3722
Blanco
3723 Willy JONCKHEERE : Het toneel in Deinze jubileert : Toneelkring “Tot Volksverheffing” : 100 jaar en “Vooruit!” 150 jaar (zie verder in het blad) Net vóór het drukken van dit Contactblad bereikte ons het bericht dat de Toneelkring “Tot Volksverheffing” de viering van zijn honderdjarig bestaan organiseerde op 29 augustus 2008 in de zaal “Voor ons Recht”, of in de volksmond “De Pulle”
Het werd een bijzonder geslaagde feestviering.
In het KOK-Jaarboek 1988 publiceerde KGK-bestuurslid André Heyerick : “Een halve eeuw Toneelkring ‘Tot Volksverheffing’ (1907-1959)”, pp. 143-218. Toen op de feestavond aan André de vraag werd gesteld of hij ook de historiek zou schrijven van de tweede halve eeuw, antwoordde hij wijs: dat dit de taak was van een jonge vorser. Wie voelt zich geroepen?
Stefaan DE GROOTE : Fransman met Gottemse roots Jean-Pierre Popelier schreef boek over Belgische emigratie naar Frankrijk Op 11 maart jl. was er een boeiende voordracht, georganiseerd door de Deinse afdeling van de Vlaamse Vereniging voor Familiekunde. Henk Byls van het archief KADOC vertelde over de Belgische/Vlaamse emigratie naar Frankrijk tussen 1750 en 1960. Die was immens. Rond 1880 leefden er bijna 200.00 Belgen, vooral Vlamingen, in het Departement du Nord. Het ging op dat ogenblik over één vijfde van de bevolking. In Rijsel en Roubaix woonden toen respectievelijk meer dan 30 en 50 % landgenoten. In Parijs waren er ruim 50.000 Belgen en zij vormden op dat ogenblik de grootste groep buitenlanders. En dan waren er nog eens de duizenden landbouwersgezinnen die zich over heel Frankrijk hadden verspreid.
Over deze 'vergeten emigratie' schreef Jean-Pierre Popelier een boek dat in 2003 werd uitgegeven door de uitgeverij La Voix du Nord. Het boek gaat over het leven van de vooral Vlaamse emigranten, o.a. het verenigingsleven, arbeidsomstandigheden, wijken, hun café's maar ook over het racisme waarmee ze op een bepaald ogenblik te
3724 maken kregen. Jean-Pierre Popelier die toen in Roubaix woonde, is ondertussen verhuisd naar Parijs. Zijn ouders, zo vernamen we van de spreker, zijn afkomstig van Gottem en weken zoals honderdduizenden anderen uit naar Frankrijk, om er hun geluk te beproeven in de vele fabrieken rond Rijsel en Roubaix.
Willy JONCKHEERE : Vooruit in feeststemming…100 jaar geleden ! De KGK-leden weten intussen dat Vooruit dit jaar haar jubileum van 150 jaar viert: onze jaarlijkse tentoonstelling in februari-maart 2008 was immers gewijd aan de historiek van deze vereniging en was zowat het startpunt van een heel feestjaar. Op zaterdag 27 september 2008 wordt de officiële viering gehouden met een academische zitting in het Museum van Deinze en de Leiestreek. Maar hoe was dat 100 jaar geleden ? Reeds op 10 maart 1907 kondigde De Deinsche Burger het jubelfeest aan: “In het toneeljaar 1907-1908 zal de toneelmaatschappij Vooruit! haar 50-jarig jubelfeest plechtig vieren. Te dier gelegenheid zal er van wege deze maatschappij met medehulp van ons gemeentebestuur een luisterrijke toneelwedstrijd uitgeschreven worden. Daar de ernstigheid van den strijd zeer zal gewaardeerd worden, zoo hopen wij onder de deelnemende maatschappijen het puik van ons land te tellen. Dit schoone als edele feest zal voorzeker telkens door gans het kunstminnend publiek van Deinze en omliggende worden bijgewoond”1. Op 28 april 1908 kreeg de toneelwedstrijd al internationale allures: “De maatschappij De Vereenigde Taal- en Kunstminnaars, onder kenzin Vooruit! in onze stad, viert het aanstaande toneeljaar 1907-1908, de vijftigste verjaring van hare stichting (9 januari 1858) en tevens het vijf-en-twintig jarig jubelfeest als Voorzitter van den heer Gustaaf Boulanger. Te dezer gelegenheid richt zij eenen Internationalen Toneelprijskamp in, voor het opvoeren van dramas en blijspelen, waaraan alle Toneelkringen van Noord- en Zuid-Nederland worden uitgenodigd deel te nemen. Uitgeloofde prijzen: Prijs van uitmuntendheid (grootst getal punten in beide vakken), een verguld zilveren eermetaal (geschonken door Z.M. den koning) en prachtig diploma. Voor drama of comedie: 1e prijs 600 fr. met verguld eermetaal en diploma; 2e prijs 400 fr., id.; 3e prijs 200 fr., id. Voor blijspel: 1e prijs 300 fr. met verguld eermetaal en diploma; 2e prijs 200fr., id.; 3e prijs 100 fr., id.
Voor beste uitspraak: Een verguld zilveren eermetaal (geschonken door den Voorzitter) en diploma. Voor besten toneelspeler: Drama, een verguld eermetaal en diploma; Blijspel, id. Voor best verzorgde toneelschikking: Een verguld eermetaal en diploma. Iedere mededingende maatschappij zal verplicht zijn een drama of comedie van ten minste drie bedrijven en een blijspel van een of meer bedrijven, op te voeren. Alleenlijk stukken, oorspronkelijk van Vlaamsche en Nederlandsche schrijvers, zullen aangenomen worden. De Maatschappijen welke aan den wedstrijd verlangen deel te nemen, zijn verplicht zich vóór den 1n juli aanstaande bij den geheimschrijver, den heer Roger Lagrange, te laten inschrijven. Tien maatschappijen zullen aan den wedstrijd mogen deelnemen; werd dit getal overtroffen, dan zal men door loting beslissen welke maatschappijen zullen aanvaard worden.
3725 De wedstrijd zal aanvang nemen op zondag 20 october 1907, en zo veel mogelijk van 14 tot 14 dagen (sic) voortgezet worden. De opvoeringen zullen plaats hebben in dagvertooning en dus om 3 ure ‘snamiddags aanvangen”2. Begin oktober 1907 werd het programma van de toneelprijskamp voorgesteld3, en het moet gezegd dat het deelnemersveld behoorlijk wat kwaliteit liet veronderstellen. Noord-Nederlandse kandidaten waren er niet, wel was de Brusselse en Antwerpse regio meer dan goed vertegenwoordigd: 1e 2e 3e 4e 5e 6e
7e 8e 9e
zondag 1 december 1907: Willem Ogier’s Kring, te Antwerpen: Drama: De Bruid daarboven, door Multatuli Blijspel: Onder Ons, door Emants 15 December 1907: Maats. De Volksstar, te St.Jans-Molenbeek Drama: De Leemkruijer, door Lodewijk Scheltjens Blijspel: Zij mag niet trouwen, door Van Ryn 22 December 1907: Maatschappij De Dageraad, te Laken Drama: Kermisklok! Doodsklok! door F. Vandezande Blijspel: Schrik van soldaten, door P. Kints 12 Januari 1908: Maatschappij De Toekomst, te Mechelen Drama: Wildstroopers, door Lodewijk Scheltjens Blijspel: Een valsch bericht, door L. Lievevrouw 26 Januari 1908: Maats. IJver en Broedermin, Antwerpen Drama: Zwarte Griet, door R. Faassen Blijspel: De Postieljon van Maria-Theresia, door H. Van Peene 9 Februari 1908: Maats. De Vrijheidszonen, te Mechelen Drama: Eene misdadige, door N. De Tière Blijspel: Daar is Mijnheer! door J. Gilissen 23 Februari 1908: Koninklijke Maatsch. De Tony’s vrienden, te Lier Drama: Mottige Janus, door M. Sprée Blijspel: De Belgische Vrijschutter, door H. Van Peene 15 Maart 1908: Koninklijke Maatschappij De Noordstar, te Brussel Drama: Ghetto, door H. Heyermans Blijspel: Vader Pluimsteen, door E. Van Goethem 5 April 1908: Maatsch. De Eendracht, te St.Jans-Molenbeek Drama: Op hoop van zegen, door H. Heyermans Blijspel: Buren, door H. Heyermans
Maar de reeks werd ingezet door Vooruit zelf op 17 november 1907 met als drama ‘Na een zonnedroom’ van P. Van Assche; het blijspel ‘De duivel op ’t dorp’ door H. Van Peene en “vooraf op algemeen verzoek Clown Kikajo, treurspel in verzen in één bedrijf, door Gustaaf De Mey 4”
3726 De Tony’s Vrienden van Lier dienden door omstandigheden forfait te geven voor de zevende voorstelling, die dan door een Gents gezelschap ‘buiten prijskamp’ werd vervangen. De Lierenaars kwamen dan wel op 19 april 1908 hun blazoen verdedigen5. Op 26 april werd de uitslag bekendgemaakt en vooral De Noordstar uit Brussel ging met de meeste prijzen aan de haal6. De officiële prijsuitreiking vond plaats op 21-06-19087. Op 13 september 1908 werd dan het halve eeuwfeest gevierd met volgend programma8: “Ter gelegenheid van het vijftig-jarig bestaan der Maatschappij Vooruit! en het vijf en twintig-jarig Jubelfeest van den Voorzitter, den Heer Gustaaf Boulanger,zullen morgen maandag de leden van bovengenoemde maatschappij zulks herdenken door de volgende feestelijkheden: 1e Om 5 uur : Serenade aan den heer Voorzitter. Verplichtende vergadering van al de Leden, bij Mr G. Soenen, om 4½ uur; 2e Na de serenade: Muzikaal uitstapje in de stad; 3e Om 7½ uur: Avondmaal door de Leden, den Heer Voorzitter aangeboden; 4e Huldebetoog aan den Jubilaris”. Tot slot willen we de Vooruitenaars van vandaag even laten meegenieten van de commentaar van de verslaggever van De Deinsche Burger9:
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
De Deinsche Burger, 10-03-1907, p. 1. De Deinsche Burger, 28-04-1907, p. 1-2. De Deinsche Burger, 6-10-1907, p. 2. De Deinsche Burger, 10 en 17-10-1907, p. 2. De Deinsche Burger, 16-02-1908, p. 2, en 19-04-1908, p. 2 De Deinsche Burger, 26-04-1908, p. 1 De Deinsche Burger, 28-06-1908, p. 2 De Deinsche Burger, 12-07-1908, p. 2 De Deinsche Burger, 19-07-1908, p. 2
Willy JONCKHEERE : Het Van Dorpe-monument 100 jaar op het Kongoplein Maanden terug uitte Valère Mortier zijn ongenoegen over de bizarre locatie van het Van Dorpemonument op een verloren hoekje van de Peter Benoitlaan en de Kattestraat, gedrumd tegen de muur van het Sint-Vincentiusinstituut. Hij vond dat het beeld thuishoorde op het einde van de Markt. De
