Wmo-raad Zoetermeer
Advies van de Wmo-raad Zoetermeer over het Meerjarenbeleidsplan Wmo 2008-2011
Advies WR2007-04 December 2007
Advies van de Wmo-raad over het Meerjarenbeleidsplan Wmo 2008 2011 Advies WR2007-04 December 2007
1. Inleiding Het Meerjarenbeleidsplan Wmo 2008-2011 biedt een overzicht van het beleid op de negen prestatievelden van de Wmo in de periode 2008-2011. In april 2007 heeft de Wmo-raad vergaderd over het Plan van Aanpak voor dit Meerjarenbeleidsplan, waarna hierover een advies is uitgebracht aan het College. Vervolgens heeft de Wmo-raad in de periode augustus – oktober middels brainstormsessies input geleverd aan de voorgelegde conceptdeelbeleidsplannen. Eind oktober heeft de Wmo-raad het concept-Meerjarenbeleidsplan ontvangen met het verzoek om hierover een advies uit te brengen. Voorafgaand aan de vergadering van 12 november, waarin het Meerjarenbeleidsplan is besproken, zijn de leden van de Wmo-raad in deelgroepen ingedeeld. Per deelbeleidsplan is een deelgroep samengesteld (met uitzondering van de koepelnota en het deelbeleidsplan over informatie, advies en cliëntondersteuning). De leden van de deelgroepen hebben een aantal opmerkingen en adviezen voorbereid. Deze intensieve voorbereiding heeft geleid tot een effectieve vergadering waarin elke deelgroep haar adviespunten heeft gepresenteerd. Na elke presentatie hebben de leden met elkaar besproken of zij zich konden vinden in de gepresenteerde adviespunten. Deze werkwijze heeft er mede toe geleid dat de adviezen in dit document onderschreven worden door de gehele Wmo-raad. 2. Bespreking van het Meerjarenbeleidsplan Wmo in de Wmo-raad De Wmo-raad waardeert het dat het College van B&W heeft besloten het conceptMeerjarenbeleidsplan voor advies voor te leggen aan de Wmo-raad. Op 12 november jl. heeft de Wmo-raad vergaderd over de koepelnota en de deelbeleidsplannen. In deze paragraaf zullen de opmerkingen en adviezen kort worden weergegeven per deelbeleidsplan. a. Koepelnota Besloten is om de koepelnota niet te laten voorbereiden door een van de deelgroepen. Deze is daarom plenair besproken. Hiertoe zijn de twee volgende vragen geformuleerd: - Wordt de visie gedeeld? - Het Meerjarenbeleidsplan geldt voor de periode 2008-2011. De acties en aanbevelingen zullen worden gerealiseerd in deze periode. Biedt de nota hiervoor voldoende handvatten? De leden geven aan zich grotendeels te kunnen vinden in de visie en zijn tevreden over de koepelnota. Tevens wordt een aantal kritische opmerkingen gemaakt: - In de koepelnota ontbreekt het aan planningen: de gemeente zou de te bereiken zaken wat concreter kunnen maken; - Er is discussie over de actiepunten in de koepelnota in relatie tot de actiepunten die geformuleerd zijn in de diverse deelbeleidsplannen. Er wordt vanuit gegaan dat de koepelnota fungeert als een samenvatting waarin de belangrijkste punten van het College staan. In de deelplannen worden alle actiepunten genoemd. De Wmo-raad zal het college ‘afrekenen’ op alle actiepunten en dus niet alleen de actiepunten in de samenvattingen; - Het is voor de leden van de Wmo-raad onduidelijk hoe de kosten zich verhouden tot de plannen. Het is dan ook de vraag of het College alle ambities daadwerkelijk kan realiseren binnen de bestaande financiële kaders; - Het ontbreekt aan goedgeformuleerde doelen (SMART*);
Besloten is om de volgende punten in het advies op te nemen: - de Wmo-raad kan zich vinden in de visie zoals geformuleerd in de koepelnota; - de Wmo-raad adviseert de majeure actiepunten ook te verwoorden in de koepelnota; - de Wmo-raad vraagt zich af of alle ambities daadwerkelijk gerealiseerd kunnen worden binnen de financiële kaders. b. Deelbeleidsplan Samen Leven De Wmo-raad is positief over dit deelbeleidsplan. Een aantal positieve punten wordt genoemd: - Alle deelbeleidsplannen hebben een duidelijke en heldere structuur; - Veel adviezen en opmerkingen die in een eerder stadium door de Wmo-raad zijn gemaakt, zijn verwerkt; - De genoemde indicatoren zijn helder gedefinieerd en concreet. Naast deze positieve punten is ook een aantal verbeterpunten genoemd: - Bij de indicatoren ontbreekt helaas een tijdpad. Voorgesteld wordt dit alsnog op te nemen; - Op pagina 4 wordt het fundament ‘burgerparticipatie’ toegespitst op wijk- en buurtniveau. Voorgesteld wordt om dit uit te breiden met wijk, buurt, stad of specifieke doelgroep; - Pagina 10: Bij de gewenste situatie wordt een aantal percentages genoemd. Het