Monnickendam - Gemaal Monnickendam
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
Inhoudsopgave TOELICHTING
TOELICHTING
5
Hoofdstuk 1 INLEIDING 1.1 Aanleiding 1.2 Planologische regeling 1.3 Opbouw bestemmingsplan 1.4 Leeswijzer
5 5 6 7 7
Hoofdstuk 2 PLANBESCHRIJVING 2.1 Huidige situatie 2.2 Toekomstige situatie 2.3 Ontwerp en ruimtelijke inpassing 2.4 Verkeer en parkeren
8 8 8 12 12
Hoofdstuk 3 BELEIDSKADER 3.1 Inleiding 3.2 Rijksbeleid 3.3 Provinciaal beleid 3.4 Regionaal beleid 3.5 Beleid Hoogheemraadschap Hollands-Noorderkwartier 3.6 Gemeente
14 14 14 16 20 20 22
Hoofdstuk 4 MILIEU- EN OMGEVINGSASPECTEN 4.1 Inleiding 4.2 Mer-beoordeling 4.3 Ecologie 4.4 Cultuurhistorie 4.5 Archeologie 4.6 Waterparagraaf 4.7 Bedrijven en milieuzonering 4.8 Bodem 4.9 Luchtkwaliteit 4.10 Externe veiligheid 4.11 Kabels en leidingen 4.12 Explosievenonderzoek
23 23 23 23 25 26 28 29 31 32 32 33 33
Hoofdstuk 5 JURIDISCHE PLANOPZET 5.1 Algemeen 5.2 Bestemmingen
35 35 37
Hoofdstuk 6 UITVOERBAARHEID 6.1 Inleiding 6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 6.3 Economische uitvoerbaarheid 6.4 Grondexploitatie
39 39 39 39 39
BIJLAGEN BIJ TOELICHTING Bijlage 1
Projectplan
Bijlage 2
Advies ARO
Bijlage 3
Voortoets natuurbeschermingswet
2 m" (voorontwerp)
bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickenda
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
Bijlage 4
Quickscan Bureau Natuurbeleven
Bijlage 5
Brief provincie inzake Nbwet
Bijlage 6
Vleermuizenonderzoek
Bijlage 7
Beschermde vis- en muizensoorten
Bijlage 8
Zoogdierenonderzoek
Bijlage 9
Brief inzake Provinciaal Monument
Bijlage 10
Archeologisch onderzoek
Bijlage 11
Werkplan Archeologie
Bijlage 12
Watertoets
Bijlage 13
Waterbodemonderzoek
Bijlage 14
Explosieven onderzoek
bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickendam" (voorontwerp) 3
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
4 m" (voorontwerp)
bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickenda
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
TOELICHTING Hoofdstuk 1 1.1
INLEIDING
Aanleiding
Uit studie van Bescherming Wateroverlast Noorderkwartier (BWN-studie) blijkt dat de spuimogelijkheden vanuit de Schermboezem bij Monnickendam zeer beperkt zijn. De realisatie van nieuwe spuicapaciteit in de vorm van een gemaal wordt daarom nodig geacht voor toekomstbestendig waterbeheer in dit gebied. Nadere uitleg over de aanleiding van het plan vindt plaats in hoofdstuk 2 en in het projectplan dat is opgesteld door Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Het projectplan is opgenomen in bijlage 1. De bouw van een gemaal past niet binnen het bestemmingsplan 'Buitengebied Waterland 2013'. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch toch te kunnen regelen, is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in een nieuwe juridisch-planologische regeling. De ligging van het plangebied - ten noorden van Monnickendam - is weergeven in figuur 1.
bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickendam" (voorontwerp) 5
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
Figuur 1 De ligging van het plangebied
1.2
Planologische regeling
Op 27 november 2014 is een herziening van het bestemmingsplan 'Buitengebied Waterland 2013' vastgesteld. Op basis van dit bestemmingsplan heeft het plangebied de hoofdbestemmingen ‘Natuur - 2’, en 'Verkeer'. De realisatie van een gemaal is in strijd met de hoofdbestemming 'Natuur - 2' Daarnaast zijn de dubbelbestemmingen 'Waarde - Aardkundig', 'Waarde - Cultuurhistorische waterlopen', `Waarde - Archeologie 4` en 'Waterstaat - Waterkering' van toepassing. De laatste dubbelbestemming heeft betrekking op de Provinciale weg, die tevens functioneert als primaire waterkering. Daarnaast geldt de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk' ter bescherming van de waterkering. Tot slot geldt voor een klein deel van het plangebied, aan de zijde van de Purmer Ee, de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorische waterloop'. Conclusie 6 m" (voorontwerp)
bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickenda
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
Op basis van het geldende bestemmingsplan kan niet worden meegewerkt aan de realisatie van het nieuwe gemaal. Dit (postzegel) bestemmingsplan biedt de juridisch-planologische regeling om de gewenste ontwikkelingen toe te staan.
1.3
Opbouw bestemmingsplan
Het bestemmingsplan regelt de gebruik- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden. Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld. De toelichting is objectgericht opgezet. Dit betekent dat er linkjes zijn opgenomen tussen de tekst van de planregels en de toelichting. De bestemmingen zijn daardoor optimaal digitaal raadpleegbaar. Dit bestemmingsplan voldoet aan de eisen van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.
1.4
Leeswijzer
De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgebouwd. In het volgende hoofdstuk volgt een beschrijving van de huidige en toekomstige situatie. Vervolgens is in het derde hoofdstuk een beschrijving van de relevante beleidskaders opgenomen. In hoofdstuk vier zijn verschillende omgevingsaspecten getoetst aan de wet- en regelgeving. Daarna is in het vijfde hoofdstuk ingegaan de op de juridische regeling van het plan. Tot slot is in hoofdstuk zes de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan aan de orde gesteld.
bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickendam" (voorontwerp) 7
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
Hoofdstuk 2 2.1
PLANBESCHRIJVING
Huidige situatie
De gemeente Waterland is gelegen aan het Markermeer, en strekt zich uit rond de stad Monnickendam in de regio Waterland. Een groot deel van de gemeente wordt gekenmerkt door een laaggelegen veenweide-gebied doorsneden door vele sloten en vaarten. Grote delen van de regio Waterland zijn onderdeel van het (voormalige) Nationaal landschap Laag Holland. De planlocatie valt hier binnen. Kernkwaliteiten van dit landschap zijn onder meer de grote openheid van het landschap, de strokenverkaveling, de historische watergangen en de karakteristieke dijk- en lintdorpen. Binnen het plangebied ligt de Nieuwendam met daarop de provinciale weg N247 (zie figuur 2). De Nieuwendam is onderdeel van de 'Noorder IJ- en zeedijken'. Deze dijken zijn opgenomen op de monumentenlijst van de provincie. De N247 heeft een belangrijke ontsluitingsfunctie voor forenzen van en naar Amsterdam. Aan weerszijden van de N247 ligt een fietspad. In de omgeving van het gemaal op de Purmer Ee en in het Monnickendammergat is sprake van recreatievaart. In figuur 2 wordt de bestaande situatie weergeven.
Figuur 2. Bestaande situatie
2.2
Toekomstige situatie
Omgevingsanalyse Voorafgaand aan het bestemmingsplan is een omgevingsanalyse uitgevoerd. In deze analyse is gekeken naar verschillende locaties voor het gemaal op de Nieuwendam. Daarbij heeft de gekozen locatie een voorkeur omdat het gemaal hier het beste kan worden ingepast en omdat de effecten voor de omgeving het geringst zijn. Projectplan In het kader van artikel 5.4 van de Waterwet is voor de realisatie van het plan een projectplan opgesteld. Het ontwerp van het projectplan heeft zes weken ter inzage gelegen voor een ieder. Ook is op 17 juni 2014 en 17 februari 2015 een informatieavond georganiseerd om belanghebbenden en omwonenden te informeren over het project. Het algemeen bestuur van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft het projectplan op 17 maart 2015 vastgesteld en gepubliceerd. Na de vaststelling van het projectplan is beroep mogelijk. De beroepsfase loopt gedurende 6 weken vanaf 25 maart 2015. Het projectplan is als bijlage 1 opgenomen. 8 m" (voorontwerp)
bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickenda
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
Het bestemmingsplan voorziet in de juridische-planologische vertaling van het projectplan. In de onderstaande tekst worden de belangrijkste aspecten uit het plan genoemd. Omschrijving van de ontwikkeling Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is voornemens op de planlocatie een gemaal te realiseren. Een nieuw gemaal met afvoerwatergang naar het Markermeer (nabij Monnickendam) is noodzakelijk. Dit heeft de volgende redenen: Het spuien onder vrij verval op het Markermeer is aangemerkt als een groot risico. Wanneer niet gespuid kan worden, lopen de transport afstanden vooral voor het gebied van Laag Holland te ver op. Bij langdurige regen periodes wordt het peil in de boezem dan te hoog, met als gevolg dat geen water meer kan worden afgevoerd vanuit de polders naar het boezemstelsel, omdat de boezemkades anders kunnen bezwijken. Op termijn is voldoende spuicapaciteit nodig om het peil op het gewenste niveau te houden; Door realisatie van gemaal Monnickendam hoeft in de toekomst aan veel minder regionale boezem waterkeringen in vooral Laag Holland versterkingswerken te worden uitgevoerd. Veel keringen kunnen namelijk worden goedgekeurd vanwege het positieve effect van het gemaal op de maatgevende belasting op de keringen; In periode van droogte wordt het boezemsysteem gebruikt als aanvoerstelsel. Het gemaal is nodig om in de droge periodes voldoende water aan te voeren, waardoor waterpeilen kunnen worden gehandhaafd en geen verzakkingen kunnen optreden. De locatie voor het gemaal en de instroomconstructie ligt binnendijks, ten westen van de N247, op een nog aan te winnen stuk land in de Purmer Ee. De uitstroom constructie ligt buitendijks, ten oosten van de N247 en grenst aan het Monnickendammergat. De spuikokers kruisen de primaire waterkering tussen de Purmer Ee en de Gouwzee waarover de N247 loopt. Er zal een gemaal gerealiseerd worden dat globaal de volgende onderdelen kent: 1. Een nog aan te winnen stuk land aan de westzijde van de Nieuwendam met daarop het gemaal, bestaande uit onderwaterkelders met pompen en een bovenbouw voor o.a. de schakelkasten. 2. Een instroomconstructie met drijfbalk als vaarbeveiliging. 3. Een serie betonnen perskokers door de Nieuwendam (onder de N247 door). 4. Een uitstroomconstrunctie aan de oostzijde van de Nieuwendam, met een optionele begrenzing van de verdieping bij de uitstroom in de vorm van een strekdam. 5. Een uitvoegstrook en invoegstrook vanaf de N247 van en naar het gemaal. Het gemaal is aan beide zijden van de N247 beperkt toegankelijk vanaf de fietspaden. Daarmee kan het gemaal ook functioneren als een rustpunt voor fietsers en een uitkijkpunt over de Purmer Ee en het Monnickendammergat. Bovenop de pompruimte aan de westzijde van de N247 wordt een klein terrein gebouwd voor beheer en onderhoud. Dit lager gelegen terrein is niet openbaar toegankelijk en wordt met een hekwerk afgeschermd. Dit terrein is bereikbaar via een invoeg- en een uitvoegstrook vanaf de N247. Figuur 3 t/m 5 geven een impressie van de toekomstige situatie. In figuur 6 is een dwarsdoorsnede van het gemaal opgenomen.
bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickendam" (voorontwerp) 9
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
Figuur 3 Visualisatie bovenaanzicht
Figuur 4 Visualisatie instroomzijde
10 m" (voorontwerp)
bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickenda
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
Figuur 5 Visualisatie uitstroomzijde
Figuur 6 Dwarsdoorsnede gemaal van instroomconstructie tot uitstroomconstructie Aan de uitstroomzijde wordt een voorziening aangelegd ter bescherming van de waterbodem, zie ook figuur 7. Deze voorziening wordt met een flauw onderwater talud op een afstand van ongeveer 65 meter aangesloten op de bestaande bodemhoogte. Periodiek zal het Hoogheemraadschap middels onderhoudsbaggerwerk ervoor zorgen dat de baggeraanwas ter plaatse van de uitstroomconstructie verwijderd wordt.
Figuur 7 Aansluiting uitstroomconstructie op Monnickendammergat
bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickendam" (voorontwerp) 11
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
2.3
Ontwerp en ruimtelijke inpassing
Randvoorwaarden vanuit de ARO Het plan is besproken bij de Adviescommissie Ruimtelijke Ordening (ARO). De ARO heeft aangegeven dat zij de noodzaak van de ingreep ziet en kan zich vinden in de locatiekeuze. De ARO adviseert om nadere aandacht te besteden aan de gevolgen voor de waterkwaliteit (zie paragraaf 4.6). Ook adviseert de ARO om bij de architectonische uitwerking meer aandacht te geven aan de context van de historische Nieuwendam en te streven naar een ingetogen karakter. Daarbij moet aandacht zijn voor de horizontaliteit van de dijk, het onbelemmerde zicht op de Purmer Ee en de vormgeving van de hekwerken. Tot slot adviseert de ARO om bij de aanleg van het gemaal de kans te benutten om goed archeologisch onderzoek te verrichten naar de ontstaansgeschiedenis en aanleg van deze oude diek (zie paragraaf 4.5). Het advies van de ARO is opgenomen in Advies ARO. Provinciaal monument De provincie Noord-Holland heeft middels een brief laten weten dat het plaatsen van het gemaal noodzakelijk is en past binnen de waterstaatkundige geschiedenis van de dijk (zie Bijlage 9). Daarbij nodigt het ontwerp uit dat de bezoeker van de dijk de omgeving kan beleven. De provincie adviseert daarmee positief over de voorgestelde aanpassing. Uitwerking van het plan Het plangebied is aangewezen als Nationaal Landschap Laag Holland en ligt in het veenweide landschap en het landschap van de voormalige Zuiderzee. Nieuwe ontwikkelingen dienen bij te dragen aan het behouden of versterken van de kernkwaliteiten. Dat kan door het landschap beter herkenbaar te maken, of door iets nieuws toe te voegen op zo'n manier dat het passend is in het landschap. Met het gemaal wordt een nieuw element aan het landschap toegevoegd. Vanuit het perspectief van Monnickendam als monumentaal stadsgezicht, is terughoudend omgegaan met de 'aanwezigheid' van het gemaal. Het gemaal is ruimtelijk gezien ondergeschikt aan de dijk. Dit gaat zowel op voor afmetingen, vormentaal, en materialisering als de locatie langs de dijk. De bebouwing wordt grotendeels in de dijk, onder het maaiveld geplaatst. De vormgeving van het gemaal is gevisualiseerd in de figuren 3 t/m 5. De locatie heeft in de huidige situatie al een waterstaatkundige functie (waterkering). Het gemaal is een aanvulling daarom. De functie ten behoeve van de afwatering hoort bij de polder en bij een landschap dat is verweven met het water. Het nieuwe gemaal past daarmee functioneel in het gebied.
2.4
Verkeer en parkeren
De realisatie van het gemaal bij Monnickendam brengt nauwelijks een verandering van de verkeersproductie en -attractie met zich mee. De verkeersaantrekkende werking van een gemaal blijft in de regel beperkt tot één of enkele personenwagens per week. Eens in de maand bezoekt een vrachtwagen het gemaal voor de afvoer van kroosgoed. De huidige weginrichting (N247) is toereikend om het (minimale) extra verkeer op een acceptabele manier af te kunnen wikkelen. Het doorgaande verkeer op de N247 mag niet gehinderd worden door in- of uitvoegen van bestemmingsverkeer naar het gemaal. Het invoegende verkeer moet daarom voorrang verlenen op het verkeer op de N247. Er wordt hard gereden op de N247 door bussen. Vanwege het zicht op het verkeer zijn de invoegstroken vanaf het gemaal naar de hoofdrijbaan zoveel mogelijk haaks aangesloten op de N247. Deze ontsluitingswegen moeten bij voorkeur uitgevoerd worden in een semiverharding om te voorkomen dat weggebruikers denken dat ze kunnen uitvoegen. Het parkeren gebeurt op het eigen 12 m" (voorontwerp)
bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickenda
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
terrein.
bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickendam" (voorontwerp) 13
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
Hoofdstuk 3 3.1
BELEIDSKADER
Inleiding
Dit hoofdstuk geeft een samenvatting van de beleidskaders, waarmee bij het opstellen van dit bestemmingsplan rekening is gehouden.
3.2
Rijksbeleid
3.2.1
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Nationale belangen De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met deze structuurvisie laat het Rijk de ruimtelijke ordening meer dan eerder het geval was over aan de provincies en gemeenten. Het Rijk heeft gekozen voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Uitsluitend voor deze belangen is het Rijk direct verantwoordelijk en wil hier resultaten op boeken. Buiten de hieronder genoemde 13 belangen hebben de decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen: 1. Rijksvaarwegen; 2. Mainportontwikkeling Rotterdam; 3. Kustfundament; 4. Grote rivieren; 5. Waddenzee en waddengebied; 6. Defensie; 7. Hoofdwegen en hoofdspoorwegen; 8. Elektriciteitsvoorziening; 9. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen; 10. Ecologische hoofdstructuur; 11. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament; 12. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte); 13. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde. Een gezonde en veilige leefomgeving vraagt onder meer om een goede milieukwaliteit (lucht, bodem, water), waterveiligheid en zoetwatervoorziening. Het borgen van de waterveiligheid en de zoetwatervoorziening vraagt ook in de komende decennia om aanpassingen om te zorgen voor voldoende zoet water en te anticiperen op klimaatverandering. Het Rijk heeft vanuit de waterveiligheid en zoetwatervoorziening belang bij een goede bufferwerking in het regionale watersysteem om afwenteling op nationale opgaven te voorkomen. Met de realisatie van het gemaal bij Monnickendam wordt het boezemsysteem verbeterd om daarmee wateroverlast te voorkomen. Daarnaast voorziet de SVIR in de bescherming van primaire waterkering. De beschermende regeling uit het geldende bestemmingsplan die van toepassing is op de Nieuwendam wordt overgenomen in dit nieuwe bestemmingsplan. Het project is daarmee in lijn met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Bescherming van de Ecologische Hoofdstructuur komt verder aan de orde in paragraaf 4.3. Ladder voor duurzame verstedelijking In het Bro (artikel 3.1.6 lid 2) is opgenomen dat een toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de principes van zorgvuldig ruimtegebruik. Van belang voor de toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking zijn de definities van artikel 1.1.1, eerste lid, onderdelen h en i van het Bro van belang: a. bestaand stedelijk gebied: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de b. stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Een plan om een gemaal te realiseren wordt niet gezien als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in 14 m" (voorontwerp)
bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickenda
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro gezien. Toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet aan de orde. 3.2.2
Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). In het Barro worden de primaire waterkeringen ruimtelijk beschermd. Voor het onderwerp EHS wordt verwezen naar paragraaf 4.3. Verder zijn er geen bepalingen in het Barro opgenomen die relevant zijn in het kader van de stichting en het ruimtegebruik van gemaal Monnickendam. Het voorgenomen plan is niet in strijd met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. 3.2.3
Nationaal Waterplan
In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld op basis van de Waterwet. Het plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009-2015 voert om te komen tot duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. De realisatie van het gemaal beschermt het gebied tegen overstromingen en draagt bij aan het voorkomen van wateroverlast. Het project is daarmee in lijn met het Nationaal Waterplan. In het projectplan is de verantwoording van het plan ingevolge de Waterwet nader uitgewerkt. 3.2.4
Kaderrichtlijn Water
Op 22 december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht geworden. In de Kaderrichtlijn Water geeft de Europese Unie regels voor de bescherming van het oppervlaktewater en het grondwater. De Kaderrichtlijn Water richt zich op de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. De KRW schrijft voor dat elke overheid bindende plannen maakt om de waterkwaliteit in 2015 tot een goede toestand te verbeteren. Uiterlijk in 2027 moet die goede toestand zijn behaald. Deze plannen worden per stroomgebied samengevoegd tot een stroomgebied beheerplan. Het plangebied maakt deel uit van het stroomgebied Rijndelta en ligt binnen het beheersgebied van HHNK. In het beheerplan voor het stroomgebied is specifiek ingegaan op ingrepen op het gebied van waterregulering en hydromorfologie die op termijn moeten worden aangepakt om de doelen in 2015 (en uiterlijk tot 2027) te bereiken. De realisatie van gemaal Monnickendam is een van de sleutelelementen in het pakket van maatregelen. 3.2.5
Waterakkoord
Het 'Waterakkoord Rijkswaterstaat IJsselmeergebied – Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier – Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht' betreft de gebiedsgrensoverschrijdende uitwisseling van water en daarin aanwezige stoffen tussen Rijkswaterstaat IJsselmeergebied, HHNK en Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht. Zowel voor normale als bijzondere (droge en natte) omstandigheden is het belangrijk te weten hoeveel water op welke locaties aan- en afgevoerd worden en welke stoffen in dit water voorkomen. In het vigerende water akkoord wordt melding gemaakt van een voorgenomen wijziging: in bijlage 1 van het akkoord staat het CHI-besluit van 29 januari 2008 vermeld omtrent de voorgenomen extra gemaal capaciteit naar het Markermeer. Ook wordt aangegeven dat de noodzakelijke capaciteit nader wordt onderzocht in de lopende optimalisatie studie voor het boezemsysteem en de regionale keringen. De resultaten van dit onderzoek zijn in een brief van HHNK aan Rijkswaterstaat IJsselmeergebied d.d. 12 april 2012 (kenmerk 12.6159) kenbaar gemaakt. In deze brief heeft HHNK verzocht tot aanpassing van het waterakkoord IJsselmeergebied en de installatie van 53,3 m 3 per seconde bemalingcapaciteit op het Markermeer. Genoemde 53,3 m 3 is de optelsom van de capaciteit bij Schardam (33,3 m 3) en Monnickendam (20 m 3). Dit betreft enkel een verandering in kwantitatief waterbeheer. De kwaliteit van het uitgeslagen water op het Markermeer via het Monnickendammergat blijft gelijk. bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickendam" (voorontwerp) 15
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
3.3
Provinciaal beleid
3.3.1
Structuurvisie Noord-Holland 2040
Het ruimtelijk beleid van de provincie Noord - Holland is vastgelegd in de Structuurvisie Noord-Holland 2040 (vastgesteld door Provinciale Staten op 21 juni 2010). In de structuurvisie geeft de provincie een toekomstbeeld, waaruit het provinciaal belang volgt. Het toekomstbeeld is als volgt gedefinieerd: 'De Provincie Noord-Holland zorgt dat Noord-Holland een mooie, veelzijdige en internationaal concurrerende provincie blijft door in te zetten op klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik.' Om het geschetste toekomstbeeld ruimtelijk te realiseren zijn provinciale belangen benoemd. De drie hoofdbelangen (klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik) vormen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de Provincie. De hoofdbelangen zijn in de Structuurvisie uitgewerkt. Door klimaatverandering moet in de toekomst anders worden omgegaan met grond- en oppervlaktewater. Het huidige afwateringssysteem voldoet niet meer door hevigere regenval, daarom is meer bergingscapaciteit nodig. Met de realisatie van het gemaal bij Monnickendam wordt het boezemsysteem verbeterd om daarmee wateroverlast te voorkomen. Onderhavig project is daarmee in lijn met de Structuurvisie Noord-Holland 2040. 3.3.2
Provinciale Ruimtelijke Verordening
Op 3 februari 2014 is de geactualiseerde Provinciale Ruimtelijke Verordening vastgesteld. In deze verordening zijn op grond van art. 4.1 Wro regels gesteld om de bovenstaande provinciale belangen te waarborgen. In onderstaande tabel wordt het bestemmingsplan getoetst aan de relevante artikelen van de provinciale verordening (PRV). Artikel PRVS
Toetsingscriterium
Conclusie
Artikel 8 Aardkundig Waardevol gebied
Op grond van artikel 8 moet in de toelichting van een bestemmingsplan worden aangegeven in hoeverre rekening is gehouden met het aardkundig waardevol gebied en voorkomende bijzondere aardkundige waarden
Het plan raakt een beperkt deel van het aardkundig waardevolle gebied de Purmer Ee. De Purmer Ee als geheel blijft echter intact. Het gemaal doet niets af aan de beleving van deze voormalige zeearm. Paragraaf 4.4 Cultuurhistorie gaat nader in op deze waarden.
Artikel 9 Bestaand Bebouwd Gebied en artikel 14 Overige vestedelijking van landelijk gebied
Nieuwe verstedelijking of uitbreiding van bestaande verstedelijking in het landelijk gebied is niet toegestaan. Verstedelijking is toegestaan als verstedelijking voorziet in een regionale behoefte is én de beoogde verstedelijking niet door herstructureren, intensiveren, combineren of transformeren binnen Bestaand Bebouwd Gebied kan worden gerealiseerd
Het gemaal ligt Buiten Bestaand Bebouwd gebied. Een gemaal is een noodzakelijk onderdeel van het landelijk gebied. Deze functie wordt niet gezien als een vorm van verstedelijking. De bouw van het gemaal is nodig om situaties van wateroverlast te voorkomen en de wateraanvoer te garanderen. (regionale behoefte). Een gemaal is geen bouwwerk dat door middel van herstructureren, combineren of transformeren, binnen bestaand bebouwd gebied gebouwd kan worden.
16 m" (voorontwerp)
bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickenda
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
Artikel 15 Ruimtelijke kwaliteitseis ingeval van verstedelijking in het landelijk gebied
Bij verstedelijking moet worden voldaan In paragraaf 3.3.3 wordt nader ingegaan aan ruimtelijke kwaliteitseis. In de op de ruimtelijke kwaliteitseisen aangaande toelichting van een ruimtelijk plan moet landschap en cultuurhistorie. worden vermeld op welke manier rekening is gehouden met de kernkwaliteiten van het landschap
Artikel 19 Ecologische Hoofdstructuur
De provinciale verordening (artikel 19) stelt, dat in een bestemmingsplan de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS niet significant mogen worden aangetast en dat negatieve effecten moeten worden voorkomen.
Het Monnickendammergat is onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur. (grote wateren). De bebouwing van het gemaal ligt net buiten deze grens. Buitendijks oppervlakte beslag van de EHS grote wateren is niet aan de orde. Er is daarom geen sprake van de aantasting van de wezenlijke kenmerken of waarden van de EHS.
Artikel 20 en 22 Cultuurhistorie
Een bestemmingsplan mag uitsluitend voorzien in nieuwe functies en uitbreiding van bebouwing van bestaande functies voor zover deze de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Laag Holland behouden of versterken.
Het gemaal sluit als functie aan bij het waterstaatkundige gebruik van de Nieuwendam. Het is een functie die hoort bij het veenpolderlandschap. Door het bescheiden ontwerp voegt de functie zich in de bestaande dijk. Het bouwplan leidt daardoor niet tot onevenredige aantasting van de kernkwaliteiten van het landschap.
Artikel 24 Bufferzones
Het plangebied ligt in de bufferzone Amsterdam Purmerend. De verordening bepaalt dat voor bufferzones verdere verstedelijking voor verschillende functies niet mogelijk is. Van deze regel kan voor verschillende typen bebouwing worden afgeweken. Het gaat daarom onder andere om woningbouw als de ruimte-voor-ruimte regeling wordt toegepast en bebouwing die is gekoppeld aan een substantiële verbetering van de kwaliteiten van natuur, water of landschap of de recreatieve mogelijkheden, waarbij als voorwaarde geldt dat er in een provinciale of intergemeentelijke structuurvisie aanwijzingen zijn gegeven voor de locatie.
Zoals hierboven reeds beargumenteerd is de bouw van het gemaal noodzakelijk om de waterstanden in de polders op peil te houden en is er geen andere reële mogelijkheid. In 2.3 Ontwerp en ruimtelijke inpassing paragraaf wordt nader ingegaan op de ruimtelijke inpassing van het gemaal in het landschap.
Weidevogelleefg De leefgebieden van weidevogels zijn ebied, artikel 25 beschermd. Het plangebied voor het gemaal ligt nabij dit beschermde weidevogel leefgebied. Ingevolge artikel 25 mag op dit gebied geen nieuwe bebouwing worden gebouwd en geen nieuwe weginfrastructuur worden aangelegd
Door de realisatie van het gemaal vindt geen ruimtebeslag plaats binnen weidevogelgebied, aangezien de planlocatie hier ruimschoots buiten ligt (polder Katwoude).
bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickendam" (voorontwerp) 17
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
Primaire Waterkering, artikel 29
Het plangebied is aangegeven als primaire waterkering. Dit betekent dat, conform artikel 28 van de provinciale verordening, nieuwe bebouwing of gebruik anders dan voor bebouwing binnen de vrijwaringszone van 100 meter binnendijks en 175 meter buitendijks, uitsluitend mag worden toegestaan indien: er sprake is van niet- onomkeerbare ontwikkelingen naar oordeel van de waterbeheerder; een toekomstige landwaartse versterking van de waterkering niet wordt belemmerd; kan worden meebewogen met het peil van IJssel- en Markermeer en Noordzee.
In het projectplan is als uitgangspunt gehanteerd dat de aanleg van het gemaal geen belemmering mag vormen voor een eventueel toekomstige versterking van de primaire waterkering. Hiertoe wordt in de randvoorwaarden voor het ontwerp van de uitstroom functionele eisen opgesteld. Die voorzien in de noodzakelijke ruimte voor een mogelijk toekomstige dijkversterking.
Tabel 1 Toetsing aan het provinciaal beleid 3.3.3
Leidraad Landschap en Cultuurhistorie
De Leidraad Landschap en Cultuurhistorie is een onderdeel van het uitvoeringsprogramma van de Structuurvisie Noord-Holland 2040 en beschrijft de kernkwaliteiten van de verschillende Noord-Hollandse landschappen. Gemeentelijke bestemmingsplannen, die voorzien in nieuwe ontwikkelingen in het landelijk gebied dienen rekening te houden met deze karakteristieke eigenschappen. Daarbij dient nut en noodzaak te worden onderbouwd. Op de bijbehorende Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie zijn de volgende landschappelijke en cultuurhistorische waarden in (de directe omgeving van) het plangebied aangegeven. Veenpolderlandschap; Landschap voormalige Zuiderzee; Veenrivierenlandschap; Stedelijk gebied; Aardkundig waardevol gebied.
18 m" (voorontwerp)
bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickenda
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
Figuur 8. Landschapstypen in de omgeving van het gemaal Zoals hierboven reeds beargumenteerd is de bouw van het gemaal noodzakelijk om de waterstanden in de polders op peil te houden en is er geen andere reële mogelijkheid. In 2.3 Ontwerp en ruimtelijke inpassing paragraaf wordt nader ingegaan op de ruimtelijke inpassing van het gemaal in het landschap. 3.3.4
Provinciale Milieuverordening
De Provinciale Milieuverordening is gebaseerd op de Wet milieubeheer en de Wet bodembescherming en wordt in fases, tranches genaamd, gewijzigd en geactualiseerd. De eerste tranche is vastgesteld in 1994, de zevende en meest recente tranche trad 11 juli 2011 in werking en trance 8 is in voorbereiding. Per 11 juli 2011 bevat de Noord-Hollandse milieuverordening onder andere regels over milieubeschermingsgebieden voor stilte en grondwater. In aanvulling hierop geldt per 18 november 2013 het besluit wijziging. De planlocatie valt niet in een stiltegebied of grondwaterbeschermingsgebied. Voor de stichting van gemaal Monnickendam gelden geen specifieke beperkingen vanuit de PMV. 3.3.5
Provinciaal Waterplan 2010-2015
Het Provinciaal Waterplan beschrijft de kaders voor waterbeheer in Noord-Holland. Binnen deze kaders nemen hoogheemraadschappen, waterleidingbedrijven en gemeenten maatregelen om inwoners te beschermen tegen wateroverlast, de kwaliteit van het water te verbeteren en te zorgen voor voldoende water aan- en afvoer. Het motto van het Provinciaal Waterplan 2010-2015 is beschermen, benutten, beleven en beheren van water. De klimaatverandering, het steeds intensievere ruimtegebruik in Noord-Holland en de toenemende economische waarde van wat beschermd moet worden, vragen om een herbezinning op de waterveiligheid, het waterbeheer en de ruimtelijke ontwikkeling. In het Waterplan wordt per thema behandeld wat de provincie zelf doet tot en met 2015 en wat ze verwacht van Rijk, Rijkswaterstaat, waterschappen, gemeenten, terreinbeheerders en bedrijfsleven. De vier strategische waterdoelen worden in het Waterplan als volgt geformuleerd. De provincie waarborgt met waterschappen en Rijkswaterstaat voldoende bescherming van mens, natuur en bedrijvigheid tegen overstromingrisico's via het principe: preventie (het op orde houden bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickendam" (voorontwerp) 19
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
van de waterkeringen met aandacht voor ruimtelijke kwaliteit), gevolgschade beperken (bijvoorbeeld waterbestendig bouwen daar waar nodig) en rampenbeheersing (bijvoorbeeld goede vluchtroutes en informatievoorziening). De provincie zorgt samen met waterschappen, gemeenten en Rijkswaterstaat dat water in balans en verantwoord benut en beleefd wordt door mens, natuur en bedrijvigheid. Het watersysteem en de beleving van het water worden versterkt door deze te combineren met natuurontwikkeling, recreatie en/of cultuurhistorie. De provincie zorgt samen met gemeenten, waterschappen, Rijkswaterstaat en drinkwaterbedrijven voor schoon en voldoende water. Dat wordt gedaan door een kosteneffectief en klimaatbestendig grond- en oppervlaktewatersysteem. De provincie zorgt samen met gemeenten, waterschappen en belanghebbenden voor maatwerk in het Noord-Hollandse grond- en oppervlaktewatersysteem. Daarbij wordt een integrale gebiedsontwikkeling gehanteerd. De stichting van gemaal Monnickendam is in lijn met bovenstaand beleid.
3.4
Regionaal beleid
3.4.1
Regiovisie Waterland 2040
In regionaal verband heeft de gemeente Waterland zich gecommitteerd aan de Regiovisie Waterland 2040. Deze visie richt zich op de periode 2020-2040. Voor de planlocatie is de belangrijkste pijler: 'instandhouding authentieke en open karakter veenweidegebied met accent op verbreding, recreatieve routes en kleinschalige extensieve recreatie en toerisme'. Daarnaast wordt gestreefd naar een duurzaam watersysteem in de regio, zowel voor het binnenwater als het Markermeer. De realisatie van het gemaal, dat als doel heeft het boezemsysteem te verbeteren, sluit hier goed op aan. Het voorgenomen plan is in lijn met de Regiovisie Waterland 2040. Het plan voldoet aan het regionale beleid voor het veenweidegebied.
3.5
Beleid Hoogheemraadschap Hollands-Noorderkwartier
3.5.1
Waterbeheersplan 4, 2010-2015
In het Waterbeheersplan 2010-2015 'Van veilige dijken tot schoon water' beschrijft HHNK de doelstellingen voor de periode 2010-2015 voor de drie kerntaken: veiligheid tegen overstromingen, droge voeten en schoon water. Deze taken worden de komende periode sterk beïnvloed door de klimaatverandering en de uitgangspunten van de Europese Kaderrichtlijn Water. De missie van het hoogheemraadschap is erop gericht om ook de komende jaren, ondanks klimaat- en weersveranderingen, Noord-Holland boven het Noordzeekanaal veilig te houden tegen overstromingen en te zorgen voor droge voeten en schoon water. Het kerndoel is vierledig. 1. Het op orde houden van het watersysteem en dit onder dagelijkse omstandigheden doelmatig en integraal beheren. 2. De verontreiniging van het watersysteem door directe en indirecte lozingen voorkomen en/of beheersbaar houden. 3. Het op orde houden van de primaire waterkeringen en overige waterkeringen met een veiligheidsfunctie en deze onder dagelijkse omstandigheden doelmatig beheren. 4. Het in stand houden en ontwikkelen van een calamiteiten organisatie die onder bijzondere omstandigheden onmiddellijk operationeel is en die beschikt over actuele calamiteiten 20 m" (voorontwerp)
bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickenda
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
bestrijdingsplannen voor veiligheid, wateroverlast en waterkwaliteit. Het hoogheemraadschap hanteert bij zijn beleid te volgende uitgangspunten. Het beheersgebied van HHNK is beveiligd tegen overstromingen. Dijkversterking blijft altijd mogelijk. Alle inwoners van het beheersgebied van HHNK hebben recht op het afgesproken beschermingsniveau tegen wateroverlast. Watersystemen zijn gezond voor mens, plant en dier. Problemen worden opgelost waar ze ontstaan. Met de watervoorraad wordt zorgvuldig omgegaan. Niet alles kan overal. Samenwerking staat centraal. Water is een ordenend principe in de ruimtelijke ordening. Het waterbeheer is toekomstgericht. De realisatie van gemaal Monnickendam draagt bij aan de bovengenoemde doelstellingen. 3.5.2
Raamplan Bescherming tegen Wateroverlast
In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW, 2003) zijn afspraken gemaakt over de aanpak van wateroverlast, watertekort en waterkwaliteit voor de komende jaren. Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten dienen te anticiperen op veranderende omstandigheden, zoals klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling en toename van verhard oppervlak. Dit noemen we de wateropgave en deze is erop gericht de watersystemen in 2015 op orde te hebben en daarna op orde te houden. Het beleid dat zich met deze materie bezighoudt wordt aangeduid als 'Waterbeheer van de 21e eeuw' (WB 21). Het bestuur van HHNK heeft op 28 april 2004 besloten de aanpak van de wateroverlast prioriteit te geven. De stichting van gemaal Monnickendam is een belangrijk element om de prioriteit van wateroverlast aan te pakken. 3.5.3
beleidsnota Waterkeringen 2012-2017
Het beleid van HHNK met betrekking tot waterkeringen, weergegeven in het beleidsnota Waterkeringen 2012-2017, beschrijft het beleid en de randvoorwaarden voor het dagelijks beheer van de primaire en regionale waterkeringen van het hoogheemraadschap. De beleidsnota bestaat uit een hoofdnota en de themanota's. Dijken en duinen. Kunstwerken Bouwen. Ruimtelijke ordening en beleid. Kabels en leidingen. Bekleding van waterkeringen. Landschap, natuur, cultuurhistorie en recreatie. In de themanota's zijn de strategische visies neergelegd met betrekking tot het onderwerp van de nota's, alsmede de uitgangspunten voor beheer en onderhoud. Veiligheid van de waterkeringen is leidend. Voor zover mogelijk, wordt hierbij rekening gehouden met aanverwante zaken.
bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickendam" (voorontwerp) 21
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
3.5.4
Deltavisie
Het gemaal draagt bij aan de Deltavisie van HHNK op zowel het thema wateroverlast bestrijding als voldoende schoon zoet water. Gemaal Monnickendam zorgt voor de flexibilisering van het Schermerboezem systeem. Wateroverlast kan beter worden voorkomen door een strakker peilbeheer in de boezem en watertekort wordt langer tegengegaan door de mogelijkheid tot inmalen.
3.6
Gemeente
3.6.1
Bestemmingsplan Buitengebied
In het bestemmingsplan Buitengebied Waterland 2013 is het beleid voor het landelijk gebied beschreven. Ten aanzien van het waterbeheer is in het bestemmingsplan Buitengebied Waterland 2013 geen specifiebeleid opgenomen. 3.6.2
Welstandsbeleid
De gemeente Waterland heeft haar welstandsbeleid beschreven in de Welstandsnota Waterland 2013. In de Welstandsnota worden algemene en gebiedsgerichte welstandscriteria onderscheiden. De algemene welstandscriteria gelden als uitgangspunt voor iedere welstands beoordeling. De gebiedsgerichte welstandscriteria worden gebruikt om te beoordelen hoe het bouwwerk past in zijn omgeving. (Ver)bouwplannen worden getoetst aan de Welstandsnota. Voor het landelijk gebied geldt een regulier welstandsniveau. Dit houdt in dat de basiskwaliteit van het gebied behouden moet blijven. Bij dit plan is sprake van een specifieke ontwerpopgave. In paragraaf 2.3 is uiteengezet hoe het ontwerp eruit ziet. Er is gekozen voor bebouwing die zoveel mogelijk is weggewerkt in de dijk. De ARO kan instemmen met het bouwplan, maar heeft wel verschillende aandachtspunten benoemd voor de uitwerking. Het uiteindelijke bouwplan wordt voorgelegd aan de welstandscommissie. Omdat het bouwplan is ontwikkeld met speciale aandacht voor de gebiedscontext, vormt het welstandsbeleid op voorhand geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan. 3.6.3
Conclusie gemeentelijk beleid
Het gemeentelijk beleid heeft zijn vertaling gekregen in dit bestemmingsplan. Daarmee voldoet dit bestemmingsplan aan (de doelstellingen) het gemeentelijk beleid.
22 m" (voorontwerp)
bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickenda
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
Hoofdstuk 4 4.1
MILIEU- EN OMGEVINGSASPECTEN
Inleiding
Voor het plangebied en omgeving kunnen (wettelijke) belemmeringen en/of voorwaarden een rol spelen. Het uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat. In de volgende paragrafen zijn de randvoorwaarden die voortvloeien uit de milieu- en omgevingsaspecten beschreven.
4.2
Mer-beoordeling
4.2.1
Normstelling en beleid
In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, nagaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen: de kenmerken van de projecten; de plaats van de projecten; de kenmerken van de potentiële effecten. 4.2.2
Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan
De realisatie van een gemaal wordt niet genoemd als een mer-plichtige ontwikkeling in bijlage D van het besluit mer. Bovendien zijn gezien de beperkte aard van het bouwplan geen belangrijke negatieve milieugevolgen te verwachten. Voor het bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r. Bij de voorbereiding van de plannen is tevens een voortoets uitgevoerd in het kader van de Natuurbeschermingswet. Conclusie van deze voortoets is dat er geen significant negatieve effecten van het plan worden verwacht (zie bijlage). De provincie onderschrijft deze conclusie. Het opstellen van een passende beoordeling of een planMER is daardoor ook niet aan de orde. 4.2.3
Conclusie
Het doorlopen van een mer-procedure voor dit bestemmingsplan is niet aan de orde.
4.3
Ecologie
Bij elk ruimtelijk plan moet, met het oog op beschermenswaardige natuurwaarden, rekening worden gehouden met de regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming en soortenbescherming. 4.3.1
Gebiedsbescherming
Normstelling en beleid De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Natuurbeschermingswet (Nbw). Wanneer ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een Nbw-vergunning worden aangevraagd. Een Nbw-vergunning 'haakt' aan bij de omgevingsvergunning of kan apart worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van de Ecologisch Hoofdstructuur (EHS). Ten aanzien van ontwikkelingen binnen de EHS geldt het 'nee, tenzij-principe'. Natuurbeschermingswet Op figuur 3 is de ligging van de planlocatie ten opzichte van Natura 2000-gebieden in de omgeving bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickendam" (voorontwerp) 23
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
weergegeven. Hierin is te zien dat de planlocatie op circa 600 m van het Natura 2000-gebied Markermeer & IJmeer en op ca. 5 km van het Natura 2000-gebied Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske ligt. Door middel van een voortoets is een verkenning gemaakt van de mogelijke effecten op deze Natura 2000-gebieden. Conclusie van de voortoets is dat van het gemaal geen (significant) negatieve effecten te verwachten zijn voor de Natura 2000-gebieden. De Provincie Noord-Holland heeft deze conclusie in een brief bevestigd. De voortoets Natuurbeschermingswet en de brief van de provincie zijn opgenomen als bijlage 3 en 4 van deze toelichting. EHS De Purmer Ee en de Gouwzee maken deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur. Het Monnickendammergat is onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur. (grote wateren). De bebouwing van het gemaal ligt net buiten deze grens. Buitendijks oppervlaktebeslag van de EHS grote wateren is niet aan de orde. Er is daarom geen sprake van de aantasting van de wezenlijke kenmerken of waarden van de EHS. Weidevogelleefgebied Leefgebieden van weidevogels worden door de provincie beschermd. Het beoogde gemaal ligt op enige afstand van weidevogelleefgebied (polder Katwoude). Omdat er geen ruimtebeslag plaatsvindt in weidevogelleefgebied, vormt dit geen belemmering voor de realisatie van het bestemmingsplan. 4.3.2
Soortenbescherming
Normstelling en beleid Op grond van de Flora- en faunawet geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng. Het bevoegd gezag voor de Flora- en faunawet is de provincie. In de gevallen dat een ontheffing van de Flora- en faunawet noodzakelijk is, dan 'haakt' de ontheffing aan bij de omgevingsvergunning. Uitgevoerd veldonderzoek Op basis van een uitgevoerde quickscan van Bureau Natuurbeleven is geconstateerd dat beschermde soorten in het plangebied aanwezig zijn, of potentieel te verwachten zijn. Op basis hiervan is aanvullend onderzoek uitgevoerd naar beschermde vissoorten, muizensoorten, vleermuizen en zoogdieren. Door de geplande werkzaamheden wordt het leefgebied van de soorten tijdelijk verstoord. Overtreding van de artikel 11 van de Flora- en faunawet is daarmee niet uitgesloten. Om negatieve effecten op de aanwezige soorten zoveel mogelijk te voorkomen, worden mitigerende maatregelen getroffen. Deze maatregelen zijn opgenomen in het projectplan. Nadat het gemaal gerealiseerd is, is de situatie in en rond het plangebied vergelijkbaar met de huidige staat. Langs het gemaal wordt een natuur vriendelijke oever aangelegd die de noord- en zuidzijde van het water verbindt. Omdat gedurende de werkzaamheden slechts op zeer kleine schaal plaatselijk vaste rusten verblijfplaatsen worden aangetast, is geen sprake van een negatief effect op de gunstige staat van instandhouding op de lange termijn. Voor de tijdelijke verstoring van soorten wordt een ontheffing van de Flora- en faunawet aangevraagd om de werkzaamheden uit te kunnen voeren. De uitgevoerde veldonderzoeken zijn opgenomen in bijlage 4, 5, 6 en 7 van deze toelichting. 4.3.3
Conclusie ecologie
Het aspect gebiedsbescherming staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg. De soortbescherming vormt aanleiding tot de aanvraag van een ontheffing ingevolge artikel 75 van de Flora- en faunawet. Omdat er sprake is van een tijdelijke verstoring en mitigerende maatregelen worden 24 m" (voorontwerp)
bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickenda
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
getroffen, is het de verwachting dat deze ontheffing verkregen wordt. Daarmee staat het aspect soortenbescherming de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.
4.4
Cultuurhistorie
4.4.1
Normstelling en beleid
De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van bestemmingsplannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee veelal een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening. De provincie Noord-Holland heeft de Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie vastgesteld. De kaart is een geografische uitwerking van de Leidraad landschap en cultuurhistorie - die deel uitmaakt van de verordening - en een herziening van de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW). De Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie geeft onder andere informatie over landschapstypen, aardkundige waarden, cultuurhistorische objecten 4.4.2
Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Cultuurhistorische waarden Het plangebied kent een aantal cultuurhistorische waarden. De Nieuwendam is al sinds de 13e in gebruik als waterkering. In de omgeving van het plangebied bevinden zich restanten van een dam met schuif in de Purmer Ee (zie ook hierna onder archeologie). Ook de trekvaart tussen Monnickendam en Edam, onderdeel van de verbinding tussen Amsterdam en Hoorn wordt gezien als cultuurhistorisch waardevol, evenals het verharde jaagpad dat daarbij hoort. Het streven voor dit element is het behouden en reconstrueren om te komen tot een beleefbare en bruikbare historische infrastructuur van vaarwegen langs de hoogtepunten uit de Gouden Eeuw. Het gemaal heeft geen invloed op deze infrastructuur. Het plangebied is tevens onderdeel van de 'Noorder IJ- en zeedijken'. De dijken zijn beschermd op grond van de provinciale monumentenverordening Noord-Holland. De bescherming richt zich op het behoud van het totale ensemble van het dijklichaam, buitendijkse landen, het oude tracé van de dijk, de wielen en de kleiputten. Vanwege de herkenbaarheid van deze dijken in het open landschap is handhaving van een brede open zone aan weerszijden van de dijken gewenst. Voor de herkenbaarheid van de dijken is de continuïteit van het dijkprofiel, het behoud van het oorspronkelijke dijktracé en materiaalkeuze van belang. Door de bebouwing te integreren in de dijk, blijft het dijktracé herkenbaar als horizontale lijn in het landschap (zie paragraaf 2.3). De provincie Noord-Holland heeft middels een brief laten weten dat het plaatsen van het gemaal noodzakelijk is en past binnen de waterstaatkundige geschiedenis van de dijk (zie Bijlage 9). Daarbij nodigt het ontwerp uit dat de bezoeker van de dijk de omgeving kan beleven. De provincie adviseert daarmee positief over de voorgestelde aanpassing. Aardkundig waardevolle gebieden Het gebied ten westen van de dijk (Nieuwendam) is een aardkundig waardevol gebied dat valt onder het bodembeschermingsregime van de provincie (zie figuur 7). Dit gebied omvat de Purmer Ee en wordt begrensd door de dijk. De Purmer Ee is een voormalige zeearm, die zorgt voor de afwatering van het veengebied. Het aardkundig waardevol gebied loopt tot aan de teen van de dijk. Het gemaal wordt op een nog aan te winnen stuk land ten westen van het dijklichaam gesitueerd. Dit betekent dat de aardkundige waarden (beperkt) geschaad worden. De aardkundige waarde is meegenomen in de afweging van de locatiekeuze en uiteindelijk is gekozen voor de huidige locatie, in de wetenschap dat de aardkundige waarde aan de grens van het gebied hierdoor waarschijnlijk verstoord wordt. Het plan raakt een beperkt deel van het aardkundig waardevolle gebied de Purmer Ee. De Purmer Ee als geheel blijft echter intact. Het gemaal doet niets af aan de beleving van dit gebied als aardkundig bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickendam" (voorontwerp) 25
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
waardevol gebied.
Figuur 9. Aardkundige waarden ten westen van het plangebied. 4.4.3
Conclusie
Vanuit het aspect cultuurhistorie zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
4.5
Archeologie
4.5.1
Normstelling en beleid
Voor de bescherming van archeologische waarden is de Monumentenwet van toepassing. De bedoeling is dat, wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Voor rijksbeschermde archeologische monumenten geldt de bescherming op grond van de Monumentenwet en hoeft in het bestemmingsplan geen aanvullende regeling te worden getroffen. Het archeologisch beleid van de gemeente Waterland is vastgelegd in de 'Archeologienota Waterland 2011'. In deze nota is verwoord hoe het behoud van archeologische waarden of het onderzoek daarnaar worden zeker gesteld. In de Archeologienota worden archeologische monumenten en vijf categorieën met archeologische verwachtingswaarden onderscheiden. Deze categorieën zijn weergegeven op een beleidskaart. Deze beleidskaart is opgesteld op basis van de kennis die de afgelopen jaren is verkregen bij diverse archeologische onderzoeken en op basis van de kennis over de ontstaansgeschiedenis van het gebied. 4.5.2
Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Volgens de gemeentelijke archeologische beleidskaart (zie figuur hieronder) van de gemeente Waterland ligt het grootste deel van het plangebied in een zone waarbinnen een archeologische onderzoeksverplichting geldt voor plannen groter dan 2.500 m 2 en dieper dan 40 cm (Waarde Archeologie 4). Ook valt het plangebied gedeeltelijke in een zone waar een onderzoeksplicht geldt voor plannen dieper dan 35 cm en groter dan 100 m 2 (Waarde - Archeologie 2). Op basis van de archeologische verwachting en de aard en omvang van de voorgenomen bodemingrepen is archeologisch onderzoek uitgevoerd. In dit onderzoek is geconcludeerd dat bij bodemingrepen ten behoeve van het gemaal archeologische resten kunnen worden aangesneden die de geschiedenis van de bouw en opbouw van de dam en de dijk inzichtelijk maken. Op basis hiervan is een 26 m" (voorontwerp)
bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickenda
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
Programma van Eisen (Pve) opgesteld. In dit PvE is een werkprotocol beschreven hoe tijdens de uitvoering van de graafwerkzaamheden omgegaan moet worden met archeologische resten. Dit houdt in dat tijdens of direct voorafgaand aan de grondwerkzaamheden archeologische werkzaamheden worden verricht. Ook wordt uitgelegd hoe vervolgens om wordt gegaan met eventuele archeologische sporen Dit plan is opgenomen in Bijlage 11. In de planregels is het archeologisch werkplan geborgd door het opgenomen van een omgevingsvergunningenstelesel. Uitgangspunt is dat een omgevingsvergunning wordt verleend wanneer de aanvrager een rapport overlegt waaruit blijkt dat de archeologische waarde van het terrein dat wordt verstoord in voldoende mate wordt veiliggesteld.
Figuur 10. Uitsnede van de archeologische beleidsadvieskaart 4.5.3
Conclusie
Op basis van het archeologiebeleid is een archeologisch onderzoek uitgevoerd. In een PvE wordt uitgelegd hoe moet worden omgegaan met archeologische sporen bij de uitvoering van werkzaamheden. Vanuit het aspect archeologie zijn er verder geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickendam" (voorontwerp) 27
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
4.6
Waterparagraaf
4.6.1
Normstelling en beleid
Een belangrijke ontwikkeling in het waterbeleid is de Watertoets. Het doel van de Watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen meer expliciet en op een evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Het plangebied valt in het werkgebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. 4.6.2
Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (kenmerk: 20150304-12-10529 ). Het plan heeft een zodanige invloed op de waterhuishouding. Voor de ontwikkeling wordt daarom de procedure normale procedure gevolgd. Dit houdt in dat overleg met het waterschap nodig is. Een samenvatting van de watertoets is opgenomen in Bijlage 12. De toegestuurde uitgangspunten zijn verwerkt in de onderstaande tekst. Waterkwantiteit Ter plaatse van het gemaal is een beperkte demping van oppervlaktewater noodzakelijk. Aan de westzijde van de Nieuwendam wordt een stuk land van circa 750 m 2 aangewonnen in de Purmer Ee. De demping van 750 m 2 wordt bij aanleg van natuurvriendelijke oevers in het kader van de KRW maatregelen teruggegraven in de Schermerboezem. Dit is een uitgangspunt van het projectplan. Door de bouw van het gemaal vindt een verhardingstoename plaats van circa 750 m 2 aan de instroomzijde dus het deel van het gemaal dat binnen de boezem valt en daarmee onder de keur valt). Deze toename is minder dan de 800 m 2 uit de Keur 2009 waardoor compensatie voor de verharding aan deze zijde van het gemaal niet noodzakelijk is. Waterkwaliteit Het Monnickendammergat vormt het ontvangend waterlichaam voor water dat door het gemaal wordt uitgeslagen. Het Monnickendammergat staat in verbinding met het Markermeer. De waterbodem van het Monnickendammergat wordt ter plaatse van de uitstroom uitgebaggerd om slibopwerveling te voorkomen. Een vergelijkbare verdieping zal ook ter plaatse van de instroom in de Purmer Ee gebaggerd worden. Bij een voldoende verdieping ter plaatse van in- en uitstroom zullen de stroomsnelheden laag blijven en wordt slibtransport voorkomen. Optioneel kan dit verdiepte gedeelte afgebakend worden met een doorlatende strekdam van breuksteen. Daarnaast wordt vervuiling van oppervlaktewater voorkomen, door geen uitlogende materialen (zoals koper, zink en lood) toe te passen. Er worden uitsluitend duurzame (niet-uitlogende) materialen toegepast. De verantwoordelijkheid van de waarborging van de functionaliteit van de uitstroom en het direct achter de uitstroom op diepte te baggeren en te houden deel van het Monnickendammergat en de Purmer Ee ligt bij het hoogheemraadschap. Dit is belangrijk in verband met mogelijke toekomstige sedimentatie op die locatie in het Monnickendammergat. HHNK verricht periodiek onderhoudsbaggerwerk in het verdiepte deel rond de uitstroom. Waterkeringen Het gemaal Monnickendam is binnendijks van de Nieuwendam geprojecteerd. De Nieuwendam betreft een primaire waterkering. Daarbij dient rekening gehouden te worden met een standaard vrijwaringzone 100 meter uit de teen van de waterkering (zie paragraaf 3.2.3. Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie). Voor het gemaal is echter sprake van een maatschappelijk belang en een alternatief buiten de vrijwaringzone van 100 meter is niet mogelijk. De perskokers van het gemaal kruisen de primaire waterkering. Volgens bijlage B7 van de TAW Leidraad Kunstwerken moeten gemalen in een primaire waterkering twee afsluitmiddelen hebben, die onafhankelijk van elkaar zijn. Het meest gangbaar is een terugslagklep in het buitenhoofd en een afsluiter 28 m" (voorontwerp)
bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickenda
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
in het gemaal. Door het realiseren van deze voorzieningen blijft de dijk tijdens en na uitvoering functioneren als primaire waterkering. Tijdens de uitvoering blijft de integriteit van de dijkring gewaarborgd door middel van een tijdelijke waterkering. Om de waterkerende functie op lange termijn (planologisch) te waarborgen is in de regels een dubbelbestemming opgenomen ten behoeve van de bescherming van de waterkering. Afvalwaterketen Het afvloeiende hemelwater van het verhard oppervlak van het gemaal wordt direct afgevoerd naar de boezemwatergang. Verontreiniging van het afvloeiende hemelwater wordt zoveel mogelijk voorkomen door het uitsluitend toepassen van duurzame (niet-uitlogende) materialen. Voor een toiletvoorziening in het gemaal is een aansluiting op de riolering noodzakelijk. 4.6.3
Conclusie
Vanuit het aspect water zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
4.7
Bedrijven en milieuzonering
4.7.1
Normstelling en beleid
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (waaronder woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Gemalen zijn geen vergunningplichtige inrichtingen, maar vallen onder het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, afgekort Barim. 4.7.2
Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Voor de codering van een gemaal wordt aansluiting gezocht bij de omschrijving 'waterdistributiebedrijf', waarbij onderscheid wordt gemaakt in pompvermogen. Het pompvermogen van het gemaal Monnickendam is kleiner dan 1 MegaWatt, waardoor een richtafstand van 30 meter geldt. Voor de planlocatie geldt dat er geen objecten zijn gelegen binnen de richtafstand (zie figuur 5). Daarmee is er sprake is van een verantwoorde milieuzonering.
bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickendam" (voorontwerp) 29
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
Figuur 11 Richtafstanden voor geluid Toevoeging hierop is dat incidentele verhogingen van het momentane geluidsniveau tot 10 dB boven het gemiddelde niveau zich slechts voordoen bij hoge uitzondering. Met betrekking tot het maximale geluidsniveau worden dan ook geen problemen verwacht. De verkeersaantrekkende werking van een gemaal blijft in de regel beperkt tot één of enkele personenwagens per week. Periodiek bezoekt een vrachtwagen het gemaal voor het afvoeren van roostergoed. Gelet op deze aantallen mag worden verwacht dat de indirecte hinder als gevolg van de verkeersaantrekkende werking geen problemen oplevert. Geluid draagt onder water verder dan in de open lucht. De pompen in het gemaal produceren onderwatergeluid, hetgeen voor overnachtende personen in de nabijgelegen jachthaven merkbaar kan zijn. Dit geluid wordt met name geproduceerd door de propeller (cavitatie) en de aandrijving. Wettelijke normen of richtlijnen over wat de maximale geluidsdruk op de wand van een schip zijn niet beschikbaar. Belangrijk is echter dat de pompen op minimaal 150 meter afstand liggen van de dichtst bij gelegen ligplaats (na de geplande uitbreiding van de zeilhoek). Onderwatergeluid van het gemaal valt op deze afstand in het niet bij bijvoorbeeld een passerend jacht. Geconcludeerd wordt daarom dat er geen sprake is van onevenredige hinder. 4.7.3
Conclusie
Vanuit het aspect milieuzonering zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
30 m" (voorontwerp)
bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickenda
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
4.8
Bodem
4.8.1
Normstelling en beleid
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing. In de wet is geregeld dat als ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen, er sprake is van een saneringsgeval. 4.8.2
Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Ten behoeve van de aanleg van het gemaal is inzicht gewenst in de kwaliteit van de waterbodem ter plaatse van de toekomstige in- en uitstroom. Hiertoe is een vooronderzoek en een verkennend waterbodemonderzoek uitgevoerd volgens de NEN 5717 en de NEN 5720. Ten aanzien van de milieuhygiënische kwaliteit van de landbodem (grond- en grondwater) ter plaatse van het nieuwe gemaal is een vooronderzoek conform de NEN 5725 uitgevoerd. De bodemopbouw in het plangebied van boven naar beneden uit klei op veen op klei. Volgens gegevens over de diepere ondergrond uit ARCHIS ligt op 14 tot 18 m -NAP zand. In tabel 1 is de regionale bodemopbouw en geohydrologische situatie weergegeven.
Tabel 2 Regionale bodemopbouw en geohydrologische situatie Ter plaatse van de instroom is de waterkolom circa 1,7 m diep. Er is een sliblaag aangetroffen met een dikte variërend van 0,6 tot 1,2 m. De vaste waterbodem bestaat uit zwak zandige klei. Het aanwezige slib ter plaatse van de toekomstige instroom voldoet aan kwaliteitsklasse A (industrie). De klei is vrij toepasbaar. Ter plaatse van de uitstroom is de waterkolom circa 1,0 m diep. Bij één boring is een laagje slib aangetroffen van circa 10 cm dikte. Deze voldoet aan kwaliteitsklasse A (industrie). De vaste waterbodem bestaat voornamelijk uit klei. Bij een tweetal boringen is naast klei ook een veenlaag van circa 1,5 à 2,0 m dikte aanwezig. De kleilaag heeft als kwaliteit klasse B (industrie) terwijl de veenlaag voldoet aan klasse A (wonen). Op basis van het vooronderzoek worden, vanwege de aanwezigheid van de N247, hoogstens licht verhoogde gehalten verwacht in de grond en in het grondwater. Zodoende zijn 4.8.3
Conclusie
Vanuit het aspect bodem zijn er geen milieugygiënische belemmeringen aan de orde die de vaststelling van het bestemmingsplan in de weg staan.
bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickendam" (voorontwerp) 31
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
4.9
Luchtkwaliteit
4.9.1
Normstelling en beleid
In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, zijn op grond van de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de ministeriële regeling 'Niet in betekenende mate bijdragen' zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing: woningbouw projecten met minder dan 1.500 woningen; kantoorlocaties met een vloeroppervlak van minder dan 100.000 m 2; projecten die minder dan 3% van de (toekomstige) grenswaarde voor stikstofdioxide of fijnstof bijdragen. Dit komt overeen met 1,2 µg/m3. 4.9.2
Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan
De realisatie van het gemaal leidt niet tot een toename van het verkeer, alleen voor regulier en speciaal onderhoud is sprake van bestemmingsverkeer. Het gemaal wordt voorzien van elektrisch aangedreven pompen en een verwarmingsinstallatie. Een noodstroomaggregaat kan eventueel aangesloten worden, maar is niet permanent aanwezig. Dit betekent dat emissies niet aan de orde zijn. Een significante toename van de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) is daarom op voorhand uit te sluiten. Het plan valt dan ook onder de regeling 'Niet in betekende mate bijdragen' en is daarmee vrijgesteld van aanvullend onderzoek. 4.9.3
Conclusie
Vanuit het aspect luchtkwaliteit zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
4.10
Externe veiligheid
4.10.1
Normstelling en beleid
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. De wetgeving over 'externe veiligheid' heeft tot doel de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) 1 en het groepsrisico (GR) 2. 4.10.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan Uit gegevens van de Provinciale Risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat in de omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen liggen. Het gemaal is geen risicobron en wordt niet aangemerkt als kwetsbaar object. Hieruit volgt dat het aspect externe veiligheid niet tot belemmeringen leidt. Nader onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht. Over de N247 worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Deze weg is niet opgenomen in het Basisnet Weg. Dit houdt in dat er langs de route geen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Er zijn langs deze weg geen knelpunten in verband met externe veiligheid. Omdat binnen het plangebied geen functies met een hoge personendichtheid worden mogelijk gemaakt, staat het aspect externe veiligheid de vaststelling van 32 m" (voorontwerp)
bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickenda
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
het bestemmingsplan niet in de weg. 4.10.3 Conclusie Vanuit het aspect externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
4.11
Kabels en leidingen
4.11.1
Normstelling en beleid
In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden. 4.11.2
Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Aan de hand van een KLIC-melding is een inventarisatie van aanwezige kabels en leidingen gemaakt. In paragraaf 5.3 van het projectplan is opgenomen welke dit zijn. De volgende activiteiten zijn noodzakelijk in het kader van de stichting van gemaal Monnickendam: Het verleggen van een drinkwaterleiding (DN300), waarbij er rekening mee gehouden wordt dat dit een drukleiding is in een primaire waterkering en daarmee moet voldoen aan alle eisen uit de NEN3651. Dit is realiseerbaar; Het nemen van tijdelijke maatregelen zoals ondersteuning of het verleggen van middenspanningskabels die worden gekruist door de perskokers van het gemaal. In het projectplan wordt een overzicht van de aanwezige kabels en leidingen gegeven waarvoor tijdelijke maatregelen worden getroffen tijdens de uitvoering. Het doen van een recente klic-melding voor aanvang van de werkzaamheden vanwege één verwijderde persleiding en om de recentelijk aangebrachte persleiding van HHNK in de Purmer Ee kaart te brengen. De noodzakelijke maatregelen worden voorafgaand aan de werkzaamheden in overleg met de kabel- en leiding beheerders uitgewerkt. Daarnaast wordt voor het gemaal een energievoorziening aangelegd. 4.11.3
Conclusie
De aanwezige kabels en leidingen leiden niet tot belemmeringen ten aanzien van de voorgestelde planvorming.
4.12
Explosievenonderzoek
4.12.1
Aanleiding
Bij het roeren van de ondergrond, is een kans aanwezig dat gestuit wordt op achtergebleven conventionele explosieven (CE) in de bodem. Deze explosieven kunnen een gevaar vormen bij de uitvoering van de grondwerkzaamheden. CE resteren uit bombardementen en gevechten in de Tweede Wereldoorlog. Deze bombardementen hebben vooral plaatsgevonden op strategische doelen, zoals binnensteden, verbindingswegen, spoorwegen, spoorwegstations, bruggen en havens. In de omgeving van die doelen kunnen in enkele gevallen blindgangers voorkomen, of dropping van niet gebruikte explosieven. Ver buiten die doelen is de kans klein op het aantreffen van CE. Met behulp van een literatuuronderzoek is bekeken of oorlogshandelingen ter plaatse van of nabij de locatie hebben plaatsgevonden en of mogelijk CE in de bodem aanwezig kunnen zijn. bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickendam" (voorontwerp) 33
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
4.12.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan Ter plaatse van het plangebied bevinden zich enkele strategische doelen, zoals binnensteden, bruggen, sluizen en havens. Uit een eerste inventarisatie blijkt dat bij Monnickendam een aantal luchtgevechten hebben plaatsgevonden waarbij ook vliegtuigen zijn neergestort. Over de nabijgelegen plaats Purmerend wordt ook meldingen gemaakt van oorlogshandelingen. In nader onderzoek (zie bijlage) zijn geen feiten gevonden die de aanwezigheid van explosieven in of direct nabij het plangebied doet vermoeden. 4.12.3 Conclusie Vanuit historische vooronderzoek op het aspect explosieven zijn er geen belemmeringen voor de uitvoering van dit bestemmingsplan te verwachten.
34 m" (voorontwerp)
bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickenda
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
Hoofdstuk 5 5.1
Algemeen
5.1.1
Digitalisering
JURIDISCHE PLANOPZET
In de Wet ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat alle bestemmingsplannen digitaal moeten worden ontsloten. Bij het tekenen van de digitale plankaart (verbeelding) is gebruik gemaakt van een actuele ondergrond van de Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN) van 13 oktober 2014. 5.1.2
Opbouw van de bestemmingen
In dit hoofdstuk zijn de verschillende bestemmingen toegelicht. Alle toelichtingen starten met een tekst waarin de bestemmingsomschrijving wordt weergegeven en waarin kort wordt ingegaan op de specifieke bouw- en gebruiksregels. Daarnaast wordt ingegaan op de afwijkingsregels en de wijzigingsregels. In de planregels zijn alle bestemmingen als volgt opgebouwd. Bestemmingsomschrijving Hierin staat beschreven voor welke functie(s) de gronden mogen worden ingericht, gebruikt en hoe de onderlinge rangorde van functies is. Met aanduidingen wordt op enkele specifieke locaties extra functiemogelijkheden geboden. Bouwregel Hierin is aangegeven welke gebouwen en andere bouwwerken zijn toegestaan en welke maatvoering daarbij aangehouden moet worden. Specifieke gebruiksregels Gronden en gebouwen worden gebruikt passend bij de bestemming. Wanneer nodig worden bepaalde gebruiksvormen uitgesloten. In enkele gevallen zijn objectieve grenzen opgenomen voor functies, zoals oppervlaktematen, hoogtes en dergelijke. Afwijking van de bouw- en gebruiksregels In het bestemmingsplan is voor een aantal omstandigheden de mogelijkheid opgenomen om af te wijken van de bouw- en gebruiksregels. Hierdoor krijgt het college de benodigde flexibiliteit af te wijken voor bepaalde, voorzienbare situaties. Van geval tot geval wordt daarvoor door het bevoegd gezag een afweging gemaakt. Indien van toepassing wordt advies ingewonnen van de waterbeheerder, leidingbeheerder, wegbeheerder en dergelijke. Er zijn ook gebruiksvormen die beleidsmatig wel mogelijk zijn, maar die vanwege de benodigde afweging onder een afwijking zijn gebracht. Deze zogenoemde binnenplanse afwijkingen wordt (door middel van een omgevingsvergunning) slechts verleend na een zorgvuldige afweging van waarden en functies in de bestemmingen. Vergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden Voor een aantal werken en werkzaamheden geldt een vergunningplicht voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde. Het gaat daarbij om werken en werkzaamheden die structureel ingrijpen in de aard van de gegeven bestemming. Dat betekent dat deze pas mogen worden uitgevoerd, nadat een omgevingsvergunning is verkregen. Hierbij vindt een afweging van belangen naar evenredigheid plaats. Als het gaat om activiteiten die behoren tot het normale onderhoud, normaal beheer of het normaal gebruik, is geen vergunning vereist. Bij de toelaatbaarheid van activiteiten wordt vanuit het evenredigheidsbeginsel een belangenafweging gemaakt tussen het belang van de functies van waaruit de vergunning wordt aangevraagd en de specifieke waarden die ter plaatse aanwezig zijn.
bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickendam" (voorontwerp) 35
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
5.1.3
Overgangsbepaling
Het overgangsrecht is gericht op bouwwerken die met een vergunning of een melding zijn gebouwd, of een gebruik dat ooit is toegestaan, maar dat nu, vanwege een bestemmings- of beleidswijziging onder het overgangsrecht is gebracht. Ook tientallen jaren aanwezige bouwwerken, die niet met een vergunning zijn gebouwd, of langdurig aanwezig gebruik wordt met het overgangsrecht beschermd. Het overgangsrecht is gericht op het uiteindelijk verdwijnen van deze bouwwerken of de beëindiging van het gebruik ervan, zodat de situatie in overeenstemming raakt met de gegeven bestemming. In beginsel mogen de bouwwerken die onder het overgangsrecht vallen, slechts in ondergeschikte mate gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd. Het is niet mogelijk om hiermee geheel of in stappen tot een nieuw bouwwerk te komen. 5.1.4
Algemene toetsingscriteria
In de regels wordt verwezen naar algemene toetsingscriteria. Dit speelt ten aanzien van het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Hieronder volgt een toelichting op deze criteria. Het bebouwingsbeeld Er moet worden gestreefd naar een in stedenbouwkundig opzicht samenhangend bebouwingsbeeld. Dit betekent dat bij bebouwing wordt gestreefd naar: 5. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte; 6. een goede bouwhoogte- / breedteverhouding tussen de bebouwing onderling; een samenhang in bouwvorm / architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar is georiënteerd. De woonsituatie Er moet rekening worden gehouden met het in stand houden en garanderen van een redelijke lichttoetreding, een redelijk uitzicht, de aanwezigheid van voldoende privacy en een goed woon- en leefmilieu. De verkeersveiligheid Verkeersveiligheid staat onder druk door de toename van (zwaarder) verkeer op de kleinere wegen. Deze wegen worden ook gebruikt voor toeristisch verkeer. Bij functies waarbij het verkeer toeneemt, moet een zorgvuldige afweging plaatsvinden. In een verkeersveilige situatie worden vrije uitzichthoeken bij kruisingen van wegen en uitritten gegarandeerd. De milieusituatie Hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking moet worden voorkomen. Bij de situering en omvang van milieubelastende functies moet erop worden gelet dat bestaande milieugevoelige functies niet in het functioneren worden beperkt. Omgekeerd moet er bij uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies op worden gelet dat bestaande milieubelastende functies niet in het functioneren worden beperkt. Voor de afweging worden de afstanden van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) gehanteerd. De gebruiksmogelijkheden Gronden en gebouwen moeten worden gebruikt in overeenstemming met de bestemming. Bij een nieuw gebruik moet altijd worden getoetst aan het huidige gebruik van de aangrenzende bestemmingen. Het aangrenzend gebruik mag niet onevenredig worden gehinderd door het nieuwe gebruik.
36 m" (voorontwerp)
bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickenda
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
5.2
Bestemmingen
In deze paragraaf wordt een korte toelichting gegeven op de inhoud van de bestemmingen in dit bestemmingsplan. De bestemming 'Agrarisch' uit het geldende bestemmingsplan komt te vervallen, aangezien het huidige en toekomstige gebruik van de gronden met deze bestemming een ander gebruik kent, namelijk 'Wonen'. 5.2.1
Bedrijf - Gemaal
Voor het gemaal is de bestemming 'Bedrijf - Gemaal' opgenomen. Om de gebouwen beperkt te houden is in de planregels bepaald dat gebouwen binnen een bouwvlak moeten worden gebouwd. Ook is er een maximale bouwhoogte bepaald, waardoor de bebouwing ruimtelijk ondergeschikt blijft aan de waterkering. Voor de toeritten en het terrein boven de instroomvoorziening geldt ook deze bestemming. Hier mogen geen gebouwen worden gebouwd, maar wel bouwwerken worden geplaatst. Ook de maatvoering van hekwerken en overige bouwwerken zoals de kroosverwijderaar zijn gebonden aan een maximum. 5.2.2
Verkeer
Voor de N247 geldt als hoofdbestemming de bestemming 'Verkeer'. Gebouwen zijn binnen deze betemming niet toegestaan, omdat die strijdig zijn met de verkeersveiligheid. Bouwwerken zoals (erf)afscheidingen en verkeerslichten zijn wel toegestaan. 5.2.3
Leiding - Leidingstrook
De persleidingen van het gemaal door de dijk worden inbestemd door middel van de dubbelbestemming 'Leiding - Leidingstrook'. Ter bescherming van de leidingen geldt ter plaatse van deze dubbelbestemming een omgevingsvergunningplicht voor graafwerkzaamheden. 5.2.4
Waarde- Aardkundig
De provincie Noord-Holland heeft in de structuurvisie en de verordening een aantal aardkundig waardevolle gebieden aangewezen. Deze hebben de dubbelbestemming 'Waarde - Aardkundig'. Ter bescherming van deze waarde, is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen. Voor bepaalde werken en werkzaamheden moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd. Dit betreft het aanleggen en dempen van sloten, ontgrondingen en andere ingrijpende wijzigingen in de bodemstructuur. Deze vergunning wordt slechts verleend als het gaat om werkzaamheden die geen onevenredige afbreuk doen aan de aardkundige waarden binnen de dubbelbestemming. 5.2.5
Waarde - Archeologie 2
Ter bescherming van archeologische waarden is een dubbelbestemming opgenomen. De gronden binnen deze dubbelbestemmingen zijn bestemd voor het behoud van de aanwezige archeologische waarden. Deze zones zijn overgenomen uit de Archeologienota Waterland 2011. In de Archeologienota is per zone aangegeven vanaf welke oppervlakte en diepte een omgevingsvergunning nodig is voor werkzaamheden die de bodem kunnen verstoren. Binnen deze dubbelbestemming is geregeld dat bij ingrepen vanaf 100 m 2 en een diepte van 35 centimeter archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden. 5.2.6
Waarde - Archeologie 4
Ter bescherming van archeologische waarden is een dubbelbestemming opgenomen. De gronden binnen deze dubbelbestemmingen zijn bestemd voor het behoud van de aanwezige archeologische waarden. Deze zones zijn overgenomen uit de Archeologienota Waterland 2011. In de Archeologienota is per zone aangegeven vanaf welke oppervlakte en diepte een omgevingsvergunning nodig is voor werkzaamheden die de bodem kunnen verstoren. Binnen deze dubbelbestemming is geregeld dat bij ingrepen vanaf 2.500 m 2 en een diepte van 40 centimeter archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden. bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickendam" (voorontwerp) 37
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
5.2.7
Waterstaat - Waterkering
Het plangebied is voorzien van deze dubbelbestemming. Het plangebied betreft een primaire waterkeringen. Deze waterkering is van belang voor de bescherming van het achterland tegen het water. Het plangebied betreft een waterkeringen met cultuurhistorische waarde. Ook vanwege deze aspecten is het van belang dat het plangebied een vertaling krijgen in het bestemmingsplan. De bestemming 'Waterstaat - Waterkering' voorziet hierin. Met deze bestemming wordt voorzien in het behoud, het herstel en het beheer van de waterstaatsdoeleinden en de cultuurhistorische waarde van de waterkering. Ter bescherming van de waterkerende functie en de cultuurhistorische waarde is voor diverse werken en werkzaamheden, waaronder het ophogen en afgraven van gronden, het aanbrengen van diepwortelende beplanting en het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen een omgevingsvergunning nodig. Alvorens de vergunning wordt verleend, wordt de beheerder om advies gevraagd. Daarnaast mogen er geen gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken worden gebouwd, uitgezonderd de bestaande gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken. Via afwijking kunnen nieuwe gebouwen worden toegestaan. Bij een dergelijke aanvraag moet worden getoetst aan verschillende -ruimtelijkecriteria, welke in de bestemming zijn genoemd. Ook hierbij wordt de waterbeheerder om advies gevraagd. De omgevingsvergunning wordt vervolgens door Burgemeester en wethouders verleend. 5.2.8
Vrijwaringszone dijk
Ter bescherming van de waterkerende functie van de dijk, mag er in de vrijwaringszone van de dijk niet worden gebouwd. De vrijwaringszone is aangeduid in dit bestemmingsplan. Er mogen geen ingrepen plaatsvinden die de structuur van de dijk negatief beïnvloeden. Gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken mogen daarom niet bij recht worden gebouwd. Deze kunnen bij afwijking worden toegestaan. Hiervoor moet een omgevingsvergunning worden verleend. Daarnaast is een (afhankelijk van de situatie) een Watervergunning of een projectplan nodig voor het uitvoeren van de werkzaamheden. De vrijwaringszone betreft een theoretische zone. Met een berekening wordt de werkelijke zone berekend. Dit gebeurt doorgaans in het kader van ontwikkelingen binnen de vrijwaringszone. Als van een tracé de werkelijke zone is berekend, kan met een wijzigingsprocedure het overige deel van de zone worden verwijderd.