3727 Stedelijke werkgroep Monumenten- en Landschapszorg Deinze vond dat niet zo’n goed idee, maar suggereerde na rijp beraad, om het monument eventueel te verplaatsen naar de overzijde van de Peter Benoitlaan. Daar lag een strook grond zonder duidelijke bestemming, een ideale plaats voor een beeldwerk. Bovendien bleef het monument vlakbij zijn oorspronkelijke locatie, die als Neerlei de naam van Kongoplein had gekregen na de oorspronkelijke inhuldiging van het monument. Of Jules Van Dorpe als koloniale held of als massamoordenaar in opdracht van de Belgische vorst Leopold II moet bekeken worden, laten we hier in het midden. Voor zover ons bekend is er nog altijd geen degelijke studie over de man gemaakt1, zodat alle loze beweringen best achterwege blijven. Ook over die andere Deinse koloniaal, Desiré Scheerlinck, zou best eens wat historisch onderzoek mogen gebeuren. Een uitgelezen kans voor een jonge vorser om hier eens werk van te maken 2. Jules werd te Deinze geboren op 12-11-1856. Als zoon van een Deins politieagent koos hij voor een militaire loopbaan. Door het Ministerie van Oorlog gedetacheerd bij het Militair Cartografisch Instituut vertrok hij een eerste maal naar Centraal Afrika op 15 april 1888, drie jaar nadat de Conferentie van Berlijn het bestaan van de Kongo-Vrijstaat had erkend. Na een vierde ambtstermijn (telkens van 3 jaar) kwam hij in 1901 vroegtijdig en ziek terug, om in 1902 in Menton (Zuid-Frankrijk) te sterven op 29 december. Hij werd te Deinze luisterrijk begraven op 6 januari 1903. Over de motivatie van Van Dorpe schreef De Deinsche Burger ondermeer: “Met wat doel? Hij heeft het zelf geschreven: om te werken aan de verwezentlijking van het edelste, het schoonste doel der wereld: de ontslaving van gansch een menschdom, de opbeuring van gansch een volk en de verlichting van een ras, tot nu toe verslaafd aan de onwetendheid en de afgoderij. Weest anti-congogezind in den hoogsten graad, toch gebiedt u de rechtvaardigheid, de zelfopoffering, de moed en de volharding onzer Belgische officieren in Congoland te bewonderen. Sommige onderscheiden zich als dappere, onversaagde oorlogvoerders tegen slavenhandelaars en ontembare negerrassen; anderen wroeten er in stilte om het gebied, aan hun gezag onderworpen, te organiseeren en zoo de weg te openen tot de ontginning des lands en de beschaving zijner bewoners. Als inrichter der distrikten van Lukungo en Matadi, alsook in zijne andere ambten, heeft Julius Van Dorpe gewetensvol zijnen plicht volbracht, dat getuigde plechtig aan den boord zijns grafs, Mr Liebrechts, in naam van het Beheer van den Onafhankelijken Congostaat”3. Vrijwel onmiddellijk na zijn begrafenis werd een comité opgericht, onder leiding van burgemeester Galens, met de bedoeling een monument op te richten voor de lokale ‘held’. Voor de burgemeester was de locatie van het monument op het Neerleiplein symbolisch: midden in een arbeidersbuurt een verheerlijking van de inzet van de eenvoudige volksjongen die het ver geschopt had: “Als Burgemeester van Deinze, ben ik gelukkig en fier den heuglijken dag dezer vereering te mogen beleven en wel voornamelijk omdat heden de eenvoudige werkman naast de begoede burger, het kind in gezelschap van den ouderling, de vrouw zoo wel als de man, in een woord omdat gansch Deinze juicht en jubelt! En waarom die algemeene vreugde en opgetogenheid, waarom die innige belangstelling van eenieder in Van Dorpe’s herdenking en vereering? Eenerzijds omdat hij overal te boek stond als een gezellige, trouwe vriend, als een dienstvaardige, goedhartige overste, anderzijds en bovenal omdat hij was een onvermoeibare groote werker; en ’t is als werker dat ons volk Van Dorpe kent, acht en vereert, die gewapend met taai geduld en stalen wil, zoekend navorschend en studeerend, de maatschappelijke lader wist op te klimmen en zich te verheffen tot de hoogste sporten: hijn nederige zoon, gesproten uit een werkersfamilie, was immers kapitein-bevelhebber van het Belgisch leger, algemeene commisaris van den Congostaat.
3728 Waar, Mijne Heeren, kon een gedenkteeken van den man, die het werk zoo in eere hield en liefhad, wel een betere plaats vinden, dan hier op een plein ombouwd met werkmanswoningen, waar alles spreekt van werk en aanzet tot wer’k, waar de ouders het aan hunne kinderen zullen aanwijzen om hen aan te prikkelen tot werkzaamheid en plichtvervulling, zeggende: ziedaar het loon van ieverig en aanhoudend werk!”4 De lering van de Deinse jeugd lag ook De Deinsche Burger nauw aan het hart: “ en voor de Deinsche jeugd een onvergankelijk voorbeeld wezen van liefdevolle zoon, leergierige jongeling, karakter vaste man, en edele dienaar van ons schoone Belgenland!”5 Ook Jules Soenen, voorzitter van het “Vlaamsch Gezelschap” onderstreepte de voorbeeldrol van de Vlaamse volksjongen, die Van Dorpe als lid van het Gezelschap vertolkt had. Een moedige uitspraak ten aanzien van een publiek van hogere legerofficieren die uitsluitend Franstalig waren: “Eere aan Jules Van Dorpe en dat zijne gedenkzuil een blijvend voorbeeld weze voor het volk van Deinze in het bijzonder en voor dit van gansch het Vlaamscha land in het algemeen, dat men als kind des volks, door eigen wil, door eigen kracht, grootheid, roem en eer kan verwerven, zonder verbastering van aard en zeden, noch laffe miskenning of verloochening zijner moedertaal. Hulde, driemaal hulde aan Jules Van Dorpe en dat gansch zijn levensstrijd den Vlaming ten voorbeeld strekke, dat men werken en strijden kan en voor de verheerlijking der moedertaal en voor de verheffing van zijn vaderland, onder één en zelfden strijdkreet, de kenspreuk van ons Vlaamsch gezelschap: Voor Moedertaal en Vaderland!”6 Op 6 september 1908 was het dan zover, drie dagen vóór de stemming in de Senaat, die de overname van Congo door de Belgische staat bezegelde7. De Gazette van Deinze en De Deinsche Burger, de twee Deinse kranten die traditioneel de spreekbuis vormden van elkaar bekampende politieke formaties, zongen nu unaniem de lof van Van Dorpe. Ze beschreven de plechtige inhuldiging van het monument als een unieke feestelijke gebeurtenis, waarbij “Vooruit” en “Cecilia” broederlijk naast elkaar musiceerden.
Hoe zag het monument er uit ?8 We laten De Deinsche Burger aan het woord: “Het gedenkteken bestaat in eene groote zuil in arduin, verrijzende op een soort rotsblok en dragende den medaillon van commandant Van Dorpe, terwijl aan den voet van de zuil een jonge Congolander den stok omvat van de Congovlag. Het bovendeel is versierd met de wapens van Deinze. Het geheel maakt een zeer treffenden indruk en volgens al de personen die den vereerde gekend hebben, is de gelijkenis treffend”5.
Archief KGK, Museum van Deinze en de Leiestreek
3729
Maar laten we nu de commentaarschrijvers van de Gazette van Deinze en De Deinsche Burger aan het woord:
De Deinsche Burger, 13-
“De stad Deinze heeft zondag laatst, ter gelegenheid der onthulling van het standbeeld Van Dorpe, voorzeker een harer schoonste dagen beleefd. Bij het echt hondenweer van verleden week, vreesde iedereen voor eene mislukking van het feest, doch alles keerde in het best. Groot was dan ook de toeloop van volk in onze stad ; wij herinneren ons niet ooit bij eenig feest zoo veel volk alhier gezien te hebben. Benevens al de maatschappijen en Deinze, bemerkte men in den grootschen stoet vele maatschappijen, vooral van oud-gedienden, van den vreemde. De stoet, welke eene lengte had van aan de Vaartbrug tot aan de Leibrug, werd opgeluisterd door het muziekkorps van het 1e linie, de harmonieafdeeling van Vooruit! en de fanfaren Ste-Cecilia”. Het gloriemoment van het gedenkteken was echter van korte duur: algauw werd het een ideale klimmast voor de rakkers uit de buurt: “ Bijna een jaar geleden werd in onze stad de gedenkzuil opgericht ter eere van Kapitein Van Dorpe. Groote feesten hadden te dier gelegenheid plaats, feesten waarover geheel de stad tevreden was.
3730
Archief KGK, Museum van Deinze en de Leiestreek
Met fierheid en tevredenheid zag men in den beginne menige Deinzenaar naar het gedenkteeken opzien, en menige vreemdeling, die langs het Neerleiplein zijnen weg nam, hield er eenige oogenblikken stil om het nieuw-monument-dezer stad te bewonderen. Edoch, het schijnt dat de geestdrift van verleden jaar buitengewoon gekoeld, dat de fierheid geheel verdwenen is. Zoo te nminste zou men moeten denken als men tegenwoordig den gedenkzuil op sommige uren van den dag beschouwt. De straatbengels klauteren er op en gaan niet enkel aan de teenen spelen van den neger, maar stijgen, hooger en hooger en trekken aan de oren van den zwarte, zetten hem eenen bri op en spelen er allerhande poetsen mede. Anderen, meer boosaardig, schieten met leemen jogels naar den neus van den neger, naar de ster van den Congo… Maar de grootste misdadigers van allen zijn… zon en regen. Deze hebben reeds merkelijke schade aan het gedenkteeken toegebracht: het brons is ontkleurd en ontglansd; het goud is weggespoeld en groote strepen ervan zijn nog zichtbaar op den arduin. Een paar vragen aan wie het aangaat: Zou het niet gepast zijn het gedenkteeken Van Dorpe, door een ijzeren traliewerk af te sluiten? Dat zou het monument meer aanzien geven en vrijwaren tegen de aanvallen der straatjongens. En zou het beeld niet eens moeten hergepolijst en de letters herverguld worden? Mogelijk is de waarborg van den ondernemer nog in [te] roepen”9.
3731 In Wereldoorlog I werd het bronzen beeld van de Congolese knaap afgevoerd naar de Duitse smeltovens, zodat het gedenkteken er wat verweesd uit zag. Foto: Archief KGK, Museum van Deinze en de Leiestreek
Bij de aanleg van de Peter Benoitlaan vormde het beeld, in het midden van de rijweg, een obstakel voor het toenemende autoverkeer. Bij beslissing van de Deinse gemeenteraad van 5 april 1956 werd het tegen de muur van het Sint-Vincentiusinstituut geplaatst.
Foto: dienst Cultuur Deinze, Cindy Vanden Heede
Recent werd het opnieuw verplaatst, nu naar een stukje grasveld vóór de woningen van het Ricardplein. Dit werd meteen de aanleiding om dit verloren hoekje een stedenbouwkundige opfrissing te bezorgen, tot grote tevredenheid van de buurtbewoners.
Foto : Willy Jonckheere
1. Het meest complete verhaal over Van Dorpe tot nu toe verscheen in het KOK-jaarboek van 1992 en is van de hand van onze erevoorzitter Herman Maes, “Jules Van Dorpe 1856-1902 een Deinse koloniaal (1888-1901)”, pp. 5-87. Hierin vindt men alle bekende gegevens over Van Dorpe terug, aangevuld met elementen uit de briefwisseling van Van Dorpe met zijn moeder in Deinze. 2. In 1958 werd door de “Kongolese herdenkingsbond” aan de voet van het monument een gedenkplaat aangebracht ter ere van “Van Risseghem Ernest J.B. Handelsbediende”. Een zo volledig mogelijk overzicht van Deinzenaars die actief waren in de voormalige kolonie kan men terugvinden in Jan DEMEYER, Deinze en Congo. Kroniek van een eeuw aanwezigheid, KGK-jaarboek LXXI, 2004, pp. 279-377. 3. De Deinsche Burger, 6-09-1908, p. 1.