landelijk gemiddelde aantal vrijwilligers bedraagt volgens cijfers uit de nota 42%. De zinsnede ‘het aantal vrijwilligers’ geeft aan dat er hierbij geen sprake is van dubbeltellingen. Het Sociaal en Cultureel planbureau (SCP) gaat echter uit van een percentage tussen 25% en 33%. Als dit aantal wordt aangehouden zou Zoetermeer het niet slecht doen met 26%. Interpretaties van cijfers zonder bronvermelding leveren veel discussies op, aangezien onduidelijk is of wel van dezelfde uitgangspunten en/of andere gegevens is uitgegaan. De Wmo-raad raadt het college daarom aan voorzichtig te zijn met conclusies als het om niet of slecht onderbouwde of tegenstrijdige cijfers gaat. De Wmo-raad adviseert in elk geval om aan bronvermelding te doen indien cijfers worden gebruikt; - Pagina 10: Bij de gewenste situatie wordt gesproken over scholen, sportclubs en kerken. Dit wordt echter niet uitgewerkt en wordt ook niet in de koepelnota genoemd (pag. 14). Kerken worden niet vermeld in de nota, terwijl zij ook in Zoetermeer een groot aantal taken vervullen op de terreinen van de Wmo. Sommige maatschappelijke activiteiten die door of in samenwerking met kerken plaatsvinden, worden gesubsidieerd. Scholen worden wel genoemd. In het kader van de samenwerking met winkeliersverenigingen en winkelcentra zou een brede school ook een centrum voor ontmoeting moeten zijn. Als de gemeente ervoor wil zorgen dat wijkcentra ontmoetingsplaatsen zijn, zouden deze op een goede locatie geplaatst moeten zijn, bijvoorbeeld in een brede school en aan een plein. Ter illustratie wordt het Project Sport Matcht School (SMS) genoemd. Hierbij wordt de samenwerking tussen onderwijs en sportverenigingen geïntensiveerd; - Pagina 12/13: De passage over verenigingen en sportclubs wordt niet gestaafd met cijfers. De vraag is of Zoetermeer afwijkt van de landelijke trends. De zinsnede ‘witte bolwerken’ wordt als ongewenst beschouwd; - De Wmo-raad vraagt ook aandacht voor de positie van onder andere laaggeletterden, om te voorkomen dat zij uitgesloten raken van deelname aan de samenleving als gevolg van hun laaggeletterdheid. Het is voor deze groep lastig om aan te haken. Concluderend komt de Wmo-raad tot het volgende advies: zet breder in dan alleen wijken en buurten en betrek (sport)clubs, kerken en overige groepen en instellingen in het plan om te komen tot een optimale vorm van samen leven in Zoetermeer.
c. Deelbeleidsplan Opgroeien De deelgroep heeft een aantal tekstuele opmerkingen op papier gezet. Deze worden door de secretaris naar de opsteller van het deelbeleidsplan gestuurd. Daarnaast worden enkele adviespunten genoemd: - Pagina 8/9, paragraaf 3b: De hiergenoemde cijfers zijn verontrustend. Men ziet onvoldoende uitwerking terug in het beleidsplan; - Pagina 12: de doelstellingen zijn vaag geformuleerd. Deze zouden concreter kunnen en vooral SMART moeten worden uitgewerkt; - Pagina 16: De prioritering zou concreter kunnen worden geformuleerd. Vervolgens zouden deze moeten worden vertaald naar een planning (tijdspad); - Pagina 25: Het project ‘Veilig opgroeien’ staat nu in de bijlage. De Wmo-raad zou liever zien dat dit wordt opgenomen in het beleidsplan zelf in plaats van in de bijlage; - Jongeren die ouder zijn dan 18 jaar moeten nu losgelaten worden omdat ze meerderjarig zijn. Maar jongeren zijn vaak kwetsbaar. De Wmo zou ook wat voor deze groep kunnen betekenen. In het plan is hier onvoldoende aandacht voor. Jeugdzorg vindt het essentieel dat de regie goed gevoerd gaat worden. Voorgesteld wordt om een regievoerder met mandaat aan te stellen die contacten heeft met verschillende instellingen. Deze regievoerder kan een verbindende factor zijn. Tot slot is een discussiepunt geformuleerd. Op pagina 13 van het deelbeleidsplan wordt voorgesteld om een meldpunt in te stellen waar burgers meldingen kunnen doen over hun zorgen ten aanzien van jongeren en gezinnen. Men vraagt zich af of dit een goed plan is of dat het beter is dat er één algemeen zorgmeldpunt komt in het kader van de Wmo. Sommige leden vragen zich af of een dergelijk meldpunt in welke vorm dan ook de privacy niet teveel schendt. Anderen vinden het een goed idee om zorgmijders in contact te brengen met zorg, zodat zij geholpen kunnen worden. Naar aanleiding van de discussie over het meldpunt wordt geconcludeerd dat er één meldpunt zou moeten zijn en niet allerlei verschillende meldpunten. d. Deelbeleidsplan Informatie, advies en cliëntondersteuning Er is