38 m" (voorontwerp)
bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickenda
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
Hoofdstuk 6 6.1
UITVOERBAARHEID
Inleiding
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. Onderdeel hiervan is de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid. Ook wordt er in dit hoofdstuk aandacht besteedt aan het aspect grondexploitatie.
6.2
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan doorloopt de in de Wro vastgelegde procedure. Tijdens deze procedure zijn verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun zienswijze op het plan kenbaar kunnen maken. Hieronder volgt een nadere toelichting. Voorbereidingsfase Vanuit het oogpunt van maatschappelijke uitvoerbaarheid, geeft de gemeente belanghebbenden de gelegenheid om, via een inspraakprocedure, een inspraakreactie op het voorontwerpbestemmingsplan naar voren te brengen. Bovendien wordt het bestemmingsplan voorgelegd aan de betrokken diensten en instanties zoals bedoeld in het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Ontwerpfase Het ontwerpbestemmingsplan doorloopt de in de Wro opgenomen formele procedure. Dit betekent dat het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage wordt gelegd. Tijdens deze periode heeft een ieder de gelegenheid voor het indienen van zienswijzen. Vaststellingsfase Zienswijzen worden beoordeeld en al dan niet verwerkt in het bestemmingsplan. Het (mogelijk gewijzigde) bestemmingsplan wordt vervolgens door de gemeenteraad vastgesteld. De indieners van de zienswijzen worden hiervan op de hoogte gesteld. Tot slot is tegen de vaststelling van het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.3
Economische uitvoerbaarheid
Het gaat hier om een initiatief van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Op de meerjarenbegroting van HHNK is budget gereserveerd voor de realisatie van dit gemaal. Het budget wordt daadwerkelijk toegekend op het moment dat het algemeen bestuur een realisatiebesluit heeft genomen. De gemeente draagt bij dit plan geen financiële risico's. De economische uitvoerbaarheid is daarmee voldoende aangetoond.
6.4
Grondexploitatie
Met de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten, indien sprake is van bouwplannen zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Hierbij valt te denken aan kosten voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor het bestemmingsplan. Daarnaast hebben gemeenten sturingsmogelijkheden, omdat in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels gesteld kunnen worden. Tussen de gemeente en de initiatiefnemer is een exploitatieovereenkomst gesloten. In deze overeenkomst is geregeld dat alle kosten die verband houden met het initiatief, te weten de kosten voor het maken van het bestemmingsplan (inclusief onderzoekskosten) en eventuele planschade worden betaald door de initiatiefnemer. Omdat met deze overeenkomst het kostenverhaal op een andere manier verzekerd is en het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is, besluit de gemeenteraad bij de vaststelling van het plan dat de vaststelling van een exploitatieplan niet nodig is. bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickendam" (voorontwerp) 39
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
===
40 m" (voorontwerp)
bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickenda
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
Eindnoten
1. Het plaatsgebonden risico (PR) is het risico dat op een plaats buiten een inrichting een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is. Het PR wordt uitgedrukt als de kans per jaar. Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van één op miljoen (10-6) als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Bevi. 2. De definitie van het groepsrisico (GR) is de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is.
bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickendam" (voorontwerp) 41
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
Inhoudsopgave
BIJLAGEN BIJ TOELICHTING Bijlage 1
Projectplan
Bijlage 2
Advies ARO
Bijlage 3
Voortoets natuurbeschermingswet
Bijlage 4
Quickscan Bureau Natuurbeleven
Bijlage 5
Brief provincie inzake Nbwet
Bijlage 6
Vleermuizenonderzoek
Bijlage 7
Beschermde vis- en muizensoorten
Bijlage 8
Zoogdierenonderzoek
Bijlage 9
Brief inzake Provinciaal Monument
Bijlage 10
Archeologisch onderzoek
Bijlage 11
Werkplan Archeologie
Bijlage 12
Watertoets
Bijlage 13
Waterbodemonderzoek
Bijlage 14
Explosieven onderzoek
1 m" (voorontwerp)
bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickenda
Projectplan gemaal Monnickendam
Regis tratienummer
15.5192 D atum
februari 2015 A fdeling
Watersystemen
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Projectplan gemaal Monnickendam
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Projectplan gemaal Monnickendam
Inhoudsopgave 1
Inleiding
6
1.1
Aanleiding en doel
6
1.2
Ligging plangebied
7
1.3
Geografische aanduiding
8
1.4
Vigerende bestemmingsplannen
8
1.5
M.e.r.-procedure
8
1.6
Leeswijzer
9
2
Planbeschrijving
10
2.1
Doel
10
2.2
Bestaande situatie
10
2.3
Toekomstige situatie
11
2.4
Relatie met andere projecten
15
2.5
Contractvorm
15
2.6
Uitvoering
16
3
Beleidskader
18
3.1
Rijksbeleid
18
3.1.1 3.1.2 3.1.3 3.1.4 3.1.5 3.2
3.3
Nationaal Waterplan Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte AmvB Ruimte (Besluit algemene regels ruimtelijke ordening) Kaderrichtlijn Water (KRW) Waterakkoord
18 18 18 19 19
Provinciaal en regionaal beleid
19
3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.2.4 3.2.5 3.2.6
19 20 21 25 25 26
Structuurvisie Noord-Holland 2040 Leidraad Landschap en Cultuurhistorie Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie Provinciale Milieuverordening (PMV) Provinciaal Waterplan 2010-2015 Regiovisie Waterland 2040
Gemeentelijk beleid
26
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Projectplan gemaal Monnickendam
3.4
Beleid hoogheemraadschap
26
3.4.1 3.4.2 3.4.3 3.4.4
26 27 27 28
Waterbeheersplan 4, 2010-2015 Raamplan Bescherming tegen Wateroverlast (2004) Beheersplan Waterkering 2006-2010 Deltavisie
3.5
Waterwet en Keur
28
4
Verantwoording Waterwet
29
4.1
Voorkoming en/of beperking van wateroverlast en waterschaarste
29
4.2
Bescherming van de chemische en ecologische kwaliteit het watersysteem
30
4.3
De maatschappelijke functies van het watersysteem
30
5
Omgevings- en milieuaspecten
31
5.1
Geluid
31
5.1.1 5.1.2 5.1.3
Maximale geluidbelasting en verkeersaantrekkende werking Hydro-akoestiek Conclusie
32 32 32
5.2
Externe veiligheid
32
5.3
Kabels en leidingen
33
5.4
Luchtkwaliteit
34
5.5
Bodem
35
5.6
Water
36
5.6.1 5.6.2 5.6.3 5.6.4 5.6.5 5.7
Ecologie 5.7.1 5.7.2 5.7.3 5.7.4 5.7.5 5.7.6
5.8
Waterkwantiteit Waterkwaliteit Waterkeringen Afvalwaterketen Conclusie
Verkeer
36 36 36 37 37 37
Gebiedsbescherming Soortbescherming Kleine modderkruiper, rivierdonderpad en bittervoorn Effecten op beschermde soorten Mitigerende maatregelen Conclusie
37 37 38 38 38 39 39
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Projectplan gemaal Monnickendam
6
Landschap, cultuurhistorie en archeologie
41
6.1
Aardkundige waarden
41
6.2
Cultuurhistorie
41
6.3
Ruimtelijk kwaliteitsbeleid provincie
42
6.4
Ruimtelijke inpassing
42
6.4.1 6.4.2 6.4.3
43 43 44
Landschappelijke ligging Beleving Conclusie
6.5
Archeologie
44
6.6
Explosievenonderzoek
44
7
Uitvoerbaarheid en procedures
46
7.1
Economische uitvoerbaarheid
46
7.2
Belanghebbenden
46
7.3
Procedure
47
7.3.1 7.3.2
Zienswijze ontwerpfase Beroep na vaststelling
47 47
7.4
Planschade
48
7.5
Andere relevante procedures
48
Bijlagen
50
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Projectplan gemaal Monnickendam
P agina
6
1
D atum
18 februari 2015
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de aanleiding en het doel van het project toegelicht. Daarnaast wordt ingegaan op de ligging van het plangebied, de vigerende bestemmingsplannen en wordt aangegeven of een MER-plicht aan de orde is.
1.1 Aanleiding en doel Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) is sinds de wateroverlastsituaties aan het einde van de vorige eeuw actief aan de slag gegaan met het doorvoeren van verbeteringen in het watersysteem, waarmee dergelijke overlastsituaties in de toekomst zoveel mogelijk voorkomen kunnen worden. In lijn met het gedachtegoed van de commissie Tielrooij en het latere Nationaal Bestuursakkoord Water, lost HHNK de wateropgave zoveel mogelijk op in de poldergebieden en op de plekken waar de problemen ontstaan. De boezemstelsels vervullen daarbij voor tweederde van het beheergebied een cruciale functie in de afvoer en transport van het overtollige water naar buitenwater. In de studie Bescherming Wateroverlast Noorderkwartier (BWN-studie) zijn kaders aangegeven voor verbeteringsmaatregelen aan poldersystemen binnen HHNK. Hiervan voeren ongeveer 72 polders hun overtollige water af op de Schermerboezem. De boezem voert door de gemalen Helsdeur te Den Helder en het Zaangemaal te Zaandam het water af naar de Waddenzee en het Noordzeekanaal. Na de totstandkoming van het Markermeer zijn de spuimogelijkheden vanuit de Schermerboezem bij Schardam, Edam en Monnickendam zeer beperkt mogelijk. Op basis van de boezemstudie 2007 is besloten nader onderzoek te doen naar de haalbaarheid van volwaardige bemaling bij Schardam en Monnickendam. Daarbij is ook gekeken naar de mogelijkheid de noodzakelijke versterking van boezemkaden te beperken door beperking van het waterbezwaar met deze gemalen (Studie optimalisatie boezemkaden en boezemsysteem’ augustus 2011, registratienummer HHNK 11.32998). De gemalen worden door HHNK binnen de kaders van het waterakkoord ingezet om situaties van wateroverlast te voorkomen en de wateraanvoer te garanderen. Daarbij is helder dat situaties kunnen optreden, waarin de waterveiligheid zwaarder weegt dan wateroverlast in het beheergebied van HHNK. Omgekeerd kunnen de gemalen en ook de boezemsystemen van HHNK in voorkomende gevallen een bescheiden rol spelen in het verminderen van waterbezwaar of watertekortsituaties op het Markermeer. In het rapport ‘Omgevingsanalyse gemaal Monnickendam’, d.d. 10 juni 2013, is de wenselijkheid en haalbaarheid van een aantal mogelijke locaties voor het gemaal onderzocht. Op basis hiervan is een voorkeurslocatie gekozen. Bijlage 1 geeft een situatieschets van de omgeving van het gemaal weer. De realisatie van het gemaal op de voorkeurslocatie is in strijd met de vigerende bestemmingsplannen. Door middel van een nieuw bestemmingsplan conform artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening beoogt de gemeente Waterland het gemaal planologisch in te passen. De gemeenteraad van Waterland is het bevoegd gezag voor het vaststellen van het bestemmingsplan. Daarnaast dient Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier de planvorming te formaliseren met een projectplan ingevolge artikel 5.4 van de Waterwet. Het algemeen bestuur van het
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Projectplan gemaal Monnickendam
P agina
7
D atum
18 februari 2015
hoogheemraadschap is bevoegd tot het vaststellen van het projectplan. Dit rapport voorziet in de benodigde onderbouwing voor het bestemmingsplan en het projectplan.
1.2 Ligging plangebied Op basis van de omgevingsanalyse is de locatie van gemaal Monnickendam vastgesteld. Figuur 1 toont de ligging van het plangebied in zijn omgeving.
Figuur 1 Plangebied en locatie gemaal
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Projectplan gemaal Monnickendam
P agina
8
D atum
18 februari 2015
In overleg met landschapsarchitecten en stedenbouwkundige architecten is de precieze locatie gedefinieerd, zoals aangegeven in Figuur 1. Het hart van gemaal ligt daarbij circa 85 m noordelijk van het kruispunt van de Nieuwendam en de N247. De positie in de omgeving is weergegeven in de situatieschets in bijlage 1.
1.3 Geografische aanduiding De gekozen locatie ligt op de dijk tussen de Purmer Ee en het Monnickendammergat. Deze dijk heet de Nieuwendam. De N247 loopt over de Nieuwendam. Het gemaal is aan de westzijde van de Nieuwendam gelokaliseerd, de uitstroom aan de oostzijde. De perskokers lopen onder de N247.
1.4 Vigerende bestemmingsplannen Het plangebied voor het gemaal valt binnen het bestemmingsplan: ‘Buitengebied Waterland 2013’, vastgesteld op 11 april 2013. In dit bestemmingsplan gelden voor het plangebied de volgende bestemmingen. Natuur-2, artikel 17: bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden van de meren en poelen, waterlopen, riet en oeverstroken en eilanden. Op deze gronden worden geen gebouwen en overkappingen gebouwd. De bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter. Water, artikel 26: bestemd voor vaarten, sloten, plassen, poelen, meren en daarmee gelijk te stellen waterlopen en waterpartijen ten behoeve van de wateraanvoer- en –afvoer, de watersport, het verkeer en vervoer over water, de waterberging en het behoud van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Op deze gronden worden geen gebouwen en overkappingen gebouwd. De bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter. Bestemming: water-waterkering, artikel 27: bestemd voor werken ten behoeve van de primaire waterkering en het behoud van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de waterkering. Op deze gronden worden geen gebouwen en overkappingen gebouwd. De bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt maximaal 5 meter. Dubbelbestemming: waarde, archeologie 4: De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden. Tevens is binnen deze bestemming de verplichting opgenomen tot het aanvragen van een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden bij oppervlakten groter dan 2.500 m² en dieper dan 0,40 meter. Het gemaal is niet inpasbaar in het vigerende bestemmingsplan. Een nieuw bestemmingplan is nodig voor de realisatie van het gemaal.
1.5 M.e.r.-procedure Het nieuw te bouwen gemaal ligt nabij het natura 2000-gebied Markermeer & IJmeer. Het is niet toegestaan zonder vergunning een project te realiseren dat significant verstorende of verslechterende effecten heeft op de doelen van een Natura 2000-gebied. Voor de planlocatie is daarom een voortoets uitgevoerd (zie bijlage 3). Hieruit blijkt dat significante effecten kunnen
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Projectplan gemaal Monnickendam
P agina
9
D atum
18 februari 2015
worden uitgesloten, waardoor het opstellen van een passende beoordeling niet benodigd is. Op grond van het Besluit milieueffectrapportage geldt daarom geen MER-verplichting.
1.6 Leeswijzer Onderhavig document betreft de onderbouwing voor het gemaal Monnickendam. Hierin wordt na de inleidende paragrafen in hoofdstuk 1, in hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van de bestaande en toekomstige situatie. Hoofdstuk 3 geeft de relevante beleidskaders weer. Hoofdstuk 4 gaat in op de verschillende aspecten van de Waterwet. In hoofdstuk 5 wordt het project getoetst aan de ruimtelijke en milieuaspecten. Ten slotte wordt in hoofdstuk 6 de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid verantwoord.
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Projectplan gemaal Monnickendam
P agina
10
2
D atum
18 februari 2015
Planbeschrijving
In dit hoofdstuk wordt het plan in al haar facetten beschreven. De paragrafen gaan achtereenvolgens in op het doel, de bestaande situatie, de toekomstige situatie en de relatie met andere projecten.
2.1 Doel Het hoogheemraadschap is voornemens op de planlocatie een gemaal te realiseren. Om de volgende redenen is hier sprake van een groot belang om dit gemaal te realiseren. Het spuien onder vrijverval op het Markermeer is aangemerkt als een groot risico. Als niet gespuid kan worden lopen de transportafstanden vooral voor het gebied van Laag Holland, te ver op. Het peil in de boezem wordt dan te hoog, met als gevolg dat niet meer kan worden afgevoerd vanuit de polders naar het boezemstelsel, omdat de boezemkades anders kunnen bezwijken. Op termijn is voldoende spuicapaciteit nodig om de waterstand op peil te houden. Door realisatie van gemaal Monnickendam hoeft in de toekomst aan veel minder regionale boezemwaterkeringen in vooral Laag Holland versterkingswerken te worden uitgevoerd. Veel keringen kunnen namelijk goedgekeurd worden vanwege het positieve effect van het gemaal op de maatgevende belasting op de keringen. In periode van droogte wordt het boezemsysteem gebruikt als aanvoerstelsel. Het gemaal is nodig om in de droge periodes voldoende water aan te voeren, waardoor waterpeilen kunnen worden gehandhaafd en geen verzakkingen kunnen optreden.
2.2 Bestaande situatie Het plangebied van het gemaal ligt in de gemeente Waterland en in de provincie Noord-Holland. De gemeente Waterland is gelegen aan het Markermeer, en strekt zich uit rond de stad Monnickendam in de regio Waterland. Waterland is een streek die wordt gekenmerkt door laaggelegen veenweidegebied doorsneden door vele sloten en vaarten. De huidige streek Waterland omvat het gebied van de huidige gemeenten Landsmeer, Purmerend (behalve de Purmer) en Waterland. Grote delen van de regio Waterland zijn onderdeel van het nationaal landschap Laag Holland, en de projectlocatie valt hierbinnen. Kernkwaliteiten van dit landschap zijn onder meer de grote openheid van het landschap, de strokenverkaveling, de historische watergangen en de karakteristieke dijk- en lintdorpen. Binnen het plangebied ligt de Nieuwendam met daarop de provinciale weg N247 (zie Figuur 2). De N247 heeft een belangrijke ontsluitingsfunctie voor forenzen. Aan weerszijden van de N247 ligt een fietspad. In de omgeving van het gemaal op de Purmer Ee en in het Monnickendammergat is sprake van recreatievaart.
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Projectplan gemaal Monnickendam
P agina
11
D atum
18 februari 2015
Figuur 2 Bes taande s ituatie
2.3 Toekomstige situatie De planlocatie voor het gemaal en de instroomconstructie ligt binnendijks, ten westen van de N247, op een nog aan te winnen stuk land in de Purmer Ee. De uitstroomconstructie ligt buitendijks, ten oosten van de N247 en grenst aan het Monnickendammergat. De spuikokers kruisen de primaire waterkering tussen de Purmer Ee en de Gouwzee waarover de N247 loopt. Er zal een gemaal gerealiseerd worden dat globaal de volgende onderdelen kent. 1. Een nog aan te winnen stuk land aan de westzijde van de Nieuwendam met daarop het gemaal, bestaande uit onderwaterkelders met pompen en een bovenbouw voor o.a. de schakelkasten. 2. Een instroomconstructie met drijfbalk als vaarbeveiliging. 3. Een serie betonnen perskokers door de Nieuwendam (onder de N247 door). 4. Een uitstroomconstrunctie aan de oostzijde van de Nieuwendam, met een optionele begrenzing van de verdieping bij de uitstroom in de vorm van een strekdam. 5. Een uitvoegstrook en invoegstrook vanaf de N247 van en naar het gemaal. De aanvoer en verdeling van water bij het gemaal vindt plaats via de Purmer Ee. Het gemaal wordt elektrisch aangedreven door middel van pompen in een pompkelder. Het gemaal krijgt een maximale uitmaalcapaciteit van 1.200 m3/min. Deze maximale capaciteit is alleen bij extreme weersomstandigheden noodzakelijk. Aangenomen wordt dat de maximale capaciteit circa eens in de vijf jaar aangesproken wordt, waarbij het gemaal dan gedurende drie tot vier dagen operationeel is. Daarnaast zal het gemaal naar verwachting vijf tot tien keer per jaar gedurende een etmaal met beperkte capaciteit draaien. Het gemaal krijgt een inlaatcapaciteit van 500 m3/min. Tijdens droogweerperioden dienen aanzienlijke hoeveelheden water te worden ingelaten om verzilting van de polders tegen te gaan. Inlaat van water zal normaal gesproken onder vrij verval plaatsvinden, maar er wordt ook pompcapaciteit geïnstalleerd voor inlaat van water om ook bij een mogelijk laag buitenpeil en hoog binnenpeil water te kunnen inlaten.
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Projectplan gemaal Monnickendam
P agina
12
D atum
18 februari 2015
Het terrein rondom het gemaal wordt verhard en dient als ops telplaats voor kranen en als parkeergelegenheid. De parkeergelegenheid is bedoeld voor de auto's van beheerders en af en toe een vrachtwagen voor het ophalen van het
kroos goed.
Figuur 3 t/m Figuur 5 geven een en visualisatie van de toekomstige situatie. De afstand tussen instroom en uitstroom ten opzichte van het hart van de dijk kan enkele meters groter worden in het definitief ontwerp op basis van eisen aan toekomstige dijkversterking, technische eisen en ruimte ten behoeve van de ontsluiting.
Figuur 3 Vis ualis atie bovenaanzicht
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Projectplan gemaal Monnickendam
P agina
13
D atum
18 februari 2015
Figuur 4 Vis ualis atie ins troomzijde
Figuur 5 Vis ualis atie uits troomzijde
In onderstaande figuur 6 is een dwarsdoorsnede opgenomen van het toekomstige gemaal. Daarin is indicatief ook de locatie van de veiligheidsvoorzieningen aangegeven.
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Projectplan gemaal Monnickendam
P agina
14
D atum
18 februari 2015
Figuur 6 Dwars doors nede gemaal van ins troomcons tructie tot uits troomcons tructie
Figuur 7 toont de voorziening die aan de uitstroomzijde zal worden aangelegd om de diepte van de uitstroomkokers vloeiend te laten aansluiten op de bodemhoogte in het Monnickendammergat
Figuur 7 Aans luiting uits troomcons tructie op Monnickendammergat
Rondom de uitstroom van het gemaal wordt de bodem van het Monnickendammergat verdiept tot de diepte van de uitroomkokers. Vervolgens wordt met een flauw onderwatertalud op een afstand van ongeveer 65 meter aangesloten op de bestaande bodemhoogte. Periodiek zal het hoogheemraadschap middels onderhoudsbaggerwerk ervoor zorgen dat de baggeraanwas ter plaatse van de uitstroomconstructie verwijderd wordt. Direct bij de uitstroom van het gemaal liggen de stroomsnelheden op 0,5 meter per seconde en wordt bodembescherming toegepast om te voorkomen dat erosie aan de bodem ontstaat. Ter hoogte van de aansluiting op de bestaande bodemhoogte in het Monnickendammergat zal de stroming ongeveer 0,1 meter per seconde zijn. De sedimenttransportcapaciteit van de stroming is dan zeer klein, doordat de stroomsnelheid kleiner is dan de kritische stroomsnelheid van slib van 0,15 - 0,20 m/s. Er zijn nu nog onvoldoende gegevens beschikbaar waarmee voorspeld kan worden hoe snel als gevolg van toestroming van slib vanuit het Monnickendammergat de 'put' ter plaatse van de uitstroom van het gemaal opgevuld zal worden met slibafzetting. Indien dit in de praktijk tot problemen leidt kan op een afstand van ongeveer 65 meter een cirkelvormige strekdam van stortsteen aangelegd worden. Een onderwaterstrekdam vermindert de toestroom van slib vanuit het Monnickendammer Gat naar het verdiepte deel bij het gemaal. Hiermee wordt lokale aanslibbing gereduceerd en wordt de verhoogde waterdiepte nabij gemaal Monnickendam in stand gehouden. In eerste instantie opteert het hoogheemraadschap nog niet voor een dergelijke strekdam. Na aanleg van het gemaal zal het tempo van de slibafzetting gemeten worden. Afhankelijk van die meetresultaten kan blijken of een aanvullende voorziening in de vorm van een strekdam van stortsteen noodzakelijk is. Voordat een dergelijke voorziening wordt toegepast zal dat in overleg met belanghebbende partijen nader worden uitgewerkt.
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Projectplan gemaal Monnickendam
P agina
15
D atum
18 februari 2015
2.4 Relatie met andere projecten De realisatie van het gemaal Monnickendam heeft een belangrijke relatie met de volgende ontwikkelingen in de omgeving van het plangebied. 1. Momenteel wordt een trajectstudie voor de N247 uitgevoerd. Dit houdt in dat het gehele traject tussen Amsterdam en Edam onder de loep wordt genomen en een ontwerp wordt gemaakt voor eventuele aanpassing van het wegprofiel en de vervanging van kunstwerken. Het is gewenst om het aanbrengen van het gemaal en de herinrichting van de weg op elkaar af te stemmen. Het is niet gewenst de weg tweemaal over een langere periode af te sluiten. Door tijdens de afsluiting zowel de weg aan te pakken als de eventuele perskokers voor het gemaal aan te brengen, wordt de overlast voor de omgeving geminimaliseerd. Het groot onderhoud is gepland voor 2016 en 2017 (A10-Edam). 2. Ten tijde van de afsluiting van de N247 vervangt de provincie een aantal duikers ten zuiden en ten noorden van Monnickendam. 3. Jachthaven de Zeilhoek heeft uitbreidingsplannen, waarbij de jachthaven deels naar het westen (richting de Nieuwendam) en deels naar het oosten wordt uitgebreid. Een deel van de jachthaven komt relatief dicht bij de dam te liggen (zie bijlage 1). Dit is nog niet in het vigerende bestemmingsplan meegenomen. 4. Aan de noordzijde van de Purmer Ee is een woonwijk gepland. De plannen hiervoor zijn reeds in het bestemmingsplan opgenomen en daarmee is het mogelijk om te realiseren. De ontwikkeling van het bouwplan is inmiddels in volle gang. 5. Er zijn plannen om aan de zuidzijde van de Purmer Ee, aan de Kloosterdijk, een zorghotel en woningen te bouwen. Dit is nog niet in het vigerende bestemmingsplan meegenomen. Monnickendam valt binnen het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) project Markermeerdijken in het traject Edam - Amsterdam waarvan 16 van de 29 km versterkt moet worden binnen het HWBP. Op het traject Edam – Amsterdam is Katwoude het dichtstbijzijnde versterkingsproject in de buurt van Monnickendam. Deze dijkversterking ligt op ruime afstand van de locatie voor het gemaal. Mogelijkerwijs wordt een oeverdijk voor de dijk van Katwoude geplaatst. Het Monnickendammergat is echter zo breed, dat dit geen beperking betekent voor de afvoer van een toekomstig gemaal Monnickendam. De toetsing van de primaire keringen is een continu proces. Bij de bouw van het gemaal wordt niet alleen rekening gehouden met de huidige toetsing, maar wordt rekening gehouden met toekomstige dijkprofielen tussen nu en 100 jaar.
2.5 Contractvorm Voor het detailontwerp en de uitvoering heeft HHNK voor een geïntegreerde contractvorm gekozen. Deze keuze is gemaakt op basis van eerdere ervaring (Gemaal Schardam) om tot een zo goed mogelijke prijs-kwaliteitverhouding te komen. Bij de geïntegreerde modellen worden de verantwoordelijkheden voor het ontwerp (of een deel daarvan) en de uitvoering bij één partij neergelegd. Met de keuze van een dergelijke contractvorm worden de marktpartijen ruimte geboden om met eigen oplossingen te komen. Dit is de reden waarom in deze fase nog niet de volledige uitvoeringswijze vastgelegd kan worden. Het hoogheemraadschap heeft de visualisaties van het gemaal afgestemd met de gemeente Waterland en de provincie Noord-Holland. Daarnaast zijn de visualisaties getoond aan de omgeving tijdens informatiemomenten. In het vervolgtraject zullen nu nog onbekende partijen gecontracteerd worden en gevraagd worden om het ontwerp verder uit te werken. Daarbij draagt het hoogheemraadschap er zorg voor dat de getoonde visualisaties en de bijhorende beeldkwaliteit
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Projectplan gemaal Monnickendam
P agina
16
D atum
18 februari 2015
en ambitie in ruimtelijke kwaliteit in het vervolgtraject gewaarborgd worden. Het architectonisch uitgewerkte voorlopig ontwerp, inclusief de doorsneden, uitgewerkte beeldbepalende principedetails en materiaalstaten zullen daartoe in de verdere uitwerking als randvoorwaarde meegenomen worden voor verdere uitwerking. Deze informatie wordt als esthetisch PvE meegegeven in de volgende planfasen en aanbesteding. Daarmee borgt het hoogheemraadschap het ontwerp en bijhorende ambities.
2.6 Uitvoering Verwacht wordt dat in 2016 gestart zal worden met de uitvoering van het werk en dat het werk in 2018 opgeleverd zal worden. Gezien de grootte en complexiteit van het werk is het niet mogelijk de werkzaamheden alleen buiten het stormseizoen in te plannen. Er zal een vervangende waterkering moeten worden gemaakt die voldoet aan de in de in hoofdstuk 4 genoemde eisen. Bij de uitvoering zijn de volgende hoofdonderdelen te onderscheiden. 1. Landaanwinning met daarop/in de pompkelder en bovenbouw (voor o.a. behuizing schakelkasten). 2. Instroomconstructie. 3. Perskokers door de Nieuwendam. 4. Uitstroomconstructie plus aansluiting op het Monnickendammergat. 5. Aanleg van een uitvoegstrook en invoegstrook vanaf de N247. De instroom en pompkelder zijn binnendijks geprojecteerd, op een nog aan te winnen stuk land. De landaanwinning zal worden gerealiseerd door het laagsgewijs aanbrengen van zand in combinatie met de aanleg van damwanden. Aanvoer van materiaal hiervoor kan plaatsvinden over de Purmer Ee. Naast de aanvoer via de Purmer Ee zal aanvoer via de toekomstige toegangsweg naar het gemaal mogelijk zijn, mits deze toegangsweg in fasering voor aanleg van de rest van het gemaal wordt aangelegd. De instroomconstructie komt op het aangewonnen stuk land in de Purmer Ee te liggen. Aan weerszijden van de instroom wordt de huidige oeververdediging in de nabijheid van in- en uitstroom versterkt/bekleed. Daarnaast wordt de bodem voor de in- en uitstroomconstructie verdiept en verdedigd, bijvoorbeeld met een mat van geschakelde betonelementen op een zanddicht doek. Tijdens de uitvoering wordt op trilling gemonitord conform de vigerende normen, zodat schade voorkomen wordt aan boven- en omliggende infrastructuur. De instroom en de pompkelder bestaan uit een monoliet gewapend betonconstructie, welke op palen gefundeerd wordt. Deze betonconstructie wordt binnen een gesloten stalen damwandkuip met onderwaterbeton tot stand gebracht. Aansluitend worden tevens met damwanden de instroomvleugels aangebracht. Vanaf de pompkelders zullen een of meerdere perskokers de dijk kruisen. Bij gemalen van deze omvang worden de perskokers door de dijk gelegd in plaats van over de dijk. Hiermee wordt een besparing in de aanlegkosten en exploitatiekosten gerealiseerd. In dit geval kunnen de perskokers door middel van een doorpersing worden gerealiseerd. Aangezien de perskokers door de dijk liggen moet rekening gehouden worden met de aanleg van een tijdelijke vervangende waterkering en de eisen ten aanzien van de waterkering zoals beschreven in 4.1. Bebouwing is zodanig ver van het gemaal verwijderd, dat er geen risico’s op schade aan bestaande gebouwen zijn geïdentificeerd. Bij de doorpersing onder de N247 is restzetting van de provinciale weg wel een aandachtspunt. Bij een zorgvuldige uitvoeringswijze en keuze voor een vakkundig aannemer kan de restzetting echter tot
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Projectplan gemaal Monnickendam
P agina
17
D atum
18 februari 2015
een minimum beperkt worden. Het hoogheemraadschap bepaalt in overleg met de provincie een randvoorwaarde die aan de aannemer wordt meegegeven. De uitstroomconstructie wordt net als de instroomconstructie in een gesloten stalen damwandkuip gebouwd welke tevens als ontvangstkuip van de doorpersing geldt. Mogelijke alternatieve uitvoeringsmethode welke in een Design en Construct uitvraag zou kunnen worden aangemerkt is uitvoering in volledig open ontgraving. Hierbij geldt als aandachtspunt dat de uitvoerende partij de fasering in het kader van het deels en tijdelijk opbreken van N247 met de Provincie zal moeten afstemmen. Tenslotte zal een uitvoeger (afrit) en invoeger (oprit) van en naar de N247 en het gemaal worden aangelegd. Het is niet toegestaan om tijdens de uitvoering al een uitvoeger vanaf de N247 te maken als tijdelijke bouwweg voor aanvoer van materiaal en materieel naar het gemaal. Transport over het water is mogelijk en dit zal in het uitvoeringscontract voorgeschreven worden als randvoorwaarde ten aanzien van transportroute.
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Projectplan gemaal Monnickendam
P agina
18
3
D atum
18 februari 2015
Beleidskader
In dit hoofdstuk wordt het relevante beleid op achtereenvolgens rijksniveau, provinciaal niveau, regionaal niveau en gemeentelijk niveau besproken.
3.1 Rijksbeleid 3.1.1 Nationaal Waterplan In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld op basis van de Waterwet. Het plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009-2015 voert om te komen tot duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. De realisatie van het gemaal beschermt het gebied tegen overstromingen en voorkomt wateroverlast in de toekomst. Het project is daarmee in lijn met het Nationaal Waterplan. In hoofdstuk 4 is de verantwoording van het plan ingevolge de Waterwet nader uitgewerkt. 3.1.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte De minister van Infrastructuur en Milieu heeft op 13 maart 2012 de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De Structuurvisie bevat een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid en zet het beleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Hoofddoelen daarin zijn: het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijkeconomische structuur van Nederland; het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid, waarbij de gebruiker voorop staat; het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn. Een gezonde en veilige leefomgeving vraagt onder meer om een goede milieukwaliteit (lucht, bodem, water), waterveiligheid en zoetwatervoorziening. Het borgen van de waterveiligheid en de zoetwatervoorziening vraagt ook in de komende decennia om ingrepen, teneinde het systeem op orde te houden, te zorgen voor voldoende zoet water en te anticiperen op klimaatverandering. Het Rijk heeft vanuit de waterveiligheid en zoetwatervoorziening belang bij een goede bufferwerking in het regionale watersysteem om afwenteling op nationale opgaven te voorkomen. Met de realisatie van het gemaal bij Monnickendam wordt het boezemsysteem verbeterd om daarmee wateroverlast te voorkomen. Het project is daarmee in lijn met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. 3.1.3 AmvB Ruimte (Besluit algemene regels ruimtelijke ordening) Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. De AmvB is het inhoudelijke beleidskader van de rijksoverheid waaraan bestemmingsplannen van gemeenten moeten voldoen. Daarnaast kan in de AmvB Ruimte provincies opgedragen worden bepaalde thema's verder uit te werken of te borgen in een provinciale verordening, waar de gemeente zich wederom aan dient te houden bij het opstellen van een bestemmingsplan. Inhoudelijk kan het daarbij gaan om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies zoals natuur in de ecologische hoofdstructuur. In het Barro worden de
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Projectplan gemaal Monnickendam
P agina
19
D atum
18 februari 2015
primaire waterkeringen ruimtelijk beschermd. Verder zijn er geen bepalingen in het Barro opgenomen die relevant zijn in het kader van de stichting en het ruimtegebruik van gemaal Monnickendam. Voor het onderwerp EHS wordt verwezen naar paragraaf 3.2.3. Het voorgenomen plan is niet in strijd met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. 3.1.4 Kaderrichtlijn Water (KRW) Op 22 december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht geworden. In de Kaderrichtlijn Water geeft de Europese Unie regels voor de bescherming van het oppervlaktewater en het grondwater. De Kaderrichtlijn Water richt zich op de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. De KRW schrijft voor dat elke overheid bindende plannen maakt om de waterkwaliteit in 2015 tot een goede toestand te verbeteren. Uiterlijk in 2027 moet die goede toestand zijn behaald. Deze plannen worden per stroomgebied samengevoegd tot een stroomgebiedbeheerplan. Het plangebied maakt deel uit van het stroomgebied Rijndelta en ligt binnen het beheersgebied van HHNK. In het beheerplan voor het stroomgebied is specifiek ingegaan op ingrepen op het gebied van waterregulering en hydromorfologie die op termijn moeten worden aangepakt met maatregelen om de doelen in 2015 (en uiterlijk tot 2027) te bereiken. De realisatie van gemaal Monnickendam is een van de sleutelelementen in het pakket van te nemen maatregelen.
3.1.5 Waterakkoord Het ‘Waterakkoord Rijkswaterstaat IJsselmeergebied – Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier – Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht’ betreft de gebiedsgrensoverschrijdende uitwisseling van water en daarin aanwezige stoffen tussen Rijkswaterstaat IJsselmeergebied, HHNK en Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht. Zowel voor normale als bijzondere (droge en natte) omstandigheden is het belangrijk te weten hoeveel water op welke locaties aan- en afgevoerd worden en welke stoffen in dit water voorkomen. In het vigerende waterakkoord wordt melding gemaakt van een voorgenomen wijziging: in bijlage 1 van het akkoord staat het CHI-besluit van 29 januari 2008 vermeld omtrent de voorgenomen extra gemaalcapaciteit naar het Markermeer. Ook wordt aangegeven dat de noodzakelijke capaciteit nader wordt onderzocht in de lopende optimalisatiestudie voor het boezemsysteem en de regionale keringen. De resultaten van dit onderzoek zijn in een brief van HHNK aan Rijkswaterstaat IJsselmeergebied d.d. 12 april 2012 (kenmerk 12.6159) kenbaar gemaakt. In deze brief heeft HHNK verzocht tot aanpassing van het waterakkoord IJsselmeergebied en de installatie van 53,3 m3 per seconde bemalingcapaciteit op het Markermeer. Genoemde 53,3 m3 is de optelsom van de capaciteit bij Schardam (33,3 m3) en Monnickendam (20 m3). Dit betreft enkel een verandering in kwantitatief waterbeheer. De kwaliteit van het uitgeslagen water op het Markermeer via het Monnickendammergat blijft gelijk.
3.2 Provinciaal en regionaal beleid 3.2.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040 De structuurvisie is zelfbindend, maar niet bindend voor de lagere overheden. Doorwerking van de in de structuurvisie vastgelegde provinciale belangen vindt plaats in de provinciale ruimtelijke
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Projectplan gemaal Monnickendam
P agina
20
D atum
18 februari 2015
verordening (zie paragraaf 3.2.3). Het provinciaal beleid dient nieuwe bestemmingsplannen echter mee te nemen in het kader van een goede ruimtelijke ordening. De Structuurvisie Noord-Holland 2040 is op 21 juni 2010 vastgesteld. In de structuurvisie geeft de provincie aan welke belangen een rol spelen bij de ruimtelijke ordening in Noord-Holland. Hierbij gaat het om ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. De provincie omschrijft ruimtelijke kwaliteit aan de hand van kernkwaliteiten van het landschap. Nieuwe ontwikkelingen moeten zich tot deze karakteristieken verhouden. Het plangebied voor het gemaal ligt in het veenpolderlandschap. Bij de verdere uitwerking van het plan wordt rekening gehouden met een goede landschappelijke en cultuurhistorische inpassing. Onderhavig project is daarmee in lijn met de Structuurvisie Noord-Holland 2040. Daarnaast is het beleid gericht op bouwen binnen het Bestaand Bebouwd Gebied. Nieuwe ontwikkelingen buiten Bestaand Bebouwd Gebied beoordeelt de provincie Noord-Holland op grond van het aantonen van nut en noodzaak, de mogelijkheden of onmogelijkheden voor verdichting of transformatie en de provinciale eisen aan ruimtelijke kwaliteit (onder andere de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie), en op de (on)mogelijkheden van het faciliteren van de ontwikkeling vanuit het watersysteem. In paragraaf 3.2.3 wordt hier nader op ingegaan. Door klimaatverandering moet in de toekomst anders worden omgegaan met grond- en oppervlaktewater. Het huidige afwateringssysteem voldoet niet meer door hevigere regenval, daarom is meer bergingscapaciteit nodig. Met de realisatie van het gemaal bij Monnickendam wordt het boezemsysteem verbeterd om daarmee wateroverlast te voorkomen. Onderhavig project is daarmee in lijn met de Structuurvisie Noord-Holland 2040. 3.2.2 Leidraad Landschap en Cultuurhistorie De Leidraad Landschap en Cultuurhistorie is een onderdeel van het uitvoeringsprogramma van de Structuurvisie Noord-Holland 2040 en beschrijft de kernkwaliteiten van de verschillende NoordHollandse landschappen. Gemeentelijke bestemmingsplannen, die voorzien in nieuwe ontwikkelingen in het landelijk gebied dienen rekening te houden met deze karakteristieke eigenschappen. Daarbij dient nut en noodzaak te worden onderbouwd. Op de bijbehorende Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie zijn de volgende landschappelijke en cultuurhistorische waarden in (de directe omgeving van) het plangebied aangegeven. Veenpolderlandschap; Landschap voormalige Zuiderzee; Veenrivierenlandschap; Stedelijk gebied; Aardkundig waardevol gebied.
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Projectplan gemaal Monnickendam
P agina
21
D atum
18 februari 2015
Figuur 8 Lands chappelij ke en cultuurhis torische waarden
De realisatie van het gemaal aan de binnenzijde van de dijk past als kenmerkend element, dat zich richt op het voorkomen van wateroverlast, binnen de kwaliteiten van deze landschappen. Bij de verdere uitwerking van het plan wordt rekening gehouden met een goede landschappelijke en cultuurhistorische inpassing. In paragraaf 5.8 wordt hier nader op ingegaan. Het plan is daarmee in lijn van de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie. 3.2.3 Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie De Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie stelt regels aan gemeentelijke bestemmingsplannen. In de verordening zijn daarnaast mogelijkheden opgenomen om af te wijken van de verordening, in de vorm van afwijkingsregels. Voor het gemaal zijn de volgende aspecten uit de verordening van belang. 1. Landelijk gebied, artikel 14 en 15. 2. Ecologische Hoofdstructuur, artikel 19. 3. Laag Holland, artikel 20 en 22. 4. Rijksbufferzone, artikel 24. 5. Stelling van Amsterdam, artikel 20, 21 en 22. 6. Weidevogelleefgebied, artikel 25. 7. Primaire waterkering, artikel 29. 8. Gebied voor gecombineerde landbouw, artikel 28. 9. Aardkundig waardevol gebied, artikel 8. In Figuur 9 zijn visueel bovenstaande aspecten weergegeven. Daaronder wordt vervolgens aangegeven op welke wijze wordt omgegaan met de deze aspecten.
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Projectplan gemaal Monnickendam
P agina
22
D atum
18 februari 2015
Figuur 9 Uits nede Provinciale Ruimtelij ke Verordening Structuurvis ie
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Projectplan gemaal Monnickendam
P agina
23
D atum
18 februari 2015
Ad.1 Het plangebied voor het gemaal Monnickendam ligt in het landelijk gebied. Nieuwe verstedelijking of uitbreiding van bestaande verstedelijking in het landelijk gebied is niet toegestaan (artikel 14). Verstedelijking is toegestaan als verstedelijking noodzakelijk is én de beoogde verstedelijking niet door herstructureren, intensiveren, combineren of transformeren binnen Bestaand Bebouwd Gebied kan worden gerealiseerd én wordt voldaan aan de ruimtelijke kwaliteitseisen (artikel 15). In paragraaf 5.8 wordt nader ingegaan op de ruimtelijke kwaliteitseisen aangaande landschap en cultuurhistorie. Het spuien onder vrijverval op het Markermeer is aangemerkt als een groot risico. Bij extreme weersomstandigheden en hoge waterstanden is het niet mogelijk om onder vrijverval te spuien. Om de waterstanden in de polders op peil te houden is het noodzakelijk een gemaal te realiseren. Hiermee kan water afgevoerd worden naar het Markermeer, wanneer dit onder vrijverval niet mogelijk is. Wateroverlast in de polders wordt door de bouw van het gemaal voorkomen. Daarnaast dient tijdens droogte aanzienlijke hoeveelheden water te worden ingelaten om verzilting van de polders tegen te gaan en om de waterstanden in de polders op peil te houden, waardoor verzakkingen worden voorkomen. De bouw van het gemaal is nodig om situaties van wateroverlast te voorkomen en de wateraanvoer te garanderen. Een gemaal is geen bouwwerk dat door middel van herstructureren, combineren of transformeren, gebouwd kan worden. Het plan zal in de eerste helft van 2014 voorgelegd worden aan de Adviescommissie Ruimtelijke Ordening. De verwachting is dat de commissie met het huidige ontwerp akkoord gaat. Ad 2 Ten westen van het gemaal bevindt zich een gedeelte van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De provinciale verordening (artikel 19) stelt, dat in een bestemmingsplan de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS niet significant mogen worden aangetast en dat negatieve effecten moeten worden voorkomen. Het gemaal wordt buiten de EHS-gebieden gebouwd. Buitendijks oppervlaktebeslag van de EHS grote wateren is niet aan de orde. Er is daarom geen sprake van compensatie van EHS. Ad 3. Het plangebied is aangewezen als Nationaal Landschap Laag Holland. Een bestemmingsplan mag uitsluitend voorzien in nieuwe functies en uitbreiding van bebouwing van bestaande functies voor zover deze de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Laag Holland behouden of versterken. De realisatie van het gemaal past als kenmerkend element, dat zich richt op het voorkomen van wateroverlast, binnen de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Laag Holland. Bij de verdere uitwerking van het plan wordt rekening gehouden met een goede landschappelijke en cultuurhistorische inpassing. In paragraaf 5.8 wordt hier nader op ingegaan. In de regels van het bestemmingsplan worden tevens voorwaarden opgenomen ten behoeve van het behoud en/of versterking van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Laag Holland. Bovendien is, met het voorkomen van wateroverlast, sprake van groot openbaar belang en zijn reële andere mogelijkheden niet aanwezig.
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Projectplan gemaal Monnickendam
P agina
24
D atum
18 februari 2015
Ad 4. Het plangebied ligt in de Rijksbufferzone. In de Rijksbufferzone mag geen verdere verstedelijking in de vorm van gebouwen voor diverse (in de verordening nader gespecificeerde) gebouwen (artikel 24). In aanvulling op het verstedelijkingsverbod geldt dat in bestemmingsplannen moet worden aangegeven op welke wijze de open en groene ruimte wordt beschermd, op welke wijze de ruimtelijke kwaliteit wordt beschermd en op welke wijze de dagrecreatieve functie wordt versterkt waarbij de ontwikkelingen zijn afgestemd op het aangrenzend stedelijk gebied en de ruimtelijke kwaliteiten zoals bedoeld in artikel 15. Zoals hierboven reeds beargumenteerd is de bouw van het gemaal noodzakelijk om de waterstanden in de polders op peil te houden en is er geen reële andere mogelijkheid. In paragraaf 5.8 wordt nader ingegaan op de ruimtelijke inpassing van het gemaal in het landschap. Ad 5. De planlocatie ligt binnen de in de verordening als Nationaal Landschap en werelderfgoed aangemerkte Stelling van Amsterdam. Op grond van artikel 21 dienen in het bestemmingsplan regels te worden opgenomen ten behoeve van het behoud of versterking van de kernkwaliteiten van het betreffende Nationale Landschap en/of het behoud of versterking van de Uitzonderlijke Universele Waarden van het betreffende werelderfgoed zoals omschreven in de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie. Een bestemmingsplan mag in dit gebied uitsluitend voorzien in functies en uitbreiding van de bebouwing van bestaande functies voor zover deze de kernkwaliteiten of Uitzonderlijke Universele Waarden zoals bedoeld in de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie behouden of versterken (artikel 22). Tevens mogen bestemmingsplannen niet voorzien in grootschalige stads- of dorpsontwikkelingslocaties, glastuinbouwlocaties, bedrijventerreinen of infrastructuurprojecten. Bestemmingsplannen mogen verder geen bestemmingen en regels bevatten die voorzien in aantasting of verdwijnen van de Stelling van Amsterdam. In afwijking hiervan kan hierin wel worden voorzien indien sprake is van groot openbaar belang, voldoende maatregelen worden getroffen om de nadelige effecten van de ontwikkeling te mitigeren of compenseren, het bestemmingsplan in overeenstemming is met artikel 13 lid 2 en artikel 14 lid 2 en met de kwaliteitseisen uit artikel 15 en er geen reële andere mogelijkheden zijn. Bij de realisatie van het gemaal Monnickendam is geen sprake van aantasting van de Stelling van Amsterdam, aangezien er op de Nieuwendam en in de nabijheid van het gemaal geen elementen van deze stelling aanwezig zijn. Ad 6. De leefgebieden van weidevogels zijn beschermd. Het plangebied voor het gemaal ligt nabij dit beschermde weidevogelleefgebied. Ingevolge artikel 25 mag op dit gebied geen nieuwe bebouwing worden gebouwd en geen nieuwe weginfrastructuur worden aangelegd. Door de aanleg van het gemaal vindt geen ruimtebeslag plaats van het weidevogelgebied, aangezien het gemaal ten zuiden van het weidevogelleefgebied ligt. Er is daarom geen sprake van aantasting van het weidevogelleefgebied.
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Projectplan gemaal Monnickendam
P agina
25
D atum
18 februari 2015
Ad 7. Het plangebied is aangegeven als primaire waterkering. Dit betekent dat, conform artikel 28 van de provinciale verordening, nieuwe bebouwing of gebruik anders dan voor bebouwing binnen de vrijwaringszone van 100 meter binnendijks en 175 meter buitendijks, uitsluitend mag worden toegestaan indien: er sprake is van niet- onomkeerbare ontwikkelingen naar oordeel van de waterbeheerder; een toekomstige landwaartse versterking van de waterkering niet wordt belemmerd; kan worden meebewogen met het peil van IJssel- en Markermeer en Noordzee. Besloten is dat de aanleg van het gemaal geen belemmering mag vormen voor een eventueel toekomstige versterking van de primaire waterkering. Hiertoe wordt in de randvoorwaarden voor het ontwerp van de uitstroom functionele eisen opgesteld. Die voorzien in de noodzakelijke ruimte waarmee ruimte wordt gegeven aan een mogelijk toekomstige dijkversterking. Ad 8. De planlocatie ligt in een gebied dat is aangewezen voor gecombineerde landbouw. Artikel 28 van de verordening stelt diverse regels ten aanzien van veehouderijen en (andere) agrarische activiteiten. Aangezien bij de realisatie van het gemaal geen sprake is van een agrarische activiteit, stelt dit artikel geen regels die relevant zijn voor onderhavig plan en vormt het geen belemmering. Ad 9. De planlocatie valt deels in een aardkundig waardevol gebied. Op grond van artikel 8 dient in de toelichting van een bestemmingsplan te worden aangegeven in hoeverre rekening is gehouden met het aardkundig waardevol gebied en voorkomende bijzondere aardkundige waarden. Hierop wordt nader ingegaan in paragraaf 5.8. Geconcludeerd kan worden dat het plan voor het gemaal (met aanvullende maatregelen) in lijn is met de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie. 3.2.4 Provinciale Milieuverordening (PMV) De Provinciale Milieuverordening is gebaseerd op de Wet milieubeheer en de Wet bodembescherming en wordt in fases, tranches genaamd, gewijzigd en geactualiseerd. De eerste tranche is vastgesteld in 1994, de zevende en meest recente tranche trad 11 juli 2011 in werking en trance 8 is in voorbereiding. Per 11 juli 2011 bevat de Noord-Hollandse milieuverordening onder andere regels over milieubeschermingsgebieden voor stilte en grondwater. In aanvulling hierop geldt per 18 november 2013 het besluit wijziging. De planlocatie valt niet in een stilte gebied of grondwaterbeschermingsgebied. Voor de stichting van gemaal Monnickendam gelden geen specifieke beperkingen vanuit de PMV. 3.2.5 Provinciaal Waterplan 2010-2015 Het Provinciaal Waterplan beschrijft de kaders voor waterbeheer in Noord-Holland. Binnen deze kaders nemen hoogheemraadschappen, waterleidingbedrijven en gemeenten maatregelen om inwoners te beschermen tegen wateroverlast, de kwaliteit van het water te verbeteren en te zorgen voor voldoende water aan- en afvoer. Het motto van het Provinciaal Waterplan 2010-2015 is beschermen, benutten, beleven en beheren van water. De klimaatverandering, het steeds intensievere ruimtegebruik in Noord-Holland en de
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Projectplan gemaal Monnickendam
P agina
26
D atum
18 februari 2015
toenemende economische waarde van wat beschermd moet worden, vragen om een herbezinning op de waterveiligheid, het waterbeheer en de ruimtelijke ontwikkeling. In het Waterplan wordt per thema behandeld wat de provincie zelf doet tot en met 2015 en wat ze verwacht van Rijk, Rijkswaterstaat, waterschappen, gemeenten, terreinbeheerders en bedrijfsleven. De vier strategische waterdoelen worden in het Waterplan als volgt geformuleerd. 1. De provincie waarborgt met waterschappen en Rijkswaterstaat voldoende bescherming van mens, natuur en bedrijvigheid tegen overstromingrisico’s via het principe: preventie (het op orde houden van de waterkeringen met aandacht voor ruimtelijke kwaliteit), gevolgschade beperken (bijvoorbeeld waterbestendig bouwen daar waar nodig) en rampenbeheersing (bijvoorbeeld goede vluchtroutes en informatievoorziening). 2. De provincie zorgt samen met waterschappen, gemeenten en Rijkswaterstaat dat water in balans en verantwoord benut en beleefd wordt door mens, natuur en bedrijvigheid. Het watersysteem en de beleving van het water worden versterkt door deze te combineren met natuurontwikkeling, recreatie en/of cultuurhistorie. 3. De provincie zorgt samen met gemeenten, waterschappen, Rijkswaterstaat en drinkwaterbedrijven voor schoon en voldoende water. Dat wordt gedaan door een kosteneffectief en klimaatbestendig grond- en oppervlaktewatersysteem. 4. De provincie zorgt samen met gemeenten, waterschappen en belanghebbenden voor maatwerk in het Noord-Hollandse grond- en oppervlaktewatersysteem. Daarbij wordt een integrale gebiedsontwikkeling gehanteerd. De stichting van gemaal Monnickendam is in lijn met bovenstaand beleid. 3.2.6 Regiovisie Waterland 2040 In regionaal verband heeft de gemeente Waterland zich gecommitteerd aan de Regiovisie Waterland 2040. Deze visie richt zich op de periode 2020-2040. Voor de planlocatie is de belangrijkste pijler: ‘instandhouding authentieke en open karakter veenweidegebied met accent op verbreding, recreatieve routes en kleinschalige extensieve recreatie en toerisme’. Daarnaast wordt gestreefd naar een duurzaam watersysteem in de regio, zowel voor het binnenwater als het Markermeer. De realisatie van het gemaal, dat als doel heeft het boezemsysteem te verbeteren, sluit hier goed op aan. Het voorgenomen plan is in lijn met de Regiovisie Waterland 2040.
3.3 Gemeentelijk beleid De Structuurvisie Waterland 2005 is verouderd en niet meer geldig. Er is sprake geweest van de ontwikkeling van een Structuurvisie Waterland 2040, maar gemeente Waterland heeft aangegeven dat het vernieuwen van de structuurvisie wegens andere prioriteiten gestopt is. Er is dus geen vigerende structuurvisie.
3.4 Beleid hoogheemraadschap 3.4.1 Waterbeheersplan 4, 2010-2015 In het Waterbeheersplan 2010-2015 ‘Van veilige dijken tot schoon water’ beschrijft HHNK de doelstellingen voor de periode 2010-2015 voor de drie kerntaken: veiligheid tegen overstromingen, droge voeten en schoon water. Deze taken worden de komende periode sterk beïnvloed door de klimaatverandering en de uitgangspunten van de Europese Kaderrichtlijn Water.
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Projectplan gemaal Monnickendam
P agina
27
D atum
18 februari 2015
De missie van het hoogheemraadschap is erop gericht om ook de komende jaren, ondanks klimaaten weersveranderingen, Noord-Holland boven het Noordzeekanaal veilig te houden tegen overstromingen en te zorgen voor droge voeten en schoon water. Het kerndoel is vierledig. 1. Het op orde houden van het watersysteem en dit onder dagelijkse omstandigheden doelmatig en integraal beheren. 2. De verontreiniging van het watersysteem door directe en indirecte lozingen voorkomen en/of beheersbaar houden. 3. Het op orde houden van de primaire waterkeringen en overige waterkeringen met een veiligheidsfunctie en deze onder dagelijkse omstandigheden doelmatig beheren. 4. Het in stand houden en ontwikkelen van een calamiteitenorganisatie die onder bijzondere omstandigheden onmiddellijk operationeel is en die beschikt over actuele calamiteitenbestrijdingsplannen voor veiligheid, wateroverlast en waterkwaliteit. Het hoogheemraadschap hanteert bij zijn beleid te volgende uitgangspunten. Het beheersgebied van HHNK is beveiligd tegen overstromingen Dijkversterking blijft altijd mogelijk. Alle inwoners van het beheersgebied van HHNK hebben recht op het afgesproken beschermingsniveau tegen wateroverlast. Watersystemen zijn gezond voor mens, plant en dier. Problemen worden opgelost waar ze ontstaan. Met de watervoorraad wordt zorgvuldig omgegaan. Niet alles kan overal. Samenwerking staat centraal. Water is een ordenend principe in de ruimtelijke ordening. Het waterbeheer is toekomstgericht. De stichting van gemaal Monnickendam past binnen bovengenoemd kader. 3.4.2 Raamplan Bescherming tegen Wateroverlast (2004) In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW, 2003) zijn afspraken gemaakt over de aanpak van wateroverlast, watertekort en waterkwaliteit voor de komende jaren. Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten dienen te anticiperen op veranderende omstandigheden, zoals klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling en toename van verhard oppervlak. Dit noemen we de wateropgave en deze is erop gericht de watersystemen in 2015 op orde te hebben en daarna op orde te houden. Het beleid dat zich met deze materie bezighoudt wordt aangeduid als ‘Waterbeheer van de 21e eeuw’ (WB 21). Het bestuur van HHNK heeft op 28 april 2004 besloten de aanpak van de wateroverlast prioriteit te geven. De stichting van gemaal Monnickendam is een belangrijk element in de navolging van bovengenoemde prioriteit om wateroverlast aan te pakken. 3.4.3 Beheersplan Waterkering 2006-2010 Het beleid van HHNK met betrekking tot waterkeringen, weergegeven in het Beheersplan Waterkeringen 2006-2010, vastgesteld door het college van hoofdingelanden in juni 2006, beschrijft het beleid en de randvoorwaarden voor het dagelijks beheer van de primaire en regionale waterkeringen van het hoogheemraadschap. Het beheersplan bestaat uit een hoofdnota en de themanota’s. Zandige kust.
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Projectplan gemaal Monnickendam
P agina
28
-
D atum
18 februari 2015
Bouwen. Ruimtelijke ordening en beleid. Kabels en leidingen. Bekleding van waterkeringen. Landschap, natuur, cultuurhistorie en recreatie.
In de themanota’s zijn de strategische visies neergelegd met betrekking tot het onderwerp van de nota’s, alsmede de uitgangspunten voor beheer en onderhoud. Veiligheid van de waterkeringen is leidend. Voor zover mogelijk, wordt hierbij rekening gehouden met aanverwante zaken. 3.4.4 Deltavisie Het gemaal draagt bij aan de Deltavisie van HHNK op zowel het thema wateroverlastbestrijding als voldoende schoon zoet water. Gemaal Monnickendam draagt bij aan de flexibilisering van het Schermerboezem systeem. Wateroverlast kan beter worden voorkomen door een strakker peilbeheer op de boezem en watertekort wordt langer tegengegaan door de mogelijkheid tot inmalen.
3.5 Waterwet en Keur De aspecten die relevant zijn bij de toetsing aan de waterwet en de Keur van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier worden toegelicht in hoofdstuk 4.
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Projectplan gemaal Monnickendam
P agina
29
4
D atum
18 februari 2015
Verantwoording Waterwet
De doelstellingen van de Waterwet zijn op grond van artikel 2.1 gericht op: voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste, in samenhang met; bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Zoals onderbouwd in paragraaf 2.1 komt de keuze voor de stichting van gemaal Monnickendam voort uit deze doelstellingen. In onderstaande paragrafen wordt de realisatie van het gemaal getoetst aan ieder van deze doelstellingen.
4.1 Voorkoming en/of beperking van wateroverlast en waterschaarste In de studie Bescherming Wateroverlast Noorderkwartier (BWN-studie) zijn kaders aangegeven voor verbeteringsmaatregelen aan de ruim 220 poldersystemen binnen het hoogheemraadschap. De meeste polders voeren overtollig water af naar het Schermerboezemstelsel, vanwaar het water vervolgens getransporteerd wordt naar de uitlaatpunten en gespuid of uitgeslagen wordt op de buitenwateren Markermeer, IJsselmeer, Noordzee-kanaal en Waddenzee. De belangrijkste uitlaatpunten bij Den Helder (gemaal Helsdeur), Zaandam (Zaangemaal), Schardam (Hornsluis) en Monnickendam (Grafelijkheidsluis). De spuicapaciteit bij Schardam en Monnickendam blijkt niet meer toereikend om wateroverlast te voorkomen. Door bij Monnickendam een gemaal te plaatsen wordt wateroverlast in de toekomst voorkomen. Tevens maakt de inlaatfunctie het mogelijk om waterschaarste te voorkomen. Aangezien het te stichten gemaal niet buiten het profiel van vrije ruimte (reserveringsruimte voor 100 jaar) van de waterkering kan worden aangebracht, moet de constructie als waterkerend kunstwerk, voldoen aan de geldende leidraden en normen (ENW/TAW-leidraden, Stowa, CUR 166, NEN-normen). Deze eisen gelden ook voor een tijdelijke vervangende waterkering. Voorafgaand aan deze werkzaamheden dient de aannemer van de waterbeheerder goedkeuring te krijgen op het gedetailleerde werkplan. Bij dit werkplan zal de aannemer middels berekeningen en tekeningen aantonen dat voldaan wordt aan de eisen van genoemde leidraden en normeringen en de eisen uit de memo Algemene aandachtspunten bij ontwerp en aanleg gemaal- en inlaatkokers (HHNK, 8 januari 2007). Zoals aangegeven in paragraaf 3.1.5 is sprake van een verhoging van het debiet van het water dat uitgeslagen wordt vanuit de Schermerboezem op het Markermeer (voor gemaal Monnickendam via de Purmer Ee naar het Monnickendammergat en vervolgens Markermeer). Deze uitbreiding wordt in het vigerend waterakkoord reeds genoemd en wordt in overleg met Rijkswaterstaat geformaliseerd. Verder is, gelet op het bovenstaande, geen vergrote kans op overstromingen of wateroverlast. Daarnaast leidt de realisatie van het gemaal ook niet tot waterschaarste en levert het een bijdrage aan het voorkomen van waterschaarste.
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Projectplan gemaal Monnickendam
P agina
30
D atum
18 februari 2015
4.2 Bescherming van de chemische en ecologische kwaliteit het watersysteem Bij dit project vinden geen emissies plaats van chemische stoffen. Chemische kwaliteit van het watersysteem is hier dan ook niet van toepassing. Bij de realisatie van het gemaal en de aanvoerwatergang vinden werkzaamheden plaats, die mogelijk effect kunnen hebben op soorten die in de omliggende watergangen leven. Nabij het projectgebied zijn een aantal beschermde soorten aanwezig in het plangebied. Paragraaf 5.7 geeft hiervan een overzicht en gaat in op de noodzaak tot het verzoek om ontheffing en de noodzakelijke mitigerende maatregelen die daarbij vereist zijn. Zoals aangegeven in paragraaf 3.1.5 is er in de gebruiksfase geen sprake van een verandering ten aanzien van de waterkwaliteit in de Schermerboezem of het Markermeer. Het Monnickendammergat is het directe ontvangende waterlichaam van water uit de Schermerboezem bij een groot waterbezwaar in de polder. In de huidige situatie wordt dit water gespuid bij de Grafelijkheidsluis. In de toekomstige situatie gespuid of uitgeslagen bij gemaal Monnickendam. Voor inlaat van water bij droogte geldt de omgekeerde weg. De chemische en ecologische kwaliteit van het watersysteem wordt niet beïnvloed door dit plan.
4.3 De maatschappelijke functies van het watersysteem Om het waterbeheer binnen HHNK voor de toekomst zeker te stellen werkt het hoogheemraadschap aan de verbetering van het watersysteem. Met dit plan en daarmee de realisatie van een gemaal en afvoerkanaal wordt voornamelijk een bijdrage geleverd aan waterkwantiteitsbeheer van de Schermerboezem. De uitwisseling tussen het regionale watersysteem en het hoofdwatersysteem (Markermeer) blijft in stand, waarbij sprake is van een verhoging van het debiet dat vanuit de Schermerboezem richting het Markermeer wordt uitgeslagen. Bij hoogwater in het regionale watersysteem wordt door middel van het gemaal water uitgemalen op het hoofdwatersysteem (Markermeer). Bij waterschaarste kan via het gemaal water worden ingelaten vanuit het hoofdwatersysteem. Negatieve effecten op de waterkwaliteit en kwantiteit van het hoofdwatersysteem zijn niet aan de orde. Door realisatie van het gemaal wordt de waterhuishoudkundige functie van het watersysteem verbeterd, dat van belang is voor de landbouw, bebouwing, natuur en recreatie. Daarnaast wordt de waterveiligheid gewaarborgd en worden de boezemkades in de Schermerboezem ontlast.
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Projectplan gemaal Monnickendam
P agina
31
5
D atum
18 februari 2015
Omgevings- en milieuaspecten
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan omgevings- en milieuaspecten. Achtereenvolgens worden de volgende onderwerpen behandeld: geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit, bodem, water, ecologie, landschap, cultuurhistorie en archeologie en verkeer.
5.1 Geluid De planlocatie dient qua geluidshinder (akoestisch) inpasbaar te zijn. Gemalen zijn geen vergunningplichtige inrichtingen, maar vallen onder het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, afgekort Barim. De richtwaarde voor de geluidbelasting op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen bedraagt 50 dB(A). Tabel 1 Richtafs tanden voor geluid ten behoeve van een waterdis tributiebedrij f
Pompvermogen [MegaWatt]
Richtafstand [meter]
kleiner dan 1
30
1 tot 15
100
meer dan 15
300
Figuur 10 Richtafs tanden voor geluid
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Projectplan gemaal Monnickendam
P agina
32
D atum
18 februari 2015
Voor de codering van een gemaal kan het beste aansluiting worden gezocht bij de omschrijving ‘waterdistributiebedrijf’, waarbij onderscheid wordt gemaakt in pompvermogen. In Tabel 1 is de richtafstand voor geluid gegeven voor de te onderscheiden pompvermogens. Bij de bepaling van deze richtafstanden is uitgangspunt dat de inrichting continu in werking is. Aan de hand van de in Figuur 1 weergegeven locatie zijn de richtafstanden uit Tabel 1 weergegeven in Figuur 10. Het pompvermogen van het gemaal Monnickendam is kleiner dan 1 MW. De richtafstand van 30 meter is hiermee leidend. Uit Figuur 10 blijkt dat voor de planlocatie in geval van een pompvermogen onder de 1 MW, geen objecten zijn gelegen binnen de richtafstand. 5.1.1 Maximale geluidbelasting en verkeersaantrekkende werking Incidentele verhogingen van het momentane geluidsniveau tot 10 dB boven het gemiddelde niveau doen slechts bij hoge uitzondering voor. Met betrekking tot het maximale geluidsniveau worden dan ook geen problemen verwacht. De verkeersaantrekkende werking van een gemaal blijft in de regel beperkt tot één of enkele personenwagens per week. Periodiek bezoekt een vrachtwagen het gemaal voor het afvoeren van roostergoed. Gelet op deze aantallen mag worden verwacht dat de indirecte hinder als gevolg van de verkeersaantrekkende werking geen problemen oplevert. 5.1.2 Hydro-akoestiek De pompen in het gemaal produceren onderwatergeluid, hetgeen voor overnachtende personen in de nabijgelegen jachthaven merkbaar is. Dit geluid wordt met name geproduceerd door de propeller (cavitatie) en de aandrijving. Dit geluid draagt onder water verder dan in de open lucht. Wettelijke normen of richtlijnen over wat de maximale geluidsruk op de wand van een schip zijn niet beschikbaar. Belangrijk is echter de vaststelling dat de pompen op minimaal 150 meter afstand liggen van de dichtst bij gelegen ligplaats (na de geplande uitbreiding van de zeilhoek). Onderwatergeluid van het gemaal valt op deze afstand in het niet bij bijvoorbeeld een passerend jacht. 5.1.3 Conclusie Het onderzoek naar de akoestische inpasbaarheid van het gemaal Monnickendam stelt vast dat voldaan wordt aan de richtlijnen van VNG. Hierbij is het volgen van de randvoorwaarden aan gebouw en constructie van belang. Geconcludeerd kan worden, dat het gemaal met betrekking tot de geluidkwaliteit een verantwoorde ontwikkeling is.
5.2 Externe veiligheid Het transport, de opslag en productie van gevaarlijke stoffen brengen risico's met zich mee door de mogelijkheid dat bij een ongeval gevaarlijke lading vrij kan komen. De discipline externe veiligheid houdt zich bezig met de hieraan verbonden risico's voor mensen, die zich in de nabijheid van gevaarlijke stoffen bevinden. Externe veiligheid maakt onderscheid tussen risicobronnen en risico-ontvanger. De risicobronnen zijn in twee groepen te verdelen. Transportassen, zoals wegen en spoorwegen, waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Projectplan gemaal Monnickendam
P agina
33
-
D atum
18 februari 2015
Inrichtingen, waarin productie, gebruik, verstrekking en/of opslag van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
Het gemaal is geen risicobron en wordt niet aangemerkt als kwetsbaar object. Bovendien bevinden zich in de directe omgeving van het plangebied geen risicobronnen voor de externe veiligheid. Hieruit volgt dat het aspect externe veiligheid niet tot belemmeringen leidt. Nader onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht. Over de N247 worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Deze weg is niet opgenomen in het Basisnet Weg. Dit houdt in dat er langs de route geen belemmeringen zijn voor de ruimtelijke ontwikkelingen langs de route en er geen ruimte wordt gereserveerd voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Er zijn langs deze weg geen knelpunten in verband met externe veiligheid. Conclusie Belemmeringen vanuit het aspect externe veiligheid voor het realiseren van het gemaal zijn niet aanwezig.
5.3 Kabels en leidingen Aan de hand van een klic-melding is een inventarisatie van aanwezige kabels en leidingen gemaakt. Tabel 2 geeft een overzicht van de aanwezige kabels en leidingen, en in bijlage 2 wordt de ligging weergegeven. De volgende activiteiten zijn noodzakelijk in het kader van de stichting van gemaal Monnickendam. - Het verlegging van een drinkwater leiding DN300, waarbij rekening gehouden moet worden dat dit een drukleiding is in een primaire waterkering, en daarmee moet voldoen aan alle eisen uit de NEN3651. Dit is realiseerbaar. - Het nemen van tijdelijke maatregelen zoals ondersteuning of het verleggen van middenspanningskabels die worden gekruist door de perskokers van het gemaal. Tabel 2 geeft een overzicht van de aanwezige kabels en leidingen waarvoor tijdelijke maatregelen worden getroffen tijdens de uitvoering. - Het doen van een recente klic-melding voor aanvang van de werkzaamheden vanwege één verwijderde persleiding en om de recentelijk aangebrachte persleiding van HHNK in de Purmer Ee kaart te brengen. De noodzakelijke maatregelen worden in overleg met de kabel- en leidingbeheerders uitgewerkt. Daarnaast dient voor het gemaal een energievoorziening aangelegd te worden. Tabel 2 Overzicht aanwezige kabels en leidingen
Type leiding
Locatie
Diepte ligging
Eigenaar
spec. data kabels 1x langs westelijk fietspad
ca 0,8 - MV
KPN
4x lang oostelijk fietspad
ca 0,8 - MV
KPN
1x hdd boring onder de Purmer EE ca. 60 tot 90 meter uit de teen van de waterkering
NAP -28.00 m.
Liander
x langs westelijke fietspad,
ca 0,8 - MV
1x langs oostelijke fietspad 2x langs oostelijke fietspad
ca 0,8 - MV
Prov. N-H
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Projectplan gemaal Monnickendam
P agina
34
Type leiding
D atum
18 februari 2015
Locatie
Diepte ligging
Eigenaar
spec. ca 0,8 - MV
Prov. N-H Ziggo
Middenspanning - 20 kV
NAP -28.00 m.
Liander
ca 0,8 - MV
Liander
ca 0,8 - MV
Liander
1x langs westelijk fietspad
ca 0,8 - MV
Liander
1x langs westelijke fietspad
ca 0,8 - MV
PWN
1x hdd boring onder de Purmer EE ca. 60 tot 90 meter uit de teen van de waterkering 3x langs westelijke fietspad, 1x langs oostelijke fietspad
Gas lagedruk Waterleiding - AC 300 (distributie leiding) Drukriool HHNK
1x persleiding (recentelijk aangebracht met gestuurde boring, niet weergegeven in de klicmelding) HDPE DN450
1x zinker onder Monnickendammergat ca. 25 tot 75 meter uit de teen van de waterkering ( deze leiding is inmiddels verwijderd, staat nog wel in de klic-melding)
-2.20 NAP = ca -1 m onder de waterbodem
HHNK
Conclusie De aanwezige kabels en leidingen leiden niet tot belemmeringen ten aanzien van de voorgestelde planvorming. Ten behoeve van de toekomstige persleidingen voor het gemaal wordt een dubbelbestemming opgenomen in het bestemmingsplan.
5.4 Luchtkwaliteit Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer De wet geeft grenswaarden voor concentraties in de buitenlucht van stoffen. In Nederland zijn de maatgevende luchtverontreinigende stoffen stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Een project kan doorgang vinden indien aannemelijk kan worden gemaakt dat: het project, al dan niet in combinatie met de met het project verbonden maatregelen, niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit (Wm artikel 5.16.1.c), ofwel dat; de luchtkwaliteit door het project, al dan niet in combinatie met de met het project verbonden maatregelen, per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft (Wm artikel 5.16.1.b.1°)7 , ofwel dat; bij een beperkte verslechtering van de luchtkwaliteit vanwege het project, de luchtkwaliteit in een gebied rondom het project per saldo verbetert (Wm artikel 5.16.1.b.2°). De verbetering en verslechtering zullen beide moeten gelden voor overschrijdingssituaties en dienen te worden betrokken op de concentraties van NO2 en/of PM10, ofwel dat; er geen grenswaarden worden overschreden.
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Projectplan gemaal Monnickendam
P agina
D atum
35
18 februari 2015
Het begrip ‘niet in betekende mate’ (NIBM) is vastgelegd in het ‘besluit niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)’ en de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)'. NIBM is gedefinieerd als 3 % van de jaargemiddelde grenswaarde voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10), te weten 1,2 µg/m³. Wanneer de bijdrage van het project beneden deze grens blijft, is een uitgebreid onderzoek niet noodzakelijk. De realisatie van het gemaal leidt niet tot een toename van het verkeer, alleen voor regulier en speciaal onderhoud is sprake van bestemmingsverkeer. Het gemaal wordt voorzien van elektrisch aangedreven pompen en een verwarmingsinstallatie. Een eventueel noodstroom aggregaat kan aangesloten worden, maar is niet permanent aanwezig. Dit betekent dat emissies niet aan de orde zijn. Een significante toename van de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) is daarom op voorhand uit te sluiten. Conclusie Onderhavig plan is daarmee in lijn met de wet milieubeheer.
5.5 Bodem Ten behoeve van de aanleg van het gemaal is inzicht gewenst in de kwaliteit van de waterbodem ter plaatse van de toekomstige in- en uitstroom. Hiertoe is een vooronderzoek en een verkennend waterbodemonderzoek uitgevoerd volgens de NEN 5717 en de NEN 5720. Ten aanzien van de milieuhygiënische kwaliteit van de landbodem (grond- en grondwater) ter plaatse van het nieuwe gemaal is een vooronderzoek conform de NEN 5725 uitgevoerd. De bodemopbouw in het plangebied van boven naar beneden uit klei op veen op klei. Volgens gegevens over de diepere ondergrond uit ARCHIS ligt op 14 tot 18 m -NAP zand. In Tabel 3 is de regionale bodemopbouw en geohydrologische situatie weergegeven. Tabel 3 Regionale bodemopbouw en geohydrologis che s ituatie
Laagdikte (mmv)
Geohydrologische betekenis
Formatie
Samenstelling
0-15
deklaag
Westland
voornamelijk klei
e
15-40
1 watervoerend pakket
Twente, Kreftenheye, Eem
lemige fijne tot grove zanden
40-50
1e scheidende laag
Eem, Drente
kleien en slibhoudende zanden
Ter plaatse van de instroom is de waterkolom circa 1,7 m diep. Er is een sliblaag aangetroffen met een dikte variërend van 0,6 tot 1,2 m. De vaste waterbodem bestaat uit zwak zandige klei. Het aanwezige slib ter plaatse van de toekomstige instroom voldoet aan kwaliteitsklasse A (industrie). De klei is vrij toepasbaar. Ter plaatse van de uitstroom is de waterkolom circa 1,0 m diep. Bij één boring is een laagje slib aangetroffen van circa 10 cm dikte. Deze voldoet aan kwaliteitsklasse A (industrie). De vaste waterbodem bestaat voornamelijk uit klei. Bij een tweetal boringen is naast klei ook een veenlaag van circa 1,5 à 2,0 m dikte aanwezig. De kleilaag heeft als kwaliteit klasse B (industrie) terwijl de veenlaag voldoet aan klasse A (wonen).
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Projectplan gemaal Monnickendam
P agina
36
D atum
18 februari 2015
Op basis van het vooronderzoek worden, vanwege de aanwezigheid van de N247, hoogstens licht verhoogde gehalten verwacht in de grond en in het grondwater. Conclusie Onderhavig plan is in lijn met het Besluit bodemkwaliteit en voldoet aan de wet bodembescherming, en voor wat de waterbodem betreft aan de waterwet.
