WIJKEN EN WEGEN
Inhoudsopgave
WIJKEN EN WEGEN
004
Leesnavigator
008
Veel bereikt, maar nog niet klaar. De oprichters over de oogst van Platform Corpovenista
014
SOCIALE STIJGING IN DE STAD
016
Met bescheiden stapjes vooruit. Sociale stijging tussen droom en daad
020
De vakgemeenschap Sociale Stijging
023
Student in de buurt. Kansrijk medicijn, maar lees wel de bijsluiter!
029
‘Sociale en fysieke werelden verbinden.’ Micha de Winter over de jeugd in de wijk
BEELDESSAY PHILPSDORP, EINDHOVEN FEMKE REIJERMAN
034
LEEFSTIJLEN IN HET WOONDOMEIN
036
Leefstijlen: beter zien of beeldvorming?
041
Leefstijlbenadering en branding. Het gebied is een product
045
‘Ons Soort Mensen’: geen waarde of meerwaarde? Leefstijl en woonruimteverdeling
050
DE ONTWIKKELING VAN BUURTEN EN WIJKEN
052
De gemiddelde buurt bestaat niet. Buurten hebben een eigen dynamiek en functie in de stad
057
Het discours in de stad. Beleidsvisies en de stedelijke dynamiek
061
‘Het toelaten van toeval biedt meer zekerheid op succes.’ Piet Hein Eek over het nut van het niet organiseren
066
SCHUIVEN MET MENSEN EN STENEN
068
Schuiven met mensen en stenen. De bijwerkingen van herstructurering
BEELDESSAY OVERSCHIE, ROTTERDAM MAARTEN LAUPMAN 074 079
Gevolgen Europese regels voor de wijken. EU-Effect: meer diversiteit, meer segregatie ‘Het is belangrijk dat we van elkaar leren – aan beide kanten van de oceaan.’ John Mollenkopf over stedelijke vernieuwing in Nederland en de Verenigde Staten
084
AANPAK VAN DE WIJK: GEBIEDSGERICHT WERKEN
086
Dicht bij jezelf blijven in de wijk. Gebiedsgerichte aanpak als persoonlijke opgave
090
Op weg met de gebiedsnavigator. Betere samenwerking door juiste vragen te stellen
094
Benodigd: een lenige organisatie. Zo werkt een corporatie gebiedsgericht
100
Van bewonerscommissie tot vuurkorfbijeenkomst. Bewonersparticipatie wordt steeds informeler
102
Kerntaak als maatwerk. Debat over de toekomst van corporaties
107
‘De professionals snel de wijk uit en de bewoners achter het stuur, daar gaat het om.’ Mary Fiers over de rol van bewoners in stedelijke vernieuwing
112
ONTWIKKELEN DELEN EN LEREN
114
Elkaar beter leren verstaan. Gemeenschappelijke wijktaal brengt effecten interventies in beeld
120
Op zoek naar het effect. Drie methoden voor interventie-effect-analyse naast elkaar
BEELDESSAY LEWENBORG, GRONINGEN HARRY COCK
127
De omslag. Hoe zeven woningcorporaties de aanpak van hun stedelijke vernieuwing door de crisis ingrijpend moesten wijzigen (en vier juist helemaal niet)
134
De next generation aan het woord. Vijf jonge corporatiemedewerkers over de erfenis van Platform Corpovenista
004
WIJKEN EN WEGEN
Leesnavigator Een scala aan onderzoeks- en kennisactiviteiten over de wijkaanpak. Dat is wat er de afgelopen vier jaar door Platform Corpovenista is georganiseerd. We wilden meer kennis vergaren en delen over sociale stijging en de bevolkingsopbouw van wijken. Over leefstijlen en doelgroepen, de gevolgen van EU-regels en de (waterbed)effecten van herstructurering. Maar ook over de veranderende strategieën in tijden van crisis, over doelen en ambities met wijken en de organisatie van de gebiedsaanpak. We wilden die kennis vooral ook heel toegankelijk en bruikbaar maken door praktijkgericht onderzoek te doen, door het organiseren van OIRRMWYMX[MWWIPMRKIRVI¾IGXMIZMEHIPIIVKERKTVIWIRXEXMIWGSRJIVIRXMIW en wijk/themabijeenkomsten. Ook de eindpresentatie van al die resultaten is toegankelijk en gericht op de praktijk: in dit boek vind je compacte essays, artikelen over de resultaten van het onderzoek en interviews met betrokken corporatiemedewerkers. De veertien deelnemende woningcorporaties laten in één bladzijde iets zien over hun wijkaanpak en er zijn beeldessays opgenomen over drie wijken. Ook reflecteren vier ‘buitenstaanders’ op onze praktijk. Dit levert een kleurrijk en gelaagd boek op, dat je naar wens kan lezen: van voor naar achter, selectief zoekend, als opiniebron, of als informatief naslagwerk.
We beginnen met een interview met de initiatiefnemers van Platform Corpovenista. Zij kijken terug en vooruit. Tevredenheid overheerst over de inhoudelijke oogst, die ieder voor zich nooit had kunnen binnenhalen. Ook is de actieve ontsluiting van kennis sterk verbeterd, al blijft het verbinden met de ‘werkvloer’ nog steeds een aandachtspunt. ‘Intervisie’ wordt genoemd als werkwijze. Zij zijn enthousiast om een nieuwe ronde in te gaan, waarbij de veranderende omgeving en de corporatie van de toekomst zeker op de agenda moeten.
