VOORSTEL AAN DE RAAD
Onderwerp
Wijziging Gemeenschappelijke regeling GGD
Volgnr.
2014-010
Portefeuillehouder
wethouder R. Bergsma
Ambtenaar
B. Koolstra
Afdeling
Welzijn, Onderwijs, Cultuur
Datum voorstel
28 januari 2014
Opiniërende raad
25 februari 2014
Agendapunt 8
Besluitvormende raad
11 maart 2014
Agendapunt
Samenvatting De Wet publieke gezondheid legt de verantwoordelijkheid van een aantal taken rond de publieke gezondheid bij burgemeester en wethouders. Daarvoor houdt onze gemeente, samen met de andere 17 gemeenten in West-Brabant, een gemeentelijke gezondheidsdienst in stand: de GGD West-Brabant. Dat doen wij met de Gemeenschappelijke regeling Openbare gezondheidszorg West-Brabant, uit 2007. Deze regeling is aan actualisatie toe. De wijzigingen ten opzichte van de huidige regeling zijn vooral technisch, praktisch en redactioneel. Op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen is het college bevoegd de regeling vast te stellen, na de voorafgaande goedkeuring van de gemeenteraad. Beslispunten Wij stellen u voor om: 1. Het college toestemming te verlenen de Gemeenschappelijke regeling GGD West-Brabant aan te gaan, onder gelijktijdige intrekking van de Gemeenschappelijke regeling Openbare Gezondheidszorg West-Brabant Bijlagen ter inzage in de raadskamer Deze bijlagen zijn ook digitaal beschikbaar op www.woudrichem.nl/gemeenteraad 1. aanbiedingsbrief GGD met gewijzigde regeling
Advies opiniërende vergadering
Reactie college
raadsvoorstel nr. 2014-010 pagina 1/2
VOORSTEL AAN DE RAAD 1. Inleiding De Wet publieke gezondheid legt de verantwoordelijkheid van een aantal taken rond de publieke gezondheid bij burgemeester en wethouders. Daarvoor houdt onze gemeente, samen met de andere 17 gemeenten in West-Brabant, een gemeentelijke gezondheidsdienst in stand: de GGD West-Brabant. Dat doen wij met de Gemeenschappelijke regeling Openbare gezondheidszorg West-Brabant, uit 2007. Deze regeling is aan actualisatie toe. De wijzigingen ten opzichte van de huidige regeling zijn vooral technisch, praktisch en redactioneel. 2. Beleidskader, doel en effect De gemeenschappelijke regeling is aangegaan op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Burgemeester en wethouders zijn het orgaan dat bevoegd is om in te stemmen met (een wijziging van) deze gemeenschappelijke regeling. Wij kunnen dat, conform het bepaalde in artikel 1, lid 2 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, doen na uw toestemming. U kunt die toestemming slechts onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang. De actualisatie van de regeling betreft de volgende zaken: De Wet collectieve preventie volksgezondheid heet nu de Wet publieke gezondheid, met een aantal nieuwe bepalingen. Het is nu een regeling tussen de colleges van B&W en niet meer tussen raden, colleges én burgemeesters. Een aantal taken en bepalingen in de huidige regeling gebeurt in de praktijk niet meer vanuit deze regeling (o.a. huiselijk geweld, ambulancezorg en de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen). Deze zijn uit de regeling geschrapt. 3. Argumenten en kanttekeningen De wijzigingen hebben geen gevolgen voor de taken en bevoegdheden van de GGD en de invloed van de gemeenten. De wijzigingen zijn vooral technisch, praktisch en redactioneel. 4. Financiën De wijziging van de gemeenschappelijke regeling heeft geen financiële consequenties. 5. Aanpak Na uw toestemming zal ons college de regeling wijzigen. Bij positieve besluiten van voldoende deelnemende gemeenten gaat de nieuwe regeling gelden. 6. Communicatie De gewijzigde Gemeenschappelijke regeling zal nadat deze van kracht is geworden naar uw raad gezonden worden. 7. Regionale en lokale aspecten nvt 8. Besluit Wij stellen u voor het bijgevoegde raadsbesluit vast te stellen. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woudrichem, de secretaris, de burgemeester, A.G. Dolislager
raadsvoorstel nr. 2014-010 pagina 2/2
A. Noordergraaf
RAADSBESLUIT
De raad van de gemeente Woudrichem, gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 28 januari 2014, aangaande de wijziging Gemeenschappelijke Regeling GGD gehoord het advies van de opiniërende vergadering d.d. 25 februari 2014
besluit:
1.
Het college toestemming te verlenen de Gemeenschappelijke regeling GGD WestBrabant aan te gaan, onder gelijktijdige intrekking van de Gemeenschappelijke regeling Openbare Gezondheidszorg West-Brabant
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Woudrichem van 11 maart 2014.
de voorzitter, A. Noordergraaf
raadsbesluit nr. 2014-010 pagina 1/1
de griffier, P.A. Paulides- Ruitenberg
i
r West-Brabant
02/12/2013
Gemeente Woudrichem
Ml II II III I
t.a.v. College van burgemeester en wethouders
13.0004849
Postbus 6 4285 ZG WOUDRICHEM
Kenmerk:
UIT-13025688
Datum:
29 november 2013
Behandeld door:
R. van Kessel
E-mail:
[email protected]
Onderwerp:
Gemeenschappelijke regeling GROGZ
Geacht college,
In zijn vergadering van 14 november besloot het Algemeen Bestuur van de Gemeenschappelijke regeling Openbare gezondheidszorg (GROGZ) West-Brabant om u een voorstel te doen tot wijziging van deze regeling. De regeling dateert uit 2007 en is aan actualisatie toe; de wijzigingen zijn vooral technisch, praktisch en redactioneel. U vindt haar als bijlage bij deze brief.
Bevoegdheden U bent als college bevoegd om de regeling vast te stellen, na de voorafgaande goedkeuring door uw gemeenteraad, die zelf niet de bevoegdheid tot vaststelling heeft. Zie hierover artikel 5 1 , lid 2 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, die ook geldt voor het wijzigen van een regeling: "Een college van en wethouders
(...) gaat niet over tot het treffen van een regeling dan na verkregen toestemming
gemeenteraad
(...). De toestemming
burgemeester
van de
kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen
belang."
Besluit vóór 1 maart Wij verzoeken u om vóór 1 maart de regeling vast te stellen zoals het Algemeen Bestuur die voorstelt en om dan pagina 8 van de regeling in te vullen, te ondertekenen en terug te sturen. Bij positieve besluiten van voldoende gemeenten gaat de nieuwe regeling gelden en sturen wij u de vastgestelde regeling met de ondertekende bladen toe, tegelijk met het verzoek om de regeling bekend te maken.
Hoogachtend, het Dagelijks Bestuur van de GROGZ West-Brabant, namens deze,
A. van der Zijden, directeur publieke gezondheid
bijlage: Gemeenschappelijke regeling GGD West-Brabant GGD West-Brabant Postbus 3024 5003 DA Tilburg (076) 528 20 00
Bezoekadres Doomboslaan 225-227 4816 CZ Breda
www.ggdwestbrabant.nl
[email protected]
EBĒI3 West-Brabant Gemeenschappelijke regelin g GGD West-Braban t De colleges van burgemeesters en weth ouders van de gemeenten Aalburg, Alph en-Ch aam, BaarleNassau, Bergen op Zoom, Breda, Drimmelen, Etten-Leur, Geertruidenberg, Halderberge, Moerdijk, Oosterhout, Roosendaal, Rucph en, Steenbergen, Werkendam, Woensdrech t, Woudrich em en Zundert;
Overwegende dat ingevolge artikel 14 van de Wet publieke gezondh eid de gemeenten zorgen voor de instelling en instandh ouding van gemeentelijke gezondh eidsdiensten; de gemeenten een h ech te samenwerking bij de publieke gezondh eid wenselijk vinden; de gemeenten daartoe een openbaar lich aam willen instellen waaraan zij bevoegdh eden willen overdragen en middelen ter besch ikking willen stellen; door h et bestuur en h et beh eer van h et openbaar lich aam de gemeentebesturen zoveel mogelijk betrokken moeten blijven bij die belangenbeh artiging; de financiële risico's voor de gemeenten door een adequate bedrijfsvoering zo laag mogelijk moeten blijven;
gelet op de Wet gemeensch appelijke regelingen;
BESLUITEN:
onder gelijktijdige intrekking van de Regeling Openbare Gezondh eidszorg West-Brabant vast te stellen de
Gemeenschappelijke regeling GGD West-Brabant
Hoofdstuk 1
Artikel 1
A l g e mn e e bepalin gen
Begrippe n
1. Deze regeling verstaat onder: publieke gezondh eidszorg: de gezondh eidsbesch ermende en gezondh eidsbevorderende maatregelen voor de bevolking of specifieke groepen daaruit, waaronder begrepen h et voorkómen en h et vroegtijdig opsporen van ziekten; wet: Wet gemeensch appelijke regelingen; regeling: Gemeensch appelijke regeling GGD West-Brabant; gemeenten: aan de regeling deelnemende gemeenten; Gemeenschappelijke
regeling GGD
West-Brabant
1
college: college van burgemeester en wethouders van een gemeente; raad: raad van een gemeente; gedeputeerde staten: college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant; GGD: Gemeentelijke Gezondheidsdienst West-Brabant; geneeskundige hulpverlening: geneeskundige hulpverlening zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet veiligheidsregio's; basistaken: de taken die de gemeenten wettelijk verplicht zijn af te nemen van de GGD en de taken die de gemeenten collectief willen afnemen zoals het algemeen bestuur die heeft aangewezen; aanvullende taken: taken die een gemeente boven de basistaken kan afnemen op basis van afspraken met de GGD. 2.
Waar de regeling artikelen van de Gemeentewet of een andere wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing verklaart, wordt in die artikelen in plaats van 'de gemeente', 'de raad', 'burgemeester en wethouders' en 'de burgemeester' respectievelijk gelezen: 'de GGD', 'het algemeen bestuur', 'het dagelijks bestuur' en 'de voorzitter'.
Artikel 2
Het openbaar lichaam
Er is een openbaar lichaam: de GGD West-Brabant,
Hoofdstuk 2
Artikel 3 1.
gevestigd te Breda.
Doel e n t a k e n
Doel
Het doel van deze regeling is: het behartigen van de belangen van de gemeenten op het gebied van de publieke gezondheid.
2.
De gemeenten houden de GGD in stand en zo nodig andere vormen van organisatie op het gebied van de publieke gezondheid.
Artikel 4 1.
Taken
De gemeenten dragen aan de GGD de uitvoering op van gemeentelijke taken in de Wet publieke gezondheid en van de toezichtstaken in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.
2.
Gemeenten of derden kunnen aan de GGD de uitvoering opdragen van taken voor de geneeskundige hulpverlening en van andere taken.
3.
Het algemeen bestuur stelt tenminste een maal per vier jaar de basistaken vast.
4.
De aanvullende taken zijn zo beschreven dat een gemeente op basis hiervan kan besluiten tot afname op contractbasis.
Gemeenschappelijke
regeling GGD
West-Brabant
2
Hoofdstuk 3
Artikel 5 1.
De bestuursorganen
Het algemeen bestuur
Het algemeen bestuur bestaat uit evenveel leden als het aantal gemeenten. Iedere gemeente wordt door één lid vertegenwoordigd.
2.
Elk college wijst dit lid uit zijn midden aan, zo spoedig mogelijk na de benoeming van de wethouders na de verkiezing van de leden van de raad.
3.
Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt op de dag waarop de wethouders van de gemeente aftreden, als bedoeld in artikel 42 van de Gemeentewet.
4.
Als een lid van het algemeen bestuur ophoudt lid van het college te zijn, eindigt ook zijn lidmaatschap van het algemeen bestuur. Het college voorziet zo spoedig mogelijk in de vacature en deelt de voorzitter dit binnen één week mee.
5.
Het college kan een door hem aangewezen lid ontslaan als dit zijn vertrouwen niet meer heeft, nadat dit lid zich heeft kunnen verantwoorden. De artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet zijn dan van toepassing.
6.
Het college waarvan het algemeen bestuur een lid aanwijst als lid van het dagelijks bestuur heeft het recht een tweede lid van het algemeen bestuur aan te wijzen. Het bepaalde in de leden 3 tot en met 5 van dit artikel is van toepassing op deze leden.
7.
Wanneer het in lid 6 genoemde eerst aangewezen lid geen deel meer uitmaakt van het dagelijks bestuur, vervalt het recht van het college om een tweede lid in het algemeen bestuur aan te wijzen.
8.
Het algemeen bestuur kan zich laten bijstaan door een of meer adviseurs.
Artikel 6 1.
Het dagelijks bestuur
Het algemeen bestuur wijst bij het begin van elke zittingsperiode uit zijn midden tenminste drie leden van het dagelijks bestuur aan. De voordracht van deze leden gebeurt: voor een lid: door de gezamenlijke leden in het algemeen bestuur van de gemeenten met meer dan 100.000 inwoners; voor een lid: door de gezamenlijke leden in het algemeen bestuur van de gemeenten met 40.000 tot 100.000 inwoners; voor twee leden: door de gezamenlijke leden in het algemeen bestuur van gemeenten met minder dan 40.000 inwoners.
2.
Het dagelijks bestuur bestaat naast de leden genoemd in lid 1 van dit artikel uit twee leden die het algemeen bestuur aanwijst op grond van hun deskundigheid op het terrein van de openbare gezondheidszorg en/of financiën en bedrijfsvoering. Deze twee leden zijn geen lid van het algemeen bestuur of het bestuur van een gemeente en kunnen, als het algemeen bestuur daartoe besluit, een vergoeding voor hun werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten ontvangen.
3.
Het algemeen bestuur kan besluiten een lid van het dagelijks bestuur ontslag te verlenen als dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit. Op het ontslagbesluit is artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
4.
Hij die ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn, houdt ook op lid van het dagelijks bestuur
te zijn. Gemeenschappelijke
regeling GGD
West-Brabant
3
5.
Als tussentijds een plaats in het dagelijks bestuur beschikbaar komt, kiest het algemeen
6.
Onverminderd het bepaalde in lid 3 van dit artikel en van lid 4 van artikel 5 blijft hij die geen
bestuur zo spoedig mogelijk een nieuw lid, lid meer is van het dagelijks bestuur zijn zetel waarnemen totdat zijn opvolger die heeft aanvaard. 7.
Het dagelijks bestuur kan zich laten bijstaan door een of meer adviseurs.
Artikel 7 1.
De voorzitter
Het algemeen bestuur wijst, met inachtneming van het bepaalde in het eerste lid van artikel 6, uit zijn midden de voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter aan.
2.
De voorzitter vertegenwoordigt de GGD in en buiten rechte. Hij kan deze vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aan te wijzen persoon.
3.
De voorzitter en de secretaris ondertekenen de stukken die van het openbaar lichaam uitgaan. Het algemeen bestuur kan de voorzitter toestaan de ondertekening op te dragen aan de secretaris.
Hoofdstuk 4 Artikel 8 1.
Werkwijze
Het algemeen bestuur
Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks tenminste tweemaal en verder zo dikwijls als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig vindt of tenminste drie leden dit schriftelijk verzoeken, onder opgave van de te behandelen onderwerpen.
2.
Het algemeen bestuur besluit met meerderheid van de uitgebrachte stemmen, waarbij elk lid één stem heeft. De leden als bedoeld in artikel 5, lid 6 hebben geen stemrecht.
3.
Voor het vaststellen van de begroting is daarnaast een meerderheid nodig van de leden die in totaal tenminste de helft vertegenwoordigen van het aantal inwoners van de gemeenten waarvan de leden een stem uitbrengen.
Artikel 9 1.
Het dagelijks bestuur
Aan het dagelijks bestuur behoren alle bevoegdheden met uitzondering van de volgende bevoegdheden van het algemeen bestuur: het besluiten over toetreding, uittreding, wijziging en opheffing, zoals bedoeld in hoofdstuk 7; het vaststellen en/of wijzigen van de jaarrekening, de begroting en de basistaken.
2.
Het dagelijks bestuur vergadert tenminste zesmaal per jaar en verder zo dikwijls als de voorzitter dit nodig vindt of tenminste drie leden van het dagelijks bestuur dit schriftelijk verzoeken, onder opgave van de te behandelen onderwerpen, waarna de vergadering binnen veertien dagen plaatsvindt.
3.
De artikelen 56 en 58 van de Gemeentewet over de werkwijze bij en het stemmen tijdens de vergaderingen zijn van overeenkomstige toepassing. Elk lid heeft in de vergadering van het dagelijks bestuur één stem.
4.
De stemming in het dagelijks bestuur geschiedt mondeling, tenzij de voorzitter of één van de
leden verzoekt om schriftelijke stemming. Gemeenschappelijke regeling GGD West-Brabant
4
5.
Het dagelijks bestuur kan zijn bevoegdheden binnen nadere voorwaarden mandateren aan de directie en houdt daarop toezicht. Een organisatieverordening beschrijft de verdere relatie tussen het dagelijks bestuur en de directie.
Artikel 10 1.
Verantwoording en inlichtingen
Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan het algemeen bestuur verantwoording schuldig over het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur.
2.
Het dagelijks bestuur geeft het algemeen bestuur alle inlichtingen die het algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.
3.
Het algemeen bestuur is verplicht de colleges en/of de raden desgevraagd, en in ieder geval binnen zes weken, te informeren en inlichtingen te verschaffen over alle zaken over deze regeling.
4.
Het algemeen bestuur is bevoegd o m , gevraagd of ongevraagd, aan een of meer colleges en/of
5.
Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter zijn verplicht de door een of meer
raden advies te geven of voorstellen te doen, die hij in verband met deze regeling nodig vindt. leden van de raad van een gemeente gevraagde inlichtingen te verstrekken. Zij verstrekken deze inlichtingen zo spoedig mogelijk nadat daarom is gevraagd. 6.
Elk lid van het algemeen bestuur is daarnaast verplicht de door een of meer leden van het college of de raad van zijn gemeente gevraagde inlichtingen te verstrekken. Hij verstrekt deze inlichtingen zo spoedig mogelijk nadat hem daarom is gevraagd.
7.
Elk lid van het algemeen bestuur is verantwoording verschuldigd voor het door hem gevoerde beleid aan het college van zijn gemeente. Hij legt deze verantwoording zo spoedig mogelijk af nadat hem daarom is gevraagd.
Artikel 11 1.
Commissies
Het algemeen bestuur kan commissies van advies, commissies ter behartiging van bepaalde belangen en klantenpanels instellen.
2.
Het dagelijks bestuur regelt de werkwijze van deze commissies en klantenpanels.
Hoofdstuk 5
Artikel 12 1.
Organisatie
De directie
Aan het hoofd van de GGD staat een directie die belast is met de dagelijkse leiding en het beheer van de dienst. Het dagelijks bestuur benoemt, schorst en ontslaat de directie.
2.
Het dagelijks bestuur stelt in een organisatieverordening regels vast over de inrichting van de organisatie, de medische verantwoordelijkheden, de taken en bevoegdheden van de directie en de wijze waarop het dagelijks bestuur toeziet op de uitvoering daarvan.
3.
Het dagelijks bestuur kan besluiten om een tweehoofdige directie aan te stellen.
4.
De directie is secretaris van het algemeen en dagelijks bestuur. De artikelen 102 tot en met 104 van de Gemeentewet zijn van toepassing.
5.
Bij een tweehoofdige directie functioneert de door het dagelijks bestuur aangewezen directeur als secretaris.
Gemeenschappelijke
regeling GGD
West-Brabant
5
6.
De secretaris woont de vergaderingen bij van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur en heeft daarin een adviserende stem.
Artikel 13
Archief
1.
Het dagelijks bestuur zorgt voor het archief, op basis van het bepaalde in de Archiefwet.
2.
De directie is belast met het beheer van de archiefbescheiden.
Hoofdstuk 6
Artikel 14
Financiën
Middelen
1.
De deelnemende gemeenten zullen er steeds voor zorgen dat de GGD altijd over voldoende
2.
Als aan het algemeen bestuur blijkt dat een gemeente weigert deze uitgaven op de begroting
middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen. te zetten, doet hij onverwijld aan gedeputeerde staten het verzoek om over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 van de Gemeentewet. 3.
Het dagelijks bestuur stelt bij of krachtens een verordening nadere regels voor de financiële administratie en het geldverkeer.
Artikel 15 1.
De begroting
Het dagelijks bestuur maakt elk jaar op voorstel van de directie een ontwerpbegroting voor het komend jaar en een meerjarenraming, met een toelichting en specificaties.
2.
Het dagelijks bestuur stuurt deze stukken en een raming van de door elke gemeente verschuldigde bijdrage(n) naar de gemeenten. Als deze bijdragen zijn gebaseerd op het aantal inwoners, is dit het aantal inwoners per 1 januari van het jaar vóór het kalenderjaar conform de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
3.
De raden kunnen hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt deze zienswijzen bij de ontwerpbegroting zoals hij deze aanbiedt aan het algemeen bestuur. Daarna stelt het algemeen bestuur de begroting vast.
4.
Op een wijziging van de begroting gelden de bepalingen van dit artikel voor zover die wijziging leidt tot een verhoging van een gemeentelijke bijdrage. Andere begrotingswijzigingen kan het algemeen bestuur vaststellen zonder toepassing van lid 3 van dit artikel.
Artikel 16
De j a a r r e k e n i n g
Het dagelijks bestuur stelt de jaarrekening op over het voorgaande jaar. Hij stuurt deze naar de gemeenten en naar de accountant, met het verzoek zo spoedig mogelijk het accountantsrapport uit te brengen.
Gemeenschappelijke
regeling GGD
West-Brabant
6
Hoofdstuk 7
Artikel 17 1.
Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing
Toetreding
Voor de toetreding van een gemeente volstaat het besluit van het college van die gemeente. Die toetreding heeft de instemming nodig van het algemeen bestuur.
2.
Aan de toetreding kan het algemeen bestuur voorwaarden verbinden.
Artikel 18 1.
Uittreding
Een gemeente kan uittreden doordat het college een daartoe strekkend besluit stuurt aan het algemeen bestuur. Voor deze uittreding geldt een opzegtermijn van een kalenderjaar en zij treedt in werking op de datum die het besluit aangeeft.
2.
De uittredende gemeente is gedurende de drie jaren na afloop van het begrotingsjaar waarin de uittreding plaatsvindt een bijdrage verschuldigd van respectievelijk lOCC/o, 66 Zo en 33 Zo. 0
3.
Aan de uittreding kan het algemeen bestuur verdere voorwaarden verbinden.
Artikel 19 1.
0
Wijziging
Zowel het dagelijks bestuur als een college kan aan het algemeen bestuur voorstellen doen over het wijzigen van deze regeling. Het algemeen bestuur kan ook zelfstandig besluiten tot een voorstel tot wijziging.
2.
Wanneer het algemeen bestuur instemt met een voorstel tot wijziging, stuurt het dagelijks bestuur dit als voorstel naar de colleges.
3.
Een wijziging treedt in werking op de dag waarop de colleges van tenminste drievierde van de gemeenten daarmee hebben ingestemd en alle gemeenten deze wijziging bekend hebben gemaakt.
Artikel 20 1.
Opheffing
De regeling wordt opgeheven, wanneer de colleges van tenminste drievierde van de gemeenten daartoe besluiten.
2.
Bij opheffing van de regeling besluit het algemeen bestuur tot liquidatie, gehoord de colleges.
3.
Bij opheffing blijven de organen van het openbaar lichaam zo nodig in functie totdat de liquidatie is beëindigd.
Hoofdstuk 8
Slot
Artikel 21 1.
Deze regeling heet: Gemeenschappelijke
regeling GGD West-Brabant en geldt voor onbepaalde
tijd. 2.
Het gemeentebestuur van de gemeente Breda stuurt de regeling, de besluiten tot wijziging en opheffing van de regeling en de besluiten tot toetreding en uittreding naar gedeputeerde staten.
3.
In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het algemeen bestuur.
Gemeenschappelijke
regeling GGD
West-Brabant
7
Vastgesteld door het college van de gemeente ...
in zijn vergadering van ... de secretaris,
Gemeenschappelijke
de voorzitter,
regeling GGD
West-Brabant
8
Gemeenschappelijke regeling GGD W e s t - B r a b a n t - toelichting
Deze regeling sluit zoveel mogelijk aan bij de bepalingen in de Wet gemeenschappelijke regelingen en/of de Gemeentewet. Waar die bepalingen verplicht zijn, staan ze niet in deze regeling. Hieronder volgt een toelichting op enkele artikelen en op enkele punten nadere informatie. Overal waar in de regeling 'hij' of 'zijn' staat, zou ook 'zij' of 'haar' kunnen staan.
Aanhef De wet zegt dat gemeenten een gezondheidsdienst instellen en in stand houden voor de uitvoering van een aantal taken en dat ze dit doen samen met andere gemeenten. Daarom stellen de gemeenten deze gemeenschappelijke regeling vast. De regeling sluit aan bij de Wet publieke gezondheid, die in de plaats kwam van de Wet collectieve preventie en de Infectieziektenwet.
De gemeente formuleert zijn gezondheidsbeleid en stuurt de GGD vanuit dat kader aan. De uitgangspunten bij de vormgeving van de bestuurlijke structuur zijn: gemeenten voeren de regie en moeten de GGD zo nodig direct kunnen inzetten. er moet ruimte zijn voor gemeenten om de GGD individueel en gezamenlijk aan te sturen; de GGD functioneert binnen die kaders als een zelfstandige, professionele organisatie; gemeenten moeten kunnen ingrijpen als de GGD de taken niet goed uitvoert. De GGD moet dus genoeg keuzevrijheid bieden en flexibel aansluiten op de lokale wensen. Hij moet ook werken met een slagvaardige bedrijfsvoering, die leidt tot het behalen van de doelen. Daarbij kunnen de gemeenten, via het algemeen bestuur, inhoudelijke kaders stellen en toezicht houden op het beheer van de GGD. Het algemeen bestuur zal zich daarbij vooral richten op de beleidskaders, de begroting en de rekening. Het dagelijks bestuur richt zich vooral op het toezicht op de directie.
Artikel 4
Taken
Artikel 4 van de regeling sluit aan bij de wettelijke taken en de bepalingen in artikel 14 van de wet: Artikel 2 1.
Het college van burgemeester en wethouders bevordert de totstandkoming en de continuïteit van en de samenhang binnen de publieke gezondheidszorg en de afstemming ervan met de curatieve gezondheidszorg en de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen.
2.
Ter uitvoering van de in het eerste lid bedoelde taak draagt het college van burgemeester en wethouders in ieder geval zorg voor: a.
het verwerven van, op epidemiologische analyse gebaseerd, inzicht in de gezondheidssituatie van de bevolking;
b.
het elke vier jaar, voorafgaand aan de opstelling van de nota gemeentelijke gezondheidsbeleid, bedoeld in artikel 13, tweede lid, op landelijk gelijkvormige wijze verzamelen en analyseren van gegevens over deze gezondheidssituatie;
c.
het bewaken van gezondheidsaspecten in bestuurlijke beslissingen;
d.
het bijdragen aan opzet, uitvoering en afstemming van preventieprogramma's, met inbegrip van programma's voor de gezondheidsbevordering;
e.
het bevorderen van medisch milieukundige zorg;
Gemeenschappelijke
regeling GGD
West-Brabant
9
f.
het bevorderen van technische hygiënezorg;
g.
het bevorderen van psychosociale hulp bij rampen;
h.
het geven van prenatale voorlichting aan aanstaande ouders.
(~) Artikel 5 1.
Het college van burgemeester en wethouders draagt zorg voor de uitvoering van de jeugdgezondheidszorg.
2.
Ter uitvoering van de in het eerste lid bedoelde taak draagt het college van burgemeester en wethouders in ieder geval zorg voor: a.
het op systematische wijze volgen en signaleren van ontwikkelingen in de gezondheidstoestand van jeugdigen en van gezondheidsbevorderende en -bedreigende factoren,
b.
het ramen van de behoeften aan zorg,
c.
de vroegtijdige opsporing en preventie van specifieke stoornissen, met uitzondering van het perinatale onderzoek op phenylketonurie (PKU), congenitale hypothyroïdie (CHT) en adrenogenitaal syndroom (AGS) en het aanbieden van vaccinaties voorkomend uit het Rijksvaccinatieprogramma,
d.
het geven van voorlichting, advies, instructie en begeleiding,
e.
het formuleren van maatregelen ter beïnvloeding van gezondheidsbedreigingen.
(...)
Artikel 6 1.
Het college van burgemeester en wethouders draagt zorg voor de uitvoering van de algemene Infectieziektebestrijding, waaronder in ieder geval behoort: a.
het nemen van algemene preventieve maatregelen op dit gebied,
b.
het bestrijden van tuberculose en seksueel overdraagbare aandoeningen, inclusief bron- en contactopsporing,
c.
bron- en contactopsporing bij meldingen als bedoeld in de artikelen 21, 22, 25 en 26.
(•••)
Artikel 14 1. Ter uitvoering van bij of krachtens deze wet opgedragen taken dragen de colleges van burgemeester en wethouders van gemeenten die behoren tot een regio als bedoeld in de Wet veiligheidsregio's, via het treffen van een gemeenschappelijke regeling zorg voor de instelling en instandhouding van een regionale gezondheidsdienst in die regio. (•••) 4,
Met inachtneming van bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels, staat het het college van burgemeester en wethouders vrij om de uitvoering van de taken of onderdelen van taken, bedoeld in de artikelen 2, tweede lid, onder h, en 5, tweede lid, onder a tot en met d, over te laten of mede over te laten aan een ander dan de gemeentelijke gezondheidsdienst.
Uit lid 4 van artikel 14 van de wet blijkt een gemeente de jeugdgezondheidszorg ook (mede) kan overlaten aan andere organisaties dan de gemeentelijke gezondheidsdienst. In West-Brabant gebeurt dit ook, voor de zorg voor de 0- tot 4-jarigen. Voor de andere wettelijke taken staat de koppeling met de GGD in lid 1 van artikel 14. Het algemeen bestuur bepaalt de omvang en de inhoud van het pakket bij de vaststelling van de basistaken en in de (jaarlijkse) begroting.
Gemeenschappelijke
regeling
GGD
West-Brabant
10
Artikel 8
Het algemeen bestuur
Dit artikel beschrijft onder andere de besluitvorming in het algemeen bestuur. Het streven is: besluiten in consensus, maar toch is, als dat niet lukt, een nauwkeuriger beschrijving nodig. De algemene regel (in lid 2) is gelijk aan de besluitvorming in de gemeenteraad : het algemeen bestuur besluit met (absolute) meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Voor het vaststellen van de begroting moeten die stemmen daarnaast ook de meerderheid vertegenwoordigen van de inwoners van de gemeenten (waarvan de leden hun stem uitbrachten). Daardoor weegt in die besluiten ook het financieel belang van elke gemeente mee. Artikel 12
De directie
De wet publieke gezondheid bepaalt dat het algemeen bestuur de directeur publieke gezondheid benoemt. In de praktijk neemt het dagelijks bestuur deze besluiten. De bepaling is dan ook te zien als een mandaat van het algemeen bestuur aan het dagelijks bestuur. Artikel 14
Middelen
Artikel 194 en 195 van de Gemeentewet luiden: Artikel 1 9 4 1. 2.
Indien de raad weigert verplichte uitgaven op de begroting te brengen, doen gedeputeerde staten dit. Indien de raad bovendien weigert in voldoende dekking van in het eerste lid bedoelde uitgaven te voorzien, verminderen gedeputeerde staten daartoe hetzij het bedrag voor onvoorziene uitgaven, hetzij indien dit bedrag niet toereikend is, overige niet-verplichte uitgaven.
Artikel 1 9 5 Gedeputeerde staten dragen zo nodig aan de bevoegde gemeenteambtenaar de betaling op ten laste van de gemeente van hetgeen als verplichte uitgaaf op de begroting is gebracht.
Artikel 15
De begroting
Vóór de begroting stelt het algemeen bestuur een kadernota vast. Hierin staan de hoofdlijnen van het beleid voor de komende jaren en de globale financiële gevolgen daarvan. Het algemeen bestuur bespreekt deze nota in april. Gemeenten kunnen hierdoor tijdig invloed uitoefenen. Daarnaast stelt het dagelijks bestuur in december een beheersbegroting vast, die de middeleninzet beschrijft van personeel, huisvesting en kapitaallasten.
Gemeenschappelijke
regeling GGD
West-Brabant
11
VOORSTEL AAN DE RAAD
Onderwerp
Tweede begrotingswijziging 2014 GGD
Volgnr.
2014-011
Portefeuillehouder
wethouder R. Bergsma
Ambtenaar
B. Koolstra
Afdeling
Welzijn, Onderwijs, Cultuur
Datum voorstel
4 februari 2014
Opiniërende raad
25 februari 2014
Agendapunt 9
Besluitvormende raad
11 maart 2014
Agendapunt
Samenvatting De GGD West-Brabant voert op grond van artikel 59 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen toezicht uit in kindercentra, gastouderbureaus, peuterspeelzalen en bij gastouders. In het kader van de flexibilisering van het GGD-takenpakket nam het Algemeen Bestuur van de GGD in juni 2013 een besluit over een experiment rond de inspecties van de kindercentra. Dit experiment behelst dat elke gemeente lokaal meer kan sturen en zelf meer bepalen hoeveel en welke inspecties zij wil inkopen. Aan het experiment is een bezuinigingstaakstelling voor de GGD verbonden. In totaal wordt op de vaste bijdrage van de gemeenten aan de GGD € 600.000,- bespaart. Voor onze gemeente betekent dat een verlaging van € 16.429,-. Daar tegenover staat onze gemeente voor eenzelfde bedrag aan inspecties inkoopt op basis van een overeenkomst met de GGD, inclusief een geraamd aantal inspecties van nieuwe locaties. De aanpassing heeft dan ook vooralsnog geen gevolgen voor de gemeentebegroting. Aangezien deze aanpassing een begrotingswijziging van de GGD betekent, worden de gemeenteraden in de gelegenheid gesteld een zienswijze hierover uit te spreken. Beslispunten Wij stellen u voor om: 1. geen zienswijze over de tweede begrotingswijziging bij het bestuur van de gemeenschappelijke regeling GGD naar voren te brengen Bijlagen ter inzage in de raadskamer Deze bijlagen zijn ook digitaal beschikbaar op www.woudrichem.nl/gemeenteraad 1. Aanbiedingsbriefbrief GGD 2. Toelichting op inspecties kindercentra
Advies opiniërende vergadering
Reactie college
raadsvoorstel nr. 2014-011 pagina 1/3
VOORSTEL AAN DE RAAD 1. Inleiding In het kader van de flexibilisering van het GGD-takenpakket nam het Algemeen Bestuur van de GGD in juni 2013 een besluit over een experiment rond de inspecties van de kindercentra. Dit experiment behelst dat elke gemeente lokaal meer kan sturen en zelf meer bepalen hoeveel en welke inspecties zij wil inkopen. Dit experiment heeft geleid tot een begrotingswijziging van de GGD. 2. Beleidskader, doel en effect De GGD West-Brabant voert op grond van artikel 59 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen toezicht uit in kindercentra, gastouderbureaus, peuterspeelzalen en bij gastouders. Deze inspecties maken tot en met 2013 onderdeel uit van het basistakenpakket van de GGD. In juni 2013 heeft het algemeen bestuur van de GGD besloten om bij wijze van experiment de inspecties van kindercentra te flexibiliseren. Dit experiment behelst dat elke gemeente lokaal meer kan sturen en zelf meer bepalen hoeveel en welke inspecties zij wil inkopen. Als gevolg daarvan worden deze taken uit het basistakenpakket gehaald. In plaats daarvan maken gemeenten afzonderlijk afspraken met de GGD over de uitvoering van de inspecties. 3. Argumenten en kanttekeningen De inspecties vinden plaats binnen een landelijk toezichtskader. Om daaraan te voldoen moeten alle bestaande kinderopvanglocaties, evenals alle nieuwe kinderopvanglocaties en gastouders geïnspecteerd worden. Bestaande gastouders moeten steekproefsgewijs geïnspecteerd worden. Deze inspecties vallen niet meer onder het basistakenpakket van de GGD, maar er worden per gemeente afspraken over gemaakt. Wij hebben met de GGD afgesproken dat zij de inspecties in onze gemeente uitvoeren, zodanig dat voldaan wordt aan het landelijk toezichtskader. Dit is vastgelegd in een vast gedeelte. Daarnaast is rekening gehouden met mogelijk opstart van een nieuwe kinderopvanglocatie en nieuwe gastouders (variabel deel). In het kader van het experiment flexibilisering wordt overigens zowel het vaste als het flexibele gedeelte bij de gemeente in rekening gebracht. Pas na de experimentperiode zullen mogelijk andere afrekeningsafspraken gemaakt worden. 4. Financiën Met de begrotingswijziging wordt de bijdrage van alle 18 deelnemende gemeenten gezamenlijk aan de GGD met € 600.000,- verlaagd. Voor onze gemeente betekent dit een verlaging van de reguliere bijdrage aan de GGD met € 16.429,-. Daartegenover staat dat we voor ongeveer eenzelfde bedrag inspecties inkopen bij de GGD, inclusief een geraamd aantal inspecties van nieuwe centra. Indien meer nieuwe locaties dan geraamd geopend worden, is een groter aantal inspecties nodig, waaraan kosten verbonden zijn. Na vaststelling van de begrotingswijziging door het Algemeen Bestuur van de GGD zullen de financiële consequenties middels de eerste bestuursrapportage verwerkt worden in de gemeentebegroting. Hierin nemen wij eventuele extra inspecties van nieuwe opvanglocaties mee. 5. Aanpak De GGD inventariseert de zienswijzen van alle gemeenteraden. In de vergadering van het Algemeen Bestuur van 10 april 2014 wordt vervolgens een definitief besluit genomen over de begrotingswijziging. 6. Communicatie De zienswijze van uw raad zal aan het Dagelijks Bestuur van de GGD meegedeeld worden.
raadsvoorstel nr. 2014-011 pagina 2/3
VOORSTEL AAN DE RAAD 7. Regionale en lokale aspecten Nvt 8. Besluit Wij stellen u voor het bijgevoegde raadsbesluit vast te stellen. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woudrichem, de secretaris, de burgemeester, A.G. Dolislager
raadsvoorstel nr. 2014-011 pagina 3/3
A. Noordergraaf
RAADSBESLUIT
De raad van de gemeente Woudrichem, gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 4 februari 2014, aangaande de tweede begrotingswijziging 2014 GGD gehoord het advies van de opiniërende vergadering d.d. 25 februari 2014
besluit:
1.
geen zienswijze over de tweede begrotingswijziging bij het bestuur van de gemeenschappelijke regeling GGD naar voren te brengen
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Woudrichem van 11 maart 2014.
de voorzitter, A. Noordergraaf
raadsbesluit nr. 2014-011 pagina 1/1
de griffier, P.A. Paulides- Ruitenberg
Gemeente Zundert t.a.v. Burgemeester en wethouders Postbus 10001 4880 GA ZUNDERT
Kenmerk:
UIT-13025595
Datum:
29 november 2013
Behandeld door:
R. van Kessel
E-mail:
[email protected]
Onderwerp:
Begrotingswijziging inspecties kindercentra
Geacht college,
Hierbij sturen wij u een wijziging op de beleidsbegroting 2014 van de Gemeenschappelijke regeling Openbare gezondheidszorg (GROGZ) West-Brabant. Dit voorstel komt aan de orde in de vergadering van het Algemeen Bestuur van 10 april 2014 en is onder andere het resultaat van de overleggen met alle gemeenten over de uitvoering van de inspecties kinderopvang. Deze inspecties betaalde u tot en met 2013 grotendeels vanuit uw gemeentelijke bijdrage voor de GGD. Vanaf 2014 betaalt u deze apart, doordat u zelf een besluit neemt over de door u gewenste (inspectie)taken. Wij vragen u nu om uw raad uit te nodigen zijn zienswijze te geven over de begrotingswijziging.
Een flexibel pakket In het kader van de flexibilisering van het GGD-takenpakket nam het Algemeen Bestuur van de GGD in juni 2013 een besluit over een experiment rond de inspecties van de kindercentra. Deze inspecties voert de GGD uit op grond van artikel 59 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Aan dit experiment koppelde het bestuur een deel van de bezuinigingstaakstelling voor 2014. Wij brachten in de afgelopen maanden offertes uit aan alle gemeenten over de uit te voeren inspecties. De bedragen uit deze offertes vormden de basis voor deze begrotingswijziging zoals we die voorleggen aan het Algemeen Bestuur van de GGD. De nieuwe werkwijze leidt tot een bezuiniging voor de gemeenten van ruim € 30.000. Dit bedrag valt (conform de beleidsbegroting 2014) onder de afgesproken 3% bezuiniging. Het overhevelen van de gemeentelijke bijdrage uit het basispakket naar de markttaken leidt tot een verlaging van de gemeentelijke bijdrage van ruim € 600.000. Zie de bijlage voor de precieze bedragen.
GGD West-Brabant Postbus 3024 5003 DA Tilburg (076) 528 20 00
Bezoekadres Doornboslaan 225-227 4816 CZ Breda
www.ggdwestbrabant.nl
[email protected]
Zienswijze raad Conform het bepaalde in artikel 35 van de Wet gemeenschappelijke regelingen kan de raad zijn zienswijze geven over deze begrotingswijziging. Als uw gemeente daarvoor kiest, verzoek ik u om ons deze zienswijze toe te sturen vóór 1 maart 2014. Wij zullen die zienswijze dan doorgeven aan het Algemeen Bestuur.
Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Het Dagelijks Bestuur van de GROGZ West-Brabant, namens deze,
A. van der Zijden, directeur publieke gezondheid Midden- en West-Brabant
bijlage: (concept)wijziging beleidsbegroting 2014 - inspecties kinderopvang
Gemeentelijke bijdrage 2014 (cf beleidsbegroting 2014 incl. begrotingswijziging inspecties kindercentra)
Gemeenten
Gemeentelijke bijdrage 2014 (cf beleidsbegroting 2014)
Gemeentelijke bijdrage inspecties kindercentra o.b.v. afspraken met gemeenten
bijlage – Wijziging beleidsbegroting 2014 - inspecties kinderopvang
Aalburg
238.458
€
-14.339
224.119
Alphen-Chaam
178.958
€
-10.207
168.751
Baarle-Nassau
121.556
€
-5.282
116.274
Bergen op Zoom
1.258.322
€
-71.656
1.186.666
Breda
3.309.084
€
-163.999
3.145.085
Drimmelen
483.350
€
-17.775
465.575
Etten-Leur
775.636
€
-34.545
741.091
Geertruidenberg
392.398
€
-15.707
376.691
Halderberge
548.650
€
-17.535
531.115
Moerdijk
683.783
€
-35.366
648.417
Oosterhout
999.035
€
-54.397
944.638
Roosendaal
1.457.255
€
-73.701
1.383.554
Rucphen
412.413
€
-15.540
396.873
Steenbergen
440.509
€
-16.415
424.094
Werkendam
484.953
€
-20.873
464.080
Woensdrecht
409.181
€
-14.222
394.959
Woudrichem
273.218
€
-16.429
256.789
Zundert
384.604
€
-10.380
374.224
12.851.362
€
-608.368
TOTAAL
€
€
12.242.994
Gemeente Woudrichem t.a.v. Burgemeester en wethouders Postbus 6 4285 ZG WOUDRICHEM
Kenmerk:
UIT-13025595
Datum:
29 november 2013
Behandeld door:
R. van Kessel
E-mail:
[email protected]
Onderwerp:
Begrotingswijziging inspecties kindercentra
Geacht college,
Hierbij sturen wij u een wijziging op de beleidsbegroting 2014 van de Gemeenschappelijke regeling Openbare gezondheidszorg (GROGZ) West-Brabant. Dit voorstel komt aan de orde in de vergadering van het Algemeen Bestuur van 10 april 2014 en is onder andere het resultaat van de overleggen met alle gemeenten over de uitvoering van de inspecties kinderopvang. Deze inspecties betaalde u tot en met 2013 grotendeels vanuit uw gemeentelijke bijdrage voor de GGD. Vanaf 2014 betaalt u deze apart, doordat u zelf een besluit neemt over de door u gewenste (inspectie)taken. Wij vragen u nu om uw raad uit te nodigen zijn zienswijze te geven over de begrotingswijziging.
Een flexibel pakket In het kader van de flexibilisering van het GGD-takenpakket nam het Algemeen Bestuur van de GGD in juni 2013 een besluit over een experiment rond de inspecties van de kindercentra. Deze inspecties voert de GGD uit op grond van artikel 59 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Aan dit experiment koppelde het bestuur een deel van de bezuinigingstaakstelling voor 2014. Wij brachten in de afgelopen maanden offertes uit aan alle gemeenten over de uit te voeren inspecties. De bedragen uit deze offertes vormden de basis voor deze begrotingswijziging zoals we die voorleggen aan het Algemeen Bestuur van de GGD. De nieuwe werkwijze leidt tot een bezuiniging voor de gemeenten van ruim € 30.000. Dit bedrag valt (conform de beleidsbegroting 2014) onder de afgesproken 3% bezuiniging. Het overhevelen van de gemeentelijke bijdrage uit het basispakket naar de markttaken leidt tot een verlaging van de gemeentelijke bijdrage van ruim € 600.000. Zie de bijlage voor de precieze bedragen.
