Wmo-werkplaats Twente Scholingshandleiding voor cursist en trainer ‘Krachten bundelen en benutten’
juli 2011 © Saxion. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Training
‘Krachten bundelen en benutten’
Inleiding Deze trainingsmap hoort bij de training ‘Krachten bundelen en benutten’ en is bedoeld voor zorg- en welzijnsprofessionals die werken met de doelgroep
ouderen. In deze training willen we de professional kennis laten maken met het thema Empowerment c.q. zelfredzaamheid binnen de context van de Wmo. Algemeen Het doel van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is in één woord te beschrijven,
namelijk
‘meedoen’.
Iedereen
doet
mee
aan
de
Nederlandse
samenleving. Eigen verantwoordelijkheid en participeren, vormen belangrijke pijlers in de ideologie van de Wmo. Deze ideologie heeft een sterke relatie met het
concept ‘zelfredzaamheid/empowerment’. De cliënt/burger krijgt steeds meer de rol van regisseur van zijn eigen zorgproces. Dit is makkelijker gezegd dan gerealiseerd. Dit vraagt een verandering van de cliënt, maar ook zeker van de
professional. De professional moet in staat zijn om de cliënt te ondersteunen in het nemen van deze regie.
Het begrip zelfredzaamheid/empowerment kent meerdere interpretaties, binnen
deze training wordt zelfredzaamheid/empowerment als volgt omschreven: „Een
proces van versterking waarbij individuen, organisaties en gemeenschappen grip krijgen op de eigen situatie en hun omgeving via het verwerpen van controle, het aanscherpen van kritisch bewustzijn en het stimuleren van participatie“ (Van Regenmortel, 2002).
Empowerment gericht werken is niet ontstaan binnen de context van de Wmo en kent zijn oorsprong elders. Dit neemt niet weg dat methodieken gericht op en werken vanuit de visie van empowerment met de invoering van de Wmo meer nadruk heeft gekregen. Er zijn de afgelopen jaren meerdere methodieken
ontwikkeld die van toepassing zijn op empowerment gericht werken. In deze
training worden enkele van deze methodieken kort besproken en wordt er specifiek ingezoomd op het Oplossingsgericht werken/ motiverende gespreksvoering.
2
Doel
De training richt zich op bewustwording en (h)erkenning van het belang van empowerment gericht werken in de dagelijkse praktijk van de professional. Om dit te realiseren is oriëntatie op de volgende onderwerpen van belang: • • •
de Wmo en de gevolgen voor de professional
de concepten ‘empowerment’ en ‘zelfredzaamheid’
empowerment gericht werken (oplossingsgericht werken)
De training vraagt daarnaast de professional om kritisch op zoek te gaan naar de mogelijkheden tot empowerment gericht werken in zijn eigen dagelijkse praktijk. Doelgroep De training richt zich op zorg- en welzijnprofessionals werkzaam met de doelgroep ouderen binnen de context van de Wmo.
Voorwaarden voor het behalen van een bewijs van deelname •
De deelnemer is minimaal 80% aanwezig, levert een actieve bijdrage en oefent aantoonbaar buiten de bijeenkomsten.
Deze map bevat de inhoud van de bijeenkomsten, de bijbehorende opdrachten en de bijlagen.
Ter afsluiting is in de map aanvullende / ondersteunende theorie toegevoegd. Wij wensen u een plezierige training!
Enschede juli 2011
3
Bijeenkomst 1 Thema: Kennismaking met empowerment bij ouderen binnen de context van de Wmo
1.0
Welkom
Voorstellen van de trainer en cursisten, mededelingen van praktische en huishoudelijke aard. 1.1
Kennismaking met Empowerment binnen de context van de Wmo
De cliënt als regisseur van zijn eigen zorgproces; hoe ziet dat er in de praktijk uit? Aan de hand van een rollenspel wordt ervaren hoe en wat er voor nodig is om de cliënt de rol van regisseur te laten invullen. Belangrijke aandachtspunten hierbij zijn:
Hoe opeer je in een netwerk (zowel het informele netwerk van de cliënt als
•
netwerken van professionals)?
Wat is jouw persoonlijke visie op de rol van de professionals; hoe stel je je
•
op ten opzichte van de cliënt? Wat ga je doen, maar ook de vraag: ga je dingen niet doen?
Rollenspel vindt plaats aan de hand van casuïstiek ‘Meneer Smit’1
Meneer Smit woont in een seniorenwoning aan de Appelbrink 2. Hij is wat vergeetachtig. Meneer bezoekt twee keer per week op dinsdag en donderdag de dagopvang. Op woensdag en zaterdag wordt hij gedoucht. Eens per twee weken komt Elsje om hem te helpen met het huishouden. De post bewaart hij op diverse plekken in huis. De laatste tijd laat meneer Smit nog wel eens wat aanbranden. Vorige week was hij twee keer de sleutel van zijn voordeur kwijt. De buurvrouw van Appelbrink 4 komt sinds twee weken af en toe langs en maakt zich ernstige zorgen. Zij kan de zorgen om haar buurman eigenlijk niet aan en vindt dat er wat moet gebeuren. 1) Lees bovenstaande casus en probeer je een beeld te vormen van de situatie. 2) Van de trainer ontvang je een kaartje met hierop jouw functie/rol in het rollenspel.
3) Aan jou de opdracht om vanuit jouw functie/rol te gaan netwerken met alle betrokkenen om meneer Smit te ondersteunen daar waar nodig.
1.2
De Wmo en de invulling van de gemeente Enschede
Een gastspreker namens de gemeente Enschede zal het Wmo beleid binnen/van
deze gemeente toelichten. Hierbij wordt specifiek stilgestaan bij de gevolgen voor de professional. Pauze
1
Casuistiek ‘Meneer Smit’ is ontwikkeld door Tirza Boxman, beleidsmedewerker Zorgcentrum De
Posten.
4
1.3
Kennismaking met Empowerment
De trainer zal in een interactieve werkvorm het onderwerp empowerment toelichten en samen met de deelnemers op zoek gaan naar voorbeelden uit de dagelijkse praktijk waarin empowerment gericht werken te herkennen is. 1.4
Afsluiting bijeenkomst 1 & verwerkingsopdracht
Korte terugblik op de bijeenkomst, daarnaast zal de trainer de verwerkingsopdracht nader toelichten.