3732 4. 5. 6. 7. 8.
Gazette van Deinze, 13-09-1908, p. 1 De Deinsche Burger, 6-09-1908, p. 1. De Deinsche Burger, 13-09-1908, p. 1. De Deinsche Burger, 13-09-1908, p. 2. De Deinsche Burger, 13-09-1908, p. 2. De maker van het gedenkteken, Louis Pierre Van Biesbroeck (° Gent 17-02-1839 - + Ukkel 1919) was beeldhouwer en graveerder. Hij kreeg zijn opleiding aan de Gentse Academie, waar hij leerling was van Paul de Vigne. Na zijn studies en vóór zijn eerste tentoonstelling in 1867 reisde hij rond in Frankrijk en Italië. in 1877 werd hij zelf leraar aan de Academie te Gent. Hij ontwierp borstbeelden, standbeelden, figuren en decoratief werk. Bekend zijn o.a. “Geketende Prometheus” in het park te Gent, “Mercator” aan de Zavel te Brussel, “De Vliegenvanger” en “’t Moorken” te Gent, cfr. Benezit, Dictionary of Artists, dl. 2, Gründ, 2006, p. 460; Paul Piron, De Belgische Beeldende Kunstenaars uit de 19de en 20ste eeuw L-Z, uitg. Art in Belgium, Brussel, 1999, p. 1336. Met dank aan de conservator van het Museum van Deinze en de Leiestreek voor de informatie. Volgens H. Maes, o. c., p. 87, noot 10, verscheen in het Nationaal Biografisch Woordenboek, deel 12, kol. 7276, een nota over Van Biesbroeck door André Desprets. 9. Gazette van Deinze, 25-07-1909, p. 2
Paul HUYS : Leen en Heerlijkheid van Boelaere in Petegem (XVIe -XVIIIe EEUW) In dl. I van onze nieuwe ‘Geschiedenis van Deinze’ (2003) bespreekt prof. Rik Opsommer de feodaliteit (leenroerig stelsel) in de 16e eeuw in Deinze & Petegem en stelt dat het feodale systeem zoals dat omstreeks 1500 gold, in de daarop volgende drie eeuwen nagenoeg geen wijzigingen meer kende tot aan het einde van het ancien régime (1795). Eén van de Petegemse voorbeelden die Opsommer bespreekt (a.w., blz. 42, nr. D-13) is het Leen van Boelaere, dat ressorteerde onder het Grafelijk Domeinleenhof van Deinze ; hij vermeldt ook de bezitters ervan (sedert 1366 de familie Van Raveschoot) in de periode 1502-1514. Bijna drie eeuwen later, in 1786, publiceerde de “Gazette van Gend” (nr. van 28 sept., bijvoegsel, p. 4) een advertentie waarbij het ‘leen en heerlijkheid genaemd Boelaere, gelegen op Petegem’, te koop werd aangeboden. Uit de beschrijving van het te koop gestelde leen blijkt inderdaad dat aan de leenrechterlijke situatie van het goed sindsdien nauwelijks iets gewijzigd was. Hierbij een vergelijking tussen 1502/1514, resp. 1786 :
1502/1514 5 vierendeel
1786 5 vierendeel bunder
Jaarl.cijnsOpbrengsten
4 sch. 5 den par. 29 halster 3 achtel. mout 11 ½ halster evene 14 hoenderen 5 wachtpenningen
(*) 29 halster 3 achtel. mout 11 ½ halster evene 24 penn. van opwoning 5 wachtpenningen
Verplichtingen
doodkoop (dubbele cijns) wandelkoop (6%)
sterfkoop (dubbele rente) wandelkoop
Rechten
boeten tot 3£ par. tol, vond, bastaardgoed aanstelling van een baljuw
boeten tot 3 £ par. tol, vond, bastaardgoed en ‘toekomste’ (sic!?) aanstelling van een baljuw
half verhef van 5£ par. ofwel beste vrome van drie kamerlinggeld
-------
Foncier
Leenverhef
3733 verkoop : 10e penning (10%)
(*) “Tot welk Leen behoort Heerlyke Rente, die verscheyde Laeten gelden uyt hunne gronden, gehouden van hetzelve Leen (…), welke heerlyke Rente bedraeght – volgens een année commune, gemaekt op de thien laetste jaeren – ontrent 14£ gr.sjaers”.
De eigenaar a° 1786 wordt in de advertentie niet vermeld, maar wel de pachter : Lieven Verhaeghe, wiens pachtcontract (“ten 3 £ grooten s’jaer) eindigt op kerstavond 1788. De verkoop van het Leen van Boelaere is voorlopig ingesteld op 380£ gr. In dezelfde GVG-advertentie van 28.09.1786 wordt tegelijk nog een ander aloud leenrecht te koop aangeboden, nl. de zgn. ‘Leievisscherije’ (= het recht op het vissen in de Leie) vanaf Astene tot aan Olsene. Voor de beide verkopingen is de bevoegde notaris : Francis van Melle uit Nevele.
Stefaan DE GROOTE : Over lutsepoepe en giddeges: Deins dialect op website Op de website http://www.mijnwoordenboek.nl verzamelt men woorden en gezegden van alle Nederlandstalige dialecten. Ook het Deins dialect heeft een eigen stek en op 5 augustus 2008 stonden er 38 woorden op. Er is dus nog wat werk aan de winkel. Iedereen die toegang tot het internet heeft kan dialectwoorden en gezegden toevoegen of verbeteren. Nederlands aardapplen bloem boekentas boter boterhammen brievenbus bromvlieg brood dinsdag emmer fiets gras jongen kikker kikker lampkap lopen lucifer maan maandag markt politie
Deinzes toaten blomme kanasjerre boder studen boate moaneschijter broat deissendag oaker velo ges jogne pui puit lampaderre lueben stekske moane moandag moart fliek'n
3734 pop rommel maken rommel maken schommel sigaretten siroop soezen (gebak) station straat taart vlaai waterkers wij woensdag zaterdag zij
pubbe defelen brielen ritseko sigredden sirobbe boderollen stoasie stroate toarte lutsepoepe giddeges wulder weunsdag zoaterdag zulder
3735
Spelen met erfgoed en kinderwagens in PetegemDeinze, een stadsontwikkeling in de 20e eeuw Het centrale thema van de Open Monumentendag "20e eeuw" wordt voor Petegem-Deinze spontaan geassocieerd met de kinderwagen- en speelgoedindustrie. Van deze bedrijfstak is niet zoveel overgebleven, maar de fabrieken en de woningen die ermee verbonden waren, bepalen nog steeds mee de identiteit van dit stadsgedeelte. Deinze stond in de vorige eeuw geboekstaafd als het Belgische “Nürnberg” en als je weet dat er niet minder dan 10 speelgoed- en 6 kinderwagenfabrikanten actief waren, dan weet je dat die naam niet gestolen was. Een voormalige speelgoedfabriek, nu groothandels- en stapelruimte, brengt de werkomstandigheden van vroeger terug voor ogen. In plaats van ze af te breken kan men dergelijke industriële gebouwen een tweede leven geven door ze om te bouwen tot lofts. De directeurswoningen illustreren de woonomgeving van de bazen, maar ook hoe ze soms bescheiden in de achtertuin begonnen. Een tweede luik focust op de stadsontwikkeling die in de voorbije eeuw een geweldige evolutie heeft doorgemaakt. Illustratief daarvoor is het verplaatsen van de oude kern van Petegem naar het nieuwe Petegem. Van op de watertoren kun je de groei van de stad goed bekijken, terwijl de toren zelf een voorbeeld is van de gestegen welvaart met leidingwater voor iedereen. Belangrijke structurerende elementen in het landschap en de stadsontwikkeling zijn het treinspoor en de Leie. De spoorweg is opnieuw "in" en bij de logistieke dienst Infrabel begrijpen we dat daar heel wat werk aan te pas komt. Een grondboring verschaft ons inzicht in het ontstaan van de Leievallei en haar invloed op de bewoning. Alle bezoekerspunten worden door een bewegwijzerde fietstocht aan elkaar geregen en ter plaatse word je telkens onthaald en gegidst door de leerlingen van het Koninklijk Atheneum Erasmus. Er is tevens een alternatieve autoroute voorzien. 1. KONINKLIJK ATHENEUM ERASMUS DEINZE Het rijksonderwijs beschikt traditioneel over relatief weinig middelen en kiest daarom vaak voor de goedkopere gronden om zich op te vestigen. In Deinze was dat niet anders. Toen in 1945 van start werd gegaan, vond men onderdak in een voormalig weeshuis in de Gentpoortstraat, later uitgebreid met technisch onderwijs in gebouwen aan de Leie. Al vlug kampte men met plaatsgebrek zodat in 1952 een nieuwbouw werd opgericht aan de buitenzijde van de toenmalige stadsgrens, de huidige Peter Benoitlaan. Momenteel zijn deze gebouwen nog steeds in gebruik als middenschool. Sinds 1985 is in Petegem een tweede campus opgericht, opnieuw aan de stadsrand, ditmaal nabij het verplaatste centrum van Petegem. De sobere hoogbouw is kenmerkend voor de stijl van het gemeenschapsonderwijs in die jaren. Dit jaar is men daar gestart met een uitbreiding.
Randactiviteiten 1. Multimediale voorstelling van het thema én aanwijzing van de Petegemse urbanisatiegeschiedenis. 2. “Oude erven onder nieuwe wijken”. Waar tot pakweg de helft van de vorige eeuw Vlaanderen in hoofdzaak een landelijk karakter vertoonde, veranderde dat beeld tegen het begin van het nieuwe millennium in een ijltempo naar een verstedelijkte omgeving. Bij deze doorgedreven urbanisatie werden niet zelden sporen uit het verleden aangetroffen. De intergemeentelijke Kale-Leie Archeologische Dienst (KLAD) wil met deze minitentoonstelling een overzicht geven van de recente archeologische vondsten, gevonden onder de nieuwste wijken in de regio.
3736 2. Nieuw Petegem In 1965-‘66 kreeg Petegem een nieuw centrum: een plein met een gemeentelijk administratief gebouw van de hand van architect V. Coolens. Het planologisch concept laat veel ruimte voor pleinen en brede lanen. Vlakbij wordt een katholieke lagere school opgetrokken en iets verder het sportcomplex "Palaestra", beide ondermeer ten behoeve van de sociale woonwijk en nieuwe verkavelingen aan de oostzijde. Het doortrekken van de ringweg in het begin van de jaren '70 veegt het oude Petegem grotendeels van de kaart en zet dit nieuwe centrum in de bocht van de weg recht in de kijkrichting van de passant. In 1977 komt aan de zuidzijde de Sint-Pauluskerk, met een losstaande klokkentoren, naar een ontwerp van architect E. Baeyens. Deze kerk weerspiegelt de geest van het tweede Vaticaans Concilie. Het altaar staat niet meer aan de oostzijde in een koor maar centraal in een schelpvormige ruimte. De doopvont bevindt zich niet achteraan de kerk, maar vooraan bij het altaar. Zoals de normen van de tijd het voorschrijven, is de aankleding sober en wordt het naakte beton zichtbaar gelaten, afgewisseld met baksteen en houten beplanking.