GGD West-Brabant Postbus 3024 5003 DA Tilburg (076) 528 20 00
Bezoekadres Doornboslaan 225-227 4816 CZ Breda
www.ggdwestbrabant.nl
[email protected]
Zienswijze raad Conform het bepaalde in artikel 35 van de Wet gemeenschappelijke regelingen kan de raad zijn zienswijze geven over deze begrotingswijziging. Als uw gemeente daarvoor kiest, verzoek ik u om ons deze zienswijze toe te sturen vóór 1 maart 2014. Wij zullen die zienswijze dan doorgeven aan het Algemeen Bestuur.
Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Het Dagelijks Bestuur van de GROGZ West-Brabant, namens deze,
A. van der Zijden, directeur publieke gezondheid Midden- en West-Brabant
bijlage: (concept)wijziging beleidsbegroting 2014 - inspecties kinderopvang
Gemeentelijke bijdrage 2014 (cf beleidsbegroting 2014 incl. begrotingswijziging inspecties kindercentra)
Gemeenten
Gemeentelijke bijdrage 2014 (cf beleidsbegroting 2014)
Gemeentelijke bijdrage inspecties kindercentra o.b.v. afspraken met gemeenten
bijlage – Wijziging beleidsbegroting 2014 - inspecties kinderopvang
Aalburg
238.458
€
-14.339
224.119
Alphen-Chaam
178.958
€
-10.207
168.751
Baarle-Nassau
121.556
€
-5.282
116.274
Bergen op Zoom
1.258.322
€
-71.656
1.186.666
Breda
3.309.084
€
-163.999
3.145.085
Drimmelen
483.350
€
-17.775
465.575
Etten-Leur
775.636
€
-34.545
741.091
Geertruidenberg
392.398
€
-15.707
376.691
Halderberge
548.650
€
-17.535
531.115
Moerdijk
683.783
€
-35.366
648.417
Oosterhout
999.035
€
-54.397
944.638
Roosendaal
1.457.255
€
-73.701
1.383.554
Rucphen
412.413
€
-15.540
396.873
Steenbergen
440.509
€
-16.415
424.094
Werkendam
484.953
€
-20.873
464.080
Woensdrecht
409.181
€
-14.222
394.959
Woudrichem
273.218
€
-16.429
256.789
Zundert
384.604
€
-10.380
374.224
12.851.362
€
-608.368
TOTAAL
€
€
12.242.994
Gemeente Woensdrecht t.a.v. Burgemeester en wethouders Postbus 24 4630 AA HOOGERHEIDE
Kenmerk:
UIT-13025595
Datum:
29 november 2013
Behandeld door:
R. van Kessel
E-mail:
[email protected]
Onderwerp:
Begrotingswijziging inspecties kindercentra
Geacht college,
Hierbij sturen wij u een wijziging op de beleidsbegroting 2014 van de Gemeenschappelijke regeling Openbare gezondheidszorg (GROGZ) West-Brabant. Dit voorstel komt aan de orde in de vergadering van het Algemeen Bestuur van 10 april 2014 en is onder andere het resultaat van de overleggen met alle gemeenten over de uitvoering van de inspecties kinderopvang. Deze inspecties betaalde u tot en met 2013 grotendeels vanuit uw gemeentelijke bijdrage voor de GGD. Vanaf 2014 betaalt u deze apart, doordat u zelf een besluit neemt over de door u gewenste (inspectie)taken. Wij vragen u nu om uw raad uit te nodigen zijn zienswijze te geven over de begrotingswijziging.
Een flexibel pakket In het kader van de flexibilisering van het GGD-takenpakket nam het Algemeen Bestuur van de GGD in juni 2013 een besluit over een experiment rond de inspecties van de kindercentra. Deze inspecties voert de GGD uit op grond van artikel 59 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Aan dit experiment koppelde het bestuur een deel van de bezuinigingstaakstelling voor 2014. Wij brachten in de afgelopen maanden offertes uit aan alle gemeenten over de uit te voeren inspecties. De bedragen uit deze offertes vormden de basis voor deze begrotingswijziging zoals we die voorleggen aan het Algemeen Bestuur van de GGD. De nieuwe werkwijze leidt tot een bezuiniging voor de gemeenten van ruim € 30.000. Dit bedrag valt (conform de beleidsbegroting 2014) onder de afgesproken 3% bezuiniging. Het overhevelen van de gemeentelijke bijdrage uit het basispakket naar de markttaken leidt tot een verlaging van de gemeentelijke bijdrage van ruim € 600.000. Zie de bijlage voor de precieze bedragen.
GGD West-Brabant Postbus 3024 5003 DA Tilburg (076) 528 20 00
Bezoekadres Doornboslaan 225-227 4816 CZ Breda
www.ggdwestbrabant.nl
[email protected]
Zienswijze raad Conform het bepaalde in artikel 35 van de Wet gemeenschappelijke regelingen kan de raad zijn zienswijze geven over deze begrotingswijziging. Als uw gemeente daarvoor kiest, verzoek ik u om ons deze zienswijze toe te sturen vóór 1 maart 2014. Wij zullen die zienswijze dan doorgeven aan het Algemeen Bestuur.
Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Het Dagelijks Bestuur van de GROGZ West-Brabant, namens deze,
A. van der Zijden, directeur publieke gezondheid Midden- en West-Brabant
bijlage: (concept)wijziging beleidsbegroting 2014 - inspecties kinderopvang
Gemeentelijke bijdrage 2014 (cf beleidsbegroting 2014 incl. begrotingswijziging inspecties kindercentra)
Gemeenten
Gemeentelijke bijdrage 2014 (cf beleidsbegroting 2014)
Gemeentelijke bijdrage inspecties kindercentra o.b.v. afspraken met gemeenten
bijlage – Wijziging beleidsbegroting 2014 - inspecties kinderopvang
Aalburg
238.458
€
-14.339
224.119
Alphen-Chaam
178.958
€
-10.207
168.751
Baarle-Nassau
121.556
€
-5.282
116.274
Bergen op Zoom
1.258.322
€
-71.656
1.186.666
Breda
3.309.084
€
-163.999
3.145.085
Drimmelen
483.350
€
-17.775
465.575
Etten-Leur
775.636
€
-34.545
741.091
Geertruidenberg
392.398
€
-15.707
376.691
Halderberge
548.650
€
-17.535
531.115
Moerdijk
683.783
€
-35.366
648.417
Oosterhout
999.035
€
-54.397
944.638
Roosendaal
1.457.255
€
-73.701
1.383.554
Rucphen
412.413
€
-15.540
396.873
Steenbergen
440.509
€
-16.415
424.094
Werkendam
484.953
€
-20.873
464.080
Woensdrecht
409.181
€
-14.222
394.959
Woudrichem
273.218
€
-16.429
256.789
Zundert
384.604
€
-10.380
374.224
12.851.362
€
-608.368
TOTAAL
€
€
12.242.994
Gemeente Steenbergen t.a.v. Burgemeester en wethouders Postbus 6 4650 AA STEENBERGEN NB
Kenmerk:
UIT-13025595
Datum:
29 november 2013
Behandeld door:
R. van Kessel
E-mail:
[email protected]
Onderwerp:
Begrotingswijziging inspecties kindercentra
Geacht college,
Hierbij sturen wij u een wijziging op de beleidsbegroting 2014 van de Gemeenschappelijke regeling Openbare gezondheidszorg (GROGZ) West-Brabant. Dit voorstel komt aan de orde in de vergadering van het Algemeen Bestuur van 10 april 2014 en is onder andere het resultaat van de overleggen met alle gemeenten over de uitvoering van de inspecties kinderopvang. Deze inspecties betaalde u tot en met 2013 grotendeels vanuit uw gemeentelijke bijdrage voor de GGD. Vanaf 2014 betaalt u deze apart, doordat u zelf een besluit neemt over de door u gewenste (inspectie)taken. Wij vragen u nu om uw raad uit te nodigen zijn zienswijze te geven over de begrotingswijziging.
Een flexibel pakket In het kader van de flexibilisering van het GGD-takenpakket nam het Algemeen Bestuur van de GGD in juni 2013 een besluit over een experiment rond de inspecties van de kindercentra. Deze inspecties voert de GGD uit op grond van artikel 59 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Aan dit experiment koppelde het bestuur een deel van de bezuinigingstaakstelling voor 2014. Wij brachten in de afgelopen maanden offertes uit aan alle gemeenten over de uit te voeren inspecties. De bedragen uit deze offertes vormden de basis voor deze begrotingswijziging zoals we die voorleggen aan het Algemeen Bestuur van de GGD. De nieuwe werkwijze leidt tot een bezuiniging voor de gemeenten van ruim € 30.000. Dit bedrag valt (conform de beleidsbegroting 2014) onder de afgesproken 3% bezuiniging. Het overhevelen van de gemeentelijke bijdrage uit het basispakket naar de markttaken leidt tot een verlaging van de gemeentelijke bijdrage van ruim € 600.000. Zie de bijlage voor de precieze bedragen.
GGD West-Brabant Postbus 3024 5003 DA Tilburg (076) 528 20 00
Bezoekadres Doornboslaan 225-227 4816 CZ Breda
www.ggdwestbrabant.nl
[email protected]
Zienswijze raad Conform het bepaalde in artikel 35 van de Wet gemeenschappelijke regelingen kan de raad zijn zienswijze geven over deze begrotingswijziging. Als uw gemeente daarvoor kiest, verzoek ik u om ons deze zienswijze toe te sturen vóór 1 maart 2014. Wij zullen die zienswijze dan doorgeven aan het Algemeen Bestuur.
Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Het Dagelijks Bestuur van de GROGZ West-Brabant, namens deze,
A. van der Zijden, directeur publieke gezondheid Midden- en West-Brabant
bijlage: (concept)wijziging beleidsbegroting 2014 - inspecties kinderopvang
Gemeentelijke bijdrage 2014 (cf beleidsbegroting 2014 incl. begrotingswijziging inspecties kindercentra)
Gemeenten
Gemeentelijke bijdrage 2014 (cf beleidsbegroting 2014)
Gemeentelijke bijdrage inspecties kindercentra o.b.v. afspraken met gemeenten
bijlage – Wijziging beleidsbegroting 2014 - inspecties kinderopvang
Aalburg
238.458
€
-14.339
224.119
Alphen-Chaam
178.958
€
-10.207
168.751
Baarle-Nassau
121.556
€
-5.282
116.274
Bergen op Zoom
1.258.322
€
-71.656
1.186.666
Breda
3.309.084
€
-163.999
3.145.085
Drimmelen
483.350
€
-17.775
465.575
Etten-Leur
775.636
€
-34.545
741.091
Geertruidenberg
392.398
€
-15.707
376.691
Halderberge
548.650
€
-17.535
531.115
Moerdijk
683.783
€
-35.366
648.417
Oosterhout
999.035
€
-54.397
944.638
Roosendaal
1.457.255
€
-73.701
1.383.554
Rucphen
412.413
€
-15.540
396.873
Steenbergen
440.509
€
-16.415
424.094
Werkendam
484.953
€
-20.873
464.080
Woensdrecht
409.181
€
-14.222
394.959
Woudrichem
273.218
€
-16.429
256.789
Zundert
384.604
€
-10.380
374.224
12.851.362
€
-608.368
TOTAAL
€
€
12.242.994
Gemeente Rucphen t.a.v. Burgemeester en wethouders Postbus 9 4715 ZG RUCPHEN
Kenmerk:
UIT-13025595
Datum:
29 november 2013
Behandeld door:
R. van Kessel
E-mail:
[email protected]
Onderwerp:
Begrotingswijziging inspecties kindercentra
Geacht college,
Hierbij sturen wij u een wijziging op de beleidsbegroting 2014 van de Gemeenschappelijke regeling Openbare gezondheidszorg (GROGZ) West-Brabant. Dit voorstel komt aan de orde in de vergadering van het Algemeen Bestuur van 10 april 2014 en is onder andere het resultaat van de overleggen met alle gemeenten over de uitvoering van de inspecties kinderopvang. Deze inspecties betaalde u tot en met 2013 grotendeels vanuit uw gemeentelijke bijdrage voor de GGD. Vanaf 2014 betaalt u deze apart, doordat u zelf een besluit neemt over de door u gewenste (inspectie)taken. Wij vragen u nu om uw raad uit te nodigen zijn zienswijze te geven over de begrotingswijziging.
Een flexibel pakket In het kader van de flexibilisering van het GGD-takenpakket nam het Algemeen Bestuur van de GGD in juni 2013 een besluit over een experiment rond de inspecties van de kindercentra. Deze inspecties voert de GGD uit op grond van artikel 59 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Aan dit experiment koppelde het bestuur een deel van de bezuinigingstaakstelling voor 2014. Wij brachten in de afgelopen maanden offertes uit aan alle gemeenten over de uit te voeren inspecties. De bedragen uit deze offertes vormden de basis voor deze begrotingswijziging zoals we die voorleggen aan het Algemeen Bestuur van de GGD. De nieuwe werkwijze leidt tot een bezuiniging voor de gemeenten van ruim € 30.000. Dit bedrag valt (conform de beleidsbegroting 2014) onder de afgesproken 3% bezuiniging. Het overhevelen van de gemeentelijke bijdrage uit het basispakket naar de markttaken leidt tot een verlaging van de gemeentelijke bijdrage van ruim € 600.000. Zie de bijlage voor de precieze bedragen.
GGD West-Brabant Postbus 3024 5003 DA Tilburg (076) 528 20 00
Bezoekadres Doornboslaan 225-227 4816 CZ Breda
www.ggdwestbrabant.nl
[email protected]
Zienswijze raad Conform het bepaalde in artikel 35 van de Wet gemeenschappelijke regelingen kan de raad zijn zienswijze geven over deze begrotingswijziging. Als uw gemeente daarvoor kiest, verzoek ik u om ons deze zienswijze toe te sturen vóór 1 maart 2014. Wij zullen die zienswijze dan doorgeven aan het Algemeen Bestuur.
Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Het Dagelijks Bestuur van de GROGZ West-Brabant, namens deze,
A. van der Zijden, directeur publieke gezondheid Midden- en West-Brabant
bijlage: (concept)wijziging beleidsbegroting 2014 - inspecties kinderopvang
Gemeentelijke bijdrage 2014 (cf beleidsbegroting 2014 incl. begrotingswijziging inspecties kindercentra)
Gemeenten
Gemeentelijke bijdrage 2014 (cf beleidsbegroting 2014)
Gemeentelijke bijdrage inspecties kindercentra o.b.v. afspraken met gemeenten
bijlage – Wijziging beleidsbegroting 2014 - inspecties kinderopvang
Aalburg
238.458
€
-14.339
224.119
Alphen-Chaam
178.958
€
-10.207
168.751
Baarle-Nassau
121.556
€
-5.282
116.274
Bergen op Zoom
1.258.322
€
-71.656
1.186.666
Breda
3.309.084
€
-163.999
3.145.085
Drimmelen
483.350
€
-17.775
465.575
Etten-Leur
775.636
€
-34.545
741.091
Geertruidenberg
392.398
€
-15.707
376.691
Halderberge
548.650
€
-17.535
531.115
Moerdijk
683.783
€
-35.366
648.417
Oosterhout
999.035
€
-54.397
944.638
Roosendaal
1.457.255
€
-73.701
1.383.554
Rucphen
412.413
€
-15.540
396.873
Steenbergen
440.509
€
-16.415
424.094
Werkendam
484.953
€
-20.873
464.080
Woensdrecht
409.181
€
-14.222
394.959
Woudrichem
273.218
€
-16.429
256.789
Zundert
384.604
€
-10.380
374.224
12.851.362
€
-608.368
TOTAAL
€
€
12.242.994
Gemeente Roosendaal t.a.v. Burgemeester en wethouders Postbus 5000 4700 KA ROOSENDAAL
Kenmerk:
UIT-13025595
Datum:
29 november 2013
Behandeld door:
R. van Kessel
E-mail:
[email protected]
Onderwerp:
Begrotingswijziging inspecties kindercentra
Geacht college,
Hierbij sturen wij u een wijziging op de beleidsbegroting 2014 van de Gemeenschappelijke regeling Openbare gezondheidszorg (GROGZ) West-Brabant. Dit voorstel komt aan de orde in de vergadering van het Algemeen Bestuur van 10 april 2014 en is onder andere het resultaat van de overleggen met alle gemeenten over de uitvoering van de inspecties kinderopvang. Deze inspecties betaalde u tot en met 2013 grotendeels vanuit uw gemeentelijke bijdrage voor de GGD. Vanaf 2014 betaalt u deze apart, doordat u zelf een besluit neemt over de door u gewenste (inspectie)taken. Wij vragen u nu om uw raad uit te nodigen zijn zienswijze te geven over de begrotingswijziging.
Een flexibel pakket In het kader van de flexibilisering van het GGD-takenpakket nam het Algemeen Bestuur van de GGD in juni 2013 een besluit over een experiment rond de inspecties van de kindercentra. Deze inspecties voert de GGD uit op grond van artikel 59 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Aan dit experiment koppelde het bestuur een deel van de bezuinigingstaakstelling voor 2014. Wij brachten in de afgelopen maanden offertes uit aan alle gemeenten over de uit te voeren inspecties. De bedragen uit deze offertes vormden de basis voor deze begrotingswijziging zoals we die voorleggen aan het Algemeen Bestuur van de GGD. De nieuwe werkwijze leidt tot een bezuiniging voor de gemeenten van ruim € 30.000. Dit bedrag valt (conform de beleidsbegroting 2014) onder de afgesproken 3% bezuiniging. Het overhevelen van de gemeentelijke bijdrage uit het basispakket naar de markttaken leidt tot een verlaging van de gemeentelijke bijdrage van ruim € 600.000. Zie de bijlage voor de precieze bedragen.
GGD West-Brabant Postbus 3024 5003 DA Tilburg (076) 528 20 00
Bezoekadres Doornboslaan 225-227 4816 CZ Breda
www.ggdwestbrabant.nl
[email protected]
Zienswijze raad Conform het bepaalde in artikel 35 van de Wet gemeenschappelijke regelingen kan de raad zijn zienswijze geven over deze begrotingswijziging. Als uw gemeente daarvoor kiest, verzoek ik u om ons deze zienswijze toe te sturen vóór 1 maart 2014. Wij zullen die zienswijze dan doorgeven aan het Algemeen Bestuur.
Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Het Dagelijks Bestuur van de GROGZ West-Brabant, namens deze,
A. van der Zijden, directeur publieke gezondheid Midden- en West-Brabant
bijlage: (concept)wijziging beleidsbegroting 2014 - inspecties kinderopvang
Gemeentelijke bijdrage 2014 (cf beleidsbegroting 2014 incl. begrotingswijziging inspecties kindercentra)
Gemeenten
Gemeentelijke bijdrage 2014 (cf beleidsbegroting 2014)
Gemeentelijke bijdrage inspecties kindercentra o.b.v. afspraken met gemeenten
bijlage – Wijziging beleidsbegroting 2014 - inspecties kinderopvang
Aalburg
238.458
€
-14.339
224.119
Alphen-Chaam
178.958
€
-10.207
168.751
Baarle-Nassau
121.556
€
-5.282
116.274
Bergen op Zoom
1.258.322
€
-71.656
1.186.666
Breda
3.309.084
€
-163.999
3.145.085
Drimmelen
483.350
€
-17.775
465.575
Etten-Leur
775.636
€
-34.545
741.091
Geertruidenberg
392.398
€
-15.707
376.691
Halderberge
548.650
€
-17.535
531.115
Moerdijk
683.783
€
-35.366
648.417
Oosterhout
999.035
€
-54.397
944.638
Roosendaal
1.457.255
€
-73.701
1.383.554
Rucphen
412.413
€
-15.540
396.873
Steenbergen
440.509
€
-16.415
424.094
Werkendam
484.953
€
-20.873
464.080
Woensdrecht
409.181
€
-14.222
394.959
Woudrichem
273.218
€
-16.429
256.789
Zundert
384.604
€
-10.380
374.224
12.851.362
€
-608.368
TOTAAL
€
€
12.242.994
Gemeente Oosterhout t.a.v. Burgemeester en wethouders Postbus 10150 4900 GB OOSTERHOUT NB
Kenmerk:
UIT-13025595
Datum:
29 november 2013
Behandeld door:
R. van Kessel
E-mail:
[email protected]
Onderwerp:
Begrotingswijziging inspecties kindercentra
Geacht college,
Hierbij sturen wij u een wijziging op de beleidsbegroting 2014 van de Gemeenschappelijke regeling Openbare gezondheidszorg (GROGZ) West-Brabant. Dit voorstel komt aan de orde in de vergadering van het Algemeen Bestuur van 10 april 2014 en is onder andere het resultaat van de overleggen met alle gemeenten over de uitvoering van de inspecties kinderopvang. Deze inspecties betaalde u tot en met 2013 grotendeels vanuit uw gemeentelijke bijdrage voor de GGD. Vanaf 2014 betaalt u deze apart, doordat u zelf een besluit neemt over de door u gewenste (inspectie)taken. Wij vragen u nu om uw raad uit te nodigen zijn zienswijze te geven over de begrotingswijziging.
Een flexibel pakket In het kader van de flexibilisering van het GGD-takenpakket nam het Algemeen Bestuur van de GGD in juni 2013 een besluit over een experiment rond de inspecties van de kindercentra. Deze inspecties voert de GGD uit op grond van artikel 59 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Aan dit experiment koppelde het bestuur een deel van de bezuinigingstaakstelling voor 2014. Wij brachten in de afgelopen maanden offertes uit aan alle gemeenten over de uit te voeren inspecties. De bedragen uit deze offertes vormden de basis voor deze begrotingswijziging zoals we die voorleggen aan het Algemeen Bestuur van de GGD. De nieuwe werkwijze leidt tot een bezuiniging voor de gemeenten van ruim € 30.000. Dit bedrag valt (conform de beleidsbegroting 2014) onder de afgesproken 3% bezuiniging. Het overhevelen van de gemeentelijke bijdrage uit het basispakket naar de markttaken leidt tot een verlaging van de gemeentelijke bijdrage van ruim € 600.000. Zie de bijlage voor de precieze bedragen.
GGD West-Brabant Postbus 3024 5003 DA Tilburg (076) 528 20 00
Bezoekadres Doornboslaan 225-227 4816 CZ Breda
www.ggdwestbrabant.nl
[email protected]
Zienswijze raad Conform het bepaalde in artikel 35 van de Wet gemeenschappelijke regelingen kan de raad zijn zienswijze geven over deze begrotingswijziging. Als uw gemeente daarvoor kiest, verzoek ik u om ons deze zienswijze toe te sturen vóór 1 maart 2014. Wij zullen die zienswijze dan doorgeven aan het Algemeen Bestuur.
Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Het Dagelijks Bestuur van de GROGZ West-Brabant, namens deze,
A. van der Zijden, directeur publieke gezondheid Midden- en West-Brabant
bijlage: (concept)wijziging beleidsbegroting 2014 - inspecties kinderopvang
Gemeentelijke bijdrage 2014 (cf beleidsbegroting 2014 incl. begrotingswijziging inspecties kindercentra)
Gemeenten
Gemeentelijke bijdrage 2014 (cf beleidsbegroting 2014)
Gemeentelijke bijdrage inspecties kindercentra o.b.v. afspraken met gemeenten
bijlage – Wijziging beleidsbegroting 2014 - inspecties kinderopvang
Aalburg
238.458
€
-14.339
224.119
Alphen-Chaam
178.958
€
-10.207
168.751
Baarle-Nassau
121.556
€
-5.282
116.274
Bergen op Zoom
1.258.322
€
-71.656
1.186.666
Breda
3.309.084
€
-163.999
3.145.085
Drimmelen
483.350
€
-17.775
465.575
Etten-Leur
775.636
€
-34.545
741.091
Geertruidenberg
392.398
€
-15.707
376.691
Halderberge
548.650
€
-17.535
531.115
Moerdijk
683.783
€
-35.366
648.417
Oosterhout
999.035
€
-54.397
944.638
Roosendaal
1.457.255
€
-73.701
1.383.554
Rucphen
412.413
€
-15.540
396.873
Steenbergen
440.509
€
-16.415
424.094
Werkendam
484.953
€
-20.873
464.080
Woensdrecht
409.181
€
-14.222
394.959
Woudrichem
273.218
€
-16.429
256.789
Zundert
384.604
€
-10.380
374.224
12.851.362
€
-608.368
TOTAAL
€
€
12.242.994
Gemeente Moerdijk t.a.v. Burgemeester en wethouders Postbus 4 4760 AA ZEVENBERGEN
Kenmerk:
UIT-13025595
Datum:
29 november 2013
Behandeld door:
R. van Kessel
E-mail:
[email protected]
Onderwerp:
Begrotingswijziging inspecties kindercentra
Geacht college,
Hierbij sturen wij u een wijziging op de beleidsbegroting 2014 van de Gemeenschappelijke regeling Openbare gezondheidszorg (GROGZ) West-Brabant. Dit voorstel komt aan de orde in de vergadering van het Algemeen Bestuur van 10 april 2014 en is onder andere het resultaat van de overleggen met alle gemeenten over de uitvoering van de inspecties kinderopvang. Deze inspecties betaalde u tot en met 2013 grotendeels vanuit uw gemeentelijke bijdrage voor de GGD. Vanaf 2014 betaalt u deze apart, doordat u zelf een besluit neemt over de door u gewenste (inspectie)taken. Wij vragen u nu om uw raad uit te nodigen zijn zienswijze te geven over de begrotingswijziging.
Een flexibel pakket In het kader van de flexibilisering van het GGD-takenpakket nam het Algemeen Bestuur van de GGD in juni 2013 een besluit over een experiment rond de inspecties van de kindercentra. Deze inspecties voert de GGD uit op grond van artikel 59 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Aan dit experiment koppelde het bestuur een deel van de bezuinigingstaakstelling voor 2014. Wij brachten in de afgelopen maanden offertes uit aan alle gemeenten over de uit te voeren inspecties. De bedragen uit deze offertes vormden de basis voor deze begrotingswijziging zoals we die voorleggen aan het Algemeen Bestuur van de GGD. De nieuwe werkwijze leidt tot een bezuiniging voor de gemeenten van ruim € 30.000. Dit bedrag valt (conform de beleidsbegroting 2014) onder de afgesproken 3% bezuiniging. Het overhevelen van de gemeentelijke bijdrage uit het basispakket naar de markttaken leidt tot een verlaging van de gemeentelijke bijdrage van ruim € 600.000. Zie de bijlage voor de precieze bedragen.
GGD West-Brabant Postbus 3024 5003 DA Tilburg (076) 528 20 00
Bezoekadres Doornboslaan 225-227 4816 CZ Breda
www.ggdwestbrabant.nl
[email protected]
Zienswijze raad Conform het bepaalde in artikel 35 van de Wet gemeenschappelijke regelingen kan de raad zijn zienswijze geven over deze begrotingswijziging. Als uw gemeente daarvoor kiest, verzoek ik u om ons deze zienswijze toe te sturen vóór 1 maart 2014. Wij zullen die zienswijze dan doorgeven aan het Algemeen Bestuur.
Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Het Dagelijks Bestuur van de GROGZ West-Brabant, namens deze,
A. van der Zijden, directeur publieke gezondheid Midden- en West-Brabant
bijlage: (concept)wijziging beleidsbegroting 2014 - inspecties kinderopvang
Gemeentelijke bijdrage 2014 (cf beleidsbegroting 2014 incl. begrotingswijziging inspecties kindercentra)
Gemeenten
Gemeentelijke bijdrage 2014 (cf beleidsbegroting 2014)
Gemeentelijke bijdrage inspecties kindercentra o.b.v. afspraken met gemeenten
bijlage – Wijziging beleidsbegroting 2014 - inspecties kinderopvang
Aalburg
238.458
€
-14.339
224.119
Alphen-Chaam
178.958
€
-10.207
168.751
Baarle-Nassau
121.556
€
-5.282
116.274
Bergen op Zoom
1.258.322
€
-71.656
1.186.666
Breda
3.309.084
€
-163.999
3.145.085
Drimmelen
483.350
€
-17.775
465.575
Etten-Leur
775.636
€
-34.545
741.091
Geertruidenberg
392.398
€
-15.707
376.691
Halderberge
548.650
€
-17.535
531.115
Moerdijk
683.783
€
-35.366
648.417
Oosterhout
999.035
€
-54.397
944.638
Roosendaal
1.457.255
€
-73.701
1.383.554
Rucphen
412.413
€
-15.540
396.873
Steenbergen
440.509
€
-16.415
424.094
Werkendam
484.953
€
-20.873
464.080
Woensdrecht
409.181
€
-14.222
394.959
Woudrichem
273.218
€
-16.429
256.789
Zundert
384.604
€
-10.380
374.224
12.851.362
€
-608.368
TOTAAL
€
€
12.242.994
Gemeente Geertruidenberg t.a.v. Burgemeester en wethouders Postbus 10001 4940 GA RAAMSDONKSVEER
Kenmerk:
UIT-13025595
Datum:
29 november 2013
Behandeld door:
R. van Kessel
E-mail:
[email protected]
Onderwerp:
Begrotingswijziging inspecties kindercentra
Geacht college,
Hierbij sturen wij u een wijziging op de beleidsbegroting 2014 van de Gemeenschappelijke regeling Openbare gezondheidszorg (GROGZ) West-Brabant. Dit voorstel komt aan de orde in de vergadering van het Algemeen Bestuur van 10 april 2014 en is onder andere het resultaat van de overleggen met alle gemeenten over de uitvoering van de inspecties kinderopvang. Deze inspecties betaalde u tot en met 2013 grotendeels vanuit uw gemeentelijke bijdrage voor de GGD. Vanaf 2014 betaalt u deze apart, doordat u zelf een besluit neemt over de door u gewenste (inspectie)taken. Wij vragen u nu om uw raad uit te nodigen zijn zienswijze te geven over de begrotingswijziging.
Een flexibel pakket In het kader van de flexibilisering van het GGD-takenpakket nam het Algemeen Bestuur van de GGD in juni 2013 een besluit over een experiment rond de inspecties van de kindercentra. Deze inspecties voert de GGD uit op grond van artikel 59 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Aan dit experiment koppelde het bestuur een deel van de bezuinigingstaakstelling voor 2014. Wij brachten in de afgelopen maanden offertes uit aan alle gemeenten over de uit te voeren inspecties. De bedragen uit deze offertes vormden de basis voor deze begrotingswijziging zoals we die voorleggen aan het Algemeen Bestuur van de GGD. De nieuwe werkwijze leidt tot een bezuiniging voor de gemeenten van ruim € 30.000. Dit bedrag valt (conform de beleidsbegroting 2014) onder de afgesproken 3% bezuiniging. Het overhevelen van de gemeentelijke bijdrage uit het basispakket naar de markttaken leidt tot een verlaging van de gemeentelijke bijdrage van ruim € 600.000. Zie de bijlage voor de precieze bedragen.
GGD West-Brabant Postbus 3024 5003 DA Tilburg (076) 528 20 00
Bezoekadres Doornboslaan 225-227 4816 CZ Breda
www.ggdwestbrabant.nl
[email protected]
Zienswijze raad Conform het bepaalde in artikel 35 van de Wet gemeenschappelijke regelingen kan de raad zijn zienswijze geven over deze begrotingswijziging. Als uw gemeente daarvoor kiest, verzoek ik u om ons deze zienswijze toe te sturen vóór 1 maart 2014. Wij zullen die zienswijze dan doorgeven aan het Algemeen Bestuur.
Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Het Dagelijks Bestuur van de GROGZ West-Brabant, namens deze,
A. van der Zijden, directeur publieke gezondheid Midden- en West-Brabant
bijlage: (concept)wijziging beleidsbegroting 2014 - inspecties kinderopvang
Gemeentelijke bijdrage 2014 (cf beleidsbegroting 2014 incl. begrotingswijziging inspecties kindercentra)
Gemeenten
Gemeentelijke bijdrage 2014 (cf beleidsbegroting 2014)
Gemeentelijke bijdrage inspecties kindercentra o.b.v. afspraken met gemeenten
bijlage – Wijziging beleidsbegroting 2014 - inspecties kinderopvang
Aalburg
238.458
€
-14.339
224.119
Alphen-Chaam
178.958
€
-10.207
168.751
Baarle-Nassau
121.556
€
-5.282
116.274
Bergen op Zoom
1.258.322
€
-71.656
1.186.666
Breda
3.309.084
€
-163.999
3.145.085
Drimmelen
483.350
€
-17.775
465.575
Etten-Leur
775.636
€
-34.545
741.091
Geertruidenberg
392.398
€
-15.707
376.691
Halderberge
548.650
€
-17.535
531.115
Moerdijk
683.783
€
-35.366
648.417
Oosterhout
999.035
€
-54.397
944.638
Roosendaal
1.457.255
€
-73.701
1.383.554
Rucphen
412.413
€
-15.540
396.873
Steenbergen
440.509
€
-16.415
424.094
Werkendam
484.953
€
-20.873
464.080
Woensdrecht
409.181
€
-14.222
394.959
Woudrichem
273.218
€
-16.429
256.789
Zundert
384.604
€
-10.380
374.224
12.851.362
€
-608.368
TOTAAL
€
€
12.242.994
Gemeente Drimmelen t.a.v. Burgemeester en wethouders Postbus 19 4920 AA MADE
Kenmerk:
UIT-13025595
Datum:
29 november 2013
Behandeld door:
R. van Kessel
E-mail:
[email protected]
Onderwerp:
Begrotingswijziging inspecties kindercentra
Geacht college,
Hierbij sturen wij u een wijziging op de beleidsbegroting 2014 van de Gemeenschappelijke regeling Openbare gezondheidszorg (GROGZ) West-Brabant. Dit voorstel komt aan de orde in de vergadering van het Algemeen Bestuur van 10 april 2014 en is onder andere het resultaat van de overleggen met alle gemeenten over de uitvoering van de inspecties kinderopvang. Deze inspecties betaalde u tot en met 2013 grotendeels vanuit uw gemeentelijke bijdrage voor de GGD. Vanaf 2014 betaalt u deze apart, doordat u zelf een besluit neemt over de door u gewenste (inspectie)taken. Wij vragen u nu om uw raad uit te nodigen zijn zienswijze te geven over de begrotingswijziging.
Een flexibel pakket In het kader van de flexibilisering van het GGD-takenpakket nam het Algemeen Bestuur van de GGD in juni 2013 een besluit over een experiment rond de inspecties van de kindercentra. Deze inspecties voert de GGD uit op grond van artikel 59 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Aan dit experiment koppelde het bestuur een deel van de bezuinigingstaakstelling voor 2014. Wij brachten in de afgelopen maanden offertes uit aan alle gemeenten over de uit te voeren inspecties. De bedragen uit deze offertes vormden de basis voor deze begrotingswijziging zoals we die voorleggen aan het Algemeen Bestuur van de GGD. De nieuwe werkwijze leidt tot een bezuiniging voor de gemeenten van ruim € 30.000. Dit bedrag valt (conform de beleidsbegroting 2014) onder de afgesproken 3% bezuiniging. Het overhevelen van de gemeentelijke bijdrage uit het basispakket naar de markttaken leidt tot een verlaging van de gemeentelijke bijdrage van ruim € 600.000. Zie de bijlage voor de precieze bedragen.
GGD West-Brabant Postbus 3024 5003 DA Tilburg (076) 528 20 00
Bezoekadres Doornboslaan 225-227 4816 CZ Breda
www.ggdwestbrabant.nl
[email protected]
Zienswijze raad Conform het bepaalde in artikel 35 van de Wet gemeenschappelijke regelingen kan de raad zijn zienswijze geven over deze begrotingswijziging. Als uw gemeente daarvoor kiest, verzoek ik u om ons deze zienswijze toe te sturen vóór 1 maart 2014. Wij zullen die zienswijze dan doorgeven aan het Algemeen Bestuur.
Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Het Dagelijks Bestuur van de GROGZ West-Brabant, namens deze,
A. van der Zijden, directeur publieke gezondheid Midden- en West-Brabant
bijlage: (concept)wijziging beleidsbegroting 2014 - inspecties kinderopvang
Gemeentelijke bijdrage 2014 (cf beleidsbegroting 2014 incl. begrotingswijziging inspecties kindercentra)
Gemeenten
Gemeentelijke bijdrage 2014 (cf beleidsbegroting 2014)
Gemeentelijke bijdrage inspecties kindercentra o.b.v. afspraken met gemeenten
bijlage – Wijziging beleidsbegroting 2014 - inspecties kinderopvang
Aalburg
238.458
€
-14.339
224.119
Alphen-Chaam
178.958
€
-10.207
168.751
Baarle-Nassau
121.556
€
-5.282
116.274
Bergen op Zoom
1.258.322
€
-71.656
1.186.666
Breda
3.309.084
€
-163.999
3.145.085
Drimmelen
483.350
€
-17.775
465.575
Etten-Leur
775.636
€
-34.545
741.091
Geertruidenberg
392.398
€
-15.707
376.691
Halderberge
548.650
€
-17.535
531.115
Moerdijk
683.783
€
-35.366
648.417
Oosterhout
999.035
€
-54.397
944.638
Roosendaal
1.457.255
€
-73.701
1.383.554
Rucphen
412.413
€
-15.540
396.873
Steenbergen
440.509
€
-16.415
424.094
Werkendam
484.953
€
-20.873
464.080
Woensdrecht
409.181
€
-14.222
394.959
Woudrichem
273.218
€
-16.429
256.789
Zundert
384.604
€
-10.380
374.224
12.851.362
€
-608.368
TOTAAL
€
€
12.242.994
Gemeente Bergen op Zoom t.a.v. Burgemeester en wethouders Postbus 35 4600 AA BERGEN OP ZOOM
Kenmerk:
UIT-13025595
Datum:
29 november 2013
Behandeld door:
R. van Kessel
E-mail:
[email protected]
Onderwerp:
Begrotingswijziging inspecties kindercentra
Geacht college,
Hierbij sturen wij u een wijziging op de beleidsbegroting 2014 van de Gemeenschappelijke regeling Openbare gezondheidszorg (GROGZ) West-Brabant. Dit voorstel komt aan de orde in de vergadering van het Algemeen Bestuur van 10 april 2014 en is onder andere het resultaat van de overleggen met alle gemeenten over de uitvoering van de inspecties kinderopvang. Deze inspecties betaalde u tot en met 2013 grotendeels vanuit uw gemeentelijke bijdrage voor de GGD. Vanaf 2014 betaalt u deze apart, doordat u zelf een besluit neemt over de door u gewenste (inspectie)taken. Wij vragen u nu om uw raad uit te nodigen zijn zienswijze te geven over de begrotingswijziging.
Een flexibel pakket In het kader van de flexibilisering van het GGD-takenpakket nam het Algemeen Bestuur van de GGD in juni 2013 een besluit over een experiment rond de inspecties van de kindercentra. Deze inspecties voert de GGD uit op grond van artikel 59 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Aan dit experiment koppelde het bestuur een deel van de bezuinigingstaakstelling voor 2014. Wij brachten in de afgelopen maanden offertes uit aan alle gemeenten over de uit te voeren inspecties. De bedragen uit deze offertes vormden de basis voor deze begrotingswijziging zoals we die voorleggen aan het Algemeen Bestuur van de GGD. De nieuwe werkwijze leidt tot een bezuiniging voor de gemeenten van ruim € 30.000. Dit bedrag valt (conform de beleidsbegroting 2014) onder de afgesproken 3% bezuiniging. Het overhevelen van de gemeentelijke bijdrage uit het basispakket naar de markttaken leidt tot een verlaging van de gemeentelijke bijdrage van ruim € 600.000. Zie de bijlage voor de precieze bedragen.
GGD West-Brabant Postbus 3024 5003 DA Tilburg (076) 528 20 00
Bezoekadres Doornboslaan 225-227 4816 CZ Breda
www.ggdwestbrabant.nl
[email protected]
Zienswijze raad Conform het bepaalde in artikel 35 van de Wet gemeenschappelijke regelingen kan de raad zijn zienswijze geven over deze begrotingswijziging. Als uw gemeente daarvoor kiest, verzoek ik u om ons deze zienswijze toe te sturen vóór 1 maart 2014. Wij zullen die zienswijze dan doorgeven aan het Algemeen Bestuur.
Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Het Dagelijks Bestuur van de GROGZ West-Brabant, namens deze,
A. van der Zijden, directeur publieke gezondheid Midden- en West-Brabant
bijlage: (concept)wijziging beleidsbegroting 2014 - inspecties kinderopvang
Gemeentelijke bijdrage 2014 (cf beleidsbegroting 2014 incl. begrotingswijziging inspecties kindercentra)
Gemeenten
Gemeentelijke bijdrage 2014 (cf beleidsbegroting 2014)
Gemeentelijke bijdrage inspecties kindercentra o.b.v. afspraken met gemeenten
bijlage – Wijziging beleidsbegroting 2014 - inspecties kinderopvang
Aalburg
238.458
€
-14.339
224.119
Alphen-Chaam
178.958
€
-10.207
168.751
Baarle-Nassau
121.556
€
-5.282
116.274
Bergen op Zoom
1.258.322
€
-71.656
1.186.666
Breda
3.309.084
€
-163.999
3.145.085
Drimmelen
483.350
€
-17.775
465.575
Etten-Leur
775.636
€
-34.545
741.091
Geertruidenberg
392.398
€
-15.707
376.691
Halderberge
548.650
€
-17.535
531.115
Moerdijk
683.783
€
-35.366
648.417
Oosterhout
999.035
€
-54.397
944.638
Roosendaal
1.457.255
€
-73.701
1.383.554
Rucphen
412.413
€
-15.540
396.873
Steenbergen
440.509
€
-16.415
424.094
Werkendam
484.953
€
-20.873
464.080
Woensdrecht
409.181
€
-14.222
394.959
Woudrichem
273.218
€
-16.429
256.789
Zundert
384.604
€
-10.380
374.224
12.851.362
€
-608.368
TOTAAL
€
€
12.242.994
Gemeente Baarle-Nassau t.a.v. Burgemeester en wethouders Postbus 105 5110 AC BAARLE NASSAU
Kenmerk:
UIT-13025595
Datum:
29 november 2013
Behandeld door:
R. van Kessel
E-mail:
[email protected]
Onderwerp:
Begrotingswijziging inspecties kindercentra
Geacht college,
Hierbij sturen wij u een wijziging op de beleidsbegroting 2014 van de Gemeenschappelijke regeling Openbare gezondheidszorg (GROGZ) West-Brabant. Dit voorstel komt aan de orde in de vergadering van het Algemeen Bestuur van 10 april 2014 en is onder andere het resultaat van de overleggen met alle gemeenten over de uitvoering van de inspecties kinderopvang. Deze inspecties betaalde u tot en met 2013 grotendeels vanuit uw gemeentelijke bijdrage voor de GGD. Vanaf 2014 betaalt u deze apart, doordat u zelf een besluit neemt over de door u gewenste (inspectie)taken. Wij vragen u nu om uw raad uit te nodigen zijn zienswijze te geven over de begrotingswijziging.
Een flexibel pakket In het kader van de flexibilisering van het GGD-takenpakket nam het Algemeen Bestuur van de GGD in juni 2013 een besluit over een experiment rond de inspecties van de kindercentra. Deze inspecties voert de GGD uit op grond van artikel 59 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Aan dit experiment koppelde het bestuur een deel van de bezuinigingstaakstelling voor 2014. Wij brachten in de afgelopen maanden offertes uit aan alle gemeenten over de uit te voeren inspecties. De bedragen uit deze offertes vormden de basis voor deze begrotingswijziging zoals we die voorleggen aan het Algemeen Bestuur van de GGD. De nieuwe werkwijze leidt tot een bezuiniging voor de gemeenten van ruim € 30.000. Dit bedrag valt (conform de beleidsbegroting 2014) onder de afgesproken 3% bezuiniging. Het overhevelen van de gemeentelijke bijdrage uit het basispakket naar de markttaken leidt tot een verlaging van de gemeentelijke bijdrage van ruim € 600.000. Zie de bijlage voor de precieze bedragen.
GGD West-Brabant Postbus 3024 5003 DA Tilburg (076) 528 20 00
Bezoekadres Doornboslaan 225-227 4816 CZ Breda
www.ggdwestbrabant.nl
[email protected]
Zienswijze raad Conform het bepaalde in artikel 35 van de Wet gemeenschappelijke regelingen kan de raad zijn zienswijze geven over deze begrotingswijziging. Als uw gemeente daarvoor kiest, verzoek ik u om ons deze zienswijze toe te sturen vóór 1 maart 2014. Wij zullen die zienswijze dan doorgeven aan het Algemeen Bestuur.
Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Het Dagelijks Bestuur van de GROGZ West-Brabant, namens deze,
A. van der Zijden, directeur publieke gezondheid Midden- en West-Brabant
bijlage: (concept)wijziging beleidsbegroting 2014 - inspecties kinderopvang
Gemeentelijke bijdrage 2014 (cf beleidsbegroting 2014 incl. begrotingswijziging inspecties kindercentra)
Gemeenten
Gemeentelijke bijdrage 2014 (cf beleidsbegroting 2014)
Gemeentelijke bijdrage inspecties kindercentra o.b.v. afspraken met gemeenten
bijlage – Wijziging beleidsbegroting 2014 - inspecties kinderopvang
Aalburg
238.458
€
-14.339
224.119
Alphen-Chaam
178.958
€
-10.207
168.751
Baarle-Nassau
121.556
€
-5.282
116.274
Bergen op Zoom
1.258.322
€
-71.656
1.186.666
Breda
3.309.084
€
-163.999
3.145.085
Drimmelen
483.350
€
-17.775
465.575
Etten-Leur
775.636
€
-34.545
741.091
Geertruidenberg
392.398
€
-15.707
376.691
Halderberge
548.650
€
-17.535
531.115
Moerdijk
683.783
€
-35.366
648.417
Oosterhout
999.035
€
-54.397
944.638
Roosendaal
1.457.255
€
-73.701
1.383.554
Rucphen
412.413
€
-15.540
396.873
Steenbergen
440.509
€
-16.415
424.094
Werkendam
484.953
€
-20.873
464.080
Woensdrecht
409.181
€
-14.222
394.959
Woudrichem
273.218
€
-16.429
256.789
Zundert
384.604
€
-10.380
374.224
12.851.362
€
-608.368
TOTAAL
€
€
12.242.994
Gemeente Aalburg t.a.v. Burgemeester en wethouders Postbus 40 4260 AA WIJK EN AALBURG
Kenmerk:
UIT-13025595
Datum:
29 november 2013
Behandeld door:
R. van Kessel
E-mail:
[email protected]
Onderwerp:
Begrotingswijziging inspecties kindercentra
Geacht college,
Hierbij sturen wij u een wijziging op de beleidsbegroting 2014 van de Gemeenschappelijke regeling Openbare gezondheidszorg (GROGZ) West-Brabant. Dit voorstel komt aan de orde in de vergadering van het Algemeen Bestuur van 10 april 2014 en is onder andere het resultaat van de overleggen met alle gemeenten over de uitvoering van de inspecties kinderopvang. Deze inspecties betaalde u tot en met 2013 grotendeels vanuit uw gemeentelijke bijdrage voor de GGD. Vanaf 2014 betaalt u deze apart, doordat u zelf een besluit neemt over de door u gewenste (inspectie)taken. Wij vragen u nu om uw raad uit te nodigen zijn zienswijze te geven over de begrotingswijziging.
Een flexibel pakket In het kader van de flexibilisering van het GGD-takenpakket nam het Algemeen Bestuur van de GGD in juni 2013 een besluit over een experiment rond de inspecties van de kindercentra. Deze inspecties voert de GGD uit op grond van artikel 59 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Aan dit experiment koppelde het bestuur een deel van de bezuinigingstaakstelling voor 2014. Wij brachten in de afgelopen maanden offertes uit aan alle gemeenten over de uit te voeren inspecties. De bedragen uit deze offertes vormden de basis voor deze begrotingswijziging zoals we die voorleggen aan het Algemeen Bestuur van de GGD. De nieuwe werkwijze leidt tot een bezuiniging voor de gemeenten van ruim € 30.000. Dit bedrag valt (conform de beleidsbegroting 2014) onder de afgesproken 3% bezuiniging. Het overhevelen van de gemeentelijke bijdrage uit het basispakket naar de markttaken leidt tot een verlaging van de gemeentelijke bijdrage van ruim € 600.000. Zie de bijlage voor de precieze bedragen.
GGD West-Brabant Postbus 3024 5003 DA Tilburg (076) 528 20 00
Bezoekadres Doornboslaan 225-227 4816 CZ Breda
www.ggdwestbrabant.nl
[email protected]
Zienswijze raad Conform het bepaalde in artikel 35 van de Wet gemeenschappelijke regelingen kan de raad zijn zienswijze geven over deze begrotingswijziging. Als uw gemeente daarvoor kiest, verzoek ik u om ons deze zienswijze toe te sturen vóór 1 maart 2014. Wij zullen die zienswijze dan doorgeven aan het Algemeen Bestuur.
Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Het Dagelijks Bestuur van de GROGZ West-Brabant, namens deze,
A. van der Zijden, directeur publieke gezondheid Midden- en West-Brabant
bijlage: (concept)wijziging beleidsbegroting 2014 - inspecties kinderopvang
Gemeentelijke bijdrage 2014 (cf beleidsbegroting 2014 incl. begrotingswijziging inspecties kindercentra)
Gemeenten
Gemeentelijke bijdrage 2014 (cf beleidsbegroting 2014)
Gemeentelijke bijdrage inspecties kindercentra o.b.v. afspraken met gemeenten
bijlage – Wijziging beleidsbegroting 2014 - inspecties kinderopvang
Aalburg
238.458
€
-14.339
224.119
Alphen-Chaam
178.958
€
-10.207
168.751
Baarle-Nassau
121.556
€
-5.282
116.274
Bergen op Zoom
1.258.322
€
-71.656
1.186.666
Breda
3.309.084
€
-163.999
3.145.085
Drimmelen
483.350
€
-17.775
465.575
Etten-Leur
775.636
€
-34.545
741.091
Geertruidenberg
392.398
€
-15.707
376.691
Halderberge
548.650
€
-17.535
531.115
Moerdijk
683.783
€
-35.366
648.417
Oosterhout
999.035
€
-54.397
944.638
Roosendaal
1.457.255
€
-73.701
1.383.554
Rucphen
412.413
€
-15.540
396.873
Steenbergen
440.509
€
-16.415
424.094
Werkendam
484.953
€
-20.873
464.080
Woensdrecht
409.181
€
-14.222
394.959
Woudrichem
273.218
€
-16.429
256.789
Zundert
384.604
€
-10.380
374.224
12.851.362
€
-608.368
TOTAAL
€
€
12.242.994
Gemeente Alphen-Chaam t.a.v. Burgemeester en wethouders Postbus 3 5130 AA ALPHEN NB
Kenmerk:
UIT-13025595
Datum:
29 november 2013
Behandeld door:
R. van Kessel
E-mail:
[email protected]
Onderwerp:
Begrotingswijziging inspecties kindercentra
Geacht college,
Hierbij sturen wij u een wijziging op de beleidsbegroting 2014 van de Gemeenschappelijke regeling Openbare gezondheidszorg (GROGZ) West-Brabant. Dit voorstel komt aan de orde in de vergadering van het Algemeen Bestuur van 10 april 2014 en is onder andere het resultaat van de overleggen met alle gemeenten over de uitvoering van de inspecties kinderopvang. Deze inspecties betaalde u tot en met 2013 grotendeels vanuit uw gemeentelijke bijdrage voor de GGD. Vanaf 2014 betaalt u deze apart, doordat u zelf een besluit neemt over de door u gewenste (inspectie)taken. Wij vragen u nu om uw raad uit te nodigen zijn zienswijze te geven over de begrotingswijziging.
Een flexibel pakket In het kader van de flexibilisering van het GGD-takenpakket nam het Algemeen Bestuur van de GGD in juni 2013 een besluit over een experiment rond de inspecties van de kindercentra. Deze inspecties voert de GGD uit op grond van artikel 59 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Aan dit experiment koppelde het bestuur een deel van de bezuinigingstaakstelling voor 2014. Wij brachten in de afgelopen maanden offertes uit aan alle gemeenten over de uit te voeren inspecties. De bedragen uit deze offertes vormden de basis voor deze begrotingswijziging zoals we die voorleggen aan het Algemeen Bestuur van de GGD. De nieuwe werkwijze leidt tot een bezuiniging voor de gemeenten van ruim € 30.000. Dit bedrag valt (conform de beleidsbegroting 2014) onder de afgesproken 3% bezuiniging. Het overhevelen van de gemeentelijke bijdrage uit het basispakket naar de markttaken leidt tot een verlaging van de gemeentelijke bijdrage van ruim € 600.000. Zie de bijlage voor de precieze bedragen.
GGD West-Brabant Postbus 3024 5003 DA Tilburg (076) 528 20 00
Bezoekadres Doornboslaan 225-227 4816 CZ Breda
www.ggdwestbrabant.nl
[email protected]
Zienswijze raad Conform het bepaalde in artikel 35 van de Wet gemeenschappelijke regelingen kan de raad zijn zienswijze geven over deze begrotingswijziging. Als uw gemeente daarvoor kiest, verzoek ik u om ons deze zienswijze toe te sturen vóór 1 maart 2014. Wij zullen die zienswijze dan doorgeven aan het Algemeen Bestuur.
Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Het Dagelijks Bestuur van de GROGZ West-Brabant, namens deze,
A. van der Zijden, directeur publieke gezondheid Midden- en West-Brabant
bijlage: (concept)wijziging beleidsbegroting 2014 - inspecties kinderopvang
Gemeentelijke bijdrage 2014 (cf beleidsbegroting 2014 incl. begrotingswijziging inspecties kindercentra)
Gemeenten
Gemeentelijke bijdrage 2014 (cf beleidsbegroting 2014)
Gemeentelijke bijdrage inspecties kindercentra o.b.v. afspraken met gemeenten
bijlage – Wijziging beleidsbegroting 2014 - inspecties kinderopvang
Aalburg
238.458
€
-14.339
224.119
Alphen-Chaam
178.958
€
-10.207
168.751
Baarle-Nassau
121.556
€
-5.282
116.274
Bergen op Zoom
1.258.322
€
-71.656
1.186.666
Breda
3.309.084
€
-163.999
3.145.085
Drimmelen
483.350
€
-17.775
465.575
Etten-Leur
775.636
€
-34.545
741.091
Geertruidenberg
392.398
€
-15.707
376.691
Halderberge
548.650
€
-17.535
531.115
Moerdijk
683.783
€
-35.366
648.417
Oosterhout
999.035
€
-54.397
944.638
Roosendaal
1.457.255
€
-73.701
1.383.554
Rucphen
412.413
€
-15.540
396.873
Steenbergen
440.509
€
-16.415
424.094
Werkendam
484.953
€
-20.873
464.080
Woensdrecht
409.181
€
-14.222
394.959
Woudrichem
273.218
€
-16.429
256.789
Zundert
384.604
€
-10.380
374.224
12.851.362
€
-608.368
TOTAAL
€
€
12.242.994
Gemeente Werkendam t.a.v. Burgemeester en wethouders Postbus 16 4250 DA WERKENDAM
Kenmerk:
UIT-13025595
Datum:
29 november 2013
Behandeld door:
R. van Kessel
E-mail:
[email protected]
Onderwerp:
Begrotingswijziging inspecties kindercentra
Geacht college,
Hierbij sturen wij u een wijziging op de beleidsbegroting 2014 van de Gemeenschappelijke regeling Openbare gezondheidszorg (GROGZ) West-Brabant. Dit voorstel komt aan de orde in de vergadering van het Algemeen Bestuur van 10 april 2014 en is onder andere het resultaat van de overleggen met alle gemeenten over de uitvoering van de inspecties kinderopvang. Deze inspecties betaalde u tot en met 2013 grotendeels vanuit uw gemeentelijke bijdrage voor de GGD. Vanaf 2014 betaalt u deze apart, doordat u zelf een besluit neemt over de door u gewenste (inspectie)taken. Wij vragen u nu om uw raad uit te nodigen zijn zienswijze te geven over de begrotingswijziging.
Een flexibel pakket In het kader van de flexibilisering van het GGD-takenpakket nam het Algemeen Bestuur van de GGD in juni 2013 een besluit over een experiment rond de inspecties van de kindercentra. Deze inspecties voert de GGD uit op grond van artikel 59 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Aan dit experiment koppelde het bestuur een deel van de bezuinigingstaakstelling voor 2014. Wij brachten in de afgelopen maanden offertes uit aan alle gemeenten over de uit te voeren inspecties. De bedragen uit deze offertes vormden de basis voor deze begrotingswijziging zoals we die voorleggen aan het Algemeen Bestuur van de GGD. De nieuwe werkwijze leidt tot een bezuiniging voor de gemeenten van ruim € 30.000. Dit bedrag valt (conform de beleidsbegroting 2014) onder de afgesproken 3% bezuiniging. Het overhevelen van de gemeentelijke bijdrage uit het basispakket naar de markttaken leidt tot een verlaging van de gemeentelijke bijdrage van ruim € 600.000. Zie de bijlage voor de precieze bedragen.
GGD West-Brabant Postbus 3024 5003 DA Tilburg (076) 528 20 00
Bezoekadres Doornboslaan 225-227 4816 CZ Breda
www.ggdwestbrabant.nl
[email protected]
Zienswijze raad Conform het bepaalde in artikel 35 van de Wet gemeenschappelijke regelingen kan de raad zijn zienswijze geven over deze begrotingswijziging. Als uw gemeente daarvoor kiest, verzoek ik u om ons deze zienswijze toe te sturen vóór 1 maart 2014. Wij zullen die zienswijze dan doorgeven aan het Algemeen Bestuur.
Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Het Dagelijks Bestuur van de GROGZ West-Brabant, namens deze,
A. van der Zijden, directeur publieke gezondheid Midden- en West-Brabant
bijlage: (concept)wijziging beleidsbegroting 2014 - inspecties kinderopvang
Gemeentelijke bijdrage 2014 (cf beleidsbegroting 2014 incl. begrotingswijziging inspecties kindercentra)
Gemeenten
Gemeentelijke bijdrage 2014 (cf beleidsbegroting 2014)
Gemeentelijke bijdrage inspecties kindercentra o.b.v. afspraken met gemeenten
bijlage – Wijziging beleidsbegroting 2014 - inspecties kinderopvang
Aalburg
238.458
€
-14.339
224.119
Alphen-Chaam
178.958
€
-10.207
168.751
Baarle-Nassau
121.556
€
-5.282
116.274
Bergen op Zoom
1.258.322
€
-71.656
1.186.666
Breda
3.309.084
€
-163.999
3.145.085
Drimmelen
483.350
€
-17.775
465.575
Etten-Leur
775.636
€
-34.545
741.091
Geertruidenberg
392.398
€
-15.707
376.691
Halderberge
548.650
€
-17.535
531.115
Moerdijk
683.783
€
-35.366
648.417
Oosterhout
999.035
€
-54.397
944.638
Roosendaal
1.457.255
€
-73.701
1.383.554
Rucphen
412.413
€
-15.540
396.873
Steenbergen
440.509
€
-16.415
424.094
Werkendam
484.953
€
-20.873
464.080
Woensdrecht
409.181
€
-14.222
394.959
Woudrichem
273.218
€
-16.429
256.789
Zundert
384.604
€
-10.380
374.224
12.851.362
€
-608.368
TOTAAL
€
€
12.242.994
Gemeente Etten-Leur t.a.v. Burgemeester en wethouders Postbus 10100 4870 GA ETTEN-LEUR
Kenmerk:
UIT-13025595
Datum:
29 november 2013
Behandeld door:
R. van Kessel
E-mail:
[email protected]
Onderwerp:
Begrotingswijziging inspecties kindercentra
Geacht college,
Hierbij sturen wij u een wijziging op de beleidsbegroting 2014 van de Gemeenschappelijke regeling Openbare gezondheidszorg (GROGZ) West-Brabant. Dit voorstel komt aan de orde in de vergadering van het Algemeen Bestuur van 10 april 2014 en is onder andere het resultaat van de overleggen met alle gemeenten over de uitvoering van de inspecties kinderopvang. Deze inspecties betaalde u tot en met 2013 grotendeels vanuit uw gemeentelijke bijdrage voor de GGD. Vanaf 2014 betaalt u deze apart, doordat u zelf een besluit neemt over de door u gewenste (inspectie)taken. Wij vragen u nu om uw raad uit te nodigen zijn zienswijze te geven over de begrotingswijziging.
Een flexibel pakket In het kader van de flexibilisering van het GGD-takenpakket nam het Algemeen Bestuur van de GGD in juni 2013 een besluit over een experiment rond de inspecties van de kindercentra. Deze inspecties voert de GGD uit op grond van artikel 59 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Aan dit experiment koppelde het bestuur een deel van de bezuinigingstaakstelling voor 2014. Wij brachten in de afgelopen maanden offertes uit aan alle gemeenten over de uit te voeren inspecties. De bedragen uit deze offertes vormden de basis voor deze begrotingswijziging zoals we die voorleggen aan het Algemeen Bestuur van de GGD. De nieuwe werkwijze leidt tot een bezuiniging voor de gemeenten van ruim € 30.000. Dit bedrag valt (conform de beleidsbegroting 2014) onder de afgesproken 3% bezuiniging. Het overhevelen van de gemeentelijke bijdrage uit het basispakket naar de markttaken leidt tot een verlaging van de gemeentelijke bijdrage van ruim € 600.000. Zie de bijlage voor de precieze bedragen.
GGD West-Brabant Postbus 3024 5003 DA Tilburg (076) 528 20 00
Bezoekadres Doornboslaan 225-227 4816 CZ Breda
www.ggdwestbrabant.nl
[email protected]
Zienswijze raad Conform het bepaalde in artikel 35 van de Wet gemeenschappelijke regelingen kan de raad zijn zienswijze geven over deze begrotingswijziging. Als uw gemeente daarvoor kiest, verzoek ik u om ons deze zienswijze toe te sturen vóór 1 maart 2014. Wij zullen die zienswijze dan doorgeven aan het Algemeen Bestuur.
Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Het Dagelijks Bestuur van de GROGZ West-Brabant, namens deze,
A. van der Zijden, directeur publieke gezondheid Midden- en West-Brabant
bijlage: (concept)wijziging beleidsbegroting 2014 - inspecties kinderopvang
Gemeentelijke bijdrage 2014 (cf beleidsbegroting 2014 incl. begrotingswijziging inspecties kindercentra)
Gemeenten
Gemeentelijke bijdrage 2014 (cf beleidsbegroting 2014)
Gemeentelijke bijdrage inspecties kindercentra o.b.v. afspraken met gemeenten
bijlage – Wijziging beleidsbegroting 2014 - inspecties kinderopvang
Aalburg
238.458
€
-14.339
224.119
Alphen-Chaam
178.958
€
-10.207
168.751
Baarle-Nassau
121.556
€
-5.282
116.274
Bergen op Zoom
1.258.322
€
-71.656
1.186.666
Breda
3.309.084
€
-163.999
3.145.085
Drimmelen
483.350
€
-17.775
465.575
Etten-Leur
775.636
€
-34.545
741.091
Geertruidenberg
392.398
€
-15.707
376.691
Halderberge
548.650
€
-17.535
531.115
Moerdijk
683.783
€
-35.366
648.417
Oosterhout
999.035
€
-54.397
944.638
Roosendaal
1.457.255
€
-73.701
1.383.554
Rucphen
412.413
€
-15.540
396.873
Steenbergen
440.509
€
-16.415
424.094
Werkendam
484.953
€
-20.873
464.080
Woensdrecht
409.181
€
-14.222
394.959
Woudrichem
273.218
€
-16.429
256.789
Zundert
384.604
€
-10.380
374.224
12.851.362
€
-608.368
TOTAAL
€
€
12.242.994
Gemeente Halderberge t.a.v. Burgemeester en wethouders Postbus 5 4730 AA OUDENBOSCH
Kenmerk:
UIT-13025595
Datum:
29 november 2013
Behandeld door:
R. van Kessel
E-mail:
[email protected]
Onderwerp:
Begrotingswijziging inspecties kindercentra
Geacht college,
Hierbij sturen wij u een wijziging op de beleidsbegroting 2014 van de Gemeenschappelijke regeling Openbare gezondheidszorg (GROGZ) West-Brabant. Dit voorstel komt aan de orde in de vergadering van het Algemeen Bestuur van 10 april 2014 en is onder andere het resultaat van de overleggen met alle gemeenten over de uitvoering van de inspecties kinderopvang. Deze inspecties betaalde u tot en met 2013 grotendeels vanuit uw gemeentelijke bijdrage voor de GGD. Vanaf 2014 betaalt u deze apart, doordat u zelf een besluit neemt over de door u gewenste (inspectie)taken. Wij vragen u nu om uw raad uit te nodigen zijn zienswijze te geven over de begrotingswijziging.
Een flexibel pakket In het kader van de flexibilisering van het GGD-takenpakket nam het Algemeen Bestuur van de GGD in juni 2013 een besluit over een experiment rond de inspecties van de kindercentra. Deze inspecties voert de GGD uit op grond van artikel 59 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Aan dit experiment koppelde het bestuur een deel van de bezuinigingstaakstelling voor 2014. Wij brachten in de afgelopen maanden offertes uit aan alle gemeenten over de uit te voeren inspecties. De bedragen uit deze offertes vormden de basis voor deze begrotingswijziging zoals we die voorleggen aan het Algemeen Bestuur van de GGD. De nieuwe werkwijze leidt tot een bezuiniging voor de gemeenten van ruim € 30.000. Dit bedrag valt (conform de beleidsbegroting 2014) onder de afgesproken 3% bezuiniging. Het overhevelen van de gemeentelijke bijdrage uit het basispakket naar de markttaken leidt tot een verlaging van de gemeentelijke bijdrage van ruim € 600.000. Zie de bijlage voor de precieze bedragen.
GGD West-Brabant Postbus 3024 5003 DA Tilburg (076) 528 20 00
Bezoekadres Doornboslaan 225-227 4816 CZ Breda
www.ggdwestbrabant.nl
[email protected]
Zienswijze raad Conform het bepaalde in artikel 35 van de Wet gemeenschappelijke regelingen kan de raad zijn zienswijze geven over deze begrotingswijziging. Als uw gemeente daarvoor kiest, verzoek ik u om ons deze zienswijze toe te sturen vóór 1 maart 2014. Wij zullen die zienswijze dan doorgeven aan het Algemeen Bestuur.
Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Het Dagelijks Bestuur van de GROGZ West-Brabant, namens deze,
A. van der Zijden, directeur publieke gezondheid Midden- en West-Brabant
bijlage: (concept)wijziging beleidsbegroting 2014 - inspecties kinderopvang
Gemeentelijke bijdrage 2014 (cf beleidsbegroting 2014 incl. begrotingswijziging inspecties kindercentra)
Gemeenten
Gemeentelijke bijdrage 2014 (cf beleidsbegroting 2014)
Gemeentelijke bijdrage inspecties kindercentra o.b.v. afspraken met gemeenten
bijlage – Wijziging beleidsbegroting 2014 - inspecties kinderopvang
Aalburg
238.458
€
-14.339
224.119
Alphen-Chaam
178.958
€
-10.207
168.751
Baarle-Nassau
121.556
€
-5.282
116.274
Bergen op Zoom
1.258.322
€
-71.656
1.186.666
Breda
3.309.084
€
-163.999
3.145.085
Drimmelen
483.350
€
-17.775
465.575
Etten-Leur
775.636
€
-34.545
741.091
Geertruidenberg
392.398
€
-15.707
376.691
Halderberge
548.650
€
-17.535
531.115
Moerdijk
683.783
€
-35.366
648.417
Oosterhout
999.035
€
-54.397
944.638
Roosendaal
1.457.255
€
-73.701
1.383.554
Rucphen
412.413
€
-15.540
396.873
Steenbergen
440.509
€
-16.415
424.094
Werkendam
484.953
€
-20.873
464.080
Woensdrecht
409.181
€
-14.222
394.959
Woudrichem
273.218
€
-16.429
256.789
Zundert
384.604
€
-10.380
374.224
12.851.362
€
-608.368
TOTAAL
€
€
12.242.994
Gemeente Breda t.a.v. Burgemeester en wethouders Postbus 90156 4800 RH BREDA
Kenmerk:
UIT-13025595
Datum:
29 november 2013
Behandeld door:
R. van Kessel
E-mail:
[email protected]
Onderwerp:
Begrotingswijziging inspecties kindercentra
Geacht college,
Hierbij sturen wij u een wijziging op de beleidsbegroting 2014 van de Gemeenschappelijke regeling Openbare gezondheidszorg (GROGZ) West-Brabant. Dit voorstel komt aan de orde in de vergadering van het Algemeen Bestuur van 10 april 2014 en is onder andere het resultaat van de overleggen met alle gemeenten over de uitvoering van de inspecties kinderopvang. Deze inspecties betaalde u tot en met 2013 grotendeels vanuit uw gemeentelijke bijdrage voor de GGD. Vanaf 2014 betaalt u deze apart, doordat u zelf een besluit neemt over de door u gewenste (inspectie)taken. Wij vragen u nu om uw raad uit te nodigen zijn zienswijze te geven over de begrotingswijziging.
Een flexibel pakket In het kader van de flexibilisering van het GGD-takenpakket nam het Algemeen Bestuur van de GGD in juni 2013 een besluit over een experiment rond de inspecties van de kindercentra. Deze inspecties voert de GGD uit op grond van artikel 59 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Aan dit experiment koppelde het bestuur een deel van de bezuinigingstaakstelling voor 2014. Wij brachten in de afgelopen maanden offertes uit aan alle gemeenten over de uit te voeren inspecties. De bedragen uit deze offertes vormden de basis voor deze begrotingswijziging zoals we die voorleggen aan het Algemeen Bestuur van de GGD. De nieuwe werkwijze leidt tot een bezuiniging voor de gemeenten van ruim € 30.000. Dit bedrag valt (conform de beleidsbegroting 2014) onder de afgesproken 3% bezuiniging. Het overhevelen van de gemeentelijke bijdrage uit het basispakket naar de markttaken leidt tot een verlaging van de gemeentelijke bijdrage van ruim € 600.000. Zie de bijlage voor de precieze bedragen.
GGD West-Brabant Postbus 3024 5003 DA Tilburg (076) 528 20 00
Bezoekadres Doornboslaan 225-227 4816 CZ Breda
www.ggdwestbrabant.nl
[email protected]
Zienswijze raad Conform het bepaalde in artikel 35 van de Wet gemeenschappelijke regelingen kan de raad zijn zienswijze geven over deze begrotingswijziging. Als uw gemeente daarvoor kiest, verzoek ik u om ons deze zienswijze toe te sturen vóór 1 maart 2014. Wij zullen die zienswijze dan doorgeven aan het Algemeen Bestuur.
Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Het Dagelijks Bestuur van de GROGZ West-Brabant, namens deze,
A. van der Zijden, directeur publieke gezondheid Midden- en West-Brabant
bijlage: (concept)wijziging beleidsbegroting 2014 - inspecties kinderopvang
Gemeentelijke bijdrage 2014 (cf beleidsbegroting 2014 incl. begrotingswijziging inspecties kindercentra)
Gemeenten
Gemeentelijke bijdrage 2014 (cf beleidsbegroting 2014)
Gemeentelijke bijdrage inspecties kindercentra o.b.v. afspraken met gemeenten
bijlage – Wijziging beleidsbegroting 2014 - inspecties kinderopvang
Aalburg
238.458
€
-14.339
224.119
Alphen-Chaam
178.958
€
-10.207
168.751
Baarle-Nassau
121.556
€
-5.282
116.274
Bergen op Zoom
1.258.322
€
-71.656
1.186.666
Breda
3.309.084
€
-163.999
3.145.085
Drimmelen
483.350
€
-17.775
465.575
Etten-Leur
775.636
€
-34.545
741.091
Geertruidenberg
392.398
€
-15.707
376.691
Halderberge
548.650
€
-17.535
531.115
Moerdijk
683.783
€
-35.366
648.417
Oosterhout
999.035
€
-54.397
944.638
Roosendaal
1.457.255
€
-73.701
1.383.554
Rucphen
412.413
€
-15.540
396.873
Steenbergen
440.509
€
-16.415
424.094
Werkendam
484.953
€
-20.873
464.080
Woensdrecht
409.181
€
-14.222
394.959
Woudrichem
273.218
€
-16.429
256.789
Zundert
384.604
€
-10.380
374.224
12.851.362
€
-608.368
TOTAAL
€
€
12.242.994
Bijlage 2 - bij raadsvoorstel tweede begrotingswijziging 2014 GGD Toelichting op inspecties kindercentra Het experiment inspecties kinderopvang De GGD West-Brabant voert toezicht uit volgens de Wet Kinderopvang in kindercentra, gastouderbureaus, peuterspeelzalen en bij gastouders. In het Algemeen Bestuur van 11 april 2013 is het besluit genomen om 3 flexibiliseringsexperimenten te gaan uitvoeren. Het experiment inspecties kinderopvang loopt in de jaren 2014 en 2015. Tijdens het experiment kunnen gemeenten en GGD samen leren van flexibilisering. Elke gemeente kan lokaal meer sturen en zelf bepalen hoeveel en welke inspecties zij wil inkopen. Wel is er tijdens de looptijd van het experiment een minimale garantie-afname van kracht. Dit betekent dat gemeenten in 2014 en 2015 het toezicht en de handhavingsopdrachten laten uitvoeren door de GGD West-Brabant en minstens het minimale landelijke pakket afnemen. De gewenste afname wordt vastgelegd in een getekende offerte. Tijdens het experiment vindt geen eindafrekening plaats bij afwijkingen. Alle overige onderzoeken, buiten de inspecties die zijn opgenomen in de offerte, worden na afronding gefactureerd. Landelijke toezichtkader 2014 De minimale eisen van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor het jaar 2014 omvatten dat alle reguliere kinderopvanglocaties geïnspecteerd worden, evenals alle nieuwe kinderopvanglocaties en gastouders en dat bestaande gastouders steekproefsgewijs op toetsingskader B (een beperktere inspectie) geïnspecteerd worden. Voor een nieuwe kinderopvanglocatie betekent dit een inspectie volgens de richtlijnen bij een nieuwe aanvraag en gedurende de eerste twee jaar na start exploitatie een volledig toezicht. Peuterspeelzalen worden in 2014 volledig geïnspecteerd en na het onderzoek wordt een eerste risicoprofiel gemaakt. Bij bestaande gastouders vindt een steekproef plaats en deze gastouders worden geïnspecteerd op toetsingskader B. Hierbij geldt een ondergrens van 5% van alle gastouders in een gemeente. Risicogestuurd toezicht Vanaf 2012 wordt risicogestuurd toezicht toegepast op de kwaliteit van de kinderopvang. Alle kinderdagverblijven, voorzieningen voor buitenschoolse opvang en gastouderbureaus en peuterspeelzalen moeten nog steeds jaarlijks geïnspecteerd worden, maar de inspectieactiviteiten worden voor iedere locatie op maat ingezet. Door voor iedere locatie het risico te bepalen op naleving van de kwaliteitseisen, kunnen de toezichtsinspanningen gerichter worden ingezet. Intensiever toezicht waar dat nodig is, en minder toezicht waar dat mogelijk is. Op basis van het risicoprofiel van het gastouderbureau waarbij de gastouder is aangesloten, wordt een selectie van de gastouders geïnspecteerd. Van iedere locatie wordt door de GGD jaarlijks een risicoprofiel gemaakt. Dit risicoprofiel wordt gebaseerd op inspectiehistorie, maar ook op andere factoren die van invloed zouden kunnen zijn op de kwaliteit, zoals een groot personeelsverloop of klachten en signalen. Aan het risicoprofiel van een locatie wordt niet de kwaliteit afgemeten, maar alleen de vorm en mate van inspectie afgeleid. Daarmee is het tevens een hulpmiddel voor de GGD’en en gemeenten bij planning en begroting. Op basis van het opgestelde risicoprofiel werkt de inspecteur de benodigde inspectieactiviteit uit. De inspecteur stelt de omvang, diepgang, frequentie en type van het onderzoek vast. Dit leidt tot een inspectie op maat voor iedere locatie. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in vier categorieën, waarbij een gemiddeld aantal inspectie-uren is geraamd: Groen: 6 uur inspectietijd Geel: 10 uur Oranje: 16 uur Rood: 30 uur
Rapportage Na de inspectie van een kindercentrum, peuterspeelzaal, gastouderbureau, of gastouder wordt een ontwerprapport opgesteld. Deze wordt voor hoor en wederhoor naar de houder gestuurd. De houder wordt in de gelegenheid gesteld om opmerkingen te maken op het rapport en eventueel een zienswijze toe te voegen aan de rapportage. De gemeente ontvangt het definitieve rapport nadat er hoor en
wederhoor heeft plaatsgevonden. Vanaf 01 juli 2013 vindt bij nader onderzoek geen zienswijze en hoor en wederhoor meer plaats (wijzigingswet Kinderopvang 2013). In het Landelijke Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen kunnen belangstellenden het vastgestelde inspectierapport inzien. Inspecties in Woudrichem In onze gemeente gaat het om de volgende aantallen inspecties: Categorie Bestaande locatie Risicogestuurd toezicht (RGT) groen RGT geel RGT oranje RGT rood Volledig toezicht kindercentrum, gastouderbureau Volledig toezicht peuterspeelzaal Steekproef van 5% bij gastouders Nieuwe locaties (verwacht) Nieuwe aanvraag kindercentrum, gastouderbureau of peuterspeelzaal Start exploitatie kindercentrum, gastouderbureau Nieuwe aanvraag gastouder
Aantal 6 1 1 1 1 6 3 1 1 2
VOORSTEL AAN DE RAAD
Onderwerp
Eerste begrotingswijziging 2014 WAVA/!GO
Volgnr.
2014-012
Portefeuillehouder
wethouder R. Bergsma
Ambtenaar
B. Koolstra
Afdeling
Welzijn, Onderwijs, Cultuur
Datum voorstel
28 januari 2014
Opiniërende raad
25 februari 2014
Agendapunt 10
Besluitvormende raad
11 maart 2014
Agendapunt
Samenvatting In juni is de begroting 2014 van WAVA/!GO vastgesteld. Recentelijk is door het bestuur van WAVA/!GO het ontwerp bedrijfsplan 2014 vastgesteld. Deze brengt wijzigingen ten opzichte van de begroting met zich mee,waardoor het tevens de eerste begrotingswijziging 2014 is. De wijzigingen betreffen het aantal Wsw-ers, de gevolgen van de Wet uniformering loonbegrip en een verschuiving van posten. Per saldo is een hogere gemeentelijke bijdrage van € 262.000,-nodig om de begroting dekkend te maken. Voor onze gemeente betekent dit een extra last van ca € 21.500,-. Dit bedrag zal in de eerste berap 2014 opgenomen worden. Aangezien deze aanpassing een begrotingswijziging van WAVA/!GO betekent, worden de gemeenteraden in de gelegenheid gesteld een zienswijze hierover uit te spreken. Beslispunten Wij stellen u voor om: 1. geen zienswijze over eerste begrotingswijziging 2014 bij het bestuur van de gemeenschappelijke regeling WAVA/!GO naar voren te brengen Bijlagen ter inzage in de raadskamer Deze bijlagen zijn ook digitaal beschikbaar op www.woudrichem.nl/gemeenteraad 1. eerste begrotingswijziging/bedrijfsplan 2014 WAVA/!GO
Advies opiniërende vergadering
Reactie college
raadsvoorstel nr. 2014-012 pagina 1/3
VOORSTEL AAN DE RAAD 1. Inleiding In juni is de begroting 2014 van WAVA/!GO vastgesteld. Recentelijk is door het bestuur van WAVA/!GO het ontwerpbedrijfsplan 2014 vastgesteld. Deze brengt wijzigingen ten opzichte van de begroting met zich mee, waardoor het tevens de eerste begrotingswijziging 2014 is. De wijzigingen betreffen het aantal Wsw-ers, de gevolgen van de Wet uniformering loonbegrip en een verschuiving van posten. 2. Beleidskader, doel en effect De Wet sociale werkvoorziening (Wsw) wordt door WAVA/!GO voor de Dongemond-gemeenten uitgevoerd. In juni 2013 is de begroting 2014 (sluitend) vastgesteld. De begroting wordt verder ingevuld door het bedrijfsplan 2014, dat een verdere specificatie van de begroting geeft. In het bedrijfsplan zijn tevens een aantal ontwikkelingen meegenomen, waardoor er een wijziging ten opzichte van de begroting 2014 ontstaat. Op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen wordt aan uw gemeenteraad een zienswijze gevraagd over deze begrotingswijziging. 3.
Argumenten en kanttekeningen
Wijzigingen ten opzichte van de begroting 2014 De wijzigingen ten opzichte van de begroting 2014 betreffen de volgende zaken: Taakstelling 2014 is hoger dan 2013 Het in dienst nemen van medewerkers op grond van de Wsw gebeurt op basis van de taakstelling die door het rijk wordt opgelegd. Deze taakstelling is in het najaar van 2013 bekend geworden en is hoger dan in eerste instantie werd verwacht (op basis van de taakstelling over 2013). In totaal neemt de taakstelling toe van 566 arbeidsjaren tot 584 arbeidsjaren. De rijkssubsidie die hiervoor wordt ontvangen neemt als gevolg van deze stijging ook toe. Daartegenover staat een stijging van de salarislasten voor de Sw-medewerkers die in dienst worden genomen. Wet uniformering loonbegrip Bij het opstellen van de begroting 2014 is ervan uitgegaan dat het rijk de gevolgen van de Wet Uniformering Loonbegrip (WUL) zou compenseren. In het najaar van 2013 is echter gebleken dat een dergelijke compensatie vooralsnog niet te verwachten is. De financiële gevolgen hiervan zijn nu verwerkt in de begroting. Verschuiving in posten Op onderdelen is een aantal posten verschoven die per saldo geen consequenties hebben voor het resultaat. Deze zijn bedoeld om de begroting inzichtelijker te maken. Inhoud bedrijfsplan In het bedrijfsplan worden een aantal zaken verder uitgewerkt en worden plannen geconcretiseerd. Dit zijn de volgende zaken: -
Het bezuinigingsplan 2013/2014, dat in juni 2013 is vastgesteld, wordt verder uitgevoerd. Per saldo levert dit een structurele besparing op van € 860.000,-. Dit was al in de begroting 2014 opgenomen. In 2014 wordt onderzocht op welke gebieden samenwerking met de andere SW-bedrijven in West-Brabant (Atea en Wvs) mogelijk is. Hiervoor is een subsidie aangevraagd bij Cedris. Er zal onderzocht worden of het opzetten van een kringloopbedrijf in Oosterhout tot de mogelijkheden behoort. WAVA ondersteunt de gemeenten bij de toekomstige ontwikkelingen op het gebied van de Participatiewet. Er worden activiteiten uitgevoerd in het kader van het zestig jaar bestaan van WAVA/!GO. De dekking hiervoor komt uit de bestaande begroting, of wordt middels extra middelen of bijdragen uit te activiteiten bekostigd. Er worden maatregelen doorgevoerd ter verdere verbetering van de bedrijfsvoering.
raadsvoorstel nr. 2014-012 pagina 2/3
VOORSTEL AAN DE RAAD
4. Financiën De begroting 2014 was sluitend, met inbegrip van een gemeentelijke bijdrage van € 1.409.000,-. Naar aanleiding van de wijzigingen is een extra gemeentelijke bijdrage nodig van € 262.000,-. De totale gemeentelijke bijdrage komt hiermee op € 1.671.000,-. Het aandeel van onze gemeente hierin bedraagt ca 8%. De lasten voor onze gemeente nemen daardoor toe met ca € 21.500- . Na definitieve vaststelling door het bestuur van WAVA/!GO van eerste begrotingswijziging zullen de financiële consequenties in de gemeentebegroting doorgevoerd worden. Het zal in de eerste berap 2014 opgenomen worden. 5. Aanpak Uw raad kan zijn zienswijze op de eerste begrotingswijziging 2014 uitspreken. Deze zal vervolgens aan het bestuur van WAVA worden meegedeeld, zodat deze in de definitieve besluitvorming door het algemeen bestuur betrokken wordt 6. Communicatie De definitief vastgestelde begroting zal aan uw raad worden toegestuurd. 7. Regionale en lokale aspecten Bij de definitieve vaststelling van de eerste begrotingswijziging WAVA/!GO worden de zienswijzen van de gemeenteraden van alle deelnemende gemeenten betrokken. 8. Besluit Wij stellen u voor het bijgevoegde raadsbesluit vast te stellen. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woudrichem, de secretaris, de burgemeester, A.G. Dolislager
raadsvoorstel nr. 2014-012 pagina 3/3
A. Noordergraaf
RAADSBESLUIT
De raad van de gemeente Woudrichem, gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 28 januari 2014, aangaande de eerste begrotingswijziging 2014 WAVA/!GO gehoord het advies van de opiniërende vergadering d.d. 25 februari 2014
besluit:
1.
geen zienswijze over eerste begrotingswijziging 2014 bij het bestuur van de gemeenschappelijke regeling WAVA/!GO naar voren te brengen
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Woudrichem van 11 maart 2014.
de voorzitter, A. Noordergraaf
raadsbesluit nr. 2014-012 pagina 1/1
de griffier, P.A. Paulides- Ruitenberg
GEMEENSCHAPPELIJKE
REGELING Wava 23/12/2013
IMIIIllllllIlllIllllllll 13.0005739
Gemeente Woudrichem T.a.v. het college Postbus 6 4285 ZG WOUDRICHEM
Datum:
19 december 2013
O n s kenmerk:
DB/ELİ/DSİ
onderwerp:
Bedrijfsplan 2014 en l
e
begrotingswijziging
Geacht college, Hierbij bieden wij u het bedrijfsplan van WAVA/ÎGO voor 2014 aan, inclusief eerste begrotingswijziging. Het bedrijfsplan is inmiddels ook digitaal verzonden aan de bestuursleden van WAVA in uw college en hun ambtelijke ondersteuning. Gewijzigde begroting voor 2014 Ten opzichte van de begroting die halverwege 2013 aan uw college en gemeenteraad is aangeboden zijn er op drie onderdelen wijzigingen doorgevoerd in deze begroting. De wijzingen betreffen het aantal Wsw medewerkers voor 2014, de gevolgen van de Wet Uniformering Loonbegrip en een verschuiving van posten. Taakstelling 2014 is hoger dan 2013 Er was in de eerste begroting rekening gehouden met een lichte daling van de subsidie ten opzichte van 2013. WAVA/IGO heeft echter voor 2014 een hogere taakstelling toebedeeld gekregen vanuit het ministerie, en zal daarom meer subsidie ontvangen. Daartegenover staat ook dat er meer salaris betaald zal moeten worden. Gevolgen Wet Uniformering Loonbegrip niet op te vangen In de eerste helft van 2013 heeft WAVA/IGO een begroting gepresenteerd die was opgesteld in de veronderstelling dat het Rijk een compensatie zou toekennen vanwege de financiële gevolgen van de Wet U niformering Loonbegrip.
Wilhelminakanaal Noord 3
Postbus 109
Tel.
0162-374000
[email protected]
4902 VR Oosterhout
4900 AC Oosterhout
Fax
0162-374199
www.wava.nl
Rabobank 13.95.54.335
GEMEENSCHAPPELIJKE
REGELING Wava
In het najaar van 2013 is echter gebleken dat een dergelijke compensatie vooralsnog niet te verwachten is. Derhalve heeft het Dagelijks Bestuur van WAVA uw college geadviseerd om in de begroting van uw gemeente rekening te houden met de consequenties van deze Wet voor WAVA/IGO, omdat deze gevolgen niet in de bedrijfsvoering zijn op te vangen. De financiële gevolgen van deze Wet zijn nu overeenkomstig de brief aan uw college van 26 september 2013 verwerkt in de begroting onder de post salaris. Verschuiving in posten Het derde onderdeel van de wijzigingen betreft een verschuiving van een aantal posten die verder geen consequenties hebben voor het resultaat, maar enkel bedoeld zijn om de begroting inzichtelijker te maken. Vaststellen begroting na zienswijzen gemeenteraad Op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen heeft uw gemeenteraad bij een begrotingswijziging het recht om gedurende zes weken zijn zienswijze in te dienen over de gewijzigde begroting. Behandeling in de gemeenteraad/raadscommissie De algemeen directeur is graag bereid toelichting te verschaffen op deze stukken in uw college en/of raad(commissie). Wij zien een uitnodiging daartoe graag tegemoet. Hoogachtend, Het Dagelijks" Namensdit B'
stuur van Gemeenschappelijke Regeling WAVA,
BEDRIJFSPLAN 2014 Inclusief eerste begrotingswijziging 2014
WAVA I !G0
60 jaar sterk in mensenwerk
!GO voor mensenwerk eíUĩiHscHÁmum Keium W3V3
Bedrijfsplan 2014
1 van 25
ONZE V I S I E (vastgesteld in 2 0 0 7 ) 'Mensontwikkeling' is leidend. De bedrijfsvoering is inclusief de extra gemeentelijke bijdrage van C 2.250, - per plaatsing budgettair neutraal. Het bedrijf organiseert zich in netwerken van gemeenten, bedrijven en hulporganisaties. Binnen en buiten !GO is er sprake van gedeelde verantwoordelijkheid. Er is sprake van transparantie binnen en buiten de organisatie. ONZE M I S S I E (vastgesteld in 2 0 0 8 ) !GO is het uitvoeringsbedrijf van zes gemeenten voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Wij ontwikkelen én begeleiden mensen succesvol naar regulier werk. Wij bieden een breed scala aan diensten en gaan duurzame relaties aan met onze partners. Wij doen dit actief, betrokken, betrouwbaar en professioneel. ONZE KERNWAARDEN (vastgesteld 2 0 0 8 ) De kernwaarden geven aan waar !GO voor staat en wat de bijdrage van !GO voor de omgeving is. Zij geven richting aan het gewenste gedrag wat van de organisatie als geheel en wat van individuele medewerkers wordt verwacht. ACTIEF: (Vernieuwend, Bewegend) BETROKKEN: (Samen, Meedenken, Verantwoordelijkheidsgevoel) BETROUWBAAR (Eerlijk, Open) PROFESSIONEEL (Kennis van zaken, Vaardig, Kwaliteit) ONZE KOERS (vastgesteld 2 0 0 9 ) Door de gemeenten is besloten dat de samenwerking in de Gemeenschappelijke Regeling WAVA in stand zal blijven, waarbij !GO B.V. als uitvoerend bedrijf gehandhaafd blijft met uitdrukkelijk toezicht van de aandeelhouder. De gemeentelijke teugels worden vastgehouden en de huidige bestuurlijke en juridische organisatie blijft in stand. De koers van WAVA/IGO met de nadruk op mensontwikkeling wordt voortgezet. Tevens is besloten de samenwerking tussen WAVA/IGO en de gemeenten in de toekomst te versterken, waarbij WAVA/IGO als uitvoeringsbedrijf voor gemeenten, om de participatie voor groepen met een afstand tot de arbeidsmarkt te bevorderen, zal doorontwikkelen. Daarbij kan ook verdere samenwerking worden onderzocht en gestimuleerd tussen de gemeenten en WAVA/IGO als uitvoeringsbedrijf. De nadruk ligt daarbij op de inhoudelijke werkterreinen van WAVA/IGO.
