Het bestand van dit eBoek is door de auteur verzorgd. Dit eBoek is gratis, maar de auteur stelt desondanks uw donatie zeer op prijs. Elke bijdrage is welkom op ING-banknr.: 3849633 t.n.v. Toon van den Ende
Wilt u het boek in de boekenkast, koop dan de paperback van het CERN-complot op: http://www.pumbo.nl/boek/het-cerncomplot
Wij wensen u veel leesplezier met:
Het CERN-complot
Het CERN-complot
Anthonie van den Ende
Het CERN-complot Begin en einde van een theorie
Copy right © 2012 Anthonie van den Ende Auteur: Anthonie van den Ende Omslagontwerp: Anthonie van den Ende Thriller ISBN 978-90-818268-3-9
© 2012 Anthonie van den Ende.
www.toonvandenende.nl Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de rechthebbende.
In dit boek wordt niet gerookt. Dit boek kan daarom ook op plaatsen gelezen worden waar roken niet is toegestaan.
Dankwoord Schrijven is een tijdrovende, maar zeer prettige bezigheid. Vol enthousiasme schreef ik de eerste versie van het manuscript. De vele uren onderzoek waren bijzonder leerzaam en het plot werd steeds beter naarmate het werk vorderde. Het was een spannende reis door mijn eigen fantasie. Het meeste werk kwam daarna pas. Ik ben de mensen die me hebben geholpen ongelofelijk dankbaar. Hun kritiek en correctiewerk was van grote waarde en heeft geleid tot een prachtig boek. Allereerst wil ik Simon Bakker bedanken voor zijn enthousiaste bijdrage en vriendschap. Zijn lessen waren voor mij, en dit boek, van grote waarde. Tot twee keer toe mocht ik hem lastigvallen om mijn werk heel kritisch te lezen. Vervolgens ben ik pater Chr. Swüste SJ dank verschuldigd. Hij heeft mijn manuscripten nog kritischer bekeken en gecorrigeerd. Als hij zegt dat het een goed boek is, dan is dat voor mij een reden om aan te nemen dat het werkelijk zo is. Dit dankwoord zou niet compleet zijn zonder de vermelding van mijn lieve vrouw Marja, die mij altijd steunt in al mijn schrijfactiviteiten. Anthonie van den Ende Den Haag, 2012
Inleiding In de wereld van de wetenschap wordt veel geld uitgegeven aan onderzoek. De begroting van CERN, de Europese organisatie die fundamenteel onderzoek naar elementaire deeltjes doet, bedraagt jaarlijks rond de miljard Zwitserse Francs (CHF). Nederland stond in 2011 op de begroting voor 4,28% van 1.097.154.000 CHF, een bedrag van 46.959.000 CHF. Duitsland draagt het grootste bedrag bij: 213.297.000 CHF, Frankrijk volgt met 169.140.000 CHF. Het betreft hier een jaarlijkse bijdrage. De bedragen worden besteed aan experimenten die de kwantumtheorie moeten bevestigen. Nog nooit is er zoveel geld uitgegeven aan de uitwerking van een theorie, een idee. Duizenden mensen hebben hun bestaan aan dit idee te danken. Zolang de theorie wordt onderzocht zijn ze verzekerd van inkomsten. Het is daarom vanzelfsprekend dat belangen verschuiven van het bedrijven van wetenschap naar het zo lang mogelijk in stand houden van het instituut CERN. Dit streven kan fraude met onderzoeksresultaten in de hand werken, evenals fraude met overheidsgelden en zelfs moord. Dit verhaal beschrijft alle aspecten van verkeerde ontwikkelingen in de wereld rond een theorie. Geen enkel personage in dit boek is gebaseerd op levenden of doden. De in dit boek beschreven unificatietheorie is ontleend aan het boek De theorie van alles, een nieuwe relativiteitstheorie uit 2011 van Toon van den Ende, ISBN 978-1234-56-7-8.
1 De harde wind duwde me voort en blies stuifzand voor me uit, dat op enkelhoogte als dansende slierten over het strand raasde. De zee, het geluid van de golven en mijn straffe wandeltempo gaven rust in mijn kop. Ik deed net of de hond, die hard op me af kwam draven, niet bestond. Zijn baas gooide de tennisbal precies mijn kant uit. Deed hij het met opzet of deed hij het per ongeluk? Ik bleef gewoon rechtdoor lopen en deed net of ik het beest niet zag. Hij draafde gelukkig langs me heen. Ik deed ook net of ik zijn baas niet zag en liep quasi ongestoord in de richting van de pier. Het was een normale gang van zaken op het strand; voorbij de Pier wordt het een stuk rustiger. Toen ik onder de Pier doorliep ging mijn mobiele telefoon. Als dat ding afgaat krijg ik altijd een licht gevoel van paniek. Ik probeerde het daarom zo snel mogelijk te pakken; je krijgt weinig tijd. Ik hield het ding zo dat de wind er weinig vat op had en zei beleefd: “ Goedemorgen, met Han Vlaar.” “ Ja, eh, u spreekt met Rie van Bessen”, sprak een prettige, maar onzekere vrouwenstem. “ U bent de speurneus?”, vroeg ze een beetje voorzichtig. “ Ja, dat ben ik, wat kan ik voor u doen?” Ik probeerde zo geroutineerd mogelijk over te komen; ik wilde niet laten blijken dat het de eerste keer was dat ik werd gebeld sinds ik mezelf tot speurneus had gepromoveerd. “ Ik wil u graag spreken, kan dat?”, sprak ze. “ Maar natuurlijk, wanneer schikt het u?” Ik merkte bij mezelf dat ik het geweldig spannend vond en zei er meteen achteraan: “ Kan het vanmiddag om twee uur, ik kom wel bij u langs; waar woont u?”
Ik dacht dat een kordate instelling wel zou werken en dat deed het zowaar. “ Twee uur is prima, ik woon op de Scheveningseweg nummer 925, tot vanmiddag.” Ze klonk lichtelijk opgelucht en de verbinding werd verbroken. Ik prentte de naam en adres in mijn geheugen en liep verder. Het was zo'n vijf maanden geleden, tussen kerst en oud-en-nieuw, dat ik op het idee kwam om mijn diensten als privé-speurneus aan te bieden. 'Detective' vond ik een verkeerd woord, het komt in mijn beleving een beetje arrogant over; ik had dus voor 'speurneus' gekozen. Een eerlijk Nederlands woord dat iedereen begrijpt, tenminste, dat hoopte ik. Ik was twintig jaar consultant bij een groot automatiseringsbedrijf geweest, mijn analytische vermogen was uitstekend en ik had ook het idee dat mijn werk altijd op dat van een detective had geleken. Als er een probleem in de organisatie of infrastructuur van een bedrijf werd gemeld, moest ik achterhalen wat het probleem was. In de meeste gevallen had ik snel een verklaring gevonden en was het precies wat ik had geanalyseerd, maar vaak wilde niet iedereen mijn verklaring geloven en woedde het probleem nog een tijd door. Er waren altijd mensen die zichzelf veel competenter voelden. Ik had verschillende reorganisaties overleefd, maar toen moest ik er toch uit. Ze wilden waarschijnlijk jongere, goedkopere krachten en boden me een bedrag om op te hoepelen. Ik heb het aangenomen en nooit meer wat van me laten horen. Ik ben voor mezelf begonnen en heb allerlei freelance-klussen gedaan, maar ik kwam er na verloop van tijd achter dat het niet hetgeen was dat ik wilde doen; ik wilde dingen gaan doen die ik leuk vond, ik was tenslotte al vierenvijftig en als je met jezelf een afspraak had gemaakt alleen leuke dingen te doen dan moest je dat ook werkelijk doen. Ik nam daarom steeds minder
klussen aan en uiteindelijk was er nog maar één bedrijf dat mijn diensten af en toe nodig had. Ik kwam op het idee van speurneus en zag mezelf al allerlei zaken oplossen. Het idee op zich vond ik spannend maar ook best wel eng; ik had nooit zoiets gedaan. Ik liet een flyer maken en heb in een week tijd alle voordeuren van de duurdere wijken van Scheveningen en Den Haag bezocht om er een flyer door de brievenbus te gooien. Dat was begin januari en nu is het mei. Ik heb al die tijd geen enkel bericht gehad tot vandaag. De spanning kriebelde door m'n lijf toen ik naar het noorden over het strand wandelde. Eindelijk een opdracht! Ik nam de korte route via de afslag met de trap over het duin tussen de bunkers naar de watertoren. Na een half uur stevig doorwandelen kwam ik de Zeilstraat inlopen, waar ik in een klein vissershuisje woon. Ik heb het ooit, na een mislukte relatie, voor weinig geld gekocht en grondig opgeknapt. Het bevalt me prima, zo alleen in zo'n huisje in een straatje waar geen auto's kunnen komen. Mijn huisje is al lange tijd hypotheekvrij; ik ben over het algemeen best zuinig. Sinds ik mijn lease-auto heb ingeleverd, heb ik geen auto meer gehad. Daarvoor in de plaats heb ik een elektrische snorfiets aangeschaft. Mijn eerste ontmoeting met zo'n vervoermiddel was in Wassenaar toen ik op de fiets een groepje van die tweewielers tegenkwam die volledig geluidloos, maar luid kakelend me voorbij staken. Ik heb meteen zo'n ding gekocht, het is het beste vervoermiddel dat ik ooit heb gehad. Het was twaalf uur toen ik de voordeur opendeed, mijn schoenen uitklopte en mijn jas ophing. Ik at eerst een boterham en dronk een bak koffie voordat ik een korte douche nam: ik moest er goed en fris uitzien voor mijn eerste klant. Even voor twee uur zoefde ik op mijn snorfietsje naar de Scheveningseweg.
Ik belde aan op nummer 925. Het is een keurig complex op de plaats waar ooit een villa had gestaan. Als kind was ik eens met een stel vriendjes in die villa geweest, vlak voordat het werd afgebroken; we noemden het Villa Kakelbont. Ik kan me de enorme kamer met open haard, de parketvloer en grote tuinramen nog herinneren. Ik kon me niet voorstellen dat zo'n prachtig huis zou worden afgebroken. Na een paar seconden hoorde ik “ ja?” door een speakertje en riep vlug “ Han Vlaar” in de richting van waar het geluid vandaan kwam. Op hetzelfde moment ging de tussendeur met een scherpe zoem open en werd “ tweede etage!” achter me aan geroepen.
2 Met een onbehaaglijk gevoel werd ik wakker in een donkere ruimte waar een zwak licht door een getralied raam binnendrong. Ik voelde me vies en moest naar de WC. Gelukkig hadden ze me mijn kleren laten houden. In de hoek van de cel was een toilet en daartegenover hing een wastafel met een versleten metalen spiegel erboven, waarin je net jezelf kon zien. De afgelopen dagen had ik niemand gezien; het eten en drinken werd door een luikje in de deur neergezet en verder was er niets waaruit ik kon opmaken hoe laat het was. Ik ben, zoals ik vaak in spannende films heb gezien, streepjes in de muur naast het stapelbed gaan krassen om de datum en dag te kunnen bepalen. Het was nu zeven dagen geleden dat ik in deze Zwitserse cel werd geduwd. In het begin werd ik gek van eenzaamheid, maar de derde dag vond ik berusting in mijn lot. Toen ik in de gaten kreeg dat het lang zou gaan duren, ben ik op bed in lotushouding gaan mediteren, een bezigheid die ik thuis ook vaak deed als ik weer een hectische dag heb gehad; een natuurkundeleraar kon het soms moeilijk hebben als niemand maar iets begreep of wilde begrijpen. De omgeving en de stilte in de cel waren perfect om geestelijk tot rust te komen, maar soms werd het me een beetje teveel en voelde ik me gedeprimeerd. Ik vroeg me af wat ze met me gingen doen en waarom het allemaal zo waanzinnig lang moest duren. Ik wist dat sommige mensen mijn vindingen als een bedreiging zagen, maar dat ze me zouden opsluiten had ik niet verwacht. Ik voelde me schuldig omdat Rie waarschijnlijk ontzettend ongerust moest zijn, nu ze een tijd niets van me had gehoord. Het was een week geleden dat ik haar gebeld had; ik was net een dag van huis en belde haar toen ik in Genève was aangekomen. Ze was het niet met mijn reis eens, maar ik wilde per se doorzetten. Ik zag bergen goud en
erkenning, maar tot mijn verrassing en verbijstering werd ik zonder pardon door twee mannen beetgepakt en in een cel gegooid nadat ze alles van me hadden afgenomen. Ik heb uren tegen de deur geklopt en geprotesteerd, maar er werd niet gereageerd. Ze hadden me niet eens gezegd waarom ik in die cel werd gezet. Ik werd gek van de eenzaamheid en ging maar weer een paar uur mediteren; ik pas ervoor om me gek te laten maken door ik-weet-niet-wie.
3 De deur werd opengedaan door een bijzonder knappe vrouw. Ik schatte haar leeftijd op eind vijftig. Ze had donker haar, een deftige, bijna voorname uitstraling en haar ogen keken me met een bezorgde blik doordringend aan. “ Han Vlaar”, stelde ik mezelf voor. “ Rie van Bessen, komt u verder.” Ik liep achter haar aan door de hal een ruime kamer binnen met een mooi uitzicht op de Scheveningseweg. De inrichting was ingetogen degelijk met meubelen die ik waarschijnlijk niet kan betalen. Aan de wand hingen schilderijen met Hollandse landschappen. Een welgestelde dame, dacht ik. Er werd me een stoel bij een rond tafeltje bij het raam aangeboden. “ Wilt u thee?”, vroeg ze. “ Ja, graag”, zei ik. Met een sierlijke beweging draaide ze zich om, liep naar de keuken en drukte op het knopje van de waterkoker. Even later kwam ze terug met een blad waarop de theepot, kop-en-schoteltjes, een suikerpot, een schaaltje met kaakjes en een bakje met lepeltjes stonden. “ U woont hier prachtig”, zei ik terwijl ik over de Scheveningseweg keek. De rijen bomen gaven het idee van een bos. “ Ja, mooi, vindt u niet? We hebben het in 1980 gekocht en het bevalt nog steeds prima. Ik dacht dat we last van de tram zouden hebben; je kunt hem zien rijden, maar je hoort hem na een tijd niet eens meer.” Ik merkte dat ze haar verhaal kwijt wilde en begon er maar direct over: “ Vertelt u eens, waarvoor heeft u me laten komen?” “ Zullen we eerst afspreken dat we elkaar tutoyeren? Noem me alsjeblieft Rie.”
“ Prima”, zei ik opgelucht, “ mijn naam is Han. Waarvoor heb je me laten komen, Rie?” Het ijs was gebroken. Ze glimlachte voor de eerste keer en keek me een beetje opgelucht aan. Ze straalde een onweerstaanbare charme uit, een voelbare aura omarmde me als een warme deken, een gevoel van rust kwam over me terwijl ik aan het ronde tafeltje tegen de bomen aankeek en nipjes van mijn thee nam. Ik moest mezelf tot de orde roepen: ik moet opletten. “ Het gaat om mijn man”, begon ze. “ Hij heet Paul en is natuurkundeleraar op een hogeschool hier in Den Haag. Ik heb vorige week voor het laatst van hem gehoord; hij was in Genève en sindsdien heb ik niets meer van hem vernomen. Ik wil je vragen of je me kunt helpen.” “ Maar waarom heb je mij ingeschakeld, je kunt toch ook naar de politie?”, vroeg ik een beetje verbaasd. “ Dat heb ik gedaan, maar ze namen me niet serieus. Ze hebben wel wat genoteerd en zo, maar ik heb de indruk dat ze afwachten. Ze zeggen uit zichzelf niets; ik moet steeds bellen om te vragen of ze al wat weten.” Ik pakte mijn notitieboekje en vroeg: “ Met wie heb je gesproken, weet je dat nog?” “ Ja, dat was agent Van Gelder van bureau Nieuwe Parklaan.” Ik noteerde voor het eerst een zin in mijn notitieboekje en voelde me op mijn gemak in mijn nieuwe rol. Het gevoel dat iemand me vertrouwde en serieus nam gaf nu al voldoening. Er schoot me iets te binnen: “ Voordat we verder gaan moeten we eerst de zakelijke kant duidelijk hebben.” Ze onderbrak me: “ Dat is in orde, je bent vanaf nu bij mij in dienst; ik stort vanmiddag een voorschot op je bankrekening, dan kun je meteen aan de slag. Ik wil mijn man terugzien, ik mis hem heel erg.”
Ik haalde even adem en viel meteen maar met de deur in huis: “ Vertel, wat is er precies aan de hand.” Ze schonk nog wat thee in en begon te vertellen. “ Paul is al jaren bezig met een flink stuk wetenschapsfilosofie op het gebied van de natuurkunde, ik begrijp er niet veel van, maar ik heb alle documenten en correspondentie op een geheugenstick gezet, dan kun je het bestuderen. Hij heeft een ontdekking gedaan die iets te maken heeft met de kwantummechanica; er is volgens Paul iets niet in de haak met die tak van wetenschap en hij heeft iets nieuws gevonden dat een beter alternatief is voor die kwantummechanica. Via via heeft hij bij CERN in Zwitserland contacten gekregen en met die lui gecorrespondeerd. Twee weken geleden kreeg hij een uitnodiging om langs te komen; hij is vorige week maandag, dus precies een week geleden, met de auto naar Genève gereden; het was meivakantie, dus hij had de tijd. Hij belde me dezelfde middag op vanuit Hotel Balladins aan de Franse kant van CERN en zei me dat hij direct naar de afspraak zou gaan. Sindsdien heb ik niets meer van hem gehoord. Ik heb vandaag de school gebeld met de mededeling dat hij in het buitenland ziek is geworden en niet kan komen; de meivakantie is afgelopen en de scholen zijn weer begonnen. Ik heb ook maar een tijdje verlof genomen, ik kan echt niet werken terwijl Paul vermist is. Dat was het verhaal ongeveer. Ik wil dat je helpt om Paul te vinden.” Ze keek me aan, ik zag een vlaag van wanhoop in haar ogen. Ik wilde haar graag helpen. “ Wat heb je tegen die politieman gezegd?” vroeg ik. “ Ik heb dit verhaal verteld en alles wat ik wist van wat Paul had ontdekt.” “ Waarom verteld over die ontdekking, het ging toch om een vermissing?” “ Hij vroeg me waarom Paul die afspraak had en ik heb netjes
antwoord gegeven.” Ik dronk mijn thee en keek over de Scheveningseweg terwijl ik de zaak even tot me door liet dringen. Er reed een tram voorbij; je hoort inderdaad bijna niets. Rie zat met haar handen op haar schoot in de verte te kijken. “ Ik weet genoeg, ik ga aan het werk”, zei ik uiteindelijk. Ik nam de geheugenstick in ontvangst, wisselde telefoonnummers en emailadressen uit en gaf mijn bankrekeningnummer voor het voorschot. Ik beloofde om zo gauw mogelijk contact met haar op te nemen zodra ik de documenten had bestudeerd. We namen afscheid en ik zoefde huiswaarts.
4 Een waanzinnig makende stilte omringde mij. Als iets waanzinnig kan maken, dan is het stilte. Was er maar iets te horen, al was het maar een vogeltje dat zingt of een boom die door een beetje wind begint te leven, maar het was er niet. Soms begon ik vanzelf te zingen om de stilte te verdrijven. Ik was al blij met het geluid van mijn voetstappen door de cel als ik heen en weer liep om in beweging te blijven. Ik begon de moed te verliezen; soms bonkte ik op de deur en luisterde gespannen. Ik hoorde een geluid in de gang. Plotseling werd de deur geopend en werd een jonge man naar binnen geduwd die me verbijsterd aankeek. Achter hem werd de deur dichtgedaan; het slot klikte overtuigend; het geluid van de voetstappen verdween. Hij was gekleed in een wit overhemd en een grijze broek. Waarschijnlijk had hij het jasje en de stropdas thuisgelaten; de outfit voor een jonge man op een kantoor. Hij keek vertwijfeld om zich heen en ging op het krukje zitten. “ Wie ben jij?”, vroeg hij uiteindelijk. “ Ik ben Paul.” Meer wilde ik niet van mijn naam prijsgeven. Het kon natuurlijk een truc zijn om informatie van me los te krijgen, dus ik was heel voorzichtig. “ En wie ben jij?”, vroeg ik nieuwsgierig terwijl ik hem onderzoekend aankeek. “ Ik ben Maarten van Deelen uit Nederland.” Ik was een beetje van mijn stuk gebracht want ik had geen Nederlander verwacht die mogelijk iets van mij te weten zou moeten komen. “ Hoe kom je hier?”, vroeg ik hem. “ Ik ben journalist en heb bij iemand van CERN om informatie gevraagd over onregelmatigheden.” Hij klonk hopeloos met nog een
vlaag van woede in zijn stem. “ Hoe bedoel je, onregelmatigheden?” “ Nou, ik kreeg een tip dat er iets niet deugde met de rapportages van CERN en ben op onderzoek gegaan. Ik kwam bij een zekere François de Melle terecht en heb hem geconfronteerd met wat zaken. Voor ik het wist werd ik door twee man beetgepakt en hierheen gebracht.” “ Dat is ongeveer hetzelfde als wat ik heb meegemaakt!”, zei ik verontwaardigd. “ Hoe ben je eigenlijk aan die informatie gekomen?”, vroeg ik nieuwsgierig en keek de journalist doordringend aan om te peilen of hij wel te vertrouwen was. “ Ik heb een kennis bij CERN die me off the record wist te vertellen dat er vragen waren gesteld naar de betrouwbaarheid van sommige onderzoeken die vreselijk veel geld hebben gekost. Ik ben toen de betreffende rapporten gaan bestuderen en kwam nogal wat merkwaardige dingen tegen die niet kloppen. Bij elkaar gaat het om bedragen van bijna honderd miljoen Euro. Er zijn volgens mij resultaten verzonnen om geld voor de komende jaren los te krijgen. Ik kan zo aanwijzen waar in de rapporten onwaarheden zijn neergezet. Ik heb een afspraak gemaakt met de hotemetoot die over die afdeling gaat, die François de Melle en ziehier het resultaat.” Hij keek boos bij de gedachte aan het onrecht dat hem was aangedaan en staarde even naar de muur tegenover hem. Hij had met zichzelf te doen. “ Heb jij hetzelfde meegemaakt?”, vroeg hij min of meer uit beleefdheid na een korte periode van zelfbeklag. “ Niet helemaal, ik heb een onderzoek gedaan naar de oorsprong van de huidige theorie van de kwantummechanica en kwam tot een belangrijke ontdekking die de kwantumtheorie op z'n kop kan zetten. Nou bulken ze hier van het geld en de middelen en ik wilde voorstellen
om via samenwerking te kijken of er meer draagvlak voor mijn theorie gevonden kon worden. Ik heb van De Melle een uitnodiging gekregen met het verzoek niets openbaar te maken voordat we met elkaar hadden gesproken. Ik ben toen hierheen gegaan, heb heel even met hem gesproken en werd, net als jij, zonder pardon door twee man opgepakt en in deze cel gegooid. Ik zit hier al een week.” De jonge journalist schrok geweldig toen hij dat hoorde. “ Een week?”, riep hij verontwaardigd. Met een hopeloos gebaar legde hij zijn gezicht in zijn handen en bleef even zo zitten. Het was een tijdje stil. “ Ik ben in ieder geval blij dat ik gezelschap heb”, zei ik om de arme ziel een beetje af te leiden; ik was meteen van de allesoverheersende eenzaamheid af, ik kon weer denken.
5 Het is maar twee minuten rijden van het huis aan de Scheveningseweg naar de Zeilstraat. Het straatje is nog een overblijfsel van het oude Scheveningse vissersdorp. Ik zeg altijd dat ze het gelukkig vergeten zijn af te breken. Het bestaat uit verschillende gedeeltes. De Zeilstraat begint bij de Jurriaan Kokstraat en gaat dan de hoek om naar de Wassenaarsestraat. Ik heb het eerste huisje in een hofje dat zo smal is dat er geen auto in kan komen. Het is een doodlopend stukje en buiten de buren komt er nooit iets of iemand langs. Het is een oase van rust. Ik ben direct achter mijn bureau aan het werk gegaan en heb de inhoud van de geheugenstick van Rie van Bessen op mijn laptop gekopieerd. Ze heeft er waarschijnlijk veel werk aan gehad want het waren aardig wat bestanden. Ik ben ze op chronologische volgorde gaan doornemen. Toen ik de eerste documenten las was ik blij dat ik vroeger hoge cijfers voor de exacte vakken had, de inhoud werd meteen erg wetenschappelijk. De eerste documenten waren beschouwingen van de huidige theorieën in de natuurkunde en de geschiedenis van de kwantumtheorie. Ik had er wel eens van gehoord maar wist niet hoe die theorieën in elkaar staken. Ik was verbaasd over sommige waanzinnige theorieën die door Paul werden uitgelicht. Ze vormden de basis voor een wetenschap die bijna niemand begreep: de kwantummechanica. Paul citeert de grote natuurkundige Niels Bohr: Iedereen die niet is geschokt door de kwantumtheorie heeft er geen enkel woord van begrepen. Een citaat van Albert Einstein volgt: Kwantummechanica is zeer indrukwekkend. Maar een innerlijke stem zegt me dat het nog niet het echte werk is. De theorie produceert veel, maar brengt ons nauwelijks
dichter bij het geheim van De Oude. Ik ben in ieder geval van overtuigd dat Hij niet dobbelt. Met 'De Oude' en 'Hij' bedoelde hij God. Ik raakte geboeid door Pauls argumenten. Hij kwam tot de slotsom dat kwantummechanica als de enige waarheid wordt beschouwd terwijl het gewoon nog een theorie is, net als de snaartheorie en de theorieën van de creationisten, maar er wordt wel ongelofelijk veel geld aan de kwantumtheorie uitgegeven. CERN, het Europese onderzoekscentrum voor deeltjesfysica in Genève, is daar het ultieme voorbeeld van. Toen ik dat las vond ik het ineens eng worden. Zou Paul daarin zijn gedoken en was hij tegen een machtige vent aangelopen die hem als bedreiging zag? Ik las verder, maar al gauw ging de inhoud van de documenten in een andere richting. Paul kwam met een nieuwe visie op het universum die een basis voor een andere vorm van wetenschap moest zijn. Ik kon uit de documenten niet precies opmaken hoe die nieuwe visie in elkaar zat en waar het vandaan kwam, maar volgens Paul was het een nieuwe theorie die alle krachten in de natuur kon verklaren. De theorie van de kwantummechanica zou waardeloos worden en dat zou betekenen dat heel veel wetenschappers zich met jarenlange studie in de verkeerde richting hebben gespecialiseerd. Toen ik dat las wist ik wat er fout zat. Als Paul hiermee de boer op is geweest kon hij weleens de verkeerde mensen zijn tegengekomen. Toen ik informatie over CERN las drong het tot me door dat ook landen als Roemenië en Servië belangen hadden in die wereld, maar ook Frankrijk als nucleaire macht had grote invloed. Ik vond mezelf een beetje doordraven, zo erg zou het toch niet zijn? Paul was vermist; ik kon me niet voorstellen dat hij er vandoor was gegaan om Rie in te wisselen voor iemand anders, dus er moest iets met hem gebeurd zijn. Ik kon me wel voorstellen dat Paul vanwege zijn beweringen in de problemen was gekomen. Ik zocht in
de documenten naar meer informatie over die nieuwe theorie, maar vond verder niets. Ik keek naar de klok toen ik honger begon te krijgen en zag dat het al zeven uur was geweest. Ik belde de pizzeria en bestelde een Hot & Spicy-pizza, scharrelde wat los geld bij elkaar voor de koerier en zette een kop koffie. Even pauze, dacht ik. Ik bedacht me ineens dat ik lekker aan het werk was, het leek of ik dit werk altijd had gedaan, dat speurwerk. Eigenlijk vond ik geen verschil met het werk dat ik vroeger deed. Als ik een organisatie moest doorlichten, ging ik ongeveer op dezelfde manier te werk. Ik wilde alles weten en zocht naar verbanden met het geschetste probleem. Soms bleek het probleem een heel andere oorzaak te hebben dan men dacht. Voor mij was dat het mooiste werk. Het beviel me wel, dat speurwerk. De pizza smaakte me prima, ik kreeg weer energie en had zin om verder door Pauls documenten te spitten. Ik zat net achter mijn bureau toen de telefoon ging. Ik herkende de naam op de display en nam op: “ Hai, Anna, hoe gaat ie?” Anna is een goede vriendin. We doen vaak dingen samen: van concerten en korte vakanties tot een uitgebreide vrijpartij, maar een vaste relatie willen we allebei niet. “ Hoi Han, ja, het gaat wel. Ben je vanavond thuis? Ik zit een beetje in een dip en wil er even uit.” “ Ik ben thuis. Kom over een uurtje, ik ben nog even wat aan het doornemen.” “ Oké, ik zie je straks.” Ze klonk echt depri door de telefoon; ze lag vast weer overhoop met haar ex. Anna is zesenveertig jaar, een vlotte, levendige vrouw met lang blond haar en best knap om te zien. Ze werkt naar volle ontevredenheid – haar eigen woorden – bij het stadhuis. Ik heb wel
eens tegen haar gezegd dat ze ander werk moest gaan zoeken, maar ze zat zo vastgebakken aan die ambtenarenwereld dat ze maar genoegen nam met de bijkomende ongemakken. Volgens mij was ze eigenlijk niet geschikt voor dat werk; ze had over het algemeen een vrolijke kijk op het leven en zat nog vol ambities. Bij het stadhuis kwam ze gewoon niet verder. Ze werd regelmatig voorbijgestreefd door jonge dingen die net een studie hadden afgerond en denken dat ze alles weten. Als zo'n jonge dame haar dan ook nog eens de les las, raakte ze geweldig gedeprimeerd. Ik zei dan dat ze in een bakkerij veel gelukkiger zou zijn, maar die zekerheid van een baantje tot je pensioen was dan weer de reden om te berusten in het onveranderlijke uitzichtloze leven op het stadhuis. Ik vermoed dat die permanente onvrede de oorzaak van haar scheiding is geweest. Hoe wij met elkaar omgaan is het minst belastend voor haar, ze is zelfstandig en kan haar verhaal aan iemand kwijt en dat ben ik. Ik ging weer verder in de stukken van Paul van Bessen en belandde bij de mailwisseling. Paul heeft contact gezocht met bijna iedereen uit de Nederlandse wereld van de kwantummechanica. Nederland telt veel wereldvermaarde wetenschappers op dat gebied, maar zo te zien heeft hij nooit contact gehad met een van die mensen, ook gezien de reacties die in bijna alle gevallen gewoon uitbleven. In de mailconversaties kon ik zien dat er wel leesbevestigingen terugkwamen, maar verder niets. Ze hielden echt de deur dicht. Hij richtte zich vervolgens op het buitenland en kwam via een man van de Universiteit van Leuven in contact met een Fransman die zowaar reageerde. De conversatie was in het Engels en de Fransman vroeg wat meer details van de nieuwe theorie. Paul gaf informatie waar je eigenlijk niet veel mee kon doen. De informatie was voor mij op de grens van wat ik kon begrijpen van die tak van de natuurkunde, maar ik kon eruit opmaken dat de man er niet veel aan had. Paul meldde
wel dat het de meest veelbelovende theorie voor de wetenschap was. Een paar dagen later kreeg Paul een bericht van een zekere François de Melle met een uitnodiging om in Genève zijn theorie toe te lichten, ze waren erg geïnteresseerd. Blijkbaar was Paul erg blij dat na zoveel moeite eindelijk iemand zijn verhaal wilde horen en zelfs een uitnodiging stuurde. Ik kon me voorstellen dat hij direct naar Genève wilde. Ik zocht op Internet naar de naam François de Melle, maar vond niets dat verband hield met de wetenschappelijke wereld, het was eerder een in België vaak voorkomende naam. Ik dacht zijn emailadres eens te bekijken. Het luidde
[email protected]. Ik zocht naar de contactpagina op de website van CERN en zag dat de extensie van CERN cern.ch is en dat lijkt niet op infocern.fr. De site infocern.fr bestond niet. Er was volgens mij iets niet pluis met die mailwisseling. Ik belde naar Rie. “ Dag Rie, met Han Vlaar.” “ Dag Han, heb je wat kunnen vinden?” “ Jazeker, ik ben een heel stuk wijzer geworden. Heb jij ooit van een François de Melle gehoord?” “ Is dat niet de man waarmee Paul een afspraak had?” “ Ja, dat klopt. Weet jij of Paul de man ooit aan de telefoon heeft gehad?” “ Volgens mij niet.” “ Dat is jammer, anders konden we het telefoonnummer van die man misschien achterhalen. Jij hebt toch zo'n bundel voor Internet en bellen?” “ Ja, dat hebben we, kun je die nummers dan ergens zien? Het zou natuurlijk ook kunnen dat Paul gebeld is toen ik er niet was. Hoe kan ik daar dan achter komen?” Ze klonk ineens nieuwsgierig met een sprankeltje enthousiasme in haar stem.
“ Op Internet staan de facturen van je telefoon. Je kunt in de specificaties zien of er uit het buitenland is gebeld. Er staat dan iets anders voor de nummers dan +31.” “ Daar kom ik wel uit, ik ga direct voor je aan de slag. Ik heb trouwens een voorschot overgemaakt. Je hoort van me. Dag Han!” Ik twijfelde niet aan haar inzet. Er werd gebeld; het was Anna, ze zag er ontevreden uit. “ Koffie of wat sterkers?”, vroeg ik, gemaakt opgewekt. “ Een groot glas wijn,” zei ze kortaf en plofte in mijn luie stoel. Ik schonk twee glazen wijn in en riep vanuit de keuken: “ Vertel, wat is er aan de hand?” “ Er zit een stel klootzakken bij mij op kantoor, ik kan ze wel wurgen!”, riep ze. Ik overhandigde haar een glas, ze nam direct een teug van de wijn en zakte onderuit in mijn stoel; ze voelt zich thuis in mijn vissershuisje, ze komt ook vaker bij mij dan ik bij haar. “ Maar wat is er dan aan de hand?” “ Ik had een vakantie gepland en die moet ik gewoon verschuiven omdat een collega zo nodig in mijn vakantie zelf op vakantie wil. Hij heeft voorrang omdat hij kinderen heeft, belachelijk!” “ Had je al geboekt dan?”, vroeg ik, een beetje verbaasd om haar heftige reactie. “ Nee, maar ik heb er een vreselijke hekel aan als ik me moet aanpassen aan de vakantie van iemand anders, hij had er toch ook eerder mee kunnen komen?” “ Ah joh, maak je toch niet zo druk, Anna.” Ik had de indruk dat ze niet alleen wilde zijn vanavond en eens lekker wilde klagen. “ Ik heb een klus”, zei ik om van onderwerp te veranderen.
“ Oh ja, wat voor klus?” Ze kwam ineens los uit haar rol van ontevreden ambtenaar. “ Ik heb vandaag een opdracht gekregen als speurneus”, zei ik trots. Ze keek me verbaasd aan. “ Oh ja, speurneus? Hoe is het mogelijk, dat heeft wel lang geduurd zeg. Mag ik weten wat voor opdracht het is?” Ik twijfelde maar een moment en vertelde over Paul van Bessen die in de buurt van CERN bij Genève voor het laatst van zich had laten horen. “ T jonge”, zei ze. Ik schonk haar glas bij toen de telefoon ging. Het was Rie: “ Han, ik heb in de afrekeningen een buitenlands nummer gevonden, er staat zelfs een datum en tijd bij. Ik wist niet dat je het zo makkelijk kon vinden. Ik mail het gelijk naar je toe. Kom je morgen nog langs?” “ Ik denk dat ik in de loop van de ochtend bij je langs kom. Dag Rie.” “ Goedenavond Han, tot morgen.” Wat een lief mens, dacht ik. Anna was weer van haar ontevredenheid af en zei: “ Ik ken iemand die veel van CERN en de organisatie daarvan afweet, het is een oude kennis van mij. Hij is al in de tachtig maar nog ongelofelijk sportief en bij de tijd. Hij is vroeger interim-manager geweest en weet heel veel. Hij heet Ron de Koning en woont hier vlakbij in de Brugsestraat in een kast van een huis. Ik kan hem zo bellen.” Ik keek naar de klok, het was al bijna negen uur; moet kunnen, dacht ik. “ Heb je zijn nummer?” Anna pakte haar mobieltje uit haar tas en belde Ron de Koning. Ik hoorde het gesprek aan. “ Hallo Ron, je spreekt met Anna Chrispijn. .. Ja, prima. Wat ik vragen wou, kan ik straks met Han Vlaar bij je langskomen. .. Ja die,
we willen wat vragen over CERN. .. Oké, tot straks.” Ik pakte mijn spullen en we vertrokken meteen op mijn snorfiets naar de Brugsestraat, Anna lachend achterop.
6 Ik deed geen oog dicht door het onrustige gewoel van Maarten boven me in het stapelbed. We hadden nog lekker gekletst; we hadden er tenslotte alle tijd voor. Ik had de indruk dat Maarten te vertrouwen was, maar toch heb ik voor de zekerheid niets losgelaten over de details van het doel van mijn bezoek aan De Melle. Door het verhaal van Maarten was ik me ineens meer bewust van de situatie. Hoe is het toch mogelijk dat zo'n man gewoon iemand kan opsluiten? Ben ik nou zo in de maling genomen? Wat zou de bedoeling van De Melle zijn? Waarvóór sluit hij me op? Ik heb niet eens de kans gehad om inhoudelijke zaken te vertellen. Misschien is hij niet eens geïnteresseerd in mijn vindingen en zit er iets anders achter. Ik begrijp er in ieder geval helemaal niets van. Ik gaf me net over aan de slaap, toen ik wakker schrok van een geluid. Het licht ging aan en tegelijk kwamen twee mannen binnen. Ik schrok me een ongeluk door het plotselinge geluid en het licht en hapte naar adem. Ik voelde Maarten boven me wakker schrikken en overeind komen. De twee mannen keken me even aan en gebaarden naar Maarten om naar beneden te komen. Hij gehoorzaamde; hij wilde blijkbaar geen problemen veroorzaken. De mannen leken een beetje op elkaar: ze waren allebei een halve kop kleiner dan ik, hadden hetzelfde pak aan en waren allebei flink gespierd, het prototype van een bodyguard. Het enige verschil was dat de ene een kaal hoofd had en de andere had stekeltjes. Maarten stond een paar seconden met zijn rug naar me toe. De twee mannen grepen Maarten elk bij een arm en zonder iets te zeggen verdwenen ze door de deur. Maarten zei niets, de deur ging dicht en het licht ging uit, ik was weer alleen. Mijn hart ging tekeer als een bezetene. Ik wankelde naar de wastafel en dronk water uit de kraan
om weer een beetje bij zinnen te komen en keerde terug naar het bed. Ik heb me zelden zo bang gevoeld. Ik werd wakker toen er eten door het luik in de deur op het plateau werd gezet. Het was al laat en er scheen licht door het raam de cel in. Ik had een angstig voorgevoel, er staat iets te gebeuren. Die actie vannacht met Maarten was een voorteken; ze waren iets van plan, ik voelde het. Ik at vlug het eten op en ijsbeerde een tijdje onrustig door de cel heen en weer. Ik schatte dat het rond het middaguur was toen de celdeur openging en de twee mannen binnenkwamen. De man met de stekeltjes hield me vast, de ander deed een zak over mijn hoofd. Ik schrok van de onverwachte duisternis en snakte naar adem van angst; wat gaan ze met me doen? Mijn knieën knikten en ik voelde dat de twee mannen me beet grepen en ondersteunden. Ze liepen, met mij tussen hen in, de cel uit, gangen door en uiteindelijk merkte ik dat we in een grote ruimte waren. Ik hoorde een autoportier opengaan en werd op een achterbank geduwd. Even later reden we weg. Ik voelde dat we bochten namen. We waren, ik schatte een kwartier onderweg toen de auto een paar keer moest stoppen. Het portier ging open en een mannenstem zei in het Engels met een Frans accent dat ik moest uitstappen. Ik voelde een hand die me uit de auto hielp. Ik werd weer door twee mannen vastgehouden en moest een trapje op. Ik werd een kleine ruimte ingebracht en op een stoel gezet. De zak ging van mijn hoofd. Ik zat in een vliegtuig!
7 Ron de Koning was voor zijn leeftijd een verrassend vitale vent, een energieke grijsaard die met volle teugen van het leven genoot. Hij had een prachtige vleugel in zijn huiskamer staan, was eigenaar van een serie echte Hollandse meesters en had een prachtige, antieke espressomachine in de keuken staan waar hij ongelofelijk trots op was. Zijn vrouw was een heel stuk jonger dan hij maar straalde dezelfde vitaliteit uit. Ron is een man die altijd succes heeft gehad en daarom praktisch zorgeloos van zijn oude dag kan genieten. Die zorgeloosheid projecteerde hij overduidelijk op zijn omgeving; ik kon me voorstellen dat sommige mensen zich er ongemakkelijk bij zouden voelen. We werden met veel enthousiasme begroet. Ron stelde voor aan de tafel te gaan zitten; dat praatte volgens hem makkelijker en we konden meteen een espresso van zijn machine proeven. Bij nader inzien vond hij een cappuccino beter. Volgens mij wilde hij gewoon zijn machine demonstreren. Ik moest meekomen om het apparaat te bewonderen. “ Ik heb het ding bij een restaurateur gezien en na lang onderhandelen geruild tegen mijn oude machine”, zei hij terwijl hij een bus koffiebonen uit een kast pakte. “ Hij zag er niet uit, maar hij is helemaal opgeknapt en ik ben er heel blij mee.” Ron maalde koffie en ondertussen kon de machine op temperatuur komen. De koffie werd in de houder gedaan en met een speciale stamper zorgvuldig aangedrukt. Terwijl de machine nog aan het opwarmen was, pakte hij melk en deed het in een metalen maatbeker. “ Ik heb heel veel melksoorten geprobeerd, maar gewone magere melk gaat het best”, zei hij trots.
Hij deed wat handelingen met de machine en haalde een grote hefboom naar beneden. Er kwamen twee kleine straaltjes pikzwarte koffie uit die in de twee kopjes net de bodem bedekten. Met zichtbaar plezier schonk hij de warme melk in de kopjes en schepte het melkschuim er bovenop. Ik moest toegeven dat ik nog nooit zo'n lekkere cappuccino had gedronken. “ Ter zake nu,” zei hij toen we weer aan tafel zaten, “ waar kan ik jullie mee van dienst zijn?” Ik nam nog een slokje van mijn koffie en begon te vertellen over de vermissing van Paul van Bessen, van Rie, de documenten die ik had bestudeerd en de mailwisselingen. “ Ik hoorde dat je wat meer weet over CERN; kun je ons er iets van vertellen? Misschien kan ik er iets mee doen.” Ron keek ons ontspannen aan en begon te vertellen: “ CERN is een grote Europese organisatie die zich bezighoudt met onderzoek naar elementaire deeltjes. Het is in 1954 opgericht voor nucleair onderzoek, maar al gauw gingen ze zich bezighouden met onderzoek op het gebied van deeltjesfysica. Nederland was één van de oprichtende landen, er doen nu meer dan twintig landen mee. Ze dragen allemaal hun financiële steentje bij in de vorm van een percentage van de begroting. Ik weet dat Duitsland en Frankrijk de grootste bijdrage leveren. Bij elkaar is de begroting voor een jaar even over de miljard Zwitserse Francs. Nederland draagt op jaarbasis 46 miljoen Zwitserse francs bij. Er werken ongeveer drieduizend mensen bij CERN en dan zijn er wereldwijd nog zo'n zevenduizend wetenschappers die aan experimenten werken die bij CERN worden uitgevoerd. Er komt dus buiten de Europese bijdrage nog heel veel geld vanuit het buitenland bij. Ik las ergens dat er ook een soort tussenhandel is voor wetenschappers die een baan bij CERN willen hebben. Er worden speciale, zeer kostbare, stoomcursussen gegeven
om meer kans te maken op een baan. Zo'n baan wordt goed betaald en je bouwt prestige op die in de hele wereld aardig wat waard is. Het komt dus voor dat bepaalde wetenschappers er grote sommen geld voor over hebben om een kans op een baan bij CERN te krijgen. Het zou me ook niet verbazen als er bij CERN ook geheime zaken worden uitgevoerd. Frankrijk is een belangrijke nucleaire macht en ze hebben alle belang bij een uitzonderlijk goede militaire slagkracht; een nieuw wapen kan heel veel betekenen. Op nucleair onderzoeksgebied is CERN de koploper in de wereld. Ik kan me niet voorstellen dat Frankrijk honderdvijftig miljoen per jaar uitgeeft aan een foto van twee botsende deeltjes.” “ Allemachtig,” zei ik, “ daar had ik niet bij stilgestaan.” Frankrijk draagt jaarlijks honderdvijftig miljoen bij. Ik kon me goed voorstellen dat het niet alleen om een fotootje ging. Aan de andere kant was dat een heel opzichtig argument, maar waarom zou je daar zo geheimzinnig over doen als iedereen het gewoon wist? Het gaf te denken. “ Even een andere vraag: Ron, kun je ook wat vertellen over kwantummechanica?” Ron ging even verzitten en glimlachte, blijkbaar is dat onderwerp iets waar hij graag over vertelt. “ Ik heb het altijd een merkwaardige ontwikkeling gevonden. De kwantumtheorie, want het gaat om een theorie, is ongeveer honderd jaar geleden ontstaan; zelfs Einstein vond het eigenlijk niks. De theorie is gebaseerd op waanzinnige ideeën. Heisenberg en Bohr zijn de aanstichters geweest van de theorie. Vooral Heisenberg was geniaal. Hij beweerde dat je van elektronen nooit kan zeggen waar ze zich bevinden. Hij noemde het de onzekerheidsrelatie. Ik heb zelfs grote wetenschappers horen vertellen dat deeltjes op twee plaatsen tegelijk konden zijn. Ik heb ook eens een groot wetenschapper horen zeggen
dat als iemand zegt dat hij de kwantummechanica begrijpt, hij het niet heeft begrepen. Het merkwaardige is dat er ongelofelijk veel geld in deze theorie wordt gestoken en dat men uitgaat van de waarheid ervan.” Uit de manier waarop Ron vertelde bleek zijn afkeer van onzin en verkwisting. Hij ging verder: “ Als je in Wikipedia opzoekt wat een elementair deeltje is krijg je een uitleg op basis van de kwantumtheorie en dat geldt ook voor andere zaken zoals licht en zwaartekracht. Ze hebben een model verzonnen hoe alles functioneert, op basis van verschillende aannames die weer van andere aannames zijn afgeleid. Met behulp van diverse theorieën, zoals die van Heisenberg en Planck, denken ze alles te kunnen onderbouwen. Waar ze bij CERN nu mee bezig zijn, is het aantonen van dat hele theoretische model en daarvoor hebben ze voor miljarden die enorme deeltjesversnellers gebouwd. Het resultaat is een verslag van een experiment en daarin wijst men dingen aan die weet-ik-veel-wat-voor-deeltjes zouden moeten zijn. Het is zelfs zo dat men rapport uitbrengt van iets waarvan ze een vermoeden hebben dat het iets belangrijks is. Het Higgs-boson is zo'n deeltje. Laatst bracht men een bericht naar buiten dat er aanwijzingen zijn voor dat deeltje. Volgens mij is er niets van waar, maar doen ze dat om extra geld los te krijgen voor meer experimenten en zo hebben duizenden wetenschappers weer een paar jaar werk. De kwantummechanica is een geldmachine, gebaseerd op bullshit dat niemand begrijpt en iedereen geweldig vindt. Ze zijn bijvoorbeeld al dertig jaar bezig met de ontwikkeling van een kwantumcomputer. Ik heb er nog niet eentje in een winkel zien liggen. Het ding zou zus en zou zo moeten kunnen, maar na dertig jaar hebben ze nog niets voor elkaar gekregen. Ik ben benieuwd hoeveel geld daarin gestoken is.” Ik was een beetje verbaasd over de felle bewoordingen met
betrekking tot de gang van zaken bij CERN. Ik dronk het laatste slokje van mijn koffie. Anna zat er een beetje verloren bij: ik had de indruk dat het onderwerp haar weinig interesseerde. Ik bracht de zaak van de verdwijning van Paul aan de orde: “ Ron, heb jij wel eens van een zekere François de Melle gehoord? Hij heeft iets met CERN te maken.” “ Nou,” hij keek bedenkelijk, “ ik heb die naam wel eens gehoord, maar niet in verband met CERN. De naam komt me zo bekend voor.” Ron dacht een ogenblik diep na en kreeg een eureka-moment: “ Had die vent niet iets te maken met dat schip van Greenpeace, toen in Australië, of was het Nieuw-Zeeland?” “ De Rainbow Warrior?”, vroeg ik verbaasd. Dat was nou het laatste dat ik zou verwachten. Ron pakte zijn tablet-pc en zocht even. “ Ja, hier heb ik het, het was in Nieuw-Zeeland. In 1985 liet de Franse geheime dienst die bomaanslag op de Rainbow Warrior plegen. Er kwam een Nederlandse fotograaf bij om. Het staat hier niet, maar ik weet dat François de Melle de daders, een man en een vrouw die zich als Zwitsers echtpaar uitgaven, na aardig wat dreigementen los wist te peuteren van de Nieuw-Zeelandse overheid; anders hadden ze flink wat jaren in de cel moeten doorbrengen. Ze kregen thuis in Frankrijk zelfs een onderscheiding en waren binnen een paar dagen weer vrij man en vrouw. Een hele smerige geschiedenis.” “ Dus De Melle is in dienst van de Franse overheid?” “ Dat is een mogelijkheid, maar het zou makkelijk kunnen dat het een particulier is die klussen opknapt, gefinancierd door de Franse overheid. Hij handelt dus altijd in opdracht, een keiharde en gevaarlijke man, als je het mij vraagt.” “ Paul heeft contact gehad met De Melle, waarom zou De Melle Paul wat willen aandoen?” Ik vond het steeds vreemder worden, zo staatsgevaarlijk was Paul van Bessen toch niet?
“ Je zei dat Paul heeft laten weten dat hij een nieuwe theorie heeft ontwikkeld die een concurrent van de kwantumtheorie zou kunnen zijn. Het kan ook zijn dat hij het antwoord heeft gevonden op alle vragen die men nog beantwoord wil zien bij CERN. Als dat zo is zou CERN binnen een paar jaar helemaal overbodig kunnen zijn en zitten heel veel wetenschappers zonder werk. Paul heeft misschien een theorie ontwikkeld die ze de unificatietheorie noemen. Men wil die unificatie ook via de kwantummechanica bereiken, vandaar die zoektocht naar het Higgs-boson. De volgende stap is waarschijnlijk het graviton dat zwaartekracht zou moeten veroorzaken.” “ Zou Paul die unificatietheorie hebben gevonden, denk je?” “ Het zou kunnen. Zo'n unificatietheorie kan een bedreiging zijn voor de kwantumwereld, maar kan aan de andere kant ook goud waard zijn. Europa heeft met CERN een monopoly in de wetenschappelijke wereld verworven en dat is bij sommige niet-Europese landen een doorn in het oog, vooral voor Amerika dat altijd, overal in, de eerste de beste wil zijn. Stel dat er een unificatietheorie opduikt waarmee alles te verklaren is, dan liggen er geweldige technologische mogelijkheden open. Als je bijvoorbeeld kunt begrijpen hoe zwaartekracht werkt, dan kun je misschien ook iets maken dat zelf zwaartekracht genereert en daarmee heb je ongekende mogelijkheden en geld ter beschikking. Er zijn landen die er veel voor over hebben. Paul heeft zonder dat hij het wist een flinke troef in handen als hij een unificatietheorie heeft gevonden en ik kan me voorstellen dat De Melle daarin erg geïnteresseerd is.” Anna was stil geweest en flapte er plotseling een vraag uit: “ Wat is in vredesnaam een unificatietheorie?” We moesten lachen om de opmerking van Anna. Ron keek haar begrijpend aan en deed een poging het uit te leggen: "De unificatietheorie noemen ze ook wel 'de theorie van alles'. Eigenlijk
moet je het zien als een gemeenschappelijke verklaring voor alles in de natuur. Licht, zwaartekracht, magnetisme, elektriciteit, straling, alles heeft in die theorie dezelfde oorzaak, maar wat die oorzaak is weet men niet. In de kwantummechanica hebben ze een heel schema van verklarende deeltjes en daarom is een unificatietheorie vanuit de kwantumtheorie gewoon onmogelijk. De natuur zelf doet namelijk niet aan wiskunde." "Jaja", zei Anna om te laten blijken dat ze het nog niet begreep, we moesten weer lachen. Ron ging verder met zijn uitleg: “ Je kunt het zien als een stad. Alles functioneert in een stad; er verrijzen hoge gebouwen, er rijdt verkeer, er komt rook uit de schoorstenen, er gebeurt van alles. Als je uitzoekt waardoor dat allemaal komt, dan blijkt dat de mens alles in een stad veroorzaakt. Als de mens er niet zou zijn, zou er geen stad zijn. De kwantummechanica zegt niet dat de mens de oorzaak is, maar dat de mens nog eens uit verschillende onderdelen bestaat die afzonderlijk oorzaken zijn. Ze laten in een deeltjesversneller twee mensen tegen elkaar botsen die dan heel hard 'au!' roepen. Dat geluid voeren ze op als bewijs voor hun theorie en ze noemen dat geluid het au-deeltje. Als bij een andere botsing een andere kreet wordt gehoord, bijvoorbeeld een vreselijke vloek, dan heeft men weer een ander deeltje ontdekt, het gvd-deeltje en zo gaan ze jaren door. Maar met al die au- en gvd-deeltjes kun je onmogelijk de werkelijke oorzaak van de stad aantonen. Paul heeft waarschijnlijk ontdekt dat de oorzaak van een stad gewoon de mens is en heeft dat waarschijnlijk zelfs theoretisch kunnen onderbouwen.” “ Jeetje,” zei Anna die het ineens begreep, “ dat betekent dat zo'n unifi-dinges-theorie eigenlijk veel eenvoudiger is dan de kwantumtheorie.” “ Heel goed, Anna!”, riep Ron lachend.
Het was inmiddels laat geworden en ik was heel wat wijzer door de uitleg en informatie van Ron. We bedankten hem voor de gastvrijheid, de informatie en de koffie, en vertrokken weer. “ Zet me maar thuis af”, zei Anna en we reden door naar de haven. Ze woont vlakbij de haven in een flat die heel on-Nederlands 'Harbour Residence' heet. “ Kom je nog mee naar boven?”, opperde ze. Ik wist wat haar bedoeling was, maar ik had nog zoveel dingen aan mijn hoofd en te doen dat ik haar moest teleurstellen: “ Nee, Anna, ik moet nog wat doen. Sorry, een andere keer.” Ze kuste me en ging naar binnen. Ik zoefde geruisloos naar huis. Zo'n snorfiets was een uitkomst voor de buren, want niemand hoorde je zo 's avonds laat thuiskomen. Ik ging nog even zitten en overdacht de informatie van Ron. Die De Melle zat me dwars. Ik vond het frappant dat hij bij die aanslag op de Rainbow Warrior betrokken was geweest. CERN ligt letterlijk op de grens tussen Frankrijk en Zwitserland en de man en vrouw die de aanslag pleegden gaven zich uit voor Zwitsers echtpaar. De aanslag was op een Nederlands schip en had te maken met protesten tegen atoomproeven die Frankrijk in de Stille Zuidzee hield. De Melle leek een sleutelrol in het hele verhaal te spelen. Het leek me een gevaarlijk man die in dienst van overheden werkte. Ik zag ineens in dat hij in Paul een bedreiging zag, maar aan de andere kant kon het ook een grote kans voor De Melle zijn als Paul inderdaad een unificatietheorie had gevonden. Bij een bedreiging zou hij Paul direct hebben laten lozen en dat zouden we na een week wel hebben gehoord; maar dat was niet gebeurd, hij moet dus wel wat in hem hebben gezien. Hoe kwam ik dat te weten? Ik had ineens een idee dat me in de richting kon brengen.
