikkeling van de informatie- en communicatietechnologiesectoren. Wat hen betreft krijgen ondernemers de mogelijkheid om nieuwe kwaliteitsdiensten aan te bieden, die de ontwikkeling van de gemeenschappelijke Europese economie stimuleren. Als we wijzigingen aanbrengen in het frequentiespectrumbeleid moeten we desondanks ook de internationale overeenkomsten over het vrijmaken van verschillende frequenties op internationaal niveau in ons achterhoofd houden. Landen die grenzen aan de oostelijke buren van de Europese Unie zullen moeilijkheden ondervinden bij het vrijmaken van frequenties als de buurlanden niet hetzelfde doen. Deze
123
124
NL
Handelingen van het Europees Parlement
situatie moet in het achterhoofd worden gehouden en we moeten voorzien dat het vrijmaken van frequenties alleen maar mogelijk is als landen zoals Rusland en Wit-Rusland dat ook doen. Lidstaten moeten niet op de voorgrond worden geplaatst als het gaat om de ambities van de Europese Unie zonder dat er rekening wordt gehouden met de concrete feiten. Eija-Riitta Korhola (PPE), schriftelijk. − (FI) Ik was in de Commissie interne markt en consumentenbescherming verantwoordelijk voor het advies over het programma voor het radiospectrumbeleid en ik ben heel blij met de tekst waar nu over is gestemd. Ik heb me sterk gemaakt voor een vooruitstrevend en ambitieus spectrumbeleid dat nieuwe innovaties en een mondiale concurrentiekracht bevordert. Dit is van wezenlijk belang nu we voor Europa nieuwe wegen voor economische groei zoeken. Draadloze internetdiensten en vooral de mobiele sector hebben hard nieuwe frequenties nodig, omdat de verkoop en het gebruik van smartphones en andere apparaten die van een draadloos netwerk gebruikmaken de afgelopen jaren enorm is gegroeid. Het gebrek aan frequenties mag geen belemmering zijn voor innovatie bij de ontwikkeling van technologie en diensten. Radiospectrum is een schaarse natuurlijke hulpbron en een publiek goed waar we op een veel doeltreffender manier gebruik van moeten maken. De hoofddoelen van het radiospectrumprogramma zijn breedbandaansluitingen voor de hele Europese Unie in 2013 en snelle internetverbindingen in 2020. Naast het "digitaal dividend" dat onder draadloze internetdiensten moet worden verdeeld (namelijk de 800 Mhz-band) moeten we naar de toekomst kijken en de mogelijkheden van de volgende potentiële radiofrequenties, zoals de 700 Mhz-band, in kaart brengen. De beste capaciteit en de grootste snelheid bieden de beste basis voor mededinging en innovatie. Er is al rekening gehouden met de groeiende behoefte in Azië en de Verenigde Staten. Het is daarom uitermate belangrijk dat we in de Europese Unie het belang begrijpen van het stellen van doelen die ambitieus genoeg zijn om in deze sector concurrerend te blijven. Agnès Le Brun (PPE), schriftelijk. – (FR) Eén van de belangrijkste doelstellingen van onze digitale strategie bestaat erin te garanderen dat het internet tegen 2013 overal in Europa toegankelijk is, en dat alle Europeanen tegen 2020 een bandbreedte van tenminste 30 Mbps kunnen gebruiken. Een groot aantal wat meer geïsoleerde plattelandsgebieden en eilandregio's is voor de toegang tot breedband afhankelijk van draadloze mobiele internetverbindingen. Om deze regio's een doorlopende verbinding te garanderen hebben we behoefte aan radiofrequenties die uitsluitend voor dit doel worden gebruikt. De toewijzing van frequenties valt onder de nationale bevoegdheden, maar het is de Europese Unie die de regels opstelt voor het opdelen van het spectrum tussen operatoren en gebruikers. Universele toegang tot breedband is vooral afhankelijk van deze verdeling van de frequenties. Ik heb vóór dit verslag over het radiospectrumbeleid gestemd, omdat daarin doelstellingen voor een universele dekking met het mobiele internet worden vastgelegd. Vanaf 1 januari 2013 zal de 800 Mhz-breedte worden gereserveerd voor het mobiele internet. Al degenen die van draadloze verbindingen gebruikmaken zullen dan beschikking hebben over goede kwaliteit internet, wat de digitale kloof zal verkleinen. Dit programma gaat nog verder: tegen 2015 zou er een nieuwe frequentiebereik van 1,5 tot 2,3 GHz beschikbaar moeten zijn. David Martin (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd. Het radiospectrum dient ter bevrediging van de meest uiteenlopende openbare belangen in de lidstaten. Daarbij moet rekening worden gehouden met een groot aantal nationale en
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
regionale bijzonderheden. Betwijfeld wordt of de EU deze belangen net zo goed en efficiënt kan behartigen als de lidstaten. Daarom (en met het oog op de in artikel 9, lid 1, van de kaderrichtlijn geschetste toewijzing van de bevoegdheden) wijs ik een supranationale planning en beheer van het spectrum op Europees niveau af. Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Aangezien nieuwe technologieën tegenwoordig een almaar belangrijker rol spelen, is het van vitaal belang dat alle Europese burgers in gelijke mate toegang hebben tot digitale technologieën en breedband, ongeacht of zij in stedelijke of in rurale gebieden wonen. Daarom zijn de Digitale Agenda, de digitale economie en dit, het eerste beleidsprogramma voor vijf jaar, die beide zojuist zijn aangenomen, van vitaal belang voor de ontwikkeling van de interne markt. Doel is dat de Europese telecommunicatiesector zijn leidende rol in de wereld terugverovert en om de productiviteit, samenhang, het concurrentievermogen en de toegang tot de interne markt te verhogen. Louis Michel (ALDE), schriftelijk. – (FR) De Europese Unie is de grootste economie ter wereld, maar op het vlak van digitale economie en digitale strategie loopt ze achter bij andere internationale spelers. Europa moet daarom initiatieven nemen met betrekking tot breedband en het gebruik van het internet om ervoor te zorgen dat het op dit gebied een pionier wordt. Breedband is van cruciaal belang om te verzekeren dat alle burgers kunnen beschikken over nieuwe en innovatieve diensten. We moeten de digitale kloof dichten en ervoor zorg dragen dat alle burgers tegen 2020 een breedbandverbinding hebben. Evenals slimme telefoons, tablet-pc's en dongels wordt mobiele breedband steeds belangrijker bij de levering en innovatie van diensten op andere gebieden zoals gezondheidzorg, onderwijs, cultuur en openbaar bestuur. We moeten er ook voor zorgen dat de nieuwe technologieën en consumentenapparatuur toegankelijk zijn. Dit programma voor het radiospectrumbeleid moet realistische maar hoog gestelde doelen voorstellen waardoor Europese bedrijven in staat worden gesteld op de wereldmarkt steviger voet aan de grond te krijgen. Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. – (EN) De rapporteur, Gunnar Hökmark, is van mening dat het essentieel is om de data die door de Commissie zijn vastgesteld aan te houden (zoals het beschikbaar stellen van de 800 Mhz-band voor elektronischecommunicatiediensten voor 1 januari 2013). Uitzonderingen of afwijkingen mogen uitsluitend om zuiver technische redenen worden toegelaten, terwijl er tegelijkertijd rekening moet worden gehouden met specifieke bijzonderheden voor veiligheids- en defensiedoeleinden. Banden die de Commissie reeds heeft toegewezen moeten op 1 januari 2012 zijn vrijgemaakt conform het voorstel van de Commissie. De Unie moet zich inzetten en ervoor zorgen dat er meer frequenties worden toegewezen voor mobiele diensten, met als minimumdoel 1 200 Mhz. Het is noodzakelijk te zorgen voor een juiste basis van waaruit in de toekomst extra spectrum kan worden vrijgemaakt. Ik ben het met de rapporteur eens en heb daarom voorgestemd. Georgios Papanikolaou (PPE), schriftelijk. – (EL) Economisch herstel berust onder meer op het gebruik van nieuwe technologieën en van de digitale economie. Wat betreft concurrentie blijft de EU achter bij de VS en Japan, ook al zijn er in haar emblematisch initiatief "Digitale Agenda" ambitieuze doelen gesteld, zoals bijvoorbeeld breedbandverbinding voor alle burgers van de EU in 2013 en een verbinding met snelheden van minstens 30 Mbps in 2020. Het vrijmaken van grote delen van het radiospectrum, dat een snelle ontwikkeling van nieuwe diensten en hoge snelheden voor het internet mogelijk maakt via draadloze verbindingen die aan de burgers grote datavolumes bieden, is daarom een eerste praktische stap. Het is een technisch, maar onontbeerlijk principe voor een duidelijke trend richting grotere productiviteit, meer coherentie, betere concurrentiepositie
125
126
NL
Handelingen van het Europees Parlement
en toegang tot een uniforme markt voor de Europese industrie in zijn geheel en daarom heb ik voor het betreffende verslag gestemd. Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Dit verslag betreft een voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het eerste programma voor het radiospectrumbeleid. Dit programma is een belangrijke stap op weg naar de zekerstelling van een efficiënt en optimaal gebruik van deze eindige hulpbron. In de Digitale Agenda voor Europa neemt het spectrumbeleid een prominente plaats in. Het is cruciaal bij de totstandbrenging van de beleidsdoelen van de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei. Dit programma heeft niet alleen tot doel een bruisende en competitieve Europese sector voor de voorziening van breedbanddiensten en -apparatuur tot stand te brengen, maar ook om een omgeving te scheppen die bevorderlijk is voor de ontwikkeling van pan-Europese diensten. Mobiel breedband speelt een almaar belangrijkere rol in de levering en innovatie van diensten op andere terreinen, zoals gezondheidszorg, onderwijs, cultuur en overheidsbestuur. De harmonisatie van frequenties zal de invoering van mobiele netwerken en mobiele apparaten voor privégebruikers minder duur maken en de concurrentie en het aanbod voor consumenten een impuls geven. Verder zal het aantal schadelijke grensoverschrijdende verstoringen teruglopen. Ik heb om al deze redenen voor de vaststelling van een programma voor het radiospectrumbeleid gestemd. Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) In een kenniseconomie kunnen communicatienetwerken de ontwikkeling van de interne markt stimuleren. Met dit doel in gedachten zal breedbanddekking voor de hele EU – de ultraperifere gebieden inbegrepen – ertoe bijdragen dat de EU een geïntegreerd gebied voor gegevensuitwisseling wordt dat zich als hypermoderne digitale economie kan profileren. Ik heb daarom voor dit verslag gestemd. Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (FR) Men zegt wel – en terecht – dat het radio-elektrische spectrum een schaars goed is. Ik zou er graag op willen wijzen dat het ook een gemeenschappelijk goed is, wat wil zeggen dat niemand er exclusieve, al dan niet "verworven" rechten op kan doen gelden. Als het radiospectrum tegelijkertijd een schaars en een gemeenschappelijk goed is, moeten we proberen te doorgronden hoe we vandaag de dag van dit spectrum gebruikmaken. We moeten dus een diepgaand onderzoek uitvoeren naar alle belanghebbenden op dit terrein, waaronder inbegrepen de diensten voor burgerbescherming en de militaire diensten. Er wordt thans zeker geen optimaal gebruikgemaakt van het spectrum. De inzet van technologieën die het mogelijk maken dat verschillende diensten naast elkaar bestaan moet worden aangemoedigd. We mogen ook niet vergeten dat niet elk gebruik van het spectrum van commerciële aard is dus ook winst oplevert. Ik denk dan bijvoorbeeld aan het gebruik van het spectrum voor culturele doeleinden of voor openbare diensten. Viktor Uspaskich (ALDE), schriftelijk. – (LT) Dit is een zeer relevante kwestie voor Litouwen. Wij hebben het dichtste netwerk van toegangspunten tot het openbare internet: mijn land telt een bevolking van 3,2 miljoen mensen, waarvan er 2,1 miljoen het internet gebruiken. Wij hebben ook een van de hoogste penetratiepercentages mobiele telefonie. Dit zijn ongetwijfeld positieve veranderingen. De verbinding met Europa zou internationale bedrijven er in potentie van kunnen overtuigen om in Litouwen winkels te vestigen en te investeren. Andere mogelijke voordelen zijn medische diagnose over lange afstand, slimme energienetten en een grotere politieke verantwoordingsplicht op lokaal niveau. Laten we echter het hoofd koel houden en de juiste prioriteiten stellen. Op basis van dit verslag is
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
het hoofddoel van het programma voor het radiospectrumbeleid breedband voor alle burgers van Europa in 2013 en snel internet in 2020. Maar hoe zit het met de miljoen Europeanen die het risico lopen om in armoede te vervallen? 20 procent van de Litouwers leeft in armoede. Dat is een te hoog cijfer voor ons land. In mijn land en in heel Europa zijn er gezinnen die met moeite hun kinderen te eten kunnen geven en naar school kunnen laten gaan en nog niet eens overwegen om een computer te kopen, ongeacht snelle breedbandverbindingen. De verdere uitbreiding van het radiospectrum in de EU zou de behoeften van de armste mensen in Europa niet moeten overschaduwen. Derek Vaughan (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik heb het programma voor het radiospectrumbeleid (RSPP) van de Commissie gesteund, omdat ik vind dat alle burgers van de EU tegen 2020 toegang moeten hebben tot een snellere breedbandverbinding. Het RSPP zal ervoor zorgen dat de digitale kloof wordt overbrugd via maatregelen waardoor alle burgers en bedrijven snellere toegang tot het internet krijgen. Met name diegenen die in plattelandsgebieden of in afgelegen delen van de EU wonen en die nu niet of nauwelijks verbinding met het internet hebben, zullen hier profijt van hebben. Dit verbeterde netwerk zal ook de concurrentiekracht van de digitale economie van Europa verhogen en hopelijk een innovatieve en creatieve omgeving tot stand brengen die bevorderlijk is voor de verdere ontwikkeling van digitale technologie in de toekomst. Anna Záborská (PPE), schriftelijk. – (SK) Uitzendfrequenties zijn een nationaal bezit. Europese wetgeving moet de soevereiniteit van lidstaten daarom respecteren bij het zoeken naar een gemeenschappelijk Europees belang bij het gebruik van deze frequenties. Anderzijds zijn de belangen van Slowakije in overeenstemming met die van andere lidstaten op dit gebied. Burgers en ondernemingen zullen beiden profiteren van het gebruik van banden die zijn vrijgegeven voor hoge kwaliteit en snelle datatransmissie. Europese coördinatie is hierbij belangrijk, omdat internettechnologieën niet aan grenzen zijn gebonden en de voordelen nemen toe naarmate het aantal gebruikers toeneemt. Het doel van dit voorstel was om zo snel mogelijk een begin te maken met het oplossen van het vraagstuk over vrijgegeven frequenties, zodat Europa een voorsprong heeft op de andere sterke economieën. Hierdoor ontstaat meer werkgelegenheid, worden er nieuwe diensten gecreëerd en zal Europa nieuwe investeringen aantrekken. Verslag: Carlo Casini (A7-0173/2011) Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor het verslag gestemd. Met de ratificatie van het Verdrag van Lissabon zijn de bevoegdheden van het Parlement uitgebreid. Het Europees Parlement is volgens de gewone wetgevingsprocedure medewetgever geworden op bijna alle beleidsterreinen. Mede hierdoor trekt het de aandacht van steeds meer uiteenlopende belangenvertegenwoordigers. In het licht van deze ontwikkelingen en deze constitutionele context en overeenkomstig hun inzet voor transparantie zijn het Parlement en de Commissie overeengekomen een gezamenlijk register in te voeren en bij te houden voor de registratie van en controle op organisaties en personen die deelnemen aan het maken en uitvoeren van het EU-beleid. Voor de genoemde amendementen is het nodig dat het Reglement van het Europees Parlement dienovereenkomstig wordt gewijzigd, hetgeen met dit verslag zal worden gedaan. Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk. – (FR) Er is de afgelopen weken veel gesproken over de rol van lobbyisten bij het Europees Parlement. Nu vier afgevaardigden ervan beschuldigd zijn geld te hebben aangenomen van "nep"-lobbyisten, in ruil voor het indienen van amendementen, heeft onze instelling besloten de regels voor het optreden van
127
128
NL
Handelingen van het Europees Parlement
lobbyisten bij het Europees Parlement te verduidelijken en te hervormen. Het is al heel lang zo dat contacten tussen leden van het Europees Parlement en belangenvertegenwoordigers als verdacht worden beschouwd. Daarom is er in 1996 een register voor lobbyisten ingesteld. En dat register – waarin lobbyisten zich moeten laten inschrijven – zal nu worden hervormd. Deze registratie heet "vrijwillig" te zijn, maar is de facto verplicht: uitsluitend ingeschreven lobbyisten krijgen toegang tot het Parlement. Ik ben heel tevreden met de aanvaarding van wat men wel een "legislatieve voetafdruk" noemt, ofwel het idee om de namen van de mensen die men tijdens het opstellen van een verslag heeft ontmoet openbaar te maken. Ik geloof dat dit een volkomen normale waarborg voor transparantie is. Wat we wel betreuren is dat de Raad – in tegenstelling tot de Commissie – zich niet in dit initiatief gevoegd heeft. Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat het nodig is het Reglement van het Parlement te wijzigen met de invoering door het Europees Parlement en de Commissie van een gemeenschappelijk transparantieregister. Ik zou willen onderstrepen dat met de ratificatie van het Verdrag van Lissabon de bevoegdheden van het Parlement zijn uitgebreid. Het Parlement is volgens de gewone wetgevingsprocedure medewetgever geworden op bijna alle beleidsterreinen. Mede hierdoor trekt het de aandacht van steeds meer belangenvertegenwoordigers, die bovendien een essentiële functie vervullen in de open en pluralistische dialoog en die voor de leden van het Parlement een belangrijke bron van informatie zijn in het kader van de uitoefening van hun mandaat. In het licht van deze ontwikkelingen en overeenkomstig hun inzet voor transparantie, zijn het Europees Parlement en de Commissie overeengekomen een gemeenschappelijk register in te voeren en bij te houden voor de registratie van en controle op organisaties en personen die deelnemen aan het maken en uitvoeren van het EU-beleid. Dit register moet met name het recht van de leden om hun parlementair mandaat zonder beperkingen uit te oefenen eerbiedigen. Ook mag het geen belemmering vormen voor hun kiezers om toegang te krijgen tot de gebouwen van het Parlement. Vito Bonsignore (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb voorgestemd, omdat ik van mening ben dat alle maatregelen die gericht zijn op het bevorderen en vergroten van de transparantie van het werk van het Parlement moeten worden gesteund. Als gevolg van de ratificering van het Verdrag van Lissabon zijn de bevoegdheden van het Parlement versterkt, aangezien het Parlement op een groot aantal gebieden die betrekking hebben op de gewone wetgevingsprocedure medewetgever is geworden. Als gevolg hiervan richten steeds meer belangenvertegenwoordigers zich op het werk van het Parlement. Voor de leden van het Parlement zijn belangenvertegenwoordigers een belangrijke bron van informatie. Ik steun dan ook het voorstel om een gemeenschappelijk register op te zetten en bij te houden, teneinde organisaties en personen die een rol spelen bij de opstelling en tenuitvoerlegging van EU-beleid te controleren. Zuzana Brzobohatá (S&D), schriftelijk. – (CS) Voorliggende wijziging van het Reglement van het Europees Parlement is een reactie op de enkele maanden geleden onthulde corruptie waarbij drie leden van dit Parlement ingingen op een corrupt voorstel van onderzoeksjournalisten. Het is onaanvaardbaar dat leden van het Europees Parlement niet mogen worden onderworpen aan openbare onderzoeken met betrekking tot de belangen die zij in hun hoedanigheid verdedigen, of naar de druk waaraan zij blootgesteld staan of van degenen die hen onder druk zetten. Ik ben ook uiterst ingenomen met het nieuwe gezamenlijke register van belangenvertegenwoordigers en representatieve organisaties. De Europese Commissie beschikt reeds over een dergelijk register en nu breidt het Europees
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Parlement het feitelijk uit tot leden van het Parlement, ambtenaren en ander personeel van het Europees Parlement. Het register zal informatie bevatten over contacten tussen deze mensen en belangenvertegenwoordigers en wordt publiekelijk toegankelijk gemaakt. Het Amerikaanse Congres beschikt reeds over een dergelijk systeem en uit ervaring is gebleken dat het een krachtig instrument is tegen corruptie. Ik mag stellig hopen dat de uitbreiding van het register tevens een bron van inspiratie voor het Parlement van de Tsjechische Republiek zal zijn. De invoering van een dergelijk register in Tsjechië zou een beslissende impuls zijn voor de ontwikkeling van het Tsjechische politieke leven. Cristian Silviu Buşoi (ALDE), schriftelijk. – (RO) Het gemeenschappelijk transparantieregister is zeker een belangrijke stap voorwaarts, waar de Europese burger lang naar heeft uitgezien. De EU-instellingen, al of niet gekozen, nemen beslissingen die het dagelijks leven beïnvloeden. In een democratisch stelsel, dat de EU wil zijn, is het volledig normaal dat het besluitvormingsproces een hoge mate van transparantie kent. Het gemeenschappelijk transparantieregister maakt de zaken ook voor belangenvertegenwoordigers eenvoudiger. Het betekent namelijk een enkele registratiemethode in plaats van de huidige twee. Aan de andere kant zal het register geen toereikend instrument zijn voor het oplossen van het corruptieprobleem. Ik denk echter niet dat het enige doel van het register de bestrijding van corruptie is, aangezien gevallen van corruptie zelden voorkomen. Derek Roland Clark (EFD), schriftelijk. – (EN) De leden in het Parlement van de Britse onafhankelijkheidspartij UKIP hebben zich van stemming onthouden, niet omdat wij geen voorstander van transparantie zouden zijn, maar omdat deze voorstellen ontoereikend zijn. Voorstemmen zou hebben betekend dat wij ontoereikende maatregelen steunen. Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik steun dit besluit: door in te stemmen met de sluiting van een Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement en de Commissie over een gemeenschappelijk transparantieregister wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan een hogere transparantie. In een representatieve democratie is het van belang dat de instellingen van de Unie op geregelde basis een open en transparante dialoog kunnen instellen en blijven voeren met de burgers, hun vertegenwoordigende organisaties en het maatschappelijk middenveld. Nu de bevoegdheden van het Parlement krachtens het Verdrag van Lissabon zijn uitgebreid, is het omwille van de transparantie van essentieel belang geworden een gemeenschappelijk register tussen het Parlement en de Commissie in te stellen voor de registratie en het volgen van organisaties en personen die deelnemen aan de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van EU-beleid. Het is daarom noodzakelijk om het Reglement van het Parlement te wijzigen teneinde de verplichte registratie in te stellen van alle lobbyisten die in contact staan met leden van het Parlement, de Europese instellingen en hun personeel. Deze informatie moet toegankelijk zijn voor het algemene publiek. Anne Delvaux (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor dit verslag gestemd. Daarin wordt voorgesteld een gemeenschappelijke lijst met belangengroepen in te stellen voor al de Europese instellingen. Op dit moment zijn er meer dan 1 700 organisaties als belangengroepen bij het Europees Parlement geaccrediteerd; bij de Commissie zijn dat er 3 900. Om een weloverwogen standpunt in te nemen over technisch ingewikkelde kwesties is het normaal advies in te winnen bij de mensen die dienaangaande het best geïnformeerd zijn. Dat is altijd zo geweest en zal altijd zo blijven. Lobbies spelen bij de wetgevende arbeid dus een nuttige en essentiële rol, mits volkomen transparantie verzekerd is. Om dat te
129
130
NL
Handelingen van het Europees Parlement
bewerkstelligen legt het nu goedgekeurde verslag regels vast en stelt het een gemeenschappelijk "transparantieregister" voor de Commissie en het Parlement in. De burgers kunnen zo alle nodige informatie over de gesprekspartners van de EU-instellingen vinden. Met dit "een-loket"-systeem is het ook gemakkelijker specifieke belangenvertegenwoordigers in te schrijven, van zowel commerciële als niet-commerciële organisaties. Het Parlement dringt er ook op aan dat alle vergaderingen tussen leden van het Europees Parlement en belangengroepen over eender welk onderwerp aan het einde van verslagen worden vermeld. Ik vind het jammer dat inschrijving niet verplicht is, maar zoals het spreekwoord al zegt: "langzaamaan kom je er wel". Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb gestemd voor het verslag over de wijziging van het Reglement ingevolge de instelling van een gemeenschappelijk transparantieregister voor het Europees Parlement en de Commissie, omdat het transparantiebeginsel moet gelden voor iedereen die betrokken is bij de besluitvorming over en de uitvoering van EU-beleid. Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Het gemeenschappelijk transparantieregister ingevolge de sluiting van een Interinstitutioneel Akkoord tussen het Parlement en de Commissie houdt een wijziging in van het Reglement om de nieuwe situatie erin op te nemen, en de werking ervan mogelijk te maken met betrekking tot het voornaamste rechtsinstrument van het Parlement. Ik heb voor de sluiting van deze overeenkomst gestemd en wil nu dus ook mijn steun geven aan de procedurele veranderingen. José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Burgers hebben recht op transparantie. De geloofwaardigheid van de Europese instellingen – het Parlement, de Commissie en de Raad – wordt er mede door in stand gehouden. Dit door de heer Casini opgestelde verslag gaat over de noodzaak om het Reglement van het Parlement te wijzigen ingevolge de instelling van een gemeenschappelijk transparantieregister tussen het Parlement en de Commissie. Sinds de ratificatie van het verdrag van Lissabon is het parlement op vrijwel alle gebieden medewetgever. Zo heeft het samen met de Commissie besloten een gemeenschappelijk register in te stellen om personen en organisaties die enige invloed hebben op de voorbereiding en/of uitvoering van EU-beleid te registreren en te volgen. Transparantie is zeker van vitaal belang voor de werking van de Europese instellingen, maar daaraan heeft het vaak ontbroken, zo luidt de opvatting. Het Europese publiek verlangt een hoge mate van transparantie van zijn vertegenwoordigers, niet alleen in theorie, maar bovenal in de praktijk. De EU moet een voorbeeld stellen op het gebied van transparantie van haar instellingen, daarom verwelkom ik de door de rapporteur voorgestelde wijzigingen om het reglement van het Parlement aan te passen, overeenkomstig het besluit van de Conferentie van voorzitters op 18 november. João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) De voorgestelde wijziging van het Reglement van het Parlement heeft tot doel een gemeenschappelijk register in te stellen voor de registratie en het volgen van organisaties en personen die op enigerlei wijze betrokken zijn bij het opstellen en uitvoeren van EU-beleid. Het bestaande systeem, waarop het voorstel is gebaseerd, was in 1996 door het Parlement tot stand gebracht en in werking gesteld. Destijds was het de eerste EU-instelling die dit deed, waarop de Commissie een systeem met gelijkluidende doelstellingen doorvoerde. Het zal worden gewijzigd in een proces dat niet los kan worden gezien van recente problemen inzake beweerd lobbyen, die het Parlement hebben aangetast. De argumenten
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
die nu naar voren worden gebracht zijn echter anders, ze zijn gericht op de nieuwe bevoegdheden van het Parlement na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. De transparantie van de instellingen, hun werking en de door hun vertegenwoordigers genomen besluiten behoren een intrinsiek deel te zijn van de democratie. Maatregelen ter bevordering van deze transparantie zijn daarom welkom en noodzakelijk. Het is echter niet duidelijk dat dit het resultaat zal zijn van de hier voorgestelde veranderingen. Hoewel we sommige voorgestelde maatregelen steunen, zullen we hun uitvoering volgen, met het oog op een evaluatie van toekomstige resultaten. Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Dit betreft de instelling en handhaving van een gemeenschappelijk register voor de registratie en het volgen van organisaties en personen die zijn betrokken bij het opstellen en uitvoeren van EU-beleid. Het is gebaseerd op bestaande en door het Parlement in 1996 en de Commissie in 2008 tot stand gebrachte en in werking gestelde systemen. Het is de bedoeling dat er bepaalde problemen van recente datum mee worden aangepakt, hoewel het in het verslag aangevoerde argument betrekking heeft op de nieuwe aan het Parlement toegekende bevoegdheden, na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. Sommige aspecten ervan zijn positief, maar we hebben ernstige twijfels over andere wijzigingen. Wij ondersteunen een grotere transparantie, maar het is niet altijd duidelijk dat dit het doel is van alle aangenomen wijzigingen. Wij wachten af hoe het zal worden uitgevoerd. Monika Flašíková Beňová (S&D), schriftelijk. – (EN) Met de ratificatie van het Verdrag van Lissabon zijn de bevoegdheden van het Parlement uitgebreid. Het EP is volgens de gewone wetgevingsprocedure medewetgever geworden op bijna alle beleidsterreinen. Mede hierdoor trekt het de aandacht van steeds meer belangenvertegenwoordigers, die een essentiële functie vervullen in de open en pluralistische dialoog waarop een democratisch bestel berust, en die voor de leden van het Parlement een belangrijke bron van informatie zijn in het kader van de uitoefening van hun mandaat. In het licht van deze ontwikkelingen en deze constitutionele context, en overeenkomstig hun inzet voor transparantie, zijn het Europees Parlement en de Commissie overeengekomen een gemeenschappelijk register in te voeren en bij te houden voor de registratie van en controle op organisaties en personen die deelnemen aan het maken en uitvoeren van het EU-beleid. Een van de belangrijke correctiemaatregelen die moeten worden genomen, is dat de regels moeten worden verbeterd waaraan belangenvertegenwoordigers moeten voldoen bij het opgeven van onkosten in verband met lobbyactiviteiten. De huidige wetgeving biedt hun de mogelijkheid veel minder op te geven dan in werkelijkheid aan onkosten is gemaakt. Even belangrijk is dat transparantie wordt betracht ten aanzien van de financiële bronnen waaruit een adviesbureau zijn inkomsten verwerft. Lorenzo Fontana (EFD), schriftelijk. − (IT) Ik wil de heer Casini graag feliciteren met zijn uitstekende werk. Ik zal vóór zijn voorstel stemmen voor het opzetten van een register van belangenvertegenwoordigers om de transparantie van de Europese instellingen te vergroten. Ik hoop echter wel dat er voldoende erkenning is voor bijvoorbeeld vertegenwoordigers van de regio's.
131
132
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. – (FR) Pressiegroepen spelen beslist een rol in de Europese sfeer, en dan maakt het niet uit of ze nu particuliere dan wel openbare belangen vertegenwoordigen. Het is daarom zaak dat hun betrekkingen met onze instelling extra transparant zijn. Ik geloof dat hun opname in een register verplicht moet worden gesteld. Ik sta vooral achter het idee van een "juridische vingerafdruk", waarbij alle ontmoetingen tussen belangenvertegenwoordigers en Parlementsleden in de loop van het wetgevingsproces worden geregistreerd. Het is van cruciaal belang dat we alles ondernemen om het vertrouwen van de burgers in het functioneren van de Europese instellingen te herwinnen en te vergroten. Met dit register gaan we inderdaad die kant op. Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik sta achter dit document omdat de betrekkingen tussen de instellingen en Europese beleidsmakers enerzijds en het maatschappelijk middenveld, de burgers en de representatieve organisaties anderzijds, zijn vastgelegd in en worden aangemoedigd door het Verdrag betreffende de Europese Unie (met name in de leden 1 en 2 van artikel 11): "1. De instellingen bieden de burgers en de representatieve organisaties langs passende wegen de mogelijkheid hun mening over alle onderdelen van het optreden van de Unie kenbaar te maken en daarover in het openbaar in discussie te treden. 2. De instellingen voeren een open, transparante en regelmatige dialoog met representatieve organisaties en met het maatschappelijk middenveld." Met de ratificatie van het Verdrag van Lissabon zijn de bevoegdheden van het Parlement uitgebreid. Het Europees Parlement is volgens de gewone wetgevingsprocedure medewetgever geworden op bijna alle beleidsterreinen. Mede hierdoor trekt het de aandacht van steeds meer belangenvertegenwoordigers, die een essentiële functie vervullen in de open en pluralistische dialoog waarop een democratisch bestel berust, en die voor de leden van het Parlement een belangrijke bron van informatie zijn in het kader van de uitoefening van hun mandaat. In het licht van deze ontwikkelingen en deze constitutionele context zijn het Europees Parlement en de Commissie overeengekomen een gezamenlijk register in te voeren en bij te houden voor de registratie van en controle op organisaties en personen die deelnemen aan het maken en uitvoeren van het EU-beleid. Opgemerkt wordt dat het register met name het recht van de leden om hun parlementair mandaat zonder beperkingen uit te oefenen moet eerbiedigen. Ook mag het geen belemmering vormen voor hun kiezers om toegang te krijgen tot de gebouwen van het Parlement. Bovendien zullen de bevoegdheden en voorrechten van de betrokken partijen niet worden ingeperkt door het register en zullen de organisatorische bevoegdheden er niet door worden beïnvloed. David Martin (S&D), schriftelijk. – (EN) Dit verslag heeft mijn instemming. Met de ratificatie van het Verdrag van Lissabon zijn de bevoegdheden van het Parlement uitgebreid. Het EP is volgens de gewone wetgevingsprocedure medewetgever geworden op bijna alle beleidsterreinen. Mede hierdoor trekt het de aandacht van steeds meer belangenvertegenwoordigers, die een essentiële functie vervullen in de open en pluralistische dialoog waarop een democratisch bestel berust, en die voor de leden van het Parlement een belangrijke bron van informatie zijn in het kader van de uitoefening van hun mandaat. In het licht van deze ontwikkelingen en deze constitutionele context, en overeenkomstig hun inzet voor transparantie, zijn het Europees Parlement en de Commissie overeengekomen een gemeenschappelijk register in te voeren en bij te houden voor de registratie van en controle op organisaties en personen die deelnemen aan het maken en uitvoeren van het EU-beleid. Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Het Parlement en de Commissie geven het goede voorbeeld door een gemeenschappelijk transparantieregister in te stellen om
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
belangenvertegenwoordigers en andere belangengroepen te accrediteren. Even belangrijk is het dat de Raad zich achter dit initiatief schaart. De eis dat leden hun bijeenkomsten over wetgevingsaangelegenheden met belangenvertegenwoordigers vastleggen is ook een belangrijke stap op weg naar een grotere transparantie, die nodig is bij dergelijke betrekkingen om situaties die zich in het verleden hebben voorgedaan te vermijden. Louis Michel (ALDE), schriftelijk. – (FR) Ik heb niet voor het verslag-Casini over het invoeren van een gemeenschappelijk transparantieregister gestemd. Ik meen dat de invoering van een dergelijk register een aanslag vormt op de vrijheid die iedere politicus behoort te hebben. Ieder Parlementslid neemt politieke verantwoordelijkheid voor zijn standpunten en besluiten. De bekrachtiging daarvan ontvangt hij van de kiesgerechtigden. Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. – (EN) Het toepassingsgebied van het register omvat alle activiteiten die worden verricht met het oogmerk direct of indirect invloed uit te oefenen op besluitvormingsprocessen en de formulering of tenuitvoerlegging van beleid van de Europese instellingen. Alle organisaties, ongeacht hun juridische status, die zich bezighouden met activiteiten die onder het toepassingsgebied van het register vallen, worden geacht zich te registreren. In de Commissie constitutionele zaken werd door vele leden, uit diverse fracties, benadrukt dat het van belang is dat de Raad gaat deelnemen aan dit systeem. De uitslag van de stemming in de Commissie constitutionele zaken is een belangrijke stap voorwaarts, maar ons werk om meer transparantie tot stand te brengen is nog niet klaar. Ik sta achter het verslag van Carlo Casini en heb voorgestemd. Andreas Mölzer (NI), schriftelijk.. − (DE) Niet alleen het Europees Parlement, ook de hele EU als zodanig heeft een enorm geloofwaardigheidsprobleem. Het Parlement mag dan eindelijk een moeizaam akkoord over het transparantieregister hebben bereikt – waarschijnlijk ook gedwongen door de recente lobbyschandalen –, maar het blijft een krachteloos middel. Niet alleen moeten alle werkzaamheden in het bedrijfsleven en bij multinationals worden geregistreerd, maar ook betaald lobbywerk voor belangenorganisaties zoals brancheverenigingen en vakbonden. De burgers hebben recht op transparantie. Met hun verplichte bijdragen financieren zij immers ook de wettelijke belangenorganisaties. De consequente openbaarmaking moet niet alleen betrekking hebben op salarissen, maar ook op andere vergoedingen, uitnodigingen voor diners, enz. Omdat de maatregelen een eerste stap in de goede richting zijn, heb ik voor het verslag gestemd. Rareş-Lucian Niculescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Het instellen van een gemeenschappelijk transparantieregister en het verbeteren van alle transparantieregels in het Europees Parlement is nodig om het vertrouwen van de burger in de activiteiten van het Parlement te doen toenemen en de nodige transparantie voor die activiteiten te waarborgen. Ik heb voor beide verslagen-Casini gestemd en kijk uit naar zo krachtig mogelijke voorstellen van de werkgroep van het Europees Parlement voor transparantie en regulering van belangenvertegenwoordiging. Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Het Verdrag betreffende de Europese Unie voorziet in een kader voor betrekkingen – en moedigt die aan – tussen de Europese instellingen en Europese politieke leiders enerzijds en het maatschappelijk middenveld, EU-burgers en vertegenwoordigende organisaties anderzijds. Ingevolge de ratificatie van het Verdrag van Lissabon zijn de bevoegdheden van het Parlement versterkt en is het nu medewetgever op vrijwel alle gebieden die vallen onder de gewone wetgevingsprocedure. Daardoor staat het sterk in de belangstelling van steeds meer lobbyisten, die bovendien
133
134
NL
Handelingen van het Europees Parlement
een sleutelrol spelen in de open, pluralistische dialoog waarop een democratisch systeem is gegrondvest. Zij zijn een belangrijke informatiebron voor leden bij de uitvoering van hun taken. Het is echter van essentieel belang om mechanismen in te stellen voor vastlegging en toezicht. Met het oog hierop heb ik gestemd vóór dit verslag tot wijziging van het Reglement van het Parlement ingevolge de invoering van een gemeenschappelijk transparantieregister voor de registratie en het volgen van organisaties en personen die op enigerlei wijze zijn betrokken bij het opstellen en uitvoeren van EU-beleid. Phil Prendergast (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik steun dit verslag over het sluiten van een interinstitutionele overeenkomst tussen het Parlement en de Commissie over een gemeenschappelijk transparantieregister. Elke partij die probeert invloed uit te oefenen op de besluitvorming en beleidsuitvoering op Europees niveau wordt geacht zich in te schrijven in het gemeenschappelijk register, wat zowel de registratie als de toegang tot informatie over belangenvertegenwoordigers zal vereenvoudigen. Wie zich niet inschrijft, krijgt geen toegangspasje voor het Europees Parlement met een lange geldigheidsduur. Dit is slechts een eerste stap in de richting van transparante betrekkingen tussen Europese instellingen en lobbyisten. Inschrijving in het register moet verplicht worden gesteld en de Raad zou zich zo spoedig mogelijk moeten aansluiten bij deze overeenkomst. Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) Na het Verdrag van Lissabon heeft het Parlement op vrijwel alle gebieden de status van medewetgever verworven en is het daarmee in het brandpunt van de belangstelling van belangenvertegenwoordigers komen te staan. Met het oog hierop, en in het belang van de transparantie die maatgevend moet zijn voor de dialoog tussen deze belanghebbenden en de instellingen van de Unie, zijn het Parlement en de Commissie overeengekomen een gemeenschappelijk register in te stellen om personen en organisaties te registreren en te volgen die betrokken zijn bij het opstellen en uitvoeren van EU-beleid. Met dat doel is het noodzakelijk om het Reglement te wijzigen en ik heb ten gunste hiervan gestemd. Frédérique Ries (ALDE), schriftelijk. – (FR) Het is onze plicht zorg te dragen voor transparantie binnen de Europese instellingen. Daarom sta ik achter dit akkoord met de Commissie over de invoering van een gemeenschappelijk register voor belangengroepen bij de Europese instellingen. Eén opmerking: ik betreur het dat de Raad onwillig is gebleken zich bij dit register aan te sluiten. Is het werkelijk nodig achter de zaken aan te blijven lopen en ook nu nog ondoorzichtigheid te verkiezen boven openheid? Ook de vertegenwoordigers van de lidstaten hebben de plicht om transparantie te betrachten ten aanzien van de Europese burgers en hun informatie te verstrekken. En nu een wens. Ik geloof dat het van fundamenteel belang is dat we langzaamaan in de richting van een Amerikaans systeem gaan. Met dat systeem heeft men daar al 65 jaar ervaring. Het berust op de openbaarmaking van de essentiële documenten van representatieve organisaties (elk contract waarmee meer dan tienduizend dollar is gemoeid, moet openbaar worden gemaakt, om maar een voorbeeld te noemen). Tot slot iets over de juridische vingerafdruk: dat lijkt een goed idee, maar is het niet. Niet omdat het een aanslag zou betekenen op het principe dat Parlementsleden onafhankelijk zijn, maar omdat het zou leiden tot eindeloze discussies in de parlementaire commissies over de vraag waarom er met deze belangenvertegenwoordiger wel en zo vaak is gepraat en met de andere niet. Het belangrijkst is dat we uiteindelijk uitkomen op een doeltreffend en goed doordacht systeem. En daar zijn we nog lang niet.
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (FR) Bij het voorbereiden en aannemen van wetteksten is het heel nuttig als de Europese wetgever het standpunt van de betrokken spelers kan doorzien. Om ervoor te zorgen dat hun inbreng geobjectiveerd kan worden moeten belangenvertegenwoordigers echter wel ingeschreven staan in een gemeenschappelijk register voor de verschillende instellingen. De tekst die we nu hebben aangenomen is een eerste stap bij de identificatie van de verschillende soorten belangenvertegenwoordigers en de bedragen die ze inzetten om de te nemen besluiten te beïnvloeden. Deze tekst zal nog aangepast moeten worden. Ook de Raad zal zich bij dit gemeenschappelijk register moeten voegen. Inschrijving in dat register moet verplicht worden en het moet kunnen worden gebruikt als een dynamisch instrument voor het garanderen van de transparantie van het besluitvormingsproces. Dat is in het belang van de Europese democratie. Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. − (IT) Het Verdrag betreffende de Europese Unie erkent en bevordert de betrekkingen tussen de instellingen en Europese politici enerzijds en het maatschappelijk middenveld, burgers en representatieve organisaties anderzijds. De instellingen bieden burgers en representatieve organisaties de mogelijkheid hun mening over alle onderdelen van het optreden van de Unie kenbaar te maken en daarover in het openbaar in discussie te treden. Met name de instellingen voeren een open, transparante en regelmatige dialoog met representatieve organisaties en het maatschappelijk middenveld. De goedkeuring van het Verdrag van Lissabon heeft de bevoegdheden van het Europees Parlement versterkt. Het Parlement is nu op bijna alle terreinen medewetgever volgens de gewone wetgevingsprocedure. In het licht van die ontwikkelingen hebben het Europees Parlement en de Commissie besloten een gemeenschappelijk register op te zetten, teneinde een lijst bij te houden van en controle uit te oefenen op organisaties en personen die deelnemen aan de opstelling en tenuitvoerlegging van het EU-beleid. Teneinde rekening te houden met wijzigingen in de huidige rechten en plichten en tevens met de opstelling van nieuwe rechten en plichten voor leden van het Parlement, wordt in de vandaag goedgekeurde ontwerpresolutie gesteld dat het Reglement van het Parlement moet worden aangepast. Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. − (IT) In eerste instantie waren wij tegen dit verslag, omdat voor belangenvertegenwoordigers dezelfde regels golden als voor overheidsorganen, waaronder de regiovertegenwoordigers van de EU, maar op ons verzoek is dit aangepast. Wij achten het juist om in een gedragscode te voorzien voor degenen die het Europees Parlement namens particuliere organisaties of ondernemingen bezoeken. Tevens zijn wij van mening dat het terecht is dat voor kerken, politieke partijen, vakbonden en overheidsinstanties niet dezelfde regels gelden. Wij hebben daarom vóór het verslag gestemd. Niki Tzavela (EFD), schriftelijk. – (EL) Het verslag Casini benadrukt het belang van een wijziging van het Reglement van het Europees Parlement ingevolge de invoering van een gemeenschappelijk transparantieregister voor het Europees Parlement en voor de Europese Commissie. Ik heb voor dit verslag gestemd, dat het belang dat de Europese instanties hechten aan transparantie, veilig stelt, omdat ik het standpunt deel dat de invoering van dit register bijdraagt aan de controle van alle organen en personen die te maken hebben met het uitzetten en uitvoeren van het beleid van de Europese Unie. Derek Vaughan (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik heb mijn stem gegeven aan het verslag van vandaag waarin wordt opgeroepen tot het opzetten van een gemeenschappelijk register
135
136
NL
Handelingen van het Europees Parlement
van belangenvertegenwoordigers en belangengroepen. Dit is een eerste stap op weg naar meer transparantie in zowel het Europees Parlement als de Commissie. Een 'transparantieregister' zal de toegankelijkheid verbeteren voor burgers die specifieke informatie zoeken over welke organisaties en personen contact hebben met leden van het Europees Parlement en ambtenaren van de Commissie. Het Parlement heeft duidelijk gemaakt dat registratie voortaan verplicht is voor belangenvertegenwoordigers die een afspraak willen maken met leden van het Europees Parlement. Ik vind het hoopgevend dat de Raad te kennen heeft gegeven dat ook hij zal overwegen maatregelen te nemen zoals het instellen van een register, en ik dring erop aan dat hij dit zo snel mogelijk zal doen. Iva Zanicchi (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb vóór het verslag van de heer Casini gestemd. Transparantie van de activiteiten van de Europese instellingen, ook al is die transparantie recentelijk bezoedeld geraakt, is een vereiste voor hun legitimiteit en van fundamenteel belang voor een correcte en open relatie met representatieve organisaties. Ik ben dan ook van mening dat het oprichten van een gemeenschappelijk register van het Parlement en de Commissie, dat tot doel heeft alle informatie te verzamelen over mensen die contact hebben met de instellingen, niet alleen zal zorgen voor minder bureaucratische rompslomp, doordat slechts één registratie nodig is, maar tevens een duidelijke verbetering zal zijn op weg naar een steeds opener en transparantere dialoog met de eerdergenoemde belangenvertegenwoordigers. Verslag: Carlo Casini (A7-0174/2011) Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd. Het is een eerste stap in de richting van het bieden van meer transparantie aangaande het werk van de instellingen en het garanderen dat men zich aan de regels van het openbaar bestuur van de Unie houdt. Het transparantieregister, zoals het van nu af aan wordt genoemd, is niet verplicht, maar personen of organisaties die lobbyen zullen worden gedwongen zich in het register in te schrijven als zij toestemming willen hebben om toegang tot het Europees Parlement te krijgen. De in het register ingeschreven entiteiten zullen ook moeten aangeven wat hun inkomstenbronnen en belangen zijn, en ook welke wetgevingsvoorstellen ze hebben ingediend. Hierdoor neemt de transparantie toe en wordt er uitgebreidere informatie verstrekt over personen of organisaties die met leden van het Europees Parlement contact opnemen over bepaalde kwesties of met bepaalde voorstellen komen. Ik ben van mening dat we de gesprekken met de Raad moeten voortzetten, zodat hij zich bij het transparantieregister aansluit en dit register een gezamenlijk register voor alle drie instellingen wordt. Regina Bastos (PPE), schriftelijk. – (PT) Tussen het Parlement en de Commissie zijn er ongeveer 4 600 organisaties als belangengroep geaccrediteerd. Na de vaststelling van het Verdrag van Lissabon zijn de bevoegdheden van het Parlement versterkt, waardoor het medewetgever is geworden op vrijwel alle gebieden die vallen onder de gewone wetgevingsprocedure. Dit heeft de aandacht getrokken van een nog grotere groep vertegenwoordigers van belangengroepen. Dit verslag, waarvoor ik heb gestemd, volgt de institutionele overeenkomst inzake de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ruimte voor de registratie en het nauw toezien op belangenvertegenwoordigers en belangengroepen in de Commissie en het Parlement. Er zal een gemeenschappelijk register tussen de diverse instellingen tot stand worden gebracht, teneinde bij te dragen aan een grotere transparantie. Er wordt een
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
onderscheid gemaakt tussen belangengroepen die het maatschappelijk middenveld vertegenwoordigen en de overheid. Van even groot belang voor de transparantie is de totstandbrenging van een systeem voor de verplichte opgave van alle ontmoetingen tussen geregistreerde organisaties en de leden die verantwoordelijk zijn voor gerelateerde wetgeving. Dit zou moeten worden vastgelegd in een bijlage bij de respectieve verslagen of aanbevelingen. Het is niet minder belangrijk dat de Raad zich bij dit register schaart. Gerard Batten, John Bufton, David Campbell Bannerman en Derek Roland Clark (EFD), schriftelijk. – (EN) De leden in het Parlement van de Britse onafhankelijkheidspartij UKIP hebben zich van stemming onthouden, niet omdat wij geen voorstander van transparantie zouden zijn, maar omdat deze voorstellen ontoereikend zijn. Voorstemmen zou hebben betekend dat wij ontoereikende maatregelen steunen. Sergio Berlato (PPE), schriftelijk. − (IT) Het oprichten van een gemeenschappelijk register door het Parlement en de Europese Commissie, teneinde in één toegangspunt alle informatie te verzamelen over de actoren die contacten onderhouden met de instellingen, vormt een stap in de richting van meer transparantie. Naar mijn mening is transparantie van politieke instanties van essentieel belang voor een open dialoog met het maatschappelijk middenveld. Sterker nog, ervoor zorgen dat mensen hun mening kenbaar kunnen maken over alle onderdelen van het optreden van de Unie en daarover in het openbaar in discussie kunnen treden en er tegelijkertijd voor zorgen dat toezicht kan worden uitgeoefend op organisaties en personen die actief betrokken zijn bij het maken en het uitvoeren van EU-beleid, zijn belangrijke elementen voor een democratische werking van de instellingen. Ik heb echter wel enkele reserves. Ik ben het er niet eens om bepaalde actoren van het toepassingsgebied van het register uit te sluiten, zoals sociale partners en de lokale, regionale en gemeentelijke autoriteiten. De uitsluiting is onterecht, aangezien deze actoren specifieke belangen verdedigen en net zo actief betrokken zijn bij besluitvormingsprocessen als vele andere representatieve organisaties. Bovendien ben ik van mening dat de benodigde informatie beter gedefinieerd moet worden, zodat er geen interpretatieverschillen kunnen ontstaan, zoals momenteel wel het geval is. Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat de transparantie van politieke instellingen een noodzakelijke voorwaarde voor legitimiteit is. Wij moeten nauwkeurig bekijken hoe beslissingen worden genomen, wat de invloeden erachter zijn en, ten slotte, hoe middelen, dat wil zeggen het geld van de belastingbetaler, worden toegewezen. Daarom draait het bij de regels voor het lobbyen uiteindelijk om legitimiteit. Het Europees Parlement is de eerste Europese instelling geweest die het verschijnsel van een toenemend aantal belangengroepen op Europees niveau heeft aangepakt en het is daarom noodzakelijk om de gevolgen van deze ontwikkeling te onderzoeken. Na de verkiezingen voor het Europees Parlement is er een nieuwe werkgroep gevormd bestaande uit leden van het Parlement en de Commissie, die in november 2010 een ontwerpovereenkomst heeft kunnen aannemen over de invoering van een transparantieregister. Volgens de nieuwe ontwerpovereenkomst is registratie niet verplicht, maar krijgen alleen de vertegenwoordigers van geregistreerde belangengroepen toegang tot de gebouwen van het Parlement. Het gezamenlijk register garandeert de meest brede deelname van alle categorieën personen en organisaties en maakt het voor niet-commerciële organisaties gemakkelijker om hun werk uit te voeren. Ik ben van mening dat dit
137
138
NL
Handelingen van het Europees Parlement
gezamenlijk register een nieuwe stap voorwaarts is en het vertrouwen van de burgers in het werk van de instellingen zal vergroten. Françoise Castex (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik heb vóór dit verslag gestemd, omdat het belangrijk is dat we de zaken duidelijk maken, zeker nu blijkt dat het functioneren van lobbies bij de Europese burgers nog steeds veel vragen – en soms zelfs spookbeelden – oproept. We vinden het wel jammer dat organisaties niet verplicht worden zich in te schrijven, al is het wel zo dat het beleid voor het afgeven van badges voor toegang tot de gebouwen inschrijving de facto verplicht maakt. We hebben er steeds voor gepleit om deze maatregel niet te laten gelden voor de vertegenwoordigingen van de regionale, lokale en gemeentelijke autoriteiten bij de Europese instellingen, zoals in de oorspronkelijke tekst voorzien was. Wij menen dat zulke structuren rechtstreeks voortkomen uit democratisch gekozen entiteiten. Ze vertegenwoordigen het algemeen belang en moeten dus worden onderscheiden van belangenvertegenwoordigers, die particuliere belangen behartigen. Dit register vertegenwoordigt echter hoe dan ook een belangrijke stap voorwaarts, aangezien ondoorzichtigheid inzake de rol die lobbies spelen een werkelijk probleem voor de democratie kan vormen. Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. – (PT) Dit akkoord is een eerste stap, zij het ongetwijfeld een hele belangrijke, naar grotere transparantie, door registratie de facto verplicht te stellen voor alle lobbyisten die permanent toegang willen hebben tot het Parlement en de Commissie, met inbegrip van alle informatie waarmee de juridische structuur en de financiële belangen van de organisatie in kwestie kunnen worden vastgesteld. Zo versterkt een register van organisaties en medewerkers die betrokken zijn bij de besluitvorming over en de uitvoering van EU-beleid een transparante dialoog tussen deze vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld en de instellingen van de Unie. Tegelijkertijd worden er bindende maatregelen vastgesteld, in het geval van schending van de in de bijlage bij de overeenkomst beschreven gedragscode. Ik hoop dat er spoedig een tweede stap wordt gezet naar strengere normen, die zorgen voor consistent EU- bestuur en versterking van de interinstitutionele regels. Ik betreur het dat de Raad zich nog afzijdig houdt van het akkoord en zich niet bij het transparantieregister heeft geschaard, aangezien het hierdoor minder waarschijnlijk is dat het noodzakelijke transparantieniveau in alle stadia van het EU-wetgevingsproces wordt bereikt. Graag herinner ik u eraan dat de mate van transparantie van politieke instellingen steeds meer aan de legitimiteit ervan is gekoppeld. Proinsias De Rossa (S&D), schriftelijk. – (EN) De transparantie van politieke instellingen is een eerste vereiste voor hun legitimiteit. Het moet eenvoudig te controleren zijn hoe besluiten worden genomen, welke invloeden daarbij hebben meegespeeld en, tot slot, hoe financiële middelen – met andere woorden, het geld van de belastingbetaler – worden verdeeld. Regels voor lobbyen zijn dan ook uiteindelijk een kwestie van legitimiteit. Ik heb mijn steun gegeven aan dit verslag, dat ten doel heeft een gemeenschappelijk register van het Europees Parlement en de Commissie in te voeren voor belangenvertegenwoordigers (transparantieregister). Het toepassingsgebied van het register omvat vele activiteiten die worden verricht met het oogmerk direct of indirect invloed uit te oefenen op besluitvormingsprocessen en de formulering of tenuitvoerlegging van beleid van de Europese instellingen. Alle organisaties, ongeacht hun juridische status, die zich bezighouden met activiteiten die onder het toepassingsgebied van het register vallen, worden geacht zich te registreren. Deze overeenkomst met de Europese Commissie voorziet
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
slechts in vrijwillige registratie, ook al zullen lobbyisten die niet in het gemeenschappelijk register zijn ingeschreven niet langer een toegangspasje voor het Europees Parlement met een lange geldigheidsduur kunnen krijgen. De volgende stap zal zijn het gemeenschappelijk register uit te breiden naar alle EU-instellingen en de Commissie en de Raad ervan te overtuigen registratie verplicht te stellen. We hebben heldere regels nodig om te voorkomen dat mensen en organisaties op een niet-transparante wijze invloed uitoefenen op de besluitvorming van de EU. Christine De Veyrac (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik ben ingenomen met het feit dat het verslag-Casini over een gemeenschappelijk transparantieregister voor het Parlement en de Commissie is goedgekeurd. De instelling van een openbaar register waarin de lobbies die toegang tot voornoemde twee instellingen wensen te verkrijgen zich moeten laten inschrijven is democratisch gezien een stap voorwaarts en goed voor de burgers. De verplichting voor rapporteurs om van nu af aan de naam van de lobbies waarmee ze gesproken hebben te vermelden is een extra stap in de richting van volledige onafhankelijkheid van het Europees Parlement. Op deze manier verzekeren we een afgewogen vertegenwoordiging van de belangen van álle Europese burgers. Anne Delvaux (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor dit verslag gestemd. Daarin wordt voorgesteld een gemeenschappelijke lijst met belangengroepen in te stellen voor alle Europese instellingen. Op dit moment zijn er meer dan 1 700 organisaties als belangengroepen bij het Europees Parlement geaccrediteerd; bij de Commissie zijn dat er 3 900. Om een weloverwogen standpunt in te nemen over technisch ingewikkelde kwesties is het normaal advies in te winnen bij de mensen die dienaangaande het best geïnformeerd zijn. Dat is altijd zo geweest en zal altijd zo blijven. Belangengroepen spelen bij het wetgevingsproces dus een nuttige en essentiële rol, mits volkomen transparantie verzekerd is. Om dat te bewerkstelligen legt het nu goedgekeurde verslag regels vast en stelt het een gemeenschappelijk "transparantieregister" voor de Commissie en het Parlement in. De burgers kunnen zo alle nodige informatie over de gesprekspartners van de EU-instellingen vinden. Met dit "een-loket"-systeem is het ook gemakkelijker specifieke belangenvertegenwoordigers in te schrijven, van zowel commerciële als niet-commerciële organisaties. Het Parlement dringt er ook op aan dat alle vergaderingen tussen leden van het Europees Parlement en belangengroepen over eender welk onderwerp aan het einde van verslagen worden vermeld. Ik vind het jammer dat inschrijving niet verplicht is, maar zoals het spreekwoord al zegt: "langzaamaan kom je er wel". Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd over wijziging van het Reglement ingevolge de invoering van een gemeenschappelijk transparantieregister, omdat het transparantiebeginsel leidend moet zijn voor iedereen die betrokken is bij de besluitvorming over EU-beleid en de uitvoering daarvan. Ik meen echter dat dit register verplicht moet zijn en naar alle Europese instellingen moet worden uitgebreid. Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) In 2006 heeft de Commissie een 'enkel loket' voorgesteld om belangenvertegenwoordigers van de Commissie en het Parlement te registreren. In een resolutie die op de plenaire vergadering van 8 mei 2008 werd aangenomen, verwelkomde het Parlement het voorstel en verzocht het om een Interinstitutioneel Akkoord tussen het Parlement, de Commissie en de Raad over een gemeenschappelijk transparantieregister. Daarnaast stelde het Parlement destijds onderhandelingen voor over een gemeenschappelijke gedragscode voor de belangenvertegenwoordigers en een discussie over de sancties die van toepassing zouden moeten zijn in het geval van schending.
139
140
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Op grond van dit akkoord is permanente toegang tot de gebouwen van het Parlement slechts toegestaan aan geregistreerde belangenvertegenwoordigers. Niettemin wordt met het gemeenschappelijk register ingestaan voor een zo breed mogelijke deelneming van alle categorieën actoren en worden hun uiteenlopende of specifieke identiteiten geëerbiedigd. Hun bijzondere kenmerken in aanmerking genomen, zijn sociale partners, kerken, politieke partijen en lokale, regionale en gemeentelijke autoriteiten uitgesloten van de reikwijdte van het register. Een dergelijk akkoord zou aan waarde winnen, indien de Raad eraan deelneemt. Ik ben van mening dat het Parlement en zijn leden het voorbeeld moeten geven voor wat betreft de transparantie van hun activiteiten en de duidelijkheid van hun doelen. Ik heb voorgestemd. José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Transparantie is de basis van de democratie. Het publiek heeft daar recht op. Transparantie zorgt er mede voor dat de Europese instellingen, dus het Parlement, de Commissie en de Raad, geloofwaardig kunnen blijven. Het door de heer Casini opgestelde verslag betreft de sluiting van het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Parlement en de Commissie over de invoering van een gemeenschappelijk transparantieregister. Ik wil onderstrepen dat het Parlement de eerste instelling was die het verschijnsel van de belangengroepen onder de loep nam en in 1996 een register voor belangenvertegenwoordigers invoerde. In 2006 kwam de Commissie met een Europees transparantie-initiatief en stelde voor een gemeenschappelijk centraal register voor belangenvertegenwoordigers bij de Commissie en het Parlement in te voeren. Inderdaad is transparantie essentieel voor een goede werking van de Europese instellingen, die vaak worden beschuldigd van een gebrek aan transparantie. Het Europese publiek verlangt een hoge mate van transparantie van zijn vertegenwoordigers, niet alleen in theorie maar vooral ook in de praktijk. Daarom ben ik verheugd over de aanneming van het ontwerpakkoord over de invoering van een ´transparantieregister´. Ik ben ervan overtuigd dat dit een belangrijke stap voorwaarts zal zijn op de weg naar meer transparantie bij de Europese instellingen en zal bijdragen tot een grotere legitimiteit van het project Europa onder de burgers. João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Laten we beginnen met de veronderstelling waar het verslag van uitgaat, namelijk: "transparantie van politieke instellingen is een eerste vereiste is voor hun legitimiteit. Gemakkelijk moet kunnen worden nagegaan hoe besluitvorming tot stand komt, welke invloed hierop is uitgeoefend en op welke wijze de financiële middelen […] wordt besteed". Transparantie bij de instellingen en duidelijkheid in de activiteiten van de vertegenwoordigers van deze instellingen moeten vaste bestanddelen zijn van een reële en waarachtige democratie. Helaas weten we dat er soms een groot verschil is tussen mooi klinkende woorden en echte daden. Het Parlement is de eerste Europese instelling die zich heeft beziggehouden met het verschijnsel van het groeiend aantal belangengroepen op Europees niveau en die in 1996 een register voor belangengroepen instelde. Later kwam ook de Commissie met initiatieven op dit gebied. In 2008 werd een werkgroep ingesteld van het Parlement en de Commissie. De werkgroep nam in 2009 een gezamenlijke verklaring en een voorstel voor een gemeenschappelijke gedragscode aan. De werkgroep keurde in november 2010 een ontwerpakkoord over de invoering van een "transparantieregister" goed, waarmee wordt ingestaan voor een zo breed mogelijke
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
deelneming van alle categorieën actoren en hun uiteenlopende of specifieke identiteiten worden geëerbiedigd. Het is belangrijk de hiermee behaalde praktische resultaten te bewaken. Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) In het verslag staat: "Transparantie van politieke instellingen is een eerste vereiste voor hun legitimiteit. Gemakkelijk moet kunnen worden nagegaan hoe besluitvorming tot stand komt, welke invloed hierop is uitgeoefend en op welke wijze de financiële middelen […] wordt besteed". Vaak is er echter een grote kloof tussen theorie en realiteit, ofschoon het Parlement de eerste Europese instelling was die zich heeft beziggehouden met het verschijnsel van het groeiend aantal belangengroepen op Europees niveau en in het bijzonder met de gevolgen van deze ontwikkeling voor het wetgevingsproces. Na diverse verslagen en uitgebreide discussies heeft het Parlement in 1996 een register voor belangengroepen ingesteld. Intussen is ook de Commissie met initiatieven op dit gebied gekomen. In 2008 werd een werkgroep op hoog niveau ingesteld van het Parlement en de Commissie. De werkgroep nam in 2009 een gezamenlijke verklaring en een voorstel voor een gemeenschappelijke gedragscode aan. Na de Europese verkiezingen werd een nieuwe werkgroep ingesteld van het Parlement en de Commissie. In november 2010 kon de werkgroep een ontwerpakkoord over de invoering van een ´transparantieregister´ goedkeuren, waarmee wordt ingestaan voor een zo breed mogelijke deelneming van alle categorieën actoren en hun uiteenlopende of specifieke identiteiten worden geëerbiedigd. Monika Flašíková Beňová (S&D), schriftelijk. – (EN) Transparantie van politieke instellingen is een eerste vereiste voor hun legitimiteit. Gemakkelijk moet kunnen worden nagegaan hoe besluitvorming tot stand komt, welke invloed hierop is uitgeoefend en op welke wijze de financiële middelen, i.e. het geld van de belastingbetaler, wordt besteed. Regelgeving voor lobbyen is uiteindelijk dan ook een kwestie van legitimiteit. Het Parlement is de eerste Europese instelling die zich heeft beziggehouden met het verschijnsel van het groeiend aantal belangengroepen op Europees niveau en in het bijzonder met de gevolgen van deze ontwikkeling voor het wetgevingsproces. Registratie is weliswaar niet verplicht, maar kan de facto wel als zodanig beschouwd worden, omdat permanente toegang tot de gebouwen van het Parlement uitsluitend wordt verleend aan geregistreerde vertegenwoordigers. Het is evenwel wenselijk in de toekomst een registratiesysteem te realiseren dat de jure verplicht is. Het gemeenschappelijk register waarborgt een zo breed mogelijke deelname van alle categorieën belangengroepen en -vertegenwoordigers, waarbij hun verschillende of specifieke identiteiten worden geëerbiedigd. De nieuwe naam, transparantieregister, maakt het voor niet-commerciële organisaties eenvoudiger om zich in het register in te schrijven. Dit zal een stap voorwaarts zijn in de richting van meer transparantie binnen de Europese instellingen, en naar ik hoop zal het ertoe bijdragen dat het Europese project een grotere legitimiteit geniet onder de burgers van Europa. Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Algemeen wordt toegegeven dat er meer dan 15 000 belangenvertegenwoordigers in Brussel actief zijn. Zij proberen invloed uit te oefenen op de wetgevingsteksten die daar worden voortgebracht. Dat kan in alle fasen van de wetgevingsprocedure. In Frankrijk heeft lobbyen een zeer negatieve connotatie, maar het is niet geheel onwettig dat belangengroepen – of het nu gaat om de handel, de sociale
141
142
NL
Handelingen van het Europees Parlement
sfeer, vakbonden of wie dan ook – proberen hun standpunten en expertise te laten gelden, zeker bij ambtenaren en gekozen beleidsvoerders die over het onderwerp in kwestie minder goed geïnformeerd zijn. Het is logisch dat deze lobbies en hun vertegenwoordigers ingeschreven staan in een register, en dat in die registers ook vermeld wordt wat hun voornaamste financieringsbronnen zijn, vooral als deze middelen ontvangen uit de Europese begroting. Inschrijving dient niet alleen verplicht te zijn voor deze organisaties, maar ook voor elke groepering die niet onder het Parlement ressorteert, waaronder inbegrepen al die groeperingen die volgens de Verdragen een rol behoren te spelen (vakbonden, kerken, filosofische verenigingen, plaatselijke autoriteiten, enzovoorts). Hetzelfde geldt voor groeperingen die geheel of gedeeltelijk samengesteld zijn uit leden van dit Parlement, zoals de 'Europese Vrienden van Israël' (EFI), wanneer deze optreden als belangengroepen en niet als Parlementsleden. Het akkoord waarover we nu stemmen gaat niet ver genoeg in de richting van transparantie. Estelle Grelier (S&D), schriftelijk. – (FR) Recente gebeurtenissen hebben duidelijk gemaakt dat de activiteiten van belangenvertegenwoordigers tot ontsporingen kunnen leiden. Daarom is het zaak dat we extra transparantie betrachten met betrekking tot de activiteiten van belangengroepen bij de Europese instellingen. Het samenvoegen van de lijsten van de belangenvertegenwoordigers die bij het Parlement en de Europese Commissie zijn ingeschreven is een eerste stap op weg naar een volledig register van belangenvertegenwoordigers die in Brussel actief zijn. Dat zou de burger een beter zicht geven op de democratische controle van het besluitvormingsproces. Ik heb er overigens wel steeds voor gepleit om deze maatregel niet te laten gelden voor de vertegenwoordigingen van de lokale autoriteiten bij de Europese instellingen. Ik vind dat zulke structuren rechtstreeks voortkomen uit democratisch gekozen entiteiten (gemeenteraden, algemene of regionale raden, enzovoorts). Ze vertegenwoordigen het algemeen belang en moeten dus worden onderscheiden van belangenvertegenwoordigers die particuliere belangen behartigen. Ik hoop dat dit register later verplicht zal worden, en dat alle belangenvertegenwoordigers die bij de Europese instellingen actief zijn erin zullen worden opgenomen. Transparantie is een fundamenteel beginsel bij het beleid van de Europese Unie en het is van cruciaal belang dat dit beginsel toegepast wordt op alle belangengroepen die bij het functioneren van die Unie een rol spelen. Roberto Gualtieri (S&D), schriftelijk. − (IT) De goedkeuring van een gemeenschappelijk transparantieregister, nadat een grote meerderheid van de Commissie constitutionele zaken hier vóór heeft gestemd, is weer een stap naar meer duidelijkheid over de activiteiten van het Parlement. Door middel van een gemeenschappelijk register tussen het Europees Parlement en de Commissie dat openbaar en online toegankelijk is, zullen burgers makkelijker kunnen nagaan met welke belanghebbenden de leden van het Parlement contacten onderhouden. Deze overeenkomst moet echter nog wel worden verbeterd, aangezien de registratie door de actoren nog op vrijwillige basis gebeurt, ook al is registratie noodzakelijk om toegang te krijgen tot de instellingen. De volgende doelstelling zal dan zijn dat inschrijving verplicht is voor alle belangenvertegenwoordigers. Bovendien verwachten wij dat ook de Raad, evenals de andere Europese instellingen, de aanbevelingen van het Parlement en de Commissie opvolgt en zich bij dit register aansluit.
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik juich dit verslag toe omdat de transparantie van politieke instellingen een noodzakelijke voorwaarde voor legitimiteit is. Het hoort gemakkelijk te zijn om nauwkeurig te bekijken hoe beslissingen worden genomen, welke invloeden erachter zitten en, ten slotte, hoe middelen, dat wil zeggen het geld van de belastingbetaler, worden toegewezen. Daarom draait het bij de regels voor het lobbyen uiteindelijk om legitimiteit. Het bereikte resultaat komt overeen met de doelen die door het Parlement in de meest essentiële punten zijn uiteengezet. Ten eerste, hoewel registratie niet verplicht is (wat het Parlement wilde) kan het de facto als verplicht worden beschouwd, omdat alleen de geregistreerde vertegenwoordigers van belangengroepen permanent toegang krijgen tot de gebouwen van het Parlement. Ten tweede garandeert het gezamenlijk register de breedst mogelijke deelname van alle categorieën personen en organisaties terwijl hun verschillende of specifieke identiteit wordt gerespecteerd. De nieuwe naam transparantieregister maakt het voor niet-commerciële organisaties gemakkelijker om zich in het register in te schrijven. Ten derde biedt het nieuwe mechanisme aanvullende informatie, zoals het aantal personen dat betrokken is bij alle activiteiten die met het register te maken hebben en de hoogte van de EU-middelen die de inschrijver in het register heeft ontvangen. Het zal ook opheldering verschaffen over welke activiteiten onder het toepassingsgebied van het register vallen en hoe klachten worden behandeld. Ik ben van mening dat de aanneming van de ontwerpovereenkomst over de invoering van een transparantieregister van essentieel belang is geweest. Het gezamenlijk register zal een stap voorwaarts zijn in de richting van grotere transparantie in de Europese instellingen, hetgeen het Europees project hopelijk meer legitimiteit zal geven in de ogen van zijn burgers. Agnès Le Brun (PPE), schriftelijk. – (FR) Er zijn meer dan 1 700 organisaties als belangengroepen bij het Europees Parlement geaccrediteerd; bij de Commissie zijn dat er 3 900. Tot nu toe zijn al deze organisaties ingeschreven in twee verschillende registers – één voor elke instelling. In 2008 heeft Parlement erop gewezen dat de parlementaire registers met die van de andere instellingen behoorden te worden samengevoegd om aldus een beter overzicht te verkrijgen. Het Europees Parlement en de Europese Commissie hebben toen een Interinstitutioneel Akkoord gesloten met de bedoeling om zo'n gemeenschappelijk register in te stellen. Ik heb vóór deze tekst gestemd, omdat ik geloof dat dit de interventies van belangengroepen transparanter zal maken. In deze tekst wordt niet bepaald dat inschrijving verplicht is; het Parlement heeft er echter voor gezorgd dat registratie voor toegang van organisaties tot de Parlementsgebouwen de facto noodzakelijk is. De tekst stelt verder voor een soort "juridische vingerafdruk" van de activiteiten van de belangenvertegenwoordigers door te voeren, door bij alle wetteksten te vermelden welke belangengroepen hebben meegewerkt aan de totstandkoming ervan. Dit gemeenschappelijke register zou vanaf juni online beschikbaar moeten zijn. David Martin (S&D), schriftelijk. – (EN) Transparantie van politieke instellingen is een eerste vereiste voor hun legitimiteit. Gemakkelijk moet kunnen worden nagegaan hoe besluitvorming tot stand komt, welke invloed hierop is uitgeoefend en op welke wijze de financiële middelen, i.e. het geld van de belastingbetaler, wordt besteed. Regelgeving voor lobbyen is uiteindelijk dan ook een kwestie van legitimiteit. Het Parlement is de eerste Europese instelling die zich heeft beziggehouden met het verschijnsel van het groeiend aantal belangengroepen op Europees niveau en in het bijzonder met de gevolgen van deze ontwikkeling voor het wetgevingsproces. Na diverse verslagen en uitgebreide discussies heeft het Parlement in 1996 een register voor belangengroepen ingesteld. Het gemeenschappelijk register zal een stap voorwaarts zijn in de richting van meer
143
144
NL
Handelingen van het Europees Parlement
transparantie binnen de Europese instellingen, en naar ik hoop zal het ertoe bijdragen dat het Europese project een grotere legitimiteit geniet onder de burgers van Europa. Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Geen enkele pressiegroep voor handelsbelangen mag permanent toegang hebben tot de Europese instellingen. Hun toegang tot het Europees Parlement moet strikt beperkt blijven tot gesprekken waartoe ze door de afgevaardigden of de politieke fracties zijn uitgenodigd. Dit zogenaamde transparantieregister is niets anders dan administratieve legitimatie. Het is uitsluitend bedoeld om de huidige toestand voor te zetten. Voor de belangenvertegenwoordigers liggen er glorievolle dagen in het verschiet. Ik stem tegen dit kwalijke en hypocriete verslag. Het ware beter als de betrokkenen hun persoonlijke banden met de media en hun parlementaire en bestuurlijke banden met het Europees Parlement openbaar maakten. Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Het Parlement en de Commissie geven het goede voorbeeld door een gemeenschappelijk transparantieregister in te voeren waarin belangenvertegenwoordigers en belangengroepen zich kunnen inschrijven. Bovendien is het feit dat het register verplicht is voor alle belangenvertegenwoordigers die een toegangspasje willen hebben tot het Parlement en de Commissie een belangrijke stap op de weg naar meer transparantie in de betrekkingen tussen deze organisaties en de Europese instellingen. Wij betreuren echter nogmaals dat de Raad niet aan deze maatregelen wilden meedoen. Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Een vrijwillig register is een wassen neus en zal niet tot meer transparantie leiden. Te meer omdat de Raad van Ministers niet meedoet, zodat dus niet eens alle voor de wetgeving relevante instellingen erbij betrokken zijn. Maar ook al zou de Raad meedoen, bleven er nog genoeg mazen in de wet over. Naar verluidt zijn er 1350 deskundigengroepen die meewerken aan officiële documenten van de Commissie. Wie er allemaal zitting heeft in deze organen, die achter gesloten deuren vergaderen, lijkt nog steeds een goed bewaard geheim te zijn. De Commissie volgt inmiddels weliswaar nauwlettender welke activiteiten voormalige commissarissen direct na hun tijd in Brussel ontplooien, maar vinden er omgekeerd ook controles plaats? Men denke slechts aan de recente overstap vanuit een muziekbrancheorganisatie naar de eenheid Auteursrechten bij de Commissie. Omdat deze maatregelen een eerste stap in de goede richting zijn, heb ik voor het verslag gestemd. Wojciech Michał Olejniczak (S&D), schriftelijk. – (PL) Ik sta volledig achter het besluit dat vandaag is genomen over de sluiting van een Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement en de Commissie over een gemeenschappelijk transparantieregister. Het Parlement voert al sinds 1996 een register van belangengroepen en kan op dit gebied als voorbeeld dienen voor andere instellingen. De Europese Commissie heeft pas in 2008 haar eigen register voor belangenvertegenwoordigers ingesteld en de Raad van de Europese Unie voert tot nu toe helemaal geen register. Het besluit van het Europees Parlement koppelt de registers van belangenvertegenwoordigers en belangengroepen die tot nu toe apart door de bovengenoemde instellingen werden gevoerd. Deze ingreep leidt tot meer transparantie en maakt het voor burgers eenvoudiger om toegang te krijgen tot de informatie, omdat die zich nog maar op een plaats zal bevinden. Ook voor lobbyisten is de instelling van een gemeenschappelijk register een gunstige ontwikkeling. Zij hoeven zich nu maar een keer te registreren. Door het besluit worden sociale partners, kerken, politieke partijen en lokale
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
en regionale autoriteiten niet geregistreerd in het transparantieregister. Bovendien zullen belangenvertegenwoordigers die een ontmoeting hebben gehad met een bij een specifiek wetgevingsdossier betrokken Parlementslid, worden genoemd in de motivering van het verslag of de aanbeveling. Dit besluit is naar mijn mening een belangrijke stap op weg naar meer transparantie en ik wacht dan ook met ongeduld op aansluiting van de Raad bij het gemeenschappelijk register. Georgios Papanikolaou (PPE), schriftelijk. – (EL) Politieke institutionele organen verkrijgen legitimiteit door transparant te functioneren. Ik heb gestemd voor het betreffende verslag, dat de kwestie van verantwoording het juiste fundament geeft. De burgers moeten bij het besluitvormingsproces makkelijk en ongehinderd toegang hebben tot de invloed en het lobbyen van vertegenwoordigers van belangengroepen. Het is een feit dat op Europees niveau, het Europese Parlement het eerste institutionele orgaan was dat te maken kreeg met de opkomst van een groot aantal belangengroepen. En het is een feit dat het om een sterk toenemende tendens gaat, als uitvloeisel van de voortdurende uitbreiding van wetgevende bevoegdheden van het Parlement. Een gemeenschappelijk register is dan ook een eerste en belangrijke stap voor het controleren en transparant maken van de invloed van belangengroepen. Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Transparantie van politieke instellingen is een eerste vereiste voor hun legitimiteit. Het Parlement is de eerste Europese instelling die zich heeft beziggehouden met het verschijnsel van het groeiend aantal belangengroepen op Europees niveau en in het bijzonder met de gevolgen van deze ontwikkeling voor het wetgevingsproces. Na diverse verslagen en uitgebreide discussies heeft het Parlement in 1996 een register voor belangengroepen ingesteld. In 2006 kwam de Commissie met een Europees transparantie-initiatief en stelde voor een gemeenschappelijk centraal register voor belangenvertegenwoordigers bij de Commissie en het Parlement in te voeren. De reactie van het Parlement op dit initiatief van de Commissie was het verslag van de Commissie constitutionele zaken over de ontwikkeling van het kader voor de activiteiten van belangenvertegenwoordigers bij de instellingen van de Europese Unie. De resolutie werd aangenomen in de plenaire vergadering van 8 mei 2008. De werkgroep keurde in november 2010 een ontwerpakkoord over de invoering van een "transparantieregister" goed, daar het Parlement zijn belangrijkste doelstellingen had bereikt. Mijns inziens zal het gemeenschappelijk register een stap voorwaarts zijn op de weg naar meer transparantie bij de Europese instellingen en daarom heb ik vóór dit verslag gestemd. Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) De activiteiten van belangenvertegenwoordigers op een groot aantal terreinen gerelateerd aan de EU-instellingen – in dit geval het Europees Parlement en de Commissie – hebben onbetwistbaar voordelen. Zo krijgt men daardoor de beschikking over een grotere hoeveelheid voor besluitvorming relevante informatie en verneemt men welke legitieme belangen op het spel staan die het overwegen waard zijn. Het is evenwel essentieel om transparantie in de activiteiten van de EU-instellingen te waarborgen, opdat de legitimiteit van deze activiteiten wordt gewaarborgd en diep wordt nagedacht over hun draagwijdte zonder machtsmisbruik te maken. Daarom juich ik de sluiting van dit akkoord toe. Door de registratie van alle belangenvertegenwoordigers die een toegangspasje willen tot het Parlement en de Commissie de facto verplicht te stellen wordt een beslissende stap gezet op de weg naar meer transparantie in de dialoog tussen de EU-instellingen en deze vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld. Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. − (IT) Transparantie over het werk van politieke instellingen is een voorwaarde voor legitimiteit. Het moet altijd en onder alle
145
146
NL
Handelingen van het Europees Parlement
omstandigheden gemakkelijk zijn om te achterhalen hoe een bepaald besluit is genomen, welke aspecten het besluit hebben beïnvloed en bovenal hoe de middelen, met andere woorden het geld van de belastingbetalers, zijn gebruikt. Het Parlement was de eerste Europese instelling die in 1996 een register van belangenvertegenwoordigers heeft opgesteld. In de vandaag goedgekeurde resolutie wordt onderstreept dat de oprichting van een gemeenschappelijk register een zo groot mogelijke betrokkenheid waarborgt van de verschillende groepen actoren, met eerbiediging van hun verschillen en specifieke kenmerken. Dit mechanisme verschaft belangrijke informatie, zoals het aantal fysieke en juridische personen dat betrokken is bij de verschillende activiteiten die betrekking hebben op het register en de hoeveelheid EU-geld die de geregistreerde personen en organisaties ontvangen. Bogusław Sonik (PPE), schriftelijk. – (PL) Brussel, dat door sommigen wordt gezien als het tweede mekka voor belangenvertegenwoordigers na Washington, heeft goede regelingen en helder geformuleerde principes nodig voor de samenwerking tussen beleidsmakers en vertegenwoordigers van verschillende belangengroepen. Hierbij mag niet worden vergeten dat lobbyen, gedefinieerd als belangenbehartiging voor verschillende maatschappelijke groeperingen, een onlosmakelijk element is van een moderne democratisch systeem. De afgevaardigden hebben opnieuw hun steun uitgesproken voor de invoering van transparantie. Een gemeenschappelijk register van lobbyisten vergroot de transparantie van de EU-instellingen. Het zal ook onderscheid maken tussen pressiegroepen en vertegenwoordigers van niet-gouvernementele organisaties en regeringsorganisaties. Het lijdt geen twijfel dat belangengroepen een platform voor informatie-uitwisseling zijn en daarmee een belangrijk communicatiekanaal vormen tussen de burgers en de Europese Unie. Voor een effectieve samenwerking die de gewenste resultaten oplevert, zijn regels en transparantie noodzakelijk. Eva-Britt Svensson (GUE/NGL), schriftelijk. – (SV) Het besluit over het zogeheten transparantieregister is niet ambitieus genoeg. Het register van de Commissie, dat nu wordt samengevoegd met het register van het Parlement, is facultatief en omvat slechts een klein deel van de naar schatting 15 000 belangenvertegenwoordigers in Brussel. In het register ontbreekt relevante informatie. Ik beschouw het verslag als een uitdrukkelijke, zij het beperkte, stap voorwaarts. Het zou beter geweest zijn om af te wachten waarmee de groep onder leiding van voorzitter Buzek was gekomen voordat het besluit werd genomen. De schandalen die de afgelopen maanden aan het licht zijn gekomen, benadrukken het feit dat ook de regels van het Parlement ontoereikend zijn. We hebben een gedragscode nodig, waardoor het ongeoorloofd wordt dat leden van het Parlement betaald worden om de voorstellen van lobbygroepen te steunen. De leden van het Parlement dienen alleen hun kiezers te vertegenwoordigen, geen economische of religieuze belangen. Ik ben van mening dat alle belangenvertegenwoordigers geregistreerd moeten worden. Door het maken van uitzonderingen voor bepaalde belangenvertegenwoordigers ontstaan mazen in het controlesysteem. In de verkiezingscampagne heeft mijn partij verplichte registratie van belangenvertegenwoordigers geëist in een gemeenschappelijk register voor alle instellingen van de EU. We hebben ook geëist dat er informatie zou worden verstrekt over de kwesties waarmee de belangenvertegenwoordigers zich bezighouden. Het register moet financiële informatie bevatten, inclusief de uitgaven voor lobbyactiviteiten en gegevens over wie deze activiteiten financiert. Een gedragscode voor lobbyactiviteiten is noodzakelijk.
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Belangenvertegenwoordigers die immoreel gedrag vertonen moeten publiekelijk worden ontmaskerd en het moet mogelijk worden hen te weren. Er moet een dubbele verantwoording komen van geschenken, reizen en etentjes voor ambtenaren en politici, dat wil zeggen dat zowel de gever als ontvanger de geschenken dient te declareren. Ambtenaren van de EU mogen pas na een periode van twee jaar lobbywerk gaan doen dat te maken heeft met hun eerdere werk. Bovendien dient alle in- en uitgaande post tussen instellingen van de EU en belangenvertegenwoordigers openbaar gemaakt te worden. Lobbyisten moeten geen aanspraak kunnen maken op geheimhouding. Het verslag van mijnheer Casini voldoet niet aan deze eisen. Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. − (DE) Transparantie is een belangrijk bestanddeel van de democratie en een voorwaarde voor de participatie door de burgers en is daarmee van essentieel belang voor hun vertrouwen. Bovendien is de verantwoordingsplicht die uit de transparantie-eisen voortvloeit een doeltreffend preventief instrument tegen elke vorm van misbruik. Het onderhavige voorstel voor een akkoord over de instelling van een "transparantieregister" houdt rekening met alle essentiële eisen, zodat het akkoord als geheel kon worden aangenomen. In een volgende stap moet de doelstelling van dit nieuwe register consequent verder worden nagestreefd en moet in de geest van dit oorspronkelijke akkoord direct en effectief op eventuele nieuwe moeilijkheden worden gereageerd. Anna Záborská (PPE), schriftelijk. – (SK) Lobbyen is een legitieme activiteit. Het vormt een basisonderdeel van democratie. Representatieve democratie werkt alleen als burgers communiceren met hun gekozen vertegenwoordigers en hun vragen hun belangen te behartigen. Vanuit dit perspectief doet het er niet toe of burgers politici benaderen als individuen, organisaties, handelsondernemingen of producenten. Verordeningen mogen daarom nooit een beperking vormen voor een van de grondrechten van de burgers. De redenen waarom een gekozen vertegenwoordiger het ene belang boven het andere stelt moeten echter op zijn overtuigingen zijn gebaseerd en niet op zijn persoonlijke winst. Transparantie van het werk van Parlementsleden die in contact staan met mensen die hun eigen belangen behartigen is wellicht een instrument dat het beste corruptie kan voorkomen bij het opstellen van wetten. Ik sta daarom achter het voorgestelde gemeenschappelijk register waarin rekening wordt gehouden met de uiteenlopende aard van belangengroepen en waarin onderscheid wordt gemaakt tussen mensen die lobbyen teneinde hun omzet te verhogen en mensen die gekozen vertegenwoordigers aanspreken met als doel een groter algemeen maatschappelijk belang te dienen. Verslagen: Carlo Casini (A7-0173/2011), (A7-0174/2011) Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Met de ratificatie van het Verdrag van Lissabon zijn de bevoegdheden van het Parlement uitgebreid. Het EP is volgens de gewone wetgevingsprocedure medewetgever geworden op bijna alle beleidsterreinen. Mede hierdoor trekt het de aandacht van steeds meer belangenvertegenwoordigers, die een essentiële functie vervullen in de open en pluralistische dialoog waarop een democratisch bestel berust, en die voor de leden van het Parlement een belangrijke bron van informatie zijn in het kader van de uitoefening van hun mandaat. In het licht van deze ontwikkelingen en deze constitutionele context, en overeenkomstig hun inzet voor transparantie, zijn het Europees Parlement en de Commissie overeengekomen een gemeenschappelijk register in te voeren en bij te houden voor de registratie van en controle op organisaties en personen die deelnemen aan het maken en uitvoeren van het EU-beleid. Voor de invoering en het bijhouden van het register wordt voortgebouwd op de bestaande systemen die door het
147
148
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Europees Parlement in 1996 en door de Europese Commissie in juni 2008 werden ingevoerd, en wordt rekening gehouden met de werkzaamheden van de gezamenlijke werkgroep Parlement/Commissie, alsook met de aanpassingen die voortvloeien uit de opgedane ervaring en de door de belanghebbenden geleverde bijdragen. Het werk in de richting van transparantie moet worden voortgezet. Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) Politieke instellingen zijn pas geloofwaardig als ze transparant zijn, omdat zij op die manier de legitimiteit verwerven die zij nodig hebben om de voor hen kenmerkende democratie te bewaren. Met het oog hierop en gelet op het belang van het legitimiteitsvraagstuk en van het feit dat de burgers geïnformeerd worden over de effectiviteit en de goede werking van het Europees beleid, heb ik vóór de invoering van een gemeenschappelijk transparantieregister gestemd. Verslag: Ashley Fox (A7-0074/2011) Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) De goede werking van de interne markt is afhankelijk van de stabiliteit van het financiële stelsel en van het vertrouwen dat de Europese burgers en consumenten hebben in financiële instellingen en transacties. Door de financiële crisis is duidelijk geworden dat er concrete en aanmerkelijke verbetering nodig is van de kwaliteit van de consumentenbescherming en waarborgen in de sector van de financiële dienstverlening, in het bijzonder wat betreft controle- en toezichtaspecten. Er is behoefte aan een effectief en adequaat governancesysteem in de zin van risicobeheersing, naleving van regelgeving. interne auditing, strategieën, beleidsmaatregelen, processen en procedures. Aan deze opdracht, die even belangrijk is als complex, kunnen wij voldoen aan de hand van een pakket van direct of indirect werkende maatregelen. De verantwoordingsplicht van leden van raden van bestuur van financiële instellingen moet duidelijk worden gedefinieerd en op redelijke wijze in de praktijk worden gebracht, zodat de bereidheid van financiële instellingen om zakelijke kansen te grijpen – wat juist zo wenselijk is – of de kwaliteit van het beschikbare personeel niet in het geding komen. Het verslag biedt oplossingen voor dit probleem en daarom heb ik vóór dit verslag gestemd. Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd. Een goede werking van de interne markt is afhankelijk van de stabiliteit van het financiële stelsel en van het vertrouwen dat de Europese burgers en consumenten hebben in financiële instellingen en transacties. Tijdens de recente financiële crisis hebben tal van financiële instellingen over de hele wereld het laten afweten, met alle kosten van dien voor de belastingbetaler. Ik steun het initiatief van de Commissie om de vraag of de financiële instellingen en het financiële stelsel als geheel en ook hun regulering en toezicht solide zijn, aan een kritisch onderzoek te onderwerpen, om herhaling van een dergelijke situatie te voorkomen en te waarborgen dat de financiële sector in de behoeften van de reële economie voorziet en de grootst mogelijke maatschappelijke verantwoordelijkheid aan de dag legt. Elena Băsescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor het verslag van de heer Fox gestemd. Als schaduwrapporteur voor de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) wil ik erop wijzen dat het uitstekende resultaat van de uiteindelijke stemming opnieuw laat zien dat de verschillende fracties nauw samenwerken. Daardoor hebben we voorkomen dat het Europees Parlement een standpunt innam dat te sterk gericht was op verplichte regels over corporate governance. Het is van het grootste belang dat onze fractie een gebalanceerde benadering voorstaat van de wereldwijde financiële crisis. Daarom moeten we het opwerpen van barrières voor financiële instellingen vermijden. Het definitieve
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
verslag hecht meer belang aan en geeft meer macht aan de Europese toezichthoudende instanties. Het belangrijkste compromis was het op gelijke voet stellen van het 'comply or explain'-principe en de verplichte regels. Naar mijn mening moeten verplichte regels alleen worden opgesteld als de gedragscodes niet werken. De aanpak op basis van het 'comply or explain'-principe is proportioneel en kan worden toegepast op een groot aantal financiële instellingen. Dit moet echter gepaard gaan met regelmatige externe evaluaties en adequaat regelgevingstoezicht. Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat het Europees Parlement hiermee een bijdrage levert aan de discussie over de wijze waarop bij financiële instellingen in Europa een effectiever governancesysteem kan worden ingevoerd. Deze discussie is van groot belang, omdat er manieren moeten worden gevonden om een herhaling te voorkomen van de financiële en economische crisis die de wereld in 2008 getroffen heeft. Het ineenstorten van een groot aantal financiële instellingen is de belastingbetaler duur komen te staan, en doet dat nog steeds. Daarom moet de oorzaak van deze problemen onderzocht worden. Naar aanleiding van het groenboek van de Commissie over de verbetering van de corporate governance in financiële instellingen, wordt in het verslag van het Europees Parlement ruime aandacht besteed aan de noodzaak de procedures voor de benoeming van managers aan te scherpen, competentiecriteria voor bestuurders te ontwikkelen en maatregelen uit te werken om hun onafhankelijkheid te kunnen waarborgen. In het verslag wordt erop aangedrongen dat er wetgeving wordt voorgesteld met betrekking tot een wettelijk verplicht risicocomité op directieniveau, dat financiële instellingen ertoe moeten worden verplicht hun continuïteitsplanning en de desbetreffende controleverslagen openbaar te maken, dat financiële instellingen moet worden voorgeschreven dat zij jaarlijks een verslag over de adequaatheid en de doelmatige werking van hun interne-controlesystemen opstellen, en dat ook voor het jaarlijkse controleverslag van de externe accountants een dergelijke rapportageverplichting moet gelden. Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) Gelet op het belang van het vertrouwen dat de Europese burgers en consumenten hebben in financiële instellingen en transacties voor de stabiliteit van het financiële stelsel en dienovereenkomstig voor de goede werking van de interne markt, ben ik ingenomen met het groenboek van de Commissie en de mogelijkheid om de corporate-governancestructuren in de gehele EU te verbeteren. Om de Europese financiële markt goed en duurzaam te laten werken, moet een aantal maatregelen worden genomen, waarvan naar mijn mening de belangrijkste wordt gevormd door een gerichte benadering voor de behoeften van de reële economie en de tenuitvoerlegging van een beleid van grotere maatschappelijke verantwoordelijkheid en risicobeoordeling door directies teneinde een dergelijke financiële crisis in de toekomst te vermijden. Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb vóór de alternatieve motie voor een resolutie inzake de corporate governance in financiële instellingen gestemd, omdat hierin een aantal voorstellen wordt gedaan die ervoor zorgen dat de corporate-governancestructuren in de gehele EU worden verbeterd, rekening houdende met het feit dat de financiële sector in de behoeften van de reële economie moet voorzien, een bijdrage moet leveren aan duurzame groei en grotere maatschappelijke verantwoordelijkheid aan de dag moet leggen. Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) De goede werking van de interne markt is afhankelijk van de stabiliteit van het financiële stelsel en, in het verlengde daarvan, van het vertrouwen dat de Europese burgers en consumenten hebben in financiële instellingen en transacties.