Bedrijfsplan 2014
19 december 2013
2 van 25
INHOUDSOPGAVE
1.
Z E S T I G JAAR STERK IN MENS-EN-WERK
2. 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
WAT GAAN WE DOEN IN 2 0 1 4 ? HET REALISEREN VAN HET BEZUINIGINGSPLAN 2013/2014 SAMENWERKEN IN DE ARBEIDSMARKTREGIO MET ATEA EN WVS HAALBAARHEIDSONDERZOEK KRINGLOOPBEDRIJF OOSTERHOUT ONDERSTEUNEN GEMEENTEN BIJ TOEKOMSTIGE ONTWIKKELINGEN ACTIVITEITEN IN KADER ZESTIG JAAR BESTAAN ONTWIKKELINGEN IN DE BEDRIJFSVOERING
5 5 9 9 10 11 12
3. 3.1 3.2 3.3 3.4
WAT MAG HET KOSTEN IN 2 0 1 4 ? BEELD VAN DE FINANCIËLE ONTWIKKELINGEN IN 2013 TRANSPARANTIE EN INZICHT TOEGENOMEN DE BEGROTING 2014 TOELICHTING PER CATEGORIE EN PRODUCT-MARKT-COMBINATIE
14 14 14 15 16
4. 4.1 4.2 4.3 4.4
O V E R I G E PARAGRAFEN WEERSTANDSVERMOGEN EN RISICO'S ONDERHOUD KAPITAALGOEDEREN FINANCIERING EN TREASURY VERBONDEN PARTIJEN
23 23 24 24 25
Bedrijfsplan 2014
19 december 2013
4
3 van 25
1.
Z E S T I G JAAR STERK IN MENS-EN-WERK
Op 21 januari 1954 werd de Stichting Werkgemeenschap Arbeid voor Allen (WAVA) opgericht bij notaris Schonck door huisarts Stibbe en de gemeente Oosterhout. Het doel van de Stichting was 'het scheppen van aangepaste werkgelegenheid voor gehandicapte arbeidskrachten in een beschutte werkplaats, teneinde de zo volledig mogelijke sociale integratie van de betrokkenen te bevorderen'. De stichting wilde dit doel bereiken door werkplaatsen op te richten voor productieve arbeid en door samen te werken met allerlei publieke en maatschappelijke instellingen en het bedrijfsleven. In 2014 bestaat WAVA/IGO daarmee zestig jaar. Dat is in een huwelijk een diamanten jaar. Er is in zestig jaar veel gebeurd en veel veranderd. In zestig jaar tijd is WAVA uitgegroeid tot een samenwerkingsverband van de zes gemeenten in de Dongemond. Inmiddels is WAVA/IGO een bedrijf geworden met veel verschillende facetten. Onze medewerkers zijn op veel verschillende werksoorten actief, veelal buiten de muren en liefst bij bedrijven en instellingen zelf. Daarbij laten we onze mensen liefst zo dicht mogelijk bij hun woonomgeving werken. Dat is een goede en gezonde ontwikkeling die past bij de huidige én de komende tijd. In de kern echter voert WAVA nog steeds datgeen uit wat 60 jaar geleden als doel werd geformuleerd: Onze mensen - inwoners van onze gemeenten- door middel van werk zo zelfstandig en goed mogelijk mee laten doen in onze samenleving. Het belangrijkste hierbij is dat wij de mensen kénnen waar we voor werken. We begrijpen hun beperkingen, maar we zien vooral hun mogelijkheden, hun motivatie en hun talent. En al dat talent tot bloei laten komen, dat is waar de mensen van WAVA/IGO voor staan. Een publieke opdracht die gerealiseerd wordt in een maatschappelijke omgeving en met private partners. Al 60 jaar is WAVA voor de gemeenten en voor haar inwoners sterk in mens-en-werk. Daar zullen we het komende jaar op gepaste wijze aandacht aan besteden. Het bedrijfsplan 2014 is bewust beknopt gehouden. De afgelopen jaren is veelvuldig en uitgebreid beschreven welke ontwikkelingen WAVA/IGO heeft doorgemaakt en welke activiteiten WAVA/IGO verricht en kan verrichten. Daarvoor verwijzen wij hiervoor graag naar het bedrijfsplan 2013 "Naar nieuw persepctief" en het bezuinigingsplan 2013/2014 "oploeven maar niet overstag" die nog steeds actueel zijn. Dit bedrijfsplan bouwt daarop voort en vormt feitelijk een actualisatie van die plannen en de begroting 2014 die in juni 2013 is vastgesteld.
Bedrijfsplan 2014
19 december 2013
4 van 25
2. In 1. 2. 3. 4. 5.
WAT GAAN WE DOEN IN 2 0 1 4 ? 2014 willen we verdere resultaten bereiken op de volgende onderwerpen: Het verder realiseren van het bezuinigingsplan 2013/2014 Samenwerken in de arbeidsmarktregio met ATEA en WVS Haalbaarheidsonderzoek kringloopbedrijf locatie Oosterhout Gemeenten ondersteunen in ontwikkelingen toekomst Aandacht schenken aan zestig jaar bestaan
2.1
HET R E A L I S E R E N VAN HET BEZUINIGINGSPLAN 2 0 1 3 / 2 0 1 4
In juni 2013 is door het algemeen bestuur de begroting 2014 vastgesteld en het bezuinigingsplan 2013 /2014 dat daar de financiële onderlegger voor is. Het bezuinigingsplan is leidraad voor het handelen van bestuur en directie in 2013 en 2014. Het plan kent een aantal korte termijn maatregelen die direct hun effect hebben voor 2013 en 2014 met een daaraan gekoppelde financiële betekenis. Hieronder wordt de stand van zaken eind 2013 beschreven. Op één onderdeel na lopen alle voorgenomen bezuinigingen volgens planning, of zelfs beter dan dat. Naast de hieronder genoemde maatregelen staan er ook een aantal onderzoeksvragen voor de middellange termijn opgenomen in het plan. Zo wordt samen met de gemeenten onderzocht op welke wijze de werkzaamheden van WAVA /!GO op gebied van publieke dienstverlening het beste kunnen worden georganiseerd op de middellange termijn. Daarbij wordt in eerste instantie vooral gekeken naar de groenvoorziening, maar dat kan zijn doorwerking ook hebben op de andere activiteiten. Zo wordt samen met de gemeenten en de uitvoerende diensten onderzocht of er tot uniforme afspraken gekomen kan worden op gebied van hoeveelheden en prijs gekoppeld aan het kwaliteitsniveau dat de gemeente wil hanteren. Dat kan dan ook weer gerelateerd worden aan het aantal inwoners van die gemeente die daarin werkzaam kunnen zijn. Het bestuur van WAVA/IGO heeft de wens om vanuit de samenwerking en de solidariteitsgedachte te komen tot die uniformiteit zodat in de onderlinge verhoudingen gemeenten zich ook gelijk bediend en behandeld voelen.
Bedrijfsplan 2014
19 december 2013
5 van 25
Betekenis en acties lO^o beste medewerkers uit de groep leerwerken worden geselecteerd (ongeveer 25). Per extra plaatsing wordt gerekend met een netto saldo van C 3.000, -
Doelstelling 2013 en 2014 C 15.000, hogere netto omzet in 2013 en C 30.000, hogere netto omzet in 2014
Van 8 naar 7 afdelingen en van 4 naar 2 stafafdelingen
loo/o of 1 fte manager minder op korte termijn.
C 85.000, lagere kosten structureel
Door vacaturestop niet opvullen natuurlijk verloop in functie s.
Minimaal 7dienstverbanden eindigen als gevolg van natuurlijk verloop. Take n zullen herverdeeld worden in de organisatie.
C 80.000, lagere kosten in 2013 en C 200.000, lagere koste n in 2014
7 tijde lijke dienstverbanden worden nie t verlengd. Voor eind 2014 is e r 10 7o minde r reguliere formatie, e n totaal aantal FTE zal onde r 100 zijn. Aantal indirecte medewerkers daalt van 35 me t 5 naar 30 voor eind 2014.
C 100.000, lagere koste n in 2013 e n C 160.000, lagere koste n in 2014 e n ve rde r.
Bezuinigings maatregel 52 nieuwe plaatsingen, maximaal 47 vervallen, met saldo van + 5 per jaar
Tijdelijke krachte n niet ve rle nge n in !GO
0
Bedrijfsplan 2014
Realisatie 2013
" :
"
"
: . :
: -
•-."
-
\ .
.
- . \
"- v .
-:
.". - :
1;,.,- -: -^- 'r-
-: ~'
"
-
-
^
i
ý h'.ht
-
1
Ar-.-
v
—'.^
yyiyy^bĄ'ĩrs
.
"
/ - - . - i i d
::
'
T
T '
: : - "
-
i
ijs
-j
"
( ' ,-\ V i
1 _-
\ ^
^
19 december 2013
- -
J
^
~
ij) '
i
\
^ ( '
í
»
1 1
1
—
v
-
--
1
i
-
6 van 25
Bezuinigings maatregel Tijdelijke krachten niet verlengen in Entrada
Betekenis en acties 6 tijdelijke dienstverbanden worden niet verlengd.
Doelstelling 2013 en 2014 C 60.000, lagere kosten in 2013 en C 120.000, lagere kosten in 2014 en verder
Medewerkers detacheren aan gemeenten en partners.
Momenteel wordt 2,5 FTE aan regulier personeel gedetacheerd aan gemeenten. Over geheel 2013 wordt dit opgehoogd naar 3,5 FTE. Dit levert meer omzet op. In groenvoorziening wordt anders gewerkt. Ongeveer 25 Zo van de bussen in groenvoorziening worden geschrapt. Door minder accounts af te nemen van Equalit worden kosten bespaard. Eind 2014 zal er van 125 accounts terug gegaan zijn naar 100 accounts.
C 75.000, hogere omzet in 2013 en 2014
15 bussen minder op totaal van 65
0
Aantal ICT accounts verlagen
Bedrijfsplan 2014
C 20.000, lagere kosten in 2013 en C 140.000, lagere kosten in 2014 en verder
C 25.000, lagere kosten in 2013 en C 50.000, - lagere kosten in 2014
19 december 2013
Bezuinigings maatregel Verlagen huisvestingslasten
Verlagen rentekosten
Totaal effect van de maatregelen
Betekenis en acties Er zijn drie voorstellen gedaan die afhankelijk van de keuze van bestuur en de gemeenten hun effecten zullen hebben. Er zijn drie voorstellen gedaan die afhankelijk van de keuze van bestuur en de gemeenten hun effecten zullen hebben.
Doelstelling 2013 en 2014 p.m.
Realisatie 2013
p.m.
Hierover is nog geen keuze gemaakt door het bestuur en de gemeenten. Besluitvorming wordt in eerste maanden van 2014 voorbereid.
C 4 6 0 . 0 0 0 , - in 2013 en C 860.000 in 2014 en verder
Hierover is nog geen keuze gemaakt door het bestuur en de gemeenten. Besluitvorming wordt in eerste maanden van 2014 voorbereid
Ju J
, H
-
' -V
l
Bedrijfsplan 2014
19 december 2013
,-
.(.-Ik
^.
-
^
L v.
, ļ
-
8 van 25
2.2
SAMENWERKEN IN DE ARBEIDSMARKTREGIO MET ATEA EN WVS
Cedris heeft op basis van de benchmark over 2011 een rapport laten opmaken getiteld "optimalisering van het verdienvermogen". In dit rapport worden drie mogelijke sporen voor optimalisering van de bedrijfsvoering genoemd: 1: Binnen het eigen bedrijf 2: Binnen een cluster bedrijven in een arbeidsmarktregio 3: Binnen de keten in een arbeidsmarktregio Spoor 1 heeft bij WAVA/IGO zijn beslag gekregen in het bezuinigingsplan 2013/2014. Voor spoor 2 hebben de drie SW-bedrijven in de arbeidsmarktregio West-Brabant een projectplan opgesteld en een subsidieaanvraag ingediend. Als uitvoeringsbedrijven van onze gemeenten willen de drie bedrijven actief een bijdrage leveren aan de inhoud van de toekomstige ontwikkelingen in onze arbeidsmarktregio. Met name op het terrein van de gewenste functionaliteiten van het toekomstige "Werkbedrijf" bestaat de wens om kennis en kunde te verdiepen en te verbreden. De kwaliteiten van de bedrijven kunnen mogelijk versterkt door samenwerking op de inhoud te zoeken en krachten te bundelen. Daarbij wordt gekeken naar de werkgeversbenadering, naar de werknemersondersteuning en de bedrijfsvoering van de drie bedrijven Het project is NIET gericht op de bredere keten-samenwerking binnen de arbeidsmarktregio - het zogeheten spoor 3 - maar kan daarin wel ondersteunend werken. Te verwachten is dat voor die bredere ketensamenwerking in 2014 aparte programma's en subsidiestromen zullen ontstaan. 2.3
HAALBAARHEIDSONDERZOEK KRINGLOOPBEDRIJF OOSTERHOUT
Als gevolg van het beëindigen van het in eigen beheer fabriceren van producten op onze locatie in Oosterhout, beschikt WAVA over een restant van circa 1700m2 bedrijfshallen en circa 2550 m2 opslagruimte. Deze ruimten zijn onbenut en de kapitaalslasten zijn in de exploitatie niet gedekt. In 2013 jaar hebben wij ons bij collega SW bedrijven en private bedrijven laten informeren over de verschillende manieren waarop een kringloopbedrijf kan worden vormgegeven. Uit de gesprekken komt naar voren dat het exploiteren van een kringloopbedrijf een zeer geschikte vorm is om invulling te geven aan de gecombineerde missie van SW bedrijven en gemeenten. Een kringloopbedrijf biedt passend werk voor een brede doelgroep, biedt mensen de mogelijkheid om zich voor te bereiden op de terugkeer op de arbeidsmarkt, stimuleert het hergebruik van gebruiksgoederen en verbetert de regulering van afvalstromen. Een goede bedrijfsvoering levert een financieel positief resultaat op.
Bedrijfsplan 2014
9 van 25
Een kringloopbedrijf heeft ruimte nodig voor de winkel, het magazijn, de backoffice en de aan- en afvoer. Onze onbenutte ruimten kunnen hiervoor worden aangewend. De locatie in Oosterhout is hiervoor qua ligging geschikt. Een SW-bedrijf kan zelfstandig een Kringloopbedrijf opzetten en exploiteren, maar er kan ook gekozen worden voor een samenwerkingsvorm met een private partner, bijvoorbeeld in de vorm van een joint venture. De laatste vorm heeft als voordeel dat de externe partner kennis, ervaring en kapitaal in de samenwerking inbrengt en het risico wordt gedeeld. De medewerkers zijn op basis van loonwaarde individueel gedetacheerd of in Begeleid Werken in dienst van het Kringloopbedrijf. Om een gedegen beslissing te kunnen nemen en om het idee verder uit te werken, zal er in 2014 aan een aantal organisaties uit kringloopbranche gevraagd worden om een haalbaarheidsonderzoek te doen. Hierin zullen o.a. de mogelijkheden van samenwerking van een externe partij, de gemeente Oosterhout en !GO worden onderzocht. In eerste instantie richten wij ons op het gebied en de inwoners van de gemeente Oosterhout ( 56.000 inwoners). In een later stadium kan er eventueel een uitbreiding plaatsvinden naar de andere deelnemende gemeenten, waarbij we bestaande initiatieven zullen respecteren. Bij een positief haalbaarheidsonderzoek en definitieve bestuurlijke besluitvorming is een start van een mogelijk kringloopbedrijf mogelijk per oktober 2014.
2.4
ONDERSTEUNEN GEMEENTEN B I J TOEKOMSTIGE O N T W I K K E L I N G E N
De plannen voor één regeling aan de onderkant van de arbeidsmarkt zitten al enige jaren in de pen. Na de gedachte over de "Wet Werken naar vermogen" is het huidige kabinet aan de slag met de plannen voor een "Participatiewet". Gezien de politieke situatie in Nederland wordt er voortdurend met tal van partners binnen en buiten het parlement onderhandeld en worden er akkoorden gesloten en weer aangepast. De wettekst is onlangs aangeboden aan de Tweede Kamer, maar tegelijkertijd wordt er verder gesproken over tal van uitvoeringsvraagstukken die nog moeten volgen. De mogelijke ingangsdatum is gepland voor 1 januari 2015, maar er is nog veel onduidelijk. Niet zozeer de intentie van de ene regeling, maar vooral de daarmee aangekondigde bezuinigingen leidden tot zorgen bij de VNG, Divosa en Cedris over de betaalbaarheid van de uitvoering in de praktijk. Omdat de gemeenten en WAVA/IGO de afgelopen jaren al veel stappen vooruit hebben gezet bijvoorbeeld op het gebied van de werkgeversbenadering via WerkLink en het omvormen van WAVA/IGO naar een bedrijf dat nadrukkelijk gericht is op de beweging van binnen naar buiten en de plaatsing bij reguliere werkgevers, worden wij in de landelijke discussies veel geraadpleegd, bevraagd en betrokken door het ministerie, de kamerfracties, de VNG, UWV, Divosa en Cedris. WAVA/IGO is ook vertegenwoordigd in het landelijke bestuur van Cedris en met het vicevoorzitterschap zitten we aan de landelijke overleg- en onderhandelingstafels.
Bedrijfsplan 2014
19 december 2013
10 van 25
Met de mogelijke komst van de Participatiewet krijgen de gemeenten meer verantwoordelijkheden voor meer inwoners om die mee te laten doen in de samenleving. Daarbij neemt de beleidsvrijheid en het handelingsinstrumentarium toe, maar zullen de financiële middelen naar verhouding minder worden. Vanuit dit uitgangspunt oriënteren onze deelnemende gemeenten uit het Dongemondgebied zich samen op de wijze waarop ze die veranderende opgave aan zouden kunnen pakken. Daarbij wordt ook de samenhang met de andere decentralisatieoperaties bezien. Inmiddels is onder regie van de portefeuillehouders Sociale Zaken een visiedocument opgesteld. Dit visiedocument zal de komende tijd politiek besproken gaan worden. Vanuit het visiedocument zullen de gemeenten verder kunnen met het onderzoek naar de mogelijke uitvoering. Daarbij is het voor een groot deel nog afwachten wat daarvoor landelijk aan kaders wordt bepaald. Ook zal in dat onderzoek aan bod gaan komen welke rol en positie WAVA/IGO als eigen uitvoeringsbedrijf van die gemeenten in mag nemen. Vanuit de uitvoeringskennis en kunde die WAVA/IGO heeft zullen we hierbij de gemeenten bestuurlijk en ambtelijk inhoudelijk adviseren en ondersteunen. Daarbij zullen we samen en in opdracht van de ambtelijke organisaties ook in de uitvoering projecten aangaan die ons helpen in die zoektocht. Onderlinge samenwerking en uitwisseling van kennis en kunde via medewerkers wordt daarbij gestimuleerd op alle niveaus.
2.5
A C T I V I T E I T E N IN KADER Z E S T I G JAAR BESTAAN
Op 21 januari 2014 bestaat WAVA/IGO 60 jaar. Daar willen we gedurende een heel jaar op gepaste wijze aandacht aan besteden. De insteek is om op een creatieve manier en met zo weinig mogelijk financiële middelen allerlei activiteiten te organiseren. De financiële dekking zal moeten komen uit de bestaande begroting of via het genereren van extra middelen of bijdragen uit de activiteiten zelf. Daarbij willen we zoveel mogelijk medewerkers, partners, gemeenten, en inwoners betrekken. De activiteiten zijn dan gericht op het verder bekend maken van alle facetten van ons bedrijf om de doelstellingen nog beter onder de aandacht te brengen. Onder andere de volgende activiteiten gaan we ondernemen: 21 januari start van het iaar door bestuur en directie. Na een openingshandeling krijgen alle medewerkers maar ook de colleges van onze deelnemende gemeenten een kleine zelfgemaakte traktatie die we gedurende het hele jaar ter beschikking stellen bij bijeenkomsten.
Bedrijfsplan 2014
19 december 2013
11 van 25
Inrichten en openstelling van een museum kamer We gaan aan de inwoners en (oud)-personeelsleden middels sociale media, krant enz. vragen om spullen en herinneringen, die op WAVA/IGO betrekking hebben. Deze willen we gedurende een heel jaar in een museumkamer tentoonstellen. Voor groepen inwoners of medewerkers van een of meerder bedrijven organiseren we rondleidingen. Eind september organisatie van bijzonder Event Op donderdag 18 september 2014 willen we in de middag en avond een evenement organiseren. Gedacht wordt aan een congres-gedeelte met sprekers waarbij de laatste stand van zaken van de Participatiewet aan de orde kan komen en de verschillende modellen die zich in de uitvoeringspraktijk voordoen. Dit congresgedeelte zal vooral voor publieke bestuurders en uitvoerders aantrekkelijk kunnen zijn. In het tweede deel van de middag met een doorloop naar de avond willen we een evenement houden voor de arbeidsmarktregio West-Brabant waarbij we samen met onze collega-bedrijven willen optrekken en vooral maatschappelijke instellingen en het bedrijfsleven willen uitnodigen. Doordat het Event bij !GO zal worden gehouden ontstaat er de mogelijkheid om de vrijdag daarop de aangeklede ruimte te gebruiken voor een personeelsfeest. 2.6
ONTWIKKELINGEN IN DE B E D R I J F S V O E R I N G
Naast de hiervoor genoemde activiteiten vinden er binnen de bedrijfsvoering in 2014 tal van activiteiten plaats die voor de continuïteit of verbetering van de dienstverlening van belang zijn. In het kort gaat het onder andere om: Personeelszaken » Na de verbeterslagen van de afgelopen jaren wordt ter afronding gewerkt aan een generiek functieboek voor de medewerkers. Uitgegaan wordt van een beperkt aantal functies en niveaus. Dit past in de doelstellingen en de ontwikkeling van het bedrijf en de toekomst. Wellicht verkrijgen we subsidie voor dit project dat landelijk belangstelling geniet. » Na de aanbesteding van de Arbo-dienstverlening zullen we met een nieuwe arbodienstverlener gaan werken. Binnen ons beleidskader zullen we mede door een aangepaste interne werkwijze nadrukkelijker inzetten op terugdringen van het verzuim. » Na de aanbesteding van het vervoer op maat zullen we in 2014 opnieuw het vervoer in gaan regelen en afstemmen met de mogelijke vervoerder en de medewerkers die het betreft. » Vanaf 2014 is het ook mogelijk om bij WAVA ook als vrijwilliger te werken. Daarmee wordt een extra mogelijkheid toegevoegd aan de wijze waarop WAVA werk kan bieden aan onze inwoners. Hiervoor wordt een regeling ontworpen. » In 2014 wordt mede op verzoek van gemeenten en werkgevers onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van het opzetten van een uitzend- en detacheringsconstructie speciaal voor de doelgroep.
Bedrijfsplan 2014
19 december 2013
12 van 25
Financiën en ICT » Via een aanbesteding zal in 2014 een nieuw bedrijfssysteem moeten worden gekozen en ingericht voor 1 januari 2015. In 2013 heeft een uitgebreid oriënterend onderzoek plaatsgevonden en zijn in samenspraak de wensen en eisen goed in beeld gebracht. « Er wordt een softwarepakket aangeschaft om de personeelsplanning, de vervoersplanning en de urenverantwoording te ondersteunen. Doel is de flexibiliteit in de planning inzichtelijker te krijgen, te vergroten en uren registratie te vergemakkelijken. In de bedrijfsvoering levert dit dus ook besparingen op in de personele capaciteit en het rendement van de inzet bij groepsdetacheringen kan omhoog. » Het aanpassen van de administratie aan de gewijzigde begrotingsopzet en het herinrichten van de rapportages voor de managementinformatie.
Bedrijfsplan 2014
19 december 2013
13 van 25
3.
WAT MAG HET KOSTEN IN 2 0 1 4 ?
3.1
BEELD VAN DE FINANCIËLE ONTWIKKELINGEN IN 2013
De halfjaarrapportage van IGO over 2013 liet zien dat er op dat moment C 315.000 achtergelopen werd op de begroting. Op zichzelf is dat beeld bij een halfjaarrapportage niet ongewoon gezien de voorgaande jaren. Duidelijk werd daarbij wel dat dit voor een groot deel wordt veroorzaakt door een structurele tegenvaller als gevolg van de invoering van de Wet uniformering loonbegrip. Voor het hele jaar 2013 komt dat effect uit op C 230.000. Dit effect werkt structureel door in 2014 en verder en is daarom ook in dit bedrijfsplan verwerkt. Bij het opstellen van dit bedrijfsplan is er inmiddels inzicht in de cijfers tot en met het derde kwartaal 2013. Daaruit blijkt dat de verwachting is dat de begroting 2013 gehaald gaat worden en voor een groot deel volgens de verwachting zal verlopen. Binnen de product-markt combinaties zijn er afwijkingen te zien die soms voordelig en soms nadelig zijn en ook kunnen we rekenen op een aantal incidentele baten. Vooral het sneller realiseren van een aantal bezuinigingsmaatregelen heeft een positief effect. De effecten van 2013 zijn meegenomen in de voorliggende bedrijfsplan en op basis van actuele gegevens is de begroting 2014 die in juni 2013 is vastgesteld daarmee aangepast. 3.2
TRANSPARANTIE EN INZICHT TOEGENOMEN
In 2013 is in overleg met de financiële medewerkers van de gemeenten een nieuwe opzet van de begroting tot stand gekomen. De doelstelling om te komen tot meer transparantie in waar de kosten zitten, inzicht in vaste kosten uit verleden en inzicht in resultaten van activiteiten voor markt en overheid. Dit inzicht lijkt al voor een voor een groot deel bereikt, maar wordt ook verder aangescherpt. Zo is in het voorliggende bedrijfsplan scherper gekeken naar de gehanteerde volgorde van de indeling en de gehanteerde begrippen. Bovendien hebben er enkele interne verschuivingen van kostenposten plaatsgevonden. Dit alles sluit beter aan bij wat landelijk gebruikelijk is. De verschuivingen worden apart toegelicht. De doelstelling is om inzichtelijk te krijgen waar feitelijk de gemeentelijke bijdrage voor nodig is. Uit de voorliggende begroting blijkt dat die gemeentelijke bijdrage feitelijk nodig is voor de vaste lasten die WAVA deels meeneemt uit het verleden en voor het tekort op de rijkssubsidie. De exploitatie zelf verloopt budgettair neutraal. Hiermee neemt ook de vergelijkbaarheid met andere SW-organisaties toe.
Bedrijfsplan 2014
19 december 2013
14 van 25
3.3
DE BEGROTING 2014 Werkelijk Begroting I e Begroting Bedrijfsplan 2012 2013 2014 2014
I
Subsidieresultaat Rijkssubsidie Begeleid werken Doorbetaalde subsidie buitenqemeenten Totaal beschikbaar voor WAVA Vervoer doelgroep Personeelslasten Totaal subsidieresultaat
I I V a s t e lasten WAVA Gebouw Huuropbrengst derden Doorbelast gebruik gebouw Rente lening BNG Werklink Enerqie Totaal
I I I O v e r h e a d !GO Bedrijfskosten Indirect personeel Doorbelast gebruik gebouw Doorbelastinq naar PMC's
15.200 5201.300-
15.992 5501.240-
13.450
13.380
13.917-
13.905-
13.950-
14.202 28014.983-
119-
455-
570-
1.061-
628395
705-
705140
150123-
150125-
152127-
705160 455 235155130-
506-
980-
844-
610-
1.2792.213-
1.5942.070-
1.4502.010-
3.492
3.664
3.460
1.2502.0101153.375
15.518 5661.154-
15.300 520-
13.798
-
Totaal
1.330-
-
-
-
IV Exploitatieresultaat Product-Markt C o m b i n a t i e s
V
7.661
9.370 1.7257.645
9.485 1.9457.540
3.6612543993.492-
3.6202704903.664-
3.4402804603.460-
3.440-
7.806-
8.044-
7.640-
1.023-
383-
5
1.648-
1.818-
1.409-
1.671-
1.546
1.818
1.409
1.671 610 1.061
Omzet Kosten van de omzet Netto Omzet
8.936 2.1536.783
9.326 1.665-
Loonkosten direct Kosten vervoer Beheerskosten Doorbelasting overhead Doorbelast qebruik gebouw Totaal kosten PMC Exploitatie resultaat Totaal resultaat
V I Gemeentelijke bijdrage - Vaste lasten - Subsidieresultaat
VII Saldo
Bedrijfsplan 2014
3853.3753407.540-
-
102-
19 d e c e m b e r 2 0 1 3
15 v a n 25
3.4
TOELICHTING PER C A T E G O R I E EN PRODUCT-MARKT-COMBINATIE
Voor 2014 sluit de begroting. De gemeentelijke bijdrage komt voor 2014 op C 1.671.000,- en bestaat uit het tekort op de vaste lasten (C 610.000,- ) en het subsidieresultaat (C 1.061.000,-). Dit is lager dan de bijdrage over 2013 conform het bezuingingsplan, maar hoger dan de oorspronkelijke begroting 2014 als gevolg van het structurele effect van de Wet Uniformering loonbegrip. Hieronder treft u een toelichting per onderwerp: I Subsidieresultaat WAVA ontvangt van zowel van de deelnemende gemeenten als van de gemeenten die geïndiceerden werkzaam hebben bij WAVA een aan de taakstelling gerelateerde rijksbijdrage. Een deel van deze bijdrage wordt één-op-één doorbetaald aan collega SW-bedrijven voor de bij die bedrijven werkzame inwoners van onze deelnemende gemeenten. Het resterende bedrag staat ter beschikking voor de betaling van de personeelskosten. Naar aanleiding van wat landelijk gebruikelijk is worden in 2014 de kosten van het Vervoer Op Maat toegerekend aan het subsidieresultaat en niet aan de PMC's. Ten opzichte van de l begroting 2014 neemt daarom hier het tekort toe met de kosten van het vervoer op maat (C 280.000,-) en de structurele effecten van de Wet Uniformering Loonbegrip (C 230.000,-). De uitbreiding van de taakstelling heeft daarentegen een positief effect van ongeveer C 19.000,- omdat de aanvangssalarissen van de nieuwe medewerkers op Wettelijk Minimumloon en dus onder het niveau van de rijkssubsidie liggen. e
Werkelijk Begroting l e Begroting Bedrijfsplan 2012 2013 2014 2014 Subsidieresultaat Rijkssubsidie Begeleid werken Doorbetaalde subsidie buitengemeenten Totaal beschikbaar voor WAVA Vervoer doelgroep Personeelslasten Totaal subsidieresultaat
15.518 5661.154-
15.300 5201.330-
15.200 5201.300-
15.992 5501.240-
13.798
13.450
13.380
13.917-
13.905-
13.950-
14.202 28014.983-
119-
455-
570-
1.061-
II Vaste Lasten De vaste lasten bestaan uit de kosten voor het gebouw, de daaraan te relateren energiekosten en de bijdrage van WAVA aan de werkgeverbenadering via WerkLink. Hiertegenover staat dat de huuropbrengsten van derden hierop in mindering worden gebracht. Anderzijds vindt een interne doorberekening voor het eigen gebruik van het gebouw door WAVA/IGO plaats tegen marktconforme tarieven. Daarnaast zijn voor het jaar 2014 de kosten van de lening bij BNG toegevoegd.
Bedrijfsplan 2014
19 december 2013
16 van 25
Het bedrijfsplan 2014 laat ten opzichte van de eerste begroting 2014 een daling zien van de vaste lasten. Dit is het gevolg van de verschuivingen zoals hiervoor toegelicht. Werkelijk Begroting l e Begroting Bedrijfsplan 2012 2013 2014 2014 V a s t e l a s t e n WAVA Gebouw Huuropbrengst derden Doorbelast gebruik gebouw Rente lening BNG Werklink Energie Totaal
628395
705-
705140
150123-
150125-
152127-
705160 455 235155130-
506-
980-
844-
610-
III Overhead De Overheadkosten bestaan uit de salariskosten voor het indirecte personeel en die bedrijfskosten die niet rechtstreeks te verbijzonderen zijn naar de PMC's. De som van deze kosten wordt verdeeld naar de PMC's naar rato van het aantal medewerkers en een factor voor het feitelijk gebruik van de centrale diensten. Voor 2014 zijn de kosten van de lening uit de overhead gehaald en overgebracht naar de vaste lasten. Daartegenover staat dat een bedrag van C 115.000,- toegerekend wordt aan de overhead uit hoofde van het gebruik van het gebouw door het indirect werkzame personeel. Het bedrijfsplan laat voor 2014, behoudens de toerekening van kosten voor het eigen gebruik van het gebouw een verdere daling van de kosten voor indirect personeel zien. Dit is het gevolg van de ingezette bezuinigingsmaatregelen en de beweging van indirect naar direct personeel zoals die in 2013 is ingezet.
Werkelijk Begroting l e Begroting Bedrijfsplan 2012 2013 2014 2014 O v e r h e a d !GO Bedrijfskosten Indirect personeel Doorbelast gebruik gebouw Doorbelasting naar PMC's
1.2792.213-
1.5942.070-
1.4502.010-
3.492
3.664
3.460
1.2502.0101153.375
Totaal
Bedrijfsplan 2014
19 december 2013
17 van 25
IV
Exploitatieresultaat
per Product-Markt
Combinatie
Beschermd Werk en Carrousel Om het inzicht in de bedrijfsvoering te verbeteren zijn de resultaten per PMC in beeld gebracht. Duidelijk mag zijn dat de kosten voor beschermd werk en carrousel hoger uitvallen dan de opbrengsten. Wel wordt binnen de afdeling Beschermd Werk door de betreffende medewerkers hun loonwaarde gerealiseerd en wordt daarmee een deel van de kosten terugverdiend. Op basis van de realisatie 2013 zien we dat de kosten hier goed beheerst worden en in het bedrijfsplan een verbetering van het resultaat verwacht wordt ten opzichte van de eerste begroting 2014.
Beschermd Werk Werkelijk Begroting 2012 2013
l e Begroting 2014
Bedrijfsplan 2014
Omzet
892.721
850.000
900.000
Kosten van de omzet
109.677-
100.000-
110.000-
1.300.000 375.000-
Netto omzet
786.105
750.000
790.000
925.000
Loonkosten direct
580.870-
660.000-
630.000-
650.000-
Kosten Vervoer Doorbelast gebruik gebouw
253.574-
270.000-
280.000180.000-
53.544-
60.000-
60.000-
60.000-
859.022-
902.000-
860.000-
920.000-
Totaal kosten PMC
1.747.010-
1.892.000-
1.830.000-
1.810.000-
Exploitatie
960.905-
Beheerskosten Doorbelasting overhead
resultaat
Carrousel Werkelijk 2012 Omzet Kosten van de omzet Netto omzet Loonkosten direct Kosten Vervoer Doorbelast gebruik gebouw Beheerskosten
1.142.000-
Begroting 2013
l e Begroting 2014
-
221.591-
1.040.000-
312.000-
-
6.944-
885.000-
Bedrijfsplan 2014
310.000-
200.00070.000-
5.000-
5.000-
Doorbelasting overhead
763.689-
802.000-
760.000-
665.000-
Totaal kosten PMC
992.224-
1.114.000-
1.075.000-
940.000-
Exploitatie
resultaat
Bedrijfsplan 2014
992.224-
1.114.000-
19 december 2013
1.075.000-
940.000-
18 van 25
De overige activiteiten tonen een begroot netto positief resultaat zoals u kunt zien in onderstaande tabellen: Re-integratie Bij re-integratie is uitgegaan van een netto omzet van C 430.000, -. De afgelopen jaren hebben ons geleerd dat deze omzet lastig te voorspellen is en sinds 2010 een forse daling heeft laten zien. In 2013 is de omzet behaald door de detachering van medewerkers van WAVA/IGO bij onze deelnemende gemeenten naast de verkoop van reguliere re-integratie producten. Voor 2014 wordt op basis van de realisatie van 2013 een minder positief resultaat begroot dan eerder werd aangenomen. Re-integratie Werkelijk 2012 Omzet
440.730
Begroting 2013 800.000
l e Begroting 2014 700.000 80.000-
Bedrijfsplan 2014 600.000 170.000-
Kosten van de omzet
175.682-
100.000-
Netto omzet
265.047
700.000
620.000
430.000
Loonkosten direct Doorbelast gebruik gebouw
318.780-
192.000-
185.000-
210.000-
Beheerskosten Doorbelasting overhead Totaal kosten PMC Exploitatie
resultaat
-
-
-
-
9.271-
20.000-
15.000-
10.000-
75.500-
75.500-
50.000-
50.000-
403.551-
287.500-
250.000-
270.000-
138.504-
412.500
370.000
160.000
Groen Voor groen is in het bedrijfsplan C 200.000, - minder omzet begroot dan in de eerste begroting voor 2014. Redenen hiervoor zijn het verlies van een grote externe klant en de toenemende druk op de budgetten van de gemeenten. Tevens wordt hiermee inhoud gegeven aan de voortzetting van de beweging van binnen naar buiten, waardoor in toenemende mate personeel uit de groenvoorziening bij derden gedetacheerd zal worden. Dit kan niet anders dan leiden tot een geleidelijke terugloop van de maximaal te behalen omzetten. Anderzijds wordt door de kostenbesparingen uit het bezuinigingsplan wel het exploitatiesaldo verbeterd.
Bedrijfsplan 2014
19 d e c e m b e r 2 0 1 3
19 v a n 25
Groen Werkelijk 2012 3.968.644
Omzet
Begroting 2013 4.300.000
l e Begroting 2014 4.200.000
Bedrijfsplan 2014 4.000.000
Kosten van de omzet
1.183.327-
1.100.000-
Netto omzet
2.785.316
3.200.000
3.220.000
3.060.000
Loonkosten direct Doorbelast gebruik gebouw
1.672.217-
1.619.000-
1.475.000-
1.365.000-
280.000-
260.000-
Beheerskosten
-
-
940.000-
10.000-
954.355-
300.0001.002.000-
950.000-
930.000-
Totaal kosten PMC
2.896.164-
2.921.000-
2.705.000-
2.565.000-
Exploitatie
110.848-
279.000
515.000
495.000
Doorbelasting overhead
resultaat
269.593-
980.000-
Publieke dienstverlening Publieke dienstverlening is een prima vorm van leren en werken in een zo regulier mogelijke omgeving. Voor een deel van de medewerkers wordt daarmee ook een stap naar plaatsing en detachering mogelijk. Wij krijgen positieve reacties van onze gemeenten over de manier waarop wij onze taken vervullen en zien een verdere uitbreiding van werkzaamheden in 2014 bij de resterende deelnemende gemeenten. De netto omzet neemt daarom toe, maar door verbeterde inzichten in de toerekening van de kosten gaan we uit van een gelijkblijvend exploitatieresultaat. Publieke dienstverlening Begroting Werkelijk 2012 2013
l e Begroting 2014
Bedrijfsplan 2014
Omzet
896.838
966.000
820.000
Kosten van de omzet
177.163-
150.000-
105.000-
210.000-
Netto omzet
719.675
816.000
715.000
890.000
Loonkosten direct Doorbelast gebruik gebouw
383.437-
349.000-
350.000-
490.000-
1.100.000
-
-
30.929-
60.000-
50.000-
30.000-
Doorbelasting overhead
195.791-
205.000-
200.000-
220.000-
Totaal kosten PMC
610.156-
614.000-
600.000-
775.000-
Beheerskosten
Exploitatie
resultaat
Bedrijfsplan 2014
109.519
202.000
19 december 2013
35.000-
115.000
115.000
20 van 25
Plaatsing en detachering De goede resultaten binnen plaatsing en detachering zoals die zich in 2012 voordeden zijn aanleiding geweest om de lat voor 2013 iets hoger te leggen. In 2013 is echter gebleken, dat de marktomstandigheden het lastig maakten om de beoogde doelstellingen te halen. Tegelijkertijd staat de inhoudelijke doelstelling voor 2013 én 2014 nog wel overeind. De oorspronkelijke begroting voor 2014 is daarom maar licht naar beneden bijgesteld en het zal een uitdaging worden deze te realiseren. Plaatsing en detachering Begroting Werkelijk 2013 2012 Omzet
2.737.153
Kosten van de omzet Netto omzet
2.229.711
Loonkosten direct Doorbelast gebruik gebouw Beheerskosten Doorbelasting overhead Totaal kosten PMC Exploitatie
507.442-
resultaat
483.874-
2.410.000 215.0002.195.000 488.000-
I e Begroting 2014 2.750.000 450.0002.300.000 490.000-
-
-
Bedrijfsplan 2014 2.485.000 250.0002.235.000 525.00045.000-
28.856-
50.000-
50.000-
20.000-
644.096-
677.000-
640.000-
590.000-
1.156.826-
1.215.000-
1.180.000-
1.180.000-
1.072.885
980.000
1.120.000
1.055.000
Plaatsing en detachering laat zich bovendien nog splitsen in Individuele Detacheringen, Groepsdetacheringen en Begeleid Werken. Onderstaand wordt een nadere specificatie van deze verschillende onderdelen gegeven: Plaatsing en detachering GroepsIndividuele detachering Detachering Omzet
1.400.000
Kosten van de omzet Netto omzet
5.0001.395.000
Loonkosten direct Eigen gebruik gebouw
535.000 20.000515.000
Begeleid Werken
Bedrijfsplan 2014
550.000
2.485.000
225.000325.000
250.0002.235.000
165.000-
340.000-
20.000-
525.000-
25.000-
15.000-
5.000-
45.000-
-
20.000-
10.000-
10.000-
Doorbelasting overhead
220.000-
350.000-
20.000-
590.000-
Totaal kosten PMC
420.000-
715.000-
45.000-
1.180.000-
Beheerskosten
Operationeel
Bedrijfsplan 2014
resultaat
975.000
200.000-
19 d e c e m b e r 2 0 1 3
280.000
1.055.000
2 1 v a n 25
3.3
SAMENVATTING
De activiteiten Beschermd werk en Carrousel kosten geld Het bedrijfsplan laat duidelijk zien dat de basisactiviteiten van het bedrijf geld kosten. De activiteiten Beschermd Werk en de Carrousel zijn nodig om onze medewerkers een beschutte werkplek te bieden en in beweging te brengen naar andere plekken op de werkladder. Toch wordt de loonwaarde van de medewerkers terugverdiend en daarmee een deel van de begeleidingskosten. Overige activiteiten leveren geld op en maken exploitatie kostendekkend De naar buiten gerichte activiteiten laten duidelijk zien dat ze geld opleveren en renderend zijn en daarmee de kosten voor de basisactiviteiten kunnen opheffen. Om dat resultaat te kunnen realiseren is wel omzet nodig van publieke en private partijen. De begroting laat daarmee zien dat de organisatie als zodanig in de exploitatie budgettair neutraal kan opereren. Gemeentelijke bijdrage nodig voor kosten buiten de exploitatie De kosten die buiten de exploitatie vallen en voor WAVA/IGO eigenlijk niet beïnvloedbaar zijn bepalen de omvang van het totale tekort en de benodigde gemeentelijke bijdrage. Hierbij valt een onderscheid te maken tussen de vaste lasten, die redelijk gelijk zullen blijven over de komende jaren en met name zullen fluctueren met de omvang van de mogelijke verhuur of beëindiging van verhuurcontracten van het onroerend goed aan derden. Het subsidieresultaat zal de komende jaren wellicht verslechteren als gevolg van de kabinetsplannen. Dalende subsidiebedragen zullen er mogelijk toe leiden, dat het gat tussen de subsidieinkomsten en de personeelskosten van onze SW-medewerkers zal toenemen. Voor het komende jaar willen we gezien het bovenstaande samen met de gemeenten onderzoek doen naar de wenselijkheid om te komen tot een andere manier van toerekening van de gemeentelijke bijdrage. In het bezuinigingsplan zijn daar mogelijke voorstellen voor aangereikt. De ontwikkelingen inzake de participatiewet maken dat het niet wenselijk lijkt de vaste lasten nog langer te verbinden aan een budget per geplaatste SW-er, maar om daar een vaste verdeelsleutel voor te hanteren per gemeente. Dit maakt het transparanter en eerlijker op de langere termijn.