Opdrachten bijeenkomst 1 Voorbereidingsopdracht: •
Lees ter voorbereiding de artikelen opgenomen in bijlage 2 t/m 5
Verwerkingsopdracht
In de verwerkingsopdracht word je gevraagd om de informatie die je in de bijeenkomst hebt ontvangen te vertalen naar je eigen beroepspraktijk. Opdracht: •
Noteer kort (gebruik hiervoor het format in bijlage 6) wat je hebt geleerd
naar aanleiding van deze bijeenkomst en wat je meeneemt naar de praktijk. •
Neem deze uitwerking mee naar bijeenkomst 2. Bij aanvang van de volgende bijeenkomst zal deze opdracht besproken worden.
Bijlagen bijeenkomst 1 Bijlage 1:
Presentatie Gemeente Enschede
Bijlage 2:
Robbert Grobben (2010) ‘Empowerment van ouderen met een
Bijlage 3:
Marian Adriaansen & Tonny van de Pasch (2008) ‘Presentie vergt moed’
Bijlage 5:
en dialogeren over presentie mijn denken beïnvloed heeft’ Karin Visser ‘Eigen kracht conferentie’ – een literatuurstudie
Bijlage 4:
Bijlage 6:
chronische ziekte’
Mieke Grypdonck (2008) ‘Verpleegkunde en presentie; waarin nadenken
Format verwerkingsopdracht
5
Bijeenkomst 2 Thema: Kennismaking en aan de slag met empowerment
2.1
Bespreken verwerkingsopdracht
Onder leiding van de trainer zullen de verwerkingsopdrachten besproken worden. Bereid je voor op de vraag om de uitkomsten van de verwerkingsopdracht toe te lichten aan de overige cursisten.
In de nabespreking staat de volgende vraag centraal: is mijn gedrag naar aanleiding
van de eerste bijeenkomst veranderd?
Pauze 2.2 Kennismaking met Oplossingsgericht werken De trainer geeft een korte inleiding gericht op: •
Wat is oplossingsgericht werken?
•
Wat is leeg luisteren?
•
Wat is complimenteren?
•
De cliënt als expert
2.3 Aan de slag
Met behulp van een carrousel-oefening word je gevraagd elementen van oplossingsgericht werken toe te passen. 2.4 Ter afronding een warm bad
Een interactieve werkvorm waarbij een ieder gevraagd wordt om met behulp van beelden/metaforen antwoord te geven op de volgende vraag:
‘Wat wil ik leren om beter aan te sluiten bij het bevorderen van de zelfredzaamheid en de eigen kracht van de cliënt?’ 2.5 Evaluatie
Opdracht bijeenkomst 2
Voorbereidingsopdracht: •
Uitvoeren van verwerkingsopdracht (zie beschrijving bij bijeenkomst 1)
Bijlagen bijeenkomst 2 Bijlage 7:
Evaluatieformulier
6
Trainershandleiding Bijeenkomst 1 Ad 1.0
Welkom
De trainer stelt zichzelf kort voor. Indien de deelnemers elkaar nog niet kennen kan in deze ronde volstaan worden met de naam & functie. Verderop komt een aanvulling op de kennismaking in relatie tot de werkzaamheden van een ieder.
Ad 1.1
Kennismaking met Empowerment binnen de context van de Wmo
Bij dit onderdeel staat het praktisch ervaren op de voorgrond. De kracht van deze oefening ligt in het feit dat de opdrachtbeschrijving die vooraf aan de
betrokkenen wordt gegeven summier is en er geen duidelijke kaders worden geboden. Een situatie die veelal ook door cliënten ervaren wordt als zij een
hulpvraag hebben. Er wordt van de cursisten verwacht dat zij met deze beperkte informatie toch aan de slag gaan. Duur rollenspel is 30 min.
Verdeel de rollen onder de aanwezigen. De te verdelen rollen zijn: • • • • • • • • •
Meneer Smit Huisarts
Huishoudelijk verzorgende
Dochter van meneer Smit, woonachtig in Brabant Vroegere visvriend van meneer Smit Buurvrouw Appelbrink 4 CIZ indicatiesteller Elsje
Thuiszorgmedewerker
•
Chauffeur regiotaxi
•
Bezorger maaltijdservice
•
Vrijwilliger; Burenhulpdienst
De burenhulpdienst biedt kortdurende diensten aan die door diverse vrijwilligers worden verricht. De burenhulpdienst geeft hulp aan ouderen en minder validen in Enschede. Jij werkt als vrijwilliger bij deze hulpdienst en bent daarnaast ook een tijd de coördinator geweest. Bij hulp van de burenhulpdienst kan men denken aan: - het begeleiden naar dokter of ziekenhuis, - licht tuinwerk, - mee winkelen of wandelen,- boodschappen doen, - een praatje maken, rolstoel rijden. Men betaalt per hulpverlening een eigen bijdrage van € 1,- per uur, voor vervoer komt daar € 0,30 per kilometer bij.
•
Opbouwwerker Als opbouwwerker ben je een daadkrachtige verbinder in de wijk met een visie op welzijn nieuwe stijl. Je bent in staat om een uitgebreid netwerk van bewoners en organisaties op te bouwen en te ontwikkelen. Je hebt goede kennis van de wijk en kan een wijkanalyse omzetten in activiteiten of projecten. Jouw inzet is gericht op activering, motivering, participatie en integratie van bewoners en bewonersgroepen met de nadruk op: actief burgerschap en mobiliseren van eigen kracht. 7
Geef overige cursisten de rol van observant. Vraag de observanten om te
achterhalen in hoeverre de diverse rollen rekening houden met de wensen van meneer Smit, de mogelijkheden van meneer Smit en in welke mate er aandacht is
voor het stimuleren en in stand houden van de zelfredzaamheid van meneer Smit. Het is van belang om deze oefening na 30 min. af te breken en zorgvuldig na te bespreken. Stel bij aanvang van de nabespreking de deelnemers aan het
rollenspel de volgende vragen; a) Hoe vond je dit?, b) Hoe was dit naar jouw
mening voor meneer Smit?, c) Wat heb jij bijgedragen aan de ondersteuning van meneer Smit?, d) Ben je tevreden over de invulling die jij aan deze rol hebt gegeven?, e) Wat zou je de volgende keer anders doen? TIP: begin de nabespreking bij meneer Smit. Thema’s die in de nabespreking aan bod moeten komen: • •
In hoeverre staat de cliënt centraal en kan deze de regie voeren? De complexiteit van een netwerk
Ad 1.2
De Wmo en de invulling van de gemeente Enschede
Ga aansluitend op de presentatie van de gastspreker met de cursisten in discussie over de gevolgen van de Wmo voor het dagelijks handelen van de professional. Dit kun je doen aan de hand van de volgende verdiepende vragen: • • •
Voor wie is de Wmo bedoeld en wat is het uitgangspunt? Uit welke ontwikkelingen is de Wmo ontstaan?