149
150
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Als zodanig is het nodig de huidige systemen, die hebben laten zien hoe ontoereikend zij zijn, te evalueren en te verbeteren, waarbij specifieke aandacht uitgaat naar controle- en toezichtmechanismen. Om die reden ben ik blij met de conclusies en opmerkingen in het groenboek en met deze mogelijkheid om de corporate governance in financiële instellingen door de Unie te laten verbeteren. Ook sluit ik mij aan bij de oproep van de rapporteur om de voorstellen van de Commissie te onderwerpen aan een kosten-batenanalyse die zich concentreert op de noodzaak om het concurrentievermogen te behouden en bij te dragen aan economische groei. In dat opzicht is er dringend behoefte aan mechanismen en oplossingen die zorgen voor risicovermindering en die een permanente dialoog tussen de toezichthoudende autoriteiten en de instellingen in het leven roepen. José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) De mondiale financiële crisis die werd veroorzaakt door het faillissement van de bank Lehman Brothers in 2008 en de problemen met de subprime-hypotheken – de onduidelijkheid over de financiële gevolgen voor banken van de waardedaling daarvan – heeft geleid tot zeer ernstige twijfels over de kracht van het financiële systeem. Dit heeft regeringen van zowel de lidstaten als de Verenigde Staten genoopt tot een kapitaalinjectie in de financiële sector die ongeveer overeenkomt met 25% van het bruto binnenlands product (bbp). Deze situatie heeft ertoe geleid dat de Commissie, middels haar mededeling van 4 maart 2009, een echt hervormingsprogramma van de regelgevingkaders en toezichtstelsels voor de financiële markten heeft geïntroduceerd. Gelet op de economische en financiële crisis die wij momenteel ondergaan, is het nooit teveel om onze inspanningen ten aanzien van de financiële sector te verdubbelen, te beginnen met de corporate governance, die veelal geen rekening houdt met de klant, ongeacht of dit nu spaarders, depositohouders etc. betreft. Ik ben daarom ingenomen met het groenboek van de Commissie en verwelkom de voorstellen die daarin zijn opgenomen en die in de context van het nieuwe Europese toezichtsysteem een aanvulling kunnen en moeten zijn op de regelgeving die is aangenomen ter versterking van het financiële systeem. Ik stem daarom vóór dit verslag inzake de corporate governance in financiële instellingen, en hoop dat dit een flinke bijdrage zal leveren aan de kracht van de financiële instellingen. João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) In dit verslag wordt een aantal belangrijke en evidente punten erkend, zoals het feit dat de financiële sector in de behoeften van de reële economie moet voorzien, een bijdrage moet leveren aan duurzame groei en de grootst mogelijke maatschappelijke verantwoordelijkheid aan de dag moet leggen, evenals het feit dat "tijdens de recente financiële crisis tal van financiële instellingen over de hele wereld het hebben laten afweten, met alle kosten van dien voor de belastingbetaler." Maar nadat deze stellingen zijn geponeerd, wordt in het verslag nagelaten de gevolgen van de gepresenteerde feiten te schetsen en worden slechts enkele onbetekenende opmerkingen gemaakt. Volgens de rapporteur is alles of bijna alles terug te brengen tot het afgezaagde argument van het creëren van een effectief en adequaat governancesysteem in de zin van risicobeheersing, naleving van voorschriften, de gedragsethiek van personen die betrokken zijn bij de financiële markten en instellingen enzovoorts. Wij zijn ons bewust van de bijdrage die sommige van deze richtsnoeren kunnen leveren aan het merkbaar en tijdelijk verbeteren van het functioneren van het financiële stelsel. Niettemin is het wel duidelijk dat één cruciaal aspect van het systeem hierdoor niet kan worden veranderd: zijn niet-duurzame aard, zijn roofzuchtige aard en nadruk op speculatie, met als primaire doel de winstgevendheid te vergroten.
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
In dit verslag wordt geheel en al voorbij gegaan aan het punt waar alles om draait: dat de staat zijn rol op dit vlak moet herstellen en de financiële sector weer voor zich op moet eisen, zodat deze weer zijn maatschappelijke rol vervult, onder publiek en democratisch toezicht. Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) De enige belangrijke punten die in het verslag worden gemaakt, zijn de constateringen dat "de financiële sector in de behoeften van de reële economie moet voorzien, een bijdrage moet leveren aan duurzame groei en de grootst mogelijke maatschappelijke verantwoordelijkheid aan de dag moet leggen," en dat "tijdens de recente financiële crisis tal van financiële instellingen over de hele wereld het hebben laten afweten, met alle kosten van dien voor de belastingbetaler." Er wordt zelfs erkend dat sommige financiële instellingen en toezichthouders zich onvoldoende rekenschap hebben gegeven van de aard, omvang en complexiteit van de door hen aangegane risico's. In het verslag worden echter niet de juiste conclusies getrokken en beperkt men zich tot vraagstukken als de gedragsethiek van personen die betrokken zijn bij de financiële markten en instellingen, en het creëren van een effectief en adequaat governancesysteem in de zin van risicobeheersing, naleving van voorschriften enzovoorts. Uiteraard zouden deze voorstellen het functioneren van de banken met de tijd iets kunnen verbeteren, maar zij veranderen niets aan de uitbuitende aard van het systeem, ofwel de primaire doelstellingen van het vergroten van de winstgevendheid en de speculatie die daarmee gepaard gaat. In dit verslag wordt daarom voorbij gegaan aan het centrale punt: publiek en democratisch toezicht op de gehele financiële sector. Dat is waarom wij hebben tegen gestemd. Monika Flašíková Beňová (S&D), schriftelijk . − (EN) Dat er financiële risico's worden gelopen, is een wezenlijk kenmerk van de financiële branche dat nodig is voor haar commerciële succes en voor het vervullen van haar dienstverlenende functies aan het bedrijfsleven in zijn totaliteit. De burgers van Europa hebben er echter belang bij dat deze risico's worden beperkt om een systeemcrisis te voorkomen. Deze uitdaging, die even belangrijk als complex is, kan worden gerealiseerd middels een pakket maatregelen die een directe of indirecte uitwerking zullen hebben. Financiële instellingen moeten ertoe worden verplicht jaarlijks een verslag over de adequaatheid en de doelmatige werking van hun internecontrolesystemen op te stellen dat door de raad van bestuur moet worden aangenomen. In financiële instellingen moet meer aandacht worden besteed aan de omzetting van maatregelen ter verhoging van het risicobewustzijn, aangezien een groter risicobewustzijn op alle niveaus in de samenleving – ook onder medewerkers – vaak doorslaggevend is voor een beter risicobeheer. Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Nadat het Parlement, en ik citeer en gebruik het eufemisme, "een gebrek aan moreel normbesef in het gedrag van sommige actoren op de financiële markten en bij de financiële instellingen" heeft geconstateerd, begint het aan een pathetische kruistocht om de sector de les te lezen. Het woord 'kruistocht' is trouwens een te groot woord: er is ijdele hoop dat er eindelijk ook met de belangen van de klanten en werknemers rekening wordt gehouden. Er werd al heel wat meelijwekkend gepalaverd over de sociale, culturele en gendergerelateerde diversiteit in raden van bestuur (ongetwijfeld met quota voor de Roma?). Er zijn enkele voorstellen, die al wijdverbreid werden aangenomen op Europees niveau, over de schandelijke beloningen in de sector, waar we
151
152
NL
Handelingen van het Europees Parlement
het veel beter zouden kunnen doen. Er zijn ook enkele risicocontroles hier en daar. Kortom, u vergeet dat de bedrijven gewoon de spelregels volgen die u hen oplegt. Wel, deze regels die u pertinent weigert in vraag te stellen, dat is het wereldwijd vrij verkeer van kapitaal, de financialisering van de economie, de kortetermijnfocus, de securitisatie, de complexe financiële producten die niets te maken hebben met enige concrete welvaartsproductie en de oprichting van grote oncontroleerbare multinationals die machtiger zijn dan de lidstaten. Zolang u niet aan de fundamenten van dit systeem raakt, verandert u niets. Louis Grech (S&D), schriftelijk. – (EN) De recente financiële crisis heeft de gewone consumenten het hardst getroffen. Verschillende Europese regeringen hebben belastinggeld gebruikt om banken te redden die hun zaken op onverantwoorde wijze hadden geregeld. Zonder de steun van de belastingbetaler zouden deze banken zijn ingestort, wat verstrekkende gevolgen zou hebben gehad voor diverse economische sectoren in tal van lidstaten. Nu de ergste fase van de financiële crisis voorbij is, handelen banken in het zakelijk verkeer nog steeds niet in het belang van klanten. Er worden nog steeds financiële diensten verkocht onder valse voorwendselen en er is onvoldoende ondersteuning van banken voor particuliere klanten en kleine bedrijven die te kampen hebben met tijdelijke liquiditeitsproblemen. Regelgevers moeten concreter optreden om te waarborgen dat partijen in de sector van financiële dienstverlening hun klanten beter bijstaan en consumenten een betere algemene bescherming bieden. Ik heb daarom voor dit verslag gestemd. Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik ben ingenomen met dit verslag omdat de financiële sector in de behoeften van de reële economie moet voorzien, een bijdrage moet leveren aan duurzame groei en de grootst mogelijke maatschappelijke verantwoordelijkheid aan de dag moet leggen. Geconstateerd wordt dat er een gebrek aan moreel normbesef is in het gedrag van sommige actoren op de financiële markten en bij de financiële instellingen. De financiële markten en instellingen moeten, als onderdeel van hun sociale verantwoordelijkheid als onderneming, rekening houden met de belangen van alle betrokken partijen, waaronder klanten, aandeelhouders en personeel. Effectief risicobeheer is een essentiële factor bij het voorkomen van toekomstige crises. Daarom moet er bij alle financiële instellingen een effectief governancesysteem worden ingevoerd, dat voorziet in adequate functies voor risicobeheersing, compliance en interne auditing (en bij verzekeraars ook in actuariële functies) en desbetreffende strategieën, beleidsmaatregelen, processen en procedures. Ik ben voor de verplichte invoering van risicocomités of gelijkwaardige organen. We mogen geen buitensporige risico's nemen. Petru Constantin Luhan (PPE), schriftelijk. – (RO) De financiële crisis heeft het gebrek aan doeltreffendheid van de huidige corporate-governancebeginselen aan het licht gebracht. Nu moeten de lessen worden geleerd van de gebeurtenissen, om soortgelijke situaties in de toekomst te voorkomen. Corporate governance is voortdurend in ontwikkeling en de financiële sector heeft een bijzondere verantwoordelijkheid voor serieuze, duurzame economische strategieën. We moeten de financiële instellingen gezond, stabiel en concurrerend houden zodat zij een bijdrage kunnen leveren aan economische groei. Wat dat betreft ben ik van mening dat doeltreffende corporate governance rekening moet houden met de belangen van alle belanghebbenden en tegelijkertijd met de stabiliteit van het financiële stelsel. Hierdoor zullen de markten optimaal kunnen functioneren en consumenten zullen meer vertrouwen tonen in financiële instellingen en transacties.
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
David Martin (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik ben ingenomen met dit verslag. Het groenboek in kwestie heeft ten doel lering te trekken uit de wereldwijde financiële crisis die door het faillissement van de bank Lehman Brothers in de herfst van 2008 als gevolg van de onduidelijkheid over de financiële gevolgen voor banken van de waardedaling van Amerikaanse subprime-hypotheken werd veroorzaakt. De vraag of de financiële instellingen en het financiële stelsel als geheel en ook hun regulering en toezicht solide zijn, wordt, rekening houdend met nieuwe instrumenten voor de financiële sector in een geglobaliseerde wereld, aan een kritisch onderzoek onderworpen om herhaling van een dergelijke situatie te voorkomen. De versterking van de corporate governance ziet de Commissie als het kernstuk van het door haar opgestelde programma voor de herziening van de financiële markten en het voorkomen van crises. Daarbij stelt de Commissie met name vast dat in de financiële sector de corporate governance in gelijke mate rekening moet houden met de belangen van andere betrokkenen (depositohouders, spaarders, houders van levensverzekeringspolissen, enz.) alsook met de stabiliteit van het financiële stelsel, omdat vele actoren een rol op systeemniveau spelen. Arlene McCarthy (S&D), schriftelijk. – (EN) Het onverantwoorde ondernemingsbestuur in financiële instellingen – vooral de onbehoorlijke beloningspraktijk van banken – was een cruciale factor die de financiële crisis mogelijk maakte. De Labourleden in het Parlement hebben dit verslag gesteund, en dankzij de amendementen die in het commissiestadium zijn aangenomen, wordt de Commissie in het verslag opgeroepen om financiële instellingen strengere normen voor corporate governance op te leggen. Het gaat onder meer om strenger toezicht op risico's die instellingen aangaan, strenge normen op het gebied van onafhankelijkheid en diversiteit voor bestuursleden, waaronder een evenwichtigere vertegenwoordiging van mannen en vrouwen, en in het bijzonder transparantie omtrent beloningen zodat aandeelhouders en burgers banken ter verantwoording kunnen roepen. Nu de conservatieve Britse regering de door de vorige Labourregering geïntroduceerde wetgeving inzake transparantie in de ijskast heeft gezet, doet het mij deugd dat mijn voorstel om deze transparantieverplichting op Europees niveau in te voeren, is opgenomen. Labourleden in het Parlement zijn niet akkoord gegaan met door de rapporteur voorgestelde amendementen om het commissieverslag af te zwakken, zoals minder strenge eisen voor de vertegenwoordiging van vrouwen, een ruimer tijdschema voor de loonhervormingsmaatregelen en minder informatie over de beloning van personeelsleden. De Commissie moet de raadpleging nu afronden en snel met ambitieuze voorstellen komen zodat de governance van financiële instellingen bijdraagt aan het voorkomen en niet het bevorderen van toekomstige crises. Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) De recente financiële crisis heeft aangetoond dat wij met meer verantwoordelijkheid moeten kijken naar de morele kwesties met betrekking tot het beheer van de financiële instellingen. Vraagstukken met betrekking tot het beloningsbeleid en de bezoldiging van bestuursleden en managers van financiële instellingen moeten worden beheerd op basis van ethische en morele beginselen, waardoor situaties worden voorkomen zoals wij die in het recente verleden hebben meegemaakt, waarbij het management beloningen kreeg toegekend bij bedrijven die direct daarop een faillissement aanvroegen of in ernstige problemen bleken te verkeren. De EU heeft behoefte aan een productief, sociaal en milieubewust model dat gericht is op de lange termijn en rekening houdt met de belangen van allen: ondernemingen, aandeelhouders en medewerkers. Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. – (EN) De resolutie heeft ten doel het versterken van de corporate governance, die door de Commissie wordt beschouwd als het kernstuk
153
154
NL
Handelingen van het Europees Parlement
van het door haar opgestelde programma voor de herziening van de financiële markten en het voorkomen van crises. Ik ben het hier niet mee eens, omdat het kan leiden tot een toename van corruptie en overtredingen. Ik heb tegen gestemd. Andreas Mölzer (NI) , schriftelijk. – (DE) Het vertrouwen van de burgers in de stabiliteit van het financiële systeem kan misschien door corporate governance worden versterkt, maar de markten reageren zelf met eigen mechanismen, waarbij de kredietbeoordelaars een niet te onderschatten rol spelen. Het is absoluut niet te begrijpen dat de burger de broekriem moet aanhalen om het reddingspakket voor de banken te betalen, terwijl de bankmanagers die wanhopig om hulp hebben geroepen zichzelf miljoenen aan bonussen laten uitbetalen. Bij het redden van de banken is veel te weinig gereageerd op deze voorspelbare ontwikkeling. Tegelijkertijd is veel kleine en middelgrote ondernemingen, die door de EU op papier steeds enorm worden geprezen als de motor van de economie, de doodssteek toegebracht omdat de banken op grond van de overeenkomsten van Basel liever hun geld wilden oppotten dan kredieten verlenen. De bankencrisis heeft bovendien duidelijk aangetoond dat de zelfregulerende markt een mythe is. Reeds in de Azië-crisis werd duidelijk dat regulering zin heeft. In hoeverre de inmiddels ingevoerde nieuwe controle- en toezichtsmogelijkheden effect zullen sorteren, moet nog blijken. Er is sprake van een reeks van verkeerde ontwikkelingen, een eclatant gebrek aan ethiek, moraal en fatsoen en van belangenconflicten. Met het verslag wordt weliswaar een stap in de goede richting gezet, maar het is ten dele niet specifiek genoeg en daarom heb ik mij van stemming onthouden. Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) In het verslag inzake de corporate governance in financiële instellingen wordt een reeks maatregelen uiteengezet die moeten worden doorgevoerd bij financiële instellingen. Het doel is, kort gezegd, om lering te trekken uit de wereldwijde financiële crisis die door het faillissement van de bank Lehman Brothers in de herfst van 2008 in verband met de onduidelijkheid over de financiële gevolgen voor banken van de waardedaling van Amerikaanse subprime-hypotheken werd veroorzaakt. Om te voorkomen dat een dergelijke situatie zich nogmaals voordoet, stelt het Parlement voor dat corporate governance, met name ten aanzien van de financiële dienstverlening, ook rekening moet houden met de belangen van andere betrokkenen – depositohouders, spaarders, houders van levensverzekeringspolissen, enz. – alsook met de stabiliteit van het financiële stelsel, omdat vele actoren een rol op systeemniveau spelen. De belangrijkste van de maatregelen die worden voorgesteld, is de ontwikkeling van competentiecriteria om te beoordelen of kandidaten, gezien de aard, complexiteit en omvang van de bewuste financiële instelling, geschikt zijn voor controlefuncties. Door vóór dit verslag te stemmen wil ik mijzelf graag aansluiten bij dit pakket maatregelen, in de hoop dat de door de Commissie, en nu ook door het Parlement, voorgestelde maatregelen, voldoende zijn om te voorkomen dat een situatie zoals wij die in de herfst van 2008 hebben meegemaakt, en die nog steeds zichtbaar is in het dagelijks leven van de Portugese bevolking, zich nogmaals voordoet. Miguel Portas (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Ik heb om de volgende redenen tegen gestemd. In het verslag wordt niet erkend dat de financiële crisis van 2007-2008 systemisch van aard was: met andere woorden, dat deze het gevolg was van de manier waarop het financieel system in elkaar zit. Dit zou namelijk betekenen dat we erkennen dat de manier waarop het systeem is georganiseerd, een sterke invloed uitoefent op de beslissingen van bestuursleden van financiële instellingen, ongeacht de mate van transparantie die van hen wordt vereist. In het verslag wordt bijvoorbeeld voorbijgegaan aan het feit dat de
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
mogelijkheden van handelsbanken om geld te verdienen aan speculatieve financiële investeringen een zeer belangrijke factor was in de crisis. In het verslag wordt niet gerept over dit organisatorische probleem, en ongeacht welke risicocomités wij instellen en welke competentiecriteria wij aan bestuursleden opleggen, wij zullen nooit de schadelijke gevolgen van het speculeren met de spaartegoeden van gezinnen ten behoeve van winst kunnen vermijden. Het kuddegedrag van de financiële markten is een onvermijdelijk verschijnsel, hetgeen leidt tot speculatieve zeepbellen die vervolgens weer uiteenspatten. Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) Geen markt waarin de financiële instellingen een centrale rol vervullen, kan werken zonder het vertrouwen dat de diverse economische spelers naar behoren functioneren. Als zodanig is er behoefte aan een juist evenwicht tussen de vrijheid van deze instellingen om hun activiteiten te verrichten, hetgeen in beginsel een particuliere aangelegenheid is, en het economische effect dat een volgende crisis in het financieel systeem kan hebben op de reële economie en op de levens van alle mensen die van die gemeenschap deel uitmaken. Als wij de oorzaken van de recente financiële crisis analyseren, is het wel duidelijk dat er behoefte is aan controlemechanismen voor beleggingsrisico's, voor de samenstelling van directies en voor de beloning van bestuursleden, zodat er een betere samenwerking ontstaat tussen publieke en private toezichthebbende organen en tegelijk hun onafhankelijk is gewaarborgd. Aangezien deze resolutie meerdere voorstellen op deze verschillende vlakken bevat, heb ik vóór gestemd. Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) We hebben ons uiteindelijk moeten onthouden van stemming. Onze AOR, medeondertekend door de S&D-Fractie en gericht op een sterker regelgevend karakter, werd afgewezen. Amendementen die door de rapporteur werden ingediend om de resolutie af te zwakken, werden echter wel aangenomen, evenals het verslag dat zeer gemengde signalen afgeeft. De belangrijkste betrokken persoon binnen de PPE-Fractie (Karas) stond met ons op één lijn, en als rapporteur van CRD IV (de richtlijn kapitaalvereisten) zal hij zich bezighouden met de corporate governance-regels voor financiële instellingen (de follow-up van dit INI-verslag). Zijn fractie, en met name ondervoorzitter Wortman-Kool, heeft hem (opnieuw) teleurgesteld. Laten we hopen dat de werkelijke wetgeving (voorstel verwacht in juli) met meer zorg en vastberadenheid behandeld zal worden. Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. – (DE) De financiële en economische crisis heeft vooral een uiterst hebzuchtig systeem blootgelegd. De financiële sector was niet alleen uit op kortetermijnwinsten, maar heeft ook inspanningen voor een duurzame groei gedwarsboomd. In het verslag worden belangrijke lessen die uit de financiële crisis kunnen worden getrokken, behandeld – met betrekking tot risico's, besturen, toezichthoudende instanties, aandeelhouders en beloningen. Daarom heb ik voor het verslag gestemd. Ontwerpresolutie B7-0291/2011 Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb vóór deze ontwerpresolutie gestemd omdat het multilaterale handelssysteem nog altijd verreweg het meeste doeltreffende kader vormt om te zorgen voor rechtvaardige en eerlijke handel op internationaal niveau. Het moet daarom een prioriteit voor de onderhandelaars van de Unie zijn om te komen tot een evenwichtig resultaat in de onderhandelingen van de ontwikkelingsagenda van Doha van de Wereldhandelsorganisatie. Het belang van deze overeenkomst is gelegen in het feit dat India de op zes na grootste economie ter wereld is. Het moet echter ook worden gezegd dat er ondanks de aanhoudende economische groei nog altijd enorme ongelijkheden bestaan. Ik zou willen wijzen op het belang dat de vrijhandelsovereenkomst geen beperking
155
156
NL
Handelingen van het Europees Parlement
vormt voor de bevoegdheden van de Indiase regering om de problemen van armoede en ongelijkheid op te lossen. De uiteindelijke vrijhandelsovereenkomst dient een bindend mechanisme voor het oplossen van geschillen tussen landen te bevatten, en daarnaast bepalingen inzake bemiddeling over niet-tarifaire handelsbelemmeringen, antidumpingmaatregelen en compensatierechten, alsmede een algemene vrijwaringsclausule op basis van de artikelen XX en XXI van de Algemene overeenkomst over tarieven en handel (GATT). Ook dient echter de noodzaak te worden benadrukt dat de Commissie krachtige en doeltreffende vrijwaringsclausules in de vrijhandelsovereenkomst opneemt en er tijdens de onderhandelingen op staat dat India het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens ratificeert. Laima Liucija Andrikienė (PPE), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor deze belangrijke resolutie gestemd over de stand van zaken bij de onderhandelingen over een vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en India. India is een belangrijke handelspartner van de Europese Unie: in 2000 was India de zeventiende handelspartner van de Europese Unie, en in 2010 nam het land de achtste plaats in. Bovendien is India het grootste begunstigde land van het stelsel van algemene preferenties, en de invoer van de Europese Unie uit India tegen preferentiële tarieven of met nulrecht vertegenwoordigde in 2009 een waarde van 19,9 miljard euro, wat overeenkomt met 83 procent van de totale invoer van de EU uit India. Beide partijen verwachten aanzienlijke voordelen van de afschaffing van de tarieven en de liberalisering van vestiging en van de handel in diensten, maar ik deel de teleurstelling over het lage tempo bij de onderhandelingen over de vrijhandelsovereenkomst, waaraan in het verslag uiting gegeven wordt. Beide partijen dienen alles in het werk te stellen om voor eind 2011 een alomvattende, ambitieuze en evenwichtige vrijhandelsovereenkomst te sluiten, omdat een dergelijke overeenkomst de basis vormt om het groeipotentieel te benutten van het handels- en investeringsverkeer tussen de EU en India en van de zakelijke mogelijkheden die uit de vrijhandelsovereenkomst voortkomen, en omdat de vrijhandelsovereenkomst de totale uitvoer en invoer van zowel de Europese Unie als India zou doen toenemen. Ik onderschrijf het standpunt in de resolutie dat de economische samenwerking tussen de EU en India, mits deze gebaseerd is op een stelsel van gedeelde universele waarden, de norm kan bepalen voor samenwerking met andere landen. Antonello Antinoro (PPE), schriftelijk. – (IT) We hebben deze resolutie gesteund en een vraag gesteld aan de Commissie, omdat we geloven dat dit van essentieel belang is op dit moment, nu de olieprijs al enkele maanden op zijn hoogste peil staat. Voor veel vissersboten, vooral de kleinschalige vloten, is het onmogelijk geworden om de uitgavenpost voortdurend op te schroeven als gevolg van de stijgende olieprijs, waardoor ze vaak geen winst kunnen behalen tijdens de verschillende visseizoenen. We vragen om een verhoging van het de minimis van 30 000 euro naar 60 000 euro voor de komende drie jaar, om daarmee een sterk signaal te geven aan de sector die de afgelopen jaren, vooral na het van kracht worden van het gemeenschappelijke visserijbeleid en nieuwe restrictieve maatregelen, te maken heeft gehad met een inperking of zelfs een stopzetting van sommige modellen van kleinschalige visserij of visserij op middelgrote schaal. Ook moet eraan worden herinnerd dat er in andere sectoren, zoals de landbouwsector, al steunmaatregelen zijn genomen om de sector te helpen het hoofd te bieden aan deze prijsstijging. Deze steun, die op nationaal niveau plaatsvindt en niet op Europees niveau en daarom afhankelijk is van de financiële mogelijkheden van elke lidstaat, zou voor velen een verstoring van de concurrentie kunnen betekenen, maar zou in werkelijkheid een beetje verlichting bieden aan een sector die steeds meer op de proef wordt gesteld.
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Kader Arif (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik heb tegen de door Europees rechts voorgestelde resolutie gestemd, aangezien deze een ultraliberale visie verdedigt wat betreft de handelsbetrekkingen van de EU met India. Rechts heeft zich systematisch verzet tegen de wijzigingsvoorstellen die ik in naam van de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement had ingediend om elke liberalisering van de openbare diensten uit te sluiten, kinderarbeid formeel te veroordelen, juridisch dwingende clausules te vragen inzake de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de bedrijfswereld of eerbiediging te eisen van het beginsel van gelijk loon naar gelijk werk voor de Indiërs die in de toekomst in Europa zullen komen werken. Er was geen compromis mogelijk, de meningsverschillen sprongen eruit en zijn onverzoenbaar. Enkel de resolutie die door mijn fractie werd ingediend samen met die van de Groenen en de GUE/NGL bood een progressieve visie op de handelsbetrekkingen tussen de EU en India. Jammer genoeg is het geen verrassing dat deze resolutie niet werd goedgekeurd door de rechtse meerderheid in dit Parlement. Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor deze resolutie gestemd. Na ruim drie jaar van onderhandelingen over de vrijhandelsovereenkomst bevinden de EU en India zich in een cruciale fase, die van de afronding van de onderhandelingen over de belangrijkste sectoren. Het is echter van cruciaal belang dat in de verdere onderhandelingen enkele belangrijke kwesties aan de orde gesteld worden. Ik ben van mening dat er ruime aandacht moet worden besteed aan de meest gevoelige EU-sectoren, zoals de industriële, landbouw- en dienstensectoren. India is een van grootste economieën ter wereld, met een snel groeiende dienstensector. India wil erg graag toegang tot de dienstenmarkt van de EU en daarom moet er een diepgaande analyse worden uitgevoerd van de mogelijke effecten van de vrijhandelsovereenkomst op de EU-dienstensectoren (en andere belangrijke sectoren) en op de werkgelegenheid in de EU. Ook moeten we in alle stadia van de onderhandelingen waarborgen dat het toekomstig handelsbeleid wordt uitgevoerd binnen het kader van de doelstellingen van de Europese Unie, waaronder ook bindende verplichtingen op het gebied van sociale en milieunormen. Slavi Binev (NI), schriftelijk. – (BG) Ik zou erop willen wijzen dat de achtste mondiale millenniumdoelstelling voor ontwikkeling erop aandringt om een wereldwijd partnerschap voor ontwikkeling op te richten en in het kader daarvan een open, gereglementeerd, voorspelbaar en non-discriminatoir handels- en financieel stelsel tot stand te brengen. Deze doelstelling staat of valt met de bereidheid van de ontwikkelde landen om hun markten open te stellen voor de ontwikkelingslanden, waaronder India. Dit biedt de EU de mogelijkheid om een bijdrage te leveren aan duurzame ontwikkeling, het uitbannen van armoede en de bescherming van de mensenrechten. Als we de resolutie over het vrijhandelsakkoord tussen de EU en India aannemen, brengt ons dat een stap dichter bij de verwezenlijking van de millenniumdoelstelling voor ontwikkeling. Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. – (RO) De beslissing van de Europese Commissie om niet te wachten tot het Parlement zijn verslag over de toekomst van het internationale investeringsbeleid heeft aangenomen is betreurenswaardig, net als de beslissing om India een mandaat te geven om te onderhandelen over een investeringshoofdstuk. Het is gebruikelijk om het Parlement te raadplegen bij een internationaal onderhandelingsmandaat, aangezien het Europees Parlement een aanzienlijke rol heeft bij het vormgeven van het EU-investeringsbeleid. De Commissie moet zo snel mogelijk reageren op het verzoek van het Parlement om duidelijk vast te leggen om welke investeringsperiode het gaat, zodat de bepalingen over investeringsbescherming geen
157
158
NL
Handelingen van het Europees Parlement
ondermijning vormen van de mogelijkheid van partijen om verplichte vergunningen af te geven. Bovendien dient het bindende mechanisme voor het oplossen van bilaterale geschillen tussen staten als extra middel voor buitenlandse investeerders om op internationaal niveau een gerechtelijke procedure te starten tegen de regeringen van de EU en van India, terwijl Europese investeerders zich alleen tot de nationale gerechten kunnen wenden. Deze situatie vormt een mogelijke ondermijning van de nationale beleidsinitiatieven voor milieu-, sociale of fiscale wetgeving. Deze vrijhandelsovereenkomst is de belangrijkste van alle tot nu gesloten handelsovereenkomsten. Daarom zou wat meer aandacht geen kwaad kunnen. Françoise Castex (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik heb tegen dit rapport gestemd. Wij willen dat een vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en India bijdraagt tot meer duurzame ontwikkeling, en dat deze duidelijke clausules bevat wat betreft het respect voor de standaarden van de IAO, milieuregels en verplichtingen inzake de maatschappelijke verantwoordelijkheid van bedrijven. Wij betreuren het ten zeerste dat rechts dergelijke verzoeken heeft verworpen. Wij betreuren eveneens dat de rechtervleugel van het Parlement het amendement heeft verworpen dat gelijk werk naar gelijk loon moest garanderen voor Europese en Indische werknemers. Dit is niet alleen nadelig voor de Indische werknemers, maar ook erg gevaarlijk voor de Europese. Wij mogen de liberalisering van dienstensector en de sociale dumping met het oog op een afroming van de Europese salarissen naar beneden toe niet aanvaarden. De Europese Unie mag trouwens haar basisbeginselen niet vergeten. Het Verdrag van Lissabon bepaalt dat het handelsbeleid moet bijdragen tot duurzame ontwikkeling, de uitroeiing van de armoede en de bescherming van de mensenrechten. George Sabin Cutaş (S&D), schriftelijk. – (RO) Voor wat betreft de vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en India: ik stem voor de resolutie van mijn fractie, aangezien deze naar mijn mening evenwichtiger is dan de andere resoluties. De resolutie van de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement legde de nadruk op het belang van een vrijhandelsovereenkomst met India en benoemde daarnaast de voortdurende ongelijkheid in dit land naast de noodzaak om in de overeenkomst een aantal clausules over mensenrechten, sociale rechten en milieurechten op te nemen. Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) De grootste democratie ter wereld van dit moment geeft blijk van paradoxen en ongelijkheden die relatief eenvoudig lijken te passen in de vele duizenden jaren geschiedenis van het land. Hoewel de extreemste armoede nog altijd niet is verholpen, is het niettemin evenzeer waar dat golven van voorspoed het land naar een veel prominentere internationale rol hebben getild, en hebben laten zien dat de economie en de samenleving bloeien en zich snel en efficiënt vernieuwen. Een vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en India zou een succesvol sluitstuk kunnen vormen op een proces van handelsinteractie dat de afgelopen tijd aanzienlijk is verdiept. Ik hoop dat de EU en India, behalve dat ze bepaalde waarden delen, zullen blijven werken aan een beter begrip van elkaar en ook echt zullen profiteren van dit betere begrip, evenals van alle winsten die voort kunnen komen uit deze overeenkomst. José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Deze ontwerpresolutie van het Europees Parlement betreft een vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en India. De handelsbetrekkingen tussen de EU en India zijn van groot belang, omdat de EU de belangrijkste handelspartner van en de grootste buitenlandse investeerder in India is.
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Omgekeerd is de EU de belangrijkste ontvanger van Indiase buitenlandse investeringen en als zodanig moet zij prioriteit blijven geven aan een multilateraal handelssysteem ten gunste van ontwikkelingslanden. Sterker nog, India is het grootste begunstigde land van het stelsel van algemene preferenties (SAP). Als wij uitgaan van het belang van de strategische betrekkingen tussen de EU en India, evenals het veiligstellen van kwesties met betrekking tot de landbouw, eerbiediging van de mensenrechten en het probleem van de kinderarbeid in het bijzonder, milieubehoud en naleving van de aanbevelingen van de Internationale Arbeidsorganisatie ten aanzien van sociale en auteursrechtelijke kwesties, zijn alle voorwaarden aanwezig om vóór deze ontwerpresolutie te stemmen. João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Deze vrijhandelsovereenkomst is de breedst opgezette overeenkomst waarover de EU tot op heden heeft onderhandeld. Behalve de specifieke inhoud, roept ze ook een discussie op over vrijhandel en over de rol, doelstellingen en gevolgen daarvan. Vrijhandel is een van de fundamenten van het neoliberalisme, dat opkwam in de jaren zeventig op grond van de zogeheten Washington-consensus, en dat een van de centrale aspecten vormt van het antwoord van het kapitalistische systeem op de structurele crisis die zich toentertijd manifesteerde, net als vandaag. Het vertegenwoordigde een manier voor wereldmachten met imperialistische ambities om hun invloed op de markten te vergroten en nieuwe en intensievere manieren te introduceren om werknemers uit te buiten, waarbij de beroepsbevolking van het ene land werd uitgespeeld tegen die van ander landen. Dit resulteerde erin dat werk- en leefomstandigheden tot hetzelfde niveau omlaag werden gebracht. Het doel was nieuwe voorwaarden te creëren voor het proces van kapitalistische aangroei. Veel veranderd is er niet. De gevolgen zijn niet moeilijk te zien: behalve de druk op werknemers en hun rechten, lijkt de concurrentie tussen productieve systemen met verschillende niveaus van ontwikkeling de verschillen te versterken, waardoor de sterken sterker worden en de zwakken zwakker. Met deze overeenkomst zal het niet anders zijn. Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) De liberalisering en deregulering van de wereldhandel heeft de productiesectoren van de zwakste EU-economieën, zoals Portugal, aanzienlijk verzwakt. Deze landen werden opeens bestuurd overeenkomstig de belangen van de grote ondernemingen in de Europese grootmachten. Geconfronteerd met de rampzalige gevolgen van deze koers, blijft de EU, in plaats van op haar schreden terug te keren, uitstralen dat zij verblind op deze weg verder wil gaan. Het is in deze context dat wij deze overeenkomst moeten zien, die de breedst opgezette overeenkomst is waarover de EU tot op heden heeft onderhandeld. Wat nodig is, zijn dringende en ingrijpende wijzigingen aan het huidige handelsbeleid zodat rekening wordt gehouden met de specifieke eigenschappen van elke EU-lidstaat, waarbij de internationale handel gericht is complementariteit in plaats van concurrentie. Dit is noodzakelijk als wij eerlijke en rechtvaardige economische betrekkingen willen vestigen die wederzijds bevorderlijk zijn, die in dienst staan van de ontwikkeling van bevolkingen en landen, en die niet uitsluitend ten goede komen aan een klein groepje financiële instellingen en ondernemingen.
159
160
NL
Handelingen van het Europees Parlement
De crisis waar wij momenteel mee te stellen hebben, heeft vele gezichten en vereist nieuwe economische, sociale, energie- en milieubeginselen, evenals de verdediging van het recht van elk land om te zorgen voor duurzaamheid: door de vrijhandel, een van de fundamenten van het neoliberalisme, is dit duidelijk niet te verwezenlijken. Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Zoals u zo vaak opnieuw aanhaalt, moet het gemeenschappelijk buitenlands beleid de algemene doelstellingen van de Europese Unie naleven, die meer bepaald in artikel 3 van het verdrag zijn bepaald, en waar de uitroeiing van de armoede een belangrijke plaats inneemt. Welnu, in al die jaren dat u vrijhandelsakkoorden ondertekent met alle landen ter wereld, meer bepaald die landen die systematisch sociale, monetaire of ecologische dumping toepassen, doet u niets anders dan armoede creëren voor alle slachtoffers van bedrijfsverplaatsingen naar andere landen en sluitingen die een rechtstreeks verband hebben met deze oneerlijke vorm van concurrentie. Door dit akkoord met India gaat u nog een stap verder: weg met de Poolse loodgieters, maak de weg vrij voor de Indische informaticus of boekhouder! U probeert inderdaad om de Europese markt te openen voor talloze diensten volgens modus 4 van het GATS-akkoord (Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten), een barbaarse term om de wereldse versie van de Bolkestein-richtlijn aan te duiden. Zoals de Franse Nobelprijswinnaar voor de Economie Maurice Allais al benadrukte, kan er enkel vrijhandel met wederzijdse voordelen bestaan tussen landen met een vergelijkbaar ontwikkelingsniveau en, zou ik daaraan willen toevoegen, alleen op een aantal specifieke terreinen waarbij de strategische sectoren van elk land beschermd blijven. Anders kan het nooit een win-winspel zijn. En er is zelfs, al heel lang, slechts één enkele verliezer: Europa. Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik heb dit verslag gesteund omdat de Europese Unie India's grootste bron van directe buitenlandse investeringen is. Beide partijen verwachten aanzienlijke voordelen van de afschaffing van de tarieven en de liberalisering van vestiging en van de handel in diensten, en hebben herhaald te streven naar tariefverlagingen en verdere liberalisering van vestiging en van de handel in diensten. De markttoegang wordt gehinderd door niet-tarifaire handelsbelemmeringen zoals gezondheids- en veiligheidsvoorschriften of technische belemmeringen, kwantitatieve beperkingen, conformiteitsprocedures, handelsbeschermende mechanismen, douaneprocedures, interne belasting en het ontbreken van internationale normen en regels. De EU en India moeten toezeggen dat ze de besprekingen over de vrijhandelsovereenkomst zullen bespoedigen en zullen streven naar substantiële en efficiënte vorderingen met het oog op een snelle sluiting van een ambitieuze en evenwichtige, breed opgezette overeenkomst inzake handel en investeringen. Beide partijen dienen alles in het werk te stellen om voor eind 2011 een alomvattende, ambitieuze en evenwichtige vrijhandelsovereenkomst te sluiten. De overeenkomst dient de gevoeligheden in verband met de handel in landbouwproducten te respecteren, maar dit mag de openstelling van de markt op complementaire terreinen niet verhinderen. De Commissie moet naar behoren rekening houden met eventuele negatieve gevolgen voor de Europese landbouw, vooral als het gaat om openstelling van de markten, GGO's, melk, rundvlees, bescherming van de intellectuele eigendom en vermelding van de herkomst op etiketten. Ook dient de Commissie te onderhandelen over doeltreffende en transparante aanbestedingsstelsels, en India dient transparante en billijke procedures te hanteren bij de gunning van overheidsopdrachten, en zijn aanbestedingsstelsels open te stellen voor Europese bedrijven. Elisabeth Köstinger (PPE), schriftelijk. – (DE) In de onderhandelingen voor een handelsakkoord tussen de EU en India worden constructieve vorderingen gemaakt. Met
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
het aannemen van een ontwerpresolutie heeft het Europees Parlement nu zijn prioriteiten vastgesteld. Het Parlement heeft zich gericht op de gevoelige gebieden in de landbouw, de sanitaire en fytosanitaire normen benadrukt en voor effectieve vrijwaringsclausules gekozen. Op het gebied van de intellectuele eigendom moeten er echter nog vorderingen worden gemaakt. David Martin (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik heb voor deze resolutie gestemd. Een vrijhandelsakkoord tussen de EU en India mag in geen geval betekenen dat India wordt belemmerd in de productie van generieke geneesmiddelen. Dat zou niet alleen India schaden, maar ook de armen in Afrika en elders die van goedkope geneesmiddelen uit India afhankelijk zijn. Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Deze tekst heeft de verdienste rekening te houden met mogelijke negatieve gevolgen van de GGO's. Maar de tekst zet niettemin aan tot de liberalisering van de handel in diensten tussen de Europese Unie en India. Hij laat trouwens aan de lidstaten enkel het recht om deze openbare diensten te "reglementeren", iets wat nochtans in tegenspraak is met een dergelijke liberalisering. De tekst roept ook op tot de liberalisering van de rechtskundige en boekhoudkundige diensten, de openstelling van de markt van banken en verzekeringsmaatschappijen en de versoepeling van de investeringsregels. De oligarchie wordt zowel in Europa als India op haar wenken bediend. Ik stem tegen deze tekst. Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) De EU is de grootste handelspartner van India, met een handel in goederen en diensten die in 2009-2010 een waarde van circa 84 miljard euro vertegenwoordigde. Het relatieve aandeel van de EU in de totale uitvoer van India is 20,15 procent en in de totale invoer van India 13,32 procent. Omgekeerd is het relatieve aandeel van India in de totale uitvoer van de EU 2,6 procent en in de totale invoer van de EU 2,2 procent. Gezien deze situatie kunnen we niet ontkennen dat de doelstellingen van de gemeenschappelijke handelspolitiek volledig moeten worden gecoördineerd met de algemene doelstellingen van de Europese Unie. Volgens het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie moet de gemeenschappelijke handelspolitiek worden gevoerd "in het kader van de beginselen en doelstellingen van het externe optreden van de Unie" en moet zij onder andere bijdragen tot "duurzame ontwikkeling (…), de uitbanning van armoede en de bescherming van de mensenrechten". Het is dus heel belangrijk dat in deze onderhandelingen het volgende niet wordt vergeten: het gebruik van kinderarbeid en het verzuim om te voldoen aan internationale sociale en milieunormen, wat een vorm van dumping is, is schadelijk voor Europese bedrijven en werknemers. Het is daarom van essentieel belang dat de Commissie deze punten duidelijk maakt, voordat zij een handelsovereenkomst sluit. Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. – (EN) Gezien de omvang van de Indiase markt (meer dan 1 miljard inwoners) en de indrukwekkende groeicijfers (gemiddeld meer dan 7 procent per jaar sinds 2000), en de hoge mate van bescherming, is India voor de EU een logische partner met het oog op de nieuwe generatie Europese vrijhandelsakkoorden in het kader van de Global Europe-strategie van 2006. Tijdens de EU-India-top op 10 december in Brussel werden beide partijen opgeroepen het onderhandelingsproces te versnellen zodat het in 2011 zou kunnen worden afgerond. Er moet in de betrekkingen met India aandacht worden besteed aan het aspect dumping; als dat buiten beschouwing blijft, zal ik tegen stemmen.
161
162
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Claudio Morganti (EFD), schriftelijk. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, ik vind dat deze resolutie over het vrijhandelsakkoord met India moet worden verworpen. In de resolutie wordt met geen woord gerept over de problemen die dit akkoord zal veroorzaken in de Europese textielsector, en vooral in Noord-Italië; er worden andere sectoren genoemd, waarvoor clausules worden voorzien, maar de textielsector wordt volledig genegeerd. Om de geldigheid van het akkoord aan te tonen wordt in de resolutie benadrukt hoe de twee economieën, de Indiase en de Europese, elkaar aanvullen: de werkelijkheid is anders, want er zijn diverse sectoren, waaronder nu juist de textielsector, waarin absoluut geen sprake is van aanvulling, maar eerder van concurrentie, vaak oneerlijke concurrentie van de Aziatische tegenpartij. Daarom heb ik besloten om tegen de resolutie te stemmen. Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb gestemd voor deze resolutie over de stand van zaken bij de onderhandelingen over een vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en India. De onderhandelingen tussen de EU en India over het sluiten van een vrijhandelsovereenkomst zijn aanzienlijk gevorderd. India bereikt een nieuwe status in de internationale geopolitieke context, nu het van een begunstigde een donor van ontwikkelingshulp wordt. Deze overeenkomst is van bijzonder belang; als de samenwerking tussen de EU en India waarover momenteel wordt onderhandeld, wordt gebaseerd op een stelsel van gedeelde universele waarden, kan zij zelfs dienen als een model voor samenwerking met andere landen. Ik wil graag de bijzondere aandacht in deze onderhandelingen naar voren halen voor de bescherming van kleine en middelgrote ondernemingen in India, met de voorstellen om het mkb in alle programma's voor ontwikkelingssamenwerking tussen de EU en India te steunen door middel van maatregelen die marktgeoriënteerde en lokale projecten helpen financieren. Net als in de landen van de EU, is het mkb ook in India de motor van economische groei en dus van werkgelegenheid. Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) Gezien de aanzienlijke voordelen die beide partijen zullen kunnen behalen, hoop ik dat de onderhandelingen tussen de EU en India door kunnen gaan, zodat snel een vrijhandelsovereenkomst tot stand kan worden gebracht die ambitieus, evenwichtig en alomvattend is. Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Wij hebben voor gestemd. Het Europees Parlement is zeer verdeeld over het vrijhandelsakkoord met India. Het eerste compromis (van de PPE-, ECR- en ALDE-Fracties) werd aangenomen met 390 stemmen voor, 276 stemmen tegen, en 10 onthoudingen. De hoop om een sterk signaal af te geven aan de onderhandelaars voor het akkoord met India, werd niet waargemaakt. De resolutie van de PPE-, ECR- en ALDE-Fracties waarin werd aangestuurd op een snelle openstelling van de Indiase markt op alle niveaus, zonder echter in te gaan op mensenrechten, arbeidsrechten, MVO, milieudumping, etc. kreeg niet de overweldigende steun die nodig was om voor de onderhandelaars als aanbeveling te dienen. De 'tegenresolutie' van de Verts/ALE-, S&D- en GUE/NGL-Fracties, die niet in stemming is gebracht, kon op brede steun rekenen en zal zeker door de onderhandelaars gelezen worden. Het ergste in het compromis van de PPE, ECR en ALDE werd omzeild. Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. – (IT) Wij zijn sterk gekant tegen het vrijhandelsakkoord tussen de EU en India, omdat we vinden dat dit land weliswaar vooruitgang boekt op het gebied van de bescherming en het welzijn van werknemers en in de strijd tegen namaakproducten, maar nog steeds een oneerlijke concurrent is voor onze bedrijven. Toen India bijvoorbeeld als land een waarschuwing kreeg van de Wereldhandelsorganisatie omdat het invoerrechten van 500 procent hief over Europese wijn, heeft het dit obstakel
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
op slinkse wijze omzeild door dezelfde rechten op te laten leggen door de afzonderlijke Indiase deelstaten. We moeten ook rekening houden met de negatieve economische gevolgen die een verdere liberalisering van de handel met India zou opleveren aangezien de EU 1,9 procent van haar diensten naar India exporteert en andersom India 11,6 procent. Het is duidelijk dat dit zou betekenen dat India tien maal zoveel voordeel zou krijgen als Europa. Marc Tarabella (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik heb samen met mijn socialistische collega's tegen de resolutie gestemd over de onderhandelingen in het kader van het vrijhandelsakkoord tussen de Europese Unie en India, omdat ze niet voldoende rekening houdt met de maatschappelijke normen waar alle handelsakkoorden aan moeten voldoen. Volgens de Indische NGO "Red de kinderen" zouden zestig miljoen kinderen in India op het land werken, in restaurants of in fabrieken. Ik betreur dat de conservatieve meerderheid van het Europees Parlement geweigerd heeft deze werkelijkheid te erkennen door een amendement te verwerpen dat de bezorgdheid van het Europees Parlement belichtte wat betreft kinderarbeid, waarbij kinderen vaak in gevaarlijke en ongezonde omstandigheden worden uitgebuit. Wij hebben de Commissie eveneens gevraagd dit probleem aan te snijden tijdens de onderhandelingen over de vrijhandelsovereenkomst en hebben de Indische regering verzocht het uiterste te doen om komaf te maken met de diepere oorzaken van dit fenomeen en hier een eind aan te maken. Door dit voorstel te verwerpen, hecht de rechtse meerderheid in het Europees Parlement meer waarde aan de handelsbelangen van India en Europa, dan aan de bescherming van de kinderrechten. Ik kan deze houding alleen maar ontoelaatbaar noemen. Marie-Christine Vergiat (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Ik heb tegen de resolutie gestemd van het Europees Parlement over de onderhandelingen in het kader van het vrijhandelsakkoord tussen de Europese Unie en India. Dit rapport ligt volledig in lijn met het beleid van meer liberalisering, vooral in de openbare dienstensector, en met normen die niet alleen nadelige gevolgen hebben voor de geneesmiddelenvoorziening, maar ook voor de ontwikkeling van onderzoek. Dit is alweer een voorbeeld van ultraliberalisme dat de EU aan al haar partners probeert op te leggen. Het is het grootste akkoord ooit afgesloten door de EU op dit terrein, dat meer is gericht op bescherming van de belangen van de grote multinationals dan op een evenwichtig partnerschap van alle deelnemende partijen en bijdragen tot de economische en sociale ontwikkeling van India. Neen, dit akkoord ligt niet aan de basis van een win-winscenario, zoals deze resolutie ons voorhoudt. Ontwerpresolutie B7-0287/2011 Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik stem voor deze ontwerpresolutie, aangezien het van groot belang is een evenwicht te vinden tussen multilaterale, bilaterale en plurilaterale overeenkomsten. In het bijzonder is Japan de derde economie ter wereld, gemeten naar bruto binnenlands product (bbp). Het is dus van groot belang om in alle handelsbesprekingen met Japan investeringen en handel in diensten aan de orde te stellen, om te voorkomen dat openstelling van de markt ten koste gaat van Europese of Japanse regelgeving ter bescherming van de diensten van algemeen belang en de culturele verscheidenheid. Ik erken dat het door de Wereldhandelsorganisatie belichaamde multilaterale handelsstelsel nog steeds verreweg het doeltreffendste kader is om tot een
163
164
NL
Handelingen van het Europees Parlement
open en eerlijke wereldhandel te komen. Ik herhaal mijn vaste overtuiging dat de Europese Unie en Japan moeten bijdragen tot een succesvolle afronding van de onderhandelingen over de ontwikkelingsagenda van Doha, en ik maak me zorgen dat bilaterale besprekingen deze doelstelling kunnen verstoren. Tot slot dring ik erop aan dat er doeltreffende vrijwaringsclausules komen om te voorkomen dat er zich, als gevolg van de mogelijke liberalisering van de handel tussen de EU en Japan, pieken in de invoer van producten voordoen waardoor Europese bedrijfstakken ernstige schade lijden of dreigen te lijden. Laima Liucija Andrikienė (PPE), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor deze belangrijke resolutie gestemd over de handelsbetrekkingen tussen de EU en Japan. Japan en de EU zijn belangrijke handelspartners en plegen aanzienlijke investeringen in elkaars economie (tezamen 200 miljard euro aan buitenlandse directe investeringen in 2009). Japan is voor de EU de zesde handelspartner en de EU voor Japan de derde. Ik ben het ermee eens dat er snel een vrijhandelsakkoord met Japan moet worden gesloten, maar voordat de onderhandelingen van start kunnen gaan, moet Japan harde toezeggingen doen om de niet-tarifaire handelsbelemmeringen waardoor de toegang tot de Japanse markt voor Europese bedrijven bemoeilijkt wordt weg te nemen: moeilijkheden bij inschrijving op openbare aanbestedingen, onvoldoende erkenning van internationale normen voor medische apparatuur en de voorkeursbehandeling voor Japanse bedrijven in de financiële sector. De omvang van de handel tussen de EU en Japan blijft achter ten opzichte van de handel van de EU met de meeste andere grote partners, voornamelijk ten gevolge van de niet-tarifaire handelsbelemmeringen van Japan. Ik deel de overtuiging uit de resolutie dat het vrijhandelsakkoord tussen de EU en Japan in potentie aan beide economieën ten goede kan komen. Kader Arif (S&D), schriftelijk. – (FR) Met het oog op de topontmoeting van de EU en Japan die eind deze maand zal plaatsvinden, heeft het Parlement deze resolutie aangenomen waarbij het zijn standpunten betreffende de handelsrelaties tussen beide partners duidelijk maakt. In tegenstelling tot de rechtse Europese vleugel, die zich overtuigend heeft uitgesproken vóór de lancering van de onderhandelingen om een vrijhandelsovereenkomst te sluiten, heb ik een aanpak verdedigd die getuigt van meer bedachtzaamheid. Japan is een handelsgrootmacht die voorzichtig moet worden benaderd wanneer het gaat om de liberalisering van de handel. Daarom gaat mijn fractie niet akkoord met de door de rechtse vleugel voorgestelde tekst en onderstreepte zij de nood aan gerichte effectbeoordelingen om de gevolgen te evalueren van een versterking van de handelsbetrekkingen voor alle betrokken sectoren (in het bijzonder de automobielsector) en voor de werkgelegenheid in Europa, alvorens zomaar onderhandelingen op te starten. Tegelijk hebben wij het probleem benadrukt van de niet-tarifaire belemmeringen, die de toegang van de Europese bedrijven op de openbare Japanse markten blokkeren. Het is immers niet aanvaardbaar dat de Europese Unie, 's werelds meest open regio wanneer het buitenlandse investeringen betreft, niet onder eerlijke omstandigheden kan opereren op de markten van haar geïndustrialiseerde partners. Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik het er volledig mee eens ben dat de EU na de natuurramp die Japan onlangs getroffen heeft, en die de grootste was in de geschiedenis van dat land, Japan moet helpen bij het spoedige herstel van de economie. In het verslag wordt de Commissie gevraagd een systeem op te zetten waarmee de EU, door middel van verschillende aspecten van het internationaal handelsbeleid, in de toekomst landen kan helpen die getroffen zijn door een natuurramp. Ten aanzien van het specifieke geval van Japan wordt in de resolutie van het Europees
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Parlement voorgesteld dat de kansen benut worden die er liggen op de markten voor openbare aanbestedingen en diensten, vooral gezien de toegenomen belangstelling van de EU en de lidstaten voor deze terreinen. Er bestaan nog altijd veel handelsbelemmeringen op het terrein van openbare aanbestedingen en diensten, en in het verslag wordt voorgesteld deze belemmeringen weg te nemen door ernaar te streven de wederzijdse correctiemechanismes te doorgronden. Desondanks wordt er in het verslag op gewezen dat in alle handelsbesprekingen met Japan investeringen en handel in diensten aan de orde moeten komen om te voorkomen dat verdere openstelling van de markt ten koste gaat van Europese of Japanse regelgeving ter bescherming van de diensten van algemeen belang, het milieu en de culturele verscheidenheid. Vito Bonsignore (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik heb voor de gezamenlijke ontwerpresolutie over de handelsbetrekkingen tussen de EU en Japan gestemd. In 2009 maakten de Europese Unie en Japan samen ongeveer twintig procent van de wereldhandel uit en in 2010 bedroeg de handel tussen de EU en Japan 120 miljard euro. In het licht van deze cijfers vind ik het dringend en noodzakelijk om te beginnen met onderhandelingen over de vrijhandelsakkoorden om een nog nauwere samenwerking tussen de twee handelspartners te stimuleren en de mogelijkheid te creëren om samen gemeenschappelijke uitdagingen aan te gaan, zoals de wereldwijde economische crisis en de niet aflatende politieke en economische opmars van China. Voorwaarde voor het openen van de onderhandelingen en voor het versterken van de handelsbetrekkingen blijft de verplichting dat Japan de non-tarifaire belemmeringen en de belemmeringen met betrekking tot de toegang tot Japanse overheidsopdrachten wegneemt. In deze eerste fase zou het goed zijn als de Commissie zich verder ook zou concentreren op het wegnemen van de obstakels voor Europese kleine en middelgrote ondernemingen. George Sabin Cutaş (S&D), schriftelijk. – (RO) Bij de stemming over de handelsbetrekkingen tussen de EU en Japan heb ik besloten om voor de resolutie van mijn fractie te stemmen. De resolutie benadrukte de noodzaak om de niet-tarifaire handelsbelemmeringen voor de Japanse markt op te heffen en om de toegang tot openbare aanbestedingen te dereguleren voordat er een vrijhandelsovereenkomst met dit land wordt gesloten. Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) De handelsbetrekkingen tussen Europese landen en Japan gaan meerdere eeuwen terug en zijn sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog steeds hechter geworden. Japan is een van de meest opmerkelijke succesverhalen van economisch en sociaal herstel in de wereldgeschiedenis en is tegenwoordig een gerespecteerd land, een land dat bewondering verdient. De trieste gebeurtenissen die het land zijn overkomen, vragen om onze solidariteit met onze partners. De vasthoudendheid en moed die de Japanse bevolking laat zien, nu het met deze problemen wordt geconfronteerd, moeten een bron van inspiratie zijn voor een Europa dat vaak te veel in zichzelf gekeerd lijkt en zich niet altijd voldoende bewust is van wat er buiten zijn grenzen gebeurt. Ik denk dat beide partijen veel kunnen winnen bij een vrijhandelsovereenkomst die hun handelsbetrekkingen versterkt en handelsbelemmeringen wegneemt die de betrekkingen op onverdedigbare wijze hebben belemmerd. Ik betreur het dat deze doelstelling nog lang geen werkelijkheid lijkt te worden, en ik hoop dat Europa en Japan zullen volharden in hun inspanningen om deze doelstelling alsnog te verwezenlijken.
165
166
NL
Handelingen van het Europees Parlement
José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Deze resolutie van het Europees Parlement betreft een vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en Japan, de derde economie ter wereld, gemeten naar bruto binnenlands product (bbp). De handelsbetrekkingen tussen de EU en Japan zijn niet alleen belangrijk, maar zelfs essentieel voor hun respectieve economieën: in 2009 namen ze meer dan een kwart van het mondiale bbp voor hun rekening en meer dan 20 procent van de wereldhandel. De EU is bovendien de derde handelspartner voor Japan. Ik stem daarom voor dit verslag. Ik ben het echter met de rapporteur eens dat de EU moet eisen dat Japan onder andere de tarifaire handelsbelemmeringen en de moeilijkheden bij inschrijving op openbare aanbestedingen wegneemt, voordat de onderhandelingen kunnen beginnen. Ik ben ook van mening dat het Parlement een positief signaal moet afgeven in de nasleep van de tsunami die een deel van de Japanse kust heeft verwoest, met grote verliezen aan mensenlevens en eigendommen, om maar niet te spreken over de kerncentrale van Fukushima. João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) De visie achter deze resolutie is in haar preambule heel duidelijk verwoord. In de resolutie wordt de opvatting verwoord dat het multilaterale handelsstelsel dat is ingevoerd door de Wereldhandelsorganisatie, nog steeds verreweg het doeltreffendste kader is om tot een open en eerlijke wereldhandel te komen, en wordt tegelijkertijd gewerkt aan een succesvolle afronding van de onderhandelingen over de ontwikkelingsagenda van Doha. Het is een visie van zogenoemde 'vrije' handel als klassewapen in dienst van grote financiële instellingen en bedrijven, dat grotere uitbuiting van werknemers en volken bevordert. Het brengt sociale dumping met zich mee, alsook de vernietiging van productiekracht, milieudumping en verval van het milieu. Deze handelspolitiek en de overeenkomsten die deze politiek concretiseren, ontberen in toenemende mate democratische legitimiteit. De onderhandelingen over deze overeenkomsten vinden bijna altijd plaats in het geheim, achter de rug van het publiek om, in een poging om hun economische, sociale en milieueffecten te verhullen en een duidelijk, geïnformeerd debat te voorkomen. Deze benadering, die in het voordeel is van grote bedrijven, is schadelijk voor de behoeften van de volken en werknemers en is tevens nadelig voor de bedrijfstakken van de Europese landen met de zwakste economieën. Wij hebben daarom geen andere keus dan deze benadering te veroordelen en ons er fel tegen te verzetten. Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) De besprekingen met Japan, die gericht zijn op de versterking van de handelsbetrekkingen, mogen niet worden gebruikt als een klassewapen in dienst van grote financiële instellingen en bedrijven, dat grotere uitbuiting van werknemers en volken, alsook de vernietiging van hun productiekracht en de vernietiging van het milieu bevordert. De EU ontbeert in toenemende mate democratische legitimiteit, waar zij naar rechts wordt getrokken, waar zij in het geheim onderhandelt over handelsovereenkomsten, waarbij zij volstrekt geen rekening houdt met de soevereiniteit van de volken van de lidstaten, waar zij de enorme economische en sociale effecten die haar beleid zal hebben, probeert te verhullen, en waar zij verzuimt om de mensen te informeren, hen duidelijkheid te bieden, met hen in gesprek te gaan of rekening te houden met hun mening. Deze benadering, die in het voordeel is van grote bedrijven, is schadelijk voor de behoeften van de volken en werknemers en is tevens nadelig voor de bedrijfstakken van de Europese
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
landen met de zwakste economieën. Zij blijft verlies van rechten, werkloosheid en armoede betekenen, met gevolgen voor kleine en middelgrote boeren, vissers en kleine en middelgrote ondernemingen', die uiteindelijk allemaal slachtoffer worden. Verblind door winstbejag beperkt deze benadering de democratie en de soevereiniteit en leidt zij tot grotere afhankelijkheid in landen, zoals Portugal, die banen moeten scheppen, moeten produceren en welvaart moeten scheppen om de levensstandaard te verhogen, in landen die geen behoefte hebben aan meer de-industrialisatie, minder agrarische productie en minder visserij. Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik steun dit verslag omdat de EU en Japan in 2009 tezamen meer dan een kwart van het mondiale bbp voor hun rekening namen en meer dan 20 procent van de wereldhandel, en omdat Japan en de EU aanzienlijke investeringen in elkaars economie plegen. De Raad en de Commissie hebben erop gewezen dat onderhandelingen over een vrijhandelsovereenkomst met Japan pas van start kunnen gaan als blijkt dat Japan in staat is handelsbelemmeringen weg te nemen, hetgeen ten goede zal komen aan een hechtere economische integratie tussen de beide strategische handelspartners. Het door de WTO belichaamde multilaterale handelsstelsel is nog steeds verreweg het doeltreffendste kader om tot een open en eerlijke wereldhandel te komen. Ik ben van oordeel dat de Europese Unie en Japan kunnen bijdragen tot een succesvolle afronding van de onderhandelingen over de ontwikkelingsagenda van Doha. Een vrijhandelsakkoord tussen de EU en Japan zou niet alleen ten goede komen aan de bilaterale handel in goederen en diensten, maar ook aan de samenwerking op het punt van de Europese horizontale prioriteiten, zoals samenwerking op het gebied van innovatie, regelgeving, het tegengaan van marktmisbruik en de aanpak van aanzienlijke milieuproblemen, etcetera. David Martin (S&D), schriftelijk. – (EN) Als Japan zich werkelijk bereid toont om niet-tarifaire handelsbelemmeringen weg te nemen, moet de EU met Japan in onderhandeling gaan met het oog op het sluiten van een vrijhandelsakkoord. Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Amper enige weken na de natuuren kernramp in Japan, voelt rechts Europa zich alweer geroepen de Japanse regering te bedreigen. Zij willen dat Japan alle barrières opheft voor de toegang van Europese bedrijven tot de openbare aanbestedingen in dat land. Geen woord over de kernramp. Geen enkel voorstel tot samenwerking om uit die situatie te komen. Amper een regeltje over solidariteit na Japans enige kernramp. Jullie moesten je schamen, Europees rechts! Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) In 2010 had de bilaterale handel tussen de EU en Japan, de derde economie ter wereld, gemeten in bruto binnenlands product (bbp), een totale waarde van 120 miljard euro. Japan is de zesde handelspartner voor de EU, en de EU is de derde handelspartner voor Japan. Er is echter een aanzienlijk onbenut handelspotentieel. Het is dus noodzakelijk de handelsbetrekkingen tussen de EU en Japan te versterken door ons te concentreren op de wegneming van niet-tarifaire handels- en investeringsbelemmeringen waaronder de vele restricties en regels die gelden voor Europese bedrijven die in Japan zaken willen doen. Op die manier is er goede kans dat de vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en Japan beide economieën ten goede komt. Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) De EU en Japan, die op economisch gebied nauw samenwerken, nemen 20 procent van de wereldhandel voor hun rekening. De bilaterale handel kan echter nog verder opgevoerd worden. De export van EU naar Japan, als percentage van het Japanse bbp, is minder dan 2 procent, en valt daarmee aanzienlijk
167
168
NL
Handelingen van het Europees Parlement
lager uit dan het Europese aandeel in andere grote markten (de VS, China, Korea en India). Het onbenutte potentieel op economisch gebied is dan ook niet gering en zou verkend kunnen worden door de handelsbetrekkingen tussen beide partijen te versterken. Door onderhandelingen moet het bilaterale verkeer bevorderd worden. De ongelijkheid bij de handel in hulpstoffen tussen de EU en Japan is onaanvaardbaar. Ik heb voor gestemd. Wojciech Michał Olejniczak (S&D), schriftelijk. – (PL) Vandaag heeft het Europees Parlement een resolutie over de handelsbetrekkingen tussen de EU en Japan aangenomen. In deze tekst wordt benadrukt dat de Europese Unie en Japan als handelspartners zeer belangrijk zijn voor elkaar. In deze resolutie wordt voorts gewezen op het WTO-stelsel en op het feit dat de EU en Japan in 2009 bijvoorbeeld tezamen een kwart van het mondiale bbp voor hun rekening namen en dat de omvang van de bilaterale handel tussen de EU en Japan in 2010 120 miljard euro bedroeg. In de resolutie wordt onderstreept dat de EU een groot voorstander is van een vrijhandelsakkoord met Japan, maar dat niet-tarifaire handelsbelemmeringen, evenals alle belemmeringen die een ontwikkeling van de samenwerking in de weg staan, daartoe eerst moeten worden weggenomen. Bovendien wordt beklemtoond – en dat is mijns inziens een bijzonder belangrijk aspect van de samenwerking tussen de EU en Japan – dat er eveneens aandacht moet worden besteed aan de bescherming van het milieu in het handelsproces en dat maatregelen ter bestrijding van klimaatverandering en ten behoeve van sociale en milieunormen moeten worden bevorderd. Er wordt eveneens gewezen op de recente kernramp, die nog steeds niet volledig onder controle is. Als gevolg daarvan is het vooralsnog niet mogelijk om de gevolgen van de crisis in Japan volledig te overzien en is er geen gegronde reden om de onderhandelingen over een vrijhandelsovereenkomst te versnellen. Wat Japan op dit moment nodig heeft, is echte hulp. Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Het op regels gebaseerde multilaterale handelsstelsel dat via de Wereldhandelsorganisatie zijn beslag heeft gekregen, is het meest geschikte kader voor de reglementering en bevordering van open en eerlijke handel, en de EU steunt de integratie van de ontwikkelingslanden in het internationale handelsstelsel. Tegelijkertijd zijn bilaterale overeenkomsten zoals de overeenkomst die nu wordt geanalyseerd, specifieke mechanismen die de bovengenoemde doelstellingen kunnen helpen verwezenlijken. Ik heb voor deze resolutie over de handelsbetrekkingen tussen de EU en Japan gestemd, omdat ik ervan overtuigd ben dat de vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en Japan de potentie heeft om beide economieën ten goede te komen. Het bestaan van open en eerlijke handel vormt zeker een krachtig instrument ter bevordering van groei en maatschappelijk welzijn, uitgaande van de relatieve voordelen van elk van beide economieën en de potentiële synergieën dankzij sterkere economische integratie, alsmede nieuwe input voor de kenniseconomie. Dit betekent een stimulans voor de markt van de EU en Japan, die tezamen meer dan een kwart van het mondiale bruto binnenlands product (bbp) en meer dan 20 procent van de wereldhandel voor hun rekening nemen. Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Onze fractie heeft deze resolutie niet ondertekend of gesteund, en we hebben een eigen resolutie opgesteld, waarin onder meer het volgende is opgenomen: "1. geeft uiting aan zijn diepe bewondering voor de moed en vastberadenheid waarmee het Japanse volk de rampen van 11 maart en de vreselijke gevolgen daarvan het hoofd bieden, en dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan Japan met alle mogelijke middelen te helpen om zijn sociale en economische leven weer op te bouwen; 2. is van oordeel dat de voortzetting en verdieping van de huidige handelsbetrekkingen tussen de EU en Japan in dit opzicht een belangrijke rol kunnen
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
spelen, en verzoekt de Commissie alle inspanningen hierop toe te spitsen; 3. beschouwt het door de WTO belichaamde multilaterale handelsstelsel als het doeltreffendste kader voor het bewerkstelligen van eerlijke en rechtvaardige wereldwijde handelsregels." Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. – (IT) Ik ben positief over de tekst over de handelsbetrekkingen tussen de EU en Japan, want hoewel het een derde land is, garandeert Japan de bescherming van en het respect voor de werknemers en de wereldeconomie. Het beperken en vereenvoudigen van de regels, waardoor open en billijke handel steeds eenvoudiger wordt, komt de betrekkingen met Europa alleen maar ten goede. De wederzijdse investeringen tussen de twee economieën bedragen 200 miljard euro per jaar: de EU is de derde handelspartner van Japan en Japan is op zijn beurt de zesde handelspartner van de EU. In het verslag wordt ook gevraagd te kijken naar de eventuele negatieve effecten die dergelijke keuzes zouden kunnen hebben, maar de verwijdering van obstakels voor de handel en voor investeringen wordt zonder twijfel alleen maar als iets positiefs beschouwd. Wij hebben dus voor dit verslag gestemd. Niki Tzavela (EFD), schriftelijk. – (EL) Ik heb vóór de mondelinge vraag over de handelsbetrekkingen tussen de EU en Japan gestemd. Japan is namelijk een van de belangrijkste investeerders in de Europese Unie. Afgezien daarvan is Japan ook de op zes na belangrijkste bestemming voor Europese export. De voortzetting van de dialoog met Japan kan alleen maar als positief worden beschouwd. De geleidelijke oplossing van de geschillen met Japan zou een belangrijke bijdrage leveren aan beide economieën. Bovendien moeten wij onze aandacht toespitsen op de vermindering van de douanerechten en de daarmee gepaard gaande regelgevende maatregelen. Jarosław Leszek Wałęsa (PPE), schriftelijk. – (PL) Ik sta volledig achter de ontwikkeling van handelsbetrekkingen tussen de Europese Unie en Japan met als doel het sluiten van een bilaterale vrijhandelsovereenkomst. Het feit dat de bilaterale handel tussen de EU en Japan in 2010 in totaal 120 miljard euro bedroeg, geeft aan dat beide partijen bijzonder belangrijk zijn voor elkaar als handelspartners. Japan is de zesde handelspartner voor de EU en de EU is de derde handelspartner voor Japan. Beide partijen plegen aanzienlijke investeringen in elkaars economie, voor tezamen 200 miljard euro aan buitenlandse directe investeringen in 2009. Bovendien moet worden onderstreept dat de snelle economische groei van ontwikkelingslanden (BRIC), de stagnerende economische groei als gevolg van de mondiale financiële crisis en de urgentie om toegang te krijgen tot grondstoffen en hernieuwbare energiebronnen zonder meer voor beide partijen de grootste uitdagingen zijn, waardoor onderhandelingen nog dringender noodzakelijk zijn. In teksten met betrekking tot de resolutie hebben zowel de Raad als de Commissie erop gewezen dat onderhandelingen over een vrijhandelsovereenkomst pas van start kunnen gaan als Japan de handelsbelemmeringen wegneemt, in het bijzonder de niet-tarifaire handelsbelemmeringen waardoor de toegang tot de Japanse markt voor Europese bedrijven bemoeilijkt wordt. Mijns inziens moeten we op de hoogste besluitvormingsniveaus meer vaart zetten achter het proces, waardoor de handelsbetrekkingen tussen deze beide strategische partners zouden worden geïntensiveerd. Artur Zasada (PPE), schriftelijk. – (PL) Het feit dat Japan bereid is om bilaterale besprekingen over een vrijhandelszone met de Europese Unie te beginnen, biedt ons de mogelijkheid om de politieke betrekkingen te versterken en de economische voordelen te vergroten, zowel voor de EU als voor Japan. Japan is slechts de zesde handelspartner van de Europese Unie en dat betekent dat het potentieel van Japan tot samenwerking met de
169
170
NL
Handelingen van het Europees Parlement
EU op het gebied van handel en investeringen vooralsnog niet wordt benut. Het belangrijkste obstakel dat de toegang tot de Japanse markt voor Europese bedrijven aanmerkelijk moeilijker maakt, zijn de niet-tarifaire handelsbelemmeringen. Als lid van de Commissie vervoer en toerisme ben ik ervan overtuigd dat de luchtvaartindustrie een van de sectoren is waar samenwerking op het gebied van handel en onderzoek en ontwikkeling zowel voor de Europese als de Japanse economie voordelen zou opleveren. Mijns inziens moet de luchtvaartindustrie een van de modellen voor samenwerking tussen de EU en Japan worden. Verslag: Kriton Arsenis (A7-0113/2011) Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik stem voor dit voorstel. Gezien de omvang van de bedreigingen en van het totale bosareaal in de EU moeten er meer financiële middelen uit de tweede pijler van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) ter beschikking worden gesteld voor de bossen, voor zover er nationale programma's voor de bosbouw (NFP's) en operationele beheersplannen bestaan die gebaseerd zijn op de EU-strategie voor de biodiversiteit en op een lange looptijd voor bosbouwprojecten binnen duurzaam bosbeheer (SFM). Ook openbare actoren en producentenorganisaties zouden in aanmerking moeten komen voor subsidies, waarbij het accent moet worden verlegd naar een betaling op basis van het areaal en ook rekening moet worden gehouden met behoudsmaatregelen in situ en ex situ. Een actief SFM moet duidelijk worden gemainstreamd en prioriteit krijgen in onderzoek en praktijk, en zou ook rekening moeten houden met het feit dat 40 procent van de EU-bossen staatseigendom zijn. De methodes voor het behoud van de soorten en voor de boomkwekerijen zouden ook moeten gelden voor microbiale en fungale soorten. In situ onderzoek naar mycorrhizale symbiose zou gericht moeten worden bevorderd. De betalingen voor ecosysteemdiensten (PES) zouden moeten worden geformaliseerd met het oog op de volgende financiële vooruitzichten, waarbij moet worden uitgegaan van het succes van de projecten voor bosbouw en water. De aanpassing en de weerbaarheid van de bossen moeten bijzondere aandacht krijgen bij het oprichten van een EU-fonds voor de aanpassing. Laima Liucija Andrikienė (PPE), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor deze resolutie gestemd over het groenboek van de Commissie over bosbescherming en bosinformatie in de EU: onze bossen voorbereiden op de klimaatverandering. Het Europees Parlement heeft ingestemd met de bepalingen uit dit groenboek, maar de bosstrategie van de EU moet worden geïntensiveerd om het duurzame beheer en het behoud van de bossen te verbeteren. Deze strategie moet gericht zijn op zowel bescherming van de bossen als een duurzaam gebruik van de houtreserves, aangezien de bossen een belangrijke bijdrage leveren aan oplossingen voor het probleem van de klimaatverandering. Er zij op gewezen dat de strategie voor het bosbeheer, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel, in de eerste plaats een aangelegenheid van de lidstaten moet blijven, maar de Europese Unie dient actief te zijn bij het ondersteunen, coördineren en aanvullen van de maatregelen die de lidstaten nemen op het gebied van de bosbouw, rekening houdend met de verschillende omstandigheden in de diverse regio's. De doelstelling van dit beleid is een duurzame ontwikkeling van de bosbouwsector te verzekeren, en het beleid moet tevens een bijdrage leveren aan de verhoging van de kwaliteit van het bestaan van de Europese burgers, en de ontwikkeling van plattelandsgebieden bevorderen. Elena Oana Antonescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Bossen zijn de voornaamste koolstofputten, ze spelen een belangrijke rol in de bestrijding van de klimaatverandering; bossen en beboste gebieden bedekken meer dan 42 procent van het grondgebied van de EU. Bossen vormen complete biotopen, die functies vervullen zoals CO2-opslag en
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
bescherming tegen natuurrampen Al deze aspecten zijn van groot belang voor landbouw en plattelandsontwikkeling en voor de levenskwaliteit van de Europese burgers. Ik wil benadrukken dat duurzaam bosbeheer van cruciaal belang is voor de EU voor het bereiken van haar klimaatdoelen en het opnemen van CO2 uit de atmosfeer; Bovendien biedt de houtsector meer dan twee miljoen banen en draagt hij bij tot economische groei en werkgelegenheid. Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik van mening ben dat de Europese Unie haar strategie ter verbetering van duurzaam bosbeheer en -conservering moet versterken. Liam Aylward (ALDE), schriftelijk. – (GA) De bosbouwsector biedt miljoenen mensen in de EU een bestaan, onder wie ondernemers, boeren en 16 miljoen boseigenaren. Op dit moment biedt de bosbouw in de EU aan twee miljoen mensen werk, waarvan de meeste in kleine of middelgrote bedrijven werken, en de sector zet jaarlijks 300 miljard euro om. In Ierland alleen al biedt de bosbouw naar schatting 16 000 mensen werk. De houtsector draagt bij aan economische groei, schept groeimogelijkheden en werkgelegenheid in plattelandsgebieden en stimuleert de plattelandsontwikkeling door de lokale bedrijvigheid die het voorbrengt en het toerisme dat het aantrekt. Bossen zijn van grote waarde voor de agrarische sector, het milieu en de biodiversiteit, vooral vanwege de ecosystemen die ze herbergen, maar ook door hun bodemvruchtbaarheid en de bescherming die ze bieden tegen bodemerosie. De Europese bosbouw beschikt over een aanzienlijk ontwikkelingspotentieel wat de afvang en opslag van CO2 betreft. Ik ben blij met de erkenning die in het verslag in socio-economisch en milieuopzicht voor de bosbouw wordt gevraagd en met het verzoek dat aan de Commissie wordt gericht om een coherent beleid te formuleren dat de sector helpt het eigen potentieel ten volle te benutten. Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd. In de EU bedekken bossen en ander beboste zones meer dan 42 procent van het oppervlak. De houtsector, met een jaaromzet van ruim 300 miljard euro, biedt meer dan twee miljoen banen, hoofdzakelijk in plattelandsgebieden, en draagt door de levering van hout en toeristische mogelijkheden bij tot economische groei, tewerkstelling en welvaart. De bossen van de EU worden geconfronteerd met klimaatgerelateerde bedreigingen, nieuwe plagen, stijgend brandgevaar (met name in het Middellandse Zeegebied) en menselijke activiteiten (stijgende vraag naar houtachtige biomassa) die ontbossing tot gevolg hebben. Ik ben het ermee eens dat de Commissie en de lidstaten hun inspanningen dienen te vergroten om de doelstellingen van het FAP voor het milieu en de levenskwaliteit – waarvoor tot nog toe onvoldoende is bereikt – te halen. Ook moeten de bosbouwstrategie en het actieplan voor de bossen van de EU worden bijgewerkt, zodat zij de dimensie klimaatverandering en ruimere thema's in verband met bosbescherming omvatten. Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk. – (FR) De uitdaging om het Zuid- en Noord-Europees bosbouwbeleid op elkaar af te stemmen om tot een samenhangende Europese aanpak te komen is allesbehalve gemakkelijk. Maar door aanname van dit verslag benadrukken wij de noodzaak om ons meer in te zetten voor de bescherming van het milieu binnen het bosbouwbeleid. We leggen ook meer nadruk op de uitdaging die de klimaatverandering vormt voor onze bossen. Hoewel ik er niet zeker van ben dat we een wetsinitiatief nodig hebben om het bouwen op grond die door brandstichting is vrijgekomen, te verbieden, ben ik wel voor het zoeken naar krachtige, lange-termijnoplossingen om bosbranden veroorzaakt door brandstichters met als doel bouwgrond te verwerven, in te dammen.
171
172
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat het Europees Parlement daarin reageert op het groenboek van de Commissie, dat bedoeld is als opmaat naar een raadpleging van de burgers over bosbescherming en om de bossen in de hele Europese Unie voor te bereiden op de klimaatverandering. Het Parlement verklaart in het verslag ingenomen te zijn met het groenboek van de Commissie, en doet het verzoek om de bosbouwstrategie van de EU bij te werken in overeenstemming met de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid, zodat deze de dimensie klimaatverandering en ruimere thema's in verband met bescherming van de bossen omvat. Ook bevestigt het Parlement andermaal zijn standpunt inzake de noodzaak van méér financiële middelen, in het kader van de pijler voor plattelandsontwikkeling van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), voor bosbeschermingsmaatregelen in de EU, vooral met het oog op de nieuwe uitdagingen die de klimaatverandering met zich meebrengt. In het verslag wordt, naast andere financieringsmogelijkheden, ook voorgesteld na te gaan welke opties er zijn voor de betaling van ecosysteemdiensten van ondernemingen, die op die manier bijdragen aan het behoud van de biodiversiteit van bossen en bosbescherming. Het Europees Parlement stelt vele maatregelen voor, zoals de bevordering van coördinatie en informatie-uitwisseling, en dringt er verder onder andere op aan dat de Commissie met een wetsvoorstel komt waarmee het verboden wordt te bouwen op grond waarvan is vastgesteld dat deze door brandstichting is vrijgekomen. Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. – (RO) Het EU-actieplan voor de bossen (FAP) uit 2006 stelde vier belangrijke doelen. Niet aan alle doelen is echter voldoende aandacht besteed, zoals blijkt uit de tussentijdse evaluatie. De grootste tekortkomingen houden verband met het verbeteren van de bescherming en het behoud van de biodiversiteit: 66 procent van de boshabitats ""geniet onvoldoende bescherming. Praktisch gezien laten de conclusies zien dat de aandacht vooral gericht is geweest op versterking van het concurrentievermogen op de lange termijn, maar dat aan de verbetering en bescherming van het milieu, het bijdragen tot de levenskwaliteit en de bevordering van coördinatie en communicatie niet krachtig genoeg is gewerkt. Bossen bieden een inkomen aan miljoenen werknemers, aan ondernemers en aan 16 miljoen boseigenaars. De houtsector in de EU biedt meer dan twee miljoen banen, hoofdzakelijk in kleine en middelgrote ondernemingen, en maakt een omzet van 300 miljard euro. Meer dan 350 000 mensen werken in het bosbeheer. Vanuit dit perspectief is het belangrijk dat de doelstellingen in de bosbouwstrategieën worden uitgevoerd. In combinatie met klimaatverandering biedt dit voldoende aanleiding voor het mobiliseren van alle EU-lidstaten en het leveren van gelijke, duurzame inspanningen om de bossen van de EU te beheren. Deze actie moet worden ondersteund door aanpassingen van het energie-, industrie-, handels-, onderzoeks- en cohesiebeleid, met inbegrip van het regionaal beleid en het Solidariteitsfonds. Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) De grote beboste zones van Europa zorgen voor aanzienlijke handel en werkgelegenheid binnen de EU. Hiermee rekening houdend en indachtig het belang van deze groene ruimten voor het milieu, ben ik van mening dat het essentieel is dat er maatregelen worden genomen om de negatieve effecten van klimaatverandering te bestrijden die de afgelopen jaren wereldwijd zijn geregistreerd. Dit is cruciaal voor het behoud van de Europese bossen, met alle voordelen die dat met zich meebrengt. Ik verwelkom daarom het initiatief van de Commissie in de vorm van een groenboek over bosbescherming. Om doeltreffend te kunnen handelen, is het nodig inzicht te hebben in de schade die onze bossen de laatste tijd hebben geleden als gevolg van de
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
nieuwe situatie van het wereldklimaat, in de eerste plaats in verband met stormen, toegenomen brandgevaar, plagen en aantasting door schimmels. Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. – (PT) Bossen en beboste gebieden bedekken meer dan 42 procent van het grondgebied van de EU. Ondanks dat er in de EU jaarlijks ongeveer 500 000 ha bosgebied verloren gaat als gevolg van bosbranden en illegale houtkap, lijkt de langetermijntrend van toenemende bosbedekking in de EU aan te houden. Ook al is het bosbouwbeleid in de eerste plaats een aangelegenheid van de lidstaten, toch is het de taak van de EU om de initiatieven en programma's voor de bosbouw van de lidstaten te coördineren en aan te vullen, door hen toegevoegde waarde te geven en een gezamenlijke Europese strategie en gezamenlijk Europees actieplan vast te stellen. De uitbreiding van bosbescherming moet deel uitmaken van de strategieën van de Europese Unie en de lidstaten, in het bijzonder gezien klimaatgerelateerde extreme verschijnselen, zoals branden en overstromingen, grondverschuivingen en verwoestijning. Ik steun daarom de invoering van nieuwe instrumenten, alsmede meer financiële middelen voor maatregelen ter bescherming van de bossen van de EU, in het bijzonder om het hoofd te bieden aan de nieuwe uitdagingen die de klimaatverandering met zich meebrengt. Informatie over bosbestanden, de toestand van de bossen en de gevolgen van klimaatverandering is evenzeer onmisbaar om te waarborgen dat besluiten die worden genomen met betrekking tot de bossen, de grootst mogelijke sociale, economische en ecologische voordelen opleveren. Vasilica Viorica Dăncilă (S&D), schriftelijk. – (RO) Het economische, sociale en milieubelang van bossen op internationaal, Europees, regionaal en nationaal niveau is algemeen bekend. Tot op zekere hoogte is dit belang ook vastgelegd in internationale overeenkomsten en relevante samenwerkings- en financieringsprogramma's. Klimaatverandering heeft een groot effect op bossen in geheel Europa, maar de intensiteit varieert. Wijzigingen in de EU-beleidsmatige benadering van bossen moeten niet worden beperkt tot de uitdagingen van klimaatverandering, maar rekening houden met alle aspecten van de bijdrage van bossen aan duurzame ontwikkeling op regionaal, Europees en wereldniveau. Een ander aspect betreft de EU-instrumenten en -regelingen ter ondersteuning van de houtsector, die zeer gering van omvang zijn in vergelijking met die voor andere sectoren van de economie en gezien de huidige en toekomstige bijdrage van bossen aan doelen voor duurzame ontwikkeling. Wijzigingen in het EU-beleid met betrekking tot bossen moeten niet worden beperkt tot de uitdagingen van klimaatverandering, maar rekening houden met alle aspecten van de bijdrage van bossen aan duurzame ontwikkeling van het milieu, de plattelandseconomie etc. op regionaal, Europees en wereldniveau. Christine De Veyrac (PPE), schriftelijk. – (FR) Het verslag-Arsenis toont aan hoeveel belang het Europees Parlement hecht aan het bosbouwbeleid. In het verslag wordt de nadruk gelegd op de noodzaak om voor de toekomst voldoende en ambitieuze financiële middelen te bestemmen voor de bossen en de houtsector. Ik steun dan ook de aanname van deze tekst, en betuig nogmaals mijn steun voor het instellen van een financieel instrument speciaal voor de bescherming van de bossen van de Europese Unie. Anne Delvaux (PPE) , schriftelijk. – (FR) Het grondgebied van de Europese Unie bestaat voor meer dan 42 procent uit bos. De houtsector biedt meer dan twee miljoen banen, hoofdzakelijk in kleine en middelgrote ondernemingen, en is goed voor een omzet van 300 miljard euro. In het bosbeheer werken 350 000 personen. De verhouding tussen kap en jaarlijkse nettoaanwas in de Europese Unie is stabiel, en bedraagt ongeveer 60 procent,
173
174
NL
Handelingen van het Europees Parlement
maar naar verwachting zal deze verhouding in een aantal landen tot boven de 100 procent stijgen, waardoor de houtvoorraad na 2020 zal slinken. Ik ben ervan overtuigd dat duurzaam bosbeheer absoluut noodzakelijk is om de Europese bossen hun economische, ecologische en sociale functies te kunnen laten vervullen. Daarom heb ik de Commissie verzocht voorstellen te doen ter aanvulling van de houtverordening (Verordening (EU) nr. 995/2010), om ervoor te zorgen dat al het hout en alle houtproducten die op de Europese markt worden gebracht, afkomstig zijn uit duurzaam beheerde bossen. De Commissie en de lidstaten moeten duurzaam beheer van de bossen binnen de Europese Unie verplicht stellen. Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb gestemd voor het verslag over "onze bossen voorbereiden op de klimaatverandering". Gezien het potentieel van bossen voor de bestrijding van en de aanpassing aan klimaatverandering, alsook hun economische, sociale en ecologische waarde, moet het Europees beleid inzake duurzame ontwikkeling en bosbehoud worden versterkt, in het bijzonder middels wetgeving inzake de preventie van bosbranden en het beheer van bossen. Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Bossen en beboste gebieden bedekken meer dan 42 procent van het grondgebied van de EU. De houtsector biedt meer dan twee miljoen banen, waarvan vele in kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's), en heeft een jaaromzet van 300 miljard euro. Deze cijfers weerspiegelen de fundamentele noodzaak van effectief Europees bosbouwbeleid en beleid inzake het gebruik en de duurzaamheid van bossen, niet alleen in termen van het milieu, maar ook als een belangrijke economische hulpbron. Wanneer ik het heb over de bescherming van bossen als economische en ecologische hulpbron, kan ik er als Portugees niet aan voorbijgaan dat de bestrijding van bosbranden – waar mijn land veel last van heeft – een absolute prioriteit moet zijn voor elk Europees beleid op dit gebied. Wat betreft nationale programma's voor de bosbouw (NFP's), steun ik weliswaar de opstelling daarvan, maar wil ik toch de aandacht vestigen op hun tekortkomingen. NFP's moeten werkelijkheid worden en de bossen ook echt bereiken, zodat ze werkelijk zo doeltreffend kunnen zijn als onze bedoeling is. José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Dit verslag gaat over het groenboek van de Commissie "Bosbescherming en bosinformatie in de EU: onze bossen voorbereiden op de klimaatverandering". Bossen en beboste gebieden bedekken meer dan 42 procent van het grondgebied van de EU en zijn een belangrijke bron van inkomsten, door een jaaromzet van meer dan 300 miljard euro te genereren en meer dan twee miljoen banen te bieden. Bossen zijn bovendien onmisbaar voor ons allemaal en maken deel uit van onze identiteit. De laatste tijd hebben we gezien hoe rampen en stormen bossen bedreigen. Zonder bossen zouden de gevolgen van de klimaatverandering nog ernstiger zijn. Ondanks hun belang, krijgen ze echter niet de financiële middelen die ze verdienen. Ik verwelkom de aanneming van dit verslag, waarmee het Parlement de aandacht vestigt op de verwaarlozing waaronder de sector gebukt gaat, en vraagt om erkenning en waardering voor de biodiversiteit die in de EU bestaat, alsook voor de noodzaak om een modern en actief bosbouwbeleid ten uitvoer te leggen dat weet te profiteren van de gebieden van biomassa en koolstofcredits, alsook van traditionele activiteiten.