geen deelgroep geformeerd voor dit deelbeleidsplan. In de vergadering komen de volgende punten aan de orde: - Tijdens de brainstorm over dit deelbeleidsplan in de Wmo-raad is gesteld dat de communicatie over de Wmo buitengewoon belangrijk is en dat de gemeente helder moet maken wie waarover gaat; - De gemeente moet gebruik maken van zowel digitale als andere schriftelijke en mondelinge toepassingen voor het uitvoeren van informatie, advies en cliëntondersteuning; - De gemeente moet ook goed kijken naar informatie en advies voor sociaal kwetsbaren. Samengevat wordt dat informatie en advies zowel schriftelijk, mondeling als digitaal zou moeten worden verstrekt. Daarbij moet goed bekeken worden welke groepen bereikt kunnen worden via welk kanaal. e. Deelbeleidsplan Elkaar helpen In de vergadering komen de volgende punten aan de orde: - Pagina 5: Onder ‘Extra aandacht voor risicogroepen’ staat als derde groep genoemd: mensen met psychiatrische problemen en mensen met een langdurige, chronische en/of levensbedreigende ziekte. Deze groep hoort hier niet thuis omdat het geen mantelzorgers zijn. Het betreft mensen die zelf hulp nodig hebben. Verder zou er een risicogroep kunnen worden toegevoegd: mensen die zowel een baan hebben als mantelzorger zijn. Er moet beleid komen voor mensen in flexibele werksituaties;
-
-
-
-
-
-
Pagina 6: Onder ‘collectieve versus individuele voorzieningen’ zou moeten worden toegevoegd dat de mantelzorger betrokken wordt bij de indicatiestelling. Dit staat volgens de leden van de deelgroep ook in de Memorie van Toelichting van de Wmo; Pagina 7: Bij de ontwikkelingen vrijwilligerswerk onder het kopje ‘In soort vrijwilligerswerk’ zou een mentorschap voor ouderen en anderen toegevoegd kunnen worden. Hierbij wordt ook gedacht aan jongeren die zichzelf niet staande kunnen houden in deze maatschappij. Na discussie tussen de leden van de Wmo-raad concludeert de voorzitter dat het mentorschap geformuleerd zou kunnen worden binnen de context van de mantelzorg; Pagina 8: Onder het kopje ‘Mengvormen’. Er is discussie over de mate van vrijwilligheid en de daarmee samenhangende motivatie bij vrijwilligerswerk in het kader van een uitkering. De Wmo-raad concludeert dat het van belang is dat vrijwilligers gemotiveerd zijn om vrijwilligerswerk te doen. Dit leidt tot betere resultaten voor zowel de vrijwilliger als de organisatie waar het vrijwilligerswerk wordt verricht; Pagina 9: De Wmo-raad is van mening dat de gemeente haar waardering zou moeten laten blijken aan vrijwilligers en mantelzorgers. Dit zou kunnen middels een kortingspas. Hiermee kan de gemeente haar waardering laten blijken. Gedacht wordt aan een pas die het HOF in Den Haag uitgeeft onder vrijwilligers van vrijwilligersorganisaties. Naar aanleiding van de discussie hierover wordt geconcludeerd dat vrijwilligers gewaardeerd zouden moeten worden. Tegelijkertijd moet ervoor gewaakt worden dat er binnen één gemeente allerlei passen in omloop zijn. Besloten wordt dat de Wmo-raad het college zal vragen te onderzoeken of waardering van mantelzorgers en vrijwilligers via een pas mogelijk is; Pagina 12: Bij punt 2 (specifieke aandacht voor risicogroepen) zou de Wmo-raad graag toegevoegd zien dat naast de jonge mantelzorgers ook de niet zichtbare oudere mantelzorger genoemd wordt. Daarnaast zou bij de ondersteuningsvragen en knelpunten als punt i. kunnen worden toegevoegd: aandacht en waardering vanuit de overheid voor de mantelzorger; Pagina 13: Ad a. bij ‘Doel’. Hier zou naast drempelvrees ook onbekendheid kunnen worden toegevoegd; Pagina 15: Ad f. bij ‘Actie’. Achter ‘kerken’ zou de zinsnede ‘met behoud van eigen identiteit’ kunnen worden toegevoegd. Hiermee wordt de ‘couleur locale’ van elke organisaties gewaarborgd; Pagina 18: Een aantal leden pleit ervoor om bij ‘Toelichting’ onder ‘faciliteiten voor vrijwilligersorganisaties’ individuele vrijwilligersorgisaties te vervangen door nietcommerciële vrijwilligersorganisaties. Hiermee willen zij onderscheid maken tussen vrijwilligers organisaties die geen en vrijwilligers organisaties die wél eigen inkomsten hebben. Andere leden zijn het hier niet mee eens, omdat allerlei organisaties (bescheiden) eigen inkomsten kunnen hebben. Maar dat staat volgens hen los van de vrijwilligers. Dit punt wordt daarom niet overgenomen in het advies; Pagina 19: Voorgesteld wordt om de zinsnede ‘witte’ organisaties anders te formuleren, waarbij laagdrempeligheid voorop staat.