Het eerste thema dat in het boek wordt uitgediept is sociale stijging. Conclusie uit het onderzoek is dat corporaties best een zinvolle bijdrage kunnen leveren, maar we krijgen wèl aanwijzingen. Omschrijf duidelijker wat je onder sociale stijging verstaat, maak dat concreet en meet ook je resultaten. Die resultaten worden voornamelijk op individueel niveau behaald en de effecten op wijkniveau zijn (nog) gering. Het zal om kleine stapjes vooruit gaan die reële verwachtingen en een lange adem vergen. Naar aanleiding van die uitkomsten is een aantal corporaties de ‘Vakgemeenschap sociale stijging’ begonnen. Zij zoeken daarin verder naar antwoorden in dit werkgebied, leggen uit hoe ze dat doen en nodigen anderen uit om deel te nemen. En op welke manier kunnen studenten een bijdrage leveren aan het leefklimaat van de wijk? We krijgen interessante suggesties en praktische tips mee. Het brengt je als vanzelf op de gedachte dat dit ook
Het vierde thema, schuiven met mensen en stenen, sluit
met andere doelgroepen zou kunnen.
daar mooi op aan. Onderzoek naar de waterbedeffecten van herstructurering maakt duidelijk dat die er niet zijn zolang de instroom in specifieke wijken maar niet te extreem is. Waar je wèl waterbedeffect ziet komt dat door het in/
Branding en leefstijlen in de wijk vormt het tweede thema.
verplaatsen van ‘probleem’-bewoners die overlast geven.
Als eerste een essay waarin de toepassing van en de
Interessante conclusie is ook dat in het werken met ‘sloop-
discussie over die methoden kritisch tegen het licht
urgentie’ een sleutel ligt om concentratie te helpen vermij-
worden gehouden. De resultaten van toepassing van die
den. Een andere belangrijke constatering uit het onderzoek
methoden in gebiedsontwikkeling en woonruimteverdeling
is dat in sommige gemeenten te weinig sociale voorraad
en beheer leren dat ze een bijdrage kunnen leveren maar
voor herhuisvesting beschikbaar lijkt te zijn. Is daar teveel
niet het enige antwoord zijn op leefbaarheidsproblemen.
gesloopt? Of te weinig teruggebouwd? Het onderzoek naar
Daarvoor kun je beter inzetten op het bewaken van de
de effecten van de EU-toewijzingsregels leert dat de mogelijk
ondergrens schoon, heel en veilig. Corporaties reageren
negatieve effecten met creatieve oplossingen als verkoop,
welke meerwaarde zij zien.
prijsbeleid en opwaardering van de bestaande voorraad grotendeels kunnen worden ondervangen.
Het derde thema over de ontwikkeling van buurten en wijken stelt de vraag op scherp welke doelen we voor de bevolkingssamenstelling van wijken voor ogen hebben. De vloer wordt aangeveegd met het denken in statistische gemiddelden. De gemiddelde buurt bestaat niet en de relatie tussen inkomen en waardering (van vastgoed en leefklimaat) is verre van eenduidig. Kijk dus maar beter naar de dynamiek van verbetering of verslechtering en naar de functie die zo’n wijk in de stad heeft is het advies. Deze conclusies gaan nog verstrekkende gevolgen krijgen in ons denken over herstructurering.
006
WIJKEN EN WEGEN
Het vijfde thema gaat over de organisatie en aanpak van wijk- en gebiedsgericht werken. Complexe situaties en verhoudingen vragen om nieuwe antwoorden. Dat maakt de gebiedsgerichte aanpak bijna tot een persoonlijke opgave. Om die opgave te vertalen is een nieuwe methodiek ontwikkeld: de gebiedsnavigator. Die biedt een praktisch handvat om samen doelmatiger en effectiever te zijn. In het artikel over ‘de lenige organisatie’ lees je over betekenis en noodzakelijke opwaardering van vormen van projectmatig werken en projectorganisatie als aanvullende organisatiemechanismen. En ook de rol van bewoners komt aan bod: hoe kunnen we de leefwereld van de wijk en onze systeemwereld beter verbinden, en hoe gaan we om met formele en informele vormen van participatie en netwerken?
We eindigen het boek met ‘de next generation’, ‘jonge’ Het laatste thema gaat over ontwikkelen, delen en leren.
corporatiemedewerkers die terugkijken op wat vier jaar
Allereerst lees je over de theorie van effectmeting van
Platform Corpovenista hen heeft geleerd. Zij leggen een nog
interventies en over de opzet van de open kennisbank ‘Wat
grotere nadruk op het beter gebruiken en voortbouwen op
werkt in de wijk’. Het reikt een taal en een methode aan om
onderzoeksmateriaal dat er al ligt. Onderlinge uitwisseling
de effecten van wijkinterventies te beschrijven, te (laten)
en reflectie wordt toegejuicht. En wat staat er op hun wen-
beoordelen en te delen. Corporatiemedewerkers vertellen
senlijstje? Wat meer oog voor regionale verschillen en het
over hun eerste ervaringen. De ambitie is dat dit de stan-
richten van de aandacht op de thema’s voor de toekomst:
daard wordt binnen corporatieland, waaraan bovendien
maatschappelijk vastgoed, maar ook hoe we als corpora-
ook andere partijen gaan deelnemen. De tijd zal het leren.
tiemedewerkers bewoners op weg naar zelfredzaamheid
Het prikkelende essay ‘De omslag’ vormt de afsluiting. Het
moeten gaan ‘loslaten’.