Ik ging achter mijn bureau zitten en opende mijn mail. Ik zag het mailtje van Rie van Bessen en zag het telefoonnummer dat met +41 begint, het netnummer van Zwitserland. Dat zou best eens De Melle geweest kunnen zijn. Wat stom dat hij nummerherkenning niet had uitgezet. Ik heb al lang geleden nummerherkenning uitgezet, dan kon ik ook niet lastiggevallen worden. Ik ging die man eens bellen. Ik heb lang bij een internationaal bedrijf gewerkt en moest met Amerikanen werken. Ik had daardoor een aardig mondje Amerikaans geleerd, compleet met accent. Het was hier laat, maar in Amerika niet, dus de Melle kon onmogelijk boos worden. Ik schraapte moed bij elkaar, nam me een ambitieuze Amerikaan voor en belde het nummer. “ Oui?” zei een stem. Ik had niet verwacht dat ik antwoord zou krijgen op dit uur, maar bleef in mijn rol. In mijn beste platte Amerikaans vroeg ik: “ Spreek ik met François de Melle?”, met zoveel mogelijk Amerikaans accent. “ Daar spreekt u mee.” “ Ah, mooi, ik ben Henry Wall uit Pennsylvania van de Pennsyvania State University. Ik denk dat ik wat voor u heb dat aan de man gebracht kan worden. Ik hoorde dat u de persoon bent in die business.” “ Waar gaat het over?”, zei De Melle kortaf. “ Het gaat over een stukje theorie. We willen wat experimenten uitvoeren bij CERN. Als het werkelijk is wat we denken dat het is, hebben we goud in handen. Bent u geïnteresseerd?” “ Jazeker, het lijkt me wel wat. Kunt u er iets meer over vertellen?” “ Nou, we hebben een tijdje geleden wat mail ontvangen van een Nederlander die Paul van Bessen heet. We hebben zijn verhaal eens doorgenomen en als we zijn medewerking krijgen bestaat er een goede kans dat we een goede unificatietheorie te pakken hebben. We willen alvast wat tijd reserveren voor de experimenten.”
Het was even stil aan de andere kant en ik stelde direct maar de volgende vraag: “ Ik heb een medewerker in Genève; kan die morgen bij u langskomen om erover te praten? In welk gebouw zit u?” “ Ik zit in gebouw 185, in de punt, vlak bij de rotonde aan de Franse kant; hoe laat kan hij komen?” “ Ik stel voor om drie uur in de middag, schikt dat?” “ Prima, wat is zijn naam?” Ik moest vlug wat verzinnen en vond er een: “ Zijn naam is Samuel Rainbow.” “ Prima, ik zie hem wel verschijnen.” Hij hing op. Ik moest even bijkomen en belde meteen naar Rie. Ik hoopte dat ze nog wakker was want het was al over twaalven. Rie nam op: “ Met Van Bessen.” Ik realiseerde me ineens dat mijn nummerherkenning uitstond. “ Goedenavond Rie, met Han Vlaar. Ik heb een vraag: met wat voor auto is Paul naar Genève gereden?” “ Hij heeft een bordeauxrode Audi A4, ik heb een BMW Z4.” Zozo, dacht ik. Ze gaf me het kenteken van de Audi. Ik had nog wat te melden: “ Ik heb wat belangrijke informatie gekregen en ga morgen naar Genève toe. Ik denk dat ik morgenochtend niet bij je langs kan komen. Ik bel je wel.” “ Uitstekend. Als het voorschot niet toereikend is, hoor ik het wel. Heel veel succes alvast.” Ik boekte via Internet een retourtje Genève op de lijnvlucht van twaalf uur en boekte er meteen een auto bij. Ik was het voorschot bijna vergeten en keek even in mijn bankrekening. Ik schrok van het bedrag. Ze had tienduizend Euro overgemaakt! Zozo, daar heb ik wel even genoeg aan, dacht ik. Ik was moe, nam een douche, zette de wekker en viel als een blok
in slaap.
8 De wekker ging, het was zeven uur, ik was klaarwakker. Ik wist niet wat de dag zou brengen, maar in me kriebelde het van de spanning. Ik voelde me energiek en ging meteen aan de slag. Wassen, tandenpoetsen, aankleden, ontbijten, het was gauw gedaan. Ik ging achter mijn bureau zitten, belde het taxibedrijf, bestelde een taxi naar Schiphol en meteen een taxi voor de terugkomst uit Genève; als alles goed ging zou ik om half tien vanavond weer thuis kunnen zijn. Voor de zekerheid gaf ik de vluchtnummers, want je weet maar nooit. Ik stuurde Anna nog even een mailtje met wat ik ging doen en printte de tickets in tweevoud uit. Zoals ik vroeger gewend was schreef ik een verslag van de bevindingen van gisteren. Er schoot me daarbij nog iets te binnen: ik zou die agent nog bellen. Hoe heet die man ook alweer? Ik keek in mijn notitieboekje: Van Gelder van bureau Nieuwe Parklaan stond er. Ik vond het telefoonnummer op Internet en belde het bureau. “ Goedemorgen, u spreekt met Vlaar, mag ik agent Van Gelder van u?” Ik werd doorverbonden en kreeg agent Van Gelder direct aan de telefoon: “ U spreekt met Hans van Gelder”, zei hij met een vriendelijke, vertrouwenwekkende stem. “ Goedemorgen, u spreekt met Han Vlaar uit de Zeilstraat. Ik ben ingehuurd door mevrouw van Bessen in verband met de verdwijning van haar man. Als het goed is heeft u haar vorige week gesproken.” “ Ja, dat klopt. Ja, ziet u, het komt vaak voor dat mannen verdwijnen en later blijkt dat ze ergens een liefje hebben waarbij ze zijn ingetrokken. We wachten de zaak daarom altijd even af, vooral in de kringen van Barones van Bessen.” “ Barones?”, zei ik onthutst. “ Ja, wist u dat niet, het is mevrouw Barones van Bessen. Haar man
is Baron van Bessen.” Ik stond versteld, dit had ik helemaal niet verwacht. “ Heeft u verder niets aan de zaak gedaan?”, vroeg ik, een beetje van mijn stuk gebracht. “ Nou, we hebben de zaak wel gemeld aan onze Zwitserse collega's, maar ik denk dat ze er niets mee doen als er verder geen nieuwe verzoeken komen.” “ Stel dat ik met informatie kom waar u wat aan heeft, kan ik die dan aan u melden?” “ Ja, graag zelfs, we hebben het al druk genoeg.” “ Prima, en als ik eventueel informatie nodig heb in verband met de verdwijning, kan ik dat ook aan u vragen?” “ U kunt het altijd vragen, maar ik weet niet of ik antwoord kan geven.” Ik was nog niet gerustgesteld: “ Stel dat ik dringend om informatie verlegen zit, wilt u me dan helpen?” “ Meneer Vlaar, wij zijn er om u te helpen, maar het hangt echt van de vraag af. Ik zal u mijn directe nummer geven, voor als u wat meer heeft over de verdwijning.” Hij dicteerde zijn directe nummer en zijn e-mailadres. Na een vriendelijk afscheid hing hij op. Nou, daar ben ik niet veel mee opgeschoten, dacht ik. Ik heb altijd dat gevoel bij overheidsinstanties, of het nu op het stadsdeelkantoor is of bij de politie, ik heb altijd het idee dat men niet zit te wachten op het verrichten van diensten voor de burger. Pas na enig aandringen is men bereid iets te gaan ondernemen, uit zichzelf doen ze niets. Ik bestudeerde de kaarten van de omgeving van CERN. Het ligt echt vlak bij het vliegveld. Het hotel waar Paul had ingecheckt lag praktisch om de hoek bij CERN aan de Franse kant. Ook gebouw 185 kon ik op Internet vinden. Je kunt het volgens mij vanaf het hotel
makkelijk te voet bereiken. Er werd aangebeld, de taxi stond klaar. Ik had alleen een tas bij me, want vanavond zou ik weer terug zijn. Ik controleerde of ik alles bij me had en stapte in de taxi naar Schiphol. Om half twee landde het KLM-toestel op Genève-Cointrin Airport. Het was er prachtig weer. Ik kon zo doorlopen omdat ik geen bagage had en ging direct naar de balie van AVIS voor de auto. Een medewerker liep met me mee om de auto aan te wijzen; ik was tevreden met de Citroën C4. Wat onwennig reed ik zuidwaarts langs het Holliday Inn Hotel en hield rechts aan naar De Meyrin. Na een paar kilometer reed ik langs het terrein van CERN dat een beetje op een bedrijventerrein lijkt. Het ligt verscholen achter hoge hekken met begroeiing. Ik reed voorbij het opvallende gebouw in de vorm van een bal, rechts van mij en passeerde de onbewaakte grensovergang. Ik zat in Frankrijk. Ik kwam bij een rotonde; de volgende moest ik linksaf. Aan mijn linkerhand zou gebouw 185 moeten liggen, verscholen achter de hoge heg. Ik kwam bij de grote rotonde en ging driekwart rond. Het eerste gebouw, even verderop aan de rechterkant, was het Balladins Hotel. Twee maal rechts en ik was er, na nog geen twintig minuten rijden van het vliegveld. Het hotel was niet bepaald groot, vrij eenvoudig en zakelijk. Ik liep naar de receptioniste en vroeg of er een zekere Paul van Bessen ingecheckt stond. Ze droeg een bril met een heel dun montuur, had halflang, blond haar en veel te rode lippen. Ze had die ontevreden blik over zich die ik vaker bij dit soort functies heb gezien. Eerst wilde ze niets zeggen, maar toen ik zei dat de meneer vermist werd en ik speciaal uit Nederland kwam om hem te zoeken, was ze bereid te kijken.
“ Meneer is vorige week dinsdag ingecheckt en de volgende morgen is er uitgecheckt en betaald.” “ Kunt u zien door wie er is betaald?” Ze keek even en zei: “ Door een zekere De Melle.” Ik wist genoeg en bedankte de dame hartelijk. Het was tijd om bij De Melle op bezoek te gaan in gebouw 185. Ik controleerde het parkeerterrein maar zag geen bordeauxrode Audi A4 staan. Het hotel ligt aan de rand van het Technoparc Pays de Gex. Ik moest de wijk helemaal door rijden om weer op de weg naar CERN te komen. Ik was verbaasd over de manier waarop De Melle met de zaak omging. Je kon met het grootste gemak achterhalen dat hij het hotel heeft betaald; hij doet helemaal geen moeite om het verborgen te houden. Toen ik dat bedacht schoot me te binnen dat hij in dienst van overheden functioneerde, dan kon je nogal onaantastbaar zijn. Als je in zo'n positie werd aangeklaagd, was je zo weer vrij man als het überhaupt tot een aanklacht zou komen. Via een viaduct kwam ik weer op de weg naar CERN. Ik ging bij de grote rotonde direct rechtsaf, waar een ingang van het terrein zou moeten zijn. Ik had me vergist, het was geen ingang maar een uitgang; ik stond voor een hek waar ik niet in kon. Ik zou een stuk in de richting Genève moeten rijden om daar de ingang te nemen. Links van het hek was een klein parkeerterrein waar ik indraaide om te keren. Op het moment dat ik de draai had gemaakt rolde het hek open en reed er een bordeauxrode Audi A4 voorbij met vier mannen erin. Ik kon zien dat één van de mannen aan mijn kant achterin een zwarte kap over het hoofd had. Ik kon mijn ogen bijna niet geloven toen de Audi voorbij reed. Ik herkende het nummerbord; het was de auto van Paul van Bessen. Zonder te aarzelen reed ik achter de auto aan toen hij rechtsaf richting Genève reed. Ik bleef op redelijke
afstand en hield de auto goed in de gaten. Hij reed rustig langs de grenspost Zwitserland in. Na een paar minuten rijden namen we een afslag en gingen linksaf. Uiteindelijk sloeg de Audi linksaf het vliegveld op en reed door een controlepost met slagboom waar ze hem zo doorlieten. De Audi reed het vliegveld op en sloeg linksaf uit het zicht tussen de hangars. Ik reed naar de slagboom en werd staande gehouden door een douanebeambte. “ Bonjour,” zei hij, “ kan ik u helpen?” “ Ik denk dat ik verkeerd ben gereden, mijn excuses”, zei ik een beetje onbeholpen en reed achteruit. Ik was ze kwijt, wat nu? Ik draaide om en reed terug om na te denken. Ik parkeerde een stukje verderop op een parkeerterrein en sloot even mijn ogen. Het kon niet anders dan dat De Melle achter het stuur zat. De beambte kende hem blijkbaar, anders had hij hem niet zomaar doorgelaten. Het was de ingang van het vliegveld en volgens mij was het de ingang voor particulieren met een eigen vliegtuig. Ik belde het nummer van De Melle in CERN en kreeg een dame aan de lijn. Nu zonder Amerikaans accent vroeg ik naar De Melle. “ Die is niet aanwezig, kan ik een boodschap doorgeven?” “ Nee, maar kunt u me zeggen waar ik hem kan bereiken?” “ Dat kan ik helaas niet zeggen”, zei de dame. Na een beleefde afwijzing hing ze op. Ik dacht even na en bedacht me dat ik nog iets kon proberen. Ik stapte uit en liep naar de ingang van de luchthaven. Ik deed mijn zonnebril af, haalde een hand door mijn haar en liep naar de beambte toe. “ Pardon meneer,” zei ik, “ klopt het dat ik net meneer De Melle langs zag rijden? Ik ben een groot fan van hem, hij heeft me aan een prima baan geholpen, ik ben hem nog steeds dankbaar, aardige man.
Heeft hij een eigen vliegtuig?” De beambte keek me aan en glimlachte, hij leek trots op het feit dat De Melle hem persoonlijk kende. “ Jazeker,” zei hij, “ meneer De Melle heeft een Gulfstream G550.” “ Oh ja? T jonge, een Gulfstream zeg, dat zijn prachtige vliegtuigen. Hoe ver kan zo'n ding eigenlijk vliegen, toch zeker vijfduizend kilometer, schat ik?” “ Nee, een G550 heeft een actieradius van over de twaalfduizend kilometer.” “ Nee, echt? Ongelofelijk”, zei ik. Hij was blijkbaar apetrots op zijn ongeëvenaarde kennis van vliegtuigen. “ Zeker, meneer De Melle vliegt regelmatig non-stop naar zijn huis op Saint Martin.” Hij liep over van trots. “ Nou, als u hem weer ziet, doe hem dan de hartelijke groeten van Han uit Holland”, zei ik en liep weer terug naar de auto. Ik had ineens informatie gekregen waar ik wat aan had; de reis was niet helemaal voor niets geweest. Het was inmiddels vier uur, ik was klaar in Genève. Ik reed om naar de vertrekhal, leverde de auto in, liep naar de balie van AIRFRANCEKLM en vroeg of mijn terugvlucht naar voren kon worden geschoven, ik had verder geen bagage bij me. Na wat puzzelwerk was de mutatie geregeld. Ik kon direct doorlopen, want de volgende vlucht was om vijf over vijf en er was nog plek. Ik belde naar Nederland om de taxi eerder te laten komen en vertrok weer terug naar Amsterdam.
9 Om ongeveer acht uur zette de taxi me thuis af. Ik nam meteen een douche, deed schone kleren aan en belde Rie. “ Rie, kan ik zo even langskomen?” “ Maar natuurlijk Han, tot zo.” Het weer was ook in Scheveningen voortreffelijk. Ik reed naar de Scheveningseweg. Rie deed open en keek me nieuwsgierig aan. “ Ga zitten”, zei ze. “ koffie of wat sterkers?” “ Iets sterkers graag, ik ben wel toe aan een borrel.” Ze schonk, zonder verder te vragen, inderdaad een borrel voor me in en nam er zelf ook een. “ Rie,” begon ik, “ je hebt me helemaal niet gezegd dat je barones bent.” “ Ik loop er niet mee te koop, niemand hoeft het te weten, maar soms kan ik mijn titel gebruiken en dan doe ik het ook. Het komt gelukkig heel zelden voor. Ik probeer een normaal leven te leiden, die adel hoeft voor mij niet. Maar vertel, ben je wat meer te weten gekomen?” Zo te horen beschouwde ze de zaak van de adel als afgedaan. “ Ik ben vandaag in Genève geweest en heb het hotel bezocht waar Paul had ingecheckt. Gisterenavond kwam ik te weten wie François de Melle eigenlijk is. Hij is de man die de daders van de aanslag op de Rainbow Warrior heeft losgekregen van de Nieuw-Zeelandse overheid. Hij werkt waarschijnlijk in opdracht van overheden. Ik heb hem gisterenavond aan de telefoon gehad en heb een smoes opgehangen om te achterhalen waar hij zijn kantoor heeft. Bij het hotel wisten ze me te vertellen dat Paul vorige week dinsdag heeft uitgecheckt en de rekening door De Melle is betaald. Toen ik naar het kantoor van De Melle wilde kwam ik de Audi van Paul tegen met vier man erin. Ik
denk dat ik Paul heb gezien. Hij moet achterin hebben gezeten. Ik ben ze gevolgd naar het vliegveld, maar daar kwam ik niet verder dan de slagboom. Waarschijnlijk heeft De Melle Paul meegenomen naar Saint Martin, de Franse kant van Sint Maarten.” “ Dus als ik het zo hoor leeft Paul nog”, reageerde Rie enthousiast. “ Dat klinkt goed, maar waarom heeft die De Melle Paul dan ontvoerd? Doen ze het om losgeld of zo?” “ Nee Rie,” ik nam een slokje van mijn borrel, “ het zit anders: Ik heb de documenten van Paul bestudeerd. Gisterenavond hoorde ik dat het heel belangrijk kan zijn. Waarschijnlijk heeft hij een heel betrouwbare unificatietheorie gevonden die heel veel waard kan zijn. Ik denk dat die De Melle die theorie van Paul wil hebben en ik heb sterk de indruk dat het daarom gaat. Paul heeft waarschijnlijk niets op papier meegenomen dat hij kan overhandigen. Als De Melle de theorie van Paul wil hebben zal Paul alles moeten opschrijven. Weet jij of hij hier wat aan documenten heeft liggen over zijn theorie?” “ Bij mijn weten niet. Ik heb je alles gegeven wat ik kon vinden.” Ik zag haar weer opleven nu ze wist dat Paul nog in leven was. Er sprankelde hoop in haar ogen. Ik ging verder: “ Ik denk dat de Audi gewoon op het vliegveld van Genève staat. Ik zal morgen de politie bellen om dat te melden; hij zal dan wel hierheen worden getransporteerd. Wat me wel zorgen baart is de macht van De Melle. Hij kan blijkbaar alles doen zonder dat hij kan worden tegengehouden. Hij wordt gedekt door verschillende overheden, vooral de Franse, en ik vrees dat de politie niet veel kan uitrichten als we hun hulp vragen; maar ik zal toch een poging doen.” Rie was stil en nipte aan haar glaasje. “ Sint Maarten,” zei ze eindelijk, “ ik heb familie, een neef, die in de Raad van advies van de gouverneur van de Nederlandse Antillen heeft
gezeten. Na het opheffen van de Antillen is hij in die buurt gebleven en ik dacht dat hij op Sint Maarten is gaan wonen. Hij heet jonkheer Karel van Betruien, we hebben elkaar vroeger vaak ontmoet bij familie-aangelegenheden. Ik zal eens informeren waar hij nu woont.” Ik nam net het laatste slokje van mijn borrel toen mijn telefoon ging. Het was Anna: “ Hoi Han, ik werd net gebeld door Ron de Koning, hij heeft een hoop informatie over De Melle bij elkaar gezocht en vroeg of we even bij hem langs wilde komen. Kan jij?” “ Altijd”, zei ik, een beetje verbaasd over de inzet van Ron. “ Ik kom zo bij je langs, dan rijden we meteen door naar Ron.” “ Prima, ik zie je zo.” Ik legde Rie uit welke bijdrage Ron de Koning had geleverd en dat er nieuwe informatie was. “ Han,” zei Rie terwijl ze me aankeek, “ ik ben ongelofelijk blij dat ik jou heb aangenomen voor deze klus. Ik had niet kunnen vermoeden dat je zo snel zoveel resultaten boekt.” “ Rie, ik doe mijn best, maar we zijn er nog niet.” We namen afscheid en ik vertrok richting Anna. Met Anna achterop zoefden we net als de avond ervoor naar de Brugsestraat. We werden weer verwelkomd door Ron, die meteen voor de cappuccino's aan het werk ging. Terwijl we genoten van de koffielekkernij vertelde Ron zijn verhaal: “ Die De Melle intrigeert me. Ik ben daarom eens op zoek gegaan naar die man, maar er is niets te vinden. Melle is een plaats in Frankrijk, maar het is ook een plaats in België, vandaar de naam De Melle wat ook voorkomt in het Nederlandse Van Melle. De naam is bekend door de snoepjes. Ik had een vermoeden dat De Melle van Belgische afkomst zou zijn en ben daarop eens gaan zoeken. In Brussel vind je een stel ondernemers die De Melle heten. Ik heb er
gewoon eens een stel gebeld en gevraagd of ze een François de Melle kennen. Ik geloof dat het de vijfde was, ik meen een schoenenzaak, die een François in de familie had die in het vreemdelingenlegioen van Frankrijk is gegaan. Hij schijnt het ver geschopt te hebben, maar meer kon ze me niet vertellen. Ik heb toen een kennis van me gebeld die nogal veel weet van het vreemdelingenlegioen en die wist dat veel rekruten in dienst van de Franse geheime dienst gingen om een baantje voor het leven te hebben. François heeft door zijn loopbaan in het vreemdelingenlegioen vrijwel zeker de Franse nationaliteit gekregen, maar heeft zijn eigen naam blijkbaar gehouden. Er was ooit een mogelijkheid om een nieuwe identiteit te krijgen, maar tegenwoordig kan dat niet meer, hij hecht blijkbaar aan zijn eigen naam. Wist je trouwens dat De Melle een huis op Saint Martin heeft?” Ik was even verbaasd over zijn uitspraak. “ Hoe kom jij aan die informatie?” “ Nou Han, dat is vrij eenvoudig, ik heb gewoon CERN gebeld en gevraagd naar het adres van François de Melle. Ik heb wel even moeten aandringen met een smoes dat ik wat stukken naar zijn privéadres moest sturen en toen gaven ze me keurig het adres.” “ Dat meen je niet!”, riep ik verbaasd uit. Waarom heb ik daar niet aan gedacht? Ik vond mezelf ineens geweldig stom. Anna moest giechelen om de conversatie. Ron ging verder: “ Ik heb trouwens een kennis die verbonden is aan de Universiteit van Sint Maarten.” “ Heeft Sint Maarten een Universiteit?” zeiden Anna en ik tegelijkertijd. Ron lachte hard om de reactie terwijl Anna en ik elkaar grinnikend aankeken. “ Ja, wist je dat niet?”, zei hij en moest nog harder lachen. Terwijl we nog zaten te gniffelen ging mijn telefoon; het was Rie:
“ Hallo Rie, heb je nieuws?”, zei ik vrolijk. “ Ja, ik heb even geïnformeerd naar mijn neef Karel en heb hem net aan de telefoon gehad. Hij zit inderdaad op Sint Maarten en is bestuurslid van de Universiteit aldaar.” Ik viel bijna van mijn stoel van verbazing. “ Ik stuur je zijn gegevens.” “ Geweldig Rie, dank je wel en tot gauw.” “ Tot gauw Han.” Ik keek Ron glimlachend aan: “ Heet die kennis van jou misschien Karel van Betruien?” “ Ja, hoe kom jij daar nou aan?” “ Het is de neef van Rie van Bessen.” We keken elkaar lachend aan. Ik had een besluit genomen: “ Anna, kun jij een week vakantie opnemen?” “ Natuurlijk,” zei ze, “ die collega's van me gaan allemaal in de schoolvakantie en die is net afgelopen.” “ Dan gaan we naar Sint Maarten. Zo gauw mogelijk.” “ Wauw, dat lijkt me geweldig,” zei ze, “ ik neem morgen meteen verlof. Vinden ze vast niet erg.”
10 Bijna zeven uren duurde de vlucht in het kleine luxe vliegtuig. Ik zat achterin en er hing een gordijn voor me. Af en toe kreeg ik bezoek van één van de twee mannen die me in de auto hadden geduwd. Ze waren eigenlijk best vriendelijk tegen me. Een paar keer brachten ze me eten en drinken. Ondanks de gedwongen reis was het in verhouding met de cel een prettige omgeving. Ik kon door het geluid van de motoren niet horen wat er aan de andere kant van het gordijn werd gezegd en waagde het niet om er doorheen te gaan. Ik tuurde uit het raampje in de verte. Ik zag wolken onder me voorbij gaan boven een oneindige zee. Aan het licht te zien vlogen we naar het zuidwesten. Af en toe moest ik opstaan om de benen te strekken en werd meteen door het gordijn in de gaten gehouden. Toen het vliegtuig begon te dalen keek ik uit het raampje en zag een eiland verschijnen waar we ogenschijnlijk aan voorbij vlogen. Even later nam het vliegtuig een scherpe bocht naar links en zette koers naar het eiland dat me ergens bekend voor kwam. Het landingsgestel werd uitgezet en we maakten een landing op een niet al te groot vliegveld. Toen we stil stonden kwam één van de mannen binnen en gebaarde me mee te komen. Ik gehoorzaamde netjes en volgde de man de vliegtuigtrap af de overweldigende warmte in. Ik zag in de verte palmbomen en water. Er stond een auto klaar met open portieren. Ik werd achterin geduwd naast de man met het stekeltjeshaar. Er werd niets gezegd, de auto reed rustig het vliegveld af zonder enig oponthoud en we reden zo'n twintig minuten over het eiland, langs stranden, een intens blauwe zee en over, met tropische planten en bomen begroeide heuvels. We sloegen linksaf een smalle straat in en kwamen bij een prachtig huis, omheind met hoge hekken en een elektrisch bediende poort. Ik zag camera's langs het terrein
hangen; het was goed bewaakt. De auto stopte. Ik mocht uitstappen en moest de man met het stekeltjeshaar volgen door een deur aan de zijkant van het huis. Ik kon de geweldige tuin met een glooiing naar het water zien; niet verkeerd, dacht ik. Ik kreeg een heel ruime kamer waar tot, mijn verrassing, op het bed mijn bagage stond die ik naar Genève had meegenomen. De man zei in een keurig Engels met een sterk Frans accent dat dit mijn kamer was en dat ik me kon opfrissen. “ U wordt zo meteen bij de heer De Melle verwacht.” Ik was een beetje in verwarring gebracht en dacht: hoe was het toch mogelijk dat ik me niet ongerust maakte? Is het de berusting in mijn lot dat ik vorige week voelde? Ik was verbaasd over mezelf. Misschien vond ik dit wel een aardig avontuur worden. Dat ik niet aan mijn verplichtingen kon voldoen was buiten mijn schuld; ik had al voor de klas moeten staan, maar dat vond ik helemaal niet erg. Misschien was ik wel toe aan een stuk vakantie en vooral deze omgeving was waanzinnig mooi. Rie is een lieve vrouw en ik houd heel veel van haar. Ik wist dat ze zich grote zorgen maakte om mijn verdwijning, ik nam het mezelf toch kwalijk dat ik geen angst had. De behandeling van de laatste uren en deze kamer duidden op bedoelingen die niet zo kwaad waren. Zouden ze dit doen om me in te palmen, om iets van me gedaan te krijgen? Ik zou het wel zien; ik voelde me nu even op mijn gemak. Een uitgebreid bad, na een week alleen een wastafeltje, was een heerlijkheid. De badkamer was van een ongekende luxe; ik maakte er uitgebreid gebruik van. Dat tandenpoetsen zo lekker kon zijn had ik ook nog nooit ervaren. Die witte baard van een week stond me best goed. Ik leek wel een beetje op Hemingway. Ik liet het maar zo en hees mezelf in verse kleren uit mijn koffer. Ik deed de balkondeuren open. Een ruim balkon met zitje keek uit
over een grote glooiende tuin vol tropische planten en palmen. De tuin lag aan een uitgestrekt binnenwater omgeven door palmbomen en bebouwing. In de verte dobberden zeilbootjes. Onderaan de aflopende tuin was een steiger waaraan twee boten waren afgemeerd. Niet verkeerd, dacht ik weer. Er werd op de deur geklopt, mijn bewaker kwam binnen. “ U wordt bij meneer De Melle verwacht”, zei hij stijfjes. Ik liep achter hem aan de trap af naar een grote modern en licht ingerichte kamer met een enorm terras. Een warme wind zou verkoeling moeten brengen; ik realiseerde me dat ik eigenlijk te warm gekleed was. Ik deed wat knopen van mijn overhemd los en liep achter mijn bewaker aan. In een ruime stoel zat De Melle. Een keurige verschijning van net in de zestig, luchtig in het wit gekleed. Zo te zien was hij in perfecte conditie. Met zijn houding dwong hij respect af. Ik had hem voor het laatst in Genève gezien toen hij achter zijn bureau zat. Ik huiverde bij de gedachte aan het moment dat ik van mijn stoel werd gelicht en de cel werd ingegooid. Voor het eerst bekroop me weer die angst die ik even kwijt was. “ Gaat u zitten” zei hij, tot mijn verrassing, in het Nederlands. Tot nu toe had ik alleen Engels met hem gesproken. Hij had een Vlaamse tongval. Zou hij van Belgische afkomst zijn? “ Meneer Van Bessen. Mijn excuses voor de ongemakken van de afgelopen week. De omstandigheden hebben ons genoodzaakt u in veiligheid te houden. Ik vraag u daarom begrip voor de situatie. Het volgende is het geval:” Hij ging even verzitten. Hij sprak een onmiskenbaar Vlaams, strak en zakelijk. “ Ik ben vertegenwoordiger van een groot bedrijf,” ging hij verder, “ waarvan ik de strategische aspecten verzorg. U heeft mij benaderd om uw vindingen verder te helpen ontwikkelen en ondertussen zijn wij van mening dat wij dat inderdaad kunnen doen, vermits wij op uw
medewerking kunnen rekenen. Onze hulp kan alleen worden verleend als alles in uiterste geheimhouding plaatsvindt. Wij zijn ervan uitgegaan dat u meewerkt; daarom hebben we u naar deze locatie overgebracht. Ik ga u daarom niet vragen of u wilt meewerken; wij gaan ervan uit dat u meewerkt.” Hij keek me aan en ik wist niet wat ik moest zeggen; ik had niets te zeggen, er werd ook geen vraag gesteld: het was een mededeling. Blijkbaar zag hij mijn vertwijfelde blik en ging verder: “ U krijgt alle tijd en gelegenheid om alle gegevens betreffende de vindingen te noteren. U krijgt daarvoor een laptop ter beschikking en ik verwacht elke dag een verslag over uw vorderingen. Als ik er niet ben, doet u verslag aan Jean.” Hij wees naar mijn bewaker met het stekeltjeshaar. “ Heeft u nog vragen?” Hij stelde de vraag zo dat hij liet blijken geen vragen te willen horen. “ Kunt u mij wat andere kleding bezorgen? Ik had niet gerekend op een tropische omgeving.” De Melle glimlachte en zei kortaf: “ Jean zal voor andere kleding zorgen en als u iets nodig hebt kunt u dat ook aan hem vragen. Zolang u met de beschrijvingen bezig bent blijft u op uw kamer.” Hij gaf Jean een teken. Deze liep naar me toe en gebaarde me hem te volgen. Ik merkte aan Jean dat hij niets had verstaan, een rasechte Fransman; ze kennen een beetje Engels en daar houdt het mee op. We liepen de trap op en ik vroeg hem beleefd in het Engels om andere kleren en een zwembroek voor me te regelen, vanwege de warmte. Ik zag mezelf al in zwembroek op het balkon zitten. Op mijn kamer vond ik op het bureau een prima laptop die echter zo beveiligd was dat ik er, buiten het office-pakket, niets mee kon doen. De telefoon was alleen voor de roomservice van Jean. Er was wel televisie en radio op de kamer en dat was een hele vooruitgang na
een week stilte. Op het balkon stond een koelkast, gevuld met frisdranken en een paar flesjes bier. Ik nam er direct eentje en ging onderuit op een luie stoel zitten terwijl de berghelling waarop we zaten steeds meer in de schaduw van de ondergaande zon kwam te liggen. In de verte zag ik lage bergen in een oranje gloed waarop langzaam lichtjes zichtbaar werden. Niet verkeerd, dacht ik weer en het biertje smaakte geweldig. Het was een extreem lange dag geweest. Ik realiseerde me dat ik vanmorgen nog in een cel in Genève zat en nu zat ik op een tropisch eiland. Ik zette de televisie aan en zag het regionale televisiestation T V15 van Sint Maarten. Ik zit op Sint Maarten of Saint Martin, concludeerde ik, want het zal vast wel het Franse gedeelte zijn. Vandaar dat het me bekend voorkwam en dat de dag zo lang lijkt. Het is hier vijf uren vroeger dan in Nederland. Rie en ik zijn hier heel lang geleden geweest, ik denk wel dat het vijfendertig jaar geleden moet zijn geweest, toen we net getrouwd waren. Als ik de omgeving zo inschatte zouden we vlakbij de Nederlandse grens moeten zijn. Ik liep het balkon nog eens op om te kijken. Het was ondertussen al donker geworden. De huizen die ik rechts aan de oever van het binnenmeer zag, moesten in het Nederlandse gedeelte liggen. Ik keek de tuin nog eens rond. Het balkon was niet hoog en rond de tuin was een hoog hek voorzien van prikkeldraad en camera's die regelmatig heen en weer zwaaiden. Het water was een mogelijkheid om te ontsnappen, maar toen ik ook een camera aan de gevel naast het balkon ontdekte wist ik dat een vlucht via het water onwaarschijnlijk was. Ik kreeg dat onbehaaglijke gevoel weer over me: ik werd gevangen gehouden. Ik moest aan Rie denken. Ze zou niet stil hebben gezeten en de politie hebben ingeschakeld. Maar als ik het zo inschatte zou de politie weinig doen bij een vermissing van een man van mijn leeftijd. Er was waarschijnlijk een seintje naar Genève gegaan en ze wachtten af wat
er ging komen. Ik nam nog een teug van het koele bier en zag in gedachten Rie: Ze zou vast al iets anders hebben bedacht om me te vinden, maar de kans dat ik opgespoord zou worden was wel heel erg klein. Ik zou mijn werk daarom zo lang mogelijk proberen te rekken terwijl het leek of ik enthousiast meewerkte. Ik had jaren zitten puzzelen op die unificatietheorie. In het begin snapte ik er zelf amper iets van als ik mijn eigen verhaal terug las. Ik nam me voor gewoon aan het werk te gaan, maar de beschrijvingen in het Nederlands te doen, met een taalgebruik dat alleen grote wetenschappers kunnen begrijpen. Er zat dan geen gelogen woord in, maar je moest van heel goede huize komen om het te snappen. Ik verheugde me op de reacties van De Melle of Jean en begon maar meteen met de aanzet van de theorie: de inleiding, die bij elkaar al een paar dagen werk inhield. Misschien kon ik een Internetverbinding afdwingen voor de nodige onderbouwing en documentatie. Na een uur typen werd ik overvallen door vermoeidheid. Het bed was van uitstekende kwaliteit; ik viel als een blok in slaap.
11 Toen Anna en ik bij Ron de Koning de deur uitgingen was het drukkend warm. Een zware, vochtige en benauwde atmosfeer was een voorbode voor onweer. We stapten vlug op en reden door de straten van het Belgisch Park toen de hemel oplichtte. Een gerommel omringde ons en dikke druppels vielen op ons neer. Ondanks de korte rit kwamen we doorweekt mijn huisje binnen. We stonden in het kleine halletje te druipen. Ze knoopte mijn overhemd los en ik deed dat ook bij haar blouse en bh. We grinnikten toen we elkaars broeken probeerden uit te trekken. “ Die kleren doen we morgen wel, kom mee”, zei Anna en nam me aan de hand mee de trap op naar mijn slaapkamer. Buiten bliksemde het onophoudelijk en verlichtte onze naakte lichamen. De regen kletterde op het dakraam. Anna duwde me op bed en kroop bovenop me, haar natte haren veegden over mijn borst, haar lippen gleden langs mijn buik omhoog en bereikte de mijne. Ik gaf me over aan de hartstocht terwijl buiten het onweer raasde. Het lichte gesnurk van Anna naast me klonk vertrouwd terwijl nog een paar druppels op het dakraam vielen. Ik kon niet slapen na zo'n lange, intensieve dag. We hadden ons lekker laten gaan en toen we even op adem moesten komen, viel ze zo in slaap. Mijn hoofd zat nog vol van de ervaringen van de afgelopen dag: dat ik de Audi ineens tegenkwam met het gemaskerde hoofd, dat wel Paul geweest moest zijn, was een ongelofelijke ervaring. De Melle ziet wat in Paul als hij hem zomaar ontvoert naar Sint Maarten. Het zou ook betekenen dat hij de theorie niet heeft en hem beslist wil hebben, anders was Paul wel onverrichter zake naar huis gekomen. De Melle heeft alles onderzocht en waarschijnlijk niets gevonden; het zit in het hoofd van Paul en dat is goud waard. De presentaties die Paul heeft gegeven zijn
indrukwekkend geweest, zo indrukwekkend dat De Melle alles in het werk stelt om de theorie te pakken te krijgen. Dan is er het adres van De Melle op Saint Martin. Ik denk dat hij wekelijks een paar dagen in Genève zit en de rest van de tijd op Saint Martin, vandaar dat het een week heeft geduurd eer hij met Paul weg kon. Hij had een week eerder niet de gelegenheid om Paul mee te nemen. Dat verklaart een heleboel. De Melle heeft waarschijnlijk eerst onderzoek moeten plegen voordat hij Paul serieus kon nemen. Misschien had hij in die tijd wel ergens een deal afgesloten over een nieuwe ontwikkeling in de natuurkunde. Maar stel dat we Paul zouden bevrijden uit de klauwen van François de Melle, wat ging die vent dan doen? Voordat je het wist wemelde het van scherpschutters in Scheveningen. Ik moest er niet aan denken. Ik denk dat ik eerst eens met de politieagent ga praten, hoe heet hij ook weer? Oh ja, Hans van Gelder. Die De Melle is een gevaarlijke vent, eigenlijk moeten we meteen van die man af, maar hoe? Ik kwam er niet uit. Het geluid van Anna naast me haalde me uit mijn concentratie. Ik had haar in 2004 ontmoet op een georganiseerde vrijgezellenvakantie. Als ik alleen op vakantie ging voelde ik me eenzaam en zo'n vakantie met lotgenoten leek me wel wat. Het was een reis van tien dagen door Portugal langs verschillende Pousadas; prachtige kloosters, kastelen en landhuizen die tot hotel zijn omgebouwd. Toen we met de bus van het vliegveld naar de eerste bestemming gingen zat ik naast Anna. Ik stelde me voor en zei dat ik uit Scheveningen kwam. Toen bleek dat ook zij uit Scheveningen kwam, hadden we meteen contact en zochten elkaars gezelschap. De vierde dag zei ik haar tijdens het diner dat ik het erg fijn vond als ze bij me in de buurt was. Ze was ontroerd; ze had hetzelfde gevoel gehad. We spraken eerlijk en open over hoe we met elkaar om zouden moeten gaan. We wilden allebei geen vaste relatie; het verleden drukte
nog teveel op onze schouders. Vanaf dat moment waren we onafscheidelijk. Twee mensen die niet zonder elkaar kunnen en alles met elkaar willen delen, maar toch vrij willen zijn om hun eigen leven te leiden. Door die duidelijkheid en eerlijkheid werden we de rest van de vakantie in hetzelfde bed naast elkaar wakker. Het was een zalige vakantie en het is een schat van een vrouw. Ik keek al uit naar een vakantie op Saint Martin met haar. De wekker ging, het was woensdag, de zon scheen door het dakraam en de lucht was weer zuiver blauw. Anna schrok wakker en zat meteen rechtop. “ Kon je me niet wakker maken? Het is al ochtend!” “ Ook goeiemorgen,” zei ik, “ ik heb nog spullen van je staan hoor, geen paniek.” Ze gaf me een uitgebreide kus terwijl ze bovenop me kroop. “ Sorry,” zei ze, “ ik schrok even. Jeetje, wat een lekkere avond was dat gisteren, ik vond het mega-gezellig. Leuk hoor, speurneus zijn, ik ga koffie zetten.” Ze huppelde naar beneden en zette twee kopjes onder de koffieautomaat en drukte op het knopje. Even later kwam ze de trap op met twee dampende kopjes en gaf mij er een. “ Ik zal gelijk kantoor bellen dat ik verlof neem, ik denk dat er al een stel zijn om deze tijd”, zei ze. “ Zo vroeg al?” “ Ja, dat zijn die lui die alle files voor willen zijn.” Ze pakte haar telefoon en koos 'kantoor'. Er nam meteen iemand op. “ Goeiemorgen Willem, met Anna. Ik wil even melden dat ik verlof opneem, wil jij dat doorgeven? .. Ja, tot en met volgende week vrijdag, ik ben die maandag daarop weer op kantoor, wil jij dat
doorgeven? .. Prima, dag Willem!” Ze drukte op het rode knopje en zei: “ Ik ben vrij.” Ze stak haar beide armen in de lucht en schudde met haar borsten onder het uitroepen van “ Jippie!” “ Jij bent ook hartstikke gek”, zei ik terwijl ik haar van me af probeerde te krijgen. Zelfs het ontbijt was gezelliger dan ooit; we maakten gekheid over neef Karel op de Universiteit van Sint Maarten. Anna deed mij nog eens na toen ik verbaasd reageerde op de aanwezigheid van een universiteit op Sint Maarten: “ heeft Sint Maarten een universiteit?” Er was vandaag nog veel te doen. Ik gaf Anna opdracht om zo snel mogelijk iets te regelen op Sint Maarten. “ We moeten er zo snel mogelijk heen, liefst morgen al.” Ze stond op om naar het reisbureau op de Frederik Hendriklaan te gaan. “ Gaat me lukken, ik denk dat ze zo open gaan.” Ik gaf haar mijn paspoort en creditcard met pincode mee en ze huppelde de deur uit. Ze had echt vakantie. Ik belde agent Hans van Gelder op zijn directe nummer. “ Goedemorgen, u spreekt met Hans van Gelder.” Het viel me op dat iedereen er was, in het verleden kwam het zelden voor dat ik iemand direct aan de telefoon kreeg en nu had ik steeds degene te pakken die ik moest hebben. Het ging vooruit in Nederland. “ Goedemorgen meneer van Gelder, u spreekt met Han Vlaar. We hebben elkaar gisteren gesproken over Paul van Bessen. Ik wil aangifte van ontvoering doen. Kan ik daarvoor langs komen?” “ Ontvoering?”, zei hij verbaasd en herstelde zich snel: “ Prima, komt u maar direct langs, kan dat?” “ U ziet me zo verschijnen. Tot straks.”
Ik pakte alle spullen die ik nodig had voor een bezoek aan het politiebureau, verwisselde de accu van mijn snorfiets met die uit de accuoplader en reed opgewekt naar het politiebureau aan de Nieuwe Parklaan, een modern gebouw op een hoek zonder enige architectonische waarde voor de omgeving in tegenstelling tot het hypermoderne en bijzondere gebouw van het Casino dat er vlak naast staat. De omliggende parkeergarages maken het politiebureau er ook niet bepaald vriendelijker en toegankelijker van. Op de ander hoek van de Nieuwe Parklaan staat een villa waar vroeger restaurant Bali in gevestigd was; het had in mijn herinnering het lekkerste eten dat ik in mijn leven gegeten heb. Het moest tien jaar geleden zijn deuren sluiten. Dat was de enige keer dat ik pijn in mijn hart had vanwege de sluiting van een restaurant. Ik heb daar voor het eerst gegeten toen het politiebureau en Casino er nog niet stonden en je het Kurhaus nog kon zien. Ik werd in een spreekkamer gelaten die uitkeek op de glazen wanden van de bioscoop aan de overkant. Agent Van Gelder zat aan de andere kant van de tafel en vroeg formeel: “ Vertelt u eens over die ontvoering?” “ Ik kom aangifte doen van ontvoering van baron Van Bessen door een zekere François de Melle uit Sint Maarten.” “ Sint Maarten in Noord-Holland?” “ Oh, sorry, ik moet Saint Martin zeggen, het Franse gedeelte van Sint Maarten in de Caribische Zee.” Hij keek me verbaasd aan. “ Vertelt u alstublieft verder.” “ Ik kan beter beginnen met de Audi A4 van baron Van Bessen. Die staat nu op het vliegveld van Genève en de barones wil dat hij terug in Nederland komt. Kunt u regelen dat deze van het vliegveld wordt vrijgegeven?” Agent Van Gelder keek verbaasd. “ Hoe weet u dat die auto op het
vliegveld staat?”, vroeg hij. “ Ik ben er gisteren geweest en ik heb de auto gezien.” “ Bent u gisteren in Genève geweest?” Ik zag een glimp van jaloezie in zijn ogen; zoiets krijg je bij de politie niet voor elkaar. Ik vertelde over de bevindingen in het hotel en de toevallige ontmoeting met de Audi van Paul van Bessen bij CERN. Ik vertelde hem ook van het gesprek met de beambte bij de slagboom waaruit werd bevestigd dat De Melle achter het stuur van de Audi zat en van de achtergrond van De Melle en zijn huis op Saint Martin. Ik vertelde hem niet dat ik er gauw heen zou gaan. “ Kunt u ervoor zorgen dat baron Van Bessen weer in vrijheid wordt gesteld?”, zei ik op het laatst, terwijl de arme agent zich een ongeluk zat te typen om mijn verhaal zo volledig mogelijk te noteren. Hij keek een beetje afwezig op en zei: “ Wij doen ons best meneer.” In mijn ogen was dat geen antwoord. “ Wat bedoelt u daar precies mee? Wat kan ik aan de barones melden?” Hij schrok een beetje en herstelde zich: “ Laat ik zeggen dat ik mijn best doe om de zaak aan het rollen te brengen. Ik ga de zaak van de auto op gang helpen en voorleggen aan mijn Zwitserse collega's en Buitenlandse Zaken. Laat ik met u afspreken dat ik u op de hoogte houd van de ontwikkelingen.” Het klonk beter dan het eerste antwoord. “ Hoe lang denk u dat het gaat duren?”, vroeg ik, terwijl de agent nog druk aan het typen was. Hij pauzeerde wijselijk: “ Geen idee, ik moet het uit handen geven en kan alleen afwachten.” Ik kreeg het donkerbruine vermoeden dat het heel lang kon gaan duren, en dan was de invloed van De Melle nog niet eens meegerekend. De reis naar Sint Maarten zou niet voor niets zijn, maar het leek mij toch het beste niets over deze reis te melden. Ik kon me
voorstellen dat het nadelig zou kunnen uitpakken. De Melle wist niet dat ik wist dat Paul waarschijnlijk bij hem verbleef op Sint Maarten en dat gaf me een voorsprong. Als ik dat aan de politie meldde kon ik het net zo goed in de krant zetten. Ik zou voor de zekerheid Rie vragen niets van onze reis aan de politie te zeggen. Agent Van Gelder was klaar met typen en draaide een stapel papieren uit die hij netjes voorlas. Toen ik ze getekend had kon ik weer vertrekken. “ Als u me nodig hebt moet u gewoon bellen”, zei hij nog terwijl hij met me naar de uitgang liep en me vriendelijk de hand schudde. Ik vroeg me af wat ik aan de politie heb in een geval als dit. Waarom is er geen loket voor het melden van internationale criminaliteit? Ik reed direct naar huis. Het was stralend weer en de gedachten aan Anna lieten me weer glimlachen. Het leven was nog lang zo slecht niet. Anna was nog niet thuis van haar opdracht. Ik schreef een mailtje aan Rie met de vraag niets over onze reis te vertellen en bedankte haar voor de gegevens van haar neef Karel. Ik keek naar de klok, het was elf uur, maar op Sint Maarten was het zes uur in de morgen, dus nog te vroeg om te bellen. Een gevoel van nutteloosheid kwam over me, ik had niets meer te doen, nee, ik kón even niets meer doen. Toch barstte ik nog van de vragen. Wat moeten we met die De Melle als we Paul hebben bevrijd? Wat zal die man gaan doen? Ik nam een bak koffie en ging in mijn luie stoel zitten om eens goed na te denken. Ik zat net toen de voordeur openging en Anna binnen kwam. T riomfantelijk liet ze een stapel papieren zien. “ We gaan morgenochtend naar Sint Maarten via Parijs. Kon niet anders. Ik heb een waanzinnig hotel uitgekozen, het Holland House Beach Hotel. Kostte een paar centen, maar je creditcard werd geaccepteerd, dus we gaan.”
“ Uitstekend werk Anna! Ook een koffie?” “ Ja, lekker!” Ik stond op en was meteen mijn stoel kwijt. “ Dat is mijn stoel hoor”, riep ik uit de keuken. “ Weet ik.” Het zou een bijzondere reis worden, ik voelde het. “ Zeg Anna, die Ron de Koning weet nogal veel hè. Denk je dat hij ook iets over misdaadbestrijding weet?” “ Waarom vraag je dat?” “ Nou, stel dat we Paul weten te bevrijden uit het huis van De Melle, wat gaat die De Melle dan doen? Gaat hij wraak nemen of gaat hij nieuwe pogingen doen om iemand te ontvoeren? We moeten toch iets kunnen doen waardoor we verder geen problemen hoeven te verwachten?” “ Ja maar Han, ze weten toch helemaal niet dat wij het zijn als we ons niet bekend maken?” Ze had wel een punt. De Melle wist niet dat wij het zijn die naar Paul op jacht waren. “ Je hebt gelijk, maar ze kennen Paul en Rie wel. Wat moeten we doen om ze niet in gevaar te brengen?” “ Goeie vraag, ik bel Ron.” Ze pakte haar telefoon en belde. We konden direct langskomen. Vrolijk zoefden we naar de Brugsestraat waar we weer uitgebreid welkom geheten werden. Die mensen zijn ook altijd even blij, dacht ik. Misschien ben ik ook wel zo als ik over de tachtig ben. We legden het probleem aan Ron voor met de opmerking dat niemand mocht weten dat we naar Sint Maarten gingen. “ T ja, daar vraag je me wat,” begon Ron “ stel dat de actie lukt en Paul weer vrij man is, dan moeten Paul en zijn vrouw in veiligheid worden gebracht. Maar daar mag het niet bij blijven. Het probleem is
De Melle zelf en dat moet worden aangepakt. Hij moet een zwakke plek hebben waar we gebruik, of eerder, misbruik van kunnen maken. We weten dat De Melle een belangrijke man bij CERN is en daar al heel lang een kantoor heeft. Als zijn actie met Paul mislukt, zal hij die functie bij CERN nooit opgeven, kortom, hij blijft gewoon op de oude voet verder gaan. Als ik de verhalen zo hoor kan hij nooit alleen voor CERN werken. Daar kan hij nooit een Gulfstream G55 van betalen. Hij moet dus veel meer activiteiten hebben. Als jullie nou gezellig naar Sint Maarten gaan en de groeten aan Karel van me doen, dan ga ik eens in die zaak van De Melle duiken. Zullen we dat afspreken? Zodra ik wat meer weet, laat ik het direct weten.” We dronken nog een espresso uit zijn geweldige espressomachine en gingen na een uitgebreid afscheid huiswaarts. Ik was een klein beetje gerustgesteld, maar ik bleef het een riskante onderneming vinden vanwege de mogelijke nasleep. Het is geen eindgoed-al-goed-verhaal als we het voor elkaar zouden krijgen Paul te ontzetten. Ik had trek gekregen en stelde aan Anna voor aan de haven te gaan lunchen; ze had tenslotte vakantie. We gingen buiten bij het Brouwcafé aan de haven zitten. Het terras ligt een meter hoger dan de straat aan de kopse kant van de haven en biedt een uitzicht op een stuk van de jachthaven. Je kunt de bedrijvigheid in de haven volgen. Er varen bootjes in en uit en zorgen ervoor dat je altijd wat te zien hebt. Het was ongewoon rustig op het terras, ik had het wel eens drukker gezien. We zaten in de zon van ons broodje en een biertje te genieten toen Rie onverwachts bij ons aanschoof. Ze was een stuk gaan wandelen en zag ons zitten. Ik stelde Rie aan Anna voor. Ze hadden elkaar nog niet eerder ontmoet. “ Han,” begon Rie “ ik had je nog willen uitnodigen voor
vanmiddag. Ik heb wat papieren van Paul in de kast gevonden. Hij heeft blijkbaar alle belangrijke stukken van zijn PC gehaald en op een andere plaats verborgen. Ik vond een stapel prints die volgens mij belangrijk zijn. Het gaat waarschijnlijk over die theorie, want ik begrijp er niets van.” Ik dacht even na. Aan mij zijn de stukken niet besteed want ook ik begrijp er niet veel van. Ik dacht aan het gesprek met Ron de Koning en wist ineens de oplossing: “ Rie, kijk alle kasten nog eens goed na en let erop dat je niets over het hoofd ziet. Paul kan alles op een geheugenstick hebben gezet en ergens verborgen, maar hij kan het net zo goed ergens op Internet hebben gezet, veel veiliger dan op een geheugenstick. Papieren exemplaren kun je bij Ron de Koning in de Brugsestraat afgeven. Ik zal melden dat je ze komt brengen. Zorg er dus voor dat niets van die papieren van Paul in huis ligt.” Ik wilde mijn zorgen over de nasleep van een eventuele bevrijding van Paul niet aan de orde brengen, maar ze had wel door dat ik het meende. Ze beloofde nog eens goed te zoeken en de paperassen naar Ron te brengen. Anna was blijkbaar onder de indruk van de verschijning van Rie; ze was rustiger dan ik gewend was. Ik was al een beetje gewend aan de sterke aura die om Rie hangt; ik vroeg me af of Rie dat zelf wist. “ Ik wens jullie een prettige reis en heel veel succes toe”, zei Rie met een lichte emotie in haar stem. Ze gaf ons om de beurt een warme omhelzing en verliet ons zonder om te kijken. “ Wat een bijzonder mens!”, zei Anna. Ik liep naar binnen om af te rekenen. De radio stond aan terwijl de ober de rekening klaarmaakte. Opeens hoorde ik een nieuwsbericht op de radio dat me een lichte schok gaf: “ In de buurt van Genève is het lichaam gevonden van de Haagse journalist Maarten van Deelen. Hij
was sinds gisteren vermist en is waarschijnlijk vermoord. Maarten van Deelen was met een onderzoek bezig naar malafide praktijken bij CERN in Zwitserland.” Ik stond nog over het nieuwsbericht na te denken toen Anna bij me kwam staan. “ Han, ik loop zo naar huis om in te pakken. We moeten vroeg weg, de taxi komt om half zes. Vind je het goed dat ik vannacht bij je blijf?” “ Natuurlijk vind ik dat goed. Je hoeft trouwens niet veel mee te nemen, want we gaan naar een tropisch eiland. Kou kennen ze alleen in de koelkast. Tot zo!” Ik reed naar huis; het nieuwsbericht gonsde nog door mijn hoofd. Nadat ik een mailtje naar Ron had gestuurd met de aankondiging van een bezoek van barones Van Bessen vond ik het laat genoeg om Karel van Betruien te bellen op Sint Maarten. “ Goedemorgen, met Van Betruien” klonk het haarzuiver door de telefoon. Karel had een gemoedelijke, prettige stem. “ Goedemorgen meneer Van Betruien, u spreekt met Han Vlaar uit Nederland.” “ Ah, de speurneus van Rie. Wat geweldig spannend; noem me alsjeblieft Karel.” Karel leek een vrolijke man, ik verheugde me nu al op een ontmoeting. “ Afgesproken,” zei ik, “ Noem mij dan alsjeblieft Han. Wij, Anna Chrispijn en ik, komen morgen naar Sint Maarten om naar Paul op zoek te gaan. Het zou fijn zijn als we een beetje op jou kennis van het eiland kunnen steunen. We logeren in het Holland House Beach Hotel.” “ Zozo, niet slecht gekozen. Ik stel voor dat ik jullie morgen in de
middag kom ophalen, dan nodig ik jullie bij mij thuis uit om de zaak te bespreken. Vind je dat een goed plan? Ik bel wel even van tevoren.” “ Uitstekend, dan zien we elkaar morgen.” “ Goede reis, je bent bijzonder welkom.” Karel heeft dezelfde warme hartelijkheid als Rie, het zal wel een familie-eigenschap zijn. Ik maakte me geen zorgen over ons verblijf op Sint Maarten; we zouden ons er niet vervelen. Nu was ik echt klaar met alle verplichtingen. Inpakken is voor mij geen grote opgave. Ik maak er altijd een sport van om zo weinig mogelijk mee te nemen. De belangrijkste dingen, zoals mijn papieren, portemonnee, tablet-PC, telefoon, fototoestel doe ik in een rugtas als handbagage, kleding gaat in een rugzak inclusief zonnebrandcrème, antimuggenspul en toiletartikelen. Mijn bagage blijft meestal onder de tien kilo. Ik had net alles ingepakt toen Anna binnenkwam met haar rolkoffer. We waren er klaar voor.