Tot slot vraagt de Wmo-raad expliciet aandacht voor de positie van het Steunpunt Mantelzorg Vrijwillige Thuishulp (SMVT, pagina 10). De Wmo-raad vindt de huidige situatie, waarin de gemeente de subsidie aan een zorgaanbieder verleent, waarbij de consulenten mantelzorg in loondienst zijn van die zorgaanbieder en op een van de locaties van deze zorgaanbieder spreekuur houden, niet aanvaardbaar. De consulenten kennen de werkwijze van deze zorgaanbieder en zullen zich voor voorzieningen, betreffende de respijtzorg, als eerste aanbeveling naar deze zorgaanbieder verwijzen. In deze situatie kan de onafhankelijkheid van de consulent in twijfel worden getrokken. Voor de mantelzorger is het van groot belang om onafhankelijke adviezen en ondersteuning te kunnen ontvangen over voorzieningen en respijtzorg. In het kader van het contracteerbeleid van de gemeente Zoetermeer zijn meerdere zorgaanbieders gecontracteerd. De mantelzorger moet in vrijheid een keuze kunnen maken van welke
zorgaanbieder diensten worden afgenomen. De Wmo-raad adviseert het college van burgemeester en wethouders daarom de Steunpunten Mantelzorg een onafhankelijke door de gemeente gesubsidieerde status te geven1. f. Deelbeleidsplan Meedoen Makkelijker maken De Wmo-raad is positief over dit deelbeleidsplan. Wél is een aantal opmerkingen gemaakt: - Algemeen: begrippen. Het zou goed zijn het begrip allochtonen (westers?/nietwesters?) te definiëren. Tevens wekt het door elkaar gebruiken van ‘handicap’ en ‘beperking’ verwarring. De voorkeur wordt gegeven aan ‘beperking’; - Pagina 4: waar het gaat om het doen van onderzoek, zou het goed zijn om het begrip ‘regelmatig’ concreet te maken en te vervangen door bijvoorbeeld jaarlijks of halfjaarlijks. - Pagina 5: Bij ‘beleidsparticipatie’ wordt ook de RegioTaxi genoemd. De deelgroep is van mening dat dit geen individuele voorziening is, maar een collectieve voorziening. Navraag leert dat het een collectieve voorziening is omdat het vervoer collectief wordt ingekocht (mensen kunnen niet kiezen). Tegelijkertijd wordt er op individuele basis bepaald of iemand er gebruik van kan maken, waarmee het ook als individuele voorziening kan worden beschouwd; - Pagina 8: De Wmo-raad vraagt zich af hoe men aan de aantallen komt. Het zou ook hier goed zijn om aan bronvermelding te doen; - Pagina 10: Bij ‘Beleid voor mensen met een functiebeperking’ staat onder de eerste doelstelling de zinsnede ‘op basis van gelijke rechten’. Deze zin is overbodig; - Pagina 19: De gemeente maakt geen gebruik van de diensten van de SVB. De deelgroep vraagt zich af waarom dit is; - Pagina 20: Een aantal leden is van mening dat het laatste knelpunt hier niet thuis hoort. Klachten moeten gemeld worden bij het Wmo-loket. De voorzitter legt uit dat het Platform Gehandicapten het kennelijk ervaren heeft als een knelpunt en dan kun je dit als ambtelijke organisatie niet negeren. Voorgesteld wordt om dit dan in ieder geval anders te formuleren. Verheldering is noodzakelijk; - Pagina 22: Collectieve voorzieningen, Wonen: Een aantal groepen wordt daar niet genoemd. Daarom is het verstandig om het woord ‘bijvoorbeeld’ toe te voegen; - De Wmo-raad vraagt ook expliciet aandacht voor de groep verstandelijk gehandicapten. De Regionale Federatie van Ouderverenigingen heeft hierover een nota uitgebracht, die ook naar de gemeente is gezonden. De Wmo-raad is van mening dat de gemeente deze nota zou moeten betrekken in het beleid; - De leden van de Wmo-raad pleiten voor meer dan één leverancier van hulpmiddelen voor mensen met een beperking, zodat mensen kunnen kiezen bij welke aanbieder ze hun hulpmiddelen kunnen aanvragen. Dit zal bijdragen aan de kwaliteit van de dienstverlening. g. Deelbeleidsplan Weer Meedoen De leden van de deelgroep hebben hun aandachts- en adviespunten op papier gezet. Dit document is voorafgaand aan de vergadering rondgezonden. In de eerste plaats zijn twee vragen geformuleerd: - Pagina 9: Bij ‘De samenstelling groep sociaal kwetsbaren’ worden de volgende groepen gemist: de groep van migranten, (ex)prostituees, slachtoffers van loverboys, tienermoeders en comazuipers. Gevraagd wordt wat er voor deze groepen gebeurt. - Pagina 10: ‘Bij 275 personen is sprake van een combinatie van kwetsbare factoren. Op grond van landelijke gegevens is een aantal van 500 tot 600 personen te verwachten’ Daarbij komt de volgende vraag naar boven: indien deze verwachting juist is, welke gedachten heeft de gemeente om meer zicht/greep te krijgen op de ‘ontbrekende zorgvragers’? Het deelbeleidsplan gaat er verder niet op in; !