Bedrijfsplan 2014
19 d e c e m b e r 2 0 1 3
22 v a n 25
1
4.
O V E R I G E PARAGRAFEN
4.1
WEERSTANDSVERMOGEN EN R I S I C O ' S
Algemeen De Gemeenschappelijke Regeling WAVA beschikt over een kleine algemene reserve. Deze reserve dient om onvoorziene risico's die samenhangen met de uitvoering af te dekken. Eind 2012 bedragen de reserves C 613.000, -. Een voorstel voor het bepalen van de gewenste omvang van de algemene reserve heeft in 2009 plaatsgevonden. Het bestuur besloot in 2010 om besluitvorming aan te houden met het oog op de op dat moment lopende regionale discussie over dit onderwerp. Inmiddels is door een nieuw voorstel gedaan, in overeenstemming met hetgeen bepaald is in het artikel 212 verordening die voor WAVA van kracht is. Besluitvorming over dit voorstel vindt plaats ten tijde van de presentatie van dit bedrijfsplan. Risico's voor het j a a r 2014 » Het niet realiseren van de netto-opbrengst. Onzekerheden in de economie, versterkt door de kredietcrisis, maken dat er ook in 2014 nog steeds sprake is van prijsdruk en verminderde omzetten bij afnemers. Met name heeft de onderneming te maken met een terugloop in de individueel detacheringsplaatsen. » Niet realiseren van de omzet voor re-integratie voor onze gemeenten ondanks de bijgestelde lagere raming. « De mogelijkheid dat de activa en de beschikbare menskracht niet in voldoende mate kunnen worden uitgenut bij het wegvallen van de omzet. » Een eventuele stijging van de loonkosten SW in het kader van CAO onderhandelingen, in combinatie met het niet of onvoldoende stijgen van de rijkssubsidie. » Het niet kunnen invullen van de taakstelling. « Door de eisen die gesteld worden aan de indicatiestelling is er sprake van een kwalitatief steeds zwakker wordende doelgroep. Dit vergt meer begeleidingskosten en de inverdiencapaciteit neemt af. Dit hangt ook samen met het genoemde risico in de realisatie van de netto-opbrengst. » Door de beweging 'van binnen - naar buiten' is er minder behoefte aan huisvesting. WAVA onderzoekt voortdurend, naast de verhuur van de vrijgekomen ruimte aan derden, of er een structurele oplossing te vinden is voor de verminderde behoefte aan bedrijfsruimte. Risico's I onzekerheden voor latere j a r e n : » Onduidelijkheid en onvoldoende inzicht in de plannen en de effecten van de invoering van de Participatiewet en de daaruit voortvloeiende effecten en de besluitvorming bij gemeenten omtrent de toekomst van WAVA/IGO. » Daling van de rijkssubsidie per SW-er voor de jaren vanaf 2015 » Geen nieuwe instroom in de SW, waardoor activiteiten die door WAVA/IGO uitgevoerd worden mogelijk onder druk komen te staan of niet langer op de efficiëntst mogelijke manier kunnen worden uitgevoerd.
Bedrijfsplan 2014
19 d e c e m b e r 2 0 1 3
23 v a n 25
4.2
ONDERHOUD KAPITAALGOEDEREN
Algemeen WAVA heeft de gebouwen van de hoofdvestiging in eigendom, hierdoor ligt ook de verantwoordelijkheid voor het onderhoud bij WAVA. De omvang van de gebouwen en het terrein maakt dat in 2008 gekozen is om de staat van het onderhoud en de planning van toekomstig onderhoud goed in beeld te krijgen. Het rapport van het bureau Planon heeft geresulteerd in het starten van een onderhoudsprogramma, gebaseerd op dit rapport. De kosten voor de looptijd van het plan worden door ons gelijkmatig aan de jaren toegerekend en zijn naar verwachting voldoende om in de kosten te kunnen voorzien. Financiële consequenties De begroting 2014 voorziet verder in de kosten van doorlopend gepland onderhoud en inspectie, en waar nodig reparatie van installaties en andere voorzieningen. Ontwikkelingen In 2009 is een onderhoudsplan voor de gebouwen, installaties en voorzieningen opgesteld. Als gevolg hiervan is een betere planning van activiteiten en gelijkmatiger verdeling van kosten mogelijk geworden. 4.3
FINANCIERING EN TREASURY
Algemeen In de Wet FIDO (Financiering Decentrale Overheden) is bepaald dat de begroting een treasuryparagraaf dient te bevatten. WAVA is in de afgelopen jaren sterk afhankelijk gebleken van externe financiering. Dit wordt veroorzaakt door het ontbreken van voldoende eigen vermogen. De financieringsbehoefte is in het verleden ingevuld door een eenmalige kapitaalinjectie door de deelnemende gemeenten, een lening van de BNG en door kaS'/daggeldleningen bij de BNG. In het verleden hebben de gemeenten conform de bepalingen van de Gemeenschappelijke Regeling WAVA de tekorten van 'de WAVA' aangezuiverd. Liquide middelen In de liquide middelen wordt voorzien door: » Eigen vermogen. » Een langlopende lening groot C 6.062.547, - bij BNG met een looptijd tot december 2034. Het rentepercentage bedraagt vast 3,84 Zo tot december 2014. « Een langlopende lening groot C 3.250.000, - per ultimo 2013 bij BNG met een looptijd tot april 2020. Het rentepercentage bedraagt voor de periode tot en met april 2015 vast 2,28 7o. « Een kredietfaciliteit van C 1.588.230,- bij de BNG. 0
0
In het kader van de bezuinigingen is de doorlopende kredietfaciliteit bij de Rabobank beëindigd.
Bedrijfsplan 2014
19 d e c e m b e r 2 0 1 3
2 4 v a n 25
Het betalingsverkeer is volledig geautomatiseerd en verloopt middels een systeem van elektronisch bankieren. SEPA De systemen van WAVA/IGO zijn aangepast en ingericht om volledig deel te kunnen nemen aan de gewijzigde manier van betalen, met nieuwe rekeningnummers en aangepaste aanleveringsformats van de betalingsopdrachten. Op dit moment werken onze systemen al foutloos zodat de invoering per februari 2014 geen problemen mogen opleveren. Wet FIDO De wet FIDO is ook van toepassing op gemeenschappelijke regelingen en daarmee dus ook op de Gemeenschappelijke Regeling WAVA. Als uitvloeisel hiervan is een treasurystatuut voorgeschreven. Het fungerende treasurystatuut is in 2009 vastgesteld. Gelet op de gemaakte afspraken met de deelnemende gemeenten, waarbij de begrote gemeentelijke bijdrage op kwartaalbasis vooraf, aan WAVA wordt vergoed, verwacht WAVA voorlopig geen beroep te hoeven doen op de kasgeldfaciliteit bij BNG. Wet HOF De Wet HOF lijkt ook van toepassing te gaan zijn op de WAVA als verlengd lokaal bestuur. Bij de samenstelling van de jaarrekening zal toetsing aan de wet plaatsvinden en zal bezien worden of en hoe invulling gegeven moet worden aan de wet. De wet is 10 december 2013 door de eerste kamer aangenomen en nog niet gepubliceerd in de staatscourant. Schatkistbankieren Een andere overheidsmaatregel is het Schatkistbankieren. Hiervoor heeft WAVA alle benodigde voorbereidingen genomen om per 16 december 2013, direct bij aanvang, deel te kunnen nemen aan het Schatkistbankieren. 4.4
VERBONDEN PARTIJEN
De deelnemende gemeenten in de gemeenschappelijke regeling zijn: Aalburg, Drimmelen, Geertruidenberg, Oosterhout, Werkendam en Woudrichem. Daarnaast zijn binnen de gemeenschappelijke regeling de volgende rechtspersonen aanwezig: » IGO B.V., ten behoeve van het aangaan van samenwerkingsverbanden met derden, gericht op de verbetering van de mogelijkheden voor de uitvoering van de doelstelling van WAVA. IGO heeft in 2014de volgende deelneming. » Entrada A.I.D. B.V., 100 Zo deelneming. Entrada A.I.D. B.V. is de entiteit waarin onder meer de werknemers vanuit andere contracten dan de WSW, ambtenaren en het regulier personeel worden verloond. o
Bedrijfsplan 2014
19 d e c e m b e r 2 0 1 3
25 v a n 25
VOORSTEL AAN DE RAAD
Onderwerp
Deltaprogramma
Volgnr.
2014-013
Portefeuillehouder
wethouder B. de Peuter
Ambtenaar
S. Ouwerkerk
Afdeling
Ruimtelijke Ordening
Datum voorstel
11 februari 2014
Opiniërende raad
25 februari 2014
Agendapunt 11
Besluitvormende raad
11 maart 2014
Agendapunt
Samenvatting De conceptvoorkeursstrategieën voor het Deltaprogramma zijn bekend. Aan de besturen in het betreffende gebied is gevraagd advies te geven over de strategieën. Voor Woudrichem is de strategie Waal/Merwedes van belang. Wij stellen voor om de voorkeursstrategie voor de Waal/Merwedes te onderschrijven. Deze strategie houdt in dat een nevengeul wordt gerealiseerd over de Groesplaat. Deze en andere opmerkingen bij de voorkeursstrategie en het vervolgtraject staan in de conceptreactie van uw raad. Beslispunten Instemmen met de conceptreactie op de voorkeursstrategieën voor de Merwedes en op het discussiestuk over de contouren voor de voorkeursstrategie Rivieren. Bijlagen ter inzage in de raadskamer Deze bijlagen zijn ook digitaal beschikbaar op www.woudrichem.nl/gemeenteraad 1. Conceptreactie op de voorkeursstrategie voor Waal/Merwedes. 2. Aanbiedingsbrief provincie Noord-Brabant (17 december 2013) 3. Voorkeursstrategie Waal en Merwedes (conceptadvies november 2013) 4. Contouren voor de voorkeursstrategie Rivieren (discussiestuk 9 december 2013)
Advies opiniërende vergadering
Reactie college
raadsvoorstel nr. 2014-013 pagina 1/4
VOORSTEL AAN DE RAAD 1. Inleiding De conceptvoorkeursstrategieën voor het Deltaprogramma zijn bekend. Aan de besturen in het gebied is gevraagd advies te geven over en antwoord te geven op de vragen: 1. Kunt u de (potentiële) voorkeursstrategie (hierna afgekort VKS) voor Maas (bedijkte en onbedijkt) en /of Waal/Merwedes onderschrijven? 2. Heeft u kanttekeningen of zorgpunten bij de voorkeursstrategie? 3. Heeft u opmerkingen die u wilt meegeven voor het vervolgtraject, gericht op de vorming van een regioadvies richting stuurgroepen Rijn en Maas van het Deltaprogramma? Voor Woudrichem is de VKS Waal/Merwedes van belang. Deze VKS houdt in dat een nevengeul wordt gerealiseerd over de Groesplaat. Deze en andere opmerkingen bij de voorkeursstrategie en het vervolgtraject staan in de conceptreactie. Deltaprogramma Rivieren heeft inmiddels ook het discussiestuk “contouren voor de Voorkeursstrategie Rivieren’ opgesteld. Dit document vat de belangrijke uitkomsten van de verschillende regioprocessen samen tot een beeld voor het gehele Nederlandse rivierengebied. U wordt tevens gevraagd de opvattingen hierover te geven. In bijgevoegde conceptreactie wordt daarom ook op dit discussiestuk ingegaan. 2. Beleidskader, doel en effect Binnen het regioproces werken Rijkswaterstaat, provincie(s), waterschappen en gemeenten samen, met inbreng van belangenorganisaties. Dit gebeurt onder regie van de provincie, zoals afgesproken binnen het Deltaprogramma. We richten ons op een toekomstbestendige beveiliging tegen overstroming vanuit de grote rivieren. En we richten ons daarbij tevens op maatregelen die de ruimtelijke kwaliteit van het gebied verbeteren. In 2012 hebben we samen kansrijke strategieën en maatregelen in beeld gebracht. Ook daarover is toen politiek-bestuurlijk geconsulteerd. Vanuit dit voorwerk zijn we dit jaar samen op zoek gegaan naar een voorkeursstrategie met bijbehorend maatregelenpakket. Het resultaat daarvan is bijgevoegd. Voor meer informatie over de context van het Deltaprogramma, verwijzen wij u naar de bijlage van de aanbiedingsbrief van de provincie (bijlage 2) 3. Argumenten en kanttekeningen Het regioproces voor de Merwede heeft zich vooral gericht op de vraag welke rivierverruimingsmaatregelen aanvaardbaar zijn. Dijkversterking is sowieso op veel plekken langs de Merwede nodig vanwege piping. Die noodzaak staat goed verwoord in de voorkeursstrategie. De VKS die voor Woudrichem wordt voorgesteld, is het realiseren van één of meerdere nevengeulen door de Groesplaat (zie bijlage 2). De strategie ‘groene rivier’ en andere opties voor rivierverruiming hebben niet de voorkeur gekregen. 1. Landschappelijke kenmerken Tijdens het proces zijn de kwaliteiten van het gebied Waal/Merwede verkend (zie ook bijlage 2). Op basis hiervan is een aantal aspecten te benoemen die van belang zijn geweest bij de keuze van rivierverruimingsmaatregelen. De Merwede is van origine een rivier met meerdere geulen en eilanden. In dat licht zijn nevengeulen in beginsel passend in het buitendijkse gebied. Zij kunnen bijdragen aan landschap, ecologie en recreatie. Openheid, mede als gevolg van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, is wezenskenmerk van het binnendijkse gebied tussen de dorpen. Aantasting daarvan door nieuwe hoge dijken voor groene rivieren is zeer ongewenst. Langs de Afgedamde Maas boven de Andelse sluis wordt op Gelders grondgebied in het Munnikenland ruimte gemaakt voor de Waal. In Brabant is daarom bij de Afgedamde Maas ruimte voor rivierverruiming onnodig. Ingrepen in of aan de vesting Woudrichem die het cultuurhistorisch aanzien schaden dienen voorkomen te worden.
raadsvoorstel nr. 2014-013 pagina 2/4
VOORSTEL AAN DE RAAD Rivierverruiming buitendijks, via geulen in de uiterwaarden, biedt hier volop kansen voor natuurontwikkeling in de uiterwaarden tussen Woudrichem en Werkendam. Nevengeulen bieden mogelijkheden voor diverse vissoorten. Door nevengeulen omspoelde platen vormen groeiplaats voor een gevarieerde flora en bieden aan vogels een veilige plek. Bij Woudrichem in de uiterwaarden kunnen ruimte voor de rivier, recreatieve ontwikkeling en natuurbouw hand in hand gaan. Aandachtspunt zijn de aardkundige waarden. De Merwedebrug vormt behalve een markant object een flessenhals voor de rivierafvoer; ook aan de zuidzijde dient het landhoofd daarom doorlaatbaar te worden gemaakt. Bij Werkendam is er in de uiterwaarden slechts beperkt ruimte voor rivierverruiming. Er is gezocht naar mogelijkheden om rivierverruiming via dijkverlegging te realiseren. Vanuit de gemeente Werkendam is voorgesteld om verlegging van de Merwededijk te koppelen aan havenontwikkeling. Dit voorstel is verworpen door de gemeenteraad. Dat er geen havenontwikkeling tussen Sleeuwijk en Werkendam komt is daarmee een feit. De optie “dijkverlegging” staat echter nog in de concept-voorkeursstrategie (met eerst een studiefase naar alternatieven). 2. De opgave (vanuit klimaat, normering, piping) Globaal genomen betekent klimaatverandering dat in het landelijke beleid ervan uitgegaan wordt dat bij Lobith 18.000 kubieke meter water per seconde ons land kan binnenstromen. Circa 12.000 kubieke meter hiervan passeert tussen Gorinchem en Woudrichem. Dit betekent een waterstandsverhoging ook in dit gebied. Door toepassing van de analysenorm wordt de veiligheidsopgave versterkt: voor het Land van Altena 1: 4000 ( tot nog toe 1: 2500). Daarnaast speelt bodemdaling. Door de slappe ondergrond zakken de dijken, vooral in het noordwestelijke deel van het gebied ( Zuid-Holland). 3. Mogelijkheden dijken In de fase van de kansrijke strategieën is geconstateerd dat een aanpak van de opgave in Brabant volledig te realiseren zou zijn met dijkverhoging, maar dat daar ook problemen uit zouden voortvloeien. Als de te verwachten hogere afvoeren alleen gepareerd zouden worden met hogere dijken, zouden bij Woudrichem ingrijpende maatregelen nodig kunnen zijn bij en in de vesting. Dijkversterking zou ook problematisch zijn daar waar aan twee zijden van de dijk bebouwing staat, zoals vooral in Werkendam. Langs de noordelijke Afgedamde Maas, tussen Woudrichem en Sleeuwijk, en langs het Steurgat is dijkversterking veelal prima uitvoerbaar. 4. Keuzes in het regioproces In het regioproces is een groot aantal mogelijke rivierverruimingsmaatregelen afgevallen. Dit betreft allereerst de groene rivieren. Weliswaar zijn deze effectief voor verlaging van de waterstand op de Waal, maar de kosten zijn heel hoog. De ruimtelijke inpasbaarheid is zeer problematisch (met name openheid, cultuurhistorische waarden Nieuwe Hollandse waterlinie en historische dijklinten). Daarnaast zijn er negatieve neveneffecten van sommige varianten op de waterstand in het Steurgat en in de Amer. Voorts zou het rendement van de investeringen in hoogwatermaatregelen in de Noordwaard dalen. Het volstrekte gebrek aan regionaal draagvlak vormt ook een belangrijk argument om deze opties te laten vervallen. 5. Meekoppelkansen De meekoppelkansen van een buitendijkse nevengeul van Woudrichem naar Sleeuwijk zitten in natuurontwikkeling, mits bestaande rivierduintjes en ooibossen gehandhaafd blijven. In de Visie Woudrichemse Waterkant zien wij mogelijkheden voor verbetering van de locatie van de camping. Aandachtspunt vlakbij de Merwedebrug is de NAVObrug. Daarvan liggen de pijlers nog in de uiterwaarden. Nader te bezien is of en hoe deze ingepast kunnen worden.
raadsvoorstel nr. 2014-013 pagina 3/4
VOORSTEL AAN DE RAAD 4. Financiën Helderheid over financiële consequenties In het discussiestuk “Contouren voorkeursstrategie Rivieren” wordt als derde principiële uitspraak (pagina 11) helderheid over het financiële kader als cruciaal genoemd. In zowel de VKS Maas (vooral pagina’s 50 en 51) als de VKS Waal (pagina 31) wordt dit aspect benadrukt. Die gewenste duidelijkheid is er nu nog niet. Dat betreft bijvoorbeeld wat er gebeurt indien het budget ontoereikend is, wanneer nieuwe prioriteiten gesteld moeten worden aan de volgorde van uitvoering (strategische keuze 4 in discussiestuk, pagina 22) en of toch op eventuele financiële bijdragen van de regio wordt gerekend. Wij bepleiten duidelijkheid van het Rijk over de financiële aspecten en gaan ervan uit dat alle maatregelen in de VKS worden bekostigd door het rijk en de waterschappen. 5. Aanpak In de loop van maart 2014 vindt opnieuw een bestuurlijk overleg plaats met als doel op basis van de adviezen van de raden tot een gezamenlijk regionaal advies te komen. Dit advies zal gericht zijn aan de stuurgroep Delta Maas van Deltaprogramma Rivieren. 6. Communicatie In de documenten worden op diverse plaatsen de burger en burgerparticipatie genoemd, zoals in de VKS Waal (pagina’s 31 en 32). Daar wordt uitgelegd dat burgerparticipatie nu nog niet aan de orde is, omdat het om strategieen beleidsontwikkeling gaat en nog niet om concrete besluiten over maatregelen. Vooral in de vervolgfase dient dit een prominent punt van aandacht te zijn. Dat onderschrijven wij in de conceptreactie. 7. Regionale en lokale aspecten Afstemming met Visie Woudrichemse Waterkant In het project Visie Woudrichemse Waterkant wordt rekening gehouden met de voorkeursstrategie voor een nevengeul op de Groesplaat. Regionale samenwerking De voorkeursstrategieën zijn afgestemd in meerdere bijeenkomsten in regioverband (de ‘regioprocessen’). De VKS voor het deelgebied Waal/Merwedes is in samenwerking met Werkendam, het Waterschap en de provincie Noord-Brabant tot stand gekomen. Afweging rivierbreed Voor uw raad zijn lokale aspecten van groot belang. Het is goed dat u zich ervan bewust blijft, dat uiteindelijk ook bovenlokale en zelfs nationale belangen afgewogen worden. Dat gebeurt op riviertakniveau (Bedijkte Maas, Waal/Merwedes) maar ook voor het gehele rivierengebied en de delta. De strategische keuzes in het discussiestuk (pagina’s 19-22) maken dit duidelijk. In deze fase gaat het immers niet om lokale maatregelen maar om een strategie, een visie, een richting voor de lange termijn. 8. Besluit Wij stellen u voor het bijgevoegde raadsbesluit vast te stellen. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woudrichem, de secretaris, de burgemeester, A.G. Dolislager
raadsvoorstel nr. 2014-013 pagina 4/4
A. Noordergraaf
RAADSBESLUIT
De raad van de gemeente Woudrichem, gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 11 februari 2013, aangaande de conceptvoorkeursstrategieën met betrekking tot het Deltaprogramma, gehoord het advies van de opiniërende vergadering d.d. 25 februari 2014
besluit:
1.
In te stemmen met de conceptreactie op de voorkeursstrategieën voor de Merwedes en de Bergse Maas en op het discussiestuk over de contouren voor de voorkeursstrategie Rivieren.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Woudrichem van 11 maart 2014.
de voorzitter, A. Noordergraaf
raadsbesluit nr. 2014-013 pagina 1/1
de griffier, P.A. Paulides- Ruitenberg
Provincie Noord-Brabant t.a.v. B.J.C.J. van den Reek Postbus 90151 5200 MC 'S-HERTOGENBOSCH
Geachte heer Van den Reek, datum 11 maart 2014
Op 17 december 2013 ontvingen wij van u de documenten voor de bestuurlijke consultatie over de resultaten van de regioprocessen van het Deltaprogramma Rivieren. Deze documenten hebben wij voorgelegd aan de gemeenteraad van Woudrichem.
uw kenmerk
In zijn vergadering van 25 februari 2014 heeft de opiniërende raad hierover gedebatteerd en op 11 maart 2014 heeft de raad de volgende reactie vastgesteld.
uw brief van
1. De voorkeursstrategie voor de Maas/Merwedes wordt door de raad ondersteund. Daartoe heeft hij het volgende overwogen.
ons kenmerk
Landschappelijke kenmerken Tijdens de regioprocessen zijn de kwaliteiten van het gebied Waal/Merwede verkend. Op basis hiervan is een aantal aspecten te benoemen die van belang zijn geweest bij de keuze van rivierverruimingsmaatregelen. De Merwede is van origine een rivier met meerdere geulen en eilanden. In dat licht zijn nevengeulen in beginsel passend in het buitendijkse gebied. Zij kunnen bijdragen aan landschap, ecologie en recreatie. Openheid, mede als gevolg van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, is wezenskenmerk van het binnendijkse gebied tussen de dorpen. Aantasting daarvan door nieuwe hoge dijken voor groene rivieren is zeer ongewenst. Langs de Afgedamde Maas boven de Andelse sluis wordt op Gelders grondgebied in het Munnikenland ruimte gemaakt voor de Waal. In Brabant is daarom bij de Afgedamde Maas ruimte voor rivierverruiming onnodig. Ingrepen in of aan de vesting Woudrichem, die het cultuurhistorisch aanzien schaden, dienen voorkomen te worden. Rivierverruiming buitendijks, via geulen in de uiterwaarden, biedt hier volop kansen voor natuurontwikkeling in de uiterwaarden tussen Woudrichem en Werkendam. Nevengeulen bieden mogelijkheden voor diverse vissoorten. Door nevengeulen omspoelde platen vormen een groeiplaats voor een gevarieerde flora en bieden aan vogels een veilige plek. Bij Woudrichem in de uiterwaarden kunnen ruimte voor de rivier, recreatieve ontwikkeling en natuurbouw hand in hand gaan. Aandachtspunt zijn de aardkundige waarden. De opgave (vanuit klimaat, normering, piping) Globaal genomen betekent klimaatverandering dat in het landelijke beleid ervan uitgegaan wordt dat bij Lobith 18.000 kubieke meter water per seconde ons land kan binnenstromen. Circa 12.000 kubieke meter hiervan passeert tussen Gorinchem en Woudrichem. Dit betekent een waterstandsverhoging, ook in dit gebied. Door toepassing van de analysenorm wordt de veiligheidsopgave versterkt: voor het Land van Altena 1: 4000 ( tot nog toe 1: 2500). Daarnaast speelt bodemdaling. Door de slappe ondergrond zakken de dijken, vooral in het noordwestelijke deel van het gebied ( Zuid-Holland).
17 december 2013
onderwerp reactie bestuurlijke consultatie Woudrichem behandelaar S. Ouwerkerk doorkiesnummer 0183-308100 bijlagen 1 kopie aan
Gemeentehuis Raadhuisplein 1 4285 cp Woudrichem Correspondentieadres: Postbus 6 4285 zg Woudrichem Telefoon 0183 308100 Telefax 0183 303380
[email protected] www.woudrichem.nl
Mogelijkheden dijken In de fase van de kansrijke strategieën is geconstateerd dat een aanpak van de opgave in Brabant volledig te realiseren zou zijn met dijkverhoging, maar dat daar ook problemen uit zouden voortvloeien. Als de te verwachten hogere afvoeren alleen gepareerd zouden worden met hogere dijken, zouden bij Woudrichem ingrijpende maatregelen nodig kunnen zijn bij en in de vesting. Dijkversterking zou ook problematisch zijn daar waar aan twee zijden van de dijk bebouwing staat, zoals vooral in Werkendam. Langs de noordelijke Afgedamde Maas, tussen Woudrichem en Sleeuwijk, en langs het Steurgat is dijkversterking veelal prima uitvoerbaar. Keuzes in het regioproces In het regioproces is een groot aantal mogelijke rivierverruimingsmaatregelen afgevallen. Dit betreft allereerst de groene rivieren. Weliswaar zijn deze effectief voor verlaging van de waterstand op de Waal, maar de kosten zijn heel hoog. De ruimtelijke inpasbaarheid is zeer problematisch (met name openheid, cultuurhistorische waarden Nieuwe Hollandse waterlinie en historische dijklinten). Daarnaast zijn er negatieve neveneffecten van sommige varianten op de waterstand in het Steurgat en in de Amer. Voorts zou het rendement van de investeringen in hoogwatermaatregelen in de Noordwaard dalen. Het volstrekte gebrek aan regionaal draagvlak vormt ook een belangrijk argument om deze opties te laten vervallen. Meekoppelkansen De meekoppelkansen van een buitendijkse nevengeul van Woudrichem naar Sleeuwijk zitten in natuurontwikkeling, mits bestaande rivierduintjes en ooibossen gehandhaafd blijven. In de Visie Woudrichemse Waterkant zien wij mogelijkheden voor verbetering van de locatie van de camping. Aandachtspunt vlakbij de Merwedebrug is de NAVO-brug. Daarvan liggen de pijlers nog in de uiterwaarden. Nader te bezien is of en hoe deze ingepast kunnen worden. 2. Helderheid over financiële consequenties In het discussiestuk “Contouren voorkeursstrategie Rivieren” wordt als derde principiële uitspraak helderheid over het financiële kader als cruciaal genoemd. In zowel de VKS Maas als de VKS Waal wordt dit aspect benadrukt. Die gewenste duidelijkheid is er nu nog niet. Dat betreft bijvoorbeeld wat er gebeurt indien het budget ontoereikend is, wanneer nieuwe prioriteiten gesteld moeten worden aan de volgorde van uitvoering en of toch op eventuele financiële bijdragen van de regio wordt gerekend. Wij bepleiten duidelijkheid van het Rijk over de financiële aspecten en gaan ervan uit dat alle maatregelen in de VKS worden bekostigd door het rijk en de waterschappen. 3. Communicatie In de documenten worden op diverse plaatsen de burger en burgerparticipatie genoemd. Daar wordt uitgelegd dat burgerparticipatie nu nog niet aan de orde is, omdat het om strategie- en beleidsontwikkeling gaat en nog niet om concrete besluiten over maatregelen. Vooral in de vervolgfase dient dit een prominent punt van aandacht te zijn. Dat onderschrijven wij. Wij verzoeken u deze reactie mee te nemen in het vervolgproces in het bestuurlijk overleg in de provincie Noord-Brabant. Hoogachtend, Het college van burgemeester en wethouders van Woudrichem, de secretaris, de burgemeester,
A.G. Dolislager
A. Noordergraaf
2
Voorkeursstrategie Waal en Merwedes Waterveiligheid, motor voor ontwikkeling Stuurgroep Delta-Rijn, Stuurgroep Rijnmond Drechtsteden Conceptadvies, november 2013
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1. Introductie 1 De aanleiding: het Deltaprogramma 1 De voorkeursstrategie: rivierverrruiming en dijkversterking in een krachtig samenspel 1 Het regioproces 2 Leeswijzer 3 Hoofdstuk 2. Karakteristiek van het gebied
4
Hoofdstuk 3. De opgaven 6 Hoofdstuk 4. Principes en uitgangspunten 10 Hoofdstuk 5. Voorkeursstrategie Waal en Merwedes: een krachtig samenspel van rivierverruiming en dijkversterking 14 Ruimtelijke visie 14 Een krachtig samenspel van rivierverruiming en dijkversterking 15 Adaptief deltamanagement: Slim programmeren en meekoppelen 15 Wijze van programmeren 16 Hoofdstuk 6. Ons advies concreet gemaakt 17 Algemeen Een krachtig samenspel van rivierverruiming en dijkversterking 17 Slim programmeren en meekoppelen: adaptief deltamanagement 18 Verfijningsslag met langsdammen en hoogwatervrije terreinen 18 Doelbereik en kosten 20 Beschrijving van de maatregelen per riviertraject Boven-Rijn/Waalbochten (Lobith-Nijmegen) 21 Programmering 21 De keuzes toegelicht 22 Retentie 23 Op orde brengen en houden: de grensoverschrijdende dijkringen 24 Pannerdensch Kanaal 25 Programmering 25 De keuzes toegelicht 25 Midden-Waal (Nijmegen-Tiel) 26 Programmering 26 De keuzes toegelicht 26 Beneden-Waal (Tiel- Gorinchem) 27 Programmering 27 De keuzes toegelicht 27 Parel 28 Merwedes 29 Programmering 29 De keuzes toegelicht 29 Hoofdstuk 7. Inzichten en aandachtspunten 31 Van proces tot inzicht 31 Governance 31 Instrumenten 32 Beschermingsniveau en veiligheidsnormering 33 Internationale context 33 foto voorpagina: Beeldbank Rijkswaterstaat
Hoofdstuk 1: Introductie De aanleiding: het Deltaprogramma
Als gevolg van klimaatverandering wordt verwacht dat de maatgevende afvoer van onze grote rivieren de komende eeuw zal stijgen. Tegelijkertijd stijgt de zeespiegel, daalt de bodem en is er meer te beschermen, de economische waarden en het aantal inwoners achter de dijken nemen nog altijd toe. De huidige veiligheidsnormen, die dateren uit de jaren zestig, zijn voor de toekomst niet meer afdoende: Nederland stapt over op de overstromings-risicobenadering. Met het Deltaprogramma wil het kabinet zorgen dat Nederland goed is voorbereid, nu en in de toekomst. Door vooruit te kijken en nu keuzes te maken, die ons land ook in de verre toekomst voldoende veiligheid tegen overstromingen garanderen. Anticiperen op klimaatverandering, zeespiegelstijging en bodemdaling. Centraal in het Deltaprogramma staan vijf deltabeslissingen. Dit zijn hoofdkeuzen voor de aanpak van waterveiligheid en zoetwatervoorziening in Nederland. De deltabeslissingen geven richting aan de maatregelen die Nederland hiervoor inzet, op korte en lange termijn. De Deltacommissaris brengt in 2014 voorstellen voor de deltabeslissingen uit. Het kabinet neemt hierover in 2014/2015 een besluit. De voorstellen voor de deltabeslissingen worden voorbereid in 9 deelprogramma’s. Voor de riviersystemen Maas en Rijntakken is het deelprogramma Rivieren ingericht. Het deelprogramma Rijnmond Drechtsteden bereidt de keuzes voor voor waterveiligheid in het benedenrivierengebied.
De voorkeursstrategie: rivierverruiming en dijkversterking in een krachtig samenspel
Dit document bevat het conceptadvies van het regioproces Waal/Merwedes voor de Stuurgroep Delta-Rijn en de Stuurgroep Rijnmond Drechtsteden. De stuurgroepen kunnen op basis hiervan adviseren aan de Deltacommissaris over de langtermijnstrategie voor waterveiligheid in de Nederlandse Rivieren. Wij leven in de meest veilige delta van de wereld, vanuit het perspectief van waterveiligheid. Daar zijn wij trots op en dat willen wij graag zo houden. Dat vraagt om aandacht en onderhoud en dat leidt tot diverse opgaven. Feitelijk voldoen op dit moment de dijken op grote schaal niet meer aan de bestaande normering. Het rivierengebied loopt daardoor op dit moment (te) veel risico op overstromingen die grote maatschappelijke ontwrichting als gevolg zouden hebben. De balans tussen veiligheid en potentiële schade is niet goed. Tegelijkertijd is het rivierengebied toe aan een nieuwe, strengere waterveiligheidsnorm. De huidige norm is te laag, aangezien het aantal inwoners en de economische waarden achter de dijken sterk zijn toegenomen sinds deze norm werd vastgesteld. Bovendien neemt door klimaatverandering de afvoer door onze grote rivieren toe en stijgt de zeespiegel, terwijl met name in het westen de bodem daalt. We hebben dus wat te doen en de voorkeursstrategie speelt hier op in, met concrete, preventieve maatregelen voor de periode tot 2030. Bovendien geeft de voorkeursstrategie een ontwikkelingsperspectief voor de lange termijn. De voorkeursstrategie is het resultaat van een intensief regioproces, onder regie van de provincie Gelderland. Met de overheidspartners is hard gewerkt aan een totaalbeeld, vanuit een breed perspectief op alle functies langs de rivieren, startend bij de opgave vanuit waterveiligheid. We hebben de kans benut om daarin een ruimtelijke kwaliteitsslag tot stand te brengen, in samenhang met noodzakelijke dijkversterking. Alles begint en eindigt tenslotte bij het op orde zijn en blijven van onze dijken. Dit heeft een strategie opgeleverd waarmee we ons riviersysteem robuust houden. Met een goede mix van ruimtelijke maatregelen en dijkversterking, met ruimte voor ontwikkelingskansen: rivierverruiming en dijkversterking in een krachtig samenspel. De voorkeursstrategie heeft een ruggengraat van grote ruimtelijke ingrepen en dijkversterking. Hiermee wil de regio een nieuw icoon neerzetten voor het Nederlandse Watermanagement, dat ‘over de grenzen’ heen als voorbeeld genomen wordt. De regio ziet waterveiligheid als een ‘motor’, voor het combineren van initiatieven, het zoeken van win-win. Voor de toekomst ligt de uitdaging voor dit met een integrale en afgestemde programmering in te vullen. Met als resultaat de best beschermde delta van de wereld te zijn en blijven, nu en in de toekomst. In dit advies verwoordt de regio (vertegenwoordigd in de stuurgroepen) haar voorkeursstrategie, voor het op orde brengen en houden van de waterveiligheid in het rivierengebied, voor wat betreft de Waal en Merwedes (inclusief de Boven-Rijn en het Pannerdensch Kanaal). Met deze voorkeursstrategie adviseert de regio aan de
1
beide stuurgroepen, hoe invulling gegeven kan worden aan de verschillende waterveiligheidsopgaven. ‘De regio’ bestaat uit bestuurlijke en ambtelijke vertegenwoordigers van de provincies Gelderland, Noord Brabant en Zuid Holland, de gemeentes, de waterschappen Rijn&IJssel en Rivierenland en Rijkswaterstaat. Daarnaast zijn maatschappelijke groeperingen (vertegenwoordigd in de klankbordgroep van Deltaprogramma Rivieren) en de Spiegelgroep WaalWeelde gedurende het regioproces op sleutelmomenten uitgenodigd te reflecteren op de (tussentijdse) resultaten. In enkele gevallen - daar waar grote maatschappelijke effecten uit de strategie zijn af te leiden – is een begin gemaakt met communicatie met (groepen) bewoners. Daar waar maatregelen uit de strategie in de toekomst worden uitgewerkt, vraagt dit uiteraard ook uitwerking in de participatie en governance. De gemeente Werkendam neemt een afwijzend standpunt in ten aanzien van de geformuleerde voorkeursstrategie, ten opzichte van de andere bestuurlijke vertegenwoordigers die deze strategie wel onderschrijven. Dit afwijkende standpunt vindt zijn grondslag in de motie die de gemeenteraad van Werkendam op 11 november 2013 aannam. Hierin spreekt de raad uit niet in te stemmen met een dijkteruglegging tussen Werkendam en Sleeuwijk, noch met de meekoppelkans van een havenontwikkeling1. Het conceptadvies van de stuurgroepen wordt in de periode december t/m februari door de provincie Gelderland voor consultatie voorgelegd aan bestuurders van provincie, waterschappen en gemeenten en aan maatschappelijke organisaties. Na de consultatieperiode rondt de provincie, in samenspraak met de regiopartners, het advies namens de regio af. De Stuurgroep Rijn-Maas Delta biedt het advies van de regio in april aan de Deltacommissaris aan, als input voor de Deltabeslissingen Rijn Maas Delta en de Deltabeslissing Waterveiligheid. Het Deltaprogramma Rivieren zal de verschillende regioadviezen verwerken tot een Basisdocument Voorkeursstrategie, dat zij in april 2014 voor vaststelling aanbiedt aan de landelijke Stuurgroep Deltaprogramma. Het regioproces is een vervolg op het trechteringsproces dat plaatsvond in de fase van kansrijke strategieën. Deze fase werd in februari afgerond met het aanbieden van de rapportage ‘Kansrijke Strategieën Waal, Merwedes en IJssel Zuid’, aan het Deltaprogramma Rivieren.
2011
Gebiedsopgave
Mogelijke strategieën
Voorbereiding
2012
Kansrijke strategieën
2013
Voorkeursstrategie
Regioprocessen
2014
Voorstel deltabeslissing
Kabinetsbesluit
Het trechteringsproces naar de deltabeslissingen
Het regioproces De voorkeursstrategie voor de Waal en Merwedes (waaronder begrepen de Boven-Rijn, het Pannerdensch Kanaal, de Waal en de Merwedes) is het resultaat van een intensief samenwerkingsproces in de regio. De afweging voor de voorkeursstrategie van de Waal heeft betrekking op de Waal, de Boven-Rijn, het Pannerdensch kanaal . In dit gebied is aan het regioproces deelgenomen door alle aangrenzende riviergemeenten, de waterschappen Rijn&IJssel en Rivierenland, de veiligheidsregio Gelderland Zuid, de Spiegelgroep WaalWeelde, maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven, de provincie Gelderland en het Deltaprogramma Rivieren. Het regioproces voor de Waal maakte gebruik van het bestaande overlegnetwerk van WaalWeelde. Langs de Merwedes, het benedenstroomse deel van het westelijke rivierengebied, namen de aangrenzende riviergemeenten, het waterschap Rivierenland, de regio Alblasserwaard/Vijfheerenlanden en de provincies Gelderland, Zuid-Holland en Noord-Brabant deel aan het regioproces. De Merwedes raken aan twee deelprogramma’s: het Deltaprogramma Rivieren en het Deltaprogramma
2
Kaart van het Waal en Merwedes gebied
Rijnmond Drechtsteden. Uiteraard hebben de Waal en Merwedes een sterke hydraulische relatie en moeten de waterveiligheidsopgaven en de gekozen oplossingen voor deze rivieren in samenhang met elkaar worden bezien. Om die reden heeft in het regioproces voortdurend afstemming tussen beide processen plaatsgevonden, vanuit een gezamenlijk bestuurlijk opdrachtgeverschap, van de stuurgroepen Rijnmond-Drechtsteden en DeltaRijn. Zowel voor de Waal als de Merwedes geldt dat partijen zijn samengebracht in werksessies, om tot een samenhangende voorkeursstrategie te komen voor beide rivieren. De bouwstenen uit deze werksessies vormden de input voor het advies aan de stuurgroepen van het Deltaprogramma Rijnmond Drechtsteden en van het Deltaprogramma Rivieren. De resultaten van de werksessies in het overgangsgebied van de Waal en de Merwedes, zijn gedeeld in gezamenlijke bestuurlijke overleggen van deze deelprogramma’s. Binnen het Deltaprogramma is de samenwerking tussen de deelprogramma’s Rivieren en Rijnmond Drechtsteden het meest intensief geweest. Vanuit de regio zijn deze deltaprogramma’s gedurende het gehele proces nauw betrokken geweest, om te zorgen voor een goede aansluiting op de resultaten en het afwegingsproces dat hieraan ten grondslag ligt. Ook regionale bestuurders zijn gedurende het proces goed op de hoogte gehouden, en op cruciale momenten in het proces in de gelegenheid gesteld te reageren en sturen op de resultaten, via de bestuurlijke overleggen Merwedes en WaalWeelde.
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 gaan wij in op de gebiedskenmerken van de Waal en Merwedes. In hoofdstuk 3 zetten wij de waterveiligheidsopgaven uiteen. Dit vullen wij aan met de principes en uitgangspunten die wij voor de voorkeursstrategie hanteerden (hoofdstuk 4). Hoofdstuk 5 gaat in op de ruimtelijke visie, die ten grondslag ligt aan de voorkeursstrategie, onze definitie van een krachtig samenspel van rivierverruiming en dijkversterking en van het begrip ‘adaptief deltamanagement’, dat ten grondslag lag aan de programmering van de strategie. Tenslotte lichten we in dit hoofdstuk onze wijze van programmeren toe. In hoofdstuk 6 maken we de voorkeursstrategie concreet, per traject. We sluiten af met een aantal overwegingen en aandachtspunten voor het vervolg.
1 In het regioproces is onderzocht of er mogelijkheid is voor meekoppeling van rivierverruimende maatregelen met de mogelijke aanleg van een derde haven. De raad spreekt zich uit tegen een dijkteruglegging aangezien deze raakt aan het belang van aangrenzende bewoners en bedrijven. Bovendien is men van mening dat onvoldoende duidelijkheid bestaat over een alternatief in de vorm van dijkversterking en –verhoging, en de positieve en negatieve effecten daarvan. Ook stelt de gemeenteraad dat de mogelijkheden van alternatieve rivierverruimende maatregelen in de afweging nader onderzocht zouden moeten worden.
3
Hoofdstuk 2. Karakteristiek van het gebied De Waal en Merwedes zijn de grootste, breedste en meest druk bevaren rivieren van ons land en hoofdtransportas voor de scheepvaart. Deze rivieren worden gevoed door de Boven-Rijn, die bij Lobith ons land binnenkomt. Bij het splitsingspunt van de Pannerdensche Kop verdeelt het water zich over de Waal en het Pannerdensch Kanaal. Het Pannerdensch Kanaal vormt de verbinding tussen de Boven-Rijn en de Neder-Rijn en IJssel. Het kanaal werd in de 18de eeuw aangelegd om de waterafvoer naar de Nederrijn en de IJssel te waarborgen. Na circa 80 kilometer, bij Slot Loevestein waar de Maas vroeger verbonden was met de Waal, gaat de Waal over in de Merwede. Bij hoge afvoeren stroomt 64% van het Rijnwater via de Waal. De Waal begrenst dijkring 43 (Betuwe/Tieler- en Culemborgerwaarden) aan de zuidzijde en de dijkringen 41 en 38 aan de noordzijde (Land van Maas en Waal en Bommelerwaard). Langs de Boven-Rijn ligt dijkring 48 aan de rechteroever. Boven-Rijn en Waal De Boven-Rijn en Waal (de Waal) zijn werkrivieren. Landbouw, scheepvaart en watergebonden bedrijvigheid zijn er belangrijke economische dragers. Met het brede, licht meanderende rivierbed en de grootschalige uiterwaarden is de Waal een robuuste en weidse rivier. Het gebied kent een rijke cultuurhistorie, waarvan de oude handelsplaatsen, kastelen en ruïnes getuigen. De eeuwenlange strijd tegen het water is zichtbaar aan de dijken, wielen en strangen. Veel dijkbebouwing is onder invloed van eerdere dijkversterkingen verdwenen. Van oudsher is het gebied een bron van delfstoffen. Klei- en zandwinning heeft sporen in het landschap achter gelaten, in de vorm van restanten van grootschalige ontgrondingen en steenfabrieken. De Waal loopt overwegend door landelijk gebied, door een typisch rivierenlandschap van oeverwallen en komgebieden. Op een aantal plaatsen grenzen steden aan de rivier. Landbouw is er een belangrijke functie, zowel in de uiterwaarden als in het aangrenzende binnendijkse gebied. Vanaf de Duitse grens tot de Pannerdense Kop heeft het landschap van de Boven-Rijn een min of meer industrieel karakter, afgewisseld met natuur. Vanaf het splitsingspunt gaat de Boven-Rijn over in de Waal. Langs de Waalbochten bij Millingen en Ooij voert natuur de boventoon, met de stuwwal op de achtergrond. Na het stadsfront van Nijmegen worden de uiterwaarden relatief smal tot Deest. Hier vallen de landgoederenzones aan de noordoever op. Tussen Deest en Tiel is het karakter van de werkrivier weer goed zichtbaar en zijn de uiterwaarden breed, om vervolgens tot Ophemert weer te versmallen. Na de Waalbocht bij Heesselt slingert de Waal en zijn de uiterwaarden weer breed. Vanaf het stadsfront van Zaltbommel neemt de invloed van de westelijke verstedelijking toe. Hier wordt het landschap meer multifunctioneel, met natuurgebieden, bedrijvigheid en wonen.
