Nacht van het Lam
WITTE DONDERDAG 2009 04 - 09 - 2009
Schriftlezing: Exodus 12: 1 – 8 & 29 – 36 (NBV)
I Kor. 5: 6 – 8 (NBG)
Thema: de nacht van het Lam
Ik denk niet dat het werkelijk te beschrijven is: de spanning, de afwachting, de opwinding… en zeker ook: de huivering die die nacht zwaar in de lucht hingen.
Heel hun leven… nee, niet alleen heel hun leven, ook hun toekomst en geluk… die hingen… nee, die hingen niet aan een zijden draadje, het beruste op dat lam. Alles, maar álles kwam neer op een lam.
Het was een nacht dat eens en voor altijd hun leven en hun toekomst zou bepalen. Het lam, waarover Mozes hen had verteld, zou het verschil betekenen tussen leven en dood. Tussen slavernij en vrijheid. Tussen gebondenheid of verlossing. Wat een rare gang van zaken! Ik wil het vanavond beklemtonen: God doet dingen op zijn eigen manier. God vroeg Mozes niet: hoe zal Ik het doen? Wat denk je is de beste manier om de Israëlieten te bevrijden? God vraagt niet aan het volk Israël: Hoe willen jullie dat Ik het zal doen? Hoe willen jullie gered worden? God gaat zeker ook niet u en jou en mij vragen hoe Hij te werk moet gaan om de wereld te redden. Hij doet het op zijn manier. Op zijn grandioze, aangrijpende, verrassende wijze. Hij doet het niet door zwaarden of paarden of strijdwagens… Hij doet het door een lam! God draagt Mozes op om aan het volk te bevelen dat ze een lam moeten nemen
- het jong van een schaap zijn of het jong van een geit, als het maar een mannelijk dier van één jaar oud is zonder enig gebrek - En let op: als een gezin te klein is of het niet kan bekostigen, dan vallen ze niet buiten de boot; nee, ze hoeven niet te stikken; het is niet: jammer
1/6
Nacht van het Lam
voor jullie, dan! Als een gezin te klein is of het niet kan bekostigen, moeten ze gebruik maken van dat geweldige beginsel dat de wereld kan redden: samen delen! Je helpt elkaar gewoon; je deelt met elkaar!
Ze moeten dat lam nemen en het slachten. Ze moeten het bloed aan de deurposten smeren – aan de buitenkant, opdat als de eng3el van het verderf langs gaat, hij het bloed moet kunnen zien; En aan de binnenkant, opdat de mensen die binnen-in het huis zijn het bloed kunnen zien en gerustgesteld kunnen zijn.
Dat lam is niet een offer aan God, als een soort van eten dat voor Hem bestemd is, of om Hem gunstig gezind te stemmen; Nee, dat lam is een geschénk van God; het is Zijn voorziening voor het volk; Ze moeten het lam slachten en het braden en eten; het is hun voedsel voor de reis; in dit leven heb je voeding en kracht nodig, want het leven is niet altijd gemakkelijk. Het is vaak een moeilijke, uitputtende, gevaarlijke reis.
Het bloed van het lam bewaart hen van dood en verderf; En het vlees van het lam wordt – samen met ongezuurd brood met bittere kruiden, om hen te herinneren aan de onderdrukking die ze in Egypte ervoeren – hun spijze, hun bron van kracht.
En dan gebeurt het: de engel van het verderf gaat door het land. Opeens in die donkere nacht krijgen ze te maken met het kwade in de wereld; ze krijgen te maken met verderf; met de dood zelf. Opeens is er dood in ieder huis in Egypte: in het huis van de Egyptenaar, én in het huis van de Israëliet. In het huis van de Egyptenaar is het de eerstgeborene die dood is… En in het huis van de Israëliet… het lam ligt er: geslacht, dood.
Voor de Israëliet is het verderf aan zijn deur voorbij gegaan, en de dood van zijn eerstgeborene is overgegaan op dat lam!
2/6
Nacht van het Lam
En nu is het afgelopen. De redding, de bevrijding is voor Israël aangebroken. En de Farao en het hele Egyptische volk smeken hen om weg te gaan!: Die nacht nog ontbood de farao Mozes en Aäron. ‘Ga onmiddellijk bij mijn volk weg,’ zei hij, ‘u en alle Israëlieten! Ga de HEER maar vereren, zoals u hebt gevraagd
Sterker nog: hij, de Farao, die zo negatief en kleinerend was over de God van Mozes en Aaron, vraagt hen nu om hun zegen!: Neem uw schapen, geiten en runderen mee, zoals u gevraagd hebt, en verdwijn! Maar bid dan ook voor mij om zegen.’ Zij, de mensen wiens hele leven en toekomst, wiens behoud en voeding berusten op het lam… Zij, de mensen van het lam, worden zelfs hun vijanden opeens tot een zegen!