"
# )
$" % '
&
' *"
(
#
# "
Verder is geconstateerd dat de algemene doelstellingen op pagina 16 minder toepasbaar zijn voor groepen als slachtoffers van huiselijk geweld, mensen levend rond de armoedegrens en de ex-gedetineerden. Bij deze groepen kan er sprake zijn van meervoudige problematiek. Daarnaast is ook een aantal adviespunten geformuleerd: - Pagina 12: ‘Regie op uitvoerend niveau vindt plaats in de meldpunten, signaleringsoverleggen of casuïstiekbesprekingen’. De gemeente als regisseur dient zich af te vragen hoe de meld- en informatiepunten zich tot elkaar moeten verhouden en hoe deze meldpunten zich tot het WMO-loket verhouden; - Pagina 14: ‘Tevens is de coördinatie van de diverse hulpverlening rondom een persoon of gezin ingeval van complexe problematiek essentieel: in de vorm van casemanagement of gezinscoaching’. In situaties waarin er sprake is van complexe (meervoudige) problematiek dienen de betrokken instellingen een zorgplan op te stellen. De (zorg)coördinator zorgt voor afstemming en controleert de voortgang van de hulpverlening. De nazorg is een vast onderdeel van de hulpverlening; - Pagina 16: ‘Wat betreft het voorkomen van huisuitzettingen’: De gemeente heeft geen informatie over de huisuitzettingen door particuliere woningbouwverenigingen. Het is belangrijk, dat de gemeente op korte termijn hierover gegevens verzamelt. Een standaardprocedure – bestemd voor woningbouwcorporaties en particuliere woningverhuurbedrijven - is nodig om bij dreigende huisuitzetting de oorza(a)k(en) op te sporen. De afweging van te maken kosten (als herhuisvesting) in verhouding tot de uitstaande schuld dient opgenomen te worden in de standaardprocedure; - Pagina 18, 20 en 22: ‘Mogelijke indicatoren’. Onduidelijk is wat met ‘output’ bedoeld wordt. Aantallen zeggen weinig wanneer er vooraf geen richting (toename/afname of streefaantal) wordt geformuleerd; - Pagina 18: ‘Bundeling van krachten in de sfeer van intensievere samenwerking, gemeenschappelijke huisvesting en spreekuren…kan leiden tot een nog efficiëntere en betere spreiding van dienstverlening’. Het streven de ‘krachten te bundelen’ is een goede zaak. Nadelen kunnen zijn het verlies van laagdrempeligheid en intimiteit. Iedere (vrijwilligers)organisatie heeft min of meer een eigen doelgroep. Voorshands pleiten we voor een intensievere samenwerking tussen de organisaties om te komen tot efficiënte verwijzingen en hiermee mogelijk shopgedrag te voorkomen; - Pagina 18: ‘De coördinatie van de nazorg aan (ex-)gedetineerden is opgedragen aan de gemeente’. Op pagina 20 staat: ‘op basis van een proef is in 2008 een coördinatiepunt nazorg ex-gedetineerden operationeel.’ Nazorg is zeer belangrijk, omdat het terugval en recidive kan voorkomen. Het gaat echter te ver om een proef te houden waarbij de uitkomst (t.w. coördinatiepunt) al vast staat. Aangeraden wordt om eerst te inventariseren wat er in andere gemeenten op dit terrein aan activiteiten wordt verricht (en bij de stichtingen Solide, Exodus en het Leger des Heils) en welke ervaringen men heeft met de nazorg aan ex-gedetineerden; - Pagina 19:‘Humanitas constateert dat de problematiek die zij aantreft in samenhang met schulden…dat professionele hulp noodzakelijk is. De gemeenteraad heeft extra budget beschikbaar gesteld voor extra en outreachende hulpverlening.’ Het is belangrijk, dat de gemeente toeziet op efficiënte samenwerking tussen de hulporganisaties en dat ook nazorg wordt verleend om terugval te voorkomen; - Pagina 19:‘Tevens wordt een onderzoek naar de ervaringen van betrokkenen (slachtoffers en daders) over de hulpverlening en effectiviteit ervan overwogen.’ Het ‘overwegen’ vinden we te zwak geformuleerd. Het uitvoeren van een onderzoek naar de ervaringen van slachtoffers en daders huiselijk geweld met de hulpverlening is nodig om zicht te krijgen op de behaalde resultaten. Welke suggesties voor verbetering hebben ze en hoe kijkt men aan tegen de coördinatie door het CHHG? De huidige metingen van ‘aantal eerste meldingen’, ‘aantal verwijzingen naar hulpverlening’ en ‘aantal herhaalde meldingen binnen twee jaar na eerste melding bij CHHG’ geven onvoldoende inzicht in de behaalde resultaten;
+
-
-
Pagina 21 en 22: De gestelde doelen bij 4.4. worden onderschreven door de Wmo-raad. Wel wil de raad wijzen op enkele knelpunten bij de vrijwilligersorganisaties op wijk- en buurtniveau te weten: hoge huurlasten, onvoldoende menskracht en weinig/geen expertise op het vlak van begeleiding van sociaal kwetsbaren. Hier zou ook aandacht aan besteed kunnen worden; Pagina 42: ‘Fasering te behalen resultaten.’ Naast de fasering in tijd is het kostenaspect belangrijk. De kosten per activiteit en de wijze van financiering ontbreken. Geadviseerd wordt een overzicht hiervan op te nemen.
