Witteveen 2015 1. Algemeen Eind vorig jaar zijn tussen de regeringsfracties van de VVD en de PvdA enerzijds en de oppositiepartijen D66, de SGP en de CU anderzijds pensioenafspraken gemaakt. Een groot deel van deze afspraken is nu vastgelegd in het zogenoemde “Witteveenakkoord 2015”. Op grond van dit akkoord worden de fiscale mogelijkheden met betrekking tot de pensioenopbouw vanaf 2015 beperkt. De wet met deze fiscale voorstellen is op 27 mei 2014 door de Eerste Kamer aangenomen en zal op 1 januari 2015 in werking treden. Hierna behandelen wij de voor de pensioenpraktijk belangrijkste onderwerpen uit deze wet.
2. Verlaging opbouwpercentage middelloonregeling naar 1,875% Het fiscaal maximum opbouwpercentage voor het ouderdomspensioen bij een middelloonregeling wordt bij een pensioenrichtleeftijd van 67 jaar verlaagd naar 1,875% (nu 2,15%). Voor eindloonregelingen wordt het maximum verlaagd naar 1,657% (nu 1,9%). De maximumpercentages van de opbouw voor het partnerpensioen en het wezenpensioen worden evenredig verlaagd. Opbouwpercentage Ouderdomspensioen Partnerpensioen Wezenpensioen
Opbouwpercentage middelloon 1,875% 1,313% 0,263%
Opbouwpercentage eindloon 1,657% 1,160% 0,232%
Voor beschikbare premieregelingen zijn inmiddels de bijbehorende (maximale) 4%- en 3% premiestaffels gepubliceerd. Deze staffels hebben wij in bijlage 1 opgenomen. Dit zijn nettostaffels; dat wil zeggen dat de stortingen verhoogd kunnen worden door kostenopslagen en eventuele risicopremies voor de premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid. Opmerkingen Sprenkels & Verschuren Het is nog steeds mogelijk om een lagere pensioenrichtleeftijd dan 67 jaar te hanteren. De fiscaal maximale opbouwpercentages zijn dan lager. Een lagere pensioenrichtleeftijd dan de AOW-leeftijd geeft wel vaak juridische complicaties. 3. Aftopping pensioenopbouw op € 100.000 (bedrag 2014) Binnen de huidige pensioenregelingen mag er vanaf 1 januari 2015 geen pensioen (in fiscale zin) meer worden opgebouwd over het salaris boven de € 100.000: over premies die betaald worden voor een pensioenopbouw die betrekking heeft op het salaris boven € 100.000 moet vanaf 1 januari 2015 loonbelasting worden ingehouden. Voor het tot 1 januari 2015 opgebouwde pensioen blijven de oude regels gelden. Er mag echter bij toekomstige salarisverhogingen boven de € 100.000 geen backservicepensioen toegekend worden aan de jaren vóór 2015. SV-2014-0487
mei 2014
1
Voor het partner- en wezenpensioen op risicobasis mag in 2015 een (eenmalige) pensioenknip in de berekening worden aangebracht, zodat over de jaren vóór 2015 geen rekening gehouden hoeft te worden met de maximering van het salaris op € 100.000. Anders zou het partner- en wezenpensioen op risicobasis extreem verlaagd worden. Voor deeltijdwerkers geldt fiscaal een evenredig lager maximum. Het maximum van € 100.000 geldt verder niet voor het arbeidsongeschiktheidspensioen: voor het arbeidsongeschiktheidspensioen zijn de regels niet gewijzigd.. Het maximum van € 100.000 wordt jaarlijks verhoogd op basis van de stijging van de contractlonen. De eerste verhoging vindt per 1 januari 2016 plaats. Opmerkingen Sprenkels & Verschuren Bijzonder aandachtspunt is dat (ook) het partner- en wezenpensioen per 1 januari 2015 voor vele werknemers ineens aanzienlijk lager kan worden. Betrokkenen zullen daarover zo spoedig mogelijk – in ieder geval – (goed) geïnformeerd moeten worden om problemen te voorkomen. Problemen kunnen bijvoorbeeld ontstaan als een werknemer op 5 januari 2015 overlijdt en de partner merkt dat het partnerpensioen veel lager is dan voordien altijd is opgegeven. 