stelt wezenlijke en kritische vragen over onze doelen en strategie in de wijkaanpak en het ontbreken daarvan. Het
Door het boek heen staan vier interviews met (relatieve)
trekt pittige conclusies omdat in beeld wordt gebracht welke
buitenstaanders die reflecteren op de huidige praktijk van de
grote invloed de crisis – die vrijwel parallel loopt met de
wijkaanpak. Micha de Winter reageert vanuit het veld van de
afgelopen Platform Corpovenista-periode – daarop had en
opvoedingsvraagstukken, Piet Hein Eek kijkt als ondernemer
heeft. Grootschalige fysieke herstructurering is voorbij.
die een rol wil spelen in de stedelijke transformatie. John
Opnieuw worden kritische kanttekeningen gezet bij het
Mollenkopf geeft zijn reactie vanuit New York en Mary Fiers
streven naar gemengde of gemiddelde wijken en bij aanbod-
als wethouder en counterpart van woningcorporaties. In al
differentiatie, maar ook worden alternatieven genoemd.
die interviews komen opmerkingen aan de orde die aanslui-
Ingrediënten voor de agenda van de toekomst.
ten bij de uitkomsten uit de andere artikelen, bij de omslag in het denken over wijken en de aanpak. Ze leveren daarmee een bijdrage aan het scherper stellen van de agenda voor de toekomst van de wijkaanpak en van Platform Corpovenista. Uiteraard is dit boek slechts een samenvatting van hetgeen het platform in de afgelopen jaren gedaan heeft. De volledige onderzoeksverslagen vind je op www.corpovenista.nl.
Bondgenootschap
Thuis in de wijk Woonbron
Samenwerken Bewoners aan het stuur Woonbron denkt van buiten naar binnen. We halen onze agenda op bij bewoners en maatschappelijke partners. We beginnen bij het bestaande sociale fundament. De aanwezige waarden en cultuur, die zitten verankerd in bewoners die vooruit willen, zich er thuis voelen en die willen blijven. Wij hebben oog voor talent en gaan uit van de kracht van mensen. Want we richten ons liever op wat iemand wél kan. Door bewonersbetrokkenheid te koppelen aan duidelijk beheer van de wijk wordt de aanpak een succes. Het draait hier om kennis van ‘wat werkt’. En dat vertaalt zich naar een sociaal sterke wijk en waardestijging van het vastgoed.
008 WIJKEN EN WEGEN
Veel bereikt maar nog niet klaar Tekst: Kees de Graaf
De oprichters over de oogst van Platform Corpovenista
Beeld: Nout Steenkamp
De opgave bij de start In 2007 leggen enkele corporaties die betrokken waren bij onderzoeksprogramma Corpovenista de basis voor Platform Corpovenista dat in 2008 start. Dat najaar zou Lehmann Brothers omvallen. Op de overgang naar de ‘nieuwe realiteit’, die pas veel later in Nederland gevoeld wordt, besluiten veertien corporaties samen te gaan werken rond de kennisontwikkeling van de wijkenaanpak.
Wat speelde er toen? Erik Wilke trapt af met de constatering dat de doelstelling helder was: effectiever en efficiënter opereren in de stedelijke vernieuwing. ‘Bestaande theoretische kaders wilden we tegen het licht houden. Zoals slopen en nieuw bouwen; is dat altijd
De tweede periode van vier jaar zit erop. Het is een tijdspanne die de oprichters van Platform Corpovenista blijkbaar goed bevalt. Na de eerste ‘academische’ periode (2004-2008) volgde de tweede periode, waarin de veertien deelnemende corporaties, samen met Aedes, zelf aan de onderzoeksknoppen plaatsnamen (2008-2012). Hoogste tijd dus voor een terug- en vooruitblik. De redactie van deze slotpublicatie nodigde de ouders uit die de geboorte van het Platform Corpovenista van dichtbij meemaakten. André Ouwehand (Onderzoeksinstituut OTB, TU Delft) begeleidde de pasgeborene vier jaar lang en leidt nu het gesprek. Waar komt het Platform vandaan, wat zijn de belangrijkste resultaten en wat levert de blik op de toekomst op?
beter? En zijn er inderdaad waterbedeffecten die optreden bij herstructurering? Dergelijke vanzelfsprekendheden wilden we toetsen. De kennis die er al lag – mede door Corpovenista I – wilden we beter benutten. Maar er was meer nodig dan alleen onderzoek. We wilden elkaar inspireren.’ Volgens Adriaan Hoogvliet was er ook een heel basale grond: ‘Corpovenista I liep af, dan ga je bij elkaar zitten. Net zoals we nu doen. Die eerste fase smaakte naar meer. We vonden het jammer dat het voorbij was en hadden nog veel energie. En er waren nog een paar witte vlekken die ingevuld moesten worden. We wilden verder komen en inderdaad beter gebruik maken van de kennis die reeds was vergaard.’ Daarmee werd een lacune gevuld in de markt,
Hoog boven Amsterdam verheven – op de zevende verdieping van het
zo geeft Wouter Rohde aan: ‘Een platform als dit
kantoor van Ymere, voor ons de stad en achter ons een cruiseschip afge-
bestond nog niet. Bij Corpovenista stonden de
meerd aan de Oostelijke Handelskade – maken zes betrokkenen van het
onderzoekers in het midden, nu moest het een
eerste uur zich op voor een evaluatiegesprek. Niet het eigen functioneren
initiatief van onszelf worden.’ Wilke: ‘De
of dat van de eigen organisatie staat centraal, maar het wedervaren van
corporaties kwamen zelf aan het stuur.’