Wat hebben de Welzijnswet en de Wet voorzieningen Gehandicapten te maken met de Wmo?
•
Wat houdt de compensatieplicht van de gemeente in?
•
Welke soorten voorzieningen bestaan er?
• •
Wat zijn de Wmo adviesraden?
Wat vinden burgers van de Wmo?
Refereer hierbij ook aan de artikelen uit de cursusmap. Tip: verdeel de groep in subgroepen en geef iedere subgroep een of twee richtvragen om de discussie te stroomlijnen.
Ad 1.3
Kennismaking met Empowerment
Refereer hierbij aan de artikelen uit de cursusmap.
Ad 1.4
Afsluiting bijeenkomst 1 & verwerkingsopdracht
Blik kort terug op de afgelopen bijeenkomst en licht de verwerkingsopdracht toe. Verwijs hierbij naar het format in bijlage 6. Geef indien mogelijk enkele voorbeelden van de wijze waarop het format ingevuld kan worden.
8
Trainershandleiding Bijeenkomst 2
Ad 2.1
Bespreken verwerkingsopdracht
Bij dit onderdeel wordt teruggekomen op het leerrendement van de eerste bijeenkomst aan de hand van de verwerkingsopdracht. Vraag enkele cursisten (circa 5) hun verwerkingsopdracht plenair toe te lichten. Noteer hierbij de
opvallendste en gemeenschappelijke punten. Het is hierbij van belang om successen te delen.
Sta plenair stil bij de vraag: is mijn gedrag naar aanleiding van de eerste
bijeenkomst veranderd?
De focus in de nabespreking dient wederom te liggen op het delen van successen. Antwoord op deze vraag dient als input voor deze gehele bijeenkomst.
TIP: Laat opvallende zaken uit de plenaire nabespreking op het bord staan en kom hier gedurende de bijeenkomst op terug.
Ad 2.2
Kennismaking met Oplossingsgericht werken
Ad 2.3
Aan de slag
Inhoudelijke presentatie trainer.
Aan de slag met elementen uit oplossingsgericht werken aan de hand van de carrousel-oefening.
Beschrijving carrousel-oefening:
Een cursist speelt een oudere, de overige cursisten vormen een a) feedbackgroep en b) een spelersgroep. De feedbackgroep observeert de vragen van de spelers. Een speler begint met een open vraag aan de oudere, de oudere geeft een
antwoord, de volgende speler stelt een vervolgvraag op het antwoord van de oudere, de oudere geeft weer antwoord, de volgende speler etc. Vragen voor de nabespreking: • • •
Wat gebeurt als er geen open vragen worden gesteld? Was er sprake van leeg luisteren?
Wat gebeurt er wanneer er complimenten worden gegeven?
Tip: in bijeenkomst 1 is tevens een rollenspel opgenomen. Stimuleer de cursisten die tijdens het rollenspel van bijeenkomst 1 observant waren om nu deel te nemen als speler.
9
Ad 2.4 Ter afronding een warm bad
Bij dit onderdeel is het van belang om de cursisten aan te zetten om toekomstige ontwikkelingspunten voor zichzelf te benoemen met betrekking tot
oplossingsgericht werken. Leg hierbij, gezien de beperkte omvang van de scholing, de focus op het herkennen van en kunnen benoemen. Werkvorm ‘Een warm bad’:
Plaats enkele fotokaarten op de tafel en vraag de cursisten een foto te kiezen aan de hand waarvan hij antwoord kan geven op de vraag:
‘Wat wil ik leren om beter aan te sluiten bij het bevorderen van de zelfredzaamheid en de eigen kracht van de cliënt?’
Ad 2.5
Evaluatie
Neem voor de afsluiting 10 minuten de tijd om het evaluatieformulier te laten
invullen. Neem deze in na de mondelinge afsluitende ronde (circa 15 minuten).
10
Bijlage 1 Presentatie
11
12
13
14
Bijlage 2 Robbert Gobbens (2010) “Empowerment van ouderen met een chronische ziekte”
15
16
17
18
Bijlage 3 Marian Adriaansen & Tonny van de Pasch (2008) “Presentie vergt moed”
19
Tonny van de Pas ch 24 | TvZ | Tijdschrift voor Verpleegkundigen - 2008 nr. 6
Marian Adriaansen & Tonny van de Pasch
20
21
22
Bijlage 4 Mieke Grypdonck (2008) “Verpleegkunde en presentie: waarin nadenken en
dialogeren over presentie mijn denken beïnvloed heeft”
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
Bijlage 5
Karin Visser ‘Eigen-kracht conferentie“ – een literatuurstudie
Eigen-kracht conferentie - een literatuurstudie door: Karin Visser
Problemen van kinderen en jeugdigen kunnen gezien worden als uitkomsten van een individueel opvoedingsproces dat in een specifieke maatschappelijke context
plaatsvindt. Modellen en methodieken waarmee kinderen en jeugdigen geholpen
kunnen worden, dienen vooral gericht te zijn op het verbeterenvan die opvoedingscontext. Dit kan bijvoorbeeld door opvoeders te steunen bij het opvoeden, of door een alternatieve opvoedingssituatie te creëren. Inleiding De huidige Nederlandse jeugdzorg krijgt steeds meer het karakter van dienstverlening en net als in veelandere sectoren van onze maatschappij staat bij dienstverlening de klantvriendelijkheid hoog op de agenda.
Aansluiten bij de vraag van de cliënt en de cliënt zelf de hulpvraag en het
gewenste aanbod laten formulerenverhoogt het ‘commitment’ en daarmee het
succes van de behandeling of ondersteuning. Toch schuilt in hetaanbieden van jeugdzorg als een vorm van dienstverlening een probleem. Cliënten in de
jeugdzorg wordentot nu toe te weinig uitgenodigd om hun problemen te formuleren en een oplossingsstrategie te bedenken; en áls ze het doen dan komt het vaak niet over of wordt er niet goed naar geluisterd. Wil de hulpverlening hun
cliënten dus zien als eigenaren van hun problemen en tevens van hen verlangen
dat zij eenoplossingsstrategie bedenken, dan dient hiervoor een methode gehanteerd te worden die hen daartoe in staat stelt (OKS/WESP, 1999).
