2015 - 09 INHOUD
Wijzigingen in het onroerend goed per 1 januari 2016 ..................................................................1
aannemer met betrekking tot de overdracht van de grond en de bouw van een appartement tezamen als
Achteraf kijk je de koe in de kont .......................2 Gratis gebruik en aftrek van voorbelasting ........4 Drieluik over invoer van scheepscasco’s; indeling en aangiften .........................................5
één prestatie moet beschouwen, namelijk de belaste levering van een onroerende zaak op het moment van oplevering. Hierdoor verviel bij een koop/aannemingsovereenkomst met dezelfde aannemer de mogelijkheid om de levering van grond
Het is niet alles goud wat er blinkt .....................6
vrijgesteld van btw te laten plaatsvinden en de
Nieuw besluit ontwikkelingsorganisaties; meten
oplevering van nieuwbouw te belasten met btw. Met
met twee maten?...............................................7 BTW herzien? ...................................................9
het oog daarop is destijds overgangsrecht ingevoerd.
De voorwaarden voor het overgangsrecht luiden tot 1 januari 2016 als volgt:
WIJZIGINGEN ONROEREND GOED 2016
1. De ondernemer (leverancier) die de grond levert heeft de macht om als eigenaar over
WIJZIGINGEN IN HET ONROEREND GOED PER 1 JANUARI 2016 Het overgangsrecht voor koop/aannemingsovereenkomsten eindigt per 31 december 2015. Dit overgangsrecht is ingevoerd naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad van 22 maart 2013, nr. 12/02180. De Hoge Raad heeft toen geoordeeld dat men bij een koop/aannemingsovereenkomst de handelingen van de
die grond te beschikken verworven vóór 22 maart 2013 of heeft zich vóór 22 maart 2013 tegen een bepaalde prijs verbonden tot afname van de grond onder de afspraak dat de grond door middel van een zogenoemde abc-transactie wordt geleverd aan de klant van de ondernemer.
2 2. De grond wordt geleverd tegen de
vervolgens door de leverancier van de grond wordt
marktwaarde (de waarde in het economische
gesloopt en daarna door die leverancier een nieuwe
verkeer).
onroerende zaak wordt opgeleverd. Men kan het
3. De grond wordt juridisch geleverd
bovenstaande overgangsrecht dus alleen nog
voorafgaand aan de (vernieuw)bouw van de
toepassen, indien de nieuwbouw uiterlijk op 31
nieuwe onroerende zaak.
december 2015 wordt opgeleverd.
4. De verkrijger van de grond doet geen beroep op de vrijstelling van overdrachtsbelasting in
Bij verkrijging van eigendom, bezwaard met een
de zin van artikel 15, lid 1, onderdeel a, van
erfdienstbaarheid of met een recht van erfpacht of
de WBR. Beide partijen (leverancier en
recht van opstal of beklemming wordt op grond van
verkrijger) behandelen de verkrijging van de
artikel 11, lid 2, Wet Belastingen van Rechtsverkeer
grond voor de btw-heffing ook verder als een
de grondslag voor de overdrachtsbelasting
afzonderlijke levering die van btw is
verminderd met die van de gekapitaliseerde canon,
vrijgesteld en accepteren alle daarbij
retributie of huur. Deze vermindering vervalt met
behorende btw-gevolgen.
ingang van 1 januari 2016 in situaties waarbij
5. Er is sprake van een lopend project waarbij de verkoop vóór 22 maart 2013 is gestart. 6. Er is in btw-technisch opzicht op het tijdstip
eigendom wordt verkregen door een levering onder voorbehoud van een erfdienstbaarheid, recht van erfpacht of recht van opstal ten behoeve van degene
van de juridische levering geen sprake van
die de eigendom vervreemdt. Dit om misbruik tegen
een bouwterrein of een gebouw dat nog geen
te gaan bij zogeheten erfpachtleasestructuren. Er zijn
twee jaar in gebruik is. Bij deze beoordeling
extra maatregelen voorgesteld in het kader van
blijven de na de juridische levering van de
concernstructuren.
grond te verrichten werkzaamheden buiten beschouwing.
