Wittenberglezing Monnickendam, 1 november 2003 Wouter Bos
Dames en heren, Het is een grote eer de Wittenberglezing voor u te mogen houden. De stelling die ik als eerste op uw deur wil spijkeren is deze: Onze Grondwet verdient beter. Mijn lezing gaat over debat. Debat over de grote kwesties van deze tijd. En hoe we dat debat kunnen verbeteren. Neem nu de vraag of we wel of niet het dragen van hoofddoekjes op scholen moeten verbieden.. Waar ligt de grens van tolerantie? Waar eindigt het recht op godsdienstvrijheid? En zijn er grenzen aan het recht om niet gediscrimineerd te worden? Deze vragen spelen elke dag op scholen in Amsterdam, in Rotterdam. Bestuurders, leraren en politici breken zich er het hoofd over. In Frankrijk, Duitsland en Turkije worden steeds weer verschillende antwoorden op deze vragen gegeven. Het zijn vragen die gaan over beginselen, over idealen, maar ook over de kern van de rechtsstaat. Over de vraag waar overheidsbemoeienis ophoudt en individuele vrijheid begint. Waar de vrijheid van de ene burger die van de andere burger aantast. Hoe gaan we met dit soort vragen om? En klopt mijn indruk dat bij ons dit debat veel minder ontwikkeld is dan in die andere landen? Laat ik nog een scherp voorbeeld nemen. Hoe ver reikt de vrijheid van meningsuiting? Mag een politicus homofilie met diefstal vergelijken als dat volgens zijn levensovertuiging een terechte vergelijking is? ? En mag hij dan in een moeite door ook de holocaust ontkennen? En zoja, mag een imam dat dan ook? En in welke bewoordingen? En mag ik het ook? Ook als ik me niet op een levensovertuiging beroep? Deze dilemma’s gaan over rechten van burgers. Botsende grondrechten in een veranderende samenleving. Het zijn bij uitstek de vragen waar wij politici ons mee bezig moeten houden. En waar we ons natuurlijk ook mee bezig houden. Rechters houden zich er ook mee bezig en de Commissie Gelijke Behandeling ook. We dolen niet in de wildernis. Maar toch. Iedereen zoekt bij de beantwoording van deze vragen naar houvast. Naar bronnen. En er zijn veel bronnen waar politici te rade kunnen gaan. De bijbel natuurlijk, of een andere levensbeschouwelijke bron van inspiratie. Maar ook een partijprogramma of een beginselprogramma. Voor sommigen een gedicht of een persoonlijke ervaring.
Ook de Grondwet is zo’n bron. Of zou dat moeten zijn. Dat is in zekere zin voor Kamerleden toch de zwaarste toets bij het beoordelen van de wetten die zij maken. Maar voeren politici deze debatten wel met goed gebruik van bronnen? Gebruiken we daarbij de Grondwet wel als richtsnoer? En als deze debatten buiten het parlement gevoerd worden, speelt de grondwet dan een rol? Bij u dus? Hoe vaak heeft u het het afgelopen jaar over de Grondwet gehad? Dankzij de uitspraken van Fortuyn over artikel 1 en artikel 7 van de Grondwet – het discriminatieverbod en de vrijheid van meningsuiting – ontstond er een korte revival. Fortuyn liet in het beroemde of beruchte Volkskrant interview weten dat wat hem betreft artikel 1 geschrapt kon worden omdat hij de vrijheid van meningsuiting belangrijker vond. Iedereen stond op zijn achterste benen. De heilige Grondwet mocht niet bezoedeld raken! Nederland wordt wakker! Anne Frank was om de hoek. Maar wat niet gebeurde is dat politici het debat aangingen over de Grondwet. Dat iemand uitlegde dat Fortuyn de betekenis van artikel 1 niet goed had begrepen. En daarmee hebben we zowel Fortuyn als onszelf te kort gedaan. Maar we zijn dan ook niet gewend over de Grondwet te debatteren. Nog een voorbeeld. En heel actueel. Elke keer dat er in dit land iemand iets zegt over het bijzonder onderwijs, wordt de discussie doodgeslagen met een