12 Voor het eerst in meer dan een week werd ik uitgerust wakker. Toen ik mijn ogen opendeed moest ik even bedenken waar ik was, maar toen wist ik het allemaal ineens weer. De klok in de televisie gaf aan dat het 7 uur was. De zon stond nog laag, net boven de bergen en scheen recht mijn kamer in. Ik had de gordijnen niet dichtgedaan. Ik keek vanaf het balkon over de binnenzee die nog in diepe rust verkeerde. Rie en ik hadden hier lang geleden alles van het eiland gezien, het was toen nog niet zo toeristisch als nu. De binnenzee is aan deze kant ongeveer anderhalve kilometer breed, de overkant is zo'n drie kilometer hier vandaan. Sint Maarten is een eiland dat eigenlijk uit twee eilanden bestaat die met twee stroken land aan elkaar zijn verbonden. T ussen die stroken bevind zich de binnenzee. Op de zuidelijke strook ligt het vliegveld. De binnenzee is een ideale omgeving voor jachthavens en prachtige beschutte strandjes. Op de landstrook van het grote zoutmeer in het zuiden van het grote eiland ligt de hoofdstad Philipsburg. Op het Franse gedeelte in het noorden, is een groot zoutmeer waarin het vliegveld ligt waarop we gisteren geland zijn. Het klimaat is vrij constant, het temperatuurverschil tussen zomer en winter is maar een paar graden. Ik bedacht me ineens dat een goede zonnebrandcrème geen overbodige luxe zou zijn; ik zou het Jean vragen. Er werd op de deur geklopt. Na een seconde werd hij opengedaan. Er kwam een dienstmeisje binnen met op een dienblad een ontbijt en een kan koffie. Ze zette het buiten op de tafel en verdween zonder iets te zeggen, ondanks mijn oprechte dankbetuigingen. Ik nam de hoorn van de haak en hoefde maar even te wachten om Jean aan de telefoon te krijgen. “ Jean,” zei ik, “ kun je ook voor een zonnebril en wat
zonnebrandcrème zorgen als je wat kleren voor me gaat regelen?” “ Prima, zal ik voor zorgen”, zei Jean kortaf. “ Oh ja, Jean, nog mijn dank voor het ontbijt.” “ Tot uw dienst meneer”, zei Jean. Het lijkt wel een butler, dacht ik. Ze moeten er natuurlijk voor zorgen dat ik me volledig aan het stuk kan wijden. Ik ging achter het ruime bureau zitten, opende de laptop en ging verder met de inleiding van mijn theorie. Ik zette de radio aan en zette hem op een lokale zender met lekkere muziek; een prima werkomgeving; ik schoot eigenlijk meer op dan ik hoopte. Klokslag tien uur kwam het dienstmeisje langs, maakte de kamer en badkamer schoon en bracht verse koffie. Een half uur later kwam Jean de kamer binnen met kleren en een zwembroek. Hij had aan de zonnebril gedacht en had ook zonnebrandcrème meegenomen. Ik bedankte hem en ging de zonnebril en de crème direct uitproberen. Ik had echt zin om languit op het balkon in de zon gaan liggen. Na een half uur werd het me te heet, maar het was een heerlijke ervaring. Het was heel wat jaren geleden dat ik zo in de zon had gelegen. Ik nam een frisse douche en hees me in de nieuwe kleren. Jean had een goede smaak, of hij had zich laten adviseren. Een driekwart tropenbroek en een tropen-overhemd met korte mouwen. Ze waren perfect voor dit klimaat. Toen ik mezelf in de grote spiegel bekeek leek ik inderdaad sprekend op Hemingway. Gekleed in de nieuwe, luchtige kleren werkte ik weer een uur aan de inleiding van mijn theorie tot ik het een beetje te warm begon te vinden. Ik nam een flesje bier uit de koelkast en ging onderuit op het balkon in de schaduw zitten. In die warmte smaakt zo'n eenvoudig koel pilsje geweldig lekker. Het maakte me loom. Toen ik even op bed ging liggen viel ik meteen in slaap. Ik schrok wakker van het dienstmeisje dat een lichte lunch kwam brengen. Ze zette het buiten op de tafel en verdween weer zonder iets
te zeggen. Wat broodjes en fruit met een kan ijskoud water; er werd goed voor me gezorgd. Even later schreef ik de laatste regels van de inleiding. Ik las het nog eens door; ik kon er niets meer aan toevoegen; het was af. Ik dacht er goed aan te doen verslag uit te brengen van mijn vorderingen. Ik belde Jean. “ Jean, ik wil verslag uitbrengen van mijn werk. Kan ik meneer De Melle spreken?” “ Meneer is niet aanwezig, hij komt overmorgen weer. Heeft u het document op uw laptop opgeslagen?” “ Ja, dat heb ik.” “ Prima, ik kijk er even naar. Tot zo.” Hij hing op. Jean kon blijkbaar zo in de bestanden op de laptop kijken; ik zag een lampje knipperen. Ze houden mijn werk dus in de gaten, dacht ik. Voor mij was het geen probleem, want ik had toch niets anders te doen. Het was een tijdverdrijf geworden. Wat mij betreft mochten ze best weten wat mijn kwaliteiten waren. De telefoon ging, het was Jean. “ Ik heb het gezien, maar het moet wel in het Engels.” Ik speelde een protest: “ Hè, wat vervelend! Kan ik ook Internettoegang krijgen, want ik moet over woordenboeken kunnen beschikken!” “ Nee meneer, ik kan u geen Internettoegang geven. Ik kom zo bij u langs.” Hij hing weer gewoon op. Een minuut later kwam hij binnen. Hij overhandigde me een Nederlands-Engels woordenboek. “ Waar haalt u ineens zo snel dat woordenboek vandaan?”, vroeg ik verbaasd. “ Uit de bibliotheek”, zei hij kortaf en wilde weer vertrekken, maar ik had een idee. “ Jean, kan ik gebruik maken van de bibliotheek? Ik heb namelijk
behoefte aan naslagwerken. Ik kan niet alles uit het hoofd doen. Zonder Internet kan ik niets opzoeken. Als de bibliotheek een wetenschappelijke is, maak ik er graag gebruik van.” Het was een sterk argument, Jean was blijkbaar bijna overtuigd. “ Ik zal overleggen. U hoort van me.” Jean draaide zich om en verdween. Het duurde vijf minuten voor de deur weer openging en Jean binnen kwam. “ U kunt me volgen” zei hij stijfjes. Hij lijkt echt op een butler, dacht ik. We liepen de trap af en rechtsaf een grote kamer in die als kantoor was ingericht, met, via de openstaande tuindeuren, uitzicht op de prachtige tuin. Er stond een groot antiek bureau met daarvoor nog twee oude houten stoelen. Vanachter het bureau had je uitzicht op de tuin. Halverwege de kamer was een zitje van twee fauteuils, een tweezitsbank van hetzelfde ontwerp en een glazen salontafel. De wanden van de kamer waren rondom volledig bedekt met boekenkasten. Sommige gedeeltes waren met glazen deuren afgesloten, maar alles was gewoon toegankelijk. De bibliotheek was uitgebreider dan ik had verwacht en keurig gecategoriseerd. “ U kunt hier al uw benodigde informatie vinden, maar u werkt gewoon boven. Boeken mogen niet worden meegenomen; u mag wel alles noteren en lezen. U krijgt elke dag twee uren de tijd, want ik moet aanwezig zijn als u hier aan het werk bent.” Ik vind het een beetje ongemakkelijk als ik in een bibliotheek aan het neuzen ben terwijl iemand zit te kijken. Ik legde me bij het ongemak neer en ging de boekenkasten bekijken. Er was een grote afdeling 'Physics' en zag dat er een chronologische volgorde was gebruikt voor de rangschikking. Ik zag een boek over Augustin-Jean Fresnel en wat verderop een map met publicaties die ik uit de kast nam. Toen ik de map opensloeg zag ik een publicatie liggen waarvan
mijn hart bijna oversloeg. Het was een origineel exemplaar van Annalen der Physik van 26 september 1905 waarin het artikel Zur Elektrodynamik bewegter Körper staat, geschreven door Albert Einstein. Hij gebruikte in het artikel voor het eerst de term 'relativiteit'. Het artikel is eigenlijk de eerste versie van de relativiteitstheorie. Ik durfde het bijna niet aan te raken, maar zocht het artikel toch op. Vol bewondering las ik de eerste regels die ik al vele keren had gelezen en zocht de zin met de beroemde tekst: “ Wir wollen diese Vermutung (deren Inhalt im folgenden „Prinzip der Relativität“ genannt werden wird) zur Voraussetzung erheben.” Het was bijna een spirituele ervaring om een origineel exemplaar te mogen aanraken en lezen. Ook de originele publicaties van Het Michelson-Morleyexperiment zaten in dezelfde map. Dit experiment was voor Einstein de aanzet om het artikel te schrijven. Het experiment was de ommekeer in de natuurkunde door te bevestigen dat de aangenomen ether niet bestaat. De map moet een vermogen waard zijn. Jean zat erbij en gaf geen krimp. Hij had waarschijnlijk geen idee van de waarde van de stukken. Eigenlijk had ik niet veel te zoeken in de bibliotheek, maar het was een aanleiding om van de kamer af te kunnen. Ik zette de map weer eerbiedig terug en zocht verder. Er stonden boeken van Bohr, Planck en Heisenberg, de grondleggers van de kwantumtheorie. De rij met boeken van de kwantumtheorie was enorm. Ook de andere theorieën hadden aardig wat planken bezet. De snaartheorie – ook een aardige rij – en de theorieën van de creationisten ontbraken niet. De kasten met filosofie waren indrukwekkend. Boeken van en over René Descartes, die zichzelf ook Renatus Cartesius noemde, waren ruim vertegenwoordigd. In de wiskunde heeft René een belangrijke rol gespeeld, maar ook als filosoof is hij beroemd geworden. De uitspraak
“ Cogito ergo sum” oftewel “ ik denk dus ik ben” komt van hem. Descarte is de grondlegger van het coördinatenstelsel, dus de x-, y- en z-as. Ook Newton had een flinke lengte in de kast. De bibliotheek was van iemand met een brede kennis en interesse. Als ik een bibliotheek van deze omvang zou hebben, zouden dezelfde boeken er in staan. Ik vond een gedeelte dat geheel aan CERN was gewijd. Er stonden planken vol publicaties en informatie. De meest recente publicaties waren ook aanwezig, ik was reuze nieuwsgierig. Ik nam de laatste publicatie van CERN uit de kast dat het resultaat moest zijn van de aanwijzingen voor het Higgs-boson. Ik ging er eens goed voor zitten en las het rapport aandachtig door. Na een paar jaar kritisch wetenschapsfilosofie te hebben gepraktiseerd, vond ik het bijgevoegde persbericht al heel bedenkelijk. Er werden aannames als resultaat gegeven, wetenschappelijk gezien was dat eigenlijk verboden. Ik had, en heb nog steeds, mijn bedenkingen over deze gang van zaken. Ik was op zoek naar boeken die ik mogelijk nodig zou kunnen hebben voor het schrijven van mijn theorie, maar ik kon zo gauw geen enkel boek vinden waaraan ik wat zou kunnen hebben. Ik was juist op mijn theorie gekomen door alle bestaande theorieën los te laten en helemaal opnieuw te beginnen. Toen ik op de klok keek, bleek dat ik al meer dan een uur bezig was geweest om de bibliotheek te bekijken. Ik stelde Jean voor om weer te gaan. Toen we terug de trap opliepen kwam ik erachter dat mijn kamer recht boven de bibliotheek lag. Ik ben maar gestart met het op mijn gemak vertalen van mijn inleiding naar het Engels. Ik zou daar wel een poosje zoet mee zijn.
13 Het was donderdag. We vlogen al een tijdje boven de Atlantische Oceaan. We moesten vanmorgen vroeg op, de taxi was zelfs een kwartier te vroeg en dat bracht me een beetje uit mijn evenwicht. Ineens is er dan een lichte paniek omdat je denkt dat je moet opschieten; het zijn de gelegenheden om iets te vergeten. Ik heb de chauffeur gezegd dat we nog niet klaar waren; graag nog even wachten. We hebben toen rustig onze koffie opgedronken en alles nog eens gecontroleerd. De chauffeur vond het niet erg, hij had gewoon even niets te doen. In Parijs moesten we overstappen in een Boeing 747. We hadden een plek in het voorste stuk, rechts bij het raam. In het totaal waren we twaalf uren onderweg. We hadden genoeg tijd om een tukje te doen en na te denken. Vier dagen geleden liep ik nog over het strand. Het leek lang geleden. Die moord op de journalist zat me dwars. Het was wel erg toevallig dat precies op dezelfde dag dat ik in Genève was, een journalist werd vermoord die iets bij CERN wilde onderzoeken. Ik vroeg me af of er een verband zou kunnen zijn, alhoewel het onderzoek op malafide praktijken was gericht en dat is een unificatietheorie niet. De politie zou het vast in onderzoek hebben; ik liet het verder maar aan hen over. Ik sprak met mezelf af er niet over in te zitten. Ik had geen idee hoe het allemaal op Sint Maarten zou gaan lopen. We moesten eerst maar eens kijken of we Paul konden traceren. Ik had het adres van Ron gekregen: Ext. Rue terres Basses nr. 18. In Nederland zou het de Buitenste Lage Landstraat heten. Ik had al op Google-maps gezien dat het aan de westkant van het eiland ligt aan de binnenzee, de Anse aux Cajoux, maar welk huis het was kon ik niet
zien. We moesten eerst maar eens gaan kijken. We moesten ook uitvinden of die De Melle aanwezig was, want die kon gevaarlijk zijn. Ik was tenslotte maar een eenvoudige speurneus en had niet de beschikking over vuurwapens; ik had er nooit één in handen gehad. Op de kermis heb ik wel eens geschoten en was er best wel goed in, maar daar is het bij gebleven. Ik kan iemand wel een geweldige optater geven. Dat heb ik wel eens gedaan en met succes. Nee, ik loop het gevaar liefst uit de weg. Fons Jansen zei ooit: “ Beter één momentje laf, dan je hele leven dood”, en daar ben ik het helemaal mee eens. Om half twee plaatselijke tijd landden we op Prinses Juliana International Airport. Je komt vlak over de zee aanvliegen en gaat rakelings over het strand met direct daar achteraan de landingsbaan. Als je tijdens de landing uit het raampje kijkt, heb je het idee dat je in zee landt. Een bus bracht ons in een kwartier naar het Holland House Beach Hotel aan de drukke Voorstraat in Philipsburg. Toen ik uitstapte en het hotel binnenliep begreep ik de uitspraak van Karel; wat een ongelofelijk luxe hotel en wat een prachtige ligging aan het strand. Ik voelde ineens een hevige pijn in mijn creditcard. De warmte was overweldigend. Anna was helemaal in haar element. Ze liep met een brede glimlach door de lounge en regelde de inschrijving aan de receptie. We sloegen de bediende af en zochten zelf onze kamer op de derde etage. De Kamer had een inpandig balkon met een prachtig uitzicht over het strand en de blauwe zee. We gooiden meteen onze kleren uit, namen samen een frisse douche en staken ons in korte broek en Tshirt. “ Ik heb wel zin in een tonic met veel ijs,” zei ik, “ zullen we beneden op het terras wat gaan drinken?”
“ Ja lekker. Jeetje wat is het hier mooi!”, zei ze voor de zoveelste keer. We zaten onderuit in grote vierkanten lounge-banken onder een enorme vierkante parasol tussen palmbomen. We keken uit op het witte strand met de ligbedden en de turquoise zee. Door speakers klonk perfecte, rustgevende loungemuziek. De tonic smaakte met deze warmte erg goed. Ik zag een ober aan komen lopen met een man in zijn kielzog; het was onmiskenbaar Karel. Hij had, net als Rie, die voorname uitstraling in zijn manier van bewegen. Een tengere man, gerimpeld van de tropenjaren en wit haar, ouderwets achterover gekamd en bij elkaar geplakt met Brylcreem, daarbovenop hing een grote zonnebril. “ Anna en Han?”, vroeg hij beleefd. “ Karel?”, vroeg ik. Hij lachte en schudde ons hartelijk de hand. “ Welkom op Sint Maarten!” riep hij, “ Gaan jullie mee?” “ Graag”, zeiden we tegelijk. We keken elkaar glimlachend aan en liepen achter Karel aan door de lounge en buiten de trap af naar de relatief drukke Voorstraat. Hij wees naar zijn auto, een oude donkerblauwe Mercedes met chromen randjes en grill. Anna en ik gingen achterin zitten. Karel reed door de straten alsof hij achterna werd gezeten. Even later had ik in de gaten dat alle eilanders op deze manier reden, we werden zelfs ingehaald. We gingen in zuidelijke richting langs een berghelling en omhoog langs scherpe bochten. Hij stopte voor een appartementencomplex. Opgelucht stapten we uit. “ Kom mee”, zei Karel en liep voor ons uit het complex in. Het was een modern, licht gebouw van twee verdiepingen hoog maar toch voorzien van een lift. We kozen de trap. Boven stond de deur al open. Mevrouw van Betruien stond ons op te wachten. Ze begroette ons alsof we oude bekenden waren. Het appartement lag hoog op de berg
en had een fabelachtig uitzicht over de oceaan. De woonkamer had over de volle breedte schuiframen aan een groot terras voorzien van een glazen balustrade. De inrichting was modern, stijlvol en licht met klassieke meubelen. “ Kom mee”, zei Karel en nam ons mee naar zijn studeerkamer. Aan de wand hingen wel tien gitaren en er stond een gezellig zitje. Bij het raam stond een bureau tegen een wand vol boeken. Toen we zaten konden we ons verhaal doen. Ik bracht eerst de hartelijke groeten van Ron de Koning over. Karel luisterde vol aandacht naar mijn verhaal en knikte af en toe begrijpend. “ Nou,” begon hij, “ van dat soort wetenschap weet ik niets, ik heb altijd in bestuurlijke zaken gezeten. Ik ben nu gepensioneerd, maar op zo'n eiland moet je wat te doen hebben. Ik ben daarom, toen ze me erom vroegen, in het bestuur van de universiteit gegaan. Ik begeleid een stel studenten en zit in een orkestje. Ik barst van de contacten en kan jullie op alle gebieden bijstaan, dus als je iets voor elkaar wilt krijgen, dan moet je bij mij zijn. Ik ken het gebied waar die De Melle woont. Ik heb nooit van de man gehoord, maar er wonen daar over het algemeen mensen die er alleen komen om vakantie te vieren en verder niets voor de gemeenschap betekenen.” Ik viel hem in de rede: “ Karel, kun jij erachter komen of de Gulfstream van De Melle hier is geland?” Hij veerde op met een glinstering in de ogen en pakte de telefoon. Hij belde een paar keer en stapte zonder probleem over van Engels in een vloeiend, niet te volgen Frans. We verbaasden ons over het gemak waarmee hij de andere kant van de telefoonlijn te woord stond. Uiteindelijk hing hij op en deed verslag. “ De Gulfstream is eergistermiddag aangekomen op l'espérance Airport en is gisterenochtend met twee passagiers weer vertrokken met bestemming Verenigde Staten. Het zijn bekende personen, dus
Paul zat daar niet bij. Ze konden niet zeggen wie eergisteren met het vliegtuig aangekomen zijn, maar het waren vier man. Er zijn er dus twee achtergebleven.” “ Paul zou dus nog op het eiland moeten zijn”, concludeerde ik. “ Ik denk dat we maar meteen aan de slag moeten. Kunnen we niet eerst in de wijk gaan kijken waar het huis van De Melle staat?” “ Prima, laten we meteen gaan.” In een redelijk rustige rit reden we met alle raampjes open langs de jachthaven, over de brug over de doorgang naar de binnenzee. We passeerden het vliegveld waar we links een Amerikaans vliegtuig vlak over de weg zagen landen. Het is een toeristische trekpleister geworden; er stonden aardig wat mensen naar de landing te kijken. We gingen bij het vliegveld rechtsaf en reden na een paar minuten het Franse gedeelte in. Na nog twee keer rechtsaf te zijn gegaan stopte Karel plotseling. “ We zijn er”, zei hij. Ik had verwacht dat het veel verder zou zijn. We stapten uit en liepen op het gemak de straat in alsof we een toeristische wandeling maakten. Aan de linkerkant liepen we bijna meteen tegen nummer 18 aan. Een groot, uitstekend verzorgd landhuis, omgeven door een prachtige tropische tuin en hoge hekken voorzien van prikkeldraad en camerabewaking. Vanaf de straat was geen enkel leven te zien. We konden niet om de tuin heen lopen omdat de buren ook hoge hekken langs de straat hadden aangebracht. Het huis lag op de oostelijke helling van de berg, het terrein glooide naar het water toe. Vanaf het water was het huis daarom beter te zien dan vanaf de straat. Alle activiteiten speelden zich aan de andere kant af. “ Kunnen we hier in de buurt een bootje huren?”, vroeg ik aan Karel.
Hij keek me verbaasd aan. “ Han, we zitten op een eiland, wat voor boot wil je hebben? Ik weet wel wat, laten we weer gaan.” We reden nog geen twee minuten toen Karel bij een haventje stopte. We stapten uit; Karel liep een werkplaats binnen en kwam even later naar buiten met een man in overall die een boot aanwees. Met een korte groet draaide de man zich om en verdween de werkplaats weer in. We liepen achter Karel aan en stapten op een jacht van een meter of tien lang. Zo te zien werd het gebruikt om met grote groepen te gaan vissen. Het had een ruim dek waarop een paar stoeltjes stonden. Karel nam achter het stuurwiel plaats. Even later startte de motor. “ Gooi de trossen maar los!”, riep hij vrolijk. Anna deed haar best de knopen los te krijgen en riep: “ T rossen los, kapitein!” Heel rustig gleed het jacht het haventje uit, de binnenzee op. Karel reikte me een joekel van een verrekijker en wees naar links. “ Daar is het huis.” Ik keek door de verrekijker en zag het huis op de helling liggen. Rechts was een groot terras en links een kamer met open tuindeuren en daarboven een balkon. Ik zag niemand beneden, maar zag toen iemand op het balkon staan. Een bebaarde man in overhemd met korte mouwen. Hij zag ons langs varen en volgde ons aandachtig. Ik waagde het gewoon en riep keihard: “ Paul!” Ik zag door de verrekijker de man schrikken en goed kijken wie er riep, maar ik realiseerde me dat hij ons helemaal niet kende. Het was Paul, we hadden hem gevonden. “ Wegwezen!”, riep ik naar Karel. Hij duwde tegen een handel en de boot schoot naar voren. Anna en ik vielen allebei om op het dek en schaterden het uit van de lach. Karel was helemaal in zijn element. Hij heeft waarschijnlijk te veel naar James Bond-films gekeken.
Met een grote boog voer Karel over de binnenzee en koerste weer in de richting van de haven waar hij heel vakkundig het jacht aanmeerde. We lieten het landvasten ook maar aan Karel over; als ik het had gedaan had waarschijnlijk niemand hem meer los gekregen. “ Het was Paul, daar op het balkon”, zei ik enthousiast. “ Ik hoop dat we niet te opvallend zijn geweest.” “ Je moest eens weten hoeveel idioten hier over het water varen, we vallen echt niet op met een boot vol schreeuwende mensen.” Karel was stellig overtuigd van onze onschuld. De zon begon al te zakken en het tijdsverschil begon wat op te spelen. “ Karel, wil je ons weer naar het hotel brengen? Ik heb toch wel erge behoefte aan een tukje.” “ Natuurlijk, laten we gaan, morgen weer een dag. Hier heb je mijn kaartje; bel me als je me nodig hebt.” Karel zette ons bij het hotel af en ging er, na een vrolijke groet, vandoor. Anna was stil, ik viel ook bijna om. T ijd voor een tukje. Het was net donker toen ik wakker werd. De korte slaap had me goed gedaan. Anna rekte zich uit en stond op. “ Jeetje, wat is het hier mooi, ik wil hier nooit meer weg”, zei ze nog maar een keer. “ Nou moet je ophouden. Kom, we gaan een hapje eten. Ik heb wel trek.” Het eten was in buffetvorm met bediening en van uitstekende kwaliteit. Aan tafel zaten we ons af te vragen hoe we Paul uit het huis konden krijgen. Ik zat hardop te redeneren: “ We moeten, op de één of andere manier, aan Paul duidelijk maken dat we hem willen redden, maar hoe? Hij kan ons horen, maar we kunnen moeilijk een megafoon gebruiken,
want dat zouden de bewakers ook horen en dan weten ze dat we Paul willen bevrijden. We krijgen hem dan nooit meer los en ik denk dat we Paul dan in gevaar brengen. Kunnen we het niet op een andere manier doen?” “ Kunnen we geen lichtsignalen gebruiken?”, dacht Anna mee. “ Nee, dat valt ook erg op en overdag werkt dat natuurlijk niet.” “ Moet het dan overdag?” “ Ja, ik denk dat dat het minst gevaarlijk is. De binnenzee is dan druk en ze kunnen echt geen ophef gebruiken. Overdag lijkt me het beste.” Ik dacht na en kwam op een idee: “ Anna, ik weet het en volgens mij gaat het nog lukken ook. Ik moet eerst Karel bellen.” De telefoon ging over: “ Goedenavond, met Van Betruien.” “ Dag Karel, met Han spreek je, ik heb een vraag.” “ Brandt los Han”, zei Karel enthousiast. “ Karel, je zei dat je in een orkestje speelt. Wat is dat voor orkest?” “ Het is een simpel orkest met steeldrums en we spelen eigenlijk alles. Hoezo?” “ Nou, ik heb een idee om Paul te bevrijden.” “ Ik ben een en al oor; vertel.” “ Nou, ik had gedacht om met een orkestje langs het huis van De Melle te varen en op bekende Nederlandse liedjes een andere tekst te zingen met aanwijzingen. Paul begrijpt dat meteen en moet zelf in actie komen om op de boot terecht te komen. Het is voor ons te link om aan land te gaan. We moeten dan wel eerst de teksten en muziek oefenen, want anders komt het niet serieus over. We doen net of we een feestje op de boot hebben en als we Paul te pakken hebben kun je weer gas geven.” “ Een uitstekend idee, ik trommel het orkest meteen bij elkaar en kom jullie straks halen. Tot zo.”
Ik kreeg niet eens de kans om wat te zeggen; het gaat dus zo gebeuren.
14 Het verblijf in mijn uiterst luxe kamer beviel me wel. Ik had niet het idee dat ik gevangen werd gehouden. De bibliotheek had gisteren een diepe indruk op me gemaakt, ik ben er vanmorgen ook nog even geweest onder het gemoedelijke toezicht van Jean. Ik vond het best wel een aardige vent, maar misschien begon ik last van het Stockholmsyndroom te krijgen. Ik moest me daarom wel blijven voorhouden dat ik gevangen werd gehouden. Ik was zo overtuigd van mijn gevangenschap dat ik ervan uitging dat de deur stevig op slot zou zitten. Ik heb hem vanmorgen geprobeerd en het bleek dat hij gewoon open was. Ik kon dus zo het huis door lopen. Ze hadden blijkbaar een ijzersterk vertrouwen in mij. Gezien de camerabewaking en de hoogte van de hekken maakte ik echter geen schijn van kans om op eigen houtje te ontsnappen. Buiten Jean en het dienstmeisje had ik niemand in het huis gezien of gehoord, ik had daarom geen idee hoe sterk de bewaking eigenlijk was. De rust en het tropische klimaat waren ideale omstandigheden om te werken. Ik heb de vertaling van de inleiding afgemaakt en helemaal nagekeken; ik dacht dat ze wel tevreden zouden zijn. Ik belde Jean met de mededeling dat de inleiding af was. Hij zou het nakijken en erop terugkomen. Dat was een uur geleden en ik heb verder nog niets gehoord. Het dienstmeisje zette op het balkon zwijgend de lunch voor me neer. Ik dankte haar weer hartelijk, maar ze reageerde niet. De radio was een heerlijke afleiding tijdens de eenzame lunch in een overweldigende rust. Door het gebrek aan afleiding nam de drang om wat te gaan doen toe. Ik ben daarom maar meteen begonnen met het begin van mijn theorie: de beschrijving van de entiteit van het lege universum. Na twee uur zwoegen op ingewikkelde Engelse tekst
strekte ik mijn benen en liep het balkon op. Vlak voor de steiger voer een boot. Ik zag een stel mensen waarvan er één door een verrekijker naar me keek. Ik keek nog eens goed wat die mensen deden tot de man met de verrekijker ineens “ Paul!” riep. Ik schrok me een hoedje; ken ik die man? Kent hij mij? Ik wilde zien wie het waren, maar de boot schoot ineens weg en ik zag de man en vrouw achterover tuimelen, een komisch gezicht. Ik hoorde ze lachen terwijl ze met een wijde boog steeds verder van me vandaan voeren. Misschien waren het wel toeristen die gekheid maakten, maar waarom zou die man mijn naam hebben geroepen? Misschien was het een signaal. De rust keerde terug en het leek of alles bij het oude was. Het voorval had wel iets in me veranderd. Ik begon ineens op de omgeving te letten. Als er een boot langs voer liep ik vlug naar het balkon om te kijken, maar er gebeurde verder niets. Het huis begon door de ondergaande zon al in de schaduw van de berg te komen. Ik had besloten door te blijven werken. Ik zocht afleiding; er knaagde onrust in me. Er werd op de deur geklopt. Jean deed verslag van de beoordeling van mijn voortgang. Hij moest melden dat het naar tevredenheid was en hij keek zelfs tevreden toen hij merkte dat ik gewoon nog aan het werk was. Ik werd wakker van het schelle zonlicht dat de kamer in scheen. Het was wel prettig om op deze manier te worden gewekt. Het weer was de afgelopen dagen exact hetzelfde gebleven: een paar wolkjes aan de lucht, weinig wind en verder alleen een diepblauwe hemel. Het was vrijdag en in de verte kwamen en vertrokken grote vliegtuigen. Ik dacht aan Scheveningen en aan Rie. Een geweldig gevoel van medelijden en heimwee overviel me: ik miste haar ineens heel erg. Ik voelde me somber en het zwijgende dienstmeisje dat mijn ontbijt
bracht maakte het alleen maar erger. Ik ben maar weer aan de slag gegaan onder het vrolijke geluid van de radio. Na een uur aan het eerste hoofdstuk te hebben gewerkt vond ik het weer tijd om de bibliotheek te bezoeken en belde Jean. Hij kwam me plichtsgetrouw ophalen en liep met me mee naar beneden. Terwijl ik in de boeken en documentatie aan het neuzen was, zat hij onderuitgezakt een boek te lezen. Het was ook een saaie bezigheid om een wetenschapper in een bibliotheek te bewaken. Door de openstaande tuindeuren klonk muziek. Het leek op een partyboot met een steelband aan boord. Ik hoorde een bekend wijsje: Oh Johnny, zing een liedje voor mij alleen. Maar ze zongen wat anders, ze zongen: “ Oh Paultje, 'k zing een liedje voor jou alleen. Oh Paultje, want voor Rie ben je nummer één.” Er schoot een koude rilling door me heen, ik keek naar Jean. Hij reageerde helemaal niet. Blijkbaar kwam het vaker voor dat boten met feestvierende toeristen langs voeren en buiten dat verstond hij er niets van. Ik deed net of ik al lezende de kamer door ijsbeerde en keek stiekem naar buiten. De boot lag stil in de buurt van de steiger, het was dezelfde als die van gisterenmiddag. Mijn hart sloeg over toen ik het volgende liedje hoorde. Het was de wijs van hoor je het ruisen de golven, maar ze zongen luid de tekst: “ Hoor je ons bootje eens ronken, hoor je de roep van je Rie. Vaar met ons mee naar de vrijheid, mijn Paul. Ze kust je en gaat met je mee; kom nou aan boord want we krijgen het koud, kom vlug want we varen zo weg.” Ik begreep het ineens helemaal. Er schoten tranen in mijn ogen. Ik liet het boek vallen en rende zo hard ik kon de deuren uit naar beneden, naar de steiger. Ik had een geweldige vaart door de helling van de tuin. In blinde wanhoop rende ik met al mijn kracht de steiger over en dook in volle vaart in de richting van de boot het water in. Na een paar wilde slagen kwam ik bij de boot en werd direct
vastgegrepen door een paar sterke handen. Ze hesen me in één beweging aan boord terwijl de boot er op volle kracht vandoor ging. Ik zat huilend, in elkaar gedoken op het dek te trillen van spanning en angst. De mensen om me heen juichten alsof ze een wedstrijd hadden gewonnen. Ik was vrij!
15 De bevrijding van Paul was het mooiste stukje werk dat ik ooit heb uitgevoerd. Karel had gisterenavond zijn orkest opgetrommeld in een houten kerkgebouw, vlakbij het hotel. Het kerkje ligt een stukje naar het westen aan de Voorstraat. Het is een bezienswaardigheid door zijn witte luiken in de vorm van de spitse boogramen. Het orkest bestond uit vier zingende steeldrumspelers, een trompettist, een percussionist en Karel op de banjo, de enige blanke in de groep mannen. Karel legde het orkest uit wat de bedoeling was, waarop ze handenwrijvend en breed glimlachend reageerden; daarna kreeg ik het woord. “ Kennen jullie het liedje 'Oh Johnny'?” Ik zong het voor en zag goedkeurend geknik. Het lied werd direct zonder problemen ingezet en door iedereen uit volle borst gezongen. Ik moest zwaaien om me verstaanbaar te maken en het duurde even voor ze weer stil waren. Anna kwam niet meer bij van het lachen. “ Hartstikke mooi, maar we moeten een andere tekst gaan zingen om Paul naar de boot te lokken.” “ Oh ja”, werd er in de groep geroepen. Ik zong de tekst voor die zonder problemen werd overgenomen. De mannen waren geroutineerd. Zo hebben we de hele avond geoefend; het leek op een feest en met moeite konden we ons van de groep losmaken. We spraken af morgenochtend om ongeveer tien uur bij de boot te zijn. Het was een erg lange dag voor ons geweest. We waren moe en snakten naar ons bed. Het was vrijdagmorgen, de dag dat het moest gaan gebeuren. Anna was een beetje gespannen en ik betrapte mezelf er ook op dat ik zenuwachtig was. Karel kwam ons ophalen, begroette ons vrolijk en
reed rustig en met de radio meezingend naar het haventje. Zo te zien had hij er wel zin in. De boot van gisteren lag al klaar en het orkest had zich al op het dek geïnstalleerd. Ze stonden met de instrumenten op elkaar gepakt op het dek. Ze glommen van de voorpret. Karel moest zijn banjo thuislaten want hij was de stuurman. Anna maakte de trossen weer los en het jacht gleed langzaam het haventje uit. Het huis lag praktisch om de hoek en we begonnen maar meteen te spelen. We gingen helemaal op in de liedjes en hadden afgesproken het een tijdje vol te houden, totaal geen probleem voor de mannen. Ik lette goed op het huis. Karel liet de boot redelijk dicht bij de steiger komen. Toen we het tweede liedje hadden gezongen zag ik iemand naar beneden komen rennen alsof hij door de duivel achterna werd gezeten. Hij spurtte de steiger over en dook in volle vaart het water in. We grepen hem met drie man beet en hesen hem in één beweging aan boord. Karel gaf direct vol gas en de boot ging er met een geweldige kracht vandoor. We werden bijna geplet onder de steeldrums en de omtuimelende mannen. Karel voer met hoge snelheid naar het oosten, ver weg van het huis en het haventje, om het vliegveld heen en minderde vaart toen we een baai met een grote jachthaven naderden. Hij manoeuvreerde naar een steiger waar een man stond te wachten die hielp bij het aanmeren. Zo te zien had Karel zijn zaken goed voorbereid. De steiger hoorde bij een restaurant en was voor de gelegenheid vrijgehouden. Eindelijk had Karel de tijd om Paul te begroeten. “ Dag Paul, wat ben ik blij je te zien”, zei hij hartelijk. Paul keek Karel aan en riep verbaasd: “ Karel van Betruien! Dit had ik echt nooit kunnen verwachten.” Hij schudde Karel lachend de hand en sloeg hem daarbij enthousiast op de schouder.
“ Ho ho, beste neef,” zei Karel, “ Die twee mensen daar hebben het allemaal geregeld” en wees daarbij naar Anna en mij. Paul wist even niet wat hij moest zeggen en gaf Anna en mij een hand. “ Hoe kan dit? Ik ken jullie helemaal niet”, kwam er uiteindelijk uit. “ Ik ben Han Vlaar en dat is Anna Chrispijn. Ik ben door Rie ingehuurd om jou op te sporen.” “ En dat is jullie gelukt, wat ongelofelijk!”, zei hij geroerd. “ Kom. laten we van boord gaan voordat de pleuris uitbreekt”, zei Karel. We stapten van boord en gingen het restaurant binnen. Paul kreeg een handdoek om zichzelf een beetje af te drogen. De orkestleden waren in een uitgelaten stemming; zoiets maak je niet vaak mee op Sint Maarten. Ik denk dat vanmiddag heel het eiland van de actie op de hoogte is. Paul bedankte de mannen voor hun inzet en schudde iedereen dankbaar de hand. Karel sprak met de eigenaar van het restaurant, waarschijnlijk een goede kennis en kwam naar mij toe. “ Ik breng Paul naar mijn huis, dan kan hij even bijkomen; ik moet straks de boot terugbrengen. Mijn auto staat er ook nog, dus ik stel voor dat jullie de stad eens bekijken en een taxi naar het hotel nemen. Ik neem wel contact met je op.” Ik zat nog vol adrenaline van de actie en vond het een prima plan. “ Uitstekend Karel”, zei ik. “ Anna, heb jij zin in een stukje sightseeing?” “ Lijkt me prima”, zei ze en we vertrokken onder het uitroepen van dank aan de orkestleden. Toen we de deur uit waren dacht ik terug aan de bevrijdingsactie. Iets zat me niet lekker; er klopte iets niet, het ging allemaal te makkelijk. Paul werd niet eens tegengehouden en er kwam niemand
achter hem aan. “ Heb jij nog iemand naar buiten zien komen toen Paul het huis uit rende?”, vroeg ik aan Anna. “ Nee, ik heb niemand gezien.” “ Vind je dat niet vreemd?” “ Nou je het zo zegt, is dat wel vreemd ja.” “ Ik heb het idee dat er iets niet klopt. Als je iemand gevangen houdt, dan zorg je toch dat hij niet kan ontsnappen?” “ Je hebt gelijk”, zei Anna bevestigend. We liepen verder langs de rij restaurants die de jachthaven omringt. “ Laten we ergens gaan zitten, dan kan ik Rie verslag uitbrengen”, zei ik. We kozen een aardig terras met uitzicht op de jachthaven en bestelden een tonic met veel ijs en een fruitsalade. Ik keek op mijn horloge. Het is hier half twaalf, dus in Nederland is het half vijf in de middag. Ik belde Rie: “ Dag Rie, met Han uit het zonnige Sint Maarten.” “ Hallo Han, heb je nieuws?” “ Ja Rie, Paul is vrij; we hebben hem net uit het huis weten te bevrijden.” Ik vertelde haar van de actie en de hulp van Karel en zijn orkestje. “ Paul is nu onderweg naar het huis van Karel en ik denk dat hij je zo wel gaat bellen.” “ Han, dat is geweldig nieuws, goed gedaan, heerlijk om dat te horen. Ik wacht het telefoontje van Paul af en doe Anna de hartelijke groeten van me. Ik spreek je gauw weer. Dag Han.” “ Dag Rie, tot gauw.” Ik had ineens geen zin meer om de omgeving te verkennen. “ Anna, zullen we lekker naar het hotel gaan en wat gaan luieren op het strand?”
“ Lijkt me helemaal geweldig.” We bestelden een taxi.
16 Anna lag uitgestrekt op het ligbed onder de donkerblauwe parasol zacht te snurken. Een geweldig klimaat om helemaal niets te doen en op een ligbed op het strand te liggen met alleen het geluid van de golven. Ik genoot van het grote glas bier waarvan het gecondenseerde vocht het tafeltje helemaal nat maakte. Als ik een slok van het bier nam vielen koude druppels water van het glas op mijn borst. Ik ging op mijn zij liggen om naar Anna te kijken. Wat is ze lief als ze slaapt, dacht ik. Het zou wel erg saai zijn geweest als ze niet mee zou zijn gegaan, ik zou me ontzettend eenzaam hebben gevoeld. Buiten dat heeft ze de reis geweldig geregeld. Ze genoot met volle teugen van de korte vakantie en daar genoot ik weer van. Ze zoog me mee in haar enthousiasme. Links van ons kon ik de terminal zien waar een gigantisch cruiseschip kwam aanvaren. Er lag al zo'n schip dat vanmorgen een paar duizend veel te dikke Amerikanen aan land liet gaan. Het is de belangrijkste bron van inkomsten voor Sint Maarten. Je kon in de verte de steelband horen spelen om de gasten van het schip welkom te heten. Elke dag speelden ze dezelfde stukken, het hele seizoen door. Het is de zuivere toeristenindustrie van Sint Maarten met de nadruk op industrie. We zijn gisteren pas aangekomen, maar het leek of we er al veel langer waren. De bevrijdingsactie van vanmorgen leek al weer ver achter ons te liggen; eindelijk kregen we even tijd om lekker niets te doen. Ik nam nog een slok van het bier dat al een beetje lauw begon te worden. Het was ook heel warm, maar daarvoor kwamen we hier juist. We hebben een paar keer een duik in de warme blauwe zee genomen voor een beetje verkoeling. Ik kon de rust nog niet vinden; Anna blijkbaar wel: ze lag heerlijk te pitten.
Het gebrek aan tegenstand bij de bevrijdingsactie bleef me bezighouden. Wat was het toch dat me tegenstond, ik kon het niet uitleggen. In mijn beleving was er iets onlogisch gebeurd, iets dat niet klopte, dat niet overeenkwam met de verwachtingen. Ik had dat gevoel in het verleden ook vaak bij een onderzoek dat ik moest uitvoeren. Meestal kwam dat omdat een sleutelfiguur me in de maling nam. Er speelden dan belangen, maar soms ook fraude een belangrijke rol. Na verloop van tijd viel zo'n figuur door de mand en bleek mijn gevoel te kloppen. Ik ben ooit een vent tegengekomen die apparatuur bij zijn eigen bedrijf bestelde. Kasten vol kwam ik ervan tegen, nog compleet in de doos en nooit gebruikt. Het zwamverhaal dat hij, voor mijn ontdekking, tegen me had opgehangen had ik bij zijn eerste woorden al door. Ik voelde dat het niet deugde, al klonk het allemaal heel aannemelijk, maar ik ben daarom juist op onderzoek uitgegaan. De vent is op staande voet ontslagen zonder dat hij een vermoeden had dat ik erachter had gezeten. Het cruiseschip dreef langzaam naar de aanlegplaats toen mijn telefoon ging. Ik zag op de display dat het Rie was. “ Dag Rie, met Han”, zei ik zacht om Anna niet wakker te maken. “ Dag Han, ik heb net een heel merkwaardig telefoongesprek gehad. Het was François de Melle.” Ik schoot overeind; er viel in gedachten een puzzelstukje op z'n plaats. “ T jonge, heeft De Melle jou gebeld?” “ Ja, hij wil ons spreken, maar ik hoef niet met die vent te praten. Ik heb verteld dat ik iemand heb ingehuurd om mijn belangen te behartigen en vroeg wat hij wilde. Hij vertelde dat hij Paul juist in bescherming heeft genomen en dat Paul gevaar loopt. Hij heeft me z'n telefoonnummer gegeven en vroeg of mijn vertegenwoordiger dan in ieder geval naar hem wilde luisteren. Wat denk je, zou hij het
menen?” “ Ik had werkelijk niet verwacht dat hij dit zou doen, maar het klinkt niet bepaald gevaarlijk. Ik had al een vermoeden dat er iets anders aan de hand was dan dat wij dachten. Het verklaart een heleboel. Ik denk dat ik hem ga bellen en zal kijken wat hij te melden heeft. Als Paul inderdaad gevaar loopt willen we graag weten waar het gevaar vandaan komt, niet waar?” “ Je hebt een punt”, zei Rie een beetje bezorgd. Ze gaf me het nummer van De Melle en nam afscheid. Anna was inmiddels wakker geworden. “ Is er wat aan de hand?”, vroeg ze nieuwsgierig. “ De Melle heeft Rie gebeld en wil met me praten over Paul.” “ Wat? Dat meen je niet. Wat moet die man? Wil hij Paul terug of zo?” Ze was echt boos. “ Rustig Anna, het ligt iets genuanceerder; hij zegt dat Paul gevaar loopt, juist nu hij weer vrij rond loopt. Ik denk dat De Melle oprecht is, want zijn inbreng verklaart waarom hij niets geheim houdt. Ik kon zo achterhalen dat hij Paul's hotel had betaald en zijn telefoonnummer. Verder is hij een bekende naam bij CERN en kun je zo zijn adres op Sint Maarten opvragen. Het zou best eens kunnen zijn dat het niet zo'n boef is als wij denken. Het uitblijven van tegenactie vanmorgen vond ik niet kloppen en nu weet ik waarom het niet klopt. Voordat ik met De Melle ga praten wil ik eerst Paul spreken. Eens kijken wat hij te vertellen heeft, want zijn kant van het verhaal hebben we nog niet gehoord.” “ Oké, klinkt logisch,” zei Anna “ laten we dan maar naar Paul gaan; ik ben ook wel benieuwd naar zijn verhaal.” Ik belde Karel, we waren welkom. Hij kwam ons ophalen dus we hadden nog tijd om ons te verkleden.
Paul had zich geschoren en was niet meer te herkennen zonder baard. Hij zag er goed en ontspannen uit en had duidelijk kleren van Karel aan. We zaten op het terras en werden door mevrouw Van Betruien verwend met fruit en thee. Paul begon zijn verhaal: “ Ik heb Rie aan de telefoon gehad en ze is helemaal weg van je”, zei hij tegen mij. “ Ik ben blij dat ze een ervaren speurneus in de hand heeft genomen, want zoiets kun je niet aan de eerste de beste overlaten.” Ik moest mijn best doen om geen bekentenissen af te leggen. “ Vertel eens over je belevenissen, vanaf het begin. Ik wil graag alle details weten”, zei ik heel professioneel. Paul begon te vertellen van zijn ontmoeting met De Melle bij CERN, zijn gevangenneming, zijn eenzame verblijf in de cel en tot mijn schrik en verbazing vertelde hij over de ontmoeting met Maarten van Deelen. Hij vertelde over de nachtelijke actie waarbij Maarten van zijn bed werd gelicht en de verplaatsing van hemzelf per vliegtuig naar Sint Maarten. Hij vertelde over zijn verblijf in het huis van De Melle en de uitstekende bediening die hij had gehad, over de deur die niet op slot zat en over de bibliotheek met een schat aan boeken en naslagwerken. “ Paul,” zei ik, “ ik moet je zeggen dat op dezelfde dag dat jij in Genève naar het vliegveld werd gebracht Maarten van Deelen is vermoord. Hij is in de buurt van Genève gevonden.” Ik zag Paul verbleken van schrik; dát had hij niet verwacht. “ Ik heb je trouwens gezien, toen je in je Audi naar het vliegveld werd gebracht”, zei ik om Paul uit zijn pijnlijke herinnering te halen. “ In mijn Audi?” Ik realiseerde me ineens dat Paul dat waarschijnlijk niet geweten
heeft. Hij had die kap over zijn hoofd. “ Ja, ze hebben je in je eigen auto naar het vliegveld gebracht.” “ Dat is toch ongelofelijk! Waarom zouden ze dat gedaan hebben?” “ Ik heb echt geen idee, Paul”, zei ik; ik wist het echt niet. Ik dacht dat ik het volgende pijnlijke bericht maar moest vertellen: “ Paul, François de Melle heeft naar Rie gebeld en wil een gesprek met me hebben. Hij zegt dat jij in gevaar verkeert nu je weer vrij man bent.” Tot mijn verrassing was Paul niet eens verontwaardigd. Hij keek even bedenkelijk en toen zei hij: “ T ja, dat vind ik niet eens zo merkwaardig. Ik ben als een gast behandeld en ik heb niet de indruk dat ze me hoe dan ook iets kwaads wilden aandoen. Als ik me het laatste gesprek met De Melle nog voor de geest haal, dan klonk het inderdaad of hij me min of meer in gedwongen bescherming moest houden. Wat je zegt zou best eens waar kunnen zijn. Ik ben wel erg benieuwd naar zijn verhaal. Wat denk je, zal ik met je meegaan?” Die mogelijkheid had ik niet bedacht, maar gezien de achtergrondkennis van Paul en zijn objectieve kijk op de zaak leek het me een goed idee. Toch vond ik het een vreemde houding voor iemand die een tijdje gevangen heeft gezeten. Ik vroeg het maar op de man af: “ Paul, waarom ben je niet rancuneus, ze hebben je toch een tijd opgesloten?” “ Nou Han, ik heb een levensfilosofie. Ik ben ervan overtuigd dat je gelukkig kunt leven als je jezelf voor al je tekortkomingen kunt vergeven en daar horen ook haat en afgunst bij. Zelfcompassie is een onderdeel, of eigenlijk een randvoorwaarde van meditatie en dat heb ik aardig wat kunnen doen in die cel. Ik heb mezelf na een paar jaar intensieve studie weer gevonden. Het enige wat ik in die cel had, was
tijd voor mezelf. Ik heb veel ongemak gehad, maar heb, achteraf gezien, weer veel wijsheden opgedaan. Ik ben er eigenlijk best dankbaar voor. Er is een dienstmeisje in dat huis dat niets heeft gezegd, maar ik ben alle keren dankbaar geweest dat ze me mijn eten bracht en voor me zorgde. Ik weet zeker dat ze weet dat ik dankbaar ben. Zo wordt de wereld weer ietsje beter. Begrijp je me een beetje?” Ik knikte bedenkelijk; je hebt van die mensen, dacht ik, en Paul is er één van. “ Goed,” zei ik, “ ik ga François de Melle bellen”, en pakte mijn telefoon.
17 Karel stuurde zijn Mercedes het hek van het huis aan de Ext. Rue terres Basses door en stopte voor de voordeur. We hadden besloten dat Karel ook bij de ontmoeting aanwezig zou zijn; je wist maar nooit waar het goed voor kon zijn. Anna was bij mevrouw Van Betruien gebleven. “ Dat is Jean, mijn bewaker”, zei Paul toen we nog in de auto zaten. Hij wees naar de gespierde kleine man met stekeltjeshaar die in de deuropening op ons stond te wachten. Hij had een keurig pak aan dat, zo te zien, op maat gemaakt was. De zon stond al laag aan de hemel en het zou binnen een half uur wel donker zijn. We stapten uit en werden beleefd door Jean welkom geheten. Ik dacht even dat hij Paul niet herkende zonder baard, maar ik zag een blik van herkenning. Hij liep voor ons uit naar de enorme kamer die doorliep in het even grote terras met uitzicht op de tuin en de binnenzee waar we vanmorgen, in de buurt van de steiger, nog een concert voor Paul gaven. François de Melle was uiterst beleefd en begroette ons in het Nederlands. Ik schat hem op zestig jaren oud, maar hij zag er bijzonder sportief en afgetraind uit. Hij was gekleed in witte tropenbroek en wit overhemd met korte mouwen; hij ziet er pico bello uit, zou Anna zeggen. “ Gaat u zitten,” zei hij, “ wilt u thee?” We knikten bevestigend. Jean had de boodschap begrepen. Even later werd thee gebracht door het dienstmeisje dat Paul verbaasd aankeek en weer zwijgend wegging. “ Ik heb u laten komen om het één en ander uit leggen”, begon hij. “ Allereerst wil ik melden dat alle spullen van Meneer Van Bessen in een koffer in de hal klaarstaan. U zult alles erin terugvinden.