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Bossen en beboste gebieden bedekken meer dan 42 procent van het grondgebied van de EU en bieden een inkomen aan miljoenen werknemers. Behoud van het bosareaal levert een belangrijke bijdrage tot het welzijn van bevolkingen en tot werkgelegenheid in plattelandsgebieden. Het is onlosmakelijk verbonden met de preventie van bosbranden: rampen die elk jaar weer uitgestrekte bosgebieden in Zuid-Europa decimeren, met name in Portugal. Het is cruciaal om gevolg te geven aan de aanbevelingen over de preventie van natuurrampen die hier onlangs zijn aangenomen. In het verslag wordt gekozen voor een brede benadering van het bosbouwprobleem die zich richt op bepaalde aspecten die wij belangrijk vinden. Het is echter van groot belang dat de theorie ook in praktijk wordt gebracht, vooral wanneer het aankomt op de mobilisering van voldoende financiële middelen uit communautaire steunprogramma's en maatregelen om de bewaking van de ecologische en fytosanitaire toestand van bossen te waarborgen en, in voorkomend geval, de herinventarisatie van bossen, met inbegrip van herbebossing. Het is ook van groot belang om Natura 2000 de financiële middelen te verschaffen voor het beheer van het netwerk en voor de doeltreffende verwezenlijking van zijn doelstellingen, aangezien veel bosgebieden deel uitmaken van het netwerk. Het is ook van groot belang de diversiteit van bosecosystemen in Europa te erkennen, alsook de multifunctionaliteit van veel van deze systemen, zoals de bosweidegronden (montados) in het Middellandse Zeegebied. Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) In dit verslag wordt een brede aanpak voor de bosbouw geformuleerd en wordt bijzondere aandacht besteed aan bepaalde aspecten die volgens ons belangrijk zijn. Het is echter van essentieel belang om de theorie in de praktijk om te zetten, vooral als het erom gaat om via Europese steunprogramma's genoeg middelen te mobiliseren en maatregelen te treffen voor het controleren van de ecologische en fytosanitaire toestand van de bossen en, waar nodig, voor de verbetering van de toestand van bossen, met inbegrip van herbebossing. Bovendien is het van wezenlijk belang om te voorzien in de nodige financiële middelen voor het beheer van Natura 2000 en voor een doeltreffende verwezenlijking van de doelstellingen van dit programma. In de EU wordt meer dan 42 procent van het grondgebied door bossen en ander beboste zones bedekt. Bossen bieden een inkomen aan miljoenen werknemers. Het behoud van de bossen draagt in belangrijke mate bij tot de welvaart van de bevolking en tot de werkgelegenheid op het platteland. Bosbeheer is cruciaal voor het voorkomen van bosbranden, rampen waardoor elk jaar in Zuid-Europa, en met name in Portugal, uitgestrekte bosgebieden worden vernietigd. Het is van doorslaggevend belang om de recentelijk aangenomen aanbevelingen over de preventie van natuurrampen op te volgen. Tevens is het essentieel om de diversiteit van de bosecosystemen in Europa te erkennen, evenals de multifunctionele rol die tal van die ecosystemen, zoals het met kurkeiken begroeide grasland (montado) in het Middellandse Zeegebied, veelal spelen. Monika Flašíková Beňová (S&D), schriftelijk. – (EN) In de EU bedekken bossen en ander beboste zones meer dan 42 procent van het territorium. Bossen bieden een inkomen aan miljoenen werknemers, aan ondernemers en aan 16 miljoen boseigenaars. De houtsector biedt meer dan twee miljoen banen en in het bosbeheer werken meer dan 350 000 personen. De beleidsvormen van de Gemeenschap die gevolgen hebben voor bosbescherming zijn onder andere het milieubeleid, het energie-, industrie- en handelsbeleid, evenals de coherentie van het beleid, waaronder het regionaal beleid en het solidariteitsfonds. Gezien
175
176
NL
Handelingen van het Europees Parlement
de omvang van de bedreigingen en het totale bosareaal in de EU moeten er meer financiële middelen ter beschikking worden gesteld, moeten ook openbare instellingen en producentenorganisaties in aanmerking komen voor subsidies, en moeten betalingen worden gebaseerd op het areaal waarbij ook rekening moet worden gehouden met beschermingsmaatregelen. Pat the Cope Gallagher (ALDE), schriftelijk. – (GA) Vorige week woedden er in Ierland bosbranden op een lang niet gekende schaal. Ze richtten zware schade aan in Donegal, Sligo en andere delen van het land. Het is aan de plaatselijke autoriteiten om, gesteund door de landsregering, zulke gebeurtenissen aan te pakken. Dat is een kwestie van subsidiariteit. De Ierse regering moet in een poging de getroffenen bij te staan de totale schade van de recente branden in eigen land ramen. Er dient voor bosbranden een rampenplan te komen zoals al bestaat voor verkeersongelukken en overstromingen, zodat men in de toekomst adequater kan optreden in vergelijkbare situaties. En tot slot dient er meer geld naar het provinciebestuur van Donegal te gaan, dat voor uitzonderlijk hoge uitgaven zal komen te staan. Elisabetta Gardini (PPE), schriftelijk. – (IT) 42 procent van de totale oppervlakte van de EU bestaat uit bos en beboste gebieden. De bosbouwsector heeft een jaaromzet van ruim 300 miljard euro en biedt werk aan meer dan twee miljoen personen. Deze gegevens moeten we voor ogen houden om te begrijpen wat het belang is van een Europese strategie voor duurzaam bosbeheer en een doeltreffendere bescherming van dit aanzienlijke Europese erfgoed. We moeten onthouden dat bossen zowel een belangrijke rol hebben als leveranciers van socio-economische diensten, alsook een fundamentele bijdrage leveren aan de strijd tegen de klimaatveranderingen. We moeten dus dringend beter in staat zijn om bosbranden te voorkomen, want deze blijven jaarlijks meer dan 400 000 hectare bos vernietigen. Daarom zou het goed zijn om de informatievergaring over de bossen te verbeteren, meer onderzoek te doen en vooral de uitwisseling van kennis en ervaringen tussen de lidstaten aan te moedigen, te beginnen op grensoverschrijdend gebied. Ik wil hierbij wijzen op de waardevolle taak van het Europese bosbrandinformatiesysteem (EFFIS) en vooral op het belang van het programma GMES, de wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid, waarmee het noodzakelijke toezicht kan worden uitgeoefend en de beboste gebieden in kaart worden gebracht. Françoise Grossetête (PPE), schriftelijk. – (FR) Het Europees Parlement heeft een krachtige politieke boodschap overgebracht om het belang van duurzaam bosbeheer te benadrukken. De aanbevelingen met betrekking tot de preventie van rampen moeten zo spoedig mogelijk in praktijk worden gebracht. Bosbranden vormen inderdaad een van de grootste bedreigingen voor de Europese bossen en hun ecosystemen. Bescherming van de bossen tegen de klimaatverandering draagt ook bij aan behoud van de bosbouwindustrie en haar concurrentiepositie. Met een jaaromzet van ruim 300 miljard euro voorziet de houtsector in meer dan twee miljoen banen en vormt hij een belangrijke bron van economische groei. Tot slot is het van het grootste belang dat in de debatten over de toekomst van het gemeenschappelijk landbouwbeleid na 2013 rekening wordt gehouden met de rol van de bossen. Plattelandsproducenten en overheidsinstanties moeten in aanmerking kunnen komen voor bosbouwmaatregelen onder de tweede pijler van het GLB: de Europese Unie
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
moet in het kader van de nationale programma's voor plattelandsontwikkeling de aanplanting van bossen steunen. Roberto Gualtieri (S&D), schriftelijk. – (IT) De vaststelling van een Europese strategie voor de bescherming van de bossen behoort tot de algemene inzet van de EU in de strijd tegen de klimaatverandering. Vooral het voorstel voor specifieke regelgeving over het verbod om te bouwen op grond waarvan is vastgesteld dat deze door brandstichting is vrijgekomen en het verzoek om gepaste financiering van de bosbouwstrategieën, die op dit moment zeer klein is, zijn positieve elementen in het goedgekeurde verslag. Tot slot is het verzoek om geschikte duurzaamheidscriteria voor de productie van biomassa voor energiedoeleinden van belang. Daarom vragen we de Europese Commissie om op deze weg verder te gaan, door middel van de publicatie van een witboek over de bescherming van de bossen, waarin deze onderwerpen worden behandeld. Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik heb dit verslag gesteund omdat in de EU bossen en andere beboste zones meer dan 42 procent van het grondgebied bedekken. Bossen bieden een inkomen aan miljoenen werknemers, aan ondernemers en aan 16 miljoen boseigenaars. De houtsector biedt meer dan twee miljoen banen, hoofdzakelijk in kleine en middelgrote ondernemingen. In het bosbeheer werken 350 000 personen. De verhouding tussen kap en jaarlijkse nettoaanwas in de EU is stabiel, en ligt bij ongeveer 60 procent. Er wordt verwacht dat deze verhouding in meerdere landen boven de 100 procent zal stijgen, waardoor de houtvoorraad na 2020 zal slinken. Voor de Europese bossen en de bosbouw bestaan er allerlei regionale en nationale modellen, die kunnen worden ingedeeld in functie van hun aanpak van de productie of van de bescherming. Bossen leveren zowel grondstoffen als ecosysteemdiensten. Het verslag bevat voorstellen voor de opstelling van verplichte programma's. Ook moet er gerichte steun geboden worden, gericht op bestrijding van de gevolgen van de klimaatverandering. De voorstellen zijn gericht op de versterking van het concurrentievermogen op de lange termijn, de verbetering en bescherming van het milieu, het bijdragen tot de levenskwaliteit, en de bevordering van coördinatie en communicatie. We moeten er alles aan doen om te zorgen voor een duurzaam gebruik en behoud van de bossen, zodat ook onze toekomstige generaties hier gebruik van kunnen maken, en ook moeten we bijdragen aan een vermindering van de milieuvervuiling. Peter Jahr (PPE), schriftelijk. – (DE) De bossen en de bosbouw leveren nu al een belangrijke bijdrage aan de productie van binnenlandse grondstoffen, bieden een recreatiegebied voor veel Europese burgers en zijn belangrijk voor de klimaatbescherming. Bijna geen ander gebied wordt door een zo nauwe verstrengeling van ecologische, economische en sociale functies gekenmerkt. De bossen worden echter met grote uitdagingen geconfronteerd en één van de belangrijkste daarvan is de klimaatverandering. De lidstaten hebben, met steun van de Europese Commissie, de taak om het bos voor de komende generaties verder te ontwikkelen en om te waarborgen dat dit ook in de toekomst zijn bijdrage aan onze leefruimte, samenleving en economie kan leveren. Daarbij hoort ook dat wij de bijdrage van het bos aan de klimaatbescherming bestendigen en versterken, maar ook dat we de economische basis van de bosbouw en de houtverwerkingssector veiligstellen, opdat ook in de toekomst een toereikende houtvoorziening gewaarborgd is. Eija-Riitta Korhola (PPE), schriftelijk. – (EN) Het was vandaag gemakkelijk om vóór het verslag over "bosbescherming en bosinformatie in de EU: onze bossen voorbereiden op de klimaatverandering" te stemmen. De bossen in de EU staan op dit moment meer onder druk dan ooit tevoren, niet noodzakelijkerwijs door de klimaatverandering maar meer door een aantal besluiten die de EU genomen heeft om deze te bestrijden. Het feit dat we
177
178
NL
Handelingen van het Europees Parlement
nu in dit verslag verzoeken om juridisch bindende duurzaamheidscriteria voor biomassa die als energiebron dient, vormt een belangrijk initiatief. De EU-wetgeving voor biobrandstof heeft, samen met de wetgeving voor hernieuwbare bronnen, ons gebruik van bossen in een niet-duurzame richting gestuurd. Als we de bossen alleen maar als een bron van hernieuwbare energie beschouwen, dan hebben we de essentie van het combineren van duurzame industrie en milieubescherming compleet gemist. Bossen vormen binnen onze grenzen een belangrijke bron van inkomsten en welzijn, en daarom moet deze waardevolle natuurlijke bron gebruikt worden voor productie in plaats van voor kortetermijnenergie. Men moet ook niet vergeten dat de houtproducten zelf gedurende hun gehele levenscyclus een koolstofbeperkende werking hebben, dus we moeten het onszelf niet te gemakkelijk maken in onze pogingen om onze duurzame doelen te halen. Elisabeth Köstinger (PPE), schriftelijk. – (DE) Bijna geen enkele economische sector is zo duurzaam als de Europese bosbouw. De Europese eigenaars van bossen houden zich al generaties lang aan strenge bos- en natuurbeschermingswetten. Het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid over het groenboek "Bosbescherming en bosinformatie in de EU: onze bossen voorbereiden op de klimaatverandering" wordt echter gekenmerkt door een tomeloze reguleringswoede zonder dat de betekenis van het bos als arbeidsplaats en motor voor de economie wordt erkend. Er worden buitensporige duurzaamheidscriteria voor bosbeheer in de EU geëist, zonder dat er rekening wordt gehouden met de regionale omstandigheden en nationale bevoegdheden. De essentiële punten waarmee de bevoegdheid van het nationale bosbeleid wordt overschreden en waardoor de economische factor wordt verzwakt hebben vooral betrekking op bepalingen voor de levering van houtproducten binnen Europa. Bovendien is het begrip 'duurzaamheid' is nog steeds niet gedefinieerd. Een ander punt dat ik afwijs, is de bewering dat houtachtige biomassa niet duurzaam zou zijn. Ik ben van mening dat de veelzijdige beschermings- en gebruiksfunctie van de bossen moet worden benadrukt en dat we geen behoefte hebben aan een eenzijdige aanpak. De EU moet zich er meer voor inspannen dat het duurzame bosbeheer in Europa als voorbeeld voor andere landen dient. Petru Constantin Luhan (PPE), schriftelijk. – (RO) Vanwege de significante bijdrage van bossen aan de bestrijding van de klimaatcrisis is duurzaam bosbeheer van groot belang, om te zorgen dat de EU haar klimaatdoelstellingen haalt. De EU moet een krachtiger strategie toepassen ter bestrijding van de oorzaken van het verdwijnen van bos, door ongecontroleerde ontbossing, branden en luchtvervuiling. Daarnaast zijn behoud van biodiversiteit, bescherming tegen natuurrampen en CO2-afvang vanuit de atmosfeer van groot belang voor de verbetering van de kwaliteit van leven en behoud van het milieu. Daarom ben ik van mening dat bosbescherming in de EU gericht moet zijn op de waarborg dat bossen ook in de toekomst hun productieve, sociaaleconomische en ecologische functies kunnen vervullen. David Martin (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik heb vóór dit belangrijke verslag gestemd. Europese bossen en andere beboste gebieden bedekken meer dan 42 procent van het grondgebied van de EU. Bossen bieden een inkomen aan miljoenen werknemers, aan ondernemers en aan zestien miljoen boseigenaars. De houtsector (FBI's) biedt meer dan twee miljoen banen, hoofdzakelijk in 'kleine en middelgrote ondernemingen, en maakt een omzet van driehonderd miljard euro. In het bosbeheer werken 350 000 personen. Bovendien is 40 procent van de bossen in de EU eigendom van de overheid. De verhouding tussen kap en jaarlijkse nettoaanwas in de EU is stabiel, en ligt bij ongeveer 60 procent. Er wordt verwacht dat deze verhouding in meerdere landen boven de 100 procent zal stijgen,
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
waardoor de houtvoorraad na 2020 zal slinken. Maatregelen om bossen te beschermen zijn van cruciaal belang. De Europese bossen kunnen worden ingedeeld in vijf bioklimaatzones: de boreale, de gematigd oceanische, de gematigd continentale en de mediterrane, alsmede de berggebieden (5), in overeenstemming met de bostypologie die het EEA heeft ontwikkeld als basis voor alle beleidsbeslissingen (6). Véronique Mathieu (PPE) , schriftelijk. – (FR) Ik heb vóór het verslag gestemd over het groenboek van de Commissie "Over bosbescherming en bosinformatie in de EU. Onze bossen voorbereiden op de klimaatverandering". Bossen moeten worden gezien als een belangrijk instrument in de bestrijding van de klimaatverandering. Het is van cruciaal belang dat de Europese Unie haar strategie voor de bestrijding van fenomenen die de achteruitgang van het bosareaal veroorzaken, zoals bosbranden en luchtverontreiniging, versterkt. Het vermogen van het bos om de effecten van de klimaatverandering te weerstaan en zich normaal te blijven ontwikkelen, is niet alleen afhankelijk van de biodiversiteit van de bomen, maar ook van de biodiversiteit van alle andere in het bos levende organismen, in het bijzonder wilde dieren. Wilde soorten die natuurlijk de gunstige habitats die het bos vormt, bewonen, verdienen bijzondere aandacht van de kant van de eigenaars, daar zij bijdragen aan het behoud van de biologische verscheidenheid. Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Het behoud van de bossen is van fundamenteel belang voor de gehele mensheid. Het is dan ook heel jammer dat het ook nu weer wordt gebruikt als voorwendsel voor promotie van de koolstofmarkt. Europees groen kapitalisme is een doodlopende weg. Kapitalisme en milieubescherming gaan niet samen. Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) In de EU wordt thans meer dan 42 procent van het grondgebied door bossen en ander beboste zones bedekt. De bosbouwsector zorgt voor rond twee miljoen banen en is goed voor een jaarlijkse omzet van 300 miljard euro. Gezien deze cijfers is een Europees bosbeleid nodig dat een duurzaam bosbeheer, zowel in ecologisch als in economisch opzicht, waarborgt. Alleen op deze manier is het mogelijk om de bossen te beschermen tegen gevaren, met name tegen bosbranden, die de belangrijkste oorzaak vormen van de vernietiging van de bossen. Dit geldt vooral in de zuidelijke Europese landen en met name in mijn land, Portugal, waar ieder jaar door bosbranden duizenden hectaren bos verdwijnen. Louis Michel (ALDE), schriftelijk. – (FR) Klimaatverandering en bossen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. In de strijd tegen de klimaatverandering is bosbescherming van wezenlijk belang. In die strijd zouden bossen beter kunnen worden gebruikt, niet alleen door houtkap te voorkomen, maar ook via programma's voor bebossing en herbebossing. Door de klimaatverandering dreigen voor alle soorten bos en voor de bosbouwsector als geheel, specifieke en onvoorspelbare (natuur)verschijnselen, zoals storm, droogte of bosbranden. Het is dan ook van cruciaal belang dat de Europese Unie haar strategie voor de bestrijding van die fenomenen versterkt. Duurzaam bosbeheer moet erop gericht zijn de productie- en milieuaspecten van de bossen met elkaar in overeenstemming te brengen. Duurzaam bosbeheer is absoluut noodzakelijk voor behoud van de capaciteit van de Europese bossen om hun economische, ecologische en sociale functies te vervullen. Wij moet absoluut meer aandacht geven aan behoud, evenwicht en versterking van de diensten die de bossen ons leveren. Bescherming van de biodiversiteit moet een prioriteit zijn in ons politiek beleid.
179
180
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. – (EN) Het is bekend dat in het verslag wordt benadrukt dat bossen moeten worden gezien als een belangrijk instrument in de bestrijding van en de aanpassing aan klimaatverandering, waarmee wordt aangegeven dat het van belang is dat de EU haar strategie versterkt voor de bestrijding van de fenomenen die de achteruitgang ervan veroorzaken, zoals plagen, bosbranden, etc. Bovendien werd in het verslag de nadruk gelegd op het creëren van een algemene context aangaande bosbescherming, namelijk subsidiariteit, diversiteit van bedreigingen als functie van verschillende bostypen, de centrale rol van duurzaam bosbeheer (SFM) en het belang van bossen voor de concurrentiepositie en werkgelegenheid. Ik heb 'voor' gestemd. Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Door de sterfte van bossen in heel Europa ontstaat zowel een milieuprobleem met betrekking tot leefruimte en klimaat als een economisch probleem. De vijf miljoen werknemers en ondernemers en zestien miljoen eigenaars van bossen zorgen voor een jaarlijkse omzet van 300 miljard euro. Door de huidige milieuomstandigheden veranderen de Europese bossen. We kunnen er bijvoorbeeld van uitgaan dat de beuken in het Middellandse Zeegebied op den duur volledig zullen verdwijnen en dat de naaldbossen op het hele continent van Europa achteruit zullen gaan. Daarbij komt nog een nieuwe vorm van aantasting door ongedierte waarvan de gevolgen nog niet zijn in te schatten en een duidelijke verhoging van het risico op bosbranden. ICP Forests en de EU runnen één van de grootste biomonitoringnetwerken ter wereld om deze veranderingen te kwantificeren en om een bijdrage te leveren aan het begrijpen van de relatie tussen de oorzaken en de gevolgen. Ik heb mij van stemming onthouden, omdat de maatregelen die in het verslag worden voorgesteld met betrekking tot de vraag in hoeverre de afzonderlijke lidstaten verantwoordelijkheid dragen en in welke mate ze hierin participeren volgens mij ontoereikend zijn. Rareş-Lucian Niculescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Ik heb tegen een deel van paragraaf 36 gestemd omdat die bepaling op zijn minst onrealistisch is. Ik denk niet dat we bouwen moeten verbieden op grond waar een bosbrand is geweest. Het is namelijk niet mogelijk om dat land voor andere doelen te gebruiken. Ik denk niet dat we gevallen van misbruik als algemene regel moeten presenteren en vervolgens de eigendomsrechten beperken van boseigenaren die door een bosbrand zijn getroffen. Het idee in paragraaf 37 vind ik wel acceptabel, namelijk het verbieden te bouwen op grond waarvan is vastgesteld dat deze door brandstichting is vrijgekomen. In deze situatie kunnen we echter geconfronteerd worden met ongewenste neveneffecten: de brandstichter is niet noodzakelijkerwijs de eigenaar van de grond en in dat geval begrijp ik niet waarom de eigenaar moet worden gestraft. Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) In het Groenboek van de Commissie getiteld "Bosbescherming en bosinformatie in de EU: onze bossen voorbereiden op de klimaatverandering" wordt aandacht besteed aan een onderwerp waarmee het Europees Parlement begaan is. In de EU wordt thans meer dan 42 procent van het grondgebied door bossen en ander beboste zones bedekt en zijn er meer dan 16 miljoen boseigenaren. De bosbouwsector zorgt voor rond twee miljoen banen, veelal in kleine en middelgrote ondernemingen, en is goed voor een jaarlijkse omzet van 300 miljard euro. Daarnaast spelen bossen vanwege hun capaciteit om koolstof op te slaan en zuurstof te produceren, een essentiële rol bij de bestrijding van klimaatverandering.
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Uit de genoemde cijfers blijkt het belang van de bossen voor alle lidstaten van de EU, maar vooral voor Portugal, dat over bossen met zeer specifieke kenmerken beschikt en een belangrijke rol speelt op het gebied van regionale planning en de bestrijding van bosbranden. Ik heb voor dit verslag gestemd omdat daarin maatregelen worden voorgesteld die volgens mij bijdragen tot het voorkomen van de vernietiging van bossen, met name als gevolg van bosbranden, plagen, de versnippering van bossen, veranderingen in de soortsamenstelling en een toenemende vraag naar biomassa uit hout. Phil Prendergast (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik verwelkom het groenboek van de Commissie over bosbescherming en bosinformatie in de EU. Aangezien de meeste koolstof door bossen geabsorbeerd wordt, is duurzaam bosbeheer bepalend om de doelstellingen van de EU met betrekking tot klimaatverandering te bereiken. We moeten in het beheer van onze bossen bescherming en productie samenbrengen om de uitvoerbaarheid van de milieu-, sociale en economische functies van bossen te kunnen garanderen. De EU heeft een rol in het bevorderen van het beste beheersbeleid dat aansluit bij de behoeften van plaatselijke actoren en gemeenschappen, en in het stimuleren van bebossing die aangepast is aan de lokale omstandigheden en plaatselijke soorten. Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik het van essentieel belang acht om het Europees beleid inzake het behoud en het duurzaam beheer van bossen te versterken. Bossen moeten vanwege hun onschatbare economische, sociale en ecologische waarde in stand worden gehouden. Britta Reimers (ALDE), schriftelijk. - (DE) Ik heb tegen paragraaf 36 (split 2) en paragraaf 37 gestemd, omdat ruimtelijkeordeningskwesties tot de regionale en nationale taken behoren. De regionale en nationale parlementen moeten hier dus besluiten over nemen. Ieder ingrijpen op EU-niveau zou volgens mij een inbreuk op de subsidiariteit vormen en zou daarom te ver gaan. Frédérique Ries (ALDE), schriftelijk. – (FR) Het spreekt vanzelf dat bescherming van de bossen een zeer belangrijk milieuvraagstuk is. Goed onderhouden bossen vormen de voornaamste koolstofputten en spelen een uiterst belangrijke rol in de strijd tegen de klimaatverandering. Maar bossen die aan intensieve kap zijn blootgesteld, zorgen voor 25 procent van alle CO2-emissies, een broeikasgas veroorzaakt door menselijk handelen. Met andere woorden: de Europese Unie, met Zweden en Finland waar zich alleen al 33 procent van de Europese bossen bevindt, maar ook de landen van het Middellandse Zeegebied, hebben er alle belang bij hun strategie te versterken om de dreigingen voor het bosareaal, zoals branden en luchtverontreiniging, te weerstaan. In dat opzicht ben ik als deelnemer aan de stemming over het groenboek "Over bosbescherming en bosinformatie in de EU: onze bossen voorbereiden op de klimaatverandering", blij met de aanname van paragraaf 38 van het verslag-Arsenis, waarin "de Commissie wordt verzocht een wetgevingsvoorstel voor te leggen voor de preventie van bosbranden" en in het bijzonder wordt overwogen om in te stellen dat "op grond die door een bosbrand is getroffen, gedurende ten minste dertig jaar niet mag worden gebouwd." Dat is een mooi middel om in te zetten tegen de wijdverbreide praktijk van brandstichting om de belangen van projectontwikkelaars te dienen. Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Dit is een goed verslag met goede voorstellen, waaronder het erkennen van de doorgaans positieve trend in termen van CO2-opslag in Europese bossen, maar ook het feit dat CO2-opslag nog steeds ver onder het
181
182
NL
Handelingen van het Europees Parlement
natuurlijke potentieel blijft, en dat de bosbouwsector een bron van CO2-uitstoot zou kunnen worden, tengevolge van de druk die uitgeoefend wordt; het verzoek aan de Commissie om voorstellen te doen tot aanvulling van de houtverordening, om ervoor te zorgen dat al het hout en alle houtproducten die op de Europese markt worden gebracht, afkomstig zijn uit duurzaam beheerde bossen; het verzoek aan de Commissie om na te gaan welke opties er zijn voor de betaling van ecosysteemdiensten; en het verzoek om een wetgevingsvoorstel voor de preventie van bosbranden, inclusief de overweging van een maatregel die stelt dat op grond die door een bosbrand is getroffen, gedurende ten minste dertig jaar niet mag worden gebouwd. Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. – (IT) Ik ben voor het verslag betreffende de bossen, die meer dan 42 procent van de oppervlakte van de Europese Unie bedekken en veel banen en werk voor bedrijven in de houtsector opleveren. De Commissie dient een kader van richtsnoeren te scheppen, bindende duurzaamheidscriteria in te voeren, waaronder verplichte nationale bosbouwprogramma's, de betaling van ecosysteemdiensten te regelen en het beleid inzake bosbescherming te versterken door opnieuw de verordening over de preventie van bosbranden in te voeren. Van bijzondere waarde en invloed is de goedkeuring van het amendement waardoor het verboden wordt om speculatief te bouwen op grond waarvan is vastgesteld dat deze door brandstichting is vrijgekomen. In Italië bestaat er al een wet die verbiedt te bouwen op grond die door brandstichting is vrijgekomen. Daciana Octavia Sârbu (S&D), schriftelijk. – (EN) Bossen vervullen voor ons tal van essentiële ecologische functies, variërend van de regulering van de watercyclus tot de bescherming van de bodem tegen erosie en de opslag van CO2. De ecologische en economische voordelen van bossen vereisen dat de bossen dringend blijvende en langetermijnbescherming krijgen, en dit is vooral belangrijk in de context van klimaatverandering, zowel wat betreft de bestrijding ervan als de aanpassing eraan. In dit verslag wordt een groot scala aan belangrijke kwesties genoemd en het is het resultaat van veel hard werk en vruchtbare besprekingen waarbij alle grote politieke fracties betrokken waren. Ik hoop oprecht dat de Commissie en de lidstaten de constructieve voorstellen uit het verslag zullen opvolgen. Dominique Vlasto (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik ben ingenomen met de aanname van dit verslag over het groenboek over de bossen dat door de Commissie is gepresenteerd. Bossen maken deel uit van onze landschappen en van ons erfgoed en zijn onmisbaar voor ons welzijn. Nu de bedreigingen steeds ernstiger worden, is een betere bescherming van deze uitzonderlijke natuurlijke hulpbronnen absoluut noodzakelijk. De gevolgen van de klimaatverandering op bossen zijn namelijk bij iedereen welbekend, maar wij komen zo traag in actie dat het behoud van die bossen ernstig in gevaar komt. Wij hebben de plicht om deze kwetsbare ecosystemen, deze onschatbare biodiversiteit en deze economisch strategische houtsector in stand te houden. Ik ben dan ook blij met de krachtige politieke boodschap die dit Parlement in dit Internationaal jaar van de bossen uitzendt. De maatregelen die we moeten nemen voor aanpassing aan de klimaatverandering dulden geen enkel uitstel. Ook moet de "European Forest Fire Tactical Reserve" worden versterkt om bosbranden tegen te gaan. Daarbij is preventie net zo belangrijk als interventie. Willen wij de bossen behouden zoals we die kennen en mooi vinden, dan moeten wij voorop lopen in de strijd om een duurzaam bosbeheer te waarborgen en om de bossen te beschermen tegen de dreigingen waaraan ze zijn blootgesteld.
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Verslag: Gabriele Albertini (A7-0168/2011) Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik stem voor dit voorstel aangezien in het verslag het juiste evenwicht wordt gevonden tussen de voornaamste kwesties betreffende de organisatie en de activiteiten van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en betreffende de hoofdpunten van het veiligheids- en defensiebeleid. Dit evenwicht wordt bereikt door gezamenlijke militaire en civiele oplossingen voor de samenwerking tussen de EU en de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO). Volgens mij dragen de voorgestelde amendementen die zijn ingediend door de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement en die zijn aangenomen in de commissie, bij tot een meer inclusieve definitie van en uitbreiding van de lijst van minderheden die internationale bescherming behoeven en grotere godsdienstvrijheid voor dergelijke minderheden. Laima Liucija Andrikienė (PPE), schriftelijk. – (EN) Ik heb vóór de resolutie over het jaarverslag van het EP over het GBVB gestemd. Zij biedt een overzicht van de strategische rol die de EU buiten haar grenzen zou moeten spelen, vooral met betrekking tot de bijdrage aan de ontwikkeling van de democratie en de eerbiediging van de mensenrechten. Met deze resolutie herbevestigt het Europees Parlement haar prerogatieven: hoofdrolspeler en belast met het beheer en de budgetcontrole van Europese civiele en militaire missies. Wij, de leden van het Europees Parlement, hebben nogmaals onze voornaamste doelstelling van een sterk en besluitvaardig parlement in buitenlands beleid benadrukt, vooral nu we de voorwaarden van het Verdrag van Lissabon in gedachten hebben. De kwestie van het multilateralisme van de EU is ook belangrijk, evenals de noodzaak om altijd goed vertegenwoordigd te zijn in de verschillende strategische contexten, en daarbij in het bijzonder te profiteren van de nieuwe EDEO, de Europese diplomatieke dienst die uiteindelijk werkelijkheid is geworden. Charalampos Angourakis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) De verslagen over het GBVB van de EU en haar rol op het wereldtoneel, waar de grote coalitie van de politieke vertegenwoordigers van het kapitaal in het Europees Parlement – conservatieven, sociaal-democraten en liberalen – vóór hebben gestemd, brengen het door en door reactionaire karakter en de volksvijandige rol van het Parlement naar voren. Wij mogen ook niet vergeten dat het Europees Parlement met zijn resolutie de eerste pleitbezorger was van de EU-VS-NAVO-oorlog tegen Libië en deze oorlog heeft gelegitimeerd, die tot doel had de rijkdommen van het land te plunderen en de controle te verkrijgen over de ontwikkelingen in heel het gebied, te midden van een keihard antagonisme binnen het imperialistische kamp. Het politieke personeel van de bourgeoisie in het Europees Parlement wil dat het imperialistische karakter van de EU wordt verscherpt, dat wordt gestreefd naar een nog grotere militarisering van de EU en naar de verdere ontwikkeling van de militaire middelen en het EU-leger, en van met name de flexibele gevechtsgroepen en de snellereactiemachten, zoals die welke momenteel worden voorbereid door de EUFOR Libië, die landoperaties moet verrichten in Libië en waaraan de deelneming van Griekenland, dat de leiding heeft over de Balkangevechtsgroep, een beslissende bijdrage zal leveren. Het bevordert het strategisch bondgenootschap tussen de EU en de NAVO, stelt plannen op voor imperialistische EU-interventies en -oorlogen op heel de planeet, onder het mom van 'crisisbestrijding', 'humanitaire hulpverlening', 'strijd tegen het terrorisme', en met als prioriteit de verovering van goede posities in het vlijmscherp antagonisme tussen de imperialisten, dat momenteel in alle hevigheid woedt in het grote gebied van Noord-Afrika en het Midden-Oosten.
183
184
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Liam Aylward (ALDE), schriftelijk. – (EN) Ik heb gestemd tegen de maatregelen in dit verslag met betrekking tot de handelsovereenkomst met Mercosur. De handelsovereenkomst met Mercosur zou de Europese landbouw en het werk van Europese boeren om collectieve goederen en veilige voedingsmiddelen van hoge kwaliteit te leveren, ernstig kunnen ondermijnen. Een dergelijk groot quotum als waar Mercosur om vraagt, zou de rundvleesproductie van Ierland volledig ondermijnen. Er wordt geschat dat een overeenkomst tussen de EU en Mercosur de prijzen van Iers rundvlees met 30 procent zou kunnen laten dalen, wat alleen al in Ierland verliezen tot wel vijfhonderd miljoen euro zou veroorzaken. De Ierse landbouw- en voedingsmiddelensector vertegenwoordigt 60 procent van de export van Ierse bedrijven, wat geschat wordt op acht miljard euro per jaar, en zorgt voor tegen de 250 000 banen. Deze overeenkomst zou op boerderij- en industrieniveau een groot verlies van arbeidsplaatsen tot gevolg hebben in de plattelandsgebieden in Ierland, evenals in de EU als geheel. Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd. Met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon heeft de EU grote bevoegdheden gekregen, die zij dient in te zetten om haar doelstellingen op het gebied van buitenlands beleid verder uit te werken en haar waarden en belangen wereldwijd uit te dragen met als overkoepelende doelstelling een bijdrage te leveren aan vrede, veiligheid, solidariteit, conflictpreventie, de bevordering van democratie, de bescherming van de mensenrechten, de eerbiediging van het internationaal recht, etcetera. Ook dient de EU strategischer te werk te gaan om haar invloed op internationaal niveau te doen gelden. Het vermogen van de EU om de internationale orde te beïnvloeden hangt niet alleen af van de samenhang tussen haar beleid, actoren en instellingen, maar ook van een strategische visie op het buitenlands beleid van de EU, die alle lidstaten op één lijn moet brengen wat betreft de prioriteiten en doelstellingen teneinde in de internationale arena te spreken met één krachtige stem. Slavi Binev (NI), schriftelijk. – (BG) Ik onderschrijf de strekking van het jaarverslag van de Raad aan het Europees Parlement over de voornaamste aspecten en fundamentele keuzen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB), een van de belangrijkste beleidsterreinen van de Europese Unie, en betuig voorts mijn instemming met het beleid dat de Europese Unie op mondiaal niveau voert. Door het aannemen van dit jaarverslag geven we ons rekenschap van de sterke positie die de Europese Unie in de internationale betrekkingen verworven heeft. Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. – (IT) Het verslag Albertini bevat ideeën waarmee we het eens zijn, maar er is een onderliggend probleem. Het uitgangspunt is dat de EU op het gebied van het buitenlands en veiligheidsbeleid geleidelijk aan een prioritaire positie zou moeten krijgen ten opzichte van de afzonderlijke nationale regeringen. Dit betekent dat de lidstaten in hun buitenlands beleid aanzienlijk meer soevereiniteit moeten inleveren ten gunste van de communautaire instellingen, die het mandaat krijgen om tot een gemeenschappelijk standpunt te komen dat internationaal en op alle multilaterale fora moet worden vertegenwoordigd. Ik kan niet akkoord gaan met dit vooruitzicht: de lidstaten zouden dan hun buitenlands beleid niet meer kunnen vaststellen aan de hand van de nationale belangen die zij als prioriteit beschouwen. We zijn het ermee eens dat de EU zich op bepaalde gebieden moet inspannen om met één stem te spreken om meer macht te krijgen op wereldvlak en de gemeenschappelijke verzoeken van alle lidstaten moet vertegenwoordigen. Dit mag echter niet ten koste gaan van de autonomie van de lidstaten om hun buitenlands beleid te formuleren. Bovendien wordt in het verslag de EU uitgenodigd om vastberaden verder te gaan met de
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
toetredingsprocedure van Turkije, waar ik nog steeds volkomen tegen ben. Turkije moet buiten onze organisatie blijven, het is geen Europa en zal dat nooit zijn. Ik heb tegen het verslag gestemd. Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat het jaarverslag van de Raad een helder overzicht biedt van beleidsmaatregelen en acties op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB). Het is van groot belang dat de Raad zich met name blijft richten op regionale conflicten, en hier snel op reageert. In het verslag van de Raad wordt echter niet aangegeven hoe deze conflicten en geschillen mogelijk kunnen worden opgelost. Het verslag dient meer te bieden dan een opsomming van gebeurtenissen en ontwikkelingen per land. In het verslag zou dan ook tevens aandacht moeten worden besteed aan de uitvoering van het buitenlands beleid van de EU en aan de waarborging van de middelen die nodig zijn om de doelstellingen van het Europese externe optreden te verwezenlijken. Verder dient de Raad in het verslag ook een evaluatie op te nemen van de coördinatie en samenhang van het GBVB en het overige externe beleid van de Unie, evenals strategische en organisatorische aanbevelingen voor de toekomst op basis van de evaluatie van GBVB-optredens. Ik wil erop wijzen dat het jaarverslag van de Raad moet dienen als instrument voor een versterkte interinstitutionele dialoog, in het bijzonder door de effectiviteit van de tenuitvoerlegging van een strategie voor het buitenlands beleid van de EU te evalueren, en uiteen te zetten in welke richting zij zich zou moeten ontwikkelen. Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik ben ingenomen met het jaarverslag van de Raad en de inspanningen voor de ontwikkeling van een Europees buitenlands beleid. Ik acht het van het grootste belang om een standpunt in te nemen dat strookt met het buitenlands beleid van de lidstaten, aangezien een coherent optreden zal bijdragen tot vrede, veiligheid, solidariteit en conflictpreventie op internationaal niveau. Bovendien zal hierdoor een bijdrage worden geleverd aan een duurzame ontwikkeling en het vermogen van de EU worden versterkt om haar invloed op internationaal niveau te doen gelden. Daarom dring ik erop aan de reeds begonnen inspanningen ten behoeve van een eendrachtig optreden voort te zetten teneinde de betrekkingen tussen Europa en de andere wereldmachten te verbeteren, een doeltreffender reactie op internationale crisissituaties te bevorderen en de positie van Europa op het wereldtoneel te verbeteren. Christine De Veyrac (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb niet voor paragraaf 85 van het verslag-Albertini gestemd waarin hervatting van de onderhandelingen over de associatieovereenkomst met Mercosur wordt verwelkomd. Een dergelijk akkoord gericht op liberalisering van de handel, moet met de grootste omzichtigheid worden overwogen teneinde de landbouw in de Europese Unie niet nog verder te verzwakken. Producten van Mercosur zijn niet onderworpen aan dezelfde milieu- en sociale normen als die van de Europese landbouw. En dan bestaat er een groot risico op oneerlijke concurrentie. Dat moeten we echt zien te vermijden. Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd aangezien het jaarverslag van de Raad een duidelijk overzicht geeft van de beleidsmaatregelen en de acties in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid van de EU (GBVB) en bijdraagt tot de versterking van de interinstitutionele dialoog. Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Het jaarverslag lijkt qua structuur op het verslag over het gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid (GBVB) voor 2009. Een speciale
185
186
NL
Handelingen van het Europees Parlement
afdeling is gewijd aan de tenuitvoerlegging van het Verdrag van Lissabon. Er zijn nog steeds verdere gesprekken met de Raad nodig over de belangrijkste doelstellingen van het GBVB. Ik ben het eens met de rapporteur, die benadrukt dat de pure beschrijving van de activiteiten in het kader van het GBVB plaats moet maken voor een dialoog over een strategische aanpak. De rapporteur dringt er daarnaast bij de Raad op aan om bij zijn besluitvorming rekening te houden met de standpunten van het Parlement. Ik ben van mening dat nadere discussies over het strategische kader van het buitenlands beleid van de Unie noodzakelijk zijn en dat meer duidelijkheid over de reikwijdte van het GBVB en de mechanismen ter vaststelling van dat beleid moet worden verkregen en dat alle politieke actoren hierin meer inzicht moet worden gegeven. Het grote aantal ingediende amendementen laat zien dat de leden steeds meer belang stellen in deze kwesties. José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Het verslag over het jaarverslag van de Raad aan het Europees Parlement over de voornaamste aspecten en fundamentele keuzen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) in 2009, aan het Parlement gepresenteerd overeenkomstig deel II, sub G, punt 43 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 (2010/2124(INI)), is gebaseerd op het nieuwe institutionele kader dat is vastgesteld bij het Verdrag van Lissabon en geeft door de daarmee gepaard gaande nieuwe structuur een beter inzicht in het GBVB van de EU. In het verslag wordt de situatie in verschillende delen van de wereld behandeld waar regio's of landen met een crisis kampen, zoals de westelijke Balkan, de buurlanden van de Oost-Europese lidstaten, Centraal-Azië, Rusland, Turkije, het Midden-Oosten, het Middellandse Zeegebied, Azië, Afrika en Latijns-Amerika. Weliswaar ben ik van mening dat het jaarverslag voor verbetering vatbaar is – met name zouden de gebeurtenissen per land nader kunnen worden beschreven, zou kunnen worden aangegeven welke middelen nodig zijn ter verwezenlijking van de doelstellingen van het buitenlands beleid van de EU en zou een meer kwalitatieve evaluatie van dit beleid kunnen worden gemaakt die ook in strategische en organisatorische aanbevelingen voor de toekomst uitmondt –, maar ik ben verheugd over de opstelling van dit jaarverslag en ik hoop dat de EU blijft werken aan de ontwikkeling van een doeltreffend multilateralisme dat een van de centrale geostrategische belangen van de Unie vormt. João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Dit is het zoveelste verslag waarin de ontwikkeling van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheids- en defensiebeleid van de Europese Unie wordt bepleit. De argumenten daarvoor worden uitentreuren herhaald. Daarom willen wij nogmaals ons verzet ertegen tot uitdrukking brengen, evenals de argumenten voor dit standpunt: we hebben het over de verdediging, met behulp van uiteenlopende middelen, waaronder soldaten en diplomaten, van de economische en geostrategische belangen van de Europese mogendheden, in samenwerking met de Verenigde Staten en de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO). Er zij herinnerd aan de staat van dienst van deze instellingen en hun tragische gevolgen: Irak, Afghanistan, de Balkan, Libië en andere landen die ook in dit lijstje thuishoren. Aan ontwikkelingssamenwerking en hulpverlening, die in de huidige internationale context een van de belangrijkste pijlers, zo niet de allerbelangrijkste pijler van het beleid zouden moeten vormen, wordt een bijrol toebedeeld. Typisch en eentonig is ook de hypocriete manier waarop de economische belangen van de Europese wapenproducenten worden beschermd, die miljoenen hebben verdiend door wapens aan dictatoren te verkopen, die deze wapens gebruiken om hun eigen bevolking en die van buurlanden af te slachten. Deze en andere kwesties worden nog steeds niet
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
behoorlijk aangepakt – het beleid dat achter deze houding schuilgaat, moet dringend worden omgegooid. Ook hekelen wij de steun die wordt verleend aan het Israëlische agressie- en bezettingsbeleid en aan het door Israël en landen als Marokko gevoerde beleid van niet-naleving van de resoluties van de Verenigde Naties. Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Dit is het zoveelste verslag waarin de steun voor de ontwikkeling van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheids- en defensiebeleid van de Europese Unie in wezen wordt bevestigd. In wezen is dit een beleid ter behartiging van de economische en geostrategische belangen van de Europese mogendheden. Dit beleid wordt in toenemende mate afgestemd op dat van in de Verenigde Staten en de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO), waardoor ontwikkelingssamenwerking en hulpverlening naar het tweede plan worden verwezen. De gevolgen hiervan zijn catastrofaal, zoals duidelijk is geworden in het geval van Afghanistan, Palestina, Irak, Libië en andere landen. Bovendien worden op hypocriete wijze de economische belangen van de Europese wapenproducenten beschermd, die miljoenen hebben verdiend door wapens aan dictatoren te verkopen, die deze wapens gebruiken om hun eigen bevolking en die van buurlanden af te slachten. Het verslag blijft dus het antwoord schuldig op een aantal belangrijke vragen die uit dit debat voortvloeien: wapenleveringen, het expansionistische en oorlogzuchtige beleid van Israël en de systematische niet-naleving van de resoluties van de Verenigde Naties over de Westelijke Sahara en Palestina. Daarom hebben wij ertegen gestemd. Monika Flašíková Beňová (S&D), schriftelijk. – (EN) Het verslag is in de Commissie buitenlandse zaken aangenomen door een overweldigende meerderheid. Er is een gebalanceerde aanpak in gevonden voor de dringendste kwesties betreffende de organisatie en activiteiten van de Europese dienst voor extern optreden (EDEO) en voor hoofdthema's van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB), zoals de bevordering van de waarden van democratie, mensenrechten en de rechtsstaat, de bevordering van gendergelijkheid en energiezekerheid, de situatie in Iran en in Afghanistan, de reactie van de EU op de democratische veranderingen in het zuidelijke Middellandse Zeegebied, en de relatie met belangrijke spelers als Rusland, China, Japan en India. In het verslag wordt een balans gevonden tussen civiel-militaire samenwerking bij het oplossen van crises, en interactie tussen de EU en de NAVO: aan de ene kant wordt vermeden dat de EU wordt gedegradeerd tot uitsluitend handels-, ontwikkelings- en humanitaire kwesties, de koers die de ECR-Fractie nastreeft, en aan de andere kant wordt de eis van de GUE/NGL-Fractie om elke militaire component uit te sluiten van het GBVB, afgewezen. Lorenzo Fontana (EFD), schriftelijk. – (IT) Ik kan mijn stem niet geven aan het voorstel van collega Albertini omdat er te veel punten in staan waar wij het niet mee eens zijn. Een van die punten is een uniform buitenlands beleid van de Europese Unie. Een uniform buitenlands beleid is een onberispelijk uitgangspunt maar de crisis in Noord-Afrika van dit jaar en de Libische crisis die nog gaande is, tonen aan dat het niet haalbaar is. De verschillende landen van de EU onderscheiden zich te sterk op het gebied van buitenlands beleid. Een ander punt waarmee we het niet eens kunnen zijn is de oproep onze
187
188
NL
Handelingen van het Europees Parlement
inspanningen te verhogen voor de toetreding van Turkije tot de Europese Unie. Daarom stem ik tegen. Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) In 2009 was eigenlijk het enige echte besluit in het GBVB de benoeming van de hoge vertegenwoordiger. We moeten toegeven dat dat niet het beste besluit was. Want we kunnen toch vaststellen dat Lady Ashton meer talent heeft voor het uitbrengen van moraliserende persberichten en de rol van beschermvrouwe te spelen, dan dat zij is toegerust voor de diplomatieke belangen die wij haar namens de 27 willen laten behartigen. Dankzij haar was de Europese Unie bij alle belangrijke gebeurtenissen op het verkeerde moment afwezig of aanwezig, of ging zij tegen de stroom in. Daarentegen nam, zoals gebruikelijk in perioden van crisis, een aantal lidstaten het voortouw, goed of slecht, organiseerde zich en ging tot handelen over. De rest volgde of protesteerde want van allemaal werd hun mening gevraagd. In werkelijkheid komt het buitenlands beleid van de Europese Unie neer op kapitaalverstrekking en handeldrijven, vaak in tegenspraak met de politieke beginselen die zij aanhangt. Dat is ook logisch want diplomatie behoort tot de soevereiniteit van de lidstaten. Zij is het product van de geschiedenis en economische of geopolitieke belangen van elk land. De belangen van de Europese Unie zijn geen synthese, noch een optelsom van die van de lidstaten. De Europese Unie heeft eigen belangen en die zijn vaak tegengesteld aan de nationale belangen. Het is volstrekt onrechtmatig om die eigen belangen te laten prevaleren boven de nationale belangen. Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik heb dit verslag gesteund omdat het gericht is op de afstemming tussen de nationale veiligheidssystemen en de veiligheidssystemen van de EU, alsmede op de coördinatie van de strategieën met de strategieën van de belangrijkste actoren in de wereld, zoals de Verenigde Staten, Rusland, China, Turkije en de Arabische landen. Ook wordt het belang benadrukt van een moratorium op executies. Verder worden er richtsnoeren en doelstellingen op het gebied van samenwerking met andere landen aangereikt. Effectief multilateralisme dient de doorslaggevende strategische prioriteit voor de Unie te zijn, en de EU moet in dit verband het voortouw nemen in de internationale samenwerking, internationale instellingen ondersteunen, internationale consensus helpen bewerkstelligen en wereldwijde maatregelen bevorderen. Het is dringend noodzakelijk een oplossing te zoeken voor mondiale vraagstukken die de burgers van de EU zorgen baren, zoals terrorismebestrijding, georganiseerde misdaad, pandemieën en klimaatverandering, cyberveiligheid, de waarborging van de verwezenlijking van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen en de uitbanning van armoede, de waarborging van energiezekerheid, non-proliferatie van massavernietigingswapens, vreedzame conflictoplossing en ontwapening, migratiebeheer en de bevordering van de mensenrechten en burgerlijke vrijheden, en in het verslag wordt aandacht gevraagd voor de noodzaak beter toezicht te houden op de besteding van EU-middelen, overeenkomstig speciaal verslag nr. 15/2009 van de Europese Rekenkamer. Het Europees Parlement is van mening dat de EU de goedkeuring van het nieuwe strategisch concept van de NAVO moet aangrijpen om haar partnerschap met de NAVO aanzienlijk te versterken, terwijl zij tegelijkertijd het buitenlands en defensiebeleid van de EU ontwikkelt. Ik ben van mening dat er moet worden gekozen voor een benadering die gericht is op het tot stand brengen van betrekkingen op organisatieniveau. Krzysztof Lisek (PPE), schriftelijk. – (PL) Ik heb voor het verslag over de voornaamste aspecten van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) in 2009 gestemd. Het is een goed opgesteld en belangrijk verslag, waarin de aspecten van het
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid nauwkeurig worden behandeld. Het doet mij met name deugd om te zien dat het amendement over Georgië dat ik had ingediend, in het verslag is opgenomen. Daarmee wilde ik benadrukken hoe belangrijk het is om constant en consequent politieke druk op Rusland uit te oefenen om alle bepalingen van de overeenkomst uit 2008 ten uitvoer te leggen, waaronder met name de bepaling dat de Waarnemingsmissie van de Europese Unie (ECMM) toegang in de bezette gebieden moet krijgen. Hopelijk houdt mevrouw Ashton, de hoge vertegenwoordiger, rekening met onze aanbevelingen. David Martin (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik heb vóór dit rapport gestemd en ben van mening dat, om consistentie te bewerkstelligen met de door de EU zelf gehanteerde waarden, in het buitenlands beleid en het externe optreden van de EU prioriteit moet worden gegeven aan de bevordering van democratie, de rechtsstaat, goed bestuur en rechtvaardige samenlevingen, aangezien een op regels gebaseerde democratische samenleving de basis vormt voor de handhaving van mensenrechten, evenals voor de bevordering van stabiliteit. Terwijl ik het standpunt herhaal dat mensenrechten binnen het buitenlands beleid van de EU een centrale plaats moeten innemen, geloof ik dat de nieuwe institutionele structuur van de EU, en met name de EDEO en zijn speciaal voor dit aandachtsgebied opgezette afdeling, gelegenheid biedt om de coherentie en effectiviteit van de EU op dit terrein te versterken; dring ik er bij de VV/HV op aan door middel van bilaterale betrekkingen met derde landen en actieve deelname aan internationale fora, proactief te streven naar eerbiediging van de mensenrechten in derde landen, zich uit te spreken tegen mensenrechtenschendingen en niet te schromen passende maatregelen te nemen indien de mensenrechten worden geschonden; dring ik er, gezien het groeiend aantal ernstige schendingen van de vrijheid van overtuiging, bij de Commissie op aan een grondige evaluatie uit te voeren en de vrijheid van overtuiging een belangrijke plaats te geven binnen het mensenrechtenbeleid van de EU. Mario Mauro (PPE), schriftelijk. – (IT) Het verslag van collega Albertini over het jaarverslag 2009 dat de Raad aan het Europees Parlement heeft gestuurd over de voornaamste aspecten en fundamentele keuzen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) kenmerkt een belangrijk kruispunt voor de toekomst van het buitenlands beleid van de Europese Unie. Het is werkelijk belangrijk dat het Parlement zich unaniem uitspreekt en de Raad verzoekt om het jaarverslag over het GBVB niet te beperken tot louter een beschrijving van de activiteiten maar, zoals terecht wordt aangehaald in het verslag, om er een "beleids- en oplossingsgericht instrument" van te maken. Bovendien moet worden benadrukt dat "het verslag meer dient te bieden dan een opsomming van gebeurtenissen en ontwikkelingen per land en dat tevens aandacht moet worden besteed aan de kwestie van de doelmatigheid van het buitenlands beleid van de EU en aan de middelen die nodig zijn om de doelstellingen van het Europese externe optreden te verwezenlijken". Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) De EU dient haar doelstellingen op het gebied van buitenlands beleid verder uit te werken en haar waarden en belangen wereldwijd uit te dragen met als overkoepelende doelstelling een bijdrage te leveren aan vrede, veiligheid, solidariteit, conflictpreventie, de bevordering van democratie, de bescherming van de mensenrechten, gendergelijkheid, de eerbiediging van het internationaal recht, ondersteuning van internationale instellingen, doeltreffend multilateralisme en wederzijds respect tussen staten, duurzame ontwikkeling, vrije en eerlijke handel en de uitbanning van armoede. Deze doelstellingen kunnen alleen worden verwezenlijkt door middel van
189
190
NL
Handelingen van het Europees Parlement
een doeltreffend gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) waar alle lidstaten van de EU achter staan. Louis Michel (ALDE), schriftelijk. – (FR) Zoals u weet ben ik een fervent voorstander van toetreding van Turkije tot de Europese Unie. Ik ben er trouwens van overtuigd dat Europa zeker zo veel belang heeft bij die toetreding als Turkije zelf. Turkije heeft het geluk zich op de grens van twee werelden te bevinden. Het staat met één voet in het Europese Westen en met de andere in Azië. Jacques Chirac zei het als volgt: "de Europese Unie en Turkije hebben een gezamenlijke bestemming." De toetreding van Turkije zou aantonen dat er een constructieve, verzoeningsgezinde, vernieuwende en vindingrijke dialoog tussen Oost en West mogelijk is. Telt Europa niet al tussen de vijftien en twintig miljoen moslims? Turkije is medeoprichter van de Raad van Europa en de OVSE, lid van de NAVO en van de West-Europese Unie (WEU). Het land is net gekozen tot niet-permanent lid van de Veiligheidsraad. Ten slotte toont het feit dat Turkije deel uitmaakt van de G20 aan hoe belangrijk het land is en de geostrategische rol die het kan spelen in de alliantie van landen. We moeten het vertrouwen tussen onze regeringen herstellen en concreet vorm geven aan de hoop die leeft in de harten van de bevolking en de jeugd. De komende jaren moeten we gebruiken om Turkije aan boord te krijgen. Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. – (EN) Het verslag werd door een overweldigende meerderheid aangenomen in de Commissie buitenlandse zaken, waar ik ook vóór gestemd heb. Er is een gebalanceerde aanpak in gevonden voor de dringendste kwesties betreffende de organisatie en activiteiten van de Europese dienst voor extern optreden en voor hoofdthema's van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, zoals de bevordering van de waarden van democratie, mensenrechten en de rechtsstaat, de bevordering van gendergelijkheid, energiezekerheid, de situatie in Iran en Afghanistan, de reactie van de EU op de democratische veranderingen in het zuidelijke Middellandse Zeegebied, en de relatie met belangrijke spelers als Rusland, China, Japan en India. Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Ik ben voorstander van een gemeenschappelijk Europees buitenlands en defensiebeleid, waarbij de nadruk op het woord 'Europees' wordt gelegd. Europa moet niet alleen op economisch gebied, maar ook op het gebied van het buitenlands beleid emanciperen en ten opzichte van de Verenigde Staten zelfstandiger worden, om in de wereld ook als een zelfstandige en sterke speler te worden gezien. Tot nog toe zijn er echter geen tekenen te bekennen die hierop wijzen en in dit verslag wordt eerder de aansluiting bij de Verenigde Staten, vooral via de NAVO, bepleit en als uitgangspunt genomen. Volgens sommigen moet deze aansluiting zelfs nog sterker worden. Dit is voor de toekomst van de EU echter uitermate contraproductief en maakt het bij belangrijke kwesties moeilijker om overeenstemming te bereiken over een gemeenschappelijke Europese lijn en houding, zoals in het geval van de crisis rond Libië blijkt. Ik heb daarom tegen dit verslag gestemd. Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Het buitenlands beleid van de EU heeft sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon een aanzienlijke ontwikkeling doorgemaakt. Voor het buitenlands beleid van de Unie moet een consistente strategie worden ontwikkeld die stoelt op de in artikel 21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) neergelegde doelstellingen en beginselen. Het internationaal optreden van de Unie berust op de beginselen die aan de oprichting, de ontwikkeling en de uitbreiding van de Unie ten grondslag liggen en is gericht op de wereldwijde verspreiding de volgende waarden: "de democratie, de rechtsstaat, de universaliteit en de ondeelbaarheid van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, de eerbiediging van de menselijke
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
waardigheid, de beginselen van gelijkheid en solidariteit en de naleving van de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties en het internationaal recht". Ik heb voor dit verslag over het jaarverslag van de Raad aan het Europees Parlement over de voornaamste aspecten en fundamentele keuzen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) in 2009 gestemd, aangezien ik de meeste opmerkingen van het Parlement onderschrijf. Ik wil benadrukken dat in het verslag geen mogelijke benaderingen worden voorgesteld voor het oplossen van de conflicten en vraagstukken die er op zo transparante wijze in worden behandeld. In dit licht steun ik het verzoek van de rapporteur aan de Raad om de reikwijdte van het jaarverslag niet te beperken tot louter een beschrijving van activiteiten in het kader van het GBVB, maar het verslag tot een beleidsen oplossingsgericht instrument te maken. Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor deze resolutie gestemd omdat de Raad in zijn jaarverslag over het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) in 2009 – dat van een prijzenswaardige transparantie is – benadrukt dat de Europese Unie haar doelstellingen op het gebied van buitenlands beleid verder dient uit te werken en haar waarden en belangen wereldwijd dient uit te dragen met als overkoepelende doelstelling een bijdrage te leveren aan vrede, veiligheid, solidariteit, conflictpreventie, de bevordering van democratie, de bescherming van de mensenrechten, gendergelijkheid, de eerbiediging van het internationaal recht, ondersteuning van internationale instellingen, doeltreffend multilateralisme en wederzijds respect tussen staten, duurzame ontwikkeling, vrije en eerlijke handel en de uitbanning van armoede. Teresa Riera Madurell (S&D) , schriftelijk. − (ES) Voor ons ligt het jaarverslag over het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, in dit geval voor het jaar 2009. Mijn positieve stem is gebaseerd op de trefzekerheid van dit verslag, waarin niet alleen de vernieuwingen van het Verdrag van Lissabon op het gebied van het buitenlands en veiligheidsbeleid wordt behandeld, maar waarin ook wordt gevraagd om een betere coördinatie van de recent opgerichte Europese Dienst voor extern optreden (EDEO), de lidstaten en de Commissie. De EU moet zichzelf consolideren als sterke en geloofwaardige speler op het internationale toneel, en om dat te bereiken moeten we veel sterker één ondubbelzinnige boodschap voor het voetlicht brengen om onze waarden te bevorderen – zoals democratie en de mensenrechten – in onze buitenlandse betrekkingen, maar ook om onze belangen te dienen, zoals die met betrekking tot energiezekerheid. In ons buitenlands beleid mogen waarden en belangen geen elkaar uitsluitende begrippen zijn, maar moeten ze verenigbaar met elkaar zijn. Vanuit een socialistisch perspectief komen de thematische en geografische aanbevelingen in het verslag tegemoet aan onze belangrijkste wensen. Ik denk dat de trans-Atlantische betrekkingen in het verslag goed worden begrepen, met name de relatie EU-NAVO, en dat de noodzaak van civiele en militaire samenwerking bij het beheer van crises terecht wordt onderstreept. Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Drie van onze zes amendementen zijn aangenomen: het amendement waarin wordt gevraagd om afzonderlijke begrotingslijnen inzake missies op het gebied van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid, het amendement waarin de Raad en de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid worden opgeroepen om de onevenwichtigheid tussen de civiele en militaire planningscapaciteit aan te pakken, en het amendement over de dringende noodzaak om kwesties inzake watermanagement in Centraal-Azië aan te pakken. Wat betreft Syrië: het amendement van
191
192
NL
Handelingen van het Europees Parlement
de S&D-Fractie werd aangenomen, waardoor ons amendement waarin werd opgeroepen tot het aftreden van Assad kwam te vervallen. Uiteindelijk is het verslag met een overgrote meerderheid aangenomen. Onze fractie heeft zich van stemming onthouden. Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. – (IT) Het verslag legt het accent op de gidsrol van de Europese Unie als doeltreffend speler op het wereldtoneel. Voor deze rol is een meer strategisch extern optreden nodig naast een ongedeeld buitenlands beleid dat alle lidstaten verenigt. Dit lijkt mij een utopische voorstelling tegen de achtergrond van de voortdurende gebeurtenissen in het Midden-Oosten en de landen rond de Middellandse Zee. Ik heb tegen dit verslag gestemd omdat hierin wordt gestreefd naar een beperking van de nationale bevoegdheden, de oprichting van nieuwe instellingen en het aangaan van nieuwe militaire operaties, wat zou leiden tot verdere uitgaven. Bovendien wordt in het verslag het voornemen uitgedrukt om de toetredingsonderhandelingen met Turkije een nieuwe impuls te geven. Viktor Uspaskich (ALDE), schriftelijk. – (LT) Deze maand viert Litouwen de zevende verjaardag van zijn toetreding tot de EU. Toen we tot de EU toetraden droomden de meeste Litouwers van democratie en van wat Europa hen kon bieden. Helaas is na zeven jaar zowel in Litouwen als op Europees niveau slechts aan enkele van die verwachtingen voldaan. Ook het buitenlands beleid is en teleurstelling. Onlangs haastten enkele Europese leiders zich de triomf van de democratie en de dood van de dictators van de Arabische wereld een overwinning van Europese waarden – te vieren. Helaas staat dit ver van de werkelijkheid af. De inspanningen van de EU om haar buitenlands beleid te consolideren zijn niet erg succesvol geweest. Het Verdrag van Lissabon had Europa moeten helpen een gezamenlijk standpunt te vinden met betrekking tot het buitenlands beleid, maar vorige week hebben we meer bewijs gezien voor het gebrek aan cohesie in het buitenlands beleid van de EU: nadat Osama Bin Laden afgelopen maandag om het leven is gebracht hebben de staatshoofden van de EU binnen 24 uur minstens vijf verschillende verklaringen gepubliceerd. Als Europa een belangrijke rol wil blijven spelen op het wereldtoneel moeten we met één stem spreken. De EU moet ook de prioriteiten van haar buitenlands beleid aanpassen: het getuigt niet van een duurzaam beleid dat we de aandacht op het zuiden toespitsen terwijl we onze oostgrenzen verwaarlozen. Dominique Vlasto (PPE), schriftelijk. – (FR) De Europese Unie moet de grote lijnen van het Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidbeleid (GBVB) uitzetten in het licht van groeiende instabiliteit wereldwijd. Ik ben blij dat in dit verslag de noodzaak om het Parlement daarin te betrekken wordt benadrukt. Als vertegenwoordigers van de belangen van de Europese burgers moeten wij een rol spelen in de uitwerking van het Europese defensiebeleid. Tot de fundamentele doelen van de Europese Unie behoren het verdedigen van vrede, mensenrechten en democratie. Het uitdragen van onze beginselen moet berusten op een ambitieuze strategie inzake extern optreden en diplomatie. Dankzij het Verdrag van Lissabon kan de Europese Unie nu met één stem spreken via de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger. In ons GBVB is geen plaats voor verdeeldheid. Deze stem is dan ook een oproep voor een betere coördinatie tussen alle instituties: de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO), de Europese Commissie, de lidstaten en natuurlijk het Europees Parlement. In een veranderende wereld moet de Europese Unie meer zijn dan puur economisch. Wij hebben de historische plicht om een politieke Europese Unie tot stand te brengen. Het GBVB moet een van de voertuigen zijn om dat te bereiken. Die boodschap heeft dit Parlement willen overbrengen en ik onderschrijf dat standpunt.
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. – (DE) Ik heb voor het verslag gestemd. Om de invloed van de EU op mondiaal niveau, en daarmee indirect ook de invloed van de afzonderlijke lidstaten, groter te maken, moeten we de noodzaak voor een intensievere samenwerking en meer coördinatie tussen de verschillende niveaus inzien en ons hiervoor inzetten. Om te kunnen voldoen aan datgene waarvoor hij is opgericht, mag het werk van de Europese Dienst voor extern optreden niet nodeloos worden belemmerd. Ook heb ik gestemd voor het amendement, waardoor tegelijkertijd de hoge vertegenwoordiger wordt opgeroepen om haar bevoegdheden ten volle te benutten. Om van de nu bestaande EDEO een succes te maken is de actieve medewerking van beide zijden nodig. Als lid van de Begrotingscommissie en voorstander van een zo groot mogelijke transparantie heb ik natuurlijk ook gestemd voor het amendement waarmee om afzonderlijke begrotingslijnen voor elke missie wordt verzocht. Verslag: Roberto Gualtieri (A7-0166/2011) Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik steun dit voorstel en beveel maatregelen aan om de moeilijkheden te overwinnen bij het vinden van professionals voor de civiele missies, die de meest gebruikte vorm van interventie zijn. In het kader van gendermainstreaming overeenkomstig resolutie nr. 1325 van de VN-Veiligheidsraad en met het oog op een grotere effectiviteit van de civiele en militaire missies beveel ik aan om het vrouwelijk personeel op adequate wijze en op elk niveau bij crisisbeheersing te betrekken. Ik benadruk het feit dat vrouwen moeten worden opgenomen op hoge posten waar beslissingen worden genomen, dat geregeld overleg moet worden gepleegd met de civiele maatschappij en dat de capaciteit om aan genderkwesties te werken binnen missies moet worden vergroot. Ik verzoek om de instelling van een passende openbare klachtenprocedure in de context van de missies van het gemeenschappelijk veiligheidsen defensiebeleid (GVDB) en verzoek mevrouw Ashton een gedetailleerd verslag over vrouwen, vrede en veiligheid op te nemen in de halfjaarlijkse evaluatie van GVDB-missies. Ik ben van mening dat het aldus mogelijk zal worden om de in politiek, strategisch, technisch, juridisch en operationeel opzicht opgedane ervaring te benutten en op langere termijn een basis te leggen voor het verbeteren van de lopende interventies en criteria op te stellen en toe te passen op opkomende crises, waarbij strategische belangen en beschikbare hulpbronnen op een zo goed mogelijk manier met elkaar in evenwicht worden gebracht. Laima Liucija Andrikienė (PPE), schriftelijk. – (EN) Ik heb voor de resolutie over de ontwikkeling van een gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon gestemd. Het is belangrijk erop te wijzen dat het nieuwe GVDB dat met het Verdrag van Lissabon werd geïntroduceerd, voorziet in een krachtige politieke verklaring betreffende de intentie van de EU om op te treden als een voorvechter van stabiliteit in de wereld. Ik steun het standpunt dat de huidige economische terughoudendheid en de bepalingen van het Verdrag van Lissabon ertoe zouden kunnen bijdragen dat de lidstaten slimmer in defensie gaan investeren door een groter aandeel van hun defensiecapaciteiten, -begrotingen en -behoeften te bundelen en met elkaar te delen, waarmee ze tegelijkertijd de veiligheid van hun burgers verhogen. Het is echter wel zo dat de economische en financiële crisis gevolgen heeft voor de begrotingen, programma's en machtsstructuren van de nationale defensies in de EU en dat om die reden er meer dan een jaar na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon nog geen duidelijke tekenen zijn van een geïntegreerde post-Lissabonbenadering waarin traditionele procedurele en institutionele barrières kunnen worden overwonnen. Het is daarom
193
194
NL
Handelingen van het Europees Parlement
belangrijk dat de lidstaten de juiste middelen vinden voor de tenuitvoerlegging van het GVDB, aangezien het Verdrag van Lissabon een kader biedt om de samenwerking op het gebied van defensie te verbeteren, terwijl daarmee ook schaalvoordelen worden bereikt, de belangrijke strategische rol in stand wordt gehouden en de veiligheid van de burgers van de Unie gewaarborgd wordt. Elena Oana Antonescu (PPE), schriftelijk. – (RO) In deze economische en financiële crisis wordt van de Europese Unie gevraagd haar strategische autonomie te versterken om haar waarden te kunnen handhaven en haar burgers te beschermen, door het ontwikkelen van een gezamenlijke visie op de belangrijkste uitdagingen en bedreigingen en door het afstemmen van middelen en capaciteiten om deze het hoofd te bieden. Naar mijn mening zijn de nieuwe bepalingen voor het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid vanwege het Verdrag van Lissabon een krachtige politieke uiting van de intentie van de Unie om een stabiliserende kracht in de wereld te zijn. Deze bepalingen vormen een duidelijk wettelijk kader voor het versterken van de capaciteit voor het uitvoeren van het buitenlands en veiligheidsbeleid door middel van een samenhangende aanpak met alle middelen die de Unie en de lidstaten ter beschikking staan, om crises en conflicten te voorkomen en beheersen en te bouwen aan een duurzame vrede. Ik heb voor dit verslag gestemd. Ik ben van mening dat de Europese Unie een sterk en doeltreffend veiligheids- en defensiebeleid nodig heeft voor conflictpreventie, bescherming van haar burgers en het bestendigen van haar belangrijkste waarden, door bij te dragen aan de handhaving van internationaal recht, bevorderen van respect voor mensenrechten en democratische waarden in de gehele wereld. Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Het internationale systeem ondergaat snelle en ingrijpende veranderingen. Die zijn het gevolg van de verschuiving van de macht naar opkomende internationale spelers en van een grotere onderlinge afhankelijkheid met betrekking tot economische en financiële problemen, de achteruitgang van het milieu en de klimaatverandering, de energie- en grondstoffenschaarste, en onderling samenhangende uitdagingen ten aanzien van de veiligheid. Ik steun dit belangrijke verslag. In een turbulente wereld en in een tijd van economische en financiële crisis moet de EU haar strategische autonomie vergroten teneinde haar waarden hoog te houden, haar belangen te verzekeren en haar burgers te beschermen door een gedeelde visie te ontwikkelen op de belangrijkste uitdagingen en bedreigingen en door haar capaciteiten en middelen aan te wenden voor een adequaat antwoord hierop, zodat een bijdrage wordt geleverd aan het bewaren van de internationale vrede en wereldwijde veiligheid. Elena Băsescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor dit verslag gestemd, aangezien het een belangrijke stap is richting uitvoering van het Verdrag van Lissabon. De in dit document voorgestelde amendementen zullen de flexibiliteit van de Europese militaire capaciteiten vergroten. Ik wil erop wijzen dat de diversificatie van wereldwijde dreigingen een aanpassing nodig maakt van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid. Cyberaanvallen, illegale migratiestromen en terrorisme zijn slechts een aantal voorbeelden. De Unie is een voorkeursdoelwit geworden voor de internationale misdaad. Ook wil ik de aandacht vestigen op de omvang van de financiële middelen ter ondersteuning van dit beleid. Ik denk dat de herziening van het Athena-mechanisme door het Poolse voorzitterschap het begrotingsprobleem zal oplossen. Dit maakt een eenvoudiger bijdrage mogelijk van de lidstaten aan de gezamenlijke kosten voor Europese militaire operaties. De opheffing van de West-Europese Unie en de introductie van een wederkerige defensieclausule in het Verdrag is een stap richting een gemeenschappelijk defensiebeleid.
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk. – (FR) Als we spreken over een politiek Europa, een centraal Europees telefoonnummer, of zelfs over Europa eenstemmig laten spreken, dan willen we nog wel eens vergeten dat dat alleen maar mogelijk als we ook een Europees defensiebeleid hebben. De recente gebeurtenissen in Libië hebben alleen maar aangetoond hoeveel werk er op dit niveau nog moet worden verzet. Gezien de huidige financiële moeilijkheden, is samenbrenging van onze middelen niet alleen politiek wenselijk, maar ook noodzakelijk. Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. – (IT) Het defensiebeleid is een van de gebieden waarop de lidstaten het meest hardnekkig vasthouden aan hun eigen bevoegdheid. De indruk die men krijgt bij het bestuderen van dit verslag, zoals overigens ook bij het bestuderen van andere verslagen over dit onderwerp of in het algemeen over buitenlands beleid, is dat het bij de uitwerking van het buitenland- en defensiebeleid de bedoeling lijkt de bevoegdheden van de lidstaten geleidelijk over te dragen aan de EU. Naast de principiële bezwaren die men tegen dit uitgangspunt kan inbrengen, is het onbegrijpelijk dat men kan denken dat de EU bij machte is te praten met één stem over onderwerpen die zo gevoelig liggen, waarbij de verschillende lidstaten heel vaak verschillende of zelfs uitgesproken tegengestelde belangen hebben. Men hoeft maar te denken aan het geval Libië en de humanitaire interventie. Het is bijkans onmogelijk om bij gebeurtenissen van dit gewicht de lidstaten te laten komen tot één unaniem akkoord, en zelfs indien dat zou lukken, dan zou dat noodgedwongen ten koste gaan van de autonomie van regeringen en de belangen die door nationale politici als prioritair worden beschouwd. Ik stem tegen dit verslag. Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat de Europese Unie de reikwijdte van haar veiligheidsstrategie moet blijven uitbreiden, haar waarden hoog moet blijven houden, haar belangen moet blijven verzekeren en haar burgers moet blijven beschermen zodat een bijdrage wordt geleverd aan het bewaren van de internationale vrede en wereldwijde veiligheid. De nieuwe bepalingen van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB) van het Verdrag van Lissabon voorzien in een duidelijker rechtskader voor de versterking van de uitvoering van het buitenlands en veiligheidsbeleid door middel van een alomvattende benadering waarbij alle instrumenten die de EU en haar lidstaten ter beschikking staan kunnen worden ingezet om crises en conflicten te voorkomen of te beheersen en om een duurzame vrede tot stand te brengen. Bij het uitvoeren van het buitenlands en veiligheidsbeleid moet de EU samenhang en coherentie verzekeren tussen aan de ene kant de verschillende gebieden van haar extern optreden en tussen interne en externe beleidsonderdelen. Ik wil benadrukken dat een geloofwaardig extern veiligheidsbeleid nauwere samenwerking tussen de lidstaten, wederzijds vertrouwen en solidariteit vereist. Jan Březina (PPE), schriftelijk. – (CS) Het baart mij zorgen dat er meer dan een jaar na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon nog altijd geen duidelijke tekenen zijn dat er een allesomvattende EU-kader voor het buitenlands en veiligheidsbeleid op stapel staat waarbinnen het mogelijk zou zijn om de traditionele procedurele en institutionele barrières die een belemmering vormen voor het vermogen van de EU om op te treden, uit de weg te ruimen. Ik maak mij zorgen over de onbereidwilligheid van de EU-lidstaten om een gezamenlijk standpunt in te nemen over de situatie in Libië of over de resolutie van de VN-Veiligheidsraad 1973 en de tenuitvoerlegging daarvan. Suggesties om ad-hoccoalities van landen te smeden als een mogelijk alternatief voor een gemeenschappelijk veiligheidsen defensiebeleid zijn naar mijn mening gevaarlijk, aangezien in de huidige 21e eeuw geen
195
196
NL
Handelingen van het Europees Parlement
enkel Europees land in zijn eentje een reële kans heeft om een significante rol te spelen op het gebied van veiligheid en defensie. Ik zou er wat dat betreft op willen wijzen dat het Verdrag van Lissabon de mogelijkheid biedt om de tenuitvoerlegging van anti-crisismaatregelen toe te vertrouwen aan een bepaalde groep lidstaten, zij het uitsluitend binnen het kader van een Raadsbesluit dat de doelstellingen, de aard en de voorwaarden van die maatregelen uiteenzet. Een gemeenschappelijke reactie op de ontwikkelingen in Libië is van cruciaal belang voor de totstandbrenging van een geloofwaardige nieuwe benadering in het EU-beleid ten opzichte van de zuidelijke buurlanden. Met nadruk dient ook het Oostelijke Partnerschap op soortgelijke wijze verder te worden ontwikkeld en verdiept. Binnen het kader daarvan is er onlangs reeds een parlementaire vergadering van leden van het Europees Parlement en leden van de parlementen van de deelnemende landen opgestart. In verband met dit laatste hameren wij op een harde en principiële houding ten opzichte van het regime van president Loekasjenko in Wit-Rusland. Reinhard Bütikofer (Verts/ALE), schriftelijk. – (DE) Ik heb om verschillende redenen voor het verslag-Gualtieri gestemd. De rapporteur heeft zeer goed met mijn fractie samengewerkt. Veel van onze amendementen zijn in compromisteksten opgenomen. Zodoende zijn 21 van de 29 amendementen van de Fractie van de Groenen/Vrije Europese Alliantie in het verslag opgenomen. Ten slotte zijn daarnaast in het verslag nog veel door ons gesteunde en gewenste standpunten te vinden. Ik ben het niet eens met de eis om militair onderzoek op te nemen in het gemeenschappelijk strategisch kaderprogramma voor innovatie en onderzoek. Het voorstel voor de inzet van de gevechtsgroepen in geval van natuurrampen is ongepast. De uitvoerige uiteenzetting over het US Department for Homeland Security als voorbeeld voor een gepast antiterreurbeleid is op z'n minst irritant te noemen. Zeer positief acht ik de zeer open en realistische beoordeling van afzonderlijke gemeenschappelijke veiligheids- en defensiebeleid (GVDB)-missies, de uitspraken over vrouwen en veiligheid, over ontwapening, over de mensenrechtenclausule bij antiterreurmaatregelen en de duidelijke verwijzing naar het afzien van het vermengen van civiele en militaire acties. Tot slot ging de rapporteur ook in op een principiële eis: het afzien van absolute strategische autonomie als einddoel van het GVDB. Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik acht het van het grootste belang om een standpunt in te nemen dat strookt met het buitenlands beleid van de lidstaten, aangezien een coherent optreden zal bijdragen tot vrede, veiligheid, solidariteit en conflictpreventie op internationaal niveau. Bovendien zal hierdoor een bijdrage worden geleverd aan een duurzame ontwikkeling en het vermogen van de EU worden versterkt om haar invloed op internationaal niveau te doen gelden. Daarom dring ik erop aan de reeds begonnen inspanningen ten behoeve van een eendrachtig optreden voort te zetten teneinde de betrekkingen tussen Europa en de andere wereldmachten te verbeteren, een doeltreffender reactie op internationale crisissituaties te bevorderen en de positie van Europa op het wereldtoneel te verbeteren. Giovanni Collino (PPE), schriftelijk. – (IT) Met het Verdrag van Lissabon zou een nieuw politiek model moeten worden geïntroduceerd in Europa. Dit geldt zowel voor de noodzaak de middelen van alle lidstaten gemeenschappelijk in te zetten om te komen tot een optimaal resultaat, als voor het werk aan gemeenschappelijke strategieën en operaties die van Europa de politieke Unie moeten maken waarvan de oprichters al droomden. Deze week vieren we het feest van Europa, waarbij de verklaring van Schuman wordt herdacht, een verklaring waarin sprake is van een Europa dat "zal moeten worden opgebouwd door middel van
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
concrete verwezenlijkingen, waarbij een feitelijke solidariteit als uitgangspunt zal moeten worden genomen". Momenteel ontbreekt het juist aan die solidariteit, en dat blijkt met name als het aankomt op het tonen van een sterke, gemeenschappelijke politieke wil bij alle lidstaten die niet alleen te pas zou komen voor een betere bewaking van onze grenzen, maar ook om onze economie geloofwaardiger te maken. In het verslag-Gualtieri wordt helder benadrukt hoezeer de Europese strijdmachten ontoereikend zijn voor de opbouw van een gemeenschappelijke Europese defensie en voor het bereiken van de doelen die zijn gevat in het Verdrag van Lissabon en die de interne en externe veiligheid van de Unie betreffen. Zonder een geloofwaardige krijgsmacht bestaat het gemeenschappelijke Europese veiligheids- en defensiebeleid alleen op papier en in de woorden van hen die het ontbreekt aan de noodzakelijke instrumenten om dit beleid daadwerkelijk ten uitvoer te leggen. Mário David (PPE), schriftelijk. – (PT) Het Verdrag van Lissabon betekent een stap vooruit voor de EU. Het zorgt voor een grotere politieke en institutionele betrokkenheid in de betrekkingen tussen de lidstaten en brengt deze nog dichter bij elkaar waar het om de hoofdlijnen en centrale strategieën van het buiten- en het binnenlands beleid gaat. Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik van mening ben dat de daarin voorgestelde analyse uiterst belangrijk is voor de ontwikkeling van een gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB). Het voorgelegde document is gericht op een zo groot mogelijke rol voor de EU en op de versterking van de synergie tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en de instellingen van de EU. De ontwikkeling van het GVDB is des te belangrijker omdat het gezien de huidige economische en financiële crisis raadzaam is dat de lidstaten hun middelen delen om op efficiënte wijze te zorgen voor de openbare veiligheid, crisis- en conflictbeheer en de totstandbrenging van duurzame vrede. Een verder pluspunt van het verslag is dat daarin aandacht wordt besteed aan het bestaande rechtskader en wordt getracht de institutionele barrières te overwinnen die sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon zijn vastgesteld, en in de vorm van wetgeving oplossingen te vinden voor de geconstateerde problemen. 'Lissabon' verplicht ons tot de ontwikkeling van een GVDB. Ik heb het gevoel dat het Europese publiek zo'n beleid ook wil. Het nieuwe kader zal er rationeler op worden en voor meer synergie en meer Europa zorgen. Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) De idee achter deze resolutie is dat het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB) dat met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon is ingevoerd, het vaste politieke voornemen van de Unie tot uitdrukking brengt om op te treden als een voorvechter van stabiliteit in de wereld en de Unie een duidelijker rechtskader aan de hand doet om haar doelstellingen beter te kunnen nastreven. Toch zijn er nog steeds geen duidelijke tekenen te bekennen van een allesomvattende post-Lissabon benadering waarin traditionele procedurele en institutionele barrières kunnen worden overwonnen en die de veiligheid en verdediging van het publiek en de lidstaten waarborgt. Ik hoop dat de huidige bezuinigingsmaatregelen de lidstaten zullen aanmoedigen om intelligent gebruik te maken van hun middelen en dat zij in staat zullen blijken om effectiever met elkaar samen te werken. José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) In het onderhavige verslag wordt de ontwikkeling van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB) sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon geanalyseerd. Het verslag stoelt op het nieuwe institutionele kader dat met het Verdrag van Lissabon is ingesteld en dat van de Europese Unie verlangt dat zij met één stem spreekt en, op basis van de nieuwe structuur,
197
198
NL
Handelingen van het Europees Parlement
het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid op een meer transparante manier presenteert. Evenwel moet worden erkend dat de EU er nog steeds niet in is geslaagd om tot een allesomvattende post-Lissabon benadering te komen waarin traditionele procedurele en institutionele barrières kunnen worden overwonnen. Derhalve is het van cruciaal belang om te zorgen voor een realistische evaluatie van het buitenlands beleid, met inbegrip van een doortastender ingrijpen door EU-troepen, in plaats van militaire interventies uitsluitend aan Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk over te laten. Weliswaar erken ik de noodzaak van een politiek debat over het buitenlands en defensiebeleid teneinde het toekomstige beleid van het Parlement in deze kwestie uit te stippelen, maar ik ben verheugd over de opstelling van dit verslag en ik hoop dat de EU blijft werken aan de ontwikkeling van een doeltreffend multilateralisme dat een van de centrale geostrategische belangen van de Unie vormt. João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Delen van dit verslag zijn, vanuit bepaalde gezichtspunten, zorgwekkend. In wezen worden tal van waarschuwingen en alarmkreten bewaarheid die wij tijdens het debat over het Verdrag van Lissabon en bij de inwerkingtreding ervan hebben geuit: het is onloochenbaar dat in de EU een militariseringsproces op gang is gekomen dat nu wordt versneld en geïntensiveerd. De militarisering van de EU is niet goed voor de vrede en niet in het belang van de burgers. De transformatie van de EU in een Europese pijler van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO), waarvoor in het Verdrag van Lissabon wordt gepleit, betekent dat de EU zich wereldwijd gaat bemoeien met conflictgebieden. Dit in het kader van samenwerking met de Verenigde Staten, die de leiding nemen in een proces dat is gericht op het in stand houden van een imperiale hegemonie en het veiligstellen van de controle over markten en hulpbronnen, die ten dele steeds schaarser worden. Zoals reeds werd gesteld in de door de Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links voorgestelde amendementen zijn militaire interventies, die zogenaamd de bedoeling hebben om bepaalde landen of regio's te stabiliseren, een stap in de verkeerde richting. In plaats van deze landen en regio's te stabiliseren, worden zij gedestabiliseerd. In plaats van problemen op te lossen, worden problemen verergerd. De situatie in Libië is hier weer een nieuw voorbeeld voor, naast Afghanistan en Irak. De ontwikkeling van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB) is in het belang van het militair-industriële complex, maar niet in het belang van de burgers of de vrede. Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) We hebben er al voor gewaarschuwd dat de militarisering van de Europese Unie met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon in een stroomversnelling terechtkomt. Door dit verslag wordt dat proces geconsolideerd. In de amendementen die onze fractie heeft ingediend, hebben we er reeds op gewezen dat militaire interventies en alle vormen van militaire conflictoplossing, die zogenaamd de bedoeling hebben om bepaalde regio's of landen te stabiliseren, een stap in de verkeerde richting zijn. In plaats van problemen op te lossen, worden deze verergerd, zoals we hebben kunnen zien in het geval van Libië, Afghanistan en Irak. De militarisering van de EU is niet in het belang van de bevolking van de Unie. De reeds begonnen transformatie van de EU in een Europese pijler van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) is onderdeel van de opdeling van de wereld in invloedsferen, onder leiding van de Verenigde Staten. Dit om een nog sterkere uitbuiting van
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
arbeidskrachten en de controle over de steeds schaarser wordende natuurlijke hulpbronnen, met name koolwaterstoffen, alsmede de controle over de markten veilig te stellen. De ontwikkeling van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid vormt een bedreiging voor de vrede. Het draagt bij tot sterkere politieke interventies, stimuleert de wapenwedloop, met inbegrip van de nucleaire wapenwedloop, en zorgt ervoor dat het militair-industriële complex van de EU gigantische winsten boekt. Monika Flašíková Beňová (S&D), schriftelijk. – (EN) Dit verslag, dat uit vijf delen bestaat – respectievelijk getiteld "Buitenlands en veiligheidsbeleid', "Veiligheid en defensie", "Externe en interne veiligheid", "Veiligheid door middel van operaties" en "Veiligheid in partnerschap" – biedt een duidelijke visie over hoe de EU haar gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid moet voeren om een autonome strategische speler te worden en op te treden als een voorvechter van veiligheid en stabiliteit in Europa en in de wereld. Lorenzo Fontana (EFD), schriftelijk. – (IT) De Libische crisis heeft de beperkingen aan het licht gebracht van het buitenlands optreden van de EU, zowel op diplomatiek vlak als wat betreft de militaire profilering. Op dit moment lijkt de veelbesproken gedeelde intentie te worden overschaduwd door de gerechtvaardigde aspiraties van de lidstaten om de eigen prerogatieven op politiek gebied en veiligheidsgebied te waarborgen. Ik ga niet akkoord met het feit dat voor dit beleid om een hoger budget gevraagd wordt zonder dat daar een reële overeenkomst tussen de nationale regeringen tegenover staat over het gebruik van deze fondsen. Daar ik van mening ben dat dit soort beleid onder de nationale bevoegdheden moet vallen, stem ik tegen dit verslag. Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik heb dit verslag gesteund, omdat het internationale systeem snelle en ingrijpende veranderingen ondergaat die het gevolg zijn van de verschuiving van de macht naar opkomende internationale spelers en van een sterkere onderlinge afhankelijkheid die zich uitstrekt van economische en financiële problemen tot aantasting van het milieu en klimaatverandering, energie- en hulpbronnenschaarste, en onderling samenhangende veiligheidsuitdagingen. In een turbulente wereld en in een tijd van economische en financiële crisis moet de EU haar strategische autonomie vergroten teneinde haar waarden hoog te houden, haar belangen te verzekeren en haar burgers te verdedigen door een gedeelde visie te ontwikkelen op de belangrijkste uitdagingen en bedreigingen en door haar capaciteiten en middelen aan te wenden voor een adequaat antwoord hierop, zodat een bijdrage wordt geleverd aan het bewaren van de internationale vrede en wereldwijde veiligheid, onder meer door het nastreven van een doelmatig multilateralisme. Een grotere strategische autonomie in veiligheidsaangelegenheden veronderstelt voor de Europese Unie het vermogen om het eens te worden over gemeenschappelijke politieke doelstellingen en strategische richtlijnen, strategische partnerschappen te sluiten met een breed scala aan relevante internationale organisaties en staten, waaronder de NAVO, adequate informatie in te winnen en gezamenlijke analyses en evaluaties te genereren, financiële, civiele en militaire hulpbronnen aan te wenden en waar nodig te bundelen, effectieve crisisbeheersingsoperaties te plannen en uit te voeren binnen het uitgebreide bestek van de Petersberg-taken, en een gemeenschappelijk defensiebeleid vast te stellen en uit te voeren door een concrete basis te leggen voor een gemeenschappelijke defensie. Het is noodzakelijk gebruik te maken van alle instrumenten die de EU en haar lidstaten ter beschikking staan om crises en conflicten te voorkomen of te beheersen en om een duurzame vrede tot stand te brengen.