Een model dat hieraan lijkt te voldoen is de Family Group Conference of, in het
Nederlands, de Eigenkracht conferentie. Door een initiatiefgroep, bestaande uit
vertegenwoordigers van het Sociaal-agogisch Centrum te Amsterdam, Stichting Breedervoort te Barneveld en Stichting Op Kleine Schaal (OKS) te Voorhout, is
onderzocht of er in de Nederlandse jeugdzorg draagvlak is voor een model als de Eigen-kracht conferentie. Dit bleek zo te zijn; de Eigen-kracht conferentie past
bij het landelijk beleid waarbij modellen ontwikkeld worden met als doel dat cliënten hun eigen verantwoordelijkheid weer kunnen nemen (activeren,
empowerment). Binnen een model als de Eigen-kracht conferentie is erkenning voor het feit dat ouders de eigenaren zijn van hun (gezins)problemen en dat zij over het algemeen beschikken over mogelijkheden om deze op te lossen. De Family Group Conference
De Family Group Conference is een door de Maori cultuur in Nieuw-Zeeland geïnspireerde benadering van familiezaken. In de jaren tachtig begon op te vallen dat er significant meer Maori-kinderen in instellingen verbleven; ze kwamen ook meer dan gemiddeld voor in de caseload van, overigens witte, hulpverleners
(Joanknecht, 1998; Lupton, 1998). Hierdoor ontstond er ontevredenheid onder de Maori’s, de inheemse bevolking van Nieuw-Zeeland. De ontevredenheid richtte
zich met name op de manier waarop er door de overheid omgegaan werd met 33
Maori-kinderen
in
zaken
betreffende
criminaliteit
en
welzijn.
De
Maorigemeenschap maakte zich sterk voor een nauwere betrokkenheid van de familie bij het nemen van beslissingen over hun kinderen. In de Maori-tradities was het vanzelfsprekend dat de familie zich inzette om problemen binnen de familie zelf op te lossen (Lupton en Stevens, 1998).
De regering van Nieuw-Zeeland besloot dat een groot aantal problemen van kinderen opgelost konden worden in een proces dat de naam Family Group Conference kreeg. Met de ontwikkeling van de Family Group Conference werd geprobeerd om meer aan te sluiten bij de cultuur van de Maori-kinderen.
Daardoor zou discriminatie en een institutionele opvoeding voorkomen kunnen
worden (Joanknecht, 1998; Marsh en Crow, 1998; Lupton en Stevens, 1998; Lupton, 1998).
Deze belangrijke stap van de regering van Nieuw Zeeland om families in staat te
stellen grotere verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen kinderen, heeft de
gedachte en praktijk beïnvloed van sociaal werkers en juristen over de gehele wereld. Het model sluit bovendien feilloos aan bij de ontwikkelingen van
de moderne Nederlandse jeugdzorg. Het model van de Family Group Conference kent in Nederland op dit moment twee nog in ontwikkeling zijn de uitwerkingen.
In de eerste plaats de Eigen-kracht conferentie, een beslismodel voor families om verantwoordelijkheid te nemen voor ingrijpende beslissingen binnen de eigen familie. In de tweede plaats de Echt recht conferentie. Het model van de Echt
recht conferentie is een confrontatie tussen jonge overtreders, hun slachtoffers en hun respectievelijke familieleden en sociale netwerk. In deze
conferentie wisselen de deelnemers gedachten en gevoelens uit over het
gebeurde en maken een plan om de verhoudingen en schade te herstellen. (OKS, 2000).
Uitgangspunten van de Eigen-kracht conferentie
De Eigen-kracht conferentie stelt families in staat om een eigen plan te maken voor het oplossen van hun opvoedingsproblemen. Hulpverleners blijven op hun eigen terrein en nemen geen beslissingen voor anderen. Families kunnen gebruik maken van eigen mogelijkheden en van een aanbod van voorzieningen
van jeugdbescherming en jeugdhulpverlening. De familie neemt en behoudt
verantwoordelijkheid voor de zorg aan hun minderjarige kind(eren) die in hun
ontwikkeling is/zijn bedreigd. Deze verantwoordelijkheid uit zich in het nemen van ingrijpende besluiten bij problemen binnen de familie en tussen de familie en de maatschappij. De betrokkenheid van de familie is op deze manier zo groot dat
het effect van de hulp beter gewaarborgd blijft. Het kind blijft door de nauwe betrokkenheid van de familie voelbaar onderdeel uitmaken van zijn of haar
familiesysteem, ongeacht de beslissingen die over hem of haar genomen worden (OKS/WESP, 1999; Marsh en Crow, 1998; Lupton en Stevens, 1998).
Tijdens een Eigen-kracht conferentie wordt samen met de familie vastgesteld wat
de grenzen zijn die de maatschappij stelt en wat de kansen van de familie zijn. Vervolgens gaat het erom wat de familie van een hulpverlenende organisatie nodig heeft om succes in haar kansen te bewerkstelligen. Het resultaat is een
overeenkomst, ondertekend door de familie enerzijds en door voorzieningen van jeugdzorg anderzijds,
34
waarin de afspraken over hulpverlening aan een minderjarige en aan zijn of haar ouders zijn vastgelegd. Het maken van een plan legt de basis voor een effectievere samenwerking tussen families en hulpverleners.
Families en hulpverleners beschikken hiermee als het ware over een draaiboek van acties en maatregelen (Projectgroep SaC-Zorgprogrammering, 1999).
Het model dwingt organisaties hun hulpverlening activerend te organiseren en zich te richten op het beleid van empowerment. Verder moeten organisaties aansluiten bij de tendens om meer met een zorgprogramma in termen van ‘offertes’ te gaan werken. De werkwijze is sector overstijgend en past in de
ontwikkeling van het sociaal beleid om de omgevingsfactoren en preventie meer accent te geven (Projectgroep SaCZorgprogrammering, 1999).
De kernpunten van de Eigen-kracht conferentie zijn als volgt samen te vatten:
• De verantwoordelijkheid voor het opvoeden van kinderen ligt bij de familie.
Families hebben daarom het recht om maximaal betrokken te zijn bij beslissingen die over hun kinderen worden genomen.