5.6 Water 5.6.1 Waterkwantiteit Ter plaatse van het gemaal is een beperkte demping van oppervlaktewater noodzakelijk. Aan de westzijde van de Nieuwendam wordt een stuk land van circa 750 m2 aangewonnen in de Purmer Ee. De demping van 750 m2 wordt bij aanleg van natuurvriendelijke oevers in het kader van de KRW maatregelen teruggegraven op de Schermerboezem. Door de bouw van het gemaal vindt een verhardingstoename plaats van circa 750 m2 aan de instroomzijde dus het deel van het gemaal dat binnen de boezem valt en daarmee onder de keur valt). Deze toename is minder dan de 800 m2 uit de Keur 2009 waardoor compensatie voor de verharding niet noodzakelijk is. Bij het gemaal wordt geen maalkom aangelegd, aangezien het bestaande oppervlaktewater van de Purmer Ee voldoet om pendelen van de pompen te voorkomen. 5.6.2 Waterkwaliteit Het Monnickendammergat vormt het ontvangend waterlichaam voor water dat door het gemaal wordt uitgeslagen. Het Monnickendammergat staat vervolgens in verbinding met het Markermeer. De waterbodem van het Monnickendammergat wordt ter plaatse van de uitstroom uitgebaggerd om slibopwerveling te voorkomen. Een vergelijkbare verdieping zal ook ter plaatse van de instroom in de Purmer Ee gebaggerd worden. Bij een voldoende verdieping ter plaatse van in- en uitstroom zullen de stroomsnelheden laag blijven en wordt slibtransport voorkomen. Optioneel kan dit verdiepte gedeelte afgebakend worden met een doorlatende strekdam van breuksteen. Daarnaast wordt vervuiling van oppervlaktewater voorkomen, door geen uitlogende materialen (zoals koper, zink en lood) toe te passen. Er worden uitsluitend duurzame (niet-uitlogende) materialen toegepast. De verantwoordelijkheid van de waarborging van de functionaliteit van de uitstroom en het direct achter de uitstroom op diepte te baggeren en te houden deel van het Monnickendammergat en de Purmer Ee ligt bij het hoogheemraadschap. Dit is belangrijk in verband met mogelijke toekomstige sedimentatie op die locatie in het Monnickendammergat. HHNK verricht periodiek onderhoudsbaggerwerk in het verdiepte deel rond de uitstroom. 5.6.3 Waterkeringen Het gemaal Monnickendam is binnendijks van de Nieuwendam geprojecteerd. De Nieuwendam betreft een primaire waterkering. Daarbij dient rekening gehouden te worden met een standaard vrijwaringzone 100 meter uit de teen van de waterkering (zie paragraaf 3.2.3. Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie). Voor het gemaal is echter sprake van een maatschappelijk belang en een alternatief buiten de vrijwaringzone van 100 meter is niet mogelijk.
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Projectplan gemaal Monnickendam
P agina
37
D atum
18 februari 2015
De perskokers van het gemaal kruisen de primaire waterkering. Volgens bijlage B7 van de TAW Leidraad Kunstwerken moeten gemalen in een primaire waterkering twee afsluitmiddelen hebben, die onafhankelijk van elkaar zijn. Het meest gangbaar is een terugslagklep in het buitenhoofd en een afsluiter in het gemaal. Door de afdeling Zeedefensie is aangegeven dat bovendien een keermiddel in de kruin van de dijk moet worden opgenomen. De dijk blijft tijdens en na uitvoering functioneren als primaire waterkering. Bovenstaande voorzieningen zullen worden gerealiseerd. Tijdens de uitvoering blijft de integriteit van de dijkring gewaarborgd door middel van een tijdelijke waterkering. In de regels is een dubbelbestemming opgenomen ten behoeve van de bescherming van de waterkering. Om piping te voorkomen, worden kwelschermen toegepast. 5.6.4 Afvalwaterketen Het afvloeiende hemelwater van het verhard oppervlak van het gemaal wordt direct afgevoerd naar de boezemwatergang. Verontreiniging van het afvloeiende hemelwater wordt zoveel mogelijk voorkomen door het uitsluitend toepassen van duurzame (niet-uitlogende) materialen. Voor een toiletvoorziening in het gemaal zal een aansluiting op de riolering noodzakelijk zijn. 5.6.5 Conclusie De wateraspecten uit de watertoets vormen geen belemmering voor de realisatie van het gemaal.
5.7 Ecologie In Nederland is de natuurbescherming opgesplitst in: de bescherming van gebieden (Natuurbeschermingswet 1998); de bescherming van soorten (Flora- en faunawet). 5.7.1 Gebiedsbescherming Zoals onderzocht in de Voortoets Natuurbeschermingswet 1998 (zie bijlage 3) zijn negatieve effecten van het voornemen op het Natura 2000-gebied Markermeer & IJmeer uit te sluiten. De instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied Markermeer& IJmeer komen als gevolg van de bouw van het gemaal niet in het geding. 5.7.2 Soortbescherming Op basis van een uitgevoerde quickscan door Bureau Natuurbeleven 1, is geconstateerd dat beschermde soorten in het plangebied aanwezig zijn, of potentieel te verwachten zijn. Op basis hiervan is aanvullend vleermuisonderzoek uitgevoerd 2. Daarnaast is aanvullend onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van beschermde muizen en vissen 3. Op basis van deze onderzoeken, gecombineerd met literatuuronderzoek en gegevens uit de NDFF, is gebleken dat de volgende beschermde soorten aanwezig zijn, of met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid aanwezig zijn in het plangebied.
1 2 3
N atuurbeleven, 2 012. “Flora en faunas c an amoveren ts Katwoude”. L ands c hap N oord H olland, 2 013. “V leermuisonderzoek M onnickendam”. A dviesbureau E .C.O . L ogisch, 2 0 13. “G emaallocatie M onnickendam, inventarisatie muizen en bes chermde vissoorten”. Kenmerk WBM U 1310, en “Zoogdieronderzoek Monnickendam, Beoordeling van de volledigheid van het zoogdieronderzoek in het plangebied voor een nieuw gemaal bij M onnic kendam”, R.M . Koelman; maart 2 0 14, N otitie Zoogdiervereniging N2014006.
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Projectplan gemaal Monnickendam
P agina
38
D atum
18 februari 2015
5.7.3 Kleine modderkruiper, rivierdonderpad en bittervoorn Deze soorten komen algemeen voor in de omgeving van het plangebied. Tijdens de visinventarisatie is de bittervoorn aangetroffen op ongeveer 500 m afstand van het plangebied in hetzelfde water als waar het gemaal in gerealiseerd wordt. De rivierdonderpad is recent aangetroffen aan de westzijde van de N247 op ongeveer 200 m afstand van het plangebied. De kleine modderkruiper is in 2011 aangetroffen op ongeveer 1 km afstand van het plangebied, direct ten oosten van de N247. Hoewel rivierdonderpad en kleine modderkruiper tijdens de inventarisatie niet zijn aangetroffen, kan er op basis van de verspreiding en recente waarnemingen uit de directe omgeving vanuit gegaan worden dat beide soorten eveneens in het plangebied voorkomen. 5.7.4 Effecten op beschermde soorten Door het uitvoeren van de geplande werkzaamheden, wordt het leefgebied van bovengenoemde soorten tijdelijk verstoord en vernield. Dit betekent een overtreding van artikel 11 van de Flora- en faunawet. Door het nemen van mitigerende maatregelen (zie hieronder) wordt het doden en verwonden van aanwezige exemplaren zoveel mogelijk voorkomen, waardoor geen sprake is van overtreding van artikel 9 van de Flora en Faunawet. Alle activiteiten hebben slechts een tijdelijk negatief effect op aanwezige beschermde soorten. Nadat het gemaal gerealiseerd is, is de situatie in en rond het plangebied weer in vergelijkbare staat. Bovendien wordt langs het gemaal een natuurvriendelijke oever aangelegd die de noord- en zuidzijde van het water verbindt. Omdat gedurende de werkzaamheden slechts op zeer kleine schaal plaatselijk vaste rust- en verblijfplaatsen worden aangetast, is geen sprake van een negatief effect op de gunstige staat van instandhouding op de lange termijn. 5.7.5 Mitigerende maatregelen Om negatieve effecten op aanwezige soorten zoveel mogelijk te voorkomen, worden de volgende mitigerende maatregelen getroffen: 1. de werkzaamheden die de aanwezige soorten negatief beïnvloeden,vinden plaats buiten de voortplantingsperiode van deze soorten. Deze perioden zijn: ⋅ kleine modderkruiper; maart tot en met augustus; ⋅ rivierdonderpad; maart tot en met augustus; ⋅ bittervoorn; april tot en met augustus. 2. Daarnaast wordt gewerkt bij luchttemperaturen boven het vriespunt, wanneer er geen ijs op de wateren aanwezig is en wanneer de watertemperatuur niet hoger is dan 25 ºC; 3. Voorafgaand aan de werkzaamheden wordt, buiten de voortplantingsperiode (maart tot en met augustus) de vegetatie kort afgemaaid (en kort gehouden), waardoor het plangebied ongeschikt wordt voor broedende vogels. 4. Direct voorafgaand aan de werkzaamheden die het water beïnvloeden, worden aanwezige vissen verjaagd dan wel gevangen en verplaatst naar verderop gelegen leefgebied dat niet beïnvloed wordt door de werkzaamheden. Vervolgens worden aanwezige stortstenen en vegetatie verwijderd om het plangebied zo ongeschikt mogelijk te houden voor vissen gedurende de werkzaamheden. Door deze durende verstoring keren de vissen niet terug naar het werkgebied. De werkzaamheden worden in één richting uitgevoerd, waardoor aanwezige vissen de kans krijgen om het werkgebied te ontvluchten. 5. De werkzaamheden vangen aan voor het broedvogelseizoen, waarna continu wordt doorgewerkt om broedgevallen van vogels te voorkomen. 6. Werkzaamheden vinden slechts overdag plaats, zodat verstoring van vleermuizen wordt voorkomen.
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Projectplan gemaal Monnickendam
P agina
39
D atum
18 februari 2015
7. Gronddepots krijgen flauwe hellingen om vestiging van bijvoorbeeld oeverzwaluw te voorkomen. 8. Alle maatregelen worden uitgevoerd onder begeleiding van een ter zake kundige. 5.7.6 Conclusie De soortbescherming vormt aanleiding tot de aanvraag van een ontheffing ingevolge artikel 75 van de Flora- en faunawet voor het overtreden van verbodsbepaling 11 met betrekking tot kleine modderkruiper, rivierdonderpad en bittervoorn, ten behoeve van het stichten van het gemaal. De verwachting is dat deze verkregen wordt.
5.8 Verkeer De realisatie van het gemaal bij Monnickendam brengt nauwelijks verandering van de verkeersproductie en -attractie met zich mee. De verkeersaantrekkende werking van een gemaal blijft in de regel beperkt tot één of enkele personenwagens per week. Eens in de maand bezoekt een vrachtwagen het gemaal voor de afvoer van kroosgoed. De huidige weginrichting (N247) is toereikend om het (minimale) extra verkeer op een acceptabele manier af te kunnen wikkelen. Echter, het doorgaande verkeer op de N247 mag niet gehinderd worden door in- of uitvoegen van bestemmingsverkeer naar het gemaal. In figuur 11 is een tekening van de ontsluiting van het gemaal weergegeven. Deze tekening is tot stand gekomen in samenspraak met de provincie Noord-Holland, die verkeersbeheerder van de N247 is. Zoals hierboven genoemd is sprake is van een lage verkeersintensiteit van personenwagens. Deze zullen rijden via de uitvoegstrook en invoegstrook vanaf de busbaan. Daarnaast kan sprake zijn van groot onderhoud waarbij een telekraan noodzakelijk is om de pomp uit te hijsen. Hiervoor zijn de gestippeld gemarkeerde opstelplaatsen gereserveerd. De verwachting is dat de frequentie daarvan hooguit eens per jaar zal zijn. Er wordt hard gereden op de N247 door bussen. Vanwege het zicht op het verkeer zijn de invoegstroken vanaf het gemaal naar de hoofdrijbaan zoveel mogelijk haaks aangesloten op de N247. Deze ontsluitingswegen moeten bij voorkeur uitgevoerd worden in een semiverharding om te voorkomen dat weggebruikers denken dat ze kunnen uitvoegen. Het parkeren gebeurt op het eigen terrein. De uitvoegmogelijkheid bij de uitstroomvoorziening is zo diep mogelijk zodat onderhoudsvoertuigen van het hoogheemraadschap niet direct langs de N247 zullen staan opgesteld. Tussen de daar geparkeerde auto en de weg blijft een smalle berm bestaan die voorkomt dat langsrijdend verkeer de neiging krijgt om uit te wijken naar het midden van de weg omdat er een voertuig te dicht langs de weg staat geparkeerd. De smalle berm voorkomt een zogenaamd schrikeffect.
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Projectplan gemaal Monnickendam
P agina
40
Figuur 11 Onts luiting gemaal
D atum
18 februari 2015
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Projectplan gemaal Monnickendam
P agina
41
6
D atum
18 februari 2015
Landschap, cultuurhistorie en archeologie
Bij de ontwikkeling van plannen en projecten dient rekening te worden gehouden met de aspecten landschap en cultuurhistorie, waaronder archeologie. Het centrale uitgangspunt in het beleid voor landschap en cultuurhistorie in Noord-Holland is ‘behoud door ontwikkeling’. Dit is een ontwikkelingsgerichte benadering waarbij wordt uitgegaan van bestaande elementen, waarden en kenmerken in het landschap. Deze zijn gevat in de zogenaamde kernkwaliteiten. Nieuwe ontwikkelingen dienen bij te dragen aan het behouden of versterken van de kernkwaliteiten. Voor de landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische opbouw van het gebied wordt verwezen naar het bureauonderzoek van RAAP van 3 december 2012 (zie bijlage 4). De omgeving van het plangebied bestaat geomorfologisch gezien uit ontgonnen veenvlaktes en kalkarme drechtvaaggronden, ontwikkeld in zware klei. Drechtvaaggronden zijn relatief jonge bodems, ontwikkeld in een kleidek op een veenondergrond. De dam in de Purmer Ee wordt in de tweede helft van de 13e eeuw aangelegd, om het buitenwater van de Zuiderzee buiten te houden. Voor van de afwatering van overtollig binnenwater werd de dam voorzien van een 'schuif'. Deze kon bij laag water in de Zuiderzee worden opengezet. In deze tijd worden wegens het gevaar van overstromingen huizen geplaatst op terpen. Meestal ontstaan die door geleidelijke ophoging in de loop der jaren. Uit de 13e eeuw zijn enkele terpen aangetroffen in Waterland die in één keer zijn opgeworpen, waaronder een terp in Monnickendam van vijf meter hoog. Monnickendam krijgt in 1355 stadsrechten. In 1411 wordt het Monnickendammergat volledig afgedamd, waardoor de Purmer Ee wordt afgesloten van de Zuiderzee. Uit een studie van historische kaarten volgt dat de dijk vroeger waarschijnlijk smaller was dan in de huidige situatie het geval is.
6.1 Aardkundige waarden Het gebied ten westen van de dijk (Nieuwendam) is een aardkundig waardevol gebied dat valt onder het bodembeschermingsregime van de provincie (zie Figuur ). Dit gebied omvat de Purmer Ee en wordt begrensd door de dijk. Het aardkundig waardevol gebied loopt tot aan de teen van de dijk. Het gemaal wordt op een nog aan te winnen stuk land ten westen van het dijklichaam gesitueerd. Dit betekent dat de aardkundige waarden geschaad zouden kunnen worden. Deze schade treedt ook op als het gemaal op een andere locatie op de Nieuwendam gesitueerd wordt. De aardkundige waarde is meegenomen in de afweging van de locatiekeuze en uiteindelijk is gekozen voor de huidige locatie, in de wetenschap dat de aardkundige waarde aan de grens van het gebied hierdoor waarschijnlijk verstoord wordt.
6.2 Cultuurhistorie Belangrijke waarden zijn de dam met schuif in de Purmer Ee die in de 13e eeuw is aangelegd en de stad Monnickendam (zie ook hierna onder archeologie). Ook de trekvaart tussen Monnickendam en Edam, onderdeel van de verbinding tussen Amsterdam en Hoorn is een cultuurhistorisch object, evenals het verharde jaagpad dat daarbij hoort. Het streven voor dit element is het behouden en reconstrueren om te komen tot een beleefbare en bruikbare historische infrastructuur van vaarwegen langs de hoogtepunten uit de Gouden Eeuw.
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Projectplan gemaal Monnickendam
P agina
42
D atum
18 februari 2015
De Noorder IJ- en Zeedijken zijn beschermd op grond van de provinciale monumentenverordening Noord-Holland. De Noorder IJ- en Zeedijken moeten worden behouden, en wel het totale ensemble van het dijklichaam, buitendijkse landen, het oude tracé van de dijk, de wielen en de kleiputten. Vanwege de herkenbaarheid van deze dijken in het open landschap is handhaving van een brede open zone aan weerszijden van de dijken gewenst. Voor de herkenbaarheid van de dijken is de continuïteit van het dijkprofiel, het behoud van het oorspronkelijke dijktracé en materiaalkeuze van belang. Hoe hier op is aangesloten wordt onderbouwd in paragraaf 6.4 ruimtelijke inpassing. Voorafgaand daaraan zal eerst ook het ruimtelijk kwaliteitsbeleid van de provincie Noord-Holland worden toegelicht.
6.3 Ruimtelijk kwaliteitsbeleid provincie Volgens de provinciale Omgevingsvisie, verder uitgewerkt in de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie, is door de hoge natuur- en cultuurwaarden van het landschap Laag Holland en monumentale waarde van de dijken een zorgvuldige ruimtelijke inpassing nodig. De gekozen locatie maakt onderdeel uit van het nationaal landschap Laag Holland. Door de hoge natuur- en cultuurwaarden wordt dit landschap beschermd en valt Laag Holland onder het ruimtelijk kwaliteitsbeleid van de provincie. Laag Holland wordt gekenmerkt door de volgende kernkwaliteiten. Grote openheid van het landschap. Veel weide- en moerasvogels. Oude geometrische inrichtingspatroon in de droogmakerijen. Veenpakketten. Middeleeuwse strokenverkaveling en historische watergangen. Veel archeologische locaties. Karakteristieke dijk- en lintdorpen. Het plangebied is tevens onderdeel van de ‘Noorder IJ- en zeedijken’ dat aangewezen is als provinciaal monument. De dijken zijn een beeldbepalend element in het Noord-Hollandse polderlandschap door de continuïteit en de hoogte van de dijken in samenhang met de openheid van het omliggende landschap. Het kwaliteitsbeleid van de provincie geeft aan dat ruimtelijke ontwikkelingen worden beoordeeld op de effecten die het open karakter van het gebied aantasten. De ontwikkeling van het gemaal draagt bij aan het karakteristieke landschapsbeeld van het gebied. Bij de uitwerking van de plannen is de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie, het Handboek Ontwikkelen met Ruimtelijke Kwaliteit, met tips en aandachtspunten, als leidraad gebruikt. Hieronder wordt een verantwoording gegeven van de ruimtelijke inpassing, waaronder visuele effecten. De ontwerpend architect heeft het ontwerp zodanig vormgeven dat de openheid zo min mogelijk wordt geschaad, en dat het gemaal als object in hiërarchie en visueel ondergeschikt is aan de Nieuwendam.
6.4 Ruimtelijke inpassing De dam tussen Purmer Ee en het Monnickendammergat is een bijzonder moment in de beleving van het landschap vanaf de N247 tussen Amsterdam en Hoorn. Deze weg, die zowel in Waterland als Zeevang ongeveer op maaiveldniveau ligt, komt alleen hier en verderop bij Volendam en Edam op dijkhoogte. Dit zijn de plaatsen waar meer dan gemiddeld uitzicht en overzicht mogelijk zijn
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Projectplan gemaal Monnickendam
P agina
43
D atum
18 februari 2015
over onder andere het Markermeer en de Purmer. Tegelijk wordt met het gemaal de kans verzilverd om deze plek ruimtelijk te markeren als een bijzonder moment langs de lijnen van de Nieuwendam en N247. Vanuit het perspectief van Monnickendam als monumentaal stadsgezicht, is terughoudend omgegaan met de ‘aanwezigheid’ van het gemaal. Het gemaal is daarom ruimtelijk gezien ondergeschikt aan de dijk. Dit gaat zowel op voor afmetingen, vormentaal, en materialisering als de locatie langs de dijk. De vormgeving van het gemaal is nader uitgewerkt (zie figuren 3 t/m 5). 6.4.1 Landschappelijke ligging Met betrekking tot landschappelijke waarden is openheid in de omgeving van de dam een van de belangrijkste aspecten. Van oudsher was het landschap in dit gebied meer open dan nu het geval is. Openheid, waaronder zichtlijnen, worden nu beperkt door bebouwing en begroeiing. De gemeente heeft aangegeven het zicht op Monnickendam te willen verbeteren, mede vanaf de N247 vanuit het noorden. Op basis van enkele 3D modellen en fotomontages zijn verschillende locaties in de omgevingsanalyse vergeleken op landschappelijke ligging. De huidige locatie is gekozen met in achtname van de volgende overwegingen. Het gemaal op deze locatie vormt een nieuw (solitair) element in het beeld op Monnickendam, gezien vanuit het noorden. In de beleving is het gemaal nabij het midden van de dam een voor de hand liggende keuze vanuit waterbeheersing en gevoel van symmetrie. Op dit moment zijn er geen gebouwen op of aan de dam. Het gemaal op deze plaats vormt wellicht enige verstoring van het open beeld en door een middenplaatsing wordt een groot deel van het dijklichaam aan het zicht onttrokken gezien vanaf de Purmer Ee en de dijken daaromheen. Daarbij wordt aangetekend dat deze verstoring enigszins beperkt wordt vanwege aanwezige begroeiing en de ligging van het gemaal aan de teen van de dijk. Het gemaal op deze locatie biedt aanknopingspunten voor een uitzichtpunt en rustpunt tussen de Purmer Ee en het Monnickendammergat met panorama’s over land en water. Aandachtspunt daarbij is de hoogte van het gemaal: het verschil tussen 1 m of 2 m boven de kruin dijk kan veel uitmaken in de beleving van het open beeld over de dijk. voorkomen moet worden dat de middenpositie leidt tot monumentaliteit. Het is belangrijk hier subtiel invulling aan te geven, zodat het gemaal in de beleving ondergeschikt blijft aan de dijk; Vanwege een evenwichtige opbouw van elementen langs en op de dijk heeft de gekozen locatie in het midden van de dijk de voorkeur. Deze locatie zal als logisch worden ervaren en biedt zoals gezegd tevens een markant aanknopingspunt als bijvoorbeeld uitzichtpunt. De keuze voor deze locatie wordt ondersteund door het feit dat op deze locatie in het verleden (in 19 e eeuw door ingenieur Rups) eerder een gemaal gepland is geweest. Door plaatsing iets zuidelijk van het midden wordt aangesloten op de zuidelijke bocht in de dijk naar de brug toe, zonder dat bovengenoemd gevoel voor symmetrie geweld wordt aangedaan. Gezien de vloeiende en ronde vorm die het gemaal heeft, past het gemaal hier beter dan op de ‘rechtstand’ van de dijk. 6.4.2 Beleving Het nieuwe gemaal vormt een nieuw zichtbaar waterstaatswerk aan de dijk, dat tevens mogelijkheden biedt om het gebied rondom te beleven. De vormgeving van het gemaal is bijzonder. Het dak van het gemaal biedt een rustpunt vanwaar de omgeving, maar ook het gemaal zelf, goed is waar te nemen. Daarentegen is het gemaal ingetogen vormgegeven, met slechts een beperkte hoogte boven de kruin van de dijk. In combinatie met zitgelegenheden biedt deze plek een prima rustplek langs de recreatieve route. Een rustplek die laat zien wat er in de 21e eeuw nodig is om de strijd met het water aan te kunnen gaan.
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Projectplan gemaal Monnickendam
P agina
44
D atum
18 februari 2015
Een nieuw gemaal is een nieuw element dat de continue ‘strijd’ met het water zichtbaar maakt. Het landschap blijft beleefbaar maar ook begrijpelijk, waarbij de strijd tussen mens en water een centrale rol speelt door aanwezigheid van zowel het gemaal als de dam. Het huidige landschap laat zien wat mens en natuur in het verleden hebben gedaan om onder zeespiegelniveau iets moois te krijgen. Met de aanleg van het gemaal wordt daar een nieuw hoofdstuk aan toegevoegd. Met de voorgestelde planuitwerking wordt de openheid, weidse uitzichten en ruimte voor rust en natuur evenals het eigen watersysteem grotendeels behouden of juist versterkt. De toevoeging van een nieuwe laag aan het landschap, waarin de elementen en functies van de 21ste eeuw een plek krijgen, zorgt ervoor dat de inpassing logisch over komt. Het is een eigentijdse laag met (noodzakelijke) voorzieningen van de 21ste eeuw: een waterhuishoudkundig object dat zich in een fraai contrast met de Middeleeuwse landschappelijke structuur presenteert. 6.4.3 Conclusie Het plangebied is aangewezen als Nationaal Landschap Laag Holland en ligt in het veenweidelandschap en het landschap van de voormalige Zuiderzee. Nieuwe ontwikkelingen dienen bij te dragen aan het behouden of versterken van de kernkwaliteiten. Dat kan door het bestaande beter herkenbaar te maken, of door iets nieuws toe te voegen op zo’n manier dat het passend is in het landschap. Met het gemaal wordt een nieuw element aan het landschap toegevoegd. De functie ten behoeve van de afwatering hoort bij de polder en bij een landschap dat is verweven met het water. Het nieuwe gemaal past daarmee als waterstaatswerk en element in het landschap.
6.5 Archeologie In het kader van deze studie is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 4). De conclusie van dat onderzoek is dat zeer waarschijnlijk archeologische waarden worden verstoord bij de aanleg van het gemaal. ‘Voor wat betreft de locatiekeuze van het nieuwe gemaal spelen de volgende overwegingen een rol. Op de gekozen locatie bevindt zich de oude dam, waar naast resten van de aanleg van de dam en dijk mogelijk ook resten van een 13e eeuwse 'schuif' kunnen worden aangetroffen. In dit kader geldt vanuit de gemeente Waterland dat er gewerkt moet worden op basis van een archeologisch werkplan.
6.6 Explosievenonderzoek Bij het roeren van de ondergrond, is een kans aanwezig dat gestuit wordt op achtergebleven conventionele explosieven (CE) in de bodem. Deze explosieven kunnen een gevaar vormen bij de uitvoering van de grondwerkzaamheden. CE resteren uit bombardementen en gevechten in de tweede wereldoorlog. Deze bombardementen hebben vooral plaatsgevonden op strategische doelen, zoals binnensteden, verbindingswegen, spoorwegen, spoorwegstations, bruggen en havens. In de omgeving van die doelen kunnen in enkele gevallen blindgangers voorkomen, of dropping van niet gebruikte explosieven. Echter, ver buiten die doelen is de kans klein op het aantreffen van CE. Met behulp van een literatuuronderzoek is bekeken of oorlogshandelingen ter plaatse van of nabij de locatie hebben plaatsgevonden en of mogelijk CE in de bodem aanwezig kunnen zijn. Ter plaatse van het plangebied bevinden zich enkele strategische doelen, zoals binnensteden, bruggen, sluizen en havens. Uit een eerste inventarisatie blijkt dat bij Monnickendam een aantal
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Projectplan gemaal Monnickendam
P agina
45
D atum
18 februari 2015
luchtgevechten hebben plaatsgevonden waarbij ook vliegtuigen zijn neergestort. Over de nabijgelegen plaats Purmerend wordt wel vermeldingen gemaakt van oorlogshandelingen. In nader onderzoek (zie bijlage 5) zijn geen feiten gevonden die de aanwezigheid van explosieven doet vermoeden.
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Projectplan gemaal Monnickendam
P agina
46
7
D atum
18 februari 2015
Uitvoerbaarheid en procedures
In dit hoofdstuk worden de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid beschreven. Indien het plan voorziet in de uitvoering van werken door HHNK, dan moet de financieel-economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond.
7.1 Economische uitvoerbaarheid HHNK draagt de kosten voor de aanleg van het gemaal en de verwerving van grond voor zover nodig. Het hoogheemraadschap heeft hiervoor een budget gereserveerd en de economische uitvoerbaarheid is voldoende verzekerd.
7.2 Belanghebbenden Naast HHNK als initiatiefnemer en beheerder van de waterkering zijn de volgende belanghebbenden geïnventariseerd. Rijkswaterstaat Beheerder en eigenaar van het Monnickerdammergat waarnaar het gemaal haar water uitslaat. Rijkswaterstaat heeft aangegeven vinger aan de pols te willen houden over de vraag in hoeverre de uitslag van water door het gemaal een hogere slibbelasting zou kunnen betekenen voor het Monnickendammergat en de bij Rijkswaterstaat in beheer zijnde vaargeulen. Dit is inmiddels naar tevredenheid van Rijkswaterstaat onderzocht. Bij een voldoende verdieping ter plaatse van in- en uitstroom zullen de stroomsnelheden laag blijven en wordt slibtransport voorkomen. Provincie Noord-Holland De provincie Noord-Holland is belanghebbende als beheerder van de N247 en vanwege de Nieuwendam in hoedanigheid als provinciaal monument. De provincie is in dat licht reeds in een vroeg stadium betrokken bij locatiekeuze en vormgeving van het gemaal. Zoals genoemd in 3.2.3 zal het plan in de eerste helft van 2014 voorgelegd woorden aan de Adviescommissie Ruimtelijke Ordening. Gemeente Waterland Gemeente Waterland is belanghebbende en vergunningverlener van de omgevingsvergunning en stelt het bestemmingsplan vast. De gemeente is betrokken bij de voorbereiding van het project gemaal Monnickendam. Stadsraad Monnickendam en polderraad Katwoude Beide raden zijn vooraf geïnformeerd over de plannen van het gemaal en betrokken bij de keuze van het architectonisch schetsontwerp. Omwonenden Ten noordwesten is sprake van het bouwplan “Riant Wonen aan het Water”. Het gaat daarbij om vijfentwintig nieuwbouw woningen die langs de waterkant van de Purmer Ee geprojecteerd zijn. De eigenaar van de jachthaven de Zeilhoek is ook als belanghebbende aangemerkt aangezien de zeilhoek met de voorgenomen uitbreidingsplannen meer in de nabijheid van het gemaal komt te liggen. Op 17 juni 2014, 27 augustus 2014 en 17 februari 2015 zijn informatieavonden gehouden om belanghebbenden in te lichten over de plannen van het gemaal.
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Projectplan gemaal Monnickendam
P agina
47
D atum
18 februari 2015
Recreatievaart Op de Purmer Ee en het Monnickendammergat is recreatievaart aanwezig. In verband met veiligheid is het van belang dat het gemaal afgeschermd wordt om een te dichte toenadering van kleine recreatievaart te voorkomen. Het beschikbare gebied voor recreatievaart zal echter niet significant afnemen. Eigenaren HHNK is eigenaar van de Nieuwendam. Het water (Purmer Ee) tot aan de voet van de dijk is in eigendom van de Provincie. In de Purmer Ee en aan de voet van de dijk wordt de instroomconstructie gerealiseerd. De Staat is eigenaar en waterstaatkundig beheerder van het buitendijks gelegen water (Monnickendammergat) aan de oostzijde van de Nieuwendam, daar waar de uitstroomconstructie zal worden gerealiseerd. De intentie is dat HHNK de gronden verwerft waar het gemaal zal worden gesticht en voorziet hierin geen problemen.
7.3 Procedure Het projectplan is op grond van artikel 5.4, lid 1 van de Waterwet genoemd in de bijlage bij artikel 1.1 van de Crisis- en Herstelwet. Dit betekent dat de bepalingen in hoofdstuk 1, afdeling 2 van de Crisis- en Herstelwet op het projectplan van toepassing zijn. In afdeling 2 zijn bepalingen opgenomen die betrekking hebben op de voorbereiding van besluiten, de beperking van beroepsrecht, het passeren van gebreken, beroep en hoger beroep en vernietiging van besluiten. Belanghebbenden als genoemd in paragraaf 7.2 zijn in het voortraject betrokken geweest en zijn op voorhand van de ter inzage legging van het projectplan op de hoogte gebracht. 7.3.1 Zienswijze ontwerpfase Bij de uniforme openbare voorbereidingsprocedure is het ontwerp-projectplan gedurende zes weken ter inzage gelegd. Belanghebbenden konden gedurende deze periode tegen het ontwerp-projectplan naar keuze schriftelijk of mondeling hun zienswijze over het ontwerp indienen bij Hoogheemraadschap Hollands noorderkwartier. Drie maanden na de inzagetermijn heeft het HHNK het projectplan vastgesteld. Binnen deze periode zijn de zienswijzen beantwoord. Tijdens de inzagetermijn heeft het hoogheemraadschap een drietal zienswijzen ontvangen. In een separate inspraaknota (15.375) zijn deze zienswijzen belicht en beantwoord. Tijdens de informatieavond van 17 februari 2015 zijn de omwonenden op de hoogte gebracht van een nadere uitwerking van het schetsontwerp voor het gemaal Monnickendam tot een voorlopig ontwerp. In deze uitwerkingsslag zijn veel van de vragen meegenomen die op eerdere informatiebijeenkomsten zijn gesteld. Vanwege de informatieavond van 17 februari 2015 is de aanvankelijke planning om het projectplan binnen 12 weken na de zienswijzetermijn vast te stellen, met 8 dagen verruimd. 7.3.2 Beroep na vaststelling Na vaststelling van het projectplan kan in afwijking van artikel 8.1, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht een niet tot de centrale overheid behorende rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld of een niet tot de centrale overheid behorend bestuursorgaan geen beroep instellen tegen een besluit van een tot de centrale overheid behorend bestuursorgaan, indien dat besluit niet is gericht tot die rechtspersoon of tot een orgaan van die rechtspersoon, onderscheidenlijk tot dat bestuursorgaan of tot de rechtspersoon waartoe het bestuursorgaan behoort.
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Projectplan gemaal Monnickendam
P agina
48
D atum
18 februari 2015
Beroep dient binnen zes weken na de bekendmaking van het projectplan ingesteld te worden bij de rechtbank. Bezwaarmogelijkheid voorafgaand aan de mogelijkheid van beroep op de rechter is niet mogelijk.
7.4 Planschade Burgers die als gevolg van dit project en ondanks bovenstaande maatregelen schade lijden, kunnen aanspraak hebben op financiële compensatie. HHNK heeft een Nadeelcompensatieregeling op basis waarvan beoordeeld wordt of schade financieel vergoed wordt. Degenen die als gevolg van dit projectplan schade lijdt kan een op grond van artikel 7.14 Wtw een verzoek doen tot vergoeding. Bij behandeling van dat verzoek wordt onder meer bekeken of de schade redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en of de vergoeding niet of niet voldoende anderszins is verzekerd.
7.5 Andere relevante procedures Voor de realisatie van gemaal Monnickendam zijn naast het bestemmingsplan en projectplan meerdere vergunningen noodzakelijk. De belangrijkste vergunningen zijn: een omgevingsvergunning voor het bouwen van het gemaal, aanleggen van een uitrit en in enig opzicht wijzigen van een provinciaal monument wordt verkregen indien voldaan wordt aan de vereisten die in de wet genoemd worden. Aan deze eisen kan worden voldaan, waardoor verwacht wordt dat de omgevingsvergunning verleend wordt. Gelijktijdig met het indienen van de omgevingsvergunning dient een melding Activiteitenbesluit te worden gedaan; een ontheffing Flora- en faunawet voor het verstoren van beschermde soorten. Door het nemen van mitigerende maatregelen is het aannemelijk dat een ontheffing wordt verkregen voor het uitvoeren van de werkzaamheden; voor de verdieping ter plaatse van de uitstroom is een ontgrondingenvergunning benodigd, aan te vragen bij Rijkswaterstaat. voor de verdieping ter plaatse van de instroom en de landaanwinning daar is geen ontgrondingenvergunning nodig. Dit volgt uit artikel 3 van de ontgrondingenverordening van de provincie Noord-Holland waarin het volgende is bepaald: ‘[…] bij de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk door of vanwege de beheerder overeenkomstig een daartoe vastgesteld projectplan als bedoeld in hoofdstuk 5 van de Waterwet’. In Tabel 4 en Tabel 5 zijn de vergunningen, het bevoegd gezag, de proceduretijd en bezwaar- of beroepstermijn opgenomen die nodig zijn voor de realisatie van het project
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Projectplan gemaal Monnickendam
P agina
49
D atum
18 februari 2015
Tabel 4 Vergunningen opdrachtgever
Vergunningen door opdrachtgever
Bevoegd gezag
Proceduretijd Bezwaar- of beroepstermijn
Bestemmingsplan
Gemeente Waterland
min. 6 tot 9 mnd.
6 weken
Projectplan
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
26 weken
6 weken
Ontgrondingenvergunning
Rijkswaterstaat
26 weken
6 weken
Ontheffing Flora- en faunawet
Ministerie EL&I
16 weken
6 weken
Bevoegd gezag
Proceduretijd
Bezwaar- of
Tabel 5 Vergunningen aannemer
Vergunningen door aannemer
beroepstermijn
Meldingen Besluit
Bodem+ (gemeente
bodemkwaliteit
Waterland)
5 werkdagen
n.v.t.
4 weken
n.v.t.
- grond en niet vormgegeven bouwstoffen; - IBC -bouwstoffen. Melding grondroerdersregeling
Kadaster
20 werkdagen
n.v.t.
APV ontheffing geluidhinder
Gemeente Waterland
8 weken
6 weken
Verkeersbesluit (BABW)
Provincie Noord-Holland
8 weken
6 weken
Verkeersbesluit (BABW)
Hoogheemraadschap Hollands
8 weken
6 weken
Noorderkwartier Melding Blbi
Rijkswaterstaat
4 weken
-
Nautische toestemmingen
vaarwegbeheerder
8 weken
6 weken
Ontheffing Scheepvaartverkeerswet +BPR
vaarwegbeheerder
8 weken
-
Omgevingsvergunning
Gemeente Waterland
8 weken
6 weken
4 weken
n.v.t.
- bouwen - monument - kappen - invoeg- en uitvoegstrook naar N247
Provincie Noord-Holland
Melding activiteitenbesluit 4
Gemeente Waterland
4
D e melding ingevolge het Activiteitenbesluit moet gelijktijdig met de omgevingsvergunning ingediend worden.
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Projectplan gemaal Monnickendam
P agina
D atum
50
18 februari 2015
Bijlagen In afzonderlijk document (15.5200) Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
1: 2: 3: 4: 5:
Situatieschets Kabels en leidingen Voortoets Natuurbeschermingswet Archeologisch onderzoek en PVE archeologische begeleiding Quickscan explosieven
Verslag 29e vergadering ARO, 25 februari 2014 Aanwezige ARO-leden: G. Faber (voorzitter), P. Berkhout, G. Borger, M. van Diest, R. van Leeuwen, S. Slabbers Namens de provincie: T. van Laar (secretaris, verslag), J. Slangen (RI), B. Witteman (RI), H. Ziengs (SVT)
1. Opening en mededelingen
Mogelijk verzoekt de gedeputeerde de volgende vergadering de verplaatsing van een melkveehouderij uit de dorpskern van Durgerdam naar de Liergouw te Amsterdam-Noord te agenderen. De Technische Adviescommissie Hoofdgroenstructuur Amsterdam heeft hier al over geadviseerd aan de gemeente Amsterdam en de ARO-leden Guus Borger, Rob van Leeuwen en Marijke van Schendelen, die daar deel van uitmaken of –maakten kunnen daar dan niet nogmaals over adviseren. Als de andere ARO-leden wel aanwezig zijn resteert een net voldoende omvang om hier vanuit het provinciale belang desgevraagd onafhankelijk over aan GS te kunnen adviseren.
2. Verslag 28e ARO-vergadering 29 januari 2014
Het verslag wordt inhoudelijk definitief vastgesteld.
3. Ervaringen met de digitale aanlevering van stukken via het iBabs systeem Het is enkele ARO-leden niet gelukt in te loggen. Gebleken is dat dit niet heeft gelegen aan de betreffende leden. Er wordt gewerkt aan verbeterde toegang en deze leden wordt gevraagd dit daarna opnieuw uit te proberen. Vastgesteld wordt dat iBabs niet werkt op een iphone, maar dat wel, zij het niet eenvoudig, opslaan op een tablet mogelijk is. Voorts constateert de ARO dat het op papier toezenden van de essentiële stukken, zoals deze keer is gebeurd, ook voor de toekomst op prijs wordt gesteld, met name waar het gaat om de ontwerptekeningen.
4. Voorbespreking van de agenda In een niet openbaar overleg worden de diverse ingebrachte plannen voorbesproken.
5. Woning De Haal 145, gemeente Oostzaan
1
Aanwezig bij dit agendapunt: de heren P. Visser (wethouder), A. Warmenhoven (beleidsmedewerker gemeente) en W. Noom (adviseur van de initiatiefnemer) Het betreft de realisering van een woning (inclusief bijgebouwen 492 m2) op het perceel De Haal 145, ter vervanging van (de restanten van) oude bedrijfsbebouwing (1164 m2). De bebouwing is sterk verwaarloosd en bovendien is verontreiniging met asbest aangetoond. De gemeente heeft in het vigerende bestemmingsplan Buitengebied Oostzaan 2013 (in navolging van het voorheen geldende bestemmingsplan Buitengebied-Noord) een bouwvlak opgenomen om één woning met bijgebouwen te kunnen realiseren. Dit bouwvlak ligt echter tegen de weg aan, te dicht bij het tegenover gelegen loonbedrijf, en wijkt af van de situering van de zogenaamde BBG-scherven volgens de PRVS, die zijn vastgelegd conform de verspreide bestaande bebouwing. De voorgestelde ontwikkeling betreft dus het verschuiven en comprimeren van BBG-scherven. De wethouder licht toe dat men al jaren met het perceel bezig is. Er was behalve van verwaarlozing en verontreiniging sprake van illegale bewoning en de vestiging van nomaden, met noodzakelijk juridisch ingrijpen als gevolg. De nieuwe eigenaar wil het terrein saneren en er zelf gaan wonen. Dit heeft de steun van het college en men wil nu graag verder met de procedure. De adviseur van de initiatiefneemster geeft aan dat het bestaande bouwvlak te dicht bij de weg en met name het tegenoverliggende loonbedrijf ligt en dat daarom gekozen is voor een locatie wat verder van de weg op het bosperceel gelegen. Er komt zo min mogelijk verharding, gekozen is voor eenvoudige waterdoorlatende paden. Een langgerekt gebouw, een voormalige kippenschuur, is karakteristiek, wordt opgeknapt en in de toekomst benut als atelierruimte. De ARO vraagt zich af waarom op deze locatie ‘achteraf’, in een bosperceel, voor een stolp wordt gekozen. Een stolp verwacht je vóór op het land en aan de weg, het gaat doorgaans om een manifest, zeer aanwezig en pontificaal gebouw. Zo’n stolp verhoudt zich ook slecht tot de beoogde houtsnippers. Deze plek vraagt om een minder monumentale en meer ingetogen benadering. Het gaat hier, vanuit de rol van de ARO, niet om een ‘verbod’ van een stolp, maar om een hopelijk overtuigend advies. De adviseur geeft aan dat hier nog geen architect naar heeft gekeken en stelt het ARO-advies op prijs. De ARO constateert voorts dat sprake is van vier kadastrale percelen, waarvan er twee ten behoeve van het wonen worden benut. Wordt hier de natuurlijke erfbeplanting, overigens nog niet van heel oude datum, behouden? Wat gebeurt er met de andere percelen? Deze zijn nu verwaarloosd en er dreigt verwildering. Zonder ingrijpen ontstaat hier ook bos in de vorm van berk en els. De gemeente en adviseur geven aan dat het de bedoeling is dat de bestaande natuurlijke opslag rond het woonhuis behouden blijft en dat hier geen nieuwe, niet passende beplanting komt. Het is voorts de wens om de overige gronden te verpachten aan agrariërs, zodat ze
2
kunnen worden begraasd en verruiging wordt tegen gegaan. Een en ander zal in een beheersplan als anterieure overeenkomst worden vastgelegd. De ARO geeft aan dat de achtergrondinformatie over de voorgeschiedenis en het initiatief van de nieuwe eigenaar vertrouwen geeft in een goede ontwikkeling. Het gaat om een prachtige woonlocatie en ook een ingetogen typologie van bewoning zal aan de woonkwaliteit geen afbreuk doen. De wethouder geeft ten slotte desgevraagd aan dat, doordat de voorgestelde situering van de woonfunctie niet botst met het loonbedrijf, het mes aan twee kanten snijdt en dit bedrijf ook kan worden gelegaliseerd. Conclusie: De ARO ziet de noodzaak van sanering van de aanwezige opstallen en de kwaliteitsverbetering die optreedt door hier ter vervanging één woning te realiseren. Ook heeft de ARO er begrip voor dat die woning met behoud van de bestaande bosopslag op enige afstand van de weg wordt gesitueerd. De commissie vraagt aandacht voor de functie van de aangekochte percelen waar geen plan voor is gemaakt. Om het open landschap te behouden is het van belang dat dit wordt begraasd. De ARO adviseert om bij de nadere architectonische invulling van het plan niet te kiezen voor een stolpvorm, omdat bij de locatie in het landelijk gebied en de situering op het beboste perceel een meer terughoudende, ingetogen vorm meer passend zou zijn. Voorts onderschrijft de ARO de ambities van gemeente en initiatiefnemer om de verruigde percelen die niet voor de woonfunctie worden benut een agrarische functie te geven, waardoor de verruiging wordt bestreden, en adviseert de ARO om dit in de bestemmingsregeling vast te leggen.
6. Uitbreiding camping Tempelhof, Callantsoog, gemeente Schagen Aanwezig bij dit agendapunt: de heer H. van Muijen (initiatiefnemer), mevr. J. de Graaf (vertegenwoordiger/adviseur van initiatiefnemer), de heer W. Douwsma (bureau BÜgelHajema), de heer J. Kaandorp (beleidsmedewerker gemeente Schagen)
Het betreft een oostwaartse uitbreiding van camping Tempelhof aan de Abbestederweg in Callantsoog. Op het bestaande terrein van ruim 12 hectare zijn 485 recreatieplaatsen (kampeerplaatsen, caravanplaatsen en vaste stacaravans) aanwezig; de eigenaren willen hier herstructureren en een kwaliteitsverbetering doorvoeren. Door een ruimere opzet komen ongeveer 70 plaatsen te vervallen. Ter compensatie en financiering wordt een uitbreiding van 4 hectare met ongeveer 170 nieuwe recreatieplaatsen, waaronder 24 chalets, voorzien. Hoewel er (nog) geen provinciaal toetsingskader is, blijkt uit onderzoek in opdracht van de provincie, dat alleen nog de vraag naar de uiterste vormen van verblijfsrecreatie, ‘basic’ kamperen bij de boer en de luxere vormen van kamperen, bungalows of chalets, nog toeneemt. In die ontwikkeling voorzien de plannen. Op het zuidelijk deel van het uitbreidingsperceel wordt natuurcompensatie gerealiseerd en daarnaast wordt een perceel 3
van 2 hectare aan de Jeweldijk aangekocht, dat eveneens een natuurbestemming zal krijgen. De gemeente geeft om te beginnen aan, dat er nota is genomen van de constatering bij de provincie dat er van een structurele gemeentelijke beleidsvisie op de verdere ontwikkeling van de recreatiesector en van de landschappelijke structuur van het gebied geen sprake is. Daardoor zouden afzonderlijke plannen van bedrijven te veel ad hoc moeten worden beoordeeld en zouden grote landschappelijke investeringen achterwege blijven. De gemeente geeft aan dat er wel degelijk beleid op dit gebied aanwezig is en dat dit weliswaar niet is meegestuurd, maar wel op de website is te vinden. De nu voorgestelde ontwikkeling past in de gewenste clustering van recreatieterreinen, conform dit beleid. De heer Douwsma geeft een toelichting op het ontwerp voor de uitbreiding. Er wordt een meerwaarde voor de omgeving beoogd. De gebouwen aan de Abbestederweg moeten mede opgewaardeerd worden. De oude en nieuwe helft van de camping moeten met elkaar worden verbonden. Dit biedt kansen om de entree iets te verschuiven en te verstevigen, met daarachter een pleinachtige groene ruimte waar kan worden geparkeerd. Hier moet ook iets van de openheid van het landschap worden ervaren. Langs de Westerweg, tussen beide campingdelen, komt een groen-blauwe zone met voldoende maat en belevingswaarde. Er is een zonering aangebracht van meer naar minder intensief. Aan de zuidzijde komt nieuw nollengebied, tevens bedoeld voor kleinschalig kamperen. Bij deze toelichting worden enkele aanvullende afbeeldingen uitgereikt, waarbij onder meer de positie van de camping met uitbreiding in de wijdere omgeving wordt verduidelijkt. De ARO informeert naar de functie en de toekomst van de terreinen aan de oostzijde van de uitbreiding. Daar liggen een bedrijfsterreintje en een renbaan voor drafpaarden. Daar is voor de toekomst een bestemming als ‘nijverheid en handel’ voorzien, maar er zijn volgens de gemeente geen concrete plannen die te realiseren. De initiatiefnemer ziet die toekomst als bedrijventerrein niet als strijdig met zijn wensen, want een natuurbestemming zou meer belemmeringen geven. De ARO constateert dat eerdere beleidsstukken, die men zelf beschikbaar had vanwege de toezending daarvan bij de behandeling van eerdere uitbreidingsplannen van verblijfsrecreatieterreinen, anders dan de gemeente beweert, afwijkende toekomstvisies weergeven. Daar is sprake van uitbreiding van het bedrijventerrein en het huidige uitbreidingsterrein van de camping zou zijn bedoeld voor de landschappelijke inpassing van dit bedrijventerrein. De constatering is dat de gemeente wel degelijk beleid heeft, maar het nog niet goed bij elkaar weet te houden. Los daarvan ziet de ARO geen grote bezwaren tegen de ontwikkeling van de verblijfsrecreatie op het terrein, maar het zou wel wenselijk zijn geweest als er heldere landschappelijke principekeuzen aan de ontwikkeling van het terrein ten grondslag hadden gelegen. Bijvoorbeeld een aansluiting bij het nollenlandschap of bij het open landschap of misschien wel een half agrarisch ervenlandschap. Wat hier aan de orde is, is de na te streven mate van openheid en de relatie met de omgeving. De ARO begrijpt uit de overhandigde informatie dat 4
er in ieder geval aansluiting is gezocht bij de natuurontwikkeling aan de andere zijde van de Jeweldijk en heeft hier wel waardering voor. Voorts constateert de ARO dat er veel ontwerpambities in het plan zijn opgenomen, maar dat het op veel gedachten hinkt. Daardoor zijn er onderling verschillende deelterreinen en is het terrein als geheel versnipperd. Als gekozen wordt voor één thema, dan zou er meer interne samenhang kunnen ontstaan. Het plan zou winnen aan rust en samenhang als het onder één noemer zou kunnen vallen. Daarbij kunnen de relaties met de omgeving worden meegenomen, want niet altijd is helder op welke plaatsen is gekozen voor afscherming en openheid. De ontwerper geeft aan, dat gekozen is voor de nadruk op de noord-zuid lijnen, nollen aan de zuidzijde en groene randen, die het geheel ’een stevig jasje’ geven. Op enkele plaatsen wordt de open ruimte voelbaar gemaakt. Het doorzicht op de renbaan is misschien niet het fraaiste, maar je kunt er ver kijken. De ARO vraagt zich af hoe groot de kans is dat de extensieve terreinen ook met chalets bebouwd gaan worden. De gemeente en eigenaar geven aan dat dit niet de bedoeling is. Er moet ook ruimte zijn voor fietskampeerders en die kunnen zelfs gratis terecht. De gemeente geeft aan dit onderscheid vast te willen leggen in het bestemmingsplan, zodat de blijvende openheid van het zuidelijk nollengebied gegarandeerd is. De ARO stelt nogmaals aan de orde dat één thema wenselijk is en dat dit bij voorkeur een meer natuurlijke ontwikkeling is. Een landschappelijke inrichting en een intensief gebruik gaan goed samen. Nu is het iets te veel een formele, ’chique’ inrichting. Er wordt vaak te veel aan dit soort terreinen ontworpen. Het geheel kan een meer natuurlijke uitstraling krijgen met behoud van alle beoogde functies. Dan zou het geheel mogelijk ook meer passend bij de locatie worden. Ook zou het de gebruikers gelukkiger kunnen maken. Ten slotte wijst de ARO op de geplande zichtlijnen. Het is zaak goed op de gekozen ruimtematen en de detaillering te letten, want anders werkt de beleving niet meer. Conclusie: De ARO heeft begrip voor de uitbreidingsbehoefte en de locatiekeuze die hiervoor is gemaakt. Het advies van de ARO is dan ook in essentie positief. De ARO adviseert daarbij de gemeente om in een groter kader het beleid voor de ontwikkeling van de verblijfsrecreatie in het gebied eenduidig af te stemmen op de ontwikkeling van het landschappelijk raamwerk en het aanliggende en mogelijk verder te ontwikkelen bedrijventerrein. De ARO adviseert initiatiefnemer en ontwerper om in het ontwerp van de uitbreiding nog meer te streven naar een heldere keuze voor landschappelijke thematiek in aansluiting op de omgeving en het bereiken van interne samenhang tussen de verschillende zones. Een zo natuurlijk mogelijke uitstraling, met behoud van alle functies voor het hele terrein, zou daarbij vanuit het landschap geredeneerd de voorkeur hebben. Voorts adviseert de ARO om daarbij nog eens
5
goed te letten op de te creëren zichtlijnen naar het omringende landschap, de situering daarvan en de garanties die nodig zijn om zichtlijnen daadwerkelijk beleefbaar te maken.
7. Gemaal Monnickendam, gemeente Waterland Aanwezig bij dit agendapunt: mevr. I. van Erp en de heer M. Poort (Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier), de heer D. Dollen (SOOH Architecten) en de heer J. Hendriksen (provincie Noord-Holland, RI)
Het betreft de aanleg door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier van een gemaal op de dijk tussen Purmer Ee en het Monnickendammer Gat (de Nieuwendam), tussen Monnickendam en Katwoude, waarover de N247 loopt. Aanleiding is de studie Bescherming Wateroverlast Noorderkwartier, waarin kaders zijn aangegeven voor verbeteringsmaatregelen aan de ruim 220 poldersystemen binnen Hollands Noorderkwartier. De spuicapaciteit bij Schardam en Monnickendam blijkt niet meer toereikend om wateroverlast te voorkomen. Een nieuw gemaal nabij Monnickendam is noodzakelijk om op termijn voldoende spuicapaciteit te hebben om de waterstand op peil te houden. In een omgevingsstudie zijn meerdere locaties beoordeeld en dit heeft geleid tot een voorkeurslocatie. De ontwerper geeft een toelichting aan de hand van een beeldenreeks. De dijk heeft druk verkeer, dubbele fietspaden, bushalten en zichtbelemmerende bosschages. Er is voor gekozen het programma (waaronder een vergaderlocatie voor alleen het Hoogheemraadschap) goeddeels in de dijk, onder maaiveld onder te brengen. Het gemaal heeft een instroomkant aan de Purmer Ee en een uitstroomkant aan het Monnickendammer Gat. Het wordt een bijzonder element in het landschap, waarbij is gekozen voor ontwerpuitgangspunten als een zichtbare inpassing, niet te veel monumentaliteit, een robuust karakter, maar ook een rustpunt op de dijk, waar met name fietsers optimaal kunnen genieten van het uitzicht. Het concept is doorvertaald naar een licht oplopend dakniveau aan de instroomkant en een licht aflopend karakter aan de uitstroomkant. Tussen de teen en de kruin van de dijk is aan de instroomkant ook ruimte voor bijvoorbeeld mobiele kranen. Het lage deel is niet publiek toegankelijk, alleen bedoeld voor strikt noodzakelijk verkeer, bijvoorbeeld van onderhoudsmonteurs. Nu is dit nog alleen getekend aan de zuidzijde, maar ook aan de noordzijde is een vergelijkbare toegangsweg vanaf de dijk naar het lage niveau nodig. De uitstroomkant heeft een kleiner programma. Hier is een trapsgewijze constructie mogelijk, als ware het een tribune naar het water. Hier zijn geen constructies ten behoeve van de veiligheid nodig. Als materiaal is aan beide zijden gekozen voor basalt. Het Hoogheemraadschap geeft aan dat er normaal slechts 10 cm peilverschil is en dat het in uitzonderlijke gevallen ook mogelijk moet zijn dat het gemaal in omgekeerde richting wordt gebruikt. Hier zijn geen aparte veiligheidsvoorzieningen of krooshekreinigers voor nodig. De ARO wijst erop dat het water van de Gouwzee en de kom achter de plek van het gemaal relatief schoon is. Dat blijkt ook uit het snelle bevriezen in de winter, waar schaatsers dan direct intensief gebruik van maken. Wordt de waterkwaliteit niet aangetast door het spuien? 6
In de onderzoeken van Witteveen + Bos die zijn meegestuurd is hieraan geen aandacht besteed. Minder goed water beïnvloedt het toeristisch product van de oud-Hollandse ijspret. Om die goed te kunnen beleven is het overigens gewenst de spontaan opgekomen beplanting aan de Gouwzeezijde van de dijk te verwijderen. Het Hoogheemraadschap geeft aan dit mee te zullen nemen, maar niet over de beplanting te gaan: dat is een zaak van de gemeente, die overigens niet bij de behandeling aanwezig is. De ARO constateert vervolgens dat de locatiekeuze is verantwoord in een scoringstabel, waarin ruimtelijke argumenten niet zijn meegenomen. Weliswaar staat wat betreft de ARO de locatiekeuze niet ter discussie, maar als overwegingen betreffende bijvoorbeeld zichtlijnen, panorama’s en bosschages waren meegenomen dan hadden ze ook een onderdeel kunnen zijn van de architectonische opgave. De opgave om het in te passen in de omgeving had expliciet deel kunnen uitmaken van de opdracht aan de architect, die nu voor de locatie een min of meer ‘vrije opdracht’ heeft gekregen. Voorts stelt de ARO vast dat er hekken nodig zijn voor beide toegangswegen tot het gemaal vanaf de dijk. Die hekken zijn vaak zeer pregnant aanwezig en kunnen bij een slechte uitvoering hinderlijk zijn in de ruimtelijke beleving. Op de architectuurtekeningen zijn ze niet terug te vinden. De ARO adviseert ze als integraal onderdeel van de architectuuropgave en in de 3D-beelden mee te nemen, zodat ze op vriendelijke wijze kunnen worden ingepast. De ARO ervaart het gekozen concept als helder en duidelijk. De ARO vindt het passend dat voor een programma in de dijk, goeddeels onder maaiveld, is gekozen. Toch is de uitwerking nog redelijk monumentaal. Hoe ver moet je gaan met de verbijzondering van de plek? Wordt het niet te veel een ‘burcht’ aan de dijk? De horizontaliteit van de dijk moet voorop staan en dit vraagt om iets meer ingetogenheid. Door de balustrade wordt het meer een gebouw, aanbevolen wordt daar nog eens op te letten. Vanuit de cultuurhistorie wordt ten slotte opgemerkt dat het gaat om een uniek type dijk, die, in tegenstelling tot de in de stukken vermelde jaartallen, dateert van 1401 of 1403. De oudste schriftelijke bronnen dateren van de 16e eeuw. Van de techniek van het aanleggen van de dijk is maar weinig bekend. Door de aanleg van het gemaal dient zich de unieke kans aan terug te kijken in de tijd naar de ontstaansgeschiedenis en de techniek van het aanleggen. De ARO beveelt aan die kans zo veel mogelijk te benutten. Conclusie: De ARO ziet de noodzaak van de ingreep en kan zich ook in de locatiekeuze vinden, al hebben ruimtelijke overwegingen hierin onvoldoende meegespeeld. De ARO adviseert om nog nadere aandacht te besteden aan de gevolgen van het spuien voor de waterkwaliteit, die nu aan de Gouwzeezijde van hoge kwaliteit is. Ook adviseert de ARO om bij de architectonische uitwerking meer aandacht te geven aan de context van de historische Nieuwendam en te streven naar een ingetogen karakter (niet teveel een burcht), met aandacht voor de horizontaliteit van de dijk en het onbelemmerde zicht op de Purmer Ee en om in het ontwerp ook de te realiseren hekwerken voor de beide toegangswegen gelijk als architectonische opgave mee te nemen. Voorts adviseert de ARO voor de directe omgeving, waarvoor de 7
gemeente primair verantwoordelijk is, om de bosschages aan de oostzijde van de dijk die het zicht op de Gouwzee belemmeren, te verwijderen. Ten slotte adviseert de ARO om bij de aanleg van het gemaal de kans te benutten om goed archeologisch onderzoek te verrichten naar de ontstaansgeschiedenis en aanleg van deze oude dijk, die van een type is waarover nog veel onbekend is.
8. Ontwikkelingen rond de ARO Het aangenomen amendement betreffende de ARO bij de behandeling van de aangepaste PRVS in PS (3 februari 2014) wordt door de ARO voor kennisgeving aangenomen. Op basis van het amendement zal de ARO in de verordening vermeld blijven. Op grond van de vastgestelde wijzigingen in de rol en werkwijze van de ARO krijgt de ARO een ambtelijke voorzitter. Geke Faber is hierover door de gedeputeerde geïnformeerd. Dit wordt Bregje van Beekvelt, sectormanager Ruimtelijke Inrichting bij de Directie Beleid. Afgesproken is dat zij de eerstvolgende maartvergadering als toehoorder zal bijwonen en de daarop volgende vergadering van 14 mei als eerste zal voorzitten. De vergadering van woensdag, de 26e maart is echter Geke Faber verhinderd en ook de plaatsvervangend voorzitter Guus Borger is dan verhinderd. Ter vergadering wordt gekozen voor verplaatsing naar dinsdag 25 maart. Geke Faber kan dan voorzitten, ook de andere ARO-leden kunnen dan, alleen Guus Borger is dan wegens vakantie verhinderd. Conform de afspraak zal er worden gerouleerd met het lidmaatschap om zo een geleidelijke vervanging te krijgen. Petra Berkhout heeft aangegeven als eerste te willen vertrekken. Er wordt gezocht naar een vervangend lid, waarbij wordt gezocht naar iemand met een op de kerndisciplines aanvullend, economisch- commercieel profiel. Het zou dan moeten gaan om een nieuw vast lid. Zo mogelijk vindt die vervanging ook 14 mei plaats, anders een latere vergadering. Afgesproken wordt dat een voorstel voor een rouleerschema de volgende vergadering wordt geagendeerd. Voor de aanblijvende ARO-leden zal de aanstelling formeel worden verlengd.
9. Jaarverslag over 2013 De 14e mei is voorafgaand aan de reguliere vergadering bestemd voor een ARO-tournee langs locaties waarover in 2013 is geadviseerd en waarbij ten behoeve van het jaarverslag een filmpje zal worden opgenomen. Tevens zal dan een ontmoeting worden gearrangeerd tussen gedeputeerde Talsma en afscheid nemend voorzitter Geke Faber, die beiden die dag op een congres moeten zijn, maar een deel van de tijd in hun agenda’s zullen vrijmaken. Die ontmoeting zal om logistieke redenen in de buurt van Schoorl plaats hebben. Nadere informatie naar alle ARO-leden volgt.
8
10. Volgende ARO-vergadering NB: in afwijking van het eerder opgestelde schema is dat nu dinsdag 25 maart 2014
9
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Voortoets Natuurbeschermingswet 1998 aanleg gemaal Monnickendam
INHOUDSOPGAVE
blz.
1. INLEIDING 1.1. Aanleiding 1.2. Ligging plangebied 1.3. Leeswijzer
1 1 1 2
2. PLANBESCHRIJVING 2.1. Doel 2.2. Bestaande situatie 2.3. Toekomstige situatie 2.4. Uitvoering
3 3 3 4 5
3. WETTELIJK KADER 3.1. Natuurbeschermingswet 1998 3.2. Ligging beschermde gebieden
7 7 8
4. METHODIEK 4.1. Afbakening verstoringsaspecten 4.2. Effectbepaling 4.2.1. Oppervlakteverlies 4.2.2. Verzuring 4.2.3. Vermesting 4.2.4. Verandering stroomsnelheid 4.2.5. Verstoring door geluid 4.2.6. Verstoring door licht 4.2.7. Verstoring door trilling 4.2.8. Verstoring door beweging/optiek 4.3. Samenvatting
11 11 11 12 12 12 12 12 13 13 13 13
5. KENMERKEN MARKERMEER & IJMEER 5.1. Status 5.2. Gebiedsbeschrijving 5.3. Instandhoudingsdoelstellingen 5.4. Aanwezigheid habitattypen en soorten nabij de planlocatie
15 15 15 15 17
6. EFFECTBESCHRIJVING 6.1. Aanlegfase 6.1.1. Oppervlakteverlies 6.1.2. Verzuring en vermesting 6.1.3. Verstoring door geluid 6.1.4. Verstoring door licht 6.1.5. Verstoring door trilling 6.1.6. Verstoring door beweging/optiek 6.2. Gebruiksfase 6.2.1. Verandering stroomsnelheid 6.2.2. Verstoring door geluid 6.2.3. Verstoring door trilling
19 19 19 20 20 20 21 21 21 21 22 23
7. CONCLUSIE
25
8. BRONNEN
27
laatste bladzijde BIJLAGEN I Brief provincie Noord-Holland
27 aantal blz. 3
1.
INLEIDING
1.1.
Aanleiding Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is sinds de wateroverlastsituaties aan het einde van de vorige eeuw actief aan de slag gegaan met het doorvoeren van verbeteringen in het watersysteem, waarmee dergelijke overlastsituaties in de toekomst zoveel mogelijk voorkomen kunnen worden. In de studie Bescherming Wateroverlast Noorderkwartier (BWN-studie) zijn kaders aangegeven voor verbeteringsmaatregelen aan poldersystemen binnen het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK). Hiervan voeren ongeveer 72 polders hun overtollige water af op de Schermerboezem. Na de totstandkoming van het Markermeer zijn de spuimogelijkheden vanuit de Schermerboezem bij Schardam, Edam en Monnickendam zeer beperkt mogelijk. Op basis van de boezemstudie 2007 is besloten nader onderzoek te doen naar de haalbaarheid van volwaardige bemaling bij Schardam en Monnickendam. De gemalen worden door het hoogheemraadschap binnen de kaders van het waterakkoord ingezet om situaties van wateroverlast te voorkomen en de wateraanvoer te garanderen. Voor de bouw van het gemaal in Schardam is ondertussen een Natuurbeschermingswet vergunning verleent (zie Bijlage I). Omdat de ingreep voor beide gemalen vergelijkbaar is, zijn de effecten op de omgeving naar verwachting ook vergelijkbaar. De bouw van dit gemaal te Schardam vond, in tegenstelling tot het gemaal te Monninckendam, echter plaats op korte afstand van het Natura 2000-gebied Markermeer & IJmeer. In het rapport ‘Omgevingsanalyse gemaal Monnickendam’, Witteveen+Bos, d.d. 10 juni 2013, is de wenselijkheid en haalbaarheid van een aantal mogelijke locaties voor het gemaal te Monnickendam onderzocht. Op basis hiervan is een voorkeurslocatie gekozen. Deze rapportage behandelt de effectbepaling van de aanleg van het gemaal bij Monnickendam op de voorkeurslocatie op de Natuurbeschermingswet (Nbw) 1998. In het kader van de Nbw 1998 is het noodzakelijk om een Voortoets uit te voeren, waarin geïnventariseerd wordt of negatieve effecten kunnen optreden op binnen de Nbw 1998 beschermde natuurwaarden of dat deze op voorhand kunnen worden uitgesloten. Uit deze Voortoets blijkt hoe de verdere procedure over de realisatie van het gemaal in relatie tot de Nbw 1998 dient te worden doorlopen.
1.2.
Ligging plangebied Op basis van de omgevingsanalyse is de voorkeurslocatie van gemaal Monnickendam vastgesteld. In overleg met landschapsarchitecten en stedenbouwkundige architecten is vervolgens de precieze locatie gedefinieerd, zoals aangegeven in onderstaande afbeelding 1.1.
Witteveen+Bos, HHN41-2/14-002.926 definitief d.d. 7 februari 2014, Voortoets Natuurbeschermingswet 1998 aanleg gemaal Monnickendam
1
Afbeelding 1.1. Plangebied in omgeving en voorkeurslocatie Trekvaart
Purmer Ee Monnickendammer Gat Voorkeurslocatie
Grafelijkheidsluis
De gekozen locatie ligt op de dijk tussen de Purmer Ee en het Monnickendammer Gat. Deze dijk heet de Nieuwendam. De N247 loopt over de Nieuwendam. Het gemaal is aan de westzijde van de Nieuwendam gelokaliseerd, de uistroom aan de oostzijde. De perskoker lopen onder de N247. 1.3.
Leeswijzer Hoofdstuk 2 geeft een omschrijving van het project. In hoofdstuk 3 is het wettelijk kader toegelicht. Hoofdstuk 4 beschrijft de methodiek. In hoofdstuk 5 worden het Natura 2000gebied Markermeer & IJmeer en bijbehorende de instandhoudingsdoelen beschreven. Vervolgens is in hoofdstukken 6 de effectbepaling (Voortoets) uitgevoerd. Het rapport eindigt in hoofdstuk 7 met de conclusie.
2
Witteveen+Bos, HHN41-2/14-002.926 definitief d.d. 7 februari 2014, Voortoets Natuurbeschermingswet 1998 aanleg gemaal Monnickendam
2.
PLANBESCHRIJVING
2.1.
Doel Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is voornemens op de planlocatie een gemaal te realiseren. Om de volgende redenen is hier sprake van een groot belang om dit gemaal te realiseren: - het spuien onder vrij verval op het Markermeer is aangemerkt als een groot risico. Als niet gespuid kan worden, lopen de transportafstanden vooral voor het gebied van Laag Holland te ver op. Het peil in de boezem wordt dan te hoog, met als gevolg dat niet meer kan worden afgevoerd vanuit de polders naar het boezemstelsel, omdat de boezemkades anders kunnen bezwijken. Op termijn is voldoende spuicapaciteit nodig om de waterstand op peil te houden; - door realisatie van gemaal Monnickendam hoeven in de toekomst aan veel minder regionale boezemwaterkeringen in vooral Laag Holland versterkingswerken te worden uitgevoerd. Veel keringen kunnen namelijk goedgekeurd worden vanwege het positieve effect van het gemaal op de maatgevende belasting op de keringen; - in het zomerhalfjaar wordt het boezemsysteem gebruikt als aanvoerstelsel. Het gemaal is nodig om in de droge periodes voldoende water aan te voeren, waardoor waterpeilen kunnen worden gehandhaafd en geen verzakkingen kunnen optreden.
2.2.
Bestaande situatie Het plangebied van het gemaal ligt in de gemeente Waterland en in de provincie Noord-Holland (zie afbeelding 2.1). De gemeente Waterland is gelegen aan het Markermeer, en strekt zich uit rond de stad Monnickendam. Waterland is een streek in de provincie die zich kenmerkt als laaggelegen veenweidegebied doorsneden door vele sloten en vaarten. De huidige streek Waterland omvat het gebied van de huidige gemeenten Landsmeer, Purmerend (behalve de Purmer) en Waterland. Grote delen van de regio Waterland zijn onderdeel van het nationaal landschap Laag-Holland, en de projectlocatie valt hierbinnen. Kernkwaliteiten van dit landschap zijn onder meer de grote openheid van het landschap, de strokenverkaveling, de historische watergangen en de karakteristieke dijk- en lintdorpen.
Witteveen+Bos, HHN41-2/14-002.926 definitief d.d. 7 februari 2014, Voortoets Natuurbeschermingswet 1998 aanleg gemaal Monnickendam
3
Afbeelding 2.1. Bestaande situatie [lit. 1.]
Binnen het plangebied ligt de Nieuwendam met daarop de provinciale weg N247. De N247 heeft een belangrijke ontsluitingsfunctie heeft voor forenzen. Aan weerszijden van de N247 ligt een fietspad. In de omgeving van het gemaal op de Purmer Ee en in het Monnickendammer Gat is sprake van recreatievaart. 2.3.
Toekomstige situatie De planlocatie voor het gemaal en de instroomconstructie ligt binnendijks, ten westen van de N247, op een nog aan te winnen stuk land in de Purmer Ee. De uitstroomconstructie ligt buitendijks, ten oosten van de N247 en grenst aan het Monnickendammer Gat. De spuikokers kruisen de primaire waterkering tussen de Purmer Ee en de Gouwzee waarover de N247 loopt. Er zal een gemaal gerealiseerd worden die globaal de volgende onderdelen kent:
4
Witteveen+Bos, HHN41-2/14-002.926 definitief d.d. 7 februari 2014, Voortoets Natuurbeschermingswet 1998 aanleg gemaal Monnickendam
1. een nog aan te winnen stuk land aan de westzijde van de Nieuwendam met daarop het gemaal, bestaande uit onderwaterkelders met pompen en een bovenbouw voor o.a. de schakelkasten; 2. een instroomconstructie met drijfbalk als vaarbeveiliging; 3. een serie betonnen perskokers door de Nieuwendam (onder de N247 door); 4. een uitstroomconstructie aan de oostzijde van de Nieuwendam; 5. een uitvoeger en invoeger vanaf de N247 van en naar het gemaal. De aanvoer en verdeling van water bij het gemaal vindt plaats via de Purmer Ee. Het gemaal wordt elektrisch aangedreven door middel van pompen in een pompkelder. Het gemaal krijgt een maximale uitmaalcapaciteit van 1.200 m 3/min. Deze maximale capaciteit is alleen bij extreme weersomstandigheden en hoog water op de wadden noodzakelijk. Aangenomen wordt dat de maximale capaciteit circa eens in de vijf jaar aangesproken wordt, waarbij het gemaal dan gedurende 3 tot 4 dagen operationeel is. Daarnaast zal het gemaal naar verwachting 4 tot 5 keer per jaar gedurende een etmaal met beperkte capaciteit draaien. Het gemaal krijgt een inlaatcapaciteit van 500 m 3/min. Tijdens droogweerperioden dienen aanzienlijke hoeveelheden water te worden ingelaten om verzilting van de polders tegen te gaan. Inlaat van water zal normaal gesproken onder vrij verval plaatsvinden, maar er wordt toch pompcapaciteit geïnstalleerd voor inlaat van water om ook bij een mogelijk laag buitenpeil en hoog binnenpeil water te kunnen inlaten. Het terrein rondom het gemaal wordt verhard en dient als opstelplaats voor kranen en als parkeergelegenheid. De parkeergelegenheid is bedoeld voor de auto's van beheerders en af en toe een vrachtwagen voor het ophalen van het kroosgoed. 2.4.
Uitvoering Bij de uitvoering zijn de volgende hoofdonderdelen te onderscheiden: 1. landaanwinning (ca. 750 m 2) met daarop/in de pompkelder en bovenbouw (voor o.a. behuizing schakelkasten); 2. instroomconstructie; 3. perskoker door de Nieuwendam; 4. uitstroomconstructie; 5. aanleg van een uitvoeger en invoeger vanaf de N247. De instroom en pompkelder zijn binnendijks geprojecteerd, de perskokers kruisen de dijk. De instroom en pompkelder bestaan uit een monoliet gewapende betonconstructie, welke op palen gefundeerd wordt. Deze betonconstructie wordt binnen een gesloten stalen damwandkuip met onderwaterbeton tot stand gebracht. Bij gemalen van deze omvang worden de perskokers door de dijk gelegd. Hiermee wordt een besparing in de aanlegkosten en exploitatiekosten gerealiseerd. In dit geval wordt de perskokers door middel van een doorpersing gerealiseerd. Aangezien de perskokers door de dijk liggen moet rekening gehouden worden met de aanleg van een tijdelijke vervangende waterkering. Aan weerszijden van de instroom wordt de huidige oeververdediging in de nabijheid van in- en uitstroom versterkt/bekleed. De landaanwinning zal worden gerealiseerd door het laagsgewijs aanbrengen van zand in combinatie met de aanleg van damwanden. Aanvoer van materiaal hiervoor kan plaatsvinden over de Purmer Ee. Naast de aanvoer via de Purmer Ee zal aanvoer via de toegangsweg naar het gemaal mogelijk zijn.
Witteveen+Bos, HHN41-2/14-002.926 definitief d.d. 7 februari 2014, Voortoets Natuurbeschermingswet 1998 aanleg gemaal Monnickendam
5
6
Witteveen+Bos, HHN41-2/14-002.926 definitief d.d. 7 februari 2014, Voortoets Natuurbeschermingswet 1998 aanleg gemaal Monnickendam
3.
WETTELIJK KADER
3.1.
Natuurbeschermingswet 1998 De Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998) biedt de juridische basis voor de aanwijzing van te beschermen gebieden en landschapsgezichten, vergunningverlening, schadevergoeding, toezicht en beroep. Internationale verplichtingen uit de Vogelrichtlijn (VR) en Habitatrichtlijn (HR), maar ook verdragen als bijvoorbeeld het Verdrag van Ramsar (Wetlands) zijn hiermee in nationale regelgeving verankerd. De Nbw 1998 heeft als doel het beschermen en in stand houden van bijzondere gebieden. De gebiedsbescherming is geïmplementeerd in de Nbw 1998 voor wat betreft Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten. Natura 2000-gebieden Nederland past een vergunningstelsel toe bij de bescherming van Natura 2000-gebieden. De provincie is bevoegd gezag voor de vergunningverlening in het kader van de Nbw 1998. Projecten of andere handelingen, die gelet op de instandhoudingdoelen, verslechterende of significant verstorende gevolgen hebben op de beschermde natuur in een Natura 2000gebied, zijn volgens artikel 19d, lid 1 Nbw 1998 vergunningplichtig. Elke ontwikkeling in of nabij een Natura 2000-gebied dient te worden onderworpen aan een ‘voortoets’. In de voortoets wordt bekeken of verslechterende of significant verstorende effecten op de natuurwaarden in het betreffende gebied op voorhand kunnen worden uitgesloten. Indien significant verstorende effecten niet op voorhand kunnen worden uitgesloten, dient een ‘passende beoordeling’ te worden uitgevoerd. Kunnen significant verstorende effecten worden uitgesloten, maar kan er wel verslechtering plaatsvinden, dan is een verslechteringtoets vereist. Op basis van de passende beoordeling of een verslechteringtoets kan een aanvraag voor een vergunning op grond van de Nbw 1998 worden ingediend bij het bevoegde bestuursorgaan. In het geval de passende beoordeling of de verslechteringstoets niet de zekerheid verschaft dat er geen sprake is van een aantasting van de natuurlijke kenmerken van het betrokken Natura 2000-gebied, moet de vergunning, c.q. de instemming, worden geweigerd, tenzij er geen alternatieven zijn, er sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang en door compensatie de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk gewaarborgd blijft (ADC-criteria; Alternatieven, Dwingende reden van groot openbaar belang en Compensatie). Prioritaire soorten Volgens de definitie in de Richtlijn heeft de Europese Unie voor de instandhouding van een aantal habitattypen een bijzondere verantwoordelijkheid, omdat een belangrijk deel van hun natuurlijke verspreidingsgebied binnen de Europese Unie ligt. Deze prioritaire status speelt allereerst een rol in de procedures tussen de Europese Commissie en de Lidstaat ten aanzien van de selectie van Habitatrichtlijngebieden (LNV, Verantwoordingsdocument, 2003). In de bijlagen van de Habitatrichtlijn en in de aanwijzingsbesluiten zijn prioritaire habitattypen en soorten aangeduid met een sterretje (*).1 Op grond van de Nbw 1998 geldt voor prioritaire typen en soorten een zwaarder beschermingsregime. Op basis van een passende beoordeling of een verslechteringtoets kan een aanvraag voor een vergunning op grond van de Nbw 1998 worden ingediend bij het bevoegde bestuursorgaan. In het geval de passende beoordeling niet de zekerheid verschaft dat er geen sprake is van een aantasting van de natuurlijke kenmerken van het betrokken
1
Zie Ministerie van EL&I, Natura 2000 profielendocument, 1 september 2008.