199
200
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Krišjānis Kariņš (PPE), schriftelijk. – (LV) Ik steun het verslag over de ontwikkeling van een gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. Toch ben ik van mening dat we nog veel te doen hebben om een allesomvattend gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid te realiseren. Het is ontoelaatbaar dat individuele lidstaten transacties kunnen aangaan die de veiligheid van een andere lidstaat bedreigen. Frankrijk is een transactie met Rusland aangegaan met betrekking tot oorlogsschepen; een Rusland dat, in het recente verleden, grondgebied van Georgië heeft bezet in het kader van vijandelijkheden. Op dezelfde wijze heeft Rusland provocerende militaire manoeuvres uitgevoerd op geringe afstand van de Baltische staten, die hun bezorgdheid uitspraken over de transactie waarnaar ik heb verwezen. Hoewel de Baltische landen herhaaldelijk hun bezorgdheid geuit hebben, is er van de zijde van de functionarissen en instellingen van de Europese Unie geen enkele reactie gevolgd om Franse betrokkenheid bij een militaire transactie met Rusland te verhinderen. De zorgen van Franse politici over hun economie en de werkgelegenheid bij hun scheepswerven is begrijpelijk. Binnen de Europese Unie mag de groei van de economie van het ene land echter niet ten koste van de veiligheid van een ander land gerealiseerd worden. Dit soort actie is strijdig met het bestaande solidariteitsbeginsel binnen de Europese Unie. Dit beginsel duldt geen enkele uitzondering en is van toepassing op zowel grote als kleine landen. Alleen als lidstaten ware solidariteit tonen, zal er een allesomvattend gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid zijn. Tunne Kelam (PPE), schriftelijk. – (EN) Ik heb voor het verslag-Gualtieri gestemd. Ik wijs echter nogmaals op de noodzaak van nauwere samenwerking tussen de EU en de NAVO. Met mijn oorspronkelijke amendement op paragraaf 87 beoogde ik de rol van de NAVO als fundament van de collectieve defensie te bevestigen, in plaats van die alleen maar te erkennen – een rol die niet alleen maar "nog steeds wordt voortgezet" maar die voor de nabije toekomst ook als de enige oplossing moet worden gezien. Bovendien reikt de rol van de NAVO verder dan de lidstaten die er deel van uitmaken. Zoals in het verslag-Gualtieri staat: de NAVO zorgt ook voor veiligheid voor de EU-lidstaten die er niet bij aangesloten zijn. De NAVO is altijd het fundament van de collectieve defensie geweest en zal dat ook blijven, wat derhalve in krachtige, positieve bewoordingen moet worden uitgedrukt. Vanmorgen verklaarde de vicevoorzitter/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, barones Ashton, dat de EU en de NAVO voor het eerst informatie en gegevens over Libië met elkaar hebben gedeeld. Dit is een bemoedigend voorbeeld voor verdere samenwerking van deze aard. Het zendt een duidelijk signaal uit dat als er een wil is, er ook altijd een weg is om op zinvolle wijze samen te werken. Jacek Olgierd Kurski (ECR), schriftelijk. – (PL) Uit de recente gebeurtenissen in Noord-Afrika en Azië blijkt wel dat de Europese Unie haar buitenlands en veiligheidsbeleid evenals de bondgenootschappen waar zij deel van uitmaakt, moet versterken. De dreiging van terroristische aanvallen, die nog steeds zeer reëel is, geeft aan dat de Europese veiligheidsnormen moeten worden aangescherpt. Enkele voorstellen in het verslag-Gualtieri, zijn echter onaanvaardbaar. Deze gaan in tegen de strategie die tot dusver is gevolgd om internationale bondgenootschappen tot stand te brengen die grotendeels gebaseerd zijn op de veronderstelling dat het Atlantisch Bondgenootschap een toonaangevende rol zal spelen. De voorgestelde versterking van het Europees Defensieagentschap zou geen daadwerkelijke verbetering van het veiligheidsniveau in de EU betekenen, maar slechts resulteren in een nieuw bureaucratisch monster dat niet in staat is om de eraan toegewezen
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
taken uit te voeren. Wie zou het besluit nemen om Europese strijdkrachten te mobiliseren? In wiens belangen zouden deze strijdkrachten optreden? Hoeveel zouden de nieuwe lidstaten te vertellen hebben? Zou het hoofdkwartier van het EDA ergens anders worden gevestigd? Men heeft eveneens zorgen ten aanzien van institutionele aspecten geuit, zoals de vraag of uitbreiding van het EDA niet zou leiden tot kleinere legers in bepaalde lidstaten en of dit een botsing met de taak en de doelstellingen van de Europese dienst voor extern optreden zou veroorzaken. Zoals uit vorige verslagen is gebleken, waren Europese strijdkrachten niet in staat om ondanks aanzienlijke financiële investeringen en een uitstekende logistiek en organisatie eenvoudige politiemissies in Kosovo en Bosnië naar behoren uit te voeren. We zouden wellicht moeten nadenken over de vraag hoe wij hun operaties kunnen verbeteren alvorens hen aan te moedigen hun taken uit te breiden met militaire acties. David Martin (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd en ben met name ingenomen met de roep om de controles op particuliere beveiligingsbedrijven via regelgeving, verlening van vergunningen en toezicht te verscherpen. Mario Mauro (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik stem voor het verslag over de ontwikkeling van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. Onze rol in het Middellandse Zeegebied, het Midden-Oosten en dus op de hele wereld zal steeds belangrijker worden. De huidige beroering die na de dood van Osama Bin Laden nog zal toenemen, moet worden tegemoet getreden met volledige inachtneming van het Verdrag van Lissabon. De sleutel voor de toekomst ligt in de versterking van ons politiek vermogen om steeds beter gecoördineerde en steeds beter getimede gemeenschappelijke strategieën en doelstellingen te definiëren. Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) In navolging van het Verdrag van Lissabon wordt ook in deze tekst de NAVO erkend als basis voor de collectieve defensie van de lidstaten van de Europese Unie. Het voornemen van de beide organisaties om hun partnerschap verder te versterken, wordt erin toegejuicht. De rol van de Europese Commissie en van de zeer NAVO-gezinde barones Ashton moet op het gebied van defensie worden vergroot. Omdat men zich niet graag wil onderwerpen aan het leiderschap van de Verenigde Staten, wordt gepleit voor spoedige implementering van liberaliseringsmaatregelen voor de wapenindustrie. Ik stem tegen deze tekst. Nuno Melo (PPE), schriftelijk. – (PT) Met het Verdrag van Lissabon heeft het Parlement meer verantwoordelijkheden gekregen op het gebied van het buitenlands en veiligheidsbeleid. Niettemin moeten we er alles aan doen om ervoor te zorgen dat de EU met dit beleid haar waarden en belangen wereldwijd uitdraagt, met als overkoepelende doelstelling een bijdrage te leveren aan vrede, veiligheid, solidariteit, conflictpreventie, de bevordering van democratie, de bescherming van de mensenrechten, gendergelijkheid, de eerbiediging van het internationaal recht, ondersteuning van internationale instellingen, doeltreffend multilateralisme en wederzijds respect tussen staten, duurzame ontwikkeling, vrije en eerlijke handel en de uitbanning van armoede. Alleen op deze manier kunnen de door ons bepleite doelstellingen worden verwezenlijkt. Louis Michel (ALDE), schriftelijk. – (FR) De geopolitieke situatie in het zuiden van het Middellandse Zeegebied maakt momenteel een transformatie door. Als wij de uitmuntende en loffelijke aspiraties daar negeren, bestaat het gevaar dat de revoluties, die bedoeld zijn om verbetering te bewerkstelligen, door sommigen zo gemanipuleerd worden dat de zaken er juist op achteruitgaan. We moeten de mensen in deze landen laten zien dat de EU hen steunt in hun verlangen naar verandering. Al vanaf het begin van het conflict in Libië heb
201
202
NL
Handelingen van het Europees Parlement
ik ervoor gepleit dat de internationale gemeenschap al haar krachten richt op het helpen omverwerpen van het regime-Kadhafi. De bescherming van mensen, ongeacht waar ze wonen of wie ze zijn, is een recht en een plicht met een universeel en onaantastbaar karakter. Wat is zelfbeschikkingsrecht waard als het gebaseerd is op dictatoriale praktijken of wanneer het dient om het onuitsprekelijke te rechtvaardigen? Zelfbeschikkingsrecht, en zelfs een absolute meerderheid, geven geen enkele regering het recht om universele waarden terzijde te schuiven. De vertragingen, het geweifel en de haarkloverij over de omvang van de interventie hebben het regime de kans gegeven de opstand van de burgers te verzwakken. De EU moet dringend met een geloofwaardige aanpak komen voor het mediterrane element van het Europees nabuurschapsbeleid. Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik heb het verslag zeer aandachtig bestudeerd. Het verslag bestaat uit vijf delen: buitenlands en veiligheidsbeleid, veiligheid en defensie, externe en interne veiligheid, veiligheid door middel van operaties en veiligheid in partnerschap. Het verslag biedt een duidelijke visie over hoe de EU haar algemene gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid ten uitvoer moet leggen om de sterkste autonome strategische speler te worden, met als doel voor veiligheid en stabiliteit te zorgen in Europa en in de wereld. Ik heb 'vóór' gestemd. Claudio Morganti (EFD), schriftelijk. – (IT) Het verslag waarover vandaag wordt gestemd bevat prijzenswaardige en minder prijzenswaardige elementen, waarmee heel goed (of heel slecht) de typische tegenstellingen aan het licht komen die de Europese Unie laat zien als het gaat over het externe optreden. De hoop wordt bijvoorbeeld uitgesproken op een verdere integratie en een gemeenschappelijk beleid in crisissituaties. Bij de recente voorvallen in Libië is echter aangetoond hoe versnipperd Europa reageert, waarbij enkele lidstaten direct bij de situatie betrokken zijn, anderen zich hebben teruggetrokken en eigenlijk slechts één land, Italië, de directe consequenties moet opvangen van de Libische en meer in het algemeen Noord-Afrikaanse crisis, ofwel een massale migrantenstroom. Europa moet dus een opstelling bepalen: of er wordt onder alle omstandigheden 'gezamenlijk' opgetreden, of de lidstaten krijgen onder alle omstandigheden de vrijheid om op te treden naar eigen inzicht. In dat laatste geval zou de Europese Unie zichzelf moeten aanpassen. Ik ben verbaasd over de nadruk die is gelegd op de noodzaak om de bevoegdheden en de financiële middelen uit te breiden voor het communautaire optreden en voor het Europees defensieagentschap. Gezien wat is voorafgegaan, zou ik niet willen dat ook dit een nutteloos bureaucratisch vehikel wordt dat slechts zichzelf ten doel heeft en waarvan het optreden volstrekt inefficiënt blijft. Om deze redenen heb ik besloten mij te onthouden van stemming in afwachting van wat de Europese Unie als werkelijk "grootse" organisatie zal gaan doen. Mariya Nedelcheva (PPE), schriftelijk. – (BG) Ik stem voor het verslag van mijnheer Gualtieri. Dit verslag is een verdere bevestiging van de grote bijdrage die de EU aan de wereldwijde stabiliteit levert en een noodzakelijke stap naar het formuleren van een pan-Europese benadering in het defensie- en buitenlands beleid. Ik denk dat een betere afstemming van reeds bestaande beleidsinstrumenten en het werken aan consensus over de strategische doelstellingen voor het gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid in de geest van het Verdrag van Lissabon van het grootste belang zijn. Ook binnen het bestaande financiële, civiele en militaire kader kan Europa nog effectiever optreden in het geval van natuur- en door de mens veroorzaakte rampen en een nog grotere bijdrage leveren aan het afwenden of beheersen van crises en conflicten en de totstandbrenging van duurzame vrede in derde landen. Daar komt bij dat het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid enerzijds en het Europees beleid voor ontwikkelingssamenwerking anderzijds
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
twee zijden van dezelfde medaille zijn. Ik steun het verslag van ganser harte waar het op een strakkere afstemming van deze beleidsterreinen aandringt. Het beleggen van regelmatige bijeenkomsten van een crisisstaf, die samenwerkt met de Europese Dienst voor extern optreden, is hiervoor van cruciaal belang. De voorstellen die het verslag doet voor een inventiever, onderling afgestemd gebruik van de middelen voor Europese defensieprogramma's en voor het delen van militaire capaciteit in de EU kunnen aan de realisering van de geformuleerde beleidsdoelstellingen bijdragen. Justas Vincas Paleckis (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat het voorziet in een visie met betrekking tot de wijze waarop de EU een onafhankelijke strategische kracht voor veiligheid en stabiliteit in Europa en over de hele wereld kan worden. Het Verdrag van Lissabon heeft het veiligheids- en defensiebeleid van de EU meer mogelijkheden gegeven. Dit beleid is verder geïntegreerd in het buitenlands beleid van de EU. De Europese dienst voor extern optreden draagt in aanzienlijke mate bij aan de veiligheid in de EU. Bij het opstellen van het verslag heeft onze Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten steun van de meeste andere fracties gekregen, omdat de EU een onafhankelijke veiligheidsfactor moet worden, en het concept van de gevechtsgroepen en de structuur daarvan in de gemengde civiele en militaire missies van de EU dient te worden herzien. Er heerste ook algemene overeenstemming over de oproep van onze fractie aan de EU om de programmering van humanitaire hulp met spoed te verbeteren. Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd over de ontwikkeling van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB) na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. Het gemeenschappelijk veiligheidsen defensiebeleid is een integraal onderdeel van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB). Beide dimensies zijn verankerd binnen het juridisch bindend institutioneel kader van EU-beginselen, te weten: de democratie, de rechtsstaat, de universaliteit en de ondeelbaarheid van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, de eerbiediging van de menselijke waardigheid, de beginselen van gelijkheid en solidariteit en de naleving van de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties en het internationaal recht, met inbegrip van de verantwoordelijkheid tot bescherming. Deze doelstellingen van deze beleidsdimensies liggen bovendien in het verlengde van de algemene doelstellingen van het extern optreden van de EU. In deze context steun ik het voorstel van de rapporteur om nauwer samen te werken met de nationale parlementen in de EU bij de democratische controle van het GBVB en het GVDB, met het doel om hun invloed op de politieke keuzen van de andere Europese instellingen en de lidstaten onderling te versterken, met volledige eerbiediging van de bestaande prerogatieven op het gebied van defensiebeleid van de nationale parlementen. Binnen dat kader van EU-beginselen is het van cruciaal belang dat het GVDB in een transparant en democratisch proces gestalte krijgt. Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) De Europese Unie kan alleen een rol spelen op internationaal niveau als de lidstaten en de EU-instellingen zich daartoe gezamenlijk inspannen. In dit verband moet nog steeds de hoogste prioriteit worden gegeven aan een gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB) dat in staat is de toekomstige uitdagingen het hoofd te bieden. Ja, de Unie zal op internationaal niveau alleen een actieve rol kunnen spelen indien deze beleidsdimensie wordt toegerust met voldoende eigen defensie-instrumenten. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd.
203
204
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Teresa Riera Madurell (S&D) , schriftelijk. − (ES) Het Verdrag van Lissabon legt de fundamenten voor de consolidatie van de EU als geloofwaardige en invloedrijke speler op het internationale toneel. Vandaar mijn steun voor een verslag dat nodig is om de vooruitgang in het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon te beoordelen en mogelijke verbeteringen voor te stellen. Als lid van de subcommissie Veiligheid en defensie heb ik de ontstaansgeschiedenis van dit verslag van nabij gevolgd. Persoonlijk heb ik aangedrongen op de noodzaak van samenwerking tussen de lidstaten met betrekking tot onderzoek, ontwikkeling en innovatie op defensiegebied. We zitten midden in een economische crisis en daarom moeten we onze krachten bundelen om de kosten te verlagen en de interoperabiliteit van de militaire capaciteit van onze lidstaten te vergroten. Dat zal niet alleen tot een verlaging van de defensiekosten leiden, maar ook tot een grotere autonomie van de EU in de internationale arena. Ik denk dat deze visie goed tot uiting komt in dit verslag, dat een stap in de goede richting vormt op weg naar een beter gecoördineerd en doelmatiger gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid dat sterker samenhangt met het overige beleid van de EU en haar lidstaten. Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Omdat de volgende amendementen van ons zijn verworpen: amendement 1 met betrekking tot de NAVO, amendement 3 tegen een nucleaire dimensie in het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid, amendement 4 tegen flexibel gebruik van gevechtsgroepen, amendement 5 tegen het gebruik van gevechtsgroepen voor gemengde civiel-militaire taken, amendement 6, waarmee een bepaling over defensieonderzoek wordt geschrapt, amendement 7, waarmee eveneens een bepaling over defensieonderzoek wordt geschrapt, amendement 8, waarmee een verwijzing naar het ministerie van Binnenlandse Veiligheid van de VS wordt geschrapt, amendement 9, waarmee een verwijzing naar samenwerking tussen het GVDB en Frontex in het Middellandse-Zeegebied wordt geschrapt, heb ik besloten mij bij de eindstemming van stemming te onthouden. Dit ondanks het feit dat het door ons ingediende amendement 2 over de Europese Dienst voor extern optreden/permanente werkstructuren voor de Commissie en amendement 10, waarin de ontwikkeling door de NAVO van civiele capaciteiten wordt afgewezen, het wel hebben gehaald. Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. – (IT) In het verslag wordt de noodzaak aangegeven voor de Europese Unie om in de mondiale context een stabiliserende factor te zijn en zich in te zetten voor het behoud van vrede, versterking van de internationale veiligheid en het beheer van crisissituaties. Ik heb voor dit verslag gestemd om mij aan te sluiten bij de groep parlementariërs die misnoegd is over het gebrek bij de Europese Unie aan een werkelijk globale en uniforme benadering na Lissabon van de gemeenschappelijke veiligheidspolitiek. Geloofwaardige en betrouwbare militaire systemen en capaciteiten zijn een noodzakelijke voorwaarde voor de ontwikkeling van een autonoom veiligheids- en defensiebeleid. Daarnaast geloof ik dat op de lange termijn moet worden gekozen voor een gemeenschappelijke politieke wil ter versterking van de capaciteit van de Europese Unie om een antwoord te hebben op de verschillende crises en tegelijkertijd de strategische autonomie van de Unie te waarborgen. Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. – (IT) In het hier behandelde verslag wordt de ontwikkeling geschetst van het defensiebeleid van de Europese Unie na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. Ik heb tegen gestemd omdat het overduidelijk is dat de Europese Unie niet eendrachtig en onverdeeld gereageerd heeft op de laatste gebeurtenissen in Libië. In de benadering van de migratiecrisis heeft het aan solidariteit ontbroken, waarmee is
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
aangetoond dat wanneer er in de EU nationale belangen op het spel staan de interesse verdwijnt en nobele doelstellingen uit het oog verloren worden. Traian Ungureanu (PPE), schriftelijk. – (EN) Ik heb voor het verslag over ons gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid gestemd, in de hoop dat een dergelijk beleid ook eindelijk gestalte zal krijgen. Ons gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid is tot nu toe niet meer dan een reeks meningsverschillen en ondoordachte initiatieven. De recente Europese ruzie over het optreden in Libië en de daaropvolgende opt-out van Duitsland hebben aan de rest van de wereld duidelijk gemaakt dat de EU nog steeds niet in staat is een echt gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid uit te dragen. Bovendien gaf het Franse initiatief dat ten doel had de financiering van de zuidelijke buurlanden ten koste van de oostelijke buurlanden te consolideren een dramatisch signaal af aan onze oostelijke partners. Dit ligt des te gevoeliger in een tijd waarin andere bij uitstek Europese projecten op losse schroeven staan of zelfs in crisis verkeren. De euro staat onder constante druk en dit probleem komt deels voort uit datzelfde gebrek aan Europese ambitie en samenhang. De Schengenruimte kalft steeds verder af en nationale grenzen worden weer hersteld terwijl de Europese gedachte en wetgeving door medelidstaten worden veronachtzaamd of geschonden. Ontbrekend gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid gekoppeld aan een gigantische Dienst voor extern optreden zou de Europese geloofwaardigheid in de wereld ernstig ondermijnen. Verslag: María Muñiz De Urquiza (A7-0181/2011) Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik stem voor dit voorstel omdat het in een versterking van de rol van de EU binnen het multilaterale stelsel voorziet. Het zou alleen maar terecht zijn als de EU een doeltreffender vertegenwoordiging zou krijgen binnen internationale organisaties en als deze vertegenwoordiging op waarde zou worden geschat, aangezien de EU de organisatie is die de grootste bijdrage op het gebied van ontwikkelingshulp levert. Op grond van haar beginselen en waarden, die een doeltreffender en meer preventief multilateraal optreden bevorderen, is de EU een belangrijke internationale partij in de nieuwe interpolaire wereld. Met name moet de EU het initiatief nemen om ervoor te zorgen dat zij in VN-programma's en -conferenties niet slechts de status van waarnemer heeft. Ook moet zij, in overeenstemming met haar rol als een van de belangrijkste economische mogendheden van de wereld, een sterkere positie innemen in internationale organen op het gebied van economie en monetaire stabiliteit. Tevens onderschrijf ik de punten in het verslag waarin wordt gepleit voor een versterking van de rol van de EU binnen onder meer multilaterale veiligheidsorganisaties, de G8 en de G20. Laima Liucija Andrikienė (PPE), schriftelijk. – (EN) Ik heb voor het verslag van María Muñiz De Urquiza over de EU als wereldspeler: de rol van de EU in multilaterale organisaties gestemd. Ik wil nogmaals benadrukken dat het belangrijk is de maatregelen van EU-lidstaten binnen de VN en vooral in de Mensenrechtenraad van de VN beter te coördineren. Wij zijn van mening dat de nieuwe institutionele structuur van de EU en de oprichting van het directoraat voor mensenrechten en democratie binnen de EDEO en het in Brussel gevestigde bureau van de Raadswerkgroep COHOM goede mogelijkheden bieden om de samenhang, zichtbaarheid en geloofwaardigheid van EU-maatregelen in de VN-Mensenrechtenraad op te voeren. Tot slot stonden wij in het Europees Parlement achter de aanbeveling van de Mensenrechtenraad en het daaropvolgende besluit van de Algemene vergadering van de VN om Libië als lid van de VN-Mensenrechtenraad te schorsen. Na de inspanningen en maatregelen van sommige lidstaten in de Mensenrechtenraad heeft Syrië vandaag verklaard zich niet meer kandidaat te stellen voor het lidmaatschap van de VN-Mensenrechtenraad.
205
206
NL
Handelingen van het Europees Parlement
In het licht van deze voorbeelden en onze gemeenschappelijke ervaring in het verleden met de VN-Mensenrechtencommissie en sinds 2006 met de VN-Mensenrechtenraad, stellen wij voor dat er heldere normen worden opgesteld voor het lidmaatschap van de Mensenrechtenraad van de VN, en dat de EU zich vastberaden achter dit initiatief opstelt. Elena Oana Antonescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Met het Verdrag van Lissabon heeft de EU meer mogelijkheden gekregen deel te nemen aan allerhande internationale organisaties en een grotere verscheidenheid aan bevoegdheden gekregen op het gebied van extern optreden. De EU kan een duidelijker en luidere stem in de wereld laten horen. In dit Verdrag worden alle soorten van voor beide partijen voordelige samenwerking met bevoegde internationale en regionale organisaties en groepen van staten aangemoedigd, waardoor de Unie in staat is zichzelf zodanig te organiseren dat zij een doeltreffende wereldspeler wordt. Het streven van de EU naar effectief multilateralisme is de leidraad is van het Europees extern optreden. Ik ben van mening dat de EU, op basis van haar interne ervaring op het gebied van samenwerking tussen naties en instellingen, een bijzondere mondiale verantwoordelijkheid heeft die zij in stand zou moeten houden. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd. Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd. De globaliseringsprocessen brengen een heel scala aan mogelijkheden, uitdagingen en bedreigingen voor het mondiale bestuur met zich mee. Mondiale uitdagingen, zoals financiële markten, energiezekerheid, armoedebestrijding, de klimaatverandering en schendingen van de mensenrechten, vragen om een gezamenlijk en gecoördineerd optreden. Door de rechtspersoonlijkheid van de Unie te introduceren heeft het Verdrag van Lissabon de capaciteit van de EU vergroot om tot diverse internationale organisaties toe te treden en de mogelijkheid geboden om op wereldwijd niveau een sterkere en invloedrijkere positie in te nemen. Tot dusver heeft zich een versnippering van de vertegenwoordiging van de EU en haar lidstaten in internationale organisaties voorgedaan, wat haar ervan weerhouden heeft om in de internationale arena met één stem te spreken. De EU moet een invloedrijke wereldspeler worden en haar standpunten kunnen verdedigen. Om dit te bereiken moet de coördinatie binnen de EU verbeterd worden, en daarvoor zullen de lidstaten met betrekking tot hun vertegenwoordiging een sterke politieke wil en flexibiliteit aan de dag moeten leggen. Elena Băsescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Ik heb gestemd voor het verslag van María Muñiz De Urquiza omdat de deelname van de EU in multilaterale organisaties een van de leidende beginselen van het buitenlands beleid is. De EU bezit nu rechtspersoonlijkheid, hetgeen een sterker mondiaal profiel met zich meebrengt. Daarnaast is de Unie, door middel van het Verdrag, een volle deelnemer aan de internationale politiek geworden. Het Verdrag van Lissabon heeft de instrumenten voor het buitenlands beleid versterkt, met name binnen de VN. Wat dat betreft wil ik wijzen op paragraaf 12 in het verslag – de eerste stap richting gecoördineerde, doeltreffende actie van lidstaten in de Veiligheidsraad. Ik wil benadrukken dat de VN op dit moment bezig is met een structurele hervorming, waardoor ook de EU-vertegenwoordiging bij dit gremium kan worden geherstructureerd. Dominique Baudis (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb deze resolutie gesteund omdat het naar mijn overtuiging volkomen legitiem is dat de Europese Unie haar aanwezigheid binnen internationale organisaties wil versterken. Via onze regeringen hebben de Europese burgers
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
de Unie rechtspersoonlijkheid en specifieke bevoegdheden verleend. De Europese integratie is gebaseerd op een reeks fundamentele waarden die voortdurend worden uitgebreid. Het is onze plicht onze activiteiten op elkaar af te stemmen en de eenheid van onze Unie te bevorderen, zoals we dat in de Wereldhandelsorganisatie al gedaan hebben. Het werk is nog niet af. Er is evenwel een aantal hoopgevende tekenen. De Unie probeert zichzelf uit te rusten met de juiste instrumenten voor buitenlands beleid (aanstelling van een hoge vertegenwoordiger, oprichting van de Europese dienst voor extern optreden). Met haar nieuwe, verbeterde status zal de Unie haar standpunten kenbaar kunnen maken binnen de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk. – (FR) Wij leven in een wereld waarin het aantal nieuwe crises en de frequentie waarmee deze zich voordoen scherp is gestegen. In de context van deze nieuwe realiteit is het de taak van politieke besluitvormers om zowel preventieve maatregelen te treffen als effectief te reageren op nieuwe ontwikkelingen. Op dit niveau is dat echter niet alleen maar een kwestie van zwaaien met een toverstokje. Wanneer de EU er niet in slaagt haar krachten te bundelen, procedures overeen te komen en met één stem te spreken, staat zij dikwijls met lege handen. De EU moet haar belangen behartigen binnen de Verenigde Naties, en in het bijzonder binnen het Internationaal Monetair Fonds. De Europese Unie kan opkomen voor Europese belangen en daarmee voor de belangen van de lidstaten. Dat betekent dat we ons moeten organiseren en wel nu meteen. Dat is wat met dit verslag wordt beoogd. Slavi Binev (NI), schriftelijk. – (BG) Ik acht het van het grootste belang voor de Europese Unie om binnen internationale organisaties een sleutelrol te spelen. Ik vind echter dat de besluiten ten aanzien van het buitenlands beleid de soevereiniteit van individuele lidstaten niet mogen aantasten. Ik ben ook tegen een verzwakking van de rol die elke lidstaat van de Europese Unie afzonderlijk in internationale organisaties speelt. In het verleden waren er meningsverschillen tussen de lidstaten over het buitenlands beleid. Mocht de Europese Unie een zetel in de Veiligheidsraad van de VN krijgen, dan zouden dergelijk meningsverschillen een zeer nadelige uitwerking op het imago van de Europese Unie kunnen hebben. Om die reden heb ik zowel tegen paragraaf 20 als tegen het hele verslag gestemd. Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. – (IT) Dit verslag is volstrekt onevenwichtig omdat er een toekomstperspectief in wordt voorgestaan waarbij de EU binnen multilaterale globale en regionale organisaties een positie heeft die minstens evenredig is aan de positie van de lidstaten. Dat zou in feite het einde betekenen van een autonoom diplomatiek optreden door de lidstaten. De lidstaten zouden immers de eigen posities moeten aanpassen om deze niet openlijk te laten botsen met de positie van een eventuele communautaire vertegenwoordiging. Als gevolg zou het onmogelijk zijn voor nationale regeringen om op internationale fora op een doeltreffende manier op te komen voor de eigen belangen. Bij een onderwerp als monetair beleid is het acceptabel dat de EU binnen de aangewezen multilaterale instellingen het dominante standpunt vertegenwoordigt. Aan de andere kant is het een moeilijk te aanvaarden idee dat de Europese dienst voor extern optreden zichzelf belast met het uitdragen in de wereld van één door de lidstaten gedeeld standpunt wanneer de belangen van de Europese landen maar al te vaak zozeer zijn tegengesteld dat het onmogelijk is om tot een gemeenschappelijk standpunt te komen. Ik stem dus tegen en wil hiermee duidelijk maken dat ik mij verzet tegen een verslag waarin een toekomstscenario
207
208
NL
Handelingen van het Europees Parlement
wordt geschetst waarbij de nationale diplomatie feitelijk zou worden vervangen door de communautaire diplomatie ten koste van de diplomatieke autonomie van de lidstaten. Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat het aantal politieke en humanitaire crises in de wereld sterk stijgt waardoor betere en meer preventieve multilaterale EU-maatregelen vereist zijn. Zij zou beter gebruik moeten maken van de instrumenten van haar buitenlands beleid om te zorgen dat zij haar invloed in multilaterale organisaties beter inzet en doelmatiger het voortouw neemt bij de aanpak van huidige en toekomstige internationale crises. Bovendien moeten niet tot het staatsapparaat behorende elementen meer betrokken moeten worden bij de multilaterale beleidsvorming en moet in het kader van de toekomstige leidingsstructuren van internationale organisaties verbetering van de raadpleging van maatschappelijke organisaties en sociale partners worden bevorderd en mogelijk gemaakt. De Europese Unie zou actief het voortouw moeten nemen bij de hervorming van mondiale bestuursstructuren door samenwerking te versterken, instellingen te verbeteren en alle belanghebbende partijen in te schakelen. Dit zou internationale instellingen en organisaties meer legitimiteit en doelmatigheid verschaffen en gunstiger te stemmen ten opzichte van het delen van verantwoordelijkheid. Aangezien de EU een van de belangrijkste economische machten van de wereld is dient de regeling voor de vertegenwoordiging van de EU in internationale organisaties op het gebied van economische, monetaire en financiële stabiliteit herzien te worden. Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. – (RO) De mechanismen van de EU voor het bereiken van consensus en onderlinge afstemming van maatregelen maken haar tot model voor een op regels gebaseerde internationale orde. Daarom moet de EU samenwerken met regionale machten en actief deelnemen aan de totstandbrenging en verbetering van een internationaal klimaat dat haar in staat stelt haar waarden en belangen te bevorderen. Dit komt op een goed tijdstip, want het aantal politieke en humanitaire crises neemt sterk toe in de wereld. Hierdoor is er een sterkere behoefte aan een effectievere inzet van de EU-instrumenten voor buitenlands beleid, zodat het gewicht hiervan beter kan worden ingezet in internationale organisaties, en aan een meer doeltreffende leidinggevende rol bij het oplossen van huidige en toekomstige internationale crises. Aan de andere kant brengen de mondialiseringsprocessen een uitgebreide reeks kansen, uitdagingen en bedreigingen voor mondiaal bestuur met zich mee, en brengen zij maatschappelijke mazen en tekortkomingen aan het licht, onder meer op het gebied van de financiële markten, energiezekerheid, de bestrijding van armoede, klimaatverandering en de schending van mensenrechten. De EU moet haar rol als mondiale speler versterken en optreden als mondiale beslisser. Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. – (PT) Ik ben voor inspanningen om het multilaterale optreden van de EU te verbeteren en wil benadrukken dat de EU actief het voortouw moet nemen bij de hervorming van mondiale bestuursstructuren. De EU moet de kansen van het ogenblik aangrijpen en een leidende rol gaan spelen door een doeltreffender aanpak van huidige en toekomstige internationale crises. Daarom ben ik verheugd over de aandacht die wordt besteed aan de positie van de EU binnen het systeem van de Verenigde Naties, binnen de internationale financiële instellingen en andere multilaterale organen, en ik sta achter de hervormingsvoorstellen die erop gericht zijn een aantal van onze standpunten te versterken.
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Mário David (PPE), schriftelijk. – (PT) Het gezegde "een economische reus, maar een politieke dwerg" krijgt een heel nieuwe betekenis als we de vertegenwoordiging van de EU in internationale organisaties en andere regionale instellingen bekijken. We moeten hier dringend verandering in brengen. Daarom komt dit initiatiefverslag, dat ik in grote lijnen steun, precies op het juiste moment. In het verslag wordt de rol van de EU als wereldspeler in internationale organen onder de loep genomen. Net als de rapporteur ben ik wat dit betreft van mening dat er nog heel wat inspanningen nodig zijn om voor een geloofwaardig, samenhangend en zichtbaar extern optreden van de EU te zorgen, aangezien we niet over een specifieke Europese strategie beschikken voor elk van de organisaties waarvan de lidstaten of de EU deel uitmaken. Op grond van de toenemende complexiteit van het internationale stelsel is het noodzakelijk om de betrekkingen tussen de lidstaten en tussen de lidstaten en de EU objectief te coördineren op alle niveaus waarop zij met elkaar interageren. Daarom hebben wij het Verdrag van Lissabon aangenomen. Bovendien hebben we al een voorbeeld van een goede praktijk: onze vertegenwoordiging in de Wereldhandelsorganisatie (WTO). Het is dus dringend noodzakelijk dat de EU in de verschillende internationale organen met één stem spreekt. De opstelling van een witboek over deze kwestie, zoals voorgesteld in het verslag, lijkt me een goede eerste stap op weg naar de beëindiging van de bestaande bizarre situatie. Philippe de Villiers (EFD), schriftelijk. – (FR) De verslagen over het buitenlands beleid van de EU laten opnieuw zien hoe volkomen blind het Parlement is. Brussel probeert Europese diplomatie en veiligheids- en defensiebeleid op te dringen, maar slaagt daar niet in. Niet omdat er niet genoeg geld aan zou worden besteed, maar omdat de grondgedachte en de vooronderstellingen die aan de gehanteerde benadering ten grondslag liggen nog altijd onjuist zijn. Om te beginnen: niemand hoort de stem van de EU op het wereldtoneel. Slechts een handjevol pleitbezorgers voor een federaal Europa zou graag zien dat het met één stem sprak, maar de echte waarde van Europa is gelegen in diversiteit en diplomatieke samenwerking, of het nu binnen de Verenigde Naties is of elders. In de tweede plaats is er niemand die acht slaat op het onbegrijpelijke gemompel van Europese leiders die niet over een mandaat en – vooral – niet over legitimiteit beschikken. Wanneer Europa wél met één stem spreekt, heeft het niets te melden. Anne Delvaux (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik ben verheugd over de aanneming van dit verslag, waarin wordt gepleit voor een sterkere rol van de Europese Unie in de structuren van multilaterale organisaties (de Verenigde Naties, internationale financiële instellingen, de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa, de Wereldhandelsorganisatie, enzovoort). Begin mei 2011 verhoogde de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties de waarnemersstatus van de EU, wat betekent dat de Unie nu in de Algemene Vergadering het woord kan voeren en het recht van antwoord kan uitoefenen op gelijke voet met andere VN-lidstaten. Dit is slechts een eerste stap: we moeten blijven aandringen op verdere maatregelen. Een ander belangrijk aspect is de hervorming van de VN-Veiligheidsraad die tot doel heeft zijn legitimiteit te verbeteren door de regionale vertegenwoordiging te herzien. Dit verslag vormt een uitnodiging aan de vicevoorzitter van de Commissie/ hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid om iets te doen dat ik van groot
209
210
NL
Handelingen van het Europees Parlement
belang acht, namelijk het zoeken naar gemeenschappelijke EU-standpunten over de onderwerpen waarover in de Veiligheidsraad besluiten zullen worden genomen. Op die manier kunnen deze standpunten worden verwezenlijkt door gezamenlijk te stemmen en kan voorkomen worden dat de verdeeldheid uit het verleden zich opnieuw voordoet. Edite Estrela (S&D), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat erin wordt gepleit voor de versteviging van de rol van de EU op het gebied van vrede, veiligheid en regelgeving. Met het oog op een versterking van het extern beleid van de EU en in het licht van de in het Verdrag van Lissabon verankerde beginselen moet verder worden gestreefd naar een vaste zetel voor de EU in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. Diogo Feio (PPE), schriftelijk. – (PT) Deze resolutie van het Europees Parlement gaat over de rol van de EU in het stelsel van de Verenigde Naties, internationale financiële instellingen, multilaterale veiligheidsorganisaties, de diplomatie op hoog niveau en andere multilaterale organen en dringt aan op de versterking van de rol van de EU op multilateraal niveau. Het is duidelijk nodig om het optreden van de Unie als zodanig beter met dat van de lidstaten te coördineren. Ik ben van mening dat de Unie actief het voortouw moet nemen bij de hervorming van mondiale bestuursstructuren teneinde internationale instellingen en organisaties meer legitimiteit en doelmatigheid te verschaffen en het delen van verantwoordelijkheid binnen die instellingen en organisaties te bevorderen. Ik besef dat een radicale herziening van het bestaande systeem voor institutionele vertegenwoordiging van de Unie in multilaterale internationale organen met tal van problemen gepaard zou gaan, met name waar het gaat om een mogelijke versterking van de positie van de EU binnen de VN. Het Parlement hamert op de noodzaak van een omvattende hervorming van de VN-Veiligheidsraad en op de noodzaak de legitimiteit, regionale vertegenwoordiging en efficiëntie ervan te versterken door de Unie een vaste zetel toe te kennen, maar dit is een doelstelling die waarschijnlijk niet op korte termijn zal kunnen worden verwezenlijkt. José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. – (PT) Dit verslag van mevrouw Muñiz De Urquiza gaat over de EU als wereldspeler en haar rol in multilaterale organisaties. De wereld maakt momenteel een belangrijk groeiproces door in de zin van mondialisering, in het bijzonder met de revoluties en overgang naar een democratie van landen die van oudsher zijn afgesloten en bestuurd door totalitaire regimes, hetgeen een aantal door de EU niet te missen kansen biedt. Het streven naar effectief multilateralisme, zoals neergelegd in de Europese veiligheidsstrategie van 2003, is de leidraad van het buitenlands beleid van de EU. De rechtspersoonlijkheid die de EU wordt toegekend met het Verdrag van Lissabon, waarin staat dat de Europese Unie met één stem zou moeten spreken, versterkt haar capaciteit om als geautoriseerde stem betrokken te worden bij de verschillende internationale organisaties waarbinnen kwesties op het gebied van het buitenlands, veiligheids- en defensiebeleid worden besproken. Ik steun de voorstellen van de rapporteur en heb voor haar verslag gestemd, ook al pleit zij voor meer Europese samenwerking en ontwikkelingshulp. João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) De EU heeft niet de legitimiteit die haar wel wordt toegekend: alleen de lidstaten en hun bevolkingen hebben deze. In dit verslag wordt getracht een koers te legitimeren en te consolideren die geleidelijk over de ruggen van de burgers is uitgezet met minachting voor hun soevereiniteit: voor de nationale soevereiniteit en haar legitimiteit. Het doel is de vertegenwoordiging van de EU
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
in multilaterale organisaties – de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO), het Internationaal Monetair Fonds (IMF), de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) en de Wereldbank – als ware zij een (super)staat. De bedoeling is dat zij in de plaats komt van de lidstaten, hetgeen niet in de geest is van organen als de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, waarin alle landen en hun bevolkingen nog steeds evenveel gewicht in de schaal leggen, ongeacht hun omvang. In het verslag wordt ook een vermeerdering voorgesteld, in het bijzonder via de Europese Dienst voor extern optreden, van de middelen ten behoeve van een politieke en diplomatieke agenda die er onder andere op is gericht het gewicht en de invloed van de EU in verschillende fora en organisaties te vergroten teneinde deze te exploiteren. Dit is een poging om de huidige internationale orde omver te werpen en te vervangen door een nieuwe en minder democratische, die betere omstandigheden garandeert voor de grote zaken- en financiële wereld om hun ambities te verwezenlijken in de eindeloze strijd om markten en rijkdommen. Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) De meeste Parlementsleden willen een koers en een beleid consolideren die boven de organen van nationale soevereiniteit en de soevereiniteit van de volkeren langs gaan, alsmede de EU een legitimiteit geven die alleen de lidstaten en hun bevolkingen hebben, hoeveel dit hun ook kost. Zij streven naar een legitimering van de EU in multilaterale organisaties – de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO), het Internationaal Monetair Fonds (IMF), de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) en de Wereldbank – en willen staten vervangen door organisaties voor regionale integratie, bijvoorbeeld in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, waarin alle landen en hun bevolkingen nog steeds evenveel gewicht in de schaal leggen, ongeacht hun omvang. Zij stellen een vermeerdering voor, in het bijzonder via de Europese Dienst voor extern optreden, van de middelen ten behoeve van een politieke en diplomatieke agenda die er hoofdzakelijk op is gericht het gewicht en de invloed van de EU in deze organisaties te vergroten teneinde deze te exploiteren. De doelstellingen zijn helder: het creëren van een nieuwe en minder democratische internationale orde teneinde betere omstandigheden te garanderen voor de grote zaken- en financiële wereld in de eindeloze strijd om markten en beheersing van de mondiale natuurlijke rijkdommen; dit vereist een toegenomen militarisering van de EU en een geïntegreerde en permanente samenwerking met de NAVO, onder leiding van de Verenigde Staten en de grootmachten van de EU. Om deze reden hebben wij tegengestemd. Monika Flašíková Beňová (S&D), schriftelijk. – (EN) De EU is de grootste donor van ontwikkelingshulp en vormt het belangrijkste handelsblok, maar de vertegenwoordiging van de Unie in multilaterale organisaties als zodanig blijft versnipperd. Daar staat tegenover dat de EU-lidstaten oververtegenwoordigd zijn in alle multilaterale organisaties, met uitzondering van de Wereldhandelsorganisatie. Deze oververtegenwoordiging – met name in de instellingen van Bretton Woods – leidt er dikwijls toe dat Europa niet met één stem spreekt en wordt als zeer problematisch gezien door de opkomende mogendheden, die deze status-quo onrechtvaardig achten. Het zou zo moeten zijn dat daar waar de EU over exclusieve bevoegdheden beschikt, zij als toonaangevende speler met volledig lidmaatschap moet fungeren, waarbij de EU-lidstaten vrij zijn eveneens als leden aanwezig te zijn, maar dan in de meeste gevallen zonder onafhankelijke rol.
211
212
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Lorenzo Fontana (EFD), schriftelijk. – (IT) Als gevolg van het Verdrag van Lissabon zal de rol van Europa in internationale organisaties moeten worden herzien. Niettemin, zoals we de laatste tijd al te vaak hebben moeten vaststellen, blijkt de zogenaamde eensluidende stem waarmee Europa zou moeten spreken in multilaterale kwesties vaak schadelijk voor de prerogatieven en de autonome beslissingsbevoegdheid van de lidstaten. Het verslag heeft positieve punten die echter worden tenietgedaan door de hierboven aangehaalde overwegingen, daarom zal ik mij bij stemming onthouden. Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik steun dit verslag, omdat de toegevoegde waarde van EU-lidmaatschap van internationale organisaties ligt in sectoren waar de EU beschikt over uitsluitende of gedeelde bevoegdheden: economische en handelsaangelegenheden, milieubeleid, ontwikkelingshulp en het veiligheids- en defensiebeleid. Met het Verdrag van Lissabon, dat de Unie rechtspersoonlijkheid toekent, heeft de EU meer mogelijkheden gekregen deel te nemen aan allerhande internationale organisaties en een grotere verscheidenheid aan bevoegdheden heeft gekregen op het gebied van externe actie, en dat de EU met het Verdrag van Lissabon - met name door instelling van de functie Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en vicevoorzitter van de Commissie (VV/HV) en de oprichting van de Europese dienst voor extern optreden (EDEO) - een duidelijker en luidere stem in de wereld kan laten horen, en dat in dit Verdrag alle soorten van voor beide partijen voordelige samenwerking met bevoegde internationale en regionale organisaties en groepen van staten worden aangemoedigd en dat het Verdrag de Unie in staat stelt zichzelf zodanig te organiseren dat zij een doeltreffende wereldspeler wordt. Ik ben van mening dat de vertegenwoordiging van de EU en haar lidstaten in multilaterale organisaties, bij informeel topoverleg en internationale samenwerkingsverbanden tot dusver versnipperd en veelal niet doeltreffend is geweest, en bovendien nog steeds zeer wisselend is. Voorts ben ik van mening dat de EU-lidstaten de EU steeds meer moeten gaan zien en gaan vertrouwen als een machtsvermenigvuldiger bij het bereiken van doelen die zij zelfstandig niet zouden kunnen bereiken, en dat zij door met één EU-stem te spreken niet alleen de kans op slagen vergroten, maar tevens de legitimiteit en geloofwaardigheid van de EU als belangrijke internationale partij in de nieuwe interpolaire wereld verbeteren; uiteraard zonder dat ze haar eigen identiteit verliest. Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb gestemd voor dit verslag omdat de rol van de EU ten aanzien van multilaterale aangelegenheden in de komende jaren zal moeten worden versterkt. Dit ook in navolging van het Verdrag van Lissabon waarin bepaald is dat de Europese Unie rechtspersoonlijkheid krijgt en daardoor meer mogelijkheden heeft om deel te nemen aan internationale organisaties, regionale organisaties en relevante overlegorganen tussen landen. In deze relaties kunnen economische kwesties en handelskwesties worden opgelost maar ook kwesties met betrekking tot het milieu. De bijdrage van de Europese Unie moet een toegevoegde waarde zijn, ook bij multilaterale organisaties of bij topoverleg waar niet alle lidstaten zijn vertegenwoordigd. De recente en heersende politieke en humanitaire crises in de wereld vragen om snel en beslist handelen van de EU. Dat is vaak niet eenvoudig, maar de landen die door deze crises zijn getroffen vragen om een snelle interventie van de EU, niet alleen via de instrumenten van buitenlands beleid maar ook via directe hulp in noodsituaties. Petru Constantin Luhan (PPE), schriftelijk. – (RO) De toewijding van de Europese Unie aan doeltreffend multilateralisme is van groot belang. De Unie moet in multilaterale organisaties haar eigen geconsolideerde positie en de standpunten van haar lidstaten in
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
acht nemen. De huidige snelle toename van het aantal politieke en humanitaire crises is zorgwekkend. Het geeft aan dat er behoefte bestaat aan de uitvoering van een dergelijke strategie voor de EU. Op dit moment vervult de Unie haar rol als wereldspeler niet naar behoren. Ik ben van mening dat de versterking en het belang van haar rol in multilaterale organisaties een werkelijke vooruitgang betekenen voor het doen toenemen van de mondiale invloed van de Unie. David Martin (S&D), schriftelijk. – (EN) Ik heb tegen paragraaf 20 gestemd omdat naar mijn mening de tijd nog niet rijp is dat de EU met één enkele zetel in de VN-Veiligheidsraad vertegenwoordigd is. Barbara Matera (PPE), schriftelijk. – (IT) De externe dimensie van de EU moet worden versterkt. In artikel 21 van het VEU wordt immers een internationaal systeem voorgestaan dat is gebaseerd op een sterkere multilaterale samenwerking, waarbij de lidstaten garanderen dat de Europese Unie hun belangen op het internationale toneel kan behartigen. Met het Verdrag van Lissabon zijn nieuwe permanente structuren in het leven geroepen voor de externe vertegenwoordiging van de EU, maar deze nieuwe dimensie biedt de Unie nog niet de ruimte om op te treden als een eenheid en op eigen titel deel te nemen aan de activiteiten binnen de vele internationale organen. Op deze manier lopen we het risico de inspanningen van de Europese Unie voor een efficiënt multilateralisme te ondermijnen waarmee de beslissingsmogelijkheden van de Unie worden beperkt en de geloofwaardigheid van de Unie wordt ondermijnd. Juist vanwege de toename van het aantal politieke en humanitaire crises in de wereld zou de EU de eigen instrumenten voor buitenlands beleid optimaal moeten benutten om zo ten volle gebruik te maken van haar gebundelde invloed en haar vermogen het voortouw te nemen bij het aanpakken van de huidige en toekomstige internationale crises. De bevordering van de democratie en de mensenrechten, met name de rechten van vrouwen en kinderen, de vrijheid van meningsuiting en de rechtsstaat zouden in het middelpunt moeten staan van elk extern optreden van de EU. Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Elke lidstaat heeft het recht zijn eigen opvattingen kenbaar te maken binnen internationale organen. Regeringen worden gekozen, in tegenstelling tot barones Ashton, de Europese Commissie en de Europese Centrale Bank, en toch wordt met deze tekst geprobeerd deze laatsten tot onze enige vertegenwoordigers te maken. Ik heb gestemd tegen deze poging om de doodsteek toe te dienen aan de nationale soevereiniteit in de internationale arena. Nuno Melo (PPE), schriftelijk. - (PT) De EU mag haar rol als wereldspeler, in ieder opzicht, op het internationale toneel niet vergeten. Als zodanig moet zij haar rol in alle multilaterale organisaties vergroten, met name in de Verenigde Naties (VN), waar zij een steeds actiever rol moet gaan spelen nu de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) operationeel is. Louis Michel (ALDE), schriftelijk. – (FR) Landen zijn alléén niet bij machte de grote uitdagingen van onze tijd het hoofd te bieden. Alleen met multilaterale maatregelen kunnen staten de problemen aanpakken waarmee onze wereld geconfronteerd wordt. De economische, financiële en voedselcrises, de klimaatverandering en conflicten hebben ons doen beseffen dat we dringend een vorm van mondiaal bestuur moeten creëren, of wat Jacques Attali een 'wereldstaat' noemt. Natuurlijk is voor Europa in deze nieuwe mondiale politieke arena een rol weggelegd als 'zachte wereldmacht', die steunt op normen, regels en leiderschap dat zich kenmerkt door het geven van het goede voorbeeld. Het Verdrag
213
214
NL
Handelingen van het Europees Parlement
van Lissabon biedt Europa de basis die het nodig heeft om zich zowel politiek als economisch te laten gelden. Wojciech Michał Olejniczak (S&D), schriftelijk. – (PL) Het Europees Parlement heeft een resolutie aangenomen over de rol die de EU in multilaterale organisaties zou moeten spelen. Versterking van de rol van de EU binnen multilaterale kaders is in zijn algemeenheid goedgekeurd. Dankzij de tot stand gekomen consensus en de maatregelen die gemeenschappelijk zijn genomen, wordt de Europese Unie een model voor het functioneren van een wereldorde op basis van internationaal recht. Dat is de reden waarom wordt benadrukt dat de EU moet samenwerken met regionale machten en actief moet deelnemen aan de totstandbrenging van een internationale gemeenschap. Andere vereisten zijn onder meer samenwerking tussen de lidstaten en de formulering van een gezamenlijk standpunt, bijvoorbeeld over besparingen en bezuinigingen op de begroting. De EU en haar lidstaten moeten maatregelen nemen om de rol van de EU uit te breiden en haar positie binnen de VN te verstevigen (door middel van veranderingen in de steun aan de VN, met name wat betreft het beleid en hulp op humanitair gebied en op het gebied van conflictbeslechting). Binnen het kader van samenwerking met internationale financiële instellingen moet de EU een oplossing vinden voor het probleem van de externe economische en financiële vertegenwoordiging, waardoor de invloed van de EU wordt verkleind. Wat betreft de rol van de EU in multilaterale veiligheidsorganisaties is opgemerkt dat de regelingen waardoor de Europese Unie in staat wordt gesteld gebruik te maken van middelen van de NAVO, moeten worden geconsolideerd. Bovendien moet er worden nagedacht over de vraag of de EU meer verantwoordelijkheden op zich moet nemen en een doeltreffendere bijdrage kan leveren aan de verwezenlijking van gezamenlijke doelstellingen (deelname aan een gezamenlijke dialoog, besluiten over en coördinatie van gezamenlijke maatregelen, enz.) in het kader van het akkoord tussen de EU en de OVSE. Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. – (PT) In dit verslag over "de EU als wereldspeler: de rol van de EU in multilaterale organisaties" wordt een overzicht gegeven van de rol van de EU. Ik heb voor dit verslag gestemd daar ik mij kan vinden in de visie en ambitie dat de EU duidelijk aanwezig is op het internationale toneel. Afgezien van de waarde van iedere lidstaat afzonderlijk, kan de EU als organisatie haar organisatorische ervaring inbrengen in de internationale gemeenschap. De mechanismen van de EU voor het bereiken van consensus en onderlinge afstemming van maatregelen maken haar namelijk tot model voor een op regels gebaseerde internationale orde. Met het oog hierop moet samenwerking met regionale machten worden aangemoedigd zodat de EU actief kan deelnemen aan de totstandbrenging en verbetering van een internationaal klimaat dat haar in staat stelt haar waarden en belangen te bevorderen, zoals het Verdrag vereist. Wat betreft de ambitie van de EU een wereldspeler te zijn, is de uitbreiding van de interne coördinatie die noodzakelijk is om met één stem te spreken, dan ook van vitaal belang. Dit is de enige manier om multilaterale samenwerking tot stand te brengen en internationale problemen aan te pakken, met name indien deze voortvloeien uit de verantwoordelijkheid voor de bescherming en de noodzaak de veiligheid van mensen te bevorderen als middel om mondiale veiligheid tot stand te brengen. Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. – (PT) In de huidige context is het uitermate belangrijk dat de EU zich kan doen gelden als wereldspeler die in staat is de grote mondiale uitdagingen doeltreffend aan te gaan. Als zodanig zal zij zich moeten inzetten voor uitbreiding van de
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
interne coördinatie zodat de EU met één stem kan spreken, waarmee niet alleen de kans van slagen van haar acties wordt vergroot, maar tevens haar legitimiteit en geloofwaardigheid op internationaal niveau. Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) In deze tekst wordt onder andere vastgesteld dat het Parlement opmerkt dat de mechanismen van de EU voor het bereiken van consensus en onderlinge afstemming van maatregelen haar tot model maken voor een op regels gebaseerde internationale orde. Het Parlement benadrukt dan ook dat de EU moet samenwerken met regionale machten en actief moet deelnemen aan totstandbrenging en verbetering van een internationaal klimaat dat haar in staat stelt haar waarden en belangen te bevorderen, zoals het Verdrag vereist. Met name in sectoren waarin de EU over uitsluitende of gedeelde bevoegdheden beschikt, acht het Parlement uitbreiding van de interne coördinatie die noodzakelijk is om met één stem te spreken, het vermogen om multilaterale samenwerking tot stand te brengen en een collectieve aanpak van internationale problemen in gang te zetten, met name indien deze voortvloeien uit de verantwoordelijkheid voor de bescherming en de noodzaak de veiligheid van mensen te bevorderen als middel om mondiale veiligheid tot stand te brengen, van vitaal belang, gezien de ambitie van de EU een wereldspeler te zijn en haar positie te beschermen. Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. – (IT) In de eindtekst van dit verslag wordt de nadruk gelegd op de strategische rol van de Europese Unie binnen internationale organisaties. Om dit te bereiken is het vooral nodig een actieve en concrete participatie te bevorderen die zowel de interne als de externe samenwerking kan versterken. Deze samenwerking is de belangrijkste manier om de legitimiteit van besluiten te versterken en te komen tot een volledig gedeelde verantwoordelijkheid. Tenslotte moeten de lidstaten hun posities binnen de Raad van de mensenrechten op elkaar afstemmen om heldere en strenge toetredingscriteria op te stellen, met name voor landen waar schendingen van de mensenrechten aan de orde van de dag zijn. Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik ondersteun dat het Verenigd Koninkrijk lid blijft van de VNVR. Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. – (PT) De Europese Unie telt vandaag de dag echt mee op het wereldtoneel. Zij speelt duidelijk een steeds grotere en belangrijker rol in internationale, multilaterale organisaties. De Europese Unie moet derhalve actiever het voortouw nemen bij de hervorming van mondiale bestuursstructuren. Ik doel hierbij in het bijzonder op de noodzaak om het systeem van de Verenigde Naties (VN) zodanig te veranderen dat de Unie hierin een plaats krijgt en met name op haar vertegenwoordiging in de VN-Veiligheidsraad. Dit vereist een hoge mate van coördinatie van de standpunten van de EU-lidstaten, maar zou de samenhang, zichtbaarheid en geloofwaardigheid van EU-maatregelen op internationaal vlak vergroten. De Europese Unie moet inspiratie putten uit het in de Wereldhandelsorganisatie (WTO) gehanteerde model. Met het oog op een consequentere en beter geïntegreerde samenwerking zou zij de status van waarnemer moeten hebben in de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO), moeten zorgen voor een betere coördinatie met de Raad van Europa en ten volle moeten deelnemen aan de activiteiten van de G7/G8 en G20. Niki Tzavela (EFD), schriftelijk. – (EL) Deze resolutie versterkt de rol van de EU in multilaterale organisaties. Meer specifiek wordt hierin gepreciseerd welke rol de EU speelt in de internationale kredietinstellingen, binnen de Verenigde Naties, in de multilaterale
215
216
NL
Handelingen van het Europees Parlement
veiligheidsorganisaties en meer in het algemeen in multilaterale organisaties zoals de Wereldhandelsorganisatie, de Raad van Europa en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling. Tot slot wordt de rol van de EU in de diplomatie op hoog niveau gepreciseerd. Overwegende dat de Europese samenwerking geen keuze is maar een noodzakelijkheid, heb ik gestemd vóór de ontwerpresolutie van het Europees Parlement over de EU als wereldspeler: de rol van de EU in multilaterale organisaties. Dominique Vlasto (PPE), schriftelijk. – (FR) Na de aanneming van het Verdrag van Lissabon zijn de diplomatieke activiteiten van de Europese Unie opgevoerd met het oogmerk de Unie beter te profileren op het internationale toneel. Ik juich de aanneming van dit verslag, waarin wordt opgeroepen tot een betere vertegenwoordiging van de communautaire instellingen in internationale organisaties, toe. Het Europa van de 27 is nu sterker. De nieuwe lidstaten hebben de economische en demografische kracht van de Unie verbeterd. Door de uitbreiding is het evenwicht en de coördinatie tussen de lidstaten evenwel verstoord. De Europese boodschap is veranderd: de EU is rijker en complexer geworden. Willen we de vertegenwoordiging van de Europese Unie in multilaterale organisaties verbeteren, dan zullen we mijns inziens eerst consensus moeten zoeken. Het doet mij deugd dat de Unie de strategie van de Verenigde Naties steunt, met name wat betreft het beleid op humanitair gebied en conflictbeslechting. Europa en de VN hebben een breed scala aan doelstellingen en belangen gemeen, wat naar mijn mening zelfs nog nauwere samenwerking en synergieën van hulpmiddelen rechtvaardigt. Ik zou daarom graag zien dat Europa binnen de VN een sterkere positie wordt toegekend, in het bijzonder in de jaarlijkse Algemene Vergadering. Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. – (DE) Ik heb voor het verslag gestemd. De EU moet zelfstandiger worden en haar dialoog met derde landen uitbreiden. Om een vertrouwde en betrouwbare partner te kunnen zijn, moet ze met één – krachtigere – stem spreken en veel sneller reageren. Zbigniew Ziobro (ECR), schriftelijk. – (PL) De internationale situatie is de afgelopen tijd steeds sneller gewijzigd. Het groeiende economisch belang van Azië, de revolutionaire bewegingen in Afrika, de toenemende terroristische dreiging, de noodzaak om gezamenlijke en duurzame Europese strategieën inzake grondstoffen in te voeren en de almaar toenemende schendingen van de mensenrechten zijn slechts een paar problemen waaraan de EU-diplomatie vandaag de dag het hoofd moet bieden. De ervaring heeft ons geleerd dat zij in vele gevallen machteloos is. Het extern beleid van de Europese Unie lijkt slecht doordacht te zijn en slecht te worden gecoördineerd. Bovendien heeft het idee van gezamenlijke en duurzame Europese beleidsmaatregelen het meer dan eens afgelegd tegen de belangen van de grootste landen van de 'oude' EU. Dit wordt uitstekend geïllustreerd door het feit dat er geen bepaling is die een geografisch evenwicht garandeert bij het toewijzen van de posten van de Europese dienst voor extern optreden. Dit systeem moet worden veranderd en om die reden heb ik het verslag-Muñiz De Urquiza niet gesteund. Dit geeft mijns inziens aan aan welke voorwaarden de EU en haar lidstaten moeten voldoen om beter tegemoet te kunnen komen aan de taken die in het Verdrag van Lissabon zijn vastgelegd. Wij moeten er echter niet naar streven om de NAVO te vervangen door een nieuw EU-leger, maar we moeten ons in plaats daarvan richten op een adequate verdeling van de taken bij internationale crises. De rol van de EU zou kunnen liggen in het verlenen van humanitaire hulp, terwijl het Atlantisch Bondgenootschap de militaire hulp coördineert. Deze taakverdeling zou tevens kunnen leiden tot een nauwere samenwerking met de belangrijkste handels- en militaire partner van de EU, namelijk de Verenigde Staten.
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
7. Rectificaties stemgedrag/voorgenomen stemgedrag: zie notulen (De vergadering wordt om 14.20 uur onderbroken en om 15.00 uur hervat) VOORZITTER: ISABELLE DURANT Ondervoorzitter 8. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen 9. Verklaring van de voorzitter van de delegatie van het Europees Parlement in het bemiddelingscomité - Nieuwe voedingsmiddelen (debat) De Voorzitter. – Aan de orde is het debat over de verklaring van de voorzitter van de delegatie van het Europees Parlement in het bemiddelingscomité – nieuwe voedingsmiddelen. Bemiddelingsprocedure inzake de wijziging van Verordening (EG) nr. 1331/2008 en de intrekking van Verordening (EG) nr. 258/97 en Verordening van de Commissie (EG) nr. 1852/2001 betreffende nieuwe voedingsmiddelen [2008/0002(COD)]. Gianni Pittella, voorzitter van delegatie van het Europees Parlement bij het bemiddelingscomité. – (IT) Mevrouw de Voorzitter, Commissaris, geachte collega's wij zijn teleurgesteld dat het niet mogelijk is gebleken te komen tot een akkoord over de verordening betreffende nieuwe voedingsmiddelen en dat het daarom niet mogelijk is om de consument een juiste voorlichting te garanderen over het voedsel dat wij eten, noch om voor Europa heldere en strenge regels in te stellen op het gebied van voedsel dat afkomstig is van gekloonde dieren. Mijn uitspraken zijn niet polemisch bedoeld. De verantwoordelijkheid ligt niet bij het Europees Parlement. Als wij er niet in zijn geslaagd het klonen te reguleren, en dat was toch een van de belangrijkste punten van de onderhandelingen, is dat te wijten aan het feit dat de regeringen niet voldoende bereidheid hebben getoond. Toch, en ik richt mij hierbij expliciet tot de regeringen en de Commissie, behoren voedselveiligheid en de informatie over producten die bij ons op tafel komen tot de basisbeginselen van de Europese Unie. Iedereen onderschrijft dit. Dan moeten we hier ook naar handelen, want anders wordt het voor de consument een weinig geloofwaardige slogan. Als het om dit soort thema's gaat is het Europees Parlement niet bereid de andere kant uit te kijken en zich tevreden te stellen met de algemene geruststellingen die tijdens de onderhandelingen naar voren zijn gebracht door de Raad. Bij een zo gevoelig en serieus probleem als voedselveiligheid is een cosmetische oplossing voor de consument niet acceptabel. Het Europees Parlement heeft gevraagd om een geloofwaardige oplossing: etikettering van al het voedsel dat afkomstig is van gekloonde dieren en van hun jongen. Dat zou een stap in de goede richting geweest zijn. Meer in het algemeen zou ik iets anders in overweging willen geven. De regeringen blijven denken dat alle beslissingen aan hun zijn. Het is nog steeds niet duidelijk dat er een instituut is, namelijk het Europees Parlement, dat méébeslist! Wij zijn direct gekozen door de burgers en wij zijn vastbesloten onze rechten te doen gelden. Ik nodig de regeringen uit het Verslag van Lissabon aandachtig te lezen, want ik geloof niet dat dit grondig genoeg gedaan is. Ik zou nu een oproep willen doen aan de Europese Commissie en aan commissaris Dalli, waarvan ik de opstelling tijdens de onderhandelingen heb gewaardeerd, ook al heeft de
217
218
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Commissie zijn rol als bemiddelaar tussen de standpunten niet altijd afdoende toegelicht. Ik nodig u uit, commissaris, snel te komen met een voorstel inzake klonen teneinde de sector definitief en op een efficiënte manier te reguleren. Dat is wat de burgers willen en dat is wat het Europees Parlement vraagt. Ook wil ik mijn erkentenis uitdrukken aan het Hongaarse voorzitterschap, dat deze netelige kwestie pas in de laatste fase van de procedure heeft overgenomen, voor de grote inspanningen die zijn gedaan om de verloren tijd in te halen. Daarom dank ik alle vertegenwoordigers van het Hongaarse voorzitterschap. Ik weet dat zij geen enkele blaam treffen. De oorzaak van het probleem ligt immers bij de impasse die is ontstaan binnen de Raad tussen de posities van de verschillende nationale regeringen. Tenslotte wil ik de rapporteur bedanken. Zij heeft het uitstekend gedaan en zij heeft inzet, enthousiasme en competentie getoond. Zij heeft dit dossier gevolgd met een passie die werkelijk tot haar eer strekt en ik ben van mening dat wij allen zowel haar als de hele delegatie van het Europees Parlement, alle collega's, de voorzitter van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en alle andere collega's dank verschuldigd zijn. We hebben dag en nacht met zijn allen gewerkt om een doel te bereiken. Daarin zijn we niet geslaagd maar de kwestie ligt open en ik ben ervan overtuigd dat wanneer commissaris Dalli zich houdt aan wat hij heeft aangekondigd, wij de weg zullen hervinden naar een goede regulering van klonen en een goede verordening betreffende nieuwe voedingsmiddelen. De Voorzitter. – Dank u wel, mijnheer Pittella, niet in de laatste plaats vanwege het enthousiasme dat u in uw verklaring legde. Ik geef nu het woord aan mevrouw Győri, die namens de Raad zal reageren. Ik begrijp echter dat u uw stem kwijt bent. Een plaatsvervanger zal dus namens u spreken. Ik wil u vragen namens de Raad het woord te nemen. Enikő Győri, fungerend voorzitter van de Raad. – (HU) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte afgevaardigden, het debat van vandaag biedt mij een goede gelegenheid om de observaties van het voorzitterschap te presenteren ten aanzien van het onlangs gehouden bemiddelingsoverleg omtrent het voorstel voor een verordening betreffende nieuwe voedingsmiddelen. Bovendien is dit een uitstekende gelegenheid voor het voorzitterschap om de mening van het Parlement te horen in deze belangrijke kwestie. Onze Europese instellingen hebben een zware collectieve mislukking ondervonden. Er rest ons niets anders dan op constructieve wijze, gebaseerd op professionele criteria, te leren van deze ervaring. In deze geest richt mij vandaag tot u. Ik ben niet alleen gekomen om te praten, maar ook om naar u te luisteren. Allereerst zou ik willen benadrukken dat het voorzitterschap het werkelijk betreurt dat uw instelling en die van ons, de Raad, geen overeenkomst hebben weten te bereiken. Temeer daar zowel het voorzitterschap als de Raad groot belang hechtte aan het voorstel. Er was een unieke mogelijkheid voor ons ontstaan om de regelgeving van de Europese Unie bij te werken op een gebied dat ons allen direct aangaat: levensmiddelen. De Europese Unie kreeg een echte kans om te laten zien hoe zij concreet bijdraagt aan het verbeteren van de levens van de Europese burgers. De voorgestelde verordening zou een bijzonder goed middel zijn geweest om antwoord te geven op de geschillen inzake voedsel afkomstig van
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
gekloonde dieren, doordat het de bepalingen van de verordening van 1997 zou hebben aangescherpt. De verordening van 1997 bepaalt dat dergelijke levensmiddelen alleen na een toelatingsprocedure op de markt mogen worden gebracht. Daarentegen is als resultaat van deze recente bemiddelingsprocedure een helder – doch tijdelijk – akkoord tot stand gekomen. Alle partijen zijn het erover eens geworden dat het op de markt brengen van voedsel afkomstig van gekloonde dieren geheel verboden moet worden. Bovendien zou dit verbod direct na de inwerkingtreding van de verordening van kracht zijn geworden. Als de bemiddeling succesvol was geweest, zouden we nu gezamenlijk het op handen zijnde verbod van het op de markt brengen van voedsel afkomstig van gekloonde dieren kunnen verwelkomen. Dit verbod had al aan het einde van deze maand in werking kunnen treden. Helaas is dit niet gebeurd. In het licht van de gestrande onderhandelingen kunnen we geneigd zijn om elkaar verwijten te maken. Tegelijkertijd is het ons gezamenlijke belang en taak om niet aan deze neiging toe te geven, maar om samen naar een oplossing te zoeken. De bemiddelingsprocedure mag dan afgesloten zijn, de eisen en verwachtingen van de Europese consument zijn onveranderd gebleven, en ik ben daarom blij te kunnen zeggen dat we nu een nieuwe kans hebben om vooruitgang te boeken. Het is aan ons om dit proces zo snel en zo effectief mogelijk opnieuw op gang te brengen. We moeten alles op alles zetten, met name om ervoor te zorgen dat hetgeen waarover we tijdens de onderhandelingen tot nog toe overeenstemming hebben bereikt, niet teloorgaat. In derde lezing hebben we het punt bereikt waar we in principe overeengekomen zijn dat voedsel afkomstig van gekloonde dieren per direct wordt verboden. Deze principiële overeenkomst mogen we niet verloren laten gaan. Evenzo moeten we de grote vooruitgang die gemaakt is ten aanzien van kunstmatige nanomaterialen en traditionele voedingsmiddelen uit derde landen, alsook vergelijkbare, belangrijke kwesties, beschermen. Ik denk dat het voor ons allen belangrijk is wat we eten, en wat nog belangrijker is, is het voedsel waarvan onze kinderen en kleinkinderen opgroeien. Ik zou deze gelegenheid graag willen aangrijpen om de commissaris en zijn organisatorische eenheden te bedanken voor het harde werk dat de afgelopen paar maanden is verzet. Tevens ben ik verheugd over het feit dat de Commissie – zoals zij ons onofficieel heeft laten weten – in een versneld tempo bezig is met de uitwerking van een nieuw voorstel, en er daarbij naar streeft om zoveel mogelijk elementen van de interim-overeenkomst welke tijdens de recente onderhandelingen is bereikt, in het nieuwe wetgevingsvoorstel te behouden. Het voorzitterschap garandeert zijn steun aan zowel de Commissie als het Parlement, en hoopt dat er zich zo snel mogelijk een gelegenheid zal voordoen waarbij dit nieuwe voorstel wordt aangenomen. Geachte mevrouw de Voorzitter, geachte afgevaardigden, wij zijn ons ervan bewust dat de Commissie over beperkte bewegingsvrijheid beschikt. Uiteindelijk is het de taak van de Raad en het Parlement als de twee medewetgevers om met gezamenlijke inspanningen een oplossing te vinden die tegemoetkomt aan de eisen en verwachtingen van de Europese burgers. In dit licht zie ik uw zienswijzen met zeer grote belangstelling tegemoet. 10. Welkomstwoord De Voorzitter. – Alvorens ik u het woord geef, commissaris, wil ik eerst namens het Parlement de leden welkom heten van een delegatie van de Raadgevende Vergadering van het Parlement van de Republiek Indonesië, die op de officiële tribune heeft plaatsgenomen. Ik heet iedereen van de door de heer Lukman Hakim Saifuddin, vicevoorzitter van de Raadgevende Vergadering van het Parlement, geleide delegatie van harte welkom.
219
220
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Indonesië is voor de Europese Unie een zeer belangrijke partner in Zuidoost-Azië. Het is het eerste land in de Associatie van Zuidoost-Aziatische staten (ASEAN) waarmee de Europese Unie een partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten, in november 2009. Indonesië bekleedt momenteel het voorzitterschap van de ASEAN. Onze twee parlementen houden er uitstekende betrekkingen op na. Enkele maanden geleden heeft een delegatie van het Parlement een bezoek gebracht aan Indonesië. Het is voor mij derhalve een groot genoegen om onze vrienden en collega's van het Indonesische parlement vandaag welkom te heten. Wij hopen dat uw bezoek vruchten zal afwerpen. (Applaus) 11. Verklaring van de voorzitter van de delegatie van het Europees Parlement in het bemiddelingscomité - Nieuwe voedingsmiddelen (voortzetting van het debat) De Voorzitter. – Wij zetten nu het debat voort over de verklaring van de voorzitter van de delegatie van het Europees Parlement in het bemiddelingscomité - Nieuwe voedingsmiddelen. John Dalli, lid van de Commissie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, zoals ik al heb kunnen zeggen tegen de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, ben ik uitermate teleurgesteld over het mislukken van de bemiddeling, hoewel we zo ons best hebben gedaan om tot overeenstemming te komen. Deze situatie is onfortuinlijk, aangezien we in de afgelopen maanden juist veel vooruitgang hadden geboekt met de problemen in de voorstellen voor nieuwe voedingsmiddelen. Laat ik eerst een paar elementen recapituleren waarover een duidelijke overeenstemming bereikt was en die, als ze werden aangenomen, tot veel verbetering zouden leiden in de momenteel bestaande wetgeving: een gecentraliseerde procedure voor de goedkeuring van nieuwe voedingsmiddelen waarbij het autorisatieproces wordt gestroomlijnd en tegelijk de veiligheid van voedsel wordt gehandhaafd; een definitie van 'nanomaterialen' en de verplichting tot goedkeuring voordat deze op de markt worden gebracht, en het etiketteringsvoorschrift voor alle voedselingrediënten die nanomaterialen bevatten; een vereenvoudigde procedure om toe te passen op traditioneel voedsel uit derde landen, zodat de toegang tot de Europese markt voor deze producten gemakkelijker wordt; en de noodzaak voor ondernemers in de voedingsmiddelenindustrie om wetenschappelijke gegevens uit te wisselen als het gaat om testen op dieren, om het testen op dieren zoveel mogelijk te beperken. Deze verbeteringen zullen bijdragen aan Europese innovatie, doordat het op de markt brengen van nieuwe voedingsmiddelen gemakkelijker wordt zonder dat de veiligheid in gevaar komt. Dit dossier vergt onze gezamenlijke aandacht om deze verbeteringen zonder verder uitstel te door te voeren. Ze zullen grote voordelen brengen, zowel wat betreft de bescherming van de consument als de innovatie in de voedingssector. Daarom hoop ik dat we de vaart in de onderhandelingen kunnen vasthouden door hierover heel snel een voorstel te doen. Het mislukken van de afronding van dit dossier gebeurde ondanks het bereiken van een aantal positieve stappen over klonen tijdens de laatste maanden en uren van de onderhandelingen. De Commissie blijft bereid tot het opvolgen van het verslag van oktober 2010, waarin naar ik meen het volgende werd voorgesteld: een tijdelijke opschorting van
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
vijf jaar van het gebruik van de kloontechniek in de EU, van het importeren en gebruiken van klonen voor voedselproductie en van voedsel van klonen, in combinatie met de invoer van traceerbaarheidssystemen voor het importeren van sperma en embryo's van klonen. Bovendien erkent de Commissie de vooruitgang die tijdens de bemiddelingspoging is geboekt. Het is me bovendien duidelijk dat we over het kloneringsprobleem in al zijn facetten tot een overeenstemming moeten komen die gerechtvaardigd en proportioneel is. De Commissie is bereid een uitgebreid voorstel te doen nadat de vereiste effectbeoordeling is uitgevoerd. Ik ben blij met de verzoenende toon van de heer Pittella en het voorzitterschap. We moeten gezamenlijk verder nadenken over de volgende stappen, en ik ben bereid om met u en met de Raad mogelijke scenario's te bespreken over het aanpakken van deze twee belangrijke kwesties en om tot overeenstemming te komen over een proces dat een positieve uitkomst zal garanderen. Deze gezamenlijke discussie moet succes in beide dossiers tot doel hebben, zodat de consument daar de vruchten van kan plukken. Pilar Ayuso, namens de PPE-Fractie. − (ES) Mevrouw de Voorzitter, om te beginnen wil ik mevrouw Liotard, het Hongaarse voorzitterschap en commissaris Dalli en zijn team bedanken voor hun inspanningen, maar helaas is deze belangrijke en noodzakelijke verordening niet in veilige haven aangekomen omdat er een etiketteringsvoorschrift werd voorgesteld dat verder ging dan wat praktisch mogelijk was. Het gaat om een onderwerp dat sterke gevoelens losmaakt en veel aandacht krijgt in de pers, ingrediënten die ingaan tegen de rede en het vinden van pragmatische oplossingen verhinderen. Ik moet zeggen dat we de kans hebben gemist om een stap vooruit te zetten, dat we de agrovoedingsindustrie hebben veroordeeld om met verouderde wetgeving te leven en dat we de technologische vooruitgang in Europa, die we in theorie zo steunen, op de rem hebben gezet. We mogen geen eisen stellen die niet te dragen kosten en bureaucratische lasten voor de productiesector met zich meebrengen en we mogen geen eisen stellen die we niet ook aan derden kunnen opleggen. We mogen geen wetgeving maken die we vervolgens niet kunnen toepassen, want dan zouden we de consumenten misleiden. Ik herhaal dat het zonde is dat we geen overeenstemming hebben weten te bereiken, omdat deze verordening niet alleen betrekking heeft op klonen en hoeveel generaties en welke producten moeten worden geëtiketteerd, maar ook op een groot aantal andere punten – zoals nanotechnologie en uit derde landen afkomstige voedingsmiddelen – waarover wel overeenstemming is bereikt en die voor de consumenten en de agrovoedingsindustrie van groot belang zijn, niet alleen vanuit het oogpunt van de interne markt, maar ook vanuit het oogpunt van volksgezondheid en innovatie. Omdat klonen een veel te complex probleem is om met een paar paragrafen in een ander voorstel af te doen, dring ik er opnieuw bij de Commissie op aan om een verslag op te stellen en een afzonderlijk wetgevingsvoorstel in te dienen dat alle aspecten van klonen reguleert, op basis van voedselveiligheid en alle beschikbare wetenschappelijke gegevens. Aangezien commissaris Dalli dit Parlement bij herhaling zo'n wetgevingsvoorstel heeft toegezegd, vertrouw ik erop dat de Commissie ons dat zo spoedig mogelijk zal doen toekomen.
221
222
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Jo Leinen, namens de S&D-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, voorzitter van de Raad, commissaris, 'dames en heren, ik heb al veel onderhandelingen in het Parlement meegemaakt, maar deze bemiddelingsprocedure die van 's avonds zeven uur tot 's ochtends zeven uur duurde, deze twaalf uur zullen mij nog lang heugen. Dat was een bijzondere gebeurtenis. Helaas zijn we van twee totaal verschillende planeten gekomen. De benadering van het Parlement was heel duidelijk, dat wilde namelijk de belangen van de consumenten, van de burgers van de EU behartigen. Anderen hadden de belangen van de vleesindustrie en van de agrarische sector voor ogen. Op grond van deze verschillende uitgangspunten zijn we niet nader tot elkaar gekomen. Dat is jammer, omdat we nu een leemte in de voedingsmiddelenwetgeving van de EU hebben. Deze leemte moet zeer snel worden weggewerkt. Wij waren hierover tamelijk duidelijk – de heer Pittella als voorzitter en de rapporteur. Het hele team zat op één lijn. Nu moeten we de volgende stap zetten. We moeten deze leemte vullen. Commissaris Dalli, u moet met twee voorstellen komen. Eén daarvan moet gaan over nieuwe voedingsmiddelen en daarover zijn we het al bijna eens geworden wat nanomaterialen, de gecentraliseerde goedkeuringsprocedure en de import uit derde landen betreft. Het andere voorstel heeft betrekking op het klonen. U hebt alles gehoord wat we hierover te zeggen hebben. We willen deze producten niet op de Europese markt hebben. We willen dat ze ten minste op het etiket vermeld worden, zodat de consumenten keuzevrijheid hebben. Dat is uw taak. Het Parlement is bereid u te steunen. Ik hoop dat u snel met een voorstel komt. Corinne Lepage, namens de ALDE-Fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, allereerst wil ik mijn dank betuigen aan mevrouw Liotard, de heer Pittella, de heer Leinen en het hele onderhandelingsteam. Dankzij hen hebben we gedurende heel deze zeer langdurige trialoog een buitengewoon samenhangend standpunt ingenomen en ik denk dat het enige positieve aspect van dit dossier is dat het Europees Parlement eensgezind is opgekomen voor de volksgezondheid en de belangen van de consument. Dat, en alleen dat, is waar we voor gekozen zijn. Ik erken dat het nodig is verder te gaan en niet met de beschuldigende vinger te wijzen. Maar de feiten spreken voor zich, en toen we op het punt kwamen dat er onderhandelingen gevoerd moesten worden terwijl het Parlement al heel veel had prijsgegeven – welnu, dat was de limiet. Alsof we ons ook zelfs maar moeten afvragen of we producten die op de Europese markt worden verkocht van etikettering moeten voorzien, terwijl de keuzevrijheid van de consument fundamenteel is volgens het Europese recht! Het is volstrekt onaanvaardbaar wat er is gebeurd en we zijn onder valse voorwendselen afgescheept. We hebben juridische uitvluchten voorgeschoteld gekregen. We ontketenden helemaal geen handelsoorlog; de regels van de WTO werden helemaal niet overtreden. In juridische zin was dit allemaal niet waar. Het is een uitvlucht dat we geen aanduiding op etiketten zouden kunnen aanbrengen. Dat is technisch incorrect. Etikettering en tracering is wel degelijk mogelijk. Het was alleen iets wat men liever niet wilde omdat, zoals de heer Leinen zojuist al aangaf, men andere belangen dan die van de consument belangrijker vond. Maar goed, we moeten verder, en snel. Het vraagstuk van klonen wordt in toenemende mate aangegrepen door diegenen die de Europese instellingen ter discussie willen stellen. Het is een argument dat wordt aangevoerd door degenen die onze instellingen wantrouwen. Het is een argument dat wordt aangevoerd door degenen die het voedsel dat op de Europese
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
markt gebracht wordt wantrouwen. In hemelsnaam, het is dringend noodzakelijk dat we een helder standpunt innemen over klonen om te voorkomen – zoals de Europese consumenten en de Europese burgers willen – dat vlees van kloondieren en hun nakomelingen op de Europese markt worden gebracht! Struan Stevenson, namens de ECR-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, na twee jaar lang hard werken is de verordening inzake nieuwe voedingsmiddelen uiteen gevallen, omdat er geen overeenstemming over de kwestie van het klonen is gevonden. Tijdens de bemiddelingswerkzaamheden heb ik ervoor gewaarschuwd dat een koppige weigering tot compromis tot een ramp zou leiden, en dat is uiteindelijk ook gebeurd. Nu zijn we weer terug bij af, en we zijn een aanzienlijke hoeveelheid belangrijke en bevorderlijke wetgeving over nieuwe voedingsmiddelen kwijtgeraakt. Bemiddelingsgesprekken zijn zeer zeker een nuttig mechanisme in het wetgevingsproces, maar ze worden nutteloos en zinloos als de deelnemers niet bereid zijn om te onderhandelen en compromissen te sluiten. Als het Parlement niet zo onbuigzaam was geweest, zouden we intussen aanpassing van de regels hebben. Nu moeten we terugvallen op de Verordening nieuwe voedingsmiddelen van 1997, die volledig achterhaald is. Als het Europees Parlement bezig is te laten zien dat het een machtig en verantwoordelijk wetgevend orgaan is dat trots is op het bereiken van het Verdrag van Lissabon, denk ik dat het voor zijn eerste examen gezakt is. De Commissie moet nu naar voren komen en afzonderlijke wetgeving voorbereiden over klonen. Ik kan alleen maar hopen dat leden van het Parlement van hun fouten zullen leren, en dat ze zullen beseffen dat het de Europese burgers eronder lijden als wij over deze belangrijke kwesties niet tot overeenstemming kunnen komen. Bart Staes, namens de Verts/ALE-Fractie. –Voorzitter, ik denk dat de heer Leinen het heel terecht gezegd heeft. Dit is een dossier dat op het kruispunt zit tussen het belang van de vleesindustrie en de landbouwindustrie aan de ene kant en het belang van de consument aan de andere kant. Ik denk dat dat de kern van het probleem is. Ik denk dat wij als Parlement een belangrijke inspanning hebben geleverd samen met de rapporteur die ik complimenteer voor al haar inspanningen. We hebben hard gewerkt, we hebben ons ook flexibel opgesteld. Op een bepaald moment zijn we bereid geweest om een aantal toegevingen te doen, maar het was nooit genoeg. Ik plaats inderdaad kanttekeningen bij de weinig flexibele aanpak van de Raad in dezen. Maar ik ben ook niet echt tevreden over de opstelling van de Commissie, niet direct over uw opstelling, mijnheer Dalli, maar op een bepaald moment is een van uw collega's, de Belgische commissaris De Gucht, achter de rug van het bemiddelingscomité om gaan optreden in de Commissie internationale handel van ons Parlement, heeft daar een heleboel drogredenen aangevoerd, redenen in verband met de WTO, waarvan we allen weten - dat heeft mevrouw Lepage terecht gezegd - dat die redenen hier niet spelen. Ik denk dat de rapporteur daar straks nog op zal terugkomen. Wat moet er nu gebeuren? We hebben inderdaad wat tijd verloren. Ik denk dat we nu inderdaad aan de Commissie moeten vragen om heel snel met een nieuw voorstel inzake nieuwe voedingsmiddelen te komen; we weten dat dat erin kan zitten, want er was een quasi akkoord; voorts moet er een voorstel komen voor wat we gaan doen met gekloond voedsel, met vlees van kloondieren en hun offspring, enz.