Ik zal open kaart met u spelen, want ik denk dat het hele geval alleen erger kan worden als er misverstanden ontstaan. Ik wil u ook dringend vragen dit gesprek geheim te houden.” Hij keek ons aan en zag dat wij zwijgend instemden. “ U weet dat ik een kantoor op het terrein van CERN heb en dat heb ik niet zonder reden. Ik vertegenwoordig een Amerikaanse organisatie die bezig is met de werving van vrijdenkende wetenschappers, wetenschappers die open staan voor nieuwe ideeën. CERN zit te vast aan de kwantumtheorie en mijn opdrachtgever is van mening dat het na zoveel jaren onderzoek weinig heeft opgebracht. Mijn opdracht is om personeel te vinden dat absoluut betrouwbaar is en voldoende kennis en intellect bezit om aan een nieuwe tak van wetenschap te werken. De selectie is bijzonder streng en er wordt grondig onderzoek naar de persoon gedaan, niet alleen naar de achtergrond, maar ook naar zijn persoonlijkheid. Mijn opdrachtgever vindt dat erg belangrijk omdat een juiste levenshouding de minste kans op problemen van binnenuit geeft. Meneer Paul van Bessen,” hij keek Paul aan, “ beweerde dat hij een unificatietheorie heeft gevonden. Zijn presentaties waren oppervlakkig, maar wel van dien aard dat we konden aannemen dat hij werkelijk een goede unificatietheorie heeft. Een van de manieren om de persoonlijkheid van meneer Van Bessen te testen is afzondering; ik doe dat alleen bij mensen waarvan ik zeker weet dat ze het aankunnen. We kunnen bij afzondering gedrag observeren en constateren of hij geschikt is voor de uiterst belangrijke taak van de opbouw van een nieuwe vorm van wetenschap. Het is in mijn wereld een beproefde methode. Hij voldeed aan de benodigde eisen en we wilden dit aan hem melden, toen we plotseling werden opgeschrikt door een bijzonder vervelende ontwikkeling.” Hij pauzeerde even en ik zag Paul geboeid luisteren. Tot nu toe
vond ik het verhaal oprecht en duidelijk. Hij ging weer verder: “ Vorige week kregen verschillende vrijdenkende wetenschappers bedreigingen vanuit een onverwachte organisatie die zichzelf de Heisenberg-groep noemt. Het zijn wetenschap-fanatici die extremistische ideeën hebben ontwikkeld. De bedreigingen lijken op die van dierenactivisten. Ik kan me herinneren dat in uw land de politicus Pim Fortuyn door een dierenactivist is vermoord. De Heisenberg-groep heeft een dodenlijst gepubliceerd waarop mensen staan die zich tegen de kwantumtheorie keren en daar stond meneer Van Bessen bij. We hebben hem daarom langer moeten vasthouden. Meneer Van Bessen heeft met diverse mensen contact gehad en de kans was erg groot dat de groep daarachter zou komen en dat is blijkbaar gebeurd. Op een gegeven moment kregen we bezoek van een Nederlandse journalist die via de persdienst van CERN bij mij terecht kwam. Hij vertelde een verhaal dat voor hem zo gevaarlijk zou zijn dat we hem voor zijn eigen veiligheid tijdelijk hebben moeten opsluiten en om ons tijd te geven maatregelen te nemen.” Hij keek Paul even aan. Ik kreeg de indruk dat Paul zijn uitleg begreep. “ We konden de journalist niet langer vasthouden en hebben hem uitgelegd dat hij gevaar liep. Ik had de indruk dat hij ons niet wilde geloven, we hebben hem toen naar zijn hotel gebracht. Dat was in de vroege morgen van afgelopen dinsdag. We kregen aan het eind van de morgen het bericht dat de journalist vermoord was aangetroffen in de buurt van Prégnin, niet ver van het hotel waar hij logeerde. Dezelfde ochtend eiste de Heisenberg-groep de verantwoordelijkheid op. Ze waarschuwden voor meer afrekeningen en dat gaf voor ons de doorslag om meneer Van Bessen direct naar Saint Martin te brengen. Om te voorkomen dat meneer Van Bessen enig gevaar zou lopen,
hebben we de uiterste veiligheidsmaatregelen genomen en zijn met de auto van meneer Van Bessen naar het vliegveld gereden. Dit gaf het minste risico; onze auto's zijn namelijk geregistreerd en bekend bij CERN. Mijn opdrachtgever is uiterst bezorgd over het mogelijk verloren gaan van de kennis van meneer Van Bessen en wilde een low-profilebewaking in dit huis. Meneer Van Bessen moest de gelegenheid krijgen zijn theorie te noteren en dat heeft hij gedeeltelijk kunnen doen. We hebben ons best gedaan de ideale omstandigheden te creëren, totdat u meneer kwam bevrijden. Ik moet u echter op de hoogte brengen van het gevaar van de Heisenberg-groep. Het zijn echte terroristen die het hebben gemunt op alle, voor hun afvallige en bedreigende, wetenschappers. De Baader-Meinhof-groep was een soortgelijke beweging, maar die had het gemunt op politiek andersdenkenden. Dat soort mensen is er blijkbaar ook in de wetenschap.” De Melle keek ons aan en we wisten zo gauw niet wat we moesten zeggen. “ Wat moeten we volgens u nu doen?”, vroeg ik uiteindelijk. “ Ik zit in een moeilijk parket,” zei De Melle, “ vandaar dat ik u heb gevraagd te komen praten.” Ik begreep ineens zijn probleem. Ik begreep ook wat we zouden moeten doen om de situatie onder controle te krijgen. “ Meneer De Melle,” begon ik mijn betoog, “ er zijn zaken die we apart van elkaar moeten zien. Allereerst is er de unificatietheorie van meneer Van Bessen. Ik neem aan dat meneer Van Bessen graag zijn theorie met uw opdrachtgever wil delen. Er moet dan wel een fatsoenlijke overeenkomst tussen meneer Van Bessen en uw opdrachtgever opgesteld worden.” Ik keek Paul aan. Hij knikte bevestigend. Ik ging verder: “ Meneer Van Bessen is geschikt bevonden om in de organisatie van
uw opdrachtgever te werken en kan daar zijn gang gaan. Stap één is dus een degelijke overeenkomst tussen meneer Van Bessen en uw opdrachtgever.” De Melle was ineens heel geïnteresseerd en knikte. “ Gaat u verder”, zei hij. Hij was blijkbaar opgelucht omdat hij dacht dat alle kansen op de medewerking van Paul verkeken waren. “ Het probleem van de bedreiging staat eigenlijk los van de overeenkomst tussen meneer Van Bessen en uw opdrachtgever. Wij moeten zorgen dat de veiligheid van meneer Van Bessen gewaarborgd wordt. Meneer Van Bessen is daarin geen partij; hij moet gewoon aan het werk kunnen. Wij moeten zorgen dat we alles van die Heisenberggroep te weten komen. Ik kan me voorstellen dat u contacten heeft die informatie over die groep kunnen leveren. Laten we daarmee beginnen en kijken wat we dan kunnen doen. Kortom, we moeten een stapje terug doen, de zaak vanuit een nieuw perspectief bekijken en de juiste acties ondernemen. Fanatici maken veel fouten en daarvan kunnen we gebruik maken. De juiste contacten geven ons de macht om die lui tot stoppen te brengen.” De Melle keek me aan en ging wat meer ontspannen zitten. “ Een uitstekende analyse, ik kan me erin vinden. Laat ik met u afspreken dat ik de zaak met mijn opdrachtgever bespreek. Ik kom er morgen op terug. Goed?” “ Uitstekend, we wachten uw bericht af”, zei ik formeel; ik hield nog een beetje afstand en gaf De Melle mijn telefoonnummer. We namen afscheid en Paul nam zijn koffer mee.
18 T ijdens de autorit, terug naar het huis van Karel, werd niets gezegd. Iedereen was onder de indruk van het bezoek aan François de Melle. De zon was al ondergegaan toen we bij De Melle vertrokken. Karel reed voor zijn doen rustig door de straten van Sint Maarten. Ik vond het geweldig dapper van Paul dat hij de confrontatie met zijn ontvoerder aanging. Zijn opvatting over het leven was waarschijnlijk een andere dan die van mij, vooral zijn compassiegedachte vond ik indrukwekkend. Van haat kun je inderdaad verschrikkelijk ongelukkig worden; ik vermoedde dat Paul prima sliep. Ik heb goed geluisterd naar de woorden van De Melle. Hij had het steeds over zijn opdrachtgever die een nieuwe vorm van wetenschap wil introduceren. Hij heeft behoefte aan goed gemotiveerde en onbevooroordeelde wetenschappers en wordt nu gedwarsboomd door een organisatie die zich de Heisenberg-groep noemt. Als ik wetenschapper zou zijn met een optie om bij iemand te gaan werken waarmee ik meteen op een dodenlijst kom te staan, paste ik wel op. De opdrachtgever van De Melle heeft dus alle belang bij een oplossing van het probleem. De Melle kon zelf even de zaken niet van elkaar scheiden. Hij maakte Paul onderdeel van het probleem. Mijn oplossing gaf hem wat meer ruimte om het probleem aan te pakken. De moord op de journalist intrigeerde me het meest. Ik hoorde ervan op de radio in Scheveningen en nu ik weet dat de journalist bij Paul in de cel heeft gezeten ben ik nieuwsgierig geworden naar de details. Die Heisenberg-groep had het op Maarten van Deelen gemunt. Misschien had Maarten wat aan Paul verteld dat van belang kon zijn. Ik nam me voor alle details aan Paul te vragen. Toen ik alles nog eens overdacht, kon het niet anders dan dat de opdrachtgever van De Melle akkoord ging met het voorstel.
Dat het aanpakken van een groep activisten alleen een zaak voor de politie is, heb ik altijd een beetje onzin gevonden. Het zaaien van angst geeft een groep activisten macht en dat weten ze. Door de moord op de journalist en het verspreiden van een dodenlijst hebben ze macht gekregen, de macht om een ongewenste ontwikkeling tegen te houden. Door de gezaaide angst durft niemand iets tegen zo'n groep te doen. We steunen daarom maar op de politie en dat zijn ook gewoon mensen met dezelfde angsten. Ze hebben ook hun gezinnen en kinderen, ze kijken wel uit. Een groep activisten kan daarom heel lang en ongestraft zijn gang gaan. Als we slim zijn kunnen we zo'n groep het leven aardig zuur maken; de angstzaaier wordt dan zelf bang en dan is het gauw afgelopen. Het vreemde is dat, als je zoiets denkt, je al niet meer bang bent. Nietsdoen is daarom net de verkeerde remedie tegen dit soort activisten. We stopten bij het huis van Karel en gingen naar binnen. Anna en mevrouw Van Betruien stonden ons op te wachten. Ze waren erg benieuwd naar ons verhaal. Ik liet Karel het woord doen. Hij maakte er een spannend verhaal van; Anna en mevrouw Van Betruien luisterden geboeid. Mevrouw Van Betruien wendde zich nog tot mij: “ Han, ik ben net gebeld door Ron de Koning, hij heeft je een mailtje gestuurd. In Nederland is het nu na middernacht, dus ik denk dat hij al slaapt. Oh ja, zeg alsjeblieft Co tegen me.” “ Prima, dank je Co.” Ik glimlachte en wendde me tot Anna. “ Zullen we naar het hotel gaan? Ik barst van de honger.” “ Nee Han, we blijven hier eten; we zijn door tante Co uitgenodigd. Ik heb geholpen in de keuken en je gaat niets tekort komen.” Ik gaf me gewonnen. Even later zaten we aan tafel. Paul was duidelijk vermoeid. Ik wilde hem daarom vandaag niet lastig vallen met allerlei vragen. Ik vroeg hem of hij me
morgenochtend op verschillende vragen antwoord wilde geven. Hij vond het prima. Karel stelde meteen voor om Paul morgenochtend naar ons hotel te brengen. “ Het is een prachtig hotel, dat moet je gezien hebben. Maar nu breng ik eerst Anna en Han weg.” Hij zag dat we naar ons bed verlangden. Karel zette ons bij het hotel af. We gingen op onze kamer nog even onderuit op het balkon zitten. Ik had de gelegenheid om mijn email te bekijken. Op mijn tablet-pc knipperde een lichtje dat aangaf dat er e-mail was. Het was een uitgebreid verhaal van Ron: “ Beste Han,” begon Ron, “ Ik heb de zaak van De Melle eens grondig onderzocht en kan er eigenlijk weinig verdachts in vinden. Hij heeft een bedrijf dat zich bezig houdt met werving van wetenschappers voor CERN en andere organisaties. Hij is een soort headhunter en daar is niets mis mee. De Gulfstream G55 is niet van hem, maar van een schatrijke Amerikaan en staat op naam van een bedrijf dat New Science Development and Physics (NSD&P) heet. Ik heb nog geen informatie van die Amerikaan kunnen vinden, maar ik kan je wel vertellen dat het huis op Saint Martin ook op naam van het bedrijf staat. Het huis is dus niet van De Melle. Ik heb de indruk dat De Melle in dienst van het bedrijf of de Amerikaan opereert en daar zijn geld mee verdient. Zijn headhuntersbedrijf is niet veel bijzonders, maar wel een lucratieve business. Meestal wordt er per ingebrachte succesvolle kandidaat een groot bedrag neergeteld en aan de andere kant willen kandidaten ook best betalen voor bemiddeling. Hij kan dus van twee kanten verdienen, de kracht zit hem in de goede naam en de juiste contacten. Dat was het voor nu. Ik hoorde dat je succes hebt gehad met de bevrijdingsactie; mijn gelukwensen en natuurlijk de hartelijke groeten aan Anna. Met vriendelijke groeten,
Ron de Koning” De informatie was een bevestiging van mijn vermoeden dat De Melle oprecht was geweest. Dat het huis en de Gulfstream niet van hem waren verbaasde me niet. Ik besloot meteen een mailtje terug te sturen met een nieuwe opdracht voor Ron. Ik had de indruk dat hij het een geweldige bezigheid vond om vanaf zijn werkplek allerlei onderzoek uit te voeren. “ Beste Ron,” schreef ik in de reply, “ Mijn hartelijke dank voor je informatie. Er zijn wat ontwikkelingen geweest na de bevrijdingsactie en daar zal ik je nog over bellen. Er is echter iets wat ik aan je wil vragen: kun jij voor mij kijken of je wat te weten kunt komen van een organisatie die zich de Heisenberg-groep noemt? Ze hebben de moord op de Haagse journalist Maarten van Deelen op hun geweten. Ze vormen een directe bedreiging voor Paul en nog een stel wetenschappers. Ze hebben een dodenlijst gepubliceerd waarop ook de naam van Paul voorkomt. Een ernstige kwestie, dus wees voorzichtig. Ik ben erg benieuwd naar je bevindingen. Met vriendelijke groeten, Han Vlaar.” Ik drukte op verzenden en het mailtje verdween richting Nederland. Ik staarde naar de lichtjes van een langsvarende boot. Ik moest glimlachen toen ik ons in gedachten, samen met het orkest weer op die boot bij het huis zag. “ Anna,” zei ik, “ als we het van tevoren hadden geweten, hadden we gewoon bij het huis van De Melle kunnen aanbellen en naar Paul kunnen vragen.” “ Dat denk ik ook, maar het was wel een waanzinnig gave actie vanmorgen. Ik vond dat orkest zo gezellig en tante Co is een geweldig mens.” “ T ánte Co?”
“ Ja, ze zei dat ze vaak bezoek van een stel nichtjes krijgt en die noemen haar allemaal tante Co; dat ben ik ook maar gaan doen; vond ze hartstikke leuk.” “ Klinkt wel aardig: tante Co.” De zee glinsterde in het maanlicht. Onder ons speelde een Bob Marley-imitatie in z'n eentje liedjes op steeldrums. Hij had een laptop erbij waarop hij de begeleiding liet horen, tegelijk zong hij zijn reggaehits door een microfoon. Een compleet orkest van één man. Op afstand denk je dat het een hele groep is. Ik kon het wel waarderen.
19 Het was zaterdagochtend en de zon was net opgekomen boven Sint Maarten. Het hotel en het klimaat bevielen ons wel; we hadden uitstekend geslapen. Anna meldde nog eens dat ze hier nooit meer weg wilde. “ Eigenlijk zijn we hier voor zaken,” zei ik, “ ik ben aan het werk en dat het weer hier nou zo mooi is, is toeval. Voor hetzelfde geld hadden we in Verweggistan gezeten.” Anna deed net of ze boos was en duwde me achterover op bed. Ze kwam bovenop me zitten met haar handen naast mijn hoofd. “ Ik wil hier nooit meer weg, hoor je dat?” “ Ja, maar als we morgen naar huis moeten, ga je dan wel mee?”, vroeg ik sip. “ Nee, ik blijf hier, ze zoeken het maar uit op dat stomme stadhuis!” “ Oké, ik zal wel melden dat je niet meer komt, vinden ze vast heel erg”, zei ik zo overdreven mogelijk. Lachend kleedden we ons in onze luchtigste kleding en gingen naar beneden om te ontbijten. Buiten ontbijten is voor ons wel heel bijzonder, in Nederland zou dat niet kunnen, maar hier is het normaal. We bestelden net een tweede kop koffie toen Karel en Paul kwamen aanlopen. “ Ga zitten”, zei ik. Ze schoven aan en ik bestelde nog wat koffie voor onze gasten. Toen deze was gearriveerd stelde ik mijn vraag: “ Paul, kun jij me alles vertellen wat Maarten van Deelen tegen je heeft gezegd? Ik ben er erg benieuwd naar.” Paul nam een slokje van zijn koffie en begon zijn verhaal: “ Maarten werd bij mij naar binnen gebracht, dat moet afgelopen maandag geweest zijn. Hij was nogal verontwaardigd over de
behandeling en vertelde dat hij bezig was met een onderzoek naar onregelmatigheden bij CERN. Het betrof zaken in rapportages die niet klopten. Hij zei dat hij zo kon aanwijzen waar verzonnen resultaten stonden vermeld. Het was volgens hem bedoeld om de wereld te doen geloven dat CERN resultaten boekt. CERN moet zijn jaarlijkse begroting hard zien te maken om de volgende begroting erdoor te krijgen. Door resultaten te vervalsen kunnen extra bedragen op de begroting worden gezet of kan de begroting voor de betreffende onderzoeken ook voor het komende jaar worden opgevoerd. Het is een vorm van tijdrekken. Je moet wat kunnen laten zien, anders zetten de lidstaten vraagtekens bij bepaalde uitgaves. Maarten had een goede kennis van de materie en heeft de rapportages gecontroleerd. Hij is naar de persdienst van CERN gegaan en die heeft hem naar De Melle doorverwezen.” “ Waarom zouden ze hem naar De Melle hebben doorverwezen?”, vroeg ik me af. “ Ik zou het echt niet weten”, zei Paul. Ik redeneerde verder: “ Als De Melle alleen aan werving doet, wat zou Maarten dan bij De Melle moeten doen? Misschien dachten ze dat hij dan wel de moed zou opgeven. De Melle heeft niets te maken met de rapportages van CERN. Wat merkwaardig”, zei ik verbaasd. “ Als ik bij de persdienst zou werken zou ik een journalist nooit naar een man sturen die er niets mee te maken heeft tenzij ik een hekel aan die vent heb. In dat geval denk ik: nou, die heb ik weer mooi te pakken.” Paul ging verder: “ Maarten vertelde dat hij een kennis bij CERN heeft. Die vertelde off the record dat er vragen waren gesteld over de betrouwbaarheid van sommige onderzoeksresultaten. Hij zei dat hij een afspraak had gemaakt met de man die verantwoordelijk is voor die afdeling en hij zei dat dat François de Melle was.”
“ Het lijkt erop dat hij inderdaad flink in de maling is genomen”, concludeerde ik. “ Heeft Maarten nog namen genoemd van de mensen bij de persdienst?” “ Nee, dat heeft hij niet gedaan.” Paul vond het net zo vreemd als ik. “ Ik denk”, dacht ik hardop, “ dat het onwaarschijnlijk is dat een verdachte activiteit aan een journalist wordt gemeld en dat ze hem daarna naar de verkeerde persoon sturen. Ik denk dat er twee partijen zijn, de kennissen van Maarten die het bericht aan Maarten hebben verteld en de partij die Maarten de verkeerde kant heeft opgestuurd. Die laatste wilde waarschijnlijk Maarten een loer draaien.” “ Wat jij zegt zou best eens zo kunnen zijn”, zei Paul. Anna was ondertussen Karel aan het uithoren over het eiland en wat er allemaal te beleven viel. Mijn telefoon ging: “ Met Han Vlaar.” “ Goedemorgen, u spreekt met François de Melle. Ik heb gesproken met mijn opdrachtgever en ik kan u melden dat hij een besluit heeft genomen. Kunt u straks langskomen, dan kunnen we erover praten?” “ Prima, ik kom zo bij u langs.” “ Uitstekend, tot straks”, zei hij en hing op. “ Dat was De Melle. Ik moet naar hem toe. Karel, kan ik hier in de buurt een scooter huren?” Karel keek me verbaasd aan, herstelde zich snel en zei: “ Jazeker, hier schuin aan de overkant is een scooterverhuurbedrijf, prima zaak.” Het is vast een kennis van hem, dacht ik glimlachend. “ Ik ben ervandoor. Paul, dank voor je uitleg. Anna, jij vermaakt je wel even hè?” “ Zeker, ik ga shoppen; ze hebben hier heel veel dure winkels voor die Amerikanen. Echt iets voor mij.”
“ Oké, ik ga een scooter huren. Misschien kunnen we vanmiddag het eiland eens rondrijden en een strandje opzoeken?” “ Hartstikke leuk, dan koop ik ook wat duikbrilletjes.” Ik zwaaide naar Paul en Karel en liep naar de scooterverhuurder. Het was toch anders dan een elektrische snorfiets, zo'n scooter. Het ding maakte herrie en je moest hem starten. Ik wist de weg ondertussen wel en reed op mijn gemakje met het verkeer mee. De scooter was sterk en ging lekker hard als het nodig was. Met zonnebril op reed ik langs het vliegveld en rechtsaf naar het Franse gedeelte naar het huis van De Melle. Ik moest bij het hek aanbellen en zei mijn naam, het hek ging open. Ik zette de scooter midden op de oprijlaan. Jean kwam naar buiten terwijl ik probeerde mijn haar weer in model te krijgen. “ Goedemorgen meneer,” zei hij, “ meneer wacht op u.” Het is net een butler, dacht ik en volgde hem naar het grote terras. De Melle veerde op uit zijn stoel en gaf me een hand. “ Ga zitten.” Er werd thee gebracht. Terwijl hij een kopje voor me volschonk begon hij zijn verhaal: “ Ik heb mijn opdrachtgever gesproken. Hij is blij met de ontwikkeling en wil een contract met Paul van Bessen afsluiten voor de ontwikkeling van een goed onderbouwde unificatietheorie.” Hij zei het met enige trots. Ik dacht aan de som geld die hijzelf voor het resultaat kreeg. Paul van Bessen was niet alleen voor de opdrachtgever goud waard. “ Mag ik vragen wie uw opdrachtgever is?”, vroeg ik brutaalweg. “ Zijn naam is George McQuinten, eigenaar van het bedrijf New Science Development and Physics in de Verenigde Staten. George is uitvinder en heeft verschillende patenten op zijn naam staan waarmee hij veel geld heeft verdiend. Dit huis is ook zijn eigendom.
Hij is ervan overtuigd dat een goede unificatietheorie voor de ontwikkeling van de techniek veel meer kan betekenen dan de kwantummechanica tot nu toe heeft gepresteerd. De kwantumtheorie heeft alleen onderzoeken gebracht, maar met de resultaten heeft nog nooit iemand iets kunnen doen. Ik deel die mening.” “ Prima, ik zal met Paul van Bessen gaan praten en kijken of hij bereid is met George McQuinten te praten.” Ik hield nog even een grote slag om de arm. “ Ik ben nog niet klaar.” zei De Melle en ging verder met zijn verhaal. “ De bedreigingen zijn ook een grote zorg voor mijn opdrachtgever. Hij wil dat die zaak wordt aangepakt. Ik heb verteld over uw aanpak; hij deelt mijn mening dat uw aanpak de juiste is. We willen u vragen of u de opdracht wilt aannemen om de bedreigingen te onderzoeken en waar nodig aan te pakken. Wilt u dat doen?” Het overviel me een beetje. Ik had verwacht dat De Melle wel bij machte was om zelf de zaak aan te pakken, ook vanwege zijn verleden, maar blijkbaar hadden ze meer vertrouwen in mij. “ Waarom kunt u die zaak niet zelf onderzoeken? Ik acht u toch ook in staat om een dergelijk onderzoek uit te voeren?” “ Zo te horen weet u van mijn achtergrond”, zei De Melle terwijl hij me onderzoekend aankeek. “ Weet u,” ging hij verder, “ iedereen kent mij en mijn reputatie. Buiten dat heb ik nogal veel ander werk te doen. Als ik bij CERN een deur doorga zie ik iedereen bedenkelijk kijken. Ik word dus een beetje genegeerd. Ik denk dat niemand iets aan mij loslaat. Ik denk dat het probleem vanuit een onbekend iemand veel beter te onderzoeken valt.” “ Waarom denkt u dat het probleem iets met CERN te maken heeft?”
“ Als ik de geschiedenis zo eens doorneem, lijkt het erop dat het probleem zijn oorsprong bij CERN heeft.” Hij was zeker van zijn zaak en wie ben ik om dat tegen te spreken. Hij zou best eens gelijk kunnen hebben. “ Goed, ik wil de opdracht aannemen”, zei ik resoluut. “ Uitstekend, u bent bij deze fulltime in dienst van George McQuinten. U krijgt het standaard uurtarief uitgekeerd van 280 dollar per uur exclusief onkosten. Er wordt een voorschot op uw bankrekening gestort. Na voltooiing van de opdracht vindt een verrekening plaats en wordt een premie uitgekeerd. Gaat u daarmee akkoord?” Ik moest moeite doen om mijn mond niet van verbazing open te laten vallen. Zonder dat ik er erg in had stelde ik de vraag: “ Wat verstaat u onder fulltime?” “ Fulltime is 24 uren per dag, zeven dagen per week. U bent permanent ter beschikking.” “ Oké, goed, ik doe het, afgesproken.” Ik stond echt met mijn mond vol tanden. “ Mooi, ik zal George melden dat u direct begint. U doet verslag aan mij persoonlijk en alle correspondentie is strikt vertrouwelijk. Bel zo weinig mogelijk en praat nooit in het openbaar over het onderwerp. U heeft ook bronnen voor informatie, zorg dat ook zij zich aan deze regels houden. Ontdekking van het onderzoek is funest voor het slagen ervan. Als u iets bijzonders nodig hebt, kunt u dat aan mij vragen.” “ Duidelijk”, zei ik. Ik was ervan overtuigd dat De Melle een ervaren kracht in deze tak van sport was. De resoluutheid waarmee hij de regie nam gaf vertrouwen. Het was alsof hij me in bescherming nam met zijn aanwijzingen. Hij leek me een goed leider in tijd van crisis; mijn gevoel zei dat ik hem kon vertrouwen. Ik noteerde meteen
mijn bankrekening op een papiertje en gaf het hem. “ Ik heb meteen wat vragen”, zei ik, direct mijn rol opnemend. “ Waarom werd de journalist door de persdienst van CERN naar u doorverwezen?” De Melle keek verbaasd. “ Doorverwezen?” “ Ja, de journalist die is vermoord is door de persdienst van CERN naar u doorverwezen. Ik denk dat ze het hebben gedaan om hem of u in de maling te nemen.” “ Dat is wel een uiterst onprofessionele actie van iemand van het persbureau, maar ik vond het inderdaad ook vreemd dat de man het verhaal over de verdachte rapporten tegen mij vertelde. Ik zou het niet weten. Aan u de taak om dat uit te zoeken, lijkt mij.” “ Ik heb iemand die nu achtergrondinformatie over de Heisenberggroep uitzoekt, ik verwacht vandaag antwoord.” “ Uitstekend, u bent dus al aan het werk gegaan. Ik ben voorlopig nog hier, want de Zwitserse politie wil me verhoren vanwege de moord op de journalist en daar heb ik weinig trek in. Eerst was het geval van meneer Van Bessen ook aanleiding om me te willen horen, maar ze hebben inmiddels vernomen dat meneer terecht is. Kunt u met meneer Van Bessen overleggen over een contract met mijn opdrachtgever, dan hoor ik dat van u.” De politie had kennelijk het bericht van mijn aangifte uit Scheveningen doorgekregen. Het gesprek was klaar. De Melle liet duidelijk blijken dat het tijd was om tot actie over te gaan. Hij hield blijkbaar niet van onzinnig gebabbel over het weer of zo. Ik stond op, dankte voor de thee en de opdracht en verdween op mijn scooter in de richting van het hotel. Ik had er een opdracht bij voor een vorstelijk salaris, ik kon het niet laten om onderweg een paar keer “ Jippie” te roepen. Niemand keek op, er reden flink wat uitgelaten toeristen rond, ik was geen
uitzondering. Bij het hotel zag ik de Mercedes van Karel niet meer staan en liep door naar onze kamer. Anna was nog niet terug van het shoppen. Ik ging op het balkon zitten en belde Karel, nog een beetje in de roes van de opdracht: “ Dag Karel, is Paul bij je in de buurt?” “ Ja, die is hier, momentje”, Karel gaf de telefoon aan Paul. “ Dag Han, wat kan ik voor je doen?” “ Paul, ik ben net bij De Melle geweest, hij heeft met zijn opdrachtgever gesproken over mijn voorstel van gisteren. Hij gaat akkoord en wil een contract met jou afsluiten voor je unificatietheorie. De naam van de opdrachtgever is George McQuinten, hij is eigenaar van het bedrijf New Science Development and Physics in de Verenigde Staten. Ben jij eventueel bereid om voor hem te werken?” “ Wat denk jij, is het een betrouwbare partij?”, vroeg hij bedenkelijk. “ Nou, ze hebben me net op uurbasis aangenomen voor een onderzoek naar die Heisenberg-groep. Maar alle gekheid op een stokje, die Qeorge McQuinten is een man die een stel patenten op zijn naam heeft en een vrijdenker is op het gebied van de natuurkunde, die bibliotheek is van hem. Hij vindt dat je vanuit een andere visie dan die van de kwantumtheorie betere resultaten haalt waar je wat mee kunt doen. Hij ziet wat in je en ik denk dat het een betrouwbare partij is. Wat denk je?” “ Goed, ik wil wel met die man in zee en met hem babbelen.” “ Paul, ik zal het doorgeven. Heb je nog iets van Rie gehoord?” “ Jazeker! Ze komt vandaag hierheen; er was nog een plaats in het vliegtuig. Ze komt vanmiddag aan.” Hij klonk opgetogen. ”Mooi, nou ik ga Anna zoeken. Groetjes!”
Een paar momenten later ging mijn telefoon over; ik zag op de display dat het een nummer uit Den Haag was. “ Hallo, met Han Vlaar”, zei ik. “ Dag Han, met Ron de Koning spreek je.” Ik had zijn nummer niet in mijn telefoon staan. Anna belde hem steeds voor me, vandaar. “ Oh, hallo Ron, je belt vast om te zeggen dat je wat gevonden hebt.” “ Jazeker, ik ben aan het werk geweest. Ik zal het kort houden: ik heb eerst naar de naam Heisenberg-groep gezocht. De naam Heisenberg-groep is afkomstig uit de groepentheorie, een onderdeel uit de wiskunde. Het heeft iets met matrices te maken en vectoren en zo, maar ik denk dat de groep de naam gebruikt heeft omdat Werner Heisenberg nogal bijzondere ideeën had en dan bedoel ik niet ideeën met betrekking tot de kwantumtheorie, maar politieke ideeën. Hij steunde in de oorlog de nazi's en heeft geholpen met de ontwikkeling van de atoombom onder Hitler. Die ontwikkeling is mislukt en Heisenberg beweerde na de oorlog dat hij daaraan debet was. Hij heeft in het begin tegen Niels Bohr gezegd dat hij meedeed en dat Duitsland de oorlog zou gaan winnen, Niels Bohr heeft daarna nooit meer iets met Heisenberg te maken willen hebben. Heisenberg was een geniaal man, maar gevoel voor politiek en wereldbeeld had hij niet, hij was in de oorlog zeker een nazi. Nu zijn er in Duitsland nog steeds van die groepen neonazi's actief en ik vermoed dat de Heisenberg-groep een dergelijke beweging is, een soort ultrarechtse groep die het werk van Heisenberg tot religie heeft verheven. Een soort van natuurkundeextremisme. Kom je aan het werk van Heisenberg, dan kom je aan hen. Ik heb op Internet gezocht naar de groep en vond een Duitse site die inderdaad aan de Heisenberg-groep gelieerd is. Het verbaast me dat
de overheid die site nog niet heeft laten blokkeren. Ze eisen inderdaad de dood van Maarten van Deelen op en noemen een vijftal namen van wetenschappers inclusief de naam van Paul van Bessen. Ik stuur de link wel naar je toe. Ik heb de namen genoteerd, want als de site uit de lucht is hebben we niets meer. Ik denk trouwens dat ik nog een paar afdrukjes maak voor de zekerheid. Het ziet er trouwens een beetje knullig uit en lijkt met een tekstverwerker te zijn gemaakt. Ik ben al begonnen met het achterhalen van de vier andere namen. Ik bel wel als ik wat meer weet. Dat was het. Hoe is het met Anna?” “ Ik ben haar even kwijt, maar ze wil hier niet meer weg, zei ze vanmorgen.” “ Zo te horen bevalt het wel, nou ik ga weer aan het werk. Tot de volgende keer!” Ik zag op mijn tablet-pc een lampje knipperen dat aangaf dat ik email had; het was het bericht van Ron met de link naar de site van de Heisenberg-groep die ik meteen opende. De domeinnaam leek er helemaal niet op, maar de tekst was overduidelijk en volledig in het Duits. Ik sloeg de html-pagina's lokaal op en bekeek ze met een tekstverwerker om de html-code te bekijken. Degene die de website heeft gebouwd heeft duidelijk geen verstand van html. Helemaal aan het begin van het document stond een html-remark: “ ” De site was dus gebouwd op basis van een document van CERN dat gemaakt is met template nummer 00347. De site kwam van het perscentrum van CERN. Ik begreep ineens waarom Maarten van Deelen naar De Melle werd gestuurd. De man of vrouw wilde De Melle verdacht maken. De moord was met voorbedachte rade, Maarten moest dood en De Melle moest de schuldige worden. Alles moest naar De Melle wijzen. Er zit dus
iemand bij het perscentrum van CERN die lid is van de Heisenberggroep die ook de site in elkaar heeft gesleuteld en dat ook nog in de baas z'n tijd op spullen van CERN. Ik belde meteen De Melle. “ Meneer De Melle, met Han Vlaar, ik heb wat ontdekt.” Ik probeerde rustig over te komen. “ Vertelt u maar.” “ Er zit waarschijnlijk iemand bij het perscentrum van CERN die lid is van de Heisenberg-groep. Het moet een Duitser zijn. Hij heeft hoogstwaarschijnlijk de moord gepleegd en u ervoor op willen laten draaien. Kunt u achter de namen komen van de leden van het perscentrum? Liefst met adres en woonplaats.” “ Meneer Vlaar, hoe komt u aan die informatie? Dat zijn toch ernstige beschuldigingen.” “ Ik heb de html-code van de site van de Heisenberg-groep bekeken en nu blijkt dat deze is gemaakt met een template van het perscentrum van CERN. Het moet dus iemand zijn die met het perscentrum te maken heeft.” “ Oké, ik ga meteen aan het werk. Ik zal voor de lijst zorgen. U hoort zo gauw mogelijk van me.” Hij hing op. Ik leunde achterover in mijn stoel op het balkon en hoorde beneden me het eenmansorkest van gisterenavond. Ook nu klonk het goed. Hij speelde weer hits van Bob Marley en begeleidde zichzelf op de steeldrums. Het was niet de eerste de beste artiest, zijn begeleiding klonk harmonieus en origineel, de opnames van zijn laptop klonken bescheiden en niet opdringerig. Hij wist dat het effect moest komen van zijn stemgeluid en de steeldrums, het was een vakman. In zijn eentje klonk hij als een groepje. Ik voelde ineens een verband tussen het eenmansorkest en de Heisenberg-groep. Het is geen groep, dacht ik, het is één man die doet
of hij een groep is. Dat zou best eens kunnen. Je pleegt een moord, je zegt dat een groep erachter zit en iedereen gaat naar een groep zoeken, terwijl het gewoon iemand van het perscentrum is. Aan de andere kant lag het er wel een beetje dik bovenop. Het is wel ongelofelijk dom en onvoorzichtig om op deze manier een site in elkaar te zetten. Het kan natuurlijk ook zijn dat de html-remark met opzet in de html-code is gelaten. Ik begon ineens aan mezelf te twijfelen. Was het bewust gedaan om de politie op het verkeerde been te zetten of was het echt dommigheid? Ik nam een besluit voor mezelf. Laat ik eerst afwachten wat de lijst van De Melle oplevert. Ron was ook bezig met uitzoekwerk. Eigenlijk had ik die gegevens ook aan de Melle kunnen vragen, maar dat Ron dat deed kon wel eens een goede keuze zijn geweest. Hij bekijkt de zaak vanuit een heel ander perspectief dan De Melle. Ik zat nog te peinzen toen Anna opgetogen, met een brede glimlach op haar gezicht, vol tassen binnenkwam. “ Ze hebben hier alles en echt goedkoop. Ik heb ook duikbrilletjes gekocht, dus we kunnen gaan duiken. Gaan we een strandje opzoeken?” “ Laten we dat maar gaan doen. Rie komt trouwens vanmiddag met het vliegtuig aan. Zullen we ook even langs het vliegveld gaan, dan kunnen we haar zien?” “ Nou, laten we dan eerst naar het vliegveld gaan, dan kunnen we nu wat gaan eten”, zei Anna wijselijk.
20 Met een rugtas, vol badhanddoeken, zwemkleding en onze nieuwe duikbrilletjes, stonden we op het vliegveld op Rie te wachten. Het was niet bepaald druk in de ontvangsthal. Er zijn niet veel mensen op Sint Maarten die familie of vrienden komen ophalen. De enige mensen die je ziet zijn hostesses en taxichauffeurs. Paul en Karel waren er al toen we op de scooter aan kwamen rijden. Het duurde even eer Rie in het zicht kwam. Ze zag ons staan en zwaaide van afstand naar ons door de glazen wand. Ik stond met mijn zonnebril bovenop mijn wild door elkaar gewaaide haar, met Anna vlak voor me bij de uitgang van de ontvangsthal op Rie te wachten terwijl de toeristen, wat onzeker om zich heen kijkend, langs liepen. Er liep een vrouw langs met een bril, veel te rode lippen en halflang blond haar. Ik herkende haar, maar ik kon niet bedenken waarvan ik haar kende. Iets zei me dat het belangrijk was en ik volgde haar met mijn blik door de hal. Ze liep naar een hostess met een bordje waarop Sonesta Great Bay Beach Resort stond, een enorm hotel dat niet ver van ons hotel ligt. “ Daar is ze!”, zei Anna. Rie kwam door de deuropening en vloog in de armen van Paul. Ze omhelsden elkaar innig en lang. Toen begroette ze Karel met een warme omhelzing en deed hetzelfde bij ons. “ Hoe is het met jullie? Hebben jullie het naar je zin?”, vroeg ze hartelijk. Anna zei nog eens dat ze hier nooit meer weg wilde, “ Ik vind het hier geweldig”, zei ze. We liepen naar buiten en namen afscheid. We gingen immers een stukje zwemmen. Ik had een rustig strandje aan de noordwestkant van het eiland uitgezocht, zo'n half uur rijden hiervandaan.
We reden om de binnenzee heen, langs de kust door de warmte met wapperende haren en een glimlach op ons gezicht. We reden langs het andere vliegveld waar de Gulfstream stond naar het noorden en kwamen bij een prachtige baai met een parelwit strand. We confisqueerden een stel ligstoelen met parasol, kleedden ons binnen een mum om en renden met duikbril op het water in. De brilletjes waren geweldig. Onder water zwommen vissen die ik nog nooit had gezien, een heel bijzondere ervaring. Anna was laaiend enthousiast: “ Zag je die grote vis, hij zwom gewoon naar me toe!” We bestelden een groot glas sinaasappelsap en zaten onder de parasol van de rust te genieten toen mijn telefoon ging. Ik bedacht me dat ik fulltime in dienst van George ben en dat ik nog niets ervan tegen Anna had gezegd. “ Met Han Vlaar”, ik kon in het zonlicht de display niet zien. “ Met De Melle. Ik heb de lijst medewerkers van de persdienst opgevraagd en naar u doorgestuurd. Ik zie er zo gauw geen onvolkomenheden in, maar ik laat het aan u over. Krijg ik bericht van u als u iets ontdekt hebt?” “ Zodra ik iets gevonden heb, meld ik het meteen.” “ Uitstekend, goedemiddag.” Ik voelde me ineens een beetje schuldig om 280 dollar per uur te verdienen terwijl ik lag te luieren. “ Anna,” zei ik, “ ik heb je nog niet verteld dat ik een nieuwe klus heb aangenomen als speurneus.” “ Oh, ja, wat spannend. Wat is het?” “ Ik heb de opdracht aangenomen om de bedreigingen te onderzoeken die aan het adres van Paul en nog een stel anderen zijn gericht.” “ Bedoel je die Heisenberg-groep?” “ Ja, die. Ik ben nu in dienst van een Amerikaan en verdien 280
dollar per uur.” Anna keek even verbaasd en toen moest ze lachen. “ Je maakt gekheid.” “ Nee, echt waar.” “ Nou, dat is makkelijk verdienen zo; zou ik ook wel willen.” Anna strekte zich nog eens uit op het ligbed en keek me glimlachend aan. Ik nam me voor nog even te genieten van het paradijselijke strand en de rust. Ik was me wel bewust van het feit dat ik eigenlijk permanent aan het werk was, want ik was altijd en overal naar oplossingen aan het zoeken. Het was een afwijking en tijdverdrijf. Dat ik er nu voor betaald werd was meegenomen, maar dat ik zat te niksen was eigenlijk niet zo. Ik liet de afgelopen week in mijn gedachten afdraaien en toen wist ik het ineens. “ Het is de receptioniste”, zei ik plotseling hardop. “ Wie?”, zei Anna en keek om zich heen. “ Op het vliegveld. Het was de receptioniste van het Balladins Hotel waar Paul heeft gelogeerd!” Anna keek me bezorgd aan. “ Wat bedoel je precies, Han?” “ Op het vliegveld herkende ik iemand die vlak voor Rie door de deur kwam. Het is de receptioniste van het Balladins Hotel vlak bij CERN. Wat moet die hier ineens?” “ Misschien vakantie?”, opperde Anna. Mijn hersenen draaiden op volle toeren. Ze wist van de aanwezigheid van Paul en de connectie met De Melle. Je kon makkelijk achter het adres van De Melle op Saint Martin komen en ik had tegen haar gezegd dat Paul vermist was. Nu dook ze hier op en dat was verre van toevallig. Opeens schoot me een vraag te binnen en belde direct naar De
Melle. “ Meneer De Melle, met Han Vlaar.” Ik viel meteen met de deur in huis, “ In welk hotel logeerde de journalist?” “ In het Balladins Hotel, hoezo?” “ Ik zag vanmiddag de receptioniste van het Balladins Hotel op het vliegveld.” De Melle was even stil; ik hoorde hem bijna denken. “ Ik begrijp het, dank voor de melding, we houden contact.” Hij hing meteen op. Ik voelde dat hij ook de connectie zag. Ik zocht een mogelijke verband met de Heisenberg-groep, maar ik kon niets vinden. Desondanks zou het best kunnen dat ze er iets mee te maken kon hebben. Ik zat niet meer op m'n gemak. Ik wilde er meer van weten. “ Anna, zullen we opstappen?” “ Het zit je niet lekker hè?” Ze voelde de situatie aan. “ Kan ik misschien ergens mee helpen?”, vroeg ze. Ik zag ineens een mogelijkheid: “ Anna, kun jij achter de naam van die receptioniste komen. Ik weet in welk hotel ze zit. Ik denk dat de hostess het wel wil zeggen.” “ T uurlijk kan ik dat, moet je maar eens opletten”, zei ze lachend. “ Laten we dan maar gaan.” Een half uur later stonden we in het Sonesta Great Bay Beach Resort. Het is een groot, pompeus resort met honderden kamers en een enorme ontvangsthal. Het was beslist niet mijn smaak, ik was blij dat we in een klein en rustig hotel zaten. Ik zocht de hostess van de reisvereniging en zag haar aan een tafel zitten met dikke reismappen om zich heen. Ik stootte Anna aan en wees naar de tafel. Ze stapte resoluut op de hostess af en zei in het Nederlands: “ Hallo, kunt u mij
helpen?” Tot mijn grote verrassing sprak de hostess ook Nederlands. “ Ja hoor, wat kan ik voor u doen?”, vroeg ze vriendelijk. “ Ik zag een uur geleden een oude bekende van me die ik in een vorige vakantie heb ontmoet. Ik kan niet meer op haar naam komen. Ze heeft halflang blond haar, een bril met heel dun montuur en knalrode lippen. Ze komt uit de buurt van Genève.” “ Ik weet wie u bedoelt, ik zal eens kijken.” Ze zocht in de lijst. Haar vinger bleef steken bij een naam: “ Volgens mij is het Lisette Dupré, kan dat?” “ Zou best eens kunnen, weet u het zeker?”, zei Anna voor de zekerheid. “ Ja, volgens mij is het Lisette Dupré.” “ Goh, dank u wel, ik ga haar direct opzoeken; dag hoor,” Ze draaide zich om en liep naar buiten. Ik draafde achter haar aan en liep haar buiten bijna omver toen ze ineens stopte. “ Man, wat is dat spannend, ik deed het bijna in mijn broek”, zei ze hijgend. “ Je deed het geweldig, ze tuinde er zo in.” Ik omhelsde haar trots en drukte haar stevig tegen me aan. “ Laten we naar ons hotel gaan en even uitblazen”, stelde ik voor. “ Goed, we gaan.” Ons hotel is nog geen kilometer verwijderd van het Sonesta Great Bay Beach Resort. We gingen ons opfrissen en ik kon tegelijk mijn mail bekijken. Het eerste mailtje dat ik opende was die van De Melle. Het had een bijlage met de lijst van personeel van het perscentrum van CERN. Het was een flinke lijst, maar ik zag dat er ook namen bij stonden van medewerkers die niet meer in dienst waren. De meeste namen zeiden me eigenlijk helemaal niets, maar één naam viel ineens op: Gérard Dupré. Vie Destraz 119, Prégnin. Het lijk van Maarten van Deelen
werd bij Prégnin gevonden en laat Lisette Dupré dezelfde achternaam hebben als Gérard die toevallig in Prégnin woont. Zou Gérard Maarten naar De Melle hebben gestuurd? Het zou best eens kunnen. Zouden Gérard en Lisette familie van elkaar zijn? Ik besloot De Melle te vragen of hij kon laten nagaan wat de relatie was tussen Gérard en Lisette Dupré. Voordat ik De Melle ging bellen, opende ik eerst het mailtje van Ron de Koning. Hij had weer zijn best gedaan en de lijst met namen van de website geanalyseerd. Hij schreef: “ Beste Han, Het viel niet mee de gegevens van de mensen te achterhalen die op de dodenlijst staan, maar ik ben toch aardig wat te weten gekomen. Het betreft buiten Paul, die we al kennen, vier mensen. Allereerst is er Henrico Caretti, een Italiaanse wetenschapper die een ware kruistocht tegen de kwantumtheorie houdt. Ik heb zijn stellingen gelezen en ik vind het een beetje te ver gaan. Hij is naar mijn mening gefrustreerd omdat hij er waarschijnlijk niets van begrepen heeft of ooit is afgewezen. Hij heeft openlijk kritiek op de gang van zaken bij CERN en is flink ongenuanceerd. Een zielige man. Dan is er Herman Vandenbuytenacker, een Belg die een merkwaardige eigen theorie heeft ontwikkeld. Hij gelooft stellig in een theorie van een plasmaheelal. Alles vindt zijn oorzaak in plasmastromen. Nou is zijn theorie nog tot daaraan toe, maar hij bouwt die op door de andere theorieën af te breken. Hij heeft wat boeken geschreven waarin hij op heel botte wijze eerst de andere theorieën door het slijk haalt. Ik heb andere soortgelijke epistels gelezen, maar deze man spant de kroon. De derde is Heinrich Brädler, een Duitser die in Oostenrijk woont en ooit verbonden is geweest aan CERN. Hij is na zijn werk bij CERN voor zichzelf begonnen en heeft geprobeerd zelf proeven te doen met
koude kernfusie. Als ik de rapporten en YouT ube-films mag geloven is dat ook aardig gelukt. Zijn verklaringen voor de werkende kernfusie staan averechts op de beweringen uit het kamp van de kwantumtheorie. Het is een heel aardig onderzoek geweest, maar het uitblijven van elke vorm van subsidie en uitstoting uit de wetenschappelijke wereld, heeft hem de das omgedaan. Hij is praktisch failliet en geeft de schuld aan de CERN-lobby. De vierde man is Jules Nervé, een Fransman. Wat ik van die man kan achterhalen is dat hij gewoon bij CERN werkt. Hij heeft meegedaan met de lopende onderzoeken en verder kan ik niets bijzonders van hem vinden. Ik vermoed dat ze een hekel aan hem hebben om wat voor reden dan ook. Misschien heeft hij eens verkeerde uitspraken gedaan, of een fout artikel gepubliceerd. Een merkwaardig geval. Het lijstje is een mengelmoes van nationaliteiten en niet al te indrukwekkend. Stel dat de mensen van de lijst, met uitzondering van Paul natuurlijk, om zeep worden geholpen, dan zou dat voor de wereld niet bepaald een groot verlies zijn. Misschien is het gewoon een dreigement aan de personen in kwestie, alhoewel ik het geval Jules Nervé vreemd vind. Nou, dat was het weer. Ik hoop dat je er wat mee kunt. Mijn hartelijke groeten aan Anna en ik hoor graag een mondeling verslag van je avonturen bij mij thuis. Met vriendelijke groeten, Ron de Koning, Scheveningen.” Een hoogst merkwaardige lijst met namen als je de achtergronden weet, dacht ik toen ik het bericht gelezen had: het leken inderdaad dreigementen. Ik ging eerst maar De Melle bellen. De schemering zette al in, de dag was bijna ten einde. “ Dag meneer De Melle, met Han Vlaar.”
“ Goedenavond meneer Vlaar, heeft u mijn mail ontvangen?” “ Jazeker, dat heb ik. In de lijst viel me een naam op, die van Gérard Dupré. We hebben inmiddels uitgevonden dat de receptioniste van het Balladins Hotel, die ik op het vliegveld herkende, Lisette Dupré heet. Als ze iets met de zaak te maken kunnen hebben, dan zal Gérard mogelijk de man zijn die Maarten naar u heeft doorverwezen. Kunt u laten nagaan wat de relatie tussen Lisette en Gérard is? Ik heb het vermoeden dat Lisette hier niet zonder reden is. Als ze te weten komt waar Paul zich bevindt, loopt hij gevaar. Ze reist alleen, want ik heb op het vliegveld niemand bij haar gezien. Ze logeert in het Sonesta Great Bay Beach Resort.” “ Geweldig gedaan, meneer Vlaar. Ik zal meteen de informatie opvragen en er spoed achter zetten. Ik heb, wat die veiligheid betreft het huis hier extra laten bewaken. Op het Nederlandse gedeelte van het eiland kan ik helaas niets doen. Buiten dat zal een eventuele aanslag of wat dan ook, op dit huis gericht zijn, want dit adres is bekend, u weet daar alles van. U hoort zo gauw mogelijk van me.” Ik vond de situatie ineens eng worden. Als Lisette Dupré Paul wat zou willen doen, dan is dat een regelrechte bedreiging. Ik bedacht me opeens dat wij Paul hadden bevrijd en dat het hele eiland er ondertussen van had gehoord, en iedereen wist ook wie: Karel van Betruien. Het zat me helemaal niet lekker, ik voelde me ineens verantwoordelijk nu ik het wist en opeens drong het tot me door dat Lisette Dupré op het vliegveld Paul moet hebben gezien. Hij stond bij de deuren gewoon op Rie te wachten. Ik belde Karel. Er werd niet opgenomen. Het was half acht. “ Anna, we moeten wat doen, ik denk dat Paul direct gevaar loopt. Kan jij bij dat Beach Resort verderop achterhalen waar Lisette Dupré uithangt, dan ga ik naar het huis van Karel, er wordt daar niet opgenomen; ik maak me zorgen.”
“ Oké, doe ik, ik bel je zodra ik wat weet.” We kwamen meteen in actie en haasten ons het hotel uit. Anna ging linksaf en ik reed op de scooter door een donker Philipsburg naar het huis van Karel en tante Co.