Witteveen+Bos, HHN41-2/14-002.926 definitief d.d. 7 februari 2014, Voortoets Natuurbeschermingswet 1998 aanleg gemaal Monnickendam
7
Natura 2000-gebied, moet de vergunning c.q. de instemming worden geweigerd, tenzij dezelfde ADC-criteria gelden als voor non-prioritaire soorten. Het zwaardere regime voor prioritaire soorten of typen komt pas bij deze ADC-criteria naar voren. Artikel 19g, lid 2 Nbw 1998 bepaalt dat voor Natura 2000-gebieden waar geen prioritaire typen of soorten voorkomen gedeputeerde staten, bij afwezigheid van alternatieven, slechts vergunning kunnen verlenen vanwege dwingende redenen van groot openbaar belang. Artikel 19g, lid 3 Nbw 1998 bepaalt dat voor Natura 2000-gebieden waar wel prioritaire typen of soorten voorkomen gedeputeerde staten, bij afwezigheid van alternatieven, slechts vergunning kunnen verlenen: - op argumenten die verband houden met de menselijke gezondheid, de openbare veiligheid of voor het milieu wezenlijke gunstige effecten; of - na advies van de Europese Commissie om andere dwingende redenen van groot openbaar belang. Voor prioritaire habitattypen en -soorten gelden dus andere criteria bij de selectie van Natura 2000-gebieden en een zwaarder beschermingsregime onder de Nbw 1998 ten opzichte van non-prioritaire habitattypen en -soorten. 3.2.
Ligging beschermde gebieden Op afbeelding 3.1 is de ligging van de planlocatie ten opzichte van Natura 2000-gebieden in de omgeving weergegeven. Hierin is te zien dat de planlocatie op slechts ca. 600 m van het Natura 2000-gebied Markermeer & IJmeer en op ca. 5 km van het Natura 2000-gebied Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske ligt. Als gevolg van de kleinschaligheid van het project in combinatie met de ruime afstand tot het laatst genoemde Natura 2000gebied, zijn de effecten van het voornemen op dit gebied niet nader onderzocht omdat de effecten van het voornemen niet reiken tot in dit Natura 2000-gebied. Daarnaast is als gevolg van de onderlinge afstand het optreden van externe werking uitgesloten.
8
Witteveen+Bos, HHN41-2/14-002.926 definitief d.d. 7 februari 2014, Voortoets Natuurbeschermingswet 1998 aanleg gemaal Monnickendam
Afbeelding 3.1. Natura 2000 in de omgeving van de planlocatie
Witteveen+Bos, HHN41-2/14-002.926 definitief d.d. 7 februari 2014, Voortoets Natuurbeschermingswet 1998 aanleg gemaal Monnickendam
9
10
Witteveen+Bos, HHN41-2/14-002.926 definitief d.d. 7 februari 2014, Voortoets Natuurbeschermingswet 1998 aanleg gemaal Monnickendam
4.
METHODIEK
4.1.
Afbakening verstoringsaspecten De effectenindicator van het Ministerie van EL&I [lit. 2.] is geraadpleegd om de verstoringaspecten in kaart te brengen die mogelijk optreden bij de realisatie van het gemaal. De effectenindicator is een instrument waarmee mogelijke schadelijke effecten ten gevolge van de activiteit en plannen kunnen worden verkend, maar dient met name als leidraad. In deze Voortoets wordt de indicator dan ook gebruikt als richtlijn. In de effectenindicator zijn 19 verstorende aspecten opgenomen. Deze zijn in te delen in 5 hoofdtypen van effecten: - ruimtelijke effecten: ⋅ verlies oppervlakte (1); ⋅ versnippering leefgebied (2); - chemische effecten: ⋅ verzuring (3); ⋅ vermesting (4); ⋅ verzoeting (5); ⋅ verzilting (6); ⋅ verontreiniging (7); - fysische effecten: ⋅ verdroging (8); ⋅ vernatting (9); ⋅ verandering stroomsnelheid (10); ⋅ verandering overstromingsfrequentie (11); ⋅ verandering dynamiek substraat (12); - mechanische effecten: ⋅ verstoring door geluid (13); ⋅ verstoring door licht (14); ⋅ verstoring door trilling (15); ⋅ verstoring door beweging/optiek (16); ⋅ verstoring door luchtwerveling, betreding, golfslag (17); - directe menselijke effecten: ⋅ verstoring door sterfte, exploitatie en vangst (18); ⋅ bewuste ingreep soortensamenstelling (19). De realisatie van het gemaal en het uiteindelijke gebruik ervan, kan meerdere effecten hebben op de aangewezen habitattypen, habitatrichtlijn- en vogelsoorten. Doordat het voornemen plaatsvindt buiten het Natura 2000-gebied is van directe effecten geen sprake. Alle al dan niet voorkomende vormen van verstoring die in deze toets aan bod komen betreffen indirecte effecten/ externe werking.
4.2.
Effectbepaling Op basis van de beschrijving van de werkzaamheden in hoofdstuk 2 is in de onderstaande paragrafen beschreven welke verstoringsaspecten in de aanleg- en de gebruiksfase kunnen optreden. De onderstaand beschreven verstoringsaspecten vormen een selectie van de aspecten die in het kader van dit voornemen kunnen optreden. Of deze aspecten werkelijk een rol spelen bij het voornemen wordt in hoofdstuk 6 nader onderzocht aan de hand van de instandhoudingsdoelen en het voorkomen van de soorten waarvoor deze doelen
Witteveen+Bos, HHN41-2/14-002.926 definitief d.d. 7 februari 2014, Voortoets Natuurbeschermingswet 1998 aanleg gemaal Monnickendam
11
zijn opgesteld binnen de invloedsfeer van de werkzaamheden. De bepaling van de mate van verstoring vindt bij alle aspecten kwalitatief plaats. 4.2.1.
Oppervlakteverlies Dit verstoringsaspect wordt omschreven als de afname van beschikbaar oppervlak leefgebied voor soorten en/of habitattypen [lit. 2]. Als gevolg van het aan te winnen stuk land waarop het gemaal wordt geplaatst, kan dit verstoringsaspect optreden.
4.2.2.
Verzuring Verzuring van bodem of water is een gevolg van de uitstoot (emissie) van vervuilende gassen door bijvoorbeeld fabrieken en (vracht)auto's. De uitstoot bevat onder andere zwaveldioxide (SO2), stikstofoxide (NOx), ammoniak (NH3) en vluchtige organische stoffen (VOS). Deze verzurende stoffen komen via lucht of water in de grond terecht en leiden aldus tot het zuurder worden van het biotische milieu. De belangrijkste bronnen van verzurende stoffen zijn de landbouw, het verkeer en de industrie [lit. 2.]. Dit verstoringsaspect kan plaatsvinden als gevolg van het gebruik van zwaar materieel tijdens de aanlegfase. Als gevolg van de elektrisch aangedreven pompen is in de gebruiksfase geen sprake van verzuring als gevolg van het voornemen.
4.2.3.
Vermesting Vermesting is de 'verrijking' van ecosystemen met name stikstof en fosfaat. Het kan gaan om aanvoer door de lucht (droge en natte neerslag van ammoniak en stikstofoxiden) of nitraat- en fosfaataanvoer door het oppervlaktewater [lit. 2.]. Dit verstoringsaspect kan plaatsvinden als gevolg van het gebruik van zwaar materieel tijdens de aanlegfase. Als gevolg van de elektrisch aangedreven pompen is in de gebruiksfase geen sprake van vermesting als gevolg van het voornemen.
4.2.4.
Verandering stroomsnelheid Verandering van stroomsnelheid van beken en rivieren kan optreden door menselijke ingrepen zoals plaatsen van stuwen, kanaliseren of weer laten meanderen van waterlopen. Verschillen in stroomsnelheid (langzaam of snel) en dimensies (van bovenloop tot riviertje) leiden tot duidelijke verschillen in levensgemeenschappen en kenmerkende soorten hiervan. Door verandering in stroomsnelheid verdwijnen kenmerkende soorten en levensgemeenschappen [lit. 2.]. Ter plekke van het gemaal is in de huidige situatie niet of nauwelijks stromend water aanwezig doordat de Nieuwendam een doodlopend einde vormt van het Monnickendammer Gat. In de gebruiksfase zal water gaan stromen van de Purmer Ee naar het Monnickendammer Gat (bij grote droogte vice versa). Hierdoor verandert de stroming en de stroomsnelheid in beide wateren.
4.2.5.
Verstoring door geluid Verstoring door onnatuurlijke geluidsbronnen; permanent zoals geluid wegverkeer dan wel tijdelijk zoals geluidsbelasting bij evenementen [lit. 2.]. Dit verstoringsaspect kan plaatsvinden als gevolg van het gebruik van zwaar materieel tijdens de aanlegfase en draaiende motoren van het gemaal tijdens de gebruiksfase.
12
Witteveen+Bos, HHN41-2/14-002.926 definitief d.d. 7 februari 2014, Voortoets Natuurbeschermingswet 1998 aanleg gemaal Monnickendam
4.2.6.
Verstoring door licht Deze verstoring wordt veroorzaakt door kunstmatige lichtbronnen, zoals licht uit woonwijken en industrieterreinen, glastuinbouw etc. [lit. 2.]. Het gemaal wordt in de gebruiksfase niet of slechts minimaal verlicht. Dit verstoringsaspect treedt niet op, tenzij de werkzaamheden na zonsondergang en voor zonsopkomst worden uitgevoerd.
4.2.7.
Verstoring door trilling Er is sprake van trillingen in bodem en water als dergelijke trillingen door menselijke activiteiten veroorzaakt worden, zoals bij boren, heien, draaien van rotorbladen etc. [lit. 2.]. Zowel tijdens de aanlegfase als de gebruiksfase kan dit verstoringsaspect optreden. Tijdens de aanlegfase kan dit worden veroorzaakt door de werkzaamheden, tijdens de gebruiksfase als gevolg van het gebruik van het gemaal.
4.2.8.
Verstoring door beweging/optiek Optische verstoring betreft verstoring door de aanwezigheid en/of beweging van mensen dan wel voorwerpen die niet thuishoren in het natuurlijke systeem [lit. 2.]. Dit verstoringsaspect kan plaatsvinden als gevolg van de aanwezigheid van personen en materieel op en nabij de planlocatie.
4.3.
Samenvatting Tabel 4.1 vormt een samenvatting van de verstoringsaspecten die mogelijk een rol spelen bij de bouw en gebruik van het gemaal in de Nieuwendam en in hoofdstuk 6 nader worden onderzocht. Tabel 4.1. Verstoringsaspecten die mogelijk optreden als gevolg van het voornemen verstoringsaspect
aanlegfase
gebruiksfase
effectbepaling
verlies oppervlakte (1)
x
-
versnippering leefgebied (2)
-
-
kwalitatief
verzuring (3)
x
-
kwalitatief
vermesting (4)
x
-
kwalitatief
verzoeting (5)
-
-
verzilting (6)
-
-
verontreiniging (7)
-
-
verdroging (8)
-
-
vernatting (9)
-
-
verandering stroomsnelheid (10)
-
x
verandering overstromingsfrequentie (11)
-
-
dynamiek substraat (12)
-
-
verstoring door geluid (13)
x
x
kwalitatief
verstoring door licht (14)
x
-
kwalitatief
verstoring door trilling (15)
x
x
kwalitatief
verstoring door beweging/optiek (16)
x
-
kwalitatief
verstoring door luchtwerveling, betreding, golfslag (17)
-
-
verstoring door sterfte, exploitatie en vangst (18)
-
-
bewuste ingreep soortensamenstelling (19)
-
-
kwalitatief
Witteveen+Bos, HHN41-2/14-002.926 definitief d.d. 7 februari 2014, Voortoets Natuurbeschermingswet 1998 aanleg gemaal Monnickendam
13
14
Witteveen+Bos, HHN41-2/14-002.926 definitief d.d. 7 februari 2014, Voortoets Natuurbeschermingswet 1998 aanleg gemaal Monnickendam
5.
KENMERKEN MARKERMEER & IJMEER
5.1.
Status Het Natura 2000-gebied Markermeer & IJmeer beslaat een oppervlakte van circa 68.460 ha, waarvan circa 1.100 ha zowel Vogel- als Habitatrichtlijngebied is (Gouwzee, Kustzone Muiden). Het overig deel is alleen aangewezen als Vogelrichtlijngebied. Dit gebied is op 23 december 2009 door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) (nu Economische Zaken (EZ)) definitief aangewezen als Natura 2000-gebied. De beroepstermijn liep van 19 februari tot en met 1 april 2010 [lit. 3.].
5.2.
Gebiedsbeschrijving Het Markermeer ontstond als gevolg van voltooiing van de Houtribdijk tussen Enkhuizen en Lelystad in 1976. In luwere en ondiepere delen van het Markermeer, zoals de Gouwzee (het deelgebied tussen het eiland Marken en het vasteland van Noord-Holland dat is aangewezen onder de Habitatrichtlijn) en de kustzone Muiden zijn kranswierbegroeiingen ontstaan. Momenteel bevat het zuidelijk deel van de Gouwzee de grootste oppervlakte aan kranswiervegetatie met sterkranswier in ons land. De kranswieren vormen in de zomer en de herfst een belangrijke voedselbron voor o.a. krooneenden. Daarnaast is het een belangrijk broedgebied voor visetende watervogels (visdief). Het Markermeer/IJmeer is van belang voor visetende (fuut, aalscholver, nonnetje, grote zaagbek, dwergmeeuw, zwarte stern), mosseletende (kuifeend, tafeleend, topper) en waterplantenetende (krooneend, meerkoet, tafeleend) watervogels. Voor de soorten van de eerste twee categorieën zijn de omstandigheden in de jaren negentig verslechterd door afname van de driehoekmossel in het Markermeer en afname van de spiering in zowel het IJsselmeer als het Markermeer. Het eerste proces is verbonden aan afname van de voedselrijkdom na de aanleg van de Houtribdijk in combinatie met de hoge sliblast, het tweede proces is mogelijk klimaatgerelateerd. Ondanks afname is vooral het aantal kuifeenden en het aantal nonnetjes nog steeds van internationale en grote nationale betekenis. De betekenis van het gebied voor grote concentraties ruiende watervogels is niet verminderd. De Gouwzee heeft een bijzondere betekenis door het voorkomen van een groot veld sterkranswier, waarop door grote aantallen duikende herbivoren (krooneend, tafeleend, meerkoet) wordt gefoerageerd [lit. 4.].
5.3.
Instandhoudingsdoelstellingen In het Besluit over het Natura 2000-gebied zijn habitattypen en -soorten opgenomen, waarvoor een instandhoudingsdoel geldt [lit. 3]. In totaal is het gebied aangemeld voor 23 instandhoudingsdoelen, waarvan één habitattype en twee habitatsoorten, twee soorten broedvogels en 18 soorten niet-broedvogels. In tabel 5.1 staan de habitattypen, -soorten en vogels met hun bijbehorende instandhoudingdoelen vermeld. Tabel 5.1. Instandhoudingsdoelstellingen Markermeer & IJmeer [lit. 4.] Staat van in-
Doelstelling. Doelstelling Doelstelling Draagkracht Draagkracht
standhouding
oppervlak
kwaliteit
populatie
Landelijk
aantal vo-
aantal pa-
gels
ren
Habitattypen H3140
Kranswierwateren
--
=
=
Habitatsoorten H1163
Rivierdonderpad
-
= (>)
= (>)
=
H1318
Meervleermuis
-
=
=
=
Broedvogels
Witteveen+Bos, HHN41-2/14-002.926 definitief d.d. 7 februari 2014, Voortoets Natuurbeschermingswet 1998 aanleg gemaal Monnickendam
15
Staat van in-
Doelstelling. Doelstelling Doelstelling Draagkracht Draagkracht
standhouding
oppervlak
kwaliteit
Landelijk A017
Aalscholver
A193
Visdief
populatie
aantal vo-
aantal pa-
gels
ren
=
=
8000*
-
=
=
630
Niet-broedvogels A005
Fuut
-
=
=
170
A017
Aalscholver
+
=
=
2600
A034
Lepelaar
+
=
=
2
A043
Grauwe Gans
+
=
=
510
A045
Brandgans
+
=
=
160
A050
Smient
+
=
=
15600
A051
Krakeend
+
=
=
90
A056
Slobeend
+
=
=
20
A058
Krooneend
-
=
=
A059
Tafeleend
--
=
=
3200
A061
Kuifeend
-
=
=
18800
A062
Toppereend
--
=
=
70
A067
Brilduiker
+
=
=
170
A068
Nonnetje
-
=
=
80
A070
Grote Zaagbek
--
=
=
40
A125
Meerkoet
-
=
=
4500
A177
Dwergmeeuw
-
=
=
= A197 Zwarte Stern -= SVI landelijk: Landelijke Staat Van Instandhouding (-- zeer ongunstig, - matig ongunstig, + gunstig) = Behoud, > Uitbreiding, < Vermindering, *: regionale doelstelling
Uit tabel 5.1 blijkt dat van enkele niet-broedvogels de landelijke staat van instandhouding gunstig is. Voor het habitattype, habitatsoorten, broedvogelsoorten en het merendeel van de niet-broedvogelsoorten is de landelijke SVI matig tot zeer ongunstig. Voor alle doelen geldt een behoudsdoelstelling zowel ten aanzien van de kwaliteit van het habitattype/leefgebied als het oppervlak hiervan. Daarnaast zijn er landelijk voor verschillende habitats en soorten zogenaamde kernopgaven geformuleerd. In het besluit van het ministerie van EZ [lit. 4.] zijn kernopgaven1 en specifieke doelstellingen geformuleerd die voor het Markermeer & IJmeer gelden. Onderstaande tabel 5.2 geeft deze kernopgaven weer. Tabel 5.2. Kernopgaven van Natura 2000-gebied Markermeer & IJmeer [lit. 4.] Kernopgaven 4.01
Evenwichtig systeem
Nastreven van een meer evenwichtig systeem met goede waterkwaliteit voor waterplanten, vissen en schelpdieren (met name in kranswierwateren H3140 en meren met krabbescheer en fonteinkruiden H3150), mede t.b.v. vogels zoals kleine zwaan A037, tafeleend A059, kuifeend A061 en nonnetje A068.
4.02
Rui- en rustplaatsen
Voldoende open water met ruiplaatsen en rustgebieden voor watervogels zoals fuut A005, ganzen, slobeend A056 en kuifeend A061.
1
Kernopgaven zijn opgesteld om richting te geven aan de inhoud van de beheerplannen en geven per Natura 2000gebied de belangrijkste bijdrage en verbeteropgaven weer op basis van aangewezen habitattypen en soorten.
16
Witteveen+Bos, HHN41-2/14-002.926 definitief d.d. 7 februari 2014, Voortoets Natuurbeschermingswet 1998 aanleg gemaal Monnickendam
Kernopgaven 4.03
Moerasranden
Moerasvorming aan de randen van de meren voor land-water interactie, paaigebied vis, noordse woelmuis *H1340 en voor moerasvogels als roerdomp A021 en grote karekiet A298.
5.4.
Aanwezigheid habitattypen en soorten nabij de planlocatie Van de habitattypen en soorten uit tabel 5.1 is van enkelen de aanwezigheid vastgesteld nabij de planlocatie [lit. 11.]. Van andere soorten is de aanwezigheid op basis van aanwezige biotopen in en nabij de planlocatie te verwachten. Ten behoeve van de effectbeschrijving is het noodzakelijk te weten welke soorten voorkomen nabij de planlocatie en welke daarvan een onderdeel zijn van de populatie van het Natura 2000-gebied. Aan de hand hiervan is te bepalen of potentiële negatieve effecten op deze soorten nabij het gemaal dienen te worden betiteld als externe werking. Kranswierwateren komen niet voor in het Monnickendammer Gat en de Purmer Ee. Directe effecten op dit habitattype zijn bij voorbaat uit te sluiten. Externe werking kan alleen optreden als effecten van het voornemen reiken tot in het Natura 2000-gebied. De rivierdonderpad is aangetroffen langs de Nieuwendam. Het valt niet uit te sluiten dat de aanwezige exemplaren nabij het gemaal onderdeel zijn van de populatie van het Markermeer & IJmeer. De soort komt in het Markermeer & IJmeer echter vrij algemeen voor. De lage dichtheden nabij het gemaal geeft aan dat de omgeving van het gemaal geen optimaal leefgebied voor deze soort vormt. De enkele exemplaren nabij het gemaal vormen slechts een fractie van de gehele populatie van het Natura 2000-gebied. Verstoring van deze exemplaren leidt niet tot een aantasting van het instandhoudingsdoel van deze soort. Ook de meervleermuis is aangetroffen nabij de planlocatie. De ter plekke aanwezige meervleermuizen kunnen wel onderdeel zijn van de populatie van het Markermeer & IJmeer. Verstoring van deze dieren als gevolg van het voornemen kan externe werking tot gevolg hebben. Voor de broedvogels aalscholver en visdief zijn op en nabij de planlocatie geen geschikte broedbiotopen aanwezig. Verstoring van deze soorten kan daardoor bij voorbaat worden uitgesloten. Van de niet-broedvogels zijn verschillende soorten rustend en ruiend aangetroffen in het Monnickendammer Gat en de Purmer Ee [lit. 7.]. Doordat vogels doorgaans zeer mobiel zijn, kunnen de exemplaren die aanwezig zijn nabij het gemaal onderdeel zijn van de populatie van het Markermeer & IJmeer. Verstoring van deze exemplaren als gevolg van de aanleg of gebruik van het gemaal kan leiden tot externe werking. Van de overige niet-broedvogels zijn geen waarnemingen bekend rond de Nieuwendam.
Witteveen+Bos, HHN41-2/14-002.926 definitief d.d. 7 februari 2014, Voortoets Natuurbeschermingswet 1998 aanleg gemaal Monnickendam
17
18
Witteveen+Bos, HHN41-2/14-002.926 definitief d.d. 7 februari 2014, Voortoets Natuurbeschermingswet 1998 aanleg gemaal Monnickendam
6.
EFFECTBESCHRIJVING
6.1.
Aanlegfase In de onderstaande paragrafen wordt het al dan niet optreden van verstoring als gevolg van het voornemen aan de hand van de geselecteerde verstoringsaspecten toegelicht. Tabel 6.1 geeft nogmaals weer welke type verstoringen tijdens de aanlegfase kunnen optreden. Onder de tabel komen deze aspecten aan bod. Voor ieder aspect zal worden beoordeeld of de instandhoudingsdoelen van het Markermeer & IJmeer in het geding komen. Tabel 6.1. Mogelijke verstoringsaspecten van de aanlegfase
6.1.1.
verstoringsaspect
effectbepaling
verlies oppervlakte (1)
kwalitatief
verzuring (3)
kwalitatief
vermesting (4)
kwalitatief
verstoring door geluid (13)
kwalitatief
verstoring door licht (14)
kwalitatief
verstoring door trilling (15)
kwalitatief
verstoring door beweging/optiek (16)
kwalitatief
Oppervlakteverlies Ter plaatse van het gemaal is een beperkte demping van oppervlaktewater noodzakelijk. Aan de westzijde, grenzend aan de Nieuwendam wordt een stuk land van circa 750 m 2 aangewonnen in de Purmer Ee [lit. 5.]. Effecten op het beschermde habitattype zijn als gevolg van de landaanwinning buiten het Natura 2000-gebied uitgesloten. De meervleermuis is in 2013 aangetroffen boven het Monnickendammer Gat en de Purmer Ee [lit. 6.]. De aanwezige exemplaren zijn mogelijk onderdeel van de populatie van het Markermeer & IJmeer. Omdat als gevolg van de landaanwinning de kwaliteit van het leefgebied van deze soort niet afneemt, ondervindt de meervleermuis geen negatieve effecten van een kleinschalige landaanwinning in de Purmer Ee. De beide broedvogels, aalscholver en visdief ondervinden geen negatieve effecten van de landaanwinning omdat geschikt broedbiotoop niet aanwezig is langs de Nieuwendam. De rivierdonderpad is in de omgeving van het gemaal in slechts lage dichtheden aangetroffen [lit. 11.]. Verstoring van enkele exemplaren leidt niet tot een aantasting van het instandhoudingsdoel van deze soort. De instandhoudingsdoelen van het beschermde habitattype, habitatsoorten en broedvogels komen zodoende niet in het geding. Van de niet-broedvogels zijn in het Monnickendammer gat en de Purmer Ee de afgelopen jaren enkele groepen kuifeend, brilduiker, smient en meerkoet waargenomen [lit. 6 & 7]. De groepen bevonden zich hier gedurende het winterseizoen en betreffen zodoende ruiende en rustende dieren. Deze groepen werden waargenomen in een gebied dat zich uitstrekt vanaf de jachthaven Marina Monnickendam tot het westelijke uiteinde van de Purmer Ee. Dit gebied heeft een oppervlak van circa 50 ha. Een oppervlakverlies van 750 m 2 is slechts 0,15 % van het totale oppervlak dat door de niet-broedvogelsoorten wordt gebruikt. Daarbij vindt de landaanwinning plaats langs de oevers van de Nieuwendam waar doorgaans geen vogels rusten of ruien. Negatieve effecten van de landaanwinning kunnen daardoor worden uitgesloten. De landaanwinning heeft zodoende geen gevolgen voor het instandhoudingsdoel van deze niet-broedvogelsoorten.
Witteveen+Bos, HHN41-2/14-002.926 definitief d.d. 7 februari 2014, Voortoets Natuurbeschermingswet 1998 aanleg gemaal Monnickendam
19
6.1.2.
Verzuring en vermesting Vermesting en verzuring door het voornemen kan alleen optreden als gevolg van de uitstoot van uitlaatgassen van het materieel dat tijdens de aanlegfase aan het gemaal werkt. Het gemaal zelf is voorzien van een elektromotor en veroorzaakt zodoende geen uitstoot van vermestende en verzurende gassen. De uitstoot van uitlaatgassen tijdens aanlegfase is verwaarloosbaar klein in verhouding tot de uitstoot van het drukke verkeer van de provinciale weg N247 die over de Nieuwendam loopt. De achtergronddepositie ter hoogte van het gemaal is in de huidige situatie al vrij hoog (2000-2500 mol/ha/jr) [lit. 8.], waardoor de tijdelijke uitstoot slechts een fractie bedraagt van de reeds aanwezige depositie. Daarbij zijn het beschermde habitattype [lit. 9.], de habitatsoorten en de vogelsoorten niet gevoelig voor stikstofdepositie [lit. 10.]. Negatieve effecten en een aantasting van de instandhoudingsdoelstellingen voor de habitattypen en soorten van het Markermeer & IJmeer als gevolg van vermesting en verzuring worden uitgesloten.
6.1.3.
Verstoring door geluid In de aanlegfase kan een verstoring door geluid optreden door het gebruik van zwaar materieel. Deze verstoring is slechts van tijdelijke aard. Daarbij is de geluidsverstoring in de omgeving reeds groot als gevolg van het drukke verkeer op de N247. Voor de broedvogelsoorten is in de nabijheid van de Nieuwendam geen geschikt broedbiotoop aanwezig. De niet-broedvogelsoorten kunnen gedurende de winter rustend/ ruiend aanwezig zijn in het Monnickendammer Gat en de Purmer Ee. Als de vogelsoorten met een instandhoudingsdoel tijdelijk verstoring ondervinden doorgeluid tijdens de aanlegfase, dan hebben deze ruim voldoende uitwijkmogelijkheden naar andere delen van Monnickendammer Gat en de Purmer Ee. De tijdelijke extra geluidsverstoring als gevolg van het voornemen heeft geen negatieve effecten op de totale populatie van nietbroedvogelsoorten van het Natura 2000-gebied en zodoende geen invloed op de gestelde instandhoudingsdoelen.
6.1.4.
Verstoring door licht Indien de werkzaamheden tussen zonsondergang en zonsopkomst worden uitgevoerd kan verstoring door licht optreden indien de beschermde soorten zich in de directe omgeving van de Nieuwendam bevinden. Echter, de Nieuwendam als ook alle aangrenzende wegen worden in de huidige situatie verlicht. Ook het verkeer dat ’s nachts gebruik maakt van deze wegen veroorzaken verlichting van de omgeving. Hieruit valt op te maken dat de omgeving van de planlocatie ook tussen zonsondergang en zonsopkomst nooit echt donker is. Indien beschermde vogelsoorten van het Markermeer & IJmeer en de meervleermuis aanwezig zijn in de omgeving van de planlocatie hebben ze zich reeds ingesteld op enige mate van verlichting ter plekke van de Nieuwendam, of zijn überhaupt niet aanwezig in de omgeving ervan. De tijdelijke extra verlichting op de planlocatie tijdens de werkzaamheden draagt hierdoor niet of slechts zeer geringe mate bij aan extra lichtverstoring in de omgeving. Negatieve effecten van het voornemen zijn verwaarloosbaar. De instandhoudingsdoelen komen als gevolg hiervan niet in het geding.
20
Witteveen+Bos, HHN41-2/14-002.926 definitief d.d. 7 februari 2014, Voortoets Natuurbeschermingswet 1998 aanleg gemaal Monnickendam
6.1.5.
Verstoring door trilling Voor de werkzaamheden ten behoeve van de bouw van het gemaal worden in het water aan beide zijden van de Nieuwendam een bouwkuip geplaatst. De bouwkuipen worden met behulp van hoogfrequente trillingen aangebracht. Om verstoring van de omgeving zoveel mogelijk te beperken worden maatregelen getroffen om de effecten naar de omgeving zoveel mogelijk te beperken. De resterende trillingen die worden veroorzaakt door het plaatsen van de bouwkuipen hebben vooral onder water een verstorend effect. Met name vissen kunnen hierdoor worden verstoord. Vissen vertonen vluchtreacties maar ook kunnen beschadigingen aan gehoororganen optreden bij een toenemende mate van geluidsverstoring [lit. 13 & 14]. De tijdelijke verstoring van enkele individuen van de rivierdonderpad nabij het gemaal heeft echter geen negatief effect op de populatie rivierdonderpadden in het Markermeer & IJmeer. Het instandhoudingdoel voor de soort wordt daardoor niet aangetast.
6.1.6.
Verstoring door beweging/optiek De werkzaamheden op en nabij de Nieuwendam kunnen als gevolg van bewegingen door mens en materieel optische verstoring veroorzaken in het omliggende gebied. Echter het auto- en bus- en fietsverkeer op de Nieuwendam als ook de plezierjachten in het Monnickendammer Gat en de Purmer Ee veroorzaken in de huidige situatie reeds een hoge mate van optische verstoring. Gedurende de werkzaamheden is het aantal bewegingen van verkeer en mensen op en nabij de Nieuwendam tijdelijk hoger dan in de huidige situatie. Ook voor dit verstoringsaspect geldt dat indien beschermde soorten van het Natura 2000gebied aanwezig zijn in de omgeving van de Nieuwendam, deze gewend zijn aan enige mate van optische verstoring door het aanwezige verkeer. Negatieve effecten door de tijdelijke extra verstoring ter plekke van het gemaal in combinatie met de ruim voldoende uitwijkmogelijkheden in de directe omgeving, zijn verwaarloosbaar. Aantasting van de instandhoudingsdoelen als gevolg van optische verstoring is niet aan de orde.
6.2.
Gebruiksfase Ook voor de gebruiksfase zijn enkele verstoringsaspecten bij voorbaat niet uit te sluiten. In de onderstaande paragrafen wordt getoetst of deze verstoringen van invloed zijn op de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied Markermeer & IJmeer. Tabel 6.2. Mogelijke verstoringsaspecten van de gebruiksfase
6.2.1.
verstoringsaspect
effectbepaling
verandering stroomsnelheid (10)
kwalitatief
verstoring door geluid (13)
kwalitatief
verstoring door trilling (15)
kwalitatief
Verandering stroomsnelheid In de huidige situatie is het Monnickendammer Gat een niet stromend water dat grenst aan het Markermeer. Als gevolg van de ligging ervan achter de Nieuwendam en de wilgenbosschage zijn de omstandigheden er luw. Deze situatie is voor overwinterende en rustende vogels, waaronder enkele beschermde niet-broedvogelsoorten, gunstig. Deze omstandigheden zullen gedurende de gebruiksfase niet tot nauwelijks veranderen. Het gemaal zal slechts 4-5 keer per jaar een etmaal op een lage capaciteit draaien. Daarnaast zal de maximale capaciteit van het gemaal hooguit 1x per 5 jaar worden gebruikt. De
Witteveen+Bos, HHN41-2/14-002.926 definitief d.d. 7 februari 2014, Voortoets Natuurbeschermingswet 1998 aanleg gemaal Monnickendam
21
waterstroom die hierdoor slechts enkele dagen per jaar ontstaat, heeft geen gevolgen voor het luwe karakter van het Monnickendammer Gat. De soorten waarvoor instandhoudingsdoelen zijn opgesteld ondervinden hiervan geen negatieve effecten. De instandhoudingsdoelen van de soorten van het Markermeer & IJmeer komen niet in het geding. 6.2.2.
Verstoring door geluid Boven water Voor de broedvogels van het Markermeer & IJmeer zijn geen geschikte broedplekken aanwezig in de directe omgeving van de Nieuwendam. De instandhoudingsdoelen van deze soorten wordt niet geschaad. Rustende niet-broedvogels zijn wel aanwezig in het Monnickendammer Gat en de Purmer Ee. Op basis van het pompvermogen van het gemaal (kleiner dan 1 Megawatt) is conform het Activiteitenbesluit bepaald dat de verstoringscontour van 50 dB(A) op ca. 30 meter van de pompinstallaties ligt [lit. 5.]. Aangenomen wordt dat verstoring van vogels optreedt bij een verstoring van meer dan 47 dB(A) en dat binnen deze contour geen vogels zullen ruien en/of rusten. Op basis van expert judgement wordt ingeschat dat de 47dB(A)-contour in een worst-case benadering op maximaal 60 meter rondom de pompinstallatie ligt (een toeof afname van de 3 dB komt ongeveer overeen met een verdubbeling/ halvering van de afstand die het geluid aflegt) Hieruit volgt dat rondom de pompinstallaties een oppervlak van 1,75 hectare ongeschikt raakt als rustgebied voor vogels (zie afbeelding 6.1). Dit betreft ca. 3.5 % van het totaal aanwezige oppervlak in het Monnickendammer Gat en de Purmer Ee en slechts een fractie van het totaal aanwezige oppervlak binnen het Natura 2000-gebied Markermeer & IJmeer. Dit oppervlak wordt enkele dagen per jaar voor de betreffende soorten ongeschikt. Afbeelding 6.1. Tijdelijk verstoord oppervlak door geluid bij draaiend gemaal
22
Witteveen+Bos, HHN41-2/14-002.926 definitief d.d. 7 februari 2014, Voortoets Natuurbeschermingswet 1998 aanleg gemaal Monnickendam
In deze benadering is nog geen rekening gehouden met de reeds aanwezige verstoring van de N247. De geluidsverstoring van de weg (in combinatie met de optische verstoring) als ook de aanwezigheid van predatoren langs de oevers (vossen, marters, katten, honden) heeft vermoedelijk tot gevolg dat de rustende vogels überhaupt niet in de directe nabijheid van de Nieuwendam zullen rusten. Al met al kan daardoor worden geconcludeerd dat negatieve effecten van de draaiende pompinstallaties als gevolg van het kortstondig gebruik, beperkte verstoorde oppervlak, de reeds aanwezige verstoring van de N247 en de ruim voldoende uitwijkmogelijkheden in de Purmer Ee en het Monnickendammer Gatvoor rustende niet-broedvogels elders in de Purmer Ee, verwaarloosbaar klein zijn. De instandhoudingsdoelen van het Markermeer & IJmeer worden niet aangetast. Onder water (hydro-akoestiek) De pompen in het gemaal produceren onderwatergeluid, hetgeen voor vissoorten die zich in de omgeving van het de Nieuwendam bevinden merkbaar is. Dit geluid wordt met name geproduceerd door de propeller (cavitatie) en de aandrijving. Dit geluid draagt onder water verder dan in de open lucht. In de omgeving van de Nieuwendam is in lage dichtheden de beschermde vissoort rivierdonderpad aangetroffen. De tijdelijke verstoring van enkele individuen van de rivierdonderpad nabij het gemaal heeft echter geen negatief effect op de populatie rivierdonderpadden in het Markermeer & IJmeer. De instandhoudingsdoelen ten aanzien van de rivierdonderpad komen zodoende niet in het geding. 6.2.3.
Verstoring door trilling De pompen van het gemaal veroorzaken trillingen onder water. De trillingen kunnen net als het geproduceerde onderwatergeluid vissoorten verstoren. De rivierdonderpadden die zich in de omgeving van het gemaal bevinden kunnen enkele dagen per jaar verstoord raken door deze trillingen. De verstoring van de rivierdonderpad heeft geen negatief effect op de populatie rivierdonderpadden in het Markermeer & IJmeer doordat externe werking niet optreedt. Het instandhoudingdoel voor de soort wordt daardoor niet aangetast.
Witteveen+Bos, HHN41-2/14-002.926 definitief d.d. 7 februari 2014, Voortoets Natuurbeschermingswet 1998 aanleg gemaal Monnickendam
23
24
Witteveen+Bos, HHN41-2/14-002.926 definitief d.d. 7 februari 2014, Voortoets Natuurbeschermingswet 1998 aanleg gemaal Monnickendam
7.
CONCLUSIE Negatieve effecten van het voornemen op het Natura 2000-gebied Markermeer & IJmeer zijn uit te sluiten. Een onderzoek naar de cumulatie van effecten is zodoende niet nodig. De instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied Markermeer& IJmeer komen als gevolg van de bouw van het gemaal niet in het geding.
Witteveen+Bos, HHN41-2/14-002.926 definitief d.d. 7 februari 2014, Voortoets Natuurbeschermingswet 1998 aanleg gemaal Monnickendam
25
26
Witteveen+Bos, HHN41-2/14-002.926 definitief d.d. 7 februari 2014, Voortoets Natuurbeschermingswet 1998 aanleg gemaal Monnickendam
8.
BRONNEN 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14.
Google maps. Effectenindicator, Ministerie van Economische Zaken. Gebiedendatabase, Ministerie van Economische Zaken. Besluit Markermeer & IJmeer, 23 december 2009. Witteveen+Bos 2013. Projectplan gemaal Monnickendam. HHN41-2. Deventer, 14 augustus 2013. De website van Telmee.nl; www.telmee.nl. De website van Waarneming.nl; www.waarneming.nl. Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (GCN en GDN), Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Ministerie van Volgezondheid, Welzijn en Sport. Overzicht van kritische depositiewaarden voor stikstof, toegepast op habitattypen en leefgebieden van Natura 2000, Alterra-rapport 2397. Effecten van stikstof op vogelsoorten in vogelrichtlijngebieden in Noord-Brabant, Alterra-rapport 2359. E.C.O Logisch 2013. Inventarisatie muizen en beschermde vissoorten. Gemaallocatie Monnickendam. Ref: WBMU1310. Gemeente Waterland, 20-10-2012. Notitie voor brainstormsessie locatie opties. I. van Opzeeland et al. Lawaai onder water. De invloed van geluid op vissen. Sportvisserij Nederland, 2007. D. Kleijn. Effecten van geluid op wilde soorten - iplicaties voor soorten betrokken bij de aanwijzing van Natura 2000-gebieden. Alterra-rapport 1705. Alterra, Wageingen 2008.
Witteveen+Bos, HHN41-2/14-002.926 definitief d.d. 7 februari 2014, Voortoets Natuurbeschermingswet 1998 aanleg gemaal Monnickendam
27
FLORA- EN FAUNASCAN Amoveren ts Katwoude
Opdrachtgever: HHNK
Datum
:
18 mei 2012
Auteur
:
M. Kuiper/ J.M. Smit
Oostermeerkade 6 1184 TV Amstelveen Telefoon: 06-29523020 E-mail:
[email protected]
NatuurBeleven bv
Flora- en Faunascan amoveren rioolleiding Monnickendam
INHOUDSOPGAVE : 1. 2. 3.
INLEIDING ..................................................................................................................3 BEKNOPTE SAMENVATTING FLORA- EN FAUNAWET ...................................4 Aanpak ........................................................................................................................10 Stap 1. Bureaustudie Beschermde soorten .....................................................................10 Stap 2. Terreinbezoek ....................................................................................................10 Stap 3. Conclusies en adviezen ......................................................................................10 4. Gebiedskenmerken .....................................................................................................11 5. Resultaten van het onderzoek .....................................................................................15 Natura 2000....................................................................................................................16 Ecologische Hoofdstructuur ..........................................................................................17 6. CONSEQUENTIES RESULTATEN .........................................................................18 Broedvogels ...................................................................................................................18 Bittervoorn (Tabel 3) .....................................................................................................18 Noordse woelmuis (Tabel 3)..........................................................................................18 Waterspitsmuis (Tabel 3) ...............................................................................................18 Rugstreeppad (Tabel 3) ..................................................................................................18 Ringslang (Tabel 3) .......................................................................................................18 Opmerking over vleermuizen ........................................................................................18 Deelgebieden, adviezen en werkbare perioden..............................................................19 7. Conclusie ....................................................................................................................24
20 mei 2012
Pagina 2 van 24
NatuurBeleven bv
Flora- en Faunascan amoveren rioolleiding Monnickendam
1. INLEIDING Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier laat een ongebruikte rioolleiding verwijderen die loopt door Monnickendam en eindigt in de rioolwaterzuivering. Voorafgaand aan het werk hebben wij een veldonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek was erop gericht inzicht te krijgen of de geplande werkzaamheden invloed hebben op door de Flora- en faunawet beschermde (mogelijk) aanwezige soorten. Aanleiding Vanuit de Flora- en faunawet is bij ruimtelijke ingrepen de initiatiefnemer verplicht op de hoogte te zijn van mogelijk voorkomende beschermde natuurwaarden binnen het projectgebied. Het doel van de Flora- en faunawet is het in stand houden van de inheemse flora en fauna. Door, voorafgaand aan ruimtelijke ingrepen, stil te staan bij aanwezige natuurwaarden, kan schade aan beschermde soorten worden voorkomen of beperkt. Indien schade niet te voorkomen is, is een ontheffing ex art. 75 Flora- en faunawet noodzakelijk. De wet onderscheidt verschillende typen werkzaamheden met daarbij behorende beschermingsregiems. Ter verduidelijking geven we een korte samenvatting van deze kwesties. Doel van het onderzoek Het doel van het onderzoek is het opsporen van eventuele strijdigheden van de voorgenomen werkzaamheden met de natuurwetgeving. Tevens geven we adviezen om de zorgplicht voor dieren en planten in te vullen. Werkwijze Om bovenstaand doel te bereiken, zijn de volgende werkstappen doorlopen: •
• • •
Veldverkenning in het plangebied. Bij deze verkenning wordt een analyse gemaakt van de aanwezige biotopen. Het type biotoop is een belangrijke indicatie welke beschermde soorten zijn te verwachten. o Aanvullend worden waargenomen soorten genoteerd – deze waarnemingen zijn uit de aard der zaak niet volledig. Voor specifieke informatie over de aanwezigheid van beschermde soorten zijn in het algemeen meerdere onderzoeken over een lange periode nodig. Indien een dergelijk onderzoek nodig is, wordt dit aangegeven. Literatuurstudie Opstellen van een lijst van de mogelijk voorkomende beschermde soorten. Formuleren van een conclusie of er sprake is van een conflict met de Flora- en faunawet o Zo nodig advies voor nader onderzoek. o Zo nodig advies met betrekking tot aanvraag van ontheffing, mitigerende en compenserende maatregelen.
20 mei 2012
Pagina 3 van 24
NatuurBeleven bv
Flora- en Faunascan amoveren rioolleiding Monnickendam
2. BEKNOPTE SAMENVATTING FLORA- EN FAUNAWET De Flora- en faunawet beschermt alle inheemse zoogdieren (met uitzondering van bruine en zwarte rat en huismuis), alle inheemse vogelsoorten, alle soorten inheemse amfibieën en reptielen, de inheemse niet bevisbare vissoorten, enkele hieronder genoemde soorten uit andere soortgroepen en enkele niet inheemse soorten. De Flora- en faunawet maakt onderscheid tussen verschillende typen werkzaamheden en onderscheidt de daarbij beschermde soorten in een drietal tabellen. Nb: alle vogelsoorten zijn beschermd en staan niet in de opsommingen. o
Altijd geldt de zorgplicht. Ongeacht de activiteit en de soort dient voldoende zorg in acht genomen te worden voor de in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving.
o
Bij het uitvoeren van werkzaamheden die beschouwd kunnen worden als bestendig beheer of werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ordening, is geen ontheffing nodig voor de onderstaande soorten (tabel 1). Voor andere werkzaamheden is een ontheffing nodig die alleen wordt gegeven als er geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort:
Zoogdieren • aardmuis Microtus agrestis • bosmuis Apodemus sylvaticus • dwergmuis Micromys minutus • bunzing Mustela putorius • dwergspitsmuis Sorex minutus • egel Erinaceus europeus • gewone bosspitsmuis Sorex araneus • haas Lepus europeus • hermelijn Mustela erminea • huisspitsmuis Crocidura russula • konijn Oryctolagus cuniculus • mol Talpa europea • ondergrondse woelmuis Pitymys subterraneus • ree Capreolus capreolus • rosse woelmuis Clethrionomys glareolus • tweekleurige bosspitsmuis Sorex coronatus • veldmuis Microtus arvalis • vos Vulpes vulpes • wezel Mustela nivalis • woelrat Arvicola terrestris Reptielen en amfibieën • bruine kikker Rana temporaria • gewone pad Bufo bufo • middelste groene kikker Rana esculenta • kleine watersalamander Triturus vulgaris • meerkikker Rana ridibunda Mieren • behaarde rode bosmier Formica rufa • kale rode bosmier Formica polyctena • stronkmier Formica truncorum • zwartrugbosmier Formica pratensis Slakken • wijngaardslak Helix pomatia Vaatplanten • aardaker Lathyrus tuberosus 20 mei 2012
Pagina 4 van 24
NatuurBeleven bv
• • • • • • • • • • • • o
Flora- en Faunascan amoveren rioolleiding Monnickendam
akkerklokje Campanula rapunculoides brede wespenorchis Epipactis helleborine breed klokje Campanula latifolia dotterbloem Caltha palustris gewone vogelmelk Ornithogalum umbellatum grasklokje Campanula rotundifolia grote kaardenbol Dipsacus fullonum kleine maagdenpalm Vinca minor knikkende vogelmelk Ornithogalum nutans koningsvaren Osmunda regalis slanke sleutelbloem Primula elatior zwanebloem Butomus umbellatus Bij het uitvoeren van werkzaamheden die beschouwd kunnen worden als bestendig beheer of werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ordening is geen ontheffing nodig voor de onderstaande soorten (tabel 2), mits activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van EL&I goedgekeurde gedragscode. Voor andere werkzaamheden of als er niet volgens een gedragscode wordt gewerkt, is een ontheffing nodig die alleen wordt gegeven als er geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort:
Zoogdieren • damhert Dama dama • edelhert Cervus elaphus • eekhoorn Sciurus vulgaris • grijze zeehond Halichoerus grypus • grote bosmuis Apodemus flavicollis • steenmarter Martes foina • wild zwijn Sus scrofa Reptielen en amfibieën • alpenwatersalamander Triturus alpestris • levendbarende hagedis Lacerta vivipara Dagvlinders • moerasparelmoervlinder Euphydryas aurinia • vals heideblauwtje Lycaeides idas Vissen • bermpje Noemacheilus barbatulus • kleine modderkruiper Cobitis taenia • meerval Silurus glanis • rivierdonderpad Cottus gobio Vaatplanten • aangebrande orchis Orchis ustulata • aapjesorchis Orchis simia • beenbreek Narthecium ossifragum • bergklokje Campanula rhomboidalis • bergnachtorchis Platanthera chlorantha • bijenorchis Ophrys apifera • blaasvaren Cystopteris fragilis • blauwe zeedistel Eryngium maritimum • bleek bosvogeltje Cephalantera damasonium • bokkenorchis Himantoglossum hircinum • brede orchis Dactylorhiza majalis majalis • bruinrode wespenorchis Epipactis atrorubens • daslook Allium ursinum • dennenorchis Goodyera repens • Duitse gentiaan Gentianella germanica • franjegentiaan Gentianella ciliata 20 mei 2012
Pagina 5 van 24
NatuurBeleven bv
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Flora- en Faunascan amoveren rioolleiding Monnickendam
geelgroene wespenorchis Epipactis muelleri gele helmbloem Pseudofumaria lutea gevlekte orchis Dactylorhiza maculata groene nachtorchis Coeloglossum viride groensteel Asplenium viride grote keverorchis Listera ovata grote muggenorchis Gymnadenia conopsea gulden sleutelbloem Primula veris harlekijn Orchis morio herfstschroeforchis Spiranthes spiralis hondskruid Anacamptis pyramidalis honingorchis Herminium monorchis jeneverbes Juniperus communis klein glaskruid Parietaria judaica kleine keverorchis Listera cordata kleine zonnedauw Drosera intermedia klokjesgentiaan Gentiana pneumonanthe kluwenklokje Campanula glomerata koraalwortel Corallorhiza trifida kruisbladgentiaan Gentiana cruciata lange ereprijs Veronica longifola lange zonnedauw Drosera anglica mannetjesorchis Orchis mascula maretak Viscum album moeraswespenorchis Epipactis palustris muurbloem Erysimum cheiri parnassia Parnassia palustris pijlscheefkelk Arabis hirsuto sagittata poppenorchis Aceras anthropophorum prachtklokje Campanula persicifolia purperorchis Orchis purpurea rapunzelklokje Campanula rapunculus rechte driehoeksvaren Gymnocarpium robertianum rietorchis Dactylorhiza majalis praetermissa ronde zonnedauw Drosera rotundifolia rood bosvogeltje Cephalanthera rubra ruig klokje Campanula trachelium schubvaren Ceterach officinarum slanke gentiaan Gentianella amarella soldaatje Orchis militaris Spaanse ruiter Cirsium dissectum steenanjer Dianthus deltoides steenbreekvaren Asplenium trichomanes stengelloze sleutelbloem Primula vulgaris stengelomvattend havikskruid Hieracium amplexicaule stijf hardgras Catapodium rigidum tongvaren Asplenium scolopendrium valkruid Arnica montana veenmosorchis Hammarbya paludosa veldgentiaan Gentianella campestris veldsalie Salvia pratensis vleeskleurige orchis Dactylorhiza incarnata vliegenorchis Ophrys insectifera vogelnestje Neottia nidus-avis voorjaarsadonis Adonis vernalis wantsenorchis Orchis coriophora waterdrieblad Menyanthes trifoliata
20 mei 2012
Pagina 6 van 24
NatuurBeleven bv
Flora- en Faunascan amoveren rioolleiding Monnickendam
• weideklokje Campanula patula • welriekende nachtorchis Platanthera bifolia • wilde gagel Myrica gale • wilde herfsttijloos Colchicum autumnale • wilde kievitsbloem Fritillaria meleagris • wilde marjolein Origanum vulgare • wit bosvogeltje Cephalanthera longifolia • witte muggenorchis Pseudorchis albida • zinkviooltje Viola lutea calaminaria • zomerklokje Leucojum aestivum • zwartsteel Asplenium adiantum-nigrum Kevers • vliegend hert Lucanus cervus Kreeftachtigen • rivierkreeft Astacus astacus o
o
Als iemand activiteiten onderneemt die zijn te kwalificeren als bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik, geldt een beperkte vrijstelling voor de volgende soorten, uit tabel 3, mits de activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van EL&I goedgekeurde gedragscode. Voor activiteiten in de landbouw en bosbouw geldt geen vrijstelling voor het verstoren van dieren.
Een ontheffingaanvraag voor deze soorten wordt getoetst aan drie criteria: 1) er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang; 2) er is geen alternatief; 3) doet geen afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. Deze drie criteria vormen de zogenaamde uitgebreide toets. Op basis van AMvB Zoogdieren • das Meles meles • boommarter Martes martes • eikelmuis Eliomys quercinus • gewone zeehond Phoca vitulina • veldspitsmuis Crocidura leucodon • waterspitsmuis Neomys fodiens Reptielen en amfibieën • adder Vipera berus • hazelworm Anguis fragilis • ringslang Natrix natrix • vinpootsalamander Triturus helveticus • vuursalamander Salamandra salamandra Vissen • beekprik Lampetra planeri • bittervoorn Rhodeus cericeus • elrits Phoxinus phoxinus • gestippelde alver Alburnoides bipunctatus • grote modderkruiper Misgurnus fossilis • rivierprik Lampetra fluviatilis Dagvlinders • bruin dikkopje Erynnis tages • dwergblauwtje Cupido minimus • dwergdikkopje Thymelicus acteon • groot geaderd witje Aporia crataegi • grote ijsvogelvlinder Limenitis populi • heideblauwtje Plebejus argus • iepepage Strymonidia w-album 20 mei 2012
Pagina 7 van 24
NatuurBeleven bv
Flora- en Faunascan amoveren rioolleiding Monnickendam
• kalkgraslanddikkopje Spialia sertorius • keizersmantel Argynnis paphia • klaverblauwtje Cyaniris semiargus • purperstreepparelmoervlinder Brenthis ino • rode vuurvlinder Palaeochrysophanus hippothoe • rouwmantel Nymphalis antiopa • tweekleurig hooibeestje Coenonympha arcania • veenbesparelmoervlinder Bolaria aquilonais • veenhooibeestje Coenonympha tullia • veldparelmoervlinder Melitaea cinxia • woudparelmoervlinder Melitaea diamina • zilvervlek Clossiana euphrosyne Vaatplanten • groot zeegras Zostera marina Op basis van de Habitatrichtlijn bijlage IV Zoogdieren • baardvleermuis Myotis mystacinus • Bechstein’s vleermuis Myotis bechsteinii • bever Castor fiber • bosvleermuis Nyctalus leisleri • Brandt’s vleermuis Myotis brandtii • bruinvis Phocoena phocoena • Euraziatische lynx Lynx lynx • franjestaart Myotis nattereri • gewone dolfijn Delphinus delphis • gewone dwergvleermuis Pipistrellus pipistrellus • gewone grootoorvleermuis Plecotus auritus • grijze grootoorvleermuis Plecotus austriacus • grote hoefijzerneus Rhinolophus ferrumequinum • hamster Cricetus cricetus • hazelmuis Muscardinus avellanarius • ingekorven vleermuis Myotis emarginatus • kleine dwergvleermuis Pipistrellus pygmaeus • kleine hoefijzerneus Rhinolophus hipposideros • laatvlieger Eptesicus serotinus • meervleermuis Myotis dasycneme • mopsvleermuis Barbastella barbastellus • Nathusius’ dwergvleermuis Pipistrellus nathusii • noordse woelmuis Microtus oeconomus • otter Lutra lutra • rosse vleermuis Nyctalus noctula • tuimelaar Tursiops truncatus • tweekleurige vleermuis Vespertilio murinus • vale vleermuis Myotis myotis • watervleermuis Myotis daubentonii • wilde kat Felis silvestris • witflankdolfijn Lagenorhynchus acutus • witsnuitdolfijn Lagenorhynchus albirostris Reptielen en amfibieën • boomkikker Hyla arborea • geelbuikvuurpad Bombina variegata • gladde slang Coronella austriacus • heikikker Rana arvalis • kamsalamander Triturus cristatus • knoflookpad Pelobates fuscus • muurhagedis Podarcis muralis 20 mei 2012
Pagina 8 van 24
NatuurBeleven bv
Flora- en Faunascan amoveren rioolleiding Monnickendam
• poelkikker Rana lessonae • rugstreeppad Bufo calamita • vroedmeesterpad Alytes obstetricans • zandhagedis Lacerta agilis Dagvlinders • donker pimpernelblauwtje Maculinea nausithous • grote vuurvlinder Lycaena dispar • pimpernelblauwtje Maculinea teleius • tijmblauwtje Maculinea arion • zilverstreephooibeestje Coenonympha hero Libellen • bronslibel Oxygastra curtisii • gaffellibel Ophiogomphus cecilia • gevlekte witsnuitlibel Leucorrhinia pectoralis • groene glazenmaker Aeshna viridis • noordse winterjuffer Sympecma paedisca • oostelijke witsnuitlibel Leucorrhinia albifrons • rivierrombout Stylurus flavipes • sierlijke witsnuitlibel Leucorrhinia caudalis Vissen • houting Conegonus oxyrrhynchus • steur Acipenser sturio Vaatplanten • drijvende waterweegbree Luronium natans • groenknolorchis Liparis loeselii • kruipend moerasscherm Apium repens • zomerschroeforchis Spiranthes aestivalis Kevers • brede geelrandwaterroofkever Dytiscus latissimus • gestreepte waterroofkever Graphoderus bilineatus • heldenbok Cerambyx cerdo • juchtleerkever Osmoderma eremita Tweekleppigen Bataafse stroommossel Unio crassus
20 mei 2012
Pagina 9 van 24
NatuurBeleven bv
Flora- en Faunascan amoveren rioolleiding Monnickendam
3. Aanpak Stap 1. Bureaustudie Beschermde soorten Op basis van voorgaand onderzoek, literatuuronderzoek en verspreidingsatlassen is nagegaan of wettelijk beschermde planten- of diersoorten in het plangebied voorkomen. Hierbij is, naast het raadplegen van de gangbare verspreidingsatlassen, gebruik gemaakt van onder andere: • • • • • •
T. Damm e.a. Beschermde soorten in het beheersgebied van HHNK (Van der Goes en Groot-rapport 2007-63; landelijke databases met natuurwaarnemingen zoals www.waarneming.nl. Anisus vorticulus. Inhaalslag Verspreidingsonderzoek. Mollusken van de Europese Habitatrichtlijn. Resultaten van het inventarisatiejaar 2008. Platte schijfhoren; Soortenstandaard Rugstreeppad van Dienst Regelingen; Soortenstandaard Bittervoorn van Dienst Regelingen; Gedragscode van de Unie van Waterschappen.
Stap 2. Terreinbezoek Na het bureauonderzoek is een veldonderzoek uitgevoerd. Bij het veldonderzoek zijn de verschillende biotopen langs het traject in kaart gebracht en fotografisch vastgelegd.
Stap 3. Conclusies en adviezen Op basis van de verkregen informatie en biotoopanalyses zijn conclusies getrokken met betrekking tot eventuele overtredingen van verbodsbepalingen zoals genoemd in de Flora- en faunawet art. 75, en te nemen vervolgstappen. Met kaarten en foto's is in beeld gebracht welke biotopen en daarbij te verwachten beschermde natuurwaarden langs de kades voorkomen, zodat duidelijk is waar met welke beperkingen in de planning rekening moet worden gehouden.
20 mei 2012
Pagina 10 van 24
NatuurBeleven bv
Flora- en Faunascan amoveren rioolleiding Monnickendam
4. Gebiedskenmerken Om het belang van het terrein voor de verschillende beschermde soorten in beeld te krijgen, schetsen we eerst de algemene gebiedskenmerken van het werkgebied.
Er zijn vier biotopen te onderscheiden: • • • •
Water (blauwe accolade) Park (oranje accolade) Weiland (groene accolade) Stad (zwarte accolade)
20 mei 2012
Pagina 11 van 24
NatuurBeleven bv
Flora- en Faunascan amoveren rioolleiding Monnickendam
1. Water/oever
Het water is het biotoop van o.a. bittervoorn en er broeden vogels als meerkoet, waterhoen en fuut Oevers
Oevers, vooral als er sprake is van enige dekking in de vorm van begroeiing zijn het biotoop van de waterspitsmuis. De rietorchis zou op sommige plaatsen kunnen voorkomen.
20 mei 2012
Pagina 12 van 24
NatuurBeleven bv
Flora- en Faunascan amoveren rioolleiding Monnickendam
Langs het traject door het water lopen oevers met hoge natuurwaarden. Naast rietvogels die er broeden, zijn ook de Noordse woelmuis en de waterspitsmuis te verwachten. 2. Park
Struiken en bomen herbergen in het broedseizoen altijd wel broedende vogels als winterkoning, heggemus, merel, fitis enzovoort.
20 mei 2012
Pagina 13 van 24
NatuurBeleven bv
Flora- en Faunascan amoveren rioolleiding Monnickendam
3. Weiland
De weilanden zijn een belangrijk broedgebied voor weidevogels. De rugstreeppad kan ook van dit biotoop gebruik maken.
4. Bebouwing (kades, haven, wijk)
In havens en stedelijke omgeving zijn weinig soorten te verwachten en al helemaal geen soorten die beschermd zijn.
20 mei 2012
Pagina 14 van 24
NatuurBeleven bv
Flora- en Faunascan amoveren rioolleiding Monnickendam
5. Resultaten van het onderzoek Het rapport Beschermde soorten in het beheergebied van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier -Soortprotocollen en verspreidingskaarten van T. Damm, D. Hoogeboom en J.C.P.M. van de Sande vermeldt de in de tabellen hieronder vermelde soorten voor de kilometervakken waarin het werkgebied ligt. We concentreren ons op soorten van tabel 3 uit de Flora- en faunawet en de Habitatrichtlijn en broedvogels. Voor soorten van tabel 1 en 2 geldt een vrijstelling indien gewerkt wordt volgens een erkende gedragscode (zoals de gedragscode voor Flora- en faunawet voor waterschappen). Het rapport Beschermde soorten in het beheersgebied van HHNK (Van der Goes en Grootrapport 2007-63) geeft een overzicht van de voorkomende beschermde soorten per kilometerhok. We beperken ons tot tabel 3 en de Habitatrichtlijn en broedvogels. Hieronder de soorten en de verschillende biotopen waarin ze (kunnen) voorkomen: soort
status
biotoop
Bittervoorn
Tabel 3
water
Noordse woelmuis Tabel 3
Waterspitsmuis
Tabel 3
Rugstreeppad
Tabel 3
Ringslang
Tabel 3
voorkomen
Monnickendammergat Buiten werkgebied rietvelden, ruigten en moerassen aan oever Monnickendammer gat water, oevers, rietvelden, Buiten werkgebied ruigten en moerassen aan oever Monnickendammer gat poelen, greppels, half Polder in greppels open gebieden Buiten werkgebied water en oevers aan oever Monnickendammer gat
In het kader van de gedragscode dient men attent te zijn op de volgende tabel 2 soorten: soort
status
biotoop
voorkomen
Giebel Kleine modderkruiper Meerval
Tabel 2 Tabel 2
water water
alle water alle water
Tabel 2
water
Rivierdonderpad Rietorchis
Tabel 2 Tabel 2
water rietvelden, ruigten en moerassen
Monnickendammergat hele werkgebied oever park
Broedende vogels mogen nooit verstoord worden. De meeste vogels broeden tussen maart en augustus. De volgende broedvogels zijn te verwachten. (De lijst is mogelijk niet volledig, maar alle broedende vogels zijn evenzeer beschermd.) broedvogel
biotoop
fuut wilde eend krakeend slobeend
water, oever oever, struiken oever, gras oever, gras
kuifeend
oever, gras
20 mei 2012
Pagina 15 van 24
NatuurBeleven bv
tafeleend waterhoen meerkoet rietzanger
oever, gras water, oever water, oever riet
kleine karekiet blauwborst rietgors fitis tjiftjaf zwartkop
riet riet riet bomen, struiken bomen, struiken bomen, struiken
tuinfluiter vink groenling putter kneu merel
bomen, struiken bomen, struiken bomen, struiken bomen, struiken bomen, struiken bomen, struiken
zanglijster koolmees pimpelmees staartmees winterkoning heggemus
bomen, struiken bomen, struiken bomen, struiken bomen, struiken bomen, struiken bomen, struiken
roodborst spreeuw ekster zwarte kraai kievit scholekster
bomen, struiken bomen, struiken bomen, struiken bomen, struiken gras gras
grutto tureluur witte kwikstaart gele kwikstaart graspieper veldleeuwerik
gras gras gras gras gras gras
Flora- en Faunascan amoveren rioolleiding Monnickendam
Natura 2000 In de nabijheid ligt een Natura 2000-gebied, het Markermeer/Gouwzee. Er zijn geen directe of indirecte negatieve effecten op Natura 2000-gebieden te verwachten omdat deze relatief ver van het plangebied voorkomen en het verdwijnen van een ondergrondse leiding geen invloed kan hebben op de natuur. De werkzaamheden zijn lokaal met een kleine en tijdelijke externe werking.
20 mei 2012
Pagina 16 van 24
NatuurBeleven bv
Flora- en Faunascan amoveren rioolleiding Monnickendam
Ecologische Hoofdstructuur De provincie heeft het Monnickendammer gat opgenomen in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De natuurfunctie van de EHS dient te worden behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient te worden gecompenseerd. NB: als er geen bestemming (plan) wijziging voor het plan nodig is, dan is geen toetsing aan de EHS nodig. Het verwijderen van de leiding uit het water heeft geen negatieve invloed op de natuurwaarden in de deel van de EHS. Als er al invloed is, is die positief. De werkzaamheden zijn lokaal met een kleine en tijdelijke externe werking.
20 mei 2012
Pagina 17 van 24
NatuurBeleven bv
Flora- en Faunascan amoveren rioolleiding Monnickendam
6. CONSEQUENTIES RESULTATEN Broedvogels Broedende vogels mogen niet worden verstoord. Met name weilanden, rietkragen, struiken en bomen zullen in de periode half maart/eind juli in de regel broedvogels herbergen. In deze periode hier bij voorkeur geen werkzaamheden uitvoeren. Als er vastgesteld kan worden dat er op een specifieke deellocatie geen broedvogels aanwezig zijn kan er ook in het broedseizoen gewerkt worden. Hiervoor is controle door een deskundige nodig. Bittervoorn (Tabel 3) De soort is waargenomen in het werkgebied. Hij is in de regio vrij algemeen in helder water met waterplanten en voldoende grote zoetwatermosselen. Gevolgen van werkzaamheden: het verwijderen van de leiding zal geen invloed hebben op de bittervoorn. De vissen kunnen makkelijk de zeer plaatselijke en tijdelijke drukte ontwijken, schade aan het leefgebied treedt niet op. Droogleggen van een waterpartij kan echter schade opleveren. In dat geval is een nader onderzoek naar het voorkomen van de bittervoorn in het betreffende water nodig. Komt de bittervoorn er voor, dan is ontheffing nodig. Noordse woelmuis (Tabel 3) De soort is in deze regio exclusief gebonden aan nat rietland. Gevolgen van werkzaamheden: natte rietlanden mogen niet betreden of berden worden, dan zijn er geen gevolgen voor deze soort. Advies: niet in nat rietland komen. Waterspitsmuis (Tabel 3) De soort is te verwachten langs oevers met voldoende dekking in alle delen van het werkgebied. De soort is exclusief gebonden aan begroeide oevers. Gevolgen van werkzaamheden: het verwijderen van de leiding zal geen invloed hebben op de waterspitsmuis. De dieren kunnen makkelijk de zeer plaatselijke en tijdelijke drukte ontwijken, schade aan het leefgebied treedt niet op. Advies: beperk werkzaamheden aan oevers tot een minimum. Rugstreeppad (Tabel 3) De soort komt mogelijk voor in de weilanden. Voortplanting niet in open water, maar in geïsoleerde poelen, greppels en plassen die langer blijven staan. Gevolgen van werkzaamheden: De zeer plaatselijke en tijdelijke werkzaamheden zullen geen schade doen aan rugstreeppadden. Het leefgebied wordt niet aangetast. Advies: mocht er onverhoopt (de kans is vrijwel afwezig) een pad voor de graafmachine komen, deze dan laten vluchten of even opzij zetten. Ringslang (Tabel 3) Het leefgebied bestaat uit water en begroeide oevers. Zwervende dieren kunnen in de westoever van het Monnickendammer gat voorkomen. Deze oever dient bij het uitvoeren van de werkzaamheden vermeden te worden. Opmerking over vleermuizen Het luchtruim boven het werkgebied zal door verschillende soorten vleermuizen gebruikt worden, zoals gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, laatvlieger, watervleermuis en meervleermuis. Er zijn geen vaste verblijfplaatsen. Van enige invloed van de werkzaamheden op vleermuizen is geen sprake.
20 mei 2012
Pagina 18 van 24
NatuurBeleven bv
Flora- en Faunascan amoveren rioolleiding Monnickendam
Deelgebieden, adviezen en werkbare perioden Weiland
De weilanden zijn een belangrijk broedgebied voor met name weidevogels. Deze vogels zijn over grotere afstand al gevoelig voor verstoring. In sloten en oevers broeden watervogels als wilde eend, meerkoet etc. Mogelijk aanwezige rugstreeppadden zijn weinig gevoelig voor werkzaamheden. In de smalle voedselrijke sloten zijn geen beschermde vissen als bittervoorn te verwachten. Werkzaamheden hier niet in het broedseizoen. Werkbare periode: juli t/m februari. Advies: bij dempen van water (voor een werkdam bijvoorbeeld) watervluchtwegen openlaten zodat er geen vissen ingesloten raken in kleine 'dode' stuykken van een sloot.
20 mei 2012
Pagina 19 van 24
NatuurBeleven bv
Flora- en Faunascan amoveren rioolleiding Monnickendam
Water/oever
20 mei 2012
Pagina 20 van 24
NatuurBeleven bv
Flora- en Faunascan amoveren rioolleiding Monnickendam
De oevers kunnen nesten bevatten – ook in het water nabij oever kunnen futen en/of meerkoet en broeden. Langs de oever langs de Zuidervesting werden geen orchideeën aangetroffen. In het water zijn verschillende soorten vis te verwachten, mogelijk ook bittervoorn. Advies: Tijdens bloeiseizoen (juni) nog eenmaal controle op aanwezigheid van orchissen. Indien deze aanwezig zijn kunnen ze tijdelijk worden verwijderd en na afronding van de werkzaamheden worden teruggezet. Wordt (een deel) van het water drooggelegd, dan is het nodig vooraf eventueel aanwezige vissen en grote zoetwatermosselen te vangen en in de directe omgeving los te laten. Tevens is ruim vooraf onderzoek naar vaste verblijfplaatsen van de bittervoorn nodig. Indien de soort aanwezig is, dan is het nodig ontheffing aan te vragen en een werkprotocol op te stellen. Werkbare periode: juli t/m februari; bij gebleken afwezigheid van nesten na controle gehele jaar.
20 mei 2012
Pagina 21 van 24
NatuurBeleven bv
Flora- en Faunascan amoveren rioolleiding Monnickendam
Park
Op boven aangegeven twee punten langs het traject is de begroeiing zodanig dat broedvogels zeker zijn te verwachten. (De haven is in de zomer wat betreft de toeristen geen gelukkige periode om te werken!) Werkbare periode: juli t/m februari.
20 mei 2012
Pagina 22 van 24
NatuurBeleven bv
Flora- en Faunascan amoveren rioolleiding Monnickendam
Bebouwing
Geen beschermde soorten. Werkbare periode: hele jaar.
20 mei 2012
Pagina 23 van 24
NatuurBeleven bv
Flora- en Faunascan amoveren rioolleiding Monnickendam
7. Conclusie In het wijdere gebied komen beschermde soorten voor van zowel tabel 2 en 3 soorten. De tabel 3 soorten rugstreeppad, vleermuizen, waterspitsmuis, Noordse woelmuis en ringslang kunnen naar verwachting door de in tijd en plaats zeer beperkte werkzaamheden geen schade lijden. Voorwaarde is dat de westoever van het Monnickendammer gat (biotoop van waterspitsmuis, noordse woelmuis en ringslang) onbetreden blijft. Met betrekking tot de Bittervoorn adviseren we nader onderzoek van het eventueel te dempen water langs de Zuidervesting. Indien de soort er vaste verblijfplaatsen heeft, en er wordt gedempt, is ontheffing nodig. Voor de soorten van tabel 2, giebel, kleine modderkruiper, meerval, rivierdonderpad en rietorchis is bij het volgen van het protocol geen ontheffing nodig. Belangrijk is dat er in een werkprotocol wordt gepland dat, met het oog op de (beschermde en niet beschermde) vissen, bij werkzaamheden in het water er vluchtwegen worden opengelaten en de vissen en zoetwatermosselen zo nodig door een deskundige worden gered. Daarnaast adviseren we een controle op orchissen in de bloeiperiode (juni). Zijn er orchissen aanwezig, dan kunnen die tijdelijk opzij worden gezet en na de werkzaamheden worden teruggezet. Aandacht is nodig voor broedvogels. In de weilanden en de delen langs het traject met dichte struiken en/of bomen zijn broedvogels zeker te verwachten. Broedvogels mogen niet verstoord worden. In het broedseizoen kunnen daarom geen werkzaamheden plaatsvinden in het biotoop van de voor verstoring op afstand al gevoelige weidevogels. Omdat ook in de delen van het traject waar bomen en struiken dicht op het werkgebied staan zeer waarschijnlijk nesten aanwezig zijn adviseren we hier het broedseizoen te mijden. Eventueel is, nadat een deskundige heeft vastgesteld dat er geen vogels broeden in een zone waarin verstoring kan optreden, het mogelijk werkzaamheden uit te voeren. Maar de kans dat er geen vogels broeden is klein. Tot slot Natuur is onvoorspelbaar. Het is mogelijk dat er ondanks de zorgvuldige voorbereiding en onderzoek toch beschermde soorten worden aangetroffen tijdens de werkzaamheden. In dat geval heeft de uitvoerder een zorgplicht en is verantwoordelijk voor de verdere gang van zaken. In de Flora- en faunawet is namelijk vastgelegd dat de wettelijke zorgplicht voor de aanwezige natuur gedurende het gehele plan-, uitvoerings- en beheertraject de verantwoordelijkheid is van de opdrachtgever (art. 2 Flora- en faunawet). Bij twijfel over het al of niet voorkomen van beschermde soorten en/of vaste rust-, verblijfen voortplantingsplaatsen moet altijd nader onderzoek worden uitgevoerd.
20 mei 2012
Pagina 24 van 24
Vleermuisonderzoek Monnickendam
2
Colofon Status uitgave:
Eindrapport
Rapport nr.:
13.031
Datum uitgave:
7 november 2013
Titel:
Vleermuisonderzoek Monnickendam
Auteurs
Carola van den Tempel, Frank Visbeen.
Naam en adres opdrachtgever:
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, via Waterproef
Akkoord voor uitgave:
LNH, teamleider F. Visbeen
Foto cover:
Google maps
Wijze van citeren:
Tempel, C. van den & F. Visbeen, 2013. Vleermuisonderzoek Monnickendam. Rapportnummer 13.031. Landschap Noord-Holland, Heiloo Landschap Noord-Holland is niet aansprakelijk voor gevolgschade, alsmede voor schade welke voortvloeit uit toepassingen van de resultaten van werkzaamheden of andere gegevens van Landschap Noord-Holland; opdrachtgever vrijwaart Landschap Noord-Holland voor aanspraken van derden in verband met deze toepassing.
© Landschap Noord-Holland Dit rapport is vervaardigd op verzoek van opdrachtgever hierboven aangegeven en is zijn eigendom. Niets uit dit rapport mag worden verveelvoudigd en/ of openbaar gemaakt worden d.m.v. druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de opdrachtgever hierboven aangegeven en Landschap Noord-Holland, noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd. Het kwaliteitsmanamgementssyteem van Landschap Noord-Holland is gecertificeerd overeenkomstig ISO 9001: 2000.
Landschap Noord-Holland - Vleermuisonderzoek Monnickendam, 2013
3
4
Inhoudsopgave 1. Inleiding 7 2. Methode 9 3. Plangebied 11 4. Resultaten 13 Soorten 13 Functies 13 Samenvattend 13
5. Toetsing aan de Flora- en Faunawet
15
Effect van de ingreep Toetsing aan de Flora- en Faunawet
15 15
Literatuur
Landschap Noord-Holland - Vleermuisonderzoek Monnickendam, 2013
5
6
1. Inleiding Hoogheemraadschap Noord-Hollands Noorderkwartier is van plan een gemaal te realiseren op een locatie ten noorden van Monnickendam aan de N247. Hierbij zal over een lengte van 10 meter alle bomen gekapt gaan worden. Op 1 april 2002 is de Nederlandse Flora- en Faunawet in werking getreden. Deze nieuwe wet regelt de bescherming van dier- en plantensoorten. Bij ruimtelijke ontwikkelingen schrijft de Flora- en Faunawet voor dat onderzoek wordt uitgevoerd naar voorkomende planten en dieren die beschermd zijn. Worden deze beschermde soorten aangetroffen dan kan het nodig zijn een ontheffingsaanvraag in te dienen bij het ministerie van EL&I volgens art. 75 van de Flora- en Faunawet. De locatie betreft een bomenrij met voornamelijk wilgen. Uit eerder onderzoek is gebleken dat in meerdere bomen holtes en loshangende schors aanwezig zijn. Verblijfplaatsen van vleermuizen zijn daarom mogelijk aanwezig in deze bomen. Daarnaast is niet uit te sluiten dat de bomenrij onderdeel uitmaakt van een vaste vliegroute en/of foerageergebied voor vleermuizen. Stichting Waterproef heeft aan Landschap Noord-Holland gevraagd onderzoek uit te voeren naar verblijfplaatsen en vliegroutes van vleermuizen
Landschap Noord-Holland - Vleermuisonderzoek Monnickendam, 2013
Doel Doel van het onderzoek is het actualiseren van de gegevens over het voorkomen van vleermuizen in het plangebied en het gebruik van het plangebied door de soorten. Daarbij zijn de volgende vragen gesteld • Welke vleermuizen komen in het plangebied voor • Welke functies heeft het plangebied voor de aanwezige soorten vleermuizen. • Leidt de ingreep (mogelijk) tot overtreding van de verbodsbepalingen uit de Flora- en Faunawet. Leeswijzer In hoofdstuk 2 beschrijven wij de methode en hoofdstuk 3 geeft een korte beschrijving van het plangebied. In hoofdstuk 4 geven wij de resultaten van ons onderzoek. De effecten van de ingreep en de gevolgen hiervan worden in hoofdstuk 5 omschreven.
7
8
2. Methode Het vleermuisonderzoek is uitgevoerd volgens het vleermuisprotocol van de Gegevens Autoriteit Natuur (2013). Op 12 juni, 2 juli, 19 en 29 augustus 2013 is het plangebied onderzocht. Alle veldbezoeken zijn uitgevoerd door twee deskundigen op het gebied van vleermuizen. Tijdens alle bezoeken waren de omstandigheden gunstig voor vleermuisonderzoek, zie tabel 2.1. Tijdens de veldbezoeken is op basis van geluid en zicht geïnventariseerd. Met behulp van een heterodyne batdetector met opname en- vertragingsfunctie (Peterson D240x) is de echolocatie die vleermuizen uitzenden hoorbaar gemaakt. Aan de hand van deze echolocatie zijn veel vleermuizen direct op soort op naam te brengen. Bij twijfel is een opname gemaakt met een extern opnameapparaat en met behulp van het computerprogramma Batsound een nadere analyse
toegepast. Door daarnaast zoveel mogelijk zichtwaarnemingen te verzamelen, is bepaald welke functies het gebied voor welke soort heeft. Wij hebben onderscheid gemaakt tussen foerageergebied, vliegroutes en verblijfplaatsen (paar-, winter-, zomer of kraamverblijven). In de kraamperiode (mei - juli) van 2013 hebben twee veldbezoeken in de avond plaatsgevonden. De bezoeken duurden direct vanaf zonsondergang tot twee uur na zonsondergang. Tijdens het paarseizoen hebben ook twee veldbezoeken plaatsgevonden tussen een uur na zonsondergang en een uur voor zonsopkomst. In die periode is minimaal twee uur geïnventariseerd per bezoek.