DICK ROEMELING
7. Als gebruik wordt gemaakt van deze goedkeuring, betekent dat voor de toepassing van artikel 13 van de WBR dat afzonderlijke tijdvakken gaan lopen, namelijk vanaf het moment van de btw-levering van de grond en vanaf het moment van de – apart in acht te nemen – oplevering van de opstal.
ACHTERAF KIJK JE DE KOE IN DE KONT Als fiscalisten lopen we er allemaal wel eens tegenaan dat men toekomstige informatie gebruikt voor het bepalen van de belastingpositie in het verleden. Een mooi voorbeeld hiervan is de onzakelijke lening. Op het moment van verstrekken van een lening dient men vast te stellen of een crediteur een onzakelijke debiteurenrisico loopt. Als
Mits men aan alle hiervóór gestelde voorwaarden voldoet, valt onder de overgangsregeling ook de situatie dat een koop-/aannemingsovereenkomst is gesloten waarbij eerst grond met daarop een oud gebouw wordt geleverd aan de verkrijger, dit gebouw
na een aantal jaar de lening niet inbaar blijkt te zijn, is het natuurlijk makkelijk om te stellen dat de crediteur onzakelijk heeft gehandeld. In dat geval kan men natuurlijk altijd stellen dat een derde niet bereid zou
3 zijn geweest tot het verstrekken van de geldlening.
redelijkerwijs van hem kan worden verlangd om
Achteraf is het natuurlijk makkelijk oordelen.
ervoor te zorgen dat hij door de handeling die hij verricht niet betrokken raakt bij onregelmatigheden of
Speelt dit ook in de btw? Ja, ik denk het wel. In een
belastingfraude. Op zich past het oordeel van de
paar recente arresten van het Europees Hof van
Hoge Raad goed in de lijn van de arresten van het
Justitie (C-144/14 Tomoiaga en C-183/14 Salomie)
HvJ: de bezonnen en voorzichtige koopman wordt
kwam het rechtzekerheids- en vertrouwensbeginsel
beschermd.
aan de orde. Hieruit bleek dat enkel een voorzichtig en bezonnen marktdeelnemer zich hierop mag
De vraag is wat moeten onze klanten ondernemen
beroepen. Een marktdeelnemer die wist of had
om aan te tonen dat zij bezonnen en voorzichtig
behoren te weten dat hij deelnam aan fraude of
hebben gehandeld. Dit handelen is niet alleen van
misbruik, wordt in het geheel niet beschermd. Zijn
belang voor de beoordeling of men de margeregeling
rechten worden hem ontnomen (zie HvJ C-131/13
mag toepassen. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor de
Schoenimport ‘Italmoda”). Maar… wanneer ben je nu
toepassing van het nultarief. Om toch weer terug te
voorzichtig en bezonnen of had je juist moeten weten
keren naar de margeregeling: een inkoopverklaring is
dat je betrokken raakte bij fraude/misbruik. Achteraf
op zich niet voldoende.Maar wat moet de
is het natuurlijk makkelijk oordelen dat de
ondernemer dan wel doen? In een globaliserende en
ondernemer wat oplettender had moeten zijn indien
(snel) veranderende wereld moet je als ondernemer
er sprake is van misbruik bij anderen dan de
soms snel handelen. Daarbij is het achteraf makkelijk
ondernemer.
om te stellen dat je niet voorzichtig en bezonnen bent geweest. De meeste ondernemers zijn op zich goede
Ik dacht hieraan bij het lezen van het arrest van de
burgers en willen netjes voldoen aan hun fiscale
Hoge Raad inzake de margeregeling (16 oktober
verplichtigen. Om deze ondernemers te beschermen,
2015, nr. 14/05127). De Hoge Raad oordeelt in dit
stel ik dan ook voor om in een besluit op te nemen
arrest dat de margeregeling niet van toepassing is,
welke handelingen de ondernemer dient uit te voeren
indien niet is voldaan aan de voorwaarden van de
die nodig zijn om aan te tonen dat hij voorzichtig en
margeregeling ongeacht de wetenschap van
bezonnen heeft gehandeld en in welke situaties
leverancier en/of afnemer over het niet vervuld zijn
(denk aan bijvoorbeeld betaling via offshore banks,
van de voorwaarden. Dit betekent dat de afnemer de
payments platforms of third party payments) deze
margeregeling niet kan toepassen ondanks het feit
ondernemer extra maatregelen dient te nemen.