21 Het huis van Karel was donker en het zag er verlaten uit. De Mercedes van Karel stond er niet. Ze zijn natuurlijk uit eten, dacht ik toen mijn maag een hongersignaal afgaf. Als je alle restaurants van Sint Maarten moet aflopen om te kijken of ze daar zitten ben je een paar dagen bezig. Waar zouden ze kunnen zitten? Karel kennende zou hij bij kennissen gaan eten; zou ik ook doen als ik hem was. Het restaurant bij de jachthaven waar we na de bevrijding aankwamen is de meest voor de hand liggende optie. Ik startte mijn scooter en reed zo snel mogelijk naar de jachthaven. Ik passeerde ons hotel en het resort waar Anna haar speurneuswerk aan het uitvoeren was en reed door naar de jachthaven. De wereld zag er in het donker heel anders uit. Het restaurant was gelukkig heel duidelijk aanwezig met een uitnodigende verlichting. De aanwezigheid van Karel werd bevestigd door de Mercedes die pontificaal recht voor het restaurant stond geparkeerd. Toen ik mijn scooter een stukje verderop parkeerde zag ik een dame het restaurant binnengaan. Ze had halflang blond haar, een kleine schoudertas en een plastic boodschappentasje in de hand. Ik herkende haar meteen; het was Lisette Dupré. Ik sprintte naar de deur en deed meteen zo onopvallend mogelijk toen ik het restaurant binnenging. Het restaurant was sfeervol verlicht en ruim ingericht met kleine tafels voor twee personen en ronde tafels voor grotere groepen. Rechts van de ingang was de stijlvolle bar. Ik keek de zaal rond en zag Karel zitten met tante Co rechts van hem. Ik keek tegen de rug van Rie aan en Paul zat rechts van haar. Lisette Dupré zat een paar meter bij me vandaan aan een klein
tafeltje en bestelde net iets te drinken. Ik liep naar de bar en ging in de hoek zitten waar ze me moeilijk konden zien. Ze mochten niet weten dat ik hier was. Ik bestelde een tonic en observeerde Lisette. Ze keek regelmatig door de zaal in de richting van Paul. Ze nam een slokje van haar drankje, pakte het plastic tasje en haalde er iets langwerpig iets uit dat blijkbaar nog in de verpakking zat. Ze peuterde de plastic verpakking open en haalde een groot keukenmes tevoorschijn. Er ging een koude rilling door me heen toen ik dat zag. Wat ging ze daarmee doen? Ze stond zonder aarzelen op en liep in de richting van Paul met het mes in haar hand langs haar lichaam. Ik moest haar tegenhouden, ze ging Paul doodsteken! Ik sprintte de zaal door, adrenaline schoot door m'n lijf. Ik zag dat Lisette haar hand omhoog bracht en zag de schrikreactie van Co, die recht tegenover Paul zat. Alles leek in slow motion te gebeuren. Ik hoorde Lisette een Duitse kreet uitstoten en op het moment dat ze haar arm naar beneden bewoog greep ik haar als een rugby-speler in volle snelheid met al mijn kracht van links. Een moment later vlogen we in volle vaart over een net gedekte tafel. Ik hoorde gekraak, gegil en voelde dat ik met Lisette nog in mijn ijzeren greep in de lucht ronddraaide. Het volgende moment kwamen we neer. Ik merkte dat mijn rug de klap opving en voelde Lisette bovenop me neerkomen. Mijn mond proefde die bekende smaak en mijn neus rook die bekende geur van de keren dat ik met mijn hoofd hard ergens tegenaan stootte. Ik voelde een warme gloed langs mijn nek; het werd zwart om me heen. Ik droomde dat ik had ontdekt dat ik kon vliegen. Ik liep een stukje hard en nam een sprong waarbij ikzelf kon uitmaken wanneer ik neer zou komen. Ik probeerde steeds verder te komen en dat lukte. Ik probeerde een sprong met mijn armen wijd en ik kwam erachter dat ik kon sturen met mijn armen. Steeds vaker probeerde ik van alles uit en uiteindelijk had ik het vliegen helemaal onder de knie. Het
vreemde was dat de mensen om me heen het helemaal niet vreemd vonden. Ik voelde me alleen. Wat had ik nou aan vliegen als niemand ook maar de minste interesse toont. Ik voelde me gedeprimeerd en eenzaam. Een warme, liefdevolle gloed kwam over me heen, een warmte die ik lang niet gevoeld had en steeds sterker werd. Ik raakte mijn treurigheid helemaal kwijt en wilde weer gaan vliegen, maar iets hield me tegen. Ik hoorde een vertrouwde stem en heel langzaam werd ik uit mijn wereld weggetrokken en werd me bewust van een andere wereld. Ik werd wakker, deed mijn ogen open en keek in de ogen van Rie. “ Rustig maar,” zei ze zacht, “ het komt goed.” Ik sloot mijn ogen en wilde weer vliegen, maar ik hoorde opnieuw de stem van Rie. Ik voelde me helemaal gelukkig en ontspannen. Langzaam werd ik me bewust van de omgeving met allerlei geluiden en paniekerige stemmen. Ik lag op mijn rug op de vloer, Rie veegde met een vochtige doek over mijn hoofd en hals. Ik wist even niet wat ik hier deed en toen drong het stukje bij beetje tot me door. Verschrikt keek ik om heen. Wat was er gebeurd? “ Rustig Han,” zei Rie zacht, “ het komt echt goed. Je hebt een flinke smak gemaakt.” Ik probeerde alles weer voor de geest te halen en zag Paul en Lisette met het mes voor me. “ Is Paul goed?”, kreeg ik er uit. Ik vond mezelf ineens stom klinken, zo zou ik het nooit gezegd hebben. “ Ja, Paul is goed, alles is goed”, zei Rie weer. “ Waar is Lisette en het mes, is ze weg?” Ik kreeg er echt geen fatsoenlijke zin uit, wat is er met me? “ Lisette is dood, ze is weg”, zei Rie rustig. “ Dood?” Ik was helemaal wakker, “ Maar hoe?” “ Ze viel in haar eigen mes en was binnen een minuut dood. Wat
jammer van zo'n mooie vrouw.” Ik zag de vochtige doek die Rie in haar hand had. Hij zat helemaal onder het bloed. Ik zat helemaal onder het bloed van Lisette, ze was op mij terecht gekomen. Al haar bloed zat op mij. Ik herinnerde me ineens de warme gloed over mijn nek. Dat was het bloed van Lisette. Ik huiverde bij de gedachte. Ik kreeg weer wat meer krachten terug en kwam overeind. Mijn achterhoofd begon pijnlijk te kloppen en ik voelde een flinke bult, maar geen bloed, gelukkig. “ Hoelang lig ik hier al?”, vroeg ik aan Rie. “ Ongeveer een kwartier.” Ik keek om me heen en zag dat ik ergens anders was. Ze hadden me verplaatst. Verderop in het restaurant stonden politieagenten en ziekenbroeders over het lichaam van Lisette gebogen. “ Kan ik even gaan zitten?” Ik had genoeg van de vloer. Alles deed me ineens pijn. Ik krabbelde overeind, gesteund door Rie en ging op een stoel zitten. Al gauw kwamen Karel en Paul naar me toe. “ Gelukkig is er niets met je aan de hand. Gaat het goed met je?”, zei Karel bezorgd. Ik zag tante Co met een bezorgde blik achter Karel staan en Paul wist niet wat hij moest zeggen. “ Het gaat wel weer”, zei ik om ze een beetje gerust te stellen, maar ik voelde me nog verre van prima. Ik kreeg een glas water aangereikt en dronk voorzichtig; het smaakte goed; ik kwam weer een beetje bij. Even later kwam Anna het restaurant binnen. Ik zag haar angstige ogen toen ze naar me toe kwam en me om de nek vloog. De politie wilde alles weten van mijn kant van het verhaal. Ik heb ze verteld dat ik zag dat de vrouw met een mes naar Paul liep en dat ik haar omver heb gelopen omdat ik dacht dat ze hem ging vermoorden.
Blijkbaar was het een goed verhaal, want de agent knikte bevestigend en bedankte me. Ik moet morgen nog een verklaring afleggen op het bureau. Karel nam het initiatief en wilde ons uit het restaurant weg hebben. “ Laten we naar het hotel van Anna en Han gaan. Dan kan Han even bijkomen, het is hier te druk. Lucien heeft een taxi besteld, dus we kunnen hier weg. De scooter halen we morgen wel op.” Ik werd door Rie en Anna ondersteund terwijl dat eigenlijk niet meer nodig was, maar ze wilden het met alle geweld. Ik werd de Mercedes ingeholpen en tante Co en Paul namen de taxi.
22 Ik begon me steeds beter te voelen na die knock-out in het restaurant. Ik heb me onder de douche schoongeschrobd om alle bloedresten van mijn lijf kwijt te raken, ik huiverde steeds bij de gedachten dat het bloed van een dode vrouw op mijn lijf zat. Anna had mijn kleren in warm water gezet, maar ik dacht ze maar weg te gooien en nieuwe te kopen. De bult op mijn achterhoofd was nog dominant aanwezig, als ik er niet aanzat was het uit te houden. Beneden zaten Rie en Paul en Karel en Co een beetje stil te wachten toen we aan kwamen lopen. Ik bestelde wat te eten, want ik barstte ineens van de honger en nam een koel biertje. “ Han,” begon Paul, “ als jij niet had ingegrepen was ik nu dood geweest. Ik kan je daarvoor niet genoeg bedanken.” Ik wist niet wat ik daarop zou moeten zeggen, maar deed toch een poging: “ Ik ben blij dat ik het heb kunnen voorkomen.” Karel nam het woord: “ Hoe is het mogelijk dat je daar ineens was, we hebben je helemaal niet gezien?” Ik begreep hun verbazing en ontzetting. Mijn plotselinge actie hadden ze niet zien aankomen, laat staan de moordpoging van Lisette Dupré. Ze moeten zich de blubber zijn geschrokken. Ik vertelde over de aankomst van Rie op het vliegveld waar ik Lisette Dupré herkende, de personeelslijst van de persdienst van CERN en de mogelijke connectie met de moord op Maarten van Deelen. Ze zaten met open mond te luisteren. “ Heb je wel meer van dit soort zaken meegemaakt?”, vroeg Karel nieuwsgierig.
“ Nee, nog nooit,” zei ik eerlijk, “ maar de zaak is nog niet afgedaan, want er zit nog een geval bij de persdienst van CERN dat nog enige aandacht nodig heeft en als bekend wordt dat Lisette Dupré niet meer leeft zijn de poppen aan het dansen.” Op hetzelfde moment ging mijn telefoon; het was De Melle. “ Dag meneer Vlaar,” begon hij, “ ik hoorde van het incident in het restaurant en ik ben blij dat u niets is overkomen. Als ik goed ben ingelicht is Lisette Dupré dood, klopt dat?” “ Ja, dat klopt”, zei ik. Het klonk een beetje hard om zo te reageren op iemands dood; het leek te zakelijk. Ik vind de dood van Lisette tragisch en ben het met Rie eens: zonde van zo'n mooie vrouw. De Melle ging verder: “ Ik heb direct Zwitserland gebeld en gevraagd om een onderzoek in verband met de betrokkenheid met de dood van de journalist. Buiten dat heb ik meteen gevraagd om Gérard Dupré in de gaten te houden, hij is de broer van Lisette. Ik houd u op de hoogte en ben blij dat u helemaal in orde bent. Een goedenavond nog.” Ik voelde me ineens niet meer op mijn gemak. Er ging een huivering door me heen toen ik dacht aan de koele houding van De Melle, het was inderdaad een keiharde man. Hij kon wel veel hebben meegemaakt, maar ik had dat niet. Mijn geweten begon een beetje op te spelen. Dit soort zaken waren toch de minder leuke kanten aan het vak van speurneus. Ik voelde mijn hoofd steeds meer protesteren, de bult begon steeds harder te kloppen. Ik had zin om een paar paracetamolletjes te nemen en op bed te gaan liggen; ik voelde me verre van lekker. Anna zat nog gezellig met tante Co te kletsen toen ik zei dat ik het bed ging opzoeken. Ze vonden het allemaal vanzelfsprekend en stuurden me bijna naar boven. Het was mooi geweest voor vandaag.
23 Ik vroeg me af waarom ik in vredesnaam theoretische natuurkunde ben gaan studeren als ik elke dag een peer review moet doen van het prutswerk dat collega's rapporten noemen. Ik heb veel artikelen en rapporten moeten schrijven en die waren van een heel andere kwaliteit dan deze. Vooral op een zondagmiddag is dit werk het meest deprimerende dat er is. De cultuur op de afdeling is me de laatste jaren gaan tegenstaan: kritiek wordt niet meer op prijs gesteld, ook al is het werkelijk gepruts. Ik ben nu 52 jaar oud en al ruimschoots uitgerangeerd. In mijn tijd werd er nog wetenschap bedreven om de wetenschap, maar tegenwoordig is alles erop gericht om verzekerd te zijn van inkomsten en een goed pensioen. Een paar maanden geleden werd ik bij het hoofd van de Collaboration Board geroepen. Hij was woest op mijn afkeurende reviews die volgens hem de begrotingsaanvragen schade toebrachten. Ik moest er rekening mee houden dat er ook brood op de plank moest komen en dat deze beoordelingen, bedrijfskundig, niet door de beugel konden. Het proces van peer review moet volgens mij volledig anoniem, maar dat schijnt tegenwoordig niet meer zo te hoeven. Na dat voorval heb ik nog een paar keer de wind van voren gekregen en me uiteindelijk aangepast. Als onderdeel van het reviewproces is mijn oordeel essentieel. Als je van bovenaf maar genoeg intimideert, wordt het reviewproces een formaliteit en komt de begrotingsaanvraag niet in gevaar. Toen ik kritiek had op de persberichten die de wereld werden ingestuurd, was de maat vol; ik moest me gaan aanpassen of ik werd op straat gezet. Ik heb in mijn jonge jaren in Utrecht in Nederland theoretische natuurkunde gestudeerd bij een Nederlandse Nobelprijswinnaar. Men zag mij als een groot talent en dat heeft me aangezet tot nog betere
prestaties. Ik was bezeten van de ingewikkelde materie van de kwantummechanica en stortte me met hart en ziel op dat vak. Ik ging in Genève wonen en trouwde met mijn grote liefde. Het duurde bij elkaar veertien maanden toen ze te kennen gaf een spannender man te hebben gevonden. Ik was kapot en werd vanaf dat moment depressief. Langzaam krabbelde ik uit een diep dal en vond mijn vak weer terug bij CERN, tenminste, dat dacht ik. Langzaam kwam ik erachter dat botsende deeltjes zelf eigenlijk niets verklaren; het zijn de interpretaties van de beoordelende mensen die de resultaten vormen. Als ik een artikel over een resultaat van een proef las, prikte ik zo door de onzin heen en stelde wedervragen waar ze geen antwoord op wisten. Dit stagneerde de onderzoeken tot ergernis van de hotemetoten. Ik heb een maand geleden in een depressieve bui een Nederlandse journalist wat aanwijzingen gegeven, ik was het helemaal zat. Die journalist is afgelopen dinsdag hier in de buurt vermoord. Het veroorzaakte bij mij een heel sterk hopeloos gevoel dat ik, sinds Lisa me inruilde voor een ander, niet meer gevoeld heb. Ik vroeg me af of de wereld van de wetenschap zo ziek is geworden dat ze al moorden gingen plegen. Ik werd er niet goed van; ik kon me niet goed meer concentreren op de ingewikkelde materie van die waanzinnige rapporten. Op mijn bureau begon de telefoon te jodelen, een ringtone die een collega leuk vond. “ Met Jules Nervé”, zei ik verveeld. “ Dag meneer Nervé, u spreekt met François De Melle van De Melle Werving & Selectie.” “ Ah, van de overkant. Wat kan ik voor u doen?” Ik vond mezelf cynisch klinken. “ Meneer Nervé, kent u een Gérard Dupré van de persdienst?” “ Ja, die ken ik. Waarom vraagt u dat?”
“ Ik vraag het om het volgende. Uw naam staat op een dodenlijst van een groep die zichzelf de Heisenberg-groep noemt.” “ En wat heeft dat met Gérard Dupré te maken?” “ Meneer Nervé, u begrijpt het niet. Uw naam staat op een dodenlijst, uw leven loopt gevaar. De Heisenberg-groep is ook verantwoordelijk voor de dood van de Nederlandse journalist Maarten van Deelen.” Het drong ineens tot me door. Iemand wilde me dood hebben. Ik keek om me heen: ik was helemaal alleen in het kantoor. “ Oké, ik begrijp het”, zei ik angstig. “ Wat moet ik nu doen?” “ Ik denk dat u weinig gevaar loopt als u voorzichtig bent. Ik noemde de naam van Gérard Dupré omdat hij in verband wordt gebracht met de moord op de journalist. Zijn zuster, Lisette Dupré, is gisteren bij een aanslag omgekomen die ze zelf wilde plegen. De aanslag was op een natuurkundige die ook op de dodenlijst staat. Volgens onze analyse is Gérard verantwoordelijk voor de website van de Heisenberg-groep waarop de dodenlijst staat met uw naam erop. Heeft u ooit iets te maken gehad met activiteiten die als anti-CERN kunnen worden bestempeld?” Ik was de laatste tijd in de stemming om het bijltje erbij neer te gooien en zei zonder problemen: “ Ja, ik ben degene geweest die de journalist de tip heeft gegeven over onvolkomenheden in de rapportages.” Zo, dat was eruit. Ik voelde een lichte opluchting door me heen gaan, alsof ik iets vreselijks had bekend. “ Dan klopt ons vermoeden. Heeft u iets daarvan aan de persdienst gemeld?” “ Nee, dat niet, maar ik heb wel vaak geklaagd over het prutswerk in verschillende perspublicaties.” “ Meneer Nervé, wees alstublieft voorzichtig. Mag ik uw privé-
telefoonnummer? Ik kan u dan bellen als ik meer weet. Hoe laat gaat u naar huis?” “ Ik was van plan om om vijf uur naar huis te gaan.” “ Woont u nog steeds op de Rue des Vollandes nummer 380?” “ Ja, dat klopt.” “ U gaat gewoon naar huis, wij nemen contact met u op zodra we meer weten. U loopt echt gevaar.” We wisselden telefoonnummers en e-mailadressen uit. “ Wees dus voorzichtig en wacht ons bericht af. Dag meneer Nervé.” “ Dag meneer De Melle.” Ik zat perplex op mijn stoel. Dit was het merkwaardigste telefoongesprek dat ik in tijden had gehad.
24 De dagen na het telefoongesprek met De Melle voelde ik me verre van gemakkelijk. Als ik mijn huis uitging om naar CERN te gaan, keek ik eerst de straat in om te kijken of er iemand liep en stapte dan vlug in mijn auto. Als ik thuiskwam keek ik eerst in alle kamers en keek zelfs onder mijn bed; ik begon last te krijgen van angsten. Ik sliep erg onrustig en soms schrok ik wakker uit een verschrikkelijke droom waarbij het angstzweet van me af stroomde en mijn hart als een bezetene tekeer ging. Ik constateerde dat mijn leven een dieptepunt had bereikt. Het was de woensdag na het telefoongesprek met De Melle dat ik een besluit nam: het moet afgelopen zijn met die onzin. Als ik toch dood moet, dan kon ik net zo goed de vent in kwestie bellen en hem de waarheid zeggen. De Melle had niets meer van zich laten horen, ik had geen zin meer om in angst te leven. Ik schraapte moed bij elkaar en belde in de avond met angst in het hart het privénummer van Gérard Dupré. “ Met Dupré.” “ Gérard, je spreekt met Jules Nervé. Waarom wil je mij dood hebben?” Ik zei het met trillende stem van de opgekropte spanning. De frustratie en de angst van de afgelopen dagen begonnen op te spelen. “ Wat zeg je nou? Wil ik jou dood hebben? Waarom zou ik?” “ Je hebt me op de dodenlijst gezet van je Heisenberg-groep en je hebt die journalist ook al om zeep geholpen, dus ik vraag je nog een keer: waarom wil je mij dood hebben?” “ Jules, waar heb je het over? Ik wil je helemaal niet dood hebben, waarom vraag je dat?” “ Man, ga je het nu gewoon ontkennen?”
“ Moet je luisteren Jules, ik heb net mijn zus begraven die op Sint Maarten met een mes een Nederlander wilde vermoorden. Ik kan je zeggen dat ik daar helemaal niets mee te maken heb. Hoe kom je daarbij?” Ik wilde niet meteen alles prijsgeven. “ Ik heb dat gehoord”, zei ik. “ Van wie heb je dat gehoord, Jules?” Gérard klonk bezorgd en het leek me dat hij het meende. “ Dat kan ik niet zeggen. Ik..” Ik wist niet meer wat ik moest zeggen en voelde me helemaal leeg, mijn wereld stortte in. “ Jules, ik wil je helpen, ik kom naar je toe. Bij jou om de hoek heb je Café de l'Amitié, kom daar over een half uur naartoe, dan kunnen we even babbelen. Ik weet misschien wat je bedoelt, dus kom alsjeblieft. Doe je dat?” “ Goed, ik zal er zijn”, zei ik gedeprimeerd. Ik verwachtte een moordenaar aan de telefoon te krijgen en kreeg een aardige vent. Ik wist niet meer wat ik moest denken. Ik friste mezelf een beetje op en liep met een naar gevoel in mijn hoofd naar Café de l'Amitié op de Rue de Montchoisy. Ik ging binnen aan een tafeltje zitten en bestelde een groot glas bier. Ik was niet in de stemming om buiten tussen vrolijke mensen te zitten. Even later kwam Gérard Dupré. Ik schatte zijn leeftijd op 36. Hij zag er sober uit en had een sombere uitdrukking op zijn gezicht. Hij zag me zitten en liep naar me toe. Bezorgd gaf hij me een hand, ging tegenover me zitten, bestelde een cappuccino en keek me doordringend aan. “ Jules,” begon hij op een rustige, bezorgde toon, “ ik vind het erg vervelend voor je dat je bedreigd wordt. Het is ook voor mij een beroerde tijd en ik wil niet dat iemand denkt dat ik een moordenaar
ben. Ik zal je vertellen wat ik in verband met de moord heb meegemaakt, dan kan jij uitmaken of ik een moordenaar ben.” Ik knikte goedkeurend en Gérard begon zijn verhaal: “ Allereerst wil ik je zeggen dat ik je waardeer om je eerlijke kritiek op de persberichten die we bij de persdienst produceren; dus als je denkt dat ik je daarom wil vermoorden heb je het mis. Mijn zus is een ander verhaal. Ze woont, sorry, woonde, bij mij in huis en werkte in het Balladins Hotel als receptioniste. Ze had een relatie met het hoofd van de Collaboration Board van het LHCb.” “ Bedoel je Diederik Pufman?”, onderbrak ik hem, “ dat is verdorie de man die mij het leven zuur maakt met z'n intimidaties.” “ Ja, die. Ze aanbad hem en had alles voor die vent over. Ik vond het een heel enge relatie, maar mocht me er absoluut niet mee bemoeien; ze beschermde hem bij het ziekelijke af. Ze kwamen met elkaar in contact omdat die Pufman vaak in het Balladins Hotel logeert, hij woont eigenlijk in Den Haag. Soms kwam die vent bij ons langs, ik vind het een engerd. Wat die man allemaal bij Lisette op de kamer uitspookte, wil ik niet weten, maar ze kletsten aardig wat af. Vorige week kwam die Nederlandse journalist op kantoor langs. Hij wilde iemand van de leiding spreken die verantwoordelijk is voor de rapportages. Ik heb de vraag doorgespeeld en kreeg een telefoontje van Pufman. Hij zei dat ik de journalist naar De Melle moest doorverwijzen en dat heb ik toen maar gedaan. Ik ga niet met zo'n vent in discussie. Tot mijn verbijstering vonden ze die journalist de volgende morgen bij mij om de hoek langs de straat. Hij was gewoon doodgestoken. Misschien is het Lisette wel geweest, ik weet het niet. Tot mijn grote verbazing meldde Lisette me vrijdag dat ze de volgende dag op vakantie naar Sint Maarten ging. Toen ik vroeg of ze met Diederik ging, zei ze 'nee, ik ga alleen'. De volgende avond was ze dood. Ze
heeft op sint Maarten een Nederlander geprobeerd te vermoorden. Er was een man die het heeft weten te voorkomen. Ze is in haar eigen mes gevallen. Ik heb een lading politie over me heen gekregen. Men had sterke aanwijzingen over mijn betrokkenheid, ook bij de moord op de journalist, maar ik had voor alle aanwijzingen een alibi en verder hebben ze geen bewijzen tegen mij kunnen vinden. Ze hebben ook de kamer van Lisette helemaal overhoop gehaald en niets verdachts gevonden. Ik heb er niets mee te maken en wil er niets mee te maken hebben. Uiteindelijk waren ze overtuigd en lieten me met rust.” Hij was klaar met z'n verhaal, ik had geboeid geluisterd en was overtuigd van zijn eerlijkheid. Hij was helemaal geen bedreiging voor mij. Maar wie had me dan op die dodenlijst gezet? “ Gérard, die man die Lisette wilde vermoorden staat ook op die dodenlijst. Denk jij dat Lisette iets met die Heisenberg-groep te maken had?” “ Nou, als ik zo terugkijk op de aflopen tijd, dan zou het me niet verbazen.” Hij keek bedenkelijk. “ Jules, wees alsjeblieft niet bang voor me. Ik heb je liever te vriend dan dat je bang voor me bent. Ik zal kijken of ik nog wat kan ontdekken van de activiteiten van Lisette en houd je wel op de hoogte. Misschien kun je er iets mee.” “ Nou, oké, ik ben gerustgesteld. Dank voor je openhartigheid.” Ik was inderdaad gerustgesteld, maar had nog steeds dat beklemmende gevoel over me. Ik dacht dat het nog wel een tijdje zou duren eer ik daar vanaf was. Ik stond nog steeds op die dodenlijst en die Heisenberg-groep kon nog steeds actief zijn. We keuvelden nog even wat na, dronken onze drankjes op en namen afscheid.
Vermoeid van de afgelopen dagen liep ik naar huis. Toen ik thuis kwam was er niets veranderd, alsof ik had verwacht dat er iets veranderd zou moeten zijn. Ik keek naar de televisie toen de telefoon ging. “ Met Nervé”, zei ik en probeerde zelfverzekerd over te komen. “ Dag Jules, met Gérard. Ik heb net mijn laptop eens nagekeken, want Lisette maakte daar nogal eens gebruik van. Ik kwam een concept tegen van de website van die Heisenberg-groep. Jou naam staat er inderdaad bij. Ik vermoed dat Lisette mijn laptop heeft gebruikt om de website te onderhouden. Ze is dus betrokken geweest bij die groep. Ik denk dat ik de politie erover ga vertellen, want dan kunnen ze die zaak verder onderzoeken. Ik dacht dat ik je als eerste moest bellen.” “ Dank je Gérard”, zei ik. “ Graag gedaan en hou je haaks.” Hij hing op. Ik voelde ineens een woede in me opkomen. Die De Melle heeft me verdorie onzin lopen verkopen. Gérard Dupré is helemaal niet gevaarlijk, hij is juist een aardige vent. Ik ging meteen die De Melle eens de waarheid vertellen en pakte de telefoon. “ De Melle”, sprak hij en ik was flink opgefokt: “ Met Jules Nervé,” begon ik op gepikeerde toon, “ ik heb vanavond die Gérard Dupré gesproken en hij is helemaal geen moordenaar, hij heeft er helemaal niets mee te maken. Zijn zuster, Lisette heeft het allemaal in haar eentje gedaan. Ik heb me verdorie de hele week zitten opvreten hier in huis en dat allemaal voor niets. U heeft me gewoon in de maling genomen.” Ik gaf De Melle even gelegenheid om zichzelf te verdedigen zodat ik de volgende golf frustraties kwijt kon, maar hij reageerde anders: “ Meneer Nervé, ik vind het heel goed dat u me daarover belt, want dat is informatie waar we wat mee kunnen. Wilt u me een plezier doen
en uw verhaal zo volledig mogelijk aan mij mailen? Dan kunnen we onze maatregelen nemen. Wilt u dat doen?” “ Oké, zal ik doen.” De toon van die stem was zo overtuigend dat ik onmogelijk boos kon blijven. De man straalde met zijn stem een vastberadenheid en vertrouwen uit waar je zo voor viel. “ Meneer Nervé, nog even wat anders. Heeft u er wel eens aan gedacht om iets anders te gaan doen?” “ Bedoelt u ander werk buiten CERN?” “ Ja, dat bedoel ik.” “ Ja, al heel lang, maar waar zou ik terecht kunnen? Ik ben erg goed in het vak van de theoretische natuurkunde en daar is buiten CERN weinig emplooi voor. Misschien wat universiteiten, maar dat is niet mijn wereld.” “ Dan moeten wij eens praten. Als u morgen eens langs wilt komen? Ik zit in gebouw 185.” “ Prima, ik kom wel even buurten.” “ U bent welkom en vergeet alstublieft het mailtje niet. Dag meneer Nervé.” Ik was verbijsterd en in de war. In één avond zag mijn wereld er ineens heel anders uit. Vanmiddag zat ik nog in zak en as en nu zag ik weer kansen. Ik ging meteen aan het werk om een goed verslag van het gesprek met Gérard te schrijven. Voor de volledigheid deed ik mijn ervaringen met de journalist er ook bij en besloot het verslag met een beknopte beschrijving van de intimidaties op de werkvloer waarbij Diederik Pufman een hoofdrol speelde. Het verslag kon mijn eigen review doorstaan en ik verstuurde het naar het mailadres van François de Melle. Het was alsof een geweldige last van mijn schouders viel. Ik had wat in gang gezet dat de dingen ging veranderen, ik wist het zeker.
25 Donkere wolken huilden dikke druppels over Scheveningen. Ze trokken in gestaag tempo vanuit de Noordzee Nederland binnen, een schril contrast met de tropische warmte van Sint Maarten. Het was donderdag tegen het eind van de ochtend. Ik was terug in mijn huisje in de Zeilstraat. De vakantie had nog geen week geduurd. Na de landing op mijn hoofd, afgelopen zaterdagavond in het restaurant, had ik een geweldige hoofdpijn gekregen. De dokter dacht aan een lichte hersenschudding; ik moest rust houden en dat lukte wel aardig op een eiland als Sint Maarten. François de Melle had met Paul van Bessen contact gehad, ze waren tot een overeenkomst gekomen. Hij had me gezegd dat ik gewoon in fulltime dienst bleef, ook al moest ik rust houden, de overeenkomst bleef onverminderd van kracht. De verijdeling van de aanslag op Paul had bij George McQuinten blijkbaar indruk gemaakt. Anna heeft me de afgelopen dagen nauwlettend in de gaten gehouden zodat ik de absolute rust ook werkelijk kreeg. Toen we vanochtend na de lange reis thuis waren, drukte ik haar op het hart dat het weer helemaal goed met me ging. Ze had nog verlof en is wat boodschappen gaan doen. Ik ben achter mijn laptop gaan zitten om mijn e-mail door te nemen. Ik opende de e-mail van De Melle over Jules Nervé en was meteen weer volop aan het werk, dat beviel me wel. Ik las het verslag van De Melle over zijn telefoongesprek met Jules Nervé van afgelopen zondag en las vol verbazing het verslag van Jules Nervé van het gesprek met Gérard Dupré van gisteren. In het gedetailleerde verslag kwam de naam Diederik Pufman een paar keer voorbij. Hij had een relatie met Lisette Dupré. Gérard vond hem een engerd. Toen ik het verhaal las van de ontdekking van het concept van de website van de Heisenberg-
groep op de laptop van Gérard, begonnen er weer wat puzzelstukjes op hun plaats te vallen. Het leek erop dat Lisette in haar eentje had gehandeld; mijn intuïtie klopte. Maar de rol van die Pufman vond ik een bedenkelijke, vooral zijn order aan Gérard om Maarten van Deelen naar De Melle door te verwijzen. Ik las dat hij in Den Haag woonde en vaak in het Balladins Hotel logeerde. Het woonadres van Pufman was niet moeilijk te vinden, het stond gewoon in het telefoonboek. Hij woonde aan de Catsheuvel, een dure buurt, om de hoek van het Gemeentemuseum. Ik vond een foto van Diederik Pufman op de site van CERN en dacht meteen aan Ron de Koning, de aangewezen persoon om de achtergronden van deze man uit te zoeken. Ik belde hem meteen op. “ Dag Ron, met Han Vlaar.” “ Dag Han, ben je weer thuis?” “ Ja, ik ben een uur geleden aangekomen en meteen weer aan het werk. Ik heb wat voor je.” “ Gelukkig, ik begon me bijna te vervelen”, zei hij gekscherend. “ Wat mag het zijn Han, weer een stuk geboefte?” “ Nou, dat zou best eens kunnen. Het gaat om een man die Diederik Pufman heet. Hij woont hier in Den Haag aan de Catsheuvel. Hij is hoofd van de Collaboration Board van het LHCb, de coördinerende raad van het Large Hadron Collider beauty experiment bij CERN.” Ik hoorde Ron het een en ander noteren. “ Prima,” zei hij toen, “ ik ga direct aan de slag. Kom met Anna gezellig vanavond langs, dan kunnen we even bijkletsen.” “ Lijkt me een uitstekend idee en dan hoor ik waarschijnlijk ook de resultaten van je speurwerk.” “ Hartstikke leuk, ik zie je vanavond. Groetjes!” Ik keek naar buiten. Het leek erop dat de regen ergens anders aan het vallen was. Ik deed mijn kleine fototoestel in mijn jaszak en
stapte op mijn snorfiets. Het appartementencomplex aan de Catsheuvel, links naast het gemeentemuseum, heb ik jaren geleden nog zien bouwen. Het kwam in de plaats van een gebouw van dezelfde vorm dat er voor mij nog perfect uitzag. Blijkbaar voldeed het niet meer aan de eisen van de bewoners. Ze hebben de boel gewoon afgebroken en er een groter gebouw neergezet met heel dure appartementen erin. De entree van het complex doet denken aan dat van een museum. Rechts en links van de deur zijn brievenbussen, compleet met naamplaatjes en bel. Ik zag dat Pufman in het rechter gedeelte woonde op de vijfde laag. Ik maakte een foto van beide kanten van de brievenbussen met de naamplaatjes en huisnummers. Ik liep een stukje de straat op en maakte een paar foto's van het gedeelte waar Pufmans appartement zich bevond. Ik liep de andere kant uit, de hoek met de Eisenhowerlaan om waar de ingang van de parkeergarage is. Als Pufman met de auto komt, zal hij hier naar binnen gaan. Ik maakte ook daar een paar foto's en reed naar huis. Anna was terug met een tas boodschappen en keek me vragend aan. “ Ik ben aan het werk”, zei ik voordat ze een vraag kon stellen. “ Ik heb Ron nog gebeld, we zijn vanavond welkom om verslag van onze reis te doen.” “ Oké, gezellig.” Ze klonk een beetje uit haar doen. “ Is er iets?” “ Nou, wat is het hier een pokkenweer, ik wil weer terug.” Ik moest lachen om haar reactie. “ Kom, dan eten we een boterham”, zei ik. “ Als we het koud krijgen doe ik de kachel wel aan.” Ze lachte weer en leefde een beetje op.
Na de lunch was ik de foto's op mijn laptop aan het kopiëren toen de telefoon ging. Het was Ron de Koning. “ Dag Ron, heb je nieuws?” “ Ja, dat heb ik. Kunnen jullie ook nu langskomen?” Ik vroeg het Anna en die knikte bevestigend. “ Ja Ron, we komen er direct aan, tot zo!” We trokken onze regenjas aan en reden over de natte straten naar de Brugsestraat. Ron begroette ons hartelijk. We namen weer plaats aan de tafel en deden verslag van ons avontuur op Sint Maarten. Anna vertelde van de fantastische stranden, de vissen en mijn revalidatieperiode. Toen was Ron aan de beurt: “ Han, ik heb de achtergronden van die Diederik Pufman uitgezocht en ik moet zeggen dat het een makkie was.” Dat was een uitspraak die ik niet had verwacht. Hij pakte zijn tablet-pc en liet me het profiel van Pufman zien dat Diederik zelf in LinkedIn op Internet had gezet. Hij deed in het Engels verslag van zijn ongelofelijke kennis en kunde, compleet met een foto waarbij hij met een brede glimlach omhoog in de camera keek. Hij schetste zich als een geweldige en succesvolle vent die in de wetenschap zijn sporen heeft verdient. Hij liet keurig zijn geboortedatum zien, zijn telefoonnummers en zijn e-mailadres. Zijn kennissenkring mocht er ook zijn. Het waren allemaal hotemetoten uit de wetenschappelijke wereld. De lijst met functies was lang evenals zijn lijst met opleidingen. “ Maar dat is nog niet alles,” zei Ron, “ Diederik is ook actief in verschillende organisaties en dat staat niet in zijn LinkedIn-profiel; zou ik ook niet doen als ik hem was. Hij heeft bijvoorbeeld zitting in een commissie van de NWO, de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek. Ik lees even voor wat de NWO is.” Ron zocht even op de tablet-pc en las: “ De NWO financiert duizenden
toponderzoekers aan universiteiten en instituten en geeft sturing aan de Nederlandse wetenschap via subsidies en onderzoeksprogramma's.” Ron keek me over zijn leesbrilletje aan. “ Diederik snoept van twee walletjes”, zei hij. “ Hij is ontvanger en verstrekker van subsidies. Ik vraag me af hoe dat mogelijk is. Nou is het weleens voorgekomen dat een hoogleraar virologie, die een eigen bedrijft had, ook in de gezondheidsraad zitting had. Toen ik dat van Pufman ontdekte ben ik zijn achtergrond eens gaan uitzoeken. Hij komt uit een arbeidersgezin uit Rotterdam, rijk waren die mensen niet. Hij werkt bij CERN en ik heb de salarissen van die lui eens opgezocht. Alles staat op Internet. Diederik heeft een salaris van hooguit zevenduizend Euro's in de maand en daar kun je geen appartement aan de Catsheuvel van betalen. Die appartementen doen gemiddeld een miljoen. Ik ben toen eens gaan zoeken in de lidstaten van CERN. Ik zocht naar wervingsbureaus voor hoog opgeleide wetenschappers en speciaal in de richting van de theoretische natuurkunde. Laat ik nou een bureau in Wenen tegenkomen dat van onze vriend is.” “ Hoe kom je daar nou aan? Dat vindt je toch niet zomaar op Internet?”, vroeg ik verbaasd. Ron keek me glimlachend aan. “ Han, ik zal je uitleggen hoe ik dat heb gedaan: je pakt de telefoon en je belt dat wervingsbureau en je vraagt of je Diederik Pufman kunt spreken. Als ze dan melden dat die man niet aanwezig is weet je dat hij er op z'n minst werkt. Vervolgens vraag je of hij ook een medeeigenaar heeft die ik kan spreken en als ze dan zeggen dat Diederik Pufman de enige eigenaar is, weet je dat hij eigenaar van de tent is.” Ik begon me ondertussen een redelijke speurneus te vinden, maar nu was ik weer helemaal terug op aarde. Er viel nog een hoop te leren in dit vak. Ron moest hard lachen toen hij mijn gezicht zag.
“ Als ik het goed begrijp”, redeneerde ik, “ is hij een concurrent van François de Melle!” “ Ja, dat is hij zeker en geen kleintje. Maar er is meer en ik begrijp niet dat dat zomaar kan. De vent is adviseur in diverse subsidieverstrekkende organisaties in de nieuwe lidstaten van CERN en dat staat ook niet in zijn profiel. Ik bedacht me een scenario dat best eens in het echt kan voorkomen: stel dat ik bij diverse landen geld vraag voor bepaalde experimenten en daarbij kan toezeggen om verschillende wetenschappers een baan te geven in het betreffende experiment, dan krijg ik voor één experiment van diverse landen geld terwijl ik eigenlijk maar één keer het bedrag nodig heb dat ik vervolgens aan CERN laat overmaken. Ik laat de overige gelden storten op mijn Zwitserse rekening, de wetenschappers uit de landen gaan aan het werk en zien dat het experiment wordt uitgevoerd. Geen haan die ernaar kraait en ik bulk van de centen en tegelijk verdien ik ook nog aan de bemiddeling voor geschikt personeel.” Ik was even stil om het verhaal te verwerken. Als het waar was wat Ron zei, dan hadden we te maken met een multifraudeur. “ Nou, dat was zo'n beetje wat ik heb gevonden. Een interessante man, die Diederik Pufman.” Ron was helemaal in zijn element. “ Ik maak vanmiddag een kort verslagje voor je”, zei hij nog en ging de keuken in om nog een espresso voor ons te fabriceren. Anna ging naar haar eigen huis. Ze was er nog niet geweest en ging haar spullen opruimen en waarschijnlijk nog wat boodschappen doen. Ik ging in mijn stoel zitten om de zaak eens goed te overdenken. Die Pufman hield me wel erg bezig. Hoofd van een afdeling bij CERN, intimideert personeel om de rapportages snel door een review te krijgen, is een concurrent van De Melle, zit in commissies die
subsidies verstrekken aan de organisatie waarin hij zelf werkzaam is en heeft de mogelijkheid om op grote schaal te frauderen met subsidiegelden. Hij heeft een relatie gehad met Lisette Dupré en manipuleerde haar tot het uiterste. Stel dat Lisette de moord op Maarten van Deelen heeft gepleegd, dan is het hoogstwaarschijnlijk Pufman geweest die haar daartoe heeft aangezet. Het idee van de Heisenberg-groep komt waarschijnlijk ook van hem af en zij volgt hem blindelings. Hij heeft haar waarschijnlijk ook aangezet om naar Sint Maarten te gaan om Paul van Bessen te vermoorden. Het doorverwijzen van Maarten naar De Melle moest De Melle verdacht maken en dat is waarschijnlijk de grote fout van Diederik geweest. Hij dacht zijn grote concurrent een hak te kunnen zetten, maar De Melle is slimmer dan hij dacht. Alles wat Diederik doet is erop gericht om veel geld binnen te halen. Hij heeft een dure, geldverslindende levensstijl en buiten dat is hij misschien verslaafd aan de spanning van het plegen van de fraude. Hij geniet van het in de maling nemen van hooggeplaatste ambtenaren en commissieleden. Hij windt ze om zijn vinger en krijgt veel voor elkaar. Misschien maakt hij nog wel gebruik van andere methodes. De nieuwe lidstaten zijn landen waar corruptie nog de normaalste zaak van de wereld is. Zijn geweldig arrogante houding komt ook voort uit de wereld waarin hij verkeert. De autoritaire en intimiderende houding op de werkvloer is een uiting van zijn levensstijl. Hij voelt zich een hele vent, een vent met macht. Het bedrijven van wetenschap is niet meer het doel, het is een middel geworden om snel rijk te worden. Stel dat er een nieuwe, concurrerende, wetenschap de kop opsteekt die meer potentie heeft dan de kwantummechanica, dan komt de wereld van Diederik Pufman danig in gevaar. Hij zal er dan alles aan doen om dat te voorkomen. Lisette was een makkelijke prooi voor hem. Hij heeft haar misbruikt om Maarten van Deelen te laten vermoorden en daarna was het bijna
gelukt om Paul van Bessen uit te schakelen. Nu is Lisette dood en heeft hij niet de middelen om wat aan die ontwikkelingen te doen. Met zijn connecties in landen als Servië zou hij makkelijk andere mogelijkheden kunnen aanboren om de concurrentie uit te schakelen. Het is een gevaarlijke vent, tenminste, het kan een gevaarlijke vent zijn, die Diederik Pufman. Ik belde De Melle. “ Met De Melle”, zei hij op zijn bekende toon. “ Dag meneer De Melle, met Han Vlaar uit Scheveningen.” “ Ah, meneer Vlaar. Hoe is het met u?” “ Prima, ik ben weer druk aan het werk en heb aardig wat informatie verzameld. Ik heb een vraag aan u: Kunt u erachter komen wanneer Diederik Pufman precies in CERN aanwezig is. Ik moet eigenlijk zijn werkrooster hebben. Hij woont hier in Den Haag en ik wil weten op welke tijden hij thuis is.” “ Oh, dat heb ik zo geregeld, ik mail het wel even.” “ Ik heb nog iets”, zei ik. “ Weet u dat Pufman een concurrent van u is?” “ Oh ja? Dat wist ik niet. Het verklaart wel het een en ander, bedenk ik mij ineens. Dat is goed werk wat u verricht hebt, meneer Vlaar. Dank voor de informatie. Ik stuur de gegevens zo gauw mogelijk en hoor graag van uw vorderingen. Goedenavond.” De Melle had het duidelijk druk, het was de eerste keer dat ik hem verraste met informatie. Even later kwam een mailtje binnen met het werkrooster van Pufman. Hij zou morgenmiddag thuis komen en bleef gedurende het weekend, tenzij hij ergens anders een afspraak had. Toen ik ook het verslag van Ron binnenkreeg en uitgebreid had bestudeerd begon ik te werken aan een plan om Diederik op subtiele wijze uit te schakelen, maar daarvoor had ik informatie nodig die alleen Diederik zelf in bezit heeft. Ik belde Anna op en zei dat ik
vroeg naar bed ging. Ik moest het plan de volgende morgen rond hebben. Ik begon de foto's van het huis van Pufman te bestuderen. Toen ik goed naar de plaats waar hij moest wonen keek, zag ik een raambiljet van een makelaar achter een raam hangen. Er staat een huis te koop naast dat van Pufman; dat biedt mogelijkheden. Toen ik de foto's nog beter bestudeerde zag ik ineens nog meer mogelijkheden. Ik bestudeerde ook het profiel op LinkedIn en kreeg een idee; morgen ga ik op mijn gemak aan het plan werken. Ik ging eerst lekker in mijn eigen bed slapen.
26 De schaduw van het Kurhaus was op het strand te zien toen ik naar het noorden wandelde. Het was vrijdag, heel vroeg; er was bijna niemand te zien. De blauwe lucht was bedekt met kleine wolken in een regelmatig patroon. De regen was voorbij, het werd een mooie dag. Ik was wakker voor de wekker ging en ben meteen gaan wandelen. Ik had de ervaring dat langs het strand wandelen tot heldere inzichten leidt. Ik redeneerde met mezelf waarbij ik soms versteld stond van mijn eigen ideeën. Ik moest een plan hebben dat perfect in elkaar stak en niet mis kon gaan. Het element geluk mocht niet meespelen, alles moest kloppen. Bijna anderhalf uur duurde mijn wandeling. Ik had een gedetailleerd plan klaar met verschillende varianten die, afhankelijk van onzekere factoren in werking zouden moeten treden. Toen ik gedoucht en ontbeten had ben ik meteen aan de slag gegaan. Ik noteerde de naam van een naambordje dat naast die van Pufman hing. Ik had op Internet het adres dat te koop stond gevonden en dat was inderdaad het appartement naast dat van Pufman. Op de foto van de brievenbussen stond op het naambordje de naam W.W. Haasteren. Ik zocht in het telefoonboek, maar ontdekte dat de naam niet meer in Den Haag voorkwam. Ze zijn natuurlijk verhuisd, dacht ik. Ik belde Ron, de man die alles weet. “ Met Ron de Koning.” “ Goedemorgen Ron, met Han Vlaar. Sorry dat ik zo vroeg bel.” “ Geeft helemaal niets, Han. Wat kan ik voor je doen?” “ Heb jij een telefoonboek van Den Haag?” “ Ja, dat heb ik. Ouderwets, maar toch handig. Wat wil je weten? Ik pak hem er even bij.” “ Ik zoek een W.W. Haasteren die aan de Catsheuvel nummer 366
woonde.” “ Maar die ken ik, Willem Haasteren. Die is pas geleden verhuisd.” “ Jij kent ook iedereen.” “ Wat moet je van die man weten? Ik kan hem zo voor je bellen.” “ Hij is de buurman van Pufman geweest.” “ Wel wel, dat is interessant. Wat wil je van hem weten?” “ Ik wil zijn huis kopen.” “ Zijn huis kopen? Ben je wel goed? Weet je wat die huizen kosten?” “ Nee, ik wil alleen het appartement in om bij Pufman naar binnen te kunnen kijken. Ik had gedacht om het appartement een paar keer te bezichtigen. Ik wil er geen makelaar bij hebben.” “ Ik begrijp het”, zei Ron. “ Zal ik dat even voor je regelen?” “ Nou, dat zou fijn zijn.” “ Prima, ik bel je zo terug. Tot dan!” Ik had net een koffie ingeschonken toen Ron belde. “ Het is in orde. Er is een huismeester en daar kun je bij terecht om het appartement te bezoeken, hij weet ervan. Het appartement staat leeg, dus je kunt je gang gaan. Ik heb het telefoonnummer van die huismeester voor je, altijd handig.” Ron gaf me het nummer en nam vrolijk afscheid. Ik trok meteen mijn jas aan, pakte mijn fototoestel en reed naar de Catsheuvel. Rechts van de ingang is een raam waar overduidelijk de huismeester zetelt. Ik liep de deur door en direct rechtsaf zijn kantoor binnen. “ Goedemorgen, mijn naam is Vlaar. Ik kom het appartement van meneer Haasteren bezichtigen. Als het goed is heeft hij gebeld.” De huismeester was een amicale rasechte Hagenaar met donker, vet, achterover gekamd haar, stak in een blauwgrijze stofjas en had een potlood achter zijn oor. Met een onmiskenbaar plat Haags dialect stond hij me te woord.
“ Mijn naam is Steur, Harrie Steur, noem me maar Harrie. Kom maar mee.” We namen de lift naar de vijfde etage en liepen door een gang waar hij een deur met een sleutel opende. “ Kom binnen, dit is het dan, kijk maar rond en als u nog vragen hebt bent u welkom.” Het appartement was vooral groot. De huiskamer grensde aan een terras dat uitkeek op het gemeentemuseum en in de verte kon ik het Catshuis achter het Bel Air Hotel zien liggen. Ik vroeg Harrie naar de buurman: “ Harrie, hoe zijn de buren van 368?” “ Ik denk dat ik het wel tegen jou mag zeggen. Ik vind het een eikel, een geweldige zeikerd. Over niks kan hij geweldig legge zemelen. Gelukkig is hij er niet veel, dus je zal er weinig last van hebben.” Zijn Haags was echt onovertroffen. “ Jullie hebben ook een parkeergarage hè?” “ Ja, we hebben een garage. De ingang is om de hoek en je kan met de lift direct binnen komen.” “ Wat voor auto heeft de buurman? Ik ben altijd een beetje nieuwsgierig.” “ Nou, hij heb een BMW, echt zo'n pooierbak, zilvergrijs, geloof ik, ja, zilvergrijs.” Ik keek, om te laten lijken dat ik erg geïnteresseerd was, nog even in wat kamers rond en maakte er overbodige foto's. Uiteindelijk ging ik het terras op en maakte er ook nog wat foto's. Aan de linkerkant was de afscheiding met het terras van Pufman. De afscheiding was alleen optisch en niet om buren te beletten er over te klimmen. Ik zou met het grootste gemak op het andere terras kunnen komen; dat wilde ik weten. Ik keek even om de afscheiding heen en kon het interieur van Pufman zien. Toen Harrie even niet keek maakte ik wat
foto's van Pufman's terras en raampartijen. “ Harrie, komt de buurman vandaag nog thuis?”, vroeg ik alsof het een heel normale vraag was. “ Ja, hij is er meestal rond een uur of twee.” “ Nou dan heb ik heb het wel gezien. Ik ga verslag uitbrengen aan mijn vrouw en als ik nog iets wil weten, bel ik je wel. Hartelijk dank voor de moeite.” “ Graag gedaan hoor, meneer Vlaar”, zei Harrie. Ik bestudeerde de foto's van het huis van Pufman. Ik kon wat van het interieur zien, maar ik zag ook dat hij verschillende deuren had die toegang tot het terras boden. Het werd vandaag lekker weer, dus ik maakte grote kans dat hij de deuren open had. Ik nam mijn plan nog eens kritisch door en maakte voor de zekerheid een checklist zodat ik niets zou vergeten. Ik had het plaatje, dacht ik, aardig compleet; er kon weinig fout gaan. Om half twee zat ik op een muurtje aan de overkant van de parkeergarage aan de Eisenhowerlaan te wachten. Ik wilde zeker weten dat Pufman thuis was, en wachtte daarom geduldig op de zilvergrijze BMW. Ik zat van de zon te genieten toen hij kwam aanrijden en de parkeergarage inreed. Een ogenblik zag ik het hoofd van Diederik Pufman; het was tijd om in actie te komen. Ik stapte op en zoefde de hoek om naar Harrie de huismeester. “ Dag Harrie, daar ben ik weer.” “ Ah, dag meneer Vlaar, wat vergeten?” “ Nou nee, maar ik zou graag nog wat kamers willen opmeten.” Ik haalde demonstratief een rolmaat uit mijn tas tevoorschijn en voegde eraan toe: “ Je hoeft er niet bij te zijn hoor, want ik kan wel even bezig zijn. Mijn vrouw wil zeker weten of het bankstel en de kast
langs de lange muur passen en ze wil ook de maat van de slaapkamer weten. Zou ik de sleutel nog even mogen gebruiken?” “ Natuurlijk meneer Vlaar, ik krijg hem wel weer terug als u klaar bent!” Hij gaf me de sleutel en ik nam de trap naar boven om te voorkomen dat ik Diederik in de lift zou tegenkomen. In het lege appartement luisterde ik met mijn oor tegen de muur en hoorde vaag bij Pufman deuren open en dicht gaan. Ik ging naar het terras, haalde een klein rond spiegeltje uit mijn tas, keek via het spiegeltje om de afscheiding heen en zag Diederik achter zijn bureau plaatsnemen om waarschijnlijk zijn mail te checken. Ik realiseerde me ineens dat zijn terrasdeuren nog niet open waren geweest; ik moest er wel in kunnen. Ik keek om me heen. Op het terras stond een plant in een pot met bruine kleikorrels. Ik nam een paar van die korrels uit de pot in mijn hand, liep naar de afscheiding, gooide bij Pufman de korrels hard tegen het raam en rende op mijn tenen naar binnen. Ik deed de deur voorzichtig dicht en wachtte. Een paar tellen later hoorde ik Diederik naar buiten komen en even later hoorde ik hem weer naar binnen gaan. Hij had waarschijnlijk over het balkon gekeken en moet hebben gedacht dat het die rotjongens uit de buurt waren die aan het gooien waren. De deur was in ieder geval open. Nu was het tijd voor de volgende actie. Ik ging weer naar buiten en keek via mijn spiegeltje naar wat hij aan het doen was. Hij zat achter zijn bureau. Op zijn computerscherm was het mailprogramma Outlook te zien; hij was ingelogd, ik moest nu snel zijn. Ik rende weer op mijn tenen naar binnen, pakte mijn telefoon en belde het nummer van Pufman. “ Met Pufman”, zei hij zakelijk. In mijn beste Haags deed ik Harrie na: “ Hallo meneer Pufman, met Harrie de huismeester. Als ik u was zou ik maar even bij mijn auto
gaan kijken, want ik denk dat er snotapen de garage ingeslopen zijn. Het zou kunnen dat ze aan uw auto hebben gezeten of ze zijn het van plan. Ik kan hier niet weg dus u moet nu gelijk effe gaan kijken voor de zekerheid.” “ Oké, ik ga direct”, zei hij zuchtend en hing op. Ik liep naar de voordeur en luisterde. Zijn deur ging open en ik zag hem door het kijkglaasje in de deur, langslopen. Voorzichtig deed ik de deur open en keek de gang in; hij was met de lift naar beneden gegaan. Ik sprintte met mijn fototoestel in mijn kontzak naar het terras, klom over de afscheiding, liep de balkondeur door de kamer van Pufman binnen en ging direct achter zijn PC zitten. Ik opende de browser, opende Gmail dat automatisch inlogde, logde uit en opende Gmail nog eens. Ik kreeg een aanmeldscherm, vulde zijn e-mailadres in dat ik in zijn profiel op Internet had gevonden en drukte op 'wachtwoord vergeten'. Even later zag ik in Outlook een mailtje verschijnen met het wachtwoord. Ik opende het scherm, nam er twee foto's van, sloot het schermpje af en wiste het bericht uit de inbox en de verwijderde items. Ik sloot de browser, nam snel achter elkaar een hoop foto's van het interieur en ging vlug het terras weer op, sloot de deur netjes en klom weer terug over de afscheiding. Met kloppend hart stond ik aan de muur te luisteren. Even later hoorde ik Pufman weer zijn appartement binnenkomen. Ik bleef nog even staan om weer tot rust te komen en keek even rond of ik niets vergeten was. Het was tijd om naar huis te gaan. Beneden bedankte ik Harrie hartelijk voor zijn hulp, leverde de sleutel in en maakte dat ik wegkwam.