De Wmo-raad adviseert binnen het deelbeleidsplan over sociaal kwetsbaren prioriteit te geven aan de volgende acties: a. Snelle besluitvorming door de gemeente over de financiering woonbegeleiding of andere vormen van ondersteunende begeleiding wanneer er sprake is van psychosociale problematiek en niet van psychiatrie (verschuiving indicatiestelling CIZ, geen financiering via AWBZ); b. Uitbreiding van tijdelijke woonruimte/onderdak voor (actie 2): de groep die overlast veroorzaakt,de zorgmijders; de slachtoffers (gezinnen) van huiselijke geweld; de opvang van daders huiselijk geweld in kader huiselijk verbod; de opvang en nazorg van ex-gedetineerden. c. Opzetten pilot om te onderzoeken op welke wijze de nazorg voor ex-gedetineerden het best georganiseerd kan worden (actie 7); d. Om de twee jaar onderzoek uitvoeren naar de ervaringen van slachtoffers en daders huiselijk geweld met de hulpverlening (actie 11). e. Bundeling van krachten op het vlak van dagbesteding, activering en reïntegratie en het zoeken naar nieuwe combinaties van zorg en dagbesteding (actie 14).
,
3. Eindoordeel en advies De Wmo-raad heeft in de vergadering aangegeven in grote lijnen tevreden te zijn met de inhoud van de koepelnota en de deelbeleidsplannen. Wél is de Wmo-raad van mening dat doelstellingen concreter en SMART geformuleerd zouden moeten worden en dat bij onderzoek aan bronvermelding zou moeten worden gedaan. Verder vindt de Wmo-raad passages als ‘witte bolwerken’ in gemeentelijke stukken ongewenst. Indien toegang en laagdrempeligheid tot de voorzieningen voorop staat stelt de Wmo-raad voor om dit op een andere wijze te formuleren. De Wmo-raad adviseert het College daarom: 1. de actiepunten in de koepelnota en de deelbeleidsplannen SMART te formuleren; 2. zorg te dragen voor bronvermelding indien er cijfers uit onderzoek worden weergegeven; 3. bij het uitvoeren van onderzoek concreet aan te geven volgens welke frequentie dit zal plaatsvinden, bijvoorbeeld jaarlijks of halfjaarlijks, in plaats van ‘regelmatig’; 4. passages als ‘witte bolwerken’ te wijzigen in een andere formulering waarbij de laagdrempeligheid van de voorzieningen voorop staat. Daarnaast heeft de Wmo-raad voor de koepelnota en de deelbeleidsplannen afzonderlijk een aantal adviezen geformuleerd. a. Koepelnota De raad kan zich vinden in de visie zoals geformuleerd in de koepelnota, maar adviseert het College tevens: 5. de majeure actiepunten ook te verwoorden in de koepelnota; 6. aan te geven of alle ambities daadwerkelijk gerealiseerd kunnen worden binnen de financiële kaders. b. Deelbeleidsplan Samen Leven De Wmo-raad adviseert het College: 7. breder in te zetten dan alleen wijken en buurten en om (sport)clubs, kerken en overige groepen en instellingen in het plan te betrekken om te komen tot een optimale vorm van samen leven in Zoetermeer; 8. aandacht te besteden aan beleid voor groepen als laaggeletterden om ervoor te zorgen dat zij mee kunnen (blijven) doen aan de samenleving. c. Deelbeleidsplan Opgroeien De Wmo-raad adviseert het College: 9. meer aandacht te schenken aan de uitwerking van maatregelen ten behoeve van risicogroepen om daarmee de verontrustende cijfers het hoofd te bieden (pagina 8/9); 10. alle doelen en de prioritering concreter te formuleren en deze te vertalen naar een planning (tijdspad); 11. het project ‘Veilig opgroeien’ op te nemen in het beleidsplan zelf in plaats van in de bijlage; 12. meer aandacht te besteden aan jongeren die ouder zijn dan 18 jaar en voor deze groep een regievoerder met mandaat (case-manager) aan te stellen die contacten heeft met verschillende instellingen, zodat deze als verbindende factor kan optreden; 13. één meldpunt in te stellen waar ook meldingen over jongeren en hun ouders gedaan kunnen worden in plaats van verschillende meldpunten.