3. Voormalige speelgoedfabriek torck, nu beeusaert In 1887 beginnen Léon Van Heuverswyn en Eugène Hebbelinck in de Kortrijkstraat met een atelier voor kinderwagens. Elf jaar later wordt de fabriek overgenomen door Victor Kluyskens die in 1907 een tweede stek opent in het voormalige SintJozefinstituut (bejaardentehuis) aan de Ommegangstraat (het beeldje van Sint-Jozef verwijst nog naar de vroegere functie). Daartoe wordt het gebouw tot drie verdiepingen opgehoogd en achteraan van een lifttoren voorzien. Paul Hauttekeete en Emiel Torck nemen op hun beurt de fabriek over en Bron: bedrijfsfolder geven ze uiteindelijk de benaming “Les Usines Torck”. Op zijn toppunt stelde het bedrijf 700 mensen tewerk. Het hoofdgebouw heeft een gecementeerde gevel en kijkt recht uit op de vroegere fabriek aan de Kortrijkstraat, nu horecazaak "New La Luna". Achter het hoofdgebouw bevonden zich fabriekshallen, afgedekt met typische "shed"daken gesteund door gietijzeren balken. In een volgende fase wordt het sober bakstenen gebouw opgetrokken met de toegangspoort, versterkt met beton. De achterliggende gebouwen worden aangepast en na verloop van tijd worden de meeste open ruimtes allemaal overdekt met de driehoekige sheddaken. Aan de hand van het gebruikte materiaal (gietijzer of beton) kan men min of meer een relatieve chronologie van de bouwactiviteiten reconstrueren. Als de firma Torck in 1971 over de kop gaat, kopen de broers Beeusaert de gebouwen. De firma Beeusaert die aanvankelijk speelgoedartikelen produceert maar naderhand enkel nog import en groothandel voorziet, betrekt de noordelijke helft. Romico betrekt de zuidelijke helft en maakt er textiel en o.a. "bushes" (begrijp: pseudo-brandende houtblokken voor open haarden). Dit deel wordt momenteel verhuurd als garage voor auto's.
4. INFRABEL, LOGISTIEKE DIENST / VOORMALIG RANGEERSTATION De aandachtige bezoeker herkent links naast en achter het huidige station nog de Bron: fotoverzameling K. Smith resten van het vroegere rangeerstation. Het huidige weggetje vormde het uiterste spoor en een eind verderop liep er zelfs een aftakking naar de Usine B van de NV Molens van Deinze aan de overzijde van de Gentsesteenweg. Het voormalige rangeerstation verloor zijn functie toen in 1983 het "voorlopige" stationsgebouw van 1923 vervangen werd door het moderne station en het verhoogde spoor in dienst werd genomen. In de nieuwe loods kwam eerst de
3737 pakjesdienst van het spoor. Toen de logistieke dienst van de spoorwegen op zoek was naar een nieuwe locatie omdat zijn loods in Gent was afgebrand, kwam hij in Deinze terecht. De logistieke dienst Infrabel staat in voor de uitlening van allerhande materieel voor de herstelling van de sporen. Tevens is er een hersteldienst voor divers materieel. Het meest spectaculair zijn zonder twijfel de grote rijdende machines om het grind te verspreiden en aan te drukken. Momenteel werken er een zestigtal personen op deze weinig bekende dienst.
5. VILLA ZONNEHUIS Het Zonnehuis werd in 1936 als villa in Nieuwe Zakelijkheid op de Leieoever opgetrokken, naar een ontwerp van architect R. Verbanck. De opdrachtgever, Yvan Tuytschaever, liet zijn initialen in het smeedwerk van de voordeur inwerken. Hij was tevens eigenaar van de kinderwagenfabriek Souplex. In het ronde raam is een smid in glas-in-lood aangebracht, verwijzend naar het oorspronkelijke beroep van de familie. Zij waren trouwens niet toevallig de eersten om metalen kinderwagens te produceren. De villa is opmerkelijk omdat de gele baksteen contrasteert met de horizontale banden in beton van de erker en de overstekende randen van het platte dak. De architectuur valt op door haar functionaliteit en de brede horizontale vensterpartijen en de glazen erker. De schoorsteen op de linkerzijde is een latere toevoeging, evenals het vervangen van de garagepoort door een venster en glazen liftkoker aan de rechterkant. De tuin vertoont links nog een opvallend strak symmetrisch patroon dat mooi aansluit op het huis en de verbinding met de Leie vormt. 6. VOORMALIGE VILLA PÉRICLÈS Omstreeks 1888 richtten François De Busseré en Auguste Bovie een kinderwagenfabriek op. Hun opvolger, René De Busseré, gaf het in 1906 de naam “La carrosserie enfantine” en introduceerde in 1926 de naam Périclès. In de fabriek gebeurt momenteel nog steeds het verwerken van het textiel, alsook de assemblage van de kinderwagens. Daar recht tegenover, aan de overzijde van de straat, bevindt zich de vroegere directeurswoning. Ze is gebouwd kort na WO II nadat de vorige woning door een bom zwaar beschadigd werd. De woning is asymmetrisch opgevat met de toegang op de linkerzijde. Achteraan bevindt zich een verhoogd terras dat uitkijkt over de tuin en de begrenzing door de Leie. Binnen valt vooral de halfcirkelvormige zitkamer op, geritmeerd met talrijke smalle, verticale ramen waardoor men zicht heeft op zowel de Leie als op de fabriek aan de overzijde van de straat.
Bron: Groot Deinze in oude foto’s (deel 3) / S. De Groote, D. Pieters
3738 7. VILLA BEEUSAERT Omstreeks 1905 werd het huis opgericht dat naderhand de directeurswoning zou worden van de speelgoedfabriek Beeusaert. De woning kenmerkt zich door een neotraditionele stijl en een mansardedak. Op de linkerzijkant bemerkt men nog de herstellingen ten gevolge van granaatinslagen uit WO II. Oorspronkelijk bevond de ingangsdeur zich in het midden en was het huis symmetrisch opgebouwd. Nu is er een venster in de plaats gekomen en is de binnenindeling aangepast. De productie van speelgoed, meer bepaald paardjes in geperst karton, is in 1921 door Nazaire Beeusaert gestart in de living van het woonhuis. Al vlug werd een eerste gebouw in de achtertuin opgericht. De latere uitbreidingen werden altijd achteraan bijgebouwd zodat de fabriek uiteindelijk tot tegen de Leieoever kwam. Ondertussen was de productie uitgebreid met figuurtjes (vooral soldaatjes) die met de hand werden beschilderd. Later werd de fabriek opgesplitst onder de twee zonen en deels verplaatst naar de voormalige Torckfabriek. De productie van speelgoed bleef nog een tijdlang in de achtertuin doorgaan. Dit familiebedrijf vormt een goed voorbeeld van de evolutie van een achtertuinfabriek tot een grootschalig bedrijf op een aparte site. Bron: Groot Deinze in oude foto’s (deel 4) / S. De Groote, D. Pieters 8. VOORMALIGE KINDERWAGENFABRIEK SOUPLEX
De Bisschopstraat wordt gedomineerd door een hoog, strak horizontaliserend gebouw in de stijl van de Nieuwe Zakelijkheid uit 1945. Het bakstenen parament met betonnen ondersteunings-elementen wordt horizontaal gesneden door langwerpige brede vensterregisters met metalen ramen. Centraal doorbreekt een verticale glazen trap- en liftkoker, eveneens gevat in een ijzeren sponning, de vlakke voorgevel. Het betreft hier de voormalige opslagplaatsen van de kinderwagenfabriek Souplex 1. De eigenlijke fabriek bevond zich achteraan waar nu de indoorspeeltuin “Kids fun” is in ondergebracht. Een tweede vleugel die schuin de verbinding met de opslagplaatsen via een overwelving maakte, is thans verdwenen. Om die afgekapte verbinding te verbergen is de achterzijde van het gebouw met geschilderd pleisterwerk Bron: fotoverzameling A. Geurs versierd. Momenteel heeft het gebouw dankzij de inspanningen van de gespecialiseerde firma Leroy een tweede leven gekregen doordat er prestigieuze lofts zijn in ondergebracht (onder de benaming “Residentie Plum Plum”, verwijzend naar het babyartikelenbedrijf dat er na de Souplex-periode actief was). De links en rechts van de traphal gesitueerde lofts, elk met een terras uitkijkend over de Leiearm en het achtergelegen openbaar park, maken van dit gebouw een aantrekkelijke plaats om te wonen. De oorspronkelijke kenmerken zijn nog grotendeels behouden; vooral de betonnen spanten zijn binnenin goed herkenbaar. Bron: Weekblad Het Rijk der Vrouw / 20.04.1950 – Verzameling G. Van Beversluys
9.
OUD PETEGEM
De Sint-Martinuskerk van Petegem ligt aan een buitenbocht van de Leie, een natuurlijke aanlegplaats, een zogenaamde “aard”. De romaanse vieringtoren van de kerk werd in 1940 opgeblazen en de bovenbouw werd gereconstrueerd. De kerk is traditioneel op het oosten gericht maar vertoont in zijn interieur de typische aanpassingen van na het Concilie. Zo is het oude altaar
3739 bewaard maar functioneel vervangen door een nieuw centraal gelegen altaar. Het kerkhof was al veel eerder verdwenen (begin 20e eeuw). Toen begin de jaren '70 de nieuwe ringweg werd aangelegd, greep dit sterk in op het dorpsbeeld van het oude Petegem, beter gekend als het "Kouterke". Talrijke huizen werden afgebroken en er ontstond een groot gat in de bewoning. De interne samenhang ging volledig verloren en de kerk werd afgesneden van het oude gemeentehuis en de -school. Randactiviteiten 3. Evolutie van het “Kouterke” Minitentoonstelling over het vroegere centrum van deelgemeente Petegem, n.a.v. het recent verschenen boek van dr. Paul Huys. Hierin wordt de bloei (1946-1959) én de teloorgang (vanaf 1975) van deze wijk geschetst. 4. Orgelconcert om 15 u. 5. Pieter Lambert (leraar orgel van de Academie voor Muziek, Woord en Dans zowel in Aalter als in Deinze) bespeelt het Loncke-orgel van de Sint-Martinuskerk. 10. LEIEOEVER Petegem is gegroeid op de buitenoever van de Leie met een natuurlijke aanlegplaats. Tot halfweg de 20e eeuw werd die aanlegplaats nog actief gebruikt. In het laatste kwart van de 20e eeuw keerde men zich af van de Leie door het verdwijnen van haar functie als verkeersas. Nu komt de binnenscheepvaart terug in de belangstelling en viert de pleziervaart hoogtij. De Leievallei is ter hoogte van Deinze een complex systeem van vroegere lopen en doorbraken naar de Kalevallei. De Brielmeersen zijn nog een restant van een brede alluviale bocht. Vlakbij mondt ook de Kattebeek, één van de belangrijkste beken die de westelijke hellingen van de hoogten van Kruishoutem afwatert, in de Leie uit. Een grondboring laat toe om de dynamiek van het valleistelsel en zijn zandige oevers te verklaren. Randactiviteit 5
Grondboring Door middel van een grondboring worden op een tastbare manier de vorming van het landschap en de gunstige ligging aan de buitenbocht van het vroegere centrum van Petegem toegelicht.