Tabel 2.1. Gegevens veldbezoeken
Datum
Tijdstip
Doel
Weer
12-06-2013
avond
Kraamperiode
18°C, bewolkt,
3 Bft
02-07-2013
avond
Kraamperiode
17°C, bewolkt,
2 Bft
19-08-2013
avond
Paartijd
17°C, half bewolkt, 2 Bft
29-08-2013
avond
Paartijd
19°C, half bewolkt, 2 Bft
Landschap Noord-Holland - Vleermuisonderzoek Monnickendam, 2013
9
10
3. Plangebied Het plangebied is gelegen in de gemeente Waterland. In figuur 3.1 is de locatie aangegeven waar het gemaal gerealiseerd gaat worden. De locatie is gelegen aan de provinciale weg N247 en wordt aan het westen begrenst door de Purmer EE en in het oosten door het Monnickendammergat. Ecotopen In het plangebied zijn de volgende ecotopen aanwezig • berm met bomenrij van wilgen • aangrenzende brede wateren
Figuur 3.1 Ligging van het plangebied
Landschap Noord-Holland - Vleermuisonderzoek Monnickendam, 2013
11
12
4. Resultaten In het plangebied zijn vijf soorten vleermuizen waargenomen. Langs de bomenrij gaat het om de: • gewone dwergvleermuis • ruige dwergvleermuis • laatvlieger Boven het water van de Purmer Ee zijn de volgende soorten waargenomen: • gewone dwergvleermuis • ruige dwergvleermuis • rosse vleermuis • meervleermuis
Soorten Per soort zal hieronder een korte omschrijving van het voorkomen in het plangebied worden gegeven. De resultaten zijn weergegeven in figuur 4.1. Gewone dwergvleermuis Tijdens de inventarisatie zijn langs de bomenrij meerdere gewone dwergvleermuizen foeragerend waargenomen. In de schemering kwamen enkele gewone dwergvleermuizen vanuit het zuiden, de bebouwde kom van Monnickendam, aanvliegen. Mogelijke verblijfplaatsen liggen in Monnickendam. Langs de bomenrij is de balts van gewone dwergvleermuizen niet waargenomen. De bomenrij wordt niet als vliegroute gebruikt. Laatvlieger Aan de noordoostkant van de bomenrij zijn meerdere foeragerende laatvliegers waargenomen. Het gaat om minimaal drie dieren. Zij zijn gedurende langere tijd foeragerend gehoord. Ze kwamen vanuit de richting van Katwoude aanvliegen. Ruige dwergvleermuis Tijdens de kraamperiode is alleen aan de westzijde van de N247 een ruige dwergvleermuis foeragerend waargenomen. In de paartijd zijn langs de te onderzoeken bomenrij meerdere ruige dwergvleermuizen foeragerend en langsvliegend waargenomen. Balts van deze soort is niet waargenomen.
Meervleermuis Boven de Purmer Ee zijn meervleermuizen waargenomen. De meervleermuizen zijn hier foeragerend waargenomen. Zij kwamen vanuit noordelijke richting aanvliegen. Er zijn geen meervleermuizen waargenomen die de weg overvlogen richting het water van het Monnickendammergat.
Functies Foerageergebied In het plangebied zijn vijf soorten vleermuizen foeragerend aangetroffen: de gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, laatvlieger, rosse vleermuis en meervleermuis. De gewone dwergvleermuis, ruige vleermuis en laatvlieger foerageren vooral langs de bomenrij. Boven het aangrenzende water foerageren meervleermuizen en rosse vleermuis. Vliegroutes Er zijn geen vliegroutes vastgesteld. Wel is waargenomen dat gewone dwergvleermuizen vanuit Monnickendam kwamen aanvliegen om in het plangebied te foerageren en laatvliegers vanuit Katwoude. Vaste rust – en of verblijfplaatsen In het plan gebied zijn geen vaste rust- en of verblijfplaatsen van vleermuizen vastgesteld .
Samenvattend Langs de te onderzoeken bomenrij ten oosten van de N247, tussen de wateren van de Purmer Ee en het Monnickendammergat zijn drie soorten vleermuizen foeragerend aangetroffen. Het gaat om de gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en de laatvlieger. Vliegroutes of verblijfplaatsen zijn hier niet aangetroffen.
Rosse vleermuis Tijdens meerdere bezoeken is een rosse vleermuis aan de westzijde van de weg boven het water van de Purmer Ee waargenomen. Deze was hier aan het foerageren.
Landschap Noord-Holland - Vleermuisonderzoek Monnickendam, 2013
13
Figuur 4.1 Resulaten van de veldbezoeken.
14
5. Toetsing aan de Flora- en Faunawet Effect van de ingreep
Toetsing aan de Flora- en Faunawet.
Voor het beschrijven van de effecten beperken we ons tot de soorten die een directe relatie hebben met de bomenrij die gekapt zal worden. Het gaat daarbij om gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger die hier foerageren. Verblijfplaatsen en vliegroutes zijn hier niet vastgesteld.
Artikel 11 van de Flora- en Faunawet verbiedt onder andere het vernietigen van vaste rust- en/of verblijfplaatsen. De kap van de bomen zal geen negatief effect opleveren voor vleermuizen, specifiek gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger. Een ontheffing van de Flora- en Faunawet is daarom niet nodig.
Foerageergebied Door de kap van bomen over een lengte van 10 meter zal een klein deel van het foerageergebied voor vleermuizen verdwijnen. Het gaat om slechts 10 meter van een bomenrij van ruim 200 meter lengte, dit is <5% van het totaal. De ingreep zal dus geen significant effect hebben op het foerageergebied van vleermuizen. Daarnaast is in de directe omgeving van het plangebied voldoende foerageergebied aanwezig. Op 300 meter ten zuidwesten van het plangebied ligt onder meer een begraafplaats met vele oude bomen en open plekken. Hier wordt veel gefoerageerd door laatvliegers en gewone dwergvleermuizen. Het plangebied is geen essentieel foerageergebied voor de soorten.
Landschap Noord-Holland - Vleermuisonderzoek Monnickendam, 2013
15
16
Literatuur Dienst Regelingen. Ministerie van EL &I, 2011. Soortenstandaard Gewone dwergvleermuis Pipistrellus pipistrellus. Dienst Regelingen. Ministerie van EL &I, 2011. Soortenstandaard Ruige dwergvleermuis Pipistrellus nathusii. Dietz, C., O. von Helversen en D. Nill. 2011. Vleermuizen Alle soorten Europa en Noordwest Afrika, Tirion Natuur, Baarn Heusden, W.R.M., S.J. Vreugdenhil. 2006. Handreiking Flora- en faunawet. Voor werkzaamheden en activiteiten in het kader van bestendig gebruik, bestendig beheer en onderhoud en ruimtelijke inrichting en ontwikkeling. Dienst Landelijk Gebied, Utrecht. Kapteyn, K. 1995. Vleermuizen in het Landschap. Schuyt & Co. Haarlem. Schober, W. & E. Grimmberger, 2001. Gids van de vleermuizen van Europa, Azoren en Canarische eilanden. Tirion, Baarn. Schober, W. en E. Grimmberger. 1998. Gids van de vleermuizen van Europa. Tirion. Vleermuisprotocol , 2013. Netwerk groene bureau’s, Gegevensautoriteit natuur en de Zoogdiervereniging. Websites: maps.google.nl www.vleermuis.net www.vleermuizenindestad.nl www.vzz.nl .
Landschap Noord-Holland Postbus 222 1850 AE Heiloo Tel. 088 - 006 44 00 landschapnoordholland.nl
[email protected]
GEDRUKT OP FSC PAPIER
Keurmerk voor verantwoorde fondsenwervingen besteding
Witteveen+Bos B.V. t.a.v. R. ter Harmsel MSc Ecologie Postbus 233 7400 AE Deventer Uw kenmerk: Ons kenmerk: Datum: Projectgebied: Onderwerp:
****** WBMU1310 03-12-2013 Gemaallocatie Monnickendam Inventarisatie muizen en beschermde vissoorten
Geachte heer ter Harmsel, Hierbij ontvangt u de briefrapportage van Adviesbureau E.C.O. Logisch van de inventarisatie naar beschermde muizen en vissen in het door u gespecificeerde projectgebied “gemaallocatie” te Monnickendam. Werkzaamheden Het project betreft een onderzoek naar de aanwezigheid van de Noordse woelmuis, waterspitsmuis en beschermde vissoorten. De werkzaamheden staan hieronder per activiteit weergegeven. Inventarisatie waterspitsmuis 1 De gangbare inventarisatiemethode voor (woel)muizen is de ‘IBN’ methode . Hierbij worden rijen met 20 inloopvallen (zogenaamde raaien) verspreid over het plangebied geplaatst. Gedurende drie nachten hebben de vallen gevuld met voer in het veld gestaan, waarbij de vallen op veilig staan (het zogenaamde prebaiten). In deze periode kunnen de muizen wennen aan de vallen. Hierna zijn de vallen op scherp gezet en zijn er vier vangrondes gelopen. Twee in de avond en twee in de ochtend. Hierbij zijn de gevangen muizen gedetermineerd en vrijgelaten. Het projectgebied is onderzocht met 120 vallen verdeeld over zes raaien, enkele raaien zijn aansluitend op elkaar geplaatst. Alle vallen zijn geplaatst binnen voor de Noordse woelmuis en waterspitsmuis geschikt habitat. In tabel 1 staat een overzicht weergegeven van de inventarisatiedata en omstandigheden. Projectgebied Het projectgebied bestaat uit een dijklichaam omringd met enkele rietvelden en moerasbos. De rietvelden bestaan uit jong riet, oud riet en betreffen verlandingszones aan de rand van de redelijk grote wateren het Purmer Ee en het Monnickendammergat. De voorkeurslocatie (weergegeven op afbeelding 1) voor het realiseren van het gemaal bevindt zich in het dijklichaam onder de N247. Aan de oostzijde van het projectgebied bevindt zich zone van moerasbos met een ruige rietbegroeiing. Hier bevindt zich suboptimaal habitat voor de Noordse woelmuis en waterspitsmuis. Aan de westzijde van de dijk bevindt zich een rietzone van circa vijf meter breed aan de rand van het Purmer Ee. Deze zone bevindt zich aan de voet van het steile dijklichaam, maar heeft zelf een flauw talud. De onder- Afbeelding 1: Voorkeurslocatie gemaal grond bestaat hier deels uit stortsteen en bevindt zich op de waterlijn. Op deze locatie is geschikt habitat voor beide soorten aanwezig binnen de voorkeurslocatie. In de ruimere omgeving zijn rietvelden aanwezig welke een geschikt habitat bieden voor beide soorten, waardoor mogelijk suboptimale gebieden bezet kunnen zijn door de Noordse woelmuis en waterspitsmuis door kolonisatie vanuit direct aangrenzende en omliggende gebieden. De uitgevoerde twee vangnachten (vier controlerondes) zijn voldoende om een inventarisatie naar de Noordse woelmuis uit te voeren. De inventarisatie heeft met betrekking tot de waterspitsmuis niet in de optimale inventarisatieperiode plaatsgevonden. Op basis van de aanwezige habitat en incompleet onderzoek in de verkeerde inventarisatieperiode is dan ook niet uit te sluiten dat de waterspitsmuis in het gebied voorkomt.
1
Bergers & La Haye, 2000, Kleine zoogdieren betrouwbaarder en efficiënter inventariseren. In: De Levende Natuur, 101 (2) 52-58
Adviesbureau E.C.O. Logisch
1
Tabel 1: Overzicht inventarisaties en omstandigheden Datum Type inventarisatie Weersomstandigheden 15-11-2013 Begin prebait periode 10° Celsius, windkracht 3, Half bewolkt 18-11-2013 Begin vangronde muizen 5° Celsius, windkracht 2, Bewolkt 20-11-2013 Einde vangronde muizen 2° Celsius, windkracht 2, Zwaar bewolkt 25-11-2013 Vissen 4° Celsius, windkracht 2, Licht bewolkt
Inventarisatie vissen Het projectgebied is gebiedsdekkend onderzocht op de aanwezigheid van beschermde vissoorten, met name de bittervoorn, kleine modderkruiper en rivierdonderpad. De bemonstering heeft plaatsgevonden middels elektrovisserij vanuit een boot. De methode van elektrovisserij omvat het creëren van een elektrische stroom onder water waardoor de aanwezige vis tijdelijk verdoofd wordt. De vis wordt in een teil geschept waarin de vis bij kan komen en op soortsniveau kan worden gedetermineerd. Een goed uitgevoerde elektrovisserij levert geen schade of sterfte onder de gevangen vissen op. Resultaten Muizen Er is één individu van de Noordse woelmuis aangetroffen binnen het projectgebied, zeer dicht tegen de voorkeurslocatie aan of net binnen de zone van de voorkeurslocatie. Dit individu is gevangen in de rietkraag langs het dijklichaam ten westen van de N247. De waterspitsmuis is niet waargenomen. Overige aangetroffen soorten zijn de bosmuis (8), bosspitsmuis (2) en huisspitsmuis (5). De resultaten staan weergegeven op kaart 1 in bijlage1. Vissen Er is één individu van de bittervoorn aangetroffen buiten het projectgebied langs een rietkraag in het Purmer Ee. De kleine modderkruiper en rivierdonderpad zijn niet aangetroffen. Overige aangetroffen soorten zijn alver, baars, blankvoorn, paling, ruisvoorn, schubkarper, snoek, snoekbaars, zeelt en zwartbekgrondel. De resultaten staan weergegeven op kaart 2, bijlage 1. Conclusie Muizen Er is één individu van de Noordse woelmuis aangetroffen zeer dichtbij of net binnen de zone van de voorkeurslocatie. Vissen Binnen het projectgebied zijn geen beschermde vissoorten aangetroffen. In de wijdere omgeving is één individu van de bittervoorn aangetroffen. Mocht u naar aanleiding van deze briefrapportage nog vragen hebben, kunt u te allen tijde contact met ons opnemen. Hoogachtend,
Ing. S. van Lieshout Adviesbureau E.C.O. Logisch tel. 0624808027
[email protected]
Adviesbureau E.C.O. Logisch
2
Bijlage 1: Resultaten inventarisaties
Kaart 1: Resultaten inventarisatie muizen Legenda: Locatie raai Noordse woelmuis
Adviesbureau E.C.O. Logisch
3
Kaart 2: Resultaten visinventarisatie Bittervoorn Bemonsterde zone
Adviesbureau E.C.O. Logisch
4
Bijlage 2: Foto’s
Afbeelding 1 en 2 : Noordse woelmuis
Afbeelding 3: Bittervoorn
Afbeelding 4: Visbemonstering
Afbeelding 5: Rietzone ten westen van N247
Afbeelding 6: Nat moerasbos met riet
Adviesbureau E.C.O. Logisch
5
Zoogdieronderzoek Monnickendam Beoordeling van de volledigheid van het zoogdieronderzoek in het plangebied voor een nieuw gemaal bij Monnickendam R.M. Koelman; maart 2014 Notitie Zoogdiervereniging N2014006
Inleiding In het dijklichaam tussen de Purmer Ee en het Monnickendammer Gat bij Monnickendam (NH) is de aanleg van een gemaal gepland. In de regio is het voorkomen bekend van de noordse woelmuis (Microtus oeconomus) en de waterspitsmuis (Neomys fodiens). Deze twee soorten zouden in theorie ook in de in het plangebied aanwezige (riet)vegetaties aanwezig kunnen zijn. In het plangebied zijn zowel in 2009 als in 2013 veldinventarisaties uitgevoerd naar het voorkomen van beide soorten. Deze zijn daarbij niet aangetroffen. Aan de oostzijde van het dijklichaam is een bosschage aanwezig. Deze bosschage zou voor vleermuizen (Chiroptera) onder de Flora- en faunawet beschermde functies (verblijfplaats, vliegroute, essentieel foerageergebied) kunnen vervullen. Naar aanleiding hiervan is in 2013 in het plangebied een veldinventarisatie uitgevoerd naar de waarde van het plangebied voor vleermuizen. Onder de Floraen faunawet beschermde functies zijn bij deze inventarisatie niet aangetroffen. Witteveen+Bos heeft het Bureau van de Zoogdiervereniging opdracht gegeven om de tot nu toe uitgevoerde zoogdierinventarisaties te beoordelen op volledigheid en betrouwbaarheid.
Afbeelding 1. De geplande locatie voor het nieuwe gemaal bij Monnickendam. Luchtfoto ondergrond: © Google Earth.
1
Methode De tot nu toe uitgevoerde zoogdierinventarisaties worden op basis van expert judgement beoordeeld op volledigheid en betrouwbaarheid. Hierbij wordt gekeken of de onderzoeken zijn uitgevoerd volgens de richtlijnen van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RvO, voorheen de Dienst Regelingen). Ook wordt gekeken of de resultaten van de onderzoeken overeenkomen met de verwachte zoogdierwaarden voor het gebied. De beoordeling is uitgevoerd door de auteur: dhr. R.M. Koelman, senior projectmedewerker van het team Onderzoek en Advies van het Bureau van de Zoogdiervereniging en deskundige op het gebied van de noordse woelmuis, de waterspitsmuis en vleermuizen.
Beoordeling onderzoek waterspitsmuis
noordse
woelmuis
en
In oktober 2009 is de vegetatie aan de oostkant van de dijk tussen de Purmer Ee en het Monnickendammer Gat door een medewerker van de Zoogdiervereniging beoordeeld op de geschiktheid als leefgebied voor de noordse woelmuis en de waterspitsmuis (Koelman 2009). De begroeiing tussen de bomen en direct naast de bosschage is toen beoordeeld als naar inschatting niet geschikt als leefgebied voor beide soorten. De rietkraag aan de zuidoostkant van het plangebied is indertijd beoordeeld als geschikt als (potentieel) leefgebied voor de waterspitsmuis en de noordse woelmuis. Deze rietkraag aan de zuidoostkant van het plangebied is in oktober 2009 door een medewerker van de Zoogdiervereniging geïnventariseerd op de aanwezigheid van kleine terrestrische zoogdieren (‘muizen’; Thissen, Achterberg & Bekker 2010). Doelsoort daarbij was de noordse woelmuis. Dit onderzoek vond plaats onafhankelijk van de tegelijkertijd uitgevoerde beoordeling van het plangebied op geschiktheid voor de noordse woelmuis en de waterspitsmuis. Er is gevangen volgens de IBN-methode, met op de vangplek tien vallenparen en vier controlerondes (Bergers 1997). Bij deze inventarisatie zijn in de rietkraag alleen bosmuizen (Apodemus sylvaticus; 25 vangsten) en huisspitsmuizen (Crocidura russula; 15 vangsten) aangetroffen. Noordse woelmuizen of waterspitsmuizen werden niet gevangen. In november 2013 zijn door een medewerker van Adviesbureau E.C.O. Logisch zes locaties in het plangebied bemonsterd op de aanwezigheid van muizen (van Lieshout 2013). Doelsoorten daarbij waren de noordse woelmuis en de waterspitsmuis. Er is wederom gevangen volgens de IBN-methode (per vangplek tien vallenparen en vier controlerondes). Bij deze inventarisatie is in het plangebied de aanwezigheid van vijf soorten muizen vastgesteld: veldmuis* (Microtus arvalis; 1 vangst), bosmuis (8 vangsten), huisspitsmuis (5 vangsten) en gewone bosspitsmuis (Sorex araneus; 2 vangsten). Noordse woelmuizen of waterspitsmuizen werden niet gevangen.
* De tijdens het onderzoek gevangen woelmuis was in eerste instantie gedetermineerd als noordse woelmuis. Op grond van de van het dier gemaakte foto’s kon deze naderhand met zekerheid gedetermineerd worden als veldmuis (determinatie: R.M. Koelman Zoogdiervereniging).
2
Afbeelding 2. Ligging van de vanglocaties in november 2013 (rode lijnen). De rietkraag van de meest zuidelijke vangplek is in oktober 2009 ook al eens bevangen. Luchtfoto ondergrond: © Google Earth.
Afbeelding 3. De in november 2013 in het plangebied gevangen veldmuis (Microtus arvalis). Foto: Adviesbureau E.C.O. Logisch. Determinatie: R.M. Koelman - Zoogdiervereniging.
Noordse woelmuis De noordse woelmuis is zowel bij de inventarisatie in 2009 als die van 2013 niet aangetroffen in het plangebied, zelfs niet in het voor de soort meest geschikte gebiedsdeel (de rietkraag aan de zuidoostkant van het plangebied). De bij het vallenonderzoek gebruikte methodiek voldoet aan de eisen die daar door RvO aan worden gesteld. Er is dan ook geen enkele aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de uitkomsten van de vallenonderzoeken. De resultaten van de vallenonderzoeken worden ten aanzien van deze soort beoordeeld als betrouwbaar.
Waterspitsmuis De waterspitsmuis is zowel bij de inventarisatie in 2009 als die van 2013 niet aangetroffen in het plangebied, zelfs niet in het voor de soort meest geschikte gebiedsdeel (de rietkraag aan de zuidoostkant van het plangebied). Er is enige discussie mogelijk over de volledigheid van de inventarisatie naar deze soort. Dit betreft de volgende aspecten: - periode van de inventarisatie; - aantal vangnachten. Inventarisatieperiode In het rapport van adviesbureau E.C.O. Logisch wordt ten aanzien van de periode waarin in 2013 is geïnventariseerd (18-20 november) het volgende gesteld: De inventarisatie heeft met betrekking tot de waterspitsmuis niet in de optimale inventarisatieperiode plaatsgevonden. Dit betreft een onjuiste interpretatie van het begrip ‘optimale inventarisatieperiode’.
3
De Zoogdiervereniging adviseert vallenonderzoek te laten plaatsvinden in het najaar (periode augustus - november), omdat dan de populaties van kleine landgebonden zoogdieren maximaal zijn en de kans op aantreffen van een soort het grootst is. Na ongeveer half november is het weer bepalend voor de mogelijkheid tot het werken met inloopvallen. Bij perioden met strenge vorst zijn muizen niet of minder actief. In een zacht najaar kan er echter zonder problemen tot ver in december worden doorgevangen. Muizen zijn dan nog voldoende actief en de aantallen dieren zijn nog op een voldoende hoog niveau. Pas later in de winter nemen de aantallen sterk af. In het najaar van 2013 ontbraken periodes met strenge vorst en de van 18 tot 20 november uitgevoerde inventarisatie heeft dus wel degelijk binnen de optimale periode plaatsgevonden. Aantal vangnachten Zowel bij het vallenonderzoek in 2009 als het onderzoek in 2013 is twee nachten gevangen, met vier controles. Dit aantal vangnachten is voldoende voor onderzoek naar de meeste soorten muizen. De waterspitsmuis geldt echter als moeilijk te vangen soort en de Zoogdiervereniging adviseert daarom bij onderzoek naar het voorkomen van deze soort om gedurende drie nachten te vangen (zes controles). Deze extra vangnacht is naar mening van de Zoogdiervereniging noodzakelijk om de aan- dan wel afwezigheid van de waterspitsmuis voldoende betrouwbaar aan te kunnen tonen. Dit aantal van drie vangnachten is overigens niet vastgelegd in landelijke richtlijnen voor onderzoek naar muizen (van bijvoorbeeld RvO) en zuiver formeel voldoet het in 2009 en 2013 uitgevoerde onderzoek aan de landelijke richtlijnen voor inventarisatie van de waterspitsmuis. Voorgaande betekent dat er mogelijk een zekere mate van onvolledigheid is ten aanzien van het onderzoek naar de waterspitsmuis. Er bestaat een theoretische kans dat de soort bij de onderzoeken in 2009 en 2013 gemist is. Er zijn echter aanvullende argumenten die laten zien dat deze kans in de praktijk erg klein is: -
Het voor de waterspitsmuis geschikte biotoop in het plangebied betreft slecht een geïsoleerd gelegen rietkraag met een kleine oppervlakte aan de zuidoostkant van het plangebied. Beide aspecten (isolatie en kleine oppervlakte) verkleinen in sterke mate de kans op het daadwerkelijk voorkomen van de soort.
-
Tijdens de onderzoeken zijn zowel in 2009 als in 2013 vrij grote aantallen huisspitsmuizen gevangen. Dit wijst er op dat de rietvegetaties in het plangebied in zekere mate verruigd zijn en daardoor minder geschikt zijn als (potentieel) leefgebied voor de waterspitsmuis. Beide soorten spitsmuizen (huisspitsmuis en waterspitsmuis) worden in de praktijk niet door elkaar gevangen, dus het voorkomen op een locatie van de ene soort (in dit geval de huisspitsmuis) betekent automatisch dat de andere soort (in dit geval de waterspitsmuis) daar waarschijnlijk niet voorkomt.
-
Het voor de waterspitsmuis geschikte biotoop in het plangebied is twee keer bevangen (2009 en 2013) en daarmee dubbel onderzocht. De soort is beide keren niet aangetroffen.
Op grond van voorgaande wordt ingeschat dat de kans dat de waterspitsmuis bij de inventarisaties gemist is zeer klein is. De resultaten van de vallenonderzoeken worden ten aanzien van deze soort beoordeeld als voldoende betrouwbaar.
Beoordeling vleermuisonderzoek In oktober 2009 is de bomenrij aan de oostkant van de dijk tussen de Purmer Ee en het Monnickendammer Gat beoordeeld op de geschiktheid voor vleermuizen als verblijfplaats, vliegroute en foerageergebied (Koelman 2009). Alle drie de genoemde functies zouden naar inschatting aanwezig kunnen zijn.
4
In de periode juni - augustus 2013 is in het plangebied een veldinventarisatie uitgevoerd naar de aanwezigheid van vleermuizen (welke soorten en welke functies; van den Tempel & Visbeen 2013). Het plangebied is daarbij vier keer bezocht. Zowel het aantal veldbezoeken als de specifieke periode en tijdstippen van de bezoeken voldoen aan de eisen van het Vleermuisprotocol (Vleermuisvakberaad Netwerk Groene Bureaus, Zoogdiervereniging en Gegevens-autoriteit Natuur 2012). Verblijfplaatsen of duidelijke vliegroutes zijn bij het onderzoek niet vastgesteld. De bosschage heeft waarde als foerageerbiotoop voor drie soorten vleermuizen (de gewone dwergvleermuis Pipistrellus pipistrellus, de ruige dwergvleermuis Pipistrellus nathusii en de laatvlieger Eptesicus serotinus). Door de aanleg van het gemaal zal deze foerageerfunctie in beperkte mate worden aangetast. Deze aantasting is dusdanig beperkt dat hiervoor géén ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet hoeft te worden aangevraagd. De resultaten van het vleermuisonderzoek passen goed binnen de verwachte waarden van het plangebied voor deze soortgroep. De resultaten van de inventarisatie worden beoordeeld als betrouwbaar.
Conclusies Het onderzoek naar de zoogdierwaarden in het plangebied voor een nieuw gemaal bij Monnickendam voldoet aan de landelijk geldende richtlijnen voor de onderzochte soorten en soortgroepen (noordse woelmuis, waterspitsmuis en vleermuizen). Ten aanzien van de noordse woelmuis en vleermuizen worden de resultaten van de onderzoeken beoordeeld als betrouwbaar. Ten aanzien van de waterspitsmuis geldt dat er mogelijk een zekere mate van onvolledigheid is ten aanzien van het onderzoek naar de soort (bij de onderzoeken van 2009 en 2013 telkens twee vangnachten in plaats van drie). In combinatie met aanvullende beoordelingen wordt echter ingeschat dat de kans dat de soort bij de inventarisaties gemist is zeer klein is. De resultaten van de vallenonderzoeken worden ten aanzien van deze soort beoordeeld als voldoende betrouwbaar.
Bronnen Bergers, P.J.M., 1997. Kleine zoogdieren inventariseren: het kan efficiënter. Zoogdier, jrg. 8 nr. 3. Koelman, R.M., 2009. Zoogdierwaarden bomenrij Molenkade te Monnickendam. Notitie m.b.t. het veldbezoek van 8 oktober 2009. Zoogdiervereniging, Nijmegen. Lieshout, S. van, 2013. Gemaallocatie Monnickendam. Inventarisatie muizen en beschermde vissoorten. Briefrapportage. Adviesbureau E.C.O. Logisch, Deventer. Tempel, C. van den & F. Visbeen, 2013. Vleermuisonderzoek Monnickendam. Rapportnummer 13.031. Landschap Noord-Holland, Heiloo. Thissen, J.B.M., C. Achterberg & D.L. Bekker 2010. Verspreidingsonderzoek Nederlandse Zoogdieren VONZ 2009. Zoogdiervereniging rapport 2010.07. Zoogdiervereniging, Nijmegen. Vleermuisvakberaad Netwerk Groene Bureaus, Zoogdiervereniging en Gegevensautoriteit Natuur, 2012. Vleermuisprotocol 2012.
5
Bijlage - beknopte soortbeschrijvingen Hieronder wordt in beknopte vorm informatie gegeven over de noordse woelmuis en de waterspitsmuis.
Noordse woelmuis (Microtus oeconomus) De noordse woelmuis heeft een groot verspreidingsgebied op het noordelijk halfrond, dat zich uitstrekt van Scandinavië en Noord-Duitsland via Siberië tot in Alaska, met als noordgrens globaal de boomgrens (rond 75 graden noorderbreedte) en als zuidgrens globaal de noordrand van de steppezone (rond 45 graden noorderbreedte). Naast dit hoofdareaal kan de soort aangetroffen worden in een aantal geïsoleerde gebieden in centraal Azië (vijf gebieden in China en Mongolië) en in Europa. De kaart van afbeelding 4 toont de geïsoleerde Europese populaties zoals die te vinden zijn in zuidwest Scandinavië, het grensgebied van Oostenrijk/Hongarije/Tsjechië (Neusiedler See) en Nederland. Deze geïsoleerde gebieden zijn relicten van een veel groter areaal tijdens de laatste ijstijd; de populaties binnen deze gebieden worden gezien als ondersoorten.
Afbeelding 4. Verspreiding van de noordse woelmuis (Microtus oeconomus) in Europa (uit: Mitchell-Jones et. al. 1999).
De in Nederland voorkomende ondersoort van de noordse woelmuis (Microtus oeconomus ssp. arenicola) is endemisch, wat wil zeggen dat deze ondersoort nergens anders ter wereld voorkomt. Daarmee is de noordse woelmuis de meest bijzondere zoogdierensoort van ons land. De soort heeft een belangrijke status in bescherming en beleid: de noordse woelmuis staat als kwetsbaar op de Rode lijst van bedreigde en kwetsbare zoogdieren in Nederland (Zoogdiervereniging VZZ 2007; Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2009) en is als prioritaire soort opgenomen in de bijlagen II en IV van de Europese Habitatrichtlijn, wat betekent dat het een soort is die een strikte bescherming behoeft en waarvoor speciale beschermingszones aangewezen moeten worden. Daarnaast is de noordse woelmuis een doelsoort voor het Nederlandse natuurbeleid (Bal et al. 2001). De noordse woelmuis is een soort die kan voorkomen in zeer uiteenlopende habitats. De belangrijkste zijn rietland en -ruigte en nat schraalgrasland. De soort ondervindt concurrentie van de veldmuis (Microtus arvalis) en de aardmuis (Microtus agrestis). Zonder concurrentie komt de noordse woelmuis in een veel bredere range van biotopen voor dan met concurrentie, getuige bijvoorbeeld de situatie op Texel (o.a. Bekker & Koelman 2007) en sommige eilanden in het Deltagebied. Indien de noordse woelmuis in een gebied tezamen met de veld- en aardmuis voorkomt zal hij worden teruggedrongen tot de meer karakteristieke, zeer natte biotopen. Indien deze biotopen ontbreken zal de soort worden verdreven.
6
Afbeelding 5. Noordse woelmuis (Microtus oeconomus) - Nieuwkoopse Plassen; september 2007. Foto: R.M. Koelman Zoogdiervereniging.
De noordse woelmuis is een soort die in verhouding tot andere woelmuissoorten goed aangepast is aan het leven in gebieden met een sterk wisselende waterstand. Eén van de sleutelfactoren voor het voorkomen van de noordse woelmuis in gebieden waar ook de aardmuis en veldmuis voorkomen lijkt te worden gevormd door een sterk wisselende waterstand in de loop van een jaar. In gebieden die ’s winters regelmatig overstromen of een hoge waterstand kennen, kan de noordse woelmuis zich dan naast de veldmuis en aardmuis handhaven. Geschikte leefgebieden dienen een omvang te hebben van tenminste 7,5 hectare (La Haye & Drees 2004). De laatste jaren gaat de noordse woelmuis in Nederland sterk achteruit. De verspreiding van de soort beperkt zich momenteel hoofdzakelijk tot natte gebieden in vijf regio’s: Zuid-Holland/Utrecht, centraal Noord-Holland, Friesland, het Deltagebied en Texel. De kaart van afbeelding 6 geeft een goed beeld van de huidige verspreiding in Nederland.
Afbeelding 6. Verspreiding van de noordse woelmuis in Nederland in de periode 19992008. Bron: Zoogdiervereniging.
7
Waterspitsmuis (neomys fodiens) De waterspitsmuis is een soort met een belangrijke status in bescherming en beleid: de soort staat als kwetsbaar op de Rode Lijst van bedreigde en kwetsbare zoogdieren in Nederland (Zoogdiervereniging VZZ 2007, Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2009) en de het is een doelsoort voor het Nederlandse natuurbeleid (Bal et al. 2001). De waterspitsmuis wordt aangetroffen bij schoon, niet te voedselrijk, vrij snel stromend tot stilstaand water met een behoorlijk ontwikkelde watervegetatie en ruig begroeide oevers, variërend van open rietland tot elzenbroekbos. Het is een kritische soort die de laatste decennia sterk in aantal is achteruitgegaan en waarschijnlijk uit veel gebieden is verdwenen. De verspreiding van deze soort is over het algemeen onvoldoende bekend.
Afbeelding 7. Waterspitsmuis (Neomys fodiens) - Alde Feanen; november 2007. Foto: R.M. Koelman – Zoogdiervereniging.
Bronnen bijlage Bal, D., H.M. Beije, M. Fellinger, R. Haveman, A.J.F.M. van Opstal & F.J. van Zadelhoff, 2001. Handboek Natuurdoeltypen. Tweede, geheel herziene editie. Rapport Expertisecentrum LNV nr. 2001/020, Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Wageningen. Bekker, D.L. & R.M. Koelman, 2007. Inhaalslag Verspreidingsonderzoek Nederlandse Zoogdieren VONZ 2006, Deel 2. De noordse woelmuis. VZZ rapport 2007.018. Zoogdiervereniging VZZ, Arnhem. La Haye, M. & J.M. Drees, 2004. Beschermingsplan Noordse woelmuis. Ministerie van LNV. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, 2009. Besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 28 augustus 2009, houdende vaststelling van geactualiseerde Rode lijsten flora en fauna. Besluit nr. 25344, Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Den Haag. Mitchell-Jones, A.J., W. Bogdanowicz, B. Krystufek, P. J.H. Reijnders, F. Spitzenberger, C. Stubbe, J. B.M. Thissen, V. Vohralík & J. Zima, 1999. Atlas of European Mammals. Poyser Natural History. Zoogdiervereniging VZZ, 2007. Basisrapport voor de Rode Lijst Zoogdieren volgens Nederlandse en IUCN-criteria. VZZ rapport 2006.027; tweede, herziene druk. Zoogdiervereniging VZZ, Arnhem.
8
RAAP-NOTITIE 4363
Plangebied Gemaal Monnickendam Gemeente Waterland Archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek
700-.rCJr
15Qn1Cir.
i
i
RAAP i
i
Archeologisch
Adviesbureau
Colofon Opdrachtgever: Witteveen en Bos Titel: Plangebied Gemaal Monnickendam, gemeente Waterland; archeologisch
vooronderzoek: een bureauonderzoek Status: eindversie Datum: 6 december 2012 Auteur: drs. R.A.C. Kroes Projactcoda: WAGM Bestandsnaam: N04363_WAGM.doc Projectleider: drs. R.A.C. Kroes ARCHIS-vondstmaldlngsnummars: niet van toepassing ARCHIS-waarnemingsnummers: niet van toepassing ARCHIS-ondarzoaksmaldingsnummer: 54673 Bewaarplaats documentatie: RAAP West-Nederland Autorisatie: drs. M. Jordanov Bevoegd gezag: gemeente Waterland
ISSN: 0925-6369
RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. Laauwenveldsaweg 5b
telefoon: 0294-491 500
1382 LV Weesp
telefax: 0294-491 519
Postbus 5069
E-mail:
[email protected]
1380GB Weesp
@RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V., 2012 RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen.
Plangebied Garnaal Monnickandam, gameante Waterland; archeologisch vooronderzoek: aan bureauonderzoek
.....
....
RAAP
Samenvatting In opdracht van Witteveen en Bos heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in november 2012 een bureauonderzoek uitgevoerd in verband met de locatiekeuze voor een nieuw gemaal in Manniekendam in de gemeente Waterland. Dil onderzoek diende te worden uitgevoerd omdat realisatie van de plannen zou kunnen leiden tot aantasting of vernietiging van mogelijk aanwezige archeologische resten. Het onderzoek omvatte het verwerven van informatie over bekende en verwachte archeologische waarden en had tot doel een gespecificeerde archeologische verwachting op te stellen voor het plangebied. Op basis van de gespecificeerde archeologische verwachting en de aard en omvang van de voorgenomen bodemingrepen is vervolgens in hoofdstuk 3 een advies geformuleerd met betrekking tot eventueel archeologisch vervolgonderzoek. Op basis van de gespecificeerde archeologische verwachting(§ 2.2) en de voorgenomen bodemingrepen (§ 1.3), kan worden geconcludeerd dat bij de realisering van de plannen met zekerheid archeologische waarden zullen worden verstoord. Meer specifiek zijn de volgende bevindingen van belang: • Bij bodemingrepen ten behoeve van de aanleg van een gemaal zullen archeologische resten worden aangesneden die de geschiedenis van de bouw en opbouw van de dam en de dijk weerspiegelen. • De aanleg van een gemaal zal deze 'vindplaats' slechts zeer ten dele verstoren, maar zal naar verwachting wel een 'dwarsdoorsnede' creêren die het mogelijk maakt zéér veel informatie over de geschiedenis van de dijk te documenteren. • Ter plaatse van de dam is bovendien mogelijk een 'schuif' uit de 13e eeuw aanwezig; deze zal bij bodemingrepen op de desbetreffende locatie wel in zijn geheel worden verstoord. De 'schuif' wordt verwacht op locatie 1 of locatie 3. • Op locatie 3 worden in ieder geval resten van een schutsluis verwacht, iets ten noorden van de latere Grafelijkheidssluis. Dil is mogelijk de schuif uit de 13e eeuw, mogelijk een constructie uit een latere periode. • Er bestaat een kans op de aanwezigheid van delen van scheepswrakken, palissaden en beschoeiingen die eveneens bij bodemingrepen geheel of deels verstoord zullen worden; • De verwachte 'schuif', eventuele scheepsresten, palissaden en beschoeiingen zijn nauwelijks op te sporen met behulp van archeologisch vooronderzoek. Op basis van de resultaten van dil bureauonderzoek wordt voor alle drie de locaties die momenteel in overweging genomen worden voor het nieuwe gemaal aanbevolen om aanvullend archeologisch onderzoek te laten verrichten. Geadviseerd wordt om dil vervolgonderzoek plaats te laten vinden in de vorm van een archeologische begeleiding conform het protocol opgraven uit de KNA versie 3.2. Archeologische begeleiding houdt in dat tijdens of direct voorafgaand aan de grondwerkzaamheden archeologische werkzaamheden worden verricht. Dil betekent dal eventuele archeologische sporen worden vrijgelegd, onderzocht en gedocumenteerd en dal vondsten worden verzameld en gedocumenteerd. Een archeologische begeleiding behoort plaats te vinden op basis
RAAP-notitie 4363/aindversie, 6 december 2012
[3]
Plangebied Garnaal Monnickandam, gameante Waterland; archeologisch vooronderzoek: aan bureauonderzoek
.....
....
RAAP
van een Programma van Eisen (PvE). Dit PvE dient voor aanvang van het onderzoek te worden opgesteld door een senior-archeoloog. Voor wat betreft de locatiekeuze van het nieuwe gemaal spelen de volgende overwegingen een rol. Op de locaties 1 en 3 bevindt zich de oude dam, waar naast resten van de aanleg van de dam en dijk mogelijk ook resten van een 13e eeuwse 'schuif aanwezig kunnen zijn. Op locatie 3 zijn in ieder geval resten van een schutsuis te verwachten; mogelijk gaat het om de 13e eeuwse 'schuif', mogelijk om een latere constructie. Op locatie 2 zijn geen aanwijzingen bekend die hierop wijzen. Vanuit het perspectief van de zorg voor het bodemarchief is dan ook een lichte voorkeur uit te spreken voor locatie 2.
RAAP-notitie 4363/aindversie, 6 december 2012
[4]
Plangebied Garnaal Monnickandam, gameante Waterland; archeologisch vooronderzoek: aan bureauonderzoek
.....
....
RAAP
Inhoudsopgave Samenvatting ................................................................................................................. 3 Inhoudsopgave .............................................................................................................. 5 1 Inleiding ................................................................................................................... 6 1.1
Kader ..................................................................................................................................... 6
1.2
Administratieve gegevens ........................................................................................................ 6
1.3
Toekomstige situatie ............................................................................................................... 6
1.4
Onderzoeksopzet en richtlijnen ................................................................................................ 6
2 Bureauonderzoek ...................................................................................................... 8 2.1
Methoden ............................................................................................................................... 8
2.2
Resultaten .............................................................................................................................. 8
3 Conclusies en aanbevelingen .................................................................................... 13 3.1
Conclusies ............................................................................................................................ 13
3.2
Aanbevelingen ...................................................................................................................... 13
Literatuur .................................................................................................................... 15 Gebruikte afkortingen ................................................................................................... 15 Overzicht van figuren en tabellen ................................................................................... 16
RAAP-notitie 4363/aindversie, 6 december 2012
[5]
Plangebied Garnaal Monnickandam, gameante Waterland; archeologisch vooronderzoek: aan bureauonderzoek
.....
....
RAAP
1 Inleiding 1.1 Kader In opdracht van Witteveen en Bos heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in november 2012 een bureauonderzoek uilgevoerd in verband met de locatiekeuze voor een nieuw gemaal in Manniekendam in de gemeente Waterland. Dil onderzoek diende te worden uitgevoerd omdat realisatie van de plannen zou kunnen leiden tot aantasting of vernietiging van mogelijk aanwezige archeologische resten. Het onderzoek omvatte het verwerven van informatie over bekende en verwachte archeologische waarden en had tot doel een gespecificeerde archeologische verwachting op te stellen voor hel plangebied. Op basis van de gespecificeerde archeologische verwachting en de aard en omvang van de voorgenomen bodemingrepen is vervolgens in hoofdstuk 3 een advies geformuleerd met belrekking tol eventueel archeologisch vervolgonderzoek.
1.2 Administratieve gegevens Het plangebied (drie locaties verdeeld over een gebied van 4,2 ha) ligt direct ten noorden van Manniekendam (figuur 1). Het gebied staat afgebeeld op kaartblad 25F van de topografische kaart van Nederland (schaal 1:25.000). Gemeente: Waterland Plaats: Manniekendam Plangebied: plangebied Gemaal Manniekendam Centrumcoördinaten: 130.915/497.651 ARCHIS·onderzoeksmeldingsnummer: 54673
1.3 Toekomstige situatie In verband mettoenemende wateroverlast in het gebied van het Waterschap Hollands Noorderkwartier wordt gezocht naar extra spuimogelijkheden voor boezemwater op hel Markermeer om zo in de toekomsite voldoen aan de eisen om hel overtollige water uil de polders in hel gebied te verwerken. Binnen het plangebied zijn drie locaties in studie voor de aanleg van een gemaal. De maatvoering van eventuele ingrepen in de bodem zijn in dil vroege stadium van de planvorming nog niet bekend. De keuze van de locatie hangt mede af van de resultaten van het archeologisch onderzoek.
1.4 Onderzoeksopzet en richtlijnen Het onderzoek is uilgevoerd volgens de normen van de archeologische beroepsgroep (zie artikel 24 van het Besluit archeologische monumentenzorg). De Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA, versie 3.2), beheerd door de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SI KB; www.sikb.nl), geldt in de praklijk als richtlijn. RAAP beschikt over een opgravingsvergunning,
RAAP-notitie 4363/aindversie, 6 december 2012
[6]
--
co.m•
Plenstilled Monnlok4ndem, gemunl$ Wa141tand: eftllteologl""' m01•mlc ...,...,. • w k
RAAP
verleend door de Mlnlater van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Zie tabel 1 YOOr de dlltelfngen van de In dit repport genoemde geologltche en erdleologlsclle pelloden. Achter In dit repport Is een lijst met gebruikte efttortlngen opgenomen. Clolologloolw ,.~.....
lld*
CIII0-0
~ogltolw ,.~ ..... 01010<1~
lldpo!t Nll-tiJd
Laot
Ditoofte (ooNOUWUJdC)
8ube111nl:ka.lm
11
A
-
Uilt Vol
Clr.
IIINdel..u-
l ""'""'~""' Korcol h!llloll
-·· -·· -·· -·· Uilt
RHieilnM·~
Vroog
0
Uilt
I.IHiiiJd
460 1100rctlr.
Vroog
l.oo:t
IronMIJd
Subbonrul
Alflntoum
'
--
700
lll..olllltle~n
Bol!~
VroovlloDryu
eI
!
:'
-m•
Îl I -" r! ~: .,._ l u-
...)
H
-
Oddlradl
8-
S Nienl
Bo-èiO/KciOIJOINen
-·· E111ttltn
l.oo:t
MiiiiiM
VIDIQ
11 11 12. 12. 111.
l.oo:t
Jcolgll
fl26
450 270 70noCir. 15\IOOrCir• ~
600
eoo 1100 11100
-2000
4200
9700
111.600 1&.DGQ
.. ...IÇÁ
80.
'ISDGQ
H*'Jaalo
Eemlln S111tnll
GIIIIIOM.II.V
VnNO
(11 ....11 . . . .,
!Ï ~
VIDIQ l.oo:t
Neoll1tll•nn
8CU'M.81
P-.1 IA1aDIYU AlV-tDI)'U
m 1111
""'""'~""'""'til
V""'!'
SubdlntfQ.Im
.
1m 11160 leGO 1ao lo.IO 800
a
NieuwetiJd
80.
PlltollthiC41m ('0-~)
71.
---
-··
114.000 128 2311
241 822
250000
.,
*41e.000
........
_
OUCI
_..
[7)
Plangebied Garnaal Monnickandam, gameante Waterland; archeologisch vooronderzoek: aan bureauonderzoek
.....
....
RAAP
2 Bureauonderzoek 2.1 Methoden Het bureauonderzoek is uitgevoerd om een gespecificeerde archeologische verwachting op te stellen. Daartoe zijn reeds bekende archeologische en aardkundige gegevens verzameld en is het grondgebruik in het plangebied in het heden en verleden geïnventariseerd. Geraadpleegd zijn de volgende bronnen: - het ARCHeologisch Informatie Systeem (ARCHIS); - de Archeologische Monumenten Kaart (AMK); - de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW); - literatuur en historisch en aardkundig kaartmateriaal (zie literatuurlijst); - de recente topografische kaart, schaal 1:25.000; recente luchtfoto's uit Google Earth (http:/www.earth.google.com); het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN); het informatiesysteem Data en Informatie van de Nederlandse Ondergrond (DINO); het informatiesysteem Kennis Infrastructuur Cultuur Historie (KICH); - de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW)/Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS).
2.2 Resultaten Huidige situatie Op recente topografische kaarten (schaal 1:25.000) is het plangebied afgebeeld als dijk met bestrating en berm (figuur 1). Recente luchtfoto's uit Google Earth bevestigen dit grondgebruik. Volgens de geraadpleegde topografische kaart en het Actueel Hoogtebesland Nederland (AHN; http://www.ahn.nl/) ligt de huidige maaiveldhoogte in het plangebied op het wegdek tussen 3 en 4 m +NAP en varieert de hoogte van de voet van de dijk tussen 0,4 en 0,3 m -NAP. Het waterpeil ten oosten van de dijk bedraagt in de zomer 0,2 m -NAP en in de winter 0,4 m -NAP. De waterdiepte direct ten oosten van de dijk loopt volgens de Zeekaart voor de kust- en binnenwateren (Anonymus, 2008) af van 0,5 m -NAP aan de oever tot 1,3 m -NAP in het midden van de waterweg. De diepte van de Purmer Ee, direct ten westen van de dijk, is op basis van de geraadpleegde literatuur niet vastte stellen, maar zal niet dieper zijn dan de diepten zoals aangegeven ten oosten van de dijk. Volgens door de opdrachtgever aangeleverde KLIC-gegevens lopen over de dijk, die immers een smalle verbinding tussen twee stukken land vormt, diverse kabels en leidingen. Deze zullen, in ieder geval oppervlakkig, voor een behoorlijke verstoring hebben gezorgd. Hierbij wordt opgemerkt dat in het kader van onderhavig onderzoek niet was voorzien in een locatiebezoek. Aardkundige situatie Volgens drie boringen uit DINO in de directe nabijheid van het plangebied bestaat de bodemopbouw in het plangebied van boven naar beneden uit klei op veen op klei (DINO-boringen B24F1014, -1015, -1024 en -1077). Volgens gegevens over de diepere ondergrond uit ARCHlS ligt op
RAAP-notitie 4363/aindversie, 6 december 2012
[8]
Plangebied Garnaal Monnickandam, gameante Waterland; archeologisch vooronderzoek: aan bureauonderzoek
.....
....
RAAP
14 tot 18 m -NAP zand. Dit is afgezet door de wind tijdens de laatste ijstijd, die ongeveer 10.000 jaar geleden afliep. Het ijstijdzand is afgedekt door een dunne laag veen (ca. 0,5 m dik) die is ontstaan doordat na de laatste ijstijd het klimaat warmer en natter werd en het landschap begroeid raakte. Dit veen wordt 'Basisveen' genoemd. Na de ijstijd smolten de landijskappen en steeg de zeespiegel sterk, waardoor delen van het land (deels) onder water kwamen te staan of veranderden in wadden en kwelders, met getijdengeulen en kreken. Het Basisveen is dan ook afgedekt door een ongeveer 15 m dik pakket zand- en kleilagen die hier zijn afgezet als gevolg van de stijgende zeespiegel. De top van dit 'Laagpakket van Warmer' ligt in het plangebied rond 4 m -NAP. Hierop ligt Hollandveen dat sinds ongeveer 4400 voor Chr. is gevormd, omdat vanaf die tijd de invloed van de zee in het gebied afnam, waardoor er geen sedimentatie vanuit zee of vanuit getijdengeulen en kreken meer plaatsvond. Hierdoor kon zich tot ver in de Middeleeuwen veen vormen, dat soms in grote koepels op de oudere afzettingen stond (Westerhoff e.a., 1987). Vanaf de 11e eeuw zijn deze veengebieden ontgonnen ten behoeve van de landbouw. Daarvoor werden vanuit waterlopen sloten het veengebied in gegraven, om het veen te ontwateren en zo geschikt te maken voor bewerking. De bewoning concentreerde zich aan de kop van de zo ontstane verkaveling, meestal langs de waterloop of een andere 'ontginningsas'. Hierdoor ontstonden lintbebouwingen. De Purmar Ee, oorspronkelijk een veenstroompje, later een getijdengeul, moet zo'n eniginningsbasis zijn geweest (Ten Oever-van Dijk, 1994). Ten noorden van de PurmarEeis aan de verkaveling ook nog te zien dat deze haaks op de ontginningsas staat. Door de ontwatering oxideerde het veen aan de lucht en verdween. De maaivelddaling die dit tot gevolg had, werd opgevangen door het veen nog meer te ontwateren, wat het proces versterkte en waardoor er nog meer veen verdween. Op sommige plekken werd het veen ten behoeve van de turfwinning zelfs onder de grondwaterspiegel gewonnen. De zo ontstane plassen werden vaak in latere eeuwen weer drooggemalen. Zo zijn de polders Beemster en de Purmar ontstaan. Ter plaatse van het plangebied is het nooit zo ver gekomen. Ten noorden en zuiden van het plangebied is het veen als gevolg van de daling van het maaiveld in de loop van de Middeleeuwen vanuit de Purmar Ee overstroomd, waardoor er een dunne kleilaag op het veen is afgezet. Deze wordt gerekend tot het Laagpakket van Walcheren (Molenaar, 2006). De natte omstandigheden hebben er soms toe geleid dat mensen hun huisplaatsen ophoogden, waardoor er huisterpen ontstonden. Volgens Ten Oever-van Dijk (1994) is dat vanaf de Be of 9e eeuw gebeurd. Vanaf ongeveer 1300 na Chr. zijn de huisplaatsen verlaten en is men langs doorgaande waterlopen gaan wonen (Ten Oever-van Dijk, 1994).
Geo(morfo)logie en bodem Het plangebied bestaat geomorfologisch gezien uit een Lage Dijk (code D1) en is in het zuidoosten niet gekarteerd wegens bebouwing. In de wijdere omgeving zijn ontgonnen veenvlakten (code 1M46) aangegeven. De bodem in het plangebied is aangegeven als 'dijk', behalve in het zuidoosten van het plangebied waar geen kartering van de bodem heeft plaatsgevonden. In de wijdere omgeving zijn kalkarme drachtvaaggronden aangegeven, ontwikkeld in zware klei (code Mv41 C). Drachtvaaggronden zijn relatief jonge bodems, ontwikkeld in een kleidek op een veenondergrond. Deze gegevens komen overeen met de recente geologische ontwikkeling van het gebied.
RAAP-notitie 4363/aindversie, 6 december 2012
[9]
Plangebied Garnaal Monnickandam, gameante Waterland; archeologisch vooronderzoek: aan bureauonderzoek
.....
....
RAAP
Historische situatie en mogelijke varstoringen
Op zijn vroegst in de 9e eeuw beginnen de ontginningen van het veen, om in de loop van de 1Oe eeuw ook echt systematisch op gang te komen (Bos, 1988). In de 12e eeuw is de maaivelddaling als gevolg van de ontginning al zo ver gevorderd dat het landschap door middel van dijken moet worden beschermd. Eerst worden de kleinere veenstroompjes afgedamd. In de loop van de tweede helft van de 12e eeuw doen zich een aantal overstromingen voor die aanleiding zijn tot grootschalige dijkenbouw (Van Leeuwen & De Witte, 1977). Grote stukken landbouwgrond gaan daarbij verloren en Marken bijvoorbeeld is vanaf deze periode een eiland (Burger, 1985). De dam in de Purmer Ee wordt in de tweede helft van de 13e eeuw aangelegd om het buitenwater van de Zuiderzee buiten te houden. Ter wille van de afwatering van overtollig binnenwater werd de dam voorzien van een 'schuif'. Deze kon bij laag water in de Zuiderzee worden opengezet. In deze tijd worden wegens het gevaar van overstromingen huizen geplaatst op terpen. Meestal ontstaan die door geleidelijke ophoging in de loop van de jaren, maar in Waterland zijn enkele terpen uit de 13e eeuw aangetroffen die in één keer zijn opgeworpen, waaronder een terp in Manniekendam van vijf m hoog (Bos, 1988). Manniekendam kreeg in 1355 stadsrechten. In 1411 wordt het Mennickendammer Gat volledig afgedamd, waardoor de Purmer Ee wordt afgesloten van de Zuiderzee (Van Leeuwen & De Wille, 1977; Burger, 1985). Om inziehila krijgen in het grondgebruik in het plangebied in de Nieuwe lijd biedt de analyse van historische kaarten een goede invalshoek. De oudste kaart van het gebied is die van Jacob van Deventer uit 1575. Op de stadsplattegrond van Manniekendam staat de dijk al aangegeven. In vergelijking met de huidige dijk is deze een stuk smaller. Op de kaart van Blaeu uit 1640 staat de dam in iets meer detail aangegeven (figuur 2). In het zuidelijke deel van de dam staat een sluis aangegeven, ongeveer ter hoogte van locatie 3. Op latere kaarten is deze sluis niet meer aangegeven. Het is niet bekend of dil ook de 13e eeuwse 'schuif' is. Op de 'Kaart van Holland' uil 1681 van Jacob Aertsz. Colom staat in het plangebied ook deze smalle dijk aangegeven, maar met bijzonder weinig detail, gezien de schaal. Wel is op de kaart ook een waterweg aangegeven die min of meer hetzelfde tracé volgt als de dijk. Dit is zeer waarschijnlijk de trekvaart Amsterdam-Hoorn. Historische kaarten uil de 19e eeuw laten in het plangebied een situatie zien die vrijwel overeenkomt met de op oudere kaarten aangegeven situatie: een smalle dijk die beide oevers van de Purmar Ee met elkaar verbindt. Op de kadastrale minuut uil de periode 1811-1832 staat directten westen van de dijk de 'trekvaart naar Edam' aangegeven. Bovendien is ook hier in het zuidelijke deel van de dam een sluis aangegeven, maar iets zuidelijker dan op de kaart van Blaeu (figuur 2). Op kaarten uit 1894 en daarna wordt deze sluis aangegeven onder de naam 'Grafelijkheidssluis'. De laatste kaart waarop deze sluis wordt vermeld, is uit 1960. Op enkele kaarten uit de periode tussen 1894 en 1960 is tevens een draaibrug aangegeven. Volgens de officiële zeekaart van het IJsselmaar bestaat de schutsluis met een brug eroverheen nog steeds (Anonymus, 2008). Op topografische kaarten uit circa 1830 en 1860 is in het gebied een smalle dijk aangegeven met ten westen daarvan iets wat een vaargeul lijkt, al is niet duidelijk of hiermee een gebaggerde geul of slechts een bekende route is aangegeven. De eerste kaart waarop direct naast de dijk landaanwas is te zien, dateert uit 1949 en op alle topografische kaarten daarna is deze duidelijk aangegeven (http://watwaswaar.nl).
RAAP-notitie 4363/aindversie, 6 december 2012
[1 0]
Plangebied Garnaal Monnickandam, gameante Waterland; archeologisch vooronderzoek: aan bureauonderzoek
.....
....
RAAP
Gemeentelijke beleidskaart, KICH en provinciale waardenkaart
Volgens de gemeentelijke archeologische beleidskaart van de gemeente Waterland ligt het grootste deel van het plangebied in een zone waarbinnen een archeologische onderzoeksverplichting geldt voor plannen groter dan 2500 m' en dieper dan 40 cm (Gemeente Waterland, 2011 ). Blijkens de toelichting gaat hel om een veenonlginningsgebied met een hoge verwachting. Een smalle strook die van noord naar zuid over de dijk loopt en in hel zuiden afbuigt naar hel oosten (met de dijk mee) is een onderzoeksverplichling van kracht voor plannen dieper dan 35 cm en groter dan 100 m'. Blijkens de toelichting gaat het om de dijk. Volgens hel cultuurhistorische informatiesysteem KICH heet de dijk in hel plangebied 'Nieuwendijk' en is deze van provinciaal belang (http://www.kich.nl). Op de kadastrale minuut van 18111832 heet de dam trouwens 'Katwenderdijk'. De provinciale 'Leidraad Landschap en Cultuurhistorie' (http://maps.noord-holland.nl/extern/gisviewers/ilc/) geeftter plekke van het plangebied de Dijk aan als provinciaal monument. De bescherming op grond van de provinciale monumentenverordening Noord- Holland geldt hettotale ensemble van het dijklichaam, buitendijkse landen, het oude tracé van de dijk, de wielen en de klei putten. Beide laatste zijn overigens niet aangegeven op de kaart. Ook de trekvaart tussen Manniekendam en Edam, onderdeel van de verbinding tussen Amsterdam en Hoorn, staat aangegeven, met hel verharde jaagpad dal daarbij hoort. Hel streven voor dil element is hal bahouden en reconstrueren om la komen tot aan balaalbare en bruikbare historische infrastructuur van vaarwagen langs de hoogtepunten uil de Gouden Eeuw. Op de onderliggende geolandschappelijke kaarten geldt voor het plangebied een archeologische verwachting per periode. Daarbij is sprake van een verwachting op scheepwrakken vanaf circa 1500, resten uit het Vroeg Neolithicum rond 3850 voor Chr. en resten uit het Paleolithicum en Mesolithicum rond 8000 voor Chr. Hal is niet geheel duidelijk wat de status van daze verwachtingskaart is. De Purmer Ee tenslotte is aangegeven als een aardkundig waardevol gebied, waar beleid wordt gehandhaafd volgens de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie. Bekende archeologische waarden
ARCHlS
an AMK
In ARCHlS staan twee archeologische terreinen geregistreerd uil (de omgaving van) hal plangebied. Het betreft de historische kern van Monnickendam, een terrein van hoge archeologische waarde (CMA-code 25F-081; monumentnummer 14633) ten zuidoosten van het plangebied. In het plangebied zelf ligt de Hogendijk, Noorder Y of Zeedijk, een terrein van archeologische waarde (CMA-code 25F-A67; monumentnummer 14686). Uit de directe nabijheid van hel plangebied zijn vier waarnemingen bekend:
1. roodbakkand, geglazuurd, middeleeuws aardewerk en staangoadfragmantan, aangatroffan lijdans aan archeologische veldkartering ten noordan van het plangebied (ARCHIS-waarnemingsnummers 105148,105150 en 105160); 2. een losse vondst van een rammelaar of fluit gemaakt van dierlijk bot, vermoedelijk uit de periode na de 16e eeuw (ARCHIS-waarnemingsnummer 228079).
RAAP-notitie 4363/aindversie, 6 december 2012
[11]
Plangebied Garnaal Monnickandam, gameante Waterland; archeologisch vooronderzoek: aan bureauonderzoek
.....
....
RAAP
Gaspacificaarde archeologische verwachting
Het plangebied dat de drie locaties voor een nieuw gemaal omvat, ligt geheel op een dijk. Het noordelijke deel van deze dijk vindt zijn oorsprong in een dam die hier is aangelegd in de tweede helft van de 13e eeuw. Het zuidoostelijk deel van deze dijk dateert in oorsprong uit de 12e en 13e eeuw. Op zijn vroegst in de 19e eeuw is de dam verbreed, zo blijkt uit historisch kaartmateriaal. Voor de archeologische verwachting van het plangebied betekent dil het volgende: 1. Bij bodemingrepen ten behoeve van de aanleg van een gemaal zal met zekerheid een dijklichaam worden doorsneden dat deels uit de eerste aanlegfase uit de 12e of 13e dateert. Op en aan weerszijden van de eerste aanlegfasen zullen dijklagen aanwezig zijn uitlatere lijden, die deel uitmaken van de geschiedenis van de opbouw van de dijk. Formeel gezien is de gehele dijk een archeologische vindplaats, omdat de dijk immers in zijn geheel een materiële rest van menselijk handelen is. De kans op de aanwezigheid van archeologische resten is dus 100%. Technisch gezien zal de aanleg van een gemaal slechts een zeer klein deel van deze vindplaats verstoren. Er zal sprake zijn van een volledige of gedeeltelijke 'dwarsdoorsnede' door de dijk. Een dergelijke doorsnede kan een grote hoeveelheid informatie opleveren over de opbouw en geschiedenis van de dijk. 2. Binnen het dijklichaam bestaat in het gedeelte van de dam een reële kans op de aanwezigheid van de 'schuif uil de 13e eeuw, die diende om overtollig binnenwater uil de Purmer Ee te lozen op de Zuiderzee. Afmetingen, bouwwijze en de daarbij gebruikte materialen van de 'schuif zijn niet bekend. Er moet rekening gehouden worden met een relatief smalle constructie die geheel van hout kan zijn geweest, maar het kan mogelijk ook een (deels) gemetselde structuur geweest zijn. Bij bodemingrepen op de plek van een dergelijke schuif kan sprake zijn van volledige verstoring. Gezien de mogelijk geringe afmetingen van de constructie is deze met behulp van vooronderzoek nauwelijks op te sporen. Er wordt rekening gehouden met een schuif in het midden van de dam, ongeveer op locatie 1 en (op grond van historisch kaartmateriaal) aan het zuideinde van de dam, ongeveer op locatie 3. Een sluis uit een latere periode op of nabij locatie 3 wordt sowieso verwacht. 3. Langs de westzijde van de dam heeft een trekvaart( route) gelopen en het jaagpad dat hierbij hoorde, is nog intact. Binnen het dijklichaam zelf zullen mogelijk ook resten aanwezig zijn van andere wegverhardingen. Dergelijke resten zullen bij bodemingrepen grotendeels intact blijven en slechts worden 'doorsneden'. 4. Het is mogelijk dat in het dijklichaam delen van scheepswrakken, gebruiktter versterking van de dijk, palissaden en beschoeiingen aanwezig zijn. Deze kunnen geheel of grotendeels worden verstoord bij bodem ingrepen. Gezien de mogelijk geringe afmetingen van dergelijke constructies zijn deze met behulp van vooronderzoek nauwelijks op te sporen.
5. Daarnaast is in het verleden vaak afval en puin gebruikt om dijken op te bouwen. Dergelijk materiaal is archeologisch van aard, al ligt het in een secundaire context. Samengevat zullen bij bodemingrepen ten behoeve van de aanleg van een gemaal archeologische resten worden aangesneden die de geschiedenis van de bouw en opbouw van de dam en de dijk weerspiegelen.
RAAP-notitie 4363/aindversie, 6 december 2012
[12]
Plangebied Garnaal Monnickandam, gameante Waterland; archeologisch vooronderzoek: aan bureauonderzoek
.....
....
RAAP
3 Conclusies en aanbevelingen 3.1 Conclusies Op basis van de gespecificeerde archeologische verwachting(§ 2.2) en de voorgenomen bodemingrepen (§1.3) kan worden geconcludeerd dal bij de realisering van de plannen met zekerheid archeologische waarden zullen worden verstoord. Meer specifiek zijn de volgende bevindingen van belang: • Bij bodemingrepen ten behoeve van de aanleg van een gemaal zullen archeologische resten worden aangesneden die de geschiedenis van de bouw en opbouw van de dam en de dijk weerspiegelen. • De aanleg van een gemaal zal deze 'vindplaats' slechts zeer ten dele verstoren, maar zal naar verwachting wel een 'dwarsdoorsnede' creëren die hel mogelijk maakt zéér veel informatie over de geschiedenis van de dijk te documenteren. • Ter plaatse van de dam is bovendien mogelijk een 'schuif' uil de 13e eeuw aanwezig; deze zal bij bodemingrepen op de desbetreffende locatie wel in zijn geheel worden verstoord. De 'schuif' wordt verwacht op locatie 1 of locatie 3. • Op locatie 3 worden in ieder geval resten van een schulsluis verwacht, iets ten noorden van de latere Grafelijkheidssluis. Dil is mogelijk de schuif uil de 13e eeuw, mogelijk een constructie uil een latere periode. • Er bestaat een kans op de aanwezigheid van delen van scheepswrakken, palissaden en beschoeiingen, die eveneens bij bodemingrepen geheel of deels verstoord zullen worden. • De verwachte 'schuif', eventuele scheepsresten, palissaden en beschoeiingen zijn nauwelijks op te sporen met behulp van vooronderzoek.
3.2 Aanbevelingen Op basis van de resultaten van dil bureauonderzoek wordt voor alle drie de locaties die momenteel in overweging genomen worden voor het nieuwe gemaal aanbevolen om aanvullend archeologisch onderzoek te laten verrichten. Geadviseerd wordt om dil vervolgonderzoek plaats te laten vinden in de vorm van een archeologische begeleiding conform het protocol opgraven uit de KNA versie 3.2. Archeologische begeleiding houdt in dattijdens of direct voorafgaand aan de grondwerkzaamheden archeologische werkzaamheden worden verricht. Dit betekent dat eventuele archeologische sporen worden vrijgelegd, onderzocht en gedocumenteerd en dat vondsten worden verzameld en gedocumenteerd. Een archeologische begeleiding behoort plaats te vinden op basis van een Programma van Eisen (PvE). Dil PvE dient voor aanvang van het onderzoek te worden opgesteld door een senior-archeoloog. Voor wal betreft de locatiekeuze van hel nieuwe gemaal spelen de volgende overwegingen een rol. Op de locaties 1 en 3 bevindt zich de oude dam, waar naast resten van de aanleg van de dam en dijk mogelijk ook resten van een 13e eeuwse 'schuif' aanwezig kunnen zijn. Op locatie 3 zijn in ieder geval resten van een schutsuis te verwachten; mogelijk gaat het om de 13e eeuwse 'schuif',
RAAP-notitie 4363/aindversie, 6 december 2012
[13]
Plangebied Garnaal Monnickandam, gameante Waterland; archeologisch vooronderzoek: aan bureauonderzoek
.....
....
RAAP
mogelijk om een latere constructie. Op locatie 2 zijn geen aanwijzingen bekend die hierop wijzen. Vanuit het perspectief van de zorg voor het bodemarchief is dan ook een lichte voorkeur uit te spreken voor locatie 2.
RAAP-notitie 4363/aindversie, 6 december 2012
[14]
Plangebied Garnaal Monnickandam, gameante Waterland; archeologisch vooronderzoek: aan bureauonderzoek
.....
....
RAAP
Literatuur Bos, J.M., 1988. Landinrichting en archeologie: het bodemarchief van Waterland. Nederlandse Archeologische Rapporten (NAR) 6. ROB, Amersfoort. Burger, J.E. e.a., 1985. Landschap Waterland. Heemschul -serie. Zutphen. Gemeente Waterland, 2011. Archeologienota Waterland 2011. Gemeente Waterland, Waterland. Leeuwen, B.L.J. van & H.C. Witte, 1977. Waterland. Bibliotheek van de Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging 26. Zutphen. Molenaar, S., 2006. Plangebied Kadijkerkoog, gemeente Purmerend: archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek. RAAP-notitie 1982. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Amsterdam. Oever-van DIJk, C.M. ten, 1994. Voor- en ontstaansgeschiedenis van Purmerend. Purmerend. Westerhoff, W.E., E.F.J. de Mulder & W. de Gans, 1987. Geologische kaart van Nederland 1:50.000. Blad Alkmaar West (19 W) en Blad Alkmaar Oost (19 0). RGD, Haarlem. Anonymus, 2008. 1800 serie: Officiële zeekaart voorde kust- en binnenwateren: 1810 IJsse/meer met Randmeren. Den Haag.
Gebruikte afkortingen AHN
Actueel Hoogtebestand Nederland
AMK
Archeologische Monumenten Kaart
ARCHlS
ARCHeologisch Informatie Systeem
CHW
Cultuurhistorische Waardenkaart
CHS
Cultuurhistorische Hoofd Structuur
CMA
Centraal Monumenten Archief
DINO
Data en Informatie van de Nederlandse Ondergrond
IKAW
Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden
KICH
Kennis Infrastructuur Cultuur Historie
KLIC
Kabels en Leidingen Informatie Centrum
KNA
Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie
-Mv
beneden maaiveld
NAP
Normaal Amsterdams Peil
PvE
Programma van Eisen
SI KB
Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer
RAAP-notitie 4363/aindversie, 6 december 2012
[15]
Plangebied Garnaal Monnickandam, gameante Waterland; archeologisch vooronderzoek: aan bureauonderzoek
.....
....
RAAP
Overzicht van figuren en tabellen Figuur 1.
Ligging van het plangebied (onderbroken blauwe lijn) met de onderzoekslocaties (zwart genummerd), ARCHlS-waarnemingen (rood) en AMK-terreinen (blauw) op de IKAW; inzet: ligging in Noord-Holland (ster).
Figuur 2.
De kaart van Blaeu uit 1640 met de dam met daarin een sluis, mogelijk ter hoogte van locatie 3 (boven) en een detail uit de kadastrale minuut van 1811-1832 met een sluis iets ten zuiden daarvan (onder).
Tabel 1.
Geologische en archeologische tijdschaal.
RAAP-notitie 4363/aindversie, 6 december 2012
[16]
Figuur 1. Ligging van het plangebied (onderbroken blauwe lijn) met de onderzoekslocaties (zwart genummerd), ARCHlS-waarnemingen (rood) en AMK-terreinen (blauw) op de IKAW; inzet: ligging in Noord-Holland (ster) .
; ~ ....,t '
Î"'-
'I '
'
do--
Rguur 2. O.k.Hit"""' BI/Hu uit 1$4~ met d9 dllm mt d<wfll Hl! e1u1t. ~lor ~oagllo . . . " - 3 {IHMM) ." _ , dflloli uil R>IIHiut ..." 1811-1$32 met Hit tlult ~ten nddM d9Mvtllt (om11Hj.
RAAP-PvE 1194 Archeologische begeleiding (protocol opgraven)
Gemaal Manniekendam Gemeente Waterland
Goedkeuring PvE door gemeente Waterland (mevrouw M. Leeverink) Handtekening voor akkoord
RAAP Archeologisch Adviesbureau BV aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen.
Programma van Eisen Locatie
Jaagweg (N247) te Manniekendam
Projectnaam
Gemaal Monnickendam, gemeente Waterland
Plaats binnen archeologisch proces Archeologische begeleiding (protocol opgraven)
Opsteller
Auteur
Naam, adres, telefoon, e-mail
datum
De heer drs. A.W. de Groot RAAP West-Nederland
16-4-2013
Postbus 4025 2301 RA Leiden tel: 071-5768118
paraaf
~
e-mail:
[email protected]
Autorisatie
Mevrouw drs. C.N. Kruidhof RAAP West-Nederland
16-4-2013
G<
tel: 071-5768118 e-mail:
[email protected]
Opdrachtgever Naam, adres, telefoon, e-mail
datum
paraaf
datum
paraaf
Witteveen + Bos Raadgevende Ingenieurs B.V. Mevrouw dr. W. Soepboer Postbus 233 7400 AE Deventer tel: 0570-697911 e-mail: W .Soepboer@witteveenbos. nl
Goedkeuring bevoegde overheld Naam, adres, telefoon, e-mail Gemeente Waterland Mevrouw M. Leeverink Pierebaan 3 1141 GV Manniekendam tel: 0229-658 585 e-mail: m.leeveri nk@waterland. nl
PvE 1194, Archeologische begeleiding gemaal Monnickendam, 16 apri/2013, versie nr. 1
1
INHOUDSOPGAVE HOOFDSTUK 1. ADMINISTRATIEVE GEGEVENS ONDERZOEKSGEBIED ......................................... 4 HOOFDSTUK 2. AANLEIDING EN MOTIVERING VAN HET ONDERZOEK .......................................... 4 2.1 Aanleiding en motivering ................................................................................................................4 HOOFDSTUK 3. EERDER UITGEVOERD ONDERZOEK ...................................................................... 4 HOOFDSTUK 4. ARCHEOLOGISCHE VERWACHTING ....................................................................... 5 4.1 Regionale archeologische en cultuurlandschappelijke context (naar: Kroes, 2012} .......................... 5
4.2 Aard en ouderdom van de vindplaats( en} ....................................................................................... 6 4.3 Begrenzing en oppervlakte van de vindplaats(en} ........................................................................... 6 4.4 Structuren en sporen ..................................................................................................................... 6 4.5 Anorganische artefacten ................................................................................................................ 6 4.6 Organische artefacten ................................................................................................................... 7 4.7 Archsozoölogische en -botanische resten ...................................................................................... 7 4.8 Menselijke resten ..........................................................................................................................7 4.9 Archeologische stratigrafie en diepte van vondstlagen .................................................................... 7 4.10 Gaafheid en conservering ............................................................................................................ 7 HOOFDSTUK 5. DOELSTELLING EN VRAAGSTELLING .................................................................... 7 5.1 Doelstelling ...................................................................................................................................7 5.2 Relatie met NOaA en/of andere onderzoekskaders ......................................................................... 7 5.3 Onderzoeksvragen ........................................................................................................................7 HOOFDSTUK 6. METHODEN EN TECHNIEKEN .................................................................................. & 6.1 Strategie, methoden en technieken (veldwerk} ............................................................................... 8 6.2 Structuren en grondsporen ............................................................................................................ 8 6.3 Aardwetenschappelijk onderzoek ................................................................................................... 9 6.4 Anorganische artefacten ................................................................................................................ 9 6.5 Organische artefacten ................................................................................................................... 9 6.6 Archsozoölogische en -botanische resten ...................................................................................... 9 6.7 Dateringstechnieken ...................................................................................................................... 9 6.8 Beperkingen ..................................................................................................................................9 HOOFDSTUK 7. UITWERKING EN CONSERVERING ........................................................................ 10
7.1 7.2 7.3 7.4 7.5
Structuren, grondsporen, vondstspreidingen ................................................................................ ! 0 Analyse aardwetenschappelijke gegevens .................................................................................... I 0 Anorganische artefacten .............................................................................................................. ! 0 Organische artefacten ................................................................................................................. ! 0 Archeozoölogische en -botanische resten .................................................................................... ! 0
7.6 Beeldrapportage .......................................................................................................................... 11 7.7 Evaluatie- en selectierapport ....................................................................................................... 11 7.8 Conservering materiaal ................................................................................................................ !! HOOFDSTUK 8. DEPONERING ......................................................................................................... 11
8.1 Eisen betreffende depot ............................................................................................................... 11
PvE 1194, Archeologische begeleiding gemaal Monnickendam, 16 april2013, versie nr. 1
2
8.2 Te leveren product. ...................................................................................................................... 12 HOOFDSTUK 9. RANDVOORWAARDEN EN AANVULLENDE EISEN ............................................... 12 9.1 Personele randvoorwaarden ........................................................................................................ 12 9.2 Overlegmomenten ....................................................................................................................... 12 9.3 Kwaliteitsbewaking, toezicht, overleg en evaluatie ........................................................................ 12 9.4 Overige randvoorwaarden en aanvullende eisen .......................................................................... 12 HOOFDSTUK 10. WIJZIGINGEN TEN OPZICHTE VAN HET VASTGESTELDE PVE .......................... 13
10.1 Wijzigingen tijdens het veldwerk ................................................................................................. 13 10.2 Belangrijke wijzigingen .............................................................................................................. 13 10.3 Procedure van wijziging na de evaluatiefase van het veldwerk .................................................... 13 10.4 Procedure van wijziging tijdens uitwerking en conservering ........................................................ 13 LITERATUUR EN BIJLAGEN ............................................................................................................ 13
Literatuur .......................................................................................................................................... 13
PvE 1194, Archeologische begeleiding gemaal Monnickendam, 16 april2013, versie nr. 1
3
HOOFDSTUK 1. ADMINISTRATIEVE GEGEVENS ONDERZOEKSGEBIED Projectnaam Provincie
Noord-Holland
Gemeente
Waterland
Plaats
Manniekandam
Toponiem
Jaagweg (N247) t.h.v. de Purmer Ee
Kaartbladnummer
25F
x,y-coördinatan
Cantrumcoordinaat: 130.921/497.626
CMA/AMK-status
Terrain van archeologische waarde
Archis-monumentnummer
14686 (CMA-code 25F-A67)
Archis-waarnemingsnummer
Niet van toepassing
Oppervlakte plangebied
50 x 50 m
Huidig grondgabruik
Dijk mat bastrating en berm (Kroes, 2012)
HOOFDSTUK 2. AANLEIDING EN MOTIVERING VAN HET ONDERZOEK 2.1 Aanleiding en motivering In verband met toenemende wateroverlast in het gebied van Waterschap Hollands Noorderkwartier is gezocht naar extra spuimogelijkheden voor boezemwater op het Markermeer. Nadat de voorstudie is afgarond is de toekomstige locatie voor aan nieuw gemaal bepaald. Uit het buraauondarzoak, dat door RAAP in het kader van de voorstudie uitgevoerd is, blaak dat de kans op het aantreffan van rasten van aan middeleeuwse dijk alsmade mogelijk aan schutsluis an/of dalen van schapan (bijv. als versteviging van de dijk) hoog is. Omdat deze resten door middel van een booronderzoek lastig zijn op te sporen en een inventariserend veldonderzoek d.m.v. proefsleuven als gevolg van het huidige gebruik van het plangebied als dijk met weg niet mogelijk is, werd gekozen om aan archeologische begaleiding (protocol opgraven) uit te voeren). In het kader van de aanlag van het nieuwe gemaal zullen diverse werkzaamheden plaatsvindan (figuur 1): • Over de volle breedte van de dijk zal een ontgraving worden gemaakt die reikt tot 6 m -NAP (ca. 6 tot 10 meter onder het maaiveld, respectievelijk I.p.v. de voet of de kruin van de dijk). Mogelijk kan in plaats van een ontgraving ook voor een doorboring van de dijk worden gekozen; • Aan de westzijde van de dijk zallandaanwinning plaatsvinden Deze landaanwinning is 20 tot 30 meter diep en 50 meter breed; • Aan de oostzijde vinden binnen de strook van 50 meter graafwerkzaamheden van nog onbekende diepte plaats.