dat hij beschikt over een zogenoemde
Indien een ondernemer deze handelingen heeft
inkoopverklaring, indien zijn leverancier recht op
uitgevoerd en bij de genoemde situaties extra
aftrek heeft genoten of het geen gebruikt goed
maatregelen heeft getroffen, is hij beschermd. Blijkt
betreft. Deze afnemer wordt volgens de Hoge Raad
achteraf dat deze handelingen toch leiden tot
slechts beschermd indien hij is afgegaan op aan hem
ongewenste situaties: dan passen we het besluit aan.
verstrekte informatie waarvan achteraf blijkt dat die
Achteraf kijkt men immers de koe in de kont!
informatie in strijd met de waarheid was. Daarbij geldt de eis dat deze afnemer alles heeft gedaan wat
LUCAS BLOM
4 het goed gebruikt voor belaste handelingen, mag de AFTREK VAN VOORBELASTING
GRATIS GEBRUIK EN AFTREK VAN VOORBELASTING In “Sveda” (C-126/14) staat de vraag centraal of voor de aanleg van het Baltisch mythologisch ontdekkingspad recht op aftrek van voorbelasting bestaat. De investering van dit pad wordt voor 90% gedekt door een subsidie van het Ministerie van Landbouw. In de subsidie-overeenkomst is vastgelegd dat het pad gedurende vijf jaar voor het publiek “gratis” is. Het ontdekkingspad bevindt zich op een bosperceel waarbij langs het pad sculpturen
btw aftrekken.
Nu het pad kan worden gezien als een middel om bezoekers aan te trekken teneinde prestaties tegen vergoeding te leveren, is de conclusie dat Sveda als belastingplichtige heeft gehandeld. Het gratis gebruik gedurende vijf jaren doet volgens het HvJ daar niet aan af, omdat dit gratis gebruik het uitvoeren van de belaste handelingen niet verhindert. Daarnaast worden de investeringskosten die Sveda heeft gemaakt (10% van de totale aanlegkosten) ten dele gedekt door de inkomsten die zullen worden gerealiseerd met de belaste handelingen.
zijn geplaatst die te maken hebben met de Baltische mythologie. Op het bosperceel bevinden zich een vakantiebestedingsbedrijf, een restaurant, een visvijver en een hertenkamp. Ter zake van de exploitatie van die zaken is Sveda btw verschuldigd.
Een rechtstreeks en onmiddellijk verband tussen aanleg en gebruik Het recht op aftrek van voorbelasting bestaat: ·
als er een rechtstreeks en onmiddellijk verband bestaat tussen een bepaalde handeling in een eerder stadium en een of
Naar deze uitspraak van het HvJ is reikhalzend
meerdere handelingen in een later stadium;
uitgekeken. Het gaat er immers om dat meerdere “koppelingen” gelegd kunnen worden; het directe gratis gebruik door het publiek en het feit dat het pad een middel is om bezoekers aan te trekken. “Prestaties om niet” zijn geen belaste handelingen.
of ·
wanneer de gedane uitgaven deel uitmaken van de algemene kosten van de belastingplichtige en als zodanig zijn opgenomen in de prijs van de geleverde
Het handelen van Sveda als belastingplichtige Het HvJ sluit aan bij de regeling omtrent het recht op aftrek van voorbelasting als is neergelegd in artikel 168 van de BTW richtlijn. Sedert 1 januari 2007 is de
goederen of diensten; in dat geval houden dergelijke kosten rechtstreeks en onmiddellijk verband met de gehele economische activiteiten van de belastingplichtige.
Nederlandse Wet OB’68 in overeenstemming met die regeling. Daarvoor bevatte de Wet een “ruimere”
Wederom dient een beoordeling plaats te vinden van
aftrekregeling (handelen “in het kader van de
alle omstandigheden, waarbij alleen rekening moet
onderneming”). De ondernemer die “als zodanig”
worden gehouden met de verrichtingen die objectief
handelt op het tijdstip waarop hij het goed verwerft en
verband houden met de belastbare activiteit van de belastingplichtige. Wanneer goederen en diensten worden gebruikt voor vrijgestelde handelingen of
5 handelingen die niet binnen de werkingssfeer van de
Bij twee van die uitspraken komt de indeling van de
btw vallen wordt het rechtstreekse en onmiddellijk
betreffende casco’s voor het douanetarief en de
verband tussen uitgaven en economische activiteiten
juistheid van de ingestelde navordering aan de orde.
verbroken!