4. Faciliteit nettolijfrente en nettopensioen voor salarisdeel boven € 100.000 Werknemers krijgen een extra mogelijkheid om vrijwillig op een fiscaal vriendelijke manier te sparen (of te beleggen) voor een nettolijfrente of een nettopensioen met betrekking tot het salaris boven de € 100.000. Het sparen of beleggen vindt plaats uit het nettosalaris van de werknemer. Over het saldo van het gespaarde of belegde bedrag is geen vermogensrendementsheffing verschuldigd. Als de nettolijfrente of het nettopensioen wordt uitgekeerd, hoeft er op de uitkering geen belasting meer te worden ingehouden. Nettolijfrente De nettolijfrente is een extra spaarmogelijkheid in lijfrente- en bankspaarproductensfeer en kan worden ondergebracht bij een verzekeraar, bank of beleggingsinstelling. De werkgever kan hierbij faciliterend optreden. De regeling moet echter voor de werknemer wel vrijwillig zijn. Ook geldt dat als de werkgever bijdraagt in de kosten van de lijfrente, hij aan alle werknemers die zich in een vergelijkbare positie bevinden maar niet deelnemen aan de regeling eenzelfde bijdrage moet verstrekken. Op de nettolijfrente is de Pensioenwet niet van toepassing. De nettolijfrente kan wel worden afgekocht. Er wordt dan alsnog vermogensrendementsheffing in rekening gebracht: via een bepaalde forfaitaire vaststelling, met terugwerkende kracht. Nettopensioen De nettolijfrente kan ook in de 2de pijler (in de pensioensfeer) worden ondergebracht. Dit moet nog bij wet worden geregeld en de voorwaarden moeten ook nog nader worden uitgewerkt. Deze nettolijfrente gaat waarschijnlijk nettopensioen heten en valt volledig onder de Pensioenwet.
SV-2014-0487
mei 2014
2
Voor het nettopensioen zijn de sociale partners verantwoordelijk. Pensioenfondsen, verzekeraars, PPI’s en buitenlands pensioenuitvoerders kunnen hiervoor als uitvoerder optreden. Er gelden waarschijnlijk wel aanvullende eisen voor het nettopensioen. De belangrijkste daarbij zijn: 1. Het moet tijdens de opbouwfase gaan om een DC-regeling zonder garanties van het pensioenfonds. 2. Het overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico moet worden herverzekerd. 3. Er geldt een werkgeversbijdrage van ten minste 10%. 4. De 10%werkgeversbijdrage moet ook verstrekt worden aan werknemers die in dezelfde omstandigheden verkeren, maar niet aan de regeling van het nettopensioen deelnemen. 5. Het nettopensioen moet voor de werknemer een vrijwillige regeling zijn. 6. Het nettopensioen moet administratief en financieel volledig afgescheiden worden van het reguliere pensioen. Deze voorwaarden zijn nog niet definitief. De staatssecretarissen zijn hierover nog in overleg met het pensioenveld. De voorwaarden zullen worden opgenomen in een algemene maatregel van bestuur die vóór de zomer naar de Tweede en de Eerste Kamer zal worden gestuurd Opmerkingen Sprenkels & Verschuren Het hiervoor genoemde nettopensioen nieuwe stijl is een fiscaal gefacilieerd pensioen: er hoeft geen vermogensrendementsheffing betaald te worden over het gespaarde of belegde pensioengeld. Op dit moment kennen we al een andere mogelijkheid van een nettopensioen: namelijk een splitsing tussen een fiscaal zuiver deel van een pensioenregeling en een fiscaal onzuiver deel. Deze mogelijkheid blijft bestaan. Bij een dergelijke splitsing van de pensioenregeling is er over het niet-fiscaal gefacilieerde