HOOFDSTUK 3. EERDER UITGEVOERD ONDERZOEK Soort onderzoek
Bureauonderzoek
Uitvoerder
RAAP Archeologisch Adviesbureau
Uitvoeringsperiode
November 2012
Rapportage
Kroes, R.A.C., 2012. Plangebied Gemaal Monnickendam, gemeente Waterland; Archeologisch vooronderzoek: een bu-
PvE 1194, Archeologische begeleiding gemaal Monnickendam, 16 april2013, versie nr. 1
4
reauonderzoek. RAAP-notitie 4363. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Weesp. Vondsten/documentatie
n.v.t.
HOOFDSTUK 4. ARCHEOLOGISCHE VERWACHTING 4.1 Regionale archeologische en cultuurlandschappelijke context (naar: Kroes, 2012) Globaal gesproken bestaat de bodemopbouw in het plangebied uit een opeenvolging van klei op veen op klei. Dit pakket is ongeveer I 5 meter dik en werd afgezet dan wel is ontstaan in het Holoceen. Rond 4 meter- NAP bevindt zich de bovenkant van de mariene afzettingen van het Laagpakket van Warmer. Hierop ligt veen, dat vanaf ongeveer 4400 voor Chr. gevormd is in een periode dat de invloed van de zee afnam en er geen sprake meer was van sedimentatie vanuit zee of vanuit getijdekreken en -geulen. De veenvorming ging tot ver in de Middeleeuwen door. Het veengebied werd doorsneden door enkele veenstroompjes, waarvan de huidige Purmer Ee er één was. Dergelijke veenstroompjes waren verantwoordelijk voor de ontwatering van het veen. Door die ontwatering daalde het maaiveld. Als gevolg daarvan kon door overstromingen vanuit o.a. de Purmer Ee in de omgeving van het plangebied een dunne laag klei worden afgezet op het veen (Laagpakket van Walcheren). Binnen het plangebied zijn alleen onder de dijk natuurlijke afzettingen aanwezig, aangezien het plangebied ter plaatse van een dijk ligt die bestaat uit opgeworpen materiaal. De omgeving van het plangebied was, vermoedelijk al vanaf de vorming van het veen in 4400 voor Chr., een nat en drassig gebied dat slecht geschikt was voor menselijke bewoning. Eventuele bewoning zal in dit gebied vooral plaats hebben gevonden op de oevers van kreken en geulen of op delen van het veen die goed ontwaterd waren. Het natte veenmoeras zal hoofdzakelijk zijn benut voor activiteiten als jacht en visvangst. Pas vanaf de 9° eeuw wordt een begin gemaakt met het ontginnen van het uitgestrekte veengebied. De ontginning wordt vanaf de 1a• eeuw systematisch ter hand genomen. Door middel van het graven van sloten en vaarten werd het veen ontwaterd. Bij de ontginning fungeerden het aanwezige natuurlijke water, zoals de Purmer Ee, vermoedelijk als ontginningsbasis. Een negatief gevolg van de ontginning was dat door de ontwatering van het veen dit ook begon te oxideren. Daardoor daalde het maaiveld en nam de wateroverlast weer toe. Daardoor moet in de 12" eeuw het landschap met dijken worden beschermd. Eerst worden de kleine veenstroompjes afgedamd. Maar vanwege een aantal grote overstromingen (waardoor grote stukken landbouwgrond verdwijnen en Marken een eiland wordt) wordt over gegaan tot grootschalige dijkenbouw. De dam in de Purmer Ee wordt in de tweede helft van de 13° eeuw aangelegd, om het buitenwater van de Zuiderzee tegen te houden. In de dam wordt een 'schuif' aangelegd die kon worden open gezet bij laag water in de Zuiderzee. De exacte locatie van deze 'schuif' is niet bekend. Op de geraadpleegde historische kaarten die dateren vanaf de tweede helft van de 16" eeuw staat de dijk afgebeeld. Deze lijkt echter wel smaller te zijn dan de huidige dijk. Vanaf het einde van de zeventiende eeuw staat langs de dijk een watergang aangegeven die parallel loopt aan de dijk. Zeer waarschijnlijk is dat de trekvaart (met jaagpad) van Amsterdam naar Hoorn. Pas vanaf 1949 is zichtbaar dat er ten westen van de dijk landaanwas heeft plaatsgevonden. De trekvaart is dan niet meer aanwezig en zal vermoedelijk zijn gedempt door deze landaanwas.
PvE 1194, Archeologische begeleiding gemaal Monnickendam, 16 april2013, versie nr. 1
5
Van de dijk zelf zijn nog geen archeologische vondsten bekend. Wel is de dijk op de Archeologische Monumentenkaart (AMK} opgenomen als een terrein van archeologische waarde (monumentnummer 14686}. Omdat nog geen eerder (veld}onderzoek heeft plaatsgevonden naar de dijk, is niet bekend wat de mate van verstoring van de dijk is. Verwacht kan worden dat bij de aanleg van de huidige provinciale weg sprake zal zijn geweest van verstoring van het dijklichaam. Die verstoring zal echter in diepte vermoedelijk relatief beperkt zijn gebleven en de eventuele resten van de 13° eeuwse dijk en de trekvaart niet hebben aangetast.
4.2 Aard en ouderdom van de vindplaats( en) Binnen het plangebied worden de volgende archeologische vindplaatsen verwacht: • De Hogendij kJ Noorder IJ- of Zeedijk, thans nog aanwezig onder het cunet van de N247. Deze dijk dateert in eerste aanleg uit de12e of 13" eeuw maar is tot de huidige tijd in gebruik gebleven. • Resten van de 'schuif' uit de 138 eeuw. Deze diende om overtollig water uit de Purmer Ee op de Zuiderzee te lozen. De precieze locatie van de 'schuif' is niet bekend, evenmin als de aard van de constructie (hout- of steenbouw of een combinatie}. • Resten van de trekvaart Amsterdam-Hoorn met het bijbehorende jaagpad uit de Nieuwe tijd.
4.3 Begrenzing en oppervlakte van de vlndplaats(en) Het plangebied ligt binnen een terrein van archeologische waarde op de AMK van Noord-Holland (CMA-code 25F-A67; monumentnummer 14686}. Dit betreft de loop van de Hogendijk/Noord Y of Zeedijk (de huidige dijk in het plangebied}. Formeel gezien is daarmee de hele dijk een archeologische vindplaats en loopt de vindplaats dus ook in noordelijke en zuidelijke richting door tot buiten het plangebied. Datzelfde geldt voor de trekvaart en het bijbehorende jaagpad. Ook deze zal uiteraard tot buiten het plangebied hebben doorgelopen. De locatie en omvang van de 'schuif' zijn niet bekend. Verwacht kan worden dat het om een relatief smalle constructie zal gaan. Deze zal het water van de Purmer Ee en de Zuiderzee hebben verbonden en daarmee haaks op de (toenmalige} dijk hebben gelopen.
4.4 Structuren en sporen In associatie met de dijk zijn verschillende sporen te verwachten. Het gaat daarbij niet alleen om ophogingsmateriaal, maar ook om zaken als houten palen (beschoeiingen, rijshout}, delen van schepen (bijvoorbeeld als versteviging van de dijk gebruikt} en eventueel muurwerk van in de dijk aanwezige constructies. Voor de 'schuif' kan het gaan om houten of bakstenen constructies (bijvoorbeeld funderingspalen, vloeren, muurwerk, etc.; zie: Leijnse & Haans, 2013}. De trekvaart zal vermoedelijk hebben bestaan uit een vaargeul, die later gedempt is met daarnaast een verhard jaagpad. Mogelijk kan in associatie met de trekvaart dan ook vooral dempingmateriaal en de wegverharding van het jaagpad worden aangetroffen.
4.5 Anorganische artefacten Gelet op de aard van de vindplaats worden, afgezien van voorwerpen die direct met de constructie van de 'schuif' en/of de dijk te maken hebben, weinig artefacten verwacht. De aanwezigheid van voorwerpen van natuursteen, metaal, glas en aardewerk kan echter niet worden uitgesloten.
PvE 1194, Archeologische begeleiding gemaal Monnickendam, 16 april2013, versie nr. 1
6
4.6 Organische artefacten Gelet op de aard van de vindplaats worden, afgezien van voorwerpen die direct met de constructie van de 'schuif' en/of de dijk te maken hebben, weinig artefacten verwacht. Eventuele voorwerpen van hout, been, leer en textiel kunnen echter niet worden uitgesloten en zullen onder de grondwaterspiegel goed bewaard zijn gebleven.
4.7 Archeozoölogische en -botanische resten Gelet op de aard van de vindplaats worden in principe geen dierlijke of plantaardige resten verwacht. In het geval dat deze toch worden gevonden, zal de conservering onder de grondwaterspiegel vermoedelijk goed zijn.
4.8 Menselijke resten Er worden geen menselijke resten verwacht.
4.9 Archeologische stratigrafie en diepte van vondstlagen Aangezien de hele dijk als vindplaats wordt beschouwd kunnen direct vanaf het maaiveld, feitelijk onder het recente weg niveau, archeologische resten (voorgangers van de dijk, de 'schuif' en/of de trekvaart) worden aangetroffen.
4.10 Gaafheid en conservering Zie §4.2 - 4.9
HOOFDSTUK 5. DOELSTELLING EN VRAAGSTELLING 5.1 Doelstelling De doelstelling van het onderzoek is het in kaart brengen van de aanwezige archeologische resten en de archeologische waarde daarvan, meer in het bijzonder de opbouw van het dijklichaam en de daarin aanwezige structuren. Door middel van het onderzoek worden de eventueel aanwezige archeologische resten ex sifu behouden. Het onderzoek komt voort uit de eisen die de bevoegde overheid stelt aan de aanvraag voor een omgevingvergunning.
5.2 Relatie met NOaA en/of andere onderzoekskaders Het volgende hoofdstuk van de NOaA is van toepassing: 16. De Middeleeuwen en vroegmoderne tijd in West-Nederland. In de provinciale 'Leiddraad Landschap en Cultuurhistorie' staan zowel de dijk als de trekvaart aangegeven als provinciale monumenten. Voor de trekvaart geldt dat het streven is deze te behouden en reconstrueren. Indien resten van de trekvaart aangetroffen worden, kan het onderzoek wellicht inzicht verschaffen in hoe de trekvaart te reconstrueren.
5.3 Onderzoeksvragen • Wat is te zeggen over de opbouw van de dijk? Zijn hierin meerdere fasen te herkennen? Hoe kunnen de verschillende fasen worden gedateerd? • Wat was de opbouw, omvang en (eventuele) fasering van de 13° eeuwse dijk? • Zijn resten van de 'schuif' aanwezig binnen het plangebied? Zo ja, hoe is de 'schuif' opgebouwd?
PvE 1194, Archeologische begeleiding gemaal Monnickendam, 16 april2013, versie nr. 1
7
• Is sprake van fasering in de bouw van de 'schuif' en hoe kunnen de verschillende fasen worden gedateerd? • Welke resten van de trekvaart en het bijbehorende jaagpad zijn in het plangebied aanwezig? Was inderdaad sprake van een verhard jaagpad of is op een andere manier een wegdek gecreëerd? • Wat kan worden gemeld over de demping van de trekvaart? Is die het gevolg van de landaanwas die vanaf het midden van de 20° eeuw dateert of is de trekvaart eerder gedempt? • Zijn er resten van andere sporen of structuren aanwezig binnen het plangebied? Zo ja, wat is hiervan de omvang, datering, conservering en gaafheid? • Is alleen sprake van antropogeen opgebracht materiaal of zijn ook natuurlijke lagen aanwezig in het plangebied? Zo ja, beschrijf en interpreteer deze. • Hoe kunnen de (eventuele) resten van de dijken/of trekvaart zichtbaar en beleefbaar gemaakt worden?
HOOFDSTUK 6. METHODEN EN TECHNIEKEN 6.1 Strategie, methoden en technieken (veldwerk) De graafwerkzaamheden in het kader van de aanleg van het nieuwe gemaal worden archeologisch begeleid: dat wil zeggen de graafwerkzaamheden ter plaatse van de dijk en aan de oostkant daarvan. De landaanwinning zal niet archeologisch worden begeleid. Indien het dijklichaam niet doorgraven wordt, maar er voor een boring gekozen wordt, vindt overleg plaats met het bevoegd gezag over het nut en de noodzaak van de archeologische begeleiding. Naar verachting zullen de boorwerkzaamheden namelijk niet archeologisch begeleid kunnen worden. • Het onderzoek concentreert zich hoofdzakelijk op het documenteren van het profiel van de dijk. Daartoe wordt één lengteprofiel van de ontgraving gedocumenteerd d.m.v. foto's en een tekening (schaal 1:20). Het profiel richt zich op de opbouw van de dijk en -indien aanwezig- de trekvaarVhet jaagpad. Dit profiel dient zoveel mogelijk recht te worden aangelegd. Wanneer dat voor de veiligheid noodzakelijk is, dient een getrapt profiel te worden aangelegd. • De ontgraving vindt laagsgewijs en op aanwijzing van de aanwezige archeoloog plaats. Deze ontgraving dient te worden uitgevoerd door een graafmachine met een gladde bak van circa 2 meter breed. • Indien sprake is van sporen en/of structuren, wordt op het niveau van deze sporen/structuren een leesbaar vlak aangelegd en worden de sporen vrij gelegd, beschreven, ingemeten en gedocumenteerd (d.m.v. foto's). Indien noodzakelijk worden zij gecoupeerd en afgewerkt (binnen de horizontale en verticale omvang van de ontgraving). • Vooralsnog wordt uitgegaan van één sporenvlak en één profielvlak, maar er worden zoveel vlakken aangelegd als noodzakelijk. Voor de aanleg en documentatie van een extra vlak wordt een stelpost opgenomen in de offerte. • Bij alle graafwerkzaamheden beneden maaiveld is een KNA-archeoloog aanwezig. Wanneer sprake is van een hoge spoordichtheid of arbeidsintensieve sporen of vondsten (beschoeiingen, delen van schepen aangebracht ter versteviging, etc.) wordt een tweede archeoloog ingezet voor het documenteren en vrijleggen van deze sporen.
6.2 Structuren en grondsporen • Houten structuren worden zoveel mogelijk vrij gelegd om de aard te kunnen bepalen en te onderzoeken hoe de constructie is opgebouwd.
PvE 1194, Archeologische begeleiding gemaal Monnickendam, 16 april2013, versie nr. 1
8
• Van muurresten wordt het baksteenformaat, de 10-laags maat (indien mogelijk), metselwerk en metselverband genoteerd. Eventuele versnijdingen van het muurwerk worden ingemeten. Indien mogelijk wordt ook een dwarsdoorsnede van het muurwerk gemaakt en wordt ook de diepteligging (t.o.v. NAP en Mv} bepaald. • Alle sporen worden genummerd, beschreven, ingemeten, getekend (digitaal tekenen d.m.v. GPS of RTS is toegestaan}. • Indien sprake is van houten structuren, dan worden deze bemonsterd voor dendrochronologisch onderzoek en houtsoortdeterminatie.
6.3 Aardwetenschappelijk onderzoek Mogelijk zullen geen natuurlijke lagen worden aangetroffen. Er zal in ieder geval één lengteprofiel van de ontgraving worden gedocumenteerd. Hierin zal de opbouw van de dijk worden bestudeerd en beschreven. Indien natuurlijke lagen aanwezig zijn, zullen die eveneens worden beschreven en geïnterpreteerd.
6.4 Anorganische artefacten Artefacten die in of nabij de constructie worden aangetroffen worden verzameld. Laagvondsten worden verzameld in afzonderlijke verzameleen heden. Alleen als sprake is van bijzondere vondsten worden deze als puntlocaties ingemeten.
6.5 Organische artefacten Artefacten die in of nabij de constructie worden aangetroffen worden verzameld. Laagvondsten worden verzameld in afzonderlijke verzameleen heden. Alleen als sprake is van bijzondere vondsten worden deze als puntlocaties ingemeten.
6.6 Archeozoölogische en -botanische resten Artefacten die in of nabij de constructie worden aangetroffen worden verzameld. Laagvondsten worden verzameld in afzonderlijke verzameleen heden. Alleen als sprake is van bijzondere vondsten worden deze als puntlocaties ingemeten. Houten palen worden bemonsterd ten behoeve van houtdeterminaties.
6.7 Dateringstechnieken Bijzondere houtresten, die bijvoorbeeld samenhangen met de constructie, worden bemonsterd met het oog op dendrochronologisch onderzoek en houtdeterminaties.
6.8 Beperkingen • De archeologische begeleiding beperkt zich in omvang en diepte tot de omvang en diepte van de civieltechnische ontgraving; • Dit PvE betrelt de eisen die vanwege het archeologische belang aan het onderzoek worden gesteld. Dit laat onverlet dat wettelijke en andere regelgeving aangaande het uitvoeren van de werkzaamheden moeten worden gevolgd (o.a. de ARBO-wet en veiligheidsvoorschriften}. Deze zaken moeten ruim voorafgaand aan het onderzoek (in overleg tussen archeoloog en aannemer} worden geregeld, bijvoorbeeld in een draaiboek.
PvE 1194, Archeologische begeleiding gemaal Monnickendam, 16 april2013, versie nr. 1
9
HOOFDSTUK 7. UITWERKING EN CONSERVERING 7.1 Structuren, grondsporen, vondstspreidingen Alle structuren en sporen worden voor zover mogelijk geïnterpreteerd en gedateerd. Zij worden per periode per structuur beschreven.
7.2 Analyse aardwetenschappelijke gegevens Niet van toepassing.
7.3 Anorganische artefacten Vondstverwerking: • De vondsten worden gewassen, gesplitst naar materiaalcategorie, en geteld. De vondsten worden tijdelijk zo opgeslagen, dat de kwaliteit niet achteruitgaat. Uitwerking: • Het vondstmateriaal wordt uitgewerkt tot op het niveau dat nodig is voor de beantwoording van de onderzoeksvragen. Uitgangspunten: • Bouwmateriaal: determinatie op type en materiaal. • Aardewerk: determinatie op periode, aantal per periode, eventueel op type. • Natuursteen: totaal aantal, determinatie op gesteentesoort (graniet/dioriet, gneis, zandsteen, kwartsitische zandsteen, kwartsiet, kwarts, tefriet, lei en 'overige gesteenten'} en op type werktuig of gebruik. • Metaal: determinatie op metaalsoort, type en eventueel op periode. • Glas: determinatie op periode, op categorie (objectglas/ruitglas} en eventueel op type.
In de offerte dient een aantal van maximaal 20 stuks vondsten voor alle vondstcategorieên als uitgangspunt te worden genomen.
7.4 Organische artefacten Vondstverwerking: • De vondsten worden tijdelijk zo opgeslagen, dat de kwaliteit niet achteruit gaat. Uitwerking: • De artefacten worden uitgewerkt tot op het niveau dat nodig is voor de beantwoording van de onderzoeksvragen.
Uitgangspunten: • Hout: determinatie op constructiehout/overige objecten, op type en eventueel op periode • Touw en textiel: bepalen ten tijde van evaluatie
7.5 Archsozoölogische en -botanische resten •
Indien houten constructiedelen worden aangetroffen, komen deze mogelijk in aanmerking voor dendrochronologisch onderzoek. • In de offerte dient een stelpost te worden opgenomen voor 5 dendrochronologische dateringen.
PvE 1194, Archeologische begeleiding gemaal Monnickendam, 16 april2013, versie nr. 1
10
• Tevens dient een stelpost te worden opgenomen voor de waardering en determinatie van hout (max. 5 stuks).
7.6 Beeldrapportage In • • • •
het rapport worden ten minste opgenomen: een overzichtskaart op groot formaat met overzicht van de aangetroffen sporen/structuren; profieltekening; tekeningen en foto's van aangetroffen sporen en structuren; tekeningen en/of foto's van belangrijke vondsten.
De rapportage is conform KNA versie 3.2.
7. 7 Evaluatie- en selectierapport Na afloop van het veldwerk zal een evaluatie- en selectierapport met de eerste resultaten van het onderzoek worden geleverd aan de gemeente. In het evaluatierapport wordt een overzicht en karakterisering van aangetroffen sporen en structuren, vondsten en monsters, alsmede een voorstel tot uitwerking en rapportage gegeven. In dit voorstel wordt opgenomen welke vondsten en monsters belangrijk zijn om de onderzoeksvragen te beantwoorden, hoeveel objecttekeningen en -foto's daarbij nodig zijn en welke uitgewerkte monsters en laboratoriumdateringen. Ten slotte wordt voorgesteld welke vondsten voor een duurzame conservering in aanmerking komen en welke vondsten gedeselecteerd worden ten aanzien van de deponering. Het evaluatie- en selectierapport gaat vergezeld van een kostenraming voor de specialistische uitwerking. Op basis van het evaluatie- en selectierapport vindt een evaluatie plaats tussen de opdrachtgever, het bevoegd gezag en de archeologische uitvoerder (verantwoordelijke senior KNA-archeoloog). waarin bepaald wordt: • welke vondsten en monsters in aanmerking komen voor waardering en eventuele nadere analyse; • hoeveel objecttekeningen en -foto's nodig zijn om determinaties en analyses van vondsten te ondersteunen;
• welke vondsten in aanmerking komen voor een duurzame conservering; • welke vondsten gedeselecteerd worden voor deponering. Pas als het evaluatierapport is goedgekeurd door het bevoegd gezag en ook geborgd is dat de uitwerking en rapportage volgens het evaluatierapport kan plaatsvinden (de opdrachtgever en de opdrachtnemer het hierover eens zijn), kan met de uitwerking begonnen worden.
7.8 Conservering materiaal De vondsten dienen in eerste instantie in de staat waarin ze gevonden zijn, gestabiliseerd te worden. In het evaluatierapport (conserveringsadvies) wordt aangegeven welke vondsten voor conservering en restauratie in aanmerking komen. Indien geconserveerde en/of gerestaureerde vondsten worden gedeponeerd, dient een conserveringsrapport bijgeleverd te worden.
HOOFDSTUK 8. DEPONERING 8.1 Eisen betreffende depot De uitvoerder van de archeologische begeleiding dient zich op de hoogte te stellen van de eisen van het betreflende archeologische depot. De vondsten en de bijbehorende documentatie dienen conform
PvE 1194, Archeologische begeleiding gemaal Monnickendam, 16 april2013, versie nr. 1
11
deze eisen aangeleverd te worden. De uitvoerder van de archeologische begeleiding dient zich op de hoogte te stellen van de eisen van hetE-depot (EDNA). De dataset dient conform deze eisen aangeleverd te worden. Dit zijn verplichtingen waarvoor de uitvoerder verantwoordelijk is.
8.2 Te leveren product De resultaten van het onderzoek worden vastgelegd in een eindrapportage die voldoet aan de inhoudelijke eisen zoals vastgelegd in de vigerende KNA-versie. In de rapportage worden de onderzoeksvragen puntsgewijs beantwoord. Indien tijdens het onderzoek vondsten worden aangetroffen, dient tevens een exemplaar van het eindrapport aan het provinciaal depot te worden gestuurd (een gedrukt exemplaar, tenzij anders met depothouder overeengekomen). De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed dient een digitaal exemplaar (in pdf-format) te ontvangen. B&W van de gemeente Waterland dient een digitaal en analoog exemplaar te ontvangen.
HOOFDSTUK 9. RANDVOORWAARDEN EN AANVULLENDE EISEN 9.1 Personele randvoorwaarden De uitvoerder van het onderzoek dient te beschikken over een opgravingsvergunning, zoals bedoeld in de Monumentenwet I 988. Het onderzoek wordt uitgevoerd door een archeoloog (minimaal KNA-archeoloog), die ervaring dient te hebben met onderzoek naar de periode Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd.
9.2 Overlegmomenten De initiatiefnemer (opdrachtgever) dient in geval van significante afwijkingen van de bevindingen in het veld ten opzichte van de uitgangspunten in het PvE, direct contact op te nemen met de bevoegde overheid (gemeente). De bevoegde overheid neemt een besluit over de te nemen vervolgstappen. De initiatiefnemer stelt de uitvoerder schriftelijk op de hoogte van de beslissing van de bevoegde overheid. Als dit een uitbreiding van het onderzoek betekent, besteedt de opdrachtgever dit onderzoeksonderdeel aan.
9.3 Kwaliteitsbewaking, toezicht, overleg en evaluatie •
Het onderzoek dient te worden uitgevoerd door een archeologisch bedrijf of instelling met een opgravingsvergunning. Het onderzoek dient te worden uitgevoerd conform de vigerende versie van de KNA. De Erfgoedinspectie is gerechtigd de uitvoering van het onderzoek te toetsen aan de KNA en de eisen behorende bij de opgravingsvergunning van de uitvoerder. • Voor overleg en evaluatie zie 7.7 en 9.2.
9.4 Overige randvoorwaarden en aanvullende eisen • •
De veiligheidsvoorschriften (veiligheidsplan) dienen te worden opgenomen in het draaiboek. De opdrachtgever is verantwoordelijk voor de toegankelijkheid van het terrein, evenals voor de plaatsing van eventueel noodzakelijke afzettingen, vergunningen, betredingstoastemming etc. • De opdrachtgever dient de archeologisch aannemer tijdig op de hoogte te brengen van de planning van de werkzaamheden en ervoor zorg te dragen dat de archeologische begeleiding wordt uitgevoerd. • Dit PvE dient tijdens het veldwerk op de werklocatie aanwezig te zijn.
PvE 1194, Archeologische begeleiding gemaal Monnickendam, 16 april2013, versie nr. 1
12
HOOFDSTUK 10. WIJZIGINGEN TEN OPZICHTE VAN HET VASTGESTELDE PVE 10.1 Wijzigingen tijdens het veldwerk Indien sprake is van belangrijke wijzigingen ten opzichte van dit PvE, of omstandigheden die een ande· re strategie of werkwijze noodzakelijk of wenselijk maken, dient de uitvoerder dit terstond te melden bij de opdrachtgever en de bevoegde overheid. De bevoegde overheid neemt een besluit over de te ne· men vervolgstappen. De initiatiefnemer stelt de uitvoerder schriltelijk op de hoogte van de beslissing van de bevoegde overheid. Als dit een uitbreiding van het onderzoek betekent, of het treffen van tech· nische maatregelen en voorzieningen, besteedt de opdrachtgever dit onderzoeksonderdeel aan.
10.2 Belangrijke wijzigingen Onder belangrijke wijzigingen worden verstaan: • afwijkingen van de in dit PvE geformuleerde archeologische verwachting (in periode, aard, diepteligging, omvang, vondstdichtheid); • onvoorziene omstandigheden die een grote impact hebben op het veldonderzoek (zoals opkomend grondwater, ernstige bodemverontreiniging, etc.).
10.3 Procedure van wijziging na de evaluatiefasevan het veldwerk Eventuele wijzigingen na de evaluatiefasevinden plaats in samenspraak met het bevoegd gezag, de archeologisch aannemer en de opdrachtgever. De uitkomsten worden schriltelijk vastgelegd.
10.4 Procedure van wiJziging tiJdens uitwerking en conservering Indien veranderingen tijdens de uitwerking wenselijk worden nadat reeds een goedgekeurd definitief evaluatie- en selectierapport bestaat, zal opnieuw een evaluatie met bevoegd gezag, opdrachtgever en opdrachtnemer plaats moeten vinden. De wijzigingen t.o.v. het oorspronkelijke goedgekeurde evaluatie- en selectierapport dienen door het bevoegd gezag, de opdrachtgever en de opdrachtnemer goedgekeurd te worden. Dit laatste houdt in dat de opdrachtgever en de opdrachtnemer het samen eens zijn over eventuele financiele consequenties.
LITERATUUR EN BIJLAGEN Literatuur Kroes, R.A.C., 2012. Plangebied Gemaal Monnickendam, gemeente Waterland; Archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek. RAAP-notitie 4363. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Weesp. Leijnse, K. & F.A.C. Haans, 2013. Plangebied de Oude Sluis in Vreeswijk, gemeente Nieuwegein. Een archeologische begeleiding. RAAP-rapport 2632. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Weesp.
Figuren Figuur 1. Ligging van het plangebied (groen) met AMK-terreinen (blauw); Inzet: ligging in NoordHolland (ster).
PvE 1194, Archeologische begeleiding gemaal Monnickendam, 16 april2013, versie nr. 1
13
RAAP-PvE 1194 Archeologische begeleiding (protocol opgraven)
Gemaal Monnickendam Gemeente Waterland
Goedkeuring PvE door gemeente Waterland (mevrouw M. Leeverink) Handtekening voor akkoord
Functie en naam: l)/ecie_ue-r-ke Mont4Me/.7 d.d.: o rk:
RAAP Archeologisch Adviesbureau BV aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen.
Programma van Eisen Locatie
Jaagweg (N247) te Monnickendam
Projectnaam
Gemaal Monnickendam, gemeente Waterland
Plaats binnen archeologisch proces Archeologische begeleiding (protocol opgraven)
Opsteller
Auteur
Naam, adres, telefoon, e-mail
datum
De heer drs. R.W. de Groot
16-4-2013
paraaf
RAAP West-Nederland Postbus 4025 2301 RA Leiden tel: 071-5768118 e-mail:
[email protected]
Autorisatie
Mevrouw drs. C.N. Kruidhof
16-4-2013
RAAP West-Nederland tel: 071-5768118 e-mail:
[email protected]
Opdrachtgever Naam, adres, telefoon, e-mail
datum
paraaf
datum
paraaf
Witteveen + Bos Raadgevende Ingenieurs B.V. Mevrouw dr. W. Soepboer Postbus 233 7400 AE Deventer tel: 0570-697911 e-mail:
[email protected]
Goedkeuring bevoegde overheid Naam, adres, telefoon, e-mail Gemeente Waterland Mevrouw M. Leeverink Pierebaan 3 1141 GV Monnickendam tel: 0229-658 585 e-mail:
[email protected]
PvE 1194, Archeologische begeleiding gemaal Monnickendam, 16 april 2013, versie nr. 1
1
INHOUDSOPGAVE HOOFDSTUK 1. ADMINISTRATIEVE GEGEVENS ONDERZOEKSGEBIED ......................................... 4 HOOFDSTUK 2. AANLEIDING EN MOTIVERING VAN HET ONDERZOEK .......................................... 4 2.1 Aanleiding en motivering................................................................................................................ 4 HOOFDSTUK 3. EERDER UITGEVOERD ONDERZOEK ...................................................................... 4 HOOFDSTUK 4. ARCHEOLOGISCHE VERWACHTING ....................................................................... 5 4.1 Regionale archeologische en cultuurlandschappelijke context (naar: Kroes, 2012) .......................... 5 4.2 Aard en ouderdom van de vindplaats(en) ....................................................................................... 6 4.3 Begrenzing en oppervlakte van de vindplaats(en) ........................................................................... 6 4.4 Structuren en sporen ..................................................................................................................... 6 4.5 Anorganische artefacten ................................................................................................................ 6 4.6 Organische artefacten ................................................................................................................... 7 4.7 Archeozoölogische en -botanische resten ...................................................................................... 7 4.8 Menselijke resten .......................................................................................................................... 7 4.9 Archeologische stratigrafie en diepte van vondstlagen.................................................................... 7 4.10 Gaafheid en conservering ............................................................................................................ 7 HOOFDSTUK 5. DOELSTELLING EN VRAAGSTELLING .................................................................... 7 5.1 Doelstelling ................................................................................................................................... 7 5.2 Relatie met NOaA en/of andere onderzoekskaders ......................................................................... 7 5.3 Onderzoeksvragen ........................................................................................................................ 7 HOOFDSTUK 6. METHODEN EN TECHNIEKEN.................................................................................. 8 6.1 Strategie, methoden en technieken (veldwerk) ............................................................................... 8 6.2 Structuren en grondsporen ............................................................................................................ 8 6.3 Aardwetenschappelijk onderzoek ................................................................................................... 9 6.4 Anorganische artefacten ................................................................................................................ 9 6.5 Organische artefacten ................................................................................................................... 9 6.6 Archeozoölogische en -botanische resten ...................................................................................... 9 6.7 Dateringstechnieken ...................................................................................................................... 9 6.8 Beperkingen .................................................................................................................................. 9 HOOFDSTUK 7. UITWERKING EN CONSERVERING ........................................................................ 10 7.1 Structuren, grondsporen, vondstspreidingen ................................................................................ 10 7.2 Analyse aardwetenschappelijke gegevens.................................................................................... 10 7.3 Anorganische artefacten .............................................................................................................. 10 7.4 Organische artefacten ................................................................................................................. 10 7.5 Archeozoölogische en -botanische resten .................................................................................... 10 7.6 Beeldrapportage .......................................................................................................................... 11 7.7 Evaluatie- en selectierapport ....................................................................................................... 11 7.8 Conservering materiaal ................................................................................................................ 11 HOOFDSTUK 8. DEPONERING......................................................................................................... 11 8.1 Eisen betreffende depot ............................................................................................................... 11
PvE 1194, Archeologische begeleiding gemaal Monnickendam, 16 april 2013, versie nr. 1
2
8.2 Te leveren product....................................................................................................................... 12 HOOFDSTUK 9. RANDVOORWAARDEN EN AANVULLENDE EISEN ............................................... 12 9.1 Personele randvoorwaarden ........................................................................................................ 12 9.2 Overlegmomenten ....................................................................................................................... 12 9.3 Kwaliteitsbewaking, toezicht, overleg en evaluatie........................................................................ 12 9.4 Overige randvoorwaarden en aanvullende eisen .......................................................................... 12 HOOFDSTUK 10. WIJZIGINGEN TEN OPZICHTE VAN HET VASTGESTELDE PVE .......................... 13 10.1 Wijzigingen tijdens het veldwerk................................................................................................. 13 10.2 Belangrijke wijzigingen .............................................................................................................. 13 10.3 Procedure van wijziging na de evaluatiefase van het veldwerk.................................................... 13 10.4 Procedure van wijziging tijdens uitwerking en conservering ........................................................ 13 LITERATUUR EN BIJLAGEN ............................................................................................................ 13 Literatuur .......................................................................................................................................... 13
PvE 1194, Archeologische begeleiding gemaal Monnickendam, 16 april 2013, versie nr. 1
3
HOOFDSTUK 1. ADMINISTRATIEVE GEGEVENS ONDERZOEKSGEBIED Projectnaam Provincie
Noord-Holland
Gemeente
Waterland
Plaats
Monnickendam
Toponiem
Jaagweg (N247) t.h.v. de Purmer Ee
Kaartbladnummer
25F
x,y–coördinaten
Centrumcoordinaat: 130.921/497.626
CMA/AMK-status
Terrein van archeologische waarde
Archis-monumentnummer
14686 (CMA-code 25F-A67)
Archis-waarnemingsnummer
Niet van toepassing
Oppervlakte plangebied
50 x 50 m
Huidig grondgebruik
Dijk met bestrating en berm (Kroes, 2012)
HOOFDSTUK 2. AANLEIDING EN MOTIVERING VAN HET ONDERZOEK 2.1 Aanleiding en motivering In verband met toenemende wateroverlast in het gebied van Waterschap Hollands Noorderkwartier is gezocht naar extra spuimogelijkheden voor boezemwater op het Markermeer. Nadat de voorstudie is afgerond is de toekomstige locatie voor een nieuw gemaal bepaald. Uit het bureauonderzoek, dat door RAAP in het kader van de voorstudie uitgevoerd is, bleek dat de kans op het aantreffen van resten van een middeleeuwse dijk alsmede mogelijk een schutsluis en/of delen van schepen (bijv. als versteviging van de dijk) hoog is. Omdat deze resten door middel van een booronderzoek lastig zijn op te sporen en een inventariserend veldonderzoek d.m.v. proefsleuven als gevolg van het huidige gebruik van het plangebied als dijk met weg niet mogelijk is, werd gekozen om een archeologische begeleiding (protocol opgraven) uit te voeren). In het kader van de aanleg van het nieuwe gemaal zullen diverse werkzaamheden plaatsvinden (figuur 1): • Over de volle breedte van de dijk zal een ontgraving worden gemaakt die reikt tot 6 m –NAP (ca. 6 tot 10 meter onder het maaiveld, respectievelijk t.p.v. de voet of de kruin van de dijk). Mogelijk kan in plaats van een ontgraving ook voor een doorboring van de dijk worden gekozen; • Aan de westzijde van de dijk zal landaanwinning plaatsvinden Deze landaanwinning is 20 tot 30 meter diep en 50 meter breed; • Aan de oostzijde vinden binnen de strook van 50 meter graafwerkzaamheden van nog onbekende diepte plaats.
HOOFDSTUK 3. EERDER UITGEVOERD ONDERZOEK Soort onderzoek
Bureauonderzoek
Uitvoerder
RAAP Archeologisch Adviesbureau
Uitvoeringsperiode
November 2012
Rapportage
Kroes, R.A.C., 2012. Plangebied Gemaal Monnickendam, gemeente Waterland; Archeologisch vooronderzoek: een bu-
PvE 1194, Archeologische begeleiding gemaal Monnickendam, 16 april 2013, versie nr. 1
4
reauonderzoek. RAAP-notitie 4363. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Weesp. Vondsten/documentatie
n.v.t.
HOOFDSTUK 4. ARCHEOLOGISCHE VERWACHTING 4.1 Regionale archeologische en cultuurlandschappelijke context (naar: Kroes, 2012) Globaal gesproken bestaat de bodemopbouw in het plangebied uit een opeenvolging van klei op veen op klei. Dit pakket is ongeveer 15 meter dik en werd afgezet dan wel is ontstaan in het Holoceen. Rond 4 meter – NAP bevindt zich de bovenkant van de mariene afzettingen van het Laagpakket van Wormer. Hierop ligt veen, dat vanaf ongeveer 4400 voor Chr. gevormd is in een periode dat de invloed van de zee afnam en er geen sprake meer was van sedimentatie vanuit zee of vanuit getijdekreken en -geulen. De veenvorming ging tot ver in de Middeleeuwen door. Het veengebied werd doorsneden door enkele veenstroompjes, waarvan de huidige Purmer Ee er één was. Dergelijke veenstroompjes waren verantwoordelijk voor de ontwatering van het veen. Door die ontwatering daalde het maaiveld. Als gevolg daarvan kon door overstromingen vanuit o.a. de Purmer Ee in de omgeving van het plangebied een dunne laag klei worden afgezet op het veen (Laagpakket van Walcheren). Binnen het plangebied zijn alleen onder de dijk natuurlijke afzettingen aanwezig, aangezien het plangebied ter plaatse van een dijk ligt die bestaat uit opgeworpen materiaal. De omgeving van het plangebied was, vermoedelijk al vanaf de vorming van het veen in 4400 voor Chr., een nat en drassig gebied dat slecht geschikt was voor menselijke bewoning. Eventuele bewoning zal in dit gebied vooral plaats hebben gevonden op de oevers van kreken en geulen of op delen van het veen die goed ontwaterd waren. Het natte veenmoeras zal hoofdzakelijk zijn benut voor activiteiten als jacht en visvangst. e
Pas vanaf de 9 eeuw wordt een begin gemaakt met het ontginnen van het uitgestrekte veengebied. De e
ontginning wordt vanaf de 10 eeuw systematisch ter hand genomen. Door middel van het graven van sloten en vaarten werd het veen ontwaterd. Bij de ontginning fungeerden het aanwezige natuurlijke water, zoals de Purmer Ee, vermoedelijk als ontginningsbasis. Een negatief gevolg van de ontginning was dat door de ontwatering van het veen dit ook begon te oxideren. Daardoor daalde het maaiveld en nam de wateroverlast weer toe. e
Daardoor moet in de 12 eeuw het landschap met dijken worden beschermd. Eerst worden de kleine veenstroompjes afgedamd. Maar vanwege een aantal grote overstromingen (waardoor grote stukken landbouwgrond verdwijnen en Marken een eiland wordt) wordt over gegaan tot grootschalige dijkenbouw. e
De dam in de Purmer Ee wordt in de tweede helft van de 13 eeuw aangelegd, om het buitenwater van de Zuiderzee tegen te houden. In de dam wordt een ‘schuif’ aangelegd die kon worden open gezet bij laag water in de Zuiderzee. De exacte locatie van deze ‘schuif’ is niet bekend. e
Op de geraadpleegde historische kaarten die dateren vanaf de tweede helft van de 16 eeuw staat de dijk afgebeeld. Deze lijkt echter wel smaller te zijn dan de huidige dijk. Vanaf het einde van de zeventiende eeuw staat langs de dijk een watergang aangegeven die parallel loopt aan de dijk. Zeer waarschijnlijk is dat de trekvaart (met jaagpad) van Amsterdam naar Hoorn. Pas vanaf 1949 is zichtbaar dat er ten westen van de dijk landaanwas heeft plaatsgevonden. De trekvaart is dan niet meer aanwezig en zal vermoedelijk zijn gedempt door deze landaanwas.
PvE 1194, Archeologische begeleiding gemaal Monnickendam, 16 april 2013, versie nr. 1
5
Van de dijk zelf zijn nog geen archeologische vondsten bekend. Wel is de dijk op de Archeologische Monumentenkaart (AMK) opgenomen als een terrein van archeologische waarde (monumentnummer 14686). Omdat nog geen eerder (veld)onderzoek heeft plaatsgevonden naar de dijk, is niet bekend wat de mate van verstoring van de dijk is. Verwacht kan worden dat bij de aanleg van de huidige provinciale weg sprake zal zijn geweest van verstoring van het dijklichaam. Die verstoring zal echter in diepte vermoee
delijk relatief beperkt zijn gebleven en de eventuele resten van de 13 eeuwse dijk en de trekvaart niet hebben aangetast.
4.2 Aard en ouderdom van de vindplaats(en) Binnen het plangebied worden de volgende archeologische vindplaatsen verwacht: • De Hogendijk/ Noorder IJ- of Zeedijk, thans nog aanwezig onder het cunet van de N247. Deze dijk e
dateert in eerste aanleg uit de12e of 13 eeuw maar is tot de huidige tijd in gebruik gebleven. e
• Resten van de ‘schuif’ uit de 13 eeuw. Deze diende om overtollig water uit de Purmer Ee op de Zuiderzee te lozen. De precieze locatie van de ‘schuif’ is niet bekend, evenmin als de aard van de constructie (hout- of steenbouw of een combinatie). • Resten van de trekvaart Amsterdam-Hoorn met het bijbehorende jaagpad uit de Nieuwe tijd.
4.3 Begrenzing en oppervlakte van de vindplaats(en) Het plangebied ligt binnen een terrein van archeologische waarde op de AMK van Noord-Holland (CMA-code 25F-A67; monumentnummer 14686). Dit betreft de loop van de Hogendijk/Noord Y of Zeedijk (de huidige dijk in het plangebied). Formeel gezien is daarmee de hele dijk een archeologische vindplaats en loopt de vindplaats dus ook in noordelijke en zuidelijke richting door tot buiten het plangebied. Datzelfde geldt voor de trekvaart en het bijbehorende jaagpad. Ook deze zal uiteraard tot buiten het plangebied hebben doorgelopen. De locatie en omvang van de ‘schuif’ zijn niet bekend. Verwacht kan worden dat het om een relatief smalle constructie zal gaan. Deze zal het water van de Purmer Ee en de Zuiderzee hebben verbonden en daarmee haaks op de (toenmalige) dijk hebben gelopen.
4.4 Structuren en sporen In associatie met de dijk zijn verschillende sporen te verwachten. Het gaat daarbij niet alleen om ophogingsmateriaal, maar ook om zaken als houten palen (beschoeiingen, rijshout), delen van schepen (bijvoorbeeld als versteviging van de dijk gebruikt) en eventueel muurwerk van in de dijk aanwezige constructies. Voor de ‘schuif’ kan het gaan om houten of bakstenen constructies (bijvoorbeeld funderingspalen, vloeren, muurwerk, etc.; zie: Leijnse & Haans, 2013). De trekvaart zal vermoedelijk hebben bestaan uit een vaargeul, die later gedempt is met daarnaast een verhard jaagpad. Mogelijk kan in associatie met de trekvaart dan ook vooral dempingmateriaal en de wegverharding van het jaagpad worden aangetroffen.
4.5 Anorganische artefacten Gelet op de aard van de vindplaats worden, afgezien van voorwerpen die direct met de constructie van de ‘schuif’ en/of de dijk te maken hebben, weinig artefacten verwacht. De aanwezigheid van voorwerpen van natuursteen, metaal, glas en aardewerk kan echter niet worden uitgesloten.
PvE 1194, Archeologische begeleiding gemaal Monnickendam, 16 april 2013, versie nr. 1
6
4.6 Organische artefacten Gelet op de aard van de vindplaats worden, afgezien van voorwerpen die direct met de constructie van de ‘schuif’ en/of de dijk te maken hebben, weinig artefacten verwacht. Eventuele voorwerpen van hout, been, leer en textiel kunnen echter niet worden uitgesloten en zullen onder de grondwaterspiegel goed bewaard zijn gebleven.
4.7 Archeozoölogische en -botanische resten Gelet op de aard van de vindplaats worden in principe geen dierlijke of plantaardige resten verwacht. In het geval dat deze toch worden gevonden, zal de conservering onder de grondwaterspiegel vermoedelijk goed zijn.
4.8 Menselijke resten Er worden geen menselijke resten verwacht.
4.9 Archeologische stratigrafie en diepte van vondstlagen Aangezien de hele dijk als vindplaats wordt beschouwd kunnen direct vanaf het maaiveld, feitelijk onder het recente wegniveau, archeologische resten (voorgangers van de dijk, de ‘schuif’ en/of de trekvaart) worden aangetroffen.
4.10 Gaafheid en conservering Zie §4.2 - 4.9
HOOFDSTUK 5. DOELSTELLING EN VRAAGSTELLING 5.1 Doelstelling De doelstelling van het onderzoek is het in kaart brengen van de aanwezige archeologische resten en de archeologische waarde daarvan, meer in het bijzonder de opbouw van het dijklichaam en de daarin aanwezige structuren. Door middel van het onderzoek worden de eventueel aanwezige archeologische resten ex situ behouden. Het onderzoek komt voort uit de eisen die de bevoegde overheid stelt aan de aanvraag voor een omgevingvergunning.
5.2 Relatie met NOaA en/of andere onderzoekskaders Het volgende hoofdstuk van de NOaA is van toepassing: 16. De Middeleeuwen en vroegmoderne tijd in West-Nederland. In de provinciale ‘Leiddraad Landschap en Cultuurhistorie’ staan zowel de dijk als de trekvaart aangegeven als provinciale monumenten. Voor de trekvaart geldt dat het streven is deze te behouden en reconstrueren. Indien resten van de trekvaart aangetroffen worden, kan het onderzoek wellicht inzicht verschaffen in hoe de trekvaart te reconstrueren.
5.3 Onderzoeksvragen • Wat is te zeggen over de opbouw van de dijk? Zijn hierin meerdere fasen te herkennen? Hoe kunnen de verschillende fasen worden gedateerd? e
• Wat was de opbouw, omvang en (eventuele) fasering van de 13 eeuwse dijk? • Zijn resten van de ‘schuif’ aanwezig binnen het plangebied? Zo ja, hoe is de ‘schuif’ opgebouwd?
PvE 1194, Archeologische begeleiding gemaal Monnickendam, 16 april 2013, versie nr. 1
7
• Is sprake van fasering in de bouw van de ‘schuif’ en hoe kunnen de verschillende fasen worden gedateerd? • Welke resten van de trekvaart en het bijbehorende jaagpad zijn in het plangebied aanwezig? Was inderdaad sprake van een verhard jaagpad of is op een andere manier een wegdek gecreëerd? • Wat kan worden gemeld over de demping van de trekvaart? Is die het gevolg van de landaanwas die e
vanaf het midden van de 20 eeuw dateert of is de trekvaart eerder gedempt? • Zijn er resten van andere sporen of structuren aanwezig binnen het plangebied? Zo ja, wat is hiervan de omvang, datering, conservering en gaafheid? • Is alleen sprake van antropogeen opgebracht materiaal of zijn ook natuurlijke lagen aanwezig in het plangebied? Zo ja, beschrijf en interpreteer deze. • Hoe kunnen de (eventuele) resten van de dijk en/of trekvaart zichtbaar en beleefbaar gemaakt worden?
HOOFDSTUK 6. METHODEN EN TECHNIEKEN 6.1 Strategie, methoden en technieken (veldwerk) De graafwerkzaamheden in het kader van de aanleg van het nieuwe gemaal worden archeologisch begeleid: dat wil zeggen de graafwerkzaamheden ter plaatse van de dijk en aan de oostkant daarvan. De landaanwinning zal niet archeologisch worden begeleid. Indien het dijklichaam niet doorgraven wordt, maar er voor een boring gekozen wordt, vindt overleg plaats met het bevoegd gezag over het nut en de noodzaak van de archeologische begeleiding. Naar verachting zullen de boorwerkzaamheden namelijk niet archeologisch begeleid kunnen worden. • Het onderzoek concentreert zich hoofdzakelijk op het documenteren van het profiel van de dijk. Daartoe wordt één lengteprofiel van de ontgraving gedocumenteerd d.m.v. foto’s en een tekening (schaal 1:20). Het profiel richt zich op de opbouw van de dijk en –indien aanwezig- de trekvaart/het jaagpad. Dit profiel dient zoveel mogelijk recht te worden aangelegd. Wanneer dat voor de veiligheid noodzakelijk is, dient een getrapt profiel te worden aangelegd. • De ontgraving vindt laagsgewijs en op aanwijzing van de aanwezige archeoloog plaats. Deze ontgraving dient te worden uitgevoerd door een graafmachine met een gladde bak van circa 2 meter breed. • Indien sprake is van sporen en/of structuren, wordt op het niveau van deze sporen/structuren een leesbaar vlak aangelegd en worden de sporen vrij gelegd, beschreven, ingemeten en gedocumenteerd (d.m.v. foto’s). Indien noodzakelijk worden zij gecoupeerd en afgewerkt (binnen de horizontale en verticale omvang van de ontgraving). • Vooralsnog wordt uitgegaan van één sporenvlak en één profielvlak, maar er worden zoveel vlakken aangelegd als noodzakelijk. Voor de aanleg en documentatie van een extra vlak wordt een stelpost opgenomen in de offerte. • Bij alle graafwerkzaamheden beneden maaiveld is een KNA-archeoloog aanwezig. Wanneer sprake is van een hoge spoordichtheid of arbeidsintensieve sporen of vondsten (beschoeiingen, delen van schepen aangebracht ter versteviging, etc.) wordt een tweede archeoloog ingezet voor het documenteren en vrijleggen van deze sporen.
6.2 Structuren en grondsporen • Houten structuren worden zoveel mogelijk vrij gelegd om de aard te kunnen bepalen en te onderzoeken hoe de constructie is opgebouwd.
PvE 1194, Archeologische begeleiding gemaal Monnickendam, 16 april 2013, versie nr. 1
8
• Van muurresten wordt het baksteenformaat, de 10-laags maat (indien mogelijk), metselwerk en metselverband genoteerd. Eventuele versnijdingen van het muurwerk worden ingemeten. Indien mogelijk wordt ook een dwarsdoorsnede van het muurwerk gemaakt en wordt ook de diepteligging (t.o.v. NAP en Mv) bepaald. • Alle sporen worden genummerd, beschreven, ingemeten, getekend (digitaal tekenen d.m.v. GPS of RTS is toegestaan). • Indien sprake is van houten structuren, dan worden deze bemonsterd voor dendrochronologisch onderzoek en houtsoortdeterminatie.
6.3 Aardwetenschappelijk onderzoek Mogelijk zullen geen natuurlijke lagen worden aangetroffen. Er zal in ieder geval één lengteprofiel van de ontgraving worden gedocumenteerd. Hierin zal de opbouw van de dijk worden bestudeerd en beschreven. Indien natuurlijke lagen aanwezig zijn, zullen die eveneens worden beschreven en geïnterpreteerd.
6.4 Anorganische artefacten Artefacten die in of nabij de constructie worden aangetroffen worden verzameld. Laagvondsten worden verzameld in afzonderlijke verzameleenheden. Alleen als sprake is van bijzondere vondsten worden deze als puntlocaties ingemeten.
6.5 Organische artefacten Artefacten die in of nabij de constructie worden aangetroffen worden verzameld. Laagvondsten worden verzameld in afzonderlijke verzameleenheden. Alleen als sprake is van bijzondere vondsten worden deze als puntlocaties ingemeten.
6.6 Archeozoölogische en -botanische resten Artefacten die in of nabij de constructie worden aangetroffen worden verzameld. Laagvondsten worden verzameld in afzonderlijke verzameleenheden. Alleen als sprake is van bijzondere vondsten worden deze als puntlocaties ingemeten. Houten palen worden bemonsterd ten behoeve van houtdeterminaties.
6.7 Dateringstechnieken Bijzondere houtresten, die bijvoorbeeld samenhangen met de constructie, worden bemonsterd met het oog op dendrochronologisch onderzoek en houtdeterminaties.
6.8 Beperkingen • De archeologische begeleiding beperkt zich in omvang en diepte tot de omvang en diepte van de civieltechnische ontgraving; • Dit PvE betreft de eisen die vanwege het archeologische belang aan het onderzoek worden gesteld. Dit laat onverlet dat wettelijke en andere regelgeving aangaande het uitvoeren van de werkzaamheden moeten worden gevolgd (o.a. de ARBO-wet en veiligheidsvoorschriften). Deze zaken moeten ruim voorafgaand aan het onderzoek (in overleg tussen archeoloog en aannemer) worden geregeld, bijvoorbeeld in een draaiboek.
PvE 1194, Archeologische begeleiding gemaal Monnickendam, 16 april 2013, versie nr. 1
9
HOOFDSTUK 7. UITWERKING EN CONSERVERING 7.1 Structuren, grondsporen, vondstspreidingen Alle structuren en sporen worden voor zover mogelijk geïnterpreteerd en gedateerd. Zij worden per periode per structuur beschreven.
7.2 Analyse aardwetenschappelijke gegevens Niet van toepassing.
7.3 Anorganische artefacten Vondstverwerking: • De vondsten worden gewassen, gesplitst naar materiaalcategorie, en geteld. De vondsten worden tijdelijk zo opgeslagen, dat de kwaliteit niet achteruitgaat. Uitwerking: • Het vondstmateriaal wordt uitgewerkt tot op het niveau dat nodig is voor de beantwoording van de onderzoeksvragen. Uitgangspunten: • Bouwmateriaal: determinatie op type en materiaal. • Aardewerk: determinatie op periode, aantal per periode, eventueel op type. • Natuursteen: totaal aantal, determinatie op gesteentesoort (graniet/dioriet, gneis, zandsteen, kwartsitische zandsteen, kwartsiet, kwarts, tefriet, lei en ‘overige gesteenten’) en op type werktuig of gebruik. • Metaal: determinatie op metaalsoort, type en eventueel op periode. • Glas: determinatie op periode, op categorie (objectglas/ruitglas) en eventueel op type. In de offerte dient een aantal van maximaal 20 stuks vondsten voor alle vondstcategorieën als uitgangspunt te worden genomen.
7.4 Organische artefacten Vondstverwerking: • De vondsten worden tijdelijk zo opgeslagen, dat de kwaliteit niet achteruit gaat. Uitwerking: • De artefacten worden uitgewerkt tot op het niveau dat nodig is voor de beantwoording van de onderzoeksvragen. Uitgangspunten: • Hout: determinatie op constructiehout/overige objecten, op type en eventueel op periode • Touw en textiel: bepalen ten tijde van evaluatie
7.5 Archeozoölogische en -botanische resten • Indien houten constructiedelen worden aangetroffen, komen deze mogelijk in aanmerking voor dendrochronologisch onderzoek. • In de offerte dient een stelpost te worden opgenomen voor 5 dendrochronologische dateringen.
PvE 1194, Archeologische begeleiding gemaal Monnickendam, 16 april 2013, versie nr. 1
10
• Tevens dient een stelpost te worden opgenomen voor de waardering en determinatie van hout (max. 5 stuks).
7.6 Beeldrapportage In het rapport worden ten minste opgenomen: • een overzichtskaart op groot formaat met overzicht van de aangetroffen sporen/structuren; • profieltekening; • tekeningen en foto’s van aangetroffen sporen en structuren; • tekeningen en/of foto’s van belangrijke vondsten. De rapportage is conform KNA versie 3.2.
7.7 Evaluatie- en selectierapport Na afloop van het veldwerk zal een evaluatie- en selectierapport met de eerste resultaten van het onderzoek worden geleverd aan de gemeente. In het evaluatierapport wordt een overzicht en karakterisering van aangetroffen sporen en structuren, vondsten en monsters, alsmede een voorstel tot uitwerking en rapportage gegeven. In dit voorstel wordt opgenomen welke vondsten en monsters belangrijk zijn om de onderzoeksvragen te beantwoorden, hoeveel objecttekeningen en -foto’s daarbij nodig zijn en welke uitgewerkte monsters en laboratoriumdateringen. Ten slotte wordt voorgesteld welke vondsten voor een duurzame conservering in aanmerking komen en welke vondsten gedeselecteerd worden ten aanzien van de deponering. Het evaluatie- en selectierapport gaat vergezeld van een kostenraming voor de specialistische uitwerking. Op basis van het evaluatie- en selectierapport vindt een evaluatie plaats tussen de opdrachtgever, het bevoegd gezag en de archeologische uitvoerder (verantwoordelijke senior KNA-archeoloog), waarin bepaald wordt: • welke vondsten en monsters in aanmerking komen voor waardering en eventuele nadere analyse; • hoeveel objecttekeningen en -foto’s nodig zijn om determinaties en analyses van vondsten te ondersteunen; • welke vondsten in aanmerking komen voor een duurzame conservering; • welke vondsten gedeselecteerd worden voor deponering. Pas als het evaluatierapport is goedgekeurd door het bevoegd gezag en ook geborgd is dat de uitwerking en rapportage volgens het evaluatierapport kan plaatsvinden (de opdrachtgever en de opdrachtnemer het hierover eens zijn), kan met de uitwerking begonnen worden.
7.8 Conservering materiaal De vondsten dienen in eerste instantie in de staat waarin ze gevonden zijn, gestabiliseerd te worden. In het evaluatierapport (conserveringsadvies) wordt aangegeven welke vondsten voor conservering en restauratie in aanmerking komen. Indien geconserveerde en/of gerestaureerde vondsten worden gedeponeerd, dient een conserveringsrapport bijgeleverd te worden.
HOOFDSTUK 8. DEPONERING 8.1 Eisen betreffende depot De uitvoerder van de archeologische begeleiding dient zich op de hoogte te stellen van de eisen van het betreffende archeologische depot. De vondsten en de bijbehorende documentatie dienen conform
PvE 1194, Archeologische begeleiding gemaal Monnickendam, 16 april 2013, versie nr. 1
11
deze eisen aangeleverd te worden. De uitvoerder van de archeologische begeleiding dient zich op de hoogte te stellen van de eisen van het E-depot (EDNA). De dataset dient conform deze eisen aangeleverd te worden. Dit zijn verplichtingen waarvoor de uitvoerder verantwoordelijk is.
8.2 Te leveren product De resultaten van het onderzoek worden vastgelegd in een eindrapportage die voldoet aan de inhoudelijke eisen zoals vastgelegd in de vigerende KNA-versie. In de rapportage worden de onderzoeksvragen puntsgewijs beantwoord. Indien tijdens het onderzoek vondsten worden aangetroffen, dient tevens een exemplaar van het eindrapport aan het provinciaal depot te worden gestuurd (een gedrukt exemplaar, tenzij anders met depothouder overeengekomen). De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed dient een digitaal exemplaar (in pdf-format) te ontvangen. B&W van de gemeente Waterland dient een digitaal en analoog exemplaar te ontvangen.
HOOFDSTUK 9. RANDVOORWAARDEN EN AANVULLENDE EISEN 9.1 Personele randvoorwaarden De uitvoerder van het onderzoek dient te beschikken over een opgravingsvergunning, zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988. Het onderzoek wordt uitgevoerd door een archeoloog (minimaal KNA-archeoloog), die ervaring dient te hebben met onderzoek naar de periode Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd.
9.2 Overlegmomenten De initiatiefnemer (opdrachtgever) dient in geval van significante afwijkingen van de bevindingen in het veld ten opzichte van de uitgangspunten in het PvE, direct contact op te nemen met de bevoegde overheid (gemeente). De bevoegde overheid neemt een besluit over de te nemen vervolgstappen. De initiatiefnemer stelt de uitvoerder schriftelijk op de hoogte van de beslissing van de bevoegde overheid. Als dit een uitbreiding van het onderzoek betekent, besteedt de opdrachtgever dit onderzoeksonderdeel aan.
9.3 Kwaliteitsbewaking, toezicht, overleg en evaluatie • Het onderzoek dient te worden uitgevoerd door een archeologisch bedrijf of instelling met een opgravingsvergunning. Het onderzoek dient te worden uitgevoerd conform de vigerende versie van de KNA. De Erfgoedinspectie is gerechtigd de uitvoering van het onderzoek te toetsen aan de KNA en de eisen behorende bij de opgravingsvergunning van de uitvoerder. • Voor overleg en evaluatie zie 7.7 en 9.2.
9.4 Overige randvoorwaarden en aanvullende eisen • De veiligheidsvoorschriften (veiligheidsplan) dienen te worden opgenomen in het draaiboek. • De opdrachtgever is verantwoordelijk voor de toegankelijkheid van het terrein, evenals voor de plaatsing van eventueel noodzakelijke afzettingen, vergunningen, betredingstoestemming etc. • De opdrachtgever dient de archeologisch aannemer tijdig op de hoogte te brengen van de planning van de werkzaamheden en ervoor zorg te dragen dat de archeologische begeleiding wordt uitgevoerd. • Dit PvE dient tijdens het veldwerk op de werklocatie aanwezig te zijn.
PvE 1194, Archeologische begeleiding gemaal Monnickendam, 16 april 2013, versie nr. 1
12
HOOFDSTUK 10. WIJZIGINGEN TEN OPZICHTE VAN HET VASTGESTELDE PVE 10.1 Wijzigingen tijdens het veldwerk Indien sprake is van belangrijke wijzigingen ten opzichte van dit PvE, of omstandigheden die een andere strategie of werkwijze noodzakelijk of wenselijk maken, dient de uitvoerder dit terstond te melden bij de opdrachtgever en de bevoegde overheid. De bevoegde overheid neemt een besluit over de te nemen vervolgstappen. De initiatiefnemer stelt de uitvoerder schriftelijk op de hoogte van de beslissing van de bevoegde overheid. Als dit een uitbreiding van het onderzoek betekent, of het treffen van technische maatregelen en voorzieningen, besteedt de opdrachtgever dit onderzoeksonderdeel aan.
10.2 Belangrijke wijzigingen Onder belangrijke wijzigingen worden verstaan: • afwijkingen van de in dit PvE geformuleerde archeologische verwachting (in periode, aard, diepteligging, omvang, vondstdichtheid); • onvoorziene omstandigheden die een grote impact hebben op het veldonderzoek (zoals opkomend grondwater, ernstige bodemverontreiniging, etc.).
10.3 Procedure van wijziging na de evaluatiefase van het veldwerk Eventuele wijzigingen na de evaluatiefase vinden plaats in samenspraak met het bevoegd gezag, de archeologisch aannemer en de opdrachtgever. De uitkomsten worden schriftelijk vastgelegd.
10.4 Procedure van wijziging tijdens uitwerking en conservering Indien veranderingen tijdens de uitwerking wenselijk worden nadat reeds een goedgekeurd definitief evaluatie- en selectierapport bestaat, zal opnieuw een evaluatie met bevoegd gezag, opdrachtgever en opdrachtnemer plaats moeten vinden. De wijzigingen t.o.v. het oorspronkelijke goedgekeurde evaluatie- en selectierapport dienen door het bevoegd gezag, de opdrachtgever en de opdrachtnemer goedgekeurd te worden. Dit laatste houdt in dat de opdrachtgever en de opdrachtnemer het samen eens zijn over eventuele financiële consequenties.
LITERATUUR EN BIJLAGEN Literatuur Kroes, R.A.C., 2012. Plangebied Gemaal Monnickendam, gemeente Waterland; Archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek. RAAP-notitie 4363. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Weesp. Leijnse, K. & F.A.C. Haans, 2013. Plangebied de Oude Sluis in Vreeswijk, gemeente Nieuwegein. Een archeologische begeleiding. RAAP-rapport 2632. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Weesp.
Figuren Figuur 1. Ligging van het plangebied (groen) met AMK-terreinen (blauw); Inzet: ligging in NoordHolland (ster).
PvE 1194, Archeologische begeleiding gemaal Monnickendam, 16 april 2013, versie nr. 1
13
131000
131200
497800
497800
130800
N247
Purm er E e
497400 © Dienst voor het kadaster en de openbare registers, Apeldoorn, 2013
497600
497600
14686
nick e
ndam
me r gat
497400
SK1/wagm2_fig.wor
Mo n
130800
131000
Figuur 1. Ligging van het plangebied (groene onderbroken lijn) met AMK-terreinen (blauw); inzet: ligging in Noord-Holland.
131200
datum 4-3-2015 dossiercode 20150304-12-10529 Project: Bestemmingsplan Gemaal Monnickendam, Monnickendam Gemeente: Waterland Aanvrager: J. Posthumus Organisatie: Rho Adviseurs voor de leefruimte
Geachte heer/mevrouw J. Posthumus, Voor het plan Bestemmingsplan Gemaal Monnickendam, Monnickendam heeft u advies aangevraagd in het kader van de watertoets op www.dewatertoets.nl. Met de gegevens die u heeft opgegeven is bepaald dat bepaalde aspecten van het plan een zodanige invloed hebben op de belangen van het hoogheemraadschap dat de normale procedure moet worden gevolgd. Dit betekent dat wij in overleg met u willen bespreken hoe in uw plan rekening kan worden gehouden deze waterhuishoudkundige belangen. Om het watertoetsproces zo vlot mogelijk te laten verlopen, sturen wij u als bijlage een automatisch gegenereerd concept wateradvies. Dit conceptadvies is in twee delen opgesplitst. In het eerste deel van het conceptadvies geven wij aan over welke onderwerpen nader overleg met het hoogheemraadschap noodzakelijk is. Het tweede deel van het conceptadvies bevat de onderwerpen die slechts een beperkte invloed hebben op de belangen van het hoogheemraadschap en die ondervangen kunnen worden met standaard maatregelen. Dit tweede deel van het advies kunt u gebruiken om alvast een eerste aanzet te geven tot de waterparagraaf in de ruimtelijke onderbouwing. Wij nemen binnen drie weken contact met u op om nadere afspraken te maken en advies te geven over de nog openstaande waterbelangen. Als u eerder een afspraak wilt maken, dan kunt u contact met ons opnemen via ons algemene nummer 072 582 8282 en vragen naar de contactpersoon voor de gemeente waarin uw plan zich bevindt. Naast het bijgevoegde conceptadvies kunt u op onze website meer informatie vinden over de watertoets in het algemeen: https://www.hhnk.nl/portaal/water_3556/item/watertoets_3017.html. LET OP: Het (concept)wateradvies is geen aanvraag voor een Watervergunning. Onze conclusie en wateradvies mogen alleen gebruikt worden tijdens de (ruimtelijke) planvormingfase. U dient zelf na te gaan welke vergunningen nodig zijn om het plan te realiseren. Bij het hoogheemraadschap dient u wellicht een Watervergunning aan te vragen of een melding te doen. Meer informatie over de Watervergunning vindt u op https://www.hhnk.nl/portaal/vergunningen-en-ontheffingen_3529/. Met vriendelijke groet, Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Postbus 250 1700 AG HEERHUGOWAARD T 072 582 8282 F 072 582 7010 E
[email protected] W www.hhnk.nl
CONCEPT Wateradvies Via de Digitale Watertoets (www.dewatertoets.nl) heeft u Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier gevraagd een reactie te geven op het plan Bestemmingsplan Gemaal Monnickendam, Monnickendam. Uit de ingediende gegevens is gebleken dat er voor één of meerdere wateraspecten nader overleg noodzakelijk is met het hoogheemraadschap. Deze aspecten benoemen wij in het eerste deel van dit concept wateradvies. In het tweede deel komen de onderwerpen aan bod die slechts een beperkte invloed hebben op de belangen van het hoogheemraadschap en die hierdoor ondervangen kunnen worden met standaard maatregelen. Dit deel van het advies kunt u gebruiken om alvast een eerste aanzet te geven tot de waterparagraaf in de ruimtelijke onderbouwing van uw plan.
DEEL I Hieronder vindt u de aspecten waarover nader contact met het hoogheemraadschap noodzakelijk is: Het ingetekende plangebied heeft de volgende zoneringen (kaartlagen) geraakt: - Zonering primaire waterkering - Zonering primaire waterlopen U heeft aangegeven dat er binnen of rondom het plangebied sprake is van (grond)wateroverlast. (Grond)wateroverlast is een subjectief begrip. Als de initiatiefnemer in of rond het plangebied echter overlast ervaart, wil het hoogheemraadschap met zijn kennis graag helpen die overlast inzichtelijk te maken, te verminderen of op te lossen. Wij nemen binnen drie weken contact met u op om nadere afspraken te maken en te komen tot advies over bovenstaande waterbelangen. DEEL II Dit tweede deel van het advies kunt u direct gebruiken om een aanzet te maken voor de waterparagraaf in de ruimtelijke onderbouwing. De watertoets is een procesinstrument dat is verankerd in de Wet Ruimtelijke Ordening (WRO), het Besluit Ruimtelijke Ordening (BRO) en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) 2011. De bedoeling van het instrument is om wateraspecten van meet af aan mee te nemen bij ruimtelijke plannen en besluiten. Het gaat hierbij om zes thema's: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkeringen, wegen, afvalwaterketen en beheer & onderhoud van nieuw en bestaand oppervlaktewater. Beleid Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Met ingang van 22 december 2009 is het Waterbeheerplan 2010-2015 'Van veilige dijken tot schoon water' bepalend voor het waterbeleid binnen ons beheersgebied. Dit plan beschrijft het waterbeheer en vormt de basis voor de watertaken die het waterschap heeft: waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterketen. Daarnaast beschikt het Hoogheemraadschap over een verordening: de Keur 2009. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels die u op onze website kunt vinden (https://www.hhnk.nl/portaal/keur_41208/). Verharding en compenserende maatregelen Uit uw gegevens blijkt dat er geen / slechts in zeer beperkte mate sprake is van een toename van de verharding. Omdat dit een dermate klein gevolg heeft voor de waterhuishoudkundige situatie hoeven er geen compenserende maatregelen uitgevoerd te worden. Waterkwaliteit en riolering In het plan wordt een gescheiden riolering aangelegd, waarbij het hemelwater wordt afgekoppeld van de riolering. Dit komt overeen met de basisdoelstelling van het hoogheemraadschap om het hemelwater van nieuwe oppervlakken zoveel mogelijk te scheiden van het afvalwater. Voorwaarde is wel dat het hemelwater als schoon kan worden beschouwd. Bij voorkeur wordt afstromend hemelwater van verharde oppervlakken eerst voorgezuiverd door een berm, wadi of bodempassage. U heeft aangegeven dat er binnen het plan geen sprake is van activiteiten die als gevolg kunnen hebben dat vervuild hemelwater naar het oppervlaktewater afstroomt. Het hemelwater kan dus als schoon worden beschouwd. Het is daarom niet doelmatig om het af te voeren naar de rioolwaterzuiveringsinrichting (rwzi). Dit betekent dat we voor de nieuwe ontwikkeling adviseren om een gescheiden stelsel aan te leggen. Wij adviseren om met het oog op de waterkwaliteit het gebruik van uitloogbare materialen zoals koper, lood en zink zoveel mogelijk te voorkomen. Tot Slot De initiatiefnemer van het plan is zelf verantwoordelijk voor de regeling, financiering en de realisatie van alle maatregelen die voortvloeien uit het plan. Mocht de inhoud van het plan wijzigen, dan verzoeken wij u vriendelijk ons een geactualiseerde versie toe te sturen. Ook ontvangen wij graag een exemplaar van het definitieve en goedgekeurde plan. Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Mochten er desondanks vragen zijn, dan kunt u contact opnemen via 072 - 582 8282 en vragen naar de contactpersoon voor uw gemeente. De WaterToets 2014
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Rapportage verkennend waterbodemonderzoek gemaal Monnickendam
INHOUDSOPGAVE
blz.
1. INLEIDING
1
2. VOORONDERZOEK EN ONDERZOEKSOPZET 2.1. Huidige en toekomstige situatie 2.2. Bodemopbouw en geohydrologie 2.3. Historische informatie 2.4. Bodemkwaliteitskaart 2.5. Beschikbare informatie waterbodemkwaliteit 2.6. Beschikbare informatie bodemkwaliteit 2.7. Asbest 2.8. Niet gesprongen explosieven 2.9. Conclusie en onderzoeksopzet
3 3 4 5 6 6 6 6 6 7
3. VELD - EN CHEMISCH ONDERZOEK 3.1. Veldwerk 3.1.1. Uitgevoerde werkzaamheden 3.1.2. Resultaten veldwerk 3.2. Chemisch onderzoek 3.2.1. Analyseprogramma 3.2.2. Toetsingskader en toetsingsresultaten
9 9 9 9 10 10 10
4. BESPREKING RESULTATEN
11
5. SAMENVATTING EN CONCLUSIE 5.1. Inleiding 5.2. Samenvatting 5.3. Conclusie
13 13 13 13
6. REFERENTIES
15
laatste bladzijde
15
BIJLAGEN I Regionale situatie Lokale situatie met monsternemingspunten II III Boorbeschrijvingen IV Toetsingskader en -tabellen V Analysecertificaten VI Kwaliteitsborging
aantal blz. 1 1 5 21 19 2
1.
INLEIDING In opdracht van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft Witteveen+Bos een vooronderzoek en verkennend waterbodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van het toekomstige gemaal te Monnickendam. De ligging van de locatie is aangegeven in bijlage I. Aanleiding en doel Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is voornemens om in Monnickendam een nieuw gemaal te realiseren. Ten behoeve van de aanleg van het gemaal is inzicht gewenst in de kwaliteit van de waterbodem ter plaatse van de toekomstige in- en uitstroom. Hiertoe is een vooronderzoek en een verkennend waterbodemonderzoek uitgevoerd volgens de NEN 5717 [ref. 3.] en de NEN 5720 [ref. 2.]. Het doel van het verkennend waterbodemonderzoek is het vaststellen van de milieuhygiënische kwaliteit van de waterbodem in verband met voorgenomen werken in de waterbodem. Daarnaast is in verband met het wijzigen van het bestemmingsplan inzicht gewenst in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem (grond- en grondwater) ter plaatse van het nieuwe gemaal. Hiertoe is een vooronderzoek conform de NEN 5725 [ref. 1.] uitgevoerd. Kwaliteit Het project is uitgevoerd volgens het kwaliteitssysteem van Witteveen+Bos dat gecertificeerd is conform ISO 9001. Witteveen+Bos voldoet aan de veiligheidsmanagementnorm VCA**. Tevens is het veldwerk uitgevoerd onder het BRL SIKB 2000 procescertificaat van Witteveen+Bos en De Klinker (zie bijlage VI). Leeswijzer Dit rapport is als volgt opgebouwd: - vooronderzoek en onderzoeksopzet (hoofdstuk 2); - veldwerk (hoofdstuk 3); - chemisch onderzoek (hoofdstuk 4); - bespreking resultaten (hoofdstuk 5); - samenvatting en conclusie (hoofdstuk 6); - referenties (hoofdstuk 7).
Witteveen+Bos, HHN41-2/mome/018 concept 01 d.d. 12 juli 2013, Rapportage verkennend waterbodemonderzoek gemaal Monnickendam
1
2
Witteveen+Bos, HHN41-2/mome/018 concept 01 d.d. 12 juli 2013, Rapportage verkennend waterbodemonderzoek gemaal Monnickendam
2.
VOORONDERZOEK EN ONDERZOEKSOPZET Voorafgaand aan het verkennend (water-)bodemonderzoek volgens de NEN 5720 [ref. 2.] dient vooronderzoek volgens de NEN 5717 [ref. 3.] te worden uitgevoerd. Daarnaast is voor de landbodem ter plaatse van het nieuwe gemaal een vooronderzoek conform de NEN 5725 [ref. 1.] uitgevoerd. Aangezien in dit stadium van het project de exacte locatie van het nieuwe gemaal nog niet bekend is, wordt het uitvoeren van een verkennend (land)bodemonderzoek vooralsnog niet zinvol geacht. Het uitgevoerde vooronderzoek geeft een verwachting over de aan- of afwezigheid van (water-)bodemverontreinigingen. Het vooronderzoek is uitgewerkt in onderhavig hoofdstuk.
2.1.