De belanghebbende beweert in de rechtbankprocedure dat het gaat om de invoer van
Het HvJ oordeelt dat het onmiddellijke gratis gebruik
casco’s van zeeschepen. Daarbij hoort de toepassing
van het pad niet wegneemt dat er een rechtstreeks
van een nultarief en bijbehorende tariefpost (uniek
en onmiddellijk verband bestaat tussen de investering
nummer in de gecombineerde nomenclatuur). Als
en de economische activiteiten van Sveda. De
argument geeft hij aan dat de schepen zo gebouwd
investering houdt geen verband met activiteiten die
en uitgerust zijn dat zij bij moeilijke
zijn vrijgesteld of buiten de werkingssfeer van de btw
weersomstandigheden op zee kunnen verblijven. Ook
vallen.
vier door hem ingeschakelde deskundigen bevestigen dit. Uit de toelichting op dat nultarief blijkt
Betekenis voor de Nederlandse praktijk
niet dat de schepen bedoeld moeten zijn om
In Nederland werd het verband tussen uitgaande
daadwerkelijk op zee te gaan verblijven. De
handelingen (tegen vergoeding en “om niet”) gelegd
inspecteur voert echter aan dat het ontwerp en
om te beoordelen in hoeverre activiteiten met elkaar
daarmee ook de constructie en sterkte van het schip
(onlosmakelijk) waren verbonden. Het HvJ bewandelt
bepalend is of het gaat om een zeeschip. Bepalend is
een duidelijk ander pad. Het gaat om het
waarvoor het schip is ontworpen en niet wat een
rechtstreekse en onmiddellijke verband tussen
schip bij de meest gunstige omstandigheden kan. De
investeringen en de economische activiteiten van de
rechtbank volgt de inspecteur en bevestigt dat de
ondernemer. Gratis gebruik verbreekt dat verband
casco’s ten tijde van de invoer gezien het ontwerp
slechts dan wanneer er door dat gebruik geen
niet de bestemming van zeeschip hadden. Wat
koppeling gelegd kan worden met economische
nadien met een casco gebeurt, is niet van belang.
activiteiten. Deze uitspraak zal voor de Nederlandse
Het hof volgt de rechtbank. De aard van het
praktijk grote betekenis hebben.
scheepscasco staat voorop en uit de vier deskundigenverklaringen ontleent het hof juist
PAUL CRAMER
argumenten dat de casco’s niet geschikt zijn voor gebruik op zee. INVOERRECHTEN Belanghebbende voert verder aan dat navordering
DRIELUIK OVER INVOER VAN
van door hem verschuldigde bedragen niet kan,
SCHEEPSCASCO’S; INDELING EN AANGIFTEN
omdat de douaneautoriteiten zich in een eerder
Op 11 juni 2015 heeft het Gerechtshof Amsterdam
stadium hebben vergist. Daarbij stelt de
uitspraak gedaan in een drietal zaken, waarbij de
belanghebbende de volgende drie gedragingen van
invoer van scheepscasco’s centraal staat
de inspecteur centraal:
(ECLI:NL:GHAMS:2015:3992 / 3993 / 3994).
·
verstrekken van een onjuiste telefonische tariefinlichting;
6 · ·
jarenlang uitblijven van controles op
komt voor terugbetaling of kwijtschelding van het
ingediende aangifte; en
nageheven bedrag. De inspecteur bestrijdt dit. Het
fysieke controle van één aangifte, welke
hof volgt de rechtbank, die de belanghebbende in het
aangifte is opgemaakt en ingediend door de
ongelijk stelt. De situatie van belanghebbende is niet
direct vertegenwoordiger van
bijzonder genoeg om over te gaan tot terugbetaling of
belanghebbende voor een andere importeur.