• Oplossingen voor problemen met een kind moeten worden gezocht binnen de cultuur van de familie. De culturele component wordt op deze manier niet tenietgedaan door de Nederlandse hulpverlenernormen.
• Oplossingen die families zelf aandragen werken vaak beter dan oplossingen van hulpverleners. De kans is groter dat er een breder draagvlak ontstaat voor het gemaakte plan en er een groter effect is op lange
termijn. (Lupton, 1998; Lupton en Stevens, 1998; Joanknecht, 1998; OKS/WESP, 1999; Projectgroep SaCZorgprogrammering, 1999).
De doelgroep
Het organiseren van een Eigen-kracht conferentie is bedoeld in situaties waarin een hulpverleningsinstelling zich voor het feit geplaatst ziet dat hulp of ingrijpen in dit gezin noodzakelijk wordt geacht. Een gezin kan zelf ook met deze
hulpvraag komen, maar dat is tot nu toe (in het buitenland) nog niet vaak het geval geweest. De Eigen-kracht conferentie kan niet ingezet worden in plaats van
het acute ingrijpen van hulpverlening in situaties waarin kinderen gevaar lopen,
dat moge duidelijk zijn. In Nieuw-Zeeland werden Family Group Conferences
tijdens verschillende stadia van de hulpverlening gehouden. Uit onderzoek van Marsh en Crow (1998) blijkt dat in Groot-Brittannië eerder gekozen werd voor
‘low-risk cases’. Cases waarbij al langer sprake was van misbruik of geweld
werden minder snel gebruikt voor een Family Group Conference dan situaties waarin de hulpverlening nog aan het begin stond van ingrijpen in een
belastende situatie voor een kind. De doelgroep in de nieuwe, Nederlandse, situatie zal in eerste instantie voorzichtig gekozen moeten worden. Gaandeweg moet dan onderzocht worden waar de grenzen liggen in de Nederlandse praktijk. Als
uitgangspunt
wordt
door
(waaronder het SaC in Amsterdam)
Nederlandse
Jeugdhulpverleningsinstellingen
gekozen voor zaken waarbij er sprake is van een maatregel (OTS of VOTS) waarbij
het niet vanzelfsprekend is dat de maatregel niet wordt verlengd. In al deze zaken 35
is ook een casemanager van het Bureau Jeugdzorg betrokken.
De coördinator
Zowel bij de Echt-recht conferentie als bij de Eigen-kracht conferentie wordt er
gewerkt met nietprofessionele coördinatoren die niet gebonden zijn aan een
beslissingsbevoegde of hulpverleningsinstelling. Deze coördinatoren worden na
een 3-daagse training ingezet. Het streven is dat ze dezelfde taal spreken als de betrokken families en vertrouwd zijn met de achtergrond en leefomgeving van
de families (Lupton en Stevens, 1998; Marsh en Crow, 1998; Joanknecht, 1998; Lilja, 1997). Andere vaardigheden van coördinatoren moeten zijn: kunnen luisteren, organisatietalent en vasthoudendheid hebben, creatief en flexibel zijn en zelf geloven in het model (Lupton en Stevens, 1998; Marsh en Crow, 1998; Joanknecht, 1998; Lilja, 1997). Een coördinator kan over een jaar diverse Eigen-
kracht conferenties organiseren, maar kan er niet meer dan één gelijktijdig
voorbereiden en houden. De ervaring in andere landen wijst uit dat het voorbereiden en houden van een Eigen-kracht conferentie gedurende drie tot vier weken ongeveer 22 uren per week kost. De plannen Families
worden
door
het
houden
van
een
Eigen-kracht
conferentie
aangemoedigd om plannen te maken die hun kind(eren) kunnen helpen. In principe wordt het plan van de familie uitgevoerd, tenzij het plan ingaat tegen de
rechten van het kind of tegen andere wettelijke bepalingen. In de praktijk betekent dit dat er soms andere beslissingen genomen worden na het houden van een Eigen-kracht conferentie, dan gebeurd was als er nooit een Eigen-kracht conferentie geweest was. Als voorbeeld hiervan noemt Lupton (1998) dat na
een Family Group Conference in Groot-Brittannië een 14-jarige jongen met gedragsproblemen volgens de familie in een kindertehuis moet blijven, terwijl het hulpverleners beter leek om de jongen terug bij de familie te plaatsen.
Toch kunnen hulpverleners wel degelijk hun invloed uitoefenen op de inhoud van het plan. In de eerste fase van de Eigen-kracht conferentie geven hulpverleners hun
visie
op
het
probleem
en
noemen
ze
het
aanbod
dat
hulpverleningsinstellingen kunnen bieden. Het idee hierachter is dat alle mogelijke hulp genoemd moet worden en dat de coördinator op de naleving hiervan toeziet. In de praktijk valt dit niet altijd te controleren. De hulpverlener kan dit proces sturen door meer de nadruk te leggen op het hulpaanbod dat hij/ zij zelf voor ogen heeft of door bepaalde hulpvormen niet te noemen.
Als het plan van de familie onderdelen bevat die interventies van de hulpverlening vragen, maar die een hulpverlenende instantie niet ziet zitten, kunnen in de
uitvoering van het plan allerlei vertragingen of verschuivingen optreden waar de familie (en de coördinator) weinig tot geen controle over heeft.
Lupton (1998) gaat er in haar artikel van uit dat de familie het recht heeft om
volledig betrokken te worden bij alle beslissingen over het betreffende familielid (kind of kinderen). Verder benoemt ze dat familieleden vaak beschikken over bronnen van informatie die van essentieel belang kunnen zijn bij het zoeken naar
oplossing voor het ontstane probleem. Als de oplossing bedacht wordt door de 36
familie zelf, aldus Lupton, zal deze eerder werken dan wanneer hulpverleners met de oplossing komen. Lupton (1998) beschrijft verder dat familieleden bijna nooit in hun plan opnamen dat de bemoeienis van de hulpverlening op moest houden.
Wel werd er in de plannen ook een grote rol weggelegd voor hulp vanuit de familie. Families bleken creatief te zijn in hun plannen en deze plannen pasten
voor 90% binnen de door hulpverleners gestelde grenzen. In de plannen werd vaak steun door familieleden geboden in de vorm van (tijdelijke) opvang voor de kinderen. Bijna alle plannen bevatten onderdelen die niet bedacht hadden kunnen worden door hulpverleners. Voorbeelden hiervan zijn:
• familieleden zorgden voor betaald werk voor oudere kinderen in het gezin;
• er werd door familieleden gezorgd voor kinderoppas in de weekenden, zodat de ouders samen meer tijd hadden;
• familieleden gingen met een moeder mee naar haar eerste dag waarop ze een opleiding ging volgen.