de gezamenlijke onderneming: Platform Corpovenista. Aan tafel Judith
De bundeling van krachten wordt door Jan Kraak
van El (Haag Wonen), Adriaan Hoogvliet (de Alliantie), Jan Kraak (Ymere),
als pluspunt genoemd: ‘Als individuele corporatie
Wouter Rohde (Woonbron), Paul Tholenaars (Woonbedrijf) en Erik Wilke
ben je te klein om dit soort onderzoek zelf te gaan
(Aedes). Hoe kijken zij terug op vier jaar samenwerking binnen het
trekken.’ Dat was ook het punt waar Paul Thole-
platform? Welke opgaven speelden er bij de start, welke resultaten zijn
naars destijds op aanhaakte, zo geeft hij nu aan:
behaald, waar liggen nog ‘witte vlekken’ voor de toekomst? En is er über-
‘Dit was niet gelijk een belangenbehartigingsclub;
haupt een toekomst voor Platform Corpovenista, in deze roerige tijden?
kennis stond centraal, dat maakte het interessant.
010
WIJKEN EN WEGEN
Je had ook niet direct het gevoel “in welk kamp
voordeel van de grotere betrokkenheid op tegen dat nadeel. ‘Bij I konden
kom ik nu weer terecht?”
we zeggen: zij – de onderzoekers – doen het niet goed. Nu bij II moest de
Ouwehand geeft aan dat de eerste periode van
hand in eigen boezem als er iets niet goed ging.’
Platform Corpovenista nodig was om uit te zoeken welke vragen er lagen. ‘Dat heeft best een tijd geduurd. Hoe kijken jullie daar nu op terug? Dat was het moment waarop Judith van El aanhaakte: ‘We hebben toen zorgvuldig gesproken over wat we wilden onderzoeken. Het is de kracht van het platform om dat in een breder verband te kunnen doen. Als je dat zelf zou doen, kijk je toch eenzijdig naar je eigen opgave.’ Het was frustrerend dat deze fase langer duurde, maar het leverde ook veel op, aldus Wilke: ‘Wat zou ik moeten willen weten – die vraag moest goed beantwoord worden. Omdat we dat toen goed gedaan hebben, is er nu een rijke oogst. Veel
Er is enthousiasme om door te gaan. Stof voor interessante thema’s is er meer dan voldoende. De corporatie van de toekomst, daar zal het over gaan.
rijker ook dan we in 2010 dachten, toen we de tussenbalans opmaakten. Het duurt een tijd voor zaken tot waskom komen.’ Er werd duidelijk voor de wijken gekozen en daarbinnen voor de sociale aanpak. Thema’s als duurzaamheid en energie werden aan een
De resultaten van het platform
parallel lopend initiatief, WK 2020, gelaten. Ouwehand vraagt of dat de goede keuze was, Kraak vindt van wel: ‘We hadden toen net zelf een Taskforce Wijkaanpak opgericht.’ Ook Rohde kan zich
Vier jaar zijn om, wat hebben de onderzoeken die onder de regie van de Platform Corpovenista-corporaties zijn uitgevoerd opgeleverd?
er nog steeds in vinden: ‘Voor ons programma was een niet al te brede focus prima. Er was een-
Wilke wappert met twee A4-tjes vol en ook de anderen zijn enthousiast
zelfde inhoudelijke drive bij alle betrokkenen.’ Het
over de uitkomsten. Kraak: ‘We hebben vooral geleerd kritisch te denken
programma bood ook voldoende flexibiliteit, aldus
over de effecten van de acties die we ondernemen. De betekenis van wat
Tholenaars: ‘Per thema stapten er corporaties
we doen, daar gaat het om. Niets is vanzelfsprekend, ook succes niet.
naar voren. Er hing weliswaar één paraplu boven,
Soms bereik je op een ongeplande manier toch de effecten die je beoogt,
maar je hoefde het niet overal over eens te zijn.’
maar soms ook niet. Daar is meer zicht op ontstaan.’ Volgens Wilke is het
Van El: ‘Maar die brede paraplu zorgde wel voor
platform erin geslaagd – zoals ook de bedoeling was – om een aantal van-
de goede reflectie.’ Wilke: ‘Bij de eerste fase van
zelfsprekendheden te ‘demystificeren’: ‘Waterbedeffecten: die treden niet
Corpovenista kon men de zaken nog passief vol-
op. Effecten van de EU-regels: vallen mee, in ieder geval op korte termijn.
gen, hier moesten de corporaties zelf meedoen.’