kwijtschelding. Dat zou wel het geval zijn als sprake is van omstandigheden die afwijken van wat normaal
Na een telefoongesprek tussen een medewerker die
en gebruikelijk is. De aanvaardingscontrole van de
namens belanghebbende de aangiften ten invoer
aangiften vindt op geautomatiseerde wijze plaats. De
opmaakt en indient en een douaneambtenaar,
risicoanalyses van de Douane hebben de betreffende
begrijpt de medewerker dat casco’s van
aangiften niet geselecteerd voor een nadere
binnenvaartschepen mogen worden ingedeeld als
verificatie van de gegevens. Tot medio 2011 werden
zeeschepen en wijzigt vervolgens haar
geen risico’s onderkend bij de invoer van
aangiftegedrag. Het hof oordeelt dat de inspecteur
scheepscasco’s; de aangiftedata lagen vóór het
niet aan het telefoongesprek mag worden gehouden
moment dat de gemachtigde namens de directe
vanwege het ontbreken van een bindende
vertegenwoordiger (en later de betrokken importeurs)
tarieftoelichting.
in gesprek ging met de inspecteur over de kwestie rondom invoer van scheepscasco’s.
Vanwege het ontbreken van een uitdrukkelijke goederenomschrijving in de aangiften (slechts het
Tegen de drie uitspraken is cassatie ingesteld door
woord ‘scheepscasco’) zijn volgens het hof de
belanghebbende.
douaneautoriteiten niet getriggerd om de ingediende aangiften te beoordelen.
GIJS OTTEN
ONDERNEMER
Belanghebbende mag geen vertrouwen ontlenen aan een aangifte die zijn direct vertegenwoordiger voor een andere importeur (dus een derde) heeft
HET IS NIET ALLES GOUD WAT ER BLINKT
ingediend en daarna fysiek is gecontroleerd door een
Het Gerechtshof Den Haag
ambtenaar: het is geen gedraging jegens de
(ECLI:NL:GHDHA:2015:2873) heeft uitspraak gedaan
belanghebbende en de goederenomschrijving was
over de vraag of een belanghebbende kan worden
ook in geval beperkt tot ‘scheepscasco’. De
aangemerkt als ondernemer in de zin van de BTW
navordering blijf in stand.
met betrekking tot aankopen en verkopen van zilver en goud. In deze casus betreft het een
De derde uitspraak houdt verband met de aangiften
belanghebbende die geen andere
ten invoer, die betrekking hebben op de
ondernemersactiviteiten verricht en zich uitsluitend
onderwerpelijke scheepscasco’s in een van de twee
voor de aankoop en de latere verkoop van goud en
voornoemde indelingsuitspraken. De
zilver als btw-ondernemer heeft aangemeld. Bij zijn
belanghebbende is van mening dat hij in aanmerking
aanmelding als ondernemer heeft belanghebbende
7 het formulier “Opgaaf Startende onderneming”
Het Gerechtshof Den Haag volgt het standpunt van
ingevuld en toegezonden samen met een
de rechtbank en merkt verder op dat “het kopen en
begeleidende brief. In deze begeleidende brief geeft
verkopen van zilver en goud naar de aard niet meer
belanghebbende aan dat “de activiteiten in het
is dan een privéaangelegenheid, met dien verstande
beleggen (…) de normen van normaal actief
dat de activiteit niet in het economische verkeer en
vermogensbeheer niet te boven gaan”. Daarnaast
zodoende buiten het toepassingsgebied van de
merkt belanghebbende op dat hij geen overige
omzetbelasting plaats heeft.”