223
224
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Eén waarschuwing, commissaris, ik wil dat dit op tijd gebeurt. Ik wil niet dat dit dossier op de lange baan wordt geschoven en we het dan even snel tegen het einde van de legislatuur krijgen voorgelegd of dat het naar de volgende zittingsperiode wordt doorgeschoven. Het is dít Parlement dat in eerste en tweede lezing èn in bemiddeling over dit dossier heeft onderhandeld. Het is dít Parlement dat dit dossier moet afwerken. Kartika Tamara Liotard, namens de GUE/NGL-Fractie. – Voorzitter, ik wil allereerst al mijn collega's in het Parlement en de delegatie heel hartelijk bedanken voor de unanieme steun die ik tot op het laatst van de onderhandelingen heb gekregen. Ik heb ook heel veel bewondering voor de Hongaarse ambassadrice die echt haar best heeft gedaan, evenals mijnheer Dalli overigens. Het is erg jammer dat we op het punt van klonen geen akkoord hebben bereikt. De consument kan nog steeds ongevraagd en ongemerkt kloonproducten op zijn bord krijgen, terwijl 77 procent van de Europese burgers dat niet wil. Raad, een verbod alleen op klonen, is symboolpolitiek. Daar waar het hier om gaat, is een verbod op de nakomelingen. De klonen zijn zo duur, daar ga je geen hamburger van maken. Daarover konden wij dus geen compromis bereiken. De Raad en de Commissie gaven steeds aan dat een verbod op offspring niet zou kunnen onder de wereldhandelsorganisatie-regels. Mijnheer De Gucht deed daar nog een schepje bovenop door in het Parlement te zeggen dat er een handelsoorlog zou ontstaan. Hoe groot was dan ook mijn verbazing toen ik een intern geheim document van de Raad in handen kreeg waarin heel duidelijk wordt aangegeven – het is van de Juridische Dienst van de Raad van Ministers – dat een verbod op het klonen van nakomelingen wel degelijk verdedigbaar is onder de WTO-regels. Er staat duidelijk: "Het verbod [op] voedsel van gekloonde dieren en [...] voedsel van de nakomelingen van klonen kan worden gerechtvaardigd op grond van de ethische overwegingen van de consumenten ..." Ik heb een vraag aan de Raad: was dit document bij alle lidstaten bekend? Zo ja, waarom wordt dan steeds het argument van wereldhandelsoorlogen gebruikt om met het Parlement niet tot een compromis te kunnen komen? Ik ben nu echt heel erg benieuwd wat de echte onderliggende redenen zijn geweest. Als dit document niet bekend was bij de onderhandelaars van de lidstaten, is dat mijns inziens een schandaal. Als het wél bekend was, zijn er verkeerde argumenten gebruikt. Mijnheer Dalli, de burger wacht op u. Ik vind dat er nu heel snel regelgeving moet komen. U weet dat ik nog steeds bereid ben om samen te werken en ik weet zeker dat we tot een oplossing kunnen komen. Ik zal het document aan de Raad overhandigen. Corinne Lepage (ALDE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, het is echt ongelooflijk wat mevrouw Liotard zojuist verteld heeft. Ik zou daarom willen aandringen op een antwoord op de vraag die zij gesteld heeft. Ik ben hogelijk verbaasd en zou de Commissie willen vragen of zij ook in het bezit was van dit interne document. Het is in feite onaanvaardbaar dat ons wekenlang is voorgehouden dat we een regelrechte handelsoorlog met de WTO zouden ontketenen, dat de heer De Gucht ons vertelde dat we geen vliegtuigen meer zouden kunnen verkopen, dat we überhaupt niets meer zouden kunnen verkopen als we dat besluit namen, terwijl er een juridisch document was waarin precies het tegenovergestelde staat. Mijns inziens is dit vanuit politiek oogpunt een cruciale kwestie. Oreste Rossi, namens de EFD-Fractie. – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, mijns inziens heeft de Raad zichzelf overtroffen. Laten we echter wel beseffen dat de burgers
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
worden vertegenwoordigd door degenen die zij democratisch gekozen hebben. Als dus het Parlement in de commissie en hier in de plenaire vergadering er onophoudelijk op hamert dat vlees afkomstig van gekloonde dieren niet aanvaardbaar is voor onze burgers, had de Raad daar nota van moeten nemen. De verantwoordelijkheid voor deze uitermate slechte keuze voor ons bedrijfsleven ligt geheel en al bij de Raad. De tekst had, met uitzondering van het gedeelte over vlees afkomstig van gekloonde dieren en enkele andere voedingsmiddelen, met een overgrote meerderheid kunnen worden goedgekeurd. De Raad wilde dat echter niet, en dat is dezelfde Raad die enerzijds zegt voorstander te zijn van een totale liberalisering en anderzijds in de textielsector de afschaffing van Made in afdwingt, omdat hij consumenten geen correcte informatie wil geven, en dat is ook dezelfde Raad die ons het leven onmogelijk maakt bij het etiketteren, omdat de Raad niet wil dat de oorsprong of herkomst van een levensmiddel dat op onze tafel terecht komt, op het etiket komt te staan. Dat is het standpunt van de Raad. Daarom heeft de heer Pittella er goed aan gedaan – en ik dank hem daarvoor – om de eer hoog te houden en de wil te eerbiedigen van bijna alle afgevaardigden door 'nee' te zeggen tegen het chantagevoorstel dat de Raad ons door de strot wilde duwen. Daarom dank ik de heer Pittella, de rapporteur en alle collega´s omdat zij de moed hebben gehad om geen duimbreed toe te geven en zich te houden aan hetgeen werkelijk goed is voor onze mensen. Peter Liese (PPE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, voorzitter van de Raad, commissaris Dalli, beste collega's, het is duidelijk dat we allemaal teleurgesteld zijn, maar ik denk dat de verantwoordelijkheid niet bij de onderhandelingsdelegatie van het Europees Parlement lag. Volgens mij ligt de verantwoordelijkheid ook niet bij de commissaris en de minister die nu aanwezig zijn. Het waren eerder andere vertegenwoordigers van de Raad en van de Commissie die overijverig waren en al te snel problemen bij derde landen hebben gesignaleerd waar op zijn minst niet uitvoerig over gesproken is. Er zijn bijvoorbeeld door commissaris De Gucht en andere vertegenwoordigers van ministeries van Economische Zaken, ook in mijn land, Duitsland, horrorscenario's geschetst over handelsoorlogen die groter zouden zijn dan de bananenoorlog, et cetera. Volgens mij waren daar geen goede argumenten voor. Ik heb gisteren het grote genoegen gehad om met vertegenwoordigers van de Amerikaanse ambassade in mijn land, die speciaal naar Straatsburg zijn gekomen en zelfs in het Duits met mij hebben gesproken, een discussie te voeren over onderwerpen op het terrein van het voedingsmiddelenbeleid. De argumenten van de Amerikaanse vertegenwoordigers waren niet zo overtuigend dat we geen oplossing hadden kunnen vinden. Ik heb hen gevraagd hoe ze over dit onderwerp dachten en ik had niet de indruk dat we het niet eens hadden kunnen worden met de Amerikanen, als we dat gewild hadden. Wat me in het bijzonder heeft verrast was dat de Amerikanen mij een papier hebben overhandigd met een tekst over de oorsprongsaanduiding in de Verenigde Staten. In de Verenigde Staten moet bijvoorbeeld worden aangegeven wat de oorsprong van gehakt is. In de Verenigde Staten moet op een pak hamburgers staan waar het vlees voor de hamburgers vandaan komt. Hoe kan van een handelsoorlog worden gesproken, indien we tegelijkertijd aanduidingen wensen voor gekloond vlees en het vlees van de nakomelingen? Hier hadden we ons dus iets meer moeten inspannen en niet meteen, toen de Amerikanen bezwaar maakten, moeten zeggen dat we dat niet konden doen. Ik verzoek de Commissie dit als een argument voor
225
226
NL
Handelingen van het Europees Parlement
het indienen van een nieuw voorstel te zien. We moeten zelfbewuster optreden, dan zullen we dit ook tegenover derde landen kunnen doorvoeren. Linda McAvan (S&D). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, de fungerend voorzitter van de Raad heeft gezegd dat we geen schuldigen moeten aanwijzen, maar ik vind dat het tijd is voor wat intellectuele eerlijkheid. Ja, we zijn het er allemaal over eens dat we geen klonen moeten eten, maar we weten allemaal dat niemand klonen gaat eten. Een ander belangrijk knelpunt in de onderhandelingen was dat de Raad niet heeft gehandeld in verband met het importeren van embryo's en sperma in de EU, waardoor boeren nakomelingen van klonen kunnen fokken. Deze nakomelingen worden gefokt uit dieren waarvan de geboorte is toegelaten. Commissaris, is het niet zo dat we Europese wetten hebben of binnenkort zullen hebben die het op de markt brengen van producten van zeehonden, honden- en kattenbont, en cosmetica die op dieren zijn getest, verbieden? We hebben deze wetten, dus waarom kunnen we geen wet hebben die verbiedt dat er producten op de Europese markt worden gebracht die het resultaat zijn van de wrede praktijk van het klonen? Ik ben het eens met mevrouw Liotard. Dit is geen zaak voor de Wereldhandelsorganisatie: het is een zaak van politieke wil en dat kunnen we laten zien, en dat is waar dit Parlement tevreden mee zal zijn, en dat is de basis voor overeenstemming. Anna Rosbach (ECR). – (DA) Mevrouw de Voorzitter, er is enorm veel werk in deze verordening gestoken, zowel door mevrouw Loitard als door de schaduwrapporteurs. Mijn grote dank hiervoor. Zoals we allemaal weten is het geheel echter helaas verzand in onenigheid over voedsel uit gekloonde dieren. Ik kom uit een land waar voedsel uit gekloonde dieren verboden is. Toch weet het klonen via een achterdeurtje ook daar naar binnen te dringen. Het onderwerp komt vaak heimelijk ter tafel, buiten het openbaar debat. Ik vind het nogal vreemd dat we op het vlak van van alles en nog wat totale transparantie eisen – van sokken en televisie tot geneesmiddelen en banken – maar er op het vlak van voedsel opeens het zwijgen toe doen. Kleurstoffen, gassen om producten langer in het schap te kunnen houden, groeihormonen, antibiotica, GGO's en nog veel meer; een voor een toevoegingen waar aan de lopende band gebruik van wordt gemaakt, bij voorkeur zonder dat de consument dat op de verpakking terugvinden kan. Waarom hecht toch niemand belang aan zo natuurlijk mogelijke levensmiddelen? Waarom hebben we niet meer aandacht voor onze eigen gezondheid en welzijn en dat van onze veestapel? Ik kan maar niet begrijpen dat er in bepaalde Europese kringen met zo weinig verantwoordelijkheidsgevoel wordt omgesprongen met de gezondheid van kinderen en volwassenen. Satu Hassi (Verts/ALE). − (FI) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, het is heel jammer dat deze ontwerpwet is verworpen en ik ben het eens met de collega's die zeggen dat dit kwam doordat de Commissie en de Raad besloten om voorrang te geven aan de belangen van de buitenlandse vleesindustrie. Dat zijn de belangen van degenen die zaken willen doen door dieren te klonen, ten koste van dierenleed. Het Parlement luisterde echter naar de Europese consumenten, van wie de grote meerderheid tegen het gebruik van klonen is bij de productie van vlees en melk en dierenleed juist wil verminderen. Het Parlement was beslist niet inflexibel. Het Parlement deed aanzienlijke concessies en was bereid om het verbod op het merken van dieren in te trekken. Zelfs daar stemde de Raad niet mee in en, zoals we nu hebben gehoord van onder anderen mevrouw Leonard
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
en de heer Leisel, waren de argumenten van de Raad en de Commissie uiterst leugenachtig en hoogstwaarschijnlijk zelfs bewust onjuist. Het is volkomen duidelijk dat er geen permanente oplossing voor deze zaak wordt gevonden, tenzij we ervan uitgaan dat we de wens van de Europese consumenten moeten respecteren om dierenleed te verminderen in plaats van te vergroten. Françoise Grossetête (PPE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik zou om te beginnen een algemene opmerking willen plaatsen.. Wanneer we het hebben over het gebrek van vertrouwen van consumenten in de instellingen, is dat denk ik niet waar het om gaat. Vaak betreft het individuen die een dergelijk wantrouwen creëren en die daar persoonlijk belang bij hebben. Terug naar de inhoud: het is waar dat er enorme teleurstelling heerste aan het eind van een lange nacht van onderhandelingen, die duurde van 7 uur 's avonds tot 7 uur 's ochtends. Het is waar dat de Europese Commissie nu een gigantische hoeveelheid werk voor de boeg heeft, omdat ze nieuwe voorstellen moet indienen en omdat het als gevolg van technologische ontwikkelingen essentieel is geworden deze wetgeving te herzien. Te denken valt bijvoorbeeld aan nanomaterialen – een onderwerp dat ons uitermate urgent lijkt. Het is volstrekt onacceptabel dat er geen controle is over kloontechnieken of over het voedsel dat het resultaat is van deze technieken en dat voor menselijke consumptie bestemd zou kunnen zijn. Er zijn heldere beginselen en ik denk dat wij het in dit Parlement allemaal volkomen met elkaar eens zijn. Consumenten moeten worden geïnformeerd over de oorsprong van voedsel dat afkomstig is van gekloonde dieren en hun nakomelingen. We moeten twee dingen eisen: traceerbaarheid en etikettering. Ik twijfel er niet aan dat commissaris Dalli bereid is deze zaak tot klaarheid te brengen en de juiste oplossing te vinden voor de talloze kwesties die nog openstaan. Traceerbaarheid is essentieel. Europese consumenten moeten kunnen kiezen op basis van informatie. Als Europese wetgevers kunnen het ons niet veroorloven tegen de burgers te zeggen: "Europa doet niets, omdat we er niet in geslaagd zijn overeenstemming te bereiken." Commissaris, ik weet dat u zich inspant om de institutionele impasses waarvan we getuige zijn, te doorbreken om niet alleen aan consumenten, maar ook aan exploitanten van levensmiddelenbedrijven betere waarborgen te geven. Er is geen tijd te verliezen en we moeten snel handelen om een uitweg te vinden. Kriton Arsenis (S&D). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik ben bang dat ik minder diplomatiek zal zijn. Ik moet tegen de commissaris en de vertegenwoordiger van de Raad het volgende zeggen: u stelt opnieuw voor om voedsel van gekloonde dieren te verbieden, maar niemand kan voedsel van gekloonde dieren kopen. Gekloonde dieren zijn erg duur om voor voedsel te gebruiken. Het zijn hun nakomelingen die voor voedsel zullen worden gebruikt. Daarom willen we een verbod op hun nakomelingen, en daarom willen we een duidelijke etikettering van die nakomelingen. Ik ben bang dat uw rol in de onderhandelingen niet productief is geweest. U verzette zich tegen deze etikettering van nakomelingen, die een kleinste gemene deler voor de Raad was. Dit was onze kans om tot overeenstemming te komen. Leer hiervan, luister naar wat deze instelling over de kwestie te zeggen heeft, en kom dan bij ons terug met een fatsoenlijk voorstel.
227
228
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Horst Schnellhardt (PPE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik betreur het ook ten zeerste dat de onderhandelingen mislukt zijn, vooral omdat we nu nog jaren moeten wachten op regels voor de omgang met bijvoorbeeld nanotechnologie in voedingsmiddelen en met producten uit derde landen die tot op heden in Europa onbekend zijn. Het was nu eenmaal zo dat het opnemen van het klonen van dieren in deze wetgeving een valstrik bleek te zijn en dat we hier op een onwaardige niveau hebben gediscussieerd. We hebben de hele nacht met elkaar gediscussieerd, de argumenten vlogen over en weer zonder dat iemand wilde toegeven en ten slotte is deze discussie stukgelopen, dus dat was zeer vervelend. Ik wil er graag op wijzen dat we het hier over veel onderwerpen hebben en over wetgeving. We hebben bij de gentechnologie al dezelfde strategie gevolgd. We wilden geen gentechnologie en hebben de grenswaarden en vereisten aanzienlijk verhoogd. En wat leverde dat uiteindelijk op? De technologie is zo ver ontwikkeld dat zelfs aan die hoge normen wordt voldaan. Op het moment hebben we het erover dat we geen gekloonde dieren willen, omdat niet aan de vereisten voor het dierenwelzijn wordt voldaan en er op dit gebied gevaren bestaan. Ik heb met wetenschappers gesproken en kan nu al voorspellen dat de techniek zich zo zal ontwikkelen dat het algemeen verbieden van het klonen van dieren niet langer mogelijk zal zijn. Ik beschouw dit echter als een zeer bedenkelijke wetenschappelijke ontwikkeling. We moeten ons meer bezighouden met de vraag welke grondbeginselen we moeten vaststellen om te zorgen dat we over fatsoenlijke regels beschikken en we moeten niet proberen om bepaalde ontwikkelingen via wetten af te remmen of te verhinderen. Daciana Octavia Sârbu (S&D). – (RO) Mevrouw de Voorzitter, ten eerste wil ik mijn teleurstelling uitspreken over de mislukte bemiddeling. Ondanks maanden en zelfs jaren werk is de uitkomst teleurstellend, vooral nu op vele punten in het dossier overeenstemming kon worden bereikt. De rapporteur verdient echter alle lof voor haar inspanningen. Het Parlement had gelijk vast te houden aan het principestandpunt over de kwestie van voedsel uit gekloonde dieren en hun nakomelingen. Wij beseffen dat we de wil van de Europese burger doen bij onze weerstand tegen gekloonde dieren en hun nakomelingen in de voedselketen. Tijdens de onderhandelingen heeft de Raad deze legitieme zorgen genegeerd, hetgeen zeer spijtig is. Als we het uiteindelijke voorstel van de Raad hadden geaccepteerd, hadden we niet kunnen zeggen dat we handelden volgens de wens van de gewone burger om geen gekloond vlees op tafel te krijgen. We waren niet bereid om wetten goed te keuren waarmee wordt toegestaan dat voedsel van de nakomelingen van gekloonde dieren op de markt komt zonder als zodanig te worden geëtiketteerd. Voor de toekomst wil ik de Commissie herinneren aan haar toezeggingen van oktober 2010, voornamelijk om kloneringstechnieken uit te bannen uit de voedselproductie in de EU. Een andere toezegging was het opzetten van traceringssystemen voor reproductief materiaal afkomstig van gekloonde dieren buiten de EU. Deze toezeggingen zijn meerdere malen gedaan en moeten een plaats krijgen in de nieuwe voorstellen. Ik vertrouw erop dat de lidstaten meer aandacht zullen besteden aan de rechtmatige zorgen van de EU-burgers. Elisabetta Gardini (PPE). – (IT) Mevrouw de Voorzitter, ik ben het eens met al hetgeen de vorige sprekers hebben gezegd. Ook ik maakte deel uit van de delegatie in het bemiddelingscomité. Tijdens de onderhandelingen veranderden onze aanvankelijke gevoelens van hoop in teleurstelling en toen in woede, als ik dat zo mag zeggen, want wij vertegenwoordigen hier 500 miljoen mensen van wie – overeenkomstig alle enquêtes en
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
alle onderzoeken – de overgrote meerderheid luidkeels blijft roepen dat zij op hun tafel geen voedingsmiddelen willen die afkomstig zijn van gekloonde dieren en hun nakomelingen. Etikettering en traceerbaarheid waren voor ons werkelijk het minimumuitgangspunt. Als wij het compromis hadden aanvaard, hadden wij een leeg compromis aanvaard. De heer Pittella heeft gelijk: een beetje poeder, een beetje rouge misschien nog een beetje zand in de ogen, maar het zou een leeg vat zijn geweest, meer niet. Laten wij elkaar niet voor de gek houden: niemand legt 100 000 euro op tafel voor een stier om er gehakt ervan te maken en als hamburgers te verkopen. Voor al het andere was er geen enkele regeling. We zouden hebben ingestemd met deregulering, en dat kon absoluut niet! Nu moeten wij hier vandaag opnieuw bepaalde besluiten verdedigen en doen alsof wij collectief hebben gefaald. Maar er is geen sprake van een collectief falen, want er was bijna over alles een akkoord, ofschoon dat akkoord roemloos ten onder is gegaan en de burgers de indruk hebben gekregen dat de grote industrie en de handelsregels veel belangrijker zijn dan de Europese burgers die wij hier vertegenwoordigen en verdedigen. Daarom wil ik iedereen vragen om opnieuw van start te gaan met een nieuwe gemoedsgesteldheid en een frisse blik, en ik hoop van ganser harte dat de verwachtingen en de wil van de burgers dit keer worden gerespecteerd. Radvilė Morkūnaitė-Mikulėnienė (PPE). – (LT) Mevrouw de Voorzitter, waarschijnlijk zou iedereen beamen dat informatie een van de belangrijkste drijfveren in de moderne wereld is. Dat geldt ook wanneer er sprake is van voedselveiligheid. We overwegen nog altijd nieuwe regels voor informatieverstrekking van algemene aard aan consumenten over levensmiddelen en kwesties als vruchtensap en afgeleide producten, en zullen die hopelijk aannemen. Helaas was het niet mogelijk om een compromis met de Raad te bereiken over nieuwe voedingsmiddelen, en we hebben een stap achteruit gezet. Hoewel de meeste consumenten geen voedselproducten van gekloonde dieren willen zijn ze toch verkrijgbaar. Daarom is het van groot belang ervoor te zorgen dat het publiek op de hoogte wordt gebracht. Maar vertegenwoordigers van de lidstaten hebben de voorschriften voor etikettering of traceerbaarheid, met andere woorden, de minimumeisen voor het vermogen om consumentenbewustzijn te waarborgen, niet gesteund met het argument dat het moeilijkheden voor het bedrijfsleven en producenten zou kunnen veroorzaken. Zo kunnen consumenten nog altijd niet weten of bijvoorbeeld de melk die ze drinken van gekloonde dieren afkomstig is. Maar dit is maar één zijde van de medaille. Nu hebben we nieuwe technologieën, onderzoek en het gebruik van resultaten in de voedingsindustrie belet. Als gevolg van deze onenigheid hebben we de oplossing voor deze problemen zelf voor onbepaalde tijd uitgesteld. We verwachten allen dringende voorstellen van de Europese Commissie om uit deze juridische impasse te komen. Mairead McGuinness (PPE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, zijn we werkelijk verbaasd dat we geen overeenstemming hebben bereikt? Zeker, mijn idee als buitenstaander was dat er te veel verschillen rond de tafel zijn, en ik weet ook niet of het zo'n goed idee is geweest om een vergadering om 19.00 uur te beginnen uur die was gedoemd te mislukken om 7.00 uur, maar we moeten dit probleem nog steeds oplossen en misschien kunnen we dat bereiken door de wetgeving in twee delen op te splitsen.
229
230
NL
Handelingen van het Europees Parlement
De kwestie van het klonen ligt erg gevoelig en er zijn zorgen over dierenleed waar anderen al over hebben gesproken, maar het probleem van reproductief materiaal moet worden aangepakt. We hebben duidelijkheid nodig over de vraag hoe we dit binnen de WTO-regels kunnen oplossen, want boeren in Europa willen gebruik kunnen maken van de beste beschikbare technologieën om productiever te kunnen zijn. Binnen dat kader hebben we dus problemen op te lossen in dit Parlement, en ik hoop dat ze op bevredigende wijze kunnen worden opgelost. Ten slotte over het probleem van de Europese normen versus de rest van de wereld: we importeren vleesproducten in de Europese Unie. Hebben we net zo'n duidelijk idee van wat we importeren, als van wat er binnen de EU zelf wordt geproduceerd? Ook dat is een probleem waar we ons over moeten buigen. Karin Kadenbach (S&D). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, allereerst wil ik de commissaris bedanken voor zijn inzet op het gebied van preventie. Ik had ook verwacht en gehoopt dat u deze inzet zou vertonen bij de kwestie van gekloond materiaal. We hebben enkele zeer intensieve uren met elkaar beleefd en ik beschouw mezelf als een vertegenwoordiger van de Europeanen die heel duidelijk het standpunt steunen dat het Parlement heeft ingenomen. Wij wilden samen met vijfhonderd miljoen Europeanen dat hiervoor ten minste een duidelijke aanduiding vereist zou zijn en eigenlijk hadden we graag een verbod op gekloonde dieren en op producten van gekloonde dieren van welke generatie dan ook, gezien. We hadden op uw steun gehoopt, commissaris. We begrepen niet waarom de Raad niet aan onze kant stond, want ook de Raad bestaat uit gekozen vertegenwoordigers van zijn lidstaten. Die hebben echter duidelijk de markt en niet de mensen gediend. Wij hopen dat u voortaan bij uw besluitvorming de mensen en niet de markt centraal zult stellen. Martin Häusling (Verts/ALE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, consumentenbescherming vormt een centraal element van het algemene Europees beleid. Indien we er niet in slagen om consumenten consequent te beschermen, is er op dit punt sprake van een totale mislukking. Niet alleen willen de meeste consumenten geen kloontechnologie, maar we moeten ook vaststellen dat de meeste boeren dit niet willen. Ik ben van mening dat enkele lidstaten de onderhandelingen zeer bewust hebben laten mislukken. Ze hebben de agrarische industrie beschermd en de belangen daarvan verdedigd. Dat geklets over een dreigende handelsoorlog – dat is hier vandaag al vaker gezegd – is als voorwendsel gebruikt. Alleen al op grond van het Europees dierenbeschermingsbeleid zouden maatregelen tegen het klonen moeten worden genomen, commissaris, en we hopen dat u zo snel mogelijk een regeling op tafel legt. Er moet actie ondernomen worden. We doen een beroep op u niet nog maanden te wachten, maar de zaak nu snel weer ter hand te nemen. Het kloonverbod kan slechts een stap zijn. We moeten erop staan dat er uiteindelijk ook een regeling komt voor de nakomelingen, anders is dit allemaal in wezen ineffectief. Anna Záborská (PPE). – (SK) Mevrouw de Voorzitter, ik wil hier geen schuldigen gaan zitten aanwijzen, maar wil toch in ieder geval gezegd hebben dat de mislukking van de bemiddelingsprocedure een flinke tegenslag is en dat we het kind met het badwater hebben weggegooid. Klonen is zowel een complex als een gevoelig onderwerp. Dolly het schaap was noch het eerste, noch het laatste gekloonde dier. Reeds tienduizenden andere pogingen zijn gestrand.
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Misvormde foetussen met veel te grote organen overlijden in de schoot van experimentele dieren, weer andere worden dood geboren of komen een aantal dagen na de geboorte te overlijden. Klonen is een veel grotere tirannie voor dieren dan kleine kooien of vervoer in vrachtwagens zonder drinken. Het is dan ook een goede zaak dat de verordening inzake nieuwe voedingsmiddelen een verbod op de verkoop van gekloonde dieren en hun nakomelingen bevat. Ik geloof niet dat het erg ingewikkeld is om nu iets aan de hele kloonkwestie te doen. We moeten voedselproducenten nu gewoon een duidelijk signaal geven dat producten van dieren die geleden hebben helemaal niets op de Europese markt te zoeken hebben. Giancarlo Scottà (EFD). - (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, de zogenaamde nieuwe voedingsmiddelen zijn voedingsmiddelen of voedselingrediënten die verwerking hebben ondergaan en waarvan aldus de voedingswaarde is veranderd. Ik zet verschillende vraagtekens bij de nieuwe verordening betreffende nieuwe voedingsmiddelen. Welke relatie zal er zijn met de verordening betreffende GGO's, overwegende dat klonen een gentechnologie is, hetgeen betekent dat genen actief worden gemanipuleerd. Hoe zal de handel van deze voedingsmiddelen tussen de diverse Europese landen worden geregeld? Hoe zullen de wetenschappelijke tests voor het vaststellen van de veiligheid van deze nieuwe voedingsmiddelen worden verricht? Aan de hand van welke criteria zal dit product worden gedefinieerd en, de belangrijkste kwestie: hoe zal de consument worden geïnformeerd over de kenmerken en de voedingseigenschappen van de nieuwe voedingsmiddelen die hij of zij koopt? Wat mij het meest na aan het hart ligt zijn consumentenbescherming, voedselveiligheid bij het gebruik van deze nieuwe producten en correcte informatie. Daarom ben ik van mening dat er totale traceerbaarheid moet zijn voor de consumenten, vooral als het gaat om natuurlijke producten waarvan de traceerbaarheid sowieso moeilijk te waarborgen is. Niki Tzavela (EFD). – (EL) Mevrouw de Voorzitter, mijns inziens is het probleem ontstaan door een gebrek aan voorlichting van de consumenten en de burgers. Als er geen transparantie is in de voorlichting van de Europese burgers, en van de burgers in heel de wereld, ontstaan er situaties waar we niet meer uitkomen. Wat ik wil zeggen is dat als we de mensen zo heftig zien reageren tegen bepaalde producten, wij, besluitvormers en wetgevers, moeten gehoorzamen aan hetgeen de publieke opinie wil. Daarom hebben wij informatie en transparantie nodig bij alles wat wij doen, om er zeker van te kunnen zijn dat als we a zeggen we ook b kunnen zeggen. John Dalli, lid van de Commissie . − (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik heb zorgvuldig gelet op de opvattingen die in de loop van dit debat zijn gegeven. Ik wil de geachte leden graag bedanken voor hun opinie, en ik verzeker hun nogmaals dat de Commissie met het Parlement, de lidstaten en belanghebbenden blijft werken aan het gemeenschappelijke doel, namelijk zo snel mogelijk vooruitgang boeken met beide voorstellen voor nieuwe voedingsmiddelen en klonen. Ik wil benadrukken dat de Commissie tijdens de bemiddeling (en we hebben hierover diverse voorstellen gedaan) het standpunt heeft ingenomen dat, zoals ik eerder heb gezegd, iedere mogelijke oplossing of compromis dat kan worden bereikt, ook uitvoerbaar moet zijn. Het moet ten uitvoer gelegd kunnen worden, het moet gerechtvaardigd en proportioneel zijn. Wat wij allemaal ook mogen willen (en als verantwoordelijk commissaris voor consumenten sta ik helemaal achter informatieverschaffing aan consumenten), dit
231
232
NL
Handelingen van het Europees Parlement
moet hoe dan ook op bewijzen gebaseerd zijn en we hebben een effectbeoordeling nodig. Dat was ons standpunt. De Commissie heeft nooit een standpunt ingenomen tegen enige vorm van etikettering, maar we hebben gezegd dat elk besluit dat we nemen, moet worden beoordeeld op de impact die het heeft op onze burgers in het algemeen, zowel producenten als consumenten, en hier sta ik nog steeds achter. Ik kan u verzekeren dat de diensten van de Commissie en ik deze uitdaging met de grootst mogelijke vastberadenheid en inspanning zullen benaderen, en tevens verzeker ik u, en met name de heer Staes, dat ik niet bezig ben de noodzakelijke beslissingen uit te stellen. Enikő Győri, fungerend voorzitter van de Raad. – (HU) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, geachte afgevaardigden, namens het voorzitterschap en de Raad danken wij u hartelijk voor het debat. Ik wil mijn bijzondere dank uitspreken voor de bijdragen die de inspanningen van het Hongaarse voorzitterschap hebben bevestigd en die inspanningen hebben erkend. We zijn er tevens mee ingenomen dat de tijdens de bemiddelingsprocedure ingebrachte argumenten hier naar voren zijn gebracht. Daarnaast willen we beweringen of suggesties van de hand wijzen dat de Raad of het Hongaarse voorzitterschap onoprecht of te kwader trouw heeft gehandeld, of dat ze onder de invloed van belangengroepen staan. Het beste aspect van het Verdrag van Lissabon is dat het onze gemeenschappelijke verantwoordelijkheid heeft vergroot. Wij hebben ons best gedaan en doen ons best om in deze geest te handelen. We hebben het niet eens kunnen worden, zodat in dat opzicht elk product nu zonder beperkingen bij ons op tafel kan komen. Dat is erger dan wat het laatste voorstel van de Raad zou zijn geweest. Wat hield dat precies in? Een verbod op gekloonde dieren en daarvan afkomstige producten, en de monitoring en etikettering van nakomelingen van de eerste generatie, uiteraard binnen redelijke grenzen. Want denk er eens aan uit hoeveel ingrediënten salami bijvoorbeeld bestaat. Redelijkheid en prijsvorming stellen daar grenzen aan. We zouden in het bijzonder tegen mevrouw Liotard willen zeggen dat wat het door u geciteerde interne Raadsdocument betreft, de lidstaten ervan op de hoogte waren en dat uiteraard de Raad ervan op de hoogte was en het zelfs heeft besproken. Het heeft bijgedragen tot de vorming van ons standpunt. U hebt een uit zijn verband gerukte zin uit dit document geciteerd, maar tegelijk verzwegen dat de conclusies van het document nu net beweren dat er met betrekking tot WTO-compatibiliteit risico's bestaan, en dat deze conclusies tevens vermelden dat de meest aanvaardbare oplossing etikettering is, wat, ik herhaal, deel uitmaakte van het laatste voorstel van de Raad. Maar ik ben het met u allen eens dat we zo spoedig mogelijk verder moeten gaan. We hopen dat we via wetenschappelijk onderzoek en wetenschappelijke vooruitgang binnenkort meer zullen weten over de aspecten van voedselzekerheid. Het doet me genoegen dat commissaris Dalli beloofd heeft dat er binnenkort een nieuw afzonderlijk ontwerp over het klonen en gekloonde producten wordt opgesteld. Gianni Pittella, voorzitter van de delegatie van het Europees Parlement in het bemiddelingscomité. – (IT) Mevrouw de Voorzitter, uit alle toespraken van de vorige sprekers – die ik van harte bedank, en dan denk ik om te beginnen aan de rapporteur – en uit de door de rapporteur gepresenteerde documentatie, waarin wordt onderstreept dat overname van onze voorstellen geen enkele handelsoorlog zou hebben ontketend, blijkt dat er geen sprake is
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
van collectief falen, en ik herhaal dit ook zonder enige polemiek aan het adres van het Hongaars voorzitterschap. Er was sprake van falen, maar dan wel bij iets waarvoor de verantwoordelijkheid duidelijk bij de regeringen ligt. Nu moet niemand mij komen vertellen dat het eenvoudig etiketteren van rundvlees afkomstig van gekloonde dieren of hun nakomelingen als een eervol en voor het Parlement tevredenstellend akkoord beschouwd kan worden. Dit akkoord zou namelijk nauwelijks meer dan nul geweest zijn. Maar goed, zand erover! Laten wij nu de blik naar voren richten. Het is nu aan de Raad ervoor te zorgen dat de regeringen het met elkaar eens worden, nu ze het standpunt van het Parlement, het standpunt van de Europese burgers, kennen. Etikettering van producten afkomstig van gekloonde dieren en hun nakomelingen is voor ons het minimum. Laten de mensen in de regeringen en de regeringen onderling nu aan de slag gaan om met dit minimum in te stemmen. Dan richt ik me nu tot commissaris Dalli – die, zoals ik weet, de beste wil van de wereld heeft – en ik vraag hem om zo spoedig mogelijk op de proppen te komen met een voorstel van de Commissie waarin ons standpunt is verwerkt, opdat het Parlement de verordening betreffende klonen kan aannemen. Wij gaan ook door met ons werk aan nanomaterialen, waarbij wij, als het deel inzake klonen er eenmaal uit is, snel vorderingen kunnen maken. Dan nog een laatste overweging. U hebt allen nota kunnen nemen van de eensgezindheid in het Europees Parlement. Dit is een substantiële eensgezindheid, een eensgezindheid over de volle breedte. Misschien hebt u zich tijdens de onderhandelingen vergist en gedacht dat het Parlement hier niet als één man achter zou staan. Pas op, maak nu niet dezelfde vergissing, want als het gaat om gevoelige kwesties als de gezondheid van onze burgers, zijn wij eensgezind en zullen wij eensgezind blijven. Bart Staes (Verts/ALE). - Voorzitter, toch een punt van orde; meerdere keren in het debat is de houding van commissaris De Gucht besproken. Mevrouw Lepage heeft aan commissaris Dalli de vraag gesteld of hij op de hoogte was van dat juridisch advies van de Raad. Ik heb de heer Dalli heel veel horen antwoorden op onze vragen, maar niet op die vraag. Het is toch een cruciale vraag. Is er misschien sprake van oneensgezindheid binnen de Commissie, als mijnheer Dalli daar zit als consumentencommissaris en de heer De Gucht door alle verhalen heen komt rijden met valse argumenten die weerlegd worden door een document van de Raad. Graag zou ik van de commissaris horen wat zijn standpunt ter zake is. De Voorzitter. – Het debat is gesloten. VOORZITTER: EDWARD McMILLAN-SCOTT Ondervoorzitter 12. Herziening van de Small Business Act (debat) De Voorzitter. – Aan de orde is het debat over – de mondelinge vraag (O-000089/2011) van Bendt Bendtsen, namens de PPE-Fractie, Edit Herczog, namens de S&D-Fractie, Fiona Hall, namens de ALDE-Fractie, Reinhard Bütikofer, namens de Verts/ALE-Fractie, Giles Chichester, namens de ECR-Fractie, en Niki Tzavela, namens de EFD-Fractie, aan de Raad: Evaluatie van de "Small Business Act" (B7-0301/2011),
233
234
NL
Handelingen van het Europees Parlement
– de mondelinge vraag (O-000090/2011) van Bendt Bendtsen, namens de PPE-Fractie, Edit Herczog, namens de S&D-Fractie, Fiona Hall, namens de ALDE-Fractie, Reinhard Bütikofer, namens de Verts/ALE-Fractie, Giles Chichester, namens de ECR-Fractie, en Niki Tzavela, namens de EFD-Fractie, aan de Commissie: Evaluatie van de "Small Business Act" (SBA) (B7-0302/2011). Bendt Bendtsen, auteur. – (DA) Mijnheer de Voorzitter, de economische crisis heeft de nodige gevolgen gehad voor de kleine en middelgrote ondernemingen van Europa. Bovendien hebben we nu de nieuwe Bazelregels; die moeten worden opgenomen in de aanstaande richtlijn kapitaalvereisten. Kleine en middelgrote ondernemingen zullen daardoor straks waarschijnlijk nog moeilijker aan kapitaal kunnen komen voor de groei die Europa zo broodnodig heeft. Het Europees Parlement geeft de Commissie met deze resolutie duidelijk te kennen dat het nu de hoogste tijd is om de voor kleine en middelgrote ondernemingen juiste beslissingen te nemen. Inderdaad, politici horen niet thuis aan het roer van het bedrijfsleven. Dat neemt echter niet weg dat zij mede zorgen moeten voor de vruchtbare grond waar het Europese bedrijfsleven in gedijen kan. Het doet mij deugd dat de Small Business Act nu wordt herzien. Ons Europese bedrijfsleven heeft nu daden nodig en niet alleen maar woorden. Kleine en middelgrote ondernemingen hebben dringend behoefte aan een betere toegang tot financiering. Ook dient de markttoegang te worden verbeterd, hetgeen onder meer om verbetering van het normalisatiestelsel binnen de EU vraagt. Ook dient het midden- en kleinbedrijf beter in staat te worden gesteld mee te dingen naar overheidsopdrachten. Tot slot wil ik nog zeggen dat de administratieve last voor ons bedrijfsleven dringend moet worden verlicht, bijvoorbeeld op het vlak van de verslaglegging. Want waarom zouden eigenaren van kleine ondernemingen meer dan één keer verslag moeten afleggen? Eén keer is toch wel genoeg? Het is dan aan de overheden om de informatie in kwestie zelf verder onderling door te geven. We dienen ons terdege te realiseren dat onze kleine en middelgrote ondernemingen als gevolg van de nieuwe EU-wetgeving die we hier produceren en die dan in de lidstaten moet worden omgezet, vaak telkens weer een beetje meer belast wordt. Het volstaat dan ook niet om alleen het aantal wetten te verlagen. We moeten er telkens als we nieuwe wetgeving uitvaardigen voor waken geen nieuwe obstakels op te werpen voor het midden- en kleinbedrijf. We dienen het bedrijfsleven het over de hele linie eenvoudiger te maken om zaken te doen in Europa en we moeten daar nu direct de schouders onder zetten. Edit Herczog, auteur. – (HU) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, neemt u mij niet kwalijk, ik keek even op naar het balkon, want tot mijn geluk is hier toevallig ook net een groep bezoekers uit Hongarije aanwezig. De Small Business Act is de afgelopen tijd deel gaan uitmaken van het Europees denken. Op grond van de praktische ervaring van de afgelopen twee jaar is het tijd om de Small Business Act te heroverwegen, bij te werken en te versterken. Wij, de stellers van de vraag, hebben in het voorstel voor een besluit de belangrijkste kwesties in 34 punten samengevat. Ik zou enkele daarvan willen vermelden. Uitvoering is heel belangrijk. De lidstaten hebben hun werk met verschillende doeltreffendheid en inzet, en dientengevolge met succes volbracht. We willen één gegevensbank en scorebord om successen en excessen te meten. Commissaris, naar ons idee is het niet de bedoeling om de rechten van werknemers te schenden, maar om nieuwe arbeidsplaatsen te scheppen. Vermindering van de administratie
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
betekent niet dat werknemers moeten worden belemmerd in hun rechten, maar veeleer moet er een mogelijkheid worden geschapen om kleine en micro-ondernemingen met elkaar te laten samenwerken. Met betrekking tot de toegang tot financiering is het heel belangrijk dat de financiële middelen die op EU-niveau ter beschikking staan veel efficiënter worden gebruikt. Tot nu toe hebben we een efficiëntie van 75 procent gehaald, en omstreeks vijftigduizend 'kleine en middelgrote ondernemingen hebben op die manier financiële middelen ontvangen. Daarnaast zijn ongeveer driehonderdduizend kleine en middelgrote ondernemingen' erin geslaagd om in het kader van CIP, het programma voor concurrentievermogen en innovatie, toegang tot financiering te krijgen. We moeten dit absoluut versterken en behouden. Het is heel belangrijk dat het institutionele netwerk kleine en middelgrote ondernemers helpt. Daarom moet het European Entreprise Network worden versterkt. We willen heel graag een oplossing vinden waarmee het Erasmusprogramma voor jonge ondernemers voortgezet kan worden. We willen graag dat alle 23 miljoen kleine en middelgrote ondernemingen ten minste nog één werknemer in dienst kunnen nemen. Daarmee zouden we aanzienlijk kunnen bijdragen aan een verbetering van de situatie op de arbeidsmarkt. Het is echter heel belangrijk dat arbeidskrachten die voor kleine en middelgrote ondernemingen werken beter zijn opgeleid dan tegenwoordig. Het is vooral belangrijk dat ze deel kunnen nemen aan de tenuitvoerlegging van het programma voor groene economie en digitale vaardigheden kunnen opdoen. Voor ons is het belangrijkst dat jonge ondernemers met kleine en middelgrote bedrijven niet als verliezers, maar als winnaars tegen verschillende ondernemingsvormen aankijken. Fiona Hall, auteur . – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Small Business Act is door het mkb met vreugde begroet, maar dat was twee jaar geleden. Het is echt heel belangrijk dat we nu aan kleine bedrijven laten zien dat deze wet niet alleen maar een stukje papier is. Wat de kwestie van de administratieve lasten betreft: dit mag geen eenmalige aangelegenheid zijn waar we vervolgens onze handen weer van af trekken. We zullen er aandacht aan moeten blijven schenken. Ik maak me vooral zorgen over de situatie waarin micro-ondernemingen zich bevinden. Voor een klein bedrijf met 249 werknemers dat gespecialiseerd administratief personeel in dienst heeft, speelt het probleem niet of nauwelijks, maar voor een micro-onderneming met een of twee medewerkers kan overregulering het functioneren onmogelijk maken. We moeten niet vergeten dat micro-ondernemingen met minder dan tien werknemers meer dan negentig procent van alle EU-ondernemingen uitmaken. Micro-ondernemingen moeten echt als familiebedrijven worden behandeld en de EU en haar lidstaten moeten vooral samenwerken om te kijken hoe kleine bedrijven op voorhand steun kunnen krijgen voor het verbeteren van de energie-efficiëntie. Juist het bredere vraagstuk van financiering voor kleine en middelgrote ondernemingen is van essentieel belang. Kort voor Pasen heeft een aantal leden van de Commissie industrie, onderzoek en energie Californië bezocht om te kijken hoe in Silicon Valley investeren in zijn werk gaat. We ontdekten dat durfkapitaal hier veel ruimer beschikbaar was dan in Europa, en dat degenen die het verstrekten veel meer risico namen. In Californië gaan verschaffers van durfkapitaal ervan uit dat negen van de tien investeringen mislukken. De ene van de tien die wel slaagt, betaalt voor de rest, maar het motto is: "misluk snel". Er is veel wat we kunnen leren over
235
236
NL
Handelingen van het Europees Parlement
hoe we onze eigen innovatieve kleine bedrijven in Europa beter kunnen steunen. Wellicht niet onbelangrijk is dat we mislukkingen niet stigmatiseren, maar ze veeleer als een opstapje naar succes gebruiken. Giles Chichester, auteur. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, er is sprake van een fundamentele paradox wat betreft het EU-beleid inzake middelgrote en kleine bedrijven (het mkb). Aan de ene kant wordt vrijwel unaniem het belang ervan erkend voor de economie, voor de werkgelegenheid, voor het scheppen van welvaart, voor innovatie en flexibiliteit, gezien de totale omvang van het mkb binnen de economie. Als positieve retoriek zou kunnen worden omgezet in orders en geld op de bank, dan zou het er geweldig voorstaan met het mkb in de Unie. Maar de grote uitdaging – waar deze resolutie betrekking op heeft – is hoe warme woorden kunnen worden omgezet in nuttige daden zonder het mkb alleen maar geld toe te stoppen, geld dat in de huidige economische situatie niet voorhanden is. Aan de andere kant combineert de EU deze positieve gestemdheid met veel wetgeving inzake bescherming van de werkgelegenheid en milieu-eisen: wetgeving die goedbedoeld is, maar zeer zwaar op het mkb drukt, doordat voor kleine bedrijven de administratieve lasten toenemen terwijl we ze juist zouden moeten verminderen. In deze resolutie staan veel constructieve suggesties. Mij spreekt vooral het voorstel aan om de praktijk te bestrijden die in mijn land "gold plating" wordt genoemd: het toevoegen van extra lagen regelgeving door nationale autoriteiten. Mijn persoonlijke visie hierop, als iemand die 25 jaar in een klein bedrijf heeft gewerkt, is dat het weliswaar mooi zou zijn om deze administratieve lasten te verminderen, maar dat het beste wat we voor kleine bedrijven kunnen doen is de toegang tot informatie en financiering te verbeteren. Reinhard Bütikofer, auteur. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, het komt in dit Parlement niet iedere dag voor dat afgevaardigden van zes verschillende fracties samen een vraag indienen die leidt tot een debat. Vandaag maken we dit mee en het is geen toeval dat het hierbij om de rol van kleine en middelgrote ondernemingen gaat. Hier is sprake van een breed gedragen, gezamenlijke wens. Eén van de vragen die we willen stellen, is wat de Commissie doet om ook in de toekomst financieel bijzonder succesvolle instrumenten voor kleine en middelgrote ondernemingen verder te versterken. Eén van deze succesvolle instrumenten is het Kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie, het CIP. Hoe zal dat eruitzien, nu het Gemeenschappelijk strategisch kaderprogramma wordt ontwikkeld? Welke kansen zullen de kleine en middelgrote ondernemingen in dit verband hebben? Het zal zeker niet mogelijk zijn om het concept van innovatie zo breed te maken dat alle activiteiten en alle kleine en middelgrote ondernemingen eronder vallen. We mogen echter ook niet de fout maken slechts het concurrentievermogen te bevorderen van de kleine en middelgrote ondernemingen die we als bijzonder innovatief hebben omschreven. Daarom is het volgens mij van groot belang dat in het Gemeenschappelijk strategisch kaderprogramma de juiste beslissingen worden genomen. Ik wil er nadrukkelijk op wijzen dat dit ook geldt voor de vraag volgens welke criteria naar vereenvoudiging en deregulering wordt gestreefd. Het CIP is nu al aanzienlijk minder bureaucratisch dan het zevende kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling. Het zou niet verstandig zijn om met het oog op kleine en middelgrote ondernemingen de normen van het zevende kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling te hanteren. Laten we dus een praktische manier vinden om verder te gaan met datgene wat goed was
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
voor kleine en middelgrote ondernemingen, vooral in programma's als het CIP, opdat het bij een reorganisatie niet verloren gaat! Niki Tzavela, auteur . − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil mijn collega's complimenteren met hun bijdrage aan deze zeer nuttige resolutie en ik kan alleen maar zeggen dat ik het met alles wat tot nu toe is gezegd eens ben. Toch stel ik ten aanzien van een paar kwesties enkele wijzigingen voor, die naar mijn mening een constructieve en nuttige bijdrage zouden kunnen vormen voor de definitieve tekst. Ten eerste wordt er in de tekst niet gesproken over de gevolgen van illegale handel voor kleine bedrijven. Helaas is in de huidige tijd illegale handel een realiteit en een verschijnsel dat in alle lidstaten toeneemt. Het komt er eenvoudig op neer dat illegale handel een van de grootste obstakels vormt voor de oprichting en groei van kleine bedrijven in Europa. Mijn tweede opmerking betreft het "tweede kans"-initiatief voor het midden- en kleinbedrijf (mkb) van de Commissie. Vooral in deze economisch moeilijke tijden is het belangrijk mkb-bedrijven te ondersteunen en ze te helpen zich te ontwikkelen. Dit brengt mij tot mijn laatste punt. Ik vind het te betreuren dat maar weinig van onze innovatieve middelgrote en kleine ondernemingen uitgroeien tot grote bedrijven en dat er in de EU minder jonge, innovatieve bedrijven zijn waar veel aan O&O wordt gedaan dan in de VS. Door een nijpend gebrek aan innovatieve vaardigheden zijn kleine en middelgrote ondernemingen niet in staat innovatieve bedrijfsmodellen en nieuwe technologieën in te voeren. Dat is een probleem dat we moeten aanpakken, en we moeten in Europa een mentaliteit cultiveren die risico's durft te nemen, zoals we die in de VS zien onder de jonge generatie Amerikanen. Enikő Győri, fungerend voorzitter van de Raad. – (HU) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik ben het Parlement dankbaar dat het belangstelling heeft getoond voor de Small Business Act en ons daarmee vooral in de gelegenheid stelt om te bespreken wat voor maatregelen we moeten nemen ten aanzien van de verschillende initiatieven die geopperd zijn in verband met de evaluatie van de Small Business Act. De Small Business Act is een heel belangrijk instrument dat ons helpt een gunstiger ondernemingsklimaat voor kleine en middelgrote ondernemingen te scheppen. Kleine en middelgrote ondernemingen dragen in grote mate bij aan de Europese economie, aangezien het merendeel van de ondernemingen tot die groep behoort, en ze geven in heel Europa meer dan negentig miljoen mensen werk. Daarom is de volledige tenuitvoerlegging van het beleid met betrekking tot kleine en middelgrote ondernemingen en in het bijzonder van de Small Business Act een taak van hoge prioriteit voor het Hongaarse voorzitterschap. Het succes van onze concurrentiestrategie hangt ervan af wat voor effect onze beleidsinitiatieven op kleine en middelgrote ondernemingen hebben. Voor toekomstige groei is het essentieel dat er in Europa innovatieve kleine en middelgrote ondernemingen met een groot concurrentievermogen functioneren. Bijgevolg is de Raad bijzonder ingenomen met de mededeling van de Commissie over de evaluatie van de Small Business Act, die op 23 februari 2011 is gepubliceerd. In haar mededeling stelt de Commissie op diverse prioritaire gebieden verschillende nieuwe initiatieven voor om verdere maatregelen te kunnen nemen. Deze initiatieven zijn tot stand gekomen als resultaat van een brede raadpleging met verenigingen van kleine en middelgrote ondernemingen en de betrokken autoriteiten, zodat ze terdege rekening houden met de belangen van zowel de ondernemingen zelf als andere belanghebbenden.
237
238
NL
Handelingen van het Europees Parlement
De mededeling van de Commissie is op 13 april 2011 tijdens de informele bijeenkomst van de ministers voor concurrentievermogen in Gödöllő in Hongarije besproken. Tijdens die bespreking waren de ministers het volkomen eens met de mening van het voorzitterschap dat de vier voornaamste prioritaire kwesties slimme regelgeving, financiering, internationalisering en governance zijn. Om daarbij vooruitgang te boeken moet nog meer werk worden verzet. Daarnaast is het voorzitterschap vastbesloten om tijdens de vergadering van de Raad Concurrentievermogen die op 31 mei 2011 wordt gehouden en waarop ook de tussentijdse evaluatie van de Small Business Act aan de orde komt, de vaart in het proces te houden. Het voorzitterschap wil graag dat de Raad tijdens die vergadering conclusies aanneemt waarin in het bijzonder het "denk eerst klein"-principe wordt toegepast, kortom het principe waarop de mededeling van de Commissie is gebaseerd. Wat het statuut van de Europese besloten vennootschap betreft heeft de Europese Commissie dat als eerste in een ontwerpverordening van de Raad in 2008 voorgesteld. Het voorstel is gebaseerd op het idee dat het verrichten van handelsactiviteiten binnen de eengemaakte markt vereenvoudigd moet worden voor kleine en middelgrote ondernemingen, en dat moet een vermindering van de kosten en een betere economische groei opleveren. In de Raad zijn met betrekking tot bepaalde aspecten en elementen van het voorstel enkele problemen vastgesteld. Ondanks de opmerkelijke inspanningen van de Zweedse en Belgische voorzitterschappen hebben de lidstaten tot op heden geen overeenstemming kunnen bereiken. Ik kan de geachte afgevaardigden ervan verzekeren dat het Hongaarse voorzitterschap ernaar streeft een manier te vinden om ten aanzien van de uitermate problematische aspecten van dit voorstel vooruitgang te boeken, en dat het alles in het werk blijft stellen om de zaak tot een goed einde te brengen. Olli Rehn, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, veel dank aan de geachte afgevaardigden voor deze belangrijke mondelinge vraag en uw debat. Ik zal namens mijn collega, vicevoorzitter Antonio Tajani, op de vraag reageren. Feitelijk is het zo dat 99 procent van alle Europese ondernemingen bestaat uit kleine en middelgrote ondernemingen die het grootste deel van de toegevoegde waarde van de reële economie genereren en twee derde van de banen in de private sector scheppen. De EU steunt op mkb-bedrijven en schept de voorwaarden waaronder deze zich kunnen ontwikkelen en groeien teneinde banen te scheppen in concurrerende markten. Het mkb heeft behoefte aan minder bureaucratische rompslomp, gemakkelijker toegang tot financiering, groene markten en vaardigheden die aansluiten op de behoeften van de reële economie. Dit zijn de beginselen waarop ons mkb-beleid zoals gepresenteerd in de evaluatie van de Small Business Act voor Europa is gebaseerd. In mijn antwoord namens de Commissie zal ik in het kader van uw in de mondelinge vraag gestelde vijf vragen vijf manieren schetsen waarop we dat willen bereiken. In de evaluatie verzoekt de Commissie de lidstaten het effect van de wetgeving op het mkb systematisch in kaart te brengen met behulp van de mkb-toets. Het Europees Parlement en de Commissie werken samen aan een studie over de toepassing van de mkb-toets in de lidstaten en op Europees niveau. De Commissie zal deze toets als basis gebruiken voor aanvullende maatregelen om de implementatie en de uitwisseling van beste praktijken te ondersteunen. We leggen momenteel ook de laatste hand aan een studie over de problemen in verband met vergunningen en officiële goedkeuringen en de procedures voor bedrijfsoverdrachten en faillissementen in de lidstaten. De studie zal de Commissie en met name de lidstaten in staat stellen met passende maatregelen te komen om het "denk eerst klein"-principe op administratieve diensten te kunnen toepassen. Dit zal vooral mogelijk
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
gemaakt worden door uitbreiding van de "online overheid" en het éénloketsysteem, overeenkomstig de aanbevelingen in de evaluatie. Ten tweede zal er een nieuw systeem van governance worden ingevoerd. De Commissie heeft de lidstaten verzocht een mkb-vertegenwoordiger aan te wijzen – een "mevrouw of meneer mkb" – om op de uitvoering van de SBA op nationaal niveau toe te zien. De nationale vertegenwoordigers zullen deel uitmaken van een SBA-adviesgroep, die informatie over de maatregelen die zijn genomen om het mkb te ondersteunen zal helpen beoordelen en verspreiden. Ze zullen voor het eerst bijeenkomen op de SBA-conferentie in Boedapest op 24 en 25 mei van dit jaar. Ten derde is het de bedoeling dat vooral het mkb zal profiteren van het Europees programma voor de vermindering van de administratieve lasten. De Commissie heeft de Raad en het EP voorstellen voorgelegd om de administratieve kosten aanzienlijk te verminderen – tot meer dan 30 procent wanneer ze worden geïmplementeerd – terwijl de reeds goedgekeurde voorstellen de administratieve kosten met 22 procent zullen verlagen. De Commissie vertrouwt erop dat het Parlement ervoor zal zorgen dat onze voorstellen zo spoedig mogelijk worden goedgekeurd. Van bepaalde voorstellen, zoals de herziening van de vierde jaarrekeningrichtlijn, zal met name het mkb profiteren. Goedkeuring van de herziening van de vierde jaarrekeningrichtlijn door de Raad en het Parlement, zal de lidstaten in staat stellen zeer kleine ondernemingen vrij te stellen van bepaalde boekhoudkundige verplichtingen. Ten vierde heeft de SBA ook een kader gecreëerd om het mkb-bedrijven mogelijk te maken de uitdaging van energie-efficiëntie aan te gaan door hun energiemanagement te verbeteren en de kansen aan te grijpen die de milieumarkt biedt. Het actieplan om eco-innovatie te stimuleren zal ook worden geïmplementeerd en daarbij zal bijzondere aandacht aan het mkb worden geschonken door het bevorderen van netwerken, koolstofarme technologieën en efficiënt beheer van het gebruik van hulpbronnen. We zullen ook doorgaan met het ontwikkelen van actieplannen die specifiek zijn gericht op milieu- en energiedeskundigen binnen het Enterprise Europe Network. Tot slot zal de Commissie in het kader van het kerninitiatief "Een agenda voor nieuwe vaardigheden en banen" een inschatting geven van de toekomstige behoeften aan vaardigheden in micro-ondernemingen en ambachtelijke bedrijven. Een eerste studie over de vaststelling van toekomstige behoeften aan vaardigheden in micro-ondernemingen en ambachtelijke bedrijven tot 2020 is zojuist verschenen. Daarin wordt aangegeven wat er gedaan moet worden om aan toekomstige vaardigheidsvereisten te kunnen voldoen, en hoe ze effectiever te bevorderen en systematischer op te nemen in opleidingsprogramma's voor micro-ondernemingen en ambachtelijke bedrijven. Pilar del Castillo Vera , namens de PPE-Fractie. − (ES) Mevrouw de Voorzitter, geachte vertegenwoordigers van de Commissie en de Raad, vandaag debatteren we in dit Parlement over een gezamenlijke ontwerpresolutie over de herziening van de Small Business Act die de Commissie in februari heeft gepresenteerd. Het begrip 'kleine en middelgrote ondernemingen' kan op veel manieren worden gedefinieerd in relatie tot de economie, maar in zekere zin zijn deze ondernemingen de spil waarom elk economisch stelsel draait, en in dit geval de Europese economieën. Als ze sterk zijn, zal de economie goed draaien, en als ze zwak zijn, zal de economie slecht draaien.
239
240
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Kleine en middelgrote ondernemingen zijn de ondernemingen die werkgelegenheid scheppen en voor groei zorgen en die daarmee welvaart voor de samenleving creëren. Ik wil drie factoren noemen die in mijn ogen van fundamenteel belang zijn om een netwerk van sterke ondernemingen te creëren. In de eerste plaats het in gebruik nemen van informatie- en communicatietechnologieën en de ontwikkeling van technologieën als elektronische administratie en 'cloud computing', die geld besparen, kosten besparen en werk besparen en daardoor het concurrentievermogen van kleine en middelgrote ondernemingen vergroten. In de tweede plaats innovatie, die ook voor deze sector van essentieel belang is. Daarom moeten opkomende kleine en middelgrote ondernemingen sterk worden ondersteund met stimulansen. In de derde plaats moeten kleine en middelgrote ondernemingen volledig kunnen deelnemen aan de interne markt, zowel aan grensoverschrijdende openbare aanbestedingen als aan alle andere aspecten van de interne markt, wat buitengewoon gunstig zou zijn voor het concurrentievermogen van kleine en middelgrote ondernemingen, die op dit moment niet van deze voordelen kunnen profiteren. En tot slot ligt achter dit alles de waarde van het ondernemen, een maatschappelijke waarde die sterk moet zijn, want anders zal het hele netwerk zwak zijn. Daarbij hebben de regeringen en de Europese Unie een belangrijke taak op vooral één terrein: onderwijs. Teresa Riera Madurell , namens de S&D-Fractie. − (ES) Mevrouw de Voorzitter, zeker kleine en middelgrote ondernemingen hebben het voordeel dat ze flexibel en wendbaar zijn en dicht bij de klant staan, waardoor ze veel sneller besluiten kunnen nemen. Dat zijn kwaliteiten die in tijden van crisis heel belangrijk zijn, omdat snel reageren dan van cruciaal belang is. Daarnaast maken ze 90 procent van het weefsel van ons bedrijfsleven uit, zoals we allemaal weten, en vormen ze een waardevol model dat we in stand moeten houden, want de gevolgen van een faillissement of verplaatsing van een grote onderneming zijn veel verwoestender, met name wat betreft de werkgelegenheid. Daarom kunnen we het ons niet veroorloven, en al helemaal niet vanuit de overheden, om spaken in hun wielen te steken. Daarom hebben we de Small Business Act aangenomen en daarom zijn debatten als deze van cruciaal belang om de vooruitgang van de lidstaten bij de toepassing van de politieke en wetgevende maatregelen die we hebben afgesproken te volgen. 'Dames en heren, voor de Europese kleine en middelgrote ondernemingen is het dringend noodzakelijk dat de sterke politieke wil die in de Small Business Act is vervat om hun toegang tot overheidsopdrachten te verbeteren wordt vertaald in concrete en tastbare operationele maatregelen. We verwelkomen de maatregelen die enkele lidstaten hebben genomen, zoals de opsplitsing van aanbestedingen in kavels of het verbeteren van de elektronische toegang tot informatie met behulp van centrale websites en interactieve webpagina's, maar wij denken dat dit niet genoeg is. Vanuit dit Parlement moeten we erop blijven aandringen dat de verantwoordelijken voor de openbare aanbestedingen van de verschillende overheden bepalingen in de
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
inschrijvingsvoorwaarden opnemen die positieve discriminatie van kleine en middelgrote ondernemingen mogelijk maken en contractclausules die hun deelname belemmeren schrappen. Jürgen Creutzmann, namens de ALDE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris Rehn, uit het gezamenlijk verzoek om herziening van de Small Business Act blijkt dat er nog veel gedaan moet worden, voordat het mkb zich in Europa, vooral op nationaal niveau, vrij kan ontwikkelen. Ik ben echter blij dat het de laatste jaren in de Europese Unie in ieder geval gelukt is om bijna alle bepalingen van de Small Business Act te verwezenlijken. Als laatste is in maart de nieuwe richtlijn betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties in werking getreden, waarmee een belangrijke bijdrage aan de betalingsmoraal in Europa wordt geleverd. De lidstaten hebben nu twee jaar de tijd voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijn. Ik zou een dringend verzoek willen doen om deze termijn te verkorten, juist in de lidstaten waar dit geen groot probleem zou zijn. De uitvoering zou dan niet over twee jaar worden uitgesmeerd, maar misschien in één jaar kunnen geschieden. De lidstaten zijn het tot nog toe niet eens kunnen worden over het statuut van de Europese besloten vennootschap. Ik ben daarom zeer verheugd dat het Hongaarse voorzitterschap dit verder uitwerkt en dit als een speerpunt van zijn werk ziet. Juist door deze vennootschapsvorm zouden kleine en middelgrote ondernemingen veel kosten kunnen besparen – ik denk daarbij met name aan de boekhouding, aan de oprichting en aan permanente rechtsbijstand. Daarom wil ik nogmaals zeggen dat ik blij ben dat het Hongaarse voorzitterschap hier een speerpunt van heeft gemaakt. Openbare aanbestedingen, waar mevrouw Madurell zojuist over sprak, zijn ook zeer belangrijk. Op dit gebied kunnen we nog heel wat doen voor de kleine en middelgrote ondernemingen. Er zijn zeer veel bureaucratische regelingen en het is juist voor kleine en middelgrote ondernemingen vaak moeilijk om in deze aanbestedingsprocedures te participeren. We moeten op dit gebied meer transparantie creëren. We moeten ook proberen om gebruik te maken van de mogelijkheden die de moderne media, met name het internet, bieden. Kay Swinburne , namens de ECR -Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Small Business Act is precies waar wij ons, als politici en wetgevers, op moeten richten als we willen zorgen voor nieuwe groei en onze economieën nieuwe impulsen willen geven. Kleine en middelgrote ondernemingen maken meer dan 98 procent uit van de bedrijven in mijn kiesdistrict op het platteland van Wales. Omdat in het hele Verenigd Koninkrijk de werkgelegenheid in de publieke sector minder zeker wordt en meer van mijn kiezers, naar ik hoop, bedrijfjes zullen beginnen of daarin emplooi zullen vinden, steun en onderschrijf ik volledig de ambitieuze doelstellingen om de administratieve lasten voor het mkb te verlichten en plannen als de invoering van de mkb-toets voor alle wetgeving. Gekoppeld aan het "één in, één uit" regelgevingbeleid van mijn eigen regering, kunnen deze maatregelen ons doel helpen verwezenlijken. Maar deze tijd vereist doortastendheid, ambitieuzere doelstellingen en meer resultaten. Ik heb gezien met hoeveel creativiteit Wales zich ontwikkelt tot een dynamisch centrum voor nieuwe bedrijven in de zeer winstgevende internationale game-industrie en tot een cultureel vooraanstaand centrum op het gebied van film- en programmaproducties. Toch blijf ik me afvragen hoe deze ontwikkelingen te bevorderen en te stimuleren. Grote projecten als het Europees octrooi en de digitale agenda dienen deze kleine bedrijven ten voordeel te
241
242
NL
Handelingen van het Europees Parlement
strekken, doordat ze banen scheppen en mensen in Wales en de hele EU een toekomstperspectief bieden. Derek Roland Clark, namens de EFD -Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de tien beginselen van deze evaluatie zijn mede bedoeld om mkb-bedrijven mee te laten profiteren van de kansen van de interne markt, maar de eurozone is bezig ineen te storten, dus hoe kan deze zorgen voor meer kansen? Ook is het de bedoeling dat kleine en middelgrote ondernemingen profiteren van de groei op de markten. Welke groei? In september 2009 vroeg ik commissaris Andor welke concrete maatregelen hij dacht te nemen om mkb-bedrijven te helpen, nadat ik hem eerder hetzelfde had gevraagd toen hij de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken toesprak bij de aanvaarding van zijn portefeuille. Ik kreeg toen geen antwoorden, maar nu lijk ik er toch enkele gekregen te hebben. De vijf richtlijnen van de evaluatie om de druk op mkb-bedrijven te verminderen omvatten onder andere een vereenvoudiging van de BTW-regels en verlaging van de tarieven, en een richtlijn inzake betalingsachterstand, maar dat is niet meer dan wat sleutelen aan de bestaande wet- en regelgeving. Het eerste beginsel van de evaluatie – het scheppen van het juiste klimaat – mag niet inhouden dat er voorstellen worden gedaan voor nieuwe regels voor bijvoorbeeld Europese besloten vennootschappen en overheidssteun. Het zou moeten inhouden dat er honderden regels rigoureus worden afgeschaft. Immers, Commissievoorzitter Barroso zei hier in juli vorig jaar dat bureaucratische procedures mkb-bedrijven de das omdoen. Tadeusz Zwiefka (PPE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, wetgeving die te complex of onbegrijpelijk is, die te strikt is of die niet meegaat met de jongste veranderingen, is uiteraard niet bevorderlijk voor ontwikkeling of vooruitgang. Als coördinator van de Commissie juridische zaken, wil ik derhalve met name wijzen op het belang om bij de wetgevingsprocedure het beginsel in acht te nemen dat kleine en middelgrote ondernemingen betrokken moeten worden bij ex ante en post ante effectbeoordelingen. Daardoor kunnen reeds tijdens het wetgevingsproces belemmeringen worden geconstateerd en geëlimineerd die door nieuwe voorschriften kunnen ontstaan voor een sector die toch de motor van de Europese economie is. Ook nakoming van het "denk eerst klein"- en het "only once"-beginsel en terugdringing van de overdreven strikte omzetting van de vereisten volgens EU-richtlijnen in nationale voorschriften, uiteraard door de organen in de lidstaten, zal leiden tot een zichtbare verlichting van de administratieve lasten voor de mkb-sector. Zowel de werkgroep-Stoiber als de evaluatie van de Small Business Act die de Europese Commissie heeft voorgelegd, hebben bevestigd dat administratieve belemmeringen en buitensporige lasten in verband met controlemaatregelen dikwijls leiden tot vertragingen en soms zelfs een verdere uitbreiding van kleine ondernemingen tegenhouden die nieuwe banen zouden kunnen creëren. Het is mijns inziens derhalve gerechtvaardigd om te vragen of de door de Europese Commissie beloofde analyse met betrekking tot een verlaging van de administratieve lasten tot 25 procent van het huidige niveau reeds beschikbaar is. Ik ben het tevens eens met de voorstellen dat zowel de EU-instellingen als de lidstaten deze principes in acht moeten nemen als zij nieuwe wetgeving invoeren of bestaande wetgeving herzien. Het is alarmerend om te horen dat tenuitvoerlegging van de Small Business Act op vele hindernissen in de lidstaten stuit, hoewel voorbeelden uit diverse landen aantonen dat het volgen van deze principes positieve resultaten oplevert.
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Tot slot wil ik eveneens wijzen op het belang van de lopende werkzaamheden met betrekking tot Europees overeenkomstenrecht en de werkzaamheden inzake de invoering van een Europees octrooibeschermingssysteem die de Commissie juridische zaken is begonnen. Het lijdt geen twijfel dat adequate voorschriften op dit gebied een directe impuls zullen geven aan de ontwikkeling van innovatie, met name ten aanzien van de activiteiten en groei van kleine en middelgrote ondernemingen. Silvia-Adriana Ţicău (S&D). – (RO) Mijnheer de Voorzitter, eind maart 2011 had de EU een werkloosheid van 9,5 procent, 9,9 procent in de eurozone. Nog zorgwekkender is dat de jeugdwerkloosheid bijna twee keer zo hoog is als het cijfer voor de gehele beroepsbevolking. Het verbeteren van het zakelijk klimaat en de toegang tot financiering, naast het helpen van het mkb gebruik te maken van de structuurfondsen, zal de ontwikkeling van een ondernemersgeest stimuleren. Het mkb heeft behoefte aan een stabiele rechts- en fiscale positie. Herhaalde wijzigingen van de belastingwetgeving of wijzigingen in de voorwaarden voor financiering uit verschillende fondsen maakt het bedrijven moeilijk om zaken te doen. Een ander punt is dat het mkb vooral in tijden van crisis getroffen wordt door te late betalingen van facturen door openbare instellingen. Al deze factoren zijn van invloed op de verwachtingen van mkb-bedrijven met betrekking tot het realiseren van hun bedrijfsplannen, alsmede op hun zakelijke activiteiten en vooral hun innovatiecapaciteit. Tussen 2006 en 2008 kon het mkb slechts 33 procent van de totale waarde van openbare aanbestedingsovereenkomsten binnenhalen. Aangezien openbare aanbestedingen 17 procent van het bbp van de Unie uitmaken zijn wij van mening dat kleine en middelgrote ondernemingen hun aanwezigheid op de markt voor openbare aanbestedingen moeten versterken. Daarom roepen we de Commissie en de lidstaten op om voor 2015 de nodige maatregelen te nemen, om te zorgen dat ten minste 50 procent van de openbare aanbestedingen elektronisch wordt gedaan, in overeenstemming met de toezegging van de regeringen van de lidstaten te Manchester in 2005. Ik wijs erop dat de gemeenschappelijke markt in de dienstensector nog niet functioneert. Dit heeft een negatief effect op de zakelijke activiteiten van het mkb in de Europese Unie. In 2008 heeft de Commissie als onderdeel van het Europees economisch herstelplan een programma gepresenteerd waarbij de Europese Investeringsbank een totaalpakket van 30 miljard euro in voor het mkb geoormerkte leningen bood. De EIB wilde de leningen voor middelgrote bedrijven aanvullen met 1 miljard euro per jaar. Ik wil de Commissie vragen in welk stadium van tenuitvoerlegging dit programma zich bevindt, of de financiering nog verhoogd wordt en of deze middelen gelijk verdeeld worden over alle lidstaten. Mara Bizzotto (EFD). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, drie miljoen banen zijn verloren gegaan terwijl ettelijke miljoen zijn geïnvesteerd in steunbeleid. Dit is, wat de impact op het midden- en kleinbedrijf (mkb) betreft, de rampzalige balans van het schitterende Lissabonproject, dat daarna werd gefotokopieerd en omgedoopt tot Europa 2020-strategie. Nu besluiten we zelfs om daaraan middelen van het komend meerjarig financieel kader 2014-2020 toe te kennen. Ik kan dan ook alleen maar herhalen dat duizenden Europese burgers en belastingbetalers zich afvragen waartoe Europa dient als het niet in staat is de economische problemen van ons werelddeel op te lossen en als het niet met één stem kan spreken in zijn extern beleid en alleen maar geld over de balk smijt. Ik hoop dat hetgeen herhaaldelijk door commissaris Tajani is gezegd, ook gerealiseerd zal worden. Ik hoop dat men bij de herziening van de
243
244
NL
Handelingen van het Europees Parlement
mkb-code er inderdaad in zal slagen de bureaucratie te verminderen, toegang tot krediet en terugvordering mogelijk te maken en internalisering te vergemakkelijken. Met de richtlijn inzake betalingsachterstanden is een concreet en reëel doel bereikt, dankzij echte politieke wil en niet dankzij europropaganda. Als de middelen van de zoveelste strategie opnieuw alleen aan kletskoek zullen worden gespendeerd, wil ik de Europese instellingen verzoeken om boete te doen wegens de tientallen kleine ondernemers in mijn regio, Veneto, die zichzelf het leven hebben genomen voordat zij hun kleine onderneming failliet zagen gaan. Krišjānis Kariņš (PPE). – (LV) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, ouders besteden vaak aandacht aan het kind dat het hardst roept, hoewel ze hun aandacht eigenlijk aan een heel ander kind zouden moeten geven. Zo ook besteden politici en de pers het vaakst aandacht aan grote ondernemingen die veel geld hebben, een luide stem hebben, hoewel er beter aandacht besteed zou kunnen worden aan anderen, dat wil zeggen aan kleine ondernemingen. Voor ons in Europa zijn grote ondernemingen als hoge bomen, maar deze hoge bomen maken niet al het hout uit waaruit onze ondernemingen bestaan. Enkele cijfers. Meer dan 90 procent van de ondernemingen in heel Europa is klein en middelgroot, niet groot. Circa driekwart van alle werknemers werkt in kleine en middelgrote ondernemingen, die hetzelfde gedeelte van het bruto binnenlands product van Europa produceren. De tijd is gekomen dat wij allemaal onze aandacht gaan verleggen van grote ondernemingen, die zich luid en duidelijk laten horen – ik zou niet willen zeggen als kinderen, maar ze laten zich luid horen – en aandacht gaan besteden aan de stillere ondernemingen, waarvan de meeste immers met de kleine werken. In deze context dring ik er daarom bij u, commissaris, op aan om meer aandacht te besteden aan de toezegging van uw eigen commissie om de administratieve last voor kleine en middelgrote ondernemingen te verlichten. U kunt dit doen door uw wetgeving te evalueren en niet door voorschriften te introduceren die de kosten van de administratieve last verhogen. Door kleine en middelgrote ondernemingen te ondersteunen, handelen we sneller om economische groei in de hele Europese Unie te stimuleren. Dank u voor uw aandacht. Zigmantas Balčytis (S&D). – (LT) Mijnheer de Voorzitter, de Small Business Act die in 2008 is aangenomen had een impuls moeten geven aan de ontwikkeling van het kleinbedrijf en de verbetering van zakelijke omstandigheden in Europa. Er is een hoop gedaan om het ondernemingsklimaat te verbeteren en administratieve voorschriften te vereenvoudigen, zoals de richtlijn inzake e-facturatie en de richtlijn inzake betalingsachterstanden, maar daarmee kan niet worden volstaan. We kunnen thans zien dat de resultaten niet beantwoorden aan de verwachtingen van het kleinbedrijf. De topprioriteiten, zoals financiering en de vereenvoudiging van regelgevingsstelsels voor een verbetering van het ondernemingsklimaat, zijn niet op systematische of consistente wijze geïmplementeerd. Intussen verschilt het ondernemingsklimaat aanzienlijk per lidstaat. De verschillende rechtsregels voor consumentenbescherming die nog steeds bestaan verminderen het vertrouwen van de consument in de eengemaakte markt en moedigen bedrijven niet aan om hun zakelijke activiteiten uit te breiden tot andere lidstaten. In wezen belet dit de verwezenlijking van een interne markt in de Europese Unie die sterker gericht is op en gunstiger is voor het kleinbedrijf. Juist het kleinbedrijf is het zwaarst getroffen door de economische en financiële crisis. We zien bedrijven failliet gaan of met een enorme schuldenlast kampen. We hebben weliswaar maatregelen getroffen om hen te helpen, maar helaas zijn die niet altijd succesvol gebleken.
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
De Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit die door de Commissie is ingesteld was werkelijk een zeer passende maatregel om het kleinbedrijf de kans te geven om tijdens de crisis aan financiering te komen. Maar zoals verscheidene studies hebben aangetoond hebben de nationale banken in sommige lidstaten in plaats van bedrijven van leningen te voorzien de kredietvoorwaarden nog verder aangescherpt. De Europese Investeringsbank, die deze leningen twee jaar lang beheerd heeft, had over het algemeen geen informatie over de toepassing van deze instrumenten. Het is daarom de vraag of we zo'n tussenpersoon eigenlijk wel nodig hebben. De duidelijke conclusie is dat de Commissie in de toekomst de verantwoordelijkheid moet aangaan voor het toezicht op de uitvoering van zulke belangrijke initiatieven in de lidstaten. Hopelijk zal de evaluatie van de Small Business Act ons helpen te begrijpen en te beoordelen waar we onze inspanningen moeten vergroten, zodat we een klimaat kunnen scheppen dat beter werkt voor het kleinbedrijf. (Spreker verklaart zich bereid een "blauwe kaart"-vraag krachtens artikel 149, lid 8 van het Reglement te beantwoorden) Paul Rübig (PPE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik zou de heer Balčytis willen vragen wat hij van het Erasmus-programma voor jonge ondernemers vindt, omdat hij heeft gezegd dat de financiële situatie voor hen juist in de crisis zeer precair is geworden. Ik heb gehoord dat de Commissie dit programma wil beperken. Denkt u niet dat het, juist met het oog op de financiële crisis, zinvoller zou zijn om ervoor te zorgen dat kleine en middelgrote ondernemingen een kans krijgen om nieuwe bedrijfsterreinen te leren kennen? Zigmantas Balčytis (S&D). – (LT) Mijn hartelijke dank voor deze vraag. Hoe we onze samenleving willen herstructureren en wie zich niet alleen voor kleine, maar ook voor grote bedrijven in de toekomst met de belangrijkste problemen moet bezighouden is een ware prioriteit voor onze toekomst. Het door u vermelde Erasmus-programma is ook zeer belangrijk, en naar mijn mening zouden de Commissie, de Raad en het Europees Parlement in de toekomst allemaal hun inspanningen moeten opvoeren om te voorkomen dat zulke programma's het moeten ontgelden en we voortaan de beschikking hebben over mensen, beter voorbereide mensen, voor de uitvoering van veel van de theoretische wensen die we hier vandaag tot uitdrukking hebben gebracht. Per slot van rekening moet iemand de theorie ook in de praktijk brengen. Ik ben het geheel met u eens dat het Parlement er niet mee mag instemmen zulke programma's in de toekomst in aantal terug te brengen. Bogdan Kazimierz Marcinkiewicz (PPE). – (PL) Mijnheer de voorzitter, de werkzaamheden die momenteel worden uitgevoerd ten aanzien van de evaluatie van de Small Business Act moeten met name gericht zijn op de oprichting van een statuut voor een Europese besloten vennootschap, teneinde grensoverschrijdende activiteiten van ondernemingen op de EU-markt te vergemakkelijken. Hoewel de tijd die nodig is om een onderneming te starten de afgelopen maanden korter is geworden, blijkt uit een analyse van de Europese Commissie dat meer dan de helft van de lidstaten nog steeds niet voldoet aan de eis dat dit binnen drie dagen mogelijk moet zijn. Bovendien maakt de meerderheid van de lidstaten nog steeds geen beoordelingen van het effect van toekomstige wettelijke en administratieve initiatieven op het mkb en wordt het "only once"-beginsel evenmin volledig toegepast.
245
246
NL
Handelingen van het Europees Parlement
De afgelopen twee jaar is de lijst van landen waarin het mogelijk is om een onderneming binnen een jaar volledig te liquideren onveranderd gebleven. Ik zou derhalve willen voorstellen dat de Europese Commissie meer inspanningen verricht om ervoor te zorgen dat de lidstaten deze voorzieningen ten uitvoer leggen. Bovendien moeten verdere maatregelen op grond van de Small Business Act mijns inziens eveneens leiden tot een betere beschikbaarheid van financiering, toegang tot durfkapitaalmarkten en de invoering van één-loketten in de lidstaten, teneinde de administratieve procedures te vereenvoudigen. We mogen niet vergeten dat wij het mkb moeten steunen als wij onze doelstelling van een werkgelegenheidspercentage van 75 procent willen bereiken, zoals is vastgelegd in de Europa 2020-strategie. Als gevolg van de economische crisis heeft het mkb te lijden onder vele extra kosten en kan het geen nieuwe banen creëren. Elena Băsescu (PPE). – (RO) Mijnheer de Voorzitter, de Small Business Act moet worden afgestemd met de prioriteiten van de Europa 2020-strategie ter verbetering van de regelgeving om te voldoen aan de behoeften van de kleine en middelgrote ondernemingen. Dit betekent dat de gepresenteerde maatregelen snel en volledig moeten worden uitgevoerd, met name het "denk eerst klein"-principe. Naar mijn mening moet bijzondere aandacht worden besteed aan het ondersteunen van grootschalige financiering voor innovatieve bedrijven. Volgens de beoordeling van de Commissie is Roemenië een goed voorbeeld van het toepassen van het beginsel "ondernemerschap bevorderen door het Start-bedrijfsprogramma". Het programma heeft een budget van 21,2 miljoen euro en is gericht op het ontwikkelen van leidinggevende vaardigheden bij jonge mensen. Ik heb ook vooruitgang gezien bij de uitvoering van het beginsel "de toegang van het mkb tot financiering vergemakkelijken". De regering steunt het opzetten en ontwikkelen van ten minste 1 100 kleine en middelgrote bedrijven voor jonge mensen. George Sabin Cutaş (S&D). – (RO) Mijnheer de Voorzitter, ten eerste wil ik aangeven dat ik verheugd ben met de voorstellen van de Europese Commissie voor herziening van de Small Business Act (SBA). In praktische termen gesproken: de Commissie schrijft in haar mededeling van 23 februari 2011 dat er aanzienlijke vooruitgang is geboekt sinds de invoering van de SBA in juni 2008, maar waarschuwt dat er nog uitdagingen overblijven. Zo hebben kleine en middelgrote ondernemingen nog steeds problemen bij het uitbreiden van hun activiteiten, het verbeteren van hun innovatieve capaciteit, het betreden van markten en het verkrijgen van financiering. Ze hebben ook nog steeds met excessieve bureaucratie te maken. In de meeste gevallen wordt bij transpositie van de richtlijnen in nationale wetgeving de bureaucratische richtlijnen van de EU zelfs overschreden. Voor meer transparantie zou iedere lidstaat tabellen moeten maken waarop de nationale bureaucratische maatregelen worden vergeleken met de door EU-richtlijnen vereiste maatregelen. Ook moet er een analyse worden gemaakt van de gevolgen van nieuwe EU-wetgevingsvoorstellen op kleine en middelgrote ondernemingen. Jaroslav Paška (EFD). – (SK) Mijnheer de Voorzitter, het Small Business Act-initiatief werd reeds meer dan twee jaar geleden goedgekeurd. De Commissie heeft dan ook meer dan terecht in februari een mededeling uitgebracht ter evaluatie van dit initiatief. Uit die mededeling komt naar voren dat onze inspanningen om een gunstigere juridische omgeving te creëren voor kleine en middelgrote ondernemingen nog onvoldoende vruchten hebben afgeworpen. Om die reden heeft de Commissie op basis van besprekingen met vertegenwoordigers van organisaties van kleine en middelgrote ondernemingen nieuwe maatregelen voorbereid ter verbetering van hun situatie.
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
We moeten ons daarbij eerst en vooral meer op de omzetting van nieuwe regels in de nationale wetgevingen richten. Uit ervaringen in mijn eigen land weet ik namelijk dat de nationale bureaucratieën ongelooflijk veel weerstand bieden en hardnekkig alle wijzigingen blokkeren die het hen moeilijker maken om kleine ondernemers te chicaneren. Daarom moeten we denk ik geduldig en nauwgezet doorgaan met de vereenvoudiging van de regels voor kleine en middelgrote ondernemingen en erop vertrouwen dat onze inspanningen op den duur wel degelijk het gewenste resultaat opleveren. Franz Obermayr (NI). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik ben zeer verheugd over de vergemakkelijking van het opstarten van nieuwe bedrijven door de Small Business Act zowel wat de tijd als wat de kosten betreft. Ik verwelkom ook de verplichting voor de overheid om rekeningen binnen dertig dagen te betalen. Toch blijven er nog enkele bureaucratische hindernissen bestaan – zoals bij de cashflow. Er moet worden onderzocht in hoeverre kleine en middelgrote ondernemingen door de Bazel-criteria in ernstige kredietproblemen kunnen worden gebracht. De Europese besloten vennootschap zou eindelijk op weg moeten worden geholpen wat het grensoverschrijdende gebied betreft. Op grond van de kosten-baten-factor zou deze vennootschapsvorm in de toekomst belangrijker kunnen worden dan de Europese naamloze vennootschap. Ik denk hierbij aan dochterondernemingen en zetelverplaatsingen in heel Europa. Tot slot wil ik zeggen dat we door moeten gaan met het vergemakkelijken van de toegang van kleine en middelgrote ondernemingen tot China en andere Aziatische markten. Ildikó Gáll-Pelcz (PPE). – (HU) Mijnheer de Voorzitter, ik ben het eens met de conclusie van de evaluatie dat er verdere maatregelen nodig zijn. Ik acht het van belang dat de Europese Unie meer zicht krijgt op de manier waarop de regeringen van de lidstaten de Small Business Act ten uitvoer leggen. De tussentijdse evaluatie is ook belangrijk omdat de problemen van kleine en middelgrote ondernemingen – zoals problemen in de middelenwerving, de omvang van administratieve lasten, overregulering en markttoegangsproblemen – onderhand vaste praktijk lijken te worden. Ik vind het ook een goed idee om kleine ondernemingen in de gelegenheid te stellen zich te laten registreren als Europese besloten vennootschappen, waarmee de administratieve lasten eveneens worden verminderd. Daarnaast is het implementeren van slimme regelgeving bijzonder actueel. In dat kader is het heel belangrijk om de toepassing van het "only once"-beginsel in heel Europa te bevorderen en controles uit te voeren om te beoordelen of de regelgeving voor een bepaald beleidsterrein geschikt is voor het doel, en, zo niet, wat er verbeterd moet worden. Seán Kelly (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het is een feit dat als elk mkb-bedrijf een extra baan zou creëren er een einde zou komen aan de werkloosheid in Europa. En dat is geen onmogelijke opgave. Veel van deze bedrijven stoten echter juist banen af, deels vanwege de recessie, maar ook door een overmaat aan regelgeving en bureaucratische rompslomp. Het is hard nodig dat dit wordt aangepakt. Tot mijn vreugde heeft onze nieuwe regering gisteren maatregelen aangekondigd om mkb-bedrijven te helpen, maatregelen die vandaag van het bedrijfsleven brede steun hebben gekregen en betrekking hebben op de BTW, de loonafhankelijke sociale premies, reisbelasting en stages. Op Europees niveau is het vooral belangrijk dat we de fraude aanpakken. De zwartemarkteconomie bloeit en moet in breed Europees verband worden aangepakt. We moeten ook bedrijven stimuleren gebruik te maken van de mogelijkheden
247
248
NL
Handelingen van het Europees Parlement
van e-handel en zorgen voor een Europees octrooi. Als we dit doen, kunnen we een einde aan de werkloosheid maken en ook veel nieuwe bedrijven helpen creëren. Sergio Paolo Francesco Silvestris (PPE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de herziening van de Small Business Act is een grote kans, mits men beseft hoe waardevol kleine en middelgrote ondernemingen zijn. In het Italiaans economisch weefsel vormen kleine en middelgrote ondernemingen een belangrijk en zelfs essentieel onderdeel van de productiemarkt. Dit geldt zeker voor Zuid-Italië, waar ik vandaan kom, met name omdat heel het productieweefsel daar bestaat uit kleine en middelgrote ondernemingen. Er waren industriegebieden waar het de afgelopen jaren wemelde van kleine bedrijven, die duizenden banen garandeerden. Nu is een groot deel van deze bedrijven failliet gegaan of gedwongen de deuren te sluiten wegens oneerlijke concurrentie, zoals de hier vandaag aanwezige studenten uit Barletta maar al te goed weten. Daarom moet Europa een krachtig en effectief signaal afgeven om minder bureaucratie, minder lasten, meer transparantie en minder betalingsachterstanden te waarborgen en om kleine en middelgrote ondernemingen de stabiliteit te verzekeren die zij zo hard nodig hebben. Olli Rehn , lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, dank aan de afgevaardigden voor deze zeer serieuze en inhoudelijke discussie. De Commissie is zich ervan bewust dat er meer moet worden gedaan; verschillende leden hebben dit benadrukt, en ik ben het er volledig mee eens dat het welzijn van kleine en middelgrote ondernemingen van cruciaal belang is voor het herstel van Europa, voor groei en voor de werkgelegenheid. Wanneer het goed gaat met onze mkb-bedrijven, gaat het goed met de Europese economie. Ik kan u verzekeren dat de implementatie van het principe "denk eerst klein" en de acties die worden voorgesteld in de Small Business Act topprioriteit hebben bij de Commissie. Ik wil u bedanken voor uw steun op deze punten. De Commissie kijkt uit naar een nauwe samenwerking met alle relevante spelers, in het bijzonder het Europees Parlement, om een doeltreffende implementatie van de Small Business Act op Europees niveau en op nationaal niveau in de lidstaten te waarborgen. De Europese mkb-week in oktober zal een goede gelegenheid zijn om samen meer bekendheid te geven aan het mkb-beleid en de behoeften van het mkb in de hele Europese Unie. We organiseren dit evenement samen met het Parlement en de Commissie. Enikő Győri, fungerend voorzitter van de Raad. – (HU) Mijnheer de Voorzitter, "Actie hier en nu!" zei de heer Bendtsen, en ik schaar me volledig achter zijn standpunt. We hebben gehoord dat kleine en middelgrote ondernemingen ook belangrijke werkgevers in de Europese Unie zijn, en na de economische crisis is het vooral van belang te bekijken en te evalueren hoe we hen weer op de been kunnen helpen. Het Hongaarse voorzitterschap gelooft in een op arbeid gebaseerde economie en samenleving, en beschouwt de kleine en middelgrote ondernemingen daarbij als voorname partners. Sinds 2008 is het economische klimaat dramatisch veranderd, er is dus werkelijk een evaluatie nodig. Ook wij zijn ingenomen met de zespartijenovereenkomst waaraan de heer Bütikofer refereerde, en we zijn ook dankbaar dat verscheidene respondenten de inspanningen van het Hongaarse voorzitterschap en het feit dat het Hongaarse voorzitterschap deze zaak werkelijk als prioriteit behandelt hebben bevestigd.
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Ik wil graag uw aandacht vestigen op enkele specifieke zaken. Na de afgevaardigden aandachtig te hebben aangehoord kunnen we met genoegen bekendmaken dat er inderdaad volledige overeenstemming heerst ten aanzien van de beginselen. Kleine en middelgrote ondernemingen vormen de ruggengraat van de Europese economische groei en werkgelegenheid, daarom is een verbetering van hun concurrentievermogen ook voor de Raad een prioriteit. Hiertoe, en om dit te weerspiegelen, staat de Raad Concurrentievermogen op het punt om tijdens zijn voornoemde vergadering op 30 en 31 mei 2011 de conclusies van de Raad aan te nemen, en dienaangaande zal het voorzitterschap een ontwerp bij de Raad indienen. De voornaamste elementen daarvan willen antwoorden geven op de problemen die als resultaat van de evaluatie van de Small Business Act zijn bepaald. Waarop hebben die betrekking? Op een verbeterde toegang tot leningen en op markttoegang op zowel Europees als mondiaal niveau, evenals op een verbetering van de voorwaarden voor markttoegang en op verlichting van administratieve lasten. De Raad acht het van belang – en we stellen met genoegen vast – dat de richtlijn inzake betalingsachterstanden, die zoals u weet is aangenomen, zo spoedig mogelijk wordt omgezet. Dat is wat de Raad nastreeft en waartoe hij de lidstaten aanmoedigt, want dat zou kleine en middelgrote ondernemingen van een grote last bevrijden en hun liquiditeit aanzienlijk vergroten. Eveneens kan ik tot mijn genoegen bekendmaken dat de Raad dicht bij een overeenkomst staat over de doelstellingen van het beleid van de Commissie met betrekking tot vermindering van de lasten die komen kijken bij het oprichten van een onderneming. Die komt erop neer dat een onderneming in niet meer dan drie dagen voor maximaal honderd euro moet kunnen worden opgericht en dat vergunningen binnen een maand moeten kunnen worden verworven. Ik zou nog twee specifieke zaken willen vermelden. De ene betreft de kwestie van het Europees octrooi. Reeds 23 lidstaten hebben zich aangesloten bij de nauwere samenwerking, en de Raad is bezig met de behandeling van de basisverordening. Naar ons oordeel is dat een belangrijke doorbraak ten aanzien van het concurrentievermogen van de EU en vooral dat van kleine en middelgrote ondernemingen. De heer Creutzmann heeft geïnformeerd naar de zaak van de Europese besloten vennootschap en ons verzocht om die als prioriteit te behandelen. We hebben grote vooruitgang geboekt. Er zijn nog maar enkele lidstaten die zich niet bij de consensus hebben aangesloten. Aanneming daarvan zou voor kleine en middelgrote ondernemingen werkelijk een keerpunt betekenen, en daarom werken we er heel hard aan en vertrouwen er ook op dat de afgevaardigden in staat zullen zijn om via hun eigen kanalen een soort politieke druk uit te oefenen en te motiveren teneinde de benodigde meerderheid tot stand te brengen. We hebben het er als bondgenoot al meermaals met de vooraanstaande vertegenwoordigers van de Commissie juridische zaken over gehad. Tot slot wil ik graag het verband met de Europa 2020-strategie vermelden. Dienaangaande achten we het van belang dat we de in de strategie aangegeven doelstellingen omzetten in rechtsregels, acties en maatregelen die de situatie van kleine en middelgrote ondernemingen verbeteren, maar natuurlijk moeten de lidstaten ook hun eigen huiswerk doen. Het Europese kader is op zich niet voldoende; daarom moeten belastingregelingen naar onze mening vereenvoudigd en klantvriendelijker worden voor kleine en middelgrote ondernemingen. Verscheidene lidstaten handelen in die geest. Daaronder bevindt zich ook Hongarije, dat momenteel het voorzitterschap vervult.
249
250
NL
Handelingen van het Europees Parlement
De Voorzitter. – Het debat is gesloten (1) . De stemming vindt donderdag 12 mei 2011 plaats. Schriftelijke verklaringen (artikel 149) Cristian Silviu Buşoi (ALDE), schriftelijk. – (RO) Ik verwelkom de mededeling van de Commissie over de evaluatie van de 'Small Business Act' (SBA) aangezien deze in grote mate de problemen behandeld waar kleine en middelgrote ondernemingen mee worden geconfronteerd en waarvoor een oplossing moet worden gevonden in Europees en nationaal beleid. De Single Market Act heeft sterk de nadruk gelegd op ondersteuning van kleine en middelgrote ondernemingen. Een groot aantal van de voorgestelde maatregelen, zoals herziening van de boekhoudrichtlijnen, het verminderen van de bureaucratie, het verbeteren van toegang tot de kapitaalmarkt en de markt voor overheidsopdrachten etc. is in deze mededeling te vinden. Een van de belangrijkste problemen voor kleine en middelgrote ondernemingen is gebrek aan toegang tot financiering. Dit is niet alleen een belemmering voor innovatie maar ook voor de groei van deze ondernemingen. Met name innovatieve kleine en middelgrote ondernemingen hebben een bredere toegang nodig tot informele financiering en tot financiering op basis van durfkapitaal, de belangrijkste bron van financiering voor nieuwe ondernemingen. Kleine en middelgrote ondernemingen kunnen ook worden ondersteund door nationale belastingmaatregelen, met name in de eerste maanden van activiteit. Tot slot denk ik dat de richtlijn inzake betalingsachterstanden op voor kleine en middelgrote ondernemingen eerlijke wijze moet worden ingevoerd. Bovendien moet het proces van grensoverschrijdende schuldinvordering gemakkelijker worden gemaakt en moet het statuut van de Europese besloten vennootschap zonder verwijl worden aangenomen, om kleine en middelgrote ondernemingen te helpen hun grensoverschrijdende activiteiten uit te breiden. Nessa Childers (S&D) , schriftelijk. – (EN) Het baneninitiatief van de Ierse regering heeft zich terecht geconcentreerd op de toerismesector met zijn vele banen; de Small Business Act van de EU kan daarop in de komende jaren een aanvulling vormen waar het gaat om kleine en middelgrote ondernemingen. Het doel van de SBA is de administratieve lasten van het zakendoen te verminderen en de toegang tot financiering voor het mkb te verbeteren. Commissaris Rehn liet deze avond weten dat daardoor op sommige terreinen de kosten van het zakendoen met 22 procent zijn verminderd en dat hij zich zal blijven concentreren op dit initiatief. De belangrijkste boodschap van de Small Business Act is "eerst klein te denken" – in de hele EU de regelgeving voor bedrijven te concentreren op kleine en middelgrote ondernemingen – en de EU heeft zich er vanavond duidelijk voor uitgesproken haar aandacht hierop te blijven richten. Daartoe is het belangrijk dat ondernemers in Ierland volledig geïnformeerd worden over hoe ze het beste gebruik kunnen maken van de Small Business Act. Jan Kozłowski (PPE) , schriftelijk. – (PL) Micro-, kleine en middelgrote ondernemingen spelen een centrale en belangrijke rol voor de groei van de Europese economie; zij vormen (1)
Zie notulen.