11. TMVW-WATERTOREN De watertoren van Petegem, langsheen de toevoerleiding Elst-Brugge, is in 1965 gebouwd door het Tiense aannemersbedrijf Vanonkelen naar een ontwerp van ir. F. G. Riesauw. In 2003 werd het architecturale gedeelte volledig gerenoveerd. Met een hoogte van 45m en een kuipinhoud van 1.000m³ voorziet de toren in drinkwater voor 29.000 mensen. Het voornaamste doel van een watertoren is de waterdruk op peil te houden via het principe van de communicerende vaten. Vandaag worden er geen nieuwe watertorens meer gebouwd maar gebruikt men ontspanningsstations om de juiste druk te bekomen. De bestaande watertorens worden onderhouden als merktekens van de watermaatschappij in het landschap. Bij piekverbruik fungeren zij als buffer om het hoge waterverbruik op te vangen. Boven geniet men van een uniek uitzicht over Petegem en de Leiestreek. Tevens kan men de witte paaltjes volgen die de hoofdtoevoerleidingen aanduiden en die wekelijks op het terrein worden gecontroleerd om eventuele lekken op te sporen.
3740 PRAKTISCHE INFORMATIE
Centraal info- en vertrekpunt van de bewegwijzerde fietsroute (± 8,5 km) is het Koninklijk Atheneum Erasmus Deinze, Volhardingslaan 11, Deinze. Vrije start tussen 10u en 17u, gidsing tot 18u; LET WEL: de Sint-Pauluskerk is te bezoeken vanaf 11u. de Sint-Martinuskerk is te bezoeken vanaf 11.30u. Elke bezoeker ontvangt gratis een brochuurtje in vierkleurendruk met daarin o.a. de routebeschrijving, tekst en foto's over de monumenten en dorpsgezichten. Fietsen staan te huur (5 EUR) aan het centraal infopunt. Op elke halteplaats is de nodige fietsenstalling voorzien. Diegenen die het verkiezen, kunnen met de auto de belangrijkste plaatsen bereiken, maar dan wel via een licht afwijkend traject. Traject is te verkrijgen aan het centraal infopunt. Autoparking is overal voorzien. Rode Kruis is ter beschikking aan het centraal infopunt
VERKEER Volgende verkeersmaatregelen worden getroffen op zondag 14 september 2008 van 7 tot 19u: o Ommegangstraat: in het straatgedeelte tussen Liefkemeirestraat én Bullenstraat wordt stilstaan- en parkeerverbod ingevoerd. Ook wordt dit gedeelte autovrij gemaakt, het verkeer wordt er omgeleid via ventweg Kortrijkstraat – Bullenstraat – Ommegangstraat. o Er is politiebegeleiding op de Gentsesteenweg t.h.v. villa Zonnehuis voor het begeleiden van de overstekende fietsers. o Machelenstraat: in het straatgedeelte tussen Leiemeersstraat en Energielaan wordt stilstaanen parkeerverbod ingevoerd. Ook wordt dit gedeelte autovrij gemaakt; het verkeer wordt er, in beide richtingen, omgeleid via Machelenstraat – Energielaan – Machelenstraat. MEER INFORMATIE: vóór 14 september 2008: stedelijke cultuurdienst, Gentpoortstraat 1 (3de verdieping), 9800 Deinze, tel. 09-381 95 12, e-mail:
[email protected], website: www.deinze.be op zondag 14 september 2008 : elk opengesteld monument/plaats of op het GSM-nr: 0496/74.49.38
3743
Open Monumentendag 2008 FIETSROUTE
6 7
5
RA LA LA RA RA RD RA RA LA RA
RA DW RA 9 RD 10 3 RD RA TK 1 RA RA LA 2 LA RA Koninklijk Atheneum Erasmus Deinze LA Nieuw Petegem LA RA Voormalige speelgoedfabriek Torck, nu Beeusaert 11 TK Infrabel, logistieke dienst / voormalig rangeerstationRA RD Villa “Zonnehuis” DW Voormalige villa Périclès LA RD Villa Beeusaert RA Voormalige kinderwagenfabriek Souplex LA RA
8
LEGENDE
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Oud Petegem 10. Leieoever 11. TMVW-watertoren
4
Volhardingslaan Oostkouterlaan Kastanjelaan Oostkouterlaan Oostkouterlaan Veldstraat Ommegangstraat Stationsstraat Stationsstraat Pad tussen NMBS en CEBEO Gentsesteenweg Gentsesteenweg Gentsesteenweg Gentstraat Kortrijkstraat Bisschopstraat Bisschopstraat Kortrijkstraat Weg naar de Leie A. Van Paryspad A. Van Paryspad Machelenstraat Machelenbinnenweg Molenstraat Torenstraat Torenstraat Molenstraat Molenstraat spoorweg Sint-Hubertstraat Sint-Hubertstraat Centrumlaan Oostkouterlaan Volhardingslaan
3744 Willy JONCKHEERE: Achiel Verbauwhede uit Vinkt: soldaat uit de ‘Groote Oorlog’ In ons vorig nummer (KGKC, XVIII, 2088, nr. 2168, p. 3714) namen we een vraag op van Stefaan De Groote met betrekking tot een Deins soldaat, begraven te Oeren. Er kwam inderdaad reactie: mevrouw Pia De Vogelaere liet meteen weten dat ook haar grootoom Frans De Vogelaere begraven is in Oeren en de familie neemt zich voor om op 11 november present te zijn op de herdenkingsplechtigheid 90 jaar na het einde van WO I. Maar ook Romain De Bouver dook in zijn documentatie en schreef ons het volgende: “Strikt genomen was A. Verbauwhede geen Vinktenaar, dus ook geen Deinzenaar meer, op het ogenblik dat hij sneuvelde. Hij woonde toen te Vosselare en heeft aldaar zijn akte van overlijden. Zijn naam staat op het monumentje dat aan de kerk van Vosselare is opgericht… Maar er is meer. Er liggen nog twee echte Deinzenaars begraven in Oeren. 1. De Vogelaere Frans – geboren en wonend te Bachte-Maria-Leerne. Gesneuveld te Kaaskerke en begraven te Oeren, graf nr. 610 Familielid: Zéno De Vogelaere, Groenvelddreef 6, Bachte-Maria-Leerne 2. Van Den Bulcke René Camille – geboren te Gottem, wonend te Zeveren. Gesneuveld te Kaaskerke en begraven te Oeren, graf nr. 473 Familielid: Jozef De Wolf – Vinktstraat 30 Zeveren 3. A. Verbauwhede, begraven te Oeren, graf nr. 202 Er is te Deinze maar één Verbauwhede bekend: M. Verbauwhede, J. de Bethunelaan 11, SintMartens-Leerne. Met veel geluk is dit familie van Achiel”. Tot slot voegde Romain De Bouver er nog een terechte nota toe: “Aangezien deze materie bij de familieleden nog steeds gevoelig ligt is het misschien beter daarin volledig te zijn en niet het gevoel op te wekken dat sommigen vergeten zijn of niet meetellen”. Romain De Bouver die zich in de loop der jaren heeft ontpopt als kenner van oorlogsslachtoffers van WO I en II, liet ons toe uit zijn bijzonder rijke documentatie1 een aantal gegevens te putten over de drie vernoemde personen. DE VOGELAERE Jules Frans °05.02.1895 Bachte-Maria-Leerne - +01.06.1918 Kaaskerke Korporaal – “Gestorven voor België” Ongehuwde zoon van Victor en Anastasia DE SCHAMPELEIRE Hij was ingelijfd bij het 2e Linieregiment – 1e Legerafdeling – 2e Infanteriebrigade. Vanaf januari 1918 – 7e Infanteriedivisie. De Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent heeft met haar vonnis van 17-05-1924 verklaard dat hij gesneuveld was en aan de gemeente van B.M.L. bevolen zijn overlijdensakte in te schrijven in de registers van de burgerlijke stand. Zie akte nr. 15/1924. Zijn naam staat op het oorlogsmonument van B.M.L. Hij ligt begraven op het militair kerkhof van Oeren (Alveringem) dat rond de Sint-Apolloniakerk ligt- graf nr 610. Jules overleed aan de gevolgen van een epidemie. Het 22e Linieregiment nam bij het begin van de oorlog stelling acht de Gete in de buurt van Tienen, Oplinter, Neerlinter, kreeg daar de vuurdoop, trok terug naar Vissenaken en verloor tegen
3745 het einde van de namiddag van 18 augustus reeds 1250 man en 40 officieren (doden, gewonden en gevangenen). De tweede brigade onderscheidde zich daarna op 25 augustus 1914 bij de uitvallen op Zemst en Weerde maar botste dan op sterk verdedigde plaatsen zoals Campelaar, Wippendries en Elewijt. Op 11 september 1914 vielen zij de Duitsers aan tussen de Zenne en het Kanaal van Leuven. Zij hielden in de maand oktober echter stand op de rechteroever van de Nete te Rumst en Duffel. Het 22e Linie werd hier ontbonden en ging opnieuw op in het 2e Linie. Zij waren vanaf 16 oktober 1914 aan de IJzer waar zij de sector Mannekensvere tot halfweg de bocht van Schoorebakke-Tervaete verdedigden. Per 20 december 1916 werd het 22e terug opgericht en ging nu met het 2e Linie de tweede brigade vormen. Vanaf januari 1916 werd het 3e Linie eveneens opgenomen en vormden de drie eenheden de 7e Infanteriebrigade. Bij de eindfase waren zij op 17 oktober 1918 aan het front te Oostkamp en Wingene en op 20 oktober aan de Schipdonkse Vaart. Zij beëindigden de oorlog aan de Schelde ten noorden van Eke. Hun vaandel draagt de citaten ‘Houtem-Sint-Margriete’, ‘Antwerpen’, ‘IJzer’, ‘Klerken’. VAN DEN BULCKE René Camille, landwerker ° Gottem 20-05-1894 - + Kaaskerke 13-01-1918 Woonde te Zeveren. Soldaat – “Gestorven voor België” – Stamnummer 2046. Hij werd ‘gesneuveld’ verklaard bij vonnis van 13-10-1924 van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent, en te Zeveren geregistreerd bij akte nr. 6 van 1924. Hij was de ongehuwde zoon van Henri en Emma VERSTAEN. Zijn eenheid was het 5e Jagers te voet – 11e Legerafdeling – 14e Infanteriebrigade. Het 2e Jagers te Voet had zijn garnizoen te Doornik en splitste zich bij de algemene mobilisatie in het 5e en het 2e Regiment Jagers te Voet. De twee regimenten vormden de 16e Brigade Mixte binnen de 5e Legerdivisie. Zij spoorden op 3 augustus 1914 naar de Gete. Een compagnie van het 2e kreeg op 16 augustus te Geldenaken (Jodoigne) zijn vuurdoop. Beide regimenten namen vervolgens deel aan de bloedige uitvallen van Antwerpen. Op 26 augustus 1914 was het 3e Bon. van het 2e Jagers te Voet aan de Verbrande Brug te Vilvoorde. Daar leverde een vrijwilliger een buitengewone prestatie door de geopende brug van Willebroek vanaf de rechteroever te willen dichtdraaien, een heldendaad die hij met de dood bekocht. Het regiment leed gevoelige verliezen te Eppegem. Op de Nete gingen zij op 6 oktober in de tegenaanval en verloren een groot aantal manschappen. Nadat zij op Antwerpen teruggetrokken waren werd het 5e ontbonden. Aan de IJzer namen zij deel aan de verdediging van het gebied tussen 17 en 31 oktober. Twee bataljons onderscheidden zich vooral te Stuivekenskerke en te Diksmuide, een ander bataljon onderscheidde zich te Pervijze. Zij voerden naderhand op verschillende plaatsen bewakingsopdrachten uit. Op 16 december 1916 werd het 5e Jagers te Voet opnieuw gevormd met eenheden van het 2e en een compagnie van de 1e Jagers te Voet. Het 1e vormde nu met het 2e en het 21e Linie de 5e Infanteriedivisie terwijl het 5e Jagers te Voet deel werd van de 11e Divisie met het 3e en 6e Jagers te Voet. Bij de eindfase werd het 2e in defensieve stelling gehouden op het front Nieuwpoort-Pervijze. Op 14 oktober namen zij het initiatief, namen Oostende en de kustlijn in en zetten koers richting Kanaal van Schipdonk waar zij te Ronsele de overtocht niet konden afdwingen. Ook het 5e, die zij daar opnieuw ontmoeten, slaagde daar niet in. Pas begin november konden zij oprukken in de richting van het Kanaal Gent-Terneuzen dat zij over Ertvelde bereikten tegen de tijd dat de Wapenstilstand werd aangekondigd. René Van den Bulcke sneuvelde op 13 januari te Kaaskerke en misschien vocht hij wel aan de zijde van de Vinktenaar Felix Vermeulen die enkele maanden later eveneens sneuvelde.