deel van de nettopensioenregeling wel vermogensrendementsheffing verschuldigd. Ten aanzien van deze nettopensioenen oude stijl is in de onderhavige regelgeving bepaald dat het afkoopverbod van de Pensioenwet vervalt. Het afkoopverbod vervalt niet voor het nettopensioen nieuwe stijl. Er zijn voor de nettolijfrente en het nettopensioen nog geen tabellen gepubliceerd met maximale percentages voor de stortingen. Er is echter wel aangegeven welke tabel als basis zal dienen. Wij hebben daaruit de volgende tabel afgeleid met maximaal te storten bedragen in de nettolijfrente dan wel het nettopensioen: Leeftijdscategorie 15 tot en met 19 20 tot en met 24 25 tot en met 29 30 tot en met 34 35 tot en met 39 40 tot en met 44 45 tot en met 49 50 tot en met 54 55 tot en met 59 60 tot en met 64 65 tot en met 66 SV-2014-0487
Percentage van de pensioengrondslag 2,304 2,736 3,312 3,936 4,704 5,664 6,816 8,256 9,936 11,904 13,488 mei 2014
3
Het is niet bekend hoe omgegaan moet worden met de kostenopslagen en/of de opslag voor vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid. Deze zitten niet in deze leeftijdsstaffel verwerkt. Verder is het voor pensioenfondsen te hopen dat de uiteindelijke nadere voorwaarden voor pensioenfondsen en werkgevers niet onwerkbaar worden. 5. Verlaging fiscaal minimale franchise naar € 12.522 (bedrag 2014) Bij de nieuwe voorstellen geldt als maatstaf dat er in totaal een pensioen van (40 x 1,875% =) 75% van het gemiddelde loon kan worden bereikt. Daarbij hoort een lagere fiscaal minimale franchise dan nu geldt. Dit betekent dat de fiscaal minimale franchise in 2015 wordt verlaagd. Gerelateerd aan de bedragen van de huidige fiscaal minimale franchise betekent dit dat de franchise bijna € 900 lager wordt: de franchise nu van € 13.449 wordt dan € 12.552 (bedragen 2014). Opmerkingen Sprenkels & Verschuren Voorkomen moet worden dat bij pensioenregelingen die rechtstreeks zijn gekoppeld aan de fiscaal minimale franchise er binnen de pensioenregeling automatisch en ongewild een lagere franchise van toepassing wordt. Anderzijds geeft de verlaging van de franchise ruimte om de pensioenopbouw van vooral lager betaalden te verbeteren: voor degenen met een salaris tot ongeveer € 20.000 kan daarmee de verlaging van het opbouwpercentage zelfs volledig worden gecompenseerd. Verder blijft het mogelijk bij een lager opbouwpercentage een lagere franchise te hanteren dan de hiervoor genoemde fiscaal minimale franchise. Hierna hebben wij de verwachte opbouwpercentages opgenomen bij de te verwachten lagere franchises in een middelloonregeling. Middelloonregeling Opbouwpercentage meer dan Opbouwpercentage niet meer dan Franchisebedrag 2015* 1,701% € 10.271 1,701% 1,788% € 11.434 1,788% 1,875% € 12.552 * Niveau gebaseerd op de bedragen in 2014; betreft benaderde bedragen (werkelijke bedragen zijn nog niet gepubliceerd)
6. Stopzetten koepelvrijstelling Het kabinet heeft het voornemen de koepelvrijstelling voor administratieve dienstverlening aan pensioenfondsen te schrappen. Als reden wordt de huidige ongelijke behandeling van uitvoerders op dit terrein genoemd: sommige uitvoerders kunnen deze diensten zonder btw aanbieden, andere niet. Daartoe zal het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 worden aangepast, zodat per 1 januari 2015 de pensioenuitvoering van de koepelvrijstelling wordt uitgezonderd. Daarmee verdwijnt per 1 januari 2015 de koepelvrijstelling voor administratieve dienstverlening aan pensioenfondsen.