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
de belangrijkste bron van werkgelegenheid en hebben een wezenlijk effect op de ontwikkeling van het Europees concurrentievermogen en de Europese innovatie. Wij kunnen derhalve in alle oprechtheid stellen dat wij de doelstellingen van de Europa 2020-strategie alleen kunnen verwezenlijken, als wij kleine en middelgrote ondernemingen steunen en als wij het voor hen eenvoudiger maken om de mogelijkheden van de interne markt volledig te benutten. De oplossingen die in de Small Business Act worden voorgesteld, waaronder minder bureaucratische belemmeringen, betere toegang tot financiële middelen en eenvoudigere toegang tot de markt, zijn met name van groot belang en mijns inziens doeltreffende maatregelen om de beste voorwaarden voor de ontwikkeling van het mkb te creëren. Problemen als gevolg van de tenuitvoerlegging van deze oplossingen op het niveau van de lidstaten kunnen wellicht echter een gevaar voor de doeltreffendheid van deze maatregelen vormen. Ik hoop derhalve dat de lidstaten die deze maatregelen nog niet volledig ten uitvoer hebben gebracht, er alles aan zullen doen om ervoor te zorgen dat dit proces zo spoedig mogelijk wordt voltooid. Marian-Jean Marinescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Kleine en middelgrote ondernemingen ondervinden problemen bij het verkrijgen van toegang tot financiering en de markt. Het toekomstige MFK moet maatregelen bevatten om deze problemen op te lossen. Er is meer steun nodig voor financiële programma's en instrumenten die al goed werken maar ontoereikend blijken te zijn, zoals het programma voor concurrentiekracht en innovatie. Toegang tot financiële steun moet worden verbeterd voor nieuwe, innovatieve bedrijven, in de vorm van startfondsen. Het opzetten van een Europees risicokapitaalfonds en het uitbreiden van de permanente risicodelingsproducten van de Europese Investeringsbank door middel van de financieringsfaciliteit met risicodeling (RSFF) zal ook de kleine en middelgrote ondernemingen ten goede komen. Voor wat betreft de markttoegang voor kleine en middelgrote ondernemingen roep ik de Commissie op om een voorstel te doen voor het introduceren en verkopen van innovatieve producten op de markt. Daarnaast moeten er maatregelen worden genomen om de kleine en middelgrote ondernemingen te steunen bij de uitvoering van het nieuwe energie-efficiëntieplan. Nikolaos Salavrakos (EFD), schriftelijk. – (EL) Ik juich dit initiatief van het Parlement toe, omdat dankzij de brede consensus van de fracties een debat kan worden gelanceerd over kleine en middelgrote ondernemingen en dus kan worden aangetoond hoe cruciaal de rol is die deze bedrijven spelen als drijvende kracht voor de groei in de EU. Wegens de recessie is het voor kleine en middelgrote ondernemingen nog moeilijker geworden om krediet te verkrijgen. Het is dan ook hoogstnoodzakelijk om hun toegang tot de markten, tot financiering en informatie te verbeteren. Wij moeten de administratieve lasten verminderen door de wet- en regelgeving te vereenvoudigen. Het is eveneens belangrijk dat de zwartemarkteconomie op Europees niveau wordt bestreden en stimulansen worden geboden aan de kleine en middelgrote ondernemingen. Onlangs heeft de Commissie voor 2012 twaalf acties aangekondigd waarmee zij de eengemaakte markt nieuw leven wil inblazen. Daarvan maken ook maatregelen voor de financiering van kleine en middelgrote ondernemingen en voor werknemersmobiliteit deel uit. Deze maatregelen gaan mijns inziens in de juiste richting. Via een geïntegreerd gebruik van de eengemaakte markt en de voordelen ervan kan men de economische groei en de welvaart op Europees niveau stimuleren en een nieuwe impuls geven aan het bedrijfsleven. Maatregelen zoals het Europees octrooi en de Europese beroepsidentiteit moeten worden versterkt en op brede schaal ten uitvoer worden gelegd teneinde de concurrentiekracht en de werkgelegenheid te versterken.
251
252
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Dominique Vlasto (PPE) , schriftelijk. – (FR) De Europese kleine en middelgrote ondernemingen vormen het levensbloed van onze economische activiteit. Hun ontwikkeling, hun modernisering en hun concurrentiekracht moet centraal staan in onze economische strategie. Ik sta dan ook achter de door de Commissie voorgestelde evaluatie van de Small Business Act, waarmee beoogd wordt het groeipotentieel van kleine en middelgrote ondernemingen vrij te maken. Er valt nog heel wat werk te verzetten als het gaat om het vereenvoudigen van het regelgevend kader en de bureaucratische procedures, die zwaar drukken op de activiteit en dynamiek van onze ondernemingen. Voorts steun ik de instelling van een statuut voor een Europese besloten vennootschap. Dat zou onze kleine en middelgrote ondernemingen helpen de interne Europese markt ten volle te benutten, doordat het hen in staat zou stellen zaken te doen over de grens zonder te hoeven voldoen aan allerlei moeilijke en ontmoedigende verplichtingen. Ik doe daarom een beroep op de Raad om onverwijld een besluit te nemen over dit initiatief. Tot slot moeten we innovatieve mkb-bedrijven steunen door hun toegang tot gevarieerde financieringsvormen te verbeteren. Dit vergt met name een aanmerkelijke vereenvoudiging van het gebruik van Europese subsidies, waarvan de flexibiliteit nog altijd te wensen overlaat. Deze subsidies zijn al beschikbaar en ze moeten mijns inziens flexibel worden ingezet om de ontwikkeling van de reële economie, innovatie en werkgelegenheid effectiever te ondersteunen. 13. Ontwikkelingen in de huidige schuldencrisis en reactie van de EU (debat) De Voorzitter. – Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over de ontwikkelingen in de huidige schuldencrisis en de reactie van de EU. András Karman , fungerend voorzitter van de Raad. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik begrijp volledig de grote belangstelling in dit Parlement voor de acties die binnen de Unie en daarbuiten worden ondernomen om de problemen die een aantal lidstaten met hun overheidsfinanciën hebben aan te pakken. De wereldwijde financiële crisis heeft in al onze landen grote invloed gehad op zowel de inkomsten als de uitgaven, ook al zijn de omvang en aard van die effecten niet in alle gevallen hetzelfde en kan de mate waarin de afzonderlijke lidstaten in staat zijn de gevolgen hiervan te ondervangen sterk verschillen. Het eerste wat ik zou willen benadrukken is dat de lidstaten in de allereerste plaats zelf verantwoordelijk zijn voor de houdbaarheid en gezondheid van hun overheidsfinanciën. Ook dient elke lidstaat ervoor te zorgen dat zijn economie concurrerend, flexibel en veerkrachtig is. Dat betekent natuurlijk niet dat overheidsfinanciën en economische verrichtingen niet ook zaken van collectief belang zijn. Wij zijn onderdeel van een Unie en onze economieën zijn op een aantal manieren onderling verbonden: via de eengemaakte markt en in veel gevallen door de gemeenschappelijke munt en de diepgaander economische integratie die daarvan het gevolg is. Meer in het algemeen hebben we ons verplicht tot solidariteit jegens elkaar, wat voortkomt uit de wens om het bredere Europese belang te beschermen en bevorderen. Dit betekent dat we allemaal een stabiele en sterke economie willen in de EU als geheel en in het bijzonder binnen de eurozone. Waar nodig moeten daarom ook stappen worden ondernomen om de stabiliteit van individuele lidstaten te waarborgen.
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
We beschikken hiertoe over een aantal instrumenten. We hebben het coördinatiemechanisme dat ervoor moet zorgen dat elke lidstaat een passend economisch en budgettair beleid nastreeft. Dit beleid wordt momenteel geactualiseerd en versterkt, en ik ben blij dat de onderhandelingen tussen de Raad en het Parlement goed verlopen. Ook staat ons het Europees financieel stabilisatiemechanisme ter beschikking, dat elke lidstaat, zowel binnen als buiten de eurozone, ondersteuning op EU-niveau kan bieden. Daarnaast zijn er, in het bijzonder voor de landen van de eurozone, nog andere instrumenten in het leven geroepen en zijn er steeds nieuwe in ontwikkeling. Griekenland heeft een pakket gecoördineerde bilaterale leningen van de lidstaten en een lening van het IMF gekregen. Ierland heeft een pakket gekregen dat bestaat uit bilaterale leningen, een lening van de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit (EFSM) en eveneens een lening van het IMF. Het steunpakket voor Portugal, dat eveneens gebaseerd zal zijn op Europese steun en steun van het IMF, is ook in voorbereiding. Ook leggen de ministers van de lidstaten binnen de eurozone momenteel de laatste hand aan de technische details van het Europees Stabiliteitsmechanisme, dat als een permanent financieel steunmechanisme met ingang van 2013 de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit moet gaan vervangen. Lidstaten die niet tot de eurozone behoren nemen ook hieraan deel. Ik zou nu kort willen ingaan op de situatie in de drie landen van de eurozone die ik al heb genoemd. Daarbij wil ik echter opmerken dat vanaf het begin veel kwesties die te maken hebben met deze lidstaten zijn besproken buiten het reguliere Ecofin-overleg, gezien hun specifieke kenmerken als leden van de eurozone. De voorzitter van de Eurogroep kan u over een groot aantal van deze punten ongetwijfeld meer informatie geven dan ik. Ten eerste Ierland. Na het akkoord van afgelopen december over een hulpprogramma van in totaal 85 miljard euro voor Ierland, hebben de Ierse autoriteiten veel werk verzet om het aanpassingsprogramma dat een voorwaarde vormde voor de financiële steun door te voeren. Dit programma wordt door de nieuwe regering voortdurend geëvalueerd. De Ecofin-raad zal op zijn bijeenkomst op 17 mei, komende dinsdag, de naleving van het programma over het eerste kwartaal evalueren. Ik kan daar vooraf niet veel over zeggen, maar waarschijnlijk zal het oordeel zijn dat over het geheel genomen de inspanningen van Ierland aan de verwachtingen voldoen. Maar een aantal specifieke punten blijft de aandacht vragen. Ierland zal zich vooral strikt moeten houden aan de ingrijpende budgettaire aanpassingen en de financiële sector een stabiele basis voor de toekomst moeten geven. Ten tweede Griekenland. Griekenland heeft een lange weg afgelegd sinds de zeer moeilijke situatie van vorig jaar, en zijn inspanningen verdienen lof. Het stond voor een zeer zware opgave en heeft niet-aflatende inzet en vastberadenheid getoond. Het aanpassingsprogramma verloopt in grote lijnen volgens schema. In het laatste verslag over de uitvoering ervan, dat in maart gezamenlijk is opgesteld door de Commissie, het IMF en de ECB, wordt geconcludeerd dat er verdere vooruitgang is geboekt bij de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma. Sommige van de hervormingen die nodig zijn om de doelstellingen van het programma voor de middellange termijn te verwezenlijken worden momenteel doorgevoerd. In het verslag worden ook andere gebieden aangegeven waar hervormingen essentieel zijn om de houdbaarheid van de overheidsfinanciën en economisch herstel te waarborgen. De Commissie, de ECB en het IMF blijven de voortgang
253
254
NL
Handelingen van het Europees Parlement
in de uitvoering van het aanpassingsprogramma op de voet volgen. De volgende evaluatie is voor deze maand gepland. De lidstaten die deelnemen aan de bilaterale lening zijn in maart overeengekomen de rente met één procent te verlagen en de looptijd van de lening te verlengen. Ook dit is een positieve ontwikkeling. De technische details van de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst worden momenteel besproken. Ten slotte Portugal. Op 6 april kondigde de Portugese interim-regering aan dat ze van plan is de Europese Unie om financiële hulp te vragen. Dit kwam na een periode van intense druk van de financiële markten. Portugal maakte echter ook een periode van politieke onzekerheid door die, zoals we weten, op 24 maart leidde tot het aftreden van de regering. Het Portugese parlement had eerder het door de regering voorgestelde nieuwe pakket voor begrotingsconsolidatie verworpen. De onderhandelingen tussen de trojka en de Portugese autoriteiten zijn inmiddels afgerond en over het memorandum van overeenstemming inzake de beleidsvoorwaarden voor de financiële bijstand is overeenstemming bereikt. Het financiële pakket zal in totaal rond de 78 miljard euro bedragen voor een periode van drie jaar. In lijn met de aanbevelingen van de Ecofin-ministers tijdens het informele Ecofin-overleg in Boedapest in april omvat het programma hervormingen op een aantal gebieden, waaronder de overheidsfinanciën, de arbeids- en productenmarkten en de financiële sector. Naar onze mening zijn dergelijke maatregelen essentieel voor het groeipotentieel en voor meer economische stabiliteit. Naar verwachting zal ook de Ecofin-raad van volgende week zijn goedkeuring hechten aan het definitieve financiële pakket. Dit is slechts een beknopt overzicht van de maatregelen die worden genomen om de gevolgen van de wereldwijde financiële crisis voor de EU en de drie lidstaten in het bijzonder aan te pakken. Zoals ik in het begin al zei, is het Hongaarse voorzitterschap niet direct betrokken bij alle gedetailleerde onderhandelingen geweest, omdat sommige daarvan meer tot de taak van de Eurogroep behoorden. Het voorzitterschap zal echter van zijn kant alles doen om ervoor te zorgen dat alle noodzakelijke maatregelen worden getroffen om de huidige problemen aan te pakken. Wij zijn van mening dat dit essentieel is als we het concurrentievermogen van Europa op de langere termijn willen stimuleren en op die manier Europa de krachtige rol geven die het als geheel nodig heeft. Olli Rehn , lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, Europa's economische vooruitzichten heeft momenteel twee nogal verschillende kanten. Aan de ene kant voltrekt zich in de reële economie een herstel dat steeds solidere en duurzamer vormen aanneemt. Aan de andere kant is dit een ongelijk herstel en zien we nog steeds grote onrust op de financiële markten, vooral op de markt voor staatsobligaties. Derhalve moet het economische beleid van de EU nu in de eerste plaats gericht zijn op indamming van de staatsschuldcrisis en zo het herstel van de reële economie van Europa veiligstellen. Als volgende week maandag tijdens de vergadering van de Eurogroep/Ecofin het EU/IMF-programma van Portugal wordt aanvaard, beginnen we aan een nieuw hoofdstuk van deze noodzakelijke onderneming. Vorige week presenteerde de Portugese regering een programma voor economische hervormingen, volgend op onze productieve onderhandelingen met de regering, de oppositie, maatschappelijke organisaties, de sociale partners en de academische wereld.
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Deze gesprekken hebben hun weerslag gehad op het programma. Het is een Portugees programma dat de steun van de Europese Unie en van het Internationaal Monetair Fonds verdient. Onze gezamenlijke steun van 78 miljard euro toont hoe groot de bereidheid is Portugal te helpen en de financiële stabiliteit van Europa veilig te stellen. Het is een veeleisend maar billijk en noodzakelijk programma van aanpassing. Het zal grote inspanningen vergen van de kant van de Portugese bevolking. Bij het opstellen is grote aandacht besteed aan sociale rechtvaardigheid en bescherming van de kwetsbaren. Europa staat naast Portugal, in het belang van het land en van de economische stabiliteit in Europa. Gezien recente ontwikkelingen kan niet worden gezegd dat de schuldencrisis geen last meer vormt voor de Europese economie, maar evenmin kan worden gezegd dat de EU niet op de crisis heeft gereageerd. Laten we niet vergeten dat nog maar een jaar geleden de lidstaten van de eurozone overeenstemming bereikten over een voorwaardelijk leningenpakket voor Griekenland om de ineenstorting van ons financiële stelsel te voorkomen. Binnen dit ene jaar, van mei vorig jaar tot nu, hebben we effectieve stabiliteitsmechanismen gecreëerd die in eerste instantie tijdelijk van aard waren maar met ingang van 2013 een permanent karakter zullen krijgen. We voeren een zeer systematisch programma voor begrotingsconsolidatie uit in alle lidstaten, en zij zetten zich in voor ingrijpende structurele hervormingen om groei en werkgelegenheid te stimuleren. Met uw actieve steun pakken wij de structurele tekortkomingen aan in de economische governance van de EU, ter voorbereiding van ingrijpende veranderingen in de beleidsvorming binnen de Europese Unie. Eveneens met uw steun pakken wij de tekortkomingen aan van onze geïntegreerde financiële markt door de financiële regelgeving aan te scherpen en de nieuwe toezichtarchitectuur door te voeren. In het huidige stadium wordt de financiële stabiliteit gewaarborgd door de EU/IMF-stabiliteitsmechanismen en vooral ook door de actie die de lidstaten zelf ondernemen, met name de kwetsbare lidstaten. Toch vinden sommige mensen dat de crisisbeheerstrategie tekortschiet, vooral met betrekking tot Griekenland. Ik ben het daar niet mee eens. Het eerste en primaire doel van onze strategie was een totale verlamming te voorkomen zoals die optrad na het faillissement van Lehmann Brothers in september 2008 en die vervolgens leidde tot de wereldwijde financiële crisis en economische recessie. Dat hebben we bereikt en zo hebben we het herstel van de reële economie in Europa veiliggesteld. Ten tweede hebben we de onrust op de markt voor staatsobligaties grotendeels weten te beperken tot de drie landen in het programma. Zoals blijkt uit de spreiding van obligaties maakt Spanje zich van deze landen los, dankzij doortastende maatregelen op het gebied van de begroting, de financiën en structurele hervormingen. Ten derde bevinden de programma's in Griekenland en Ierland zich nog in een betrekkelijk vroege fase. Het Griekse programma loopt nu een jaar en dat in Ierland ongeveer vijf maanden, bij een totale looptijd van drie jaar. Beide landen voeren een zeer ambitieus programma uit van begrotingsconsolidatie, structurele hervormingen en financieel herstel. Op dit moment brengen ambtenaren van de Commissie een bezoek aan Athene om samen met de ECB en het IMF de uitvoering van het programma te controleren en een geactualiseerde analyse van de houdbaarheid van de schuld van Griekenland op te stellen. Het werk zal de komende weken worden afgerond, zodat keuzes kunnen worden gemaakt op basis van goede informatie.
255
256
NL
Handelingen van het Europees Parlement
In ieder geval is duidelijk dat Griekenland, ondanks zijn ongekende begrotingsinspanning in het afgelopen jaar, meer dan zeven procent van het bbp, ofwel twintig miljard euro, de uitvoering van de economische hervormingen krachtiger ter hand moet nemen en ten aanzien van het privatiseringsprogramma tot een doorbraak moet komen, en er dan voor moet zorgen dat het volledig ten uitvoer wordt gelegd. Het is absoluut en dringend noodzakelijk dat de binnenlandse geschillen opzij worden gezet en binnen de verschillende partijen steun wordt verkregen voor Griekenlands herstel. Het is een illusie te denken dat er een goed alternatief zou zijn voor het economische hervormingsprogramma. Daarom is dit een echte test voor de geloofwaardigheid van de Griekse politieke krachten, zowel de regering als de oppositie, en uiteindelijk van de wil van het Griekse volk. De huidige fase van de crisis is een nauw verweven combinatie van een staatsschuldcrisis en zwakke plekken in de banksector. We kunnen het een niet oplossen zonder het ander, we moeten beide tegelijk oplossen. Daarom moet het herstel van de banksector worden voltooid om de kredietverstrekking aan de reële economie, ondernemingen, huishoudens en individuele burgers veilig te stellen. Er wordt momenteel een nieuwe serie stresstests voor banken uitgevoerd. De resultaten daarvan zullen richting geven aan de noodzakelijke herstructurering en herkapitalisatie van de banksector. Vooruitlopend op de publicatie van de resultaten, zullen de lidstaten hun strategieën voor de mogelijke herstructurering of herkapitalisatie van hun kwetsbare instellingen bekend moeten maken. Dergelijke plannen moeten zo snel mogelijk gereed zijn en dienen voorzien te zijn van een gedetailleerd tijdsschema. Tot slot leiden de fundamentele hervormingen van de financiële regelgeving en de economische governance in de Europese Unie tot een ingrijpende verandering van de economische en financiële architectuur van Europa. In de nabije toekomst zal een geheel nieuwe reeks regels de basis vormen voor een stabiele, duurzame groei en het scheppen van werkgelegenheid. In de tussentijd moeten we doorgaan met ons werk de financiële stabiliteit te waarborgen en daarmee het economisch herstel in Europa veilig te stellen, wat de sleutel vormt voor duurzame groei en verbetering van de werkgelegenheid. Zeer moeilijke beslissingen op Europees en nationaal niveau blijven daarom noodzakelijk. Ik vertrouw erop dat we allen de wijsheid en moed hebben om dergelijke beslissingen te nemen. VOORZITTER: STAVROS LAMBRINIDIS Ondervoorzitter Corien Wortmann-Kool, namens de PPE-Fractie. – Voorzitter, ik wil graag minister Kármán en commissaris Rehn danken voor hun toelichting, want wat hebben we gezien in de afgelopen weken? Als het vertrouwen op de markt zwak is, dan heeft ieder spoor van twijfel directe gevolgen voor de landen die toch al in moeilijke omstandigheden verkeren en daarom voor de euro als geheel. Dat bleek helaas afgelopen weekend en dan ontkennen in de pers dat een geheime bijeenkomst plaatsvindt, dat werkt nog dubbel slecht uit op het toch al broze vertrouwen. Ik hoop dat de betrokkenen daar heel snel lering uit trekken. Voorzitter, eenvoudige keuzes en pijnloze oplossingen behoren al lange tijd niet meer tot de mogelijkheden. De steunmaatregelen voor Griekenland, Ierland en Portugal moeten robuust zijn om de financiële en economische stabiliteit te herstellen. Het pakket moet de weg mogelijk maken naar duurzame overheidsfinanciën en economische groei. Daarom
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
wil ik Raad en Commissie oproepen verder te kijken dan de financieringsbehoeften van deze landen in het komend jaar om te voorkomen dat we over een jaar weer in dezelfde problemen zitten. Voorzitter, het is belangrijk om in juni besluiten te nemen over een ambitieus pakket aan wetgeving voor versterking van het economisch bestuur in Europa om het vertrouwen van de markten terug te winnen en ook om voor al onze burgers groei en banen te verzekeren en de samenhang van onze economieën te vergroten. Ik wil daarom de Raad oproepen de ambitie van het Parlement te steunen, meer accountability en openbaar debat in dit Parlement, meer betrokkenheid van de nationale parlementen, geen uitruilpraktijken in de Raad als het oordeel van de Commissie niet bevalt; het pakket moet naast een stevige monetaire poot ook een stevige economische poot bevatten, inclusief de Europese 2020-strategie om de houdbaarheid van onze sociale markteconomie voor al onze 27 lidstaten veilig te stellen; ik roep u dan ook op om daadkracht te tonen in de Ecofin volgende week. (Spreker verklaart zich bereid een "blauwe kaart"-vraag krachtens artikel 149, lid 8 van het Reglement te beantwoorden) Barry Madlener (NI). - Voorzitter, mevrouw Wortmann-Kool, ik heb een vraag aan u: hoe kan het zijn dat u als Nederlands parlementariër het niet eens heeft over het schandaal dat onze Nederlandse minister van Financiën niet was uitgenodigd voor dat topoverleg afgelopen week. Hoe kan het zijn, dat u als Nederlands parlementariër terwijl Nederland zó veel betaalt dit niet eens noemt en hoe kan het zijn dat u de belangen van de Nederlandse belastingbetaler volkomen verkwanselt door miljarden belastinggeld in een bodemloze put te storten? Corien Wortmann-Kool (PPE). - Voorzitter, ik heb duidelijk aangegeven wat nodig is om het vertrouwen te herstellen; de simpele oplossingen van de heer Madlener zullen niet alleen de Nederlandse burger, maar de burgers in al onze lidstaten in een slechtere in plaats van een betere positie brengen; ik vind het echt kwalijk dat mijnheer Madlener dat nog steeds niet snapt. Anni Podimata, namens de S&D-Fractie. – (EL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, omdat het bijna een jaar geleden is dat een overeenkomst werd bereikt over het Griekse aanpassingsprogramma en pas gisteren het programma met betrekking tot Portugal werd aangekondigd, is het mijns inziens belangrijk een beoordeling te maken en na te gaan waar wij vandaag staan, wat goed is gegaan, wat voor fouten er zijn gemaakt en wat het doel heeft gemist. In het afgelopen jaar hebben, afgezien van Griekenland, nog twee landen van de eurozone hun toevlucht genomen tot het steunmechanisme omdat zij de noodzakelijke financiering niet op de markt konden vinden. Elk land heeft zo zijn bijzonderheden en specifieke problemen en dat komt natuurlijk ook tot uiting in de diverse aanpassingsprogramma´s, maar er is een fundamentele filosofie die hieraan ten grondslag ligt: overal ligt de nadruk namelijk op snelle begrotingsaanpassing. Zoals u zelf ook zei, mijnheer de commissaris, heeft Griekenland weliswaar veel bereikt – het primair tekort is namelijk verminderd met zeven procentpunten en de totale schuld is verminderd met vijf procent van het bbp – maar werd het in 2010 getroffen door een recessie die veel groter was dan aanvankelijk was voorspeld, waardoor er veel minder geld in de staatskas terecht is gekomen. Dat is dus het eerste element voor de evaluatie, als wij het er tenminste over eens zijn dat de programma´s tot doel hebben de crisis, de budgettaire en economische crisis te overwinnen en niet tot doel hebben een strafcultuur te creëren,
257
258
NL
Handelingen van het Europees Parlement
waardoor het euroscepticisme in Europa zou worden aangewakkerd. Het tweede te evalueren element is het feit dat de markten ondanks de ondernomen inspanningen niet dienovereenkomstig reageren. De Europese Unie is er met haar besluiten niet in geslaagd de markten te overtuigen en heeft in bepaalde gevallen de situatie zelfs verergerd. Ik verwijs naar het fameuze besluit van Deauville over de deelname van particulieren aan het in 2013 in te voeren permanent steunmechanisme. Daaruit moeten wij concluderen dat elk met de programma´s voor begrotingsaanpassing geboekt succes als sneeuw voor de zon dreigt de verdwijnen wegens de angst voor de markten en de ratingbureaus. De afgelopen dagen worden telkens weer dezelfde scenario´s van schuldherstructurering en zelfs wanbetaling of ook het vertrek van een land uit de eurozone boven water gehaald, ondanks alle ontkenningen, waardoor wij nu dingen bespreken die wij tot voor kort nog als onvoorstelbaar beschouwden. Mijnheer de commissaris, ik weet dat u Europa toegewijd bent, en u bent het denk ik met mij eens als ik zeg dat de oplossingen die wij vandaag bespreken, dat de manier waarop wij deze crisis aanpakken ongetwijfeld een groot hoofdstuk zal worden in de Europese geschiedenis. Nu creëren wij de voorwaarden waaronder de epiloog zal worden geschreven. Ik geloof en hoop dat wij ons allen bewust zijn van het feit dat dit historische momenten zijn en dat wij ervoor moeten zorgen dat deze epiloog, wat de toekomst van de Europese Unie en de EMU betreft, niet met zwarte letters wordt geschreven maar een dappere en beslissende stap zal markeren waarmee de Unie meer cohesie, meer eenheid en meer kracht zal verwerven. Carl Haglund, namens de ALDE-Fractie. – (SV) Mijnheer de Voorzitter, mijn collega zei zojuist dat een jaar een goede periode is om te evalueren en ik heb nieuws uit Finland, waar vanavond hopelijk wordt meegedeeld dat het Finse parlement het reddingspakket voor Portugal zal steunen. Hopelijk is dit het geval, maar we moeten niet te vroeg juichen. We kunnen hopen dat het gebeurt en mijn partij staat in elk geval achter deze stap. Ik zal in het kort analyseren waarom wij in Finland momenteel aarzelen om Portugal te ondersteunen. Een van de redenen is – en ik richt me hier tot de Raad, en hoewel ik weet dat het Hongaarse voorzitterschap misschien niets verweten kan worden, moet u toch de boodschapper zijn – het feit dat moeilijke beslissingen voortdurend in de vorm van kleine deelbesluiten worden genomen, omdat we er niet in slagen dit probleem in een keer op te lossen. Dat is misschien ook helemaal niet zo eenvoudig en ik begrijp dat er geen simpele en allesomvattende oplossing is, maar het feit dat we constant gedwongen zijn om kleine en lastige deelbesluiten te nemen, zorgt ervoor dat het politieke geduld en de politieke wil in bijvoorbeeld het Finse parlement opraken. Dit lijkt helaas ook het geval te zijn in bepaalde andere nationale parlementen. Dat is zorgwekkend gezien het feit dat we vermoedelijk nog een aantal moeilijke beslissingen voor ons hebben liggen, bijvoorbeeld met betrekking tot de situatie in Griekenland, en het risico bestaat dat we op een gegeven moment muurvast komen te zitten. De Raad moet zich daarom bezinnen op een ambitieuzere strategie dan de deelstrategie die u momenteel toepast. Als u dit niet doet, dan komen we nooit uit deze situatie. U hebt een nieuwe strategie nodig, want de huidige strategie werkt niet. Dank u. Vicky Ford , namens de ECR -Fractie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, de staatsschuldcrisis zal niet worden opgelost zolang de banken niet op orde zijn gebracht, en je kunt de banken niet op orde brengen als de stresstests van toezichthouders weigeren toe te geven dat de staatsschuldcrisis bestaat. Er is ook een vertrouwenscrisis bij de bevolking. Sommige landen hebben hun eigen banken gered tegen enorme kosten voor de belastingbetaler, zonder dat
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
de EU is bijgesprongen. Ik begrijp waarom datzelfde publiek zich nu afvraagt waarom zij reddingsoperaties in andere landen zouden moeten financieren. De voorstellen van vorige week voor hervormingen in Portugal bevatten een aantal positieve aanbevelingen om het concurrentievermogen te verbeteren, maar de situatie in Griekenland lijkt niet best. Leiders uit de eurozone vertellen ons dat er geen herstructurering van de Griekse schulden plaatsvindt, maar sinds wanneer is het naar achteren schuiven van een aflossingsdatum geen herstructurering? Als publieke kredietverstrekkers looptijden verlengen, is dat niet gewoon wat geschuif met ligstoelen op de Titanic, maar betekent het dat de publieke kredietverstrekkers zich benedendeks begeven om met het schip ten onder te gaan, terwijl de private leninghouders naar de reddingsboten worden geholpen. Sven Giegold, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, beste mijnheer Rehn, ik wil allereerst zeggen, en u hebt dat ook al geschetst, dat de situatie slechter is geworden. In de eurozone wordt de kloof tussen landen die zich herstellen en landen die zwakker zijn steeds groter. De kosten voor de steun aan de zwakkere landen worden ook steeds hoger. In deze situatie heb ik enkele vragen voor u als commissaris voor economische en monetaire zaken. Op de TARGET2-rekeningen van het ECB-systeem hebben zich tussen de centrale banken verplichtingen en vorderingen tot een bedrag van meer dan vierhonderd miljard euro opgestapeld. Dat komt omdat de banken nog steeds niet in voldoende mate door de kapitaalmarkt worden gefinancierd. Hoe denkt u over deze in het eurosysteem onvoorziene verplichtingen? De voornaamste reden waarom we niet verder komen met de herstructurering van de schulden is dat het bankenstelsel niet goed is geherstructureerd, zoals mevrouw Ford ook heeft gezegd. Het voorstel voor een Europees herstructureringssysteem is uitgesteld. Wanneer komt de Commissie met dit voorstel? Wat vindt u als commissaris voor economische en monetaire zaken van dit uitstel? Wat doet u eraan om hier meer vaart achter te zetten? Bovendien hebben we gezien, wat we als Fractie van de Groenen/Vrije Europese Alliantie al lang voorspeld hebben, dat de maatregelen ten opzichte van Griekenland en Portugal geen effect hebben zolang de macro-economische voorwaarden in de eurozone niet beter worden. We hebben nog steeds stijgende rentelasten voor deze landen. We zien een groeiende export van kapitaal en kapitaalvlucht in sommige van deze landen. Er is nog steeds een gebrek aan vraag in veel Europese partnerlanden, vooral vanuit de sterke eurolanden. We hebben ook te maken met een stijging van de grondstoffen- en levensmiddelenprijzen, indien we ten minste de jongste pieken en dalen niet meerekenen. Naast de bail-out voor deze landen, naast de hulp aan de financieringszijde, vraag ik me af welke maatregelen er worden getroffen om te zorgen dat de zwakkere landen macro-economisch op het gebied van belastingen, vraag van buitenaf en rente worden ontlast? En hoe gebeurt dit? Ik zou u daarom willen aanmoedigen om een voorstel te doen voor een sterk pakket waarmee de voorwaarden op macro-economisch gebied voor deze landen in de eurozone worden verbeterd. Ten slotte hebben de maatregelen – die volgens mij in strijd zijn met de geest van het EU-Verdrag – in Griekenland, Portugal en Spanje juist de zwaksten getroffen, terwijl aan de sterkeren, de rijken, tot op heden niet is gevraagd een deel van de lasten te dragen. Welke
259
260
NL
Handelingen van het Europees Parlement
maatregelen neemt u om te zorgen dat juist ook de rijken hierbij worden betrokken en iets aan deze crisis bijdragen? Ilda Figueiredo, namens de GUE/NGL-Fractie. - (PT) Mijnheer de Voorzitter, ik wil hier mijn grote verontwaardiging uiten en uitdrukking geven aan de protesten in Portugal tegen het beleid dat heeft geleid tot de huidige crisis, met name dat wat moet worden beschouwd als een pact voor onderwerping en agressie, aan het Portugese volk opgelegd door de 'trojka': het Internationaal Monetair Fonds (IMF), de Europese Centrale Bank (ECB) en de Europese Commissie. Deze instellingen zijn belast met de tenuitvoerlegging van een schandelijke interventie van buitenaf, waarbij de rechten en exclusieve bevoegdheden van het Portugese parlement niet worden gerespecteerd en er evenmin rekening wordt gehouden met het feit dat wij in een periode van parlementsverkiezingen zitten. Er is hier sprake van antisociaal en regressief beleid dat ontwikkeling laat varen en de Portugese werknemers en burgers veroordeelt tot werkloosheid, armoede, onderontwikkeling en extreme afhankelijkheid, waarbij Portugal verwordt tot slechts een protectoraat of kolonie van de EU-grootmachten. Dit gebeurt bovendien in de wetenschap dat dergelijke maatregelen het probleem niet oplossen, zoals blijkt uit het Griekse voorbeeld. Zelfs al zijn de werkelijke verantwoordelijkheden van het EU-beleid – en we hebben het hier over de irrationele criteria van het Stabiliteits- en groeipact, van het beleid van de sterke euro en van de ECB-richtsnoeren en -statuten, waarin de bijzonderheden van de zwakkere economieën niet worden gerespecteerd –, met betrekking tot de huidige situatie verdoezeld, niets rechtvaardigt een pakket maatregelen voor Portugal dat de Portugese bevolking straft in ruil voor een lening die moet worden terugbetaald tegen hogere rentetarieven dan de ECB gewoonlijk hanteert. In tegenstelling tot alle uitspraken in verkiezingstijd over solidariteit, is hier sprake van een beleid van sociale achteruitgang en aanhoudende economische recessie. Dit alles heeft louter ten doel de internationale banken te begunstigen, samen met een handvol grote ondernemingen en financiële instellingen in Portugal, en een paar van hun lakeien. Daarom zeggen wij hier dat de eurozone zelf in gevaar is; dat de toekomst van de Europese Unie wel eens de implosie ervan zou kunnen zijn en dat er een beleidsverandering nodig is... (Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken) De Voorzitter. – Mevrouw Figueiredo, ik vrees dat ik uw microfoon moet uitschakelen. Het spijt me dat ik dit moet doen, maar u hebt uw spreektijd ruimschoots overtreden. U krijgt echter de kans nog dertig seconden het woord te voeren als u ermee instemt een "blauwe kaart"-vraag van de heer Van Dalen te beantwoorden. Peter van Dalen (ECR). - Voorzitter, ik zou mevrouw Figueiredo willen vragen: als het nu allemaal zo erg is wat uw land overkomt en als het dan allemaal zo erg is dat u nu onder een echt regime komt waarin u eens uw hele economie moet herstructureren, waarom stapt u dan niet uit de eurozone? De euro is een sterke munt en die moet iets voorstellen. Als u daar last van heeft, moet u gewoon gaan! Ilda Figueiredo (GUE/NGL). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, het is onaanvaardbaar dat een vraag als deze kan worden gesteld wanneer Europa's leiders niet tijdig konden toegeven dat door hun beleid de situatie van Portugal is verslechterd, een land dat – zoals alom bekend – een kwetsbare economie had en moest worden onderworpen aan het beleid van
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
de sterke euro, dat wel de belangen van onder andere Duitsland en Frankrijk behartigt, maar niet die van Portugal of van andere landen met zwakkere economieën. Om deze reden verzetten de Portugezen zich tegen dit beleid, net zoals de Grieken en werknemers in heel Europa. Ook hier in Europa is een ander beleid nodig. Godfrey Bloom, namens de EFD-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben een babyboomer; ik ben net na de oorlog geboren. Sinds die tijd hebben we wereldwijd waarschijnlijk de langste periode van vrijheid en welvaart ooit gekend. Ik heb een bescheiden som geld opzij gezet, zodat ik wat door kan geven aan mijn familie als mijn tijd eenmaal daar is. Ik kan dat vooral omdat ik nooit meer geld heb uitgegeven dan ik heb verdiend. Ik ben altijd zuinig geweest en heb redelijk hard gewerkt. Ik heb altijd het idee dat politici niet het flauwste benul hebben van hoe landen in de schulden terecht kunnen komen. Ik zal het u dan maar vertellen, want ik heb het idee dat u het niet helemaal begrijpt, ook al is het doodeenvoudig: politici geven consequent meer geld uit dan zij met belastingen binnenhalen – trouwens waarschijnlijk ook meer dan ze überhaupt via belastingen zouden kúnnen binnenhalen. En dan gooien ze het grootste deel daarvan ook nog eens over de balk. De reden waarom we hier over failliete landen spreken – en dat zijn ze: failliet – is omdat hun dwaze, incompetente, onnozele politici consequent meer geld uitgeven dan ze kunnen binnenhalen. En dus lenen ze en lenen ze maar. En erger nog: ze beginnen geld bij te drukken, want de politici en hun centrale banken hebben een machine die geld kan drukken. Als je dat als gewone burger doet, is dat een misdaad en draai je de gevangenis in. Maar politici en hun centrale banken doen de hele tijd niet anders Jawel, dames en heren, deze landen zijn failliet. Ze zijn failliet dankzij hun eigen stupide leiders en politici. Het is immoreel – immoreel! – om gewone belastingbetalers uit welk land dan ook te laten opdraaien voor het jammerlijke falen van politici en banken. Ze kunnen niet meer voldoen aan hun verplichtingen, ze zijn failliet. Laten we dat nu in godsnaam eindelijk eens onder ogen zien. (Spreker verklaart zich bereid een "blauwe kaart"-vraag krachtens artikel 149, lid 8 van het Reglement te beantwoorden) Robert Goebbels (S&D). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik zou graag willen weten of de heer Bloom zich ervan bewust is dat Spanje minder schulden heeft dan het Verenigd Koninkrijk, dat Ierland ruim onder de 60 procent zat voordat de bankencrisis uitbrak en dat Ierland, door zich in de schulden te steken om zijn banken te redden, in wezen het geld van de Britse banken gered heeft. Godfrey Bloom (EFD). – (EN) Inderdaad! Ik wilde niet suggereren dat de politici in mijn land minder achterlijk waren dan elders. Het is schande allemaal! Er was niet eens een debat in ons nationaal Parlement over de redding van deze plofbanken. Als je in een plofbank wilt investeren, doe dat dan met je eigen geld en niet met het geld van mijn gepensioneerden in Yorkshire die van 98 GBP per week rond moeten komen, stelletje dieven! Marine Le Pen (NI). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, op 9 mei 2010 kondigde de trojka EU-ECB-IMF triomfantelijk aan dat ze Griekenland had gered van het faillissement door het 110 miljard euro te lenen. Een jaar later stortte Griekenland in een recessie. De overheidsschuld schoot omhoog naar 150 procent van het bbp en de tweejarige rente is gestegen tot meer dan 25 procent per jaar.
261
262
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Als Griekenland op dit moment in ademnood is, dan is dat omdat de methode die gebruikt werd om het te redden niet de juiste is. De Griekse economie heeft nu een zwakke munt nodig om uit de depressie te komen, maar de trojka gaat een nieuw en zelfs nog drastischer pakket strenge begrotingsmaatregelen opleggen. Dit redmiddel zal in de toekomst net zo weinig uithalen als het in het verleden heeft gedaan. De momenteel zeer hoge rentevoeten waar Griekenland mee te maken heeft, weerhouden de particuliere spelers in zijn economie er in feite van te investeren, of het nu in productieprocessen is of in onroerend goed. Griekenland is op weg een derdewereldland te worden, waarmee alle hoop op terugbetaling vervliegt. Het nieuwe reddingspakket ter waarde van 60 miljard euro dat afgelopen vrijdag is voorgesteld, laat zien dat de lening van 110 miljard euro die een jaar geleden al werd verstrekt als een gift moet worden beschouwd. Hoe lang en tot in welke mate zullen Europese belastingbetalers dit vat der Danaïden nog moeten vullen met hun geld? Deze weg leidt naar de afgrond en naar de desintegratie van Europa. Er zijn twee oplossingen mogelijk: ofwel de Griekse schulden worden geherstructureerd, met in het vooruitzicht de herstructurering van de het geheel aan overheidsschulden van falende staten, wat uiteindelijk leidt tot de ineenstorting van ons bankstelsel, of Griekenland stapt op een georganiseerde, rationele en pragmatische wijze uit de eurozone en krijgt zo de kans weer op adem te komen. Europa staat op een kruispunt. Is het redden van de euro het offer waard dat de burgers van Europa brengen? Diogo Feio (PPE). – (PT) Mijnheer de Voorzitter, voor de staatsschuldencrisis is een Europese reactie vereist; een reactie waarbij wordt gekeken naar elke specifieke situatie, waarbij de euro wordt verdedigd om deze sterk te maken, en waarbij de lidstaten worden verdedigd. Daarom is de reeks voorstellen voor economische governance waarover momenteel in het Europees Parlement wordt gedebatteerd, bijzonder belangrijk. Het Parlement helpt te waarborgen dat er positieve stappen worden genomen in de richting van intelligent schuldenbeheer. Het Parlement bepleit een redelijke overgangsperiode; argumenteert dat de benodigde schuldvermindering niet per jaar moet worden plaatsvinden, maar dat er een driejarig gemiddelde moet worden gebruikt; bepleit de noodzaak van begrotingsdiscipline; argumenteert de noodzaak van groei en meer transparantie in het Europese beleid door debatten in het Europees Parlement; en bepleit de benodigde solidariteit. Deze solidariteit is wat er zojuist is gebeurd voor Portugal. Ik wil graag iets tegen u zeggen als Portugees. Portugal heeft een negenhonderd jaar lange geschiedenis. Portugal is capabel. Portugal kan zijn overheidsfinanciën op gedisciplineerde wijze op orde brengen. Portugal kan zijn bankwezen hervormen; het kan zijn arbeidsmarkt hervormen; het kan zijn belastingstelsel in hogere mate concurrerend maken; en het kan innovatieve maatregelen nemen om zowel het gezondheidsstelsel als het rechtsstelsel te hervormen. Portugal kan een overheidsapparaat hebben dat efficiënter is en beter wordt beheerst. Portugal kan een geliberaliseerde economie hebben die succesvol is en beter kan concurreren. In wezen kan Portugal deelnemen aan het Europese project; het kan eraan deelnemen en helpen alle toekomstige uitdagingen op te lossen. Juist daarom zijn wij zeer tevreden in de Europese Unie en willen we helpen de Unie steeds sterker te maken.
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Robert Goebbels (S&D). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, de wildste geruchten doen de ronde en enkele lidstaten worden aangevallen op basis van niets meer dan veronderstellingen. Laat mij u daarom een aantal feiten in herinnering brengen. De euro is een sterke munt. In tien jaar is hij de op een na meest gebruikte munt ter wereld geworden. Van de internationale monetaire reserves is 30 procent in euro. Meer dan een derde van de internationale particuliere leningen is in euro. De koopkracht van de euro is 40 procent hoger dan die van de dollar, wat betekent dat de lidstaten die tot de eurozone behoren minder betalen voor hun grondstoffen, met name olie. De euro is er voor de lange termijn in alle eurolanden. Met alle respect voor mevrouw Le Pen: uit de eurozone stappen is eenvoudig geen optie. Iedere lidstaat die uit de eurozone stapt – en volgens mevrouw Le Pen zou Frankrijk dat moeten doen – zou zien dat zijn nieuwe munt dramatisch devalueert. In de nasleep van de crisis in IJsland is de waarde van de IJslandse munt gehalveerd. Deze devaluatie van 50 procent heeft tot gevolg gehad dat het inflatiecijfer van IJsland omhoogschoot van 5 procent naar 14 procent. De enige manier om de rust op de markten te herstellen, is Griekenland, Ierland, Portugal en andere landen in staat te stellen hun schulden te herstructureren door het uitgeven van euro-obligaties die door de Unie tegen redelijke rentetarieven worden gegarandeerd. Ik doel hier op het initiatief van Giulio Tremonti en Jean-Claude Juncker. In feite bestaan euro-obligaties al. De Europese Investeringsbank (EIB) leent onder garantie van de 27 lidstaten. Vorig jaar heeft de EIB 80 miljard euro bij elkaar gekregen tegen een rente van tussen de 3 en 3,5 procent. Het zijn dat soort rentepercentages waarmee lidstaten die onder druk staan de crisis te boven kunnen komen en de weg naar financiële weer kunnen inslaan. (Spreker verklaart zich bereid een "blauwe kaart"-vraag krachtens artikel 149, lid 8 van het Reglement te beantwoorden) Roger Helmer (ECR). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de vorige spreker zei dat wanneer Griekenland de eurozone verlaat zijn munt direct instort en dat het in dat geval niet meer aan zijn verplichtingen voldoen kan. Maar we weten toch al dat het land sowieso failliet gaat. Het kan nu kiezen of het binnen de euro failliet gaat – wat het probleem alleen maar verplaatst om uiteindelijk ook ons te treffen – of het kan failliet gaan buiten het kader van de euro. In dat geval kan het zijn eigen boontjes doppen. De oplossing van de vorige spreker kan dus gewoon niet werken. Robert Goebbels (S&D). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, de heer Helmer heeft geen vraag gesteld, maar een cirkelredenering gegeven, en de heer Helmer heeft het gewoon bij het verkeerde eind. Nogmaals, iedere lidstaat die uit de eurozone zou stappen, zou zien dat zijn nieuwe munt dramatisch devalueert. Ik geef opnieuw IJsland als voorbeeld; dat land behoort niet tot de eurozone, maar heeft het allemaal doorgemaakt. Olle Schmidt (ALDE). – (SV) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Rehn, u verricht werkelijk uitstekend werk. U bent dit jaar met een aantal verschillende voorstellen gekomen die de situatie verbeterd hebben en dat zouden wij toch allemaal moeten erkennen.
263
264
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Als ik naar dit debat luister, ben ik verbaasd. Ik dacht dat dit een huis voor Europa was en geen huis voor 27 lidstaten. Er is hier sprake van een nationalisme dat angstaanjagend is en niet zal bijdragen aan het oplossen van onze problemen. Het is een kwestie van solidariteit. (Spreker spreekt in het Engels) (EN) (sprekend tot de heer Helmer die heeft laten weten het niet met hem eens te zijn) U kunt wel lachen, maar u hebt ongelijk. U hebt absoluut ongelijk, mijnheer Helmer, want het gaat om solidariteit. Met Europa gaat het om solidariteit en we zijn allemaal met elkaar verbonden. Zelfs het Britse pond beïnvloedt de euro. Ik sta versteld. (SV) In Zweden hebben we ervaren wat het betekent om een grote schuldenlast te hebben. Het land had schulden en de mensen hadden schulden, maar het is ons gelukt om hier een oplossing voor te vinden. Waarom zou dat onze vrienden in Griekenland, Portugal en Ierland niet lukken? Zijn wij hier in de noordelijke landen dan zo speciaal? Natuurlijk niet. Deze landen hebben nu echter onze hulp en steun nodig en als we die niet geven, zal dat ook tot onze ondergang leiden. (Spreker spreekt in het Engels) (EN) Europa is een gemeenschappelijke bestemming voor ons allemaal en dat moeten we ons realiseren – zelfs u, mijnheer Helmer. U maakt deel uit van Europa en u kunt meer doen. (Interruptie van de heer Helmer: 'Absoluut niet!') Lajos Bokros (ECR). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, we vieren nu de eerste verjaardag van de Griekse financiële reddingsoperatie. Maar er valt helemaal niets te vieren. Nu, een jaar later, zijn we weer terug bij af. In plaats van het lijden te verlengen en de Griekse economie met nog meer schulden te overladen, zou het veel beter zijn om het onvermijdelijke en het oordeel van de markten maar meteen te ondergaan. Het faillissement van het land is eenvoudigweg onafwendbaar. Bovendien heeft een ordentelijk faillissement op z'n minst vijf voordelen. Het verlies zou eerlijker tussen de Griekse belastingbetalers en de externe schuldeisers verdeeld worden; er zou een halt worden toegeroepen aan het vervangen van private schulden door een steeds groter aandeel aan overheidsschuld uit andere landen; Griekenland zou dankzij lagere afbetalingen meer kansen krijgen te groeien; en mevrouw Merkel's taak om het faillissement aan de Bondsdag te 'verkopen' zou er veel eenvoudiger op worden doordat op die manier de Duitse banken geholpen zouden worden en niet Griekenland; en in de laatste plaats zou de schuldencrisis erdoor worden losgekoppeld van de concurrentiekrachtcrisis en zou de eurozone behoed worden voor besmetting. Waar wachten we nog op?! Gooi geen goed geld naar kwaad geld. Philippe Lamberts (Verts/ALE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Bokros, nu u dit punt aan de orde hebt gesteld, ga ik er nog even op door. Ik vind, mijnheer Rehn, dat we moeten luisteren naar wat er gezegd wordt. Ik vind dat als je de cijfers naast elkaar legt er maar één conclusie mogelijk is, namelijk dat schuldsanering in Griekenland, en waarschijnlijk in Ierland, onvermijdelijk is. Ik denk dat iedereen zich dat wel realiseert. Het lijkt zó voor de hand te liggen, dat je je kunt afvragen hoe het mogelijk is dat de Europese Centrale Bank, de Commissie en de Raad het niet zien. Of weigert u het soms te zien?
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Met andere woorden, de eerste optie is dat u uit ideologische overwegingen besluit te zeggen dat er geen sprake van een faillissement kan zijn. In dat geval zou u de realiteit ontkennen. Aan de andere kant zou u misschien kunnen zeggen dat het beter zou zijn tijd te rekken. In dat geval zou ik een klemmend beroep op u willen doen, want hoe meer tijd er voorbijgaat, hoe pijnlijker en duurder het zal zijn de schulden te herstructureren. Het zal in het bijzonder duurder zijn voor belastingbetalers, want hoe meer tijd er voorbij gaat, hoe zwaarder de Griekse overheidsschuld zal drukken op overheids- of semi-overheidsinstellingen – ik denk aan de Europese Centrale Bank, ik denk aan de Europese faciliteit voor financiële stabiliteit (EFSF) – en het zal steeds vaker de belastingbetaler zijn die gevraagd wordt in de buidel te tasten. Weet u, mijnheer Rehn, er is de afgelopen tijd heel wat gepraat over stresstests en weerstandstests. Ze worden genoemd in verband met kerncentrales; ze worden genoemd in verband met banken. Maar degenen van wie de weerstand elke dag zwaar op de proef wordt gesteld, zijn onze burgers, vooral de meest kansarmen onder hen, die misschien wel een onevenredig groot deel dragen van de last van de maatregelen ter bestrijding van deze crisis. Het spreekt voor zich dat de crisis niet de verantwoordelijkheid is van alleen maar de banken, alleen maar ondernemingen of alleen maar politici. Dat is een al te eenvoudige voorstelling van zaken die sommigen ons graag zouden doen geloven. Mijns inziens is dit een collectieve verantwoordelijkheid en zou het dus gezond zijn als iedereen zijn steentje bijdraagt om de crisis aan te pakken. Ik zou tot slot willen benadrukken dat ik het weliswaar vaak met u oneens ben, maar dat u lof verdient voor het werk dat u deze dagen verzet. U zult ongetwijfeld geen lange nachten maken en ik beloof u dat ik u van harte zal uitnodigen voor een etentje zodra de rust weer enigszins in uw leven is teruggekeerd. Nikolaos Chountis (GUE/NGL). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, ik had eigenlijk gedacht dat u heel eerlijk zou antwoorden dat het bezuinigingsprogramma, het memorandum dat in Griekenland met grote devotie ten uitvoer wordt gelegd, volledig mislukt is. Het tekort is nog hoger opgelopen dan voorspeld, de schuld is toegenomen, de werkloosheid is toegenomen, er wordt steeds heftiger bezuinigd en u, mijnheer de commissaris, u ziet in dit alles een teken dat de economie herstellende is en aan een hartaanval is ontkomen, terwijl uw vertegenwoordiger spreekt over doelstellingen en successen. U wilt zelfs hetzelfde recept gaan volgen in Ierland en Portugal, ofschoon deze recepten totaal zijn mislukt. Bovendien blijkt uit recente gegevens dat er in Duitsland economische groei is en dat de export van dit land het hoogste niveau heeft bereikt sinds de jaren vijftig. Als wij deze feiten met elkaar combineren en kijken naar de ongelijkheid en ongelijkwaardigheid binnen de Europese Unie, dan zien wij dat dit precies ook het probleem is en een van de oorzaken van het probleem. Waar wacht u dan nog op om uw beleid te veranderen? Zegt u ons eens wat besproken wordt tijdens de geheime bijeenkomsten, want er doen heel veel geruchten de ronde. Zult u eindelijk een ander beleid gaan voeren om de problemen bij de hoorns te vatten? Barry Madlener (NI). - Voorzitter, ik heb allereerst een vraag aan commissaris Rehn: hoe kan het zijn, mijnheer Rehn, dat er topoverleg is gevoerd door de eurogroep onder leiding van de heer Juncker en dat onze Nederlandse minister van Financiën daarbij niet aanwezig was? Hoe kan dat zijn? Het is een grof schandaal dat Nederland als een van de grootste
265
266
NL
Handelingen van het Europees Parlement
betalers van alle reddingsacties niet eens was uitgenodigd voor dat overleg. Kunt u, mijnheer Rehn, mij hier toezeggen dat u ervoor zult zorgen dat dat nooit meer zal gebeuren? Collega's, Griekenland stapt uit de euro of herstructureert de schulden, dat is onvermijdelijk, de vraag is echter wanneer? Wat ik denk en wat ik vrees, is dat dat gebeurt als alle garanties en alle gelden aan Griekenland zijn uitgekeerd en dat zou toch het grootste bedrog van de eeuw zijn. Mijnheer Rehn, kunt u mij hier nu garanderen dat het scenario dat Griekenland eerst zijn schulden maximaal herfinanciert met Nederlands belastinggeld en daarna uit de euro stapt en zijn schulden afstempelt een scenario is dat niet zal gebeuren? Wij kunnen die Grieken toch niet vertrouwen; de Griekse politici die samen met de Europese Commissie bedrog hebben gepleegd door met valse cijfers de euro in te voeren, blijken nu vooral bezig hun eigen salaris te verhogen. Dit zijn politici die wij niet kunnen vertrouwen, dus, mijnheer Rehn, hoe gaat u garanderen dat niet de Nederlandse belastingbetaler nogmaals keihard zal worden bedrogen? Spreker stemt ermee in een "blauwe kaart"-vraag te beantwoorden (artikel 149, lid 8, van het Reglement). Robert Goebbels (S&D). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, voor de laatste keer: beseft de heer Madlener, wanneer hij pleit tegen Europese solidariteit en tegen Griekenland, dat Nederland na Duitsland het meest profiteert van de Europese interne markt en dat van elke twee banen in Nederland er bijna één samenhangt met activiteiten in verband met de uitvoer van goederen en diensten binnen de Europese Unie? Pleit hij dan dus niet tegen werkgelegenheid in Nederland? Barry Madlener (NI). - Voorzitter, mijnheer Goebbels, u zou toch moeten weten dat Nederland zijn goede positie te danken heeft aan het keihard werken en het op orde hebben van de financiën. Wist u dat Nederland al jaren de grootste nettobetaler is van deze Europese Unie en wist u dat de Grieken al jaren de grootste ontvanger zijn van geld van Nederland. Waar heeft het toe geleid? Tot crisis in Griekenland. Dit is een verkeerd omgaan met Nederlands belastinggeld. Het is een schande dat u dat niet beseft. Danuta Maria Hübner (PPE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het is onze plicht om te zoeken naar de beste oplossing voor deze crisis. Het leerproces is van grote waarde daarvoor. Ik geloof dat we nu haarfijn weten waarom het is misgegaan en hoe we onszelf in de nesten hebben gewerkt. Ik heb echter tevens het idee dat we nu minder bereid zijn om daar de nodige lessen uit te trekken. Ik zou om die reden graag bij twee kwesties stil willen staan. Allereerst zijn er grote overeenkomsten tussen de lidstaten als het gaat om de overheidsschulden en de schuldenratio's. Daartegenover staat echter dat er tussen diezelfde lidstaten substantiële verschillen bestaan ten aanzien van de risicopremies die zij voor hun overheidsschuld betalen. Voor mij is dat een duidelijk teken dat er op de financiële markten meer factoren meespelen dan de overheidsschuld an sich. Zo kijken de markten onder andere naar de buitenlandse schuld of naar buitensporige externe onevenwichtigheden. Dat betekent dat er voor de aanpak van deze situatie meer nodig is dan bezuinigingen alleen. De tweede kwestie heeft betrekking op het feit dat de ernstigst door de crisis getroffen economieën het hoofd moeten zien te bieden aan een combinatie van hoge risicopremies enerzijds en verregaande bezuinigingen anderzijds. Door deze tweeslag wordt de schuldenlast praktisch ondraaglijk. Als we geen schuldsanering willen, dan is er een betere
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
balans nodig tussen afstraffing en bijstand en de vormgeving van de reactiepakketten waarmee wordt voorkomen dat landen verder in de schuldenval verstrikt raken. Edite Estrela (S&D). – (PT) Mijnheer de Voorzitter, Europa is weggezakt in een ongekende crisis die wel eens een bedreiging zou kunnen vormen voor de eurozone en het Europese project. Het is een crisis van de eurozone, waarin Griekenland, Ierland en Portugal de eerste slachtoffers zijn. De aanvallen op de staatsschuld van deze landen hebben als doel de gemeenschappelijke munt te verzwakken. Wie denkt dat dit een probleem van de Grieken, de Ieren en de Portugezen is, houdt zichzelf voor de gek: dat is het niet. Als er geen krachtige reactie van de Europese Unie komt waardoor de markten worden gekalmeerd, zal deze druk zich verspreiden naar andere lidstaten. Portugal heeft geen probleem met de houdbaarheid van zijn overheidsfinanciën of de insolventie van zijn nationale banken. Portugal moet doorgaan met de structurele hervormingen waarmee het land al is begonnen, de productiviteit verhogen en economische groei bevorderen. Net zoals in het verleden zal het Portugese volk ook deze uitdaging overwinnen en de benodigde offers brengen, maar ook niet meer dan de benodigde offers. Wij kunnen niet begrijpen waarom de Europese Unie een hogere rente aan Portugal gaat berekenen dan het Internationaal Monetair Fonds. Portugal zal de Europese Unie circa drie miljard euro rente per jaar betalen. Mensen zoals de heer Bloom en de heer Madlener in en buiten dit Parlement hoeven zich geen zorgen te maken: de belastingbetaler wordt niet benadeeld. Waar we het over hebben is een lening, geen schenking. Dit is een lening die volledig zal worden terugbetaald, en tegen een rentetarief dat vergelijkbaar is met de marktrente die Portugal ongeveer een maand geleden betaalde. In een geglobaliseerde wereld kan geen enkel land al zijn problemen helemaal alleen oplossen. Uit de financiële crisis is al gebleken dat iets wat aan de andere kant van de wereld gebeurt, ons allemaal met een vernietigende kracht kan treffen. Daarom hebben we meer en een beter Europa nodig: een meer verenigd en ambitieuzer Europa. We zitten allemaal in hetzelfde schuitje: als het schuitje zinkt, zal er niemand worden gered. (Spreker verklaart zich bereid om een "blauwe kaart"-vraag krachtens artikel 149, lid 8, van het Reglement te beantwoorden) Liisa Jaakonsaari (S&D). − (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik heb goed nieuws voor de Portugezen. Volgens de informatie die ik zojuist heb ontvangen, is in Finland overeenstemming bereikt en is het Commissievoorstel inzake leningen aan Portugal aangenomen, waardoor Finland niet langer een belemmering is. Aangezien het ook mijn taak is om vragen te stellen, wil ik mijn collega het volgende vragen: denkt u dat het aanhalen van de broekriem in Portugal, zoals nu gebeurt, het mogelijk maakt de economische groei te bereiken waarmee de leningen kunnen worden terugbetaald? Edite Estrela (S&D). – (PT) Mijnheer de Voorzitter, ik wil het Finse volk en het Finse parlement graag bedanken voor dat besluit, dat zeer sterk in de geest van gemeenschapszin en solidariteit is die heerste ten tijde van de oprichting van de Europese Gemeenschap. Met betrekking tot uw vraag vertelde ik u al dat deze bezuinigingsmaatregelen door het Portugese volk zullen worden gerespecteerd en dat we, hoewel het een zwaar en drukkend pakket is, er alles aan zullen doen om de economisch groei te verbeteren, meer banen te scheppen en deze problemen te overwinnen.
267
268
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Charles Goerens (ALDE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, het schuldenprobleem is van een zodanige omvang dat het de zuiver budgettaire dimensie verre te boven gaat. In feite is de crisis van de overheidsschulden van invloed op het beleid in zijn totaal – op de budgettaire, economische, sociale, Europese en nationale dimensie ervan. Eerst en vooral hebben we echter te maken met een politieke crisis die het hoofd moet worden geboden. In Finland wordt de mate waarin het schuldenprobleem het publiek zorgen baart, geïllustreerd door een partij die als stokpaardje heeft dat ze zich distantieert van Portugal. We moeten echter niet vergeten dat de retoriek waarmee deze partij zich uitsprak tegen het redden van Portugal als twee druppels water lijkt op de retoriek die de belangrijkste politieke leiders van Duitsland een jaar geleden bezigden, kort voordat steun werd verleend aan Griekenland. De populistische slogans, die – vandaag in Finland, morgen ergens anders – aanzienlijke electorale winst opleveren, zijn in feite slechts een herhaling van de woorden die eerder zijn gebruikt door uiterst respectabele politieke leiders. Het is juist in het politieke midden dat de ideeën worden geproduceerd die de Economische en Monetaire Unie uiteenrijten. Ik ben er stellig van overtuigd dat de problemen alleen overwonnen kunnen worden als vooraanstaande politici begrijpen dat het in de allereerste plaats hun taak is spanningen te verminderen in plaats van olie op het vuur te gooien. Georgios Toussas (GUE/NGL). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, het is een klinkklare leugen dat de economische crisis een schuldencrisis is. Deze crisis is ontstaan door een buitensporige opeenhoping van het kapitaal. Dit is een crisis van het kapitalistische systeem, een crisis die aantoont dat dit systeem door de geschiedenis is ingehaald. De kapitalistische crisis in Griekenland, Ierland en Portugal wordt steeds dieper en het einde ervan is nog lang niet in zicht. Schulden en tekorten zijn geen bijzondere nationale kenmerken van deze landen. Ze zijn veeleer het resultaat en niet de oorzaak. Ze komen voort uit een buitensporig vertrouwen in het grootkapitaal: subsidies, belastingvrijstellingen voor monopolies, NAVO-uitgaven, verwoesting van de productie-industrie, de mijnbouw, de verwerkende industrie, de textiel en de scheepsbouw, een ernstige ondermijning van de landbouwproductie en miljarden euro´s voor de grote concerns. De hoofdoorzaak van de aanval die de Europese Unie, de bourgeoisregeringen en het kapitaal hebben geopend op het inkomen en de rechten van de arbeidersklasse – en waarin hun belangrijkste wapen wordt gevormd door het pact voor de euro en het Europees stabiliteitsmechanisme, het mechanisme voor beheerst faillissement – gaat veel verder dan het kapitalistisch beheer van de crisis en de schuld. Het strategisch doel van de Europese Unie, de bourgeoisregeringen en het kapitaal is niet alleen de lasten van de crisis af te wentelen op de werkende bevolking. Zij willen bovendien de arbeidskrachten extreem goedkoop maken om de winstgevendheid van de monopolistische concerns veilig te kunnen stellen. Vandaag houden alle werknemers een grootse staking in Griekenland en daarmee zal een klinkende boodschap van strijdvaardigheid worden afgegeven …. (Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken) (Spreker verklaart zich bereid om een "blauwe kaart"-vraag krachtens artikel 149, lid 8, van het Reglement te beantwoorden)
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Peter van Dalen (ECR). - Voorzitter, dank u zeer voor uw bereidwilligheid en tolerantie. Ik heb een vraag aan mijnheer Toussas. Mijnheer Toussas weet precies te vertellen wat er allemaal verkeerd is, wat er niet klopt aan dit systeem en wat er allemaal hartstikke fout is aan wat er nu gebeurt in Europa en door de landen. Mijn vraag is: wat is het alternatief? Wilt u dan terug naar de communistische heilstaat, zoals die in Noord-Korea, in Cuba of andere dictaturen geldt? Is dat de oplossing waarnaar we terug moeten, zou u dat willen? Georgios Toussas (GUE/NGL). – (EL) Ik begrijp dat u niet in staat bent om voorstellen te doen voor de oplossing van de acute problemen waarmee de werknemers in zowel uw land als de zesentwintig andere landen van de Europese Unie zijn geconfronteerd, maar ik moet u mededelen dat de Communistische Partij van Griekenland reeds vóór toetreding van Griekenland tot de Europese Unie zich hiertegen verzette en het Griekse volk ook op de hoogte heeft gebracht van de gevolgen ervan. Dertig jaar na de toetreding van ons land tot de Europese Unie, maar eigenlijk al sinds 1957, toen de Europese Kolen- en Staalgemeenschap werd opgericht en omgezet in de EEG, stellen wij het volgende vast: winst voor het kapitaal, ellende voor de werknemers. Deze tegenstelling zal het volk zelf oplossen met zijn strijd. Andrew Henry William Brons (NI). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de eurozone legt 17 verschillende economieën één enkele valutakoers op alsook gestandaardiseerde rentetarieven. Indien de falende landen geen lid van de eurozone waren geweest, was hun munt in waarde gedaald. Dat had dan geleid tot door de export gedreven expansie, ondersteund door de lage rente die hun centrale banken in dat geval zouden hebben afgekondigd. De te hoge valutakoers en de nu tevens stijgende rentetarieven hebben nog eens een schepje bovenop de stagnatie gedaan. Dat heeft geleid tot dalende belastinginkomsten, bezuinigingen op de openbare dienstverlening en stijgende overheidsschulden. Het zou in hun belang zijn om de zone te verlaten, maar zij worden weerhouden door het feit dat hun schuldenlast nog verder stijgen zou door de daaropvolgende val van hun munt. Groot-Brittannië, dat geen onderdeel uitmaakt van de eurozone, zal waarschijnlijk niet getroffen worden door al deze schulden, hoewel onze vorige regering krachtens de clausule inzake buitengewone gebeurtenissen van het Verdrag van Lissabon 10 miljard GBP aan schulden op zich heeft genomen. Ook de huidige regering zal niet nalaten om zowel direct als indirect leningen te verschaffen. Het moment waarop Griekenland en Ierland niet meer in staat zijn om aan hun schulden te voldoen, is onafwendbaar. En dan zullen we zien dat we goed geld naar kwaad geld hebben zitten te gooien. Paulo Rangel (PPE). – (PT) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen wil ik graag zeggen dat ik natuurlijk vind dat de bereikte overeenkomst voor Portugal evenwichtig is. Het is een zeer zware overeenkomst voor het volk, maar legt in wezen de nadruk op structurele hervormingen om de groei en het concurrentievermogen te verbeteren. Ik vind dat zeer positief. Ik neem niet dezelfde houding aan als anderen hier, die vinden dat landen als Griekenland, Ierland en Portugal alles goed hebben gedaan: dat ze geen enkele vergissing hebben gemaakt en niet te ver zijn gegaan; dat ze alles goed hebben gedaan en dat de problemen enkel en alleen zijn veroorzaakt door de internationale crisis. Nee, onze overheden hebben vergissingen gemaakt en voerden een verkeerd beleid. Dat betekent echter niet dat er nu in de context van de Unie geen kans bestaat om weer de juiste koers te gaan varen.
269
270
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Daarom is het belangrijk om tegen diegenen die in de publieke opinie tegen het steunen van landen met problemen zijn, te zeggen dat zij het geld niet aan die landen géven: zij lénen het geld aan die landen. Bovendien lenen ze het geld tegen zeer hoge rentetarieven, waardoor zij in feite een overeenkomst sluiten die gunstig is voor hun eigen begroting en hun eigen volk. Ik wil hier echter ook opmerken dat het misschien tijd is om een algemene Europese reactie te geven door euro-obligaties te accepteren en de mogelijkheid te accepteren dat deze worden verkocht op de primaire markt, als reactie op de internationale markten. Misschien is het tijd dat de Commissie zelf, de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit en het Internationaal Monetair Fonds de rentetarieven herzien, zodat zij duurzame groei in deze landen die momenteel in de problemen zitten, mogelijk kunnen maken door de tarieven te verlagen. (Spreker verklaart zich bereid om een "blauwe kaart"-vraag krachtens artikel 149, lid 8, van het Reglement te beantwoorden) Sven Giegold (Verts/ALE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik zeggen dat ik me diep schaam voor alle nationalisme en kortzichtigheid die we hier in dit debat te verduren krijgen. Mijnheer Rangel, ik heb een vraag voor u. Hebt u het idee dat de rente die u krachtens het toekomstige programma betalen moet, dient te worden verlaagd? Zou uw land geholpen zijn met verlaging van deze rente? Paulo Rangel (PPE). – (PT) Mijnheer de Voorzitter, ik vind dat het tarief niet alleen voor Portugal, maar ook voor Ierland en Griekenland moet worden verlaagd. Ik denk dat het zeer lastig zal zijn om alle doelen te realiseren zonder de rentetarieven te verlagen, zoals we momenteel in feite al kunnen zien in het geval van Griekenland. Het maakt echter niet uit om welk geval het gaat: ik denk dat hier een mogelijkheid wordt geboden en er een deur open staat. Als Portugal gedurende de eerste paar maanden strikt en rigoureus kan voldoen aan de resultaten van de overeenkomst, denk ik dat het zich in een positie bevindt om de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit en het Internationaal Monetair Fonds te vragen de tarieven binnen zes tot negen maanden te herzien. Ik denk dat dit goed nieuws zou zijn voor zowel het Portugese volk als de Europese Unie. Mairead McGuinness (PPE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, nog wat woorden van mijn kant om een Iers geluid aan het debat toe te voegen: ook ik ben uiterst gedesillusioneerd over de golf aan nationalisme hier in deze zaal. Ik ben hevig teleurgesteld over het feit dat het Parlement tijdens het voor Europa allerbelangrijkste debat van deze zitting maar voor de helft gevuld is. Voor wat de rente betreft het volgende: laat het heel duidelijk zijn dat er geen strafrente aangerekend mag worden aan lidstaten. Dat helpt hen allesbehalve om zich economisch te herstellen en draagt ook niet bij aan de houdbaarheid van de schuldenlast. Zou ik de Commissie tijdens mijn laatste 30 seconden nog mogen vragen om zich ten behoeve van Ierland en onze in moeilijkheden verkerende collega's te buigen over het vraagstuk van de houdbaarheid van de schuldenlast? Zou ik ook nog de vraag over de politieke capaciteit van de Europese Unie mogen stellen? Afgelopen maandag heb ik in ons parlement in Dublin gesproken over de grote barsten in de solidariteit in de Europese Unie. En dat zeg ik echt niet met een misplaatste vorm van genoegen. Ik heb het ook onder vier ogen tegen de commissaris gezegd. Dit is een reëel en
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
ernstig probleem. Ik kijk met angst en beven naar de dag dat we misschien geregeerd worden door extreem rechts of extreem links. Laat het politiek midden in godsnaam de gelederen sluiten. Liisa Jaakonsaari (S&D). − (FI) Mijnheer de Voorzitter, dit is een nuttig debat. De situatie is zeer ernstig voor de zogeheten crisislanden, maar is net zo ernstig voor Duitsland, Oostenrijk en Finland, omdat de belastingbetalers in deze landen al langer lijden onder bezuinigingen op de begroting en ernstige crises hebben meegemaakt. De vragen zijn gerechtvaardigd en daarom is het zeer belangrijk dat de Portugese kwestie een schoolvoorbeeld wordt van de wijze waarop een crisis kan worden aangepakt en beheerst en hoe de verspreiding ervan kan worden voorkomen. Ik vind dat Portugal nu eerst moet waarborgen dat het de leningen terugbetaalt door zijn bezittingen te verkopen, zoals is gezegd. Het moet ook onderhandelen met individuele kredietverleners om tot concrete voorstellen en ideeën te komen over de wijze waarop deze crisis kan worden overwonnen. Kiezers in Duitsland, Oostenrijk en Finland zijn er niet van gediend als er bijvoorbeeld nieuwe bail-outs voor Griekenland komen of als deze zaak mislukt. Monika Flašíková Beňová (S&D). – (SK) Mijnheer de Voorzitter, Portugal is het zoveelste land dat financiële hulp nodig heeft van de Eurobond. Maar laten we wel eerlijk zijn en toegeven dat het uiterst misleidend is om deze crisis te betitelen als "schuldencrisis" of "eurocrisis". Hiermee wordt namelijk de indruk gewekt dat de euro een crisis doormaakt doordat een aantal lidstaten niet in staat is om een redelijk begrotingsbeleid te voeren en zich met grote schulden heeft overladen. Kijk maar naar Ierland of Portugal, twee landen met een gedisciplineerde begroting die toch in een crisis zijn beland die zijzelf niet hebben veroorzaakt. De echte schuldigen zijn de zwak gereguleerde banken; de kosten van de redding van deze banken heeft een aantal leden van de eurozone in zwaar financieel water gebracht. De huidige crisis is dus eerst en vooral een crisis van de Europese banksector. Kijken we onszelf recht in de ogen, dan kunnen we niet anders dan erkennen dat de Eurobond, of preciezer gezegd de nieuwe vormgeving ervan na 2013, ontoereikend is. De kosten ter redding van de euro dienen te worden teruggedrongen door de commerciële banken ertoe te dwingen hun verliezen te nemen, direct daarna gevolgd door een werkelijk houtsnijdende regulering van de financiële sector. Peter van Dalen (ECR). - Voorzitter, de huidige aanpak van de schuldencrisis vergroot de problemen. Griekenland, Portugal en Ierland krijgen weliswaar een schuldenregeling aangeboden, maar hun schuld neemt toe, niet af. Deze aanpak is desastreus, het is schuld met meer schuld oplossen. Voorzitter, Europa moet af van het taboe op kwijtschelding. Dat kan door staatsschuld te herstructureren, waardoor schuld deels wordt kwijtgescholden. Dit gecombineerd met te handhaven eisen van een aangescherpt stabiliteits- en groeipact, inclusief automatische sancties. Natuurlijk, dat is een harde aanpak die een shake out zal veroorzaken bij banken, sommige pensioeninstellingen en obligatiebezitters, maar we moeten er doorheen. Het wordt niet fijn zonder pijn. Kwijtschelden van staatsschuld in combinatie met te handhaven scherpe eisen geven ruimte voor een nieuwe toekomst. Doen we dat niet, dan is er maar één toekomst: zwakke landen de eurozone uit. Miguel Portas (GUE/NGL). – (PT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris Rehn, vorige maand vroeg de president van de Portugese Republiek de Commissie om begripvol te zijn,
271
272
NL
Handelingen van het Europees Parlement
en uw antwoord aan de president van mijn land, was, met de arrogantie van een koloniale gouverneur: "we zijn al zeer begripvol geweest met betrekking tot Portugal". Daarom wil ik u nu antwoorden. De Europese Commissie is begripvol geweest door een driejarig overheidsprogramma en een voorkeursregering op te leggen aan een land drie weken voorafgaand aan de verkiezingen. De Europese Commissie is begripvol geweest door van datzelfde land een rentevoet van 6 procent te eisen, en door Portugal de komende twee jaar in een recessie te storten. Het enige punt waarop de Europese Commissie niet begripvol is geweest, is het punt waarop de Commissie dat juist wel had moeten zijn, omdat we allemaal de schuld moeten herstructureren, opnieuw moeten onderhandelen over de schuld en crediteuren moeten betrekken bij de oplossing. Alstublieft, commissaris, laat uw geweten spreken: treed af, en Europa zal u hier dankbaar voor zijn. Franz Obermayr (NI). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, in tegenstelling tot de collega's die hun tijd overschreden hebben – net als het budget – zal ik proberen het kort te houden. Bij de talrijke verstandige analyses mis ik één vraag, namelijk wat de burgers van de betrokken netto betalende landen zullen zeggen. Belastingtarieven van 50 procent bij een hoge levensstandaard en sociale voorzieningen van hoog niveau zijn geen toeval. Dat betekent dat die burgers zeer veel presteren en ook zeer veel geld verdienen. Solidariteit, waarover we het vandaag heel vaak hebben gehad, betekent echter ook solidariteit met de eigen burgers in onze eigen landen. Zweden is vandaag genoemd: de EU heeft hier niet met financiële steun ingegrepen. Er vonden structurele saneringen plaats, er werd bezuinigd op sociale voorzieningen, overheidsuitgaven werden gereduceerd, er werd dus een streng fiscaal beleid gevoerd. We moeten de landen die nu duidelijk het onderwerp van gesprek zijn vertellen dat het zonder een streng fiscaal beleid en sterke eigen prestaties niet zal lukken. Olli Rehn, Lid van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zal mij slechts op één aspect van het geheel richten omdat ik daar al mijn vijf minuten hard voor nodig heb. In de afgelopen weken alsook vandaag hier in dit Parlement is herhaaldelijk gepleit voor herschikking van de Griekse schulden. Het klinkt allemaal heel eenvoudig en pijnloos, maar wat de voorstanders van herschikking van de staatsschuld lijken te vergeten, is dat dit verwoestende gevolgen kan hebben voor de financiële stabiliteit, zowel in het land zelf als in de eurozone als geheel. Ook de gevolgen voor de economische groei en de werkgelegenheid zullen niet mals zijn. Laten we nu even kijken naar de mogelijke gevolgen van schuldenherschikking. Uiteraard hebben we het hier net als de voorstanders van schuldenherschikking over een contrafeitelijke situatie. Dat neemt echter niet weg dat we genoeg inzicht hebben in de manieren waarop feiten en ontwikkelingen van invloed zijn op de financiële stabiliteit en de economische activiteit om een aannemelijk en meest waarschijnlijk scenario op te kunnen stellen. De situatie zou er naar alle waarschijnlijkheid als volgt uit komen te zien: De houders van obligaties krijgen een enorme klap te verduren – dat wil zeggen enerzijds de huishoudens middels hun spaarinstrumenten zoals hun pensioenvoorzieningen en anderzijds de institutionele beleggers als de pensioenfondsen en de verzekeringsmaatschappijen. Ook de banken krijgen dan hun deel te verduren. Dankzij de stresstests voor de banken van vorig jaar weten we dat de Griekse banken voor 48 miljard euro aan Grieks schatkistpapier, Griekse staatsobligaties bezitten. Wat zou er gebeuren?
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Hun kapitaalbasis zou ingeval van een herschikking van de staatsobligaties enorme klappen oplopen. Zo zou zelfs een haircut van dertig procent al tot een onderkapitalisering van een groot deel van het Griekse bankstelsel leiden, nog gezwegen van de door velen bepleite haircut van vijftig procent; dan gaat het overgrote deel van de Griekse banksector meteen op de fles. Een schuldenherschikking voor Griekenland zou dus verstrekkende gevolgen hebben voor de financiële gezondheid van de Griekse banksector. Maar dat niet alleen: ook voor alle andere banken met Griekse obligaties in hun portefeuille. Het is het overigens niet zo dat ik hartstochtelijk van banken houd of dat ik er hier in de allereerste plaats ben om hen te redden. Feit is echter wel dat een dergelijk omvangrijke bankencrisis een enorme kredietschaarste tot gevolg zou hebben. En dat is echt geen theoretische eventualiteit, maar domweg het uiterst waarschijnlijke gevolg. Enorme kredietschaarste dus. Bovendien zou een dergelijke crisis leiden tot een neerwaartse bijstelling van de rating waardoor al het onderpand waar de Griekse banken over beschikken naar alle waarschijnlijk geannihileerd wordt. Het zou verdampen. Een enorme kredietschaarste, mogelijke bankruns, een mogelijke bevriezing van banktegoeden en/of kapitaalrestricties zouden dan het gevolg zijn. Het staat als een paal boven water dat de Griekse economie een ongekende krimp te zien zou geven. Kijkt u maar naar Argentinië waar het bbp in vijf jaar tijd bijna met de helft ineenstortte. Zouden Griekenland of Europa gebaat zijn daarbij? Ik betwijfel het. Zelfs met een verregaande haircut van vijftig procent zou de staatsschuld niet onder de 100 procent van het bbp uitkomen, tenminste uitgaande van de veronderstelling dat de internationale schuldeisers, zoals de lidstaten in de eurozone of het IMF, niet bij deze haircut betrokken zouden zijn. Griekenland heeft nog altijd een groot begrotingstekort dat het op een of andere manier financieren moet. Wie zou er de morgen nadat Griekenland zeventig of vijftig of dertig procent van het financiële vermogen van beleggers in rook heeft doen opgaan, klaarstaan om het land geld te lenen? Wie is bereid om Griekenland daarna ook nog maar een cent te lenen? Griekenland zou als gevolg van een schuldenherschikking zeer lange tijd verstoken zijn van toegang tot de financiële markten, terwijl het programma van de EU en het IMF nu juist gericht is op een snelle terugkeer naar de markten om de Griekse overheidsschuld daar te kunnen financieren en de Europese belastingbetalers zodoende niet langer te dwingen de leningen ter financiering van die schuld te garanderen. Daar is de hele oefening op gericht. We mogen niet vergeten dat voor een solvente overheidsbegroting de staatsschuldratio allereerst moet worden gestabiliseerd om deze vervolgens te verlagen. Dat betekent dat er een primair structureel overschot gecreëerd moet worden tot een niveau waarop het kan worden gestabiliseerd. Griekenland leeft nog altijd boven zijn stand. Sleutel tot de oplossing is dat Griekenland meer begint te verdienen dan het uitgeeft en dat het zelf de rente op zijn schuldenlast dragen kan. Dat is het primaire structurele overschot dat Griekenland nodig heeft. Herschikking van de schulden vormt geen oplossing voor dit fundamentele feit. Dat betekent dat de solventie van Griekenland uiteindelijk in hoofdzaak wordt bepaald door politieke en sociale factoren,
273
274
NL
Handelingen van het Europees Parlement
te weten een rigoureuze koersvastheid ten aanzien van handhaving van het primaire overschot ter hoogte van zo'n vijf procent van BBP over een hele lange periode. En daar bestaan voorbeelden van, België bijvoorbeeld. Dit land was daar gedurende de jaren negentig bijna tien jaar toe in staat. Ook is een zestal andere EU-lidstaten gedurende ten minste vier jaar in staat geweest een primair overschot aan te houden. Onmogelijk is het dus niet. Natuurlijk is het een uiterst moeilijke opgave, maar het is al eens eerder gelukt en ook voor Griekenland is het haalbaar, mits het de politieke wil opbrengt en de bevolking de handen ineen slaat. Het is de enige manier waarop Griekenland veel en veel ergere alternatieven vermijden kan. Europa staat op dit moment op een uiterst kritiek kruispunt van wegen. Dit debat gaat over de staatsschuldcrisis en heeft rechtstreeks gevolgen voor de euro, voor de toekomst van Europa. Ik weet dat u daar allemaal uiterst goed van doordrongen bent. Ik moet u zeggen dat ik mij uiterste zorgen maak over de enorme verschillen in de uiteenlopende nationale politieke debatten de laatste tijd die ook hier in dit Parlement hun weerslag hebben. In Midden- en Noord-Europa heerst er politieke vermoeidheid over hulpverlening aan de lidstaten in zwaar weer en in Zuid-Europa heerst er een soort hervormingsvermoeidheid ten aanzien van de uitvoering van de noodzakelijke hervormingen. We moeten samen de energie vinden om deze vermoeidheid te lijf te gaan. We moeten bruggen bouwen over de verschillen heen om Europa te redden en we moeten de noodzakelijke beslissingen nemen om een andere, nog veel ernstigere crisis af te wenden. We moeten heel Europa de kans bieden zich te herstellen van de extreem ernstige financiële crisis waar we de afgelopen jaren middenin terecht zijn gekomen. András Kármán, fungerend voorzitter van de Raad. − (HU) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, ik wil graag kort reflecteren op twee gedachtegangen. Hoewel de bankencrisis zonder twijfel aanzienlijk aan onze huidige economische problemen heeft bijgedragen, zou het een vergissing zijn om te verzwijgen dat de problemen reeds voorafgaand aan de crisis zijn ontstaan door een gebrek aan begrotingsdiscipline in veel lidstaten, economisch beleid dat het concurrentievermogen niet versterkte en een gebrek aan coördinatie in het Europese economische beleid. Het is dus duidelijk dat er een uitvoerig Europees antwoord nodig is. Twee belangrijke onderdelen hiervan – die ook tot de topprioriteiten van het Hongaarse voorzitterschap behoren – zijn de implementatie van het Europees semester en de hervorming van de economische governance. In hun uitvoering zijn beide prioriteiten in een belangrijke, kritische fase beland. Wat betreft het Europees semester zullen wij ons blijven inzetten voor een tijdige en geslaagde afsluiting hiervan. Volgens onze planning worden de programma's van de lidstaten voor stabiliteit en convergentie, alsmede de nationale hervormingsprogramma's in juni tijdens de Ecofin-vergadering besproken, en ik hoop dat deze programma's eindelijk een echte doorbraak zullen betekenen in het begrotingsbeleid en het economische beleid van elke lidstaat. In de trialoog wordt hard gewerkt aan het pakket van zes voorstellen. Met het oog hierop zal het Hongaarse voorzitterschap volgende week tijdens de vergadering van de ministers van financiën de belangrijkste punten uit de voorstellen van het Parlement uiteenzetten, en tijdens deze bespreking zullen wij de Raad om een mandaat vragen om zo spoedig mogelijk, nog in juni, een succesvolle overeenkomst betreffende de zes wetsvoorstellen te bereiken.
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Zowel de Raad als het Parlement moeten een verantwoordelijke en flexibele houding aan de dag leggen, en ik ben ervan overtuigd dat de overeenkomst in de huidige situatie ook aan de markt een buitengewoon positief signaal zal afgeven. Bovendien zou het aantonen dat de Europese instellingen in staat zijn om zonder vertraging en met verantwoordelijkheidsgevoel samen te werken, op het moment dat dit in Europa buitengewoon nodig is. Wat betreft het Portugese programma en de drie aanpassingsprogramma's in het algemeen, wil ik allereerst graag de parlementaire overeenkomst betreffende financieel beleid verwelkomen. Wij weten allemaal dat dit buitengewoon belangrijk is voor het laten functioneren van de Europese faciliteit voor financiële stabiliteit. Ik wil tegelijkertijd benadrukken dat uit het economische beleidsprogramma voor Portugal, dat is samengesteld door de trojka, duidelijk blijkt dat de programma's voor Griekenland, Ierland en Portugal op de kenmerken van elk land zijn afgestemd en geenszins uit standaardtekst bestaan. Voor Griekenland ligt de nadruk op het op orde brengen van de begroting, voor Ierland is de consolidatie van het banksysteem de prioriteit en voor Portugal zijn nu wellicht structurele hervormingen en hervormingen op de arbeids- en grondstoffenmarkt de meest cruciale stappen. We weten immers allemaal dat het voor Portugal buitengewoon belangrijk is om het groeitempo van de economie op de middellange termijn te verhogen en het concurrentievermogen te versterken. Hoewel de uitvoering van de economische beleidsprogramma's betreffende kredietovereenkomsten voor de lidstaten een serieuze inspanning betekent, ben ik ervan overtuigd dat dit tegelijk een goede gelegenheid is om langdurige problemen onder ogen te zien en hiervoor op de korte termijn oplossingen en antwoorden te vinden. Dit kan in deze landen op de middellange termijn tot duurzamere en snellere groei leiden. De Voorzitter. – Het debat is gesloten. Schriftelijke verklaringen (artikel 149) George Sabin Cutaş (S&D), schriftelijk. – (RO) De euro wordt naar verwachting gedevalueerd op een moment dat er gesproken wordt over een mogelijke tweede lening van de EU aan Griekenland. We moeten ons afvragen of de situatie in Griekenland en in andere Europese landen in moeilijkheden niet een gevolg is van de activiteiten van speculanten, op basis van een verdeel-en-heerstactiek. Onlangs nog werd Portugal de derde staat die de EU om leningen moest vragen. De financiële speculanten hebben het probleem van de moeilijk te redden banken achter zich gelaten, en richten zich nu op Europese landen in moeilijkheden. De lage kredietwaardering voor schuldpapier heeft het zodoende onmogelijk gemaakt om leningen te krijgen voor het afbetalen van de schuld. Ik ben van mening dat er behoefte is aan een Europees kredietbeoordelingsagentschap om financiële speculatie tegen te gaan. Het is daarnaast noodzakelijk dat euro-obligaties worden uitgegeven, om de bereidheid te tonen de euro te redden. João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Wegens de omvang en de bijbehorende beperkingen is de schuldenkwestie meer dan alleen een reëel probleem voor landen als Portugal: het vormt een centraal element van een naderend heftig sociaal, economisch, politiek en ideologisch offensief, waarvan de werkelijke oorzaken voor ons verborgen worden gehouden. De meest recente expressie van dit offensief is de wederrechtelijke interventie in Portugal door de 'trojka' van het Internationaal Monetair Fonds, de Europese Commissie en de Europese Centrale Bank. Dit is een onverdraaglijke afpersing van nationale
275
276
NL
Handelingen van het Europees Parlement
middelen van de Portugese arbeiders en bevolking die terechtkomen in de zakken van het financieel kapitaal. De EU – die hiermee haar aard en werkelijke doelstellingen onthult – treedt op als bemiddelaar in dit afpersingsproces, terwijl de Unie tegelijkertijd de institutionele voorwaarden voor de tenuitvoerlegging en verdieping ervan schept. Dit blijkt zeer duidelijk uit het proces van naderende buitenlandse interventie. Het bevat de basisprincipes van de asociale maatregelen die in andere landen zoals Griekenland en Ierland ten uitvoer worden gebracht, plus de principes die zijn opgenomen in het 'Euro Plus-pact' dat door de Europese machthebbers wordt opgelegd. Wanneer dit programma van kracht wordt, zal het de nationale situatie alleen maar verder verslechteren, waardoor de economische recessie, werkeloosheid, armoede, sociale ongelijkheid en nationale afhankelijkheid alleen maar erger zullen worden. Wanneer dit heuse onderwerpingsprogramma ten uitvoer wordt gebracht, zal het, zoals is gebleken uit de situatie in andere landen, de omstandigheden die zogenaamd ten grondslag liggen aan deze interventie alleen maar verergeren, met andere woorden: de problemen bij het aanpakken van de ondraaglijke en toenemende kosten van de overheidsschuld. Bruno Gollnisch (NI) , schriftelijk. – (FR) De oorzaak van de staatsschuldcrisis is speculatie op de schuldenlast van de lidstaten die de banksector, die rechtstreeks verantwoordelijk is voor de diepe crisis die wij doormaken, te hulp zijn geschoten. De banksector heeft zich onttrokken aan al zijn verantwoordelijkheden, met name zijn financiële verantwoordelijkheden, en boekt recordwinsten, terwijl Europese belastingbetalers en werknemers wordt gevraagd de broekriem aan te halen. Wat de onaantastbare markten betreft: zij geven nu de toon aan. De Commissie en de regeringen hebben maar één obsessie: de markten geruststellen. Het afgelopen weekend was geheel gevuld met onjuiste informatie over schuldsanering en het vertrek van Griekenland uit de eurozone: geruchten die worden verspreid door diegenen die miljarden hebben ingezet op een faillissement dat zij nota bene zelf proberen te bewerkstelligen. Schuldsanering zou kennelijk een ramp zijn – voor particuliere beleggers. Tegelijkertijd werd bekendgemaakt dat de Banque Nationale de Paris (BNP), bijvoorbeeld, veel minder zou verliezen dan de 6 miljard euro winst die dit jaar verwacht wordt en dat het Griekse tekort 1,5 en niet 8 procent van het bbp zou bedragen, ware het niet dat er exorbitant hoge rentevoeten worden gehanteerd. De speculanten doen zich te goed aan het geld van de belastingbetalers en zijn er duidelijk op uit hun het vel over de oren te halen. Het is tijd dat we een eind maken aan dit ongezonde circus. Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. – (DE) Een ding is ons allemaal wel duidelijk. De effecten van de economische en financiële crisis zijn nog steeds overal voelbaar en werken door op tal van zaken. Het hoeft geen betoog dat de EU een antwoord moet vinden op de crisis. Ik heb een aantal bedenkingen ten aanzien van de stresstests waaraan de banken zijn onderworpen. Van de in totaal 91 grote Europese banken die zijn getoetst, zijn er 7 niet geslaagd. Ik heb één groot punt van kritiek op dit vlak, en dat is dat de gevolgen van het failliet gaan van een land niet zijn beoordeeld, terwijl dit niettemin goed mogelijk blijft als wij de situatie in Griekenland, Ierland en Portugal in ogenschouw nemen. De meest recente stresstests waren gericht op harde kapitaalratio's, maar de liquiditeitscriteria zouden eveneens moeten worden meegerekend. Het spreekt vanzelf dat deze resultaten openbaar moeten worden gemaakt om aan het vereiste niveau van transparantie te voldoen.