-
d. Deelbeleidsplan Informatie, advies en cliëntondersteuning In de vele contacten van de Wmo-raad de afgelopen maanden blijkt dat nog heel veel mensen in Zoetermeer niet weten wat de Wmo inhoudt en wie waar over gaat. De Wmo-raad adviseert het College daarom: 14. aan de inwoners van Zoetermeer duidelijk te maken wie waar over gaat bij de Wmo en hierop zo snel mogelijk actie te ondernemen; 15. goed te kijken naar welke groepen wél en welke groepen niet bereikt worden met welke middelen en hoe niet-bereikte groepen wel bereikt zouden kunnen worden; 16. de inwoners van Zoetermeer tegemoet te treden door gebruik te maken van zowel de mogelijkheden van internet als van andere schriftelijke en mondelinge toepassingen. e. Deelbeleidsplan Elkaar helpen De Wmo-raad adviseert het College: 17. mensen met psychiatrische problemen en mensen met een langdurige, chronische en/of levensbedreigende ziekte niet tot de groep mantelzorgers te rekenen, omdat zij niet tot deze groep behoren (pagina 5); 18. specifiek beleid te ontwikkelen voor mensen die zowel een baan hebben als mantelzorger zijn en deze groep als risicogroep toe te voegen (pagina 6); 19. de mantelzorger te betrekken bij de indicatiestelling (pagina 6); 20. het mentorschap te formuleren binnen de context van de mantelzorg en hierbij ook ouderen en jongeren toe te voegen (pagina 7); 21. goed in acht te nemen dat het van belang is dat vrijwilligers gemotiveerd zijn om vrijwilligerswerk te doen, zodat dit tot betere resultaten leidt voor zowel de vrijwilliger als de organisatie waar vrijwilligerswerk verricht wordt (pagina 8); 22. te onderzoeken of waardering van mantelzorgers en vrijwilligers via een kortingspas mogelijk is (pagina 9); 23. naast jonge mantelzorgers ook de niet zichtbare oudere mantelzorger toe te voegen als risicogroep en als knelpunt de aandacht en waardering vanuit de overheid voor de mantelzorger toe te voegen (pagina 12); 24. naast het wegnemen van ‘drempelvrees’ ook het wegnemen van ‘onbekendheid’ toe te voegen als doel van het Steunpunt Mantelzorg Vrijwillige Thuishulp (pagina 13); 25. ervoor te zorgen dat de ‘couleur locale’ van elke organisatie gewaarborgd blijft door ‘met behoud van de eigen identiteit’ toe te voegen (pagina 15); 26. de Steunpunten Mantelzorg Vrijwillige Thuishulp (SMVT) een onafhankelijke door de gemeente gesubsidieerde status te geven, zodat de mantelzorger in vrijheid een keuze kan maken van welke zorgaanbieder diensten worden afgenomen2. f. Deelbeleidsplan Meedoen Makkelijker maken De Wmo-raad adviseert het College: 27. het begrip ‘allochtonen’ te definiëren en een keuze te maken tussen de begrippen ‘handicap’ en ‘beperking’, waarbij de Wmo-raad de voorkeur geeft aan ‘beperking’; 28. bij ‘beleidsparticipatie’ aan te geven dat de RegioTaxi ook behoort tot de collectieve voorzieningen in plaats van deze als individuele voorziening te vermelden (pagina 5); 29. de zinsnede ‘op basis van gelijke rechten’ te verwijderen omdat deze zin overbodig is (pagina 10); 30. helder aan te geven wat op pagina 20 bij 3f bedoeld wordt met het gemis aan een klachtenregeling per specifieke doelgroep. Voor welke groepen en instellingen ziet men nog witte vlekken? Hoe moet in dat verband de passage ‘het ontbreekt aan een
!
"
# )
$" %
& '
' *"
(
.