beroep op artikel 23 van de Grondwet. Wie het waagt de gelijkstelling tussen openbaar en bijzonder onderwijs ter discussie te stellen weet een groep grondwetfans tegenover zich. En zelfs als door vragen over het islamitisch onderwijs ook in confessionele kring getwijfeld wordt over de onderwijsvrijheid trekt niemand artikel 23 van de Grondwet in twijfel. Het lijkt wel een taboe en is een voorbeeld van hoe in Nederland de Grondwet vaak wordt gebruikt om een discussie vooral niet te voeren. En daar was die Grondwet wat mij betreft nu net niet voor bedoeld. De grondwet speelt geen centrale rol in het kamerdebat. Kamerleden kunnen de Grondwet aanroepen en vervolgens hun gang gaan. Al of niet in overeenstemming met die Grondwet. Ook op school en in de publieke opinie vind ik de aandacht voor de grondwet onvoldoende. Mijn stelling die ik hier vanavond verdedig is de volgende. Een grondwet die geen rol speelt in het debat is een grondwet die niets voor stelt. En onze grondwet stelt niets voor omdat `ie geen tanden heeft. Onze grondwet verdient beter. Waarom maak ik hier zo’n punt van? Onze hoogste nationale wet bevat onze grondrechten. Het fundament van de rechtsstaat. En zou dus ook voortdurend onderwerp van fel debat moeten zijn, en richtssnoer in morele dilemma’s. De Grondwet is ook iets waar we trots op kunnen zijn. Het is namelijk een neerslag van opgebouwde beschaving. In de zeventiende eeuw kwamen bedreigde auteurs uit de hele wereld naar Nederland om hun boeken uit te geven. De Hollandse drukpersvrijheid was een baken van tolerantie in de wereld, hier hoefde niemand voorafgaand toestemming te hebben om zijn gedachten te openbaren. Dit censuurverbod waarom Nederland beroemd was in de 17e eeuw staat nog fier in de Grondwet.
Er is veel meer om trots op te zijn. Het discriminatieverbod, terecht artikel 1, staat er prominent. Gelijke behandeling in gelijke gevallen klinkt eenvoudig maar is het op heel veel plaatsen in de wereld toch niet. Maar we gebruiken de Grondwet niet. Het politieke debat mist hierdoor soms belangrijke argumenten en inzichten. We zijn niet gewend om het erover te hebben. Er is in Nederland nauwelijks grondrechtendiscours zoals dat in bijvoorbeeld de Verenigde Staten bestaat. Zelfs de Nederlandse televisiekijker kent uit de Amerikaanse politieseries de kreet ‘taking the fifth’ voor het inroepen van het zwijgrecht door verdachten, maar kennen we een Nederlands equivalent? Je zou haast denken dat wij Nederlanders beter bekend zijn met het first amendment als norm voor uitingsvrijheid dan met ons eigen artikel 7. En dat moeten wij ons aantrekken. Al met al is de conclusie vervelend. Het debat over de Grondwet is in Nederland onderontwikkeld en vrijblijvend. Dat heeft te maken met het feit dat de belangrijkste controlerende taak in een democratische rechtsstaat, het controleren van de grondwettigheid van wetten, door niemand wordt uitgeoefend. Maar er is meer. Ik begin bij het begin. Bij de misschien wat kleinere problemen die evenwel de symboliek en dus de uitstraling van het grondwetsdebat wel degelijk beïnvloeden. In de eerste plaats is de Grondwet hier en daar onleesbaar. Sprankelend debat wordt zelden bevorderd door de taal van de wetgever. Helaas zwaait ook in de Grondwet Droogstoppel de scepter. De taal van de Grondwet zou moeten klinken als een klaroenstoot! In plaats daarvan krijg je dit: [artikel 7] Niemand heeft voorafgaand verlof nodig om door de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. Waarom staat daar nu niet gewoon: Iedereen heeft recht op vrijheid van meningsuiting!? Niet alleen is de tekst soms moeilijk leesbaar, de Grondwet is ook verwaterd. Dat