Foto Waal ter hoogte van de Waalbochten, bij Millingen en Ooij
4
Merwedes Ook voor de Merwedes is de typering werkrivier van toepassing. De Boven-, Beneden- en Nieuwe Merwede zijn brede scheepvaartroutes. Benedenstrooms van Gorinchem bevindt zich op de noordelijke oever een vrijwel aaneengesloten lint van stedelijke bebouwing. Er zijn slechts enkele landelijke accenten in het stedelijke front aanwezig. De maritieme sector is er een belangrijke economische factor. Aan de zuidzijde overheerst het landelijke karakter, door de grootschalige akkerbouw en het natuurgebied De Biesbosch, met haar stelsel van kreken en platen. De Biesbosch en het Land van Heusden en Altena vormen een open buffer tussen de verstedelijkte gebieden. De Merwedes raken aan drie dijkringen, namelijk de dijkringen 16, 23 en 24, met de steden Gorinchem, Hardinxveld-Giessendam, Sliedrecht en Papendrecht aan de noordkant en Werkendam, Sleeuwijk en Woudrichem met de natuur van de Sliedrechtse Biesbosch (gemeente Dordrecht) aan de zuidzijde. De polders liggen er vaak diep en het gebied is dichtbevolkt. Ook concentreert zich in het benedenrivierengebied veel economisch kapitaal.
Foto Beneden Merwede ter hoogte van Sliedrecht
Invloedsgebied waterstanden De waterstand in het benedenrivierengebied is afhankelijk van de afvoeren van de Rijn en de Maas, de zeewaterstand en de wind. Ter hoogte van Rotterdam is de zeeinvloed dominant, bij Gorinchem domineert de rivierinvloed. In het gebied van de Drechtsteden is juist de combinatie van zeeinvloed en rivierafvoer bepalend. De invloed van het getij werkt door vanaf zee tot aan Zaltbommel. Dijken in het landschap Voor zowel de Waal als de Merwedes geldt dat de dijken een prominent element in het landschap vormen. Eerst en vooral als ‘rots in de branding’ van het Nederlandse waterveiligheidsbeleid, maar ook als markant lijnelement en onlosmakelijk onderdeel van wijken en dorpen. En natuurlijk als geliefd uitzichtpunt voor bewoners en passerende recreanten.
5
Hoofdstuk 3. De opgaven De voorkeursstrategie voor de Waal en Merwedes geeft invulling aan de volgende opgaven:
1. Het op orde brengen en houden van de dijken
Kaart met dijktrajecten welke zijn aangemeld voor nHWBP of een aandachtsgebied zijn voor piping.
Te versterken dijken: Bodemdaling (2100):
nHWBP 0,2m
aandachtsgebieden piping 0,2-0,4m 0,4 - 0,6m
Een groot deel van de Waal- en Merwededijken is in de 3e landelijke toetsing van de primaire waterkeringen afgekeurd. Dit betreft in het algemeen een sterkteprobleem. Dijkversterking is noodzakelijk en geprogrammeerd in het nieuwe Hoogwater Beschermingsprogramma, het nHWBP. Dit is een landelijk programma van rijk en waterschappen gezamenlijk. Daarnaast bestaan over de gehele lengte van de Waal en Merwedes pipingproblemen. De exacte omvang hiervan en de mogelijkheden van innovatieve oplossingen worden binnen het nHWBP onderzocht in de Project Overstijgende Verkenning Piping (POV-piping). Langs de Merwedes kunnen aan de problematiek van piping hoogtetekorten worden toegevoegd, die het gevolg zijn van zetting van dijken (naast de klimaatopgave) in het westen van ons land. Alles bij elkaar betekent dit dat het rivierengebied zowel voor als na 2030 te maken krijgt met een intensief en urgent dijkversterkingsprogramma. In de bijlagen is de indicatieve programmering (stand van zaken najaar 2013) vanuit het nHWBP weergegeven (zie bijlage 3).
Foto: Wellen in het rivierengebied, veroorzaakt door piping, bron Waterschap Rivierenland.
6
2. Een nieuwe norm voor de dijken In het Nederlandse waterveiligheidsbeleid staat preventie voorop. De Minister heeft in haar brief aan de Tweede Kamer van april 2013 een ondergrens voorgesteld voor de basisveiligheid voor iedereen achter de dijk. Zij wil daarnaast de hoogte van de norm relateren aan zowel de kans op als de gevolgen van een overstroming. Kosten-/baten analyses en studies naar slachtofferrisico’s wijzen uit dat met name het rivierengebied onderverzekerd is. Met name dijkring 16, 43 en 48 behoren tot de dijkringen waar de meeste slachtoffers en economische schade zijn te verwachten in geval van een overstroming. Dit gegeven zal zijn beslag krijgen in een nieuwe, hogere norm voor het rivierengebied, uitgaande van overstromingsrisico’s. Ook de nieuwe norm vertaalt zich vooral in een opgave voor dijkversterking. De precieze omvang van de normaanpassing is afhankelijk van de uitkomst van een aantal discussies, bijvoorbeeld met betrekking tot het uitgangspunt voor de evacuatiefractie in de nieuwe normering en gedifferentieerd normeren. Preventie blijft leidend voor het Nederlandse waterveiligheidsbeleid. Waar dit gewenst is kan dit worden aangevuld met maatregelen in de tweede en derde laag van meerlaagsveiligheid.
Kaart maximale overstromingsdiepte en minimale aankomsttijd bij overstromingen vanuit hoofdwateren, als gevolg van dijkdoorbraken bij maatgevende omstandigheden. (bron data: Deltares, 2011)
Blootstelling aan het water:
ondiep
zeer diep en snel
(zeer) diep en langzaam diep en snel
Kaart Nederland Kaart gebied Waal en Merwedes
7
3. Waterstandsstijging door klimaatverandering Klimaatverandering zal naar verwachting leiden tot een toename van de afvoeren door onze grote rivieren en tot een stijging van de zeespiegel. Hogere waterstanden zijn hier het gevolg van. Voor 2050 wordt uitgegaan van 17.000 m3/s bij Lobith en voor 2100 wordt uitgegaan van een afvoer van 18.000 m3/s bij Lobith en een zeespiegelstijging van zo’n 35 cm in 2050, toenemend tot 85 cm in 2100. De Waal en Merwedes verwerken het grootste deel (2/3) van deze waterafvoer en hebben dan ook de grootste opgave, waar het de waterstandsstijging als gevolg van klimaatverandering betreft: zo’n 60-80 cm. De waterstandstijging die hiervan het resultaat is wordt gevisualiseerd in onderstaande figuren. Dit is exclusief de relatieve stijging van de waterstand door afname van de dijkhoogte door bodemdaling in 2050 en 2100.
Figuur 5 : Visualisatie waterstandsstijging door klimaatverandering Bovenrijn – Waal - Merwedes + Pannerdensch kanaal, 2050 en 2100 (bron data: DPR, Waterveiligheidsopgave Waal).
PANNERDENSCH KANAAL
8
Verschillende oplossingen mogelijk De drie waterveiligheidsopgaven spelen zich af op verschillende tijdstrajecten. Aan de opgaven kan met maatregelen aan de waterkering of met rivierverruimende maatregelen worden voldaan. Afhankelijk van de opgave zijn daarin keuzemogelijkheden voor de uitwerking: Opgave
Periode
Sterkte/hoogte Oplossen via maatregelen aan waterkering of rivierverruiming?
Dijken op orde (incl piping)
2015-2050 Vooral sterkte
Nieuwe normering
2015-2050 Vooral sterkte
Waterstandstijging t.g.v. klimaat-verandering
2015-2100 Hoogte
Waterkering Waterkering
(nog keuzes mogelijk in meerlaagsveiligheid laag 2 of 3 – ruimtelijke ordening of rampenbeheersing)
Waterkering of rivierverruiming
9
Hoofdstuk 4. Principes en uitgangspunten In het afwegingsproces naar de voorkeursstrategie hanteren wij de volgende principes en uitgangspunten: Afvoerhoeveelheid bij Lobith Wij gaan voor de voorkeursstrategie uit van een afvoer van: 17.000 m3/s bij Lobith in 2050 18.000 m3/s bij Lobith in 2100 Toelichting: • Klimaatverandering zorgt er voor dat de afvoer van de Rijn toeneemt. Dit wordt bevestigd door klimaatscenario’s. Het tempo waarin deze verandering in de toekomst zal plaatsvinden is afhankelijk van meerdere factoren en dus niet exact te voorspellen. Wij gaan uit van de algemeen gehanteerde KNMI-scenario’s. • De verwachte afvoer van 18.000 m3/s in 2100 is uitgangspunt van het Deltaprogramma (als vervolg op het advies van de commissie Veerman) en daarmee voor dit regioproces. Dit uitgangspunt vindt onder andere zijn basis in gezamenlijke Duits-Nederlandse studies. Uit deze studies blijkt dat, uitgaande van extra investeringen in hoogwaterbescherming in Nordrhein Westfalen, in 2100 bij Lobith een maatgevende afvoer tussen de 17.000 m3/s en 22.000 m3/s kan ontstaan. • Wij hanteren het uitgangspunt van 18.000 m3/s en vinden dat ook wij langs de Waal en Merwedes ‘ons steentje moeten bijdragen’. • Wel geven de onzekerheden, met betrekking tot het tempo van klimaatverandering en waterveiligheidsmaatregelen in Duitsland, aanleiding hiermee rekening te houden door het inbouwen van flexibiliteit en een adaptieve aanpak in onze programmering. Afvoerverdeling Wij zijn uitgegaan van de huidige beleidsmatig vastgestelde afvoerverdeling voor de korte termijn (2/3 van het water-aanbod gaat over de Waal, 1/3 naar het Pannerdensch Kanaal), en een ongewijzigde afvoerverdeling voor de lange termijn. Dit is in overeenstemming met de uitkomsten van de ‘fact finding’–studie die is uitgevoerd naar de afvoerverdeling.
10
nHWBP programmering Langs een groot deel van de Waal en de Merwedes gaat de komende jaren de schop in de grond. Er bestaat een forse opgave om de afgekeurde dijken te verbeteren. Deze opgave is urgent en een directe verplichting conform de Waterwet. Rivierverruiming verkleint deze opgave nauwelijks: de benodigde dijkversterking betreft over het algemeen geen hoogtetekort. Dijken zijn voornamelijk afgekeurd op stabiliteit en op piping. De nHWBP-programmering is dan ook uitgangspunt voor de opbouw van de voorkeurstrategie tot 2030, en de programmering van maatregelen. Dijkversterking geen sluitstuk In het beleid dat voortvloeit uit de Planologische Kernbeslissing (PKB) Ruimte voor de Rivier zijn oplossingen met rivierverruimende maatregelen het uitgangspunt en worden dijkversterkingen gezien als ‘sluitstuk’. In deze voorkeursstrategie zijn beide oplossingsrichtingen als gelijkwaardig naast elkaar beschouwd, en is het resultaat dan ook een mix van maatregelen. Meerlaagsveiligheid In de fase van kansrijke strategieën is een eerste stap gezet in het verkennen van de mogelijkheden van Meerlaagsveiligheid (MLV) in de verschillende regio’s. Dit is gedaan door middel van pilots. Op basis van deze pilots concludeert de regio dat: • • •
met preventie (laag 1) het schaderisico op de meest effectieve wijze gereduceerd kan worden; het ophogen van nieuwbouwlocaties in brede zin (laag 2) nauwelijks toegevoegde waarde heeft als gestreefd wordt naar risicoreductie voor de dijkring als geheel; het hoogwatervrij alloceren van kwetsbare collectieve gebouwen en voorzieningen biedt wel perspectief; voor evacuatie (laag 3) geldt dat de veiligheidsregio momenteel is voorbereid op evacuatie van verminderd zelfredzamen (5% à 10% van de inwoners). Welke evacuatiefractie gehaald kan worden onder het zelfredzame deel van de bevolking is onduidelijk.
Preventie, het voorkomen van een overstroming, is en blijft de basis voor waterveiligheid en dus ook voor deze voorkeursstrategie. Waar nodig kan dit worden aangevuld met maatregelen in de tweede en derde laag (zie ook ons uitgangspunt met betrekking tot ‘meerlaagsveiligheid’).
foto Dijk Werkendam - Sleeuwijk (bron beeldbank Rijkswaterstaat)
11
Nieuwe normering Omdat op dit moment nog geen besluit is genomen over de nieuwe normering heeft de regio in het regioproces gewerkt op basis van een zogenaamde analysenorm: de norm waarmee wordt gerekend binnen de regioprocessen is 1:4.000 voor de Waal en 1:10.000 voor de Merwedes. In het kader van het advies Beschermingsniveau loopt een separaat besluitvormingstraject over de nieuwe normering. In het voorjaar van 2014 wordt naar verwachting een besluit genomen over de nieuwe norm. Daarnaast is voor de voorkeursstrategie uitgegaan van een evacuatiefractie van 75%. Dit betekent dat men er vanuit gaat dat, in geval van een overstroming, 75% van de bevolking preventief is geëvacueerd. Over dit percentage wordt nog discussie gevoerd in de context van het advies beschermingsniveau. De uitkomst van deze discussie kan leiden tot een ander uitgangspunt met betrekking tot de evacuatiefractie. In dat geval moet de doorwerking hiervan op de nieuwe normering en de voorkeursstrategie afgewogen worden. Bestaande overhoogte Voor de voorkeursstrategie is geen rekening gehouden met eventueel bestaande overhoogte van dijken. PKB, HWBP2 en Stroomlijn Voor de opgave en de programmering gaan we ervan uit dat de projecten van de PKB Ruimte voor de Rivier (korte termijn 2015) zijn gerealiseerd en dat het tweede hoogwaterbeschermingsprogramma is uitgevoerd. Het project Stroomlijn is uitgevoerd, zodat de vegetatie in het buitendijkse rivierengebied weer op orde is (niveau 1996, uitgangspunt PKB Ruimte voor de Rivier). Een eventuele resttaakstelling uit deze programma’s is niet meegenomen in de opsteling van de voorkeursstrategie. Het verdient naar onze mening sowieso aanbeveling om de uitgangssituatie na realisatie van deze programma’s en projecten goed vast te stellen. WaalWeelde en andere initiatieven WaalWeelde is een programma met ruimtelijke en economische doelstellingen, waarmee ook een bijdrage aan de waterveiligheid wordt bewerkstelligd. Tot en met 2017 wordt een aantal WaalWeelde-projecten uitgevoerd (Gendtsche Waard Oost, Stadswaard, Oosterhoutse waarden, Loenensche Buitenpolder, Beuningse waarden fase 1, FluviaTiel, Heesseltsche waarden en Hurwenensche Uiterwaarden). Deze projecten worden gezamenlijk gefinancierd door de provincie Gelderland en het rijk. Uitgangspunt voor opstellen van de voorkeursstrategie is dat deze projecten en hun bijdrage aan de waterstanddaling zijn gerealiseerd. Voor een aantal WaalWeelde-projecten worden op dit moment verkenningen uitgevoerd, of binnenkort opgestart. Ook kunnen in het gebied mogelijk andere (private) initiatieven op gang komen. Daar waar toekomstige WaalWeelde-maatregelen een bijdrage leveren aan de opgave voor waterveiligheid worden deze pas ‘ingeboekt’ als de maatregel in juridische en financiële zin is ‘geborgd’ en daarmee dus ook de bijdrage aan waterveiligheid. Dit is voor projecten waar rijksbijdrage aan de orde is na het MIRT uitvoeringsbesluit. Een vergelijkbare werkwijze zal worden gehanteerd voor andere initiatieven die de komende jaren mogelijk zullen ontstaan. Ruimtelijke visie In het afwegingsproces zijn wij uitgegaan van de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van het gebied, zoals beschreven in de Ruimtelijke Visie van de provincie Gelderland. In hoofdstuk 5 wordt deze visie toegelicht.
foto Ruimte voor recreatie langs de Merwede bij Gorinchem (bron beeldbank Rijkswaterstaat)
12
Waterveiligheid is een ‘motor’ Het rivierengebied is een belangrijke economische en ecologische drager. De wereld staat er niet stil tot 2100. Dat betekent wat betreft de regio dat gebieden zich kunnen blijven ontwikkelen. Waterveiligheid is een ‘motor’, voor het combineren van initiatieven. Aandacht voor waterveiligheid is van groot belang voor de leefbaarheid en de economie in de regio. Gezamenlijkheid en integraliteit Er gebeurt veel langs de Waal en Merwedes, zowel vanuit doelstellingen voor waterveiligheid, als vanuit andere functies. Wij zoeken naar win-win, in de vorm van meekoppelkansen. Initiatieven binnen hetzelfde gebieden die op dezelfde tijdshorizon zijn geprogrammeerd, koppelen wij bij voorkeur. Daarbij doelen wij ook op win-win in de zin van het toepassen van materiaal dat vrijkomt als resultaat van rivierverruiming, in de dijken of anderszins en het realiseren van meerdere doelstellingen (bijv. vanuit Ecologische Hoofdstructuur EHS en Kaderrichtlijn Water KRW). In de programmering tot 2030 zoeken wij aansluiting bij de lopende programmering vanuit het nHWBP. Op deze manier werken wij efficiënt (we komen niet twee keer binnen 1 generatie) en met kwaliteit van de dijk tot aan de rivier. Dit zien wij als een gezamenlijke, maatschappelijke verantwoordelijkheid. Waar mogelijk spelen wij in op bestaande grondposities en de mogelijkheden voor zelfrealisatie die daaruit voortvloeien. Maatschappelijke impact De maatregelen uit de voorkeursstrategie zullen mensen in hun persoonlijke levenssfeer raken. Dat is bij dit type maatregelen onvermijdelijk. Een van de belangrijkste verplichtingen die uit de voorkeursstrategie volgt is dan ook de diverse maatregelen zodanig uit te werken dat deze impact zo klein mogelijk is, en de participatie en governance zorgvuldig in te richten. Dit zien wij als een van de belangrijkste opdrachten voor de verdere uitwerking.
Dijkteruglegging Nijmegen/Lent: waterveiligheid als motor voor ontwikkeling Bij Nijmegen/Lent wordt gewerkt aan een dijkteruglegging, Deze dijkteruglegging wordt uitgevoerd in het kader van het landelijke project Ruimte voor de Rivier. De dijkteruglegging wordt gecombineerd met de aanleg van een 200 meter brede hoogwatergeul in het nieuwe buitendijkse gebied. Hierdoor zal in de Waal een eiland ontstaan. Op dit stadseiland worden woningen en winkels gebouwd en recreatie en watersport krijgen er een plek. Het project is een mooi voorbeeld van waterveiligheid als motor voor ontwikkeling.
foto Dijkteruglegging Lent (Waterschap Rivierenland, september 2013)
13
Hoofdstuk 5. Voorkeursstrategie Waal en Merwedes: een krachtig samenspel van rivierverruiming en dijkversterking Aan de voorkeursstrategie ligt de ruimtelijke visie ten grondslag. Deze lichten wij in dit hoofdstuk toe. Daarnaast staan wij stil bij onze definiëring van het krachtige samenspel (van rivierverruiming en dijkversterking) en van het begrip ‘adaptief deltamanagement’, dat ten grondslag lag aan de programmering van de strategie. Tenslotte lichten we onze wijze van programmeren toe.
Ruimtelijke Visie
De ruimtelijke visie op het rivierengebied is verwoord in de ‘Ruimtelijke Visie en Afwegingskader, regioproces Gelderland’ (Ruimtelijke Visie). Wij gaan uit van een samenspel van dijkenmaatregelen en rivierverruimende oplossingen en benaderen deze niet als zijnde tegengesteld of concurrerend. We zoeken, op basis van de ruimtelijke visie, naar een goede samenhangende aanpak van dijkversterking, rivierverruiming en dijkverhoging. Robuuste verruimende maatregelen werken door op de aard en omvang van maatregelen aan dijken, of helpen de opgave op een (stroomopwaartse) lokatie te verkleinen, op andere plaatsen kan dijkverhoging de voorkeur hebben boven (ingrijpende) verruimende maatregelen. Daarbij is het altijd van belang, zowel bij verruimende- als bij dijkenmaatregelen, te zoeken naar mogelijkheden voor meekoppeling van doelen vanuit andere functies. Met onze dijken als basis creëren wij zo een natuurlijk, duurzaam en robuust riviersysteem, waarmee we de unieke kwaliteiten van ons deltalandschap versterken en de potenties die het heeft uitbouwen en benutten. Nieuwe ontwikkelingen kunnen nieuwe waarden creëren en verruimende maatregelen kunnen meer opleveren dan waterveiligheid alleen. Zij bieden mogelijkheden voor meekoppelkansen en deze worden door ons gezocht en benut. In lijn met het NWP willen wij de grote rivieren zo veel mogelijk inrichten als een natuurlijk systeem, door zoveel mogelijk gebruik maken te van de dynamische processen van de rivier. Een duurzaam en robuust systeem: we pakken rivierkundige knelpunten primair aan met rivierverruimende maatregelen, zodat we in hoogwatersituaties de waterstand verlagen en de veerkracht van de rivier vergroten. We willen een economisch gezond riviersysteem: door de bevaarbaarheid te behouden en te verbeteren (bijvoorbeeld door huidige morfologische knelpunten te verkleinen of op te lossen), door mogelijkheden te creëren en te benutten voor het meekoppelen van doelstellingen vanuit economische bedrijvigheid. Maar ook door te voorzien in instrumentarium dat enerzijds voorkomt dat in het heden activiteiten of functies worden ontwikkeld die de inrichting van een gebied voor waterveiligheid in de toekomst hinderen of verhinderen, en anderzijds borgt dat gebieden niet ‘op slot gaan’.
14
Een krachtig samenspel van rivierverruiming en dijkversterking
Wij zien rivierverruimende maatregelen en het op orde brengen en houden van de dijken als ‘ruggengraat’ van de strategie waarmee wij invulling geven aan de waterveiligheidsopgaven. De basis van onze waterveiligheid wordt gevormd door de dijken. De opgaven vanuit het nHWBP, de nieuwe normering, piping, bodemdaling en zetting van dijken worden met dijkversterking ingevuld. Voor de klimaatopgave kiezen wij primair voor rivierverruimende maatregelen: rivierkundige knelpunten worden zoveel mogelijk met ruimtelijke ingrepen opgelost. Daarbij kijken we eerst naar oplossingen voor knelpunten die een grote waterstanddaling bewerkstelligen. Het alternatief van dijkverhoging komt aan de orde aanvullend op of in plaats van rivierverruiming als een of meer van de volgende punten speelt: • • • • • • •
rivierverruiming is niet kosteneffectief, biedt te weinig meekoppelkansen, is bedreigend voor de ruimtelijke kwaliteit, kan niet rekenen op draagvlak, leidt tot onacceptabele gevolgen voor de scheepvaart , leidt tot risico’s voor het splitsingspunt/de afvoerverdeling, er kan relatief eenvoudig bij een bestaande dijkversterking worden aangesloten.
Op deze locaties kiezen wij voor dijkverhoging, of voor een onderzoeksopdracht (voor die locaties waar de afweging complex is en om nadere detaillering vraagt).
Kaart: voorkeursstrategiestrategie nHWBP aandachtsgebieden piping
maatregel buitendijks maatregel in zomerbed langsdammen adaptief programmeren studieopdracht buitendijks
retentiegebied hoogwatergeul dijkteruglegging nieuwe dijk
Adaptief deltamanagement: Slim programmeren en meekoppelen
Het rivierengebied krijgt in ieder geval tot 2030 te maken met een intensief en urgent dijkversterkingsprogramma vanuit het nHWBP, en naar verwachting ook vanuit een nieuwe rekenregel voor piping en/of de nieuwe normering. Tot 2030 is de lopende dijkversterking vanuit het nHWBP dan ook leidend in de concrete programmering en prioritering van waterveiligheidsmaatregelen. Waar de opgaven voor het op orde brengen en op orde houden en de opgave vanuit klimaatverandering in samenhang kunnen worden gerealiseerd zullen wij die mogelijkheden aangrijpen. Naast de gezamenlijke overheden, met hun activiteiten in het kader van de waterveiligheidsopgaven, zijn er andere initiatiefnemers in het gebied. Zo heeft het ontgrondend bedrijfsleven her en der dominante grondposities en plannen voor ontwikkeling van uiterwaarden. Wij hebben de mogelijkheden onderzocht hier met de voorkeursstrategie op aan te sluiten. Daarbij hanteerden wij de criteria: aaneengesloten, relatief omvangrijke eigendommen, waar substantiële rivierverruiming kan worden gerealiseerd. Het resultaat is dat wij met de voorkeursstrategie inspelen op de op dit moment voorspelbare mogelijkheden voor zelfrealisatie van maatregelen door het bedrijfsleven.
15
Wijze van programmeren 2015-2030: In de programmering voor de periode 2015-2030 kiezen wij voor: 1. dijkversterking conform de programmering van het nHWBP; 2. een aantal grotere (clusters van) rivierverruimende maatregelen op rivierkundige knelpunten; 3. kleinere (lokaal kansrijke) rivierverruimende maatregelen, als ten tijde van verkenning van dijkversterkingsprojecten blijkt dat uitvoering van deze initiatieven leidt tot maatschappelijke meerwaarde. Voor wat betreft de rivierverruimende maatregelen kiezen wij voor maatregelen die knelpunten oplossen, snel op gang te brengen zijn en een flink effect combineren met meekoppelkansen. De maatregelen kunnen dan ook rekenen op bestuurlijk draagvlak en de verwachting is dat er financieringsmogelijkheden voor te vinden zijn. In de programmering van deze maatregelen zoeken wij aansluiting bij de lopende programmering vanuit het nHWBP. Parels Het Deltaprogramma heeft de regio gevraagd een aantal projecten voor te dragen. Deze zogenaamde parels komen in aanmerking voor financiering uit het Deltafonds. Zij dragen uiteraard bij aan waterveiligheid, zijn kosteneffectief en kunnen rekenen op cofinanciering en draagvlak onder betrokken partners. De parels dienen bovendien een bijdrage te leveren aan de verspreiding van het Nationale verkoopproduct ‘Leven met Water’. Deze parels worden geprogrammeerd in de periode 2015-2030. 2030-2050: Politiek is afgesproken dat vóór 2050 voldaan moet worden aan de nieuwe normering voor waterveiligheid. De hiervoor benodigde dijkversterking is dan ook tot 2050 aan de orde. Daarnaast nemen wij in de programmering 2030-2050 de rivierverruimende maatregelen op die meer tijd nodig hebben omdat de complexiteit van de maatregel hier om vraagt en/of het draagvlak aandacht behoeft. Met deze maatregelen vullen we de klimaatopgave in, voor de waterstandstijging die correspondeert met 17.000 m3/s bij Lobith. 2050-2100: Voorbij de horizon van 2050 programmeren we de maatregelen, die pas na 2050 nodig zijn om aan de opgave te voldoen, pas na 2050 kunnen worden ingezet vanwege relatie met andere maatregelen in het riviersysteem, of die gepaard gaan met een grote (maatschappelijke) impact en/of een grote investering. Er is dus tijd nodig voor zorgvuldige uitwerking, en onderzoek hoe deze (maatschappelijk) impact gematigd kan worden. Bovendien kan de vormgeving van de maatregel dan worden aangepast op de actuele kennis en wetenschap van de omvang van klimaatverandering en worden geconcretiseerd aan de hand van de stand der techniek van dat moment.
16
Hoofdstuk 6. Ons advies concreet gemaakt Een krachtig samenspel van rivierverruiming en dijkversterking Op orde brengen en op orde houden De opgaven voor het op orde brengen en houden van de dijken, vanuit de derde toetsing en piping worden langs de gehele Waal en Merwedes met dijkversterking ingevuld. Klimaatverandering Voor de klimaatopgave kiezen wij langs de Waal voor een aantal grote, rivierverruimende maatregelen. Hiermee wordt de waterstandstijging, die het resultaat is van klimaatverandering, substantieel verlaagd. Door de schaal van de Waal, met over het algemeen brede uiterwaarden en grote open gebieden, bestaat langs deze rivier op veel plaatsen ruimte voor rivierverruiming. Rivierverruiming past er in het ruimtelijk beeld en geeft bovendien kansen voor het meekoppelen van doelen en ambities vanuit ruimtelijke en economische functies. Het landschap en de rivier lenen zich er voor.
9 cm
14 cm
45 cm
18 cm
5 cm
45-53 cm
7 cm
5 cm
5 cm
6 cm
15 cm 11 cm
20 cm
18 cm
7 cm 7 cm
Overzicht van de rivierverruimende maatregelen en een indicatie van het waterstandstandsverlagend effect.
Net als voor de Waal kiezen wij langs het riviergedomineerde deel van de Merwedes ook primair voor rivierverruimende maatregelen om invulling te geven aan de klimaatopgave. Dit leidt ook hier in combinatie met dijkversterking tot een robuust riviersysteem (de waterstand wordt verlaagd) en biedt mogelijkheden voor meekoppeling van doelen en ambities vanuit ruimtelijke en economische functies. Dit betreft dan de maatregelen langs de Boven- en Nieuwe Merwede, waar de rivierinvloed nog dominant is. Voor de Merwedes geldt dat waterstandverlagende maatregelen alleen effectief zijn in het riviergedomineerde deel, ter plaatse en bovenstrooms van Hardinxveld-Giessendam. Stroomafwaarts, richting Sliedrecht en verder (Beneden Merwede) wordt de invloed van de zee zo sterk dat waterstandverlagende maatregelen hier weinig effect hebben. Daar zal ook de klimaatopgave opgelost moeten worden met maatregelen aan dijken. Lokaal maatwerk, inzet van voorlanden, buitendijkse versterkingen en innovatieve technieken zijn hier van belang, om grootschalige herstructurering te voorkomen. Met een aantal grote maatregelen ontwikkelen we het ruimtelijk casco. Deze ruimtelijke oplossingen verwezenlijken een grote waterstandsdaling binnen het systeem en lossen de belangrijkste rivierkundige knelpunten op. Het gaat om forse, veelal binnendijkse maatregelen, want alleen buitendijkse maatregelen zijn niet afdoende. De eventuele restopgave koppelen wij, in de vorm van een opgave voor dijkverhoging, aan de lopende programmering voor dijkversterking. Dit betekent wat betreft de regio dat de programmering vanuit de klimaatopgave en vanuit dijkversterking voortdurend verder afgestemd en geoptimaliseerd wordt.
17
Slim programmeren en meekoppelen: adaptief deltamanagement
We bieden ruimte voor initiatieven, ontwikkelingen en nieuwe techniek. We kiezen voor adaptief deltamanagement, door ‘niet alles dicht te timmeren’ maar gaandeweg onze ruggengraat in te vullen. Zo bieden we ruimte om in te spelen op initiatieven, nieuwe koppelkansen en ontwikkelingen en om gebruik te kunnen maken van de stand der techniek van dat moment en van de laatste wetenschappelijke inzichten. Met gerichte uiterwaardmaatregelen, maatregelen vanuit andere beleidsdoelen (KRW, natuurontwikkeling e.d.) en initiatieven die ontstaan vanuit marktpartijen, bedrijvigheid en vrijetijdseconomie, voorzien wij in extra centimeters waterstandsdaling. De programmering van deze maatregelen wordt bepaald door de mogelijkheid aan te sluiten bij bestaande programmering vanuit dijkversterking en/of het tempo van initiatieven en meekoppelkansen. Een eventuele restopgave voor dijkverhoging, om de klimaatopgave volledig in te vullen, koppelen we zoveel mogelijk aan de lopende nHWBP-programmering. Zo ontstaat een samenspel van rivierverruimende maatregelen en dijkverhoging en een kosteneffectief pakket van maatregelen.
Verfijningsslag met langsdammen en hoogwatervrije terreinen
Langs grote delen van het riviersysteem slijt de rivier uit en komt de bodem van de rivier steeds dieper te liggen. Dit is het gevolg van riviernormalisaties die in het verleden plaatsvonden. Daar tegenover staan de structurele lokale aanzandingen die in veel gevallen ontstaan als resultaat van projecten die in het kader van NURG, Ruimte voor de Rivier en de Kaderrichtlijn Water zijn uitgevoerd. Beide verschijnselen geven problemen voor bestaande kunstwerken, rivierkruisende kabels en de stabiliteit van de afvoerverdeling. Langsdammen kunnen, al dan niet in combinatie met uiterwaardmaatregelen, worden ingezet als mitigerende en compenserende maatregel in verband met de morfologische effecten van verruimende maatregelen. Bovendien kunnen langsdammen als een alternatief voor kribverlaging worden gezien. Wij beschouwen dit als een detailleringsopgave op projectniveau, in de planuitwerking die te zijner tijd plaatsvindt. Ook biedt de waterstandsdaling, die kan worden gerealiseerd met de verwijdering of aanpassing van hoogwatervrije terreinen, her en der de mogelijkheid een extra bijdrage te leveren aan waterveiligheid. Daarbij geldt als voorwaarde dat de lokale ruimtelijke kwaliteit met de aanpassing of verwijdering van het hoogwatervrije terrein gediend is. Zoals ook geldt voor de WaalWeelde-projecten en andere initiatieven die een bijdrage leveren aan de opgave voor waterveiligheid , wordt deze rivierverruiming ‘ingeboekt’ op het moment dat deze maatregelen in juridische en financiële zin ‘rond’ zijn. Deze maatregelen zijn aanvullend op de ruggengraat van dijken en rivierverruimende maatregelen. In tabel 1 geven wij de maatregelen van de voorkeursstrategie in detail weer. Vervolgens gaan wij per deeltraject in op de gemaakte keuzes voor deze maatregelen.
18
Programmering
Basis: dijken op orde brengen 2015-2030
Adaptief programmeren
Ruggengraat: dijken én rivierverruimende maatregelen
Waal
Basis: Rivierverruimende maatregelen Waal
• Hoogwatergeul Varik-Heesselt nHWBP: • Werkendam - Giessen • Studieopdracht • Gorinchem Ooij/Splitsingspunt • Vuren-Haaften • Zelfrealisatie buitendijks • Bommelerwaard tussen de A50 en Tiel • Lingewaal - Neerijnen • Dijkteruglegging Brakel/geul Ruyterwaard • Waardenburg - Opijnen • Opijnen - Ophemert • Tiel Merwedes • Heerewaarden • Nevengeul Avelingen en VW24 • Nevengeul Sleeuwijk • Leeuwen • Studie-opdracht Werkendam Oude Maasdijk • Neder-Betuwe: PWA-brug - Dodewaard • Wolferen - Sprok • Winssen Drutensche Waarden • Nijmegen - Ewijkse Plaat • Lingewaard • De Tollewaard • Ooij en Millingen
• • • •
Dijkverhogingen KRW-kansen Langsdammen Hoogwatervrije terreinen
Waal • • • •
Beuningse uiterwaarden fase 2 Stiftsche waarden Drutensche waarden Heerewaarden/ Dreumel/Wamel
Merwedes • • •
Optimaliseren Kleine Noordwaard Zomerbedverdieping Nieuwe-/Boven-/ Beneden Merwede Meestromen Dordtse Biesbosch
Merwedes Pannerdensch Kanaal
nHWBP: • Werkendam-Giessen 2030-2050
Waal Nieuwe normering en dijkversterking in nHWBP Merwedes Nieuwe normering in dijkversterking
2050-2100
Waal Dijken op orde houden Merwedes Dijken op orde houden
• Waal •
Dijkverhoging Pannerdensch Kanaal
Dijkteruglegging Oosterhout
Merwedes •
Waal • • • • • •
Uiterwaarden/dijkteruglegging Werkendam
Crobsche waard Kerkewaard Rijswaard Retentie Rijnstrangen Langsdammen Pannerdensch Kanaal Huissensche waarden fase 2
Merwedes •
Meestromen Kanaal van Steenenhoek in combinatie met geul Sliedrechtse Biesbosch
Tabel 1: Maatregelen van de voorkeursstrategie in tijd.
19
Doelbereik en kosten
Het pakket aan maatregelen zoals gepresenteerd in tabel 1 is doorgerekend met modellen om de te bereiken waterstandsdaling, risicoreductie en de kosten te bepalen. Daarbij is het pakket van de voorkeursstrategie ( mix van rivierverruimende en dijkenmaatregelen) vergeleken met een referentie in de vorm van de dijkenstrategie (‘Alles met dijken’). De resultaten van die berekeningen zijn in schema’s gepresenteerd in bijlage 6. Ze worden hier in samenvattende bewoordingen weergegeven. Waterstandsdaling Uit de berekeningen blijkt dat het pakket over vrijwel de gehele lengte van de riviertakken een forse waterstandsdaling bereikt. Daar waar met deze waterstandsdaling niet de gehele klimaatopgave wordt ingevuld, is de restopgave beperkt en kan worden opgelost via dijkverhoging . Dat zal waarschijnlijk het geval zijn in de omgeving/bovenstrooms van Zaltbommel, na 2050 op de Midden-Waal, en op het Pannerdensch Kanaal in de buurt van de IJsselkop. Risicoreductie Uit de berekeningen aan risicoreductie blijkt dat het pakket in de voorkeursstrategie een risicoreductie bereikt vergelijkbaar met de referentie; de extra risicoreductie door de ruimtelijke maatregelen is daarbij overigens beperkt, vanwege de lage ligging van het land achter de dijken en daardoor de hoge overstromingsdiepte in geval van een overstroming (‘badkuipen’). Kosten In onderstaande tabel zijn totaalkosten van de referentiestrategie en de voorkeursstrategie weergegeven (in miljarden euro’s):
Kosten 2050 (in miljard €) waarvan verruimende maatregelen Kosten 2100 (in miljard €) waarvan verruimende maatregelen
Referentiestrategie (dijken)
Voorkeursstrategie (mix van dijken en verruiming)
2,3
3,2
2,8
1,2 4,7 2,5
Daarbij dient te worden vermeld dat de onzekerheidsmarge van deze kosteninschatting, behorend bij deze verkenningsfase, 70% bedraagt; dat geeft een relativering van de kostenverschillen. Ook moet bij de kosteninschatting voor de voorkeursstrategie in beschouwing genomen worden dat hier alleen investeringskosten geschat zijn; de baten van rivierverruimende maatregelen in kwalitatieve zin en de verschillen in duurzaamheid zijn niet in geld uitgedrukt. Evenmin zijn de positieve (economische) effecten en de maatschappelijke baten van meekoppelkansen meegerekend. Wel meenemen van die effecten en baten zou leidt tot een andere vergelijking. Conclusie Deze resultaten gezamenlijk in beschouwing genomen leidt tot de conclusie dat de strategie voldoet aan de opgave wat betreft risicoreductie, forse waterstandsdalingen bereikt en dus voldoende robuust is. Ten opzichte van de referentiestrategie leidt de voorkeursstrategie tot meer ruimtelijke kwaliteit, is deze op termijn als meer duurzaam te beschouwen en leiden de meekoppelkansen tot een groter maatschappelijk rendement en meer economische potentie.
20
Beschrijving van de maatregelen per riviertraject Legenda deeltrajectkaarten Dijken op orde brengen nHWBP aandachtsgebieden piping Resterende kimaatopgave resterende opgave alleen in 2050 resterende opgave alleen in 2100 resterende opgave in 2050 en 2100 opgave 0-10 cm, 10-20 cm , >20 cm
Rivierverruimende maatregelen - buitendijks
- binnendijks
maatregel buitendijks maatregel in/langs zomerbed adaptief programmeren studieopdracht buitendijks obstakel verwijderen maatregel PKB / in uitvoering
maatregel binnendijks retentiegebied reservering studieopdracht nieuwe dijk
Boven-Rijn/Waalbochten (Lobith-Nijmegen)
Programmering
2015-2030: • Dijkversterking nHWBP: Ooij-Millingen, Lingewaard • Ooij/Splitsingspunt: Studie-opdracht en op basis daarvan programmering • Afspraken met Duitsland, voor het op orde brengen en houden van de grensoverschrijdende dijkringen 2030-2050: • Dijken op orde brengen en voldoen aan nieuwe normering • Ooij/Splitsingspunt: concretisering en uitvoering op basis van de studieopdracht. 2050-2100: • Retentie Rijnstrangen • Dijken op orde houden 21
De keuzes toegelicht In de periode 2015-2030 vindt in het kader van de nHWBP programmering dijkversterking plaats op de trajecten Ooij-Millingen en Lingewaard. Op het traject van de Boven-Rijn en de Waalbochten is het lastig waterstanddaling te realiseren. Rivierverruimende maatregelen hebben er al snel invloed op de afvoerverdeling. Bovendien zijn er niet veel mogelijkheden voor (buitendijkse) rivierverruiming. Het rivierkundige knelpunt bevindt zich hier ter hoogte van de Bisonbaai. Voor een robuust riviersysteem is het echter van belang ook langs dit deel van de Waal verruimende maatregelen te realiseren. Verruiming is hier namelijk ook nodig om de beleidsmatig vastgestelde afvoerverdeling in stand te houden. Met rivierverruimende maatregelen rond het splitsingspunt langs de Boven-Rijn en Waal bieden we tegenwicht aan de waterstandsverlaging in het Pannerdensch Kanaal en de IJssel. Het is hier zoeken naar de juiste combinatie van verruimende maatregelen, langs zowel Bovenrijn als Pannerdensch Kanaal en IJssel, om te zorgen dat de afvoerverdeling in stand blijft en bovendien het rivierkundige knelpunt bij de Bisonbaai wordt opgelost. De maatregelen langs het Pannerdensch Kanaal zijn daarbij weliswaar relatief klein, maar door het schaalverschil met de Waal kunnen forse maatregelen op de Boven-Waal nodig zijn, om het vereiste tegenwicht te bieden. Langs de Boven-Rijn en de Waalbochten gaat de afweging van verruimende maatregelen tussen de dijkteruglegging Ooij, Bisonbaai, Gendtse Waard fase 2, Kijfwaard, Bylandtse Kade, en de Millingerdam fase 2. De studie-opdracht Ooij/Splitsingspunt moet het inzicht bieden in wat de juiste combinatie van maatregelen is, en hoe deze optimaal ingezet kan worden. Daarbij is afstemming tussen maatregelen als de dijkteruglegging en de nHWBP-programmering in dit gebied een belangrijk aandachtspunt. Ongeacht de maatregelen die getroffen worden in het Nederlandse deel van de Boven-Rijn, resteert langs de Boven-Rijn altijd een deel van de klimaatopgave. Deze kan langs beide oevers grotendeels op Nederlands grondgebied worden opgevangen met dijkverhoging. Dan resteert voor dijkring 42 en 48 nog een benodigde aanvulling bovenstrooms op Duits grondgebied om het door ons gewenste beschermingsniveau te halen. Hiervoor is afstemming in het internationaal overleg met de Oosterburen noodzakelijk. De maatregel van retentie in het Rijnstrangengebied is om verschillende redenen geprogrammeerd voor de periode 2050-2100.