Andere onderdelen van de plannen waren:
• begeleiding van familieleden door een hulpverlener; • behandeling van verslaafde ouders(s); • materiele ondersteuning;
• dagelijkse opvang van kinderen. De familie gaf over het algemeen de voorkeur aan opvang van het kind/de kinderen
bij
de
ouders
thuis,
met
ondersteuning
door
familieleden
of
hulpverleners. Als tweede oplossing werd voor opvang binnen de familie gezocht en als derde werd gekeken naar opvang die wat betreft culturele achtergrond paste bij dit gezin (Pennell en Burford, 1995-1996).
Uit het onderzoek van Nixon, Taverner en Wallace (1996) bleek dat het aantal
plaatsingen buiten de familie (dus in pleeggezinnen of tehuizen) na het houden van Family Group Conferences af nam met 80%. Critici noemen dit resultaat op
zich geen vooruitgang. Pas als uit de evaluatie van de plannen blijkt dat kinderen
met de plaatsingen binnen de familie beter geholpen zijn, kan er gesproken worden van een goed plan van de familie. Over de resultaten na de uitvoering van de plannen is tot nu toe weinig bekend. Onderzoek hiernaar zal daarom ingezet moeten worden.
Schematische weergave van de Eigen-kracht conferentie:
• Het traject van een Eigen-kracht conferentie duurt gemiddeld 6 weken en bestaat uit 3 fasen.
• Het houden van een Eigen-kracht conferentie zelf duurt gemiddeld anderhalf uur.
Voorbereiding: • Op grond van een vraag van ouders aan een bevoegde instantie of door een
medewerker van die instantie zelf wordt besloten een Eigen-kracht conferentie te houden.
• Een onafhankelijke, niet-professionele coördinator wordt benoemd.
• De coördinator voert apart gesprekken met belangrijke familieleden of zij hun (familiale) verantwoordelijkheid willen nemen en zich willen inzetten voor het 37
maken van een plan. De coördinator benadrukt in deze gesprekken dat het gaat
over het maken van een plan en uitdrukkelijk niet over de schuldvraag of de oorzaak en geschiedenis van het probleem. De gesprekken gaan in op de
verwachtingen van familieleden, met name gericht op personen van wie tijdens de Eigen-kracht conferentie steun verwacht wordt. De coördinator benadrukt deze
steunpositie vervolgens naar genoemde personen. Als laatste benoemt de coördinator in overleg met de familie eventueel een voorzitter en een secretaris voor het besloten gedeelte van de Eigen-kracht conferentie.
• De coördinator benadert de hulpverlenende instantie met de vraag het gesignaleerde probleem (op grond van criteria van jeugdbescherming) zo scherp
mogelijk te formuleren. Hij vraagt ook om het opstellen van een overzicht van een zorgaanbod in termen van mogelijke of denkbare faciliteiten voor het betrokken
gezin. De coördinator beoordeelt de schriftelijke inbreng van de hulpverleners op helderheid en begrijpelijkheid voor de familieleden en overlegt vervolgens wie als
woordvoerder namens de hulpverleners bij de Eigen-kracht conferentie aanwezig zal zijn.
• De coördinator stelt een datum vast voor de Eigen-kracht conferentie, samen met familie, hulpverleners en (eventueel) bevoegd gezag.
• De coördinator zorgt voor een plaats van bijeen komen (meestal in de
leefomgeving van het aangemelde kind en zijn gezin) en draagt zorg voor de aankleding van de ruimte. De ruimte moet groot genoeg zijn, niet zomaar toegankelijk voor anderen, toegang hebben tot toiletruimtes en gemakkelijk bereikbaar zijn. Het is prettig als er beschikking is over een telefoon en een
kopieermachine voor het kopiëren van de schriftelijke overeenstemming. Verder moet er koffie, thee, limonade, een doos papieren zakdoekjes en dergelijke zijn. In de eigenlijke Eigen-kracht conferentie zijn drie fasen te onderscheiden: Eerste fase:
• Alle betrokken familieleden zijn aanwezig. Kinderen kunnen zich laten vertegenwoordigen door een vertrouwenspersoon.
• Wanneer er sprake is van een (dreigende) maatregel van Justitie is ook een maatschappelijk werker van Bureau Jeugdzorg aanwezig.
• De coördinator opent de bijeenkomst op een manier die past bij de familie (bijvoorbeeld met een gebed, of korte welkomstgroet), stelt vast wie aanwezig en eventueel afwezig zijn en geeft daarop soms einige toelichting.
• De coördinator legt de ‘basisregels’ van de bijeenkomst uit: geen geweld, respect tonen voor de vertrouwelijke informatie, etc.
• De betrokken hulpverleners geven hun informatie over ‘het probleem’, de hulpvraag van het gezin en het hulpaanbod van hun instantie.
• De coördinator ziet erop toe dat de familie alle informatie krijgt die men wil (zo nodig schriftelijk) en dat alle vragen gesteld en beantwoord zijn.
• De coördinator houdt het genoemde probleem centraal in de uitwisseling van informatie, niets meer en niets minder. Tweede fase:
• Coördinator en hulpverleners verlaten de ruimte en houden zich elders beschikbaar voor het geval er nieuwe vragen beantwoord moeten worden. • De coördinator is tevens facilitair beschikbaar.
• De familie overlegt over de beste oplossing en bereikt overeenstemming. 38
• De familie bepaalt wanneer men gereed is voor vervolg. Derde fase:
• Hulpverleners en coördinator voegen zich bij de familie. • De familie presenteert het plan.
• De hulpverleners stemmen in met het plan, tenzij aantoonbaar is dat er onvoldoende garanties zijn voor het waarborgen van de veiligheid van het kind of dat het plan strijdig is met de wet.
• De coördinator ziet erop toe dat gemaakte afspraken helder zijn voor alle
aanwezigen en vraagt namens de familie en namens de hulpverlenende instantie het concept van de afspraken te ondertekenen.
• Met de bereikte schriftelijke overeenstemming wordt de bijeenkomst beëindigd door de coördinator. Afronding:
• De coördinator heeft geen betrokkenheid meer met de familie.
• De coördinator legt de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het plan bij de familie en het toezicht daarop bij de betrokken hulpverleners.