is het probleem van de relevantie. Niet alles is immers even belangrijk. Natuurlijk denkt iedereen bij de Grondwet aan de grondrechten. Maar in de Grondwet staat veel meer en dat maakt de Grondwet er voor het publieke debat niet geschikter op: [artikel 134.1]. Bij of krachtens de wet kunnen openbare lichamen voor beroep en bedrijf en andere openbare lichamen worden ingesteld en opgeheven. Tsja. Heel belangrijk. Maar niet echt iets waar u van wakker ligt, neem ik aan. Dat is onterecht. Maar toch. En dan de wijzigingsmogelijkheden. Voor een grondwetswijziging is een tweede lezing in het parlement nodig. Immers, zo was ooit de gedachte, de kiezer kan zich dan uitspreken over de voorgestelde grondwetswijziging. In werkelijkheid is de Grondwet nooit een thema bij
verkiezingen. Veel beter is het om – als je het volk wil raadplegen over een wijziging – dat per referendum te doen. Het is interessant om te zien dat dit nu precies is wat we gaan doen bij de nieuwe Europese Grondwet. Daar mag, zo laat het zich thans aanzien, de kiezer zich bij referendum direct over uitspreken. Voor een partij als de VVD is het feit dat het over de Grondwet gaat zelfs de belangrijkste reden om het referendum te steunen. Zou het dan eigenlijk niet consequent zijn om ook bij andere grondwetswijzigingen het referendum te hanteren? Misschien moeten we van het referendum over de Europese Grondwet de generale repetitie maken van een nieuw systeem voor wijzigingen van de Grondwet. Daarmee is ook meteen duidelijk voor wie en van wie die Grondwet eigenlijk is: het volk. Toch beantwoordt dit de vraag naar de verwaarlozing nog niet helemaal. Want waarom kunnen Kamerleden wel een grote mond hebben over de Grondwet maar toch voorstellen doen die daarmee strijdig zijn? Waarom, om het maar eens concreet te maken, kan het in Nederland zo zijn dat er een wet kan komen zoals kennelijk voorgestaan door Gerda Verburg van het CDA, waarin staat dat allochtonen dubbel gekeurd moeten worden voor de WAO terwijl we in de Grondwet met artikel 1 een gebod op gelijke behandeling kennen? Dit heeft volgens mij te maken met het feit dat rechters zich niet mogen uitspreken over de grondwettelijkheid van wetten. En als rechters zich daar niet over uit mogen spreken, maken we het politici wel heel makkelijk om te doen alsof ze de Grondwet serieus nemen maar ondertussen…. Waarom gebruiken rechters de Grondwet niet? Daarvoor bestaat een duidelijke reden: Omdat ze niet mogen. Het mag niet. Van de Grondwet zelf, om precies te zijn. [Art. 120 .] De rechter treedt niet in de beoordeling van de grondwettigheid van wetten en verdragen. Dit heet het toetsingsverbod. En dit toetsingsverbod is een debatdodend middel. Rechters mogen zich niet uitspreken over de vraag of een wet wel in overeenstemming is met onze nationale grondwet. Het artikel werd in 1848 ingevoerd in onze eerste echte Grondwet.. Thorbecke vond dit destijds al een gruwel omdat hij voorzag dat dit het belang van de Grondwet in de praktijk zou beperken. Thorbecke had groot gelijk. Een meerderheid van de Nederlandse juristen vindt dat het toetsingsverbod moet worden geschrapt. Dan kunnen burgers zelf een beroep doen op de grondwet bij de rechter. Ook één van de vorige ministers van Binnenlandse Zaken, Klaas de Vries, vond dat het toetsingsverbod moest worden geschrapt maar kreeg daar geen meerderheid voor. Onder andere omdat hij destijds niet door zijn eigen partij werd gesteund. Dat is wat mij betreft vanaf nu anders. Maar laten we, om hen recht te doen, dan ook de argumenten van de tegenstanders van schrapping recht doen. Niet iedereen wil af van artikel 120. Wie dan niet en waarom niet?