Sociale stijging: daar veranderen we de wereld niet mee en dat vergt echt
Over dat laatste punt laat Ouwehand een relative-
een lange adem voor effecten zichtbaar worden. En ook op de stelling
rend geluid horen: ‘Met alle respect: het waar-
in veel corporatiehoofden dat slopen altijd beter is, is wel enige nuance
maken van die organiserende rol door de betref-
aangebracht.’ Daarnaast zijn de sessies in de wijken van grote waarde ge-
fende trekkers vanuit de corporaties was best
weest, aldus Wilke: ‘De kritische reflectie die dat opleverde is heel belang-
lastig. Het maakte het initiatief ook kwetsbaar. In
rijk. Misschien nog wel belangrijker dan al die onderzoeken.’
de kerngroepjes die de onderzoeken begeleidden,
Tholenaars vindt het echter lastig om op zo’n manier allerlei verdiensten
daar draaide het meestal wel. Maar het erbij hou-
bij elkaar op te tellen: ‘De ervaringen waren zó verschillend, dan is het
den van de grote groep van platformdeelnemers
moeilijk om te zeggen: dit heeft het opgeleverd. Kijk ik naar mijn eigen
en de doorvertaling naar de achterbannen, bleek
onderzoek (veranderende wijken, veranderende huishoudens, red.), waar
een lastige opgave.’ Volgens Wilke weegt het
ik trekker was vanuit het platform, dan heeft dat een nieuwe kijk op het
functioneren van de stad opgeleverd. Daarnaast vond ik het leerzaam om bij anderen in de keuken te kijken, bijvoorbeeld rond het gebiedsgericht werken. Je ziet dan de grote verschillen tussen organisaties.’ Ook Rohde vindt het niet eenvoudig een accolade achter de resultaten te schrijven: ‘Wij hebben ook dat betere begrip gekregen hoe anderen werken. Voor ons was dat aspect erg leuk. Over de stapel rapporten die de afgelopen vier jaar hebben opgeleverd zegt hij: ‘De opbrengst is groot,
De relatie met de eigen organisatie
hoewel niet alles voor ons direct van belang is. Met de databank ‘Wat werkt in de wijk’ ben ik heel content; daar alleen al had ik onze financiële bijdrage wel voor over gehad. Ten slotte over de sfeer binnen het plat-
Slagen de corporaties erin om de resultaten te laten landen op de werkvloer?
form: de sfeer is heel open. Niemand doet meer geheim over waar hij mee bezig is, dat moeten we vasthouden.’ Volgens Hoogvliet heeft die open-
Door de positieve ervaringen van deelnemers
heid ook te maken met de aansturing van het platform door inhoudelijk
aan de Platform Corpovenista-activiteiten is
betrokken beleidsmensen. ‘Mede daardoor konden er bijvoorbeeld tijdens
het imago gaandeweg gekanteld, aldus Kraak:
onze conferenties verrassende dingen gebeuren. Zo’n Pecha Kucha-sessie
‘Onbekend maakt nu eenmaal onbemind. In het
in 2011 bijvoorbeeld, meesterlijk! Ook dat was mogelijk omdat we zelf meer
begin was het echt zoeken naar mensen die
aan de knoppen zaten.’ Tholenaars: ‘Ook buitenstaanders die onze bijeen-
naar de leergang wilden. Later ging dat beter.
komsten bezochten waren verrast over de openheid.’
Corpovenista II ging landen in de organisatie. En
Wilke relativeert de betekenis van onderzoek: ‘Natuurlijk, het kan veel
de rapporten zijn een stuk leesbaarder dan die
inzichten opleveren. Maar veel is afhankelijk van je eigen rol en missie als
dissertaties uit fase I.’ De factor tijd speelt daarbij
corporatie. De wetenschap reikt geen pasklare oplossingen aan, dat moet
wel een belangrijke rol, zo maakt Van El duidelijk:
je zelf doen. Het platform helpt om die professionaliseringsslag te maken.’
‘Het maakte wel uit of onderzoeken kort of langer
Anderen benadrukken ook het belang van de inhoudelijke oogst. Hoog-
liepen. Eén van mijn medewerkers moest in korte
vliet: ‘Wat werkt in de wijk’ is echt WikiPedia geworden. En ook de ge-
tijd drie keer het waterbed-onderzoek van 250
biedsnavigator is een bruikbaar nieuw instrument.’ Kraak: ‘De kennisdeling
pagina’s doorploegen. Dat viel niet mee.’ Rohde:
is indrukwekkend, het materiaal is goed ontsloten.’ Van El vindt, al terug-
‘Soms was de spanningsboog wat lang. Dan kwam
kijkend, de hoe-vraag het meest imponerend: ‘We hebben een inspirerende
er na vier maanden een aangepast rapport, moest
sessie over de gebiedsnavigator georganiseerd, waar vragen werden
je er weer opnieuw induiken.’ Alom wordt gecon-
gesteld: “In welke ring zit jij tijdens gesprekken over de wijk?”
cludeerd dat de kortlopende onderzoeken naar
Dan vragen deelnemers zich daarna af: zit ik op de goede plek en stel
vijf ‘actualiteiten’ goed hebben gewerkt. Wilke:
ik wel de goede vragen? Van leergangdeelnemers kwam dat geluid ook
‘In een vervolg moeten we daarvan leren. Doe ook
terug: de grote focus op “hoe doe jij het in jouw praktijk?”. Daar zit de
kortlopende dingen, die snel resultaat opleveren.’
meeste eagerness, om van elkaar te leren. Als ik nu het rapport over
Over het verder brengen van de kennis in de
sociale stijging lees denk ik: een mooi overzicht, maar doen we weinig
eigen organisatie zegt Hoogvliet dat dit lastig is,
mee in ons dagelijks werk. Maar de energie komt nu wel weer los in de
maar beter lukt dan een paar jaar geleden: ‘Met
vakgemeenschap die daarover gaat.’