3746 Hij ligt begraven op het militair kerkhof rond de St. Apolloniakerk van Oeren (Alveringem) graf 473. Zijn dorpsgenoot, Karel Van Overbeke was in november 1914 in Diksmuide gesneuveld. De Vogelaere Frans van Bachte-Maria-Leerne is daar eveneens begraven, graf 473. De vlag van het 2e draagt de citaten ‘Anvers’, ‘Dixmude’, ‘Yser’, en kreeg er in de eindfase ‘Ertvelde’ aan toegevoegd. Het 5e Jagers te Voet draagt dezelfde citaten en voegde er ‘Moorslede’ aan toe. Beide vlaggen dragen de wimpel ‘Ordre de Léopold’. VERBAUWHEEDE Achiel Jozef Eduard - Soldaat Wonend Dorp 69 Vosselare sinds 28-06-1912, voordien te Vinkt Staggestraat 34 en 59. Geboren te Vinkt op 23-02-1884 (en niet in 1894, zoels op zijn graf vermeld staat). Zoon van Eduard en van Prudence Van Hessche. Gehuwd met Elodie Malfait (°Gent), weduwe van Coen S. Overleden 14-09-1917 te Hoogstade in het Belgian Field Hospital ingericht in het gesticht CLEP. “Gesneuveld voor België” De gemeente Hoogstade heeft pas op 9 november 1925 een afschrift van de overlijdensakte naar Vosselare gestuurd, die deze akte onmiddellijk inschreef onder nr. 9. In de rand van de akte is als datum van overlijden 15 september 1917 ingeschreven, wat in realiteit 14 september 1917 moet zijn. Zijn naam staat op het dodenmonument van Vosselare en niet op dat van Vinkt waar hij niet meer gedomicilieerd was. De plaats waar hij sneuvelde is niet vermeld op het monument. Hij werd begraven op de militaire begraafplaats van Oeren (Alveringem) – graf nr. 202. Getuige aangever van het overlijden was Eerste Kapitein Collart, beheerder van het hospitaal. Volgens zijn militaire steekkaart was hij ingelijfd bij het 2e Artillerieregiment. Volgens zijn overlijdensakte zou hij tot het tweede legerkorpsdepot behoord hebben. Er werd gedurende de oorlog achter de IJzer heel wat gereorganiseerd, zodat het niet uitgesloten is dat hij op een bepaald ogenblik een andere functie kreeg in een andere eenheid. Vermits hij het begin van de oorlog heeft meegemaakt bij de 2e Artillerie geven we hieronder een korte historiek van die eenheid. Het 2e en 8e regiment Artillerie * Het 2e Artillerie: de garnizoensplaats van het 2e Artillerie was in 1914 de stad Lier. Zij waren de divisieartillerie van de 2e Legerdivisie, die als volgt samengesteld was: - 5e Brigade mixte (5e Linieregiment, 25e Linieregiment, 5e compagnie mitrailleurs - 6e Brigade mixte (6e Linieregiment, 26e Linieregiment, 6e compagnie mitrailleurs - 7e Brigade mixte (7e Linieregiment, 27e Linieregiment, 7e compagnie mitrailleurs - 2e Regiment Arillerie, 2e Bataljon Genie, 2e Transportkorps In het eerste gedeelte van de campagne onderscheidde het 2/A. zich bij de gevechten te Wespelaar en Tildonk, daarna te Wezemaal en Putkapel. Bij de verdediging van de fortengordel rond Antwerpen opereerden zij in de sector Sint-KatelijneWaver, Duffel, Lier. Bij het terugplooien op de IJzer namen ze nog deel aan de gevechten te Moerbeke. Tussen 13 oktober en 1 november 1914 hadden zij hun deel in de overwinningen die aan de IJzer behaald werden. De eerste groep ontving hiervoor de onderscheidingen ‘Nieuport’ en ‘SaintGeorges’, terwijl de tweede groep ‘Dixmude’ toegewezen kreeg. Als voorbereiding van een aanval die door de infanteristen zou worden uitgevoerd, namen zij achtereenvolgens de sectoren Lo, Steenstrate, Diksmuide en Pervijze onder vuur. De 3e groep kreeg op 6 maart 1918 na de gevechten te Reigersvliet een vermelding op de legerdagorder voor betoonde moed. Het regiment nam vervolgens deel aan het bevrijdingsoffensief en onderscheidde zich nogmaals te Moorslede, Zomergem en op het Afleidingskanaal van de Leie. Zij beëindigden de oorlog te Evergem, ten noorden van Gent. * Het 8e Artillerie: Het 8e A. werd gevormd op 20 december 1916 uit twee groepen van het 2e Artillerieregiment en een groep van de 105mm kanonnen. Zij werden toegewezen aan de 8e Infanteriedivisie en namen onmiddellijk deel aan de bewaking van het IJzerfront.
3747 In augustus 1918 verbleven zij in de sector van Brielen. Gedurende het bevrijdingsoffensief onderscheidden zij zich te Moorslede, waar ze beschietingen uitvoerden tot 14 oktober. Vervolgens werden ze ingeschakeld bij de aanvallen van de 3e Infanteriedivisie, die hun aanval richtten op Winkel-Sint-Elooi en Lendelede, om daarna het vuur te verleggen op Bavikhove en Ingelmunster. Op 17 oktober lagen ze in bivak te Zarren en gingen de dag daarop de aanval steunen op Waardamme. Nadat de infanterie aangekomen was ter hoogte van de Leie gingen ze in stelling te Hansbekeveer en te Roo. Zij beëindigden de oorlog te Schijndonk-Drongen. De eenheid ontving de citaten ‘Moorslede’ en ‘La Lys’. Op 30 juni 1930 ontvingen ze het citaat ‘Anvers’ en de wimpel met de kleuren van de ‘Ordre Léopold’. 1. In zijn artikel Romain DE BOUVER, De burgerlijke en militaire slachtoffers van Deinze (4 augustus 1914 – 11 november 1918) uit Wereldoorlog I, KGK-jaarboek 2001, pp. 5-158, worden Frans De Vogelaere en Camille Van Den Bulcke vermeld op respectievelijk bladzijde 53 en 75. Achiel Verbauwhede kwam in dit overzicht niet voor vermits hij sneuvelde als inwoner van Vosselare.
Stefaan DE GROOTE : Vervallen kapelletje in Zeveren Het heeft iets aandoenlijk treurigs zo’n vervallen, door iedereen vergeten kapelletje. Het staat weg te kwijnen en binnen enkele jaren zal er wellicht nog een ruïne over zijn. De kapel staat langs de Izegemstraat, vlakbij de vallei van de Zeverenbeek. In de negentiende eeuw moet het nochtans een pront bakstenen huisje geweest zijn. Het werd gebouwd in neogotische stijl en bevindt zich langs een straat, die vroeger een belangrijke bedevaartsweg was.
In 1991 was het nog waardevol genoeg om geregistreerd te worden in de inventaris bouwkundig erfgoed Vlaanderen (Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen). Men beschrijft het als volgt: "Een kapel tgov. de splitsing met het Gellingstraatje, in de XVIIIde eeuw d'herbaene van Thielt, daterend uit het midden van de negentiende eeuw, met voorgevelpuntgevel met spitsboogvormige deuropening met ijzeren hek en bovenlicht met roedenverdeling, oorspronkelijk met (foto: Romcornel) houten kruisbeeld binnenin." NVDR: In het KGK-jaarboek van 1998 publiceerden Romain DE BOUVER en Vic WOUTERS “Het patrimonium van kapellen en kruisen te Deinze anno 1996, pp. 277344. Op pagina 343 werd een foto van dit kapelletje weergegeven in zwart-wit. (Foto: Vic Wouters)
3748 De auteurs besloten hun beschrijving met de bondige vaststelling “Zeer verwaarloosd”. Twaalf jaar later is de toestand er zeker niet op verbeterd ! En dit ondanks alle heisa rond het beschermen van “Ons Erfgoed” !!!
Luc GOEMINNE : Een onderhands contract tot het bouwen van een koren-olie-windmolen op de Klepkouter te Deinze in 1786 Louis Dhont uit Deinze is op 28 november 1786 overeengekomen met Judocus en Pieter Hoste, molenmakers uit Ruiselede, om een korenwindmolen met stampkot op te richten1. Louis Dhont verplicht er zich toe om hiervoor een partij land ter beschikking te stellen. Hij had deze grond, een half Bunder (0,71 ha) groot, gekocht op 14 mei 1785. Deze grond lag te Deinze op de Klepkouter en paalde in het noorden aan de meersen, in het oosten aan het armbestuur van Deinze, in het zuiden aan de kalsijdeweg van Deinze naar Tielt en ten westen aan de heer Pieter De Rijkere uit Gent. De eigendom was geschat op 115 ponden gr. De molenmakers hebben zich verbonden tot het bouwen van deze molen nadat ze een octrooi hebben bekomen. De kosten voor dit octrooi nemen ze ten hunne laste. Indien er geen octrooi wordt bekomen blijven de kosten tot de aanvraag ten hunne laste. Er wordt verder overeengekomen dat Louis Dhont zich niet zal bemoeien met de opbouw van de molen. Verder wordt er overeengekomen dat ze na de bouw van de molen, deze in een publieke verkoping zullen van de hand doen, aan de hoogst biedende persoon. Voor de verkoop moet eerst een prijsschatting van de molen gebeuren, waarvan de kosten gemeenschappelijk door de ondertekenaars zullen gedragen worden. Ook zullen de 3 ondertekenaars, elk voor één derde, bijdragen in de aankoopkosten van de grond. Na het bekomen van het octrooi moet de molen binnen het jaar gemaakt zijn en worden de bouwkosten in 3 delen verdeeld. Na de verkoop worden de opbrengsten ook verdeeld in 3 gelijke delen. In de tekst van het contract staat niets over de feitelijke bouw van de molen en over de latere eventuele verkoop van de molen. Uit een andere bron weten we dat het octrooi bekomen werd begin 1787 en dat de Klepmolen (!) kort nadien werd opgericht op amper 50 meter van een andere windmolen die er enkele jaren voordien in 1782 was opgericht door Jan D’Haene uit Wakken2. Twee windmolens zo dicht bij elkaar is om moeilijkheden vragen. En inderdaad reeds einde 1787 ontstaat er een felle betwisting tussen de 2 molenaars nopens de windvang. Het protest mocht niet baten want de laatst bijgebouwde molen is verder in werking gebleven. Wat we niet weten is, of de molen kort na de opbouw eigenlijk wel volgens het contract verkocht is aan een nieuwe eigenaar-molenaar. 1. Notarieel privaat archief. In bezit van Robert Hoste, Sint Janstraat 38 te Tielt. Met beste dank voor het ter hand stellen van dit document. 2. Goeminne Luc : De Windmolens op Deinze-Buiten. KGK, Jaarboek 2004, pp. 483-491.