Bij mijn eigen partij, de PvdA, bestaat traditioneel maar misschien bij sommigen ook nu nog wel een beetje, een gezond wantrouwen tegen rechters als hoogste macht in een democratie omdat rechters elitaire wezens zijn en dus niet te vertrouwen. Het laatste woord hoort bij de volksvertegenwoordiger, niet bij de rechter. Het CDA is van oudsher tegen, onder andere omdat men vreest dat toetsing leidt tot verschraling van de macht van het parlement. Voor veel PvdA-ers speelt dit argument ook een rol. Ik stel daar tegenover dat deze tijd vraagt om een revitalisering van de Grondwet. Het is tijd dat ook de PvdA gaat pleiten voor afschaffing van het toetsingsverbod. Om de Grondwet nieuw leven in te blazen. Maar ook om de Grondwet terug te geven aan het volk! Laten we de tegenargumenten nog eens iets preciezer bekijken. Allereerst dat rechters elitair zijn en daardoor niet geschikt om wetgeving te beoordelen op grondwettigheid. Maar hoe geschikt zijn politici? Ik citeer Jit Peters, hoogleraar Staatsrecht, die daarover in zijn oratie het volgende zei: “Mijn ervaring als directeur Constitutionele Zaken en Wetgeving, belast met de bewaking van de grondwet binnen de rijksoverheid, heeft mij geleerd dat de interpretatie van de grondwet erg gekleurd wordt door opportunistische argumenten. Dit is onontkoombaar. Immers, ministers en hun ambtenaren hebben een belang bij een bepaalde interpretatie zoals ook politieke partijen in het parlement dat hebben. Daarentegen is de rechter bij zijn interpretatie onpartijdig in die zin dat hij geen bepaalde belangen heeft.” Bovendien toetsen rechters wetten nu al wel aan internationale verdragen. De rechter mag dus niet kijken of een wet in overeenstemming is met de Grondwet, maar wel of de wet niet in strijd is met een verdrag! En dat heeft echt niet geleid tot activistische rechters die het werk van de wetgever overdoen. En waar de rechter dat wel zou doen, kan de wetgever altijd nog de wet of zelfs de Grondwet aanpassen.. Zou toetsing werkelijk de machtenscheiding, de trias politica aantasten? Het argument is dan dat de scheiding tussen wetgevende macht, uitvoerende macht en rechtsprekende macht wordt doorbroken ten gunste van de rechterlijke macht. Dit is echt de vraag. Bestaat die trias politica nog wel? Je kunt ook volhouden dat het primaat van de wetgever de laatste jaren al steeds meer richting een primaat van het bestuur verschuift. Steeds vaker worden raamwetten gemaakt die door de uitvoerende macht nog moeten worden uitgewerkt. Het ideaalbeeld van de trias politica bestaat in die zin al lang niet meer. Een toetsingsrecht voor de rechterlijke macht kan geen evenwicht verstoren dat er al niet meer is maar zou eerder kunnen bijdragen aan herstel van evenwicht. Zoals gezegd, de rechter kan wetten wel toetsen aan internationale mensenrechtenverdragen, wat overigens vaak prima gaat, maar dat moet ons niet het zicht benemen op verschillen tussen de Grondwet en die internationale verdragen. Verdragen beschermen vaak alleen een minimumniveau. Ook is de wijzigingsprocedure van grote internationale verdragen bepaald geen sinecure. Het gevaar is reëel dat de betekenis van de Grondwet gemarginaliseerd wordt in het geweld van de grote logge internationale verdragen. Een ander argument tegen toetsing is dat het leidt tot verschraling van het parlement. Zou het echt zo zijn? Het zou ook juist kunnen leiden tot verbetering van het debat. De kamer zal niet
graag door een rechter op de vingers getikt worden. Ik denk dat we juist beter ons best zullen doen en dat de Grondwet vaker voor zal komen in het kamerdebat. Nog een tegenargument is dat onze grondwet niet geschikt is voor toetsing. Dat het dus niets zal opleveren. Dit lijkt me echt een onderschatting van de waarden die in de Grondwet zijn opgenomen. Een betere vraag is misschien: waarom wel? Wat zou toetsing aan de Grondwet wel kunnen opleveren? De noodzaak van rechterlijke toetsing is toegenomen door de snelle maatschappelijke veranderingen. Een eerste verandering die opvalt is de informatierevolutie. In onze Grondwet wordt gesproken van de vrijheid van drukpers (artikel 7) en van het briefgeheim (artikel 13) terwijl de Internettoepassingen inmiddels over elkaar heen buitelen. Het woord website of email is ver te zoeken. Bij de laatste modernisering – in 1983- werden de communicatiemiddelen radio, televisie en telegrafie in de Grondwet opgenomen. Inmiddels klinkt dat alweer hopeloos ouderwets. De rechter kan op dit soort ontwikkelingen