de nieuwe media die we nu hebben is er meer
Het bewijst volgens Ouwehand dat het niet per se over ‘nieuwe’ kennis
mogelijk. Idealiter draaien we de situatie om. In
hoeft te gaan, om als corporatie toch vooruit te komen. ‘Kijk naar de work-
het begin moesten we de kennis erdoor “duwen”,
shop over bewonersparticipatie. Dat is een gebied waar toch echt al het
nu komt men het zelf halen, omdat men weet
nodige over is geschreven. Maar toch zeggen veel corporaties: we
waar het te halen is. We zijn daar meer ontspan-
worstelen ermee. Dan kan het gesprek erover dingen in beweging bren-
nen in geworden.’ Anderen geven aan dat ook de
gen. Het platform als kristallisatiepunt voor de eigen praktijk.’ Op zijn
presentaties van de onderzoekers veel hebben
vraag of er ook zaken minder goed gelukt zijn, heeft Rohde het meest
gedaan voor de kennisdeling binnen de aangeslo-
scherpe antwoord: ‘De ontwikkeling van de omgeving om ons heen, daar
ten corporaties. Tholenaars vindt het niettemin
hebben we te weinig bij stilgestaan. We zitten als kikkers in een pan met
een hele opgave: ‘Corporaties zijn heel erg uit-
water, maar hebben we wel door dat het vuur wordt opgestookt?
voeringsorganisaties. Twintig jaar geleden liep er
Tussen 2008 en 2012 is heel veel gaan schuiven, daar is het programma
nog geen beleidsmedewerker rond bij corporaties.
niet fundamenteel op aangepast.’
Dat is nu beter, maar het is nog ingewikkeld om
012
WIJKEN EN WEGEN
onderzoek goed aan te laten sluiten op de dagelijkse taken van de organisatie. Het begint in ieder geval bij een open houding bij onze medewerkers om er kennis van te willen nemen.’ Wanneer Ouwehand Tholenaars vraagt of het platform een functie heeft gehad in het organiseren van reflectie op het eigen handelen,
De blik vooruit: is er leven na Platform Corpovenista
luidt het antwoord volmondig ‘ja’: ‘Dat is juist de meerwaarde! Iedereen heeft het druk en beleid is leuk, mits het direct toepasbaar is. Als je dan een
Komt er een vervolg en zo ja: hoe moet dat eruit zien?
Corpovenista-bijeenkomst hebt, dan ga je erheen, vind je de tijd, collega’s en informatie voor reflec-
De constatering van Wouter Rohde dat de omgeving van de corporaties
tie op het eigen werk.’
volop in beweging is, wordt door de anderen beaamd. Wilke: ‘Dat is een
Rohde is eveneens overtuigd van deze werking
belangrijke actie voor de volgende ronde: die snel veranderende context in
van het platform: ‘Zelf lukt het ons niet om
beeld brengen.’ Dat is echter makkelijker gezegd dan gedaan, aldus Van El:
zoiets in eigen huis te organiseren. We hebben
‘Er zijn zoveel factoren die ons functioneren beïnvloeden. Lastig om daar
wel even geprobeerd een eigen leergang op te
greep op te krijgen.’ Maar toch is dat de weg voorwaarts, aldus Wilke: ‘Het
zetten, maar daar kwam niet veel van terecht.
strategisch denken bij corporaties moet echt op een hoger plan getrokken
Het is gewoon slimmer om anderen voor je te
worden. Wat zijn scenario’s en mogelijke strategieën, wat zijn de funda-
laten werken.’ Wilke: ‘Fysiek kennis uitwisselen
mentele keuzes? De thema’s die wat mij betreft aan bod mogen komen in
werkt veel beter dan rapporten lezen. Als iemand
een vervolg zijn daarvan afgeleid: maatwerk leveren, interventies doen die
bij een corporatie een rapport van meer dan 25
effectief zijn maar minder kosten, afzien van automatische sloopreflexen,
pagina’s zit te lezen, roepen ze al snel op de gang:
ophouden over “gemiddelde” wijken. En een bezinning op de eigen rol: hoe
die heeft zeker niets te doen.’ Van El: ‘Het was
breed of smal ben je als corporatie? Ga je als een stofzuiger door de stad
duidelijk meer concreet en operationeel, de afge-
door complexen aan te kopen, te verbeteren en weer te verkopen – of leg
lopen vier jaar. En heel erg gekoppeld aan: wat
je je vast op bepaalde buurten en wijken?’
kun en doe je ermee in de eigen organisatie. Het
Hoogvliet is het eens met de sense of urgency die hier uit spreekt:
klopt wat Rohde zegt, zelf doe je dat niet zo snel.
‘Laten we niet doen alsof er in corporatieland niets aan de hand is. Dit
Je onderzoekt iets omdat je het heel gericht inzet
jaar, 2012, wordt heel bepalend. Wat doet het nieuwe kabinet, wat levert
voor je eigen beleid of wanneer je een concrete
de parlementaire enquête op, hoe kijkt de buitenwereld naar ons?’ Van
vraag krijgt vanuit de bestuurder.’
El: ‘Het wordt overleven op bepaalde vlakken.’ Kraak: ‘Tegelijkertijd groeit
Voor de Alliantie was de kennisdeling evenwel
in de samenleving de scheiding van arm en rijk.’ Van El: ‘De groep die wij
niet de hoofdreden om mee te doen met het
huisvesten wordt gemarginaliseerd. Er spelen steeds meer problemen en
platform, zo geeft Hoogvliet aan: ‘Kennis wordt
deze groep stelt steeds ingewikkelder vragen. We moeten steeds meer
sowieso goed gedeeld binnen onze organisatie.
maatwerk leveren.’ Tholenaars: ‘Eén op de drie kinderen heeft passend
We hebben bijvoorbeeld een eigen academie.
onderwijs nodig, die hebben straks onze bijzondere aandacht nodig.’