22
Retentie Retentie in het Rijnstrangengebied is een ingrijpende maatregel. Het Rijnstrangengebied maakte in het verleden deel uit van het riviersysteem. Tot eind jaren 60 stroomde het gebied mee bij hoogwater. Met de komst van de Kandiakade kwam hieraan een einde en sindsdien is het binnendijks gebied. Reactivering van het gebied als retentiegebied gaat gepaard met de realisatie van een inlaat en het aanpakken van de oude dijken, die dan weer de status krijgen van primaire waterkering. Het gebied staat dan immers weer onder de invloed van de rivier. Met retentie in de Rijnstrangen wordt een verlaging van het debiet gecreëerd die tot ver benedenstrooms doorwerkt langs de Waal (zeker tot Zaltbommel ) en ook op de IJssel. De Rijnstrangen zijn naar aanleiding van de PKB Ruimte voor de Rivier in het Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (BARRO) gereserveerd voor lange termijn rivierverruiming. In het beleid van de provincie Gelderland is de maatregel gepositioneerd als sluitstuk, in te zetten voor de hoogste afvoeren (tussen de 17.500 en 18.000m3/s). We programmeren deze maatregel voor de periode 2050-2100. Hiervoor hebben wij de volgende argumenten: • technische argumenten: de maatregel kan pas effectief worden ingezet als de rest van het systeem op orde is ; • de omvang van de investering • de benodigde afstemming met Duits grondgebied, • de maatschappelijke impact. De maatregelen die wij tot 2050 programmeren voldoen om tot die tijd de klimaatopgave op te vangen (voor een afvoer corresponderend met 17.000m3/s bij Lobith). Nu kiezen voor de maatregel, met een programmering na 2050, geeft voor het gebied de helderheid die nodig is om in de periode tot 2050 ontwikkelgericht in het gebied aan het werk te gaan. We willen de tijd nemen voor de uitwerking en invoering van deze maatregel. Daarbij willen we de ontwikkeling bevorderen van de (ruimtelijke) functies die het gebied ook in de toekomst bij inrichting tot retentiegebied kan blijven vervulen, bijvoorbeeld landbouw, natuur en recreatie. Dit geeft tevens de ruimte gebruik te maken van de stand der techniek van dat moment. Tot die tijd onderzoeken wij met de gemeente wat we nodig hebben aan juridisch en beleidsmatig instrumentarium om enerzijds te borgen dat het gebied niet ‘op slot gaat’, en anderzijds te voorkomen dat in het heden activiteiten of functies worden ontwikkeld die in de toekomst de inrichting van het gebied voor waterveiligheid hinderen of verhinderen. Met Duitsland is overleg noodzakelijk omdat de beoogde retentie alleen effectief ingezet kan worden als ook de Duitse dijken bovenstrooms “op orde zijn” (passend bij een afvoer van 18.000 m3/sec, wettelijke norm en -beschermingsniveau) en omdat de inrichting van het retentiegebied in samenwerking kan worden geoptimaliseerd (het Rijnstrangengebied ligt van oudsher gedeeltelijk op Duits grondgebied).
23
Op orde brengen en houden: de grensoverschrijdende dijkringen Voor het op orde brengen en houden van onze waterveiligheid is het van belang dat voor de grensoverschrijdende dijkringen afspraken met Duitsland worden gemaakt. Langs de Rijn kennen we twee grensoverschrijdende dijkringen, dijkring 42 Ooijpolder en dijkring 48 Rijn en IJssel. In het kader van de samenwerking en afstemming met Duitsland spelen deze twee dijkringen een cruciale rol. Helder is dat een doorbraak of overstroming van de dijken aan de Duitse zijde van deze dijkringen zal leiden tot overstromingen in Nederland. De gevolgen kunnen groot zijn. Zo kan een doorbraak aan Duitse zijde in dijkring 48 leiden tot ontwrichting van de hele Liemers en tot een bovenmaatgevende afvoer op de IJssel. De IJsseldijken tot aan het IJsselmeer zijn hierop niet gedimensioneerd en zullen in dat geval falen met grote schade en slachtoffers als gevolg. In recent onderzoek zijn de dijken langs de Boven-Rijn (aan zowel Nederlandse als Duitse zijde) aangeduid als systeemdijk (in vergelijking met systeembank in de bankensector), een dijk die van groot belang is voor het nationale waterkeringensysteem en een goede afvoerverdeling in het bovenrivierengebied. Dat betekent dat het van belang is om hoge eisen te stellen aan deze dijken om overstromingen met grote maatschappelijke ontwrichting te voorkomen. Insteek is om in samenwerking met Duitse partners de uitwerking van de systeemdijk langs de Boven-Rijn tot het Pannerdens kanaal verder te verkennen. In Nederland werken we aan een beschermingsniveau met als uitgangspunt een afvoer van 18.000 m3/s in 2100 en een basisveiligheid voor iedereen2. Hierbij gaan we ervan uit dat deze afvoer van 18.000 m3/s ook Lobith passeert. Als in de grensoverschrijdende dijkringen de keringen aan Duitse zijde falen zal een groot deel van deze 18.000 m3/s niet bij Lobith passeren, maar achterlangs via de dijkringen Nederland in stromen. Het falen van de Duitse keringen zou kunnen optreden doordat in het ontwerp van de keringen geen rekening is gehouden met een afvoer van 18.000 m3/s dan wel dat de keringen gedimensioneerd zijn op een lager beschermingsniveau.
Figuur 8: grensoverschrijdende dijkringen 42 en 48 langs de Boven-Rijn, Waal en het Pannerdensch Kanaal.
2 Voor deze basisveiligheid werken we nu met analysenormen. Dit zijn overstromingskansen. In de meeste gebieden langs de rivieren is deze norm 1:4000, voor de Alblasserwaard is deze norm 1:10.000. Het Deltaprogramma Veiligheid werkt aan een voorstel voor nieuwe normen.
24
Pannerdensch Kanaal
Programmering 2015-2030: • Dijkversterking nHWBP: Pannerden-Loo 2030-2050: • Afhankelijk van aanvullende rekenslag: kribverlaging / langsdammen 2050-2100 • Huissensche waarden fase 2 • Afhankelijk van aanvullende rekenslag: kribverlaging / langsdammen • Dijkverhoging De keuzes toegelicht In de periode 2015-2030 vindt in het kader van de nHWBP programmering dijkversterking plaats op het traject Pannerden-Loo. De mogelijkheden voor verruimende maatregelen zijn beperkt langs het Pannerdensch Kanaal. Na uitvoering van de uiterwaardvergraving Huissensche waarden (PKB Ruimte voor de Rivier) bestaan in deze uiterwaard nog enige optimalisatiemogelijkheden voor rivierverruiming. Deze worden benut. Daarnaast kan de Looveerdam aan beide oevers van het Pannerdensch Kanaal worden verlaagd. Met deze rivierverruimende maatregelen wordt de klimaatopgave langs het Pannerdensch Kanaal niet volledig ingevuld. Aanvullend is dijkverhoging nodig, die met de bestaande programmering van het nHWBP zal worden meegekoppeld. Programmering van langsdammen in het Pannerdensch kanaal is voorlopig na 2050 voorzien. Op dit moment schiet de kennis en praktijkervaring met langsdammen nog tekort om daaraan betrouwbaar, veilig en verantwoord invulling te geven. Voor de langere termijn echter kan deze ingreep voor het Pannerdensch kanaal voordelen bieden. Verder onderzoek in de periode tot 2050 kan hierin duidelijkheid geven. In de studieopdracht rondom Ooij/splitsingspunt (zie Boven-Rijn/Waalbochten) kan hieraan een eerste invulling worden gegeven.
25
Midden-Waal (Nijmegen-Tiel)
Programmering 2015-2030: • Dijkversterking nHWBP: Wolferen - Sprok, Nijmegen-Ewijkse Plaat, Winssen-Drutensche Waarden, Leeuwen-Oude Maasdijk, Neder Betuwe-Tiel. • Zelfrealisatie met buitendijkse maatregelen tussen de A50 en Tiel: Gouverneurspolder, Grote Willemspolder en eventueel de Drutensche waarden 2030-2050: • Dijken op orde brengen en voldoen aan nieuwe normering • Dijkteruglegging Oosterhout • Afronding zelfrealisatie tussen de A50 en Tiel 2050-2100: • Geen maatregelen. De keuzes toegelicht In de periode 2015-2030 vindt in het kader van de nHWBP programmering dijkversterking plaats op de trajecten Wolferen-Sprok, Nijmegen-Ewijkse Plaat, Winssen-Drutensche Waarden, Leeuwen-Oude Maasdijk en Neder Betuwe-Tiel. Voor wat betreft de klimaatopgave is voor de dijkteruglegging Oosterhout gekozen vanwege waterstandsdaling en omdat deze maatregel in ruimtelijke zin te verbinden is aan de lopende projecten in de Oosterhoutse waarden en de dijkteruglegging Lent. Door hier één gebied van te maken ontstaat een optimale hydraulische inrichting. De maatregel sluit in rivierkundige zin bovendien mooi aan op de waterstandsdaling die door de Hoogwatergeul bij Varik wordt gerealiseerd, en past zo in de ruggengraat. Alles bij elkaar wordt zo een robuust riviersysteem ingericht van Varik tot voorbij Nijmegen. De dijkteruglegging Oosterhout is geprogrammeerd in de periode 2030-2050. Dit is voldoende om te voldoen aan de klimaatopgave in 2050. Er bestaat geen urgentie de maatregel eerder te realiseren. Door vanaf de A50 tot Tiel de mogelijkheden voor zelfrealisatie te benutten, kan rivierverruiming met delfstofwinning gecombineerd worden. Met deze combinatie van maatregelen vervalt naar verwachting de noodzaak voor de dijkteruglegging A50-Dodewaard. Deze maatregel is kostbaar, biedt geen mogelijkheden voor 26
meekoppeling en kan dan ook niet rekenen op draagvlak. Wij stellen voor de bestaande ruimtelijke reservering te schrappen op het moment dat duidelijk wordt dat zelfrealisatie en dijkverhoging de maatregel vervangen. De maatregelen zijn geprogrammeerd op de horizon van 2050 omdat ze niet eerder nodig zijn om aan de opgave te voldoen. Bovendien wordt hiermee de ruimte gegeven om vanuit zelfrealisatie een eigen planning te bepalen. Om de dijkteruglegging A50-Dodewaard te vervangen is het wél nodig de rivierverruimende maatregelen aan te vullen met dijkverhoging op zowel de noord- als de zuidoever, in het traject tot Nijmegen.
Beneden-Waal (Tiel-Gorinchem)
Programmering 2015-2030: • Tiel, Opijnen-Ophemert, Waardenburg-Opijnen, Vuren-Haaften, Lingewaal - Neerijnen, Gorinchem, Heerewaarden, Bommelerwaard • Hoogwatergeul Varik-Heesselt • Dijkteruglegging Brakel in combinatie met geul Ruyterwaard; 2030-2050: • Dijken op orde brengen en voldoen aan nieuwe normering • Dijkverhoging 2050-2100: • Rijswaard • Kerkewaard • Crobsche waard De keuzes toegelicht De hier gemaakte keuzes zijn afgestemd op de keuzes die zijn c.q. worden voorgesteld in het kader van de structuurvisie WaalWeelde-West, die op dit moment in voorbereiding is. Op het traject van de Beneden-Waal ligt een duidelijke koppeling tussen de programmering vanuit het nHWBP en de rivierverruimende maatregelen voor klimaatverandering. Het traject Waardenburg-Opijnen is zeer urgent, 27
voor wat betreft de dijkversterking die daar nodig is, evenals de trajecten Tiel en Opijnen-Ophemert. In de periode 2015-2030 vindt in het kader van de nHWBP programmering verder dijkversterking plaats op de trajecten Vuren-Haaften, Lingewaal - Neerijnen, Gorinchem, Heerewaarden en Bommelerwaard. Voor wat betreft de rivierverruimende maatregelen kan de hoogwatergeul Varik-Heesselt rekenen op veel bestuurlijk draagvlak vanwege de ruimtelijk/economische meekoppelkansen die voor het nieuwe buitendijkse gebied worden uitgewerkt. De maatregel leidt tot een grote waterstanddaling, bovenstrooms doorwerkend tot aan Nijmegen/Oosterhout. De gemeente Neerijnen en de provincie zien kansen om de ingreep te combineren met andere ruimtelijke functies, zoals duurzame energiewinning, landbouw en recreatie in een integrale gebiedsopgave. Door de provincie, waterschap Rivierenland en de gemeente is een gebiedsproces gestart om in overleg met alle betrokkenen te komen tot een integrale gebiedsaanpak. De regio is voornemens dijkversterking en rivierverruiming in samenhang uit te werken, rekening houdend met het tijdpad van het nHWBP. De maatregelen Rijswaard, Kerkewaard en Crobsche waard worden ingezet als vervanging van de voorheen geprogrammeerde rivierverruimende maatregel Haaften, die vervalt vanwege kosten, rivierkundige effectiviteit en de huidige dynamiek in het gebied. De maatregel Haaften heeft veel (maatschappelijke) impact en leidt tot ongewenste planologische schaduwwerking gedurende zeer lange tijd. De nu geprogrammeerde uiterwaardmaatregelen hebben deze nadelen niet, leveren dezelfde waterstandsdaling en voorzien bovendien in meekoppelkansen op het gebied van natuur, recreatie en havenmogelijkheden. De maatregelen worden net als de maatregel Haaften geprogrammeerd na 2050. Met deze wijziging wordt voorgesorteerd op de besluitvorming die zal plaatsvinden in het kader van de Structuurvisie WaalWeelde West. Ter hoogte van Zaltbommel is in combinatie met de nHWBP-maatregelen dijkverhoging nodig (in traject rivierkilometer 927- 935/940). De omvang ervan is afhankelijk van andere keuzes in dit traject, bijvoorbeeld in het gebied rondom rondom Haaften en ter plaatse van Brakel. Ter plaatse van Brakel speelt een dijkversterkingsopgave vanuit het nHWBP. Bij Brakel is een dijkteruglegging in combinatie met herinrichting van de Ruyterwaard te prefereren vanuit een robuust riviersysteem: ter plaatse bevindt zich een flessenhals in de rivier, die dan opgeheven wordt. De combi-maatregel levert daarmee een forse waterstanddaling. Een dijkteruglegging is ingrijpend: het heeft gevolgen voor de dorpskern van Brakel en leidt tot hoge kosten vanwege de verplaatsing van een kassencomplex. Ook het alternatief van dijkverhoging zal de nodige impact hebben, aangezien de dorpskern direct aan de dijk grenst. Dit vraagt om een zorgvuldige planuitwerking. Omdat op dit gebied echter al een ruimtelijke reservering ligt, die drukt op het gebied en haar inwoners, is de maatregel desondanks geprogrammeerd in de eerste periode tot 2030, zodat spoedig duidelijkheid kan worden geboden. Parel: De regio draagt de Hoogwatergeul Varik-Heesselt voor als parelproject. De maatregel verlaagt de waterstand met +/- 50 cm. Dit is de helft van de opgave voor dit gedeelte van de Waal en het project draagt daarmee fors bij aan de klimaatopgave richting 17.000 m3/s. Daarnaast werkt de hoogwatergeul bovenstrooms door tot omgeving Nijmegen, waardoor op dit traject minder investeringen noodzakelijk kunnen zijn in eventuele dijkverhoging. De gemeente Neerijnen, de provincie Gelderland en waterschap Rivierenland maken een voorstel voor uitvoering van de hoogwatergeul Varik-Heesselt waarbij ook gekeken zal worden naar koppeling aan de opgaven uit het nHWBP.
Indicatie hoogwatergeul Varik-Heesselt 28
Merwedes
Programmering 2015-2030: • Dijkversterking nHWBP: Werkendam-Giessen • Nevengeul Sleeuwijk, in combinatie met bruggenhoofd A27 • Nevengeul natuurgebied Avelingen • Uiterwaarden/dijkteruglegging Werkendam: studie-opdracht en op basis daarvan programmering (dijkverbetering en/of rivierverruimende maatregelen) 2030-2050: • Dijken op orde brengen en voldoen aan nieuwe normering • Uiterwaarden en dijkteruglegging Werkendam: concretiseren en uitvoering op basis van studieopdracht • Zomerbedmaatregelen Nieuwe-/Boven-/BenedenMerwede 2050-2100: • Meestromen Kanaal van Steenenhoek • Meestromen Dordtse Biesbosch De keuzes toegelicht In de periode 2015-2030 vindt in het kader van de nHWBP programmering dijkversterking plaats op het traject Werkendam-Giessen. De rivierverruimende maatregelen die wij programmeren voor de periode 2015-2030 realiseren een behoorlijke hoeveelheid waterstandsdaling en kunnen rekenen op bestuurlijk draagvlak vanwege de mogelijkheden voor het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit en voor meekoppeling van doelstellingen vanuit natuur, recreatie en de Kaderrichtlijn Water. Een uitzondering hierop vormt de gemeente Werkendam. Binnen de gemeenteraad is hier het draagvlak afwezig voor de dijkteruglegging Werkendam-Sleeuwijk in de voorkeursstrategie (Motie gemeenteraad, d.d. 11 november 2013). Het realiseren van een nevengeul in het natuurgebied Avelingen levert een grote waterstandsdaling op, die doorwerkt tot aan Gorinchem. Deze maatregel kan geïntegreerd worden met het natuurgebied, dat hier op dit moment gerealiseerd wordt. Het realiseren van een nevengeul bij de uiterwaarden van Sleeuwijk biedt bij uitstek meekoppelkansen voor natuur, recreatie en de Kaderichtlijn water, tevens dient deze maatregel uitgevoerd 29
te worden gecombineerd met de werkzaamheden aan de A27. In deze maatregel zit namelijk ook het doorlaatbaar maken van het zuidelijke bruggenhoofd van de bestaande brug over de A27, waarmee een belangrijk rivierkundig obstakel wordt verwijderd. Het optimaliseren van de Kleine Noordwaard lijkt onvoldoende effectief te zijn, aangezien de maatregel verder benedenstrooms ligt. Deze maatregel wordt interessant op het moment dat de opgave voor waterstandsdaling gecombineerd kan worden met het realiseren van doelstellingen vanuit andere functies. De maatregelen, die in de periode 2030-2050 zijn geprogrammeerd, zijn minder gedragen, maar effectief voor wat betreft de waterstandsdaling die zij realiseren. De dijkteruglegging tussen Sleeuwijk en Werkendam in combinatie met de uiterwaarden van Werkendam zorgt voor waterstandsdaling ten behoeve van waterveiligheid en creëert tevens ruimte voor meekoppelkansen, zoals mogelijkheden voor economie, natuur en realisatie van KRW doelstellingen. In combinatie met de nevengeulen bij Avelingen en Sleeuwijk kan de klimaatopgave tot 2050 met deze maatregelen ingevuld worden. Tot nu toe zijn de nevengeulen, uiterwaardvergraving en dijkverlegging als één pakket beoordeeld. Feitelijk is nader onderzoek en uitwerking gewenst voor de genoemde onderdelen van dit pakket en mogelijke alternatieven voor deze onderdelen. De maatregel zomerbedverdieping kent de nodige ‘haken en ogen’. De maatregel verstoort het morfologische evenwicht en leidt tot verdrogingseffecten binnendijks. Vanuit de waterbeheerder is het draagvlak gering. Deze maatregel is later geprogrammeerd, zodat er tijd is voor nader onderzoek aan de precieze omvang van deze effecten en de wijze waarop deze gemitigeerd kunnen worden. De eerste onderzoeken zijn gereed in de eerste helft van 2014. Langs de gehele rivier Beneden Merwede is sprake van een grote opgave voor dijkversterking om de dijken op orde te houden. Binnendijkse versterking is hier complex omdat langs de Beneden Merwede sprake is van stedelijke, bebouwde dijklinten. Buitendijkse versterking biedt hier mogelijk soelaas maar vraagt compensatie, bijvoorbeeld door met zomerbedverbreding ruimte voor de rivier te creëren. Daarnaast biedt zomerbedverbreding hier mogelijkheden voor de scheepvaart. De Beneden Merwede is lokaal te smal om bij grote economische groei de scheepvaart voldoende te kunnen accommoderen. De maatregel zomerbedverbreding kan ingezet worden als maatwerk in combinatie met buitendijkse versterking, ook al vóór 2030. De maatregelen die wij na 2050 programmeren hebben een dusdanige (maatschappelijke) impact dat niet gesproken kan worden van ‘no regret’. Ze geven aanleiding voor verdere uitwerking van hoe deze (maatschappelijk) impact gemitigeerd kan worden. Bovendien kan de vormgeving van de maatregel dan worden aangepast op de actuele kennis van de klimaatverandering en de stand der techniek van dat moment. Het meestromen van het Kanaal van Steenenhoek dient verder onderzocht te worden, omdat deze maatregel nog onvoldoende is uitgewerkt. Echter deze maatregel levert in potentie een grote waterstandsdaling op. Het meestromen van de Dordtse Biesbosch is een maatregel die is ontstaan vanuit de strategie van Zelfredzaam Eiland voor Dordrecht. Dordrecht kiest er voor om een veilig compartiment te creëren aan de kop van het Eiland. De Dordtse Biesbosch wordt gezien als een gebied waar bewoners uit geëvacueerd kunnen worden. Het meestromen van de Dordtse Biesbosch is een maatregel die een hoeveelheid water door het gebied laat meestromen boven bepaalde waterstanden. Dit vereist in het ontwerp dat er ook een uitstroomopening wordt gecreëerd, in geval het water het gebied in komt. Bij dit project spelen nog enkele onderzoeksvragen, waarbij er nadere aandacht is voor de effectiviteit, kosten en meekoppelkansen van de maatregel.
30
Hoofdstuk 7. Inzichten en aandachtspunten Van proces tot inzicht Wij kijken terug op een geslaagde samenwerking binnen de context van het Deltaprogramma. Onze voorkeursstrategie voorziet op de lange termijn in een robuust en hoogwaterveilig riviersysteem en is gebaseerd op een combinatie van rivierverruimende en dijkversterkingsmaatregelen. Wij willen hiermee voortvarend aan de slag in een uitgekiend programma dat voortvloeit uit deze strategie. Rivierverruiming en dijkversterking in een krachtig samenspel; waterveiligheid als motor voor ontwikkeling. In het proces dat wij het afgelopen jaar hebben doorlopen, hebben we een aantal inzichten ontwikkeld die terloops in deze rapportage al zijn aangesneden, maar die het verdienen om in dit slothoofdstuk afzonderlijk te benoemen. Met het benoemen en bespreken van deze inzichten sluiten we deze rapportage af. Het gaat om inzichten op de het punt van governance, van instrumenten, van veiligheidsnormering en de internationale context. Governance Een van de belangrijkste resultaten van het regioproces waarvan in deze rapportage de voorkeursstrategie wordt beschreven is het toegenomen besef, met name bij regionale bestuurders, van het belang van waterveiligheid. Het besef dat we daar wat aan te doen hebben, dat de opgave niet acuut is, maar wel urgent en dat we bij de aanpak ook kansen kunnen benutten. Dat vraagt om een organisatie van de aanpak van waterveiligheidsmaatregelen waarbij de bestuurders van en in de regio, van gemeenten, waterschappen en provincie, samen met het rijk en rijksdiensten invulling geven aan de doorzet naar programmering en uitvoering. Gezamenlijke verantwoordelijkheid voor en organisatie van de toekomstige programmering, voorbereiding en uitvoering van deze waterveiligheidsmaatregelen. Dat vraagt helderheid over de financiële kaders van uitvoering van waterveiligheidsmaatregelen, ook waar die waterveiligheidsmaatregelen als onderdeel van gebiedsontwikkeling wordt opgepakt. De programmering via de nu gescheiden sporen van nHWBP en MIRT zal meer op elkaar afgestemd moeten worden, waarbij op termijn verdere integratie gewenst is. Gelet op het belang van de waterveiligheidsopgave in het rivierengebied, welk belang nationale prioriteit verdient, is gewenst en noodzakelijk dat de voorgestelde aanpak van de waterveiligheid in het rivierengebied met het bijbehorende financiële kader zijn basis krijgt in de Deltabeslissingen. Eén van de verder uit te werken aandachtspunten op het gebied van governance betreft verder de wijze waarop bij de uitwerking van maatregelen invulling wordt gegeven aan (burger)participatie. Bij het opstellen van deze voorkeursstrategie is slechts in enkele gevallen met burgers gecommuniceerd. Dat had als achtergrond dat het ging om het ontwikkelen van deze strategie en dat er geen besluiten worden genomen over concrete maatregelen. Dat wringt, want de strategie is wel gebaseerd op mogelijke maatregelen waarover in de toekomst besluiten kunnen vallen. En volstrekt helder is dat die maatregelen altijd gevolgen zullen hebben voor de persoonlijke leefomgeving en daarmee de persoonlijke belangen van (groepen van) individuen. Het is duidelijk dat de tijd dat maatregelen alleen op tekentafels van deskundigen ontworpen werden
31
en verantwoordelijke bestuurders er na inspraak over konden besluiten, achter ons ligt. De uitdaging tekent zich af om bij de uitwerking van de strategie naar maatregelen op een passende manier invulling te geven aan belangen van en inbreng van belanghebbende (groepen van) burgers en bedrijven, zodanig dat een goede weging plaatsvindt van persoonlijke en collectieve (soms nationale) belangen. De maatregelen die wij na 2030 programmeren zijn voor een deel op dat moment op de tijd-as gezet vanwege hun complexiteit en grotere impact. Dit betekent niet dat deze maatregelen voorlopig geen aandacht behoeven. Deze mogelijke maatregelen vragen er juist om de tijd goed te benutten om zorgvuldig verder te ontwikkelen, af te wegen, te ontwerpen en te detailleren. Dit vraagt ook om concrete afspraken tussen de partneroverheden over de wijze waarop hieraan invulling gegeven wordt. Vooraf was duidelijk dat in deze strategie voldoende ruimte moest zijn voor een adaptieve aanpak en ontwikkelgerichte benadering. Dat blijft ook naar de toekomst van belang bij het verder uitwerken van de programmering. De tijdschaal tot 2050 en tot 2100 vraagt om denken in ontwikkelsporen, omwisselmogelijkheden en versnellingsopties. En om de juiste balans tussen heldere kaders, integratie van programma’s en flexibiliteit in de uitvoering. Instrumenten Op het vlak van benodigde instrumenten om te komen tot uitvoering van (maatregelen in de) voorkeursstrategie zijn inzichten ontstaan op de volgende punten: •
Grond en grondverwerving Daar waar op termijn de eigendom van gronden nodig is voor de uitvoering van maatregelen is betere samenwerking nodig tussen overheden met betrekking tot hun te realiseren doelen en de verwerving van gronden die hiervoor nodig zijn; daarbij is ook aandacht nodig voor de bestaande beleidsregels over verwerving van grond en voor de wijze van inzetten van bestaande grondposities.
•
Ontwikkelgericht reserveren Bij het opstellen van de voorkeursstrategie zijn ook gebieden besproken waar op dit moment reeds een ruimtelijke reservering rust, voortvloeiend uit het BARRO (Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening). Met de conserverende werking van deze reservering bestaan minder goede ervaringen. Tegelijkertijd is duidelijk dat daar waar op termijn rivierverruimende maatregelen gewenst zijn dan wel dijkversterking nodig is, ontwikkelingen die hier haaks op staan, ongewenst zijn. Bijvoorbeeld in potentiële toekomstige retentiegebieden is het gewenst om ruimte te geven voor de (ruimtelijke) functies die het gebied ook in de toekomst bij inrichting tot retentiegebied kan blijven vervullen, bijvoorbeeld landbouw, natuur en recreatie. Bescherming tegen ongewenste ontwikkelingen zonder het gebied tot de tijd dat de maatregel wordt getroffen, op slot te zetten. Het regioproces heeft geleid tot het inzicht dat nadere uitwerking gewenst is van de vormen van ruimtelijke reserveringen voor binnendijkse rivierverruimende maatregelen, van de wijze waarop deze juridisch verankerd kunnen worden (inzet provinciaal en rijksinstrumentarium) en welke opties er zijn voor ontwikkelgericht reserveren.
Scorekaart paden
Adaptatiepaden
Pad en acties 1
Actie A Actie B
NevenRelatieve Doelkosten matigheid effecten +++ + 0
2 +++++ 0 0
Huidig beleid
3 +++ 0 0
Actie C
4 +++ 0 0
Actie D 0
5 0 0 10
Actie effectief in elk scenario Actie ineffectief in scenario X
70
80
Overstap naar nieuwe actie Knikpunt van een actie
90
100 jaar
6 ++++ 0 ...
+++ 0
-
32
•
Duurzaam rivierbeheer Op het punt van rivierbeheer blijft het gewenst te komen tot een invulling (bijvoorbeeld de beleidslijn Grote Rivieren), waarbij invulling wordt gegeven aan het rivierbeheer vanuit een integrale visie op onder meer economie (w.o. scheepvaart), hoogwaterveiligheid, zoetwatervoorziening, natuur, recreatie en mogelijke andere functies.
Beschermingsniveau en veiligheidsnormering In deze strategie is uitgegaan van een analysenorm van 1:4000 voor de Waal. Langs de Merwedes is de analysenorm 1:10.000 voor dijkring 16, Alblasserwaard-Vijfheerenlanden en 1:4000 voor dijkring 24, Land van Altena. Het regioproces heeft bevestigd dat over veiligheidsnormering nationale besluitvorming en internationale afstemming nodig is. Ook bevestigt het proces dat aanscherping van het beschermingsniveau gewenst is en dat de overstap naar de risicobenadering als logisch wordt ervaren. Hoe de besluitvorming over het beschermingsniveau uitpakt is nog niet duidelijk. De genoemde analysenormen zijn zo gekozen dat ze zich bevinden aan de ‘bovenkant’ van de discussie over de normen. Anders gezegd: in het proces is het inzicht ontstaan dat het nader te nemen besluit over de normering goed matcht met deze strategie. Internationale context De Rijn komt bij Lobith ons land binnen. Daarvoor heeft ze al een lange weg afgelegd door onder andere Duitsland. De strategie voor waterveiligheid laat zien dat op meerdere punten aandacht nodig is voor deze internationale context. Op regionale schaal gaat het bijvoorbeeld om grensoverschrijdende dijkringen, en de afstemming daarin van maatregelen op Nederlands resp Duits grondgebied. Op de schaal van de riviertak en de strategie gaat het om de afvoerhoeveelheid. Ook daarin is van belang dat er tussen Nederland en Duitsland goede afstemming plaatsvindt over welke maatregelen genomen worden die van invloed zijn op de afvoer. Daarbij is het goed om elkaar te informeren over de mogelijk verschillende visies, over kennis en ontwikkelingen op het gebied van klimaatverandering en de gevolgen daarvan voor de afvoer van de Rijn. Ook de Europese Richtlijn Overstromingsrisico’s geeft aan dat er internationale afstemming moet zijn over overstromingsrisico’s en de ontwikkelingen op dit terrein. Met behulp van deze informatie zal gericht gestuurd moeten worden op wat er in het grensgebied en in Nederland nodig is om gereed gesteld te staan voor de te verwachten afvoer in de toekomst.
33
Bijlages Bijlage 1. Gebiedskaart met dijkringen
i
Bijlage 2. Overzicht opgaven
ii
Bijlage 3. Overzicht maatregelen
iv
Bijlage 4. Maatregelen voorkeursstrategie in tijd
viii
Bijlage 5. Waterstandseffecten rivierverruimende pakketten
ix
Bijlage 6. Resultaten doorrekening voorkeursstrategie
xi
Bijlage 7. Kaart voorkeursstrategie
xii
Bijlage 1. Gebiedskaart met dijkringen
i
Bijlage 2. Overzicht opgaven 1 Het op orde brengen en houden van de dijken
Te versterken dijken: Bodemdaling (2100):
nHWBP 0,2m
aandachtsgebieden piping 0,2-0,4m 0,4 - 0,6m
2 Een nieuwe norm voor de dijken
Blootstelling aan het water:
ondiep
(zeer) diep en langzaam
diep en snel
zeer diep en snel
ii
3 Waterstandstijging door klimaatverandering Visualisatie waterstandsstijging door klimaatverandering Bovenrijn – Waal Merwedes + Pannerdensch kanaal, 2050 en 2100 (bron data: DPR, Waterveiligheidsopgave Waal).
PANNERDENSCH KANAAL
iii
Bijlage 3. Overzicht maatregelen Aangemelde dijktrajecten (Waal, Bovenrijn en Pannerdensch Kanaal) nHWBP tot 2030
Te versterken dijken:
afgekeurd bij toetsing
Aangemelde trajecten dijkversterking nHWBP (nov 2013) • • • • • • • • •
Werkendam – Giessen Gorinchem Vuren-Haaften Bommelerwaard Lingewaal - Neerijnen Waardenburg - Opijnen Opijnen – Ophemert Tiel Heerewaarden en VW24
• • • • • • • • •
Leeuwen – Oude Maasdijk Neder-Betuwe: PWA-brug-Dodewaard Wolferen - Sprok Winssen – Drutensche Waarden Nijmegen – Ewijkse Plaat Lingewaard De Tollewaard Ooij en Millingen Pannerden-Loo
iv
BovenRijn BovenRijn
Bijland (Rijnwaarden) Lobberdensche Waard (Kijfwaard)
wl_03-1 wl_04-r01-1
Hydraulisch obstakel Uiterwaardproject
863-865 VKS (studie) 867-869 VKS (studie) 868-875 VKS (studie) 871-876 VKS (studie) 877-882 VKS (studie) 888-890 VKS
Waalbochten Millingerwaard & Erlecomse Waard Waalbochten Gendtse Waard / Suikerdam Waalbochten Dijkverlegging Ooij
wl_06-2
20201
Uiterwaardproject Hydraulisch obstakel Dijkverlegging
Midden-Waal Dijkverlegging Oosterhout Midden-Waal Gouverneursche polder
wl_13-dvl2
Dijkverlegging
wl_21-4
Uiterwaardproject
Midden-Waal Grote Willemspolder
wl_25-3
Nevengeul / 909-912 VKS Hoogwatergeul
Waal omgeving St. Andries
Hoogwatergeul Varik - Heesselt
wl_70006p2
Groene rivier / retentie / Rivierkering
921-930 VKS
BenedenWaal
Ruijterwaard + Brakelsche Benedenwaard (incl dijkverlegging) Maatregelpakket 1 Merwedes -Nevengeul Sleeuwijk -Uiterwaarden Werkendam - Dijkverlegging Werkendam Noord - Geul Avelingen Natuur
wl_43-45-1
Uiterwaardproject en dijkverlegging
947-951 VKS
Boven Merwede
wl_08-3
MW_pak1_DPR Overig
902-906 VKS
953-962 VKS (studie)
Effe c wat t op erst and (cm Mee ) k o p bela pelk nge anse n n/
Stad ium
Km van -tot
pe Maa treg elty
de Maa treg elco
Maa treg elna am
Rivi
erta k/de
el
Rivierverruimende maatregelen: 2015 - 2050
6,3 --1,3 --11,4 --8 Natuur: aanzanding rivierduinen 20 Natuur: aanzanding rivierduinen 5,9 Natuur 5,3 Economie (delfstoffen) KRW 4,5 Economie (delfstoffen) KRW 45-53 Economie (bedrijvigheid, delfstoffen) Natuur, KRW 17,5 Economie Natuur Recreatie 45 Economie Natuur
v
BenedenWaal BenedenWaal BenedenWaal
Rijswaard wl_36-5 Blauw-Groen Kerkewaard-Tuil Rood wl_38-1
Uiterwaard934-934 VKS project Nevengeul / 934-937 VKS Hoogwatergeul Uiterwaard939-940 VKS project
wl_40-7
Zomerbedverdieping Boven Merwede en Nieuwe Merwede
MW42_3
Zomerbedmaatregel
Stad ium
Km van -tot
Maa treg elty
Maa treg elco
erta k/de
BovenMerwede
Crobsche Waard
Effe c wat t op erst and (cm Mee ) k o p bela pelk nge anse n n/
Uiterwaardproject Groene rivier / retentie / Rivierkering
pe
Huissensche waarden r_05-06-comb fase 2 Retentie Rijnstrangen 90001k_hl
de
Maa treg elna am
Pannerdensch Kanaal BovenRijn
el Rivi
Rivierverruimende maatregelen: 2050 - 2100
876-878 VKS
14,6 ---
863-867 VKS
18,2 Natuur Economie (R&T, landbouw) Cultuurhistorie NB kansen nu al aan de orde 7 ---
954-971 VKS
8,8 Overnachtingshaven 5,4 Economie (delfstoffen) Natuur, KRW Scheepvaart
vi
VKS adaptief
Erlecomse waard
VKS adaptief
Uiterwaarden Oosterhout Uiterwaardproject WaalWeelde 2017 Beuningse uiterwaarden fase 1 Uiterwaardproject WaalWeelde 2017 Beuningse uiterwaarden fase 2 Uiterwaardproject VKS adaptief Loenensche Buitenpolder Afferdensche en Deestsche uiterwaarden Dijkteruglegging A50-Dodewaard
Uiterwaardproject WaalWeelde 2017 Dijkteruglegging In uitvoering Dijkteruglegging
Drutensche waarden
Kleine Willemspolder Stiftsche uiterwaarden (plan+geul)
Mee bela koppelk nge anse n n/
m)
Langsdammen
Langetermijnreservering; vervalt indien mogelijk VKS adaptief
Uiterwaardproject Waalweelde 2017 Herinrichting VKS adaptief uiterwaard
Kop van Heerewaarden/Bato’s Erf/Dreumelse- Wamelse uiterwaarden Heesseltsche uiterwaarden
VKS adaptief
Uiterwaardproject Uitvoering PKB
Hurwenensche uiterwaarden
Uiterwaardproject Uitvoering PKB
Munnikenland
dijkverlegging en uiterwaardvergraving
Effe c wat t op erst and (c
Stad ium
pe Maa treg elty
Maa treg elna am
Rivierverruimende maatregelen: Adaptief en overig
Natuur: meningen over verdeeld Rivierbeheer: aantrekkelijk (zie Afh. van planuitwerking (vormMillingerdam) geving geul) kansen voor KRW NVT 3,5 Nog niet bekend NVT NVT
Natuur, Recreatie/uitloopgebied Natuur, KRW, Recreatie Verwijderen bedrijvigheid Natuur, Recreatie NVT NVT
16,6 NVT
6 Economisch: herstructurering bedrijventerrrein KRW: wellicht NVT 4 Natuur (bedreiging én kansen) KRW neutraal Natuur NURG KRW
1,8
Uitvoering PKB
vii
Bijlage 4. Maatregelen voorkeursstrategie in tijd
2015-2030
2030-2050
2050 - 2100
viii
Bijlage 5. Waterstandseffecten rivierverruimende pakketten Pakket 2050 Maatregelpakket 1 op Merwedes (DPR) (=combinatie Nevengeul Sleeuwijk + Uiterwaarden Werkendam & Dijkverlegging Werkendam Noord + Afgraven Avelingen) (MW_pak1_DPR) Ruijterwaard + Brakelsche Benedenwaard (incl dijkverlegging) (wl_43-45-1) Hoogwatergeul Varik – Heesselt (wl_70006p2) Dijkverlegging Oosterhout (wl_13-dvl2) Gendtse Waard (Waalweelde) (wl_08-3) Millingerwaard & Erlecomse Waard (Waalweelde) (wl_06-2) Lobberdensche Waard (Kijfwaard) (WaalWeelde) (wl_04-r01-1) Bijland (Rijnwaarden) (WaalWeelde) (wl_03-1) Dijkteruglegging Ooij (20201) Zelfrealisatie: Groot Willemspolder (wl_25-3) Gouveneurspolder (wl)21-4)
Waterstandsstijging door klimaatverandering 2050
PANNERDENSCH KANAAL
Resterende waterstandsstijging door klimaatverandering 2050 na uitvoering waterstandsverlagend pakket 2050
ix
Pakket 2100 Zomerbedverdieping Boven Merwede en Nieuwe Merwede (PKB) (MW42_3) Kerkenwaard (wl38-1) Rijswaard (wl36-5) Crobsche Waard (wl_40-7) Retentie Rijnstrangen (DPR) (90001k_hl) Huissensche waarden fase 2 + verlagen Loveerdam (r_05-06-comb)
Waterstandsstijging door klimaatverandering 2100
PANNERDENSCH KANAAL
Resterende waterstandstijging door klimaatverandering 2100 na uitvoering waterstandsverlagend pakket 2050+2100
x
Bijlage 6. Resultaten doorrekening voorkeursstrategie
risico (miljoen Euro’s per jaar) 0
20
40
60
80
100
200
300
400
Waal rechts Waal links
Waal rechts 1:2000 Waal links 1:2000
Legenda huidig risico risico 2050 ongewijzigde situatie risico 2050 na uitvoering dijkversterking (incl. normering) risico 2050 na uitvoering Voorkeursstrategie
Kosten 2050 (in miljard €) waarvan verruimende maatregelen Kosten 2100 (in miljard €) waarvan verruimende maatregelen
Referentiestrategie (dijken)
Voorkeursstrategie (mix van dijken en verruiming)
2,3
3,2
2,8
1,2 4,7 2,5
xi
nHWBP aandachtsgebieden piping
maatregel buitendijks maatregel in zomerbed langsdammen adaptief programmeren studieopdracht buitendijks
retentiegebied hoogwatergeul dijkteruglegging nieuwe dijk
Bijlage 7. Kaart voorkeursstrategie
xii
Colofon
Uitgave Provincie Gelderland Rapportage Elsa Voorsluijs Voorsluijs Beleid en Strategie, in water, ruimte en klimaat Beeldredactie Defacto Stedenbouw Rotterdam Contactpersonen Proces : Jaap Ruiter (provincie Gelderland) Waal : Sonja Seuren (provincie Gelderland, Myra Kremer (Waterschap Rivierenland) Merwedes : Pim Neefjes (Deltaprogramma Rivieren), Luc de Vries (Deltaprogramma Rijnmond Drechtsteden)
Deltaprogramma | Rivieren Contouren voor de Voorkeursstrategie Rivieren
Discussiestuk voor de consultatie, Deltaprogramma Rivieren, 9 december 2013
Voorkant Hoogwater Maas, 2011 Foto: Arjan van Hal
Inhoud
Beschermingsniveau aanscherpen (6) Rivierverruiming en dijkversterking (8) Heldere financiële kaders (11)
Principiële uitspraken
Verkenning en vervolgonderzoek (13) Voortzetting samenwerking (14) Verankering in Deltabeslissingen (16) Internationale samenwerking (17)
Ruimtelijke reserveringen (19) Inzet retentiegebieden (20) Veiligheidsfilosofie (21) Inleiding (3)
Vervolgproces (24)
Strategische keuzes
Urgentie bepaalt prioriteitsstelling (22)
Deltaprogramma (25) 2
Inleiding Betekenis van dit document Dit document bevat de contouren voor de Voorkeurstrategie Rivieren Rivierverruiming en dijkversterking in een krachtig samenspel. De Voorkeursstrategie Rivieren zal in april 2014 voor het Deltaprogramma 2015 (DP2015) worden opgeleverd, samen met de adviezen van het Deltaprogramma Rivieren over de verschillende deltabeslissingen. Belangrijke bouwstenen voor de Voorkeursstrategie Rivieren zijn de regionale voorkeursstrategieën die eind november en begin december door de regio’s IJssel, Waal, NederrijnLek, bedijkte Maas en Maasvallei zijn opgeleverd.
De regionale voorkeursstrategieën staan samen met dit document centraal in de consultatierondes die door de provincies zijn geïnitieerd. Dit document plaatst de regionale voorkeursstrategieën in de bredere context van de Voorkeursstrategie Rivieren. Het bevat uitspraken en keuzes die de regio’s en riviertakken (met elkaar ver) binden.
Uitspraken en keuzes In het Deltaprogramma wordt onderscheid gemaakt in principiële uitspraken, strategische keuzes en concrete maatregelen als elementen van een voorkeurstrategie. Dit document gaat in op de voorstellen voor principiële uitspraken en strategische keuzes voor het Deltaprogramma Rivieren, zoals voorgelegd aan de Stuurgroep Delta Maas en de Stuurgroep Delta Rijn (20 november 2013) en de Landelijke Stuurgroep Deltaprogramma (28 november 2013). De voorstellen voor concrete maatregelen komen naar voren in de regionale voorkeursstrategieën.
Voorkeursstrategie Rivieren Dijkversterkingen en rivierverruimende maatregelen spelen samen de hoofdrol in de Voorkeursstrategie Rivieren. De uitwerking hiervan is in volle gang. Aan het einde van dit document vindt u een korte beschrijving van het proces en de activiteiten om tot de vaststelling van de Voorkeursstrategie Rivieren te komen.
3
Urgentie
!
Klimaatverandering en bodemdaling
!
Inhaalslag dijken
!
Nieuwe normen
Zeespiegelstijging en toename piekafvoer rivieren.
Afgekeurde dijken en piping
Betere basisveiligheid en extra aandacht voor risico op (economische) schade.
4
PRINCIPIËLE UITSPRAKEN
Hoogwater Waal, 2011 Foto: Mischa Keijser
Beschermingsniveau aanscherpen gevolgschade en slachtoffers. In het rivierengebied komen grote waterveiligheidsopgaven samen.
uitspraak - 1 De Stuurgroepen Delta Maas en Delta Rijn onderschrijven de noodzaak van aanscherping van het beschermings niveau in het rivierengebied en willen daarbij uitgaan van de risicobenadering. De opgave - de combinatie van afgekeurde dijken, klimaatverandering, bodemdaling en nieuwe normering - maakt dat het rivierengebied de komende decennia verreweg de grootste waterveiligheidsopgave heeft. Een opgave, die vraagt om landelijke prioriteit. De urgentie van de opgave vormt een grote uitdaging voor de komende decennia, maar biedt juist ook kansen voor een duurzaam veilig en economisch florerend rivierengebied.