nu eenmaal sneller reageren dan de wetgever, en een Grondwetswijziging duurt al helemaal ongelooflijk lang. Een tweede cruciale maatschappelijke verandering is de komst van de multiculturele samenleving. De multi-culturele samenleving is relevante context voor deze grondwetsdiscussie maar leidt ook tot veel misverstanden. Zo wordt vaak, onder andere van de kant van Jan Peter Balkenende, beweerd dat een bepaalde vastomlijnde verzameling van normen en waarden centraal dient te staan in de multi-culturele samenleving. Met name ook als houvast en oriëntatie voor nieuwkomers. Deze normen en waarden, zo zeggen Balkenende en de zijnen, zijn te vinden in de Grondwet. Die stelling klopt wel en die klopt niet. Hij klopt wel omdat waarden als “gelijkheid tussen man en vrouw”, “privacy”, “godsdienstvrijheid” en “scheiding van kerk en staat” inderdaad centraal staan in de Grondwet en zouden moeten behoren tot de onvervreemdbare verworven vrijheden van onze samenleving. Overigens, het feit dat “scheiding van kerk en staat” zo’n centrale waarde in onze samenleving is, zou volgens mij juist ook voor Balkenende moeten betekenen dat hij echt op het verkeerde spoor zit met zijn pogingen een verwijzing naar God in de pre-ambule van de nieuwe Europese Grondwet op te nemen. Maar misschien is dat meer iets voor de volgende Wittenberg-lezing. Terug naar de stelling dat onze essentiële waarden in de Grondwet staan; dat is een stelling waar, zoals gezegd, wel wat in zit maar die ook zo zijn gebreken heeft. De stelling klopt bijvoorbeeld niet omdat de Grondwet vooral de verhouding tussen overheid en burgers regelt, de zogenaamde verticale werking, en niet per definitie ook een horizontale werking heeft, en dus iets zinnigs zegt over hoe u en ik met elkaar om moeten gaan. In andere woorden: de Grondwet verbiedt de overheid te discrimineren maar kan u en mij niet verbieden volstrekt willekeurige criteria te hanteren bij het samenstellen van onze vriendenkring. De Grondwet heeft dus een grotere betekenis voor het debat over hoe de
overheid met haar burgers om moet gaan dan voor het debat over hoe burgers met elkaar om moeten gaan. Daar komt nog iets bij. Natuurlijk, die waarden die ik net noemde, “gelijkheid tussen man en vrouw”, “privacy”, “godsdienstvrijheid” en “scheiding van kerk en staat” zijn heel belangrijk en staan met recht centraal in de Grondwet. Maar dat helpt ons niet zoveel omdat de problemen in de samenleving, vooral ook in de multi-culturele samenleving, ontstaan wanneer deze waarden met elkaar botsen. Botsingen tussen grondrechten zoals tussen onderwijsvrijheid en het discriminatieverbod, tussen vrijheid van meningsuiting en privacy, zijn aan de orde van de dag en krijgen steeds vaker een multiculturele component. Daarbij is het, deze kleine zijstap veroorloof ik mij, interessant om je af te vragen in hoeverre de onderlinge verhouding tussen grondrechten ook een historisch bepaalde is. Immers, geen grondrecht is absoluut. Er worden altijd beperkingen gesteld al is het maar in relatie tot andere grondrechten. Hoe relevant is het in dat verband dat de samenleving er in 1848 anders uit zag dan nu? Denken we bijvoorbeeld anders over de onderlinge verhouding tussen godsdienstvrijheid en het recht op integriteit van het menselijk lichaam nu we in de de Nederlandse samenleving inmiddels, in tegenstelling tot 1848, ook het verschijnsel van clitorale besnijdenis kennen? Mij lijkt van wel. Maar als dit bij deze botsing der grondrechten zo is, hoe zit dat dan bij andere? Moeten we de verhouding tussen de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van godsdienst anders regelen nu we met de islam een godsdienst in Nederland hebben die, niet voor alle moslims maar zeker wel voor sommige groepen, in een ander stadium van ontwikkeling is dan de vertrouwde westerse godsdiensten? En hoe kijken we aan tegen het recht op integriteit van het menselijk lichaam of godsdienstvrijheid nu het niet meer alleen over hoofddoekjes gaat maar ook over niqaabs of chadors? En wat betekent het feit dat er in niet-Nederlandse talen wordt gepreekt in godsdienstige ruimten voor het recht op godsdienstvrijheid? De multi-culturele samenleving brengt nieuwe fenomenen en ervaringen. Die raken soms het hart van onze grondwet en vragen om debat en keuzes. Beide komt er te weinig van. En om te laten zien hoe duivels moeilijk het dilemma is, ook dit nog. De komst van de multiculturele samenleving plaatst niet alleen vraagtekens bij vertrouwde verhoudingen