Als het platform er niet zou zijn, organiseren
Waar de maatschappelijke behoefte onverkort aanwezig is en zelfs groeit,
we het op een andere manier.’
nemen de beschikbare middelen af – zo stelt Wilke. Niet alleen bij de
Volgens Tholenaars hangt het succes van de
corporaties zelf – de verkoopprogramma’s lopen over de hele linie terug
kennisdeling ook af van de medewerkers die
– maar ook bij de huurders. Rohde hierover: ‘Ik maak me zorgen over de
participeren: ‘Ik onderscheid twee soorten: zij
vraaguitval. Huishoudens die simpelweg zeggen: die huur kunnen we niet
die iets tot stand willen brengen en zij die nieuws-
meer betalen, ik kan niet meer missen dan 250 euro per maand.’ Wilke
gierig zijn. Bij de eerste categorie is de eerder
wijst in dat verband op de dreigende verpaupering van de koopsector:
genoemde spanningsboog korter. Als de vraag
‘De druk op de huursector neemt alleen maar toe. Mensen kunnen straks
waar het om gaat niet in korte tijd wordt beant-
de hypotheek en het onderhoud niet meer betalen. Dan kijkt men toch
woord, haakt men af. Medewerkers die nieuws-
weer onze kant op.’
gierig blijven, houden het langer vol en zijn ook
Volgens Tholenaars is het zaak om niet alleen achteruit te kijken:
meer actief.’
‘De jeugd van nu gaat straks misschien wel heel andere keuzes maken.
Ik sta nog verheugd voor een volle cd-kast thuis, maar jongeren halen gewoon alle muziek van Spotify. Zijn zij straks nog wel geïnteresseerd in het kopen van een huis? Misschien gaan ze wel reizen in plaats van wonen.’ Het is dat buiten-de-gebaande-paden denken dat Rohde wel aanspreekt: ‘We zitten nog heel erg vast aan “wij verhuren huizen aan huishoudens”. Maar waarom bieden we bijvoorbeeld geen kamergewijze verhuur aan? Waarom zien we de komst van arbeidsmigranten uit Oost- en MiddenEuropa al weer snel als een probleem?’ Aan tafel lijkt er consensus te bestaan om op niet al te lange termijn met Corpovenista III door te gaan. Een vervolg dat exploratief moet zijn, maar ook een sterk intervisie-element (bij elkaar in de keuken) moet hebben, zo peilt Ouwehand de stemming. Van El: ‘Met een grote nadruk op de hoe-vraag, wat mij betreft. Kreten als “het hangt af van de samenwerking”: interessant, maar hoe geef je die dan vorm. Of deze: “we gaan ontwikkelend beheren”. Heel hip in het discours, maar ik wil weten hoe dat concreet uitpakt.’ Kraak pleit ervoor een vervolg goed af te stemmen op wat er de komende tijd in corporatieland gaat gebeuren: ‘Reorganisaties zijn op komst, gemiddeld moet twintig procent van de medewerkers eruit. Er gaat nogal wat gebeuren. Mensen vragen zich af: zit ik straks nog wel bij dit bedrijf?’ Daar
Judith van El, Haag Wonen Adriaan Hoogvliet, de Alliantie Jan Kraak, Ymere André Ouwehand, Onderzoeksinstituut OTB – TU Delft Wouter Rohde Woonbron Paul Tholenaars, Woonbedrijf Erik Wilke Aedes
zit volgens Wilke een positieve keerzijde aan: ‘Medewerkers moeten flexibeler inzetbaar worden. Ze zoeken dan ook eerder de samenwerking met anderen.’ Rohde vindt de barre tijden juist een reden om nu door te pakken: ‘Ik ben erg voorstander van R&D: samen verkennend onderzoek doen naar onze taken in de toekomst. Om vervolgens de vraag te beantwoorden hoe we het anders moeten doen. Het een kan niet zonder het ander.’
Inhoudelijke oogst van onderzoeken is groot. Belangrijk punt van aandacht blijft hoe al die informatie door de ‘werkvloer’ kan worden omgezet in toepasbare kennis.
014
WIJKEN EN WEGEN
SOCIALE STIJGING IN DE STAD
1
016
WIJKEN EN WEGEN
Met bescheiden stapjes vooruit Sociale stijging: tussen droom en daad De talenten en ambities van de wijkbewoners als uitgangspunt nemen bij stedelijke vernieuwing. Daar pleitte de VROM-raad in 2006 voor met het advies ‘Stad en stijging’. De corporaties pikten dit massaal op. Resultaat: een enorme hoeveelheid projecten in alle soorten en maten. Wat hebben die inspanningen nu eigenlijk opgeleverd? Deze vraag blijkt niet eenvoudig te beantwoorden, ook niet na onderzoek naar de effecten van zestien concrete projecten. Toch zijn er indicaties dat de inspanningen hebben bijgedragen aan de sociale stijging van individuele bewoners en daarmee wellicht ook hun directe woonomgeving. De aanbeveling aan corporaties is om ermee door te gaan, maar wel vanuit duidelijk omschreven en realistische doelen. Want pas dan valt er ook met zekerheid iets te zeggen over de mate waarin die doelen bereikt zijn. Een klassieke evaluatiemethode is daarvoor niet geschikt, praktijkgestuurd effectenonderzoek wel.