27 Ik moest even bijkomen van het bezoek aan het huis van Diederik Pufman. Ik voelde nog duidelijk de aanwezigheid van de bult op mijn hoofd. Ik wist dat ik nog niet helemaal de oude was. Diederik had volgens de gegevens in zijn LinkedIn-profiel, een Gmail-account van Google en dat was voor iemand die veel reist het handigst om te gebruiken. Hij zou best eens veel op Internet gestald kunnen hebben. Alles op een laptop opslaan was niet slim. Met encryptie kun je de inhoud wel beschermen, maar als je laptop gestolen wordt ben je wel meteen alles kwijt. Diederik was een slimme jongen, dus ik zag hem ervoor aan dat hij al zijn bestanden op Internet had gestald. Zijn bestanden, e-mail en agenda stonden bijna zeker onder zijn Gmail-account. Door de foto van het wachtwoordmailtje had ik zijn wachtwoord in mijn bezit gekregen. Ik kopieerde de foto's van mijn fototoestel naar mijn laptop, bestudeerde de foto die ik van het scherm had gemaakt en schreef het wachtwoord op. Ik maakte in mijn e-mailprogramma een nieuw imap-account aan met het e-mailadres en wachtwoord van Pufman. Na de synchronisatieslag, maakte ik een nieuwe map aan en kopieerde alle mail van Pufman naar de nieuwe map om geen mail verloren te laten gaan als Pufman ineens een hoop mail zou wissen. Ondertussen bestudeerde ik de foto's die ik van zijn appartement had gemaakt. Ik had de huiskamer van Pufman niet eens goed kunnen bekijken en zag nu pas wat er precies aan de muren hing. Op een mooie marmeren vloer stond zijn bureau tegen de wand met daarboven een grote zwart-witfoto van een man die me bekend voor kwam. Ik zocht even in Wikipedia en zag dat mijn vermoeden juist was: een portret van Werner Heisenberg. Het kopieerwerk van de e-mail was gereed, het was nu de beurt aan
de documenten. Ik kon in de Google-documents van Pufman, selecteerde alle bestanden, klikte in het menu op downloaden, koos pdf als conversie, gaf een doelmap aan en drukte op start. Mijn laptop begon nu alle documenten van Pufman naar pdf-formaat te converteren en sloeg alles op in een map op mijn laptop. Via een toevoeging op mijn mailprogramma kreeg ik de mogelijkheid om de agenda van Pufman te synchroniseren. Ik had bijna direct inzage in zijn agenda en dat was wel interessant. Hij had blijkbaar een Androidsmartfone waarop hij zijn agenda kon zien en bijhouden. Er stonden opmerkelijke afspraken in met mensen in diverse steden in Europa. De meeste waren afspraken voor telefonische conferenties; een drukbezet man, die Diederik. De e-mail van en naar Diederik Pufman was netjes ingedeeld in mappen met de namen van de organisatieonderdelen waarmee hij mailwisseling had. Het waren vele duizenden mailtjes. Ik liet mijn laptop ondertussen alle documenten downloaden en nam op mijn gemak een bakje koffie. Na veertig minuten waren alle documenten gedownload. De meeste documenten waren voorzien van een bestandsnaam in de vorm van een codering. Ze bevatten rapportages van CERN. De coderingen werden in veel e-mails genoemd waarin een taal en argumentatie werd gebruikt die ik amper begreep. Ik realiseerde me dat het een belangrijk onderdeel van de wereld van Pufman was dat ik wilde begrijpen; ik had hulp nodig voor dit onderdeel; ik belde De Melle. De bekende, vertrouwde stem van François de Melle klonk door de telefoon. “ De Melle.” “ Dag meneer De Melle, met Han Vlaar. Ik heb belangrijke informatie van en over Diederik Pufman te pakken gekregen. Ik heb al zijn documenten, zijn e-mails en agenda van Internet weten te
kopiëren.” Ik wachtte op reactie, maar het bleef stil. “ De documenten zijn erg wetenschappelijk en er wordt in veel emails gerefereerd naar die bestanden. Ik heb iemand nodig die daar verstand van heeft en die te vertrouwen is. Weet u iemand die daarin thuis is en me kan helpen de bestanden te beoordelen?” “ Meneer Vlaar, u heeft een belangrijke slag geslagen met die gegevens. Ik heb iemand die u kan helpen. Ik stuur hem meteen naar u toe. Zijn naam is Jules Nervé.” “ Jules Nervé? Die man die op de dodenlijst van de Heisenberggroep staat? Werkt hij niet gewoon bij CERN?” “ Niet meer, hij heeft vanmorgen op staande voet ontslag genomen en werkt nu voor mij, tenminste, voor New Science Development and Physics. U ziet hem wel verschijnen. Ik denk dat hij er rond zeven uur is.” Ik keek op de klok, het was tegen vijf uur; dat was snel. “ Prima,” zei ik, helemaal niet verbaasd, “ ik zie hem wel verschijnen.” “ Meneer Vlaar.” Kort en to the point, dacht ik. Hij regelt de zaken strak en kordaat, ik stond elke keer weer versteld. Ik kon nu de documenten aan Jules Nervé overlaten en me concentreren op de andere mailwisseling. Ik richtte me op de mail van en naar Lisette. Hij had ze zowaar allemaal bewaard of hij had nog geen tijd gehad om ze allemaal te wissen. Het was duidelijk dat ze een stevige relatie hadden. De houding van Diederik was een beetje stug en uit de hoogte en die van Lisette liep over van aanbidding en nederigheid. Tot ongeveer een maand geleden was de communicatie oppervlakkig en daarna ging de conversatie in de richting van extreme gedachten. Elk mailtje van Diederik bevatte steeds iets meer
van die ideeën. Ik bedacht ineens dat Maarten van Deelen misschien contact zou hebben gezocht. Ik zocht naar tekst en afzender waar de trefwoorden 'Maarten' en 'Deelen' in voorkwamen. Ik vond geen mailtjes van Maarten zelf, maar de naam werd genoemd in een mailtje aan Lisette. Hij gaf erin aan dat de man de wetenschap grote schade aanbracht met zijn onderzoek: “ Een gezwel in de reine wereld van de wetenschap dat verwijderd moest worden.” Een schokkende uitspraak die Lisette tot de moord heeft kunnen aanzetten. Maarten heeft hem waarschijnlijk via de telefoon gesproken en geconfronteerd met onvolkomenheden. Diederik heeft Lisette vervolgens tot de moord aangezet. Hij manipuleert, maar houdt zijn eigen handen schoon. Het is een duidelijke aanwijzing voor betrokkenheid bij de moord, maar een goede advocaat pleit hem zo vrij. Het was net half zeven geweest toen ik iemand met een rolkoffer voor het raam om zich heen zag kijken. “ Het zal hem toch niet zijn?”, zei ik hardop tegen mezelf en deed de voordeur open. “ Jules Nervé?” “ Ja dat ben ik. Bent u Han Vlaar?” Hij sprak Nederlands, maar met een zwaar Frans accent. “ Kom binnen”, zei ik en maakte een uitnodigend gebaar. Jules zette zijn koffer in het halletje en keek verwonderd om zich heen. “ Wat een bijzonder huis heeft u. Ik wist niet dat dit soort huizen bestonden.” “ Het is een vissershuisje van bijna honderdveertig jaar oud. Ik ben er heel tevreden mee.” Jules Nervé zag er vermoeid uit, maar klonk opgeruimd. “ Ga zitten, Jules. Wilt u koffie?” “ Heel graag”, zei hij vrolijk.
Vanuit de keuken hield ik het gesprek gaande en vroeg hem: “ Jules Nervé klinkt als een bekende naam. Het lijkt erg op Jules Verne.” “ Mijn ouders heten Alexandra en René Nervé. Ze zijn geweldige fans van de verhalen van Jules Verne en hebben me naar hem vernoemd.” “ Ah, ik begrijp het. Maar u spreekt goed Nederlands.” “ Dat komt omdat ik vroeger jaren in Utrecht heb gestudeerd. Maar het kost me wel moeite. En noem me alsjeblieft Jules.” Ik sprak met hem af dat hij gewoon Engelse woorden mocht gebruiken als hij de Nederlandse niet meer wist. “ Jules, hoe ben je hier zo snel gekomen?” “ Ik was al onderweg met de Gulfstream toen De Melle me belde en zei dat ik me bij jou moest melden. De Melle vond het bij CERN te gevaarlijk voor me en dacht me ergens onder te brengen waar ze me niet zouden zoeken. De Gulfstream heeft me bij Rotterdam afgezet en is meteen weer vertrokken. Ik heb verder een taxi hierheen genomen.” “ Weet je ook waar je logeert?” “ Ja, ik logeer in het Kurhaus Hotel. Is dat hier in de buurt?” “ Dat is hier vlakbij, laten we er meteen heen gaan en je inchecken, dan kunnen we daarna aan het werk gaan. Heb je een laptop bij je?” “ Ja, ik heb alles bij me.” “ Prima, laten we gaan.” We wandelden gezellig pratend naar het Kurhaus. Bij de receptie noemde hij zijn naam en kreeg de kaart voor de toegang en uitleg waar zijn kamer was. Ik beloofde op hem te wachten in de Kurzaal en wees in de richting van de brede trap. Jules liep naar de liften, ik liep de trap op naar de Kurzaal. Iedereen die de marmeren trap oploopt is onder de indruk van de ruimte, de
prachtige beschilderde koepel en de chique uitstraling. De zaal is een ratjetoe van stijlen. Alle neostijlen zijn in de slanke kolommen en de bogen te herkennen die de enorme glazen koepel, met daaronder de beschilderingen, ondersteunen. Links van me zaten verschillende groepjes te eten. Opeens viel me iemand op die ik kende, het was agent Hans van Gelder en tegenover hem zat Diederik Pufman, ik herkende hem direct. Er was nog niet voor ze gedekt, ze moesten dus net voor mij binnengekomen zijn. Ze zaten in de hoek van het restaurantgedeelte van de zaal. T ussen de kolommen zijn manshoge afscheidingen geplaatst waardoor een doorloop naar de andere zalen wordt gecreëerd. De afscheidingen dienen tevens als rugleuning van de banken waarop Pufman en Van Gelder zaten. Ze hadden me niet gezien. Ik liep vlug om de afscheiding heen en deed net of ik bij de hoek op iemand stond te wachten. Ik kon door de ruimte tussen de bank en de kolom het gesprek net volgen. Van Gelder was aan het woord: “ ..weet ik dat baron en barones Van Bessen nog steeds op Sint Maarten zijn. Ze logeren in een bewaakt huis van een Amerikaan in het Franse gedeelte.” T jonge, dacht ik, dat wist ik niet eens. Agent Van Gelder ging verder: “ Han Vlaar is inmiddels weer terug in Nederland. Ik denk dat je hier weinig last van hem hebt. Veel kan hij niet uitrichten. Hij moet klaar zijn met zijn opdracht voor barones Van Bessen, want de baron is weer vrij man en hij heeft ook nog eens die aanslag verijdeld. Ik denk dat hij zich voorlopig wel koest houdt.” “ Mooi,” zei Diederik, “ goed werk. Ik ben blij met je inbreng. Ik zal het genootschap op de hoogte brengen van het nieuws. Kom, laten we wat bestellen, ik heb wel trek gekregen. Zullen we er een lekkere fles wijn bij nemen?”
In mijn gedachten viel weer een puzzelstukje op z'n plaats. Ik was eigenlijk helemaal niet verbaasd over wat ik hoorde. Ik hoorde me vorige week nog aan Rie vragen waarom ze alles aan agent Van Gelder had verteld. Ze zei dat hij het had gevraagd. Hij wist dus van het werk van Paul en was blijkbaar zo corrupt als wat. Hij had informatie waar Diederik wat mee kon. Het was me ook ineens duidelijk waarom Lisette op Sint Maarten verscheen. Diederik had de informatie van Van Gelder gekregen omdat ik alles aan Van Gelder had verteld. Hij wist precies waar Paul van Bessen zich bevond. Wat een boef, die Hans van Gelder. Ik liep voorzichtig terug en liep ogenschijnlijk achteloos de zaal in. Ik deed net of ik bij toeval Hans van Gelder zag en liep naar hem toe. “ Agent Van Gelder”, zei ik amicaal. “ Wat aardig dat ik u tref, hoe gaat het met u?” Ik gaf hem een hand en stelde me brutaal aan zijn overbuurman voor. “ Han Vlaar is de naam, aangenaam”, zei ik overdreven. Diederik reageerde met alleen: “ Aangenaam.” Ik wilde gewoon laten merken dat ik niet bang ben uitgevallen en was benieuwd naar hun reacties. Hans van Gelder wist zich even geen raad met mijn plotselinge verschijning en vroeg, alsof hij van niets wist: “ Leuk u weer te zien. Hoe is het met uw onderzoek? Heeft u nog nieuws?” “ Nee, ik heb geen nieuws. Het onderzoek loopt nog, anders had ik het u wel gezegd. Dat hadden we toch afgesproken?” Ik dacht dat ik ook maar onzin moest gaan vertellen en hij reageerde verrassend: “ Ik hoorde dat u op Sint Maarten geweest bent, klopt dat?” “ Nee, hoe komt u daar nou bij? Ik ben niet weg geweest, alhoewel ik het wel zou willen, lijkt me geweldig om daar te zijn.”
Van Gelder keek me aan of hij me helemaal niet geloofde en Diederik bleef stil. “ Nou, leuk u weer te zien, goedenavond”, zei ik en haastte me naar beneden want ze mochten niet weten dat Jules in Scheveningen was. Ik kwam hem beneden bij de liften tegen en meldde hem dat Diederik Pufman boven zat en ons niet samen mocht zien. Jules keek verschrikt en beende achter me aan naar buiten.
28 Het schemerde boven Scheveningen. Het was best wel gezellig om met z'n tweeën te werken. Jules stortte zich op de documenten, ik bekeek alle mailtjes. Als Jules wat belangrijks had ontdekt meldde hij dat meteen. Toen ik de mailtjes doorzocht met het trefwoord 'Gelder' liet hij me een lijst zien waarin data, bedragen en namen stonden. Boven de lijst stond het woord 'giften'. De lijst werd blijkbaar steeds aangevuld; onderaan stonden de meest recente giften en daarbij stond de naam Van Gelder een paar keer vermeld. Ik had het verwacht, maar de bevestiging was toch een verrassing. Pufman hield bij aan wie hij wat had gegeven. Het is een logische werkwijze, want je kunt onmogelijk onthouden hoeveel je aan wie hebt gegeven, vooral met de hoeveelheid mensen aan wie Diederik Pufman geld gaf. Van Gelder kreeg de eerste keer 1200 Euro en daarna 1500 Euro. Zo te zien werd zijn tarief steeds iets hoger. Wat een boef, dacht ik en nam me voor er morgen meteen werk van te maken. Ik zag dat mijn zoekopdracht resultaat had opgeleverd. Er was een stel mailtjes waarin de naam 'Gelder' voorkwam. Hij deed via zijn privé-mailaccount aan Diederik verslag van mijn telefoongesprek en bezoek van vorige week. Hij beschreef het telefoongesprek en de aangifte van de ontvoering van Paul van Bessen in Genève. Dat moet goed nieuws voor Diederik zijn geweest. De 1200 Euro was van de dag na dat bericht. Een paar dagen later meldde hij het incident op Sint Maarten waarbij Lisette om het leven kwam. Hij noemde mijn naam en beschreef de toedracht. Dezelfde dag kreeg Van Gelder, volgens de lijst, 1500 Euro. Hoe hij het kreeg, kon ik nergens uit opmaken. De mailtjes waren zuiver eenrichtingsverkeer. Diederik reageerde op geen enkel bericht. Voor mij een prima stukje bewijs voor corruptie.
Ik schreef een verslagje van hetgeen ik had gevonden en stuurde het meteen naar De Melle. Na een uurtje verder analyseren kwam Jules op een nieuwe vondst. “ Ik heb een stel documenten gevonden waarin een aanvraag voor subsidie wordt gedaan bij verschillende instanties in verschillende landen. Wat mij opvalt is dat er gerefereerd wordt aan rapporten, maar voor elke aanvraag gaat het om precies dezelfde rapporten. Dit is gebeurd in T urkije, Israël, Japan, de Verenigde Staten, India, Portugal, Oostenrijk en Tsjechië. De stukken zien er goed onderbouwd uit en alles klopt prima en is te verifiëren, maar hij doet het niet uit naam van zichzelf als medewerker van CERN, maar het wordt gedaan door bureaus die zich ogenschijnlijk belangeloos inzetten voor de wetenschap. De meeste zijn vestigingen ter plaatse, maar voor een stel landen wordt de aanvraag vanuit Wenen geregeld. Ik heb nagekeken wat het benodigde bedrag voor de experimenten is, maar dat is een heel stuk minder dan het bedrag dat zal worden opgehaald. Gezien de status van de deelnemende landen worden alle aanvragen bijna zeker gehonoreerd. Er blijft dus een heleboel geld over. Als ik zo snel reken, komt dat net over de drie miljoen Zwitserse Francs uit en dan heb ik het hier maar over één aanvraag.” “ T jonge, dan klopt het idee van Ron. Jules, maak een verslag van elk afzonderlijk geval en stuur het naar De Melle.” “ Han,” zei Jules, “ ik kan me voorstellen dat je hier naar je zin woont in dit kleine huisje. Heb je nog een koffie voor me?” “ Maar natuurlijk, we houden pauze, of beter, we houden op voor vandaag, vind je niet? Wil je dan misschien een glaasje wijn?” “ Uitstekend idee, lijkt me lekker.” We gingen wat onderuit zitten en Jules vertelde van het relaas met Gérard Dupré, de broer van Lisette. Op mijn beurt vertelde ik over de actie, vorige week op Sint Maarten. Ik mag die Jules wel. Het is een
aardige, betrokken, hoogbegaafde man die juist door die hoogbegaafdheid de sociale vaardigheid mist en zich niet thuis voelt, maar ook buitengesloten voelt bij het 'gewone' volk. Onze glazen waren leeg. Ik stelde Jules voor om met hem mee te lopen naar het hotel. “ Goed voor de lichaamsbeweging na zo'n lange zit”, gebruikte ik als excuus. Ik merkte dat hij het gebaar op prijs stelde. We spraken voor morgenochtend af en liepen, over vroeger kletsend, naar het Kurhaus. Nadat ik van Jules afscheid had genomen liep ik naar huis. Het was al tegen twaalven toen ik de Zeilstraat inliep. Ik liep nog in gedachten verzonken toen ik iets hards in mijn rug voelde drukken. Ik schrok en was meteen weer wakker. “ Stap in”, zei een stem in mijn oor. De man duwde me naar een zilvergrijze BMW; het was Diederik Pufman! Hij liet me rechts achterin stappen en deed het portier achter me dicht. Ik probeerde meteen het portier te openen, maar het zat blijkbaar op het kinderslot. Hij ging achter het stuur zitten en zei: “ Geen geintjes, want ik schiet je zo voor je donder.” Ik nam me voor rustig af te wachten wat hij van plan was. Het was een boef, dat wist ik, maar dit had ik niet verwacht. Hij reed naar zijn huis aan de Catsheuvel en reed de parkeergarage in. Hij parkeerde netjes in zijn gereserveerde plek en deed het portier open. “ Stap uit en geen geintjes.” Ik stapte rustig uit. Hij wees in de richting van de lift en liep achter me aan. Hij liet me ook boven vooruit lopen. We passeerden het appartement dat te koop stond en gingen zijn appartement binnen. Hij wees naar een stoel die tegenover zijn bureau tegen de wand bij het raam stond.
“ Ga daar zitten.” Hij legde zijn autosleutels en het pistool voor zich op het bureau, draaide zich om en keek me een tijdje doordringend aan. “ Kunt u me zeggen wie u bent?”, vroeg ik brutaal. “ Ik heb je toch niets gevraagd, of wel?” Hij deed geweldig autoritair. Waarschijnlijk een moeilijke jeugd gehad, dacht ik onwillekeurig. “ Nou, vraag me dan of ik wil vragen wie u bent”, zei ik om te laten blijken dat hij mijn baas niet was. “ Nog één zo'n brutale opmerking en schiet je voor je donder.” Ik vond de situatie nu wel link worden. Diederik liep rood aan, hij meende het. Hij startte zijn tirade: “ Je mag me nu vertellen wat je allemaal van plan bent, mooie klootzak! Je hebt mijn vriendin vermoord.” “ Jouw vriendin vermoord? Hoe kom je daarbij?” Het flapte eruit, ik begon in paniek te raken: die vent meende het, hij wilde me vermoorden. Ik stelde me voor dat ik rustig moest blijven en moest wachten op het moment dat hij een fout maakte. Mensen in woede maken fouten. Ik stelde hem nog een vraag om tijd te rekken: “ Waarom wil jij eigenlijk zoveel mensen dood hebben? Ze hebben jou toch niets gedaan?” “ Die klootzakken gaan er allemaal aan, daar zal ik voor zorgen.” “ Oké, maar wat heeft Werner Heisenberg daarmee te maken?” Ik keek naar het portret aan de wand en had hem ineens op een gevoelig punt. Hij kalmeerde iets. “ Werner Heisenberg was het voorbeeld voor heel veel mensen. Het grootste intellect dat heeft geleefd. Zijn nalatenschap moet voor altijd intact blijven en daar zorg ik voor. Iedereen die probeert zijn werk te beschadigen krijgt met mij te doen.” “ Oké, maar wat heb ik daarmee te maken?”
“ Omdat jij een klootzak bent die voor die honden werkt!” Hij greep woedend naar zijn pistool en richtte op mij. Ik stond op en dacht bij mezelf: nu ben ik er geweest, dit is het einde. Dat het zo moest eindigen had ik niet verwacht. Ik dacht in een flits aan Anna en aan mijn huisje en kneep mijn ogen even dicht. Er kwam ineens een rust over me, het leek of Rie in de buurt was en haar aura over me heen legde. Ik deed mijn ogen open en keek rustig naar Diederik die in woede de trekker wilde overhalen. Ik hoorde een harde tik achter me en dacht dat dit het was. Het einde is gekomen, maar er gebeurde niets met me. Ik zag ineens een rond gaatje boven de ogen van Diederik, waar een druppel bloed uit liep terwijl hij door de knieën ging. Als een slappe pop sloeg hij dubbel op de grond. Bloed stroomde uit zijn hoofd op de marmeren vloer. Ik stond als aan de grond genageld. Mijn hart bonsde in mijn keel, ik kon mijn ogen niet geloven. Ik wilde net proberen of ik nog kon bewegen toen mijn telefoon ging. Ik haalde hem met bevende handen uit mijn jaszak en nam op. “ Ja”, kon ik uitbrengen. “ Meneer Vlaar, bent u in orde?” Het was De Melle, ik was verbijsterd over zijn vraag. “ Hoe weet u, eh, ja, ik ben in orde.” “ Goed zo, blijf daar, ik klop vijf keer, doe daarna direct open.” Ik wachtte, starend naar het lijk van Diederik Pufman. De plas bloed werd steeds groter, het leek allemaal niet echt. Misschien is het vak van speurneus bij nader inzien toch niet zo leuk. Er werd vijfmaal, kort achter elkaar geklopt. Ik deed direct open. De Melle kwam binnen in een zwart tenue met een zwarte muts op het hoofd. “ Gelukkig, u bent ongedeerd.” Hij liep direct naar het lijk toe, keek vluchtig in de rondte, pakte
de autosleutels van de BMW en keek naar het raam waar ik ineens het kogelgat zag. Iemand had van afstand Pufman doodgeschoten, een scherpschutter, De Melle? “ Heeft u?”, kon ik uitbrengen. “ U weet helemaal niets van dit voorval, kom mee.” Ik liep achter hem aan naar de lift. Ik voelde me nog helemaal suf van de emoties en volgde hem automatisch. We gingen met de lift naar de parkeergarage, stapten in de BMW van Pufman en reden weg, de Eisenhowerlaan op en twee keer linksaf de Scheveningseweg op. Tot mijn verrassing draaide hij de parkeergarage van het huis van de Van Bessens in. We gingen met de lift naar boven en het appartement van Rie en Paul van Bessen binnen. “ Ga zitten, ik schenk een borrel in.” De Melle schonk in de keuken twee borrels in en kwam de kamer in of hij er al jaren woonde. “ We hebben even geruild. Rie en Paul van Bessen in het huis op Sint Maarten en ik even hier op Scheveningen.” Ik sloeg de borrel in één keer achterover terwijl De Melle in het Engels een kort telefoongesprek hield. “ Hoe wist u dat ik daar was? Ik begrijp het allemaal niet.” Ik was nog bezig met het verwerken van mijn onderbroken levenseinde. “ Ik ben hier rond het middaguur aangekomen en heb uw informatie gekregen over onze grote vriend Diederik Pufman. Het is een uiterst gevaarlijke man. Ik heb hem vandaag gevolgd en heb u ook nog in het Kurhaus gezien toen u met die politieagent sprak. Pufman is flink in beweging geweest en heeft een tijdje in de buurt van uw huis gewacht. Hij zag dat u met Jules Nervé naar het Kurhaus liep. Hij kent Nervé en wist niet dat hij hier was. Ik had het vermoeden dat hij gekke dingen zou gaan doen en ben u gevolgd. Ik had al iemand in een kamer in het
Bel Air Hotel zitten om het huis van Pufman in de gaten te houden. Ik was er net op tijd en heb hem vanuit de hotelkamer uitgeschakeld toen ik zag dat hij u wilde vermoorden. Het appartement wordt nu door de Amerikanen schoongemaakt en staat over een maand te koop.” “ Dus u weet ook van mijn actie van gisteren?” Ik bedacht me dat als het huis in de gaten werd gehouden ze gisteren mij ook moeten hebben gezien. “ Ja, dat wisten we. Uw actie bracht gegevens waar wij nog niet bij waren gekomen. Uitstekend werk. Mijn complimenten nogmaals. U moest eens weten hoe belangrijk uw inbreng is geweest. Ik stel voor dat u op het gemak naar huis wandelt en gaat slapen. We houden contact.” Hij bracht me tot aan de voordeur, gaf me een hand en wenste me een goedenavond. Met mijn handen in de zakken liep ik naar huis. Ik had het gevoel dat ik vrij was, helemaal vrij. Ik had op het randje van de dood gestaan en leefde nog gewoon; het leven is een voorrecht. Misschien kreeg ik morgen de terugslag wel, maar nu voelde ik me ineens kiplekker. Het zal de adrenaline wel zijn, of de borrel.
29 De wekker ging af met een pijnlijk geluid; het was zaterdag, ik voelde me geradbraakt. De vermoeidheid drukte me met al zijn kracht op mijn bed: het was gisteren waarschijnlijk net iets teveel voor me geweest. Er moest vandaag nog veel gedaan worden; ik dwong mezelf uit bed te gaan. Douchen, ontbijten, koffie, het nieuws op televisie; heel langzaam begon ik op gang te komen. In flitsen zag ik het lijk van Diederik voor me. Ik schudde vergeefs met mijn hoofd om het beeld weg te krijgen; ik moest eruit, deed mijn wandelschoenen aan en ging naar buiten, het strand op. Lopend langs de vloedlijn met het geluid van de branding en de wind door mijn haren, kon ik alle gebeurtenissen van gisterenavond weer oproepen en op een rijtje zetten. Het was best een traumatische ervaring voor iemand die nog nooit een moord heeft meegemaakt. Door het een plaats te geven, probeerde ik de gebeurtenis geestelijk te accepteren. Ik dacht meteen aan Paul die uitleg gaf over zelfcompassie. Het was niet mijn ding maar misschien hielp het wel. Met de gedachten van Paul bedacht ik me dat ik mezelf niet kwalijk moest nemen dat ik in die situatie terecht was gekomen. Ik werd door Diederik meegenomen en hij wilde me vermoorden. Ik deed mijn uiterste best om mijn eigen fouten te accepteren. Ik zei herhaaldelijk tegen mezelf dat ik best wel een aardige vent was en dat ik geen kwaad in de zin had. Het was niet mijn schuld dat Diederik dood was. Al wandelend werd ik zowaar wat rustiger en verdwenen de angsten. Kwam het door de wandeling of de afleiding? Ik wist het niet precies, maar ik voelde me weer meer mens worden. Ik moest er maar eens een boekje over kopen, dacht ik bij mezelf en keerde om naar huis. Jules kwam opgewekt binnen.
“ Wat een geweldig hotel is dat en wat een ontbijt”, zei hij enthousiast. Hij was helemaal onder de indruk en zag mijn ernstige houding niet. “ Jules,” zei ik, “ Pufman is dood.” Hij keek me verbluft aan. “ Dood? Hoe kan dat nou?” Ik vertelde hem wat ik gisterenavond had meegemaakt. Jules luisterde vol aandacht. “ Weet de politie dat?”, vroeg hij nieuwsgierig. “ Nee, die weten dat niet en ik denk dat ze het voorlopig ook niet te weten komen. We hebben in ieder geval geen last meer van Diederik.” Ik vond van mezelf dat de woorden er hard en ongenuanceerd uitkwamen, maar het was wel zo. “ Ik ga vandaag die agent eens aanpakken. Als jij verder gaat zoeken in de documenten, dan ga ik aan de slag om corruptie aan te pakken, een nobel streven, vind je niet?” Ik voelde me een ridder te paard; een stumper op een snorfiets, dacht ik er gelijk glimlachend achteraan. Ik verzamelde de bewijzen tegen Van Gelder, maakte een verslag van de bevindingen met de man en zette ze op een geheugenstick. Toen ik alles had gecontroleerd zocht ik in de telefoongids en belde naar het KLPD. Na een serie doorverbindingen kreeg ik eindelijk een man aan de telefoon die iets voor me moest betekenen. “ Met Vergouwen”, zei een uiterst ongeïnteresseerde stem door de telefoon. “ Goedemorgen, met Han Vlaar uit Scheveningen. Ik ben met een onderzoek bezig geweest en wil aangifte doen van corruptie bij de politie alhier.” Ik betrapte mezelf erop dat ik als een agent klonk. “ Wel wel,” zei hij, niet bepaald onder de indruk, “ kunt u wat meer
vertellen?” “ Ik wil eerst weten of ik met de juiste persoon ben doorverbonden. Kunt u mij eerst vertellen wat u precies gaat doen met mijn informatie?” Opeens vertrouwde ik de man niet meer. Ik dacht dat Van Gelder ook te vertrouwen was, maar dat bleek juist niet het geval. “ Ik begrijp uw wantrouwen. Ik ben van de Nationale Recherche en ben belast met de afhandeling van zaken betreffende corruptie. U kunt me vertrouwen. Zullen we anders ergens afspreken. U woont in Scheveningen hoor ik. Zullen we ergens aan de haven afspreken? Ik kom daar wel eens.” “ Prima, zullen we elkaar treffen bij het Brouwcafé om half elf?”, stelde ik voor. “ Uitstekend, dat ken ik. U kunt mij herkennen aan een blauwe pet.” Het viel me mee dat hij niet zei dat hij te herkennen was aan een donkerblauw uniform. Jules was alweer druk aan het werk. Hij was helemaal in zijn element. Opeens schoot me Anna in gedachten, ik was haar bijna vergeten. Ik greep de telefoon. “ Hoi Anna, weer een beetje gewend?” “ Hoi Han. Nee, nog helemaal niet. Zullen we vandaag nog wat gaan doen? Het is geen strandweer.” “ Nou, ik ben nogal hard aan het werk, maar je kunt wel iets voor me doen. Ik heb zo een afspraak aan de haven met een rechercheur van het KLPD en wil je vragen of je erbij wilt komen zitten. Als een soort getuige van het gesprek zal ik maar zeggen. Alleen maar luisteren dus.” “ Oké, wat spannend, waar gaat het gesprek over, als ik vragen mag?”
“ Hij heet Vergouwen en ik ga die agent Van Gelder aangeven in verband met corruptie.” “ Corruptie?” “ Ja, sorry, maar dat is een lang verhaal en dat zal ik je nog wel eens vertellen. Bij het gesprek zul je alles wel horen.” Ik wilde haar niet meteen opzadelen met het verhaal over de mislukte moord op mijn persoon. Ik dacht dat ze dan meteen op de stoep zou staan. “ Ik kom je zo wel ophalen. Ik ben om vijf voor half elf bij je.” “ Oké, ik zie je zo.” Toen ik de telefoon neerlegde realiseerde ik me ineens dat ik vergeten was te vertellen dat Jules bij mij in huis was. Jules voelde zich al helemaal thuis in mijn huisje en kon zich wel redden zonder mijn aanwezigheid. Hij wenste me geluk en ik vertrok naar Anna. Ze keek me bezorgd aan toen ze me zag. Met de snorfiets aan de hand liepen we de hoek om naar het Brouwcafé. We gingen in het café aan een tafel bij het raam zitten en bestelden koffie. Even later kwam een man met een blauwe pet binnen. Ik stak mijn hand op als teken van herkenning. “ Han Vlaar”, stelde ik mezelf voor, “ en dit is mijn partner, Anna Chrispijn.” “ Vergouwen, aangenaam”, zei hij zakelijk, ging tegenover ons zitten en bestelde ook koffie. “ Meneer Vlaar, vertelt u eens, wat heeft u te melden?” Ik zat nog met dat gevoel van onzekerheid in me. Het was toch een link onderwerp dus ik vroeg: “ Meneer Vergouwen, wilt u zich eerst legitimeren?” “ Prima,” zei hij, “ als u dat ook doet.” Hij liet me zijn legitimatiebewijs zien en ik mijn rijbewijs. Op de legitimatie stond duidelijk 'rechercheur'. Ik was overtuigd. Anna keek
aandachtig toe en lette op het gezicht van de rechercheur. “ Ik zal mijn verhaal doen”, zei ik, “ Ik ben vorige week maandag in dienst genomen door barones Van Bessen vanwege de vermissing van haar man, baron Van Bessen. De barones heeft aangifte van vermissing gedaan bij agent Hans van Gelder van bureau Nieuwe Parklaan. Ik heb de man gebeld en naar de status gevraagd. Er was geen verandering, hij wachtte op bericht uit Zwitserland. Ik ben op onderzoek uit geweest en constateerde in Genève dat de baron ontvoerd was en overgebracht werd naar Sint Maarten. Ik heb daarvan de volgende morgen aangifte gedaan bij agent Van Gelder. De dagen erna zijn wij”, ik wees naar Anna en mij, “ naar Sint Maarten gegaan en hebben de baron gevonden. Ik heb de volgende avond in Philipsburg een aanslag op de baron kunnen verijdelen.” De rechercheur onderbrak me: “ Ik heb gehoord van dat incident, maar ik kan me helemaal niet voorstellen wat dat met agent Van Gelder te maken kan hebben.” “ Ik ben ook nog niet klaar. Toen ik eergisteren weer thuis was kwam ik achter de activiteiten van een zekere Diederik Pufman, medewerker van CERN die hier in Den Haag woont. Ik bracht een kennis van mij naar het Kurhaus waar hij logeert en ving in de Kurzaal een gesprek op tussen Van Gelder en Diederik Pufman. Van Gelder gaf informatie over de verblijfplaats van de baron en de barones en ook over mijn thuiskomst. Hij wist zelfs nog een paar details te vertellen die ik niet wist. Ik heb de beschikking gekregen over documenten en mailtjes van Pufman waaruit blijkt dat Van Gelder twee maal een bedrag heeft gekregen voor de informatie. Een bedrag van 1200 Euro en een bedrag van 1500 Euro. De informatie van Van Gelder aan Pufman is voor mij een bedreiging en een inbreuk op mijn privacy. Ik heb een verslag, de mailwisseling en de lijst met data en bedragen voor u op
een geheugenstick gezet. Kunt u wat met de informatie doen?” De rechercheur luisterde aandachtig. Ik zag Anna af en toe verbaasd naar me kijken. “ Meneer Vlaar, dit is een ernstige kwestie. Politie moet te allen tijde integer zijn en het is een misdrijf om geld voor informatie te vragen. Maar uit uw verhaal blijkt niet dat Van Gelder om de bedragen heeft gevraagd. Dat kan de man ook zo aanvechten. Als iemand zomaar geld op mijn bankrekening stort hoef ik er niet om te hebben gevraagd.” Ik begreep ineens zijn argument. Ik had onvoldoende bewijs. “ Wat wel ernstig is, is het verstrekken van vertrouwelijke informatie en daar kan hij een flinke berisping of schorsing voor krijgen.” Ik was verontwaardigd. “ Meneer Vergouwen, als met die informatie op mij een moordaanslag wordt gepleegd ben ik dood en de agent krijgt daarvoor alleen een berisping?” “ Ho ho, meneer Vlaar, nou ben ik nog niet klaar. Laat me mijn verhaal afmaken alstublieft. Ik wil een voorstel doen om te laten blijken dat de agent werkelijk corrupt is, dus geld aanneemt voor diensten uit hoofde van zijn functie. Wilt u daaraan meewerken?” Ik knikte bevestigend. “ Mooi, dan gaan we het volgende doen: u nodigt de agent uit voor een borrel. Dit lijkt me een prima plek. Wij zorgen voor een microfoon en een verborgen camera en u lokt de man uit de tent door een voorstel te doen geen informatie meer over u vrij te geven. We kijken dan wat hij gaat doen. Als hij hapt, hangt hem een aardige straf boven het hoofd. Wat vindt u ervan?” “ Ik vind het een prima idee. Kunnen we dat zo snel mogelijk doen? Ik denk dat de tijd dringt.”
Ik besefte dat Pufman geen rol meer kon spelen en als Van Gelder geen contact meer kreeg voelde hij misschien nattigheid. “ Uitstekend. Er komen een paar mannetjes van ons bij u langs om de spullen op uw lijf te installeren zodra de afspraak is gemaakt. Maakt u de afspraak en houd direct contact met me. Hier is mijn kaartje. Ik ga direct aan de slag.” Rechercheur Vergouwen gaf me zijn kaartje in ruil voor de geheugenstick, zei ons vluchtig gedag, deed zijn blauwe pet op en beende het café uit. “ Anna, bedankt voor je aanwezigheid, we moeten weer aan de slag.” “ Wees wel voorzichtig met die griezel, ik vind het maar niks.” Ze klonk bezorgd, maar begreep dat het moest gebeuren. Ik sprak met haar af dat ik direct verslag zou doen van mijn ontmoeting met agent Van Gelder. Ze kuste me en we vertrokken beide weer huiswaarts. T huis was Jules nog druk bezig. Ik pakte meteen de telefoon en belde agent Van Gelder op zijn directe nummer. “ Goedemorgen, met Hans van Gelder”, zei hij met zijn vertrouwde stem. “ Ah, agent Van Gelder, goed dat ik u tref, met Han Vlaar uit de Zeilstraat. Ik wil u graag zo snel mogelijk spreken over een nijpende kwestie. Het is erg belangrijk en ik wil u vragen of we elkaar om twee uur in het Brouwcafé aan de haven kunnen treffen. Ik neem altijd een tafeltje bij het raam. Ik wil heel graag dat u komt.” Het was even stil. Het leek of hij in zijn agenda moest kijken. “ Prima, ik zal er zijn. Kunt u aangeven waar het precies over gaat?” “ Nee, dat kan ik zo niet zeggen. Uitstekend, tot twee uur in het Brouwcafé dan. Goedemiddag!”
Ik begon de stijl van De Melle al een beetje over te nemen, die werkte geweldig, nu de rechercheur even bellen en het feest kon beginnen. Het was vreemd, maar ik had er zin in.
30 Rechercheur Vergouwen had er geen gras over laten groeien. Een kwartier nadat ik het telefoongesprek had gevoerd stonden er drie techneuten van de Nationale Recherche voor de deur. Ze deden zwijgend en geroutineerd hun werk. Er werden dingen op me geplakt waarvan ik niet kon opmaken wat het was, maar toen ik me had aangekleed en in de spiegel keek was er niets te zien. De spullen werden uitvoerig getest en in orde bevonden. Eén van de mannen zei dat ik gewoon mijn gang moest gaan en me niets moest aantrekken van alle spullen op mijn lijf. De apparatuur had een aardig bereik en ze waren in de buurt. Meer konden ze blijkbaar niet zeggen. Ze verdwenen na een korte groet. Om tien voor twee reed ik naar de haven en nam in het Brouwcafé plaats bij het raam met uitzicht op de deur, op dezelfde plek als waar ik vanmorgen zat. Ik bestelde een tonic. Het terras was druk, de zon scheen uitbundig. Ik vond het ongelofelijk dat ik helemaal niets van de recherche kon ontdekken. Ik had zelfs het idee dat ze er helemaal niet waren. Op de televisie zag je series waarin de betrokkenen een oortje in hadden waardoor aanwijzingen werden gegeven, maar dat had ik niet. Ik nam me voor dat ik gewoon deed of ik de agent wilde omkopen en had daarvoor al een aardig verhaal bedacht. Het was net twee uur geweest toen agent Van Gelder binnenkwam. Hij herkende me, gaf me een hand en ging tegenover me zitten. Hij was gewoon in burger, zoals dat heet, trendy gekleed in merkkleding, een klein beetje opzichtig, maar netjes. “ Ook iets te drinken?”, vroeg ik vriendelijk. “ Een cappuccino graag”, zei hij. Ik wenkte naar de serveerster en bestelde een cappuccino voor de agent. “ En vertelt u eens, meneer Vlaar, waarvoor hebt u me laten
komen?” Hij glimlachte of hij al wist waar het over zou gaan. “ Nou, het gaat om het volgende. Ik ben erachter gekomen dat u informatie over mijn persoon heeft doorgespeeld aan een zekere Diederik Pufman.” Ik keek hem aan en zag dat hij een schrikreactie onderdrukte. “ Hoe komt u daarbij? Waarom denkt u dat? Ik zou dat nooit doen.” “ Meneer Van Gelder,” ging ik verder, “ ik heb het u gisteren toevallig aan meneer Pufman horen vertellen. Laten we even geen toneel spelen, want we weten allebei dat het zo is. Maar ik maak er geen punt van, anders had ik wel andere maatregelen genomen. U weet dat ik door particulieren word ingehuurd en daarbij is voor mij informatie van uw kant erg welkom. U heeft vorige week tegen mij gezegd dat u niet alles kunt zeggen, maar nu ik weet dat u aan meneer Pufman diensten verleent, had ik gedacht dat u misschien ook diensten aan mij kunt verlenen.” “ Meneer Vlaar, u denk toch niet dat ik dat zomaar zal doen?” “ Nee, natuurlijk niet. U zult voor de diensten aan Pufman natuurlijk een beloning krijgen. In onze kringen is een beloning vanzelfsprekend. Ik stel me voor dat ik na een waardevolle tip een bepaald bedrag overmaak op een bepaalde rekening. U stelt geen vragen en dat doe ik ook niet. Geen haan die ernaar kraait. Allereerst wil ik dat u verder geen informatie meer verstrekt over mijn persoon aan Pufman. Daarvoor krijgt u van mij aanstaande maandag drieduizend Euro op een rekening gestort. U hoeft niet te bevestigen, maar schrijft u wel even hier uw bankrekening op. We hebben dan meteen een overeenkomst.” Ik schoof hem een bierviltje toe en gaf hem mijn pen. Zonder blikken of blozen schreef hij een rekeningnummer en een naam op het viltje.
“ Mooi,” zei ik zelfverzekerd, “ we hebben een akkoord; fijn dat u wilt meewerken. Op onze samenwerking!” Ik hief mijn glas tonic op, Van Gelder hief zijn koffiekopje en klinkte tegen mijn glas. “ Op onze langdurige samenwerking”, zei hij glimlachend. Hij zat zich al helemaal rijk te rekenen. Er kwam een man met een blauwe pet binnen en liep naar onze tafel. Hij pakte zonder iets te zeggen het bierviltje en stak het in zijn binnenzak. Hij wendde zich tot agent van Gelder en zei: “ Meneer Van Gelder, u bent aangehouden, wilt u mij maar volgen?” Rechercheur Vergouwen knikte beleefd naar mij. Agent van Gelder verbleekte, zijn wereld en verwachtingen stortten in elkaar. De rechercheur hield hem aan zijn jasje vast toen ze naar buiten liepen. Er stond een busje te wachten, de twee mannen stapten erin. De man die de draadjes op me had geplakt kwam binnen en zei me dat ik gewoon naar huis moest rijden, dan werden de spullen weer van mijn lijf gehaald. Hij liep naar de bar en betaalde mijn rekening. Ik had binnen niets meer te zoeken en liep naar buiten. Ik had een gevoel van 'ik stond erbij en ik keek ernaar', stond even een beetje beduusd om me heen te kijken, liep de dijk op en reed op mijn trouwe snorfietsje geruisloos naar huis. Ik had Jules net een kort verslag uitgebracht van de geslaagde actie toen de mannen van de recherche de afluisterspullen van mijn lijf kwamen halen. “ Zat er nou ook een camera bij?”, vroeg ik. “ Jazeker”, zei een van de mannen en wees naar een draad met een knopje aan het eind. Het is dat hij het zei. “ Het was trouwens een knap staaltje werk van u”, zei hij. Ik merkte dat hij het meende. Ze borgen de spullen netjes in een koffer op en vertrokken. Ik keek naar de klok en zag dat het drie uur was. Het was allemaal wel erg
snel gebeurd. Ik had niet verwacht dat het zo zou lopen, zo snel, logisch en zuiver. Ik belde Anna en vertelde van de gebeurtenis. Haar eerste reactie was: “ Dat heb je snel gedaan!” “ Oh ja, Anna, ik moet je nog vertellen dat ik hulp heb gekregen van een zekere Jules Nervé uit Genève. Hij zit nu hier te werken aan het onderzoek naar de praktijken van Pufman.” “ Jules Nervé, dat is toch een naam uit die dodenlijst van de Heisenberg-groep?” “ Ja, dat klopt, maar er is nog meer gebeurd. Zullen we vanavond even bij Ron langsgaan, dan zal ik alles vertellen.” “ Goh, dat moet dan wel heel bijzonder zijn. Komt die Jules dan ook mee?” “ Ja, lijkt me een goed idee.” “ Oké, ik zal Ron bellen, vindt hij vast heel spannend.” “ Denk ik ook. Zullen we om acht uur afspreken, dan zien we elkaar bij Ron.” “ Prima, tot dan, kusje!” Jules onderbrak mijn gepeins: “ Han, ik heb de meeste documenten nu doorgespit en heb toch nog iets ontdekt. Denk je dat de dood van Diederik Pufman lang stil gehouden kan worden?” “ Ik denk dat het nog wel een paar dagen niet op zal vallen, hoezo?” “ Nou, je vertelde van het genootschap waar hij het tegen agent Van Gelder over had. Ik denk dat ik weet wie de leden van het genootschap zijn.” “ Oké, maar wat is het genootschap precies? Heeft het iets met Werner Heisenberg te maken?” “ Nee, het heet gewoon 'het genootschap' en bestaat uit een stel soortgenoten van Pufman. Met soortgenoten bedoel ik: met dezelfde
wetenschappelijk achtergrond en belangen. Ik ben zo vrij geweest ook het mailverkeer door te nemen en daarmee heb ik alle leden van het genootschap kunnen identificeren. Het zijn er buiten Pufman drie, een Fransman, een Belg en een Zwitser. Aan sommige lijstjes te zien deelden ze in de opbrengsten van de frauduleuze praktijken. Aan de mailwisseling te zien waren ze ook actief in die wereld van de subsidieen sponsoraanvragen. Verschillende documenten werden ook door die lui onderschreven en bevestigd. Door de samenwerking was de geloofwaardigheid van de aanvragen nog sterker. Als nu blijkt dat Pufman niet meer actief is ruiken ze misschien lont.” “ T jonge, goed werk Jules. Laten we er nog even verder in duiken en een degelijk verslag van de zaak maken. Kortom, laten we het onderzoek afronden met een objectief rapport en daarna kijken wat we er precies mee gaan doen.” “ Goed, helemaal mijn idee, ik ga meteen aan het werk.” Na een uur stelde ik een pauze voor: “ Kom Jules, we gaan even een strandwandeling maken.” Ik voelde dat mijn energie op begon te raken, ik kon me nog maar moeilijk concentreren. Voor een man uit Genève is de zee iets bijzonders. We liepen het strand op en hij keek zijn ogen uit. We liepen langs het water naar het noorden. Jules liep steeds met de terugtrekkende golven mee en rende vervolgens weer voor de golven uit die het strand op kwamen rollen. Hij werd steeds vrolijker en kon er geen genoeg van krijgen. Ter hoogte van het eind van de promenade stelde ik voor om het strand af te gaan en wat te gaan eten. “ Nou, als je het niet erg vindt ga ik naar het hotel om al het zand uit mijn schoenen te halen en droge sokken aan te doen. Je ziet me tegen acht uur weer, Goed?” “ Prima, ik zie je vanavond weer.”
We namen afscheid en ik wandelde naar huis. Ik was ineens heel erg moe.
31 Ik had voor de zekerheid mijn wekker op half acht gezet. Ik voelde me uitgeput en ben even gaan liggen. Toen de wekker ging, merkte ik dat ik had geslapen en voelde me een klein beetje opgeknapt, maar toen ik in de spiegel keek zag ik een oude vent met een verlopen gezicht. Dat zo'n stel gebeurtenissen zo'n invloed kon hebben. Misschien speelde die lichte hersenschudding ook nog een rol, de bult op mijn hoofd was wel geslonken maar gaf nog steeds blijk van zijn aanwezigheid. Ik stak mijn hoofd daarom onder de kraan van de wastafel en liet er een poos ijskoud water over stromen. Het hielp. Misschien een zonnesteek? Ik hield mezelf voor de gek. Jules belde aan toen ik net klaar was, hij zag er opgewekt uit. We liepen samen naar de Brugsestraat. Anna zat al aan de tafel en keek me onderzoekend aan. Jules was onder de indruk van het huis van Ron. Hij liep naar de vleugel en vroeg: “ Mag ik even?” “ Natuurlijk, ga je gang”, zei Ron. Jules nam plaats op de pianokruk, speelde een hartverscheurend mooie fuga van Bach en kwam weer zitten, het instrument prijzend, tot genoegen van Ron. “ Han,” zei Ron, toen we allemaal een espresso hadden gekregen, “ je ziet eruit of je net door een kudde buffels onder de voet bent gelopen. Wat is er met je gebeurd?” “ Nou,” ik slikte even. Het leek wel of ik een bekentenis moest afleggen, ik had moeite met het vinden van de juiste woorden, “ gisteren bracht ik Jules naar het Kurhaus Hotel. Op de terugweg kreeg ik van die Diederik Pufman een pistool tegen me aangedrukt, hij dwong me in zijn auto mee te gaan naar zijn appartement.” Ik moest even ademhalen; ik zag alles weer voor mijn ogen gebeuren en voelde de angst weer in me opkomen.
“ Op het moment dat hij me dreigde dood te schieten werd hij vanuit het Bel Air Hotel door een scherpschutter in het hoofd geschoten en viel voor mijn voeten dood neer. Ik dacht echt dat ik er was geweest.” “ Grote God, Han? Wat erg!” Anna keek me verbijsterd aan. “ Gelukkig leef je nog”, zei Ron voorzichtig. “ Weet je ook wie de scherpschutter was?” “ Ja, het was François de Melle. Hij heeft mijn leven gered. Hij heeft vanuit een kamer in het Bel Air Hotel het schot gelost omdat hij zag dat Diederik op het punt stond me te vermoorden.” “ Allemachtig, dat is nou het laatste dat ik had verwacht. Maar wat was de reden van de actie van die Pufman?” Door de aandacht van Ron kon ik de beelden verdringen en vond mezelf weer terug. “ Hij wilde met me afrekenen omdat hij informatie van agent Van Gelder had gekregen over mijn betrokkenheid bij de dood van Lisette. En hij zag me met Jules naar het Kurhaus lopen. Als hij had geweten wat ik allemaal van hem wist had hij me direct dood gemaakt.” Meer kreeg ik er niet uit. “ Agent Van Gelder? Die van bureau Nieuwe Parklaan?”, vroeg Ron verontwaardigd. “ Ja, die. Vanmiddag is hij ingerekend door de Nationale Recherche vanwege corruptie. Ik heb geholpen hem in de val te laten lopen.” “ Nou kan ik me voorstellen dat je er vermoeid uitziet”, zei Ron. “ Ik wil trouwens gelijk wat aan de orde stellen en dat is de veiligheidsstatus.” Ron had door dat ik niet helemaal in orde was en nam het initiatief. “ Han heeft het een en ander voor elkaar gekregen en er zijn wat
zaken opgelost. De dreiging van de Heisenberg-groep is, denk ik, niet meer aanwezig. Als ik het goed heb begrepen zijn Lisette en Diederik niet meer onder ons. Zij waren samen de Heisenberg-groep. Kan ik ervan uitgaan dat de Heisenberg-groep daarmee niet meer bestaat?” Ik kon bevestigend knikken: “ Uit wat ik heb ontdekt bestond de Heisenberg-groep uit Lisette Dupré en Diederik Pufman.” “ Goed,” ging Ron verder, “ wat speelt er nu nog meer waarvan we nog last kunnen krijgen? Je hebt gezien dat boeven het ook op de speurneuzen gemunt kunnen hebben.” “ Een prima gelegenheid om Jules het woord te geven, hij heeft het een en ander gevonden”, zei ik en keek Jules aan. Een beetje verlegen en met een bijzonder Nederlands, vermengd met Engelse termen, begon hij zijn verhaal. “ Ik heb de documenten van Pufman bestudeerd en kwam op het proces van de subsidie- en sponsoraanvragen. Het systeem van Pufman was zodanig opgezet dat er gelden konden worden achtergehouden. Hij heeft zitting in diverse adviesgroepen en is ook betrokken bij de aanvraagprocedures. Nou kan hij niet in een aanvraagrol zitten terwijl hij ook in een subsidieverlenende instantie zitting heeft, hij kan dus niet de aanvrager en de verstrekker zijn. Daarvoor heeft hij een stel mensen ingeschakeld die de rol van aanvrager op zich nemen. Zo kan Pufman in een subsidieverlenende instantie zitting hebben terwijl een handlanger de aanvraag doet. Zijn kennis van de materie, arrogante houding en vlotte babbel staan garant voor een succesvolle subsidieaanvraag. De groep mensen die het proces uitvoert noemt zichzelf 'het genootschap' en bestaat uit vier mensen: Diederik Pufman uit Nederland, Jacques Hercule uit Frankrijk, Arno Vandenboekelaar uit België en Rémond Wettach uit Zwitserland. Rémond Wettach is lid van een adviesraad van de SNF, de Swiss
National Science Foundation die ook wel FNS heet. Ik ken die organisatie goed, ik heb er vaak mee te maken gehad. In België is het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek Vlaanderen of FWO. Arno Vandenboekelaar heeft bij het FWO zitting in diverse adviesraden, waaronder die voor onderzoeksprojecten. Jacques Hercule heeft een soortgelijke functie bij het CNRS, of le Centre National de la Recherche Scientifique. Diederik Pufman heeft in Nederland zitting in een adviesraad van de NWO, de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek. De mannen van het genootschap zijn allemaal werkzaam bij CERN.” Ik ging verbaasd rechter zitten; dat wist ik niet. Ron was druk bezig met het noteren van gegevens en pakte zijn tablet-pc om wat op te zoeken. Ondertussen ging Jules verder: “ Ik ken ze zelfs. Het zijn allemaal invloedrijke personen die allemaal iets kunnen zeggen over experimenten. Buiten dat zijn ze zeer gerespecteerd, niet vanwege hun status, maar vanwege de succesvolle subsidie- en sponsoraanvragen. Als je geld weet binnen te brengen ben je al gauw een held bij CERN. Maar dat is nog niet alles.” Ron legde zijn potlood neer en keek geïnteresseerd op. “ Is er nog meer?” “ Ja, het genootschap zit niet alleen in adviesraden van de subsidieverlenende organisaties, maar ze hebben ook allemaal zitting in de afdelingen die buitenlandse contacten voor de organisaties onderhouden. Ik zag mailwisseling met bijna alle landen die op een of andere manier bij CERN zijn aangesloten. Het meeste ging over het aanprijzen van experimenten en de vraag om steun. Daarbij werden tijdelijke functies bij de experimenten van CERN in het vooruitzicht gesteld. In de aanprijzingen werd altijd gewezen naar de andere leden van het genootschap als referentie bij CERN. Het bureau van Diederik Pufman vormt de tussenpersoon voor de tijdelijke functies. Als een
land of universiteit bij een experiment genoemd wil worden is een geldelijke bijdrage vereist. Het bemiddelingsbureau van Diederik Pufman verzorgt de werving en plaatsing van de benodigde wetenschappers van het betreffende land of universtiteit. Meestal wordt een dergelijke wetenschapper door de betreffende overheid of universiteit betaald en werkt om niet bij het experiment bij CERN. Zijn of haar naam wordt dan in de rapportages genoemd en daardoor heeft de universiteit weer wat aan status gewonnen. Vooral de Amerikaanse universiteiten stoppen er, vanwege de statuswinst, veel geld in. Er komt veel geld via het genootschap binnen. Diederik Pufman was waarschijnlijk de sleutelfiguur in het genootschap, de bedenker van de constructie. Ik ben nog bezig met het uitzoeken van de afzonderlijke aanvragen, maar ik ben bijna klaar.” We waren even beduusd van de uitleg van Jules. We hadden bewijzen in handen van een grootschalige fraude met overheidssubsidies. Ron nam het woord: “ Een indrukwekkende uiteenzetting. Mijn complimenten. We weten dat Diederik Pufman niet meer leeft. Is het nu zo dat de mannen van het genootschap ineens zonder inkomsten komen te zitten?” Jules stak zijn vinger in de lucht: “ Nee, want de boekhouding wordt door het bureau van Diederik Pufman in Wenen gedaan. De gelden komen daar binnen op naam van een organisatie-onderdeel van CERN. Zij regelen ook de verdere betalingen.” “ Dus als ik het goed begrijp kan het genootschap nog even doorgaan?”, zei Ron. “ Ja, dat gaat door totdat ze Pufman nodig hebben als referentie, dan gaat het mis.”