• De hulpverleners zorgen ervoor dat de te leveren diensten op de afgesproken termijn geleverd worden.
Na 3 maanden neemt de coördinator contact op met de familie om te horen hoe
ze de Eigen-kracht conferentie hebben ervaren en of het lukt de afspraken uit te voeren.
(OKS/WESP,
1999;
Joanknecht,
1999;
Projectgroep
SaC-
Zorgprogrammering, 1999; Marsh en Crow, 1998; Lupton en Stevens, 1998; Lilja, 1997).
Contra-indicaties voor een Eigen-kracht conferentie
In Groot-Brittannië, Nieuw-Zeeland, Australië, Canada, Zweden, en de Verenigde
Staten is het model uitgebreid beproefd en op zijn betekenis onderzocht (Lupton en Stevens, 1998; Lupton, 1998; Marsh en Crow, 1999; Lilja, 1997; Projectgroep SaC-Zorgprogrammering, 1999). De resultaten zijn bijna zonder
uitzondering positief. Los daarvan komt uit bijna alle onderzoeken naar voren dat
de implementatie van de Family Group Conference wel de nodige moeite heeft gekost. Dit heeft in het bijzonder te maken met goede en blijvende ondersteuning vanuit organisaties voor het model en met het opleiden en begeleiden van coördinatoren.
In het artikel van Pennell en Burford (2000) wordt echter gesproken over twee cases waarbij twijfels rezen over de indicatie voor een Eigen-kracht conferentie. De eerste betrof een familie waarbij sprake was van misbruik van de moeder door een van haar kinderen. Hulpverleners zagen het niet zitten om een Eigenkracht
conferentie te houden in deze familie, mede omdat het rechtssysteem in Canada niet voldoende ingesteld is op het omgaan met deze vorm van misbruik. De tweede casus was een familie die niet in staat bleek te zijn tot het maken van een plan. De onderlinge verhouding was zo slecht en leidde zo snel tot
explosieve uitbarstingen dat het doel van de Eigen-kracht conferentie niet
behaald leek te kunnen worden. Ook Paterson en Harvey (1991) hebben hun vraagtekens bij het houden van een Eigen-kracht conferentie in zaken waarbij
misbruik een rol speelt. De ‘abusor’ krijgt tijdens een Eigen-kracht conferentie een stem die net zo belangrijk is als de stem van een ander. Ze vragen zich af wat 39
dit met het gevoel van het misbruikte kind doet. Hun twijfel is ook of tijdens een Eigen-kracht conferentie niet teveel aandacht uit gaat naar de mening van allerlei
familieleden, waarbij het belang van het misbruikte kind niet altijd even duidelijk naar voren komt. Corby, Miller en Young (1994) zetten in hun artikel een aantal
kritische kanttekeningen bij de uitgangspunten van de Eigen-kracht conferentie. Naar aanleiding van hun onderzoek bleek dat familieleden vaak problemen ondervonden bij het uiten van hun mening tijdens een Eigen-kracht conferentie. Dit bleek vooral te maken te hebben met het feit dat in de eerste fase van de
Eigen-kracht conferentie door hulpverleners hun ‘zegje’ al was gedaan omtrent de aard van het probleem. Voor familieleden bleek het vaak heel moeilijk om
hierna nog hun eigen mening over het probleem te geven. Dit had mede te maken met hun gedachte dat dit toch geen invloed had omdat de conclusies over het hulpverleningsplan al getrokken zouden zijn door hulpverleners zelf. Hun inbreng zou er wel niet zoveel meer toe doen, dachten ze (mede door slechte informatie
vooraf). Ook over de deelname van kinderen aan een Eigen-kracht conferentie hebben Corby, Miller en Young (1994) hun bedenkingen. Volgens hen worden
kinderen niet altijd even goed voorbereid op de emoties van afzonderlijke familieleden, die tijdens een Eigen-kracht conferentie naar boven kunnen komen.
Er ontstaan soms heftige situaties, met name wanneer familieleden het idee
hebben vals beschuldigd te worden en zich voor hun gevoel moeten gaan verdedigen. Ook wordt er vaak veel vertrouwelijke informatie door familieleden
uitgewisseld. De vraag is of het goed is dat kinderen dit allemaal horen. Het lukt
kinderen tijdens een Eigenkracht conferentie vervolgens soms niet om zich te uiten, of ze durven dit niet te doen omdat ze bang zijn voor de gevolgen. Conclusie
De Eigen-kracht conferentie sluit aan bij trends in onze huidige maatschappij ten aanzien van cliëntenparticipatie (het benutten van ‘de stem’ van de familie of het netwerk van de cliënt) en daar waar het gaat om een andere benadering van kinderen en jongeren en hun systeem te vinden dan de repressieve. In
ons huidige tijdsbeeld steunt de maatschappij in toenemende mate op het eigen vermogen (tot keuzes) van de individuele burgers.
De Eigen-kracht conferentie activeert het stellen van een diagnose binnen de
familie en heeft een onmiddellijke therapeutische werking omdat interventies op gezag van directe relaties worden ingezet. Familieleden krijgen op deze manier de controle over hun eigen leven (en dat van hun kinderen) weer meer in handen en kunnen hun krachten en kansen bij uitstek benutten.
Maar: een Eigen-kracht conferentie moet meer voorstellen dan het alleen
verschuiven van de verantwoordelijkheid voor hulp aan een kind of jeugdige van jeugdhulpverleningsinstellingen naar de familie. Het primaire proces van de Eigen-kracht conferentie vereist een heldere besluitvormingsstructuur die
door iedereen gekend en erkend wordt en waarbij taken en rollen en posities van
de coördinatoren, verwijzers en hulpverleners duidelijk zijn. Wil er sprake zijn van
een optimale vorm van empowerment, dan moeten familieleden in toekomstige
Eigen-kracht conferenties van goede informatieverstrekking voorzien worden door de coördinator en de hulpverleners. Dit houdt in dat informatie volledig, op tijd en in begrijpelijke taal moet zijn, door de juiste personen gegeven moet 40
worden en dat het volledige hulpaanbod aan familieleden vermeld wordt.