Op korte termijn ligt er een urgente dijkversterkingsopgave om de ruim 300 km afgekeurde dijken op orde te brengen. Bovendien blijken veel dijken in het rivierengebied gevoelig voor piping (water- én zandmeevoerende wellen in de dijk) en bodemdaling. Op de lange termijn moeten we rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering. Dit betekent stijging
van de waterstand in de rivieren door zeespiegelstijging en hogere piekafvoeren. Dit kan leiden tot een toename van de waterstanden met maximaal 80 cm in het jaar 2100 voor de verschillende riviertakken. Door de toename van het aantal inwoners en de economische waarde achter de dijken is ook aanscherping van het beschermingsniveau noodzakelijk. Het bieden van een basisbescherming tegen overstromingen aan alle mensen is daarbij uitgangspunt. Extra
Overstromingsrisico De Voorkeursstrategie Rivieren gaat uit van de volgende uitgangspunten: • Deltabeslissing Waterveiligheid: er is breed draagvlak voor de aanscherping van het beschermingsniveau in het rivierengebied volgens de risicobenadering; • Deltabeslissing Rijn-Maasdelta: de huidige beleidsmatig afgesproken afvoerverdeling blijft uitgangspunt voor de Voorkeursstrategie Rivieren;
• Deltabeslissing IJsselmeergebied: uitgegaan wordt van een zo beperkt mogelijk meestijgen van het winterpeil van van het IJsselmeer na 2050. Urgentie waterveiligheidsopgave Het rivierengebied beslaat een groot deel van ons land en kent op dit moment verreweg de grootste risico’s op overstroming. Het gaat om risico’s met het oog op mogelijke economische
Wadden Kust IJsselmeer Rijnmond Drechtstreden Zuidewestelijke delta Rivieren
6
bescherming is nodig om in specifieke gebieden grote economische schade en/of grote aantallen slachtoffers te voorkomen. De urgentie van de wateropgave in het rivierengebied is groot. Circa 90% van het overstromingsrisico (kans x gevolg) in Nederland komt voor rekening van het rivierengebied. Het grote aandeel voor het rivierengebied wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door de grote kans op overstroming, maar ook door de omvang van het overstroomd oppervlak en de daarmee gepaard gaande schade.
Hoogwater bij Tiel, 2002 Foto: Waterschap Rivierenland
7
Rivierverruiming en dijkversterking uitspraak - 2 Het motto ‘Rivierverruiming en dijkversterking in een krachtig samenspel’ is leidend voor de Voorkeursstrategie Rivieren en vormt de basis voor de regio-specifieke uitwerking voor de IJssel, Waal-Merwedes, Nederrijn-Lek, Bedijkte Maas en Maasvallei. Een krachtig samenspel van dijkversterking en rivierverruimende maatregelen, gericht op het voorkomen van waterstandsverhoging en het realiseren van risicoreductie, is nodig voor een robuust riviersysteem. Ook met het oog op regionale waarden en ontwikkelingsperspectieven die passen bij de ruimtelijk economische visie voor het rivierengebied. De Voorkeursstrategie Rivieren moet hiervoor een stevige basis vormen. De veiligheidsopgave voor het rivierengebied kan worden ingevuld met dijkversterking en rivierverruimende maatregelen. In de fase van kansrijke strategieën (DP2014) zijn beide opties verkend. Dijkversterking is op veel
plaatsen een logische en noodzakelijke keuze voor een bewezen techniek om de kans op overstroming te verlagen. Een grote uitdaging is het verbinden van dijkversterking met andere functies en het ontwikkelen van innovatieve dijkconcepten (bijvoorbeeld geotextiel en deltadijken). Rivierverruiming draagt bij aan risicoreductie door zowel de kans op overstroming als ook de vermindering van de gevolgen bij een overstroming en is daarmee een krachtige maatregel om waterstandsverhoging in de rivieren als gevolg van klimaatverandering in de toekomst te beperken. Ook voor rivierverruiming is de uitdaging de verbinding te zoeken met andere functies en doelen. De ervaring van Ruimte voor de rivier
en Maaswerken leert dat ruimtelijke waterveiligheidsmaatregelen door de kansen voor meekoppeling van andere functies tot veel meerwaarde voor de gebiedsontwikkeling kunnen leiden. Balans binnen grenzen Voor beide opties geldt ook dat er grenzen zijn aan de mogelijkheden. Grenzen vanuit de veiligheidsopgave, grenzen vanuit het watersysteem en de waarden en kwaliteiten van het gebied, grenzen vanuit kostenoverwegingen en grenzen vanuit het draagvlak voor de mogelijke oplossingen. Het respecteren van die grenzen vraagt om een mix van maatregelen. Een deel van de veiligheidsopgave en bodemdaling moet altijd met dijkversterking gerealiseerd worden, omdat de opgave van de afgekeurde dijken vooral een sterkteprobleem betreft (stabiliteit en piping). De verbetering van de afgekeurde dijken is een forse opgave die voor een belangrijk deel op korte en middellange termijn speelt. De opgave is urgent en een directe verplichting conform de Waterwet.
Voor een ander deel van de veiligheidsopgave - de klimaatopgave en gedeeltelijk ook voor de nieuwe norm – is een keuze mogelijk: dit kan zowel met dijkversterking als rivierverruimende maatregelen worden opgelost. Daar is dus een afweging nodig, waarbij de karakteristieken en ontwikkelingsmogelijkheden van de gebieden als vertrekpunt dienen, een afweging op basis van het samenspel tussen doelbijdrage, kosten, meekoppelkansen, overige baten en draagvlak.
8
Typen maatregelen
Dijkversterking Dijkversterking kan op verschillende manieren. Denk naast de dijk hoger en breder maken bijvoorbeeld aan het versterken van de voet om piping tegen te gaan of aan een technische constructie met een damwand in de dijk.
Rivierverruiming Er zijn diversie opties om de rivier meer ruimte te geven, dijkverlegging is er een van. Andere voor beelden zijn het zomerbed verdiepen, uiterwaarden uitgraven of een hoogwatergeul aanleggen.
Retentie Retentie is het tijdelijk opvangen en vasthouden van water in een daarvoor vooraf bestemd gebied. Retentie beoogt de piek in de afvoergolf af te vangen en verlaagt zodoende de waterafvoer benedenstrooms. 9
Accenten riviergebieden gelen, gecombineerd met de noodzakelijke dijkaanpassingen. Bovenstrooms zijn ook maatregelen in de tweede laag perspectiefvol. Het gaat dan om ruimtelijke ordening en/of aangepast bouwen. Dit geldt met name voor plaatsen waar de rivier nog echt in een dal ligt, bijvoorbeeld in de IJssel-Vechtdelta).
In de benedenstroomse delen bestaan de maatregelen grotendeels uit dijkversterking. In het middentraject is de combinatie van dijkversterking en rivierverruiming aan de orde. In de bovenstroomse delen van rivieren vormen de mogelijkheden voor retentie en rivierverruiming belangrijke maatre-
+
+
+
+
+
+
+
+
10
Heldere financiële kaders uitspraak - 3 Helderheid over financieel kader waterveiligheidsmaatregelen is cruciaal. Voor rivierverruiming is een brede onderbouwing in de regio’s ter hand genomen, gericht op de verschillende vormen van meekoppeling en mede-financiering van de integrale oplossing. Ook bij dijkversterking zijn integrale oplossingen in beeld, zoals bijvoorbeeld deltadijken. Voor de uitwerking en uitvoering van de Voorkeursstrategie Rivieren is op korte termijn helderheid nodig over het financiële kader voor waterveiligheidsmaatregelen, als onderdeel van de integrale oplossing, mede in relatie tot de kaders vanuit HWBP, Deltafonds en MIRT. Helderheid over het financieel kader vraagt mede om een stevige basis (‘nationaal belang’) van het ‘krachtig samenspel’ in de relevante, deltabeslissingen (zie principiële uitspraak 6). ‘Rivierverruiming en dijkversterking in een krachtig samenspel’ is een logische stap gebaseerd op de huidige twee pijlers van ons waterveiligheidsbeleid. De Voorkeursstrategie Rivieren moet deze pijlers meer dan voorheen in samenhang brengen, zodat de voort-
zetting van het huidige beleid aan kracht wint. Deze slimme combinatie van dijken en rivierverruiming, met nadrukkelijke aandacht voor meekoppelkansen en mogelijkheden voor meerlaagsveiligheid (met name slimme ruimtelijke ordening en
gevolgbeperkende maatregelen), is leidend voor de nadere uitwerking van de voorkeursstrategie en vormt de kern van de specifieke uitwerking per regio. Onderbouwing, financiële kaders en medefinanciering De Voorkeursstrategie Rivieren geeft een krachtige onderbouwing voor rivierverruiming én dijkversterking. De volgende aspecten spelen een cruciale rol in de onderbouwing: • Doelbereik: o Bijdrage aan risicoreductie en voorkomen waterstands-verhoging; • Kosten: o Investeringskosten en kosten voor beheer en onderhoud; o Vermeden kosten door risicoreductie (schade en slachtoffers); • Meekoppelkansen (concreet): o Meekoppeling (inhoudelijk en financieel) met andere beleidsdoelen (Natura 2000, EHS, KRW) en regionale ambities en kansen; o Vermeden kosten door slim koppelen (in de tijd en geografisch) van rivierverruimende maatrege-
len (‘aanbod grondstoffen’) en dijkversterking (‘vraag grondstoffen’); o Vermeden kosten door meekoppelen andere functies met dijken (wonen/parkeren etc.); o Vermeden kosten voor dijkversterking als bij het ontwerp geen toeslag voor de klimaatopgave hoeft te worden verdisconteerd in geval van rivierverruiming; o Kansen voor (ontgrondend) bedrijfsleven; o Economische spinn-off; • Baten (meer abstract): o Baten voor ruimtelijke kwaliteit, cultuurhistorie, natuur en recreatie; aansluiting op gebiedsvisies; • Draagvlak.
11
Reddingsactie bij hoogwater, 2003 Foto: Ministerie van IenM 12
Verkenning en vervolgonderzoek uitspraak - 4 Verkenningen én vervolgonderzoek blijven nodig. • In de Voorkeursstrategie Rivieren zijn beleid en ambities van rijk, provincies, waterschappen en gemeenten in het ruimtelijk domein als lange termijn perspectief samengebracht; • Voor een aantal gebieden kan de verkenningsfase spoedig worden gestart, in het HWBP of in MIRT-context; • Voor diverse riviertrajecten is nog een verdere uitwerking van het nu lopende proces van belang; de project-overstijgende verkenning van piping-maatregelen, de veiligheids-filosofie Maas en retentie zijn enkele voorbeelden van onderzoeken die doorlopen in de komende jaren (2014-2015). Er is heel veel bereikt in het voorbije traject van strategieontwikkeling. De uitwerking is voortvarend ter hand genomen door de regionale partners. Het in beeld brengen van doelbereik in termen van waterstanden en risicoreductie, het inzichtelijk maken van effecten, het verkennen van kosten, baten en meekoppelkansen in het licht van de regionale ruimtelijk economische visies –dit alles langs vele honder-
den kilometers hoofdwatersysteem- is een huzarenstukje. In verschillende regio’s zijn de voorbereidingen voor borging van maatregelen in regionale structuurvisies (bijvoorbeeld voor Waalweelde West) en provinciale omgevingsplannen (bijvoorbeeld in Limburg) in volle gang. Ook in andere gebieden zijn reeds vervolgstappen richting uitvoe-
ring in gang gezet, bijvoorbeeld voor het opstellen van een overkoepelende strategie IJssel-Vechtdelta start een MIRT-onderzoek. Voor andere riviertrajecten is duidelijk dat de onzekerheden nog groot blijven. Project-overstijgend onderzoek van piping, de veiligheidsfilosofie Maas en retentie zijn enkele voorbeelden van onderzoeken die doorlopen in de komende jaren. Voor delen van het rivierengebied is in de periode 2014 -2015 nog veel werk te verzetten.
Centraal Holland Tekortkomingen aan de C-keringen in dit gebied leiden ertoe dat een overstroming vanuit de Nederrijn-Lek zich niet tot één dijkring beperkt, maar over meerdere dijkringen tot diep in de Randstad doordringt. De voorkeursstrategie gaat uit van de volgende hoofdkeuzes: • Geen grootschalig investeren in de C-keringen; • In plaats daarvan de noordelijke Lekdijken tussen Amerongen en Schoonhoven aanpakken, waarbij ook lokaal meekoppeling met ruimte voor de rivier-maatregelen wordt afgewogen; • De functie en status van de Ckeringen langs de gekanaliseerde Hollandse IJssel, het AmsterdamRijnkanaal en het Noordzeekanaal (Spaarndammerdijk) heroverwogen. De uitwerking van deze hoofdkeuzes is binnen het nHWBP gestart met het opstellen van een plan van aanpak voor de project-overstijgende verkenning Centraal Holland. Looptijd van deze verkenning is januari 2014 - eind 2017. 13
Voortzetting samenwerking uitspraak - 5 Governance: de voortzetting van de samenwerking is nodig voor blijvende integratie. Het ontwikkelingstraject van de Voorkeursstrategie Rivieren heeft onmiskenbaar het belang aangetoond van de samenwerking tussen alle betrokken overheden, vertegenwoordigd in de Stuurgroep Delta Maas en Stuurgroep Delta Rijn, om te komen tot een integraal en lange termijn perspectief voor het rivierengebied. De implementatie en uitvoering van dit integraal en lange termijn perspectief voor het rivierengebied vraagt om een bestuurlijke structuur en organisatie, die het mogelijk maakt het integrale karakter van de voorkeursstrategie ook vast te houden in het proces na de deltabeslissingen. Een adaptieve uitvoering vraagt om een voortdurend en cyclisch proces van planvorming, prioritering en programmering. Ook na vastlegging van de deltabeslissingen vraagt een integrale aanpak van de waterveiligheid gezamenlijke inhoudelijke en financiële afwegingen voor het geheel. De eerste integratieslag is gemaakt, maar vraagt om voortzetting. Weliswaar afhankelijk van de inzichten op nationaal niveau over het ‘vervolg’ van het Deltaprogramma, en in het licht van een meer brede blik op watergovernance, blijft een bestuurlijke structuur op het niveau van Maas en Rijntakken van belang. Voor de uitwerking van de voorkeursstrategie gelden drie perioden: tot 2030, 2030 – 2050 en 2050 – 2100. De maatregelen voor de periode tot 2030 zullen zo concreet mogelijk worden benoemd met de eventuele meekoppelkansen met andere beleidsdoelen
en regionale ambities. Veel maatregelen zijn pas later (vanaf 2030) in de tijd aan de orde, deze worden globaler geduid. Bovendien zijn meekoppelkansen in de toekomst nu niet altijd al ‘gekend’. De maatregelen in de periode na 2050 hebben veelal het karakter van mogelijke opties.
De implementatie en uitvoering van de Voorkeursstrategie Rivieren vraagt nog veel bestuurlijke keuzes waarbij een integrale afweging, met de Voorkeursstrategie Rivieren als integratiekader, cruciaal is.
Dit betekent dat er voortdurend brede maatschappelijke afwegingen moeten worden gemaakt tussen waterveiligheid en andere functies en waarden van het gebied. En dat er voortdurend financiële afwegingen spelen bij het streven naar koppeling van middelen voor waterveiligheid aan middelen voor andere doelen, ambities en kansen. Samenspel organisaties Het krachtig samenspel is een samenspel tussen rivierverruimende maatregelen en dijkversterking, maar ook een blijvend krachtig samenspel tussen de betrokken organisaties: • Daarbij gaat het om maatwerk: een verstandige keuze, voor de juiste maatregelen, in de juiste mix, op de juiste plek, en vooral op het juiste moment; • Het belang van maatwerk maakt dat de Voorkeursstrategie Rivieren geen blauwdruk is, maar veel meer een lange termijn perspectief; • De implementatie en uitvoering van dit integraal en lange termijn perspectief voor het rivierengebied 14
Waal bij Zaltbommel Foto: Tineke Dijkstra
vraagt om een bestuurlijke structuur en organisatie, die het mogelijk maakt het integrale karakter van de voorkeursstrategie ook vast te houden in het proces na de deltabeslissingen. Een adaptieve uitvoering vraagt om een voortdurend en cyclisch proces van planvorming, prioritering en programmering. Ook na vastlegging van de deltabeslissingen vraagt een integrale aanpak van de waterveiligheid van Eijsden tot het Hollands Diep en van Lobith tot Hoek van Holland gezamenlijke inhoudelijke en financiële afwegingen voor het geheel; • Voor de periode tot 2030 vraagt dit om concretisering en onderbouwing, mede op basis van nut en noodzaak (risicoreductie) en kosteneffectiviteit (afweging doelbereik, kosten, meekoppelkansen en overige baten), van die maatregelen in de Voorkeursstrategie Rivieren die op korte termijn noodzakelijk en kansrijk zijn; daar waar mogelijk, zal voor deze maatregelen worden voorgesteld verkenningen te starten (in MIRT- of nHWBP-spoor); • Voor de middellange en lange termijn vraagt dit om flexibiliteit
van de betrokken overheden die het mogelijk maakt, met het integrale perspectief als uitgangspunt, steeds te bezien en te onderbouwen welke maatregelen nodig, mogelijk en haalbaar zijn of hoe het perspectief anders kan worden bereikt. Dit vraagt om een standpunt over de bestuurlijke structuur en organisatie van de implementatie en uitvoering van de strategie.
15
Verankering in deltabeslissingen uitspraak - 6 Het samenspel tussen dijkversterking en rivierverruiming vergt verankering in Deltabeslissing Waterveiligheid en de Deltabeslissing Rijn-Maasdelta. ‘Rivierverruiming en dijkversterking in een krachtig samenspel’ dient onderdeel te zijn van de deltabeslissing Waterveiligheid, omdat een krachtige combinatie van dijkversterking en rivierverruiming nodig is voor een robuust riviersysteem, gericht op het voorkomen van waterstandsverhoging en het realiseren van risicoreductie, en nodig is voor het bereiken van het nieuwe gewenste beschermingsniveau. Het krachtig samenspel van dijkversterking en rivierverruiming dient onderdeel uit te maken van de deltabeslissing Rijn-Maasdelta als onderdeel ‘ruimte voor water’ in het gebied van de Rijn-Maasdelta. Het belang van het krachtig samenspel tussen rivierverruiming en dijkversterking komt centraal te staan in de Voorkeursstrategie Rivieren, maar vraagt – mede met het oog op veranke-
ring in het Nationaal Waterplan – ook om een verankering in de relevante deltabeslissingen.
Hoogwater, 2011 Foto: Waterschap Rivierenland 16
Internationale samenwerking uitspraak - 7 Internationale samenwerking moet worden voortgezet en geïntensiveerd. Voortzetting en intensivering van de internationale samenwerking vraagt nadrukkelijk meer aandacht en inzet van de betrokken overheden vanwege de samenhang in het riviersysteem,de verwachte effecten van klimaatverandering, de mogelijke grensoverschrijdende effecten van maatregelen en de aanpak van overstromingsrisico’s in de grensoverschrijdende dijkringen. Hoogwater stoort zich niet aan grenzen, daarom vraagt de aanpak van hoogwaterveiligheid om een grensoverschrijdende coördinatie van maatregelen. Het neerslagpatroon binnen het stroomgebied van de Rijn en de Maas bepaalt de rivierafvoer die Nederland (bij Lobith en Eijsden) kan bereiken. De Europese Richtlijn Overstromingsrisico’s (ROR), die sinds 2007 van kracht is, verplicht landen om informatie te verzamelen, internationaal overleg te voeren en plannen te maken voor na-
tionaal en grensoverschrijdend beheer van overstromingsrisico’s. De Internationale Commisie ter Bescherming van de Rijn en de Internationale Commissie ter Bescherming van de Maas zijn verantwoordelijk voor de implementatie van deze Europese Richtlijn. Grensoverschrijdende afstemming De afvoeren die Nederland kunnen bereiken, worden voor de Rijntakken vooral bepaald door de dijkhoogten in Duitsland, zowel langs de zijrivieren als
de Rijn zelf. De dijkhoogten langs de Niederrhein in Nordrhein Westfalen, het deel van Duitsland direct grenzend aan Nederland, zijn het meest bepalend voor de afvoer die ons land kan bereiken. Daarom is ook vooral directe grensoverschrijdende afstemming met de buren in Duitsland van belang. De grensoverschrijdende samenwerking met Nordrhein Westfalen wordt vormgegeven door een samenwerkingsverband tussen het Ministerie van Infrastructuur en Milieu in Nederland, de provincie Gelderland en het Ministerie van Klimaat, Milieu, Natuurbescherming, Landbouw en Consumentenbescherming (MKULNV) van Nordrhein Westfalen. Het samenwerkingsverband, de zgn. NederlandsDuitse werkgroep Hoogwater, is gericht op afstemming van de grensoverschrijdende hoogwaterproblematiek. Deze samenwerking is recent bekrachtigd door ondertekening van een nieuwe gemeenschappelijke verklaring voor de periode 2012-2017. In deze gemeenschappelijke verklaring over de samen-
werking op het gebied van hoogwaterbescherming is het volgende opgenomen: In de werkgroep wordt informatie uitgewisseld over het hoogwaterbeleid in beide landen voor de lange termijn; onder andere over de voortgang van het Deltaprogramma in Nederland en het Hochwasserschutzkonzept in Nordrhein Westfalen. De werkgroep adviseert hoe de inzichten over klimaat in relatie tot afvoergedrag van de Rijn te benutten bij ontwikkeling van het hoogwaterbeleid voor de lange termijn. Het Deltaprogramma Rivieren zal via dit samenwerkingsverband o.a. de afstemming zoeken over het wenselijke beschermingsniveau voor de grensoverschrijdende dijkringen 42 en 48 en over het openhouden van de optie voor retentie in het Rijnstrangengebied (inclusief het aftasten van een mogelijke optimalisatie van dit gebied over de grenzen heen).
17
STRATEGISCHE KEUZES
Hoogwater Maas bij Maasbracht, 2011 Foto: Rijkswaterstaat
Ruimtelijke reserveringen kEUZE - 1 Noodzakelijke ruimtelijke reserveringen benoemen en borgen In de Voorkeursstrategie Rivieren wordt aangegeven waar, welke vormen van ruimtelijke reserveringen voor binnendijkse rivierverruimende maatregelen nodig zijn (waaronder retentie), op welke wijze deze juridisch verankerd worden (inzet provinciaal en rijksinstrumentarium) en welke opties er zijn voor ontwikkelingsgericht reserveren (‘adaptief bestemmen’). Binnendijkse maatregelen vormen een belangrijk onderdeel van de voorkeursstrategie. Ze zijn veelal ingrijpend voor het bestaande gebruik, maar tevens een bron voor nieuwe ontwikkelingen. De maatregelen zijn over het algemeen pas op termijn nodig (na 2030, uitzonderingen daar gelaten). Met een reservering van deze gebieden moet enerzijds voorkomen worden dat grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen een toekomstige functie voor waterveiligheid frustreert, anderzijds de stimulans bevatten om het gebied de
komende decennia ‘gereed te maken’ voor de toekomstige functie en bijbehorende inrichting.
Daarbij speelt de vraag hoe om te gaan met de huidige conserverende status van deze reserveringen. Handhaven van het restrictief beleid of zoeken naar mogelijkheden voor ontwikkelingsgericht reserveren (tijdelijk bestemmen, adaptief bestemmen)? Met ontwikkelingsgericht reserveren wordt voorkomen dat een gebied in haar ontwikkeling wordt bevroren en kunnen (tijdelijke) ontwikkelingen die passend zijn in de toekomstige functie van het gebied gestimuleerd worden.
Op dit moment is in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) aangegeven in welke binnendijkse gebieden geen grootschalige, kapitaalsintensieve ontwikkelingen in bestemmingsplannen mogen worden opgenomen die het treffen van rivierverruimende maatregelen in de toekomst kunnen belemmeren. Hoogwater Maas bij Heusden Foto: Tineke Dijkstra 19
Inzet retentiegebieden kEUZE - 2 Opties voor inzet retentie openhouden De inzet van retentiegebieden maakt onderdeel uit van de Voorkeursstrategie Rivieren. • Voor de Rijntakken gaat het om de optie om Rijnstrangen als retentiegebied in te zetten; • Voor de Maas gaat het om de optie een aantal dijkringen in de Maasvallei [nog onderwerp van discussie in het kader van systeemwerking Maas] en een aantal gebieden langs de bedijkte Maas [nog onderwerp van discussie in het kader van Voorkeursstrategie bedijkte Maas] als retentiegebieden in te zetten. Op basis van het resultaat van de regioprocessen (eind november 2013) zal duidelijk worden op welke wijze de retentiegebieden gepositioneerd worden in de Voorkeursstrategie Rivieren (’ja’, ‘nee’, ‘optie open houden’), dan wel dat vervolg onderzoek nodig is. Op basis daarvan zal, indien aan de orde, ook de relatie gelegd worden met de juridische verankering van de reserveringen (zie strategische keuze-1). Een aantal binnendijkse ruimtelijke reserveringen in de toekomstige Voorkeursstrategie Rivieren heeft betrekking op retentiegebieden, zowel voor wat betreft de Maas als de Rijntakken.
reserveringen al in het Barro (Besluit algemene regels ruimtelijke ordening) opgenomen, voor een deel nog niet. De uiteindelijke afweging over de inzet van retentiegebieden vindt de komende periode plaats. Per potentieel retentiegebied gaat het dan om de afweging ‘ja’, ‘nee’, ‘optie openhouden’ of ‘vervolg-onderzoek’.
Als deze retentiegebieden worden benut in de voorkeursstrategie, zijn hiervoor ook ruimtelijke reserveringen van belang. Zie hiervoor het voorgaande punt. Voor een deel zijn deze 20
Veiligheidsfilosofie kEUZE - 3 Veiligheidsfilosofie (Limburgse) Maas aanscherpen Een mixvariant tekent zich af, waarbij de dijkringen in het Limburgse Maasdal aangelegd kunnen worden met een hoogte die aansluit bij de ontwerpeisen in de rest van Nederland. Het onttrekken van berging en stroming van Maas-hoogwater heeft effecten in de Maasvallei (lokaal) en de bedijkte Maas (benedenstrooms). De lokale effecten worden gecompenseerd door maatwerkoplossingen voor de dijkringen die een hydraulisch knelpunt vormen. Dit zijn een beperkt aantal dijkringen waar de kering teruggelegd wordt of waar de bergende functie gehandhaafd wordt. De oplossing van benedenstroomse effecten wordt bezien op schaal van de gehele Maas, waarbij het streven is benedenstroomse effecten te voorkomen. In de Maasvallei zijn de dijkringen anders ontworpen dan in de rest van het land. Zij dienen vanaf een bepaalde hoogte te overstromen, om een bijdrage te leveren aan de waterveiligheid
voor de gehele Maas. Dit ‘overstromingsbeleid’ brengt onzekerheid voor de burgers en bestuurlijke onduidelijkheid met zich mee.
Hoogwater Maas bij Itteren, 2011 Foto: Mischa Keijser 21
Urgentie bepaalt prioriteitsstelling kEUZE - 4 Urgentie als criterium voor prioriteitsstelling tussen gebieden, kosteneffectiviteit als criterium voor prioriteitsstelling van maatregelen. In aansluiting op de risicobenadering in de nieuwe waterveiligheidsfilosofie is urgentie, i.c. gebieden met de grootste risico’s, een belangrijk criterium voor het stellen van prioriteiten tussen gebieden. Kostenefficiëntie vormt een aanvullend criterium voor de prioritering van maatregelen. Daarbij gaat het om de samenhangende beschouwing van: doelbereik, kosten, meekoppelkansen, baten en draagvlak. De opgave voor het rivierengebied is groot en divers. Mede in het licht van de beschikbaarheid van financiële middelen voor waterveiligheid, zullen prioriteiten gesteld moeten worden. Aansluitend op de principiële uitspraak over ‘integraal afwegen’ en ‘governance’ vraagt dit om afwegingen tussen de gebiedsgerichte deelprogramma’s én binnen het Deltaprogramma Rivieren.
Zandzakken plaatsen, 2011 Foto: Waterschap Rivierenland 22
VERVOLG
Hoogwater Vallei en Eemgebied, 2011 Foto: Waterschap Vallei en Veluwe
Vervolgproces De principiële uitspraken en strategische keuzes die in dit document zijn beschreven vormen, samen met de regionale bouwstenen uit de regio’s IJssel, Waal-Merwedes, Nederrijn-Lek, Bedijkte Maas en Maasvallei, straks de ‘kern’ van de principiële uitspraken, strategische keuzes en concrete maatregelen die onderdeel uitmaken van de definitieve Voorkeursstrategie Rivieren. Deze stukken, die nu voorliggen ter consultatie, hebben geen formele juridische status maar samen vormen ze (concepten van) bouwstenen en adviezen ter onderbouwing van landelijk in 2014 te nemen Deltabeslissingen. De voorkeursstrategie Rivieren heeft de status van een advies namens de Stuurgroepen Delta Maas en Rijn. Deze strategie zal een plek krijgen in het Deltaprogramma 2015. Met het advies over de Voorkeursstrategie Rivieren dragen wij bij aan de besluitvorming door het Kabinet over de Deltabeslissingen.
Het advies zal via behandeling in de Nationale Stuurgroep Deltaprogramma, Deltacommissaris, Kabinet en Tweede Kamer in 2014 tot deze besluitvorming moeten leiden. Daarna volgt verankering via een partiële herziening van het Nationaal Waterplan en volgt voor zover nodig ook wettelijke verankering van onderdelen van het advies (bijvoorbeeld op het punt van de normen voor waterveiligheid). Tijdens deze consultatie- en informatieronde wordt aan de bestuurlijke partners commitment gevraagd op het niveau van de strategie. Gevraagd wordt om reactie en (inhoudelijke) opmerkingen op het niveau van het toekomstbeeld, de aanpak, principiële uitspraken en keuzen en voorlopige clusters van maatregelen voor de drie tijdsperioden (welke variëren in de mate van concreetheid). Het gaat dus niet om instemming door partijen op het niveau van individuele maatregelen en programmering.
Finale bespreking Uw inbreng wordt in april 2014 betrokken bij de finale bespreking van de voorkeursstrategie Rivieren door de Stuurgroepen Maas en Rijn, waarna dit advies namens het rivierengebied wordt uitgebracht aan de Deltacommissaris. Tevens worden de reacties gebundeld ten behoeve van de bespreking van (de 75% versie van) het DP2015 in de landelijke stuurgroep Deltaprogramma op 24 april 2014. Daarna volgt richting de afronding van de DP2015 nog een tweede consultatieronde, van medio april 2014 t/m mei 2014. Deze consultatie betreft de besluiten van de stuurgroep Deltaprogramma van 24 april. Er komt hiervoor een nieuwe versie beschikbaar, waarin duidelijk wordt gemaakt of en hoe de resultaten van de eerste consultatieronde zijn verwerkt. Hoofdonderwerp van deze ronde is dan het DP 2015, inclusief de specifieke bijlage Rivieren
en inclusief het advies van Deltaprogramma Rivieren betreffende het Deltaplan Waterveiligheid (prioritering maatregelen tot 2030).
van contouren via Voorkeursstrategie Rivieren naar Deltaprogramma 2015
24
Deltaprogramma Het Deltaprogramma is een nationaal programma. Rijksoverheid, provincies, gemeenten en waterschappen werken hierin samen met inbreng van de maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven. Het doel is om Nederland ook voor de volgende generaties te beschermen tegen hoogwater en te zorgen voor voldoende zoet water. Het Deltaprogramma kent negen deelprogramma’s: • Veiligheid • Zoetwater • Nieuwbouw en herstructurering • Rijnmond-Drechtsteden • Zuidwestelijke Delta • IJsselmeergebied • Rivieren • Kust • Waddengebied Het Deltaprogramma staat onder regie van de Deltacommissaris, regeringscommissaris voor het Deltaprogramma. Dit is een uitgave van Deltaprogramma | Rivieren Eusebiusbuitensingel 66 | 6828 HZ Arnhem
[email protected] Kijk voor meer informatie op www.delta-programma.nl en www.deltacommissaris.nl
25
VOORSTEL AAN DE RAAD
Onderwerp
Actualisatie Algemene Plaatselijke Verordening Woudrichem 2009
Volgnr.
2014-014
Portefeuillehouder
burgemeester A. Noordergraaf
Ambtenaar
A. Mulder
Afdeling
Algemene Juridische en Bestuurlijke Zaken
Datum voorstel
14 januari 2014
Opiniërende raad
25 februari 2014
Agendapunt 12
Besluitvormende raad
11 maart 2014
Agendapunt
Samenvatting Als gevolg van de per 1 januari 2013 gewijzigde Drank- en Horecawet is aan de gemeenten de verplichting opgelegd bepalingen op te nemen ter voorkoming van oneerlijke mededinging door paracommerciële horecabedrijven en daarnaast bepalingen vast te stellen die vooral betrekking hebben op het tegengaan van onverantwoorde verstrekking van alcohol, met name aan jongeren. Beslispunten Wij stellen u voor om: 1. de Verordening tot vierde wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Woudrichem 2009 vast te stellen. Bijlagen ter inzage in de raadskamer Deze bijlagen zijn ook digitaal beschikbaar op www.woudrichem.nl/gemeenteraad 1. Toelichting nieuwe afdeling 8A Bijzondere Bepalingen over Horecabedrijven als bedoeld in de Drank- en Horecawet 2. Overzicht zienswijzen en reacties
Advies opiniërende vergadering
Reactie college
raadsvoorstel nr. 2014-014 pagina 1/3
VOORSTEL AAN DE RAAD 1. Inleiding Als gevolg van de per 1 januari 2013 gewijzigde Drank- en Horecawet is aan de gemeenten de verplichting opgelegd bepalingen op te nemen ter voorkoming van oneerlijke mededinging door paracommerciële horecabedrijven en daarnaast bepalingen vast te stellen die vooral betrekking hebben op het tegengaan van onverantwoorde verstrekking van alcohol, met name aan jongeren. 2. Beleidskader, doel en effect Door wijziging van de Drank- en Horecawet per 1 januari 2013 is aan gemeenten wettelijk de verplichting opgelegd regels vast te stellen waar paracommerciële inrichtingen zich aan moeten houden. Dit is aanleiding geweest om gezamenlijk met de gemeenten Aalburg en Werkendam een nieuwe afdeling 8a op te nemen in de Algemene Plaatselijke Verordening. Ten aanzien van de gedragsregels voor paracommerciële inrichtingen zijn er geen ingrijpende wijzigingen ten opzichte van de bestaande beleidsregels, zoals die door ons zijn vastgesteld bij besluit 6 juli 2004. Feitelijk zijn alleen de nu per 1 januari 2013 wettelijk vereiste schenktijden toegevoegd. De bepaling ten aanzien van het verbod op “Happy Hours” is opgenomen omdat tijdens deze happy hours de consumptie van drank direct en actief gestimuleerd wordt en daarmee haaks staat op het tegengaan van onverantwoorde drankverstrekking, met name aan jongeren. De bestaande beleidsregel voor paracommerciële inrichtingen, zoals die zijn vastgelegd in de beleidsregels paracommercie 2004 , zal na vaststelling van de nieuwe afdeling 8A van de APV worden ingetrokken. 3. Argumenten en kanttekeningen Diverse organisaties, waaronder de NVG, hebben modelbepalingen opgesteld. Vanuit het regionale alcoholmatigingsproject “Think before you drink” zijn eind 2012 ambtelijke en bestuurlijke bijeenkomsten georganiseerd, waarin ook de nieuwe regelgeving aan de orde is geweest. Hieruit bleek bestuurlijk een duidelijke voorkeur voor regelgeving op basis van het VNG-model, aangevuld met bepalingen vanuit de modelverordening van STAP, het Nederlands instituut voor alcoholbeleid. De nieuwe afdeling 8a is dan ook gebaseerd op die bestuurlijke voorkeur. 4. Financiën Er zijn geen financiële gevolgen voor de gemeente. 5. Aanpak De nieuwe afdeling 8A van de APV is toegezonden aan de betreffende horeca-inrichtingen in de gemeente die zich bewegen op het gebied van paracommercie en aan de vertegenwoordigster van Koninklijke Horeca Nederland, regio Midden en West-Brabant . Om de reguliere horeca en belanghebbenden in de gelegenheid te stellen eventuele opmerkingen te maken heeft er een publicatie plaatsgevonden met de mogelijkheid het voorstel in te zien en eventuele opmerkingen te maken. Van de geboden mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen hebben de voetbalverenigingen in de gemeente Woudrichem een gezamenlijke zienswijze opgesteld en heeft de Lawn Tennis Vereniging Woudrichem een zienswijze ingediend. De zienswijzen, alsmede de besluitvorming in de gemeente Werkendam, zijn meegenomen in het thans voorliggende raadsbesluit. Een overzicht van de ingekomen zienswijzen en onze reactie daarop is als bijlage bijgevoegd. 6. Communicatie Communicatie zal samen met de gemeenten Aalburg en Werkendam worden verzorgd ter onderstreping van de uniforme aanpak. 7. Regionale en lokale aspecten Afstemming met de gemeenten Aalburg en Werkendam heeft plaatsgevonden.
raadsvoorstel nr. 2014-014 pagina 2/3
VOORSTEL AAN DE RAAD
8. Besluit Wij stellen u voor het bijgevoegde raadsbesluit vast te stellen. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woudrichem, de secretaris, de burgemeester, A.G. Dolislager
raadsvoorstel nr. 2014-014 pagina 3/3
A. Noordergraaf
RAADSBESLUIT
De raad van de gemeente Woudrichem, gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 14 januari 2014, aangaande de actualisatie Algemene Plaatselijke Verordening Woudrichem 2009 gehoord het advies van de opiniërende vergadering d.d. 25 februari 2014
besluit:
vast te stellen de
Verordening tot vierde wijziging van de Algemene plaatselijke verordening Woudrichem 2009 Artikel I Na afdeling 8 van Hoofdstuk 2 van de Algemene Plaatselijke Verordening Woudrichem 2009 wordt een nieuwe afdeling ingevoegd, luidend: AFDELING 8A BIJZONDERE BEPALINGEN OVER HORECABEDRIJVEN ALS BEDOELD IN DE DRANK- EN HORECAWET Artikel 2:34a begripsomschrijving 1. Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder: a. de wet: Drank- en Horecawet b. terras: het buiten de besloten ruimte gelegen deel van een inrichting waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend, waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar bedrijfsmatig of anders dan om niet dranken of spijzen voor gebruik ter plaatsen mogen worden verstrekt; c. vergunning: de vergunning als bedoeld in artikel 3 van de wet; d. bezoeker: een ieder die zich in een inrichting bevindt, met uitzondering van: leidinggevenden in de zin van de wet; personen die dienst doen in de inrichting; personen wier aanwezigheid in de inrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is; e. paracommerciële inrichting: een inrichting waarin een paracommerciële rechtspersoon in eigen beheer het horecabedrijf exploiteert. 2. Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder de overige begrippen in deze afdeling verstaan wat de wet daaronder verstaat. Artikel 2:34b schenktijden paracommerciële rechtspersonen 1. Paracommerciële rechtspersonen die zich richten op activiteiten van sportieve aard mogen alcoholhoudende drank uitsluitend verstrekken op:
raadsbesluit nr. 2014-014 pagina 1/2
RAADSBESLUIT
2.
maandag tot en met zondag na 12:00 uur en tot 00:00. Voor zover er bij paracommerciële rechtspersonen als bedoeld in het eerste lid, de in lid 3 genoemde verenigings- of wedstrijdactiviteiten plaatsvinden, die eindigen tijdens het laatste uur vóór het verlopen of na afloop van de in dat lid genoemde schenktijden, is het deze paracommerciële rechtspersonen toegestaan, in aanvulling op de schenktijden genoemd in dat lid, alcoholhoudende drank te verstrekken tot één uur na beëindiging van deze activiteiten, maar niet later dan 01.00 uur.
3.
Onder de in lid 2 bedoelde activiteiten vallen: a. afscheidsfeesten van leden van het bestuur; b. jaarfeesten ter afsluiting van het seizoen; c. clubkampioenschappen en –jubilea; d. nieuwjaarsbijeenkomsten voor de leden; e. ledenvergaderingen; f. bestuursvergaderingen; g. overige strikt verenigingsgerelateerde activiteiten voor leden;
4.
Overige paracommerciële rechtspersonen mogen alcoholhoudende drank uitsluitend verstrekken gedurende de periode beginnende met één uur voor aanvang en eindigende met één uur na beëindiging van activiteiten die passen binnen de statutaire doelomschrijving van de desbetreffende paracommerciële rechtspersoon.
Artikel 2:34c bijeenkomsten bij paracommerciële rechtspersonen Een paracommerciële rechtspersoon verstrekt geen alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen welke niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de betreffende rechtspersoon betrokken zijn. Artikel 2:34d verbod happy hours Het is verboden in een horecalokaliteit of op een terras alcoholhoudende dranken te verstrekken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die in de desbetreffende horecalokaliteit op of het desbetreffende terras gewoonlijk wordt gevraagd. Artikel II Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die waarop zij is bekendgemaakt. Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Woudrichem van 11 maart 2014.
de voorzitter, A. Noordergraaf
raadsbesluit nr. 2014-014 pagina 2/2
de griffier, drs. ing. P.A. Paulides- Ruitenberg
Toezeggingen (opiniërende) raadsvergaderingen Agendapunt / Onderwerp
Partij
Portefeuille- Toezegging houder
Opiniërende raadsvergadering d.d. 22 januari 2013 12. 9. Inzet combinatiefunctie Bergsma * Toezegging om na een jaar dit te evalueren om dan te kijken of de BSO ook een bijdrage kan leveren. Opiniërende raadsvergadering d.d. 18 juni 2013 13. 3. Jaarrekening 2012 gemeente Woudrichem
In behandeling bij:
Stand van zaken
Afhandelen vóór: Afgehandeld
Van Riel
01.07.2014
Van Riel
01.01.2014
Van Riel
RIB volgt. Susidie aanvraag 01.05.2014 bij provincie ingediend.
Opmerking college
Toegezegd wordt t.a.v. de volgende programma's Onderwijs: Sociale voorzieningen en zorg:
Noordergraaf
Besluitvormende raadsvergadering 9 juli 2013 19. 2. Kadernota 2014 Bergsma
* De status van het project wandelpad van Werkgroep Maas en het contact daarover met Rijkswaterstaat zal voor de besluitvormende vergadering aan de raad worden meegedeeld.
zie toezegging 6
Toegezegd wordt: Het plan van Altena Road Runners voor een accommodatie in Almskerk zal besproken worden met de buurtgemeenten. Het college hoopt hierna met een concreet plan bij de raad terug te komen.
Opiniërende raadsvergadering d.d. 29 oktober 2013 22. 3. 2e Bestuursrapportage Bergsma Programma 5 - Sport: 2013 + behandeling programma's begroting 2014
* Zoals reeds eerder is toegezegd zal in het kader van het stedenbouwkundig plan een quickscan van de duurzaamheidsopties in het centrumplan Giessen / Rijswijk worden uitgevoerd. Besluitvormende raadsvergadering 5 november 2013 24. 8.3 Bestemmingsplan Kom De Peuter Toegezegd wordt: Woudrichem en Oudendijk Het college stemt in met het voorstel om te bezien of een postzegelplanprocedure gevolgd kan worden inzake de kwestie Duivendak. Besluitvormende raadsvergadering 12 november 2013 25. 5. Begroting Bergsma Het college reageert in eerste termijn en doet de volgende toezeggingen: c. Het voorstel van het CDA m.b.t. de bussenproblematiek in Andel zal worden onderzocht en er zal bij de raad op worden teruggekomen. h. Beveiliging Rietdijk: Bezien zal worden of het resterende budget van het Ondernemersfonds ingezet kan worden voor het beveiligingstraject. Bijgewerkt: 29.1.2014 toezeggingenlijst def
Van Drunen
01.01.2015
Van Drunen
01.07.2014
Boterblom
01.07.2014
Van Drunen
01.05.2014
1
Toezeggingen (opiniërende) raadsvergaderingen Agendapunt / Onderwerp
Partij
Portefeuille- Toezegging houder
Het college reageert in tweede termijn en doet de volgende toezeggingen: e. Er zal in overleg worden getreden met de EHBO-verenigingen over de AED's en reanimatietrainingen. i. Bezien zal worden of bij het afgeven van bouwvergunningen direct de bouwleges geïncasseerd kunnen worden. Het verhalen van kosten op initiatiefnemers wordt voor nieuwe projecten vastgelegd in een anterieure overeenkomst.
Opiniërende raadsvergadering d.d. 26 november 2013 24. 12. Vaststelling van de Bergsma Toegezegd wordt: belastingverordeningen 2014 * Lijkbezorgingsrechten: De plussen en minnen van het bieden van een keuze voor een termijn van 20 of 30 jaar grafrechten zullen op een rijtje worden gezet. Deze toezegging is voor de belastingverordening 2015 (behandeling in december 2014). 27. 10. Tariefstelling rioolheffing en hoogte bestemmingsreserve
De Peuter
Toegezegd wordt:
In behandeling bij:
Stand van zaken
Afhandelen vóór: Afgehandeld
Van Riel
01.05.2014
Van Drunen
01.05.2014
Heiden
December 2014
Heiden
01.07.2014
Opmerking college
* De opmerking van de PvdA over de verdeelsleutel zal worden meegenomen in het juridisch onderzoek over de VAR / bestemmingsreserve rioleringen. * De uitkomsten van het onderzoek zullen aan de raad worden voorgelegd.
Bijgewerkt: 29.1.2014 toezeggingenlijst def
2