Ron keek bedenkelijk. “ Als ik de situatie zo bekijk is er eigenlijk geen dreiging meer, of denk je dat die lui ook met pistolen gaan zwaaien als ze merken dat ze ontmaskerd gaan worden?” Jules dacht na en kon er geen antwoord op geven. “ Ik denk”, ging Ron verder, “ dat we eerst wat meer van die lui moeten weten om te kunnen inschatten of ze gevaarlijk zijn.” Er schoot me ineens iets te binnen: “ Ik weet iemand die er waarschijnlijk wat vanaf weet: François de Melle.” “ Lijkt me de aangewezen persoon”, zei Ron bevestigend. “ Ik zal hem direct bellen.” Ik pakte mijn telefoon en belde De Melle. Binnen een kwartier zat hij bij ons aan tafel. Anna keek hem wantrouwend aan, maar na een paar woorden van De Melle ontspande ze. Ook voor Ron was de verschijning van François de Melle bijzonder. Hij had een onderzoek naar de man gedaan in de veronderstelling dat het een boef was en nu zat hij bij hem aan tafel. Ik moest aan De Melle uitleggen wie Ron was en wat hij voor mij betekend had, hij was duidelijk onder de indruk. Als ik de groep zo om de tafel zag zitten voelde ik de gezamenlijke kracht. Ik vroeg aan Jules of hij een samenvatting wilde geven van wat hij ons net had meegedeeld. Hij vertelde het complete verhaal nog een keer zonder dat ik een verschil kon opmerken, een blijk van zijn hoge begaafdheid. Ik stelde de vraag aan De Melle die we eerder hadden gesteld: “ Zijn die lui gevaarlijk?” François de Melle proefde van zijn koffie, trok een wenkbrauw op, keek in het kopje en nam nog een slokje. “ Dame en heren, als ik de zaak zo bekijk lijkt het mij dat de drie mannen niet gevaarlijk zijn. Ze
hebben het veel te druk met hun werk bij CERN en in de diverse adviesraden om zich nog eens met actieve misdaad bezig te houden. Een punt van aandacht is echter wel het kantoor in Wenen dat blijkbaar een centrale rol speelt in de organisatie van het genootschap. Het zou makkelijk kunnen dat de mensen daar ter plaatse te goeder trouw hun werk doen, maar we weten dat niet zeker. We moeten weten wie daar werken voordat ze lucht van onze activiteiten krijgen. We moeten ons daarom richten op dat kantoor in Wenen, een aardige klus voor mevrouw Chrispijn en meneer Vlaar lijkt me.” Ik zag Anna verbaasd kijken. “ Mijn verlof zit er maandag op, maar ik kan er nog wel een paar dagen aan vastplakken, ik heb dagen zat en Wenen lijkt me geweldig.” “ Mooi,” zei ik, “ dan gaan we morgen naar Wenen. Ik zal kijken of er een lijnvlucht gaat.” “ Meneer Vlaar, u kunt gebruik maken van de Gulfstream, want ik ga ook naar Wenen en regel een hotel voor u. Ik kom u beiden morgenochtend om negen uur ophalen. Zorg dat u genoeg informatie hebt en een plan van aanpak; ik moet er nu weer vandoor. Meneer De Koning, dank voor de gastvrijheid en speciaal voor de koffie, mijn complimenten. Dame en heren, goedenavond.” François de Melle stond op, boog beleefd naar mevrouw De Koning en verdween. Ik zag Anna grote ogen opzetten. Ze zag zichzelf al in de Gulfstream zitten. “ Een daadkrachtige man die weet wat er gedaan moet worden”, was de korte analyse van Ron. We gingen meteen aan het werk om de gegevens die Ron al had verzameld nog eens door te nemen. Ron las voor van zijn bloknootje. “ Het bedrijf van Pufman in Wenen heeft een Engelse naam: International Scientific Consultancy en is gevestigd aan de
Rosensteingasse nummer 7 op de hoek van de Mayssengasse. Het is een modern kantoorpand en ik denk dat er nog meer bedrijven in het pand zitten, je moet maar even kijken waar ze exact zitten.” “ Morgen is het zondag. Ik vraag me af of er iemand aanwezig is in het kantoor”, dacht ik hardop. “ Ron, stuur jij me alle informatie, dan ga ik het thuis nog even doornemen.” We namen afscheid, Anna stapte op de fiets, ik liep met Jules mee om hem bij het Kurhaus af te leveren. Hij zou geheid verdwalen in deze buurt met alleen kromme straten. Ik sprak onderweg met hem af dat hij morgenochtend vroeg bij mij langs zou komen. Hij kon mijn huis wel even als werkplek gebruiken voor het voltooien van zijn onderzoek.
32 Ik ben vandaag maar naar kantoor gaan wandelen. Het is ongeveer een half uur lopen vanaf mijn huis aan de Hütteldorfer Strasse. Een vrouw van 38 moet hard werken om ervoor te zorgen dat de zwaartekracht het niet van haar lichaam wint, ik doe het dus hoofdzakelijk voor mijn figuur. Het is een goedbetaald baantje daar aan de Rosensteingasse, maar de laatste tijd is de aardigheid er een beetje vanaf. Vorig jaar september reageerde ik op een advertentie van International Scientific Consultancy. Ik dacht dat het een groot bedrijf zou zijn, maar het was een bedrijf van Heinrich Brädler. Hij had een soort headhuntersbedrijf opgericht voor wetenschappers die bij CERN in Genève wilden werken. De kandidaten komen vanuit de hele wereld maar de meesten zie ik niet eens. Alle correspondentie gaat via telefoon en Internet. Ik ben twaalf jaren lerares Engels en Frans op een middelbare school geweest. Ik was het helemaal zat om elke dag door pubers aangestaard te worden en gore opmerkingen te moeten slikken. Aan het eind van het leerjaar nam ik ontslag en heb de hele zomervakantie gewoon thuis genoten van mijn vrijheid. Mijn broers vinden me saai omdat ik nooit eens iets bijzonders doe, niet met mannen uitga of verhoudingen heb. Ik heb ze duidelijk gemaakt dat ik het liefst op mezelf ben en boeken lees. Als ik mezelf beoordeel ten opzichte van mijn medemens, dan moet ik constateren dat ik eerder op vrouwen val dan op mannen; maar verliefd ben ik nooit geweest. Ik heb natuurlijk eens een relatie met een man gehad, maar ik heb me daarin alleen ongelukkig gevoeld. Als ik het had uitgemaakt voelde ik me weer vrij, net zo vrij als ik me de afgelopen zomer heb gevoeld. Ik voel me redelijk gelukkig; een eenvoudig leven ligt mij wel. Misschien blijf ik mijn hele leven wel alleen. Ik houd mijn lichaam in goede
conditie; als ik in de spiegel kijk ben ik niet ontevreden met mezelf. Als je er goed uitziet, word je ook beter behandeld; het werkt naar twee kanten. Ik kwam vorig jaar na mijn vrije zomervakantie op sollicitatiegesprek bij meneer Brädler en werd direct aangenomen vanwege mijn schriftelijke en mondelinge taalvaardigheid, ik weet zeker dat mijn uiterlijk de doorslag gaf. Dezelfde dag werd nog iemand aangenomen, een meisje van net in de twintig, Sofie, die het tot twee weken geleden heeft uitgehouden. Ze is toen op staande voet ontslagen omdat ze via de telefoon een vriendin over een vergadering zat te vertellen die ze net had bijgewoond. Meneer Brädler staat op absolute geheimhouding en ik houd me daar netjes aan. Vanwege het vertrek van Sofie heb ik gisteren, nog wel op zondag, moeten overwerken om de stukken die zij eigenlijk had moeten verzorgen, voor vandaag af te krijgen. Normaal ga ik op zondag bij mijn ouders langs, maar dat is erbij ingeschoten. Ik moet voor de inhoud en volledigheid van de stukken zorgen en meneer Brädler zorgt zelf voor de adresseringen en versturing. Het zijn allemaal subsidie- en sponsoraanvragen bij diverse instanties, samen met rapporten van CERN waarvan ik niets begrijp. De Franse en Engelse teksten moeten perfect zijn en daar zorg ik voor. Soms moet er een speciaal verhaal bij dat door compagnons van meneer Brädler wordt aangeleverd. De compagnons mogen nooit met elkaar in verband worden gebracht of samen worden genoemd vanwege de veiligheid en geheimhouding; meneer Brädler is er uiterst strikt in. Iemand uit Nederland vroeg laatst naar Diederik Pufman. Ik moet dan zeggen dat hij er niet is, maar mag nooit de andere namen noemen. Ik doe dan net alsof hij de enige eigenaar van het bedrijf is. Meestal heb je daarna geen last meer. Zo ben je toch de hele dag druk in de weer. Enerzijds heb ik het werk van het headhuntersbedrijf en anderzijds heb ik het werk van Sofie
met de aanvragen. Ik zit na het vertrek van Sofie meestal de hele dag alleen, met de radio aan. Soms is het een beetje saai, maar ik ben verder eigen baas. Meneer Brädler is er de laatste tijd niet elke dag meer, hij heeft het thuis erg druk, zegt hij. Een paar weken geleden was meneer Pufman uit Nederland hier. Ze hebben woorden met elkaar gehad. Waar het over ging weet ik niet, maar ik merkte dat de verhoudingen niet meer al te goed waren. Gisteren zijn er Nederlandse mensen van een Amerikaans bedrijf in het kantoor boven ons gekomen. Ze kwamen meteen bij me buurten en hebben zich voorgesteld. De secretaresse is heel aardig en stelde voor vandaag te gaan lunchen. Ik verheug me er al op.
33 De Gulfstream landde om kwart over tien op de luchthaven van Wenen. Ik zat de hele reis met een glimlach op mijn gezicht op Anna te letten. Ze kreeg al helemaal de houding van een prinses. De ruime stoelen en een vliegtuig exclusief voor ons was een luxe die we nooit hadden meegemaakt, net als de vipbehandeling bij aankomst. Een eenvoudige controle bij de speciale ontvangstruimte kostte een minimum aan tijd. De koffers werden voor ons achterin een taxi geladen. We reden naar Hotel Sacher aan de Philharmonikerstrasse, recht tegenover de Wiener Staatsoper in het hartje van het oude Wenen. De Melle nam een andere taxi. Hij logeerde in hetzelfde Hotel. Ik kon me voorstellen dat hij niet tussen ons in wilde zitten. De behandeling in het hotel deed vermoeden dat Anna werkelijk een prinses was. De bediende ging ons voor naar onze kamer. Toen we de kamer binnengingen kon ik mijn ogen bijna niet geloven. We hadden een zitkamer en daarnaast een slaapkamer die er uitzag of we in een museum op bezoek waren. Anna keek haar ogen uit. We stonden even helemaal beduusd om ons heen te kijken en durfden eerst niets aan te raken. Toch was het maar gewoon een hotel waarin je mocht slapen. We keken elkaar aan en begonnen tegelijk hard te lachen. Ik nam een aanloopje en dook op het bed en rolde net op tijd opzij om Anna te laten landen. Volgens mij was het bed goedgekeurd, maar het was nog te vroeg op de dag en we moesten nog het kantoor van Pufman gaan onderzoeken aan de Rosensteingasse nummer 7. Ik had geen plan van aanpak gemaakt zoals De Melle dat had voorgesteld. Ik moest eerst de situatie ter plaatse goed helder hebben, dat was eigenlijk ook een plan van aanpak. Ik bestelde een taxi om ons naar de Rosensteingasse te brengen. Even later reden we door het rustige Wenen.
Er heerste een zondagsrust over de omgeving van het kantoor van Pufman aan de Rosensteingasse. International Scientific Consultancy bevond zich in een netjes onderhouden pand van vijf bouwlagen uit de jaren tachtig met veel glas en een overduidelijk gemis aan architectuur. Het gebouw had een L-vorm met een vleugel aan de Rosensteingasse en een vleugel aan de Mayssengasse. Op de begane grond bevond zich een uitgebreide, ogenschijnlijk gezellige lunchroom, maar die was op zondag gesloten. Huisnummer 7 was een portaal met een glazen deur die toegang gaf tot een krappe hal met een lift en trappenhuis. Er was een groot paneel waarop de verschillende bedrijven met hun logo en naam stonden vermeld. Zo te zien bevond International Scientific Consultancy, dat werd afgekort als ISC, zich op de eerste etage boven de lunchroom. Op het paneel ontbraken een paar naamplaten. Een rij bellen met kleine naamplaatjes en een speaker was voor een bezoeker de enige gelegenheid om binnen te komen. We konden buiten zien dat er een paar kantoren te huur stonden, waaronder het kantoor boven ISC. Het is ook niet het meest representatieve kantoorgebouw, maar voor beginnende ondernemers is het prima. Het was net één uur geweest. We stonden aan de overkant te bedenken wat we zouden moeten doen toen een keurig geklede dame aan kwam wandelen en het kantoor binnenging. Even later zag ik bij ISC de tl-lichten aangaan. Anna merkte op dat het jammer was dat de lunchroom niet op zondag open was. Ik keek nog eens naar boven en kreeg een idee. “ Anna, we gaan een kantoor openen, daar op de tweede etage.” Ze keek me vragend aan, maar begreep dat het een mededeling was. Ik pakte mijn telefoon en belde het nummer dat op het aanplakbiljet stond. Ik hoorde dat ik een keer werd doorverbonden en kreeg een
man aan de telefoon die duidelijk weinig zin had om iemand te woord te staan. Ik begon maar gewoon in het Engels: “ Hallo, u spreekt met Han Vlaar. Ik vertegenwoordig het bedrijf New Science Development and Physics uit de Verenigde Staten en heb eigenlijk per direct bedrijfsruimte nodig. Ik sta hier bij Rosensteingasse 7 en zie dat er op de tweede etage een kantoor te huur is, kan ik dat per direct betrekken?” Ik hoorde de man opveren; ik was tenslotte een klant, geen zeurpiet. “ Maar natuurlijk! Wanneer had u gedacht erin te willen?” “ Is het gemeubileerd?”, vroeg ik eerst. “ Jazeker, er staan bureaus met kasten en er is een Internetverbinding aanwezig. U kunt er zo in.” “ Prima, kunt u direct komen? Dan kunnen we het meteen even van binnen bekijken.” “ Uitstekend,” zei de man, “ ik ben over tien minuten bij u.” De arme man zat duidelijk om huurders verlegen. T ien minuten kunnen lang duren als er helemaal niets gebeurt. Er kwam geen verkeer door de straat en dat bleef zo totdat de huisbaas aan kwam rijden. We waren de enige in de omgeving, dus hij stelde zich zonder te vragen meteen aan ons voor en vroeg ons te volgen. We liepen nummer 7 in, de glazen deur door en de lift in naar de tweede etage. De tweede etage heeft een saaie hal met lichtgrijze wanden en lichtgrijze vloertegels, de tl-verlichting floepte automatisch aan toen we de lift uitkwamen. De man opende de deur en liet ons binnengaan. Het kantoor was over de volle breedte van het pand met vier bureaus en een stel kasten die een afscheiding tussen de voor- en achterkant vormden. Aan de achterkant was nog een apart spreekkamertje. Er was geen balkon, het kantoor beneden ons had een terras van een paar meter breed dat op het dak van de lunchroom was
aangelegd, compleet met zitje. De huisbaas wees ons nog op de kleine pantry met koffieautomaat en keukentje, de toiletten zijn in de hal achter de lift, meldde hij. Het zag er niet slecht uit. “ Oké,” zei ik, “ we nemen hem. Kunt u morgen langskomen met een contract of kan ik ook cash betalen? Ik heb het voorlopig een week nodig.” “ Geen probleem,” zei de man, “ u kunt cash betalen. Het is honderd Euro per dag. Hier heeft u alvast de sleutels. Ik kom morgenochtend langs voor de betaling. Goedemiddag.” Hij beende het kantoor uit en deed de deur achter zich dicht. “ Hij heeft verder helemaal niets gevraagd”, zei ik tegen Anna. “ We zien er ook heel betrouwbaar uit”, zei ze. “ Misschien werken ze hier in Wenen anders dan bij ons.” Ik had weer de kriebels die ik altijd had als ik aan iets nieuws moest beginnen. “ Nou, we hebben in ieder geval een kantoor in Wenen. Laten we kennis gaan maken met de benedenburen. We zijn een tijdelijk kantoor van New Science Development and Physics, NSD&P en moeten hier een tijdelijke administratie voeren van een serie vergaderingen van het bedrijf. Jij bent mijn secretaresse.” “ Oké, kan ik vast heel goed”, zei Anna met een glimlach. Ze keek me aan en ik voelde dat ze ook die kriebels van het avontuur had. Ik pakte haar hand en leidde haar naar de deur. Ze deed net of ze niet wilde, maar ik wist dat ze het geweldig spannend vond. We liepen via de trap naar beneden. Er hing naast de deur van het kantoor van onze benedenburen een aluminium bordje met naamplaatjes die als schuifjes erin zaten. Het bovenste was een brede waarop de naam ISC International Scientific Consultancy stond. Daaronder stond de naam Heinrich Brädler (directeur) en daaronder de naam Greta von Steinau. Eronder was nog een plaatje, maar dit was
omgedraaid. Ik drukte op het knopje dat wel een bel moest zijn. Even later kwam de perfect geklede dame opendoen; dat moest Greta von Steinau zijn. Ze had kort, donker haar dat perfect in model zat. Een onopvallende make-up maakte haar bijna bijzonder knap. Haar keurige kleding verhulde zeker een perfect figuur. “ Guten Tag”, zei ze beleefd. Ik dacht meteen maar in het Engels te beginnen: “ Goedemiddag, mijn naam is Han Vlaar en dit is Anna Chrispijn, mijn secretaresse. We zijn uw nieuwe bovenburen en wilden graag kennismaken.” “ Ah, wat leuk. Mijn naam is Greta von Steinau. Ik ben de secretaresse van meneer Brädler, de directeur van ISC.” Ze sprak een bijna perfect Engels met een licht Oostenrijks accent. Het antwoord van Greta riep bij mij meteen wat vragen op: Ron had toch gemeld dat Diederik Pufman de eigenaar zou zijn? De naam Heinrich Brädler kwam me zo bekend voor. Had het met die dodenlijst te maken? Ja, ik wist het ineens weer, het is de Heinrich Brädler die op de dodenlijst van de Heisenberg-groep staat, de man van de koude kernfusie. Ik begreep er ineens niets meer van; dat er een luchtje aan de zaak zat was nu wel duidelijk. Greta was uiterst beleefd. Ze zei dat ze vandaag moest overwerken, bood ons koffie aan en nodigde ons uit om op het terras buiten te komen zitten. Ik was nog even nieuwsgierig. “ Mag ik even rondkijken om te zien hoe jullie het hebben ingericht?” “ Natuurlijk, ga uw gang, dan zorg ik even voor de koffie.” Ik liep de ruimte door en zag dat er vier bureaus stonden net als bij ons boven, maar er waren maar twee bureaus echt in gebruik. Greta had de achterkant in gebruik en Heinrich het voorste gedeelte. Er stond een PC op het bureau van Brädler die al aardig op leeftijd was. Die van Greta was van hetzelfde type en in de hoek bij het raam aan
de achterkant stond een PC zonder scherm te zoemen. Ik herkende het systeem: we noemden het vroeger een Mickeysoftserver, een server waarop documenten worden gestald en waarop ook de Windows-profielen centraal worden opgeslagen. Je kunt dan achter een andere PC werken en toch je eigen profiel gebruiken. Ik vermoedde dat Heinrich het zelf in elkaar had geknutseld. Naast de server zag ik een kastje dat overduidelijk een Internetrouter is met twee kleine wifi-antennes. Het deed tevens dienst als switch. Gezien de werkplekken werd wifi zelden gebruikt. Tegenover het bureau van Greta was een leeg bureau waarnaast op de grond een PC stond. Het scherm van Greta liet een document zien. Greta kwam met de koffie aanlopen die buiten op het terras werd neergezet. Ik kon vanaf mijn stoel de ramen van ons kantoor zien. Ik had ineens het plan van aanpak klaar om de zaak van Heinrich Brädler eens flink door te lichten. Anna zag dat ik naar boven keek. Ik merkte aan haar blik dat ze mijn bedoelingen begreep. “ Mag ik Greta zeggen?”, vroeg ik. “ Heel graag, we zijn toch buren?” “ Fijn, ik heet Han.” “ Ik heet Anna”, zei Anna. “ Je zit hier best wel aardig met zo'n mooi terras. Is de lunchroom beneden vandaag dicht?” “ Ja, die is op zondag dicht. Morgen is hij open. Ze hebben er prima koffie en een uitstekende keuken.” Anna keek me even aan en gaf me, zonder dat Greta het kon zien, een knipoog. “ Zullen we morgen gezellig lunchen, dan kunnen we verder kennismaken. Ik ben erg benieuwd wat er in Wenen te beleven is.” Greta keek aangenaam verrast. “ Nou, dat lijkt me erg gezellig. Zullen we om twaalf uur afspreken?” “ Prima,” zei Anna, “ Twaalf uur is oké.”
Ik had ook nog een vraag: “ Greta, komt meneer Brädler morgen ook?” “ Ja, als het goed is komt hij na de lunch.” Dat was een uitstekend antwoord. Het paste geweldig in mijn plan. We kletsten nog wat over het weer van Wenen en Nederland en namen afscheid. Terug in ons kantoor keek ik rond en zag precies zo'n zelfde Internet-router als beneden staan. Ik liep weer naar beneden en belde bij Greta aan. “ Ah, dag Han. Kan ik iets voor je doen?” “ Greta, wij hebben boven een Internetverbinding met wifi, weet jij het wachtwoord voor de wifi?” “ Ja, dat is gewoon vier keer nul; is bij ons ook zo.” “ En hoe kan ik nou zien welke wifi voor ons is?” “ Nou, dat is makkelijk, de etage en huisnummer staan in de naam. Wij hebben Ros71b, dan hebben jullie Ros72b. De andere kant van de gang heeft hier Ros71a.” “ Heel erg bedankt, je bent geweldig.” Ze glom van het feit dat ze iemand van dienst kon zijn. Het is een aardig mens, dacht ik. Ik had het vermoeden dat er niets kwaads in Greta stak. Ik kwam boven en noteerde de naam van de wifi-toegang van ons en van beneden. Ik vertelde Anna in het kort mijn plannen. Morgen gaan we aan de slag. “ Anna, ik heb het gezien. Ga je mee, dan nemen we de tram en gaan we Wenen bekijken.” We deden de lichten uit en de deuren netjes op slot. Morgen was het weer een dag.
34 Toen ik wakker werd dacht ik even dat ik nog droomde. Onze slaapkamer in het Hotel Sacher was van een luxe en uitvoering die heel onnatuurlijk overkwam. Het sliep in ieder geval erg goed in zo'n bed; ik voelde me uitgerust en was al redelijk over de traumatische ervaring van eergisteren heen. De verandering van omgeving en de nieuwe uitdagingen hielpen daarbij. Het was vandaag precies twee weken geleden dat Rie me opbelde toen ik over het strand liep. Mijn leven was in die periode flink op z'n kop gezet, maar het was het spannendste werk dat ik ooit had gedaan. Anna en ik hebben gisterenmiddag in het oude centrum van de stad rondgewandeld en veel bezienswaardigheden van Wenen gezien en bezocht. Gisterenavond hebben we met François de Melle in het restaurant van Hotel Sacher gegeten. Het was voor het eerst dat we lange tijd in elkaars gezelschap waren. We hebben voor het eerst uitgebreid met elkaar gesproken. De Melle vertelde dat Rie en Paul van Bessen morgen, dus vandaag, weer thuis zouden zijn en dat Jules Nervé met Paul ging samenwerken aan de uitwerking van Pauls unificatietheorie. Jules was klaar met de rapportage van de frauduleuze praktijken van Diederik Pufman en het genootschap. Toen ik de Melle vertelde dat Heinrich Brädler, de man van de dodenlijst, het bureau runt, keek hij verbaasd op. Dat ik het kantoor erboven had gehuurd vond hij een briljante zet om achter de activiteiten van Brädler te komen. Ik had al over de rol van Brädler nagedacht en opperde dat hij het brein achter de fraude kon zijn om zijn failliete onderneming er weer bovenop te helpen. Het zou makkelijk kunnen zijn dat hij de leden van het genootschap kende uit de tijd dat hij bij CERN werkte. Hij heeft ze waarschijnlijk bereid gevonden om aan zijn plan mee te werken. Het vooruitzicht van veel
geld verdienen in korte tijd is voor dat soort wetenschappers erg aantrekkelijk. De Melle vond het een plausibele verklaring. We wisten echter nog niets over Brädler, maar als mijn plan voor vandaag lukte beschikten we over heel veel informatie. Ik heb De Melle nog een stukje software gevraagd dat ik nodig had voor de actie op het kantoor. “ Geen probleem,” zei hij, “ u krijgt het zo via e-mail.” We konden het ontbijt op de kamer gebruiken, maar we vonden allebei een ontbijt in het restaurant een stuk gezelliger. De kamer leek op een paleis, maar een beetje activiteit in de omgeving vonden we een stuk prettiger. Toen we voldoende koffie hadden gedronken liep ik naar de receptie en bestelde een huurauto met navigatie. Ze vroegen niet eens naar een voorkeur, ik liet me verrassen. Op de kamer pakten we de nodige spullen in voor onze eerste actieve dag in ons kantoor in Wenen. We hadden allebei een laptop en telefoons, de rest van de kantoorspullen zouden we in de buurt van ons nieuwe kantoor kopen. Toen we bij de receptie kwamen werd gemeld dat onze auto klaar stond. We zagen dat het portier van de auto al voor Anna werd opengehouden. Met de kin een tikkeltje in de hoogte stapte ze in de gloednieuwe Mercedes CLS. Ik moest even alles bestuderen en kreeg ook wat aanwijzingen van de portier. Het is een automaat en bijna alles wordt automatisch geregeld. Ik typte de Rosensteingasse nummer 7 in de navigatie en we gingen door het redelijk rustige verkeer van Wenen naar ons werk. Anna probeerde de radio uit. Even later klonk Oostenrijkse hoempamuziek door het chique interieur van de Mercedes. We konden aan de overkant van het kantoor aan de Rosensteingasse parkeren. Het was ongeveer tien uur en zo te zien was
Greta von Steinau al aan het werk. Alsof we nooit iets anders hadden gedaan openden we ons kantoor. Meer dan dertig jaren heb ik dit soort omgevingen meegemaakt. Ook Anna heeft bijna haar hele werkzame leven op kantoren doorgebracht. We wisten precies wat we nodig hadden; we maakten een lijstje en gingen winkelen. Praktisch om de hoek aan de Mayssengasse zat een kantoorboekhandel. We kochten standaardzaken, zoals pennen, potloden, pennenbakje, prullenbakken, bureaulampjes en nog veel meer. Even verderop was een supermarkt waar Anna haar zinnen op had gezet. Ik bracht alle spullen naar het kantoor terwijl Anna in de supermarkt wat boodschapjes deed. Verderop in de Rosensteingasse ontdekte ik een bergsportwinkel. Ik zette eerst de kantoorspullen in ons kantoor op een bureau, liet de deur van het slot voor Anna en liep naar de winkel. Je kon er op bergsportgebied werkelijk alles kopen en ze keken niet vreemd op toen ik een bos klimtouw kocht. Ik liep op mijn gemak terug naar het kantoor. De omgeving bevalt me wel, het heeft een nette, rustige uitstraling. Een stukje terug is zelfs een park, compleet met ijssalon. Toen ik terugliep zag ik Anna de hoek om komen, terug van de supermarkt. Ze had een hoeveelheid boodschappen meegenomen waaraan we waarschijnlijk de hele week genoeg hadden. Ons kantoor was binnen een korte tijd inrichting, het leek of we er al jaren zaten. Ik had mijn laptop aangezet en keek naar de wifiverbindingen. Het klopte wat Greta gisteren zei, ik kon gewoon het Internet op via de router Ros72b met het wachtwoord vier keer nul. Ik probeerde ook de Ros71b van beneden met vier keer nul als wachtwoord en dat werkte. Ik wist genoeg. Ik dacht er goed aan te doen om Jules Nervé een e-mail te sturen. Hij was er immers vanuit gegaan dat de firma ISC van Diederik Pufman was, maar nu bleek ineens dat het van Heinrich Brädler was,
de man die, net als hij, op de dodenlijst van de Heisenberg-groep stond. Ik schreef dat Brädler mogelijk het brein achter het genootschap was. Het zou best eens kunnen dat hij het heeft opgericht om zijn failliete bedrijf weer nieuw leven in te blazen. Ik stelde me voor dat hij Pufman en de andere drie mannen heeft gevraagd mee te werken tegen een aandeel in de winst. Dat alle transacties via het kantoor van Brädler liepen was een aanwijzing dat ik het wel eens bij het rechte eind kon hebben. Ik meldde hem dat ik die middag ging proberen toegang te krijgen in de gegevens van Brädler en dat ik zijn hulp misschien nodig had. Ik zou hem bellen als het zover was. Ik drukte op verzenden en het bericht vloog over het Internet naar Jules in Scheveningen. “ Lust jij een bakje koffie?”, zei ik tegen Anna. Het kantoor zag er al huiselijk uit. Anna was druk bezig geweest om alles netjes te maken. Meer hadden we nog niet te doen. “ Ja, lekker”, zei ze opgewekt. Even later kwam de huisbaas langs, keek tevreden in de rondte en vroeg of alles naar wens was. Ik antwoordde bevestigend, tekende een kwitantie voor de huur van vijf dagen en betaalde hem vijfhonderd Euro in contanten. Hij boog beleefd en verdween. “ Anna, jij hebt toch zo een lunch-afspraak met Greta?” “ Ja, jij gaat zeker niet mee?” “ Nee, ik ga beneden wat met de PC's doen. Kun jij erop toezien dat de achterdeur naar het terras open blijft staan. Een raam mag ook. Dan kan ik er naar binnen.” “ Oké, lukt me wel, ik denk dat ik gelijk maar ga. Als je klaar bent, kom je dan ook lunchen?” “ Goed idee. Doe ik.” Anna pakte haar tasje, riep: “ Tot straks”, en ging naar beneden om Greta te halen voor de lunch. Ik keek vanuit het raam aan de
achterkant naar beneden en zag de deur opengaan. Eerst kwam Anna naar buiten, gevolgd door Greta. Ze babbelden wat en Anna leidde Greta met een arm naar binnen alsof ze als laatste de deur dicht moest doen. Ik zag als laatste haar hand met de duim omhoog als teken dat het in orde was. Ik liep naar de voorkant, deed een raam open en keek naar beneden. Toen ik ze de deur uit zag gaan deed ik de geheugenstick in mijn zak, pakte het klimtouw en bond het uiteinde aan de verwarmingsbuis. Ik checkte of onze deur van slot was zodat ik er straks ook weer in kon en liet me uit het raam naar beneden zakken. De terrasdeur was open. De PC van Greta stond gelukkig nog aan. Ik drukte op een toets en het scherm sprong uit de slaapstand direct in het document waar ze in bezig was. Ik opende een Explorer-scherm en kreeg de gedeelde mappen te zien. Ik zag de gedeelde schijf van de server en zag er een map Documents and Settings staan met daarin de profielen van Greta en Heinrich, maar ook een profiel van een Sofie; ze gebruikten hun voornaam als gebruikersnaam. Ik nam de geheugenstick uit mijn zak, stak hem in de usb-poort van de PC en kopieerde het programmaatje van de stick in de map startup van Greta, Heinrich en Sofie. Op de PC van Greta startte ik het programmaatje meteen op om straks te kijken of het werkte. Als ze voortaan de PC zouden starten en inloggen werd het programmaatje automatisch naar de PC gekopieerd en opgestart. Ik kon dan in het netwerk precies volgen wat op de PC werd gedaan. Elke toetsaanslag zou worden geregistreerd en weergegeven. Zo konden ook de ingetypte wachtwoorden gewoon worden gezien, de gebruiker merkte er helemaal niets van; een mooi stukje software. Het programma stuurde een signaal het netwerk op waarmee ik kon zien wie er op het netwerk actief was. Ik was klaar met het installeren van de software en zette het scherm van Greta weer op haar werk, haalde de stick uit de usb-poort en liep gewoon de deur uit naar boven. Ik haalde het
touw binnen, rolde het op en legde het in de kast. Toen ik weer achter mijn bureau zat opende ik het programma SpyPC en zag het symbool van de PC van Greta. Ik klikte erop en kreeg haar scherm te zien met daaronder de regel waarin de karakters werden getoond die ingetypt zouden worden. Het werkte prima; nu maar afwachten wat Heinrich ging doen. Ik deed de deur op slot en ging naar Anna en Greta voor de lunch. Het was inderdaad een gezellige lunchroom onder ons kantoor. Er heerste een gemoedelijke sfeer met de geur van koffie en versgebakken kaasbroodjes. Anna en Greta hadden een plek bij het raam. Ik schoof aan naast Anna, begroette Greta met een hand en bestelde bij de serveerster, die meteen bij onze tafel stond, een Strammer Max met kaas en een koffie. Anna en Greta waren al voorzien, het water liep me in de mond. “ Ik heb voorgesteld om, zolang we hier zijn, elke dag hier te lunchen”, zei Anna. “ Greta is tijdens de lunch bijna alle dagen alleen.” Greta verstond duidelijk geen Nederlands, dus ik vertaalde het even voor haar. We gingen verder in het Engels. “ Komt meneer Brädler hier zo zelden?”, vroeg ik belangstellend. “ Ja, hij komt gedeeltes van dagen, soms in de morgen, andere keren in de middag. Hij heeft het druk met andere dingen thuis.” “ Maar je bent toch niet altijd alleen geweest?” Ik dacht haar wat uit te horen over de Sofie. “ Nee, er was tot twee weken geleden nog een secretaresse, Sofie. Ze is op staande voet ontslagen, heel jammer.” “ Oei, wat vervelend! Zou ik nooit bij Anna durven te doen. Dan moet ze het wel bont hebben gemaakt, die Sofie.” Ik kreeg van Anna, onder de tafel een trap tegen mijn been. “ Ze had aan de telefoon vertrouwelijke informatie doorgegeven
aan een vriendin terwijl meneer Brädler erbij stond. Hij heeft absoluut verboden vertrouwelijk informatie door te geven. Ik houd me er altijd netjes aan.” “ Dan zal ik maar verder niet vragen wat jullie precies doen.” Ze lachte. “ Volgens mij is het allemaal niet zo geheim. Ik denk dat meneer Brädler er een te grote waarde aan hecht. We zijn een headhuntersbedrijf voor wetenschappers die bij CERN willen werken en daarbij verzorgen we subsidieaanvragen voor CERN. Weinig geheim, lijkt me. Ik maak nu de stukken van de subsidieaanvragen klaar en wat meneer Brädler met de stukken doet weet ik niet. Verder heb ik duidelijke instructies en die leef ik netjes na. Het bevalt me wel. Ik ben lerares Frans en Engels geweest en weet alles van een goede correspondentie in die talen af. De meeste stukken worden in het Frans en Engels opgesteld, ik redigeer ze zodat ze helemaal perfect zijn.” Greta is een prachtige, goudeerlijke vrouw. Ze had geen benul van de fraude die met de documenten werd gepleegd en het geld dat er mee gemoeid is. Onze Heinrich boft maar met zo'n secretaresse. Anna vertelde Greta over Scheveningen, over de zee, het strand en de haven. Greta had wel eens de Middellandse Zee gezien, maar nooit de Noordzee. We waren nog wat over koetjes en kalfjes aan het kletsen toen Greta naar buiten wees en zei: “ Daar is meneer Brädler.” Er kwam een oude beige Renault Espace langsrijden met een man achter het stuur. Hij had een dikke snor, een zonnebril op, kort krullend, grijzend haar en was veel te dik. Ik schatte zijn leeftijd achter in de vijftig. Hij parkeerde voor mijn Mercedes en stapte een beetje geagiteerd uit, alsof hij helemaal geen zin had om hier te zijn. Hij bliepte de auto op slot en liep met grote stappen naar zijn kantoor. Het was voor mij tijd om aan het werk te gaan; ik vroeg om
de rekening. Even later zat ik achter mij bureau en opende snel het programma SpyPC op mijn laptop. Ik zag de PC van Brädler nog niet op mijn scherm staan, maar na een paar minuten verscheen er een icoon waaronder Heinrich stond. Ik klikte erop. Er verscheen een scherm met een bureaublad. Ik kon precies volgen wat hij deed. Hij opende Explorer, ging naar Googlemail en vulde zijn e-mailadres en wachtwoord in. In het scherm stonden bolletjes, maar onderin mijn scherm verschenen de ingetypte letters. Ik noteerde het e-mailadres en het wachtwoord. Hij bekeek verschillende ongelezen mailtjes. Zo te zien waren ze van leveranciers van laboratoriumapparatuur. Hij klikte ze weg voordat ik de inhoud goed kon lezen. Toen ging hij aan de gang met het doornemen van de documenten die Greta voor hem op de server had klaargezet. Hij begon brieven door te nemen en te voorzien van adresseringen. De adressen waren van de instanties waarin de leden van het genootschap zaten, waaronder de NWO, waar Diederik Pufman in zou moeten zitten. Hij maakte alle documenten gereed en zond de hele aanvraag ter info naar de leden van het genootschap. Hij printte de aanvragen uit. Ik kon niet zien wat hij daarna deed, maar ik had de indruk dat hij ze in een enveloppe deed en er vervolgens een postzegel op plakte. Hij zal ze dan ook op de bus moeten gaan doen, bedacht ik me. Ik rolde mijn bureaustoel naar het raam aan de voorkant en keek, met mijn ellebogen op de vensterbank naar beneden. Na een paar minuten zag ik Brädler de deur uitgaan met een stapeltje dikke enveloppen in zijn hand. Hij ging ze inderdaad posten. Ik maakte van de gelegenheid gebruik om zijn wachtwoord eens uit te proberen. Ik opende mijn Internet-browser en startte Google-mail. Het inloggen met het e-mailadres en wachtwoord van Brädler deed het perfect. Ik keek of hij ook documenten had opgeslagen en dat was
meer dan ik ooit kon verwachten. Zo te zien had hij zelfs opslagruimte erbij gehuurd om al zijn documenten op te slaan. Ik begreep nu waarom hij niet veel aandacht aan de beveiliging van zijn kantooromgeving had besteed; alles stond op Internet. Zijn agenda was karig gevuld, hij deed waarschijnlijk veel uit het hoofd. Bepaalde items vielen wel op. De afgelopen weken werd een paar keer een bestelling aan huis afgeleverd. Het waren belangrijke leveringen want hij had ze als belangrijk gemarkeerd en dat doe je niet zomaar. Ook voor vanmiddag was er een belangrijke levering. Zo te zien de laatste in een reeks, want ik zag na vandaag geen soortgelijke afspraken staan. Brädler moest ondertussen weer terug zijn van zijn bezoek aan de brievenbus, want er was weer activiteit op het scherm te zien. Ik concentreerde me weer op zijn werk. Hij stuurde een mailtje naar Diederik Pufman en vroeg daarin waar zijn reactie bleef op de vraag over de status in Den Haag. Hij ergerde zich duidelijk aan het uitblijven van antwoord; hij moest eens weten. Na het mailtje werd het een tijd stil op het scherm. Misschien was hij wel aan het bellen; jammer dat ik geen afluisterapparatuur had geplaatst. Even later sloot hij alles af en zette zijn PC uit. Het icoontje verdween. Hij ging weer weg; wat een saaie werkgever, hij kwam alleen wat adresseren, verstuurde stukken via e-mail en deed brieven op de post. Greta mocht niet weten aan wie de stukken werden gestuurd, dus hij deed dat allemaal zelf. Hij had ervoor een kantoor gehuurd en verdween gewoon als hij met die handelingen klaar was. Ik keek naar buiten en zag hem in zijn auto stappen en wegrijden. Hij was er, alles bij elkaar, iets meer dan twee uren geweest. Hij moest natuurlijk bij de afspraak van de levering zijn. Ik opende zijn Google-account en zocht in de gegevens naar zijn adres. In een mail voor een bestelling vond ik een adres dat ik meteen noteerde: Sonnleitengasse 12, Siegersdorf. Ik
zocht het adres op: het was een gehucht, ongeveer drie kwartier rijden hiervandaan. Ik ging de documenten van Heinrich Brädler maar eens bestuderen. Hij had ze geclassificeerd, maar ik begreep van de meeste documenten helemaal niets. Ik dacht eraan de hulp van Jules in te schakelen, maar ik ging eerst de mail eens doornemen. Heinrich had de laatste tijd een aardige correspondentie met diverse leveranciers gehad. Het waren bestellingen van allerlei laboratoriumopstellingen en speciale meetapparatuur. Een generator was een opvallende; hij had blijkbaar veel stroom nodig. Verder kocht hij nogal wat videoapparatuur; Ron de Koning vertelde dat hij met koude kernfusie was bezig geweest, zou hij er weer mee aan de slag gegaan zijn? “ Anna, kan jij wat voor me uitzoeken?” “ Maar natuurlijk, ik ben toch je secretaresse?” Ik had niet meer bij onze rollen stilgestaan. “ Ik heb toegang tot de gegevens van Brädler. Kan jij voor mij uitzoeken wat Brädler de laatste tijd per e-mail heeft besteld en kun je daar een mooie lijst van maken? Ik heb hier de toegangsgegevens voor je.” Ik schreef het e-mailadres en wachtwoord op een papiertje en gaf het haar. “ Oké, ga ik direct doen”, zei ze enthousiast. Ze had eindelijk iets nuttigs te doen. “ Pas op dat je in zijn omgeving niets verandert, anders merkt hij dat er iemand in zijn gegevens zit te neuzen. Als je klaar bent kun je het lijstje meteen naar Jules sturen.” Anna beloofde voorzichtigheid en ging neuriënd aan de slag. Ron had het erover dat als je de YouT ube-filmpjes van Brädler moet geloven, hij erin was geslaagd om koude kernfusie aan de gang te krijgen. Het geld dat hij met de fraude verdient gaat dus direct op in
een nieuwe opstelling voor koude kernfusie. Hij steelt geld dat bestemd was voor CERN en stopt het in zijn eigen experimenten; wat slim bedacht van die vent. Ik belde meteen Jules. “ Hallo Jules, met Han Vlaar. Ik heb wat voor je dat je direct voor me moet gaan bekijken. Het is materie waar ik niets vanaf weet. Het zijn de documenten van Heinrich Brädler. Ik stuur je nu de gegevens van zijn Google-account. Anna is met een lijst van de bestelling van Brädler bezig; zodra ze klaar is krijg je die meteen.” “ Mooi, ga ik direct aan beginnen. Ik zit nu bij Paul van Bessen. Weet je dat hij Heinrich Brädler kent, tenminste, hij heeft ermee gecorrespondeerd.” “ Oh, dat wist ik niet. Mag ik Paul even van je?” Jules gaf zijn telefoon aan Paul. “ Hallo Han, hoe is het met jou?” “ Prima. Paul, heb jij met Brädler gecorrespondeerd?” “ Ja, ik heb hem een tijd geleden benaderd om eens naar mijn theorie te kijken, maar ik heb nooit meer iets van hem gehoord.” “ Wat heb je naar hem toegestuurd?” “ Een concept van mijn unificatietheorie. Hoezo?” “ Nou, die Brädler is een tijd geleden, na zijn CERN-periode, aan experimenten met koude kernfusie begonnen. Hij was praktisch failliet en ik denk dat hij nu weer aan het opstarten is. Kan dat iets met jou unificatietheorie te maken hebben?” “ Dat zou kunnen. Met mijn unificatietheorie kun je inderdaad verschijnselen als koude kernfusie verklaren, net als een heleboel andere verschijnselen.” Ik dacht even na, het werd me allemaal een beetje duidelijk. “ Dank je Paul, mag ik Jules weer even van je?” “ Met Jules weer.” “ Jules, wil jij samen met Paul de documenten en e-mails van
Brädler doornemen? Ik heb het vermoeden dat onze vriend de unificatietheorie van Paul heeft gebruikt voor zijn eigen doeleinden.” “ Prima Han, we gaan meteen aan de slag. Ik bel je zodra we meer weten.” Er zat me iets niet lekker, maar ik kon niet zeggen wat. Ik leunde achterover op mijn bureaustoel en liep in gedachten alle feiten nog eens door. De wereld van de wetenschappers is klein en een revolutionaire theorie als die van Paul kan door foute figuren worden opgepakt. Als de unificatietheorie zo bruikbaar is als mijn opdrachtgever denkt, dan kan het ook door een man als Brädler worden opgepakt. Hij had ondertussen een manier gevonden om geld binnen te krijgen en kreeg een uitstekende unificatietheorie in de schoot geworpen. Als dissidente kwantum-wetenschapper begreep hij de theorie, liet vervolgens niets van zich horen en ging ermee aan de slag. Vandaar de bestellingen. Hij was al bezig met experimenten op basis van de nieuwe unificatietheorie. Hij had het idee van Paul gejat. Ik belde De Melle. “ Meneer de Melle, met Han Vlaar. Het is me gelukt om toegang te krijgen tot alle documenten van Brädler. Ik heb ontdekt dat Brädler de opbrengsten van de fraude gebruikt voor experimenten. Hij heeft ooit een concept van de unificatietheorie van Paul van Bessen gekregen en nooit meer iets van zich laten horen. Ik heb het vermoeden dat hij het illegaal gebruikt voor zijn nieuwe experimenten.” “ Meneer Vlaar, weten we dat zeker?” “ Nog niet. Ik heb Jules Nervé en Paul van Bessen aan het werk gezet om de documenten en e-mails van Brädler te analyseren. Anna is nog even bezig met een lijst van de bestellingen die Brädler voor zijn experimenten heeft gedaan. Ze stuurt de lijst zo meteen naar Jules.” “ Goed werk, meneer Vlaar. Kom straks naar het hotel, dan gaan we
wat eten en praten we de zaak door. Ik vond het erg gezellig gisteren. Tot straks.” Hij verbrak de verbinding. “ Anna!”, riep ik, “ We moeten weer met François de Melle uit eten.” “ Wat vreselijk! Ik heb wel trek; laten we gaan. Ik ben klaar met de bestellingen van Brädler en heb de lijst net naar Jules gestuurd. Het was niet al te veel werk. Hij had de bestellingen in bijlagen meegestuurd, dus de lijst was zo klaar.” We vertrokken, deden keurig de lichten uit, alles dicht en op slot, stapten in de veel te keurige Mercedes en reden weg onder de luide klanken van originele Oostenrijkse hoempamuziek. Het licht op het kantoor bij Greta brandde nog. Ze was druk aan het werk voor Heinrich Brädler. Een bijna tragische toestand als je de werkelijke achtergronden wist.
35 De Melle had voor het diner een tafel gereserveerd in het waanzinnig chique gourmet restaurant "Anna Sacher" in het hotel, een prachtige zaal met groene wandbekleding en rondom schilderijen, spiegels en antieke kasten. We hadden ons eerst wat opgefrist en kwamen even over zessen aan tafel. De Melle zat er al en wachtte ons glimlachend op. Ik had de indruk dat hij zijn best deed om ons in zijn omgeving te hebben. T ijdens het eten deden we verslag van de dag in ons kantoor. Anna opperde dat De Melle ook een bureau kon krijgen als hij dat wenste, maar hij sloeg het lachend af. We vertelden over de goudeerlijke Greta von Steinau, de secretaresse van Heinrich Brädler. Ze is best wel gelukkig met haar werk en het zou wel heel sneu zijn als ze haar baan verliest en zelfs risico loopt op vervolging als Heinrich wordt ontmaskerd. Anna en ik namen het eigenlijk een beetje voor haar op. De Melle keek bedenkelijk en zei uiteindelijk dat hij er wel een oplossing voor had. We hebben een tijdje gebrainstormd over de mogelijke connectie tussen de activiteit van Brädler en de unificatietheorie van Paul van Bessen. Als je de activiteiten van Brädler bekijkt, lijkt het erop dat hij met iets bezig is dat voor hem heel belangrijk is. Aangezien de laatste bestelling vandaag bij Brädler werd afgeleverd kan de opstelling gauw klaar zijn en zal hij met de experimenten beginnen. “ Ik denk”, zei de Melle, “ dat we er eens een kijkje moeten gaan nemen. Ik stel voor dat we er morgenochtend heen rijden en de man eens een bezoek brengen. Je komt niet zomaar weg met het stelen van een theorie waarop een ander de auteursrechten heeft.” Ik was het met zijn stelling eens. Net toen ik een hap van de beroemde sachertorte nam ging mijn
telefoon: het was Jules. “ Hallo Han, met Jules. We hebben iets belangrijks gevonden in de documentatie van Brädler. Hij heeft inderdaad de conclusies uit de unificatietheorie van Paul gebruikt in een nieuwe opstelling voor koude kernfusie.” “ Wacht even Jules, ik zet je even op speaker, dan kunnen Anna en François de Melle ook meeluisteren.” Ik drukte op het knopte voor speaker-mode en legde mijn telefoon op tafel. We zaten voorovergebogen bij de telefoon om niets te missen. “ Nou, het zit zo.. Nee, weet je wat, ik geef Paul even, hij kan het beter uitleggen dan ik.” We kregen Paul te horen: “ Dag allemaal. Luister goed. Koude kernfusie is een algemeen erkend verschijnsel dat ook algemeen door de wetenschappelijke wereld wordt geboycot. Net als de ultieme voorkeur voor de kwantumtheorie is ook in de wereld van de kernfusie een ultieme voorkeur voor de hete kernfusie. Hete kernfusie krijgt miljarden, maar koude kernfusie krijgt geen cent, terwijl diverse experimenten aantonen dat er een fenomeen als koude kernfusie bestaat. Het is namelijk zo dat er metalen zijn die ionen, deuteriumkernen en tritiumkernen kunnen opnemen.” “ Hoho,” onderbrak Anna, “ wat voor kernen?” “ Oh, sorry Anna. Een deuterium is een atoomkern met twee deeltjes, een tritium is een atoomkern met drie deeltjes, een ion is een kern met maar één deeltje. In mijn theorie zijn de deeltjes gelijkwaardige, maar wij kennen het als protonen en neutronen. Ionen worden ook wel plasma genoemd, dat zijn enkele deeltjes die nog geen binding met andere deeltjes hebben. Nou ja, ik zei dus dat er metalen zijn die plasma, deuterium- en tritiumkernen kunnen opnemen. Als je
daar met een bepaalde frequentie een stroom met een hoge spanning doorheen jaagt, komt het voor dat de metaalkernen als het ware gaan klapperen. Als daartussen de vreemde kernen zitten, krijgen deze een aardig pak slaag. De ionen kunnen dan door dat pak slaag samen met een deuterium een tritium vormen en daarbij komt veel energie vrij. Een ion en een tritiumkern vormen samen een heliumatoom met vier deeltjes. Het proces kan echter ook met twee deuteriums die ook een heliumatoom vormen. Nu is het de kunst om een soepje te maken van plasma, deuteriums en tritiums. Deuteriumkernen, maar vooral tritiumkernen zijn heel moeilijk te krijgen en te maken, ze willen zelfs tritiumkernen van de maan gaan halen. Het kan echter ook zo zijn dat ionen, die enkele deeltje zijn, in die stuiterende metaalomgeving samen een deuterium vormen en daarvoor kan als basis waterstof worden gebruikt en dat is er genoeg. De fusie gaat dan in twee stappen: stap één: twee ionen vormen een deuterium, stap twee: twee deuteriums vormen samen helium. Bij dit proces komt heel veel energie vrij. Dit is ook het principe dat ze met de hete kernfusie willen bereiken, maar daar moet net zoveel energie in worden gestopt als dat er vrij komt. Bij koude fusie is een fractie van de energie nodig omdat de stuiterende metaalkernen voor de botsingen zorgen. Mijn theorie geeft meer duidelijkheid over de omgeving van de atoomkernen van het metaal. Je kunt berekenen hoe de ruimte om een kern zich gedraagt en als je dat weet kun je ook uitrekenen hoe snel en hoe groot de stroom moet zijn die door het metaal gestuurd moet worden. Volgens de stukken van Brädler heeft hij die berekeningen uitgevoerd en heeft hij met die kennis een opstelling ontworpen voor een fusiereactor die waterstof omzet in helium. We hebben ernaar gekeken en we vinden het een erg knap stukje werk van onze vriend. Hij heeft alleen een fout gemaakt. In het concept dat ik hem indertijd heb gestuurd, heb ik niet alle onderwerpen behandeld. Er
is namelijk het begrip tijd dat meespeelt, of eigenlijk juist niet. In de unificatietheorie bestaat tijd niet, er bestaan alleen veranderingen. Dat moet ik even uitleggen: zuiver gezien is een klok een autonoom apparaat dat veranderingen telt. Het registreert geen tijd, maar telt veranderingen en dat is cruciaal, vooral als je met de enorme krachten werkt die in de reactor worden gebruikt. Hoe groter de krachten, des te langer de veranderingen duren. Een voorbeeld daarvan is een atoomklok die trager loopt als het een versnelling ondervindt, het is niet veel, maar wel te meten. Hoe groter de versnellende kracht op de klok, des te trager loopt hij. Als je dat niet incalculeert bij de fusie, krijg je een situatie die escaleert, dus steeds sterker wordt. Je krijgt dan een proces dat resulteert in een trage explosie en geen kleintje. Er ontstaat een punt waarbij de energie een pulserende omgeving veroorzaakt doordat in het metaal het gebied van de grotere krachten langzamer verandert, de tijd loopt er als het ware langzamer. Er wordt bij het proces geweldig veel licht en energie geproduceerd, het lijkt op een stukje zon. Ik denk dat het proces niet meer te stoppen is als het over een bepaald punt komt. Het stopt alleen als de plasma op is en dat is na het afgeven van alle energie. Het lijkt dan op een trage waterstofbom, een soort meltdown, maar dan van een koude kernfusiereactor.” “ Brädler is dus met een bom bezig zonder dat hij het weet?”, vroeg ik verbaasd. “ Ja, dat lijkt erop. Weet je ook hoever hij met die opstelling is?” “ Hij had vandaag de laatste levering, dus hij moet zo'n beetje klaar zijn.” “ Nou, dan moet hij hem maar niet starten, anders hebben we de poppen aan het dansen”, zei Paul. “ Wees alsjeblieft voorzichtig. De kracht neemt exponentieel toe tot de derde macht met de grootte van de opstelling. Een opstelling die twee keer zo groot is levert een
kracht die in sterkte de derde macht is van de eerste opstelling. Als hij een opstelling heeft die tien keer zo groot is als een gangbare opstelling voor koude fusie, dan levert het een werkelijk enorme kracht. Jules heeft net berekend dat het, als het uit de hand loopt, de kracht van een atoombom heeft, maar dan verspreid over een veel langere tijd. Nou, dat was het weer voor vanavond. Groetjes allemaal, ook namens Rie en Jules. Wees voorzichtig en ga ervandoor als het uit de hand loopt, niet aarzelen of gaan blussen, want je bent er onherroepelijk geweest.” We waren even stil toen de verbinding verbroken werd. “ Die vent is met een heel gevaarlijk apparaat bezig”, dacht ik hardop. De Melle stond op: “ We vertrekken nu meteen. Anna, u blijft hier als contactcentrum, meneer Vlaar, u vraagt de auto en ik haal mijn spullen. We zien elkaar buiten.” Ik sprintte naar de kamer om het adres van Brädler te noteren en holde naar de receptie om met spoed de auto te laten voorrijden. De Mercedes stond er binnen een minuut. Ik typte het adres in de navigatie toen De Melle in sportieve donkere kleding verscheen en een grote tas op de achterbank gooide. Ik kon raden wat daarin zat. We reden om tien over acht weg in westelijke richting met als bestemming Siegersdorf. Het begon al te schemeren. Het navigatiesysteem bracht ons op de B1waar we eindelijk het gas konden intrappen. De Mercedes had er geen moeite mee en vloog over de weg. Toch duurde het allemaal erg lang. Siegersdorf is bijna veertig kilometer rijden en door het drukke gebied schoten we niet erg op. De navigatie gaf 49 minuten reistijd aan en ik dacht dat het een reële tijd was. Misschien dat we een paar minuten konden winnen, maar meer ook niet. Die Brädler besteedde zo weinig aandacht aan zijn kantoor omdat hij met zijn opstelling bezig was. Het kantoor was
alleen bedoeld voor de geldverstrekking. De opmerkingen van Paul spookten nog door mijn hoofd: als het proces aan de gang is, is het niet meer te stoppen, niet aarzelen of blussen, wegwezen. Ik hoorde de stem van Rie in mijn hoofd die “ wees voorzichtig” zei. Het blijft een merkwaardige vrouw. Hoe kan ik me die stem nou verbeelden? Het leek of ze het echt tegen me zei. De Melle gaf me onderweg instructies over hoe ik de auto moest neerzetten en hoe ik bij de locatie moest aan komen rijden. We reden door een bosrijk gebied en langs landerijen. Toen we Siegersdorf naderden zag ik links, op enige afstand, bossen met daarvoor een rivier. De navigatie stuurde ons linksaf door een dorpje dat Siegersdorf moest zijn, een paar straten door en daarna een landweg in die met een boog naar rechts, omhoog de bossen inging; ik deed de verlichting uit. Aan het eind van de landweg die langs de bosrand liep, lag rechts een boerderij aan de rand van een uitgestrekte stuk landbouwgrond. Er was nog wat schemering te zien; de zon was al onder. De boerderij was een traditioneel Oostenrijks gebouw met houten gevel voorzien van een stel kleine balkons en een stijl dak. Ik draaide de auto, parkeerde naast het toegangshek en liet de sleutel in het contact. We stapten uit en luisterden goed naar de geluiden rond het huis; ik hoorde in de verte een generator brommen. Er brandde licht in een grote schuur, schuin achter de boerderij: Brädler was in zijn schuur bezig. De Melle pakte zijn tas, haalde een wapen tevoorschijn en drukte op een knopje aan het vizier. Ik had het vermoeden dat het een nachtkijker was. Hij keek door het vizier naar de schuur terwijl ik het hek probeerde. Toen ik de kruk naar beneden drukte, piepte het ding en meteen kwam er een hond luid blaffend aanrennen. De Melle aarzelde niet, richtte op het beest en schoot. Ik hoorde een plop uit het wapen komen, de hond rolde over de kop en bleef stil liggen. We wachtten nog even of er meer beesten zouden komen
aanlopen, maar het bleef stil. De Melle gaf een gebaar dat we verder konden. We gingen het hek door dat we open lieten staan voor het geval we moesten vluchten. Voorzichtig liepen we naar de schuur waar het licht brandde. Het was een modern vierkant gebouw met een stijl puntdak. Het was gebouwd in de Oostenrijkse bouwstijl maar dan niet van hout, maar van beton en houten panelen met ramen en deuren. We keken door één van de ramen naar binnen en zagen halverwege de schuur een grote glazen bak staan waarin een lichtgevend blok onder water stond, voorzien van allerlei buizen en draden. Om de bak stonden camera's opgesteld. Een buizenstelsel was verbonden met een groot vat dat de koeling zou moeten zijn. Naast de opstelling stond een tafel vol meetapparatuur en monitors. Een stel monitors lieten een computerscherm zien en de andere lieten de camerabeelden zien. Brädler zat met bezweet hoofd naar de schermen te staren en stelde af en toe wat instellingen bij. “ Hij is al met het experiment gestart”, zei ik zacht tegen de Melle, “ we moeten de generator uitzetten om het te laten stoppen.” “ Kom”, zei hij kort. Ik liep achter hem aan naar de achterkant van de schuur. Er stond een container waarin de generator rustig stond te brommen. Er brandden wat controlelampjes, maar hoe zet je zo'n ding uit? We zochten bij het paneel met de lampjes toen ik een grote rode knop zag. Ik wees hem aan, De Melle knikte. Ik drukte hem in en de generator stopte meteen. Het was overduidelijk de noodknop. We renden naar de voorkant van de schuur en keken weer naar binnen. Alles functioneerde nog; de generator was blijkbaar alleen voor de extra energie voor de opstelling. Brädler was duidelijk gespannen, het zweet liep van zijn hoofd. Het blok in de glazen bak gaf nog steeds licht dat langzaam steeds feller werd. Brädler zat achter zijn tafel en stelde nu permanent de instelling bij. Ik zag dat hij in
paniek raakte: het liep uit de hand. “ We moeten weg, nú, het gaat fout”, riep ik en begon naar het hek te rennen. Ik hoorde De Melle achter me aankomen, hij haalde me zelfs in. “ Rechts zitten!”, riep hij. Hij stapte vlug in de auto achter het stuur en gooide zijn wapen op de achterbank. Op hetzelfde moment dat ik in mijn stoel zat, ging de auto vol gas ervandoor, het was precies negen uur. De Melle reed met groot licht aan als een bezetene de landweg af naar beneden en reed met geweldige snelheid door het dorpje. We draaiden de autoweg op en gaven vol gas in de richting van Wenen. Na een paar seconden op de asfaltweg zag ik de omgeving oplichten in een steeds feller wordend, oogverblindend wit licht. De Melle drukte het gas helemaal in en haalde auto's in die door het plotselinge licht rustiger gingen rijden. Even later voelden we de schokgolf van achteren over ons heen komen als een plotselinge storm, de aarde dreunde. In het felle licht zagen we de bomen buigen door de plotselinge windvlaag en even later kwam de terugslag, een hevige, stormachtige windvlaag in tegengestelde richting. Het geweldige dreunen van de aarde werd plotseling zwakker en het felle witte licht veranderde naar rood. Ik keek achterom en zag een rode gloed aan de horizon met een paddenstoelvormige wolk erboven die door het rode licht werd beschenen. In de wolk waren regelmatig lichtflitsen te zien. Siegersdorf bestond niet meer. Mijn hart klopte als een bezetene; we waren aan de dood ontsnapt; Paul had helemaal gelijk gehad, zijn theorie klopte. We reden met hoge snelheid van het rampgebied vandaan. Ik belde vanuit de auto naar Anna. “ Han, waar ben je, is het gelukt?” “ Nee Anna, de boel is ontploft zoals Paul had voorspeld, we waren net op tijd weg. We zijn onderweg naar het Hotel en zijn zo bij je. Je moet de televisie en radio maar aanzetten, dan hoor je het vanzelf.” “ Allemachtig Han, wat erg. Was het een grote ontploffing?”