werkzaamheden verricht. In de zaken in deze bijdrage, gaat het steeds om een De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van
belanghebbende die (nog) geen ondernemer in de
een economische activiteit in de zin van
zin van de omzetbelasting is. Vervolgens komt de
werkzaamheden die door een fabrikant, handelaar of
vraag aan de orde of de enkele activiteit van aan- en
dienstverrichter worden verricht. Daarnaast is geen
verkoop van zilver en goud een economische
sprake van de exploitatie van een lichamelijke of
activiteit is, die ondernemerschap voor de
onlichamelijke zaak om er duurzaam opbrengst uit te
omzetbelasting tot gevolg heeft. Belastingdienst,
verkrijgen. De rechtbank verwijst in haar behandeling
Rechtbank en Gerechtshof zien in deze situatie geen
naar de arresten van het Hof van Justitie inzake
economische activiteit. De vraag is of deze conclusie
Rompelman en Van Tiem. In deze zaken ging het om
anders zou zijn indien een bestaande ondernemer,
de vraag of in de voorfase van een onderneming
bijvoorbeeld een handelaar in zogenaamde
reeds sprake zou kunnen zijn van ondernemerschap
ongeregelde goederen, een keer een partij
voor de btw. Vervolgens komt de rechtbank ten
edelmetaal koopt. In die situatie kan het
aanzien van belanghebbende tot de conclusie dat
ondernemerschap niet worden ontkend (dat is er
“(...) in het voorliggende geval (...).geen sprake is van
immers reeds op andere gronden) en rijst de vraag of
enige werkzaamheid”. De rechtbank stelt vervolgens
de betreffende aan- en verkoop “binnen het kader
vast dat niet aannemelijk is gemaakt dat sprake is
van de onderneming” heeft plaatsgevonden.
van economische activiteiten. Verder merkt de
Ongetwijfeld zal hierover in de toekomst (ook nog)
rechtbank op dat belanghebbende zijn wilsverklaring
wel enige jurisprudentie te verwachten zijn.
(ingevulde formulier “Opgaaf Startende onderneming”) moet ondersteunen met objectieve
HARRY HENDRIKS
gegevens op basis waarvan hij de economische activiteit aannemelijk maakt. Het enkele feit dat in
TARIEF EN ONDERNEMERSCHAP
latere jaren een deel van het zilver is verkocht maakt niet dat sprake is van een economische activiteit,
NIEUW BESLUIT
omdat slechts sprake is van de uitoefening van het
ONTWIKKELINGSORGANISATIES; METEN MET
eigendomsrecht. De rechtbank ontkent het
TWEE MATEN?
ondernemerschap van belanghebbende en daarmee
Organisaties die projecten uitvoeren in het kader van
het recht op teruggaaf van de op de aankoop
ontwikkelingssamenwerking, zijn soms ondernemer
betaalde btw.
voor hun activiteiten. Als dat het geval is, kan onder
8 voorwaarden het nultarief worden toegepast. Dat
initiatief van BuZa uitgaat) is volgens de
betekent dat ze feitelijk geen btw hoeven te voldoen,
staatssecretaris geen sprake van btw-
maar wel btw kunnen aftrekken die aan hen in
ondernemerschap. Dat is naar mijn mening wel heel
rekening wordt gebracht. Al sinds 1983 werd dit
kort door de bocht. Men heeft het in de resolutie over
beleid gevoerd, maar recent (21 september 2015,
“opdrachtgever”. Dat is een term die geen criterium is
nummer BLKB201576) is het besluit vernieuwd. Dit
voor het btw-ondernemerschap. In situaties zoals
besluit heeft een stuk meer tekst dan de oude
hiervoor is beschreven, zou men moeten beoordelen
resoluties, maar de extra tekst lijkt vooral een
of sprake is van een prestatie die tegen een daarmee
inperking van de goedkeuring te beogen.
rechtstreeks samenhangende vergoeding wordt verricht. Als hiervan en van verbruik door een
De oude resoluties hadden als belangrijkste
identificeerbare persoon (of personen) sprake is, leidt
goedkeuring de toepassing van het nultarief voor
de activiteit tot btw-ondernemerschap. Als ik de
projecten die werden uitgevoerd in opdracht van het
beleidsstukken en subsidieovereenkomsten
ministerie van Buitenlandse zaken (hierna: BuZa) en
beoordeel die bij de grote ontwikkelingsprojecten zijn
waarbij het resultaat van die projecten werd
afgesloten (de zogenoemde
overgedragen aan lokaal gevestigde instanties. In de
medefinancieringsstelsels), is in mijn visie bij deze
nieuwe resolutie wordt in feite precies dezelfde
projecten sprake van btw-ondernemerschap. Voor
goedkeuring gegeven als in de oude resolutie. De
zover ik weet, concluderen inspecteurs echter naar
staatssecretaris gaat echter nu eerst in op het btw-
aanleiding van de resolutie altijd tot niet-
ondernemerschap. Hij stelt daarbij dat alleen indien
ondernemerschap. Bijzonder, want soortgelijke
BuZa een gerichte opdracht geeft (en daarmee een
overeenkomsten tussen overheid en organisaties
opdrachtgeversrelatie aangaat), er sprake is van btw-
leiden in het binnenland nagenoeg altijd tot de
ondernemerschap. In andere situaties is men volgens
conclusie dat juist wel sprake moet zijn van btw-
de staatssecretaris geen ondernemer. Crux van dit
heffing. Als de staatssecretaris nu van mening is dat
standpunt is natuurlijk dat bij toepassing van het
dit onjuist is en geen sprake is van
nultarief er sprake is van een aftrekrecht, en bij niet-
ondernemerschap, zou het beter geweest zijn als dat
ondernemerschap niet.