De ontwikkeling van de Eigen-kracht conferentie in Nederland zal niet van binnenuit gevoed worden zoals dat in Nieuw-Zeeland wel gebeurd is door de Maori’s. Onze samenleving en onze familiestructuur is (over het algemeen) een andere. Het lijkt daarom van belang om samen met families te onderzoeken wat voor hun het begrip ‘familie’ inhoudt en uit welke mensen hun Eigen-kracht conferentie zou moeten bestaan. Daarbij lijken de school, de buurt, de vrienden, kennissen etc. een steeds belangrijkere plaats in te moeten gaan nemen.
Het resultaat van een Eigen-kracht conferentie kan vervolgens omschreven worden als de ‘best passende hulp’ in die specifieke situatie, die bovendien
voldoet aan belangrijke eisen van het overheidsbeleid: zo dicht mogelijk bij huis, zo licht mogelijk, zo kort mogelijk en zo snel mogelijk. Literatuur
Corby, B., Miller, M. Young, L. (1994) Power Play. In: Community Care, 20-26 October, 1039, 24-25.
Joanknecht, L. (1998) De Familiecirkel: een sluitend plan. In: Nederlands Tijdschrift voor Jeugdzorg, 6, 10
-15. Joanknecht, L. (1999) De familieraad: de familie beslist. In: Mobiel, Tijdschrift voor Pleegzorg, 8, 4-5.
Lilja, I. (1997) Family Group Conferences in Sweden 1995-1997. Summary of the report of the project.
Swedish Association of Local Authorities, Section of Health & Care. Stockholm.
Lupton, C. (1998) User Empowerment or family self-reliance? The family group conference model. In:
British Journal of Social Work, 28, No. 1, 107-128.
Lupton, C., Stevens, M. (1998) Planning in Partnership? An assessment of process and outcome in UK
family group conferences. In: International Journal of Child and Family Welfare, No. 2, 135-140.
Marsh, P., Crow, G. (1998) Family Group Conferences in Child Welfare. Blackwell Science, Oxford.
Nixon, P., Taverner, P., Wallace, F. (1996) ‘It gets you out and about; children and families’. Views of Family
Group Conferences. In: Morris, K. , Tunnard, J. Messages from UK Practice and Research. Family Rights Group, London.
Paterson, K., Harvey, M. (1991) An evaluation of the Organisation and Operation of Care and Protection
Family Group Conferences: Interim Report on Findings from the FGC Plans. Department of Social Welfare, Wellington, New Zealand.
Pennell, J., Burford, G. (1995-1996) Attending to Context: Family Group Decision Making in Canada. In:
Galaway, B., Hudson, J., Maxwell, G., Morris, A. Family Group Conferences: Perspectives on Policy and Practice. Forthcoming.
41
Pennell, J., Burford, G. (2000) Family Group Decision Making: Protecting Children and Women. In: Child
Welfare League of America, Vol. LXXXIX, No. 2, 131-158. Projectgroep
SaC-Zorgprogrammering
zorgprogrammering. Sociaalagogisch
(1999)
Het
SaC
op
weg
naar
Centrum, Amsterdam.
Stichting Op Kleine Schaal (OKS) en Bureau WESP (2000) Handboek Echt Recht Conferenties. OKS, Voorhout.
OKS/WESP
Trainingen
(1999)
projectvoorstel.OKS/ WESP,
Vooronderzoek
Voorhout.
42
Family
Group
Conferencing;
Bijlage 6 Format verwerkingsopdracht Vraag voor Wmo bijeenkomst bij afsluiting van bijeenkomst 1 Wat heb je geleerd van deze bijeenkomst en wat neem je mee in de praktijk? Opdracht: Beschrijf een begeleidingssituatie die je deze week hebt meemaakt in de praktijk met een cliënt waar je tevreden over bent. Wat was de situatie:
Hoe heb jij gehandeld?
Wat merkte je hiervan bij de cliënt?
Welke persoonlijke kwaliteiten heb je daarbij gebruikt?
43
Bijlage 7
Saxion EVALUATIEFORMULIER Training Groep Docent
: Signaleren in een wijknetwerk
: :
S.V.P. per vraag één hokje aankruisen Inhoud
1. In hoeverre kwam de inhoud van deze training tegemoet aan uw verwachtingen? 1 = in het geheel niet 10 = boven verwachting 1
2.
3
4
5
6
7
8
9
10
8
9
10
De moeilijkheidsgraad van de aangeboden theorie is: 1 = veel te moeilijk 10 = precies goed 1
3.
2
2
3
4
5
6
7
De behandelde praktijksituaties zijn ondersteunend aan de uitleg van de theorie 1 = in het geheel niet 10 = volledig 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
7
8
9
10
7
8
9
10
Didactiek 4.
De uitleg over de theorie is: 1 = zeer onvoldoende 10 = uitstekend 1
5.
2
3
4
5
6
De opbouw van het programma van de training is: 1 = zeer onvoldoende; 10=uitstekend 1
2
3
4
5
44
6
6.
De presentatie door de docent is: 1 = zeer onvoldoende 10 = uitstekend 1
7.
2
3
4
5
6
7
8
9
10
9
10
De afwisseling van theorie-overdracht en oefensituaties in deze training is: 1 = zeer onvoldoende 10=uitstekend 1
2
3
4
5
6
7
8
Organisatie 8.
De facilitaire ondersteuning zoals accommodatie, voorzieningen, koffie/thee e.d. is: 1 = zeer onvoldoende, 10 = uitstekend 1
9.
2
3
4
5
6
7
8
9
10
7
8
9
10
8
9
10
De aangereikte informatie is: 1 = zeer onvoldoende, 10 = uitstekend 1
2
3
4
5
6
Outcome 10. De training heeft ertoe bij gedragen dat ik mij meer bewust ben van de signaleringsfunctie van het multidisciplinaire team in de wijk 1 = in het geheel niet, 10 = volledig 1
2
3
4
5
6
7
11. De training heeft ertoe bij gedragen dat ik gebruik kan maken van de methode om de urgentie van een signaal te beoordelen. 1 = in het geheel niet, 10 = volledig 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
12. De training heeft ertoe bijgedragen dat ik mij bewust ben van mijn benodigde gespreksvaardigheden om te werken volgens de ondersteunende kwaliteitsstandaard (respectvol bejegenen; eigen regie versterken; integraal benaderen) 1 = in het geheel niet, 10 = volledig 1
2
3
4
5 45
6
7
8
9
10
13. Suggesties voor verbetering en ruimte voor toelichting:
Fijn dat u de moeite heeft willen nemen dit formulier in te vullen! Met uw inbreng werken wij aan de permanente vergroting van de kwaliteit van deze training.
46