“ Het leek inderdaad op een langzame atoombom.” “ Grote God, meen je dat? Gelukkig hebben jullie niets. Ik zie je straks, ik wacht op onze kamer.” We kwamen steeds meer auto's met zwaailichten tegen en even later reden er ambulances en brandweerwagens naar het rampgebied. Ik zette de radio aan en hoorde een onderbreking van de uitzendingen waarin melding gemaakt werd van een grote explosie bij het dorpje Siegersdorf. Wat het precies was geweest was nog niet bekend. Nadere berichten volgden nog. We reden zonder oponthoud Wenen binnen en kwamen bij het hotel aan. Ik had onderweg het wapen van De Melle weer in de tas gedaan om bij het hotel geen problemen te veroorzaken en wiste ook de adressen uit de navigatie; anders zouden we met de explosie in verband gebracht kunnen worden. De Melle deed, toen we langs de receptie liepen, voorkomen of we net een bezoek aan een vriend hadden gebracht. Ik speelde het spel mee en vertelde nog een anekdote over onze verzonnen vriend. Anna wachtte ons met een bezorgde blik op. “ Moet je de televisie zien, het is echt heel erg wat er is gebeurd.” Ze zette het geluid wat harder, we zagen de brandende omgeving van Siegersdorf. Een groot gedeelte van het bos stond in brand. Ze wisten niet wat er was gebeurd, maar de ramp was groot. Siegersdorf lag volledig in puin. Men vreesde voor de levens van alle inwoners. Langzaam begon de omvang van de ramp tot me door te dringen. Ik redeneerde hardop: “ Als ik het zo bekijk is de hele omgeving in rep en roer en zijn wij de enigen die weten wat er precies is gebeurd.” “ Nou,” zei de Melle, “ dat is niet helemaal waar. Als ze weten waar de explosie precies heeft plaatsgevonden, dan is het niet moeilijk om te achterhalen wat er de afgelopen tijd op dat adres is bezorgd. Als ze de achtergronden van Brädler onderzoeken komen ze gauw achter de
werkelijke toedracht.” “ Moeten we het kantoor aan de Rosensteingasse niet ontruimen?”, vroeg ik. “ Nee, dat moeten we niet doen. Als we plotseling verdwijnen is het juist verdacht. Jullie zijn gewoon bezig voor NSD&P en dat is niet eens gelogen. Ze kunnen het in Amerika gewoon bevestigen.” “ Dus we gaan morgenochtend gewoon aan het werk?”, zei Anna verbaasd. “ Ja, u gaat gewoon aan het werk of er niets is gebeurd. Kijk vooral wat Greta doet, want ik denk dat ze vanaf nu zonder werkgever zit. Ik stel voor dat we haar morgen uitnodigen voor een gesprek.” Even later belde Paul. Hij had van de explosie gehoord en was blij dat we ongedeerd waren. “ Mag ik Jules nog even van je?”, vroeg ik Paul. “ Hallo Han, met Jules. Zeg het eens.” “ Jules, kan jij zo gauw mogelijk alle documenten van Brädler veilig stellen?” “ Prima, ga ik direct doen. Groetjes aan iedereen.” Ik voelde de spanning uit mijn lijf verdwijnen en voelde me ineens moe. De Melle had het in de gaten, stond op, groette ons kort en verdween. “ Ik laat een bad vollopen,” zei Anna ineens, “ we gaan in bad met een glaasje champagne erbij; heb ik altijd willen doen.” Even later lagen we in het grote bad, heel decadent met een groot glas champagne en wat olijven erbij. Ik voelde me schuldig, maar tegelijk moest ik aan de uitspraken van Paul denken dat zelfcompassie leidt naar een gelukkiger leven. Ik prentte mezelf in dat ik absoluut niet schuldig was aan de ramp en genoot van de momenten met Anna in het bad.
36 Het nieuws van dinsdagmorgen werd volledig gedomineerd door de gebeurtenis in Siegersdorf. De mysterieuze ontploffing was het onderwerp op alle voorpagina's. Alle televisiestations hadden hun reporters ter plaatse aan de rand van het rampgebied en stelden omwonenden de meest onbenullige vragen. Het gebied was volledig afgesloten, niemand kon erin vanwege de vrees voor nog meer ontploffingen. Men dacht aan een atoombom, maar toen er metingen werden gedaan bleek dat de radioactiviteit juist heel gering was, zelfs binnen de veiligheidsnormen. Men kon daarom zonder gevaar, maar natuurlijk wel in maanpak het rampgebied in om onderzoek te doen. Siegersdorf was praktisch weggevaagd. Men ging ervan uit dat alle inwoners bij de explosie waren omgekomen. De hitte van de ontploffing moet enorm zijn geweest; alles in een straal van een kilometer was volledig verbrand en binnen een straal van twee kilometer stond er geen boom meer overeind. Deskundigen uit de wijde omgeving werden ingeschakeld om de oorzaak van de ramp te achterhalen. Toen het eenmaal licht was, kon men de omvang van de ramp pas goed zien en uit het epicentrum van de ontploffing kon men makkelijk de plaats van de boerderij van Heinrich Brädler herleiden. Toen Anna en ik in ons kantoor aan de Rosensteingasse waren, zagen we tegen het middaguur dat Greta bezoek kreeg van twee mensen die overduidelijk van de politie waren. Ze hadden de connectie met het kantoor van Heinrich Brädler al weten te leggen, maar ze waren binnen een kwartier weer vertrokken. Greta wist ook helemaal van niets en er was niets wat ze haar ten laste konden leggen; ik ging daarom naar beneden en belde aan. “ Greta, ik wil vragen of je even bij ons boven komt. We moeten je wat vertellen.”
Ze keek verbaasd, maar pakte de sleutels en liep met me mee. Anna zorgde als goed secretaresse voor de koffie. We gingen aan de vergadertafel zitten. “ Beste Greta, dit gesprek is vertrouwelijk, je mag dus niets van dit gesprek aan anderen vertellen. Kun je daarmee leven?” Ze keek me vragend aan, wilde wat zeggen, bedacht zich en knikte bevestigend. “ Goed, Greta, ik moet je eerst vertellen dat Heinrich Brädler gisteren thuis bij een experiment om het leven is gekomen. De ontploffing in Siegersdorf was zijn werk. Hij heeft een opstelling voor koude kernfusie gemaakt die hij gisterenavond heeft gestart. Het experiment is uit de hand gelopen. Er is een onbeheerste kernfusie ontstaan die ook de omgeving van zijn boerderij heeft weggevaagd.” Greta onderbrak me: “ Hoe weet je dat allemaal?” Haar stem klonk angstig, ze zag haar wereld in elkaar storten, ze wilde zekerheid. “ Greta, ik heb het gezien, ik was op de boerderij van Heinrich Brädler toen het experiment uit de hand begon te lopen. We zijn gevlucht en wisten net op tijd weg te komen, anders had ik hier niet meer gezeten.” “ Ben jij daar geweest?” Ze kon het bijna niet geloven. “ Ja, ik ben daar geweest.” “ Met Anna?” “ Nee met iemand anders waarmee ik je kennis wil laten maken. Ik zal het je uitleggen: Anna en ik zijn met een onderzoek bezig voor New Science Development and Physics uit de Verenigde Staten. Wij onderzoeken een grootschalige fraude met overheidsgelden en jij bent daar, zonder dat je het weet, een onderdeel van.” “ Wat zeg je me nou?”
Greta keek me verschrikt aan. Ik haastte me om haar gerust te stellen. “ Greta, rustig, we weten dat jij van niets kan weten. Heinrich Brädler is het brein achter de fraude. Hij heeft vier mensen bij CERN gevonden die naast de taken bij CERN ook zitting hebben genomen in subsidieverlenende organisaties. Die organisaties beoordelen de subsidieaanvragen en keuren ze allemaal goed. Wat de organisaties niet weten is dat alle subsidiebedragen via Brädler gaan. CERN krijgt een stuk van het totaalbedrag, maar de rest wordt volgens een verdeelsleutel over de deelnemende mensen verdeeld. Brädler en zijn compagnons noemen zichzelf 'het genootschap'. Met het geld dat Brädler aan de fraude verdiende, bekostigde hij een nieuw experiment met koude kernfusie in zijn boerderij. Hij heeft daarvoor gebruik gemaakt van een nieuwe unificatietheorie die hij helemaal niet zou mogen gebruiken. De theorie was niet compleet en daarom heeft hij fouten gemaakt waardoor de ontploffing in Siegersdorf is ontstaan.” “ En mijn werk voor het headhuntersbedrijf dan? Was dat ook fraude?” “ Nee, dat was een legitieme bezigheid waar Heinrich Brädler aanvankelijk mee aan de slag is gegaan, totdat hij op het idee van de fraude kwam.” “ Maar wat moet ik nu meneer Brädler dood is?” “ Nou Greta, daarom hebben we je laten komen. We weten dat je te goeder trouw bent, we willen je aan onze opdrachtgever voorstellen. Hij wil eens met je praten. Vind je dat goed?” “ Ja, maar wat moet ik nou doen? Zonder meneer Brädler is er niets meer.” Ik kreeg met haar te doen, Anna keek me hulpeloos aan. Ik dacht maar kordaat op te treden: “ Greta, sluit de boel beneden maar af, pak je spullen en ga met ons
mee. Het klinkt hard, maar het is afgelopen met het kantoor van Heinrich Brädler. Ik bied je een kans, grijp die en je zult er geen spijt van hebben. Oké?” Ze pinkte een traan weg en zei uiteindelijk: “ Oké, ik sluit de zaak af en ga met jullie mee.” Ze had zichzelf vermand, ze wist dat er geen andere mogelijkheid was. Even later zaten we in de Mercedes en reden naar Hotel Sacher. Ik had De Melle gemeld dat we eraan kwamen met Greta bij ons. Hij zou voor de lunch een tafel bespreken. Om Greta te verrassen hadden we niet gezegd waar we naartoe gingen. Toen we voor het hotel stopten zag ik Greta verbaasd om zich heen kijken. We stapten uit en onze auto werd keurig weggebracht. Onwennig keek ze naar de ingang van het hotel. “ Dit is Hotel Sacher, je gaat me toch niet vertellen dat jullie hier logeren?” Anna nam de houding van Prinses Anna even aan en antwoordde bevestigend. Onwennig liep ze met ons mee naar de eetzaal waar De Melle op ons wachtte. “ Greta, ik wil je voorstellen aan François de Melle, mijn opdrachtgever.” François de Melle keek betoverd naar Greta. Hij had blijkbaar niet verwacht hoe knap ze was. Hij begroette haar hoffelijk en verzocht haar te gaan zitten. Ze keek om zich heen en bewonderde de ambiance van het restaurant van Hotel Sacher. Ik kende dat gevoel; je kunt je geweldig opgelaten voelen in een omgeving waarvan je denkt dat je er niet thuishoort; maar ik heb ook de ervaring dat het snel went. Ik keek glimlachend naar Greta die dat gevoel duidelijk uitstraalde. We bestelden een lunch. Vandaag werd de lunch van verschillende vissoorten aanbevolen. Greta sloot zich voor de zekerheid bij ons aan. De Melle begon het gesprek met Greta op officiële toon nadat hij
uit beleefdheid wat standaardvragen had gesteld: “ Mevrouw Von Steinau, wij hebben moeten constateren dat u, door het wegvallen van uw werkgever, buiten uw schuld in een vervelende situatie bent beland. Mijn medewerkers”, hij wees op Anna en mij, “ hebben me overtuigd van het feit dat u niets met de zaak van doen heeft gehad. Als ik goed ben ingelicht werkt u al een jaar voor een headhuntersbedrijf, is het niet?” “ Ja meneer De Melle, dat klopt.” “ Ik hoorde ook dat u de Franse en Engelse taal machtig bent?” “ Ja, dat klopt. Ik ben lerares Frans en Engels geweest en heb alle papieren.” “ Mooi. Mevrouw Von Steinau, ik ben eigenaar van een soortgelijk bedrijf op het terrein van CERN in Genève en heb dringend behoefte aan iemand van uw kwaliteiten en ervaring. Ik wil u, met ingang van vandaag in dienst nemen tegen een uitstekend salaris en prima secondaire arbeidsvoorwaarden. Wilt u mij een plezier doen en mijn voorstel aannemen?” Greta keek De Melle met grote ogen aan. Ik zag tranen in haar ogen komen en uiteindelijk ging haar mond open: “ Ja, dat wil ik”, zei ze officieel. Anna en ik applaudisseerden. Ze moesten lachen om onze spontane bijval. Greta hoorde bij de club. We feliciteerden haar hartelijk met haar nieuwe baan. De Melle onderbrak ons: “ Beste mevrouw Von Steinau, ik wil u in de gelegenheid stellen om de andere medewerkers, waaronder die van meneer Vlaar in Scheveningen te ontmoeten. We hebben namelijk een klus voor u die u als eerste moet doen. We vertrekken morgenochtend per vliegtuig om negen uur. Ik regel een hotelkamer voor u en ik verwacht dat u er op tijd bent. Als u uw adres geeft zorg ik voor een taxi. In Scheveningen zal ik uitleggen wat er gedaan moet worden. Vandaag
staat in het teken van het ontmantelen van het kantoor aan de Rosensteingasse. Ik stel voor dat we de lunch afmaken en weer aan het werk gaan.” Onderweg naar de Rosensteingasse nummer 7 hoorden we op de radio dat de explosie bij Siegersdorf zelfs vanuit de ruimte te zien was geweest. Men kon nog niet zeggen wat de explosie had veroorzaakt. Er waren 68 vermisten. Het was de grootste explosie die Oostenrijk ooit had meegemaakt. Een wetenschapper had verklaard dat het hoogstwaarschijnlijk om een inslag van een meteoriet ging. Hij refereerde daarbij naar een inslag in Siberië van bijna honderd jaar geleden. Ik had de indruk dat men het een heel plausibel verhaal vond. Even later werd de ontploffing als 'de meteorietinslag' aangekondigd. Ik was verbaasd over het gemak waarmee wetenschappers worden geloofd. Hoe meer titels iemand heeft, hoe sneller zijn uitspraken als waarheid worden aangenomen, een voordeel voor ons, aangezien ook de politie van de wetenschappelijke verklaringen uitging. We hadden op ons kantoor eigenlijk niet veel om mee te nemen. Om nou alle spullen die we gisteren hadden gekocht in te pakken, zag ik niet zitten. Ik belde de huisbaas met de melding dat we vandaag, wat eerder dan verwacht, klaar waren met ons werk en vertrokken. “ We doen de sleutels wel beneden in de brievenbus.” Hij vond het prima. Greta kwam naar ons toe met een doos vol persoonlijke eigendommen. Ze had het kantoor beneden al afgesloten. We hadden aangeboden haar en haar spullen naar huis te brengen. Er was nog een vraag die ik aan Greta wilde stellen: “ Greta, heb jij wel eens van de Heisenberg-groep gehoord?” Ze dacht even na en zei: “ Nee, hoezo?” “ De Heisenberg-groep was een organisatie die het gemunt had op wetenschappers die zich tegen de kwantumtheorie hadden gekeerd. Het was opgezet door Diederik Pufman en Lisette Dupré. Heinrich
Brädler stond op de dodenlijst van de Heisenberg-groep.” “ Maar Diederik Pufman ken ik wel. Hij is een compagnon van meneer Brädler. Ze hebben een tijd geleden hier flink woorden met elkaar gehad. Waar het over ging weet ik niet, maar meneer Pufman ging erg tekeer.” Ik begreep ineens waarom Brädler op de dodenlijst stond. Pufman wilde Brädler uit de weg laten ruimen door Lisette, hij wilde natuurlijk meer geld en wilde de zaken van Brädler overnemen. Ik begreep ook waarom Jules Nervé op de lijst stond. Jules zat met zijn kritische reviews de verslaglegging in de weg en dat vertraagde de aanvragen waarmee Pufman geld wilde verdienen. “ Wat zal er met het kantoor gebeuren?”, vroeg Greta. “ Oh, dat gaat vanzelf. Ik denk dat de huisbaas bij het verstrijken van de huur het kantoor ontruimt. Dan zal ook gebleken zijn dat Brädler waarschijnlijk bij de meteorietinslag is omgekomen.” Ze was gerust gesteld. Ik pakte de doos met haar spullen, Anna sloot alles netjes af en deed de sleutels beneden in de brievenbus. “ Bye bye kantoor”, zei ze. Ze neuriede een liedje toen we naar de auto liepen.
37 We vlogen in de Gulfstream van Wenen naar Rotterdam. Het was woensdagmorgen. Anna en Greta zaten tegenover elkaar en kletsten al vanaf het moment dat we in de lucht zaten. Ik zat aan de andere kant, tegenover François de Melle met een tafel tussen ons in. Daarop lag een stapel ochtendkranten. Ik had ze gekocht om te lezen wat de media van de ramp in Siegersdorf te melden hadden. Er stonden foto's van het rampgebied bij die de geweldige kracht van de uit de hand gelopen kernfusie lieten zien. Alle berichten waren gericht op het scenario van een meteorietinslag. Er was een interview met de wetenschapper die gisteren met de verklaring op de proppen kwam. Hij wilde binnenkort gaan zoeken naar de brokstukken van de meteoriet. Ik was erg benieuwd wat voor verhaal ze zouden verzinnen als ze niets van de meteoriet konden vinden. Ik bedacht me dat als ik met het verhaal van de koude kernfusie zou komen, niemand me zou geloven. Hoe ik ook mijn best zou doen, ik zou geen letter over mijn verhaal in de krant krijgen; de macht van de wetenschap is te groot. Ik kon me nu voorstellen hoe Paul van Bessen zich moet hebben gevoeld toen hij zijn unificatietheorie aan de wereld wilde tonen. De waarheid is niet van belang voor de media en de wetenschap, het draait hoofdzakelijk om geld en macht. Toen ik dat bedacht, vond ik mezelf doordraven, maar hoe meer ik erover nadacht, hoe meer ik overtuigd raakte van die stelling. Het is een nare eigenschap van bepaalde groepen mensen. Je hebt er die altijd voor andere mensen klaar staan, die dienstbaar willen zijn, die iets voor de medemens willen betekenen en je hebt er die wat over andere mensen te vertellen willen hebben, die macht heerlijk vinden, die in veel geld een vorm van macht zien. De media en de wetenschap worden niet gedomineerd door de mensen die dienstbaar willen zijn, ze worden gedomineerd
door mensen die bovenaan willen staan in macht, vermogen en aanzien. Ik schudde mezelf wakker uit deze gedachte en sprak mezelf bestraffend toe: leid gewoon een eenvoudig bestaan en laat je niet beïnvloeden door kwade gedachten. Ik hoorde mezelf alsof ik mijn opa hoorde praten; het was een wijs man. Ik dacht terug aan de laatste uren in het kantoor aan de Rosensteingasse. Greta zei dat ze Diederik Pufman kende, hij was langs geweest en had met Heinrich Brädler onenigheid gehad. Daardoor wist ik waarom Heinrich op de dodenlijst van de Heisenberggroep stond, maar ook waarom Jules Nervé op diezelfde lijst voorkwam. Diederik wilde van die mensen af. Brädler moest weg omdat Diederik de zaak waarschijnlijk wilde overnemen en Jules moest weg omdat hij een bedreiging voor het proces was. Ik vroeg me af wat die twee andere mensen op de dodenlijst hadden gedaan om ook opgeruimd te worden. Zaten ook zij Diederik in de weg? Het zou best eens kunnen. Als het net zulke figuren waren als Brädler, dan hadden we met het oprollen van het genootschap nog niet iedereen te pakken. De twee mannen heten Herman Vandenbuytenacker en Henrico Caretti. Ron had uitgezocht dat Herman een Henrico beide sterk anti-CERN waren, maar dat was Heinrich Brädler ook. Ik legde het aan De Melle voor: “ Meneer De Melle. Die Heinrich Brädler stond op de dodenlijst van de Heisenberg-groep en we weten dat Diederik Pufman zijn naam erop heeft gezet, inclusief die van Jules Nervé en Paul van Bessen. Diederik wilde van de mannen af. Hij wilde Brädler uit de weg hebben vanwege de zakelijke belangen, Jules en Paul waren een bedreiging voor het proces. Als er subsidiegeld aan een nieuwe theorie zou worden uitgegeven zou hij geen invloed meer kunnen uitoefenen.” De Melle keek bedenkelijk. “ Waar wilt u heen?”, was zijn vraag.
“ Er staan nog twee man op de dodenlijst. Ik denk dat die twee ook iets met Pufman te maken kunnen hebben gehad. Ik vraag me af wat de relatie tussen Pufman en die twee is geweest. Pufman heeft ze niet zomaar op die lijst gezet. We weten dat de twee mannen nogal extreme ideeën hebben, haaks op de kwantumtheorie. Pufman zag ze als bedreiging en wilde van ze af. Ik denk dat hij van ze af wilde omdat ook zij iets met zijn zakelijke wereld te maken hadden. De vraag is nu of die lui actief bezig zijn geweest. Ik bedoel daarmee: zijn ze op dezelfde manier bezig geweest als Pufman?” “ U heeft een punt. Uitstekend geanalyseerd meneer Vlaar! Ik stel voor dat u dat eens gaat uitzoeken.” Ik leunde weer achterover in de luxe vliegtuigstoel en liep alles in gedachten nog eens door. Ik ontwaakte uit mijn gemijmer toen we gingen landen. Greta keek uit het raampje en zag de groene polders en het Hollandse landschap. Haar gezicht was meer ontspannen dan de afgelopen dagen. Ik had het proces ook bij Jules gezien; ze kwamen beide uit een onzekere omgeving en leefden op door de verandering van omgeving en zicht op een betere toekomst. Ik vond het heerlijk om die verandering te zien, misschien ben ik iemand die wat voor andere mensen wil betekenen, dacht ik. Bij nader inzien ben ik dat altijd geweest. Het was elf uur toen we met twee taxi's bij het huis van Rie en Paul van Bessen aan de Scheveningseweg aankwamen. Jules was er samen met Paul aan de theorie aan het werken. Nadat Greta met Rie, Paul en Jules kennis had gemaakt en we allemaal van een kop thee waren voorzien nam François de Melle het woord. Hij deed het in het Engels vanwege de aanwezigheid van Greta: “ Beste mensen, we hebben de afgelopen weken veel meegemaakt en ik kan zeggen dat we succesvol zijn geweest. Onze grote opdrachtgever, George McQuinten in de Verenigde Staten is uiterst
tevreden met onze resultaten. We staan aan het begin van een belangrijke ontwikkeling in de wetenschap op basis van de unificatietheorie van meneer Van Bessen. We hebben eergisteren gezien dat de theorie klopt, gelukkig konden we net op tijd ontsnappen. De klus is echter nog niet klaar. Het brein achter de fraude is niet meer onder ons, maar de overgebleven deelnemers van het genootschap lopen nog vrij rond. Ik heb daarom het volgende plan dat we zo snel mogelijk moeten uitvoeren: meneer Nervé en mevrouw Von Steinau gaan samen een persbericht schrijven waarin de fraudezaak uit de doeken wordt gedaan. De namen van de leden van het genootschap worden gewoon genoemd, inclusief Grädler en Pufman. We doen net of ze nog in leven zijn. De rapportage van meneer Nervé wordt meegeleverd, maar alles gebeurt volledig anoniem, zorg ook voor papier zonder vingerafdrukken en laat geen sporen achter. Ze mogen niet weten wie de informatie heeft geleverd. Ik wil dat morgen de stukken bij persbureau Reuters wordt bezorgd. De rest gebeurt dan vanzelf. Ik denk dat overmorgen de zaak over heel Europa in het nieuws komt en de leden van het genootschap worden ingerekend. Ik wil er nog op wijzen dat alle gesprekken die wij onderling hebben volledig vertrouwelijk zijn. Zodra morgen de stukken bij Reuters zijn ingeleverd houden we een korte vakantie. Daarna gaan we van start met een nieuwe onderneming. U krijgt van mij vanzelf bericht; ik richt me natuurlijk nu tot degenen die bij mij en George McQuinten in dienst zijn. Ik stel voor dat we na de thee direct aan de slag gaan.” Jules en Paul namen mij nog even apart, ze waren nog erg benieuwd naar het avontuur met de ontploffing in Siegersdorf. Ik heb alles uitgebreid verteld, tot in de kleinste details. Ze keken elkaar af en toe bevestigend aan; die twee begrepen elkaar volkomen. We moesten hartelijk lachen om de beweringen van de meteorietinslag. Ik opperde
dat de media mij nooit zouden geloven als ik zou melden dat het om een uit de hand gelopen koude kernfusie-experiment ging. Jules en Paul konden dat helemaal bevestigen. Paul stelde zijn werkkamer ter beschikking voor het samenstellen van het persbericht. Anna stond erop dat Greta eerst moest inchecken in het Kurhaus Hotel en vertrok met Greta voor een wandeling over de Boulevard in de richting van het hotel. Iedereen ging aan het werk. Ik ging mijn huisje maar eens opzoeken. Ik groette iedereen en liep met mijn rolkoffer aan de hand naar de Zeilstraat.
38 Toen ik, na de paar dagen Wenen, mijn huisje binnenkwam zag ik dat in plaats van mijn vertrouwde luie stoel een andere luxe leren fauteuil in mijn huiskamer stond. Hij was lichtbruin, had een moderne uitstraling en een heerlijk zachte, leren bekleding. Ik pakte de envelop die in de zitting lag en ging in de stoel zitten. Ik leunde achterover en voelde dat de fauteuil de vorm van mijn lichaam aannam. Hij zat geweldig. Ik maakte de envelop open en las de handgeschreven brief: Beste Han, deze fauteuil is voor jou, een cadeau van mij. Zonder jou zou ik Scheveningen nooit hebben gezien. Met oprechte dank, Jules. PS Je oude stoel staat in opslag, als je hem terug wilt kan dat zo geregeld worden. Ik wilde mijn oude stoel al niet meer terug toen er even in zat. Deze zat nog veel lekkerder. Ik moest me echter tot de orde roepen en weer achter mijn bureau plaatsnemen om met het nieuwe onderzoek aan de slag te gaan: Herman Vandenbuytenacker en Henrico Caretti. Ik installeerde mijn laptop en ging aan het werk. Ron had al wat van de twee mannen uitgezocht, maar hun relatie met Pufman ontbrak nog. Ik opende mijn e-mailprogramma en zocht door de duizenden e-mails van Diederik Pufman met de trefwoorden 'Buytenakker' en 'Caretti'. Op het scherm verscheen een lange rij resultaten. Toen ik ze bestudeerde bleek dat Vandenbuytenacker en Caretti elkaar kenden. Hoe ze elkaar kenden was me niet duidelijk, maar ze correspondeerden gezamenlijk met Diederik Pufman, altijd via Herman Vandenbuytenacker. Het oudste mailtje was van Herman die, mede namens Henrico, Diederik hard aanviel op zijn voorliefde voor Werner Heisenberg. Blijkbaar heeft Pufman deze voorliefde ooit openlijk verkondigd. Ik was dat nooit tegengekomen. Het kon zijn dat
Pufman het ondertussen uit zijn presentaties had gewist. Diederik reageerde fel en ongenuanceerd op de aanval, vol woede en dreigementen. Een paar dagen later kwam Herman met de melding dat hij zich afvroeg of de leiding bij CERN van zijn uitzonderlijke voorliefde voor Heisenberg afwist en vooral van zijn bedreigende emails. Tot mijn grote verbazing stelde Herman in hetzelfde bericht botweg zwijggeld voor; Diederik werd afgeperst. Ze hadden door dat Diederik bij CERN op een belangrijke post zat en dat graag zo wilde houden. Die Herman en Henrico hadden blijkbaar onderzoek gedaan, want ze kwamen een maand later met de e-mail waarin ze dreigden de activiteiten van Pufman openbaar te maken. Ze zeiden niet welke activiteiten, maar het werkte blijkbaar wel. Elke maand eisten ze iets meer, het begon met duizend Euro de man en dat liep elke maand met honderd Euro op. Ik zocht naar de lijst met 'giften' die Jules had gevonden en zag daarin inderdaad regelmatig de namen Buytenakker en Caretti staan. Die Pufman zat aardig in het nauw; vandaar zijn agressiviteit en woede-aanval toen hij mij wilde vermoorden. Ik schrok van een mailtje dat hij vier weken geleden naar Herman en Henrico stuurde. Hij stelde dat ze de verkeerde man aan het afpersen waren. Ze moesten zich eens gaan bezighouden met een zekere Paul van Bessen die met een nieuwe theorie langs diverse instanties aan het leuren was. Ik schrok nog meer van de reactie van de twee mannen. Ze schreven in hun antwoord dat ze afzagen van verdere vergoedingen als Paul van Bessen niet meer in leven zou zijn. Diederik antwoordde vervolgens dat hij zijn best zou doen en dat ze het vanzelf in de media zouden vernemen. Dat was de laatste e-mail van Diederik aan Herman en Henrico. Ik nam een bak koffie en ging in mijn nieuwe stoel zitten om over de materie na te denken. Die twee mannen weten niet dat Pufman
niet meer leeft. Dat de moordaanslag op Paul is mislukt moeten ze ondertussen wel gehoord hebben. Ze hebben nog even te gaan voordat de volgende betaling van Diederik plaats moet vinden en ze wachten op de moord op Paul. Stel dat ze erachter komen dat Diederik niet meer betaalt en dat het genootschap is opgerold, dan zouden ze misschien zelf in actie kunnen komen. Ik nam me voor om op Internet naar informatie over de beide mannen te zoeken en ging weer achter mijn bureau zitten. Ik pakte het verslag van Ron erbij en zocht op Internet naar de naam Herman Vandenbuytenacker. Al gauw verschenen resultaten waarin de boeken en artikelen van Herman werden getoond. Hij had ook een profiel in LinkIn staan, compleet met foto. Een sympathiek ogende man uit Antwerpen die ook in de autobranche werkzaam was. Hij had zich helemaal op zijn theorie van het plasmaheelal geworpen en zocht overal erkenning. Van Henrico Caretti was heel weinig te vinden. Het waren voornamelijk artikelen waarin hij uithaalde naar CERN. Toen ik in de zoekresultaten een scherm verder keek zag ik een link naar een artikel van Caretti in een blog van een Amerikaanse, duidelijk dissidente, wetenschapper. Het lange artikel ging over de, volgens hem, loze beweringen van CERN en de niet aflatende zucht naar publiciteit en geld. Ik scrolde in het artikel naar beneden en tot mijn grote verbazing verscheen een foto van Caretti, het was het gezicht van Heinrich Brädler, compleet met snor en kort krullend, grijzend haar. Ik leunde achterover in mijn stoel en zei hardop: “ Henrico Caretti is een pseudoniem voor Heinrich Brädler.” Ik begreep nu waarom het duo Vandenbuytenacker en Caretti van de activiteiten van Pufman afwist; Caretti wás Brädler. Pufman wilde waarschijnlijk steeds meer geld, maar Brädler kreeg dat dan via de afpersing gewoon weer terug. Wat een sluwe vent was die Brädler. Hij had gezien dat de
unificatietheorie van Paul van Bessen goud waard kon zijn voor zijn nieuwe opstelling voor koude kernfusie. Om daar alle eer van te krijgen zag hij een kans in de mededeling van Pufman om Paul van Bessen aan te pakken. Vandaar zijn voorstel aan Pufman om te stoppen met de afpersing als Paul niet meer in leven is. Herman is de stroman van Brädler. Brädler blijft buiten schot door zijn pseudoniem en Herman loopt de risico's. Die Herman is blijkbaar niet zo slim als Brädler en daardoor mogelijk gevaarlijk. Er vielen veel puzzelstukjes op hun plaats. Het klopte allemaal precies. Ik concentreerde me op het e-mailadres van Caretti dat
[email protected] was. Ik probeerde in Gmail aan te melden met het wachtwoord dat Brädler gebruikte voor zijn eigen account, maar dat werkte niet. Ik koos voor de optie 'wachtwoord vergeten' met het e-mailadres van Caretti. Toen ik aanmeldde met het account van Brädler zag ik het mailtje met het wachtwoord verschijnen. Ik had gelijk: Caretti wás Brädler. Met de gegevens kon ik aanmelden in het account van Caretti en zag alle berichten van en naar Herman Vandenbuytenacker. Er stonden twee ongeopende mailtjes van Herman bovenaan. Ik opende de oudste van afgelopen maandagavond. Herman vroeg wanneer hij dan naar Den Haag zou kunnen gaan. Het was een antwoord op een mail van Brädler met de mededeling dat hij geen informatie over de status in Den Haag kon geven. Ik was wel benieuwd wat hij in Den Haag te doen zou hebben en keek in eerdere verzonden mailtjes. Ik was verbaasd van het bericht waarin Caretti suggereerde dat Herman zelf het probleem van Paul van Bessen moest oplossen nu Pufman's actie was verijdeld. Dat bericht was van twee dagen na de aanslag van Lisette Dupré op Sint Maarten. Als reactie vroeg Herman wanneer Paul weer van Sint Maarten terug zou zijn, waarop Caretti antwoordde dat hij op
informatie wachtte. Ik begreep ineens waarom Brädler afgelopen maandag nog een e-mail met een vraag naar de status in Den Haag naar Pufman stuurde. Hij wilde weten of Paul terug was uit Sint Maarten. Ik keek snel in het laatste ongeopende mailtje. Het was gisteren verzonden. Er stond in: “ Ik denk dat hij ondertussen wel terug is, ik ga morgen met het busje naar Den Haag en kijk of ik het probleem kan oplossen. Je hoort van me als het is gelukt.” Herman wist niet dat Caretti een alias van Brädler was en wist dus niet dat Heinrich Brädler eergisteren bij de explosie in Siegersdorf was omgekomen. Hij wist ook niet dat Pufman dood was. Wat hij van plan was zou hij dus vandaag uitvoeren. Ik keek naar de klok; het was bijna drie uur. Ik deed een pet op, zette een zonnebril op mijn neus, stapte vlug op en reed naar de Scheveningseweg. Het is twee minuten rijden naar het huis van Rie en Paul van Bessen. Ik reed rustig het huis voorbij en lette goed op de geparkeerde auto's. Toen ik niets verdachts kon ontdekken reed ik door naar de Kanaalweg en stak daar de Scheveningseweg over. Ik zette mijn snorfietsje schuin aan de overkant van de Van Bessens op het trottoir en liep op mijn gemak in de richting van de Van Dorpstraat. Toen ik de Van Dorpstraat overstak viel me ineens een busje op dat vlak bij de hoek aan de linkerkant in de Van Dorpstraat stond geparkeerd, een Renault T rafic met laadruimte zonder ramen. Het moest wel van Herman Vandenbuytenacker zijn, want op de zijkant stond met grote letters: VADEBU Automaterialen, Antwerpen. Hij wist wel alles van het plasmaheelal, maar van camouflage wist hij blijkbaar helemaal niets. Vanaf de plaats waar het busje stond, kon je het huis van Rie en Paul goed zien. Ik liep de Van Dorpstraat in, een rustig straatje dat omhoog naar de Johan van Oldebarneveldlaan loopt. Ik dacht een stukje de straat in te lopen en dan aan de andere kant weer terug te
lopen. Aan de overkant werd een rijtje huizen gerenoveerd. Op de steigers zorgde een radio voor arbeidsvitaminen voor de werklui die ik nergens kon ontdekken. Toen ik naar het werk keek zag ik aan de overkant een man aan komen lopen in een opzichtig geruit overhemd met korte mouwen en spijkerbroek. Ik herkende hem direct als Herman Vandenbuytenacker. Hij dacht dat hij volledig onbekend zou zijn en dat zou ook het geval geweest zijn als ik zijn e-mail niet had gelezen. Hij had een papieren zakje van een cafetaria in zijn hand en stapte via de schuifdeur aan de straatkant het busje in. Het busje stond met de achterkant in de richting van de Scheveningseweg. Ik liep een klein stukje verder, stak over en liep terug. Ik lette op dat hij me niet zou kunnen zien en stopte bij het busje. Er zaten geen ramen aan de zijkanten van het busje. Ik probeerde voorzichtig via het portierraam aan de bestuurderskant naar binnen te kijken. Ik zag Herman op een klapstoeltje in de laadruimte zitten. Hij at een broodje. Ik bleef naast het busje staan en deed net of ik op iemand stond te wachten. Na een paar minuten zag ik het busje bewegen; Herman ging wat doen. Ik hoorde een kort, piepend geluid aan de achterkant van het busje, wat gestommel en toen was het stil. Ik liep voorzichtig naar de achterkant van het busje en keek langs de achterkant. Uit een klein luikje in het achterportier stak een rond, langwerpig voorwerp. Plotseling realiseerde ik me dat het een geluiddemper van een geweer was dat op het huis van de Van Bessens was gericht. Ik liep direct de straat weer in zodat Herman me niet kon horen en belde naar Jules. “ Dag Han, met Jules. Wat kan ik voor je doen?” “ Jules, is Paul bij je in de buurt?” “ Ja, die is hier. Moet je hem hebben?” “ Nee Jules, luister. Laat niemand in de buurt van de ramen komen. Er zit een scherpschutter aan de overkant en die richt nu een geweer op het huis.”
“ Allemachtig!” Hij riep meteen in de rondte dat iedereen bij het raam weg moest blijven. “ De Melle wil je spreken”, zei Jules en gaf zijn toestel aan De Melle. “ Meneer Vlaar, waar komt het gevaar vandaan?” “ Aan de overkant in de Van Dorpstraat staat een busje van VADEBU Automaterialen uit Antwerpen, daarin zit een scherpschutter die Herman Vandenbuytenacker heet. Ik heb een idee om hem uit schakelen.” “ Uitstekend werk meneer Vlaar. Ik onderneem actie; gaat u ondertussen aan het werk.” Hij hing op en dat was voor mij het sein om in actie te komen. Bij de bouwwerkzaamheden stond een vuilcontainer op straat waarin afvalhout van de renovatie lag. Ik pakte een houten balkje, ook wel een twee-en-drietje genoemd, van iets meer dan een meter lang uit de container, woog het goedkeurend in de hand en liep terug naar het busje. Ik keek voorzichtig om de achterkant van het busje en zag de demper uit het luikje steken. Zonder aarzelen haalde ik uit met het balkje. Met een goed gerichte zwaai, alsof ik een honkbal moest raken, sloeg ik met het balkje, met al mijn kracht, recht op de demper. Er klonk een harde schreeuw uit het busje waarin Herman duidelijk omver was gevallen. Ik hoorde een aanhoudend gekreun en gevloek uit het busje komen en haastte me om het busje heen met het eind hout als een honkbalknuppel in de hand. Ik verwachtte dat hij uit de zijdeur zou komen, maar tot mijn verrassing ging de achterdeur plotseling open. Herman sprong uit het busje en hield met zijn linker hand zijn rechter arm vast. Hij keek met een van pijn vertrokken gezicht om zich heen en zag mij staan, met honkbalpet, zonnebril en het stuk hout in de aanslag. Ik had met de klap op de demper zijn sleutelbeen, waar de kolf op rustte, gebroken. Zijn rechter arm deed
niets meer. Hij keek me even met doodsangst in de ogen aan en zette het direct op een lopen, luid kreunend van de pijn. Hij rende of zijn leven ervan afhing en stak, zonder uit te kijken de Scheveningenseweg over. Een auto remde net op tijd voor de plotseling overstekende man. Twee seconden later werd Herman voor mijn ogen door een tram aangereden. Ik kon de klap duidelijk horen. De tram remde uit alle macht; in de tram vielen mensen om. Het lichaam van Herman werd enkele meters meegesleurd en bleef voor de tram, op de rails stil liggen. Er liep iemand snel naar me toe. Het was François de Melle. Hij pakte het stuk hout uit mijn handen, gooide het in het busje en deed de deuren dicht. Hij controleerde het busje vervolgens van binnen en sloot alles zorgvuldig af. “ Uitstekend werk meneer Vlaar!”, zei hij. “ Kom mee. We moeten hier weg.” We liepen de Van Dorpstraat in en gingen via de Johan van Oldebarneveldlaan en de Frankenslag weer naar de Scheveningseweg. Toen we de hoek omkwamen stonden er al politieauto's dwars op de weg; er mocht geen verkeer meer door. In de verte hoorden we de sirenes van een ziekenwagen. De Melle liep naar de overkant terwijl ik mijn snorfiets ging ophalen. Ik zoefde vlug naar de overkant en kwam tegelijk met De Melle bij het huis van de Van Bessens aan. In de huiskamer van Rie en Paul stond iedereen verbaasd voor het raam naar buiten te kijken. De Melle was aan het bellen en gaf in het Engels de gegevens van het busje door. Ik hoorde hem “ Van Dorpstraat” noemen terwijl hij nog wat instructies gaf. T ien minuten later stond een takelwagen in de Van Dorpstraat het busje weg te takelen. Het tramverkeer was stilgelegd en al gauw stond een grote groep
nieuwsgierigen van afstand te kijken. Het duurde een hele tijd voordat Herman werd afgevoerd. We zagen dat ze hem probeerden te reanimeren, maar na verloop van tijd hielden ze op, legden hem op een brancard en schoven hem de ziekenwagen in. Het was een schokkend gezicht. Rie had thee gezet, we moesten de gebeurtenis even verwerken. Paul nam het woord: “ Han, wat was dat in vredesnaam? Weer iemand die een aanslag wilde plegen?” “ Ja, dat was weer iemand die een aanslag wilde plegen, maar ik denk dat dit de laatste was. Zijn naam is Herman Vandenbuytenacker.” “ Die naam ken ik,” zei Jules, “ hij komt ook op de dodenlijst van de Heisenberg-groep voor.” “ Dat klopt. Er staat nog een naam op, die van Enrico Caretti. Ik ben er een uur geleden achter gekomen dat Enrico Caretti een pseudoniem is voor Heinrich Brädler.” Ik zag iedereen verbaasd kijken. “ Heinrich Brädler schreef onder pseudoniem artikelen op diverse sites over de gang van zaken bij CERN. Ik denk dat hij op die manier met Herman Vandenbuytenacker in contact is gekomen. Toen Pufman steeds meer geld van Brädler ging eisen heeft Brädler via Vandenbuytenacker Pufman gewoon afgeperst.” “ Wat een boef was die Brädler zeg!”, zei Jules verontwaardigd. “ Ja, dat was hij zeker”, beaamde ik. “ Op een gegeven moment stelde Pufman dat ze Paul maar eens moesten gaan aanpakken omdat hij met een nieuwe theorie liep te leuren. Aangezien Brädler net een concept van Paul had gekregen en het goed kon gebruiken, dacht hij er goed aan te doen Pufman een voorstel te doen. Hij zou stoppen met de afpersing als Paul niet meer in leven is. Pufman heeft, toen hij van agent Van Gelder wist dat Paul op Sint Maarten zat, Lisette Dupré
op Paul afgestuurd. Lisette dacht dat het om een ideaal ging, maar het ging gewoon om geld. Toen de actie van Lisette niet gelukt was heeft Brädler Vandenbuytenacker overgehaald de actie af te ronden. Ik denk dat hij hem veel geld in het vooruitzicht heeft gesteld en misschien al wat voorschotten had gegeven. Brädler, alias Caretti was afhankelijk van informatie over de verblijfplaats van Paul, maar agent Van Gelder en Pufman gaven geen informatie meer. Vandenbuytenacker is toen maar op eigen houtje hierheen gegaan. Hij had een mailtje naar Caretti gestuurd met de melding dat hij het vandaag ging doen. Als ik het mailtje niet had gelezen... Ik moet er niet aan denken.” “ Dat is al de tweede keer dat je mijn leven hebt gered”, zei Paul. “ Wat geweldig knap van je, je weet niet hoe dankbaar we daarvoor zijn.” Hij keek Rie veelbetekenend aan. “ Ik denk”, ging ik verder, “ dat de boeven nu wel op zijn. Alle puzzelstukjes zijn voor mij op hun plaats gevallen. Alles klopt en er zijn wat mij betreft geen verder dreigingen meer aanwezig. Ik zal het account van Brädler en Caretti nog eens doornemen om te kijken of hij toevallig meer mensen voor zijn karretje heeft gespannen, maar ik vermoed dat ik verder niets ga vinden.” Iedereen was even stil, terwijl Rie nog eens bijschonk. Het gezelschap ging weer aan de slag. Jules liep met Greta naar de studeerkamer van Paul om verder te werken aan het persbericht terwijl hij in het Frans mijn relaas nog eens aan Greta uitlegde. Paul ging weer achter zijn laptop aan tafel aan zijn theorie werken terwijl Rie de kopjes opruimde. François de Melle was aan de telefoon om nog allerlei dingen af te wikkelen. Ik was erachter gekomen dat puinruimen zijn specialiteit was. Het leven op de Scheveningseweg nam langzaam weer normale vormen aan. Er bleven nog wat groepjes mensen praten om te redeneren over wat er gebeurd kon zijn. De politie was klaar met het opnemen van de verklaringen van de
trambestuurder en passagiers. De trams hadden meer dan een half uur stil gestaan, maar konden nu weer verder rijden. Ik groette iedereen en vertrok naar huis, mijn werk zat erop.
39 Het strand lag nog gedeeltelijk in de schaduw door de opkomende zon. Een zwakke oostenwind blies warme lucht over de duinen, het zou een prachtige, warme zaterdag worden. Ik liep in noordelijk richting langs de vloedlijn in het licht van de lage zon. Er waren veel mensen op de been die hun honden op het strand lieten ronddraven. Een eindje verderop speelde een stel kleine hondjes. Ze sprongen om elkaar heen en stoeiden met elkaar. Ik zag ze genieten van het eenvoudige bestaan; ze waren bezig gewoon hondje te zijn; helemaal vrij. Ik had geen onrust meer in mijn hoofd, ik was tevreden met wat ik had. De gebeurtenissen van de afgelopen weken hadden me veranderd: ik was me meer bewust geworden van mijn eigen bestaan. Ik wist zeker dat het een blijvende verandering was; ik voelde me er rijk en bevoorrecht door. Woensdagavond werd bekend dat er op de Scheveningseweg ter hoogte van de Van Dorpstraat een Belg bij het oversteken van de trambaan door een tram was aangereden. De man had het niet overleefd. Afgelopen donderdag is het persbericht bij Reuters afgeleverd en zoals verwacht stonden gisteren alle kranten in heel Europa bol van de grootschalige fraude met overheidsgeld in de wetenschappelijke wereld. Kamerleden haastten zich om Kamervragen te stellen en riepen op tot een grondig onderzoek naar de activiteiten bij CERN en de adviesraden. Gisterenavond werd bekend dat drie leden van de groep die zichzelf 'het genootschap' noemde waren gearresteerd. Van twee betrokkenen ontbrak nog elk spoor. Met de arrestaties is de hele zaak afgerond. De Heisenberg-groep en het genootschap bestaan niet meer, alle dreigingen zijn weggenomen. Dat mijn klussen voor Rie van Bessen en George
McQuinten klaar waren kon ik nog niet helemaal bevatten. Ik moest nog officieel decharge krijgen; ik zal daar straks maar om gaan vragen, dacht ik. Ik had sinds Sint Maarten niet meer naar mijn bankrekening gekeken, maar ik verwachtte dat het wel goed zat. Ik ben woensdagavond, na het voorval op de Scheveningseweg, met Anna uit eten gegaan. Ik heb haar verslag uitgebracht van het incident met Herman Vandenbuytenacker en van mijn ontdekking dat Caretti een alias van Brädler was. Toen ik haar uitlegde hoe alles in elkaar zat wist ik voor mezelf dat het klaar was. Er viel op dat moment een grote last van mijn schouders. Na een paar weken intensief denkwerk kon ik me eindelijk helemaal ontspannen. Ik dacht tijdens mijn strandwandeling terug aan die heerlijke avond met Anna. Ik zag een stel kinderen op het strand een kuil graven. Ik keek naar de kuil en begreep ineens de uitspraak van Paul: tijd bestaat niet, er bestaan alleen veranderingen. Tevreden wandelde ik naar de trap die naar het pad door de duinen naar de watertoren leidt.