maar versterkt tegelijkertijd ook de noodzaak het individu of de minderheidsgroepering te beschermen tegen de meerderheid. De wetgever die het collectieve belang vertegenwoordigt zou tot onrechtvaardige afwegingen ten opzichte van de minderheid kunnen komen. Een rechter kan dat corrigeren. Bij een snelle wisseling van dominante meerderheden is het des te belangrijker dat de democratische minderheid zich beschermd weet tegen de tyranny of the majority . De dictatuur van de meerderheid kan in Nederland een wet maken die strijdig is met de Grondwet. Is dat een spookbeeld? Misschien. Maar het vervult mij wel met zorg hoe makkelijk deze dagen, of het nu gaat om gedwongen spreiding in de sfeer van volkshuisvesting of dubbele keuring bij de WAO, door politici suggesties gedaan worden voor allerlei wetswijzigingen die volgens mij strijdig zijn met de Grondwet. Vaak ook nog politici die zich de afgelopen tijd als
geen ander roerden in het integratie-debat en daar terecht de Grondwet centraal stelden qua normen en waarden. Maar ondertussen wel voorstellen doen die daarmee strijdig zijn. Onvervreemdbare individuele grondrechten moeten met de Grondwet in de hand verdedigd kunnen worden tegen de wetgever, waar die in de handen van wisselende politieke meerderheden de grenzen van het recht dreigt te overschrijden. Door nu toetsing aan de Grondwet mogelijk te maken worden zulke afwegingen van de rechter onderdeel van het openbare debat en kunnen zij worden bediscussieerd in de vrije markt van ideeën, de enige vrije markt die ik zonder voorwaarden lief heb! De rechtzaal kan het forum bieden waar traditionele waarden geconfronteerd worden met nieuwe waarden zonder dat de logge wetgever het debat domineert, dicteert en stagneert. Zo kan de Grondwet veranderen van symboolwetgeving tot een dynamisch document van alle Nederlanders. En waarom geloof ik juist als sociaal-democraat dat we hier meer aan moeten doen? Het is de taak van een volksvertegenwoordiger, van een kamerlid, te streven naar rechtvaardig bestuur vanuit idealen. Daarbij laat iedereen zich leiden door beginselen en principes. Vanuit confessionele overtuiging, vanuit waarden, vanuit ervaringen, vanuit beginselen of vanuit visie. Ik laat me leiden door het idee dat een echt rechtvaardige samenleving alle deelnemers aan de samenleving kansen biedt en in staat stelt op gelijke voorwaarden deel te nemen. Daarbij kan de Grondwet een hulpmiddel zijn: Om het burgerschap te bevorderen: bewustzijn van de grondwet als nationaal document. Door discussie over grondrechten: het is veel gezonder als discussies door burgers in plaats van over burgers gevoerd worden In de integratiediscussie: als iets om trots op te zijn en als bescherming van kwetsbare minderheden. Het gaat bij toetsing dus niet om elitaire rechters maar om participerende burgers! Want dat is het voornaamste: burgers serieus nemen, zij moeten zelf naar de rechter kunnen over schending van hun rechten in de grondwet. Het afschaffen van het toetsingsverbod, het verbeteren van de redactie van de Grondwet, en het promoten van de Grondwet als nationaal baken kan een belangrijke bijdrage aan politieke vernieuwing zijn. Nieuwe politiek is nog sneller uit geraakt dan het in de mode kwam. Maar de uitdaging is nog even formidabel als een of twee jaar geleden: Het betrekken van de burger bij de grote debatten Ik heb geprobeerd u aan te tonen hoe de Grondwet een rol zou kunnen en zou moeten spelen in de grote debatten van deze tijd. En ik heb geprobeerd te laten zien hoe een herwaardering, een reanimatie zo u wilt, van de Grondwet kan helpen bij daadwerkelijke vormgeving van nieuwe politiek. Derde weg, vierde weg, het kan me niet schelen: ik sla nieuwe wegen liever in dan dat ik ze alleen maar tel. Wat mij betreft is dat de weg naar een samenleving waarin open gedebatteerd wordt over de dilemma’s van onze tijd. Daar ging en gaat het wat mij betreft ook om bij al dat gepraat over nieuwe politiek.
Het is bij een lezing als deze onmogelijk om af te sluiten zonder Luther te citeren. Over nieuwe politiek nog wel, met zijn 92e stelling: Weg met al die profeten, die tegen het volk van Christus zeggen: Vrede, vrede, en het is geen vrede! Onze Grondwet verdient beter. Daar moeten we wat aan doen. Om het debat te verbeteren. Om burgerschap te bevorderen. Om een integratie instrument te benutten. Om de normen en waardendiscussie te concretiseren. Hier sta ik, ik kan best anders, maar ik wil het niet………….. Leve de Grondwet! Dankuwel