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
14. Efficiëntie van de Europese agentschappen op het gebied van werkgelegenheid, arbeidsomstandigheden en opleiding (debat) De Voorzitter. – Aan de orde is de verklaring van de Commissie over efficiëntie van de Europese agentschappen op het gebied van werkgelegenheid, arbeidsomstandigheden en opleiding. László Andor, lid van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou dit Parlement hartelijk willen bedanken voor het feit dat het de kwestie van de Europese agentschappen op de agenda heeft gezet. De Commissie hecht een groot belang aan een doeltreffende werking van de Europese agentschappen. Dit hangt deels samen met de governanceregels die op al deze agentschappen van toepassing zijn. Zoals u allen weet, is er een interinstitutionele werkgroep van vertegenwoordigers van de Commissie, het Parlement en de Raad in het leven geroepen die zich momenteel over de werking en de governance van de agentschappen buigt. Dit doet zij onder meer op basis van een evaluatie van een aantal agentschappen die in 2009 in opdracht van de Commissie is uitgevoerd. Nu is het moment aangebroken dat we met een nieuwe, frisse aanpak voor de EU-agentschappen komen ter verbetering van hun algehele samenhang, doeltreffendheid, rekenplichtigheid en transparantie. Het streven van de interinstitutionele werkgroep is om stap voor stap een algemeen akkoord tussen de drie EU-instellingen tot stand te brengen ten aanzien van de verschillende onderwerpen. We hopen dat dit tegen het einde van dit jaar of anders aan het begin van volgend jaar lukt. Totnogtoe is de samenwerking met het Parlement uiterst soepel verlopen en we hebben er dan ook het grootste vertrouwen in dat we ook bij de volgende te nemen stappen op de steun van het Parlement rekenen kunnen. Zoals u weet, zijn de agentschappen van de EU autonome organen en zijn de regels ten aanzien van hun bestuur neergelegd in de financieringsregels. In de regel staan de agentschappen onder het bestuur van een raad van bestuur waarvan de samenstelling afhangt van de aard van het agentschap. De agentschappen op het vlak van werkgelegenheid en onderwijs bijvoorbeeld, te weten Eurofound, het OSHA en het Cedefop, beschikken over een tripartiet bestuur met vertegenwoordigers van beide zijden van het bedrijfsleven, de lidstaten en ook de Commissie. Ik kan u verzekeren dat het Parlement toegang heeft tot een grote hoeveelheid informatie, ofwel omdat deze informatie openbaar toegankelijk is, ofwel omdat het Parlement als onderdeel van de begrotingsautoriteit hoorzittingen met de directeuren van de agentschappen houdt over hun jaarlijkse werkprogramma en over de kwijting, dit in de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken. Elk agentschap - Eurofund, het OSHA, de Europese Stichting voor opleiding en het Cedefop - heeft een eigen specifieke rol. Zo zijn de Europese Stichting voor opleiding en het Cedefop weliswaar beide actief op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding, maar hebben zij geografisch gezien verschillende doelgroepen. De eerste is werkzaam buiten de EU en de tweede erbinnen. Ook hun doelstellingen zijn verschillend. De Europese Stichting voor opleiding levert in hoofdzaak bijstand aan naburige landen bij de hervorming van hun onderwijs- en scholingsstelsels, terwijl het Cedefop werkt aan de bevordering van de vergaring van informatie en de bevordering van onderzoek ten aanzien van het beleid van de lidstaten op het vlak van beroepsopleidingen. De Commissie is er veel aan gelegen om de nodige synergieën tussen de twee agentschappen tot stand te brengen, met name middels
277
278
NL
Handelingen van het Europees Parlement
uitwisseling van informatie, gezamenlijke werkprogramma's, gezamenlijke organisatie van conferenties en seminars, alsook gezamenlijke projecten. Ingeborg Gräßle, namens de PPE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Andor, dames en heren, allereerst zou ik de leden van de fractie van de Christendemocratische Unie (CDU) van de districtsraad van Wesel, die hier op de tribune aanwezig zijn, van harte welkom willen heten. Tot de heer Andor zou ik willen zeggen dat wij verheugd zijn dat hij ons dankbaar is voor onze samenwerking ten aanzien van het vraagstuk van de agentschappen. Het is echter triest en betreurenswaardig dat de vertegenwoordiger van de Raad wederom de zaal heeft verlaten, aangezien het feit dat we in de interinstitutionele werkgroep bureaus en agentschappen zo weinig vooruitgang hebben geboekt in eerste instantie is te wijten aan de Raad, die weigert met ons samen te werken om verbeteringen op dit vlak te introduceren. De Commissie moet dan ook goed weten dat wij aan haar kant staan. We moeten meer druk uitoefenen met betrekking tot de agentschappen. We buigen ons momenteel over vier agentschappen die het fundamentele probleem van alle agentschappen weerspiegelen, dat wil zeggen de overlapping van verantwoordelijkheden, bijvoorbeeld tussen het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid (OSHA) en de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden (Eurofound) en tussen het OSHA en het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (EMSA), het Europees Spoorwegbureau (ERA) en het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA). Ook is er aanzienlijke overlapping tussen de Europese Stichting voor opleiding (ETF) en het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (Cedefop). Waarom kunnen we, gelet op de financiële problemen in Europa, ons er niet toe brengen om op dit vlak fundamentele maatregelen te nemen en om agentschappen waarvan de verantwoordelijkheden nauw aan elkaar verwant zijn, samen te voegen, zoals het agentschap dat verantwoordelijk is voor de beroepsopleidingen binnen Europa en het agentschap voor de beroepsopleidingen buiten Europa? Er is een aantal goede argumenten om dit te doen. Er zijn problemen met de omvang van de agentschappen en dus met de doelmatigheid ervan. We beschikken over toezichtsorganen met meer leden dan de agentschappen medewerkers hebben. Dit zijn allemaal zaken die dagelijks de goede naam van de Europese Unie schaden. Iedereen die immers deze situatie beziet, zal vertwijfeld de blik ten hemel slaan en uitroepen: "Maar dit kan toch niet waar zijn". Belangrijker nog is dat sommige agentschappen niet de kritische massa hebben bereikt om doelmatig te kunnen werken. Daarnaast heeft dit Parlement te veel geld en te veel personeelsleden aan de agentschappen toegewezen. Bij sommige agentschappen, zoals het OSHA, hebben we in tien jaar een toename van de begroting met 105 procent en een toename van het personeel met 69 procent gezien. Van Eurofound is de begroting met 39 procent gestegen en het aantal personeelsleden met 46 procent. Dit is de reden waarom ik mijn mede-Parlementsleden met klem oproep bij het komende debat over de begroting veranderingen door te voeren. (Spreekster verklaart zich bereid een "blauwe kaart"-vraag krachtens artikel 149, lid 8 van het Reglement te beantwoorden) Sylvana Rapti (S&D). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, de vorige spreekster sprak over overlapping van bevoegdheden en taken van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden in Dublin met die van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding in Thessaloniki, Griekenland. Als ik me niet vergis,
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
werden beide agentschappen opgericht in 1975. Ik vraag mij nu het volgende af: is het mogelijk dat op hetzelfde moment twee agentschappen worden opgericht voor dezelfde taken? Ingeborg Gräßle (PPE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw Rapti, ja, dat is mogelijk, aangezien ondertussen natuurlijk ook weer een overlapping is ontstaan tussen de feitelijke werkvlakken. Overigens ben ik hier niet zelf op gekomen. Het is aan het licht gekomen tijdens het onderzoek van de Commissie, dat zich op overlappingen richt. Daarnaast worden er in de rapporten van allen die gebruikmaken van de werkzaamheden van de agentschappen tal van verwijzingen naar overlappingen gemaakt. Dat is waar de informatie vandaan komt. Ik zal u met genoegen deze documenten ter beschikking stellen. Alejandro Cercas, namens de S&D-Fractie. − (ES) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, ik heb onze agentschappen de afgelopen jaren gevolgd, vooral de agentschappen in Bilbao en Dublin, en naar mijn mening verrichten deze agentschappen heel verdienstelijk, en in termen van kosten en baten ook heel efficiënt werk. Tegelijkertijd zijn ze enorm transparant en bestaat er geen enkele twijfel over dat ze nauw met het Parlement samenwerken. Het verbaast me daarom dat er geprobeerd wordt om een schaduw van twijfel over hun bestaan en hun activiteiten te werpen, en het ergert me dat enkele afgevaardigden zoals altijd geen politieke visie tentoonspreiden, maar de visie van een boekhouder en niets anders dan de visie van een boekhouder. Maar het klopt dat de rekeningen belangrijk zijn: het is heel belangrijk om de kosten te weten, maar het is ook heel belangrijk om de baten te weten. Het is belangrijk om te weten wat de kosten van het voorkomen van ongevallen op het werk zijn, maar het is ook belangrijk om te weten wat de kosten van het niet voorkomen van ongevallen op het werk zijn, om te weten wat de kosten van opleidingen zijn, maar ook om te weten wat de kosten van het ontbreken van opleidingen zijn, of van het niet anticiperen op de veranderingen die voor onze werknemers en onze industrieën uiteindelijk onvermijdelijk zijn. Mijnheer de commissaris, ik denk dat bepaalde afgevaardigden niet zozeer problemen met de agentschappen hebben, maar met Europa. U, als een Odysseus die terugkeert naar Ithaka, moet niet naar de gezangen luisteren, omdat ze het Europese schip op de klippen willen laten lopen, zodat het zinkt. Roger Helmer, on behalf of the ECR Group. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de ECR-Fractie wenst doeltreffend toezicht op de EU-begroting. Wij vragen namens de belastingbetalers om echte toegevoegde waarde voor al het op EU-niveau uitgegeven geld. Vooral in deze tijd, waarin de broekriem strak moet worden aangehaald, willen wij een strengere houding ten aanzien van uitgaven in het algemeen: niet meer uitgaven, maar betere uitgaven. Als ik deze logica toepas in de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, moet ik de doeltreffendheid van de vier agentschappen waarover we gesproken hebben, te weten Eurofound, de ETF, het OSHA en het agentschap met de onmogelijke naam Cedefop, wel ter discussie stellen. Ik heb zelf onlangs een bezoek afgelegd aan de ETF in Turijn en heb daar toen eveneens een presentatie van het Cedefop aangehoord. Er bestaat inderdaad, zoals eerdere sprekers al hebben opgemerkt, een verregaande overlap tussen hun programma’s. Ik geloof dat op z'n minst hun bestuur en administratie zonder enig probleem samen kunnen gaan.
279
280
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Ik heb daarom de volgende vragen. Beschikt de Commissie over criteria ten aanzien van de doeltreffendheid en de prestaties van deze agentschappen? Zo ja, mogen wij deze criteria dan inzien? Ten tweede, hoe presteren de agentschappen ten opzichte van de criteria? Kan de Commissie het Parlement een analyse overleggen van de prestaties van de agentschappen? Dan ten derde: heeft de Commissie gezien de grote functionele overlap ooit overwogen om de twee samen te voegen? We hebben het een en ander over synergieën gehoord; we willen deze graag zien. Wie is er verantwoordelijk voor de doelstellingen en de strategie van deze agentschappen? Kunnen we deze ter inzage krijgen? Meer in algemene zin schijnt er een aanzienlijke overlap te bestaan tussen de verslagen over werkgelegenheidkwesties bij deze agentschappen van de Commissie enerzijds en de beleidsafdeling van het Europees Parlement anderzijds. Wij vragen ons sterk af of dit dubbele werk wel echt nodig is. Franz Obermayr (NI). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, de EU heeft vier agentschappen op het gebied van werkgelegenheid, arbeidsomstandigheden en beroepsopleiding, namelijk de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden (Eurofound), de Europese Stichting voor opleiding (ETF), het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid (OSHA) en het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (Cedefop). Gezamenlijk hebben deze instellingen een begroting van vijftien à twintig miljoen euro. Ik heb eens rondgekeken op de websites van deze vier agentschappen. De aandacht gaat uit naar activiteiten zoals een fotowedstrijd over het thema van risicopreventie, een prijsvraag voor praktische oplossingen, wat die ook mogen zijn, en de gezamenlijke organisatie van een Europese Dag van de solidariteit tussen de generaties. Stuk voor stuk wereldschokkende activiteiten, al lijkt geen ervan enig concreet resultaat te hebben. De werkgebieden van de agentschappen bevatten overlappingen. Daarbij gaat het om overlappingen tussen de agentschappen, maar ook om overlappingen met de directoraten-generaal van de Commissie, met afdelingen binnen het Parlement en met nationale instellingen. Dit kan zo uiteraard niet doorgaan. Wij moeten dubbel werk zien te voorkomen en agentschappen samenvoegen. Inefficiënte agentschappen zullen moeten worden gesloten, omdat de belastingbetaler onmogelijk kan begrijpen waarom er binnen deze wildgroei van agentschappen miljoenen euro's worden verspild aan fotowedstrijden. Véronique Mathieu (PPE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, de synergieën tussen deze vier agentschappen brengen ons ertoe om nog eens goed te kijken naar hun doelstellingen. Hun taken zijn weliswaar vastgelegd op papier, maar de kwijtingsprocedure geeft weinig aanleiding om tevreden te zijn over hun effectiviteit. De externe auditor heeft gewezen op een zwakke begrotingsplanning, het ontbreken van een duidelijk verband tussen doelstellingen en begrotingsmiddelen, en overdrachten en annuleringen van belangrijke kredieten. Om Eurofound als voorbeeld te nemen: de Europese Rekenkamer merkt in zijn verslag over 2009 op dat de Stichting in haar begroting geen specifieke onderdelen had opgenomen voor de diverse programma's die worden gefinancierd met bestemmingsontvangsten. Volgens mij is het probleem dat we niet langer zeker weten hoe EU-bijdragen worden besteed voordat de balans twee jaar later wordt gecontroleerd. Door deze zwakke plekken in de begrotingsplanning is een specifieke meerwaarde voor deze vier agentschappen dus niet gegarandeerd. Als reactie op deze situatie kunnen we overwegen om hun werkzaamheden beter te coördineren. Waarom stellen we bijvoorbeeld niet één enkele raad van bestuur in voor
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
deze vier agentschappen samen? De interinstitutionele werkgroep houdt zich nu al een aantal jaren met deze problemen bezig. Wat kan zij ons hierover zeggen? Sylvana Rapti (S&D). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik vond dit een heel goede vraag, want ik houd van evaluatie, en ik houd van controle. Maar ik houd ook van studies die gegevens opleveren waarvan wij gebruik kunnen maken om ons werk in de Europese instellingen ten behoeve van de Europese burgers beter te kunnen doen. Ik vraag mij dan ook het volgende af: als we in de Europese instellingen om een effectbeoordeling vragen voordat we goedemorgen zeggen, waarom ergeren we ons dan aan deze twee agentschappen, die sinds 1975 actief zijn en studies maken en onderzoek verrichten op het gebied van arbeid, onderwijs en opleiding? Dat is een goede vraag, alleen jammer dat het doel ervan niet financieel of boekhoudkundig is, maar politiek! Zo nu en dan duikt deze vraag op; telkens wordt ze op een andere manier en om andere redenen gesteld, en het feit dat ze nu opnieuw wordt gesteld, nu Europa in een crisis zit, de werknemers te lijden hebben en het onderwijs het zwaar te verduren heeft, toont aan er iets anders achter zit. We zien een kans om te slaan en delen klappen uit aan wie we maar kunnen. Heeft Griekenland het zwaar? Laten we dan het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding aanvallen, want dat is in Thessaloniki gevestigd. Wat kan ons het schelen dat dit al sinds 1975 bestaat? Tot slot nog het volgende: overlapping van bevoegdheden is één ding, samenwerking en synergie is wat anders, want die zijn noodzakelijk om in Europa goed werk te doen. Anne E. Jensen (ALDE). – (DA) Mijnheer de Voorzitter, ik ken deze vier agentschappen zeer goed en ik volg hun werkzaamheden al vele jaren. Ik denk dat we zeer open moeten zijn bij dit vraagstuk. Het is niet simpelweg een kwestie van overlappende taken; er zouden - als we ze de mogelijkheid zouden bieden nauwer samen te werken - wel degelijk de nodige synergieën tot stand kunnen worden gebracht en ook zou er hoogstaander werk geleverd kunnen worden. Mijn collega uit Griekenland, mevrouw Rapti, zei dat er achter het streven om agentschappen in elkaar op te doen gaan wellicht politieke motieven schuil gaan, en verder zei ze dat we met onze vingers van de agentschappen in Griekenland af moeten blijven. Het feit echter dat onze agentschappen geografisch gespreid zijn, en aldus over heel Europa verspreid zijn, mag geen obstakel vormen voor een doeltreffend werkend stelsel. Het gaat er in de allereerste plaats om dat de agentschappen goed werk leveren, dat het werk dat we hen opdragen naar behoren en op een zo goedkoop en doeltreffend mogelijke manier wordt uitgevoerd. Dat is waar u naar zou moeten streven, mijnheer Andor. Weest u dan ook open in uw communicatie over dit onderwerp. Tomasz Piotr Poręba (ECR). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, agentschappen op het gebied van werkgelegenheid spelen een bijzonder belangrijke rol met het oog op de economische crisis waar Europa op dit moment mee te kampen heeft. Het is derhalve de moeite waard om nauwkeuriger te kijken naar de doeltreffendheid van de maatregelen die zij uitvoeren. Deze agentschappen zouden Europese burgers zonder meer moeten helpen om vaardigheden te leren die zij kunnen gebruiken binnen een snel veranderende en almaar concurrerender wordende arbeidsmarkt. Daarom moeten we in de eerste plaats maatregelen nemen die tot een grotere flexibiliteit op de Europese arbeidsmarkt leiden, zoals de wederzijdse erkenning van beroepskwalificaties door de lidstaten. In de tweede plaats moeten de agentschappen een actieve rol spelen bij de invoering van programma's die rekening houden met de economische en sociale uitdagingen waar de Europese Unie het hoofd aan moet bieden, zoals de demografische uitdaging en de overbelasting van het pensioenstelsel. Ten slotte moeten we onderzoeken wat de echte problemen op de Europese
281
282
NL
Handelingen van het Europees Parlement
arbeidsmarkt zijn. Kortom, de maatregelen die agentschappen op het gebied van werkgelegenheid nemen, moeten voornamelijk gericht zijn op het helpen van EU-burgers in het licht van zowel de economische als ook de demografische crisis. Jutta Steinruck (S&D). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, het spreekt boekdelen dat het lid dat de vraag heeft gesteld tijdens het debat de zaal verlaat. De argumenten en vragen die sommigen van de voorgaande sprekers aandragen, geven eens te meer blijk van een weinig verhullende populistische mentaliteit. We zitten midden in een crisis, en zoals altijd worden er weer bezuinigingen doorgevoerd die de werkende klasse treffen. Ik vind dit een eenzijdige benadering. Ik zou kort iets willen zeggen over de Europese Stichting voor opleiding (ETF). Deze instelling is van belang vanwege haar samenwerking met de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) binnen de partnerlanden van de EU. Hierdoor kan het Europese sociale model worden geëxporteerd naar toetredende landen, wordt hulp geboden aan ontwikkelingsvoorlichting, beroepsopleiding en overige onderwijsprogramma's en wordt bijgedragen aan het creëren van banen. Twee weken geleden was ik in Belgrado en tijdens een bijeenkomst met aanbieders van onderwijs en beroepsopleidingen werd ik opnieuw verzekerd van het belang van dit agentschap. Hetzelfde gebeurde tijdens bijeenkomsten in Turkije. De ETF speelt een zeer belangrijke rol in de zin dat zij toetredende landen helpt zich te begeven op de arbeidsmarkt van de EU. Als we een wat ruimere blik hanteren, is ook de Arabische lente van groot belang. Als we willen dat er geen grote hoeveelheden vluchtelingen naar Europa komen, kunnen we deze mensen het beste steun bieden in hun eigen thuisland. We moeten zorgen voor onderwijs en we moeten deze landen helpen onderwijsprogramma's en -faciliteiten te ontwikkelen. Jan Kozłowski (PPE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, als schaduwrapporteur voor het verslag over samenwerking op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding heb ik de activiteiten van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding met bijzondere belangstelling gevolgd. De beroepsopleiding aanpassen aan de behoeften van de burgers en de arbeidsmarkt is een van de belangrijkste factoren als het gaat om het verhogen van het werkgelegenheidsniveau en het concurrentievermogen van de Europese Unie. We mogen de rol van het Cedefop derhalve niet onderschatten. De jaarrekening 2010 heeft mijn vermoedens ten aanzien van de doeltreffendheid van het Cedefop bevestigd. Het bewijs hiervoor is onder andere het gestaag groeiende aantal mensen dat gebruikmaakt van zijn publicaties en het Europass-portaal. Het is mijns inziens echter van cruciaal belang dat Cedefop meer betrokken wordt bij maatregelen die gericht zijn op de beroepsopleiding, waaronder de invoering van een systeem om de doeltreffendheid van opleidingen te beoordelen. Ook ben ik van mening dat het agentschap uitstekend in staat is om hiervoor een aantrekkelijk voorstel uit te werken. Ilda Figueiredo (GUE/NGL). – (PT) Mijnheer de Voorzitter, ik ben er niet op uit om het werk en de inspanningen van de werknemers, deskundigen en specialisten van de vier bestaande Europese agentschappen op het gebied van werkgelegenheid, arbeidsomstandigheden en opleiding in twijfel te trekken. Het is echter beslist nodig en ook mogelijk dat hun werk met meer coördinatie en synergie wordt verricht, zodat hun bijdragen duidelijker zichtbaar worden. Deze agentschappen verrichten studies die van belang zijn omdat ze ons meer inzicht geven in problemen die betrekking hebben op arbeidsomstandigheden, opleiding, de
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
feitelijke kwaliteit van banen en het gebrek aan democratie op de werkplek. Het is echter aan de Commissie om vervolgens doelgerichte acties te ondernemen teneinde een positieve respons op deze problemen te geven. Commissaris, dat is de uitdaging waarmee wij de Europese Commissie confronteren. Sylvana Rapti (S&D). – (EL) Ik heb het woord gevraagd, want ik zie dat ik niemand anders spreektijd afneem. Ik wil graag drie dingen aan de orde stellen, die mijns inziens heel nuttig zijn voor dit debat. Ten eerste wil ik vragen of een studie is gemaakt van de besparingen die gerealiseerd zullen worden als deze vier agentschappen hun activiteiten staken. Deze vraag is natuurlijk niet tot de Commissie gericht, maar tot de collega die de vraag heeft gesteld en niet meer aanwezig is. Kennelijk is het antwoord niet meer nodig. Ten tweede maakt de Internationale Arbeidsorganisatie, de ILO, heel veel gebruik van de gegevens die deze agentschappen leveren. En tot slot en ten derde wil ik het Parlement eraan herinneren dat we deze vier agentschappen gisteren nog kwijting hebben verleend. Er is echter geen kwijting verleend aan de Europese Politieacademie, die in het Verenigd Koninkrijk is gevestigd. De Voorzitter. – Het lijkt erop, mevrouw Rapti, dat, nu ik deze uitzondering heb gemaakt, ook andere leden van het Parlement het woord willen voeren. En we lopen al achter schema. Als u echt het woord wilt voeren, dan geef ik u het woord, maar ik verzoek u daar geen gebruik van te maken om uw misnoegen te uiten over een of ander onderdeel van de procedure. Mevrouw Gräßle, wilt u een minuut spreken? Ga uw gang, als u een substantieel punt te berde hebt. Ingeborg Gräßle (PPE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, als u had uitgelegd wat de consequenties zouden zijn toen mevrouw Rapti het woord nam, hadden we nu wat meer voortgang kunnen boeken. Mevrouw Rapti, juist deze benadering heeft ons in de situatie gebracht waarin we nu verkeren en heeft geleid tot het probleem van de inefficiënt werkende agentschappen, dat dringend moet worden opgelost. Als we de agentschappen willen behouden, zullen we ze moeten veranderen. Ik wil u slechts vragen ons te helpen bij onze inspanningen. We kunnen de dingen toch niet zo maar op hun beloop laten? De agentschappen zijn immers echt inefficiënt en elke dag wordt er geld verspild in plaats van dat er geld wordt verdiend. Ik zou er nogmaals op willen wijzen dat de financiering van de vier agentschappen waar we over praten in totaal negentig miljoen euro bedraagt. Dat is een hoop geld en ik vraag me af of de diensten die deze agentschappen bieden ook echt negentig miljoen euro waard zijn. Dat is nu precies het punt dat ik wil maken. Dit zijn wij verplicht aan onze burgers en belastingbetalers. Ik moet mijzelf elke dag aan de Duitse belastingbetaler verantwoorden en uitleggen dat we ook echt waar voor ons geld krijgen. Ik geloof dat er genoeg ruimte voor verbetering is. Hubert Pirker (PPE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, als we kijken naar de ontwikkeling van de agentschappen in Europa, dan wordt het langzaam duidelijk dat we lijden aan een vorm van 'agentschapitis'. Er zijn geen andere vlakken waarop vier agentschappen parallel aan elkaar opereren. Elders wordt het werk gewoon door één agentschap gedaan. Als we naar de situatie in haar geheel kijken, dan lijkt het erop dat elk land in principe een eigen agentschap wil. Neem mij niet kwalijk, maar dat kunnen we toch niet laten gebeuren? We moeten ons niet alleen richten op de vraag of er agentschappen moeten worden samengevoegd. We moeten ook overwegen voor welke taken de Commissie zelf de
283
284
NL
Handelingen van het Europees Parlement
verantwoordelijkheid kan nemen en of hiervoor wel echt een agentschap nodig is. Dit betekent dat we langzaamaan moeten overwegen of er agentschappen kunnen worden gesloten. Ik zou de vorige spreker, die twee keer het woord heeft genomen, willen vragen: waar zijn de specifieke efficiëntiemetingen? Hoeveel banen hebben de agentschappen feitelijk gecreëerd? Waar is het rendement dat een jaarlijkse investering van negentig miljoen euro rechtvaardigt? Als ik antwoord krijg op deze vragen, ben ik bereid mijn steun te geven aan het voortbestaan van deze agentschappen. Zo niet, dan heb ik liever dat ze worden opgeheven. Piotr Borys (PPE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, het is naar mijn mening uiterst belangrijk dat we over agentschappen beschikken die doeltreffende maatregelen op het gebied van de arbeidsmarkt en werkgelegenheid uitvoeren, en agentschappen moeten uiteraard verantwoordelijk kunnen worden gesteld voor hun resultaten. We mogen niet vergeten dat een derde van de burgers van de Europese Unie niet over beroepskwalificaties beschikt. Monitoring van de werkgelegenheidssector, de mogelijkheden op de arbeidsmarkt en de beroepsopleiding levert een enorme hoeveelheid gegevens op, die geen enkele lidstaat meer in zijn eentje kan beoordelen. We moeten agentschappen derhalve verantwoordelijk kunnen stellen voor de efficiëntie van hun werkzaamheden, maar we moeten er rekening mee houden dat de resultaten van deze werkzaamheden nu een behoorlijke impact hebben op de arbeidsmarkt, doordat alle beroepsopleidingen worden gekoppeld aan banen en beroepen waarvoor toch al tekenen zichtbaar zijn dat er in de toekomstige Europese Unie tekorten aan zullen ontstaan. Nu al moeten we een groot aantal werknemers uit andere landen halen voor beroepen waarvoor een specifieke specialisatie vereist is, zoals artsen en verpleegkundigen. Dat zijn de problemen waar de Europese Unie het hoofd aan moet bieden en daarom moeten we beoordelen hoe doeltreffend de maatregelen van deze agentschappen zijn. László Andor, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben van mening dat we al dit soort onderwerpen zonder taboes moeten bespreken. Als we constateren dat er sprake is van gebreken of verspilling, dan moeten we die aanpakken. Het is echter ook heel belangrijk dat we de werkelijkheid geen geweld aandoen en dat we de zwakke punten die we vinden niet overdrijven, alleen maar om onze argumenten sterker te laten uitkomen. Ik vind het jammer dat sommige van de collega's die het woord hebben gevoerd, inmiddels zijn vertrokken, maar ik wil hun vragen toch heel concreet beantwoorden. Ik ben het bijvoorbeeld absoluut oneens met de suggestie dat sommige van deze agentschappen alleen maar met PR bezig zijn en alleen heel onbelangrijk werk doen. Ze houden zich juist heel concreet bezig met onderzoek en beleid, met inbegrip van het uitwisselen van ervaringen, en ze helpen bij de uitvoering van het Europese beleid, in deze specifieke gevallen op het gebied van werkgelegenheid en sociale vraagstukken. Ik denk dat deze agentschappen een belangrijke rol spelen bij de uitvoering van de Europa 2020-strategie en bij de vooruitgang op weg naar verwezenlijking van de hoofddoelstellingen die we hebben afgesproken. In de discussie werd benadrukt dat deskundigheidsbevordering en versterking van het beroepsonderwijs de grootste uitdagingen zijn waar we nu voor staan. Ik ben het daar helemaal mee eens. Dit is een van de belangrijkste structurele oorzaken van de werkloosheid in de Europese Unie, en we hebben de bijdrage van deze agentschappen meer dan ooit nodig.
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Het is echter ook waar dat we moeten bekijken of de kosten wel gerechtvaardigd zijn, en we moeten dit heel concreet benaderen. De efficiëntie- en prestatiecriteria van een agentschappen staan in principe beschreven in het jaarlijkse werkprogramma, met daarbij een indicatie van de manieren waarop die criteria moeten worden toegepast. Het jaarlijkse werkprogramma van een agentschap moet worden goedgekeurd door de betreffende raad van bestuur en het wordt aan de betreffende commissie van het Europees Parlement voorgelegd. De vertegenwoordigers van de Commissie in de raden van bestuur van de agentschappen nemen de noodzaak van kwantitatieve en kwalitatieve prestatiecriteria heel serieus en spannen zich ten zeerste in om ervoor te zorgen dat die worden toegepast. Wat betreft de vraag hoe de agentschappen presteren ten opzichte van de vastgestelde criteria, moet ik zeggen dat het de taak van de raad van bestuur van ieder agentschap is om de prestaties in het licht van die criteria te beoordelen. In de regel laten de agentschappen regelmatig externe evaluaties van hun werkprogramma's uitvoeren, waarbij deze prestatie-indicatoren worden meegenomen. De agentschappen vermelden doorgaans de resultaten van de externe evaluaties in het jaarlijkse activiteitenverslag van de directie, dat aan de begrotingsautoriteit wordt voorgelegd. Het Parlement kan, als onderdeel van de begrotingsautoriteit, agentschappen ook verzoeken hun prestaties nader toe te lichten. Ook worden de agentschappen onderworpen aan een evaluatie door de Rekenkamer in het kader van de jaarlijkse kwijtingsprocedure. De resultaten daarvan worden besproken in de Commissie begrotingscontrole. De vertegenwoordigers van de Commissie in de raden van bestuur van de agentschappen doen hun uiterste best om ervoor te zorgen dat de aanbevelingen van de externe evaluaties en die van de Rekenkamer en de interne auditdiensten van de Commissie op passende wijze worden opgevolgd. In mijn inleidende toespraak heb ik het gehad over de vraag van de overlap in functies van twee agentschappen – de ETF en het Cedefop – maar ik wil nog eens benadrukken dat de bijdrage van deze agentschappen van cruciaal belang kan zijn, speciaal met het oog op het scheppen van meer werkgelegenheid overeenkomstig de doelstellingen voor 2020. De ETF kan, zeker gezien de recente veranderingen in het Middellandse Zeegebied, een zeer krachtige rol spelen bij het scheppen van welvaart in de regio's die grenzen aan de Europese Unie. Ik wil nog één ding zeggen over de mogelijkheid voor het Parlement om kennis te nemen van de ontwikkeling van de strategieën. De doelstellingen van de agentschappen zijn vastgelegd in het Financieel Reglement, dat zoals u weet, in het Publicatieblad wordt gepubliceerd. De strategie van een agentschap wordt doorgaans opgesteld door de directeur, in samenspraak met de raad van bestuur, en deze strategieën worden elk jaar voorgelegd aan het Parlement en komen ook tot uiting in het jaarlijkse werkprogramma. De vier betrokken agentschappen hebben hun jaarlijkse werkprogramma's eind januari van dit jaar aan de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken van het Parlement voorgelegd. Tot slot wil ik nog zeggen dat ik ook denk dat het nuttig zou zijn om het voorzitterschap van de Raad bij dit soort besprekingen te betrekken. Ik kan u verzekeren dat ik dit met hen
285
286
NL
Handelingen van het Europees Parlement
zal opnemen, en ik weet zeker dat ik ook op dit punt met het voorzitterschap wel tot overeenstemming zal komen. De Voorzitter. – Het debat is gesloten. (De vergadering wordt om 19.25 uur onderbroken en om 21.00 uur hervat) VOORZITTER: ALEJO VIDAL-QUADRAS Ondervoorzitter 15. Innovatie-Unie: voorbereiding van de Unie op een wereld na de crisis (debat) De Voorzitter – Aan de orde is het verslag (A7-0162/2011) van Judith A. Merkies, namens de Commissie industrie, onderzoek en energie, over de Innovatie-Unie: voorbereiding van Europa op een wereld na de crisis [2010/2245(INI)]. Judith A. Merkies, rapporteur. − Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, u bent een innovator, ik ben een innovator, wij zijn innovatoren, wij kunnen allemaal innovatoren zijn. Hoe kunnen we dat zijn? Als onderzoeker, als wetenschapper, als beleidsmaker, als werknemer op de werkvloer, als consument, als burger. Die burger staat centraal bij innovatie. Hij maakt of breekt innovatie. Maar wat kunnen wij als beleidsmakers, als politici doen om die innovatie te bespoedigen? Innovatie is dé uitweg uit de financieel-economische crisis, want innovatie gaat zorgen voor de oplossing van de problemen waar we allemaal mee te maken hebben, zoals de vergrijzing, de klimaatverandering, de schaarste aan grondstoffen en zal ook meteen een einde maken aan de financieel-economische crisis. Wij hopen met innovatie al deze zaken met elkaar te kunnen verenigen, de economie een flinke duw te geven en ondertussen in de richting te gaan van die duurzame samenleving. Maar daar is dus wel wat voor nodig. Daar is een mind set change voor nodig, een verandering van idee over de samenleving en van idee over hoe wij in de politiek en in het bedrijfsleven te werk moeten gaan. Wat zijn nu de concrete maatregelen die wij zouden kunnen nemen? Meer focus en minder fragmentatie. Weg met die hokjesgeest in innovatie en in het beleid. Wat willen wij bereiken? Innovatie is niet alleen een kwestie van één hokje, van één ministerie, van één programma, innovatie moet iets zijn wat dwars door het hele beleid heen loopt. Dat moet dus ook de mind set zijn van de politiek. Bij voorkeur een holistische aanpak. Waarom hebben we al die programma's? Gooi die samen waar het kan en begin inderdaad een keer de zaken te vereenvoudigen. Dat is de opdracht voor ons als politici. Verminder de bureaucratie. Wij hebben als politici altijd de neiging, als we iets willen bereiken, om er dan een laagje bovenop te gooien, een extra regeling, een extra programma, een extra financieringsmogelijkheid. Misschien is hier de oplossing niet "extra", misschien is de oplossing hier juist "minder" of "in de plaats van". Dus minder controlezucht bij de financieringsaanvragen en wat heel belangrijk is: laten we service bieden aan degenen die naar ons toekomen voor financiering, voor stimulering, een one-stop-shop, één loket voor aanvragers, voor starters, voor MKB'ers, eventueel ook voor regio's en onderzoeksinstellingen. Er wordt dus niet alleen maar gekeken naar de financieringsaanvraag, maar eventueel ook naar passende partners of netwerken voor samenwerking. Er moet veel meer risicokapitaal komen en daar moeten we in plaats van één miljard euro in de volgende financieringsperiode toch echt vijf miljard voor gaan uittrekken, want dat
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
geeft de banken juist een steuntje in de rug om aan het MKB leningen te verstrekken. We hebben een goedkoop en simpel patent nodig, werkbare regels om intellectueel eigendom te beschermen. Een echte Europese interne markt waar innovaties beter kunnen slagen door toegang tot een markt met vijfhonderd miljoen burgers. Die is op dit moment veel te gecompartimeneerd. Tot nog toe werd innovatie vooral gezien als een high-tech product. Dat is het niet, het kan ook om sociale innovatie gaan. Europa kampt al jaren met een uitstroom van innovatievluchtelingen, creatievelingen die liever naar de Verenigde Staten gaan, omdat ze denken dat het daar gemakkelijker gaat en, eerlijk gezegd, is dat soms ook zo. Stugge persoonlijke aansprakelijkheidsregels, ontbreken van financiële steun en hoge drempels om op de Europese markt te komen zijn allemaal barrières die ervoor zorgen dat innovatie tot op heden geen groot succes is geweest in Europa. De EU moet het lef hebben om moed, ondernemerschap, nieuwsgierigheid en creativiteit te belonen en niet te bestraffen. Wij hebben Europese Steve jobs nodig; laten we mergen waar wij goed in zijn, laten we in Europa die onderzoeksgeest, Einstein, en Steve jobs samenvoegen. Máire Geoghegan-Quinn, lid van de Commissie . − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik feliciteer de rapporteur, mevrouw Merkies, met dit voortreffelijke verslag. Mijn dank geldt ook de schaduwrapporteurs van de Commissie industrie, onderzoek en energie (ITRE) en de leden van de zeven commissies die hun advies hebben uitgebracht aan de Commissie ITRE. Hun steun voor de verschillende aspecten van de Innovatie-Unie zal cruciaal zijn voor het succes ervan. Innovatie is de kern van de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei. Ik wil van deze gelegenheid gebruikmaken om aan de hand van enkele concrete voorbeelden te laten zien wat de Innovatie-Unie voor verschillende mensen zal betekenen. We zullen betere samenwerking tussen het bedrijfsleven en de academische wereld stimuleren en ondersteunen door de oprichting van 'kennisallianties' ten behoeve van de ontwikkeling van nieuwe onderwijsprogramma's om lacunes in de innovatievaardigheden aan te pakken. Ten behoeve van de onderzoekers in Europa zullen we maatregelen nemen om grensoverschrijdende samenwerking te bevorderen en belemmeringen voor onderzoek en mobiliteit uit de weg te ruimen, zodat we de Europese onderzoeksruimte eind 2014 zullen voltooien. Uiteindelijk moeten we, om met de woorden van mevrouw Merkies te spreken, Albert Einstein combineren met Steve Jobs, en hem of haar in Europa houden. We moeten worden gezien als aantrekkelijk en dynamisch en ongehinderd door bureaucratische rompslomp. Voor ons midden- en kleinbedrijf en de daarin werkzame ondernemers wordt in het kader van de Innovatie-Unie gewerkt aan het scheppen van voorwaarden voor intellectuele-eigendomsrechten, normalisatie en toegang tot financiering. Daardoor zal de innovatie sterk worden bevorderd. Op 13 april 2011 hebben we in het kader van nauwere samenwerking twee wetgevingsvoorstellen over intellectuele-eigendomsrechten voorgelegd, waardoor de kosten van octrooien met wel 80 procent zullen dalen. Een enkel Europees octrooi zal gelden in 25 lidstaten, en als je een nieuw bedrijf wilt opzetten of toegang tot financiering nodig hebt, zal de Commissie er met ingang van 2012 voor zorgen dat de durfkapitaalfondsen in iedere lidstaat vrijelijk elders in Europa kunnen opereren en investeren.
287
288
NL
Handelingen van het Europees Parlement
De Innovatie-Unie zal ook maximale bekendheid geven aan de beste voorbeelden van innovatie in de publieke sector, zodat de particuliere en de publieke sector van elkaars beste praktijken kunnen leren. Overheidsopdrachten maken 17 procent van het bbp van de EU uit en vormen derhalve een enorme potentiële markt voor innovatie. We moedigen de lidstaten en de regio's dan ook aan om geld opzij te zetten voor openbare aanbestedingen van innovatieve producten en diensten. Tot slot, hoe zit het met de gemiddelde belastingbetaler? Wel, de Innovatie-Unie zal het overheidsgeld zo goed mogelijk gebruiken. Dat betekent dat we, ondanks de ernstige budgettaire beperkingen, prioriteit zullen geven aan intelligente begrotingsconsolidatie. Investeringen in onderwijs, onderzoek en innovatie hebben de potentie om meer welvaart en banen te scheppen dan ze kosten, en investeringen in innovatie zullen ons helpen om de enorme uitdagingen waar onze maatschappij voor staat het hoofd te bieden. Dat brengt me op de partnerschappen, die een kader zullen bieden om instrumenten en middelen goed op elkaar te laten aansluiten en zo alle belangrijke actoren bij elkaar te brengen. Het doel van deze partnerschappen is dat zij de hele innovatieketen omvatten, van het ondersteunen van O&O van excellent niveau tot het zorgen dat de voorwaarden aanwezig zijn om de resultaten daarvan met succes op de markt te brengen. Wij zijn zeer ingenomen met het feit dat het Parlement op 11 november 2010 krachtige steun heeft gegeven aan het concept van de innovatiepartnerschappen. We hebben de Voorzitter van het Parlement gevraagd om vier leden voor te dragen voor de stuurgroep, en daar zien we naar uit. Tot slot noemde mevrouw Merkies nog de sociale innovatie. Dat onderwerp is in de Commissie ITRE besproken. De Commissie gaat een Europees proefproject voor sociale innovatie starten, dat als kenniscentrum en 'virtuele hub' moet gaan dienen voor sociale ondernemers en voor de publieke en non-profit sector. Ik wil het hierbij laten, want het gaat er vanavond denk ik vooral om om te luisteren naar wat de leden van dit Parlement te zeggen hebben, zodat we na het debat, als we met het verslag aan de slag gaan, op die opmerkingen kunnen reageren. Inese Vaidere, rapporteur voor advies van de Commissie internationale handel. – (LV) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de financiële crisis heeft met name de noodzaak van innovatie in de economie van de Europese Unie benadrukt en daarom zijn de voorstellen van de Commissie voor de Innovatie-Unie zeer welkom. Een succesvol innovatiebeleid moet op drie pijlers rusten: politieke steun, financiën en behoorlijke wetgeving. Zoals wij in het advies van de Commissie internationale handel benadrukken, moet de overkoepelende doelstelling van de Innovatie-Unie ontwikkeling en concurrentievermogen op de lange termijn zijn, gebaseerd op technologie, kennis en de ontwikkeling van onderwijs. Bij het verhogen van de investeringen in onderzoek en ontwikkeling naar 3 procent van het bruto binnenlands product moeten we structurele hervormingen doorvoeren om de doeltreffende toepassing ervan en de toegang van kleine en middelgrote ondernemingen ertoe zeker te stellen. Een belangrijk aspect is het inzicht van ondernemers in innovaties. Deze omvatten niet alleen hightechontwikkelingen en -ontdekkingen, maar ook sociale, bedrijfsmatige, management-, marketing- en andere innovaties die een zelfs nog doeltreffender toepassing van kennis en actievere samenwerking met universiteiten en onderzoekscentra vereisen. Het is belangrijk om de sterke aspecten van onderzoek te identificeren en excessieve prioriteitenstelling te voorkomen, waarbij iedereen precies hetzelfde onderzoekt. Europese
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
octrooien kosten momenteel vijtien maal zoveel als Amerikaanse octrooien, vandaar dat we het Europese octrooi sneller moeten ontwikkelen en de kosten ervan moeten verlagen. In veel van de nieuwe lidstaten worden waardevolle uitvindingen gedaan, maar vanwege een gebrek aan financiële middelen worden de onderzoekers gedwongen deze uitvindingen voor een paar duizend euro aan andere landen en bedrijven te verkopen, terwijl hun echte waarde in miljoenen gemeten kan worden. Wat betreft octrooien die met overheidsmiddelen worden verkregen, is het belangrijk dat universiteiten en particulieren in staat zijn te delen in intellectueel eigendom dat op deze wijze wordt gecreëerd. De Europese Unie moet de bescherming van intellectueel eigendom versterken teneinde onze technologie en kennis te beschermen tegen piraterij en fraude, met name door overeenkomsten te sluiten met derde landen. Het is de taak van overheden om programma's voor het ontwikkelen van innovatie op te stellen. Wat betreft de hoeveelheid onderzoek kunnen we China en India wellicht niet inhalen, maar we kunnen zeker kwaliteit en betere omstandigheden voor het ten uitvoer leggen van ideeën bieden. Dank u wel. Sari Essayah, rapporteur voor advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken. − (FI) Mijnheer de Voorzitter, volgens ons in de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken zijn innovaties van cruciaal belang voor economische ontwikkeling en meer werkgelegenheid, nu Europa een weg zoekt uit de economische crisis. In tijden van economische crisis wordt meestal minder geïnvesteerd in onderzoek en ontwikkeling, terwijl is aangetoond dat ondernemingen en lidstaten die in die perioden het meest investeren het grootste comparatieve marktvoordeel behalen en het snelst uit de recessie komen. Het is daarom uiterst belangrijk voor de lidstaten om zich aan de Europa 2020-strategie te houden en ten minste 3 procent van het bbp in onderzoek en ontwikkeling te investeren. De Commissie werkgelegenheid en sociale zaken benadrukt dat het innovatiebeleid in brede zin moet worden bekeken: niet alleen in de vorm van technische innovatie, maar ook meer dan voorheen in de vorm van sociale en dienstengerelateerde innovatie. Die kan namelijk bijdragen aan het oplossen van maatschappelijke problemen, zoals met betrekking tot vergrijzing en gezondheidszorg, en veranderingen op het gebied van het milieu, het klimaat en energie-efficiëntie. Een goed voorbeeld daarvan is het proefproject 'Europees innovatiepartnerschap inzake actief en gezond ouder worden'. Informatie- en communicatietechnologie (ICT) is belangrijk bij alle innovatieactiviteiten. ICT-vaardigheden hangen af van een betere kwaliteit van het onderwijs, steun aan levenslang leren en de mogelijkheid voor werkenden om hun kennis en vaardigheden voortdurend bij te spijkeren. De meeste initiatieven die innovatie mogelijk maken zijn afkomstig uit het bedrijfsleven, en daarom moet het bedrijfsleven nauwer samenwerken met universiteiten en onderzoekscentra. Anderzijds worden de onderzoeksresultaten van universiteiten weinig of te langzaam commercieel benut in de Europese Unie. Daarom hebben we bedrijfsincubatoren nodig, die het bedrijfsleven en de universitaire wereld met elkaar verbinden en die als taak hebben het commercieel gebruik van onderzoeksresultaten te bevorderen. De Commissie werkgelegenheid en sociale zaken vindt het absoluut noodzakelijk dat er een Europese onderzoeksruimte wordt gecreëerd, waarmee belemmeringen voor het vrije verkeer van onderzoekers worden weggenomen en een geavanceerde Europese infrastructuur voor onderzoek tot stand wordt gebracht. Op die manier kunnen we de
289
290
NL
Handelingen van het Europees Parlement
braindrain van Europa naar elders voorkomen. Europa moet juist een regio zijn die onderzoekers van elders aantrekt. João Ferreira, rapporteur voor advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid. – (PT) Mijnheer de Voorzitter, de mogelijkheid om de economische en sociale ontwikkeling de sterke stimulans te geven die zo nodig is in onze tijd, is in feite een wezenlijk bestanddeel van innovatie. Je zou nog verder kunnen gaan en zeggen dat innovatie een noodzakelijk middel is voor het aanpakken van de vele problemen en uitdagingen waarvoor de mensheid zich op het ogenblik gesteld ziet. Als rapporteur voor advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid heb ik getracht dit idee te steunen door de aandacht te vestigen op een aantal van de voornaamste uitdagingen waarvoor we ons gesteld zien op de volgende gebieden: schaarste aan en efficiënt gebruik van hulpbronnen, hergebruik en verwerking van afval, voedselkwaliteit en -veiligheid, demografische veranderingen, nieuwe epidemieën, en behoud van de natuur en de biodiversiteit. Mijn streven was om te bevorderen dat bij innovatie vooral de volgende criteria als leidraad gelden: behartiging van het openbaar belang, bevordering van de kwaliteit van het menselijk bestaan, en behoud van het milieu en het natuurlijk evenwicht. Dit zou een vitaal element moeten zijn van het overheidsbeleid op gebieden als milieu, water, energie, vervoer, telecommunicatie, gezondheid en onderwijs. Ik heb de aandacht gevestigd op het door het Europese Innovatiepanel van 2009 erkende feit dat de gevolgen van de economische en financiële crisis op een aantal landen en regio's onevenredig groot is, met als gevolg dat de convergentiedoelstelling wordt ondermijnd. De beperkingen die lidstaten nu krijgen opgelegd kunnen leiden tot een afname van de investeringen in wetenschap, technologie en innovatie, met name in de meest kwetsbare landen. In plaats van de aangekondigde 'Innovatie-Unie' zou dit kunnen resulteren in een echte 'innovatiescheiding' tussen de landen en regio's die het meest investeren en de overige landen en regio's. Helaas is het eerste ontwerpadvies dat ik ter tafel heb gelegd afgezwakt door amendementen die in de commissie zijn aangenomen. Waar het ging – en zou moeten gaan – om het publieke belang, ontwikkeling, cohesie, vooruitgang en maatschappelijk welzijn, gaat het nu in de definitieve versie hoofdzakelijk om zogenaamde kansen voor het bedrijfsleven, mededinging en de gebruikmaking van innovatie voor bedrijfsmatige doeleinden. Ook al is dit de overheersende visie in de mededeling van de Commissie, onze visie is het niet. Dit is niet de toekomstvisie die we nodig hebben. Kyriacos Triantaphyllides, rapporteur voor advies van Commissie interne markt en consumentenbescherming. – (EL) Mijnheer de Voorzitter, het advies van de Commissie interne markt en consumentenbescherming heeft tot hoofdthema de totstandbrenging van een Innovatie-Unie met een sterk, voornamelijk op het scheppen van nieuwe banen afgestemd sociaal profiel. Er moeten voor zowel de particuliere als de publieke sector innovatieve goederen en diensten in het leven worden geroepen die het afwikkelen van de administratieve procedures vereenvoudigen, het overheidsbestuur versterken en de bureaucratie en de inflexibiliteit van de overheidssector verminderen. Bovendien is de toepassing van innovatieve oplossingen onverbrekelijk verbonden met precommerciële overheidsopdrachten waarvan gebruik wordt gemaakt indien de markt bepaalde problemen niet kan oplossen of indien de voorgestelde oplossingen onvoordelig zijn.
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Wat de particuliere sector betreft moeten we kleine en middelgrote ondernemingen, maar ook micro-ondernemingen die bijzondere moeilijkheden ondervinden bij de aanpassing aan de markt, ertoe aanmoedigen om enerzijds meer gebruik te maken van innovatieve producten en anderzijds innovatieve oplossingen te creëren. Hierbij dient in het bijzonder melding te worden gemaakt van micro-ondernemingen in perifere en plattelandsgebieden, die wegens het gebrek aan financiering nauwelijks het hoofd boven water kunnen houden. We moeten een manier zien te vinden om deze ondernemingen ertoe aan te moedigen innovatieve oplossingen toe te passen om hun levensvatbaarheid te verbeteren. Daarnaast moeten innovatieve milieuprogramma's worden aangemoedigd opdat de leemtes in de maatregelen voor de aanpak van de klimaatverandering en de bevordering van milieuvriendelijke oplossingen kunnen worden opgevuld. We moeten echter niet alleen voor meer innovatie zorgen, maar tevens nagaan hoe we ervoor kunnen zorgen dat deze innovatie tastbare resultaten oplevert voor de burgers van de Europese Unie. De toepassing van innovatieve oplossingen moet resulteren in lagere kosten voor de ondernemingen, maar moet er tevens voor zorgen dat consumenten in het genot kunnen komen van goedkopere en betere producten. Danuta Maria Hübner, rapporteur voor advies van de Commissie regionale ontwikkeling. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil tegen de commissaris zeggen dat innovatie in de afgelopen jaren het symbool is geworden van een beleidsinstrument dat al onze problemen kan oplossen. Dat betekent dat de verwachtingen enorm hoog gespannen zijn en dat wij ervoor moeten zorgen dat die worden waargemaakt. Natuurlijk, om ideeën met succes uit te voeren is governance heel belangrijk, en een governancekader voor innovatie moet tegenwoordig worden gebaseerd op pragmatisme en moet worden uitgevoerd met een gevoel van urgentie. Ook moet het ten dienste staan van de beleidsinhoud. Europa moet vernieuwen wil zij het niet afleggen tegen de concurrenten, daar zijn we het allemaal over eens. Iedere schakel in de Europese innovatieketen moet worden versterkt en het innovatiebeleid moet worden gericht op uitdagingen. Dat is, voorzover ik het begrijp, wat de Innovatie-Unie biedt. We lopen op het moment het risico dat niet alleen bedrijven, maar ook regeringen minder gaan investeren in innovatie. Dat is het logische gevolg van de crisis en van de bezuinigingen op de nationale begrotingen. De beleidsreacties van de EU en de Europese begrotingsinstrumenten moeten krachtig tegen die logica ingaan. In Europa is innovatie niet zomaar een concept, dat kan worden beperkt tot bepaalde innovatiecentra. Innovatie moet op het hele Europese grondgebied worden toegepast. Europa is domweg te klein om zich waar dan ook op zijn grondgebied een innovatieachterstand te kunnen permitteren. Onderzoek en innovatie zijn duidelijk niet hetzelfde, daar zijn u en wij het heel duidelijk over eens. Innovatiegovernance moet daarom meer doen dan alleen ondersteuning bieden aan onderzoeks- en ontwikkelingsbeleid. Het gaat er bij de bevordering van op innovatie gebaseerde groei niet om de kwaliteit van de O&O-infrastructuur nog beter te maken, hoe belangrijk dat ook is. Het gaat er in de allereerste plaats om dat we talent benutten en nieuwe ideeën mobiliseren. Governance ten behoeve van innovatie betekent dat er nieuwe partnerschappen moeten worden aangegaan die doelmatige innovatiesystemen mogelijk maken, waardoor
291
292
NL
Handelingen van het Europees Parlement
intellectuele en ondernemerscapaciteiten worden gemobiliseerd en sluimerende vernieuwers – en daar hebben we er veel van in Europa – worden opgespoord door middel van een bedrijfsklimaat waarin innovatie wordt gestimuleerd – met name in het midden- en kleinbedrijf – in alle sectoren van de economie. Laat ik tot slot zeggen dat we nog geen volledig ontwikkeld Europees innovatiemodel hebben, maar dat het wel duidelijk is dat dat model geworteld moet zijn in een harmonieuze, concrete, krachtige en gezamenlijke inspanning van de publieke en de particuliere sector. Ik vertrouw erop dat de Innovatie-Unie ons een flink eind op weg zal brengen naar een dergelijk model. Amalia Sartori, namens de PPE-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, het verslag van mevrouw Merkies – die ik bij deze bedank voor haar werk – is een belangrijke bijdrage van het Parlement aan het voorstel van de Commissie inzake het kerninitiatief Innovatie-Unie. Diverse grote landen in de wereld hebben in de afgelopen jaren hardnekkig geprobeerd hun beleid op het gebied van mededingingsvermogen toe te spitsen op bepaalde kernsectoren die via de bevordering van innovatie konden zorgen voor groei en ontwikkeling. Een goed voorbeeld is de hightechsector. Europa erkent eveneens dat het noodzakelijk is om bij de verwezenlijking van projecten voor economische en industriële groei de hulpbronnen en investeringen te concentreren op innovatie, zonder evenwel af te wijken van de koers die Europa in de afgelopen decennia tot leider en hoofdrolspeler in de economische en sociale ontwikkeling heeft gemaakt. Uit de hoofdstrekking van dit verslag blijkt zonder meer dat het noodzakelijk is een sectoroverschrijdende aanpak te volgen waarmee innovatie kan worden bevorderd in alle sectoren van het bedrijfsleven, de economie en, meer in het algemeen, de samenleving. Kleine en middelgrote ondernemingen – die de draagas vormen van de Europese economie voor wat betreft haar vermogen om ook in moeilijke crisissituaties stand te houden – worden genoemd als plaatsen waar dagelijks wordt geïnnoveerd. Nu moeten wij dit vermogen erkennen, belonen en gebruiken om groei en ontwikkeling te bewerkstellingen op het hele vasteland. Ook is duidelijk geworden dat innovatie en onderzoek twee zijden van dezelfde medaille zijn. Innovatie kan voortkomen uit onderzoek, maar kan ook tot uiting komen in een alom aanwezig vermogen om de gang van zaken in alle sectoren van het dagelijkse leven ten goede te veranderen. Daarin welslagen is de uitdaging waar Europa voor staat. Misschien zal het ons niet lukken om in korte tijd een Silicon Valley uit de grond te stampen, maar een Stanford universiteit zou misschien wel kunnen. Teresa Riera Madurell , namens de S&D-Fractie. − (ES) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, onze rapporteur, mevrouw Merkies, die ik wil feliciteren met haar uitstekende werk, heeft de inhoud van het verslag al samengevat en de aspecten genoemd die voor onze fractie het meest relevant zijn, zoals sociale innovatie – begrepen als innovatie door werknemers en burgers –, de stimulans die openbare aanbestedingen van innovatieve en groene producten en diensten zouden betekenen en de noodzaak om de toegang tot financiering voor kleine en middelgrote ondernemingen te verbeteren. Dat stelt mij in staat om me te concentreren en de aandacht te vestigen op een concreet aspect van het verslag: de noodzaak om indicatoren te ontwikkelen. Geachte afgevaardigden, als we innovatie simpelweg opvatten als nieuwe producten, processen en diensten die leiden tot een toename van de economische bedrijvigheid, is het van fundamenteel belang dat we onszelf instrumenten verschaffen om onze innovatiecapaciteit in economische termen te meten, en dat we dat doen op basis van
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
parameters, zoals de private investeringen in onderzoek en ontwikkeling, de werkgelegenheid of het aantal innovatieve ondernemingen. We moeten indicatoren vaststellen die allemaal een weerspiegeling vormen van het innovatievermogen waarmee groei, werkgelegenheid en een stijging van het bbp kunnen worden bewerkstelligd en die het mogelijk maken om onze situatie, in termen van innovatie-intensiteit, te vergelijken met de economieën waarmee we concurreren. Ik wil afsluiten met enkele woorden als lid van een delegatie die zich tegen intensievere samenwerking met betrekking tot het communautair octrooi heeft uitgesproken en opmerken dat we ons daartegen verzetten omdat we denken dat het instrument van intensievere samenwerking rechtstreeks negatieve gevolgen kan hebben voor de interne markt, de territoriale cohesie en het recht van burgers op maximale rechtszekerheid. Vladko Todorov Panayotov, namens de ALDE-Fractie. – (BG) Mijnheer de Voorzitter, Europa wordt momenteel geconfronteerd met het betrekkelijk nieuwe, maar zeer ernstige gevaar om in de wereldwijde concurrentie op het gebied van wetenschap en technologie achterop te raken. Als dat gebeurt, komen onze welvaart, onze economische vooruitgang en onze sociale verworvenheden onder grote druk te staan. Europa dreigt, eenvoudiger gezegd, af te zakken tot de middelmaat in de wetenschap en de economie en heeft daarom dringend behoefte aan innovatie. Ik feliciteer mevrouw Merkies met haar goede verslag en ben ook zeer ingenomen met de excellente ideeën van commissaris Geoghegan-Quinn. Daarmee lijkt succes verzekerd, want de Innovatie-Unie is bovenal een strategie voor de economische ontwikkeling van de Europese Unie. Om in onze opzet te slagen, moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan. Ten eerste dient de toegang tot kredieten en financiële ondersteuning verbeterd te worden. Verder zijn er hogere investeringen in wetenschappelijk onderzoek en productontwikkeling nodig, alsmede duidelijke regelingen die innovatievooruitzichten op de lange termijn bieden, vereenvoudigde procedures voor de toelating tot Europese en nationale stimuleringsprogramma's, en goedkope, eenvoudige Europese octrooien. Evžen Tošenovský, namens de ECR-Fractie. – (CS) Mijnheer de Voorzitter, we debatteren vandaag voor de tweede maal in de plenaire vergadering over de innovatiestrategie. In onze talloze debatten over de positie van de Europese lidstaten op de wereldmarkten wijzen we telkens weer op het belang van bevordering van het concurrentievermogen van de Europese economie. De toekomstige positie van de EU op de wereldmarkt hangt in grote mate af van het succes van innovaties en de snelheid van innovatiecycli. Er wordt in de Europese lidstaten ontegenzeggelijk uiterst hoogstaand onderzoek uitgevoerd, maar het langetermijnprobleem ligt in de langzame implementatie van deze kennis in de praktijk, het gevolg van de welig tierende bureaucratie. Het fonds voor wetenschappelijk onderzoek is een van de grootste EU-fondsen. Er zou ons dan ook alles gelegen moeten zijn aan een zo verregaand mogelijke vereenvoudiging van de bureaucratische rompslomp rond de overdracht van onderzoeksresultaten. Op die manier kunnen we de innovatie maximaal bevorderen en aldus het concurrentievermogen van de EU versterken. Bij het treffen van maatregelen ter ondersteuning van de innovatie moeten we goed nadenken over de manier waarop de resultaten van onderzoeksprojecten beter commercieel kunnen worden uitgebuit. Indien we de toepassing van Europees onderzoek in de commerciële sfeer in de weg staan, wordt het wel heel erg moeilijk om de innovatiecyclus te versnellen.
293
294
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Philippe Lamberts, namens de Verts/ALE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het onderzoeks- en innovatiebeleid is een van de drie belangrijkste pijlers van het EU-beleid, en ik ben van mening dat het meer dan ooit een zeer essentieel en strategisch instrument is voor het bouwen aan onze toekomst. Waarom? Omdat we het geluk hebben, of voor de uitdaging staan, om aan de vooravond van een verandering van de beschaving te leven. Denkt u hier eens over na. Wij moeten zorgen voor de juiste voorwaarden voor een waardig bestaan voor allen, niet alleen hier en nu, maar ook elders en voor de toekomstige generaties, en dat vormt op zich al een reusachtige uitdaging. Maar daarnaast moeten we daar voor het eerst in de geschiedenis van de mensheid voor zorgen binnen de fysieke grenzen van onze planeet. En dat verandert de zaak aanzienlijk. Wij leven in de overtuiging dat Europa een van de wereldleiders kan zijn in deze diepgaande verandering van onze infrastructuren, onze organisaties, maar ook – en dat is nog belangrijker – van onze manier van produceren, consumeren en leven. Wat ons betreft kunnen we het concurrentievermogen van de Europese Unie het best waarborgen door tot die leiders te behoren. Concurrentievermogen is trouwens niet een doel op zich. Ons doel is om in staat te zijn antwoord te geven op uitdagingen die – laten we dat niet vergeten – een bedreiging vormen voor het voortbestaan van de mensheid op deze aarde. Als we tot de leiders behoren, zal ons concurrentievermogen echter gewaarborgd zijn. Wij zijn het eens met veel van de genoemde punten. Ik zou enkel twee punten willen benadrukken. Ten eerste moeten we het effect van elke euro die we uitgeven zo groot mogelijk maken. Dat veronderstelt een betere afstemming tussen de diverse beleidsgebieden van de EU, een betere afstemming tussen hetgeen wordt gedaan op EU-niveau en hetgeen wordt gedaan op het niveau van de lidstaten. Dat veronderstelt in onze optiek ook dat we moeten overstappen van een logica waarin subsidiëring en vrijstellingen, leningen en risicoverdeling de algemene norm is, naar een logica waarin particuliere investeringen worden gestimuleerd door gebruikmaking van publieke middelen. Geld uitlenen dat waarschijnlijk nooit wordt terugbetaald is dus niet altijd de beste werkwijze. Tot slot moeten we de moed tonen om te stoppen met een aantal grote, geldslurpende projecten, zoals het ITER-project, waar een aanzienlijk deel – we hebben het hier over zeven van de zestig miljard, stelt u zich eens voor – van het Europees geld voor onderzoek in opgaat. Daar moeten we een eind aan maken. Niki Tzavela, namens de EFD-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil mevrouw Merkies bedanken voor al haar inspanningen en haar coördinatie in de periode dat de fracties over dit verslag onderhandelden. Zij heeft het mijns inziens heel goed gedaan. Ik wil drie opmerkingen maken. Ik ben blij te zien dat de rapporteur de rol van breedband in haar verslag heeft opgenomen. De digitale wereld en de informatie- en communicatietechnologie zijn aanjagers van innovatie, en hogesnelheidsbreedband moet een essentiële voorwaarde zijn voor alle Europese innovatiepartnerschappen. In de tweede plaats moeten we in de aanloop naar het achtste kaderprogramma (KP8) het toezicht op en de evaluatie achteraf van de resultaten van het door de EU gefinancierde
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
onderzoek en de door de EU gefinancierde activiteiten op het gebied van innovatie verder versterken. Mevrouw Merkies heeft dan ook heel terecht in haar verslag een paragraaf opgenomen waarin zij de Commissie oproept een systeem met een geïntegreerde indicator te ontwikkelen om de meetbare gevolgen van innovatiebeleid en -programma's in de EU beter te kunnen controleren en te beoordelen. En tot slot: de voorzitter van de Europese Raad, de heer Van Rompuy, zei een paar dagen geleden dat Europeanen niet innovatief zijn omdat ze depressief zijn. Dat is wel een heel innovatieve veronderstelling, maar ik denk dat het een kwestie van karakter is. We moeten een cultuur van leren, nieuwsgierigheid en het nemen van risico's stimuleren. Franz Obermayr (NI). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, we staan voor een aantal grote maatschappelijke uitdagingen: de economische crisis, de vergrijzing, de schaarste van hulpbronnen en het belang om onze internationale concurrentiepositie te behouden. Hierdoor is het des te belangrijker dat we zorgen voor innovatie, zodat we deze problemen het hoofd kunnen bieden middels creatieve ideeën en oplossingen. Dat betekent dat er niet alleen technische vernieuwingen, maar ook sociaal-politieke vernieuwingen moeten worden geïntroduceerd. Als we bijvoorbeeld met het probleem van de vergrijzing willen omgaan, hebben we enerzijds een aantal zogezegd klassieke vernieuwingen nodig, zoals nieuwe medicijnen, maar moeten we anderzijds innovatieve modellen voor onze sociale, pensioenen zorgstelsels overwegen. We moeten vandaag een omgeving creëren die de vernieuwingen van morgen bevordert, met inbegrip van investeringen in onderzoek en ontwikkeling, bescherming van intellectueel eigendom, met name door middel van octrooirecht, en het stimuleren van creatieve vaardigheden, te beginnen in het klaslokaal. Tot slot zou ik willen wijzen op een specifiek probleem met betrekking tot het gebruik van de hulpbronnen. Door innovatie zouden we uiteindelijk moeten zorgen dat producten een langere levensduur hebben. Dit komt ten goede aan de consument en het milieu. Helaas zijn er ook vernieuwingen die een tegengesteld effect hebben. Zo worden er producten ontwikkeld die bewust zwakke eigenschappen hebben, waardoor de gebruiksduur afneemt en de consumptie toeneemt, zoals laptops en smartphones. De Innovatie-Unie moet helpen dit te bestrijden. Herbert Reul (PPE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw Geoghegan-Quinn, dames en heren, allereerst zou ik mijn oprechte dank willen betuigen aan mevrouw Merkies voor haar harde werk. Ook zou ik mijn dank willen uitspreken aan de vele afgevaardigden die hierbij betrokken waren, evenals aan de Commissie voor haar steun. We zijn het grotendeels eens over deze kwestie. In de loop der jaren hebben we hier een grote hoeveelheid programma's en documenten aangenomen, van de Lissabon-strategie tot Europa 2020, en nog veel meer. Wij hebben voortdurend gezegd dat de toekomst van Europa afhangt van de vraag of we het vraagstuk van de innovatie weten op te lossen. We zijn het er allemaal over eens dat het daarbij gaat om aspecten als onderwijs, opleiding en onderzoek, en dat daarnaast de kant van het ondernemerschap belangrijk is. Niettemin is het eveneens waar dat, zoals de vorige spreker al aangaf, overige regio's in de wereld er duidelijk beter dan wij in slagen om op effectieve wijze hun talent en hun ideeën te mobiliseren. Daarom moeten we op zijn minst een moment stilstaan bij de redenen hiervan. Is het omdat we te weinig financiering bieden of is het omdat we niet de juiste manier kunnen
295
296
NL
Handelingen van het Europees Parlement
vinden om het aanwezige potentieel aan te boren? Dit is waar mevrouw Merkies in haar voordracht naar verwees. Ik zou nog kort een ander probleem willen noemen. Ik was lid van een delegatie naar Californië en op een avond ontmoetten wij daar een aantal jonge ondernemers en mensen die een nieuw bedrijf wilden beginnen. Ik zal die avond nooit vergeten. De ogen van die mensen schitterden, ze liepen over van het enthousiasme, en zij en anderen geloofden dat ze ook echt iets konden bereiken. Ze vroegen maar om één ding. Ze wilden steun voor iedereen die een bedrijf op wilde zetten, zodat ze ook echt de kans kregen, de vrijheid hadden om te doen wat ze wilden en hun tijd niet hoefden te verdoen aan administratieve rompslomp. Ik zal dit nooit vergeten, omdat het een zeer, zeer belangrijk signaal voor mij was. Hoe kunnen we de doelmatigheid van onze investeringen in onderzoek vergroten? Ik ben ervan overtuigd dat de bijdragen van de Europese Onderzoeksraad (ERC) en het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT) op onderzoeksgebied interessant en inspirerend zijn en tot goede resultaten kunnen leiden. De vragen ten aanzien van risicokapitaal en mensen kunnen waarschijnlijk het best worden beantwoord als wij als politici eens niet proberen alle vragen te evalueren, om vervolgens tot een besluit te komen en richtsnoeren op te stellen. Misschien zijn er maar een paar voorschriften nodig. Zoals mevrouw Merkies al zei, is minder vaak meer. (Spreker verklaart zich bereid een "blauwe kaart"-vraag krachtens artikel 149, lid 8 van het Reglement te beantwoorden) Judith A. Merkies, rapporteur. − Voorzitter, geachte collega, dank u wel voor uw speech. Hoe denkt u dat wij deze ambities in het kader van de Innovatie-Unie kunnen doorvoeren in al het werk dat wij in ITRE doen, in alle andere documenten die nog gaan komen, in het common strategie framework, in alle onderzoeksgelden, in de volgende programma's? Hoe kan de Commissie ervoor zorgen dat er uiteindelijk één rode lijn komt door al deze beleidsstukken heen, zodat we daadwerkelijk de doelen bereiken die in deze Innovatie-Unie worden gesteld? Herbert Reul (PPE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik geloof nog altijd in dingen die goed en positief zijn. In de geest van de jonge mensen die ik in Californië heb ontmoet, zou ik willen zeggen dat wij dit ook kunnen bereiken. Misschien hoeven we echter geen voorschriften op te leggen die werkelijk elk detail betreffen. Britta Thomsen (S&D). – (DA) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren. Allereerst zou ik de rapporteur mijn complimenten willen overbrengen voor haar verslag. Zij heeft zeer goed werk geleverd. In de 2020-strategie hebben we onderkend dat om het welvaartsniveau in Europa te kunnen handhaven, we onze productiviteit moeten verhogen. Dat betekent dat alles gericht moet zijn op innovatie. Het is daarbij van belang dat we innovatie niet beperken tot onderzoek en technologie. Willen we innovatie daadwerkelijk serieus nemen, dan moeten we eerst en vooral investeren in de menselijke factor. Voor innovatie zijn namelijk creatieve processen nodig die kunnen worden aangeleerd en die onderdeel moeten gaan uitmaken van de in de lidstaten gebruikte onderwijsmethodes. We hebben namelijk werknemers nodig die bij voortduring met goede voorstellen voor verbeteringen aan hun werkprocessen en met oplossingsmodellen voor de nieuwe taken komen. Dat betekent echter dat de beroepsbevolking goed moet worden opgeleid en tevens aanvullende scholing moet worden geboden. Ook staan we voor de enorme opgave om bedrijven te leren hoe ze optimaal gebruik kunnen maken van het innovatiepotentieel van hun personeel.
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Innovatie van onderaf is niet alleen goed voor het bedrijfsleven, maar is ook zeer gunstig voor de werknemerstevredenheid en kan helpen stress te verlichten. Ik wil de Commissie oproepen om met beide zijden van het bedrijfsleven in gesprek te gaan over de manier waarop we door werknemers geïnitieerde innovatie kunnen bevorderen. Marek Henryk Migalski (ECR). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, wij zijn uiteraard allemaal voorstanders van innovatie, met name op het gebied van wetenschap en industrie – en dat zeg ik niet alleen als politicus, maar ook als iemand die op een universiteit heeft gewerkt, want ik was docent voordat ik de politiek in ging. In werkelijkheid echter – en dit is reeds door een aantal sprekers opgemerkt – verliezen we de innovatiewedloop van landen als de Verenigde Staten en de landen in het Midden-Oosten. Om die reden dringen wij erop aan dat samenwerking op het gebied van innovatie wordt uitgebreid en eveneens landen omvat die geen lid zijn van de EU. Het doet mij bijzonder deugd dat het amendement dat ik had ingediend is aangenomen en in het verslag is opgenomen als paragraaf 167, waarin wordt aangedrongen op samenwerking met de landen die deelnemen aan het oostelijke partnerschap. Ik hoop dat paragraaf 71 eveneens zal worden gewijzigd. In deze paragraaf wordt weliswaar gewezen op de landen in het Middellandse Zeegebied, maar dit moet worden uitgebreid en tevens alle landen omvatten die betrokken zijn bij het Europees nabuurschapsbeleid. Nikolaos Salavrakos (EFD). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, het verslag van mevrouw Merkies is uitstekend, en ik feliciteer haar daarmee. Natuurlijk hebben we de 2020-strategie en zijn er talloze maatregelen en verslagen over innovatie en jeugdwerkgelegenheid, maar dat is allemaal papier en nu moeten we ervoor zorgen dat dit in praktijk wordt gebracht. 9,6 procent van de jongeren in Europa is werkloos, uitgaande van de algemene werkloosheid, maar als we kijken naar de leeftijdsgroep van 19 tot 27 jaar, dan zien we dat dit percentage oploopt tot boven de 20,2 procent. En natuurlijk lijden deze mensen aan depressies. Werken is niet alleen noodzakelijk om rond te kunnen komen; laten we dat goed beseffen. We moeten jongeren de kans geven om te werken omdat we hun op die manier een gevoel van zelfrespect geven. Elke burger moet natuurlijk de mogelijkheid krijgen om innovatieve activiteiten te ontplooien, via deelname aan het innovatieprogramma, en om aldus Europa te veranderen. Mevrouw de commissaris, in de mededeling van de Commissie wordt gesproken over innovatiepartnerschappen. Hoe denkt de Commissie echter de regio's te bewegen tot een grotere deelname daaraan? Met welke instrumenten en welke financiële middelen? Angelika Werthmann (NI). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, tot de grootste uitdagingen waar de Innovatie-Unie voor staat, behoren de vergrijzing en het behoud van de zorgstelsels. Als we ervoor willen zorgen dat deze stelsels duurzaam en stabiel zijn, zullen zij in hun volledige context moeten worden beschouwd en besproken. Het is alleen mogelijk om goede oplossingen te vinden als we naar de onderlinge relaties van systemen kijken. In 2050 zal de verhouding van EU-burgers in de werkende leeftijd ten opzichte van mensen boven de leeftijd van 65 zijn gedaald van 4:1 tot 2:1. Bijgevolg zullen de uitgaven voor de pensioenen en de zorg absoluut stijgen. Door ons alleen te richten op de pensioenwetgeving en de toenemende bijdragen van patiënten zullen we ons doel echter niet bereiken. Voor een succesvolle oplossing zullen we ook rekening moeten houden met de tekortkomingen in ons onderwijs- en arbeidsmarktbeleid. Het zal cruciaal zijn om te investeren in opleidingen en om de richting van ons onderwijsbeleid te wijzigen teneinde
297
298
NL
Handelingen van het Europees Parlement
een situatie tegen te gaan waarin een groeiend aantal vacatures in zeer gespecialiseerde industrieën niet kan worden opgevuld, terwijl een vergelijkbare hoeveelheid laagopgeleide mensen in de werkende leeftijd afhankelijk is van een uitkering. Als deel van ons arbeidsmarktbeleid zullen we ons gezins- en gelijkheidsbeleid moeten coördineren, in plaats van deze als strijdig met elkaar te zien. Maria Da Graça Carvalho (PPE). – (PT) Om te beginnen zou ik de rapporteur willen gelukwensen met haar uitstekende werk. Europa heeft behoefte aan een duurzaam en concurrerend economisch model dat inspeelt op de grote sociale uitdagingen van vandaag en dat meer en betere banen garandeert. Met het initiatief voor de 'Innovatie-Unie' wordt een strategisch Europees innovatiebeleid geïntroduceerd dat geïntegreerd is en is gericht op mensen en bedrijven. Het innovatieconcept dient namelijk meer in te houden dan alleen technologische innovatie: het moet verbonden zijn met producten, maar ook met processen, diensten, stromen, systemen en organisatiestructuren. Doel van met name de sociale innovatie is om nieuwe en doeltreffende oplossingen te vinden voor urgente sociale behoeften. Feit is dat jonge mensen de motor van innovatie zijn, en daarom moeten we maatregelen invoeren die de toegang van jonge mensen tot de arbeidsmarkt bevorderen. Verder is het essentieel dat er doelgerichte ondersteuningsmechanismen worden ingesteld voor kleine en middelgrote ondernemingen. Het welslagen van het innovatiebeleid wordt bepaald door het bestaan van een eenvoudig, efficiënt en niet-bureaucratisch stelsel voor wetenschap en hoger onderwijs. De adequate financiering van deze twee gebieden is een noodzakelijke voorwaarde voor het bevorderen van innovatie. Gezien het streefgetal van 3 procent van het bbp voor technologisch onderzoek en ontwikkeling zou ik er bij de Commissie dan ook op willen aandringen dat zij de mogelijkheid overweegt om een doeltreffend systeem voor de hele EU in te stellen om het behalen van dit streefgetal te coördineren, in het licht van de gang van zaken rond het economisch bestuur. Catherine Trautmann (S&D). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, dames en heren, als we ons ten doel stellen onze innovatie- en investeringscapaciteiten te versterken of ons concurrentievoordeel ten opzichte van de VS en China te vergroten, hebben we het weliswaar over economische ontwikkeling, maar concreet hebben we het ook over het scheppen van banen. Daarom moeten we onszelf de middelen aanreiken om de innovatie te versterken. Complimenten aan Judith Merkies voor de 'one-stop shop', de financieringsstrategie en de erkenning van noodzakelijke risicobereidheid voor onderzoekers. Haar verslag volgt de juiste koers en biedt gunstige omstandigheden voor kleine en middelgrote ondernemingen, die een hoeksteen van het succes van de Europese Unie vormen. Innovatie betekent dat we onze gebieden aantrekkelijker en competitiever moeten maken, en de betrokkenheid van de lokale en regionale overheden is essentieel bij het vastleggen van kredieten, het verkleinen van ongelijkheden en het stimuleren van de actieve rol die de burger moet spelen. De in dit verslag voorgestelde maatregelen zullen namelijk echt doeltreffend bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstelling van de Europa 2020-strategie als ze direct op lokaal niveau worden uitgevoerd.
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Edvard Kožušník (ECR). – (CS) Mijnheer de Voorzitter, Europa en innovatie. Ik zou graag kort willen reageren op wat mijn collega's, de heer Migalski en de heer Tošenovský, zojuist hebben gezegd. Waar staan we nu eigenlijk? De VS ligt voor op ons, Japan ligt voor op ons en Brazilië, India en China zitten ons vlak op de hielen. Voor mij komt het Innovatie-Unie-programma dan ook om één minuut voor twaalf. Het is naar alle waarschijnlijkheid onze laatste kans om ons op innovatiegebied te doen gelden en te voorkomen dat genoemde landen ons inhalen. Elke vorm van mislukking op dit gebied door Europa als continent zal – zoals andere geachte leden reeds hebben opgemerkt – fatale gevolgen hebben voor het concurrentievermogen van Europa, voor de levenskwaliteit van zijn inwoners en uiteindelijk ook voor de waarden waar Europa in de wereld voor staat. Het doet mij om die reden deugd dat het Europees Parlement erin is geslaagd een aantal specifieke wettelijke maatregelen te initiëren, waaronder een grotere samenwerking ten aanzien van de invoering van een Europees octrooi. Als het gaat om de toepassing van innovaties in de praktijk acht ik het vraagstuk van standaardisering eveneens van groot belang, net als de toepassing van dergelijke innovaties door het midden- en kleinbedrijf. Zbigniew Ziobro (ECR). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, tijdens mijn toespraak hier in Straatsburg in november vorig jaar heb ik de belangrijke verschillen tussen de oude en de nieuwe lidstaten van de Europese Unie ten aanzien van de financiële steun voor de sector onderzoek en ontwikkeling benadrukt. Dit zal op de lange termijn leiden tot aanzienlijke onevenwichtigheden in de ontwikkeling van afzonderlijke lidstaten van de Europese Unie en tot het fenomeen dat van journalisten de verkeerde benaming braindrain heeft gekregen en dat in het verslag onterecht wordt aangeduid als intellectuele mobiliteit. Teneinde duurzame ontwikkeling in Europa te garanderen – waarbij ik het woord duurzame wil benadrukken – moet de EU meer financiële steun voor de ontwikkeling van projecten op het gebied van innovatie en onderzoek in de nieuwe EU-lidstaten reserveren, onder de noemer duurzame ontwikkeling. Het is eveneens raadzaam om individuele regeringen aan te moedigen om de middelen die jaarlijks uit hun begroting beschikbaar worden gesteld voor onderzoek te verhogen en om een minimumpercentage van de begroting vast te stellen dat moet worden gebruikt voor projecten op dit gebied. Een ander centraal aspect is de financiering van innovatie in de MKB-sector, waar we meer nadruk op moeten leggen. Lambert van Nistelrooij (PPE). - Mijnheer de voorzitter, commissaris, de uitdaging zit hem er vooral in om het anders te gaan doen, veel minder versnipperd, veel minder in lagen langs elkaar heen, lidstaten, Europese Unie, en ook veel beter gericht investeren. Ik denk dat daar de bedrijven en de burgers op zitten te wachten. Het verslag alsook uw voorstel voor de Innovatie-Unie wekken verwachtingen. We mogen er ook veel van verwachten, maar ik wil toch op een paar punten wijzen, met name wat betreft de instrumentele kant, ook van de Europese Unie. In de eerste plaats moeten we ervoor zorgen dat de financiering gemakkelijker gaat, en moeten meer subsidies en stimulansen in risicodragend kapitaal komen. Ten tweede, we hebben nu nog al die fondsen met eigen regelingen met muren ertussen, de regionale fondsen, de landbouwfondsen, enz. We moeten naar een multifund-benadering. Komt u daar nu mee in de aanstaande verordeningen? Welke typen van voorstellen brengt u daar dan in onder?
299
300
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Een ander punt: we hebben net gezien dat de investeringen in R&D goeddeels terechtkomen in de twaalf oude lidstaten en dat dat inderdaad dus een zaak is van verdere verdeling. We moeten naar een andere balans. Hoe kunt u de bedrijven, de burgers in de "nieuwe" lidstaten daarin bijstaan? Tenslotte nog dit: het is een proces, wij willen graag met u meedenken. Hoe voert u nu de dialoog? In uw mededeling staat dat u eind 2011 met een conventie gaat komen en met wat meer activiteit. Ik heb al een paar keer met u kunnen praten, ook in de vorm van dialoog, op de knowledge for innovation-toppen in dit Huis, hoe gaat u dat nu organiseren? Wij willen meer van u zien. Ik heb er trouwens veel vertrouwen in. U coördineert een en ander nu in de Commissie en dat gebeurde in het verleden niet; samen met mevrouw Merkies zullen we u op de voet gaan volgen. Silvia-Adriana Ţicău (S&D). – (RO) Mijnheer de Voorzitter, ik wil mevrouw Merkies gelukwensen met het uitstekende verslag. Om te zorgen dat de Innovatie-Unie bijdraagt aan duurzame ontwikkeling moet het onderwijsstelsel worden gemoderniseerd, moeten de regels voor toegang tot bestaande fondsen worden vereenvoudigd en samengevoegd, moeten prognoses worden opgesteld over benodigde vaardigheden, moeten partnerschappen tussen universiteiten en bedrijven en ook standaardisatie worden aangemoedigd en moet intellectuele eigendom worden beschermd. Breedbandinternet is echter een absolute voorwaarde voor de Innovatie-Unie, gezien het feit dat dit de mate van betrokkenheid van burgers bevordert. We vragen om meer geld voor innovatie, maar ik denk dat we omwille van de samenhang schade aan de toekomst van het cohesiebeleid, het gemeenschappelijk landbouwbeleid en het meerjarig financieel kader moeten vermijden, zoals we ook in andere gevallen hebben gedaan. Ik hoop dat dit amendement morgen op een meerderheidssteun kan rekenen. Tot slot roepen we de Commissie op om het innovatiebeleid van de Unie om te zetten in een actieplan met specifieke en meetbare doelen. Francesco De Angelis (S&D). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil mevrouw Merkies van harte gelukwensen met haar uitstekende werk. Mijns inziens moeten wij meer en moediger investeren in innovatie, onderzoek en kennis. Innovatie mag niet ten onder gaan in onderzoek. Innovatie en onderzoek zijn niet hetzelfde, en ik ben blij dat dit strategische onderscheid in het verslag wordt onderstreept. In het verslag worden enkele belangrijke doelstellingen genoemd. Het verslag richt zich met sociale innovatie op burgers en werknemers; er worden maatregelen voorgesteld om de toegang van het MKB tot krediet en financiering te vergemakkelijken, en vooral ook wordt er gepleit voor een steeds sterkere rechtstreekse band tussen ondernemingen, onderzoekscentra en universiteiten. Het stroomlijnen en vereenvoudigen van het dagelijks leven van het MKB via een éénloketsysteem en het gericht inzetten op talent, creativiteit en innovatieve ideeën zijn essentiële voorwaarden voor het bewerkstelligen van groei en ontwikkeling. Europa moet het innovatiebeleid serieus nemen als het de crisis wil overwinnen en een betere toekomst voor onze jongeren wil opbouwen. Ioan Enciu (S&D). – (RO) Mijnheer de Voorzitter, onderzoek en innovatie zijn momenteel het privilege van de meest ontwikkelde lidstaten, hetgeen schadelijk is voor de Europese Unie. De Europese Unie moet rekening houden met deze factor en een evenwichtige verdeling van potentiële innovatieve capaciteiten over de hele EU stimuleren. De nieuwe
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
lidstaten moeten worden gesteund bij het ontwikkelen van hun onderzoeksinfrastructuur door het toewijzen van aanvullende middelen, zoals commissaris Quinn onlangs heeft beloofd. Dat is de enige manier waarop we de onderzoeks- en innovatiekloof tussen oost en west in de EU kunnen dichten en ons doel van een werkelijke Innovatie-Unie kunnen bereiken. Er wordt gepleit voor de inzet van structuur- of landbouwfondsen voor het financieren van innovatie en onderzoek. Ik denk dat dat idee onhaalbaar en oneerlijk is. Een realistische oplossing is het creëren van specifieke instrumenten die worden geoormerkt voor onderzoek en innovatie. António Fernando Correia De Campos (S&D). – (PT) Mijnheer de Voorzitter, deze strategie is van belang voor alle Europese landen, en vooral voor de landen met een economie die niet concurrerend genoeg is. Zij is van essentieel belang voor het opzetten van kleine en middelgrote ondernemingen. Op het ogenblik wordt er actiever gewerkt aan het creëren van banen. Zij is ook van essentieel belang voor universiteiten en laboratoria, die voor hun overleving deels afhankelijk zijn van hun betrekkingen met de productiesectoren. Verder is zij van essentieel belang voor het financiële stelsel, dat een nieuwe markt zal vinden in de innovatie, want het klassieke productiemodel begint uitgeput te raken. Innovatie staat bovenaan de Europese agenda, en als pijler van de Europa 2020-strategie moet innovatie kunnen rekenen op nieuwe financiële instrumenten als zij in de huidige situatie niet wil bezwijken onder begrotingsbeperkende maatregelen. Ten slotte wil ik de rapporteur, mevrouw Merkies, nog gelukwensen met haar belangrijke bijdrage aan een meer innoverend Europa met een economie die meer op kennis is gebaseerd. Zigmantas Balčytis (S&D). – (LT) Mijnheer de Voorzitter, ik wil me graag aansluiten bij de vele felicitaties die mijn fractiegenote reeds ontvangen heeft voor het uitstekende verslag dat ze heeft opgesteld. De Europese Unie bevindt zich in een lastig parket. Enerzijds is het de hoogste tijd dat we ons gaan bezighouden met de problemen die door de crisis zijn veroorzaakt, terwijl we anderzijds nu maatregelen moeten nemen, zodat we adequaat kunnen reageren en de langetermijnverbintenissen die we zijn aangegaan in de strijd tegen uitdagingen als de klimaatverandering, energiezekerheid, voedselveiligheid, onze vergrijzende samenleving, enz. kunnen omzetten in praktijk. In de mondiale context van vandaag heeft innovatiebeleid een enorme invloed op alle levensterreinen, en in de toekomst wordt het de hoeksteen van economische, culturele en sociale ontwikkeling in de Europese Unie. Tot dusver is dit beleid versnipperd geweest en was het meer georiënteerd op academisch en wetenschappelijk onderzoek in plaats van op het omzetten van innovatieve ideeën in echt nieuwe of aangepaste producten of diensten ter bevordering van de groei en de werkgelegenheid. Ik ben voor een alomvattende benadering van het innovatiebeleid, en naar mijn mening moeten we samen een strategisch en geïntegreerd innovatiebeleid voor de Europese Unie uitwerken dat op praktische aanpassing is afgestemd. Miroslav Mikolášik (PPE). – (SK) Mijnheer de Voorzitter, innovatie is een van de belangrijkste drijvende krachten achter het concurrentievermogen van Europa; zonder innovatie zijn onze strategische doelstellingen onhaalbaar. Op het gebied van de
301
302
NL
Handelingen van het Europees Parlement
bescherming van de volksgezondheid en het milieu is de noodzaak tot innovatie het dringendst. De EU en de lidstaten dienen dan ook financiële en fiscale stimuli tot stand te brengen om ondernemingen en individuen ertoe te bewegen om ook wetenschappelijk en technisch onderzoek - "R&D" - te doen dat weliswaar minder financieel lucratief is, maar des te gunstiger voor het algemeen belang. In mijn ogen wordt er nog altijd een te klein deel van de begroting uitgetrokken voor onderzoek. Ik wil dan ook met klem pleiten voor meer ruimte voor financiële instrumenten op dit vlak in de toekomstige EU-begrotingen. Ook de invoering van een gemeenschappelijk Europees octrooi zou gunstig zijn voor de Europese onderzoeksruimte, omdat het enerzijds de intellectuele rechten van innovatoren zou beschermen en anderzijds het potentieel in zich draagt om de langdurige en kostbare bureaucratische processen in te korten en te vermijden dat entiteiten in elke lidstaat apart een aanvraag moeten indienen. VOORZITTER: ROBERTA ANGELILLI Ondervoorzitter Claudiu Ciprian Tănăsescu (S&D). – (RO) Mevrouw de Voorzitter, het bereiken van de doelstelling uit de Europa 2020-strategie om de investeringen in onderzoek en ontwikkeling te doen stijgen tot 3 procent van het bbp kan 3,7 miljoen banen creëren en het jaarlijkse bbp tegen 2025 met 795 miljard doen toenemen. Om dat te bereiken moeten we echter een miljoen extra onderzoekers hebben, terwijl momenteel velen van hen worden aangetrokken door niet-Europese landen waar de belemmeringen voor het op de markt brengen van ideeën worden weggehaald. De fragmentatie van onderzoeksstelsels en markten, de te geringe benutting van openbare aanbestedingen om innovatie te stimuleren, de onzekere aard van financiering en het trage standaardisatieproces zijn de problemen waar de EU-landen nog steeds mee worstelen. We hopen echter dat deze serieus worden genomen, wat nodig is als we van de Innovatie-Unie een van de successen van de Europa 2020-strategie willen maken. Dat is de enige manier waarop we in Europa duurzame groei kunnen bereiken en weerstand kunnen bieden aan de steeds grotere druk van de globalisering. Elena Băsescu (PPE). – (RO) Mevrouw de Voorzitter, de Innovatie-Unie bevordert een strategisch Europees beleid voor het bedrijfsleven. Er moet bijzondere aandacht worden besteed aan de doelstellingen van de Europa 2020-strategie. Innovatie moet worden gestuurd door het publieke belang, een betere kwaliteit van leven en het bevorderen van sociaal welzijn. Dit betekent dat globalisering en onderzoek sleutelfactoren zijn voor de externe concurrentiekracht en de economische groei. Andere factoren zijn actieve betrokkenheid van het MKB en van Europese burgers. De Commissie moet zich concentreren op technologie die de basis vormt voor slimme, duurzame systemen. Alle strategieën in verband met de aanpassing van de EU aan de situatie na de crisis moeten gericht zijn op het scheppen van duurzame banen. Wat dit betreft moeten de lidstaten stabiele economische modellen stimuleren, op basis van creativiteit. Vasilica Viorica Dăncilă (S&D). – (RO) Mevrouw de Voorzitter, in een Europa zonder grenzen, en terwijl de globalisering voortgaat, kan en moet innovatie een belangrijke rol spelen bij het verbeteren van sociale cohesie door het verbeteren van de kwaliteit van de geleverde diensten in om het even welke sector.