Huidige en toekomstige situatie In afbeelding 2.1 is de regionale ligging van het toekomstige gemaal weergegeven. Op de tekening in bijlage II is het voorlopige ontwerp van het gemaal Monnickendam weergegeven. Afbeelding 2.1. Ligging toekomstige gemaal Monnickendam (bron: google maps)
Het plangebied van het gemaal ligt in de gemeente Waterland, in de provincie Noord-Holland. De Gemeente Waterland is gelegen aan het Markermeer. Waterland is een streek in de provincie die zich kenmerkt als laaggelegen veenweidegebied doorsneden door vele sloten en vaarten. Grote delen van de regio Waterland zijn onderdeel van het na-
Witteveen+Bos, HHN41-2/mome/018 concept 01 d.d. 12 juli 2013, Rapportage verkennend waterbodemonderzoek gemaal Monnickendam
3
tionaal landschap Laag-Holland. Ook de projectlocatie valt hierbinnen. Kernkwaliteiten van dit landschap zijn onder meer de grote openheid van het landschap, de strokenverkaveling, de historische watergangen en de karakteristieke dijk- en lintdorpen. Het water wordt straks vanuit de Schermerboezem via de Purmer Ee en het gemaal Monnickendam naar het Monnickendammer Gat en vervolgens naar het Markermeer (Gouwzee) uitgeslagen. De planlocatie voor het gemaal en de instroomconstructie ligt binnendijks, ten westen van de N247, op een nog aan te winnen stuk land in de Purmer Ee. De waterbeheerder is het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. De onderzoekslocatie heeft een oppervlakte van circa 2.500 m2. Het watertype is gedefinieerd als overig water, niet-lintvormig. De uitstroomconstructie ligt buitendijks, ten oosten van de N247 en grenst aan het Monnickendammer Gat. Voor dit gedeelte is Rijkswaterstaat waterstaatkundig beheerder. De onderzoekslocatie heeft een oppervlakte van circa 2.500 m2. Het watertype is gedefinieerd als overig water, niet-lintvormig. De spuikokers kruisen de primaire waterkering tussen de Purmer Ee en de Gouwzee waarover de N247 loopt. Het huidige maaiveld ligt op circa +3,0 mNAP. Voor de aanleg van het gemaal zullen werkzaamheden in de waterbodem worden uitgevoerd tot circa -5,0 mNAP. In afbeelding 2.2 is een foto van de huidige situatie opgenomen. Voorafgaand aan de veldwerkzaamheden (24 juni 2013) is een terreininspectie uitgevoerd. Hierbij zijn geen bijzonderheden waargenomen die kunnen wijzen op verontreiniging van de (water-)bodem. Afbeelding 2.2. Huidige situatie (bron: google maps)
2.2.
Bodemopbouw en geohydrologie De beschrijving van de bodemopbouw en geohydrologie is gebaseerd op de gegevens uit het archeologisch vooronderzoek [ref. 6.] en de Grondwaterkaart van Nederland [ref. 7.]. Volgens drie boringen uit DINO in de directe nabijheid van het plangebied bestaat de bodemopbouw in het plangebied van boven naar beneden uit klei op veen op klei (DINOboringen B24F-1014, -1015, -1024 en -1077). Volgens gegevens over de diepere ondergrond uit ARCHIS ligt op 14 tot 18 m -NAP zand.
4
Witteveen+Bos, HHN41-2/mome/018 concept 01 d.d. 12 juli 2013, Rapportage verkennend waterbodemonderzoek gemaal Monnickendam
In tabel 2.1 is de regionale bodemopbouw en geohydrologische situatie weergegeven. Tabel 2.1. Regionale bodemopbouw en geohydrologische situatie
2.3.
laagdikte (m-mv)
geohydrologische betekenis
formatie
samenstelling
0-15
deklaag
Westland
voornamelijk klei
15-40
1e watervoerend pakket
Twente, Kreftenheye, Eem
lemige fijne tot grove zanden
40-50
1e scheidende laag
Eem, Drente
kleien en slibhoudende zanden
Historische informatie Tot circa 1400 stond de rivier de Purmer Ee in directe verbinding met de voormalige Zuiderzee. Deze rivier stond in rechtstreekse verbinding met de achterliggende meren zoals Purmer, Beemster, Schermer tot aan Alkmaar. Vanwege het overstromingsgevaar is rond 1400 besloten de Purmer Ee af te sluiten met een dam. In afbeelding 2.3 zijn enkele oude topografische kaarten opgenomen (www.watwaswaar.nl). Op deze kaarten is de dijk tussen de Purmer Ee (voorheen Stinke vuil) en het Monnickendammergat te zien. Afbeelding 2.3. Oude topografische kaarten (bron: watwaswaar.nl)
1811-1832
1900
1949
1969
Witteveen+Bos, HHN41-2/mome/018 concept 01 d.d. 12 juli 2013, Rapportage verkennend waterbodemonderzoek gemaal Monnickendam
5
2.4.
Bodemkwaliteitskaart Via de website van de Milieudienst Waterland is de bodemkwaliteitskaart te raadplegen. De bodemkwaliteitskaart is echter niet van toepassing op N-wegen. Aangezien de planlocatie voor het nieuwe gemaal is gelegen ter hoogte van de N247, kan op basis van de bodemkwaliteitskaart geen uitspraak worden gedaan over de te verwachten bodemkwaliteit.
2.5.
Beschikbare informatie waterbodemkwaliteit Purmer Ee Bij het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is informatie over de waterbodemkwaliteit opgevraagd. Voor zover bekend zijn er bij het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier geen gegevens bekend van de waterbodem die zij in beheer heeft. Monnickendammergat Bij Rijkswaterstaat is informatie over de waterbodemkwaliteit opgevraagd. Door Rijkswaterstaat zijn de volgende onderzoeken beschikbaar gesteld: - waterbodemonderzoek Gouwzee, bk bodem, 20110353, 11 april 2011 [ref. 8.]; - waterbodemonderzoek vaargeul Gouwzee, Movares Nederland B.V., BB/BO-ED080009843, 28 maart 2008 [ref. 9.]; - waterbodemonderzoek Edam en Monnickendam, Tauw, R001-4509789CJL-cmn-V01NL, 22 maart 2007 [ref. 10.]. Geen van de drie onderzoeken zijn uitgevoerd ter plaatse van de huidige onderzoekslocatie, maar ter plaatse van meer naar het oosten gelegen locaties waaronder de jachthaven van Monnickendam, de vaargeul naar de haven van Monnickendam en een locatie ten zuidoosten van Katwoude. Tijdens de onderzoeken is plaatselijk slib aangetroffen. Het slib is geclassificeerd als vrij toepasbaar en klasse A [ref. 10.] en klasse 2 [ref. 10.]. De vaste waterbodem bestaande uit zand of klei is beoordeeld als vrij toepasbaar [ref. 8.] en klasse A [ref. 9.].
2.6.
Beschikbare informatie bodemkwaliteit Op het Bodemloket en bij de Milieudienst Waterland is van de onderzoekslocatie en de directe omgeving geen bodeminformatie bekend.
2.7.
Asbest Op basis van de beschikbare informatie is geen asbestverdenking naar voren gekomen of asbest aangetroffen. Op grond hiervan wordt het plangebied als asbestonverdacht aangemerkt.
2.8.
Niet gesprongen explosieven Bij het roeren van de ondergrond, is een kans aanwezig dat gestuit wordt op achtergebleven conventionele explosieven (CE) in de bodem. Deze explosieven kunnen een gevaar vormen bij de uitvoering van de grondwerkzaamheden. CE resteren uit bombardementen en gevechten in de tweede wereldoorlog. Deze bombardementen hebben vooral plaatsgevonden op strategische doelen, zoals binnensteden, verbindingswegen, spoorwegen, spoorwegstations, bruggen en havens. In de omgeving van die doelen kunnen in enkele gevallen blindgangers voorkomen, of droppingen van niet gebruikte explosieven. Echter, ver buiten die doelen is de kans klein op het aantreffen van CE. Met behulp van een litera-
6
Witteveen+Bos, HHN41-2/mome/018 concept 01 d.d. 12 juli 2013, Rapportage verkennend waterbodemonderzoek gemaal Monnickendam
tuuronderzoek is bekeken of oorlogshandelingen ter plaatse van of nabij de locatie hebben plaatsgevonden en of mogelijk CE in de bodem aanwezig kunnen zijn. Ter plaatse van het plangebied bevinden zich enkele strategische doelen, zoals binnensteden, bruggen, sluizen en havens. Uit een eerste inventarisatie blijkt dat bij Monnickendam een aantal luchtgevechten hebben plaatsgevonden waarbij ook vliegtuigen zijn neergestort. Over de nabijgelegen plaats Purmerend worden wel vermeldingen gemaakt van oorlogshandelingen. Onbekend is of oorlogshandelingen plaats hebben gevonden ter plaatse van het plangebied. Gezien beschreven handelingen in de omgeving is het aantreffen van CE ter plaatse van het plangebied daarom niet uit te sluiten. Indien meer informatie omtrent het aantreffen van CE ter plaatse van de onderzoekslocatie gewenst is, wordt aanbevolen een vooronderzoek conform de BRL OCE uit te voeren. 2.9.
Conclusie en onderzoeksopzet Waterbodem Op basis van de beschikbare informatie wordt voor de waterbodem de onderzoekshypothese en -inspanning ‘overig water, niet-lintvormig, normale onderzoeksinspanning (NEN5720, ONLN)’ als meest doelmatig beoordeeld om de milieuhygiënische kwaliteit van de waterbodems vast te stellen. Ter plaatse van de toekomstige in- en uitstroom zijn twee vakken gedefinieerd van beide circa 2.500 m2. Per vak worden zes boringen geplaatst, gelijkmatig verdeeld over de vakken die met GPS worden vastgelegd. In verband met de diepte van de werkzaamheden voor het gemaal worden de boringen doorgezet tot -5,5 mNAP. Aangezien er inzicht gewenst is of er sprake is van een laag suspensie van slib en water direct boven de waterbodem, wordt voor de bemonstering gebruik gemaakt van een Beeker sampler. De waterbodemmonsters worden geanalyseerd op het C2-pakket voor rijkswateren zodat het vrijkomende materiaal eventueel kan worden toegepast in zoete rijkswateren. Landbodem Op basis van de resultaten van het vooronderzoek worden, vanwege de aanwezigheid van de N247, hoogstens licht verhoogde gehalten verwacht in de grond en het grondwater. Onderzoek van de landbodem is bij onderhavig onderzoek verder buitenbeschouwing gebleven.
Witteveen+Bos, HHN41-2/mome/018 concept 01 d.d. 12 juli 2013, Rapportage verkennend waterbodemonderzoek gemaal Monnickendam
7
8
Witteveen+Bos, HHN41-2/mome/018 concept 01 d.d. 12 juli 2013, Rapportage verkennend waterbodemonderzoek gemaal Monnickendam
3.
VELD - EN CHEMISCH ONDERZOEK
3.1.
Veldwerk De veldwerkzaamheden ten behoeve van het verkennend waterbodemonderzoek zijn uitgevoerd op 24, 25 en 26 juni 2013. De veldwerkzaamheden zijn uitgevoerd door erkende medewerkers van Witteveen+Bos en De Klinker (VCA** en BRL SIKB 2000 gecertificeerd), zie bijlage VI.
3.1.1.
Uitgevoerde werkzaamheden Het veldonderzoek heeft uit de volgende werkzaamheden bestaan: - terreininspectie en visuele inspectie van de onderzoekslocatie; - het plaatsen van in totaal 12 boringen vanaf een boot met een Beeker sampler; - visuele beoordeling van de waterbodem op verontreinigingen en asbest; - beschrijven van boorprofielen en monstername waterbodem. Tijdens het veldwerk bleek dat twee boringen aan de uitstroomzijde abusievelijk verder van de oever zijn geplaatst dan vooraf bepaald was. Hierdoor is een oppervlakte van ongeveer 5.000 m2 onderzocht. Formeel wordt daardoor afgeweken van de vooraf bepaalde onderzoeksstrategie uit de NEN 5720. Omdat uitgegaan wordt van een homogene opbouw van de waterbodem binnen dit oppervlak, hetgeen wordt bevestigd door de boorprofielbeschrijvingen, en de aanwezigheid van een geringe sliblaag in het gehele onderzochte gebied wordt gesteld dat het onderzoek als representatief kan worden beschouwd, ondanks het feit dat formeel gezien meer boringen geplaatst hadden moeten worden. De onderzoeksinspanning komt hierdoor overeen met een lichte onderzoeksinspanning uit de NEN 5720 (in plaats van een normale onderzoeksinspanning). In bijlage II is een tekening van de onderzoekslocatie opgenomen met de situering van de boringen.
3.1.2.
Resultaten veldwerk Ter plaatse van de in- en uitstroom is geen noemenswaardige laag suspensie van slib en water direct boven de waterbodem aangetroffen. Ter plaatse van de instroom is de waterkolom circa 1,7 m diep. Er is een sliblaag aangetroffen met een dikte variërend van 0,6 tot 1,2 m. De vaste waterbodem bestaat uit zwak zandige klei. Plaatselijk is een dun laagje veen aangetroffen. Ter plaatse van boring 104 is een afwijkende opbouw van de waterbodem aangetroffen. Hier is op een sliblaag nog een laag zand en klei aanwezig. Onduidelijk is hoe deze opbouw is ontstaan. Ter plaatse van de uitstroom is de waterkolom circa 1,0 m diep. Alleen ter plaatse van boring 401 is een laagje slib aangetroffen van circa 10 cm dikte. De vaste waterbodem bestaat voornamelijk uit klei. Ter plaatse van boring 405 en 406 is naast klei ook een veenlaag van circa 1,5 à 2,0 m dikte aanwezig. Er zijn zintuiglijk geen bijzonderheden waargenomen. In bijlage III zijn de boorbeschrijvingen opgenomen.
Witteveen+Bos, HHN41-2/mome/018 concept 01 d.d. 12 juli 2013, Rapportage verkennend waterbodemonderzoek gemaal Monnickendam
9
3.2.
Chemisch onderzoek
3.2.1.
Analyseprogramma In tabel 3.1 zijn de uitgevoerde chemische analyses weergegeven. De grond(meng)monsters zijn geselecteerd op basis van de verdeling over de locatie, de diepte, de grondsoort, de antropogene en/of natuurlijke zintuiglijk waargenomen bijmengingen en de beoogde representativiteit. Tabel 3.1. Analyseprogramma waterbodem monster
slibsteek (traject m-wb)
grondslag
analysepakket
101.1 (0,0-0,3)
slib
waterbodempakket C2
klei, zwak zandig
waterbodempakket C2
104.4 (0,9-1,3)
slib
waterbodempakket C2
Uwb1
401.1 (0,0-0,1)
slib
waterbodempakket C2
Uwb2
402.1 (0,0-0,45)
klei, zwak zandig
waterbodempakket C2
veen
waterbodempakket C2
instroom Iwb1
102.1 (0,0-0,35) 103.1 (0,0-0,25) 105.1 (0,0-0,5) 106.1 (0,0-0,3) Iwb2
101.4 (1,3-1,8) 102.5 (1,35-1,85) 103.4 (1,3-1,8) 106.5 (1,4-1,9)
Iwb3 uitstroom
403.2 (0,0-0,45) 404.1 (0,0-0,4) 405.1 (0,0-0,55) 406.1 (0,0-0,6) Uwb3
405.2 (0,55-0,85) 406.2 (0,6-1,0)
toelichting:
-
waterbodempakket C2: droge stof, lutum (deeltjes < 2 m), organisch stofgehalte (humus), zware metalen (As, Ba, Cd, Cr, Co, Cu, Hg, Mo, Ni, Pb, Zn), som-PAK’s, pentachloorbenzeen, hexachloorbenzeen, pentachloorfenol, som-PCB’s, chloordaan, DDT, DDE, DDD, som-DDT/DDD/DDE, aldrin, dieldrin, endrin, isodrin, telodrin, som-drins, α-endosulfan, endosulfansulfaat, α-HCH, β-HCH, γ-HCH, δ-HCH, som-HCH’s, heptachloor, somheptachloorepoxide, hexachloorbutadieen, som-OCB’s en minerale olie (C10-C40).
3.2.2.
Toetsingskader en toetsingsresultaten Het toetsingskader is opgenomen in bijlage IV. De toetsingstabellen van de toetsing aan het Besluit bodemkwaliteit zijn opgenomen in bijlage VI. In bijlage V zijn de analysecertificaten weergegeven.
10
Witteveen+Bos, HHN41-2/mome/018 concept 01 d.d. 12 juli 2013, Rapportage verkennend waterbodemonderzoek gemaal Monnickendam
4.
BESPREKING RESULTATEN De analyseresultaten van de waterbodemmonsters zijn getoetst aan het Besluit bodemkwaliteit. In tabel 4.1 zijn de toetsingsresultaten opgenomen. Tabel 4.1. Analyseresultaten waterbodem monster
slibsteek (traject m-wb)
grondslag
toetsing BBK
toetsing BBK
toepassen in op-
toepassen op
pervlaktewater
landbodem
slib
klasse A
industrie
klei, zwak zandig
vrij toepasbaar
vrij toepasbaar
104.4 (0,9-1,3)
slib
klasse A
industrie
Uwb1
401.1 (0,0-0,1)
slib
klasse A
industrie
Uwb2
402.1 (0,0-0,45)
klei, zwak zandig
klasse B
industrie
veen
klasse A
wonen
instroom Iwb1
101.1 (0,0-0,3) 102.1 (0,0-0,35) 103.1 (0,0-0,25) 105.1 (0,0-0,5) 106.1 (0,0-0,3)
Iwb2
101.4 (1,3-1,8) 102.5 (1,35-1,85) 103.4 (1,3-1,8) 106.5 (1,4-1,9)
Iwb3 uitstroom
403.2 (0,0-0,45) 404.1 (0,0-0,4) 405.1 (0,0-0,55) 406.1 (0,0-0,6) Uwb3
405.2 (0,55-0,85) 406.2 (0,6-1,0)
Het aangetroffen slib zowel ter plaatse van de toekomstige instroom als uitstroom voldoet aan kwaliteitsklasse A. Bij toetsing voor toepassen op landbodem wordt de kwaliteit van het slib ingedeeld in de klasse industrie. De aanwezige klei bij de instroom is vrij toepasbaar, zowel in oppervlaktewater als op landbodem, terwijl de klei in de uitstroom wordt beoordeeld als klasse B (industrie). Het veen dat in het uitstroomgebied bij twee boringen is aangetroffen voldoet aan klasse A (wonen).
Witteveen+Bos, HHN41-2/mome/018 concept 01 d.d. 12 juli 2013, Rapportage verkennend waterbodemonderzoek gemaal Monnickendam
11
12
Witteveen+Bos, HHN41-2/mome/018 concept 01 d.d. 12 juli 2013, Rapportage verkennend waterbodemonderzoek gemaal Monnickendam
5.
SAMENVATTING EN CONCLUSIE
5.1.
Inleiding Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is voornemens om in Monnickendam een nieuw gemaal te realiseren. In opdracht van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft Witteveen+Bos een vooronderzoek en verkennend waterbodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van het toekomstige gemaal te Monnickendam. Ter plaatse van de toekomstige in- en uitstroom is een verkennend waterbodemonderzoek uitgevoerd. Het doel van het verkennend waterbodemonderzoek is het vaststellen van de milieuhygiënische kwaliteit van de waterbodem in verband met voorgenomen werken in de waterbodem. Daarnaast is in verband met het wijzigen van het bestemmingsplan een vooronderzoek conform de NEN 5725 uitgevoerd.
5.2.
Samenvatting Instroom Ter plaatse van de instroom is de waterkolom circa 1,7 m diep. Er is een sliblaag aangetroffen met een dikte variërend van 0,6 tot 1,2 m. De vaste waterbodem bestaat uit zwak zandige klei. Plaatselijk is een dun laagje veen aangetroffen. Ter plaatse van boring 104 is een afwijkende opbouw van de waterbodem aangetroffen. Hier is op een sliblaag nog een laag zand en klei aanwezig. Het aanwezige slib ter plaatse van de toekomstige instroom voldoet aan kwaliteitsklasse A (industrie). De klei is vrij toepasbaar. Uitstroom Ter plaatse van de uitstroom is de waterkolom circa 1,0 m diep. Alleen ter plaatse van boring 401 is een laagje slib aangetroffen van circa 10 cm dikte. De vaste waterbodem bestaat voornamelijk uit klei. Ter plaatse van boring 405 en 406 is naast klei ook een veenlaag van circa 1,5 à 2,0 m dikte aanwezig. Het dunne sliblaagje dat bij boring 401 is aangetroffen voldoet aan kwaliteitsklasse A (industrie). De kleilaag heeft als kwaliteit klasse B (industrie) terwijl de veenlaag voldoet aan klasse A (wonen).
5.3.
Conclusie De milieuhygiënische kwaliteit van de waterbodem is vastgesteld. De kwaliteit varieert van vrij toepasbaar tot klasse B. Tijdens werkzaamheden dient rekening gehouden te worden met waterbodems van verschillende kwaliteitsklassen. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat het onderzoek een steekproef betreft. Aanbevolen wordt om bij ontgravingswerkzaamheden alert te zijn op zintuiglijke afwijkingen. Ten aanzien van de landbodem wordt aanbevolen om wanneer de definitieve locatie van het nieuwe gemaal bekend is het nu uitgevoerde vooronderzoek conform de NEN 5725 uit te breiden met een verkennend bodemonderzoek.
Witteveen+Bos, HHN41-2/mome/018 concept 01 d.d. 12 juli 2013, Rapportage verkennend waterbodemonderzoek gemaal Monnickendam
13
14
Witteveen+Bos, HHN41-2/mome/018 concept 01 d.d. 12 juli 2013, Rapportage verkennend waterbodemonderzoek gemaal Monnickendam
6.
REFERENTIES 1. Bodem-Landbodem-Strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader bodemonderzoek, NEN 5725, NNI, januari 2009. 2. Bodem-Waterbodem-Strategie voor het uitvoeren van verkennend onderzoek. Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van waterbodem en baggerspecie, NEN 5720, NNI, november 2009. 3. Bodem-Waterbodem-Strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader onderzoek, NEN 5717, NNI, november 2009. 4. Besluit van 22 november 2007, houdende regels betreffende de kwaliteit van de bodem (Besluit bodemkwaliteit), staatsblad 2007, nr. 469. 5. Regeling van 13 december 2007, nr. DJZ2007124397, houdende regels voor de uitvoering van de kwaliteit van de bodem (Regeling bodemkwaliteit), Staatscourant 20 december 2007, nr. 247. 6. Plangebied Gemaal Monnickendam, gemeente Waterland; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek, RAAP Archeologisch Adviesbureau, RAAP-notitie 4363 / eindversie, 6 december 2012. 7. Grondwaterkaart van Nederland, TNO/DGV, Delft, 1979. 8. Waterbodemonderzoek Gouwzee, bk bodem, 20110353, 11 april 2011. 9. Waterbodemonderzoek vaargeul Gouwzee, Movares Nederland B.V., BB/BO-ED080009843, 28 maart 2008. 10. Waterbodemonderzoek Edam en Monnickendam, Tauw, R001-4509789CJL-cmn-V01NL, 22 maart 2007.
Witteveen+Bos, HHN41-2/mome/018 concept 01 d.d. 12 juli 2013, Rapportage verkennend waterbodemonderzoek gemaal Monnickendam
15
BIJLAGE I
REGIONALE SITUATIE
Witteveen+Bos, bijlage I behorende bij rapport HHN41-2/mome/018 d.d. 12 juli 2013
Witteveen+Bos, bijlage I behorende bij rapport HHN41-2/mome/018 d.d. 12 juli 2013
locatie
getekend: gecontroleerd: goedgekeurd: versie: datum: tekeningnr:
Regionale situatie
G.H. Heuver C.J.M. Ottenhof C.J.M. Ottenhof 1 28-06-2013 4
Ligging locatie opdrachtgever: projectnaam:
Witteveen+Bos
projectcode:
D:\project\HHN41-2\regionale situatie.mxd 28-06-2013 8:36:16
formaat: schaal: 0
A4 staand 1:25000
300
600
900 m
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier VO gemaal Monnickendam HHN41-2
BIJLAGE II
LOKALE SITUATIE MET MONSTERNEMINGSPUNTEN
Witteveen+Bos, bijlage II behorende bij rapport HHN41-2/mome/018 d.d. 12 juli 2013
Witteveen+Bos, bijlage II behorende bij rapport HHN41-2/mome/018 d.d. 12 juli 2013
101
102 401
103
104
402
403 105
106 405 404
406
boringen onderzoeksgrens
getekend:
gecontroleerd: goedgekeurd:
versie:
datum:
Witteveen+Bos
ontwerp
D:\project\HHN41-2\lokale situatie.mxd 05-07-2013 14:51:22
tekeningnr: formaat: schaal:
0
10
Lokale situatie
G.H. Heuver C.J.M. Ottenhof C.J.M. Ottenhof 1 28-06-2013 6
Ligging boorpunten opdrachtgever:
projectnaam: projectcode:
A4 liggend 1:1000 20
30 m
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier VO gemaal Monnickendam HHN41-2
BIJLAGE III
BOORBESCHRIJVINGEN
Witteveen+Bos, bijlage III behorende bij rapport HHN41-2/mome/018 d.d. 12 juli 2013
Witteveen+Bos, bijlage III behorende bij rapport HHN41-2/mome/018 d.d. 12 juli 2013
Boorprofielen 101 Datum:
102 25-6-2013
Datum: 0,00
0,00
25-6-2013 0,00
0,00
0,50
0,50
1,00
1,00
1,50
1,50 1,65
1,70
Slib, donkergrijs
1 2,00
2,00
2,00
Slib, donkergrijs
Slib, donkergrijs
2
2
2,50
2,50 3
3
2,80 2,90
Klei, zwak zandig, grijsbruin
3,00
3,00
5
3,50
3,50
3,50 5
Klei, zwak zandig, sterk veenhoudend, neutraalbruin
6 4,00
4,00
Klei, zwak zandig, neutraal grijsgrijs
4
4
4,00
Klei, uiterst siltig, donkergrijs, uiterst slibhoudend
6
7
4,50
4,50 7
8 5,00
5,00
5,00
5,00
103 Datum:
Slib, donkergrijs
1
2,00
104 25-6-2013
Datum: 0,00
0,00
26-6-2013 0,00
0,00
0,50
0,50
1,00
1,00
1,50
1,50 1,70
1
1,60
1
Slib, neutraalgrijs
1,80
2,00
Klei, sterk zandig, neutraalgrijs Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalgrijs
1,95
Slib, neutraalgrijs
2,00
2
2 3 2,50
Klei, zwak zandig, zwak veenhoudend, neutraalgrijs
3 3,00
3,00
2,50
2,50
2,60
Klei, zwak zandig, neutraalgrijs
Slib, donkergrijs
4 2,90 3,00
3,00
4 3,50
3,50
3,50 5
Klei, zwak zandig, zwak veenhoudend, bruingrijs
6
4,00
4,00
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkergrijs Klei, zwak zandig, sterk veenhoudend, neutraalbruin
5
4,00
6 4,50
7
4,60 4,70
8 5,00
5,00
Veen, mineraalarm, donkerbruin Klei, zwak zandig, zwak veenhoudend, bruingrijs
Opdrachtgever:
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Projectnaam:
Waterbodemonderzoek gemaal Monnickendam
Projectcode:
HHN41-2 pagina 1 van 2
Boorprofielen 105 Datum:
106 26-6-2013
Datum: 0,00
0,00
26-6-2013 0,00
0,00
0,50
0,50
1,00
1,00
1,50
1,50
1,60
Slib, donkergrijs
1 1,90
1,90
Slib, donkergrijs
2,00
2 2,50
2,50
Klei, zwak zandig, neutraal grijsbruin
2,50 3
2
2,80 3,00
3,00
Slib, donkergrijs
2,00
1
Klei, zwak zandig, zwak veenhoudend, grijsbruin
3 3,50
3,00
Klei, zwak zandig, neutraal bruingrijs
4 5
3,50 4
6 4,00
4,00
Klei, zwak zandig, neutraalgrijs
4,00
5
7
4,50
4,50
4,60
6 5,00
5,00
Opdrachtgever:
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Projectnaam:
Waterbodemonderzoek gemaal Monnickendam
Projectcode:
HHN41-2 pagina 2 van 2
Boorprofielen 401 Datum:
402 25-6-2013
Datum: 0,00
0,00
25-6-2013 0,00
0,00
0,50
0,50
0,95
1,00
1
1,05
Slib, donkergrijs
1,00
Klei, zwak zandig, zwak veenhoudend, neutraalgrijs
2 1,50
1,25 1,30
Klei, sterk zandig, neutraalgrijs
1,50 3
Klei, zwak zandig, neutraalgrijs
2 2,00
2,00
1
Klei, zwak zandig, neutraalgrijs
2,00
4
7
2,50
2,50 5
8
3,00
3,00 6
9
3,50
3,50 7
10
4,00
4,00 8
11
4,50
4,50 9
12
5,00
5,00
5,00
10 5,50
5,50
Opdrachtgever:
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Projectnaam:
Waterbodemonderzoek gemaal Monnickendam
Projectcode:
HHN41-2 pagina 1 van 3
Boorprofielen 403 Datum:
404 24-6-2013
Datum: 0,00
0,00
0,50
0,00
0,50 1
1,00
24-6-2013
0,00
0,75 0,79
Neutraalgrijs, water en matig kleidelen
2
Klei, zwak zandig, neutraalgrijs
1,00 1,20
Klei, zwak zandig, neutraalgrijs
3 1,50
1,50 4
2 2,00
2,00
1
Klei, zwak zandig, neutraalgrijs
2,00
5
3
2,50
2,50 6
4 3,00
3,00
Klei, zwak zandig, donkergrijs
3,00
7
5
3,50
3,50 8
6
4,00
4,00
4,00 9
Klei, zwak zandig, neutraal grijsgrijs
7
4,50
4,50
4,50
10 5,00
5,00
Opdrachtgever:
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Projectnaam:
Waterbodemonderzoek gemaal Monnickendam
Projectcode:
HHN41-2 pagina 2 van 3
Boorprofielen 405 Datum:
406 24-6-2013
Datum: 0,00
0,00
24-6-2013 0,00
0,00
0,50
0,50 0,75 0,77
Neutraalgrijs, water en weinig kleidelen
1,00
Klei, zwak zandig, neutraalgrijs
1 1,30
1,50
Neutraalgrijs, water en weinig kleidelen Klei, zwak zandig, neutraalgrijs
1
Veen, mineraalarm, donkerbruin
2
0,99 1,03
1,00
1,50
1,60
Veen, mineraalarm, donkerbruin
3
2
2,00
2,00
2,00 4
Veen, mineraalarm, neutraalbruin
3
2,50
2,50 5
4 3,00
3,00
Veen, mineraalarm, neutraalbruin
3,00
3,10
Klei, zwak zandig, neutraalgrijs
5
6 3,50
3,50
3,60
Klei, zwak zandig, neutraalgrijs
6
7
3,90 4,00
4,00
Klei, sterk zandig, grijsbruin
7
8 4,50
Zand, matig fijn, kleiïg, neutraalgrijs
4,00
4,50
8 4,70
9
Klei, zwak zandig, grijsbruin
5,00
5,00 9
10 5,40
5,40
Opdrachtgever:
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Projectnaam:
Waterbodemonderzoek gemaal Monnickendam
Projectcode:
HHN41-2 pagina 3 van 3
Legenda (conform NEN 5104) grind
klei
geur
Grind, siltig
Klei, zwak siltig
Grind, zwak zandig
Klei, matig siltig
geen geur zwakke geur matige geur sterke geur
Grind, matig zandig
Klei, sterk siltig
Grind, sterk zandig
Klei, uiterst siltig
Grind, uiterst zandig
Klei, zwak zandig
uiterste geur
olie geen olie-water reactie zwakke olie-water reactie matige olie-water reactie sterke olie-water reactie Klei, matig zandig
Klei, sterk zandig
zand
uiterste olie-water reactie
p.i.d.-waarde >0
Zand, kleiïg
>1 >10 Zand, zwak siltig
>100
leem
>1000
Zand, matig siltig
Leem, zwak zandig
>10000
Zand, sterk siltig
Leem, sterk zandig
monsters geroerd monster
Zand, uiterst siltig
overige toevoegingen
ongeroerd monster
zwak humeus
veen Veen, mineraalarm
matig humeus
overig bijzonder bestanddeel
Veen, zwak kleiïg
sterk humeus
Gemiddeld hoogste grondwaterstand grondwaterstand
Veen, sterk kleiïg
zwak grindig
Veen, zwak zandig
matig grindig
Veen, sterk zandig
sterk grindig
Gemiddeld laagste grondwaterstand slib
water
peilbuis blinde buis
casing
hoogste grondwaterstand gemiddelde grondwaterstand laagste grondwaterstand
bentoniet afdichting
filter
BIJLAGE IV
TOETSINGSKADER EN -TABELLEN
Witteveen+Bos, bijlage IV behorende bij rapport HHN41-2/mome/018 d.d. 12 juli 2013
Witteveen+Bos, bijlage IV behorende bij rapport HHN41-2/mome/018 d.d. 12 juli 2013
Besluit bodemkwaliteit - grond en baggerspecie Het Besluit bodemkwaliteit [ref. 4.] met bijbehorende Regeling [ref. 5.] bevat het wettelijk kader voor het toepassen van bouwstoffen, grond en baggerspecie op of in de bodem of in oppervlaktewater. De kwaliteit van de toe te passen grond en baggerspecie dient te worden aangetoond met een milieuhygiënische verklaring. Afhankelijk van de gemeten gehalten kan de toe te passen grond en baggerspecie worden ingedeeld in verschillende kwaliteitsklassen. Voor toepassing op of in de bodem kan de toe te passen grond of baggerspecie worden ingedeeld in de kwaliteitsklassen achtergrondwaarden (AW2000), klasse wonen, klasse industrie en niet toepasbaar. Indien sprake is van toepassing van de grond of baggerspecie in het oppervlaktewater kan de toe te passen grond of baggerspecie worden ingedeeld in de kwaliteitsklassen achtergrondwaarden (AW2000), klasse A, klasse B en niet toepasbaar. Toepassing grond of baggerspecie op landbodem Indien geen gebiedsspecifiek beleid is vastgesteld is het generieke toetsingskader van toepassing voor toepassingen van grond of baggerspecie op de bodem. In het generieke toetsingskader wordt voor het toepassen van een partij grond of baggerspecie op de landbodem getoetst aan de bodemkwaliteitsklasse van de ontvangende bodem en de bodemfunctieklasse van de ontvangende bodem. De kwaliteitsklasse van de toe te passen partij grond of baggerspecie dient te voldoen aan de strengste norm. Indien geen bodemfunctieklasse is vastgesteld in een bodemfunctieklassenkaart dan dient de toe te passen grond of baggerspecie altijd te voldoen aan de achtergrondwaarden (AW2000). Grond of baggerspecie waarvan de kwaliteitsklasse voldoet aan de achtergrondwaarden mag altijd worden toegepast. In het geval van een grootschalige toepassing geldt aan andere normstelling. In grootschalige toepassingen mag grond en baggerspecie worden toegepast die de emissiewaarden voor grootschalige toepassingen en de maximale waarden industrie (grond) of de interventiewaarden voor waterbodems (baggerspecie) niet overschrijden. Toepassing grond of baggerspecie in oppervlaktewater Indien geen gebiedsspecifiek beleid is vastgesteld is het generieke toetsingskader van toepassing voor toepassingen van grond of baggerspecie in het oppervlaktewater. Bij toepassing van grond of baggerspecie in het oppervlaktewater vindt toetsing aan de ontvangende waterbodem plaats. De waterbodemkwaliteit is onderverdeeld in klasse A en B. In het generieke kader dient de kwaliteitsklasse van de toe te passen grond of baggerspecie gelijk te zijn of van een betere kwaliteitsklasse dan de ontvangende waterbodem. Grond of baggerspecie waarvan de kwaliteitsklasse voldoet aan de achtergrondwaarden mag altijd worden toegepast. Grond en baggerspecie mogen respectievelijk de maximale waarden industrie en de interventiewaarden voor waterbodems niet overschrijden. Voor het verspreiden van baggerspecie wordt niet getoetst aan de ontvangende (water)bodemkwaliteit. Hiervoor gelden maximale waarden voor verspreiden.
Witteveen+Bos, bijlage IV behorende bij rapport HHN41-2/mome/018 d.d. 12 juli 2013
Witteveen+Bos, bijlage IV behorende bij rapport HHN41-2/mome/018 d.d. 12 juli 2013
samenvatting toetsing wettelijk kader project projectcode datum opmaak
Toepassen in oppervlaktewater (Bbk) Waterbodemonderzoek gemaal Monnickendam HHN41-2 11 juli 2013
Samenvatting toetsing waterbodem monstercode
eindoordeel
klassebepalende parameters
Iwb1 (160-240) Iwb2 (300-350) Iwb3 (250-290) Uwb1 (95-105) Uwb2 (77-170) Uwb3 (130-200)
Klasse A Vrij toepasbaar Klasse A Klasse A Klasse B Klasse A
anorganisch kwik, zink, som PAK 10 (VROM), cadmium, anorganisch kwik, lood, zink, som PAK 10 anorganisch kwik, lood, zink, arseen, som PAK 10 (VROM), som 2 chloordaan molybdeen, pentachloorfenol
De toetsing is uitgevoerd met Towabo 4.0.202.
toetsing
wettelijk kader project projectcode datum opmaak
Toepassen in oppervlaktewater (Bbk) Waterbodemonderzoek gemaal Monnickendam HHN41-2 11 juli 2013
Analyseresultaten waterbodem (gehalten in mg/kg d.s., tenzij anders aangegeven) monstercode org. stofgehalte lutum
Iwb1 (160-240) 8,20 % 17,40 %
gestand. gehalte
METALEN cadmium anorganisch kwik koper nikkel lood zink chroom arseen cobalt molybdeen
0,26 0,16 23 19 36 130 27 9,7 6,3 <1,5
<=AW A <=AW <=AW <=AW A <=AW <=AW <=AW <=AW
PAK som PAK 10 (VROM)
3,38
A
CHLOORBENZENEN pentachloorbenzeen (µg/kg) hexachloorbenzeen (µg/kg) som 12 chloorbenzenen (µg/kg)
<2 <1 <3
<=AW <=AW <=AW
CHLOORFENOLEN pentachloorfenol (µg/kg) som chloorfenolen (µg/kg)
6,9 6,9
A <=AW
ORGANOCHLOORVERBINDINGEN aldrin (µg/kg) dieldrin (µg/kg) endrin (µg/kg) som drins 3 (µg/kg) isodrin (µg/kg) telodrin (µg/kg) som DDT/DDD/DDE (µg/kg) a-endosulfan (µg/kg) a-HCH (µg/kg) b-HCH (µg/kg) g-HCH (lindaan) (µg/kg) som HCH (a,b,g,d) (µg/kg) heptachloor (µg/kg) hexachloorbutadieen (µg/kg) som 2 chloordaan (µg/kg) som 2 heptachloorepoxide (µg/kg) som 23 OCB's (µg/kg)
<1 <1 <1 <3 <1 <1 <6 <1 <1 <1 <1 <4 <1 <1 <2 <2 <24
A <=AW <=AW <=AW <=AW B <=AW <=AW <=AW <=AW <=AW <=AW A <=AW <=AW <=AW <=AW
OVERIGE STOFFEN minerale olie GC
230
A
PCB PCB-28 (µg/kg) PCB-52 (µg/kg) PCB-101 (µg/kg) PCB-118 (µg/kg) PCB-138 (µg/kg) PCB-153 (µg/kg) PCB-180 (µg/kg) som PCB 7 (µg/kg)
<1 <1 1,4 1,1 2 2 1,3 9,2
<=AW <=AW A <=AW <=AW <=AW <=AW <=AW
Eindoordeel: Klasse A
*
0,294 0,177 27,273 24,27 40,476 158,952 31,84 11,145 8,251 1,05
3,38
* * *
1,707 0,854 2,561
8,415 8,415
* * * * * * * * * * * * * * * * *
0,854 0,854 0,854 2,561 0,854 0,854 5,122 0,854 0,854 0,854 0,854 3,415 0,854 0,854 1,707 1,707 20,488
280,488
* *
0,854 0,854 1,707 1,341 2,439 2,439 1,585 11,22
pagina 2 van 7
toetsing
wettelijk kader project projectcode datum opmaak
Toepassen in oppervlaktewater (Bbk) Waterbodemonderzoek gemaal Monnickendam HHN41-2 11 juli 2013
Analyseresultaten waterbodem (gehalten in mg/kg d.s., tenzij anders aangegeven) monstercode org. stofgehalte lutum
Iwb2 (300-350) 17,00 % 38,50 %
gestand. gehalte
METALEN cadmium anorganisch kwik koper nikkel lood zink chroom arseen cobalt molybdeen
<0,2 0,15 19 35 32 86 45 13 11 <1,5
<=AW <=AW <=AW <=AW <=AW <=AW <=AW <=AW <=AW <=AW
PAK som PAK 10 (VROM)
0,37
<=AW
<2 <1 <3
<=AW <=AW <=AW
8 8
A <=AW
<1 <1 <1 <3 <1 <1 <6 <1 <1 <1 <1 <4 <1 <1 2,8 <2 18,2
<=AW <=AW <=AW <=AW <=AW <=AW <=AW <=AW <=AW <=AW <=AW <=AW <=AW <=AW <=AW <=AW <=AW
* * * * * * * * * * * * * *
<100
<=AW
*
41,176
<1 <1 <1 1,2 1,6 1,2 1,3 7,4
<=AW <=AW <=AW <=AW <=AW <=AW <=AW <=AW
* * *
0,412 0,412 0,412 0,706 0,941 0,706 0,765 4,353
CHLOORBENZENEN pentachloorbenzeen (µg/kg) hexachloorbenzeen (µg/kg) som 12 chloorbenzenen (µg/kg) CHLOORFENOLEN pentachloorfenol (µg/kg) som chloorfenolen (µg/kg) ORGANOCHLOORVERBINDINGEN aldrin (µg/kg) dieldrin (µg/kg) endrin (µg/kg) som drins 3 (µg/kg) isodrin (µg/kg) telodrin (µg/kg) som DDT/DDD/DDE (µg/kg) a-endosulfan (µg/kg) a-HCH (µg/kg) b-HCH (µg/kg) g-HCH (lindaan) (µg/kg) som HCH (a,b,g,d) (µg/kg) heptachloor (µg/kg) hexachloorbutadieen (µg/kg) som 2 chloordaan (µg/kg) som 2 heptachloorepoxide (µg/kg) som 23 OCB's (µg/kg) OVERIGE STOFFEN minerale olie GC PCB PCB-28 (µg/kg) PCB-52 (µg/kg) PCB-101 (µg/kg) PCB-118 (µg/kg) PCB-138 (µg/kg) PCB-153 (µg/kg) PCB-180 (µg/kg) som PCB 7 (µg/kg)
Eindoordeel: Vrij toepasbaar
*
*
0,107 0,126 14,161 25,258 25,782 63,037 35,433 10,134 7,746 1,05
0,218
* * *
0,824 0,412 1,235
4,706 4,706
*
0,412 0,412 0,412 1,235 0,412 0,412 2,471 0,412 0,412 0,412 0,412 1,647 0,412 0,412 1,647 0,824 10,706
pagina 3 van 7
toetsing
wettelijk kader project projectcode datum opmaak
Toepassen in oppervlaktewater (Bbk) Waterbodemonderzoek gemaal Monnickendam HHN41-2 11 juli 2013
Analyseresultaten waterbodem (gehalten in mg/kg d.s., tenzij anders aangegeven) monstercode org. stofgehalte lutum
Iwb3 (250-290) 10,70 % 28,30 %
gestand. gehalte
METALEN cadmium anorganisch kwik koper nikkel lood zink chroom arseen cobalt molybdeen
0,69 0,44 25 26 96 210 41 19 8,7 <1,5
A A <=AW <=AW A A <=AW <=AW <=AW <=AW
PAK som PAK 10 (VROM)
5,08
A
CHLOORBENZENEN pentachloorbenzeen (µg/kg) hexachloorbenzeen (µg/kg) som 12 chloorbenzenen (µg/kg)
<1 <1 <2
<=AW <=AW <=AW
CHLOORFENOLEN pentachloorfenol (µg/kg) som chloorfenolen (µg/kg)
7,6 7,6
A <=AW
ORGANOCHLOORVERBINDINGEN aldrin (µg/kg) dieldrin (µg/kg) endrin (µg/kg) som drins 3 (µg/kg) isodrin (µg/kg) telodrin (µg/kg) som DDT/DDD/DDE (µg/kg) a-endosulfan (µg/kg) a-HCH (µg/kg) b-HCH (µg/kg) g-HCH (lindaan) (µg/kg) som HCH (a,b,g,d) (µg/kg) heptachloor (µg/kg) hexachloorbutadieen (µg/kg) som 2 chloordaan (µg/kg) som 2 heptachloorepoxide (µg/kg) som 23 OCB's (µg/kg)
<1 <1 <1 <3 <1 <1 <6 <1 <1 <1 <1 <4 <1 <1 1,8 <2 17,2
<=AW <=AW <=AW <=AW <=AW B <=AW <=AW <=AW <=AW <=AW <=AW <=AW <=AW <=AW <=AW <=AW
OVERIGE STOFFEN minerale olie GC
390
A
PCB PCB-28 (µg/kg) PCB-52 (µg/kg) PCB-101 (µg/kg) PCB-118 (µg/kg) PCB-138 (µg/kg) PCB-153 (µg/kg) PCB-180 (µg/kg) som PCB 7 (µg/kg)
<1 <1 <1 <1 1 <1 <1 5,2
<=AW <=AW <=AW <=AW <=AW <=AW <=AW <=AW
Eindoordeel: Klasse A
*
0,658 0,423 23,438 23,76 91,685 194,766 38,462 18,007 7,89 1,05
4,748
* * *
0,654 0,654 1,308
7,103 7,103
* * * * * * * * * * * * * * *
0,654 0,654 0,654 1,963 0,654 0,654 3,925 0,654 0,654 0,654 0,654 2,617 0,654 0,654 1,682 1,308 16,075
364,486
* * * * * *
0,654 0,654 0,654 0,654 0,935 0,654 0,654 4,86
pagina 4 van 7
toetsing
wettelijk kader project projectcode datum opmaak
Toepassen in oppervlaktewater (Bbk) Waterbodemonderzoek gemaal Monnickendam HHN41-2 11 juli 2013
Analyseresultaten waterbodem (gehalten in mg/kg d.s., tenzij anders aangegeven) monstercode org. stofgehalte lutum
Uwb1 (95-105) 8,10 % 32,50 %
METALEN cadmium anorganisch kwik koper nikkel lood zink chroom arseen cobalt molybdeen PAK som PAK 10 (VROM)
0,48 0,3 32 25 67 180 35 22 9,2 <1,5
2.838
gestand. gehalte
<=AW A <=AW <=AW A A <=AW A <=AW <=AW
A
CHLOORBENZENEN pentachloorbenzeen (µg/kg) hexachloorbenzeen (µg/kg) som 12 chloorbenzenen (µg/kg)
<2 <1 <3
<=AW <=AW <=AW
CHLOORFENOLEN pentachloorfenol (µg/kg) som chloorfenolen (µg/kg)
8,4 8,4
A <=AW
ORGANOCHLOORVERBINDINGEN aldrin (µg/kg) dieldrin (µg/kg) endrin (µg/kg) som drins 3 (µg/kg) isodrin (µg/kg) telodrin (µg/kg) som DDT/DDD/DDE (µg/kg) a-endosulfan (µg/kg) a-HCH (µg/kg) b-HCH (µg/kg) g-HCH (lindaan) (µg/kg) som HCH (a,b,g,d) (µg/kg) heptachloor (µg/kg) hexachloorbutadieen (µg/kg) som 2 chloordaan (µg/kg) som 2 heptachloorepoxide (µg/kg) som 23 OCB's (µg/kg)
<1 <1 <1 <3 <1 <1 <6 <1 <1 <1 <1 <4 <1 <1 <2 <2 <24
A <=AW <=AW <=AW <=AW B <=AW <=AW <=AW <=AW <=AW <=AW A <=AW <=AW <=AW <=AW
OVERIGE STOFFEN minerale olie GC
200
A
PCB PCB-28 (µg/kg) PCB-52 (µg/kg) PCB-101 (µg/kg) PCB-118 (µg/kg) PCB-138 (µg/kg) PCB-153 (µg/kg) PCB-180 (µg/kg) som PCB 7 (µg/kg)
<1 <1 2 <1 2,2 1,5 <1 8,5
<=AW <=AW A <=AW <=AW <=AW <=AW <=AW
Eindoordeel: Klasse A
*
0,472 0,279 29,268 20,588 62,859 157,845 30,435 20,423 7,459 1,05
2,838
* * *
1,728 0,864 2,593
10,37 10,37
* * * * * * * * * * * * * * * * *
0,864 0,864 0,864 2,593 0,864 0,864 5,185 0,864 0,864 0,864 0,864 3,457 0,864 0,864 1,728 1,728 20,741
246,914
* * *
*
0,864 0,864 2,469 0,864 2,716 1,852 0,864 10,494
pagina 5 van 7
toetsing
wettelijk kader project projectcode datum opmaak
Toepassen in oppervlaktewater (Bbk) Waterbodemonderzoek gemaal Monnickendam HHN41-2 11 juli 2013
Analyseresultaten waterbodem (gehalten in mg/kg d.s., tenzij anders aangegeven) monstercode org. stofgehalte lutum
Uwb2 (77-170) 4,30 % 45,30 %
METALEN cadmium anorganisch kwik koper nikkel lood zink chroom arseen cobalt molybdeen
gestand. gehalte
<0,2 0,18 18 33 58 95 45 17 11 2,1
<=AW A <=AW <=AW <=AW <=AW <=AW <=AW <=AW A
0,368
<=AW
CHLOORBENZENEN pentachloorbenzeen (µg/kg) hexachloorbenzeen (µg/kg) som 12 chloorbenzenen (µg/kg)
<2 <1 <3
A <=AW <=AW
CHLOORFENOLEN pentachloorfenol (µg/kg) som chloorfenolen (µg/kg)
6,1 6,1
A <=AW
ORGANOCHLOORVERBINDINGEN aldrin (µg/kg) dieldrin (µg/kg) endrin (µg/kg) som drins 3 (µg/kg) isodrin (µg/kg) telodrin (µg/kg) som DDT/DDD/DDE (µg/kg) a-endosulfan (µg/kg) a-HCH (µg/kg) b-HCH (µg/kg) g-HCH (lindaan) (µg/kg) som HCH (a,b,g,d) (µg/kg) heptachloor (µg/kg) hexachloorbutadieen (µg/kg) som 2 chloordaan (µg/kg) som 2 heptachloorepoxide (µg/kg) som 23 OCB's (µg/kg)
<1 <1 <1 <3 <1 <1 <6 <1 <1 <1 <1 <4 <1 <1 2,6 <2 18
B <=AW <=AW <=AW B B <=AW A B <=AW <=AW <=AW A <=AW B A <=AW
* * * * * * * * * * * * * *
<35
<=AW
*
56,977
1,2 <1 <1 <1 <1 <1 <1 5,4
A <=AW A <=AW <=AW <=AW <=AW <=AW
* * * * * *
2,791 1,628 1,628 1,628 1,628 1,628 1,628 12,558
PAK som PAK 10 (VROM)
OVERIGE STOFFEN minerale olie GC PCB PCB-28 (µg/kg) PCB-52 (µg/kg) PCB-101 (µg/kg) PCB-118 (µg/kg) PCB-138 (µg/kg) PCB-153 (µg/kg) PCB-180 (µg/kg) som PCB 7 (µg/kg)
Eindoordeel: Klasse B
*
0,136 0,15 14,477 20,886 49,498 69,145 32,006 14,15 6,742 2,1
0,368
* * *
3,256 1,628 4,884
14,186 14,186
*
1,628 1,628 1,628 4,884 1,628 1,628 9,767 1,628 1,628 1,628 1,628 6,512 1,628 1,628 6,047 3,256 41,86
pagina 6 van 7
toetsing
wettelijk kader project projectcode datum opmaak
Toepassen in oppervlaktewater (Bbk) Waterbodemonderzoek gemaal Monnickendam HHN41-2 11 juli 2013
Analyseresultaten waterbodem (gehalten in mg/kg d.s., tenzij anders aangegeven) monstercode org. stofgehalte lutum
Uwb3 (130-200) 86,50 % 9,70 %
METALEN cadmium anorganisch kwik koper nikkel lood zink chroom arseen cobalt molybdeen
gestand. gehalte
<0,2 0,18 <5 <4 <10 <20 <10 4,8 <1,5 2,1
<=AW <=AW <=AW <=AW <=AW <=AW <=AW <=AW <=AW A
0,365
<=AW
CHLOORBENZENEN pentachloorbenzeen (µg/kg) hexachloorbenzeen (µg/kg) som 12 chloorbenzenen (µg/kg)
<5 <3 <8
<=AW <=AW <=AW
CHLOORFENOLEN pentachloorfenol (µg/kg) som chloorfenolen (µg/kg)
24 24
A <=AW
<3 <3 <3 <9 <3 <3 <18 <3 <3 <3 <3 <12 <3 <3 <6 <6 <72
<=AW <=AW <=AW <=AW <=AW B <=AW <=AW <=AW <=AW <=AW <=AW <=AW <=AW <=AW <=AW <=AW
* * * * * * * * * * * * * * * * *
0,7 0,7 0,7 2,1 0,7 0,7 4,2 0,7 0,7 0,7 0,7 2,8 0,7 0,7 1,4 1,4 16,8
<210
<=AW
*
49
<3 <3 <3 <3 <3 <3 <3 <21
<=AW <=AW <=AW <=AW <=AW <=AW <=AW <=AW
* * * * * * * *
0,7 0,7 0,7 0,7 0,7 0,7 0,7 4,9
PAK som PAK 10 (VROM)
ORGANOCHLOORVERBINDINGEN aldrin (µg/kg) dieldrin (µg/kg) endrin (µg/kg) som drins 3 (µg/kg) isodrin (µg/kg) telodrin (µg/kg) som DDT/DDD/DDE (µg/kg) a-endosulfan (µg/kg) a-HCH (µg/kg) b-HCH (µg/kg) g-HCH (lindaan) (µg/kg) som HCH (a,b,g,d) (µg/kg) heptachloor (µg/kg) hexachloorbutadieen (µg/kg) som 2 chloordaan (µg/kg) som 2 heptachloorepoxide (µg/kg) som 23 OCB's (µg/kg) OVERIGE STOFFEN minerale olie GC PCB PCB-28 (µg/kg) PCB-52 (µg/kg) PCB-101 (µg/kg) PCB-118 (µg/kg) PCB-138 (µg/kg) PCB-153 (µg/kg) PCB-180 (µg/kg) som PCB 7 (µg/kg)
Eindoordeel: Klasse A
* * * * * * *
0,048 0,143 1,733 4,975 4,07 9,385 10,086 2,603 2,004 2,1
0,122
* * *
1,167 0,7 1,867
8 8
pagina 7 van 7
toetsing wettelijk kader project projectcode datum opmaak
Besluit bodemkwaliteit Waterbodemonderzoek gemaal Monnickendam HHN41-2 11-7-2013
Analyseresultaten grond (gehalten in mg/kg d.s., tenzij anders aangegeven) monstercode monstertraject (cm-mv) certificaatnummer humus (%) lutum (%) monster getoetst als METALEN Arseen [As] Barium [Ba] Cadmium [Cd] Chroom [Cr] Kobalt [Co] Koper [Cu] Kwik [Hg] Lood [Pb] Molybdeen [Mo] Nikkel [Ni] Zink [Zn] PAK Anthraceen Benzo(a)anthraceen Benzo(a)pyreen Benzo(g,h,i)peryleen Benzo(k)fluorantheen Chryseen Fenanthreen Fluorantheen Indeno-(1,2,3-c,d)pyreen Naftaleen Pak-totaal (10 van VROM) (0.7 facto
Iwb1 160-240 2013081603 8.2 17.4 partij
9,7 <=AW 60 <=AW 0,26 <=AW 27 <=AW 6,3 <=AW 23 <=AW 0,16 <=WO 36 <=AW < 1,5 D<=AW 19 <=AW 130 <=WO
0,085 0,41 0,39 0,26 0,22 0,46 0,25 0,95 0,32 < 0,05 3,4 <=WO
AW
W
I
17 143 0,53 47 11 34 0,14 44 1,5 27 115
23 415 1,1 53 27 46 0,75 187 88 31 164
66 694 3,8 153 145 160 4,3 471 190 78 589
1,5
6,8
40
GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN Hexachloorbenzeen (HCB) Pentachloorbenzeen (QCB) Pentachloorfenol (PCP) PCB 28 PCB 52 PCB 101 PCB 118 PCB 138 PCB 153 PCB 180 PCB (7) (som, 0.7 factor)
< 0,001 D<=AW < 0,002 D<=AW 0,0069 <=WO < 0,001 < 0,001 0,0014 0,0011 0,002 0,002 0,0013 0,0092 <=AW
0,0070 0,0021 0,0025
0,022 0,0021 1,1
1,1 4,1 4,1
0,016
0,016
0,41
BESTRIJDINGSMIDDELEN Heptachloorepoxide (som, 0.7 factor 2,4-DDD (ortho, para-DDD) 2,4-DDE (ortho, para-DDE) 2,4-DDT (ortho, para-DDT) 4,4-DDD (para, para-DDD) 4,4-DDE (para, para-DDE) 4,4-DDT (para, para-DDT) Aldrin Aldrin/dieldrin/endrin (som, 0.7 fa Chloordaan (som, 0.7 factor) DDD (som, 0.7 factor) DDE (som, 0.7 factor) DDT (som, 0.7 factor) DDT,DDE,DDD (som, 0.7 factor) Dieldrin Endosulfansulfaat Endrin HCH (som, 0.7 factor) Heptachloor Hexachloorbutadieen
0,0014 D<=AW < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 0,0021 D<=AW 0,0014 D<=AW 0,0014 D<=AW 0,0014 D<=AW 0,0014 D<=AW 0,0042 < 0,001 < 0,002 < 0,001 0,0028 < 0,001 D<=IND < 0,001 D<=AW
0,0016
0,0016
0,082
0,012 0,0016 0,016 0,082 0,16
0,033 0,0016 0,69 0,11 0,16
0,11 0,082 28 1,1 0,82
0,00057 0,00057 0,0025
0,082
pagina 1 van 12
toetsing wettelijk kader project projectcode datum opmaak
Besluit bodemkwaliteit Waterbodemonderzoek gemaal Monnickendam HHN41-2 11-7-2013
monstercode monstertraject (cm-mv) certificaatnummer humus (%) lutum (%) monster getoetst als
Iwb1 160-240 2013081603 8.2 17.4 partij
Isodrin OCB (0,7 som, waterbodem) OCB (som, 0.7 factor) Telodrin alfa-Endosulfan alfa-HCH beta-Endosulfan beta-HCH cis-Chloordaan delta-HCH gamma-HCH trans-Chloordaan trans-Heptachloorepoxide OVERIGE (ORGANISCHE) VERBINDINGEN Minerale olie C10 - C12 Minerale olie C12 - C16 Minerale olie C16 - C21 Minerale olie C21 - C30 Minerale olie C30 - C35 Minerale olie C35 - C40 Minerale olie C10 - C40 OVERIG Droge stof (% m/m) Gloeirest (% (m/m) ds) alfa-Heptachloorepoxide
< 0,001 0,017 0,015 < 0,001 < 0,001 D<=IND < 0,001 D<=IND < 0,001 < 0,001 D<=AW < 0,001 < 0,001 < 0,001 D<=AW < 0,001 < 0,001
11 6,2 20 84 87 27 230 <=IND
W
I
0,00074 0,00074 0,00082 0,00082
0,082 0,41
AW
0,0016
0,0016
0,41
0,0025
0,033
0,41
156
156
410
38,5 90,6 < 0,001
toetsingsresultaat:
industrie
verantwoording publicatiedatum normen datum toetsing
3-3-2011 11-7-2013
pagina 2 van 12
toetsing wettelijk kader project projectcode datum opmaak
Besluit bodemkwaliteit Waterbodemonderzoek gemaal Monnickendam HHN41-2 11-7-2013
Analyseresultaten grond (gehalten in mg/kg d.s., tenzij anders aangegeven) monstercode monstertraject (cm-mv) certificaatnummer humus (%) lutum (%) monster getoetst als METALEN Arseen [As] Barium [Ba] Cadmium [Cd] Chroom [Cr] Kobalt [Co] Koper [Cu] Kwik [Hg] Lood [Pb] Molybdeen [Mo] Nikkel [Ni] Zink [Zn] PAK Anthraceen Benzo(a)anthraceen Benzo(a)pyreen Benzo(g,h,i)peryleen Benzo(k)fluorantheen Chryseen Fenanthreen Fluorantheen Indeno-(1,2,3-c,d)pyreen Naftaleen Pak-totaal (10 van VROM) (0.7 facto
Iwb2 300-350 2013081603 17 38.5 partij
13 <=AW 59 <=AW < 0,2 D<=AW 45 <=AW 11 <=AW 19 <=AW 0,15 <=AW 32 <=AW < 1,5 D<=AW 35 <=AW 86 <=AW
< 0,05 < 0,05 < 0,05 < 0,05 < 0,05 < 0,05 < 0,05 0,055 < 0,05 < 0,05 0,37 <=AW
AW
W
I
26 273 0,78 70 21 54 0,18 62 1,5 49 191
35 790 1,6 79 50 72 0,99 261 88 54 273
97 1321 5,6 229 270 255 5,7 658 190 139 982
2,5
12
68
GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN Hexachloorbenzeen (HCB) Pentachloorbenzeen (QCB) Pentachloorfenol (PCP) PCB 28 PCB 52 PCB 101 PCB 118 PCB 138 PCB 153 PCB 180 PCB (7) (som, 0.7 factor)
< 0,001 D<=AW < 0,002 D<=AW 0,008 <=WO < 0,001 < 0,001 < 0,001 0,0012 0,0016 0,0012 0,0013 0,0074 <=AW
0,014 0,0043 0,0051
0,046 0,0043 2,4
2,4 8,5 8,5
0,034
0,034
0,85
BESTRIJDINGSMIDDELEN Heptachloorepoxide (som, 0.7 factor 2,4-DDD (ortho, para-DDD) 2,4-DDE (ortho, para-DDE) 2,4-DDT (ortho, para-DDT) 4,4-DDD (para, para-DDD) 4,4-DDE (para, para-DDE) 4,4-DDT (para, para-DDT) Aldrin Aldrin/dieldrin/endrin (som, 0.7 fa Chloordaan (som, 0.7 factor) DDD (som, 0.7 factor) DDE (som, 0.7 factor) DDT (som, 0.7 factor) DDT,DDE,DDD (som, 0.7 factor) Dieldrin Endosulfansulfaat Endrin HCH (som, 0.7 factor) Heptachloor Hexachloorbutadieen
0,0014 D<=AW < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 0,0021 D<=AW 0,0028 <=AW 0,0014 D<=AW 0,0014 D<=AW 0,0014 D<=AW 0,0042 < 0,001 < 0,002 < 0,001 0,0028 < 0,001 D<=AW < 0,001 D<=AW
0,0034
0,0034
0,17
0,026 0,0034 0,034 0,17 0,34
0,068 0,0034 1,4 0,22 0,34
0,24 0,17 58 2,2 1,7
0,0012 0,0051
0,0012
0,17
pagina 3 van 12
toetsing wettelijk kader project projectcode datum opmaak
Besluit bodemkwaliteit Waterbodemonderzoek gemaal Monnickendam HHN41-2 11-7-2013
monstercode monstertraject (cm-mv) certificaatnummer humus (%) lutum (%) monster getoetst als
Iwb2 300-350 2013081603 17 38.5 partij
Isodrin OCB (0,7 som, waterbodem) OCB (som, 0.7 factor) Telodrin alfa-Endosulfan alfa-HCH beta-Endosulfan beta-HCH cis-Chloordaan delta-HCH gamma-HCH trans-Chloordaan trans-Heptachloorepoxide OVERIGE (ORGANISCHE) VERBINDINGEN Minerale olie C10 - C12 Minerale olie C12 - C16 Minerale olie C16 - C21 Minerale olie C21 - C30 Minerale olie C30 - C35 Minerale olie C35 - C40 Minerale olie C10 - C40 OVERIG Droge stof (% m/m) Gloeirest (% (m/m) ds) alfa-Heptachloorepoxide
< 0,001 0,018 0,017 < 0,001 < 0,001 D<=AW < 0,001 D<=AW < 0,001 < 0,001 D<=AW < 0,001 < 0,001 < 0,001 D<=AW 0,0021 < 0,001
< 9,0 < 15 < 18 41 29 < 18 < 100 D<=AW
AW
W
I
0,0015 0,0017
0,0015 0,0017
0,17 0,85
0,0034
0,0034
0,85
0,0051
0,068
0,85
323
323
850
28,8 80,4 < 0,001
toetsingsresultaat:
achtergrondwaarde
verantwoording publicatiedatum normen datum toetsing
3-3-2011 11-7-2013
pagina 4 van 12
toetsing wettelijk kader project projectcode datum opmaak
Besluit bodemkwaliteit Waterbodemonderzoek gemaal Monnickendam HHN41-2 11-7-2013
Analyseresultaten grond (gehalten in mg/kg d.s., tenzij anders aangegeven) monstercode monstertraject (cm-mv) certificaatnummer humus (%) lutum (%) monster getoetst als METALEN Arseen [As] Barium [Ba] Cadmium [Cd] Chroom [Cr] Kobalt [Co] Koper [Cu] Kwik [Hg] Lood [Pb] Molybdeen [Mo] Nikkel [Ni] Zink [Zn] PAK Anthraceen Benzo(a)anthraceen Benzo(a)pyreen Benzo(g,h,i)peryleen Benzo(k)fluorantheen Chryseen Fenanthreen Fluorantheen Indeno-(1,2,3-c,d)pyreen Naftaleen Pak-totaal (10 van VROM) (0.7 facto
Iwb3 250-290 2013081603 10.7 28.3 partij
19 <=AW 100 <=AW 0,69 <=WO 41 <=AW 8,7 <=AW 25 <=AW 0,44 <=WO 96 <=WO < 1,5 D<=AW 26 <=AW 210 <=WO
< 0,25 0,61 0,57 0,42 0,3 0,65 0,4 1,3 0,48 < 0,25 5,1 <=WO
AW
W
I
21 210 0,63 59 17 43 0,16 52 1,5 38 151
28 609 1,3 66 39 58 0,86 220 88 43 216
80 1018 4,5 192 210 203 5,0 555 190 109 776
1,6
7,3
43
GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN Hexachloorbenzeen (HCB) Pentachloorbenzeen (QCB) Pentachloorfenol (PCP) PCB 28 PCB 52 PCB 101 PCB 118 PCB 138 PCB 153 PCB 180 PCB (7) (som, 0.7 factor)
< 0,001 D<=AW < 0,001 D<=AW 0,0076 <=WO < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 0,001 < 0,001 < 0,001 0,0052 <=AW
0,0091 0,0027 0,0032
0,029 0,0027 1,5
1,5 5,3 5,3
0,021
0,021
0,54
BESTRIJDINGSMIDDELEN Heptachloorepoxide (som, 0.7 factor 2,4-DDD (ortho, para-DDD) 2,4-DDE (ortho, para-DDE) 2,4-DDT (ortho, para-DDT) 4,4-DDD (para, para-DDD) 4,4-DDE (para, para-DDE) 4,4-DDT (para, para-DDT) Aldrin Aldrin/dieldrin/endrin (som, 0.7 fa Chloordaan (som, 0.7 factor) DDD (som, 0.7 factor) DDE (som, 0.7 factor) DDT (som, 0.7 factor) DDT,DDE,DDD (som, 0.7 factor) Dieldrin Endosulfansulfaat Endrin HCH (som, 0.7 factor) Heptachloor Hexachloorbutadieen
0,0014 D<=AW < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 0,0021 D<=AW 0,0018 <=AW 0,0014 D<=AW 0,0014 D<=AW 0,0014 D<=AW 0,0042 < 0,001 < 0,002 < 0,001 0,0028 < 0,001 D<=IND < 0,001 D<=AW
0,0021
0,0021
0,11
0,016 0,0021 0,021 0,11 0,21
0,043 0,0021 0,90 0,14 0,21
0,15 0,11 36 1,4 1,1
0,00075 0,00075 0,0032
0,11
pagina 5 van 12
toetsing wettelijk kader project projectcode datum opmaak
Besluit bodemkwaliteit Waterbodemonderzoek gemaal Monnickendam HHN41-2 11-7-2013
monstercode monstertraject (cm-mv) certificaatnummer humus (%) lutum (%) monster getoetst als
Iwb3 250-290 2013081603 10.7 28.3 partij
Isodrin OCB (0,7 som, waterbodem) OCB (som, 0.7 factor) Telodrin alfa-Endosulfan alfa-HCH beta-Endosulfan beta-HCH cis-Chloordaan delta-HCH gamma-HCH trans-Chloordaan trans-Heptachloorepoxide OVERIGE (ORGANISCHE) VERBINDINGEN Minerale olie C10 - C12 Minerale olie C12 - C16 Minerale olie C16 - C21 Minerale olie C21 - C30 Minerale olie C30 - C35 Minerale olie C35 - C40 Minerale olie C10 - C40 OVERIG Droge stof (% m/m) Gloeirest (% (m/m) ds) alfa-Heptachloorepoxide
< 0,001 0,017 0,016 < 0,001 < 0,001 D<=IND < 0,001 D<=AW < 0,001 < 0,001 D<=AW < 0,001 < 0,001 < 0,001 D<=AW 0,0011 < 0,001
4,2 < 5,0 29 160 140 50 390 <=IND
W
I
0,00096 0,00096 0,0011 0,0011
0,11 0,54
AW
0,0021
0,0021
0,54
0,0032
0,043
0,54
203
203
535
44 87,3 < 0,001
toetsingsresultaat:
industrie
verantwoording publicatiedatum normen datum toetsing
3-3-2011 11-7-2013
pagina 6 van 12
toetsing wettelijk kader project projectcode datum opmaak
Besluit bodemkwaliteit Waterbodemonderzoek gemaal Monnickendam HHN41-2 11-7-2013
Analyseresultaten grond (gehalten in mg/kg d.s., tenzij anders aangegeven) monstercode monstertraject (cm-mv) certificaatnummer humus (%) lutum (%) monster getoetst als METALEN Arseen [As] Barium [Ba] Cadmium [Cd] Chroom [Cr] Kobalt [Co] Koper [Cu] Kwik [Hg] Lood [Pb] Molybdeen [Mo] Nikkel [Ni] Zink [Zn] PAK Anthraceen Benzo(a)anthraceen Benzo(a)pyreen Benzo(g,h,i)peryleen Benzo(k)fluorantheen Chryseen Fenanthreen Fluorantheen Indeno-(1,2,3-c,d)pyreen Naftaleen Pak-totaal (10 van VROM) (0.7 facto
Uwb1 95-105 2013081604 8.1 32.5 partij
22 <=WO 90 <=AW 0,48 <=AW 35 <=AW 9,2 <=AW 32 <=AW 0,3 <=WO 67 <=WO < 1,5 D<=AW 25 <=AW 180 <=WO
0,083 0,33 0,33 0,24 0,18 0,37 0,24 0,76 0,27 < 0,05 2,8 <=WO
AW
W
I
22 236 0,61 63 19 44 0,16 53 1,5 43 160
29 683 1,2 71 43 59 0,89 224 88 47 228
82 1143 4,4 207 234 208 5,2 565 190 121 821
1,5
6,8
40
GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN Hexachloorbenzeen (HCB) Pentachloorbenzeen (QCB) Pentachloorfenol (PCP) PCB 28 PCB 52 PCB 101 PCB 118 PCB 138 PCB 153 PCB 180 PCB (7) (som, 0.7 factor)
< 0,001 D<=AW < 0,002 D<=AW 0,0084 <=WO < 0,001 < 0,001 0,002 < 0,001 0,0022 0,0015 < 0,001 0,0085 <=AW
0,0069 0,0020 0,0024
0,022 0,0020 1,1
1,1 4,0 4,0
0,016
0,016
0,41
BESTRIJDINGSMIDDELEN Heptachloorepoxide (som, 0.7 factor 2,4-DDD (ortho, para-DDD) 2,4-DDE (ortho, para-DDE) 2,4-DDT (ortho, para-DDT) 4,4-DDD (para, para-DDD) 4,4-DDE (para, para-DDE) 4,4-DDT (para, para-DDT) Aldrin Aldrin/dieldrin/endrin (som, 0.7 fa Chloordaan (som, 0.7 factor) DDD (som, 0.7 factor) DDE (som, 0.7 factor) DDT (som, 0.7 factor) DDT,DDE,DDD (som, 0.7 factor) Dieldrin Endosulfansulfaat Endrin HCH (som, 0.7 factor) Heptachloor Hexachloorbutadieen
0,0014 D<=AW < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 0,0021 D<=AW 0,0014 D<=AW 0,0014 D<=AW 0,0014 D<=AW 0,0014 D<=AW 0,0042 < 0,001 < 0,002 < 0,001 0,0028 < 0,001 D<=IND < 0,001 D<=AW
0,0016
0,0016
0,081
0,012 0,0016 0,016 0,081 0,16
0,032 0,0016 0,68 0,11 0,16
0,11 0,081 28 1,1 0,81
0,00057 0,00057 0,0024
0,081
pagina 7 van 12
toetsing wettelijk kader project projectcode datum opmaak
Besluit bodemkwaliteit Waterbodemonderzoek gemaal Monnickendam HHN41-2 11-7-2013
monstercode monstertraject (cm-mv) certificaatnummer humus (%) lutum (%) monster getoetst als
Uwb1 95-105 2013081604 8.1 32.5 partij
Isodrin OCB (0,7 som, waterbodem) OCB (som, 0.7 factor) Telodrin alfa-Endosulfan alfa-HCH beta-Endosulfan beta-HCH cis-Chloordaan delta-HCH gamma-HCH trans-Chloordaan trans-Heptachloorepoxide OVERIGE (ORGANISCHE) VERBINDINGEN Minerale olie C10 - C12 Minerale olie C12 - C16 Minerale olie C16 - C21 Minerale olie C21 - C30 Minerale olie C30 - C35 Minerale olie C35 - C40 Minerale olie C10 - C40 OVERIG Droge stof (% m/m) Gloeirest (% (m/m) ds) alfa-Heptachloorepoxide
< 0,001 0,017 0,015 < 0,001 < 0,001 D<=IND < 0,001 D<=IND < 0,001 < 0,001 D<=AW < 0,001 < 0,001 < 0,001 D<=AW < 0,001 < 0,001
17 10,0 26 89 54 < 12 200 <=IND
W
I
0,00073 0,00073 0,00081 0,00081
0,081 0,41
AW
0,0016
0,0016
0,41
0,0024
0,032
0,41
154
154
405
31 89,7 < 0,001
toetsingsresultaat:
industrie
verantwoording publicatiedatum normen datum toetsing
3-3-2011 11-7-2013
pagina 8 van 12
toetsing wettelijk kader project projectcode datum opmaak
Besluit bodemkwaliteit Waterbodemonderzoek gemaal Monnickendam HHN41-2 11-7-2013
Analyseresultaten grond (gehalten in mg/kg d.s., tenzij anders aangegeven) monstercode monstertraject (cm-mv) certificaatnummer humus (%) lutum (%) monster getoetst als METALEN Arseen [As] Barium [Ba] Cadmium [Cd] Chroom [Cr] Kobalt [Co] Koper [Cu] Kwik [Hg] Lood [Pb] Molybdeen [Mo] Nikkel [Ni] Zink [Zn] PAK Anthraceen Benzo(a)anthraceen Benzo(a)pyreen Benzo(g,h,i)peryleen Benzo(k)fluorantheen Chryseen Fenanthreen Fluorantheen Indeno-(1,2,3-c,d)pyreen Naftaleen Pak-totaal (10 van VROM) (0.7 facto
Uwb2 77-170 2013081604 4.3 45.3 partij
17 <=AW 52 <=AW < 0,2 D<=AW 45 <=AW 11 <=AW 18 <=AW 0,18 <=WO 58 <=AW 2,1 <=WO 33 <=AW 95 <=AW
< 0,05 < 0,05 < 0,05 < 0,05 < 0,05 < 0,05 < 0,05 0,053 < 0,05 < 0,05 0,37 <=AW
GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN Hexachloorbenzeen (HCB) Pentachloorbenzeen (QCB) Pentachloorfenol (PCP) PCB 28 PCB 52 PCB 101 PCB 118 PCB 138 PCB 153 PCB 180 PCB (7) (som, 0.7 factor)
< 0,001 D<=AW < 0,002 D<=IND 0,0061 <=WO 0,0012 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 0,0054 <=AW
BESTRIJDINGSMIDDELEN Heptachloorepoxide (som, 0.7 factor 2,4-DDD (ortho, para-DDD) 2,4-DDE (ortho, para-DDE) 2,4-DDT (ortho, para-DDT) 4,4-DDD (para, para-DDD) 4,4-DDE (para, para-DDE) 4,4-DDT (para, para-DDT) Aldrin Aldrin/dieldrin/endrin (som, 0.7 fa Chloordaan (som, 0.7 factor) DDD (som, 0.7 factor) DDE (som, 0.7 factor) DDT (som, 0.7 factor) DDT,DDE,DDD (som, 0.7 factor) Dieldrin Endosulfansulfaat Endrin HCH (som, 0.7 factor) Heptachloor Hexachloorbutadieen
0,0014 D<=IND < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 0,0021 D<=AW 0,0026 <=IND 0,0014 D<=AW 0,0014 D<=AW 0,0014 D<=AW 0,0042 < 0,001 < 0,002 < 0,001 0,0028 < 0,001 D<=IND < 0,001 D<=AW
AW
W
I
24 314 0,62 77 24 50 0,18 59 1,5 55 192
32 910 1,2 87 57 67 0,99 246 88 62 275
91 1522 4,4 253 310 236 5,7 621 190 158 989
1,5
6,8
40
0,0037 0,0011 0,0013
0,012 0,0011 0,60
0,60 2,1 2,1
0,0086
0,0086
0,22
0,00086 0,00086
0,043
0,0065 0,017 0,00086 0,00086 0,0086 0,36 0,043 0,056 0,086 0,086
0,060 0,043 15 0,56 0,43
0,00030 0,00030 0,0013
0,043
pagina 9 van 12
toetsing wettelijk kader project projectcode datum opmaak
Besluit bodemkwaliteit Waterbodemonderzoek gemaal Monnickendam HHN41-2 11-7-2013
monstercode monstertraject (cm-mv) certificaatnummer humus (%) lutum (%) monster getoetst als
Uwb2 77-170 2013081604 4.3 45.3 partij
Isodrin OCB (0,7 som, waterbodem) OCB (som, 0.7 factor) Telodrin alfa-Endosulfan alfa-HCH beta-Endosulfan beta-HCH cis-Chloordaan delta-HCH gamma-HCH trans-Chloordaan trans-Heptachloorepoxide OVERIGE (ORGANISCHE) VERBINDINGEN Minerale olie C10 - C12 Minerale olie C12 - C16 Minerale olie C16 - C21 Minerale olie C21 - C30 Minerale olie C30 - C35 Minerale olie C35 - C40 Minerale olie C10 - C40 OVERIG Droge stof (% m/m) Gloeirest (% (m/m) ds) alfa-Heptachloorepoxide
< 0,001 0,018 0,017 < 0,001 < 0,001 D<=IND < 0,001 D<=IND < 0,001 < 0,001 D<=IND < 0,001 < 0,001 < 0,001 D<=AW 0,0019 < 0,001
< 3,0 < 5,0 < 6,0 < 12 < 6,0 < 6,0 < 35 D<=AW
W
I
0,00039 0,00039 0,00043 0,00043
0,043 0,22
0,00086 0,00086
0,22
AW
0,0013
0,017
0,22
82
82
215
35,2 92,5 < 0,001
toetsingsresultaat:
industrie
verantwoording publicatiedatum normen datum toetsing
3-3-2011 11-7-2013
pagina 10 van 12
toetsing wettelijk kader project projectcode datum opmaak
Besluit bodemkwaliteit Waterbodemonderzoek gemaal Monnickendam HHN41-2 11-7-2013
Analyseresultaten grond (gehalten in mg/kg d.s., tenzij anders aangegeven) monstercode monstertraject (cm-mv) certificaatnummer humus (%) lutum (%) monster getoetst als
Uwb3 130-200 2013081604 86.5 9.7 partij
METALEN Arseen [As] Barium [Ba] Cadmium [Cd] Chroom [Cr] Kobalt [Co] Koper [Cu] Kwik [Hg] Lood [Pb] Molybdeen [Mo] Nikkel [Ni] Zink [Zn]
4,8 <=AW < 20 D<=AW < 0,2 D<=AW < 10,0 D<=AW < 1,5 D<=AW < 5,0 D<=AW 0,18 <=AW < 10,0 D<=AW 2,1 <=WO < 4,0 D<=AW < 20 D<=AW
PAK Anthraceen Benzo(a)anthraceen Benzo(a)pyreen Benzo(g,h,i)peryleen Benzo(k)fluorantheen Chryseen Fenanthreen Fluorantheen Indeno-(1,2,3-c,d)pyreen Naftaleen Pak-totaal (10 van VROM) (0.7 facto
< 0,05 < 0,05 < 0,05 < 0,05 < 0,05 < 0,05 < 0,05 < 0,05 < 0,05 0,05 0,37 <=AW
AW
W
I
37 96 1,7 38 7,9 81 0,19 86 1,5 20 209
50 279 3,5 43 18 109 1,0 361 88 22 298
140 466 13 125 100 384 6,0 912 190 56 1074
4,5
20
120
GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN Hexachloorbenzeen (HCB) Pentachloorbenzeen (QCB) Pentachloorfenol (PCP) PCB 28 PCB 52 PCB 101 PCB 118 PCB 138 PCB 153 PCB 180 PCB (7) (som, 0.7 factor)
< 0,003 D<=AW < 0,005 D<=AW 0,024 <=WO < 0,003 < 0,003 < 0,003 < 0,003 < 0,003 < 0,003 < 0,003 0,015 D<=AW
0,026 0,0075 0,0090
0,081 0,0075 4,2
4,2 15 15
0,060
0,060
1,5
BESTRIJDINGSMIDDELEN Heptachloorepoxide (som, 0.7 factor 2,4-DDD (ortho, para-DDD) 2,4-DDE (ortho, para-DDE) 2,4-DDT (ortho, para-DDT) 4,4-DDD (para, para-DDD) 4,4-DDE (para, para-DDE) 4,4-DDT (para, para-DDT) Aldrin Aldrin/dieldrin/endrin (som, 0.7 fa Chloordaan (som, 0.7 factor) DDD (som, 0.7 factor) DDE (som, 0.7 factor) DDT (som, 0.7 factor) DDT,DDE,DDD (som, 0.7 factor) Dieldrin Endosulfansulfaat Endrin HCH (som, 0.7 factor) Heptachloor Hexachloorbutadieen
0,0042 D<=AW < 0,003 < 0,003 < 0,003 < 0,003 < 0,003 < 0,003 < 0,003 0,0063 D<=AW 0,0042 D<=AW 0,0042 D<=AW 0,0042 D<=AW 0,0042 D<=AW 0,013 < 0,003 < 0,006 < 0,003 0,0084 < 0,003 D<=IND < 0,003 D<=AW
0,0060
0,0060
0,30
0,045 0,0060 0,060 0,30 0,60
0,12 0,0060 2,5 0,39 0,60
0,42 0,30 102 3,9 3,0
0,0021 0,0090
0,0021
0,30
pagina 11 van 12
toetsing wettelijk kader project projectcode datum opmaak
Besluit bodemkwaliteit Waterbodemonderzoek gemaal Monnickendam HHN41-2 11-7-2013
monstercode monstertraject (cm-mv) certificaatnummer humus (%) lutum (%) monster getoetst als
Uwb3 130-200 2013081604 86.5 9.7 partij
Isodrin OCB (0,7 som, waterbodem) OCB (som, 0.7 factor) Telodrin alfa-Endosulfan alfa-HCH beta-Endosulfan beta-HCH cis-Chloordaan delta-HCH gamma-HCH trans-Chloordaan trans-Heptachloorepoxide OVERIGE (ORGANISCHE) VERBINDINGEN Minerale olie C10 - C12 Minerale olie C12 - C16 Minerale olie C16 - C21 Minerale olie C21 - C30 Minerale olie C30 - C35 Minerale olie C35 - C40 Minerale olie C10 - C40 OVERIG Droge stof (% m/m) Gloeirest (% (m/m) ds) alfa-Heptachloorepoxide
< 0,003 0,05 0,046 < 0,003 < 0,003 D<=IND < 0,003 D<=AW < 0,003 < 0,003 D<=AW < 0,003 < 0,003 < 0,003 D<=AW < 0,003 < 0,003
< 18 < 30 < 36 < 72 < 36 < 36 < 210 D<=AW
AW
W
I
0,0027 0,0030
0,0027 0,0030
0,30 1,5
0,0060
0,0060
1,5
0,0090
0,12
1,5
570
570
1500
12,1 12,9 < 0,003
toetsingsresultaat:
wonen
verantwoording publicatiedatum normen datum toetsing
3-3-2011 11-7-2013
pagina 12 van 12
BIJLAGE V
ANALYSECERTIFICATEN
Witteveen+Bos, bijlage V behorende bij rapport HHN41-2/mome/018 d.d. 12 juli 2013
Witteveen+Bos, bijlage V behorende bij rapport HHN41-2/mome/018 d.d. 12 juli 2013
Witteveen + Bos T.a.v. C.J.M. Ottenhof Postbus 233 7400 AE DEVENTER
Analysecertificaat Datum: 02-07-2013
Hierbij ontvangt u de resultaten van het navolgende laboratoriumonderzoek. Certificaatnummer/Versie Uw projectnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Monster(s) ontvangen
2013081603/1 HHN41-2 Waterbodemonderzoek gemaal Monnickendam 25-06-2013
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. Aanvullende informatie behorend bij dit analysecertificaat kunt U vinden in het overzicht "Specificaties Analysemethoden". Extra exemplaren zijn verkrijgbaar bij de afdeling Verkoop en Advies. De grondmonsters worden tot 6 weken na datum ontvangst bewaard en watermonsters tot 2 weken na datum ontvangst. Zonder tegenbericht worden de monsters nadien afgevoerd. Indien de monsters langer bewaard dienen te blijven verzoeken wij U dit exemplaar uiterlijk 1 week voor afloop van de standaardbewaarperiode ondertekend aan ons te retourneren. Voor de kosten van het langer bewaren van monsters verwijzen wij naar de prijslijst.