#
# "
manier om vanuit bundeling en analyse van klachten verbeteringen te adviseren’ worden verstaan?; 31. er alert op te zijn dat een aantal groepen bij ‘wonen’ niet wordt genoemd en daarom het woord ‘bijvoorbeeld’ toe te voegen (pagina 22); 32. expliciet aandacht te besteden aan de groep verstandelijk gehandicapten en hierbij de nota van de Regionale Federatie van Ouderverenigingen te betrekken; 33. ervoor te zorgen dat hulpmiddelen bij meerdere aanbieders kunnen worden aangevraagd. g. Deelbeleidsplan Weer Meedoen De Wmo-raad adviseert het College: 34. de groepen migranten, (ex)prostituees, slachtoffers van loverboys, tienermoeders en comazuipers ook mee te nemen in het deelbeleidsplan omdat zij ook tot de groep sociaal kwetsbaren behoren (pagina 9); 35. duidelijk aan te geven hoe de gemeente denkt meer grip te krijgen op de ‘ontbrekende zorgvragers’ (pagina 10); 36. er rekening mee te houden dat de algemene doelstellingen minder toepasbaar zijn voor groepen als slachtoffers van huiselijk geweld, mensen levend rond de armoedegrens en ex-gedetineerden, omdat er bij deze groepen sprake kan zijn van meervoudige problematiek (pagina 16); 37. zich af te vragen hoe de meld- en informatiepunten zich tot elkaar moeten verhouden en hoe deze meldpunten zich tot het Wmo-loket verhouden (pagina 12); 38. er op te letten dat betrokken instellingen in situaties waarin er sprake is van complexe (meervoudige) problematiek een zorgplan opstellen, waarbij de (zorg)coördinator voor afstemming zorgt en de voortgang van de hulpverlening controleert. De nazorg is een vast onderdeel van de hulpverlening (pagina 14); 39. op korte termijn informatie te verzamelen over de huisuitzettingen door particuliere woningbouwverenigingen en hierbij een standaardprocedure – bestemd voor woningbouwcorporaties en particuliere woningverhuurbedrijven – op te stellen om bij dreigende huisuitzetting de oorza(a)k(en) op te sporen, waarin de afweging van de te maken kosten (als herhuisvesting) in verhouding tot de uitstaande schuld opgenomen dient te worden (pagina 16); 40. vooraf indicatoren aan te geven op basis waarvan de output gemeten kan worden (pagina 18, 20, 22); 41. in het kader van ‘bundeling van krachten’ een intensievere samenwerking tussen de organisaties, waarbij laagdrempeligheid en eigen identiteit behouden blijven, te stimuleren om te komen tot efficiënte verwijzingen en hiermee mogelijk shopgedrag te voorkomen (pagina 18); 42. in het kader van nazorg eerst te inventariseren wat er in andere gemeenten op dit terrein aan activiteiten wordt verricht (en bij de stichtingen Solide, Exodus en het Leger des Heils) en welke ervaringen men heeft met de nazorg aan ex-gedetineerden alvorens een proef te houden waarbij de uitkomst (coördinatiepunt) al vast staat (pagina 18); 43. toe te zien op efficiënte samenwerking tussen de hulporganisaties en het verlenen van nazorg om terugval te voorkomen (pagina 19); 44. een onderzoek uit te voeren (in plaats van te ‘overwegen’) naar de ervaringen van slachtoffers en daders huiselijk geweld met de hulpverlening om zicht te krijgen op de behaalde resultaten. Hierbij zou aan de orde moeten komen welke suggesties voor verbetering men heeft en hoe men aankijkt tegen de coördinatie door het CHHG (pagina 19); 45. aandacht te besteden aan enkele knelpunten bij de vrijwilligersorganisaties op wijken buurtniveau, te weten: hoge huurlasten, onvoldoende menskracht en weinig/geen expertise op het vlak van begeleiding van sociaal kwetsbaren (pagina 21/22);
/
46. een overzicht van de kosten per activiteit en de wijze van financiering op te nemen (pagina 42). De Wmo-raad adviseert binnen het deelbeleidsplan over sociaal kwetsbaren prioriteit te geven aan de volgende acties: • Snelle besluitvorming door de gemeente over de financiering woonbegeleiding of andere vormen van ondersteunende begeleiding wanneer er sprake is van psychosociale problematiek en niet van psychiatrie (verschuiving indicatiestelling CIZ, geen financiering via AWBZ); • Uitbreiding van tijdelijke woonruimte/onderdak voor (actie 2): de groep die overlast veroorzaakt,de zorgmijders; de slachtoffers (gezinnen) van huiselijke geweld; de opvang van daders huiselijk geweld in kader huiselijk verbod; de opvang en nazorg van ex-gedetineerden. • Opzetten pilot om te onderzoeken op welke wijze de nazorg voor ex-gedetineerden het best georganiseerd kan worden (actie 7); • Om de twee jaar onderzoek uitvoeren naar de ervaringen van slachtoffers en daders huiselijk geweld met de hulpverlening (actie 11). • Bundeling van krachten op het vlak van dagbesteding, activering en reïntegratie en het zoeken naar nieuwe combinaties van zorg en dagbesteding (actie 14). • Het creëren van laagdrempelige ontmoetingsplaatsen voor de mensen met psychische/psychiatrische problematiek (actie 18). Uw reactie op onze adviezen zien wij graag zo spoedig mogelijk tegemoet. Daarbij gaan wij er van uit, dat indien u een advies niet overneemt, u dat met redenen omkleedt. De voorzitter,
A.R.J.M. van Huut
ALLE ADVIEZEN VAN DE WMO-RAAD ZOETERMEER Advies WR2007-04 December 2007 Advies van de Wmo-raad Zoetermeer over het Meerjarenbeleidsplan Wmo 2008-2011 Advies WR2007-03 November 2007 Advies van de Wmo-raad Zoetermeer over het gewijzigde Verstrekkingenboek Wmo Advies WR2007-02 Juli 2007 Ongevraagd advies van de Wmo-raad Zoetermeer over RegioTaxi Haaglanden Mei 2007 Advies WR2007-01 Advies van de Wmo-raad Zoetermeer over het Plan van Aanpak Meerjarenbeleidsplan Wmo 2008-2011