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Voor betere dienstverlening is echter ook een betere beroepsopleiding nodig. Daarom is het volgens mij nuttig om specifieke beroepsopleidingen te starten, met een focus op innovatie en het aanmoedigen van creativiteit, aspecten die kunnen worden gecultiveerd, aangeleerd en verbeterd in verschillende stadia van het onderwijsproces. De Europese Commissie moet de lidstaten aanmoedigen en ondersteunen, zodat zij in hun onderwijsstelsels steeds meer elementen als innovatie en creativiteit opnemen, en een betere samenwerking stimuleren tussen onderwijsstelsels en het bedrijfsleven door ontwikkeling van nieuwe curricula en doctoraalprogramma's, ook grensoverschrijdend. Pat the Cope Gallagher (ALDE). – (GA) Mevrouw de Voorzitter, ik dank u voor de gelegenheid die u mij geboden hebt om over dit onderwerp het woord te voeren. (EN) Mevrouw de Voorzitter, het is onze plicht om tertiaire onderwijsinstellingen, onderzoeksinstellingen en niet in de laatste plaats ondernemingen uit de particuliere sector te informeren over de mogelijkheden die beschikbaar zijn uit hoofde van het zevende kaderprogramma (KP7) voor onderzoek en technologische ontwikkeling. We moeten de voordelen waarvan kleine en middelgrote ondernemingen op grond van het grootste publiek gefinancierde onderzoeksprogramma ter wereld kunnen profiteren te allen tijde benadrukken. Ondersteuning van onderzoek en innovatie is van cruciaal belang voor de perifere regio's van de Unie, willen zij concurrerend blijven in een steeds meer geglobaliseerde wereld. Vanuit Iers gezichtspunt helpt het KP7 de ontwikkeling van onderzoek, dat vervolgens leidt tot het creëren van werkgelegenheid en de levering van nieuwe goederen en diensten aan onze bevolking. Door organisaties in de landbouw-, levensmiddelen-, visserij-, zorg-, energie-, transport- en ICT-sector is hiervoor reeds een bedrag van 270 miljoen euro opgenomen. Ter afsluiting zou ik willen zeggen dat dit echt van levensbelang is, met name in deze zeer moeilijke economische tijden, zowel voor Ierland als voor de gehele Unie. Ilda Figueiredo (GUE/NGL). – (PT) Mevrouw de Voorzitter, ten tijde van een ernstige economische en sociale crisis, zoals die op dit moment wordt doorgemaakt in een aantal lidstaten van de Europese Unie, is een debat over innovatie op alle kennisgebieden en in alle bedrijfs- en maatschappelijke sectoren welkom. Deze innovatie zal echter gestuurd moeten worden door criteria als bescherming van het algemeen belang, verbetering van de kwaliteit van leven van mensen, bevordering van het maatschappelijk welzijn en behoud van milieu en een natuurlijke balans. In deze context is het van essentieel belang om de werkloosheid niet te vergeten, die al rond een kwart van de jonge mensen treft, van wie velen een hogere opleiding hebben genoten, om niet te vergeten dat banen steeds vaker onzeker zijn, vooral voor vrouwen en jonge mensen, en om de toename van armoede en sociale uitsluiting niet te vergeten. Daarom is het tijd om woorden om te zetten in daden en om het benodigde geld te eisen, evenals beleid waarin de echte waarde van mensen, hun creativiteit en hun innovatieve capaciteit wordt erkend en waarin de waardigheid van werknemers wordt gerespecteerd. Seán Kelly (PPE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, in een recente enquête van General Electric is vastgesteld dat 85 procent van de sleutelfiguren van mening is dat innovatie de weg is naar toekomstige welvaart voor de Europese Unie. Het is één ding om dat vast te stellen, maar het is iets anders om dat werkelijkheid te laten worden. Dat is de uitdaging waar we voor staan.
303
304
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Ik had de eer het ontwerpadvies voor de Commissie cultuur en onderwijs inzake de Innovatie-Unie te mogen opstellen, en ik heb daarin een aantal punten benadrukt. Een daarvan was de noodzaak om dubbel werk te vermijden. Dit was ingegeven door een antwoord dat de commissaris tijdens haar hoorzitting gaf, toen zij erop wees dat één bepaalde salmonellastam werd onderzocht door veertig verschillende instituten – een duidelijk geval van gebrek aan samenwerking en van geldverspilling. Ook moet er een productieve samenwerking tussen de verschillende belanghebbenden komen. Ik zag daar een heel goed voorbeeld van op de universiteit van Santiago de Compostela, waar onderzoek helemaal wordt doorgevoerd totdat een nieuw bedrijf wordt opgericht. In de derde plaats moeten we het Europese octrooi ontwikkelen. Máire Geoghegan-Quinn, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil alle leden die aan het debat hebben deelgenomen bedanken. Ik denk dat iedereen hier het erover eens is dat we de voorwaarden voor innovatie moeten verbeteren. De meeste sprekers hebben het gehad over banen, en daar gaat het bij de Innovatie-Unie ook om. Het gaat erom het fundamenteel wetenschappelijk onderzoek waar we in de Europese Unie zo goed in zijn helemaal naar de markt toe vertalen, zodat we hier banen creëren en niet ergens buiten de Europese Unie. Een aantal sprekers heeft de rol van de regio's aan de orde gesteld. Dit is heel belangrijk en we moeten synergieën ontwikkelen tussen financiering voor onderzoek en innovatie aan de ene kant en de structuurfondsen aan de andere kant. Mevrouw Merkies benadrukt dat punt ook in haar verslag. Alle regio's in Europa moeten hun sterke punten uitbuiten. Over een paar weken ga ik naar Debrecen, in Hongarije, naar de conferentie 'Week van de innovatieve regio's van Europa,' waar alle regio's samen zullen komen om te praten over het concept slimme specialisatie. Sommige minder ontwikkelde regio's kunnen duidelijk profiteren van het netwerken en van de kennis die door onderzoeks- en innovatieprogramma's wordt gegenereerd, terwijl zij de structuurfondsen uiteraard kunnen gebruiken om de benodigde voorzieningen op het gebied van onderzoeksinfrastructuur op te bouwen. De heer Van Nistelrooij noemde de innovatieconventie, en ik kan u melden dat die in een vergevorderd stadium verkeert. Als onderdeel van de voorbereiding hebben wij de heer Reul, voorzitter van de Commissie industrie, onderzoek en energie, uitgenodigd om te komen praten over de belangrijke rol die deze commissie kan spelen op dat congres. Uiteraard hebben we ook vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, vooraanstaande mensen uit het bedrijfsleven, allerlei betrokkenen, beleidsmakers, enzovoort, uitgenodigd. Wij vinden dat heel belangrijk, omdat een van de dingen die ik als essentieel voor de innovatie beschouw, is dat we een 'levend document' moeten hebben, met andere woorden dat we regelmatig de gelegenheid moeten hebben – in het Parlement, internationaal op de innovatieconventie en ook op het niveau van staatshoofden en regeringen – om de voortgang te controleren, en als die te traag is om aan te dringen op versnelling. Dat is heel belangrijk als we willen dat dit initiatief een succes wordt, zodat we het soort banen scheppen dat we willen en zodat het uiteindelijk oplevert wat we ervan verwachten. Judith A. Merkies, rapporteur. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil graag collega's en innovatieve burgers bedanken voor al hun zeer waardevolle bijdragen. Het was een zeer veelomvattend proces. We zijn hier eensgezind: we willen de economische groei bevorderen
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
en toewerken naar een ander, duurzaam sociaal model. We willen kmo's en startende ondernemingen stimuleren; we willen onze vaardigheden verbeteren in levenslang leren; we willen sociale innovatie. We willen dat het geld daadwerkelijk wordt uitgegeven aan onderzoek en ontwikkeling en niet in de knip wordt gehouden. We vinden ook dat onderzoek geen synoniem is voor innovatie; innovatie staat op zichzelf, hoewel het kan voortkomen uit onderzoek. Allebei zijn uiterst belangrijk, maar innovatie heeft een extra stimulans nodig. Om de kwestie van financiering uit de landbouwfondsen of de structuurfondsen op te helderen: het is niet de bedoeling om gelden van het gemeenschappelijk landbouwbeleid of de structuurfondsen over te hevelen naar de fondsen voor innovatie, maar om aandacht te besteden aan het horizontale aspect van innovatie. We hebben ook innovatie nodig in landbouw- en regionaal beleid: we hebben het overal nodig. Dus hoe moeten we nu verder? Laten we het niet bij dit ene verslag laten. We kunnen het niet hier laten ophouden. Laten we hiermee verder gaan, samen met de lidstaten. Laten we werkelijk proberen om een attitudeomslag te bereiken. Laten we het geld uitgeven, maar laten we het beleid veranderen. Laten we ons economisch model veranderen, toewerken naar een duurzaam model en banen creëren. In het verslag werd gesteld dat innovatie niet slechts een product, proces of dienst is, maar ook een beweging. Dus laat ons hier vandaag vernieuwers zijn. Laten we een beweging starten: een beweging voor innovatie. De Voorzitter. – Het debat is gesloten. Schriftelijke verklaringen (artikel 149) Edit Herczog (S&D), schriftelijk. – (HU) Innovatie is het succesvol in de praktijk brengen van ideeën. We mogen niet toestaan dat de Innovatie-Unie alleen maar een spannend idee of een politiek doel blijft. In de Begrotingscommissie werken we aan de integratie van het Europa 2020-kerninitiatief in de EU-strategie met behulp van een onafhankelijk financieel kader. De Innovatie-Unie kan een rol spelen in de transformatie van de economie van Europa, die onder de crisis gebukt gaat. Het creëren van duurzame werkgelegenheid zal hiervoor maatgevend zijn. Als 3 procent van het bbp van de EU tot en met 2020 daadwerkelijk wordt gereserveerd voor onderzoek en ontwikkeling, zullen er 3,7 miljoen nieuwe arbeidsplaatsen ontstaan, die het jaarlijkse bbp in 2025 met ongeveer achthonderd miljoen euro zullen doen toenemen. Het is een feit dat onderzoek en innovatie de sleutel zijn tot het herstel van de economie van de Europese Unie en tegelijkertijd ook het enige effectieve middel hiervoor. Daarom moeten we de lidstaten unaniem steunen in het besteden van 1 procent van hun bruto binnenlands product aan onderzoek en technologische ontwikkeling. De bereidheid om risico's te nemen is een voorwaarde voor succesvolle innovatie. Het gaat hier echter niet om een risicovolle investering voor de lidstaten. Het rendement is gegarandeerd. Om het Europese concurrentievermogen te behouden moeten we onze zienswijze veranderen. De drijvende kracht hierachter is de verhoging van het innovatieve potentieel en de aanmoediging van ondernemerschap in Europa. Om deze reden hebben we de Small Business Act herzien en afgestemd op de Single Market Act, die ook een synergie kan opleveren met de Innovatieve Unie. We moeten onze maatregelen op elkaar afstemmen, omdat dat de effectiviteit vele malen vergroot.
305
306
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Jarosław Kalinowski (PPE) , schriftelijk. – (PL) Innovatie, concurrentievermogen, duurzame ontwikkeling, creativiteit, efficiëntie - dit zijn allemaal mooie woorden die uitstekend passen bij de huidige politieke, economische en arbeidsmarkttrends, maar staan er concrete maatregelen of reële projecten achter deze woorden? Degenen die deze woorden horen, zullen beslist positief reageren op het gebruik ervan, en ze zullen helpen de idealen waar ze voor staan te bevorderen en daar steun voor te winnen. Laten we echter niet vergeten dat deze slogans moeten worden ondersteund door daadwerkelijke maatregelen, dat er adequate wetgevingsbesluiten moeten worden genomen en dat er wetgeving moeten worden ingevoerd die een bijdrage levert aan de verwezenlijking van de genoemde doelstellingen, namelijk de doelstellingen van de Europa 2020-strategie. Europa en de Europese burgers beschikken over een enorm potentieel; het is onze taak om de juiste voorwaarden te creëren voor een optimale benutting van dit potentieel. Joanna Senyszyn (S&D) , schriftelijk. – (PL) Als lid van de Commissie cultuur en onderwijs steun ik het initiatief van de Innovatie-Unie. Ik wil nadrukkelijk wijzen op de rol die onderwijs, beroepsopleiding en sociaal onderzoek (in de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting) in het kader van dit initiatief spelen. Het is belangrijk dat de administratieve procedures voor het indienen van aanvragen voor EU-programma's op het gebied van wetenschappelijk onderzoek en innovatie zodanig worden vereenvoudigd dat meer ondernemingen en wetenschappelijke instellingen hier deel aan kunnen nemen. Eenvoudigere procedures garanderen bovendien dat overheidsmiddelen op doeltreffendere en efficiëntere wijze worden gebruikt en dat de administratieve lasten worden teruggedrongen. Het innovatiebeleid moet worden gekoppeld aan het beleid inzake opleiding en arbeidsmarkt. Nieuwe producten en diensten zijn bedoeld om het werkgelegenheidsniveau te verhogen en prognoses van toekomstige trends en de vereiste kwalificaties op de arbeidsmarkt te verbeteren. Met het oog op het feit dat slechts 30 procent van de Europese onderzoekers vrouw is en dat dit cijfer voor hoofden van Europese onderzoeksinstellingen slechts 13 procent bedraagt, wil ik onderstrepen dat het initiatief van de Innovatie-Unie rekening moet houden met toekomstige richtlijnen ten aanzien van een meer evenwichtige vertegenwoordiging van vrouwen en mannen in wetenschappelijke disciplines. Ik wil bovendien aandringen op een doeltreffende tenuitvoerlegging van deze richtlijnen door de lidstaten. 16. IAO-Verdrag aangevuld met een aanbeveling inzake huishoudelijk personeel (debat) De Voorzitter. – Aan de orde is het debat over de mondelinge vraag (O-000092/2011) van Pervenche Berès, namens de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, aan de Commissie: IAO-Verdrag aangevuld met een aanbeveling inzake huishoudelijk personeel (B7-0305/2011). Pervenche Berès, auteur. − (FR) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, het verheugt mij dat wij in de aanloop naar de volgende algemene vergadering van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) hier samen kunnen debatteren over dit verdienstelijke initiatief van de IAO om haar lidstaten dit verdrag over huishoudelijk personeel, aangevuld door een aanbeveling, voor te leggen. Mijnheer de commissaris, namens het hele Parlement bedank ik u voor het feit dat u dit debat wilt voeren in de aanloop naar deze conferentie. Dat lijkt ons een goede praktijk.
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Huishoudelijk werk vormt zoals we weten officieel tussen 5 en 9 procent van de totale werkgelegenheid binnen de Europese Unie. Als we kijken naar wat we gezamenlijk door middel van de Europa 2020-strategie hebben goedgekeurd, zien we duidelijk dat de zogenaamde lokale banen, dat wil zeggen banen waarin we voor onze ouderen zorgen, banen waarin vrouwen met kleine kinderen weer aan het werk kunnen, etc., situaties betreffen die de ontwikkeling van dit huishoudelijk werk mogelijk maken. Naar mijn mening is het van essentieel belang om dit welkome initiatief van de IAO binnen de EU te ondersteunen, aangezien er verschillende tendensen zichtbaar zijn in de ontwikkeling van onze ondernemingen – we weten welke dat zijn. De algehele vraag naar huishoudelijke diensten zal toenemen, maar we kunnen ons niet aan de ene kant verheugen over de aanneming van een agenda voor fatsoenlijk werk van de IAO en aan de andere kant een hele sector van de arbeidsmarkt in de schaduw van de wet en van regelgeving laten staan. Hier moet de Europese Unie het goede voorbeeld geven. Ik weet dat we soms de neiging hebben om te denken dat de IAO-verdragen misschien niet voor ons bedoeld zijn. Nee. Ook op dit punt moeten wij het goede voorbeeld geven. Ik denk dat de IAO ons op het gebied van huishoudelijk werk een uitstekende kans biedt om licht te werpen op de werking van sommige van onze arbeidsmarkten, want huishoudelijk werk is te vaak onzeker werk, wordt te vaak ondergewaardeerd en is vaak zwart werk. Ik zal het u eenvoudig zeggen: ik begrijp dat sommigen zich zorgen maken over de erkenning of regulering van illegale immigranten, maar ik maak me ook zorgen om de strijd die wij in elke van onze lidstaten moeten leveren tegen zwart werk. En we weten – helaas – hoever deze praktijken op het gebied van huishoudelijk werk zijn ontwikkeld. In juni, tijdens de honderdste bijeenkomst van de Internationale Arbeidsconferentie, zullen dit verdrag en deze aanbeveling hopelijk op basis van tripartiete onderhandelingen op de rails worden gezet. Het verdrag en de aanbeveling zijn volgens ons van essentieel belang om arbeidsrelaties die vaak zijn gebaseerd op uitbuiting om te zetten in rechtmatige arbeidsrelaties. We hopen dat de juridische erkenning van huishoudelijk werk kan worden gerealiseerd. Degenen die werken met onze ouderen of onze kinderen moeten ook de vrijheid van vereniging krijgen en recht op rusttijden hebben, en ze mogen niet het slachtoffer van misbruik en willekeur worden. We moeten er ook voor zorgen dat we, door middel van dit instrument dat de IAO ons biedt, op dit gebied kunnen realiseren wat we bedoelen met waardig werk, ongeacht of het gaat om arbeidstijden, verlof of huisvesting. Ik zou graag willen weten hoe de Europese Commissie te werk denkt te gaan ten aanzien van deze onderhandelingen en dit verdrag en vanuit welk mandaat zij uit onze naam en uit naam van allen zal optreden om ervoor te zorgen dat de Europese Unie morgen op het gebied van huishoudelijk werk een voorbeeld is en dat wij hier de waarden van de Europese Unie tot bloei kunnen laten komen. László Andor, lid van de Commissie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik ben blij dat we het vandaag hebben over een nieuw instrument van de IAO voor huishoudelijk personeel. Het is een belangrijke bijdrage aan de tweede gespreksronde over de nieuwe internationale normen die waarschijnlijk over een paar weken zullen worden aangenomen tijdens de honderdste bijeenkomst van de Internationale Arbeidsconferentie.
307
308
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Zoals u weet, is de Europese Commissie een sterk voorstander van de agenda voor fatsoenlijk werk van de IAO. De Commissie bevordert samenwerking tussen de lidstaten, volgt deze met veel aandacht en heeft zich ingezet voor de snelle ratificatie van een aantal belangrijke instrumenten die in het afgelopen decennium zijn aangenomen. Er zijn veel redenen om nieuwe normen op het gebied van huishoudelijk werk te ontwikkelen. Zo werkt er wereldwijd een groot aantal mensen als huishoudelijke hulp, van wie velen tot kwetsbare groepen behoren. Hun onzekere status en het feit dat ze vaak deel uitmaken van de informele sector zijn eveneens zeer belangrijke kwesties. Binnen de Europese Unie zal de werkgelegenheid in deze sector hoogstwaarschijnlijk groter worden, gezien de demografische veranderingen en de hogere arbeidsmarktparticipatie van vrouwen. Daarom is het cruciaal om de beroepskwalificaties en het imago van huishoudelijk personeel te verbeteren. Dan wil ik nu de praktische zaken bekijken die door de vraag naar voren gebracht zijn, en eerst uitleggen welke rol de Commissie speelt in de IAO-onderhandelingen over een nieuw verdrag en een aanbeveling over fatsoenlijk werk. De institutionele context moet in gedachten worden gehouden. Het nieuwe instrument is een internationale overeenkomst. Daarom zal de Commissie de rol vervullen die haar middels het Verdrag is toegekend, met inachtneming van de specifieke kenmerken van de IAO, terwijl de Europese Unie slechts de status van waarnemer heeft – in tegenstelling tot de lidstaten die lid zijn. Dat is de reden waarom de Unie de verdragen van de IAO niet zelf kan goedkeuren. Tijdens de eerste gespreksronde bij de IAO in 2010 heeft de Commissie de besprekingen actief gevolgd en de samenwerking tussen de deskundigen van de lidstaten bevorderd. Naarmate de instrumenten tijdens de besprekingen werden uitgewerkt, heeft ze die geanalyseerd in het licht van de EU-wetgeving. De Commissie heeft in het bijzonder gelet op afdelingen in het ontwerpverdrag die van invloed zouden kunnen zijn op het vrije verkeer van werknemers. Aangezien het nieuwe IAO-verdrag onderwerpen zal bevatten die onder EU-bevoegdheid vallen, moeten de lidstaten voldoen aan het EU-acquis. In de volgende en tevens laatste gespreksronde in juni zal de Commissie een actieve rol als coördinator en facilitator blijven spelen door samen te werken met deskundigen uit de lidstaten. Mijn diensten hebben contact gehad met de sociale partners en een aantal ngo's die de Commissie hebben benaderd, en zij hebben met de rapporteur voor advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van gedachten gewisseld over de professionalisering van huishoudelijk werk. In de tweede plaats is er de vraag hoe Europa 2020 ervoor kan zorgen dat tijdelijke huishoudelijke banen worden omgezet in fatsoenlijke, duurzame banen. We moeten het potentieel van de sector in gedachten houden in termen van het scheppen van banen en het combineren van werk en familieverantwoordelijkheden, en bijgevolg de rol ervan in het verwezenlijken van de doelstellingen van de werkgelegenheidsstrategie. We mogen echter niet vergeten dat het noodzakelijk is om ervoor te zorgen dat huishoudelijke banen – die niet allemaal moeten worden gezien als onzeker en ondergewaardeerd of onderbetaald – inderdaad fatsoenlijke banen zijn.
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Daar komt nog bij dat de strijd tegen zwart werk, dat in de sector van het huishoudelijk werk wijdverspreid is, een integraal onderdeel van de Europa 2020-strategie vormt, zoals is bevestigd in de eerste jaarlijkse groeianalyse. Manieren om van informeel en zwart werk naar een normale baan door te stromen, zullen onderdeel zijn van de leidende beginselen voor het scheppen van de noodzakelijke voorwaarden voor het creëren van banen die de Commissie heeft aangekondigd in de mededeling over het kerninitiatief van Europa 2020 'Een agenda voor nieuwe vaardigheden en banen'. We zullen deze leidende beginselen volgend jaar op tafel leggen. Een aantal lidstaten heeft bruikbare ervaring in het terugbrengen van de informele sector en onzeker werk, bijvoorbeeld door de invoering van dienstenchequeregelingen. In de derde plaats is er de wijziging van de bestaande kaderwetgeving over gezondheid en veiligheid op het werk – Richtlijn 89/391/EEG – en over de bestrijding van discriminatie – Richtlijn 2000/78/EG. Het is de moeite waard om erop te wijzen dat de definitie van huishoudelijk personeel in het ontwerpverdrag van de IAO erg ruim is. Deze definitie omvat niet alleen mensen die in, maar ook mensen die voor particuliere huishoudens werken, evenals uitzendkrachten. Huispersoneel is uitgesloten van de definitie van werknemer in de kaderrichtlijn over gezondheid en veiligheid op het werk. Het lijkt er echter op dat de Europese wetgever heeft bedoeld dat het concept van huispersoneel strikt moet worden uitgelegd, zodat niet al het huispersoneel dat onder het verdrag valt is uitgesloten van de werkingssfeer van het EU-acquis inzake gezondheid en veiligheid op het werk. Tot slot voorzien de Europese arbeidswetgeving en de wetgeving op het gebied van veiligheid en gezondheid in minimale voorwaarden, waardoor lidstaten er niet van worden weerhouden om op nationaal niveau strengere maatregelen in te voeren. Dientengevolge kunnen de lidstaten huispersoneel binnen de werkingssfeer van hun nationale wetgeving laten vallen. Voorlopig heeft de Commissie geen plannen om de kaderrichtlijn over veiligheid en gezondheid op het werk te wijzigen. Desalniettemin beschouwt de Commissie het huidige IAO-initiatief als een goede gelegenheid om na te denken over de situatie van huispersoneel in Europa. Ik zou hieraan willen toevoegen dat Richtlijn 2000/78/EG, waarin een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep wordt vastgesteld, huispersoneel niet uitsluit, en er dus er geen wijziging nodig is voor de goedkeuring van het IAO-verdrag. De Commissie heeft in 2008 een verslag uitgebracht over de toepassing van de richtlijn en zal de implementatie ervan in de lidstaten nauwlettend blijven volgen. Het vierde punt betreft manieren om huishoudelijk personeel te informeren over hun rechten en deze rechten te versterken. Alhoewel niet al het huishoudelijk personeel laaggeschoold is en niet iedereen in onzekere omstandigheden werkt, vormen ze een kwetsbare categorie, en de Commissie stimuleert de lidstaten om ervoor te zorgen dat ze goed beschermd zijn door hun arbeidsrechten te ontwikkelen en toe te zien op de naleving ervan. De Commissie verwacht dat het vraagstuk van zwart werk door onderdanen van niet-EU-landen deels zal worden aangepakt door de sanctierichtlijn voor werkgevers, Richtlijn 2009/52/EG, die de lidstaten vóór 20 juli van dit jaar moeten omzetten in nationale wetgeving. De richtlijn zal bijdragen aan het beëindigen van de uitbuiting van onderdanen
309
310
NL
Handelingen van het Europees Parlement
van derde landen die illegaal in de EU verblijven door bepaalde werkgevers die hen onvoldoende loon betalen en gebrekkige werkomstandigheden opleggen. Het zou een stap voorwaarts betekenen als er goedkeuring kwam voor het voorstel voor een richtlijn over één enkele vergunning die een gemeenschappelijk pakket rechten verschaft aan werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven. Dan kom ik nu bij het vijfde en laatste punt, dat betrekking heeft op de rol van de Commissie bij het stimuleren van de uitwisseling van goede praktijken op het gebied van maatregelen voor huishoudelijk personeel. In dit verband wil ik een particulier project noemen dat de Commissie momenteel verwezenlijkt op verzoek van deze vergadering, en waarmee getracht wordt de omzetting van tijdelijk werk in vast werk te stimuleren. Na een uitnodiging tot het indienen van voorstellen voor het proefproject van 2010 is de Commissie nu medefinancier van een project dat zich richt op de gevolgen van de economische en financiële crisis voor tijdelijk huishoudelijk personeel, arbeidsmigranten en jonge werknemers, en op maatregelen van lidstaten om hun rechten te verbeteren. Het project stimuleert de uitwisseling van goede praktijken die met name betrekking hebben op de collectieve vertegenwoordiging van tijdelijke werknemers. Een tweede uitnodiging tot het indienen van voorstellen, die dit jaar zal worden gedaan, zal meer in het bijzonder betrekking hebben op maatregelen om de rechten van de armste werknemers te verbeteren, waaronder huishoudelijk personeel. Onderdeel van het proefproject is onder andere een onderzoek dat bedoeld is om meer inzicht te krijgen in tijdelijk werk in twaalf lidstaten en om de omzetting daarvan in arbeidsrelaties met meer sociale rechten te stimuleren, voornamelijk door te bekijken wat de lidstaten in de praktijk kunnen doen om deze omzetting te bevorderen en een reeks sociale basisrechten vast te stellen. In het kader van een project over fatsoenlijk werk en arbeidsbetrekkingen, dat wordt medegefinancierd door de Commissie, is onlangs een casestudy uitgevoerd naar de situatie van arbeidsmigranten die huishoudelijk werk verrichten in Italië . Ten slotte hebben het Europees Agentschap voor de veiligheid en gezondheid op het werk en het Comité van hoge ambtenaren van de arbeidsinspectie gevraagd om sectorbrede informatie- en voorlichtingscampagnes inzake de bescherming van de gezondheid en veiligheid van werknemers. Csaba Őry, namens de PPE-Fractie. – (HU) Mevrouw de Voorzitter, de Europese Volkspartij is buitengewoon blij met het debat van vandaag. Ik denk dat we mevrouw Berès dank verschuldigd zijn voor haar initiatief tot dit debat, waarmee zij ons enerzijds in staat heeft gesteld om ons aan te sluiten bij het initiatief van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) en ons anderzijds laat nadenken over alle maatregelen die we moeten nemen voor die categorie van werknemers van wie we de omstandigheden vaak niet kennen – en als we wel iets weten, zijn,deze vaak bedroevend. Van het gepubliceerde ontwerpbesluit, dat in onze ogen steun verdient, vinden we met name die delen goed die onderstrepen en benadrukken dat het doel is om menswaardige arbeidsomstandigheden en regelgeving voor arbeidsverhoudingen te scheppen voor juist die specifieke groep, die inderdaad vaak uit migrerende werknemers bestaat, met name in bepaalde landen, en die niet kan rekenen op regelgeving of controle en heel vaak met een soort moderne vorm van slavernij te maken krijgt.
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
We hebben vandaag naar aanleiding van de atypische contracten al gesproken over het feit dat er zwarte gaten in de arbeidswetgeving zitten. Dit kan duidelijk een volgende stap zijn bij het garanderen van minimale arbeidsvoorwaarden en overige rechten op het gebied van arbeidsverhoudingen, en ik ben het met de commissaris eens dat we natuurlijk eerst ons eigen stoep moeten schoonvegen. We verwelkomen het IAO-initiatief, maar tegelijkertijd kunnen we zelf de lidstaten van de Europese Unie ertoe aansporen om al het mogelijke aan hun eigen arbeidswetgeving te doen dat leidt tot de ontdekking en regulering van dit zwarte gat. Alejandro Cercas, namens de S&D-Fractie. − (ES) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, het eerste dat ik wil opmerken is dat wij, de socialistische afgevaardigden, elk woord dat is uitgesproken door mevrouw Berès, voorzitter van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, onderschrijven en het standpunt dat de commissaris zojuist heeft ingenomen ten aanzien van het initiatief van de IAO zeer verwelkomen. De socialistische afgevaardigden hebben grote waardering voor het werk dat de AIO vanaf haar oprichting heeft verricht. In onze visie heeft de AIO een onbetaalbare bijdrage geleverd aan de geschiedenis van de mensheid en van Europa. En dit nieuwe initiatief met betrekking tot huishoudelijk werk is zonder twijfel heel belangrijk, aangezien een groot aantal personen dit soort werkzaamheden verricht en die personen bovendien vooral vrouwen en immigranten zijn. Wij vinden dat het heel goed zou zijn als dit ontwerpverdrag en deze ontwerpaanbeveling tijdens de volgende vergadering, in juni, zou worden aangenomen, en dat het Parlement, de Commissie en de Raad zich actief zouden inspannen – niet alleen passief, maar ook actief – om ervoor te zorgen dat de EU doet wat ze zegt, dat er een relatie is tussen wat Europa doet en wat Europa zegt. Als we dat doen, zullen we helpen om het programma voor fatsoenlijk werk wereldwijd te verspreiden. Maar we zouden ook onszelf helpen, in de eerste plaats om waardig te handelen en om onszelf als instelling en als Europeanen te respecteren, maar ook om ervoor te zorgen dat ons continent zijn sociale model in stand kan houden, wat onmogelijk zal zijn als we een eiland van bescherming en rechten worden in een wereld van ellendige arbeidsomstandigheden waarin geen bescherming bestaat. Misschien, mijnheer de commissaris, is dit ook het moment voor de Commissie, de Raad en iedereen om na te denken over Europa. Want ook hier zijn niet alle problemen opgelost. In Europa bestaan contractvormen, waar vooral emigranten en vrouwen die op dit terrein van het huishoudelijk werk actief zijn mee te maken hebben, die heel onzeker zijn en grote lacunes vertonen. Ik zou graag willen dat we in de hitte van dit debat en van deze gedachtewisseling begrijpen dat de EU-wetgeving en de wetgeving van veel lidstaten bepaalde mazen vertonen die moeten worden gedicht. We hebben problemen met betrekking tot de gezondheid en de veiligheid van werknemers. In veel landen bestaan problemen met de juridische vorm waarin arbeid wordt verricht. En we hebben een heel groot probleem als het gaat om de bestrijding van misbruik en discriminatie van immigranten, waarvan er velen in Europese gezinnen werken. Er worden op dit moment veel initiatieven genomen. Commissaris, dit is het goede moment om onze ethische waarden in te zetten om de AIO te helpen, om onszelf te helpen en om waardig werk te verrichten voor de toekomst van de mensheid.
311
312
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Marian Harkin, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik denk dat het belangrijk is dat we deze discussie voeren in het licht van de aanstaande aanneming van een IAO-verdrag over huishoudelijk personeel. Ik ben van mening dat we in deze vergadering de IAO moeten prijzen voor haar uitstekende werk. Huishoudelijke werkzaamheden – bijvoorbeeld de zorg voor het gezin – vinden uitsluitend plaats in gezinssituaties. Binnen de EU was dit van oudsher uiteraard vrouwenwerk, maar dat is aan het veranderen. Migranten en mensen uit de meer marginale leefgemeenschappen werken ook vaker in een gezinssituatie. De waarde van huishoudelijk werk wordt niet meegenomen in onze berekeningen van het bbp, en dat is onder andere een reden waarom huishoudelijk werk vaak niet zichtbaar is en beslist wordt ondergewaardeerd. Zonder enige twijfel bevindt huishoudelijk personeel zich hierdoor in een onzekere positie, en heel vaak is dat personeel afhankelijk van de welwillendheid van werkgevers. Dat is eenvoudigweg niet acceptabel. Zoals we in de resolutie stellen, loopt huishoudelijk personeel hierdoor een grotere kans om met discriminatie te maken te krijgen en, sterker nog, met meerdere vormen van discriminatie. Het belang van dit IAO-verdrag is dat het zal zorgen voor de wettelijke erkenning van huishoudelijke werkzaamheden als werk. Vervolgens zou huishoudelijk personeel een sterkere positie moeten hebben om hun rechten uit te oefenen. Ik denk dat het cruciaal is dat huishoudelijk personeel recht heeft op fundamentele arbeidsnormen. Daartoe behoren vanzelfsprekend toegang tot sociale zekerheid, bescherming van de gezondheid en veiligheid en moederschapsbescherming, evenals bepalingen over werk- en rusttijden. Omdat huishoudelijke werkzaamheden grotendeels binnen de gezinssituatie plaatsvinden, kunnen er privacykwesties spelen. We moeten innovatieve en werkbare oplossingen vinden om de gezondheid en veiligheid van huishoudelijk personeel te beschermen en in algemene zin om te garanderen dat hun rechten volledig worden gerespecteerd. Een mogelijke oplossing zou het gebruik van modelcontracten kunnen zijn. In het kanton Genève heeft men bijvoorbeeld een modelcontract dat alle werkgevers en werknemers moeten afsluiten. Daarin worden onder andere zaken als het minimumloon, gezinstoelagen en vakanties geregeld. Ik geloof dat er in België gelijksoortige contracten worden gebruikt. Ze bieden meer zekerheid aan huishoudelijk personeel, vormen een vereenvoudiging voor werkgevers, en grijze gebieden en dubbelzinnigheden verdwijnen erdoor. Ik wil ook uitspreken dat ik van harte mijn steun geef aan de amendementen van de Groene Fractie waarin zij pleiten voor de opneming van au-pairs en zwart werk, maar praktische voorstellen doen om ervoor te zorgen dat we proactief te werk gaan bij het verlenen van toegang tot de open arbeidsmarkt voor huishoudelijk personeel. Tot slot steun ik de auteur van de resolutie, mevrouw Berès, als zij zegt dat de Europese Unie zou moeten voorgaan in het verbeteren van de omstandigheden voor huishoudelijk personeel. Commissaris, ik heb met belangstelling geluisterd naar wat u zei over gezondheid en veiligheid op het werk en ik denk dat, ondanks dat u niet verwacht de richtlijn uit te breiden, uw opmerkingen een aantal kansen bieden voor flexibiliteit in de zorg voor betere gezondheid en veiligheid voor huishoudelijk personeel. Jean Lambert, namens de Verts/ALE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ook ik wil mevrouw Berès graag complimenteren omdat zij het initiatief heeft genomen voor deze mondelinge vraag en deze resolutie. Ook wil ik de commissaris bedanken voor zijn antwoord. Het komt niet vaak voor dat we een heel gedetailleerd antwoord van commissarissen krijgen op een mondelinge vraag.
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Mijn fractie juicht het voorstel van de IAO voor het verdrag en de aanbeveling over huishoudelijk personeel van harte toe. We zijn ons ervan bewust dat ten minste twintig van onze eigen lidstaten het ontwerp al van commentaar hebben voorzien en hier actief bij betrokken zijn geweest. We zien uit naar een spoedige goedkeuring door die lidstaten en, sterker nog, een interessante tenuitvoerlegging. Er is veel gesproken over hoe kwetsbaar juist deze groep werknemers is. Veel van het werk wordt uitgevoerd achter gesloten deuren; het is onzichtbaar. Vaak zijn de werknemers zelf geïsoleerd, en toegang tot vakbonden is in deze situatie vaak erg moeilijk. Het komt behoorlijk vaak voor dat van iemand die is aangenomen als inwonend werknemer wordt verwacht dat hij of zij 24 uur per dag en zeven dagen per week beschikbaar is. In deze vergadering weten we dat oproepwerk een erg controversieel onderwerp is en iets waar we niet bepaald vóór zijn. Zoals al eerder is gezegd, wordt huishoudelijk werk vaak ondergewaardeerd of traditioneel gezien als vrouwenwerk dat 'iedereen kan doen', maar we hebben ook duidelijk gemaakt dat veel ervan eigenlijk behoorlijk geschoold werk is. Het kan vaak verzorging met zich meebrengen en verschillende aspecten van de ontwikkeling van kinderen omvatten. Huishoudelijk personeel neemt vaak een echte vertrouwenspositie in. Hoewel veel werkgevers dat waarderen, zijn er maar al te veel die dat niet doen. In het Verenigd Koninkrijk hebben we bijvoorbeeld onlangs een zaak meegemaakt van iemand die uiteindelijk tot gevangenisstraf werd veroordeeld op beschuldiging van mensenhandel voor huishoudelijke slavernij. De betrokken jonge vrouw was vier jaar van haar leven kwijtgeraakt aan haar werkgever, die tot negen maanden werd veroordeeld. We moeten dus bekijken hoe we die vorm van mensenhandel kunnen vaststellen. Vrouwelijke arbeidsmigranten zijn beslist erg kwetsbaar. We zijn bijvoorbeeld gevallen tegengekomen van arbeiders die met diplomaten het land zijn binnengekomen en van wie het paspoort is afgenomen; mensen in die situatie hebben feitelijk geen vrijheid en geen toegang tot hulp en kennen hun rechten niet. Ik wil één kwestie ter sprake brengen in verband met artikel 17 van het voorgestelde verdrag, dat gaat over de rol van agentschappen. Ik denk dat dit iets is waar we echt op Europees niveau naar moeten kijken, omdat dit in toenemende mate wordt gezien als een zwakke schakel in veel van de kwesties waar we mee worden geconfronteerd. Thomas Händel, namens de GUE/NGL-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer Andor, dames en heren, ik begrijp uit wat u zojuist zei, mijnheer Andor, dat de Europese Commissie duidelijk kennis heeft genomen van dit thema. Ook concludeer ik dat het wordt behandeld met een te grote terughoudendheid. Het is niet zo, zoals mevrouw Őry eerder in dit debat benadrukte, dat we te weinig weten over wat huishoudelijk personeel in Europa doet. Integendeel, we weten voldoende om te kunnen stellen dat er dringend behoefte aan regelgeving is. 5 à 9 procent van alle werknemers is werkzaam in een particulier huishouden. Dit is de slechtst betaalde groep werknemers in Europa, met de minste rechten en het hoogste percentage aan illegale werknemers. Op dit vlak moet dringend worden ingegrepen, ook door de Europese Commissie. De situatie waarin we ons momenteel bevinden zal niet verbeteren door het vrije verkeer van werknemers. Daarom is het initiatief van dit verdrag van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) zeer welkom en verdient het alle steun.
313
314
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Ik wil graag ingaan op vier punten. Ten eerste zijn er hiaten in de definities in het verdrag van de IAO. Als huishoudelijk personeel niet bij gelegenheid, sporadisch of zonder dienstverband in deze sector mag werken, dan zijn alle voorwaarden voor ontduiking van de wetgeving reeds aanwezig. Ten tweede is er dringend behoefte aan verplichte arbeidscontracten op dit vlak. Ten derde hebben we niet alleen verstandige, algemeen bindende voorschriften voor minimumloon nodig, maar ook gelijke arbeidsrechten. Ten vierde moeten deze werknemers onder een wettelijke socialeverzekeringsplicht vallen, met name gezien het feit dat dit een sector is die op basis van het minimumloon werkt. Ik ben verheugd dat mevrouw Berès in haar verklaring heeft opgeroepen tot een campagne voor de invoering van standaardarbeidsvoorwaarden. Dat is een goede zaak. Wij moeten ervoor zorgen dat werk dat onvoldoende wordt betaald om van te leven uit onze samenleving wordt gebannen en niet langer wordt getolereerd. Jaroslav Paška, namens de EFD-Fractie. – (SK) Mevrouw de Voorzitter, volgens gegevens van de Internationale Arbeidsorganisatie is huishoudelijk werk goed voor ongeveer 5 procent van het totale aantal arbeidsplaatsen. Het is een soort onzichtbare vorm van werkgelegenheid, niet in fabrieken, winkels of kantoren, maar thuis bij mensen in het huishouden. 90 procent van deze arbeidsplaatsen wordt ingevuld door vrouwen, die aldus niet zijn ingebed in een arbeidscollectief, maar alleen zijn, tussen vier muren. Het doel van hun werk is niet om toegevoegde waarde te creëren, maar om zorg te verstrekken en diensten te verlenen die vrouwen in hun eigen huishouden in de regel zelf uitvoeren, zonder betaling. Dit laatste is de reden dat dit werk onvoldoende wordt beloond en meestal ook niet als een normale baan in de zin van het arbeidsrecht wordt beschouwd. Als gevolg daarvan worden deze werkneemsters vaak onheus en onrechtvaardig behandeld. Ook wordt dit werk heel vaak zwart uitgevoerd. Daar komt nog eens bij dat deze werkneemsters veelal van het platteland of anders uit het buitenland afkomstig zijn en een lager opleidingsniveau hebben, redenen waarom ze vaak niet op de hoogte zijn van hun rechten. Dat maakt hun positie uiterst kwetsbaar, ook omdat deze werkneemsters door het frequente zwartwerken vaak alle sociale bescherming ontberen. Bovendien loopt de samenleving belastinginkomsten en sociale bijdragen mis. Indien we ervoor willen zorgen dat huishoudelijk werk wordt uitgevoerd overeenkomstig de wet, dienen we er een regulier beroep van te maken en dienen de ingesleten stereotypen, die ons veelal willen doen geloven dat dit werk van nul en generlei waarde is, uit de weg te worden geruimd. Met andere woorden: we dienen dit werk te professionaliseren. Dat vraagt echter om nieuwe regelgeving in de nationale rechtsstelsels van de lidstaten, in het bijzonder om concrete, specifiek op de aard van dergelijk werk toegespitste regelgeving op het vlak van de belastingheffing, de sociale zekerheid en het arbeids- en burgerlijk recht. De huidige tendens om huishoudelijk werk zwart aan te bieden en uit te voeren is veelal ingegeven door economische factoren, in die zin dat zwartwerk voor beide zijden financieel interessanter is dan officieel geregistreerd werk. Officieel geregistreerd werk gaat namelijk niet alleen gepaard met belastingen en afdrachten voor beide partijen, maar tevens met veel administratieve rompslomp. De lidstaten dienen dan ook dusdanige maatregelen te treffen dat zwartwerk niet langer voordeliger is en dat huishoudelijk werk een volwaardige vorm van waardig werk wordt. Elisabeth Morin-Chartier (PPE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, allereerst zou ik mevrouw Berès, voorzitter van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, willen bedanken
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
dat zij dit debat in de aanloop naar de IAO-conferentie mogelijk heeft gemaakt. Ik zou ook commissaris Andor willen bedanken dat hij dit debat tussen het Parlement en de Commissie heeft aanvaard. Om te beginnen wil ik een eerste punt onderstrepen. Velen hebben gesproken over onze kennis of ons gebrek aan kennis over de wereld van het huishoudelijk werk. Als we zeggen, met enige aarzeling, dat huishoudelijk werk 5 à 9 procent van alle banen vertegenwoordigt, betekent dat dat we die wereld niet kennen. De verhouding is 1:2. Daarom pleit ik ervoor dat we onszelf op basis van onze wetgeving op Europees niveau in staat stellen de wereld van het huishoudelijk werk beter te kennen om deze beter te kunnen reguleren. Het tweede punt dat ik wil benadrukken is dat we – terwijl we de Europa 2020-strategie hebben vastgesteld en we weten dat in dit Europa 2020 met name banen voor laagopgeleiden worden bedreigd – er op het gebied van huishoudelijk werk alles aan moeten doen om ervoor te zorgen dat de specialisaties absoluut worden erkend. Zoals mevrouw Lambert zojuist heeft gezegd, vereist veel huishoudelijk werk bijzondere kwalificaties, en dat werk moeten we identificeren en bevorderen. Ook moeten we de daarvoor vereiste competenties stimuleren. Het derde punt is dat Europa niet kan worden gegrondvest op waarden als de mensenrechten en sociale rechten en het acquis van de EU op dit gebied niet kan ontwikkelen zonder ook salarissen, arbeidstijden en de gezondheid te beschermen, de zwaarte van arbeid te kennen en huishoudelijk personeel een aantal garanties te bieden. Ik wil er wel voor waarschuwen dat dit er niet toe moet leiden dat werknemers die volledig illegaal zijn worden geïntegreerd. We moeten ook weten hoe we misbruik van de waarden die wij voorstaan kunnen vermijden. Edite Estrela (S&D). – (PT) Mevrouw de Voorzitter, ik ben het volledig eens met wat er is gezegd door mijn collega's van de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement die voor mij aan het woord zijn geweest. Ik wil de voorzitter van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, mevrouw Berès, feliciteren met dit initiatief, dat ons in staat stelt om over een zeer belangrijk onderwerp te debatteren. Ik wil u, commissaris, ook bedanken voor uw betrokkenheid en voor de gevoeligheid die u heeft getoond. Huishoudelijk werk is economisch en sociaal gezien belangrijk, maar het is werk dat slecht wordt betaald, het is routinewerk en het wordt ondergewaardeerd door de maatschappij. Er is al gezegd dat huishoudelijk werk voornamelijk wordt gedaan door vrouwen, die onderworpen worden aan allerlei vormen van discriminatie. In feite, wat discriminatie betreft, wil ik graag vermelden dat ik in mijn verslag over de herziening van de richtlijn inzake zwangerschapsverlof bepleit om huishoudelijk personeel op te nemen in de werkingssfeer van de richtlijn. Huishoudelijk personeel is op dit moment uitgesloten van de richtlijn inzake zwangerschapsverlof en van welke Europese wetgeving die het recht op bescherming van het moederschap garanderen dan ook, en ze vallen niet eens onder de kaderrichtlijn inzake gezondheid en veiligheid. Dit is onacceptabele discriminatie, wat moet worden rechtgezet. Dit verdrag van de Internationale Arbeidsorganisatie is dan ook gewenst en moet worden gesteund, om waardigheid te geven aan huishoudelijk werk en deze vrouwen de rechten te geven die andere vrouwen ook hebben.
315
316
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Kyriacos Triantaphyllides (GUE/NGL). – (EL) Mevrouw de Voorzitter, uit een reeks in lidstaten verrichte onderzoeken blijkt dat huishoudelijk personeel te kampen heeft met diverse problemen, zoals lage beloning, discriminatie, grote werklast, onbetamelijk gedrag van de kant van de werkgever en zelfs seksuele intimidatie. Al deze problemen worden echter onder het tapijt geveegd omdat deze mensen niet als werknemers worden behandeld en dus niet worden beschermd uit hoofde van de internationale verdragen en de rechtspraak van de Europese Unie. Daarom is het hoogstnoodzakelijk om termen als 'hulp in de huishouding' niet meer te gebruiken, maar te spreken van 'huishoudelijk personeel' en de vraagstukken met betrekking tot arbeidscontracten en arbeidsrelaties te regelen. De aanneming van een ILO-verdrag inzake huishoudelijk personeel zal een eerste stap zijn om de bestaande leemtes op te vullen. Daarin moeten arbeidsrechten worden verankerd, loonsverhogingen worden geregeld en criteria voor werkgevers worden vastgesteld en zal eventueel moeten worden gepreciseerd dat huishoudelijk personeel niet noodzakelijkerwijs in het huis van de werkgever hoeft te wonen. In het kader van deze inspanningen zal de Europese Unie in samenwerking met de lidstaten moeten streven naar wijziging van de bestaande wetgeving, opdat ook huishoudelijk personeel hieronder valt. Eerst en vooral moet de Europese Unie echter samenwerking tussen lidstaten en uitwisseling van goede praktijken aanmoedigen. Thomas Mann (PPE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer Andor, dames en heren, in Duitsland valt huishoudelijk personeel niet onder beschermende arbeidswetgeving. Deze werknemers vallen evenmin onder de Europese kaderrichtlijn. De reden hiervan is dat het de staat niet is toegestaan de naleving van regelgeving in particuliere woningen te controleren. In overige lidstaten bestaan er vergelijkbare obstakels. In maar liefst vijftien van de lidstaten valt huishoudelijk personeel niet onder beschermende arbeidswetgeving. Deze werknemers verdienen echter speciale bescherming. Ik ben daarom voor goedkeuring van het verdrag van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), al denk ik niet dat het zinnig is om grote delen van het verdrag op te nemen in de EU-wetgeving. Dit zou de nationale parlementen ervan weerhouden onafhankelijke beslissingen te nemen over de ratificatie van de afzonderlijke IAO-verdragen. Niettemin zou ik de werkgroepen van de IAO willen bedanken voor hun voortreffelijke werk. Er is echter nog wel een aantal problemen, bijvoorbeeld ten aanzien van de definities. Artikel 1 moet niet alleen huishoudelijk werk betreffen, maar ook huishoudelijke diensten. Het artikel inzake de rustperioden is eveneens problematisch. Elke werknemer moet één rustdag per week krijgen, maar dit hoeft niet in dezelfde week te zijn. De lidstaten moeten afzonderlijke overeenkomsten sluiten over de termijnen, aangezien een zekere mate van flexibiliteit vereist is. Het verbod op betalingen in natura, die direct betrekking hebben op het werk, zoals uniformen, hulpmiddelen of beschermende uitrusting, vind ik onbegrijpelijk. Ik vermoed dat bedoeld wordt dat deze niet mogen worden ingehouden op het loon. Anders gezegd, wat we nodig hebben is een verbod op het inhouden van betalingen in natura op het loon. Zodra deze inconsequenties zijn verholpen, geloof ik dat we het IAO-verdrag over huishoudelijk personeel kunnen ondertekenen. Hartelijk dank, mevrouw Berès, voor uw initiatief, en hartelijk dank aan iedereen die heeft gezegd vooruitgang te willen boeken ten aanzien van de positie van mensen die, zoals wij allen weten, bescherming nodig hebben.
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Elena Băsescu (PPE). – (RO) Mevrouw de Voorzitter, ik verwelkom het initiatief tot een aanvulling op het IAO-Verdrag door middel van deze aanbeveling over huishoudelijk personeel. Ik wil erop wijzen dat huishoudelijk personeel 9 procent van de beroepsbevolking uitmaakt, maar niet dezelfde sociale zekerheden geniet. Als deze activiteiten niet worden opgegeven is dat schadelijk voor de werknemers en de overheid, die geen belasting kan innen. Ik denk dat deze categorie werknemers vooral kwetsbaar is voor misbruik door werkgevers. In veel gevallen gaat het om ongedocumenteerde migranten, hetgeen hen belemmert naar de autoriteiten te gaan als ze worden uitgebuit. Ik roep de Commissie op om zo snel mogelijk een pakket maatregelen aan te nemen om deze werknemers te beschermen en te informeren. Er is een nauwe samenwerking nodig tussen de nationale autoriteiten en de Europese instellingen, met het doel om de arbeidsomstandigheden voor deze categorie werknemers te verbeteren. Silvia-Adriana Ţicău (S&D). – (RO) Mevrouw de Voorzitter, de vergrijzende bevolking vraagt steeds meer om huishoudelijke diensten. Als gevolg van de economische crisis is de werkloosheid tot ongeveer 10 procent gestegen, de jeugdwerkloosheid zelfs tot 20 procent. In veel lidstaten hebben economische herstelprogramma's geleid tot een lagere zorgbegroting, en dat weer tot veel ontslagen medewerkers in die sector. Als huishoudelijk of schoonmaakpersoneel zwartwerkt, krijgen ze geen kans op een fatsoenlijk inkomen en vooral niet op een fatsoenlijk pensioen. Aangezien de werknemers in deze sector vooral vrouwen zijn, die in het algemeen verantwoordelijk zijn voor hun eigen familie, in de zin dat ze kinderen moeten opvoeden en voor ouderen moeten zorgen, wil ik de Commissie vragen of er statistieken beschikbaar zijn over huishoudelijk personeel in de EU en in iedere lidstaat afzonderlijk. Ook wil ik vragen welke maatregelen de Commissie wil nemen om niet alleen de nodige flexibiliteit, maar ook het respecteren van de rechten van deze werknemers te waarborgen. Ilda Figueiredo (GUE/NGL). – (PT) Mevrouw de Voorzitter, ik vind het debat dat we hier voeren belangrijk, evenals het initiatief van onze voorzitter van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken inzake de noodzaak om de waarde van huishoudelijk personeel te erkennen. Voor het grootste deel zijn het vrouwen die hulp bieden in de huishouding, schoonmaken en maaltijden verzorgen en die vaak het slachtoffer zijn van ernstige uitbuiting en discriminatie, vaak zelfs in nog sterkere mate als het immigranten betreft. Daarom is het van het grootste belang om dit probleem aan te pakken. Ook ben ik van mening dat een nieuw verdrag en een aanbeveling van de Internationale Arbeidsorganisatie een waardevolle bijdrage kunnen vormen en zouden moeten worden aangenomen, indien mogelijk, tijdens de honderdste Internationale Arbeidsconferentie. Er is dan ook geen twijfel mogelijk dat de rol van de Commissie – uw rol, commissaris – in het aanmoedigen van de lidstaten, en ook in het vestigen van meer aandacht op de precieze inhoud van het verdrag, erg belangrijk zou kunnen zijn. Ik vraag u echter ook om uw algehele aandacht te geven aan wetgeving van de Unie om arbeid, loon en bescherming van het moederschap en bij ziekte te kunnen garanderen, evenals sociale zekerheidsrechten voor huishoudelijk personeel, zowel voor mannen als voor vrouwen. Elisabeth Schroedter (Verts/ALE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik zou nogmaals willen verwijzen naar de voordracht van de heer Andor. Hij vroeg zich heel voorzichtig af of de Europese Commissie wel bevoegdheden en verantwoordelijkheden heeft op dit vlak. Ik geloof dat zij meer verantwoordelijkheid heeft voor met name de vrijheid van verkeer.
317
318
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Waar ik meteen aan moet denken, zijn gedetacheerde werknemers. Een voorbeeld hiervan is Berlijn, waar de vakbonden een adviescentrum voor gedetacheerde werknemers hebben opgezet. De grootste groep werknemers die contact opneemt met dit centrum – niet alleen vanuit Berlijn, maar vanuit geheel Duitsland – betreft verpleegsters die werkzaam zijn als huishoudelijk personeel, soms onder ontstellende en uiterst onzekere omstandigheden. Dit is slechts één manier om de minimale arbeidsvoorwaarden te ontduiken. Sommige van deze mensen hebben alleen in naam een zelfstandige status. Dat is de reden waarom wij dit amendement ter tafel hebben gebracht. Het merendeel van deze mensen bestaat uit werknemers uit andere EU-lidstaten en uit derde landen. Dit geeft aan dat de Commissie wel degelijk een verantwoordelijkheid heeft om op dit vlak actie te ondernemen en minimumstandaarden te introduceren. László Andor, lid van de Commissie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, deze discussie benadrukt de centrale rol van de IAO in de arbeidsmarkt. Ik ben van mening dat we onze nauwe samenwerking met de IAO moeten voortzetten, omdat het werk van de IAO op dit gebied, en uiteraard ook op andere, zeer van toepassing is op de Europese context. Maar uit de discussie is ook gebleken dat een groot deel van het werkgelegenheids- en sociaal beleid waar we mee te maken hebben van toepassing is op huishoudelijk personeel, ondanks dat dit personeel als een aparte groep wordt beschouwd. De ontwikkeling van vaardigheden, gezondheid en veiligheid, fatsoenlijke lonen en sociale zekerheid, de ontwikkeling van contractuele regelingen – en ik zou deze lijst natuurlijk nog langer kunnen maken – zijn allemaal aspecten die moeten worden meegenomen in de context van huishoudelijk werk, en uiteraard moet de Europese Unie ook wereldwijd als leider optreden. We moeten nauw samenwerken met de lidstaten, want veel mogelijkheden voor maatregelen zijn te vinden op het niveau van de lidstaten, en we gaan door met de uitwisseling van goede praktijken op dit gebied. Zoals ik in mijn inleidende verklaring al heb opgemerkt, zijn we op dit moment bezig met de uitvoering van een proefproject, op verzoek van het Parlement, om tijdelijk werk om te zetten in fatsoenlijke banen, en zijn er al twee uitnodigingen tot het indienen van voorstellen gedaan. De tweede, die eerder dit jaar is gedaan, is in het bijzonder bedoeld om de rechten van de armste arbeiders te versterken, en er zal tevens een onderzoek komen om meer inzicht in het fenomeen van onzeker werk te krijgen. Aangaande de vraag over gezondheids- en veiligheidswetgeving en hoe die van toepassing is op huishoudelijk personeel, heeft de Commissie op dit moment geen plannen om het bestek van de richtlijn inzake gezondheid en veiligheid uit te breiden, maar we hebben nu wel de kans om nieuwe regels te overwegen voor huishoudelijk personeel als groep. Het is belangrijk om op te merken dat de lidstaten vanzelfsprekend strengere nationale regels kunnen invoeren. Ze kunnen bijvoorbeeld huishoudelijk personeel opnemen in nationale regels en verder gaan dan de minimale vereisten. De Voorzitter. – Tot besluit van dit debat heb ik één ontwerpresolutie ontvangen (2) . Het debat is gesloten. De stemming vindt donderdag 12 mei om 12.00 uur plaats. (2)
Zie notulen.
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
17. Resistentie tegen antibiotica (debat) De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag over de mondelinge vraag (O-000048/2011) van Paolo De Castro, namens de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, aan de Commissie: Resistentie tegen antibiotica (B7-0304/2011). Paolo De Castro, auteur. – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, dit debat van vandaag is een uitgelezen kans om het steeds groter wordend probleem van de antibioticaresistentie bij dieren op vastberaden en verantwoorde wijze aan te pakken. Dit is een vraagstuk van strategisch belang voor de landbouwsector en met name voor de toekomst van de Europese veehouderij. Uit de beschikbare gegevens blijkt dat in ongeveer de helft van alle gevallen waarin antibiotica worden gebruikt, het om recepten voor dieren gaat. Als antibiotica correct worden gebruikt, zijn ze een nuttig instrument om de landbouwers te helpen hun dieren gezond en productief te houden en hun welzijn te waarborgen. Wij zitten hier dus niet om het gebruik van antibiotica in de veeteelt te demoniseren, maar om de Commissie te vragen met een concreet antwoord te komen voor een efficiënter en effectiever gebruik van antibiotica, zodat de resistentie hiertegen in dieren kan worden verminderd. In zijn resolutie van 5 mei 2010 over het actieplan dierenwelzijn van de Europese Unie maakte het Parlement reeds duidelijk dat er een band bestaat tussen dierenwelzijn, diergezondheid en volksgezondheid. Daarom verzocht het de Commissie en de lidstaten om de delicate kwestie van de antibioticaresistentie bij dieren op verantwoorde wijze aan te pakken. Meer in het bijzonder verzochten we de Commissie om gegevens te vergaren over het gebruik van alle voor de gezondheid van dieren gebruikte producten, met inbegrip van antibiotica, en deze te analyseren. Sindsdien is een jaar verstreken en nu dringt de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, waar ik tot mijn eer voorzitter van mag zijn, er bij de Europese Commissie op aan alle relevante initiatieven te ontplooien om ervoor te zorgen dat paal en perk wordt gesteld aan dit netelige probleem, dat ook gevolgen kan hebben voor de menselijke gezondheid. Mijnheer de Voorzitter en mijnheer de commissaris, waar we nu behoefte aan hebben is de concrete toezegging van de kant van de Commissie dat zij de resultaten van deze gegevens in praktijk brengt en daarbij niet alleen onderzoek en monitoring stimuleert, maar ook meer efficiëntie waarborgt bij het gebruik van antibiotica, die inderdaad een belangrijk instrument in de strijd tegen dierziekten zijn. Wat dat thema betreft wil ik eraan herinneren dat blijkens enkele studies een energiearme voeding van dieren de kans op ziekten groter maakt en dus kan leiden tot een groter gebruik van antibiotica. Daarom zou het wenselijk zijn om het verbod op het gebruik van diermeel voor niet-herkauwers te heroverwegen, uitgaande van het advies van het Wetenschappelijk Veterinair Comité van de Europese Unie en met volledige waarborging van een optimale voedselzekerheid. Dat vragen wij in de resolutie die op 12 april jongstleden in de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling is goedgekeurd en morgen in de plenaire vergadering in stemming wordt gebracht. We hebben hier in de afgelopen maanden hard aan gewerkt en ik wil daarom ook op persoonlijke titel zowel mevrouw Paulsen als de schaduwrapporteurs en alle fracties van harte bedanken voor hun zeer waardevolle bijdrage aan de opstelling van de gezamenlijke tekst over dit vraagstuk. De toekomstige concurrentiekracht van de Europese veeteelt zou wel eens kunnen afhangen van de manier waarop wij dit probleem beheren. Dit is een
319
320
NL
Handelingen van het Europees Parlement
sectoroverschrijdend probleem dat op verantwoorde wijze moet worden aangepakt met een gecoördineerde benadering en een gedeelde politieke wil. László Andor, lid van de Commissie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, in de eerste plaats zou ik willen benadrukken dat de Commissie zich volledig bewust is van, en navenant bezorgd is over, de bedreiging van de volksgezondheid door antimicrobiële resistentie (AMR). In antwoord op de eerste vraag: in 2009 heeft de Commissie aan het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) gevraagd initiatieven te nemen op het gebied van het verzamelen van vergelijkingsmateriaal over het gebruik van antimicrobiële agentia bij dieren. Het project, genaamd 'Europees toezicht op veterinaire antimicrobiële consumptie' (ESVAC), is in het derde kwartaal van 2009 van start gegaan. Het EMA heeft samengewerkt met de lidstaten, EU-agentschappen en relevante belanghebbenden om het systeem te ontwikkelen. Op basis van gegevens uit tien lidstaten zullen zo snel mogelijk bevindingen worden gepubliceerd. Nog eens twaalf lidstaten zijn op vrijwillige basis begonnen met het verzamelen van deze gegevens. Het doel is om het systeem te verbreden zodat het alle EU-lidstaten omvat. Een volgend doel is om gegevens te verzamelen op een meer gedetailleerd niveau – bijvoorbeeld op het niveau van diersoorten. Waarom hebben we deze gegevens nodig? We hebben ze nodig voor een wetenschappelijk gefundeerde aanpak: alleen op basis van dit soort gegevens kunnen wetenschappers het werkelijke risico van AMR ten gevolge van het gebruik van antimicrobiële agentia bij dieren onderzoeken. Met betrekking tot de tweede vraag kan ik de geachte afgevaardigden verzekeren dat de Commissie zich ervan bewust is dat de beheersing van AMR een multidisciplinaire aanpak vereist. Daarom raadpleegt de Commissie voortdurend haar eigen diensten, relevante agentschappen van de lidstaten en andere belanghebbenden, bijvoorbeeld door middel van bijeenkomsten en openbare raadplegingen. De Commissie werkt op het gebied van AMR nauw samen met haar relevante agentschappen, in het bijzonder het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding, de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid, het EMA en het Europees referentielaboratorium voor AMR. In antwoord op de derde en laatste vraag wil ik graag bekendmaken dat de Commissie een vijfjarenstrategie voor AMR aan het ontwikkelen is. In deze strategie zal een holistische benadering worden gevolgd, en de strategie zal concrete voorstellen bevatten voor verdere maatregelen om het probleem van AMR in relatie met de volksgezondheid en de gezondheid van dieren aan te pakken. De strategie zal worden gebaseerd op de conclusies en aanbevelingen van de Raad over AMR en op de uitkomst van de raadplegingen die ik eerder heb genoemd. Het werk aan de herziening van de Europese regels voor veterinaire geneesmiddelen en gemedicineerde diervoeders loopt nog. Er wordt nagedacht over nieuwe hulpmiddelen en instrumenten om AMR aan te pakken, bijvoorbeeld als opties in de effectbeoordeling. De Commissie zal haar beslissing over de details van haar wetsvoorstel baseren op het verzamelde bewijsmateriaal. Het is onze doelstelling om deze strategie van de Commissie te presenteren op 18 november 2011, de Europese dag ter bewustmaking van antibiotica. Elisabeth Jeggle, namens de PPE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer Andor, om te beginnen gaat mijn dank uit naar de voorzitter van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, de heer De Castro, voor zijn initiatief en voor zijn vraag aan de
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Commissie over dit belangrijke vraagstuk. Mijnheer Andor, na geluisterd te hebben naar uw voordracht zou ik u allereerst willen vragen om de theorie in te ruilen voor de praktijk, want waar we behoefte aan hebben is concrete actie. Antibioticaresistentie is een onderwerp dat we serieus moeten nemen en dat in de context van de veehouderij tot op heden weinig aandacht heeft gekregen. Antimicrobiële stoffen zijn zonder meer zeer nuttig wanneer ze op juiste wijze worden gebruikt. Zo worden boeren geholpen hun vee gezond en productief te houden en daarnaast te zorgen voor een hoge mate van dierenwelzijn. Om te zorgen dat antibiotica effectief blijven in de bestrijding van ziekten bij dieren en mensen, zullen we moeten zorgen voor een op EU-niveau gecoördineerde aanpak. De afgelopen weken hebben we in de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling uitvoerig over dit onderwerp gedebatteerd en hebben we de problematiek in detail bestudeerd. Op 12 april is door de commissie met grote meerderheid een gezamenlijke resolutie aangenomen: 34 stemmen vóór en slechts 2 stemmen tegen. De uitstekende samenwerking met alle schaduwrapporteurs van de verschillende fracties heeft geresulteerd in een evenwichtige en weldoordachte tekst, waar we ons tijdens de plenaire vergadering van morgen aan zouden moeten houden, en ik zou u bij dezen willen vragen dat te doen. Het verslag is evenwichtig omdat het gericht is op dierenwelzijn, de problemen van antibioticaresistentie en kostenverlaging voor boerenbedrijven. Daarom zou ik opnieuw mijn dank willen betuigen aan iedereen die betrokken is bij de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, en daarnaast aan mevrouw Paulsen voor de vruchtbare samenwerking. Ik zou nu graag zien dat de Commissie tot actie overgaat. Luis Manuel Capoulas Santos, namens de S&D-Fractie. – (PT) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, de gevolgen van antibioticagebruik om ziekten van dieren te behandelen zijn welbekend en steeds zorgwekkender. Het is een gebied dat al is onderworpen aan behoorlijk veeleisende normen, waar het Europees Parlement ook aandacht aan heeft gegeven en waarop veel positieve initiatieven worden gerealiseerd, zoals het netwerk voor het verzamelen van gegevens over antibioticaresistentie. Deze initiatieven zijn echter nog niet voldoende. Daarom verzoek ik de Commissie niet alleen om de controlemechanismen te verbeteren, maar ook om de maatregelen te nemen die nodig zijn voor het verzamelen van verdergaande gegevens en om de reeks stimuleringsmaatregelen ter bevordering van beste praktijken op dit gebied op te nemen in het algemene wetgevingspakket voor landbouwbeleid dat wordt opgesteld. De tekst van de resolutie die is voorgesteld door de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, die voor haar belangrijkste aanbevelingen brede steun heeft ontvangen, zoals mijn collega, mevrouw Jeggle, zojuist heeft bevestigd, verdient een uitgebreide analyse door de Commissie. Bovenal moeten de aanbevelingen worden vertaald in concrete maatregelen om de volksgezondheid en het imago van de kwaliteit van Europese producten van dierlijke oorsprong beter te kunnen beschermen Marit Paulsen, namens de ALDE-Fractie. – (SV) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik ben van mening dat we uitstekend werk hebben verricht in de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling. Het komt zelden voor dat een politiek gevarieerd gezelschap het zo met elkaar eens is zoals dit keer bij ons het geval was.
321
322
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Resistentie tegen antibiotica is in feite de grootste bedreiging voor de gezondheid van zowel dieren als mensen. Infectieziekten waren ooit de meest gangbare doodsoorzaak onder kinderen, jonge mensen en jonge dieren. Vergeet niet dat zowel dieren als mensen in dit opzicht zoogdieren zijn. We hebben hetzelfde immuunsysteem en dezelfde stressgevoeligheid, wat betekent dat ons immuunsysteem wordt aangetast als we ons niet goed voelen en dat we antibiotica nodig hebben omdat we vatbaarder zijn voor ernstige infecties. We hebben dit in het licht van de menselijke geneeskunde beoordeeld. We hebben maatregelen genomen, ernaar gestreefd ons gebruik van antibiotica te beperken en geprobeerd te begrijpen wat er zou kunnen gebeuren. Vergeet niet dat als we antibiotica kwijtraken als wapen, we zullen terugkeren naar de tijd van onze overgrootmoeders, waarin infectieziekten die we vandaag de dag normaal vinden, zoals een oorontsteking bij een klein kind, weer dodelijk kunnen worden. Het is niet eenvoudig om hiermee om te gaan en we moeten het serieus nemen. Zoals gezegd ben ik zeer tevreden. Er zijn uiteraard enkele details in deze resolutie waarvan ik er graag meer van had gezien of die ik graag anders had gezien, maar het voornaamste is niet dat alle komma's op hun plek staan. Het belangrijkste is onze gezamenlijke wil om het proces op gang te brengen. Ik hoop dat de Commissie dit ter harte neemt, want ik vermoed dat we morgen een nagenoeg unaniem 'ja' krijgen. Ik hoop het en ik hoop dat dit een sterk signaal zal zijn, waardoor u wel moet luisteren. Dank u. Richard Ashworth, namens de ECR-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de voorzitter van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling graag bedanken voor het ter sprake brengen van dit onderwerp. Ik deel zijn bezorgdheid over de mate van resistentie tegen antibiotica die aangetroffen is bij bacteriële infecties van vee. Ik ben het met hem eens dat we ons in toenemende mate zorgen zouden moeten maken over de gevolgen voor de menselijke bevolking, bij wie we ontdekken dat de werkzaamheid van veel antibiotica waar ooit op vertrouwd kon worden aanzienlijk is afgenomen, waardoor de volksgezondheid in gevaar wordt gebracht. Daarom steun ik de inzet van dit debat. Ik ben het er ook mee eens dat nauwe samenwerking met de diverse agentschappen en de farmaceutische industrie de belangrijke eerste stap moet zijn om het probleem te volgen en te beoordelen. Ik wil echter vaststellen dat dit, in tegenstelling tot wat algemeen wordt verondersteld, geen probleem is dat uitsluitend wordt veroorzaakt door intensieve veehouderij. Het willekeurig gebruik van antibiotica in de veehouderij is – of was – gebruikelijk in elk boerenbedrijf, zowel groot als klein. Sterker nog, ik zou willen stellen dat grote producenten tegenwoordig doorgaans verticaal geïntegreerd zijn op basis van contractuele voorwaarden met de verwerkende industrie, en dat het profylactisch gebruik van antibiotica in de regel verboden is of beperkt wordt middels kwaliteitsborgingssystemen. Het is echter duidelijk dat er een controlemaatregel moet komen, en ik hoop te zijner tijd de details van de strategie van de commissaris te horen. Van drie dingen ben ik overtuigd. Ten eerste moeten alle maatregelen die worden genomen gebaseerd zijn op betrouwbaar wetenschappelijk bewijs; ten tweede moeten ze evenredig zijn; en ten derde mogen ze geen verdere lasten – door regelgeving en daardoor kosten – voor de landbouwindustrie en de diergeneeskunde met zich meebrengen.
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Martin Häusling, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, dit is een zeer ernstige zaak. Het is niet alleen van groot belang voor de veehouderij in de toekomst, maar ook primair voor de menselijke gezondheid. Laten we dat vooral niet vergeten. Uiteindelijk is dit niet enkel een probleem voor de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling. Zoals echter maar weer blijkt, beschikken we niet over voldoende gegevens. Slechts tien lidstaten hebben informatie verstrekt en dat is veel te weinig. We zullen veel sneller op dit onderwerp in moeten gaan en we zullen nauwkeurige controles moeten invoeren. Binnen deze context blijft één aspect onderbelicht en dat is het aspect van intensieve veehouderij, zowel in de zin van grootschalige boerderijen als in de zin van bepaalde regio's. We zullen hier nader naar moeten kijken en iets moeten doen om dit te voorkomen. Door ons landbouwbeleid te reorganiseren kunnen we zorgen dat de aandacht komt te liggen bij een goed dierenwelzijn, en dat dieren leven in omstandigheden die bij hun soort passen en sterk en gezond zijn, uitgaande van het beginsel dat voorkomen beter is dan genezen. Wat tevens nodig is – en hier ligt een taak voor de Commissie – is een plan voor de lange termijn voor het gebruik van antibiotica in de landbouw. Het voornaamste effect van antibioticaresistentie is dat op de mensen die werkzaam zijn in de landbouwindustrie, anders gezegd, de boeren en hun personeel. Deze mensen ondervinden reeds enorme problemen op dit vlak. Een andere reden tot zorg is het vermoeden dat antibioticaresistentie direct overdraagbaar is via levensmiddelen. In het belang van de gezondheid van de Europese bevolking zullen we hier dan ook zeer zorgvuldig naar moeten kijken. Er is hier dringend behoefte aan actie. Het is belangrijk om te benadrukken dat 50 procent van alle antibiotica wordt gebruikt in de veehouderij, en dat is veel te veel. In het belang van de landbouw en de volksgezondheid moeten we er daarom voor zorgen dat dit cijfer op de lange termijn naar beneden gaat. Rareş-Lucian Niculescu (PPE). – (RO) Mevrouw de Voorzitter, het thema van Wereldgezondheidsdag, ieder jaar op 7 april, was dit jaar antimicrobiële resistentie. Ieder jaar overlijden in geheel Europa 25 000 mensen door aan antimicrobiële resistentie gerelateerde oorzaken. Dieren en voedsel van dierlijke oorsprong spelen mogelijk een rol in de ontwikkeling van antimicrobiële resistentie bij mensen. Daarom is de resolutie van vandaag een belangrijk document. Het belangrijkste woord in iedere discussie over dit onderwerp is 'voorzichtigheid'. Niet antibiotica zijn slecht, maar het ongecalculeerde en onmatige gebruik ervan is gevaarlijk. Antibiotica moeten niet worden gedemoniseerd, maar terughoudend worden gebruikt bij mens en dier. De in deze resolutie voorgestelde maatregelen met betrekking tot het bieden van meer informatie aan dierenartsen en boeren moet daarom zo uitgebreid mogelijk worden uitgevoerd. Wat betreft het uitbannen van antibiotica als voedingssupplement voor dieren, dat moet via internationale overeenkomst worden geregeld. Uit een recent onderzoek blijkt dat bijna de helft van de in winkels geteste vleesmonsters in de Verenigde Staten Staphylococcus aureus bevatten, waarvan de helft resistent was tegen ten minste drie klassen antibiotica. Dit laat zien hoe wijdverspreid het gebruik van antibiotica in de veehouderij is, en ik moet zeggen dat Europese boeren er genoeg van hebben om de enigen te zijn die zich aan regels moeten houden op straffe van verlies van inkomen.
323
324
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Ulrike Rodust (S&D). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer Andor, dames en heren, we moeten alles in het werk stellen om de verspreiding van antibioticaresistentie tegen te gaan. Hierover zijn we het allemaal wel eens. Dat impliceert een verantwoordelijk gebruik van antibiotica in menselijke medicijnen en in de veehouderij. De Europese Unie zal daadkrachtig moeten ingrijpen. We mogen niet toestaan dat er elk jaar alleen al in de Europese Unie 25 000 mensen overlijden als gevolg van infecties die veroorzaakt worden door resistente bacteriën. Antibiotica moeten niet routinematig en preventief worden gebruikt. We moeten ervoor zorgen dat in alle lidstaten verantwoord met antibiotica wordt omgegaan. Het is van het allergrootste belang dat al het mogelijke wordt gedaan om te zorgen dat vee van jongs af aan, tot het moment van volgroeid zijn, gezond blijft. De beste manier om infecties en dus het gebruik van antibiotica te voorkomen is door te zorgen dat dieren gezond zijn. In dit opzicht is de manier waarop dieren worden gevoed doorslaggevend, maar ook de manier waarop dieren worden gehouden is van belang. We zullen open moeten staan voor het gebruik van alternatieve methoden binnen de veehouderij, zoals homeopathie en fytotherapie. Er moet meer onderzoek worden gedaan naar deze alternatieve methoden en er moet meer informatie hierover in Europa beschikbaar komen. Gerben-Jan Gerbrandy (ALDE). - Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, collega's, mijn land, Nederland, is wereldkampioen. Helaas niet in voetbal, dat is vorig jaar net mislukt, maar Nederland is wereldkampioen in het gebruik van antibiotica in de veeteelt. Geen enkel land ter wereld gebruikt zó veel antibiotica in de veeteelt als Nederland. Dat heeft heel grote gevolgen, niet alleen dat Nederlandse gebruik; in Europa sterven er jaarlijks - andere collega's hebben het al gezegd – 25 000 mensen door bacteriële infecties. Het komt bij mensen binnen via het vlees. 90 procent van het kippenvlees in Nederland bevat resistente ESBL-bacteriën en vorige maand is zelfs bekend geworden dat in groenten resistente bacteriën zijn gevonden die via mest en de bodem worden doorgegeven. Voorzitter, dit moet echt veranderen. Een land als Denemarken heeft laten zien dat het kan, dat je met goede, strenge maatregelen met veel minder antibiotica toch een gezonde en sterke veeteeltsector kunt handhaven. De Europese Commissie heeft eerder al aangegeven en vanavond opnieuw, dat zij in november met verdergaande maatregelen zal komen. In 2012 volgen meer concrete uitwerkingen daarvan. Ik wil de Commissie oproepen om echt hoge urgentie aan dit probleem te geven en het niet te laten afhangen van de lidstaten die te langzaam zijn met het nemen van de juiste maatregelen. Mairead McGuinness (PPE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, het is overduidelijk dat er sprake is van partijoverschrijdende overeenstemming over de bezorgdheid met betrekking tot antibioticaresistentie. Gezien datgene wat de Commissie zojuist gezegd heeft – dat we gegevens hebben van tien lidstaten en dat die ons nog niet ter beschikking staan – hebben we het echter over zorgen waarover we geen gedetailleerde feiten kennen. We hebben die informatie nodig. Ik zou graag een ranglijst van het gebruik van geneesmiddelen per dier door de lidstaten willen zien, zodat we daadwerkelijk naar landen kunnen kijken die beste praktijken invoeren en deze kunnen vergelijken met andere landen die dit niet doen. Ik wil niet met een beschuldigende vinger wijzen, maar ik wil lidstaten die wellicht te veel antibiotica gebruiken hun veehouderijpraktijken laten verbeteren.
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Het is ook goed om te zeggen dat boeren antibiotica niet onzorgvuldig gebruiken; ze gebruiken antibiotica als er dieren ziek zijn. Antibiotica zijn duur en daarom gebruiken boeren deze niet zoals ze een dier water zouden geven. We moeten dit debat wel een beetje evenwichtig voeren. Laten we de informatie inwinnen. We kijken uit naar de strategie in november, die ons zal helpen om dit groeiende probleem voor de Europese Unie en de mensen en dieren die daar wonen aan banden te leggen. Peter Jahr (PPE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik ben de auteur van deze vraag, de voorzitter van onze commissie, uitermate dankbaar voor het feit dat hij dit onderwerp op de agenda heeft gezet. Het gebruik van antibiotica bij dieren heeft een aantal nauw met elkaar verbonden voordelen en nadelen. Medicijnen die dieren helpen gezond te blijven kunnen, indien niet juist gebruikt, een groot gevaar voor de mensheid betekenen. Daarom moeten we nu overgaan tot een gecoördineerde, integrale en bovenal wetenschappelijke benadering, omdat we ook in de toekomst gebruik moeten blijven maken van antibiotica voor dieren. Tegelijkertijd zullen we de gevaren voor de mensheid moeten beperken. Dit verslag voldoet precies aan de vereisten. Ik hoop dat de Commissie ingaat op de voorstellen, wensen en vragen van het Parlement. Het belangrijkst is nog dat we, zoals vele sprekers voor mij reeds hebben aangegeven, beschikken over een analyse van de huidige situatie door alle lidstaten, in het belang van de dieren, de Europese landbouw en in het bijzonder de burgers van de Europese Unie. Miroslav Mikolášik (PPE). – (SK) Mevrouw de Voorzitter, ik zou hier willen wijzen op een verband tussen de diergeneeskunde en de menselijke geneeskunde. Op alle Europese congressen van microbiologen wordt de zogeheten methicillineresistente staphylococcus aureus in één adem met antibioticaresistentie genoemd. Het is een plaag waar de menselijke geneeskunde geen antibioticum meer tegen heeft. We zijn dus niet meer in staat om deze bacterie te behandelen en dat kost jaarlijks 25 000 mensen het leven. Hoe dat heeft kunnen gebeuren? Het antwoord is heel eenvoudig: onverantwoord antibioticagebruik in de diergeneeskunde. Dieren worden letterlijk volgepropt met tonnen antibiotica. Preventief toegediende antibiotica worden vermengd met het veevoer en zo wordt ook de mens en diens vermogen om zich te beschermen tegen infecties verzwakt, bijvoorbeeld tegen infecties in het ziekenhuis als gevolg van een dergelijke ziekenhuisbacterie. Ik zou de Commissie dan ook dringend willen oproepen om onderzoek op dit vlak in de lidstaten versneld te bundelen, alsook om steun te geven voor nieuw onderzoek naar antibiotica waarmee mensenlevens kunnen worden gered. Jaroslav Paška (EFD). – (SK) Mevrouw de Voorzitter, het feit dat producten van de chemische en farmaceutische industrie steeds verder de voedingsketen binnendringen is een rechtstreeks gevolg van de intensivering van de landbouw. Het menselijk organisme valt op die manier ten prooi aan het streven van voedselproducenten om zo goedkoop en doeltreffend mogelijk een zo groot mogelijke hoeveelheid voedsel te produceren. Het is dan ook de hoogste tijd dat we met een streng oog naar het gebruik van moderne chemicaliën en farmaceutica in de landbouw beginnen te kijken en dat we in het belang van de gezondheid van onze burgers uiterst doelgericht, systematisch en doorlopend beginnen te analyseren wat de gevolgen van het gebruik van deze stoffen zijn. Alleen met een hoogstaand en permanent toezicht op voedingsmiddelen is het mogelijk om mogelijke
325
326
NL
Handelingen van het Europees Parlement
risico's en bedreigingen voor de volksgezondheid die voortvloeien uit deze nieuwe technologieën tijdig op te merken. We hebben het vandaag weliswaar in de eerste plaats over antibiotica en de groeiende resistentie daartegen, maar dat neemt niet weg dat de hele problematiek dient te worden bekeken vanuit een bredere optiek. Ik hoop dat ook dat de Commissie de zorg voor veilig voedsel als een doeltreffende strategie beschouwt. László Andor, lid van de Commissie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, de strategie van de Commissie inzake antimicrobiële resistentie (AMR), die we in november willen presenteren, zal verdere ideeën verschaffen over hoe de Commissie, samen met de lidstaten en belanghebbenden, AMR zou kunnen aanpakken in alle betrokken sectoren. Voor een aantal van deze maatregelen zijn misschien wijzigingen in de wetgeving nodig. Voor andere misschien niet. Het gaat erom de juiste hulpmiddelen te kiezen voor deze taak. Ik ben het volledig met u eens dat dit niet alleen, of voornamelijk, een zaak is van de veehouderij. Daarom is het ons doel om de ontwikkeling van antimicrobiële resistentie die kan worden geweten aan het gebruik van antimicrobiële stoffen bij dieren terug te brengen. Er zijn al verschillende instrumenten: scholing, voorlichtingscampagnes, enzovoort. Voorts zijn we van mening dat er gegevens verzameld moeten worden om meer inzicht in het probleem te krijgen. De lidstaten tonen werkelijk belangstelling om gegevens te verschaffen, wat bemoedigend is. En ja, we hebben een tijdschema voor maatregelen. De voorbereidende werkzaamheden zijn aan de gang, waaronder de effectbeoordeling, de herziening van regels voor veterinaire geneesmiddelen, enzovoort. Wetgevingsvoorstellen zullen, zoals ik al zei, in 2012 volgen. De Commissie stelt de waardevolle bijdrage van het Parlement zeer op prijs en kijkt uit naar verdere samenwerking met het Parlement, de lidstaten en belanghebbenden uit alle sectoren, met het gemeenschappelijke doel om de gezondheid van de burgers in de Europese Unie te beschermen. De Voorzitter. – Tot besluit van dit debat heb ik één ontwerpresolutie ontvangen (3) . Het debat is gesloten. De stemming vindt donderdag 12 mei om 12.00 uur plaats. Schriftelijke verklaringen (artikel 149) Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. – (PT) Antibioticaresistentie bij vee en huisdieren is in de laatste jaren een probleem geworden. Om dit groeiende probleem aan te pakken, vraag ik om meer onderzoek en betere controle van de effecten ervan op de voedselketen. Als ze goed worden gebruikt, zijn antibiotica een effectief middel, maar ik vraag de Commissie om concrete maatregelen in te voeren om het gebruik ervan doelmatiger te maken en zo de resistentie van dieren tegen antibiotica te verminderen, want dit is een probleem dat de gehele voedselketen beïnvloedt. Het beïnvloedt met name de niveaus van antibioticaresistentie en heeft dus ongunstige gevolgen voor de volksgezondheid. Om dit te bereiken, moeten in de begroting van het Voedsel- en veterinair bureau (VVB) en de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) de middelen worden opgenomen die (3)
Zie notulen.
11-05-2011
11-05-2011
NL
Handelingen van het Europees Parlement
nodig zijn om het veldwerk uit te breiden en om dit probleem doeltreffend te kunnen controleren. Ten slotte verzoek ik de Commissie, gezien het belang van dit probleem, een plan te maken om het op Europees niveau aan te pakken, waarbij rekening wordt gehouden met de volledige omvang van dit probleem van bestrijding van antibioticaresistentie en, bovenal, het verband tussen de gezondheid van dieren en antibioticagebruik en het verband tussen de gezondheid van dieren en de volksgezondheid. Ismail Ertug (S&D), schriftelijk. – (DE) Wij krijgen antibiotica binnen via onze voeding en dit leidt tot een steeds grotere resistentie. Dit is één onderdeel van de medische vooruitgang dat langzamerhand kapot wordt gemaakt, en we zijn ons al veel te lang bewust van dit probleem. De heer De Castro verwijst naar de maatregelen die reeds zijn genomen. Ik steun de voorstellen die hij in de resolutie doet. Twee aspecten hiervan zou ik specifiek willen uitlichten. Voorschriften alleen zijn niet genoeg. In het dioxineschandaal hebben we kunnen zien hoe gemakkelijk deze worden ondermijnd als afzonderlijke 'zwarte schapen' zich op zeer nalatige wijze gedragen. Uiteraard moeten er voorschriften komen, maar we zullen ook controlesystemen moeten invoeren. Maar zelfs dat is niet de gehele oplossing. Op de middellange en lange termijn is de oplossing dat we het gebruik van antibiotica grotendeels overbodig maken. Dat kunnen we bereiken door allereerst te investeren in onderzoek en netwerken van gespecialiseerde kennis, om vervolgens deze kennis over te dragen aan boeren en dierenartsen, en tot slot informatie te verstrekken aan de consument. We moeten handig gebruikmaken van de marktkrachten, aangezien het de consument is die op de lange termijn bepaalt hoe zijn voeding wordt geproduceerd. Pavel Poc (S&D), schriftelijk. – (CS) Volgens het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding zijn meer dan 400 000 patiënten in Europa besmet met multiresistente bacteriestammen. Om die reden ben ik ingenomen met de resolutie van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, met name met de oproep daarin tot een gedegen vergaring en analyse van vergelijkbare gegevens ten aanzien van de verkoop van preparaten voor veterinair gebruik en de daarop volgende behandeling van dieren met dergelijke preparaten. Alle EU-lidstaten zouden verplicht moeten zijn om hierover gegevens te vergaren. Als de EU stringente maatregelen ten aanzien van het gebruik van antibiotica binnen de veeteelt neemt, zullen we zien dat ook de wetgeving in derde landen verandert. Zouden ze dat niet doen, dan zouden ze financieel worden getroffen door de importbeperkingen die Europa dan zou afkondigen. Ter illustratie: 74 procent van alle in de VS gebruikte antibiotica wordt toegediend in de veeteelt, ter preventie van ziektes en ter bevordering van de groei van gezonde dieren. De helft van alle in de VS geïnspecteerde vleesproducten bevat gevaarlijke bacteriën (MRSA). Dit probleem is al sinds 2008 bekend in de VS, maar tot op de dag van vandaag is er geen fundamentele oplossing voor gekomen. Ook niet-pathogene multiresistente bacteriestammen vormen, gezien de mogelijkheid van transgene overdracht en – volgens de meest recente wetenschappelijke inzichten – gedeelde resistentie, een zeker risico. Al met al is het heel wel mogelijk dat toekomstige generaties als gevolg van de opkomst van nieuwe, multiresistente bacteriestammen verstoken zullen zijn van doeltreffende antibiotica. Een dergelijk scenario kan rampzalige gevolgen hebben voor de menselijke gezondheid. Antibioticaresistentie is dus een ernstig probleem, dat onmiddellijk en voortvarend moet worden aangepakt. 18. Agenda van de volgende vergadering: zie notulen
327
328
NL
Handelingen van het Europees Parlement
19. Sluiting van de vergadering (De vergadering wordt om 23.35 uur gesloten)
11-05-2011