Zo mogen ze op weg gaan naar het beloofde land – het land overvloeiende van melk en honing! Maar die voorspoed en rijkdom zijn niet alleen maar verre beloften, voor ergens in de toekomst. Nee, er gebeurt in die nacht van het lam iets wonderbaarlijks: Kijk, Mozes had – in opdracht van God – aan de Israëlieten een stukje welvaartstheologie verkondigd: God zou hen niet alleen maar bewaren en bevrijden en voeden – Hij zou hen als rijke mensen uit Egypte leiden! Ze moesten de Egyptenaren alleen maar vragen, en ze zouden overladen worden met geschenken… Nou, Mozes en Aäron, jullie kunnen me meer vertellen… Dat is toch te gek voor woorden; dat gaat never nooit gebeuren… Maar nee, in plaats van Mozes en Aäron te kritiseren, te bevraagtekenen, uit te lachen, doen de Israëlieten gewoon wat ze hen hebben opgedragen. En ja, hoor, het gebeurt, in die nacht van het lam!: Ze hadden gedaan wat Mozes had opgedragen en de Egyptenaren om zilveren en gouden sieraden en om kleren gevraagd. En de HEER had ervoor gezorgd dat de Egyptenaren hun goedgezind waren, zodat ze op hun verzoek ingingen. Zo beroofden ze de Egyptenaren. Wat een aangrijpende gedachte: God redt en bevrijdt niet alleen zijn volk; Hij zegent hen niet alleen op geestelijk gebied; Nee, Hij overlaadt hen ook met materiële zegeningen. Hij schenkt overvloedig, Hij maakt hen rijk! Ze trekken niet met lege handen uit Egypte; ze trekken weg met zakken vol schatten. Maar nu moet ik u iets heel triest melden. God wilden de Israëlieten, Zijn volk, Zijn geliefden, Zijn uitverkorenen zo graag met materiële welvaart zegenen. Maar weet je wat ze uiteindelijk met deze rijkdommen, deze schatten hebben gedaan?
- ze hebben voor zich een gouden kalf gemaakt om te aanbidden. Hun rijkdom is hun afgod geworden.
3/6
Nacht van het Lam
Wat triest, wat tragisch. Dit wil ik vanavond met je delen: als God ons rijk en overvloedig zegent, ook met materiële zegeningen, laten we als Koningskerk ervoor waken dat onze rijkdommen niet onze afgod wordt, en dat het ons vervreemdt van God.
Ik denk niet dat het werkelijk te beschrijven is: de spanning, de afwachting, de opwinding… en zeker ook: de huivering die zwaar in de lucht hingen. Die nacht. De nacht van het lam. En nu is het opnieuw zo ver. Het is opnieuw Pesach. Al eerder hebben we gelezen: Op de eerste dag van het feest van het Ongedesemde brood, wanneer het pesachlam wordt geslacht, zeiden zijn leerlingen tegen hem: ‘Waar wilt u dat wij voorbereidingen gaan treffen zodat u het pesachmaal kunt eten?’
- Mark. 14: 12
Het is de nacht van het Lam. En Jezus is met zijn discipelen in een bovenvertrek. Jezus kondigt aan dat een van zijn discipelen Hem zal verraden. Zijn eigen mensen, zijn eigen volgeling, zijn eigen vriend zal Hem verraden. Opnieuw zal in deze nacht een Lam geslacht worden – het Lam Gods dat de zonde van de wereld wegnam. Vervolgens gebeurt er het volgende: Terwijl ze aten, nam hij een brood, sprak het zegengebed uit, brak het brood, deelde het uit en zei: ‘Neem hiervan, dit is mijn lichaam.’ En hij nam een beker, sprak het dankgebed uit en gaf hun de beker, en allen dronken eruit. Hij zei tegen hen: ‘Dit is mijn bloed, het bloed van het verbond, dat voor velen vergoten wordt. De nacht van het lam. Nu niet alleen voor Israël, maar voor een ieder die het wil aanvaarden; Voor jóú, ú, míj.