duidelijk was gezegd. Dan was helder dat de resolutie een vrijwel dode letter is geworden (er is
In de resolutie staan meerdere situaties beschreven.
nagenoeg nooit sprake van ondernemerschap). We
Een daarvan is de volgende: “Voor de financiering
hadden dan ook meer duidelijkheid voor
van een project wendt de organisatie zich tot BuZa.
binnenlandse subsidieovereenkomsten die nu vaak
Daarbij verbindt de organisatie zich het door haarzelf
wel in de btw-heffing worden betrokken.
geïnitieerde en vormgegeven project te realiseren. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering ervan blijft
Mijn conclusie is dat de nieuwe resolutie met veel
bij de organisatie. BuZa treedt niet op als
extra tekst beoogd het hele 0% tarief in de praktijk
opdrachtgever, hoewel het resultaat van het
onderuit te halen. De stelling dat sprake moet zijn van
desbetreffende project voor BuZa wel van belang is
ondernemerschap voor toepassing van dat tarief
c.q. kan zijn.” In dit geval (en ook in het geval het
onderschrijf ik volkomen. Echter niet de manier
9 waarop in de resolutie met enkele woorden de facto
Men heeft recht op aftrek van btw voor zover er
wordt gesteld dat subsidies van BuZa niet tot
samenhang bestaat tussen de goederen en belaste
ondernemerschap leiden, terwijl dit bij soortgelijke
economische activiteiten. Een goed dat men
situaties in het binnenland wel tot btw-heffing leidt!
gedurende een periode gebruikt, dient men te volgen. Indien het gebruik van dit goed wijzigt dient men het
RICK FRANKE
oorspronkelijke aftrekrecht te herzien. Hierbij maakt men een onderscheid tussen: AFTREK VAN VOORBELASTING
1. De periode tot het jaar van ingebruikname; In deze periode dient de aanschaf van btw over
BTW HERZIEN?
het geheel te worden herzien. Deze periode
In een zaak bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
duid ik hierna aan met herrekeningsperiode.
kwam onlangs het verschil tussen herziening en
Deze periode kent drie tijdstippen die van
herrekening aan de orde (7 juli 2015, nummers
belang zijn:
14/00570, 14/00571 en 14/00572). Het gaat in deze
I.
tijdstip waarop de belasting aan de
zaak om een belanghebbende die samen met zijn
ondernemer in rekening wordt
partner in mei 2005 een nieuw woon-/werkpand
gebracht;
koopt. De bij de koop in rekening gebrachte btw
II.
tijdstip waarop de ondernemer
brengt belanghebbende geheel in aftrek. Dus ook
goederen en diensten gaat
voor het woongedeelte. Vanaf 1 juli 2005 verhuurt
gebruiken;
belanghebbende dit pand aan een BV. Van deze BV
III.
het laatste tijdvak van het
is belanghebbende de enige aandeelhouder. De BV
kalenderjaar waarin de goederen in
oefent een advocatenpraktijk uit. De BV stelt het
gebruik zijn genomen.
woongedeelte vervolgens in augustus 2015 ter
2. De negen jaar na het jaar van ingebruikname
beschikking aan belanghebbende. Hierbij brengt de
(voor roerende zaken: vier jaar). In deze
BV geen btw in rekening. Tussen de BV en
periode dient de aanschaf van btw voor 1/10
belanghebbende bestaat geen fiscale eenheid voor
deel (roerende zaken 20%) in elk van de
de btw.
negen jaren te worden herzien. Deze periode duid ik hierna aan met herzieningsperiode.