3749 Stefaan DE GROOTE : Met 'In de Zwaan' uit Grammene verdwijnt één van de oudste cafeetjes uit de streek Het café 'In de Zwaan' in Grammene wordt in de loop van augustus gesloten en daarna gesloopt om plaats te maken voor appartementen. Het is een opvallende evolutie dat in de dorpskernen systematisch oude woningen worden afgebroken voor appartementen. De dorpskern in Grammene raakte echter een paar jaar geleden al zwaar verminkt door het verdwijnen van de 18e eeuwse pastorie. In de plaats kwam net naast de kerk een hypermodern complex. Herbergen met de naam 'de zwaan' zijn vaak etablissementen die teruggaan tot de middeleeuwen. Ze stonden in het centrum van het dorp. De zwaan symboliseert trouw en rechtvaardigheid. Op de foto links zien we een legendarische uitbaatster van het café. Het gaat om Bertha Blomme. Zij wordt gevierd voor haar zestigjarige carrière als winkelierster en herbergierster. Bertha startte bij haar huwelijk in 1929 met Cyriel Constant De Sloovere deze activiteiten en bleef ze uitoefenen tot 1991. Ze overleed in 1992. Bertha wordt hier van links naar rechts omringd door Annie Van Grinsven, Desiré en Kurt De Sloovere, Georges De Sloovere, Marie-Jeanne Verhauwen, Roger Van Severen (achteraan) en Georgine De Sloovere. Voor de toog staat Laurent Van Haesebroeck, naast hem Willy Schelstraete, daarachter Luc Schelstraete en Jacques De Ruyck.
De foto dateert uit het begin van vorige eeuw en toont een mooi overzicht van de Oude Heirbaan, die een deel vormt van de oude middeleeuwse heerweg Gent-Deinze-Tielt. In 1997 werden tijdens de verbredingswerken door archeologen nogal wat scherven uit de GalloRomeinse periode gevonden. Links zien we café 'In De Zwaan' dat dus binnenkort wordt afgebroken. (Foto's uit de collectie van Georgina De Sloovere en Denis Pieters)
Willy
JONCKHEERE
:
Anoniem
verzetspamflet uit 1944
Door bemiddeling van KGK-bestuurslid Paul Huys kregen we een kopie in handen van een pamflet dat door het Verzet omstreeks 12 september 1944 bij een aantal “onvaderlandsche” Deinzenaars in de bus werd gedropt…
3750
Zoals gebruikelijk zijn de zinspelingen in de tekst zovele jaren na de feiten voor de meeste lezers vrij onduidelijk. Een aantal oudere Deinzenaren zullen hier wel één en ander herkennen. Een aantal vernoemde namen zijn nader te omschrijven: Andries: Hubert Andries, landbouwer-paardentrainer, Kouterke 45 & Machelenstraat De Backer: bouwaannemers Gebroeders De Backer, Machelenstraat Petegem Miet Bruwaert: zuster van Schepen Herman Bruwaert, Kortrijkstraat Kineast Claerhout: Abel Claerhout, fotograaf, G. Gezellelaan Marie Corset: ??? Facteur De Clercq: man van mevrouw Jonckheere, Cecilia-Boekhandel Mevr. L. De Clercq : echtg. Va, Léon De Clercq, textielfabrikant Hanson: Josué Hanson, aardappelhandel aan de Knok (magazijn Gentstraat 5-7; kantoor Stationstraat 1) André Lambert: lederhandelaar-gareelmaker, Kortrijkstraat Mevr. Latte: echtg. Van Ferdinand Latte, koster St.-Martinuskerk, Kouterke 9, Petegem Maebe: Fernand Maebe, kolenhandel, Stationsplein Michels: Louis Michels, koffie en specerijen, Kouterke-Petegem Pelgrim: Georges Pelgrim, tandarts, G. Gezellelaan
3751 Rose-May: beeldhouwster ??? Van Doorn (sic): Frank Van Doorne, classicus, leraar, G. Gezellelaan Veste: Uitbater Garage Van Fleteren, Kortrijkstraat Van Thuine (sic): bouwfirma Jerome Van Thuyne, G. Gezellelaan/ Oostmeersdreef Volders Molen: verzamelpunt opgepakten, Gentsesteenweg Petegem Willems: Julien Willems, slager, Kortrijksesteenweg 58 (Kouterke) Enz. enz… Nuttige informatie omtrent de oorsprong van dit pamflet of de gegevens die er in vermeld staan kunnen altijd gestuurd worden naar W. Jonckheere, Winkelstraat 36, 9800 Deinze
3752 Maessprokkels
Hitler in Astene? Een paar keer werd er in ons Contactblad geschreven over de vraag, of over de veronderstelling, dat Hitler in WO I ooit in Astene zou geweest zijn. Maar geen bevestiging. In het jaarboek 2007 van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Oudenaarde verscheen een bijdrage over Hitlers verblijf in Oudenaarde in een daar opgericht “Feldlazaret” in oktobernovember 1918. Na Hitlers aanwezigheid aan het front van 1914 tot 1918 “verslagen” te hebben wordt verteld dat Hitler in oktober 1918, bij een Engelse artilleriebeschieting met gifgassen, met blindheid geslagen was en daarvoor overgebracht werd naar het Beierse veldhospitaal nr. 53 te Oudenaarde om verzorgd te worden. Hij werd daarna ook overgebracht naar een hospitaal in Duitsland. Hij was toen ruim een maand blind. Het staat in een bijdrage van zoiwat twintig bladzijden. Maar die blindheid staat ook op vele andere plaatsen vermeld. Hitler zelf schreef er over in “Mein Kampf”. Het staat ook in een biografie van Hitler die in 2006 verscheen en een boek vulde van meer dan 2000 blz. geschreven door een Engelse universiteitsprof (te Sheffield) Jan Kershaw. Ik heb het helemaal gelezen. “ Hitler – Hoogmoed 1889-1936 en Vergelding 1936-1945”. Er bestaat al een hele Hitler-bibliotheek. Daarin staat ook een boek van René Mathot (eerst in het Frans verschenen) uitgegeven door Lanno van Tielt “Au Ravin du Loup, Hitler en Belgique et en France mai-juin 1940” (Ravin du Loup= die Wolfschanze). Nog een Hitler biograaf is Joachim Fest. Astene komt daar nergens in voor. De Deinse Arend De arend – eenkoppig of dubbelkoppig – komt in heel wat stadswapens voor, maar meestal als een onderdeel van het wapen. In het Deinse stdswapen vult hij de hele ruimte. Toen omstreeks 1860 de Holpoort werd afgebroken bij de afschaffing van de tolinning aan stadspoorten, was er een grote steen met daarop dat stadswapen: dubbelkoppig en met drie roosjes. We schreven over die arend/adelaar in KOK-Jb 1972. De arend is een vogel die hier niet voorkomt; de leeuw trouwens ook niet. Maar de arend is een vogel die – waar hij voorkwam – respect, bewondering afdwong. De koning der vogels; zoals ook de leeuw de koning der dieren was in de tijd waarin de dieren nog spraken. In de “Reinaert” was hij koning Nobel. De arend was reeds een symbooldier in de vroegste tijden: een goddelijke vogel die tot staatssymbool uitgroeide reeds zesduizend jaar geleden. Afbeeldingen werden gevonden op zeer oude archeologische vondsten in Iran, op vazen. In het 4e millenium voor Christus eenkoppige arenden, vanaf het 3e millenium voor Christus (dus 5000 jaar) ook al de dubbelkoppige adelaars. Als staatssymbool en als wapensymbool voor legereenheden in dienst van de Sumerische vorsten. Ook op zegels van vorsten uit die verre tijden prijkt die arend. De arend (en de leeuw) prijken ook in vroeg Europese tijde op vooral Romeinse wapens en zegels, als tekens dat het zegel van de hoogste machthebbers uitging. De arend speelde ook een rol in Griekse, Romeinse en Germaanse mythologieën. Hij is ook het dier dat de evangelist Johannes symboliseert. En zo speelde de arend een rol in de symbolen van Indië tot in Germanië, over alle tijden heen. In de veda’s van de Sanskriettijd tot vogel van Odin als god der winden. Odin droeg ook twrr raven: Hugin en Mugin, geheugen en kennis. De arend, een machtssymbool. Hoe kwam hij in Deinze terecht? In de bijdrage van 1972 hadden we daarvoor een hypothese gesteld. Onbewezen; daarom een hypothetische verklaring.
3753 Martens Karel Filip Martens, gewezen notaris, gewezen hoofdbaljuw te Deinze (° Vinkt 1740- + Deinze 1833) had bij zijn echtgenote Joanna Maria Beyaert, zeven kinderen. Drie ervan stierven te jong, vier ervan overleefden hun vader die 93 jaar oud werd – een uitzonderlijk hoge leeftijd toen. Van die vier waren er twee zoons en twee dochters, zoals we al schreven in de Deinzenarijen 2008 van ons KGK-jaarboek 2008. Die twee zoons waren: Augustus Ferdinandus (1788-1856) Justinus Livinus (1793-1844) August trouwde ca. 1815 met Carolina Marchand uit Brugge. Hij werd een welstellende handelaar te Gent en bezat nogal wat eigendom: In Astene: 1 hoeve, 1 huis, 24,2 ha grond In Machelen: 2 huizen, 4 ha grond In Petegem: 5 huizen, 34 ha grond In Deinze: 3 huizen, 19 ha grond Justinus-Livinus (cfr. Deinzenaeijen 2008) bezat In Kruishoutem: 1 hoeve, 2 huizen, 9,3 ha grond In Deinze: 3 ha grond In Petegem: 11 ha In Grammene: 3 ha In Machelen: 1 hoeve, 49,5 ha In Zeveren: 2 ha Een dochter Carolina van Justinus werd echtgenote Solvyns en had toen 15,76 ha grond in Deinze. Karel Filip Martens was in 1761 student te Leuven (cf. De Ridder-Symoens in Geschiedenis van Deinze, deel 3, p. 328) Julien Amand Martens bezat 2,1 ha grond in Zeveren Emiel Justin Martens, eigenaar in Gent Had In Zeveren: 1 huis, en 4,9 ha grond In Grammene: 2,9 ha In Gottem: 11 ha In Deinze: 3 ha In Petegem: 1 huis en 11 ha Gegevens over eigendommen zijn geplukt uit de bijdragen van dr. Luc Goeminne over de diverse deelgemeenten in KGK-jaarboeken, ook uit gelijkaardige bijdragen van hem in Hultheim, het jaarboek van de heemkundige kring van Kruishoutem. Hijzelf plukt de gegevens o.a. uit de Poppkaarten, de tellingen en landboeken. Verdienstelijk werk waaruit anderen kunnen plukken. Historische tijdsindeling I In een “Maessprokkel” in ons Contactblad van september 2007 (blz. 3612) had ik het over De tijdsindeling “de Middeleeuwen”n een periode van duizend jaar. Die periode begon na de val van het West-Romeinse Rijk in 476 en duurde tot 1453, de val van het Oost-Romeinse Rijk door de inname van Constantinopel. In een Duitse publicatie van 2007 las ik dat het begin van de middeleeuwen ook anders kan gelegd worden en dat zou dan terug voeren naar een opmerking van de Belgische historicus Henri Pirenne – aldus die Duitse bron. De Middelandse zee was voor de Romeinen de Mare Nostrum (= onze zee) die het Noorden (Europa) verbond met het Zuiden (Noordafrika = Griekse en Latijnse kolonies). Maar die samenhorigheid tot één Rijk verviel door de uitbreidende veroveringen, door de wervingskracht van de Islam die opdrong via Turkije en via Spanje, na de oversteek van Gibraltar (El Tarik, de eerste oversteker) en het oprukken door Spanje, tot de slag bij Poitiers (732) en Karel Martel, de grootvader van Karel de Grote.