Bewaren tot: Datum:
Naam:
Handtekening:
Wij vertrouwen erop uw opdracht hiermee naar verwachting te hebben uitgevoerd, mocht U naar aanleiding van dit analysecertificaat nog vragen hebben verzoeken wij U contact op te nemen met de afdeling Verkoop en Advies.
Met vriendelijke groet, Eurofins Analytico B.V.
Ing. A. Veldhuizen Technical Manager
Eurofins Analytico B.V. Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 BNP Paribas S.A. 227 9245 25 Fax +31 (0)34 242 63 99 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 E-mail
[email protected] KvK No. 09088623 Site www.eurofins.nl IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Analysecertificaat Uw projectnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Datum monstername Monsternemer Monstermatrix
HHN41-2 Certificaatnummer/Versie Waterbodemonderzoek gemaal Monnickendam Startdatum Rapportagedatum 25-06-2013 Bijlage Pagina Grond; Waterbodem (AS3000) Eenheid
Analyse
1
2
3
2013081603/1 26-06-2013 02-07-2013/16:33 A,B,C 1/3
Bodemkundige analyses
S
Droge stof
% (m/m)
38.5
28.8
44.0
S
Organische stof
% (m/m) ds
8.2
17.0
10.7
S
Gloeirest
% (m/m) ds
90.6
80.4
87.3
S
Korrelgrootte < 2 µm
% (m/m) ds
17.4
38.5
28.3
Metalen
S
Arseen (As)
mg/kg ds
9.7
13
19
S
Cadmium (Cd)
mg/kg ds
0.26
<0.20
0.69
S
Chroom (Cr)
mg/kg ds
27
45
41
S
Koper (Cu)
mg/kg ds
23
19
25
S
Kwik (Hg)
mg/kg ds
0.16
0.15
0.44
S
Nikkel (Ni)
mg/kg ds
19
35
26
S
Lood (Pb)
mg/kg ds
36
32
96
S
Zink (Zn)
mg/kg ds
130
86
210
S
Barium (Ba)
mg/kg ds
60
59
100
S
Kobalt (Co)
mg/kg ds
6.3
11
8.7
S
Molybdeen (Mo)
mg/kg ds
<1.5
<1.5
<1.5
Minerale olie (C10-C12)
mg/kg ds
11
<9.0
4.2
Minerale olie (C12-C16)
mg/kg ds
6.2
<15
<5.0
Minerale olie (C16-C21)
mg/kg ds
20
<18
29
Minerale olie (C21-C30)
mg/kg ds
84
41
160
Minerale olie (C30-C35)
mg/kg ds
87
29
140
Minerale olie (C35-C40)
mg/kg ds
27
<18
50
Minerale olie totaal (C10-C40)
mg/kg ds
230
<100
390
Minerale olie
S
Zie bijl.
Chromatogram olie (GC)
Zie bijl.
Organo chloorbestrijdingsmiddelen, OCB
S
alfa-HCH
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0010
S
beta-HCH
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0010
gamma-HCH
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0010
S
Analytico-nr.
Nr. Monsteromschrijving
1
Iwb1 (160-240)
2
Iwb2 (300-350)
3
Iwb3 (250-290)
7634119 7634120 7634121
Q: door RvA geaccrediteerde verrichting A: AP04 erkende verrichting S: AS 3000 erkende verrichting Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
TESTEN RvA L010
Analysecertificaat Uw projectnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Datum monstername Monsternemer Monstermatrix
HHN41-2 Certificaatnummer/Versie Waterbodemonderzoek gemaal Monnickendam Startdatum Rapportagedatum 25-06-2013 Bijlage Pagina Grond; Waterbodem (AS3000) Eenheid
Analyse
1
2
3
S
delta-HCH
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0010
S
Hexachloorbenzeen
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0010
S
Heptachloor
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0010
S
Heptachloorepoxide(cis- of A)
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0010
S
Heptachloorepoxide(trans- of B)
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0010
S
Hexachloorbutadieen
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0010
S
Aldrin
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0010
S
Dieldrin
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0010
S
Endrin
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0010
S
Isodrin
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0010
S
Telodrin
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0010
S
alfa-Endosulfan
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0010
Q
beta-Endosulfan
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0010
S
Endosulfansulfaat
mg/kg ds
<0.0020
<0.0020
<0.0020
S
alfa-Chloordaan
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0010
S
gamma-Chloordaan
mg/kg ds
<0.0010
0.0021
0.0011
S
o,p'-DDT
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0010
S
p,p'-DDT
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0010
S
o,p'-DDE
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0010
S
p,p'-DDE
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0010
S
o,p'-DDD
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0010
S
p,p'-DDD
mg/kg ds
<0.0010
S
HCH (som) (factor 0,7)
mg/kg ds
0.0028
1)
0.0028
1)
0.0028
1)
S
Drins (som) (factor 0,7)
mg/kg ds
0.0021
1)
0.0021
1)
0.0021
1)
0.0014
1)
0.0014
1)
<0.0010
2013081603/1 26-06-2013 02-07-2013/16:33 A,B,C 2/3
<0.0010
S
Heptachloorepoxide (som) (factor 0,7)
mg/kg ds
0.0014
1)
S
DDD (som) (factor 0,7)
mg/kg ds
0.0014
1)
0.0014
1)
0.0014
1)
0.0014
1)
0.0014
1)
S
DDE (som) (factor 0,7)
mg/kg ds
0.0014
1)
S
DDT (som) (factor 0,7)
mg/kg ds
0.0014
1)
0.0014
1)
0.0014
1)
0.0042
1)
0.0042
1)
S
DDX (som) (factor 0,7)
mg/kg ds
0.0042
1)
S
Chloordaan (som) (factor 0,7)
mg/kg ds
0.0014
1)
0.0028
0.0018
S
OCB (som) LB (factor 0,7)
mg/kg ds
0.015
1)
0.017
0.016 Analytico-nr.
Nr. Monsteromschrijving
1
Iwb1 (160-240)
2
Iwb2 (300-350)
3
Iwb3 (250-290)
7634119 7634120 7634121
Q: door RvA geaccrediteerde verrichting A: AP04 erkende verrichting S: AS 3000 erkende verrichting Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
TESTEN RvA L010
Analysecertificaat Uw projectnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Datum monstername Monsternemer Monstermatrix
HHN41-2 Certificaatnummer/Versie Waterbodemonderzoek gemaal Monnickendam Startdatum Rapportagedatum 25-06-2013 Bijlage Pagina Grond; Waterbodem (AS3000) Eenheid
Analyse
S
1 1)
2
3
0.018
0.017
OCB (som) WB (factor 0,7)
mg/kg ds
0.017
Pentachloorbenzeen
mg/kg ds
<0.0020
<0.0020
<0.0010
2013081603/1 26-06-2013 02-07-2013/16:33 A,B,C 3/3
Polychloorbifenylen, PCB
S
PCB 28
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0010
S
PCB 52
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0010
S
PCB 101
mg/kg ds
0.0014
<0.0010
<0.0010
S
PCB 118
mg/kg ds
0.0011
0.0012
<0.0010
S
PCB 138
mg/kg ds
0.0020
0.0016
0.0010
S
PCB 153
mg/kg ds
0.0020
0.0012
<0.0010
S
PCB 180
mg/kg ds
0.0013
0.0013
<0.0010
S
PCB (som 7) (factor 0,7)
mg/kg ds
0.0092
0.0074
0.0052
mg/kg ds
0.0069
0.0080
0.0076
Fenolen
S
Pentachloorfenol
Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen, PAK
S
Naftaleen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
<0.25
S
Fenanthreen
mg/kg ds
0.25
<0.050
0.40
S
Anthraceen
mg/kg ds
0.085
<0.050
<0.25
S
Fluorantheen
mg/kg ds
0.95
0.055
1.3
S
Benzo(a)anthraceen
mg/kg ds
0.41
<0.050
0.61
S
Chryseen
mg/kg ds
0.46
<0.050
0.65
S
Benzo(k)fluorantheen
mg/kg ds
0.22
<0.050
0.30
S
Benzo(a)pyreen
mg/kg ds
0.39
<0.050
0.57
S
Benzo(ghi)peryleen
mg/kg ds
0.26
<0.050
0.42
S
Indeno(123-cd)pyreen
mg/kg ds
0.32
<0.050
0.48
S
PAK VROM (10) (factor 0,7)
mg/kg ds
3.4
0.37
5.1
2)
Analytico-nr.
Nr. Monsteromschrijving
1
Iwb1 (160-240)
2
Iwb2 (300-350)
3
Iwb3 (250-290)
7634119 7634120 7634121
Q: door RvA geaccrediteerde verrichting A: AP04 erkende verrichting S: AS 3000 erkende verrichting Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Akkoord Pr.coörd.
VA TESTEN RvA L010
Bijlage (A) met deelmonsterinformatie behorende bij analysecertificaat 2013081603/1 Pagina 1/1 Analytico-nr. Boornr
Omschrijving
Van
Tot
Barcode
7634119
103
1
170
195
0531003016
7634119
105
1
190
240
0531002851
7634119
106
1
160
190
0531002848
7634119
101
1
170
200
0530871928
7634119
102
1
165
200
0530871941
7634120
101
4
300
350
0530871935
7634120
103
4
300
350
0531003028
7634120
102
5
300
350
0531003026
7634120
106
5
300
350
0531002904
7634121
104
4
250
290
0531002857
Monsteromschrijving
Iwb1 (160-240)
Iwb2 (300-350)
Iwb3 (250-290)
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Bijlage (B) met opmerkingen behorende bij analysecertificaat 2013081603/1 Pagina 1/1 Opmerking 1)
De toetswaarde van de som is gelijk aan de sommatie van 0,7*RG Opmerking 2)
Rapportagegrens verhoogd t.g.v. verdunning monster.
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
.
Bijlage (C) met methodeverwijzingen behorende bij analysecertificaat 2013081603/1
Pagina 1/1
Analyse
Methode
Techniek
Referentiemethode
Droge stof
W0104
Gravimetrie
Cf. pb 3210-1 en cf. NEN-EN 12880
Organische stof/Gloeirest
W0109
ICP-AES
Cf. 3210-2a/b en cf. NEN 5754/EN 12879
Korrelgrootte < 2 µm (Lutum)
W0173
Sedimentatie
Cf. pb 3210-3 en cf. NEN 5753
Metalen (As,Cd,Cr,Cu,Hg,Ni,Pb,Zn)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3210-4/3250-1 & NEN-EN-ISO
Barium (Ba)
W0423
ICP-MS
Cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Kobalt (Co)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3210-4/3250-1 & NEN-EN-ISO
Sedimentatie 17294-2
17294-2 Molybdeen (Mo)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3210-4/3250-1 & NEN-EN-ISO
Minerale Olie (GC)
W0202
GC-FID
Cf. pb 3210-6 en cf.NEN 6978
Chromatogram MO (GC)
W0202
GC-FID
Eigen methode
OCB
W0262
GC-MS
Cf. pb 3220-1 en gw. NEN 6980
OCB som AP04/AS3X
W0262
GC-MS
Cf. pb 3220-1 en gw. NEN 6980
Pentachloorbenzeen (als OCB)
W0262
GC-MS
Eigen methode
PCB
W0262
GC-MS
Cf. pb 3210-7 en gw. NEN 6980
Pentachloorfenol
W0267
GC-MS
Cf. pb 3260-1 en gw. NEN-EN 14154
PAK (VROM)
W0271
GC-MS
Cf. pb. 3210-5 & gw. NEN-ISO 18287
PAK som AS3000/AP04
W0271
GC-MS
gw. NEN-ISO 18287
17294-2
Nadere informatie over de toegepaste onderzoeksmethoden alsmede een classificatie van de meetonzekerheid staan vermeld in ons overzicht "Specificaties analysemethoden", versie 2011.
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
0.00
0.00
20.00
40.00
60.00
80.00
100.00
120.00
140.00
160.00
180.00
200.00
0.00
0.00
500.00
1000.00
0.50
0.50
1.00
1.00
1.50
1.50
Sample description.: Iwb1 (160-240)
C12
C12
C10_Interne_standaard
C10_Interne_standaard
2.00
2.00
2.50
3.00
3.50
2.50
3.00
C16 C16
C21 3.50
C21
Certificate no.: 2013081603
4.00
4.00
4.50
4.50
C30 C30
Sample id.: 7634119
5.00
5.00
C35 C35
Chromatogram TPH/Mineral Oil
5.50
5.50
C40_Interne_standaard
C40_Interne_standaard 6.00
6.00
6.50
6.50
7.00
7.00
7.50
7.50
8.00
8.00
0.00
0.00
20.00
40.00
60.00
80.00
100.00
120.00
140.00
160.00
180.00
200.00
0.00
0.00
500.00
1000.00
0.50
0.50
1.00
1.00
1.50
2.00
2.50
3.00
3.50
3.00
2.50
2.00
1.50
Sample description.: Iwb3 (250-290)
C10_Interne_standaard
C10_Interne_standaard
C12
C12
C16 C16
C21 3.50
C21
Certificate no.: 2013081603
4.00
4.00
4.50
4.50
C30 C30
Sample id.: 7634121
5.00
5.00
C35 C35
Chromatogram TPH/Mineral Oil
5.50
5.50
C40_Interne_standaard
C40_Interne_standaard 6.00
6.00
6.50
6.50
7.00
7.00
7.50
7.50
8.00
8.00
Witteveen + Bos T.a.v. C.J.M. Ottenhof Postbus 233 7400 AE DEVENTER
Analysecertificaat Datum: 02-07-2013
Hierbij ontvangt u de resultaten van het navolgende laboratoriumonderzoek. Certificaatnummer/Versie Uw projectnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Monster(s) ontvangen
2013081604/1 HHN41-2 Waterbodemonderzoek gemaal Monnickendam 24-06-2013
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. Aanvullende informatie behorend bij dit analysecertificaat kunt U vinden in het overzicht "Specificaties Analysemethoden". Extra exemplaren zijn verkrijgbaar bij de afdeling Verkoop en Advies. De grondmonsters worden tot 6 weken na datum ontvangst bewaard en watermonsters tot 2 weken na datum ontvangst. Zonder tegenbericht worden de monsters nadien afgevoerd. Indien de monsters langer bewaard dienen te blijven verzoeken wij U dit exemplaar uiterlijk 1 week voor afloop van de standaardbewaarperiode ondertekend aan ons te retourneren. Voor de kosten van het langer bewaren van monsters verwijzen wij naar de prijslijst.
Bewaren tot: Datum:
Naam:
Handtekening:
Wij vertrouwen erop uw opdracht hiermee naar verwachting te hebben uitgevoerd, mocht U naar aanleiding van dit analysecertificaat nog vragen hebben verzoeken wij U contact op te nemen met de afdeling Verkoop en Advies.
Met vriendelijke groet, Eurofins Analytico B.V.
Ing. A. Veldhuizen Technical Manager
Eurofins Analytico B.V. Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 BNP Paribas S.A. 227 9245 25 Fax +31 (0)34 242 63 99 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 E-mail
[email protected] KvK No. 09088623 Site www.eurofins.nl IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Analysecertificaat Uw projectnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Datum monstername Monsternemer Monstermatrix
HHN41-2 Certificaatnummer/Versie Waterbodemonderzoek gemaal Monnickendam Startdatum Rapportagedatum 24-06-2013 Bijlage Pagina Grond; Waterbodem (AS3000) Eenheid
Analyse
1
2
3
2013081604/1 26-06-2013 02-07-2013/16:33 A,B,C 1/3
Bodemkundige analyses
S
Droge stof
% (m/m)
31.0
35.2
12.1
S
Organische stof
% (m/m) ds
8.1
4.3
86.5
S
Gloeirest
% (m/m) ds
89.7
92.5
12.9
S
Korrelgrootte < 2 µm
% (m/m) ds
32.5
45.3
9.7
Metalen
S
Arseen (As)
mg/kg ds
22
17
4.8
S
Cadmium (Cd)
mg/kg ds
0.48
<0.20
<0.20
S
Chroom (Cr)
mg/kg ds
35
45
<10
S
Koper (Cu)
mg/kg ds
32
18
<5.0
S
Kwik (Hg)
mg/kg ds
0.30
0.18
0.18
S
Nikkel (Ni)
mg/kg ds
25
33
<4.0
S
Lood (Pb)
mg/kg ds
67
58
<10
S
Zink (Zn)
mg/kg ds
180
95
<20
S
Barium (Ba)
mg/kg ds
90
52
<20
S
Kobalt (Co)
mg/kg ds
9.2
11
<1.5
S
Molybdeen (Mo)
mg/kg ds
<1.5
2.1
2.1
Minerale olie (C10-C12)
mg/kg ds
17
<3.0
<18
Minerale olie (C12-C16)
mg/kg ds
10
<5.0
<30
Minerale olie (C16-C21)
mg/kg ds
26
<6.0
<36
Minerale olie (C21-C30)
mg/kg ds
89
<12
<72
Minerale olie (C30-C35)
mg/kg ds
54
<6.0
<36
Minerale olie (C35-C40)
mg/kg ds
<12
<6.0
<36
Minerale olie totaal (C10-C40)
mg/kg ds
200
<35
<210
Minerale olie
S
Zie bijl.
Chromatogram olie (GC) Organo chloorbestrijdingsmiddelen, OCB
S
alfa-HCH
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0030
S
beta-HCH
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0030
gamma-HCH
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0030
S
Analytico-nr.
Nr. Monsteromschrijving
1
Uwb1 (95-105)
2
Uwb2 (77-170)
3
Uwb3 (130-200)
7634122 7634123 7634124
Q: door RvA geaccrediteerde verrichting A: AP04 erkende verrichting S: AS 3000 erkende verrichting Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
TESTEN RvA L010
Analysecertificaat Uw projectnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Datum monstername Monsternemer Monstermatrix
HHN41-2 Certificaatnummer/Versie Waterbodemonderzoek gemaal Monnickendam Startdatum Rapportagedatum 24-06-2013 Bijlage Pagina Grond; Waterbodem (AS3000) Eenheid
Analyse
1
2
3
S
delta-HCH
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0030
S
Hexachloorbenzeen
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0030
S
Heptachloor
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0030
S
Heptachloorepoxide(cis- of A)
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0030
S
Heptachloorepoxide(trans- of B)
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0030
S
Hexachloorbutadieen
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0030
S
Aldrin
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0030
S
Dieldrin
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0030
S
Endrin
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0030
S
Isodrin
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0030
S
Telodrin
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0030
S
alfa-Endosulfan
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0030
Q
beta-Endosulfan
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0030
S
Endosulfansulfaat
mg/kg ds
<0.0020
<0.0020
<0.0060
S
alfa-Chloordaan
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0030
S
gamma-Chloordaan
mg/kg ds
<0.0010
0.0019
<0.0030
S
o,p'-DDT
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0030
S
p,p'-DDT
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0030
S
o,p'-DDE
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0030
S
p,p'-DDE
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0030
S
o,p'-DDD
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0030
S
p,p'-DDD
mg/kg ds
<0.0010
S
HCH (som) (factor 0,7)
mg/kg ds
0.0028
1)
0.0028
1)
0.0084
1)
S
Drins (som) (factor 0,7)
mg/kg ds
0.0021
1)
0.0021
1)
0.0063
1)
0.0014
1)
0.0042
1)
<0.0010
<0.0030
S
Heptachloorepoxide (som) (factor 0,7)
mg/kg ds
0.0014
1)
S
DDD (som) (factor 0,7)
mg/kg ds
0.0014
1)
0.0014
1)
0.0042
1)
0.0014
1)
0.0042
1)
S
DDE (som) (factor 0,7)
mg/kg ds
0.0014
1)
S
DDT (som) (factor 0,7)
mg/kg ds
0.0014
1)
0.0014
1)
0.0042
1)
0.0042
1)
0.013
1)
S
DDX (som) (factor 0,7)
mg/kg ds
0.0042
1)
S
Chloordaan (som) (factor 0,7)
mg/kg ds
0.0014
1)
0.0026
0.0042
1)
0.015
1)
0.017
0.046
1)
S
OCB (som) LB (factor 0,7)
mg/kg ds
2013081604/1 26-06-2013 02-07-2013/16:33 A,B,C 2/3
Analytico-nr.
Nr. Monsteromschrijving
1
Uwb1 (95-105)
2
Uwb2 (77-170)
3
Uwb3 (130-200)
7634122 7634123 7634124
Q: door RvA geaccrediteerde verrichting A: AP04 erkende verrichting S: AS 3000 erkende verrichting Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
TESTEN RvA L010
Analysecertificaat Uw projectnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Datum monstername Monsternemer Monstermatrix
HHN41-2 Certificaatnummer/Versie Waterbodemonderzoek gemaal Monnickendam Startdatum Rapportagedatum 24-06-2013 Bijlage Pagina Grond; Waterbodem (AS3000) Eenheid
Analyse
S
1 1)
2
3
0.018
0.050
OCB (som) WB (factor 0,7)
mg/kg ds
0.017
Pentachloorbenzeen
mg/kg ds
<0.0020
<0.0020
<0.0050
2013081604/1 26-06-2013 02-07-2013/16:33 A,B,C 3/3
1)
Polychloorbifenylen, PCB
S
PCB 28
mg/kg ds
<0.0010
0.0012
<0.0030
S
PCB 52
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0030
S
PCB 101
mg/kg ds
0.0020
<0.0010
<0.0030
S
PCB 118
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0030
S
PCB 138
mg/kg ds
0.0022
<0.0010
<0.0030
S
PCB 153
mg/kg ds
0.0015
<0.0010
<0.0030
S
PCB 180
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0030
S
PCB (som 7) (factor 0,7)
mg/kg ds
0.0085
0.0054
0.015
mg/kg ds
0.0084
0.0061
0.024
1)
Fenolen
S
Pentachloorfenol
Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen, PAK
S
Naftaleen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
0.050
S
Fenanthreen
mg/kg ds
0.24
<0.050
<0.050
S
Anthraceen
mg/kg ds
0.083
<0.050
<0.050
S
Fluorantheen
mg/kg ds
0.76
0.053
<0.050
S
Benzo(a)anthraceen
mg/kg ds
0.33
<0.050
<0.050
S
Chryseen
mg/kg ds
0.37
<0.050
<0.050
S
Benzo(k)fluorantheen
mg/kg ds
0.18
<0.050
<0.050
S
Benzo(a)pyreen
mg/kg ds
0.33
<0.050
<0.050
S
Benzo(ghi)peryleen
mg/kg ds
0.24
<0.050
<0.050
S
Indeno(123-cd)pyreen
mg/kg ds
0.27
<0.050
<0.050
S
PAK VROM (10) (factor 0,7)
mg/kg ds
2.8
0.37
0.37
Analytico-nr.
Nr. Monsteromschrijving
1
Uwb1 (95-105)
2
Uwb2 (77-170)
3
Uwb3 (130-200)
7634122 7634123 7634124
Q: door RvA geaccrediteerde verrichting A: AP04 erkende verrichting S: AS 3000 erkende verrichting Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Akkoord Pr.coörd.
VA TESTEN RvA L010
Bijlage (A) met deelmonsterinformatie behorende bij analysecertificaat 2013081604/1 Pagina 1/1 Analytico-nr. Boornr
Omschrijving
Van
Tot
Barcode
Monsteromschrijving
7634122
401
1
95
105
0530872112
Uwb1 (95-105)
7634123
404
1
120
160
0531003013
Uwb2 (77-170)
7634123
405
1
77
130
0530871056
7634123
406
1
103
160
0530871051
7634123
403
2
79
120
0531002887
7634123
402
1
125
170
0530872117
7634124
405
2
130
160
0530871057
7634124
406
2
160
200
0530871048
Uwb3 (130-200)
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Bijlage (B) met opmerkingen behorende bij analysecertificaat 2013081604/1 Pagina 1/1 Opmerking 1)
De toetswaarde van de som is gelijk aan de sommatie van 0,7*RG
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
.
Bijlage (C) met methodeverwijzingen behorende bij analysecertificaat 2013081604/1
Pagina 1/1
Analyse
Methode
Techniek
Referentiemethode
Droge stof
W0104
Gravimetrie
Cf. pb 3210-1 en cf. NEN-EN 12880
Organische stof/Gloeirest
W0109
ICP-AES
Cf. 3210-2a/b en cf. NEN 5754/EN 12879
Korrelgrootte < 2 µm (Lutum)
W0173
Sedimentatie
Cf. pb 3210-3 en cf. NEN 5753
Metalen (As,Cd,Cr,Cu,Hg,Ni,Pb,Zn)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3210-4/3250-1 & NEN-EN-ISO
Barium (Ba)
W0423
ICP-MS
Cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Kobalt (Co)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3210-4/3250-1 & NEN-EN-ISO
Sedimentatie 17294-2
17294-2 Molybdeen (Mo)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3210-4/3250-1 & NEN-EN-ISO
Minerale Olie (GC)
W0202
GC-FID
Cf. pb 3210-6 en cf.NEN 6978
Chromatogram MO (GC)
W0202
GC-FID
Eigen methode
OCB
W0262
GC-MS
Cf. pb 3220-1 en gw. NEN 6980
OCB som AP04/AS3X
W0262
GC-MS
Cf. pb 3220-1 en gw. NEN 6980
Pentachloorbenzeen (als OCB)
W0262
GC-MS
Eigen methode
PCB
W0262
GC-MS
Cf. pb 3210-7 en gw. NEN 6980
Pentachloorfenol
W0267
GC-MS
Cf. pb 3260-1 en gw. NEN-EN 14154
PAK (VROM)
W0271
GC-MS
Cf. pb. 3210-5 & gw. NEN-ISO 18287
PAK som AS3000/AP04
W0271
GC-MS
gw. NEN-ISO 18287
17294-2
Nadere informatie over de toegepaste onderzoeksmethoden alsmede een classificatie van de meetonzekerheid staan vermeld in ons overzicht "Specificaties analysemethoden", versie 2011.
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
0
20
40
60
80
100
0
1000
2000
0.0
0.0
0.2
0.2
Sample ID.: Certificate no.: Sample description.:
0.4
0.4
7634122 2013081604 Uwb1 (95-105) V
0.6
0.6
0.8
0.8
C12-C16
C12-C16 1.0
1.0
1.2
1.2
Minutes
1.4
Minutes
1.4
1.6
1.6
1.8
1.8
Chromatogram TPH/ Mineral Oil
C35-C40 C40
C35-C40 C40
pA
pA
C16-C21
C16-C21
C21-30 C30-C35
C21-30 C30-C35
C10 C10-C12
C10-C12
C10
2.0
2.0
2.2
2.2
2.4
2.4
2.6
2.6
0
20
40
60
80
100
0
1000
2000 pA pA
BIJLAGE VI
KWALITEITSBORGING
Witteveen+Bos, bijlage VI behorende bij rapport HHN41-2/mome/018 d.d. 12 juli 2013
Witteveen+Bos, bijlage VI behorende bij rapport HHN41-2/mome/018 d.d. 12 juli 2013
KWALITEITSBORGING Het veldwerk is uitgevoerd door de milieumeetdienst van Witteveen+Bos en De Klinker. Het veldwerk is uitgevoerd onder het BRL SIKB 2000 procescertificaat van Witteveen+Bos en De Klinker. Het toepassingsgebied van genoemde certificering betreft veldwerk bij milieuhygiënisch waterbodemonderzoek conform VKB-protocol 2003. De werkzaamheden zijn uitgevoerd op 24, 25 en 26 juni 2013 door bij Bodem+, in het kader van het Besluit bodemkwaliteit, geregistreerde medewerkers van Witteveen+Bos en De Klinker: VKB-protocol 2003: N.J. ten Brinke (Witteveen+Bos), F. Jurriëns (De Klinker). Het procescertificaat van Witteveen+Bos en De Klinker en het hierbij behorende keurmerk zijn uitsluitend van toepassing op de activiteiten betreffende de monsterneming en de overdracht van de monsters, inclusief de daarbij behorende veldwerkregistratie, aan een erkend laboratorium. Jegens de eigenaar en opdrachtgever zijn Witteveen+Bos en De Klinker volledig onafhankelijk, waardoor binnen deze opdracht sprake is van de vereiste functiescheiding. Het chemisch onderzoek is uitgevoerd door Analytico Milieu B.V. te Barneveld dat geaccrediteerd is volgens de door de Raad voor Accreditatie gestelde criteria voor testlaboratoria conform NEN-EN-ISO/IEC 17025:2005 onder nummer L 010. Analytico is door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu erkend voor het uitvoeren van analyses op grond en grondwater onder AS3000.
Witteveen+Bos, bijlage VI behorende bij rapport HHN41-2/mome/018 d.d. 12 juli 2013
Onderhavig project is uitgevoerd onder één of meerdere van onderstaande certificeringen van Witteveen+Bos. In de hoofdtekst is aangegeven welke certificeringen op dit onderzoek van toepassing zijn. ISO 9001 Onze diensten binnen de werkvelden van water, infrastructuur, ruimte en milieu en bouw zijn gecertificeerd volgens de ISO 9001. Deze certificering heeft betrekking op de procedures die wij toepassen voor kwaliteitsborging, document- en gegevensbeheer, het management van middelen en personeel en het doorvoeren van verbeteringen. VCA** Witteveen+Bos voldoet aan de veiligheidsmanagementnorm VCA**, inclusief de Branchespecifieke Toelichting voor het werken bij Railinfrastructuur (BTR). Deze norm is van toepassingen op onze diensten die regelmatig buitenwerkzaamheden verrichten, waaronder de milieumeetdienst. Monsternemingen in het kader van het Besluit bodemkwaliteit Witteveen+Bos is door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu aangewezen als een onderzoeksinstelling die bemonsteringen in het kader van het Besluit bodemkwaliteit uit mag voeren. Deze aanwijzing is gebaseerd op onze certificering conform de BRL SIKB 1000 (Monsterneming voor partijkeuringen) en geldt voor de monsterneming voor partijkeuringen van grond en baggerspecie (conform protocol 1001). Veldonderzoek bij milieuhygiënisch bodemonderzoek De milieudienst van Witteveen+Bos is gecertificeerd voor het uitvoeren van veldonderzoek voor milieuhygiënisch bodemonderzoek volgens de BRL SIKB 2000 (Veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek). Deze certificering is van toepassing op: plaatsen van handboringen en peilbuizen, maken van boorbeschrijvingen, nemen van grondmonsters en waterpassen conform VKB-protocol 2001; het nemen van grondwatermonsters conform VKB-protocol 2002; veldwerk bij milieuhygiënisch waterbodemonderzoek conform VKB-protocol 2003; locatie-inspectie en monsterneming van asbest in bodem conform VKB-protocol 2018. Milieukundige begeleiding bij bodemsaneringen Witteveen+Bos is gecertificeerd voor het verzorgen van milieukundige begeleiding conform de BRL SIKB 6000 (Milieukundige begeleiding van (water)bodemsaneringen en nazorg). Deze certificering is van toepassing op: milieukundige begeleiding van landbodemsanering met conventionele methoden conform VKBprotocol 6001 (processturing en/of verificatie); milieukundige begeleiding van landbodemsanering met in situ methoden conform VKB-protocol 6002 (processturing en/of verificatie); milieukundige begeleiding van waterbodemsaneringen conform VKB-protocol 6003 (processturing en/of verificatie); milieukundige begeleiding van nazorg conform VKB-protocol 6004 (procesmonitoring en/of verificatie). VKB Witteveen+Bos is lid en mede oprichter van de Vereniging Kwaliteitsborging Bodemonderzoek (VKB). Deze vereniging heeft als doel kwaliteitsborging en continue verbetering van milieutechnisch bodemonderzoek. Deze doelstelling wordt onder meer bereikt door het ontwikkelen en uitgeven van onderzoeksprotocollen. Deze protocollen zijn gebaseerd op vigerende normen en richtlijnen en voorzien onder meer in de uitvoering van interne controles, waarbij de kwaliteit en reproduceerbaarheid van metingen en waarnemingen wordt getoetst. Chemisch onderzoek Witteveen+Bos besteedt het chemisch onderzoek in de regel uit aan laboratoria die beschikken over een accreditatie volgens NEN-EN-ISO 17025 voor de betreffende analyses. De laboratoria zijn tevens door het ministerie van Infrastructuur en Milieu erkend voor het uitvoeren van analyses onder AP-04 en AS3000.
Witteveen+Bos, bijlage VI behorende bij rapport HHN41-2/mome/018 d.d. 12 juli 2013
Rapportage Quickscan naar de mogelijke aanwezigheid van Conventionele Explosieven ter plaatse van twee delen van een leiding tracé te Ede
Projectnummer: 1011GPR2724
In opdracht van: Ingenieursbureau Oranjewoud BV Bodemadvies Heerenveen T.a.v. dhr. Jorrit de Jong Postbus 24 8440 AA Heerenveen Tel: 0513 63 4187 GSM: 06 20 69 93 43 E-mail:
[email protected]
Adviseur: T&A Survey BV Postbus 20670 1001 NR AMSTERDAM Tel: 020 6651368 Internet: www.ta-survey.nl Datum rapportage en versie: Projectnummer: 0613GPR3783 10 oktober 2011 Onderzoekslocatie: Gemaal te Monnickendam Auteur: Projectleider: Drs. B. Hoogesteger Drs. M.S. van Oers
Inhoudsopgave
pagina
1
Inleiding en onderzoeksdoel .............................................................................. 2
2
Quickscan ....................................................................................................... 3 2.1 Algemeen ............................................................................................... 3 2.2 Onderzoeksgebied ................................................................................... 3 2.3 Literatuurstudie en archiefonderzoek ......................................................... 3 2.3.1 Literatuurstudie .................................................................................... 3 2.4.2 Archiefonderzoek .................................................................................. 5
3
Conclusie en aanbeveling quickscan ................................................................... 9
4
Betrouwbaarheid.............................................................................................10
Bijlage 1
T&A Survey BV
Overzichtskaart onderzoeksgebied
1
1
Inleiding en onderzoeksdoel
Witteveen+Bos gevestigd te Deventer (“opdrachtgever”) heeft T&A Survey BV (“T&A”) op 24 juni 2013 opdracht verleend voor het uitvoeren van een quickscan naar de aanwezigheid van Conventionele Explosieven ter plaatse van een gemaal te Monnickendam. Achtergrond Geplande werkzaamheden Ter plaatse van de onderzoekslocatie zal een gemaal aangelegd worden. Risico explosieven Aangezien eventueel aanwezige explosieven een risico vormen voor de uit te voeren werkzaamheden, is het van belang dat het onderzoeksgebied op de aanwezigheid van explosieven en andere risicovolle oorlogsrelicten onderzocht wordt. Op basis hiervan kan de voortgang en veiligheid van de werkzaamheden worden gewaarborgd. Deze quickscan dient inzicht te geven in de noodzaak tot het uitvoeren van een volledig historisch onderzoek. De quickscan is geen volledig onderzoek zoals vermeld in de vigerende wetgeving. Een gedetailleerd en volledig uitgevoerd historisch vooronderzoek voorkomt het maken van onnodige kosten voor detectie- of benaderwerkzaamheden door het driedimensionaal afbakenen van het verdachte gebied. Onderzoeksdoel Doel van deze bureaustudie is het geven van inzicht in de noodzaak aangaande de uitvoering van een volledig historisch vooronderzoek (probleeminventarisatie en probleemanalyse) voor het onderzoeksgebied op basis van beperkt verzameld en geanalyseerd (historisch) feitenmateriaal. In deze rapportage worden de resultaten van het onderzoek behandeld.
T&A Survey BV
2
2
Quickscan
2.1
Algemeen
Het mogelijk voorkomen van explosieven in de ondergrond houdt over het algemeen in Nederland verband met oorlogshandelingen gedurende WOII. Voorbeelden hiervan zijn bombardementen (zowel geallieerde als Duitse), gevechten (meidagen 1940, bevrijding 1944-1945), verdedigingswerken (mijnenvelden) en dumpingen (verborgen voor vijand, achterlaten van munitie bij overgave of terugtrekking). Bij een quickscan worden een beperkt aantal historische gegevens verzameld. Alvorens te starten dient het onderzoeksgebied duidelijk omschreven te zijn. Het verzamelen van historische gegevens wordt gedaan aan de hand van archieven. 2.2
Onderzoeksgebied
De onderzoekslocatie betreft de toekomstige locatie van het gemaal, gelegen aan de N247 te Monnickendam in de gemeente Waterland. De onderzoekslocatie heeft een straal van 200 meter rondom het toekomstige gemaal. Zie bijlage 1 voor een overzichtskaart van het onderzoeksgebied. 2.3
Literatuurstudie en archiefonderzoek
Voor de quickscan zijn de volgende bronnen geraadpleegd: T&A archief Archief van de oude gemeente Monnickendam World War II allied aircraft crashes in the Netherlands, http://ww2.texlaweb.nl/ MORA register Archief van de MMOD Nationaal Archief Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) The National Archives te Londen Speciale Collecties van de bibliotheek van de Universiteit Wageningen (“Wag”) Met behulp van deze bronnen is een overzicht opgesteld van oorlogshandelingen tijdens WOII in de omgeving van het onderzoeksgebied. Elke oorlogshandeling is voorzien van een markeringsnummer en weergegeven in de inventarisatiekaart in bijlage 1 (inclusief markeringsnummer). In de volgende paragrafen is een algemene toelichting gegeven voor de bronnen die geraadpleegd zijn voor onderhavig onderzoek, gevolgd door een overzicht van de specifiek geraadpleegde stukken en een uitwerking van de resultaten van het onderzoek. 2.3.1 Literatuurstudie Middels een literatuurstudie is een beeld te verkrijgen van algemene oorlogshandelingen van een gebied, meestal met data van deze gebeurtenissen en soms met zeer relevante details die niet in andere bronnen te vinden zijn. Op basis van de literatuur kan daarmee een algemeen overzicht worden opgesteld met data van gebeurtenissen, op basis waarvan gericht gezocht kan worden in diverse nationale en internationale archiefinstellingen. Overzichtslijst gebruikte literatuur Voor de literatuurstudie zijn de onderstaande boeken uit het archief van T&A, de Koninklijke Bibliotheek, het Nederlandse Instituut voor Oorlogsdocumentatie, plaatselijke bibliotheek en gemeentearchief geraadpleegd. In de kolom “bronverwijzing” staat de T&A Survey BV
3
afkorting die in het overzicht van de relevante gebeurtenissen gebruikt is om naar het betreffende boek te verwijzen. Auteur Amersfoort, H. e.a. Annegarn, I. e.a. Biesheuvel, G., red. Boot, J.
Titel Mei 1940, de strijd op Nederlands grondgebied Twee glazen champagne en drie gebakken boterhammen: Noord-Holland in 1945, de laatste oorlogsmaanden en daarna De laatste loodjes
Nienhuis, C.G.
Na vijftig jaar... : herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog Oorlogsjaren : oorlogsherinneringen van Noord-Hollanders 1940-1945 Verzet aan de Zaan : bezetting en verzet in de Zaanstreek 1940-1945 De bevrijding van Nederland 1944-1945, oorlog op de flank Luchtgevaar, luchtaanvallen op Nederland 1940-1945 Oorlogsherinneringen, 1940 - 1945
Veltrop, J.
Herinneringen aan Oud Monnickendam
Zwanenburg, G.J.
En nooit was het stil… Kroniek van een luchtoorlog – delen I en II
Eijk, K. van, e.a. Kat, A. e.a. Klep, C. (red.) Korthals Altes, A.
Uitgegeven Den Haag 2005
Bronverwijzing Amersfoort (2005)
Alkmaar 1994
Annegarn (1994)
Monnickendam 1980 Westzaan 1995
Biesheuvel (1980)
Amsterdam 2010
Eijk (2010)
Zaandam 1985
Kat (1985)
Den Haag 1995
Klep (1995)
Amsterdam 1984
Korthals Altes (1984) Nienhuis (1989)
Monnickendam 1989 Monnickendam 1975 z.p., z.j.
Boot (1995)
Veltrop (1975) Zwanenburg (z.j.)
Uitwerking resultaten literatuurstudie Op basis van de genoemde literatuur is onderstaand overzicht van de oorlogshandelingen opgesteld. De kolom ‘bron’ verwijzen naar de bovenstaande boeken. Wanneer er geen paginanummer is aangegeven, houdt dit normaal gesproken in, dat de melding op basis van datum en/of locatie eenvoudig in het betreffende boek terug te vinden is. Elke relevante oorlogshandeling is voorzien van een markeringsnummer en weergegeven in de inventarisatiekaart in bijlage 6. De toevoeging ‘indicatief’ bij het markeringsnummer geeft weer dat de melding niet nauwkeurig geplaatst kan worden en dus indicatief in de inventarisatiekaart ingetekend is of er als tekstvlak in staat. De toevoeging ‘BOL’ (buiten onderzoekslocatie) laat zien dat de melding zich buiten het onderzoeksgebied bevindt, maar wel van belang is voor een algemeen beeld van de omgeving. De toevoeging ‘NIK’ (niet in kaart) geeft weer dat de exacte locatie van de melding op basis van de beschikbare gegevens niet nader te bepalen was en dat de melding dus niet in de kaart kon worden gezet. Geen toevoeging geeft aan dat de melding (redelijk) nauwkeurig ingetekend kon worden. Monnickendam Markering BOL
Datum 16-05-41
BOL
26-03-42
BOL
20-12-42
BOL
29-04-45
BOL
29-04-45
T&A Survey BV
Gebeurtenis/locatie Om 3.36 uur werd een Britse bommenwerper, Hampden, neergeschoten en kwam terecht in de Monnickmeerpolder. Er werden twee krijgsgevangenen gemaakt. Twee andere piloten overleefde de crash niet Na een luchtgevecht met een nachtjager explodeerde een Britse bommenwerper, Wellington, en kwam neer aan de Monnickmeerdijk. Zes bemanningsleden kwamen om Na het treffen van een zoeklicht, kwam een Britse bommenwerper, Lancaster, na een te steile duik terecht op het land van G. Nooy, Oudelandsdijkje. Zeven bemanningsleden kwamen om Bij de zogenaamde Dijksbrug, halverwege Broek, werd een weermachtsauto getroffen door een bom Een sabotageploeg van de Binnenlandse Strijdkrachten had tussen Monnickendam en Broek in Waterland, even voorbij de Dijksbrug, een Duitse vrachtwagen door middel van kneedbommen opgeblazen
Bron Nienhuis (1989)
Pagina’s 4
Nienhuis (1989)
5
Nienhuis (1989)
5
Nienhuis (1989)
3
Veltrop (1975)
101
4
2.4.2 Archiefonderzoek De meest belangrijke bronnen van informatie voor een historisch vooronderzoek zijn in de regel de (archief)stukken die gebeurtenissen hebben vastgelegd tijdens en vlak nadat ze plaatsvonden. Dit zijn onder meer processen-verbaal en dagrapporten, die binnen enkele dagen na de gebeurtenis zijn opgesteld en omschrijven wat er heeft plaatsgevonden, foto’s die een gebeurtenis of de resultaten ervan vastleggen en militaire verslagen waarin plannen, uitvoering, resultaten en gebruikte explosieven zijn vastgelegd. Archiefstukken hebben in de regel de meeste accurate en betrouwbare gegevens die voor een onderzoek gebruikt kunnen worden, omdat het meestal primaire bronnen betreft die de informatie hebben vastgelegd korte tijd nadat een gebeurtenis plaatsvond. Aangezien onderhavig onderzoek een quickscan betreft en geen volledig historisch vooronderzoek, is slechts een zeer beperkt archiefonderzoek gedaan. Hierbij is de archiefinstelling geselecteerd waarvan de verwachting is, dat er de meest representatieve informatie aangetroffen kon worden om een goed beeld te krijgen van oorlogshandelingen in het onderzoeksgebied. Per archief is een inventarisatie opgemaakt van de dossiers waarin relevante informatie verwacht mag worden. Van de dossiers die zijn ingezien is de inhoud beoordeeld op relevantie. Een stuk is niet relevant indien het geen indicaties of contra-indicaties voor de mogelijke aanwezigheid van explosieven in het onderzoeksgebied of de directe nabijheid ervan bevat. De relevante stukken zijn verder uitgewerkt en geanalyseerd in de onderstaande paragrafen. Voor de laatste kolom van de tabel van de inventarisatie geldt, dat – indien van toepassing - middels een nummer aangeduid is waarom een inventaris niet relevant is bevonden. De vermelde nummers in de tabel van de inventarisatie van elk archief staan voor het volgende: 1. De in de stukken gemelde gebeurtenissen zijn te ver van het onderzoeksgebied om relevant te zijn; 2. De stukken melden geen (aan) explosieven (gerelateerde gebeurtenissen); 3. De stukken melden geen relevante naoorlogse werkzaamheden; 4. De stukken missen in het archief; 5. De stukken zijn niet ingezien voor onderhavige quickscan. Gemeentearchief Archiefstukken uit gemeentearchieven bevatten in de regel de meest gedetailleerde en betrouwbare informatie voor oorlogshandelingen in de gemeente, getroffen locaties, afhandelingen betreffen het zoeken en/of ruimen van explosieven en naoorlogse werkzaamheden. Archiefstukken van gemeentes zijn terug te vinden in een lokaal gemeentearchief en/of in regionale archieven. Bij het raadplegen van het gemeentearchief voor een historisch vooronderzoek worden conform de WSCS-OCE ten minste stukken van de luchtbeschermingsdienst, de stukken over aangetroffen/geruimde CE en oorlogsschaderapporten geraadpleegd. Voor onderhavige quickscan zijn al deze stukken geraadpleegd en uitgewerkt. Overzichtslijst geraadpleegde archieven en inventarissen Monnickendam De archiefstukken van gemeente Monnickendam liggen in het Waterlands Archief te Purmerend. Hiervan zijn de volgende archieven geraadpleegd: 0681 - Archief van de Gemeente Monnickendam (1944-1969) Inv. Nr. Omschrijving archiefstuk(ken) Relevant 1-1 Het organisme: -artikel in Winkler Prins, 1957; voorlichtingsboekje, 1969-1970; Nee, 2 overzicht van de gemeente, 1958
T&A Survey BV
5
1-3 1-4 1-5 138-14 161-9 247 248
Geschiedenis van de gemeente, krantenknipsels e.d., 1944-1963 Geschiedenis van de gemeente; Diverse stukken en beschrijvingen,1947, 1955 Geschiedenis van de gemeente, correspondentie, 1956-1961; persconferentie, 1959 Brandrapporten,1944-1968 Oorlogsgedenkteken,1954-1955 Een archiefdoos met aanvullingen na 1943 Een archiefdoos met aanvullingen na 1945
Nee, Nee, Nee, Nee, Nee, Nee, Nee,
2 2 2 2 2 2 2
Uitwerking resultaten archiefstudie van gemeentearchief Monnickendam Er bevonden zich geen oorlogsgerelateerde archiefstukken in het gemeentearchief. Zie leemte in kennis. Leemte in kennis 0681 - Archief van de Gemeente Monnickendam (1944-1969). Er bevonden zich in dit archief geen stukken met betrekking tot de luchtbeschermingsdienst, schade, munitie of oorlogshandelingen. 0697 – Archief van de Gemeente Monnickendam, 1814-1943. Dit archief is ingezien, echter bevatte geen informatie omtrent luchtbeschermingsdienst, schade, munitievondsten en oorlogshandelingen. 1403 – Archief van de Gemeente Monnickendam, 1970 – 1990. Dit archief is ingezien, echter bevatte geen informatie omtrent munitievondsten.
Nederlands Instituut voor Militaire Historie Het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (“NIMH”) is een gespecialiseerd kennisen onderzoekscentrum op het gebied van de Nederlandse militaire geschiedenis en beschikt onder andere over de volgende collecties:
Collectie 409 “Gevechtsverslagen en rapporten mei 1940” Collectie 575 “Duitse verdedigingswerken in Nederland en rapporten van het Bureau Inlichtingen te Londen (1940-1945)”
Uitwerking resultaten archiefstudie NIMH Dit archief is niet geraadpleegd. Er zijn geen aanwijzingen in de literatuur en andere archieven gevonden, die duiden op grondgevechten in mei 1940 of stellingen binnen het onderzoeksgebied. Zodoende wordt verwacht dat het archief van het NIMH geen aanvullende informatie heeft met betrekking tot het onderhavige onderzoeksgebied.
Nationaal Archief Den Haag In het Nationaal Archief van Den Haag is een onder toegang 2.04.53.15 – “Binnenlandse Zaken” een collectie berichten beschikbaar van gemeentes gericht aan Rijksinspectie Luchtbescherming te Den Haag. Dit zijn meldingen van de gemeentes en provincies betreffende gebeurtenissen waarbij voorwerpen vanuit de lucht in de gemeente terecht zijn gekomen, vliegtuigbeschietingen en bombardementen. De stukken betreffen voornamelijk de periode 1940-1943. Deze stukken voegen weinig tot niets toe aan de processen-verbaal van de Luchtbeschermingsdienst van de gemeentes zelf, maar wanneer die stukken verloren zijn gegaan, zijn de stukken uit het Nationaal Archief een waardevolle bron van informatie. Overzichtslijst geraadpleegde toegang en inventarissen Toegang 2.04.53.15 – Binnenlandse Zaken Inv. Nr. Omschrijving archiefstuk(ken) 40 Ingekomen en minuten van uitgegane brieven van en aan diverse overheidsinstellingen 1940 – 1941: Commissaris der Koningin in de provincie Noord-Holland, nrs. 18.4.1 - 18.4.21 75 Meldingen en processen -verbaal ontvangen van gemeenten over geallieerde
T&A Survey BV
Relevant Nee, 2 Nee, 2
6
Uitwerking resultaten archiefstudie Nationaal Archief Den Haag Er is in de geraadpleegde stukken geen relevante informatie aangetroffen. Archief van de MMOD In de periode van 1945-1972 werden de munitieruimingen uitgevoerd door verschillende instanties, die de ruiminggegevens zelf bijhielden. De gegevens, indien nog voorhanden, zijn nooit centraal gearchiveerd en ontsloten. Een klein deel bevindt zich in het Archief Mijn- en Munitie Opruimings Dienst (“MMOD”) van het Centraal Archieven Depot Ministerie van Defensie, waarin de ruimingen in de periode 1945-1947 zijn ontsloten. Soms worden in andere archieven ook ruiminggegevens aangetroffen, maar het overgrote deel van deze gegevens is niet meer te achterhalen. Daarom bestaat er een hiaat in de informatie over munitieruimingen voor de periode 1947-1972. Uitwerking resultaten archiefstudie MMOD-archief Er is in de geraadpleegde stukken geen relevante informatie aangetroffen. Archief van de EODD Vanaf de jaren zeventig heeft de Explosieven Opruimingsdienst Defensie (“EODD”) de ruimingen van explosieven uitgevoerd, gerapporteerd en gearchiveerd. Deze munitie opruimingsrapporten (“MORA’s”) van de EODD zijn de belangrijkste bron van informatie voor het achterhalen van munitieruimingen vanaf 1972. Overzichtslijst geraadpleegde MORA’s Er zijn geen MORA’s binnen het onderzoeksgebied gemeld. Er is één melding langs de N247. Het is niet bekend of dit binnen het onderzoeksgebied is geweest. Het raadplegen van de vondst behoort niet tot de scope van deze quickscan. Buitenlandse archieven In het buitenland zijn diverse archieven met uitgebreide informatie over WOII. Deze bevatten archiefstukken, boeken en foto’s van oorlogshandelingen gemaakt of buitgemaakt door de troepen van het land waar het betreffende archief staat. Aangezien eenheden van diverse nationaliteiten op Nederlands grondgebied hebben gevochten, bevatten deze archieven vaak informatie over het voorkomen van explosieven in Nederland. The National Archives te Londen The National Archives te Londen is het officiële archief van Groot-Brittannië, met informatie over de Britse geschiedenis tot meer dan 1.000 jaar geleden. Hier zijn ondermeer Flight Reports te vinden met gedetailleerde informatie over luchtaanvallen van de RAF tijdens WOII. Overzicht geraadpleegde inventarissen van the National Archives te London De Operational Records van de 2nd Tactical Air Force (Air 37) zijn gecontroleerd op aanvallen op of nabij het onderzoeksgebied. Er zijn hierin geen relevante meldingen gevonden. Luchtfoto’s In WOII zijn door de geallieerden diverse fotoverkenningsvluchten boven Nederland uitgevoerd. Deze luchtfoto’s zijn grotendeels terug te vinden in de Speciale Collecties van de bibliotheek van de Universiteit Wageningen (“Wag”) en in bij het Topografische Dienst Kadaster in Zwolle (“Zwolle”). Ook The Aerial Reconnaissance Archives (“ACIU/JARIC”),
T&A Survey BV
7
ondergebracht bij de Royal Commission on the Ancient and Historical Monuments of Scotland te Edinburgh en the National Archives te Washington DC (“NARA”) hebben (een grote hoeveelheid) luchtfoto’s van Nederland beschikbaar. The National Archives te Londen (“NAL”), de National Air Photo Library Ottawa (“Canada”), het Bundesarchiv/Militärarchiv te Freiburg (“BAF”) en het spoorwegmuseum te Utrecht (“SMU”) beschikken over een beperkt aantal luchtfoto’s van Nederland. De archiefinstellingen in Nederland en de BAF zijn door T&A geraadpleegd. Waar nodig zijn de overige archieven geraadpleegd middels de Luftbilddatenbank te Würzburg (“LBDB”), die een volledige inventarisatie van bovenstaande archieven – met uitzondering van de BAF en de SMU – beschikbaar heeft. Luchtfoto’s worden geselecteerd op kwaliteit en datum van opname. Als van een gebied twee achterelkaar genomen foto’s beschikbaar zijn, kunnen deze met behulp van een stereoscoop worden geanalyseerd. Hiermee kunnen de luchtfoto’s 3D/drie dimensionaal bekeken worden. Overzichtslijst geraadpleegde luchtfoto’s In onderstaande tabel staan alle luchtfoto’s van het onderzoeksgebied die geraadpleegd voor onderhavig onderzoek. Onder de tabel staat een uitvoerige omschrijving van de interpretatie van de geanalyseerde luchtfoto’s. De resultaten van de luchtfotointerpretatie zijn verwerkt in de kaart in bijlage 1. Datum
Fotonr
Sortie/Doos
Schaal (1:x)
Relevant
13.03.1945
3005
4/1923
ca. 10.000
Ja, zie beschrijving onder tabel.
Archief Wag
Uitwerking resultaten luchtfoto-analyse 14 september 1944 foto’s 4076, 4077 Op deze luchtfoto zijn op de locatie van het geplande gemaal geen sporen van oorlogshandelingen zichtbaar. Langs de Kloosterdijk zijn enkele mangaten waar te nemen.
T&A Survey BV
8
3
Conclusie en aanbeveling quickscan
Er zijn geen feiten gevonden die de aanwezigheid van explosieven doet vermoeden. Er is dientengevolge geen noodzaak een historisch vooronderzoek uit te voeren.
T&A Survey BV
9
4
Betrouwbaarheid
De quickscan, behandeld in deze rapportage, is op zorgvuldige wijze uitgevoerd volgens algemeen gebruikelijke inzichten en methoden. Middels een ISO-9001 en VCA** gecertificeerd kwaliteitssysteem waarborgt T&A de kwaliteit van haar diensten. De quickscan is niet volgens het WerkveldSpecifieke CertificatieSchema “Opsporen Conventionele Explosieven” (WSCS-OCE). T&A streeft naar een zo groot mogelijke representativiteit van het onderzoek. Een quickscan is echter gebaseerd op een (relatief) beperkt archiefonderzoek. Zodoende blijft het mogelijk dat relevante informatie niet wordt achterhaald. T&A acht zich niet aansprakelijk voor de schade die mogelijk voortvloeit uit het gebruik van haar onderzoeksresultaten.
T&A Survey BV
10
Bijlage 1
T&A Survey BV
Overzichtskaart onderzoeksgebied
11
3783-3005
³
Bronnen: Esri Nederland, Esri, Kadaster, CBS, Min VROM, Rijkswaterstaat en gemeenten: Rotterdam, Breda, Tilburg
Legenda Onderzoeksgebied Luchtfotointerpretaties Mangat Kaders luchtfoto's met bestandsnaam
0
50
100
150
200
Meter
1:5000
T&A Survey BV Telefoon: 020-6651368 Dynamostraat 48 Fax: 020-6685486 Postbus 20670 E-mail:
[email protected] 1001 NR Amsterdam Internet: www.ta-survey.nl
Project:
Quick Scan NGCE gemaal Monnickendam
Bijlage:
1. Overzichtskaart probleeminventarisatie
Schaal:
1:5000
Opdrachtgever: Witteveen+Bos Tekenaar:
BZ
Formaat:
A3
Datum:
18-06-2013
Projectnummer: 0513GPR3783
Monnickendam - Gemaal Monnickendam
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
Inhoudsopgave REGELS
REGELS
3
HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS Artikel 1: Begrippen Artikel 2: Wijze van meten
4 4 6
HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS Artikel 3: Bedrijf - Gemaal Artikel 4: Verkeer Artikel 5: Leiding - Leidingstrook Artikel 6: Waarde - Aardkundig Artikel 7: Waarde - Archeologie 2 Artikel 8: Waarde - Archeologie 4 Artikel 9: Waterstaat - Waterkering
7 7 8 9 10 11 13 15
HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS Artikel 10: Anti-dubbeltelbepaling Artikel 11: Algemene gebruiksregels Artikel 12: Algemene aanduidingsregels Artikel 13: Algemene afwijkingsregels
16 16 17 18 19
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS Artikel 14: Overgangsrecht Artikel 15: Slotregel
20 20 21
2 m" (voorontwerp)
bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickenda
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
REGELS
bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickendam" (voorontwerp) 3
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS Artikel 1:
Begrippen
1. plan: het bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam met indentificatienummer NL.IMRO.0852.BPLGMOgemaal-co01 van de gemeente Waterland; 2. bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen; 3. aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; 4. aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; 5. ander bouwwerk: een bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde; 6. bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde; 7. bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak; 8. bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; 9. bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats; 10. bouwgrens: de grens van een bouwvlak; 11. bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; 12. bouwperceelgrens: de grens van een bouwperceel; 13. bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten; 14. bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; 4 m" (voorontwerp)
bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickenda
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
15. gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 16. kampeermiddel: een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf; 17. kleinschalige duurzame energiewinning: energie die gewonnen wordt uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, niet zijnde windmolens/-turbines, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en die in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar is, zoals zon, wind, water, biomassa, aarden omgevingswarmte; 18. meetverschil: een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens; 19. overkapping: elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand, niet bedoeld een luifel; 20. peil: de kruin van de openbare weg (N247); 21. seksinrichting: een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen wordt verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar; 22. windmolen/-turbine: een bouwwerk ten behoeve van de opwekking van windenergie.
bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickendam" (voorontwerp) 5
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
Artikel 2:
Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 1. de bouwhoogte van een bouwwerk: a.
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt voor balkon- en dakterrashekken: het hoogste punt tussen het balkon- respectievelijk het dakterrashek en de bovenkant van het dak; 2. de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; 3. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. 4. uitzondering meetwijze a.
bij toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten (bouw)werken of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis moet worden aangemerkt.
6 m" (voorontwerp)
bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickenda
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS Artikel 3:
Bedrijf - Gemaal
Link naar de toelichting van "Bedrijf - Gemaal". 3.1.
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Gemaal' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van een gemaal, al dan niet in combinatie met daaraan ondergeschikt dagrecreatief medegebruik; met daaraan ondergeschikt: b. kleinschalige duurzame energiewinning; c. wegen en paden; d. sloten, bermen en beplanting; e. parkeervoorzieningen; met de daarbijbehorende: f. terreinen; g. andere bouwwerken. 3.2.
Bouwregels
3.2.1.
Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen geldt: a. gebouwen en overkappingen worden alleen ter plaatse van het bouwvlak gebouwd; b. gebouwen en overkappingen worden beneden peil gebouwd. 3.2.2. Andere bouwwerken Voor het bouwen van de andere bouwwerken geldt: a. de bouwhoogte van krooshekreinigers bedraagt ten hoogste 2,00 meter; b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 2,00 meter, gemeten ten opzichte van het afgewerkte maaiveld.
bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickendam" (voorontwerp) 7
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
Artikel 4:
Verkeer
Link naar de toelichting van "Verkeer". 4.1.
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wegen en paden; b. sloten, bermen en beplanting; c. parkeervoorzieningen; met daaraan ondergeschikt: d. stallingsruimte voor fietsen; e. kleinschalige duurzame energiewinning; f. halteplaatsen ten behoeve van het openbaar vervoer; met de daarbijbehorende: g. bruggen, dammen en/of duikers, en naar de aard daarmee gelijk te stellen kunstwerken; h. andere bouwwerken. 4.2. Bouwregels 4.2.1.
Gebouwen en overkappingen
Op of in deze gronden worden geen gebouwen en overkappingen gebouwd. 4.2.2.
Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt: de bouwhoogte van andere bouwwerken, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, bedraagt ten hoogste 15,00 m.
8 m" (voorontwerp)
bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickenda
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
Artikel 5:
Leiding - Leidingstrook
Link naar de toelichting van "Leiding - Leidingstrook". 5.1.
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor: a. waterpersleidingen; met de daarbijbehorende: b. andere bouwwerken. 5.2. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 5.2.1.
Vergunningplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist: a. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur; b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan 0,30 m; c. het in de grond drijven van voorwerpen dieper dan 0,30 m; d. het aanleggen wijzigen van oppervlakteverhardingen; e. het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplanting die dieper wortelt of kan wortelen dan 0,30 m. 5.2.2. Uitzonderingen Het bepaalde in 5.2.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke: a. het normale onderhoud betreffen; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; c. noodzakelijk zijn in het kader van het bouwrijp maken c.q. de realisatie van het plan. 5.2.3. Toetsingscriteria De omgevingsvergunning wordt slechts verleend mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leidingstrook.
bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickendam" (voorontwerp) 9
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
Artikel 6:
Waarde - Aardkundig
Link naar de toelichting van "Waarde- Aardkundig". 6.1.
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Aardkundig' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor: het behoud, het herstel en de uitbouw van de aardkundige waarden. 6.2. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 6.2.1.
Vergunningplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist: a. het ontgronden, diepploegen, egaliseren, afgraven en/of anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur; b. het aanleggen van ondergrondse, bovengrondse hoofdtransport-, energie- en/of telecommunicatiekabels en/of -leidingen. 6.2.2. Uitzondering Het bepaalde in 6.2.1. is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke: a. het normale onderhoud betreffen; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning; d. noodzakelijk zijn in het kader van het bouwrijp maken c.q. de realisatie van het plan. 6.2.3. Toetsingscriteria De omgevingsvergunning wordt slechts verleend mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aardkundige waarden.
10 m" (voorontwerp)
bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickenda
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
Artikel 7:
Waarde - Archeologie 2
Link naar de toelichting van "Waarde - Archeologie 2". 7.1.
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor: het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden. 7.2. Bouwregels 7.2.1.
Omgevingsvergunning voor het bouwen
Voor bouwwerken waarbij grondroerende werkzaamheden over een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 0,35 m onder het maaiveld plaatsvinden moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, zijn aangetoond dat: a. geen archeologische waarden aanwezig zijn; dan wel b. dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; dan wel c. dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten kunnen worden verstoord. 7.2.2. Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen Indien blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen; c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg. 7.3. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 7.3.1.
Vergunningplichtige werken en werkzaamheden
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist: a. het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen over een groter oppervlak dan 100 m²; b. het rooien of vellen van houtopstanden over een groter oppervlak dan 100 m²; c. de aanleg van verhardingen met een groter oppervlak dan 100 m² en op een grotere diepte dan 0,35 m; d. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden met een groter oppervlak dan 100 m² en op een grotere diepte dan 0,35 m; e. het graven, verbreden of dempen van sloten alsmede het aanleggen en intensiveren van drainage over of met een groter oppervlak dan 100 m² en op een grotere diepte dan 0,35 m; f. het in de grond brengen van voorwerpen over een groter oppervlak dan 100 m² op een grotere diepte dan 0,35 m; g. het verrichten van graafwerkzaamheden over een groter oppervlak dan 100 m² en dieper dan 0,35 m; h. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur over een groter oppervlak dan 100 m² en op een grotere diepte dan 0,35 m.
bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickendam" (voorontwerp) 11
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
7.3.2.
Uitzondering
Het bepaalde in 7.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die: a. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, waaronder begrepen het vervangen van drainagewerken en het sleufloos draineren; b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan; c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie. 7.3.3. Toetsingscriteria De in 7.3.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, mits: a. is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel; b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, dan wel; c. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden kunnen worden verstoord. 7.3.4. Voorwaarden omgevingsvergunning Indien blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen; c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg. 7.4. Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
12 m" (voorontwerp)
bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickenda
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
Artikel 8:
Waarde - Archeologie 4
Link naar de toelichting van "Waarde - Archeologie 4". 8.1.
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor: het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden. 8.2. Bouwregels 8.2.1.
Omgevingsvergunning voor het bouwen
Voor bouwwerken waarbij grondroerende werkzaamheden over een oppervlakte groter dan 2.500 m² en dieper dan 0,40 m onder het maaiveld plaatsvinden moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, zijn aangetoond dat: a. geen archeologische waarden aanwezig zijn; dan wel b. dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; dan wel c. dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten kunnen worden verstoord. 8.2.2. Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen Indien blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen; c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg. 8.3. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 8.3.1.
Vergunningplichtige werken en werkzaamheden
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist: a. het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen over een groter oppervlak dan 2.500 m²; b. het rooien of vellen van houtopstanden over een groter oppervlak dan 2.500 m²; c. de aanleg van verhardingen met een groter oppervlak dan 2.500 m² en op een grotere diepte dan 0,40 m; d. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden met een groter oppervlak dan 2.500 m² en op een grotere diepte dan 0,40 m; e. het graven, verbreden of dempen van sloten alsmede het aanleggen en intensiveren van drainage over of met een groter oppervlak dan 2.500 m² en op een grotere diepte dan 0,40 m; f. het in de grond brengen van voorwerpen over een groter oppervlak dan 2.500 m² op een grotere diepte dan 0,40 m; g. het verrichten van graafwerkzaamheden over een groter oppervlak dan 2.500 m² en dieper dan 0,40 m; h. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur over een groter oppervlak dan 2.500 m² en op een grotere diepte dan 0,40 m.
bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickendam" (voorontwerp) 13
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
8.3.2.
Uitzondering
Het bepaalde in 8.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die: a. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, waaronder begrepen het vervangen van drainagewerken en het sleufloos draineren; b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan; c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie. 8.3.3. Toetsingscriteria De in 8.3.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, mits: a. is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel; b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, dan wel; c. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden kunnen worden verstoord. 8.3.4. Voorwaarden omgevingsvergunning Indien blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen; c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg. 8.4. Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
14 m" (voorontwerp)
bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickenda
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
Artikel 9:
Waterstaat - Waterkering
Link naar de toelichting van "Waterstaat - Waterkering". 9.1.
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en het beheer van de waterstaatsdoeleinden en de cultuurhistorische waarden. 9.2.
Bouwregels
9.2.1.
Gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken
In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse aangewezen bestemmingen worden op of in deze gronden, geen gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken gebouwd, anders dan ten behoeve van de dubbelbestemming. Dit verbod is niet van toepassing voorzover reeds toestemming van het Hoogheemraadschap is verkregen voor het realiseren van het plan. 9.2.2.
Gebouwen en overkappingen ten behoeve van de dubbelbestemming
Op of in deze gronden worden geen gebouwen en overkappingen gebouwd. 9.2.3.
Andere bouwwerken ten behoeve van de dubbelbestemming
Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt: de bouwhoogte van de andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 5,00 m. 9.3. Afwijken van de bouwregels Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 9.2.2 in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen, overkappingen of andere bouwwerken, worden gebouwd, mits: geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en het beheer van de waterstaatsdoeleinden en de cultuurhistorische waarden. 9.4. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden 9.4.1.
Vergunningplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist: a. het ophogen en afgraven van gronden; b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen; c. het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplanting die dieper wortelt of kan wortelen dan 0,30 m; d. het aanleggen, dempen of vergraven van watergangen en/of -partijen. 9.4.2. Uitzonderingen Het bepaalde in 9.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke: a. het normale onderhoud betreffen; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; c. noodzakelijk zijn in het kader van het bouwrijp maken c.q. de realisatie van het plan. 9.4.3. Toetsingscriteria De omgevingsvergunning wordt slechts verleend mits de waterkering en/of cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden geschaad.
bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickendam" (voorontwerp) 15
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS Artikel 10:
Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
16 m" (voorontwerp)
bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickenda
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
Artikel 11: 11.1.
Algemene gebruiksregels
Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden; b. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen; c. het storten van puin en/of afvalstoffen; d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen; e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen.
bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickendam" (voorontwerp) 17
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
Artikel 12: 12.1.
Algemene aanduidingsregels
vrijwaringszone - dijk
Link naar de toelichting van "Vrijwaringszone dijk". 12.1.1. Aanduidingsomschrijving De voor 'vrijwaringszone - dijk' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van het doelmatig en veilig functioneren van de waterkeringen. 12.1.2. Bouwregels gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken In afwijking van het bepaalde bij de ter plaatse voorkomende bestemming(en) worden op of in deze gronden geen gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken gebouwd, anders dan ten behoeve van deze gebiedsaanduiding. Dit verbod is niet van toepassing voorzover reeds toestemming van het Hoogheemraadschap is verkregen voor het realiseren van het plan. 12.1.3. Bouwregels andere bouwwerken Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt: de bouwhoogte van andere bouwwerken, ten behoeve van deze dubbelbestemming, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer te water, bedraagt ten hoogste 2,00 m. 12.1.4. Afwijken van de bouwregels Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 12.1.2 in die zin dat in de daar voorkomende bestemmingen genoemde gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken, worden gebouwd, mits: geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bescherming, ophoging, verbreding en verbetering van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen waterkering. 12.1.5. Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding 'vrijwaringszone dijk' ter plaatse wordt verwijderd, mits: het definitieve tracé van de reserveringszone is vastgesteld en de algemene aanduidingsregel aan dit tracé wordt aangepast.
18 m" (voorontwerp)
bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickenda
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
Artikel 13:
Algemene afwijkingsregels
Met een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, worden afgeweken van: a. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen, percentages, tot niet meer dan 15% van die maten, afmetingen en percentages; b. de bestemmingsregels ten behoeve van de overschrijding van bouwgrenzen, voorzover zulks van belang is voor een technisch of esthetisch beter realiseren van bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen niet meer dan 3,00 m bedragen en geen vergroting van bouwvlakken inhouden anders dan bedoeld onder a; c. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van andere bouwwerken, in die zin dat de bouwhoogte van andere bouwwerken wordt vergroot tot niet meer dan 10,00 m; d. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen in die zin dat de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van dakopbouwen met ten hoogste 1,00 m wordt vergroot; e. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. het bestemmingsvlak in die zin dat de grenzen van het bouw- c.q. het bestemmingsvlak naar de buitenzijde worden overschreden door: 1. erkers aan de voorgevel van het hoofdgebouw, mits: a. de diepte van een erker ten hoogste 1,00 m bedraagt; b. de bouwhoogte ten hoogste de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,20 m, bedraagt; 2. balkons, mits: a. de bouwgrens met niet meer dan 1,00 m wordt overschreden; b. de breedte niet meer dan tweederde van de voorgevelbreedte bedraagt; 3. liftinstallaties ten behoeve van de huisvesting van minder validen, mits: a. de bouwgrens met niet meer dan 2,00 m wordt overschreden; b. de bouwhoogte ten hoogste 6,00 m bedraagt.
bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickendam" (voorontwerp) 19
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS Artikel 14: 14.1.
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
a.
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a met maximaal 10%. c. Sublid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 14.2. Overgangsrecht gebruik a.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. d. Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
20 m" (voorontwerp)
bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickenda
bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam
Artikel 15:
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Monnickendam - Gemaal Monnickendam. Behorend bij het besluit van ..... 2015.
bestemmingsplan "Monnickendam - Gemaal Monnickendam" (voorontwerp) 21