SV-2014-0487
mei 2014
4
Opmerkingen Sprenkels & Verschuren In verschillende uitbestedingsovereenkomsten is het wegvallen van de koepelvrijstelling als ontbindende voorwaarde opgenomen. Dit geeft pensioenfondsen dan in ieder geval de mogelijkheid om opnieuw onderhandelingen aan te gaan over de kosten van de administratieve dienstverlening. Als deze ontbindende voorwaarde ontbreekt kan deze maatregel tot behoorlijk aanvullende lasten voor het pensioenfonds leiden.
7. Wijziging pensioenregeling Er moeten binnen korte termijn zeer veel pensioenregelingen worden aangepast. In het algemeen is een fiscale wijziging zoals hiervoor beschreven arbeidsrechtelijk niet voldoende om een pensioenregeling geheel buiten de werknemers(vertegenwoordigers) om eenzijdig te kunnen wijzigen. Als er een ondernemingsraad is, zal de ondernemingsraad bovendien om instemming moeten worden gevraagd als het om rechtstreeks bij een verzekeraar ondergebrachte pensioenregeling gaat. Als een pensioenregeling niet op tijd is aangepast, vervalt de zogenoemde omkeerregel en ontstaat er een nettopensioenregeling oude stijl, met een jaarlijkse vermogensrendementsheffing. Dat is ongewenst. Verschillende werkgevers zullen de behoefte hebben om de nieuwe pensioenregeling voor de zekerheid vooraf bij de belastingdienst ter goedkeuring voor te leggen. De belastingdienst verwacht een grote toestroom van verzoeken. Ze gaan daarvoor een aparte taskforce opzetten. Het verzoek tot beoordeling van de nieuwe pensioenregeling moet vóór 1 januari 2015 bij de belastingdienst zijn ingediend; anders heeft het geen zin meer. Daarbij heeft de belastingdienst toegezegd dat de formele stukken (pensioenovereenkomst, pensioenreglement e.d.) dan nog niet af hoeven te zijn. Er moet vóór 1 januari 2015 echter wel overeenstemming zijn over de nieuwe pensioenregeling en de gemaakte afspraken moeten ook vóór 1 januari 2015 naar de belastingdienst worden gestuurd. Vaak geldt daarna bij de belastingdienst nog een termijn van 6 maanden voor het opstellen van de definitieve juridische stukken. Opmerkingen Sprenkels & Verschuren Een en ander betekent dat werkgevers en werknemers niet te lang moeten wachten met het in gang zetten van het wijzigingstraject. Een ingegane premievrije pensioenopbouw van arbeidsongeschikten moet in principe ook per 1 januari 2015 worden aangepast aan de nieuwe fiscale regels. Deze ingegane premievrije opbouw mag dus niet zo maar ongewijzigd op basis van de huidige premievrijstelling doorgaan. De regering heeft aangegeven dat de huidige premievrije pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid alleen bij een zogenoemde “uitgewerkte rechtsverhouding” ongewijzigd kan blijven. Uit de rechtspraak blijkt dat er niet zo snel sprake is van een “uitgewerkte rechtsverhouding”. Bij rechtstreeks bij een verzekeraar verzekerde pensioenregelingen zal er bij een premievrije voortzetting in het kader van een arbeidsongeschiktheid vaak wel sprake zijn van een uitgewerkte rechtsverhouding. Bij een pensioenregeling die bij een pensioenfonds is ondergebracht, zal dat veel minder vaak het geval zijn. SV-2014-0487