3754 In zijn historisch werk Mohammed wees Pirenne er op dat die breuk in de Romeinse eenheid het einde van de antieke tijd inluidde en dus het begin van de Middeleeuwen betekende. In 1453 veroverde de Islam Constantinopel en in 1492 werden de Islamieten, de Mohammedanen, de Moren, na de verovering van Granada uit Spanje verdreven. Dat was de Spaanse Reconquista met Isabella en Ferdinand van Castilië en Aragon, de grootouders van Keizer Karel V. Dus van Karel de Grote (=de eerste) tot Karel V. De val van het West-Romeinse Rijk tot de val van het Oost-Romeinse Rijk; 1000 jaar (met VroegHoog-Laat-Herfsttij Middeleeuwen) Karel de Grote werd keizer in 800, Karel V in 1519. Karel V werd graaf van Vlaanderen en hertog van Brabant in 1506, toen zijn vader Filips de Schone stierf. Karel V werd te Gent geboren in het jaar 1500; hij deed troonsafstand in 1555 en stierf in 1558. Historische tijdsindeling II Etienne Rooms kwam ooit voor ons een voordracht houden over het leger van vóór 1789 en over de manier waarop de mensen hier het leger, zijn verplaatsingen, zijn inkwartieringen en zijn veldslagen onderging. In de “Geschiedenis van Deinze” schreef hij daar ook over. Hij schreef een boek over “Lodewijk XIV en de Lage Landen”. En daarin schreef hij telkens over de “Habsburgse Tijd”. Welke tijd was dat? In 1482 begon die tijd toen Maximiliaan van Oostenrijk, een Habsburger, hier getrouwd was met Maria van Bourgondië en opgevolgd werd door Filips de Schone, zijn vroeg gestorven zoon, en daarna door Keizer Karel V. Dan volgde Filips II van de Spaanse Habshurgers en diens opvolgers, die kort na 1702 opgevolgd werden door de Oostenrijkse Habsburgers tot 1794. Maria-Theresia en Jozef II waren Oostenrijkse Habsburgers. Dus van 1482 tot 1794 waren Habsburgers hier de wettelijke vorsten. Daarop volgde een Franse bezetting en weldra onze inlijving bij Frankrijk. Het Belgisch koningshuis keek nogal naar Duitse vrouwen voor onze prinsen, trouwens ook van Duitse afkomst (Saksen). En ook nu nog: prinses Astrid is getruwd met een Habsburger. Prinses Stefanie was getrouwd met een Habsburger (Rudolf) en Leopold II had een zus Charlotte die getrouwd was met een Habsburger (Maximiliaan), die keizer van Mexico werd. Hij was de broer van keizer Frans Jozef die met Sissi van Beieren getrouwd was, de tante van onze koningin Elisabeth, die trouwens naar die Sissi genoemd werd. Elisabeths vader was een gereputeerde oogarts, broer van Sissi. Er is een Spaanse tak en een Oostenrijkse tak van Habsburgers; trouwens ook in de “Orde van het Gulden Vlies”. De Amerikaanse historicus Simon Schama noemde de Zuidelijke Nederlanden van het ancien regime (dus vóór 1789) de “Habsburgse Nederlanden” in zijn werk “Burgers, een Kroniek van de Franse Revolutie”, een werk van 1989, dat eerst in het Engels verscheen. Saksen-Coburg, Habsburg, Hohenzollern… er was in Duitsland een voorraad van adellijke families omdat, wat nu Duitsland en Oostenrijk is, ooit bestond uit ca. 300 vorstendommen en vorstendommetjes. Zo werd de koning van Hannover ooit koning van Engeland, een koningdom dat via Victoria en Albert van Saksen Coburg in WO I zijn naam veranderde: van Stuart – via Hannover en Saksen Coburg naar het “huis van Windsor”. Elisabeth II huwde Mountbatten, die eigenlijk Battenberg heette. Ooit was een Willem van Oranje-Nassau, stadhouder, ook koning van Engeland: Willem III van Engeland (1688). Albert I trouwde met Elisabeth van Wittelsbach, verwant met Sissi, maar ook met Lodewijk II van Beieren, de bouwer van de Beierse kastelen (Herrenchiemsee, Linderhof, Neuschwanstein= reisdoelen in de 20e en 21e eeuw). Die Wittelsbacher speelden reeds in de 17e eeuw hier een rol als gouverneur-generaal, ten tijde van Lodewijk XIV. Enkele keren dachten de Habsburgers er aan de “Habsburgse Nederlanden” te ruilen voor Beieren (o.a. Jozef II). Het is nooit gebeurd omdat die Nederlanden meer opbrachten dan Beieren.
3755 Stefaan DE GROOTE : Reusachtige veldslag in Wontergem in 1695 op het nippertje vermeden In juni jl. werd de Slag bij Oudenaarde herdacht, een belangrijke veldslag tijdens de Spaanse Sucessieoorlog, die plaatsvond op 11 juli 1708. De Franse koning probeerde met man en macht zijn hand te leggen op onze gebieden, maar moest afrekenen met een alliantie van verschillende landen. Maar de voorloper van die oorlog was de Negenjarige Oorlog waarbij een aantal jaren voordien dezelfde legers tegenover elkaar stonden, niet in Oudenaarde maar in...Wontergem. Op 30 juni 1695 had de prins van Vaudemont, de bevelhebber van de geallieerden een kamp opgeslagen in Wontergem, meer bepaald in de richting van Aarsele. Het ging om 50.000 soldaten. De aanwezigheid van een dergelijk leger was geen lachertje voor de plaatselijke bevolking. Plunderen was klassiek bij dergelijke troepen. Heel de streek moest gedurende twee weken zorgen voor voedsel. Een enorm verlies van inkomen en koopkracht, die jaren bleef wegen op de mensen. Vanuit Kortrijk marcheerde een nog groter Frans leger van 80.000 man geleid door de bekende generaal de Villeroy in de richting van Wontergem. Op 13 juli stonden de beide reusachtige legers in de vlakte tussen Wontergem en Aarsele tegenover elkaar. Een veldslag kon niet uitblijven. Maar Vaudemont slaagde erin zich door een list van de veldslag te onttrekken. Hij maakt in de nacht van 13 en 14 juli een verschansing in het zicht van de Franse troepen en gaf hiermee de indruk zich klaar te maken voor de strijd, maar trok ondertussen de hoofdmacht van zijn leger terug in de richting van Gent. Geen veldslag dus in Wontergem, maar ook zoveel later jaren geen slagveldtoerisme zoals in Oudenaarde.
NVDR: zie Geschiedenis van Deinze, deel 3, 2007, p. 176 : Kopergravure van Ottomar Elliger, gedrukt door N.Visser, van het Frans legerkamp te Wontergem op 30 juni 1695 (UBG, Kaart 304)
3756
Tentoonstelling Romeins Glas in Velzeke Van 22 november 2008 tot 31 mei 2009 loopt de tentoonstelling “Fragiel” in het Provinciaal Archeologisch Museum te Velzeke. De verschillende aspecten van de Romeinse glaskunst van in de Oudheid tot op de dag van vandaag komen uitgebreid aan bod. Productie, handel en distributie op lokaal, regionaal en internationaal vlak worden rijkelijk geïllustreerd met objecten uit Belgische en buitenlandse collecties, waaronder topstukken uit de musea van Wenen, Bonn, Nijmegen, Brussel, Tongeren, en vele andere. De diversiteit van Romeins glasgebruik wordt in verschillende luiken verwerkt: glas als luxeproduct (juwelen, cosmetica), glas als ‘gewoner’ gebruiksvoorwerp (tafelglas, vensterglas), glas is grafcontexten, maar ook latere navolging in de vroege Middeleeuwen en eigentijds hergebruik. Zelfs in de huidige maatschappij is de impact van Romeins glas nog steeds merkbaar in bijvoorbeeld de moderne schilderkunst, zoals stillevens met Romeinse glazen objecten. Het feitelijke productieproces met resulterende replica’ s wordt getoond aan de hand van een reëel werkende Romeinse glasoven. Deze oven is het resultaat van experimentele archeologie en zal ter plaatse worden opgebouwd in samenwerking met het atelier van de “Roman Glassmakers” Taylor & Hill uit Engeland. KGK neemt zich voor om een bezoek te brengen aan deze prachtige tentoonstelling. De datum zal later meegedeeld worden, maar wie geïnteresseerd is wordt verzocht dit te laten weten aan: KGK-secretaris Trui Galle, Berg 17, 9800 Deinze, tel. 09 328 09 39,
[email protected] of KGK-voorzitter Willy Jonckheere, Winkelstraat 36, 9800 Deinze, tel. 09 386 32 78,
[email protected]
Op 21 september 2006 waren we, door bemiddeling van KGK-bestuurslid prof.em. dr. Hugo Thoen, reeds te gast in het Provinciaal Archeologisch Museum te Velzeke voor de tentoonstelling “Quo Vadis? Het wegennet van de Romeinen, een verenigd Europa”. (cfr. KGKC, XXVI, 2006, pp. 3452-3454). Wie er toen bij was heeft nog de beste herinneringen aan de bijzonder interessante tentoonstelling, maar ook aan de deskundige rondleiding van dr. Kathy Sas, curator van de tentoonstelling. Dr. Kathy Sas heeft als tentoonstellingscoördinator opnieuw de leiding over de expositie van Romeins glas, en is bijzonder opgetogen over de topstukken die ze in heel wat musea mocht ontlenen! Zoals in 2006 zullen het opnieuw de afwezigen zijn die ongelijk hebben!!!
3757
MUSEUMKRONIEK
De tentoonstelling “Textiel, tussen kunst en industrie” (zie vorig nummer Contactblad) blijft nog te bezichtigen tot 19 oktober ***
Gezocht: speelgoed! Naar aanleiding van een tentoonstelling in 2009 in samenwerking met het Speelgoedmuseum Mechelen is het Museum van Deinze en de Leiestreek op zoek naar oud speelgoed.
Hebt u op zolder nog speelgoed staan dat u uit nostalgie of voor eventuele nakomelingen bewaard hebt? Wij willen het graag lenen voor de tentoonstelling : “Binnen Spelen. Buiten Spelen. Géén Vervlogen Droom!” Het speelgoed hoeft niet in Deinze vervaardigd te zijn en de tentoonstelling beperkt zich evenmin tot de typische Deinse producten zoals poppenwagens, paardjes en trapauto’s. Alle speelgoed is dus welkom: u hoeft de voorwerpen niet te schenken, ze dienen enkel in bruikleen gegeven te worden en komen na afloop van de expositie terug bij u thuis.
Wilt u ons helpen de tentoonstelling te verrijken? Het materiaal kan binnengebracht worden tijdens de openingsuren van het museum op het onderstaande adres.
Museum van Deinze en de Leiestreek Lucien Matthyslaan 3-5,9800 Deinze Openingsuren : weekdagen: 14u-17u30 zaterdag, zon- & feestdagen: 10u-12u en 14u-17u maandag gesloten Info of inlichtingen: tel: 09/381.96.70 -
[email protected]