Hoe gaat belanghebbende om met de btw die zij heeft teruggevraagd en dat ziet op het
Bij ‘herrekenen’ gaat het dus om het vaststellen van
woongedeelte? Zij heeft in een brief aan de
het aftrekrecht over het gehele bedrag aan btw dat bij
Belastingdienst gemeld dat zij deze btw jaarlijks zal
de aanschaf in rekening is gebracht. Bij herzien gaat
terugbetalen in het laatste tijdvak. Zij laat dit echter
het om het vaststellen van het aftrekrecht over 10%
na. Nadat de inspecteur dit constateert, legt zij
van het bedrag aan btw dat bij de aanschaf in
naheffingsaanslagen op: in 2012 (m.b.t. 2007) en
rekening is gebracht.
2013 (m.b.t. 2008-2012). Belanghebbende betwist deze aanslagen.
Volgens het hof heeft belanghebbende op 1 juli 2005 het pand in gebruik genomen mede voor vrijgestelde
COLOFON Btw Update is een uitgave van het RB btw-specialistennetwerk voor het Register Belastingadviseurs en verschijnt 10x per jaar op het RB Ledennet. De informatie in dit memo heeft een signalerend karakter
10 prestaties. Het hof stelt vervolgens vast dat op dat moment belanghebbende moest beoordelen of zij
COLOFON
recht had op aftrek van btw welke bij de aanschaf in rekening is gebracht. Het gaat volgens het hof dus om het gehele bedrag; het gaat immers om ‘herrekenen’. Indien belanghebbende op een eerder tijdstip in de herrekeningsperiode teveel btw heeft teruggevraagd, dient zij deze btw (‘herrekenings-btw’) op het tijdstip van ingebruikname alsnog weer terug te betalen. De inspecteur heft deze herrekenings-btw echter niet na. Wat de inspecteur wel doet, is de herzienings-btw over de jaren 2007 tot en met 2012
REDACTIE: MR. LUCAS BLOM AA RB (HOOFDREDACTEUR) ¢ PAUL CRAMER RB ¢ MR. RICK FRANKE LL.M. RB ¢ MR. AD FRUIJTIER RB ¢ HARRY HENDRIKS RB ¢ MR. GIJS OTTEN RB ¢ MR. DICK ROEMELING RB Btw Update is een uitgave van de specialistengroep btw voor het Register Belastingadviseurs en verschijnt 10x per jaar op het RB Ledennet. Voor vragen of meer informatie kunt u contact opnemen met het RB via
[email protected].
naheffen. Dit staat het hof niet toe. De inspecteur heeft vijf jaar na het einde van de kalenderjaar waarin de belastingschuld is ontstaan, de bevoegdheid om deze belasting na te heffen. De Belastingdienst kan door het naheffen van “herzienings-btw” (gedurende de herzieningsperiode) niet de herrekenings-btw naheffen. In dat geval zou de naheffingsperiode feitelijk verlengd worden. Het hof vernietigt dan ook de naheffingsaanslag; LUCAS BLOM
De informatie in Btw Update heeft een signalerend karakter, is niet bedoeld als advies en de ontvanger/gebruiker kan hieraan geen rechten ontlenen. Ondanks de zorgvuldige samenstelling van de inhoud van Btw Update kan het RB en de betrokken btw-specialisten geen enkele aansprakelijkheid aanvaarden voor schade, direct dan wel indirect, tengevolge van eventuele fouten, vergissingen of onvolledigheden van de aangeboden informatie.
Btw Update kan verwijzen naar andere websites of andere bronnen. Het RB heeft geen controle of zeggenschap over zulke andere websites en bronnen en is niet verantwoordelijk of aansprakelijk voor de beschikbaarheid, de inhoud en de veiligheid daarvan, noch voor eventuele inbreuken op auteursrechten of andere intellectuele eigendomsrechten via zulke websites of bronnen. Het is de ontvanger/gebruiker van Btw Update niet toegestaan deze te vermenigvuldigen, te distribueren, te verspreiden of tegen vergoeding beschikbaar te stellen aan derden, zonder uitdrukkelijke, schriftelijke toestemming van het RB.