mei 2014
5
Bijlage 1: Leeftijdsstaffels beschikbare premie bij 1,875% opbouw 4%-staffel Percentage van de pensioengrondslag (opbouw gericht op 1,875% per dienstjaar bij middelloonstelsel) OP en direct OP en direct OP en uitgesteld OP ingaand ingaand opgebouwd PP opgebouwd PP bereikbaar PP 15 tot en met 19 3,4 4,1 4,6 4,8 20 tot en met 24 3,9 4,7 5,3 5,7 25 tot en met 29 4,7 5,7 6,4 6,9 30 tot en met 34 5,8 6,9 7,7 8,2 35 tot en met 39 7,0 8,4 9,3 9,8 40 tot en met 44 8,6 10,2 11,3 11,8 45 tot en met 49 10,4 12,5 13,6 14,2 50 tot en met 54 12,8 15,4 16,5 17,2 55 tot en met 59 15,8 18,9 20,0 20,7 60 tot en met 64 19,6 23,6 24,3 24,8 65 tot en met 66 23,0 27,7 28,0 28,1
3%-staffel Percentage van de pensioengrondslag (opbouw gericht op 1,875% per dienstjaar bij middelloonstelsel) OP en direct OP en direct OP en uitgesteld OP ingaand ingaand opgebouwd PP opgebouwd PP bereikbaar PP 15 tot en met 19 5,9 7,2 8,1 8,4 20 tot en met 24 6,6 8,0 9,0 9,5 25 tot en met 29 7,6 9,3 10,4 11,0 30 tot en met 34 8,8 10,8 11,9 12,5 35 tot en met 39 10,3 12,5 13,8 14,4 40 tot en met 44 11,9 14,6 15,9 16,6 45 tot en met 49 13,9 17,0 18,4 19,1 50 tot en met 54 16,2 19,8 21,2 22,1 55 tot en met 59 19,1 23,3 24,6 25,4 60 tot en met 64 22,6 27,7 28,5 29,1 65 tot en met 66 25,6 31,5 31,8 31,9
SV-2014-0487
mei 2014
6
Bijlage 2: Leeftijdsstaffels beschikbare premie bij lage franchise
15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65
tot tot tot tot tot tot tot tot tot tot tot
en en en en en en en en en en en
Percentage van de pensioengrondslag (opbouw gericht op 1,701% per dienstjaar bij middelloonstelsel) OP en OP en direct OP en direct uitgesteld OP ingaand ingaand opgebouwd opgebouwd PP bereikbaar PP PP met 19 3,1 3,7 4,2 4,4 met 24 3,5 4,2 4,8 5,1 met 29 4,3 5,1 5,8 6,3 met 34 5,2 6,3 7,0 7,4 met 39 6,4 7,6 8,4 8,9 met 44 7,8 9,3 10,2 10,7 met 49 9,5 11,4 12,3 12,9 met 54 11,6 13,9 14,9 15,6 met 59 14,3 17,2 18,1 18,8 met 64 17,8 21,4 22,0 22,5 met 66 20,8 25,2 25,4 25,5
Percentage van de pensioengrondslag (opbouw gericht op 1,788% per dienstjaar bij middelloonstelsel) OP en OP en direct uitgesteld OP ingaand opgebouwd opgebouwd PP PP 15 tot en met 19 3,2 3,9 4,4 20 tot en met 24 3,7 4,4 5,1 25 tot en met 29 4,5 5,4 6,1 30 tot en met 34 5,5 6,6 7,3 35 tot en met 39 6,7 8,0 8,9 40 tot en met 44 8,2 9,8 10,7 45 tot en met 49 10,0 11,9 13,0 50 tot en met 54 12,2 14,6 15,7 55 tot en met 59 15,0 18,1 19,0 60 tot en met 64 18,7 22,5 23,2 65 tot en met 66 21,9 26,5 26,7
SV-2014-0487
mei 2014
OP en direct ingaand bereikbaar PP 4,6 5,4 6,6 7,8 9,3 11,2 13,6 16,4 19,7 23,7 26,8
7