Héél mijn leven… héél mijn behoud… héél mijn toekomst en mijn welvaart… nee, het hangt niet aan een zijden noodlotsdraadje… Het hangt niet af van mijn verdienste, mijn goede werken, mijn keurige, nette leven… het hangt niet af van mijn handel en wandel. Héél mijn leven, behoud en toekomst berust op… het Lam! Paulus schrijft aan de gemeente in Korinthe – zij, die nog zo vol zijn van zichzelf, vol roem, vol zelftevredenheid. Dan roept de apostel hen op… je kunt haast zeggen: hij jubelt het uit: Want ook ons paaslam is geslacht: Christus. Laten wij derhalve feest vieren
Het Lam dat geslacht is… Híj is het volmaakte offer; Hij brengt voor mij verlossing; Hij brengt voor mij genezing; Zijn vlees is mijn geestelijke spijze die mij kracht geeft voor de reis; die mij
4/6
Nacht van het Lam
sterk maakt, kracht tot een overwinnend leven geeft; Dat Lam Gods is ook de bron van mijn zegeningen, mijn welvaart, mijn voorspoed… - Hij is arm geworden, dat wij rijk kunnen zijn!
En het bloed: het wordt gesmeerd aan de buitenzijde van mijn deurpost, en op de drempel, opdat de dief en de moordenaar, de engel van het verderf moet weten: wegblijven hier! Hier is niets te halen! En het wordt gesmeerd aan de binnenkant van mijn deurpost, dat ik – en iedereen bij mij – kan zien en weten: zijn bloed heeft voor me verlossing gebracht; Wij zijn onderweg naar het beloofde land, het land overvloeiende van melk en honing!
De nacht van het Lam - alles, alles berust op die nacht!
Amen
I Kor. 6:
6 Uw roem deugt niet. Weet gij niet, dat een weinig zuurdeeg het gehele deeg zuur maakt? 7 Doet het oude zuurdeeg weg, opdat gij een vers deeg moogt zijn; gij zijt immers ongezuurd. Want ook ons paaslam is geslacht: Christus. 8 Laten wij derhalve feest vieren, niet met oud zuurdeeg, noch met zuurdeeg van slechtheid en boosheid, maar met het ongezuurde brood van reinheid en waarheid.
Exodus 12:
1 De HEER zei tegen Mozes en Aäron, nog in Egypte: 2 ‘Voortaan moet deze maand bij jullie de eerste maand van het jaar zijn. 3Z eg tegen de hele gemeenschap van Israël: “Op de tiende van deze maand moet elke familie een lam of een bokje uitkiezen, elk gezin één. 4
5/6
Nacht van het Lam
Gezinnen die te klein zijn om een heel dier te eten, nemen er samen met hun naaste buren een, rekening houdend met het aantal personen en met wat ieder nodig heeft. 5 Het mag het jong van een schaap zijn of het jong van een geit, als het maar een mannelijk dier van één jaar oud is zonder enig gebrek. 6 Houd dat apart tot de veertiende van deze maand; die dag moet de voltallige gemeenschap van Israël de dieren in de avondschemer slachten. 7 Het bloed moeten jullie bij elk huis waarin een dier gegeten wordt, aan de beide deurposten en aan de bovendorpel strijken. 8 Rooster het vlees en eet het nog diezelfde nacht, met ongedesemd brood en bittere kruiden.
29 Midden in de nacht doodde de HEER alle eerstgeborenen in Egypte, van de eerstgeborene van de farao, zijn troonopvolger, tot de eerstgeborene van de gevangene, en ook al het eerstgeboren vee. 30 De farao, zijn hovelingen en alle andere Egyptenaren schrokken die nacht wakker, en in heel Egypte klonk een luid gejammer, want er was geen huis waarin geen dode was.
31 Die nacht nog ontbood de farao Mozes en Aäron. ‘Ga onmiddellijk bij mijn volk weg,’ zei hij, ‘u en alle Israëlieten! Ga de HEER maar vereren, zoals u hebt gevraagd. 32 Neem uw schapen, geiten en runderen mee, zoals u gevraagd hebt, en verdwijn! Maar bid dan ook voor mij om zegen.’ 33 De Egyptenaren drongen er bij het volk op aan zo snel mogelijk uit hun land weg te gaan. ‘Anders sterven we allemaal nog!’ zeiden ze. 34 Toen pakten de Israëlieten hun baktroggen, met daarin het nog ongedesemde deeg, wikkelden die in kleren en namen ze op de schouders. 35 Ze hadden gedaan wat Mozes had opgedragen en de Egyptenaren om zilveren en gouden sieraden en om kleren gevraagd. 36 En de HEER had ervoor gezorgd dat de Egyptenaren hun goedgezind waren, zodat ze op hun verzoek ingingen. Zo beroofden ze de Egyptenaren.
6/6