Wat is sociale stijging? Welnu: ‘Een individueel ontwikkelingsproces, waarin mensen onder invloed van persoonlijke kenmerken en de toegankelijkheid van bestaansbronnen zeggenschap en controle over het leven vergroten. Uitkomst is een objectieve of ervaren verbeterde sociaaleconomische positie.’ Het is duidelijk: onderzoek naar de resultaten van projecten op dit gebied is vaak abstract. Een ‘ervaren verbetering van de sociaaleconomische positie’ is lastig te meten en uit te drukken in harde parameters. Daar komt bij dat sociale-stijgingsprojecten zelden een concrete doelstelling kennen. De projecten ontstaan vaak bottom-up, vanuit een al dan niet spontaan idee. Het is dan al snel een kwestie van ‘doen’ en niet van ‘doel’. Hoe dan toch achter de resultaten te komen? De oplossing is simpel: in gesprek gaan met degenen die bij de projecten betrokken waren.
Talentontwikkeling en sport Een vergrootglas op zestien sociale-stijgingsprojecten maakt
en oplopende werkeloosheid, is dit zeer relevant. Behalve
duidelijk dat deze ‘interventies’ vooral voor de individuele
het stimuleren van sociale stijging vormt nu ook het tegen-
deelnemers zinvol zijn geweest. Een goed voorbeeld is
gaan van sociale daling een opgave.
BOOT, een project in de Amsterdamse wijk De Baarsjes.
Duidelijk doel
Dit richtte zich op talentontwikkeling door onder meer huiswerkbegeleiding, in een op dat moment leegstaand pand. Ymere, de Universiteit van Amsterdam en de Hogeschool
Uit alle bevindingen blijkt dat sociale-stijgingsprojecten in
van Amsterdam brachten het hoger onderwijs de buurt in.
de meeste gevallen iets opleveren. Dat ‘iets’ is alleen moei-
125 studenten (vaak zelf uit de wijk afkomstig) kregen in ruil
lijk in cijfers uit te drukken. Minder moeilijk zou dat zijn als
voor studiepunten een rol. Ze ondersteunden 83 buurtkinde-
projecten vooraf voorzien worden van een duidelijk doel.
ren bij het maken van hun huiswerk, maar bemensten onder
In het geval van de Cruyff Courts bijvoorbeeld: ‘Minstens
meer ook een juridisch loket, een ondernemersbalie en een
honderd buurtjongeren moeten er gebruik van maken.’ Met
jongerenservicepunt. Het aantal kinderen dat in BOOT over
een vorm van simpel, praktijkgestuurd effectenonderzoek
de vloer kwam, de samenwerking met buurtorganisaties en
kan gemeten worden of het doel bereikt wordt. Een student
de positieve reacties uit de wijk vormen duidelijke signalen
die in twee verschillende periodes drie middagen achtereen
dat dit project resultaat heeft gehad.
turft, kan in dat geval een even doeltreffende als goedkope
Een ander voorbeeld: de aanleg van Cruyff Courts.
meetmethode zijn.
Het ouderwetse trapveldje in de buurt, maar dan in een
De conclusie: corporaties kunnen sociale-stijgingsprojecten
modern jasje en ondersteund door de Johan Cruyff
als deel van hun opgave zien. Ze moeten wel vooraf de
Foundation. In Den Haag bekostigde Haag Wonen een deel
relatie tussen idealen (droom) en uitvoering (daad) goed
van het court, in Deventer nam Rentree de volledige finan-
analyseren en van daaruit realistische en toetsbare doelen
ciering op zich. Bewoners kunnen zo informeel, gratis en in
formuleren. Dat alles vanuit een besef dat sociale stijging
de eigen omgeving sporten. Er is dus een gezondheidseffect,
een kwestie is van bescheiden stapjes, die ook nog eens een
maar de courts vormen ook een plek waar mensen elkaar
lange adem vergen.
ontmoeten en eerder tot een gesprek komen. Jongeren die normaal lastig te bereiken zijn, komen nu in beeld. Bovendien ontlenen zij trots aan het gebruik van het veldje. Bewoners, politie en andere partijen menen ook dat er een positieve werking van uitgaat.
Lange adem Sociale stijgingsprojecten moeten de positie van mensen
Naast sociale stijging is anno 2012 ook het tegengaan van sociale daling een opgave
in minder kansrijke situaties verbeteren. Individuele deelnemers ervaren vaak enige vorm van vooruitgang. Ze doen zelfvertrouwen, sociale vaardigheden en werkervaring op, ze krijgen perspectief en arbeidsritme, ze worden zelfredzaam en verwerven basiscompetenties. Door de positieve aandacht vanuit de projecten krijgen ze het gevoel dat ze een stap voorwaarts kunnen zetten. Ook op portiek- en straatniveau kunnen projecten zinvol zijn en bijdragen aan de vitaliteit. Ze leggen daarnaast een basis voor verdere samenwerking tussen bewoners en professionals. Projecten met een persoonsgerichte benadering voorkomen onrust, overlast en huisuitzettingen. In de huidige economische conjunctuur, met zijn inkomensachteruitgang
Meer informatie Dit artikel is gebaseerd op het onderzoeksrapport ‘Sociale stijging: tussen droom en daad’ van DSP Groep, opgesteld door Joost Groenendijk, Marieke de Groot en Martin van der Gugten. Het rapport is te vinden op de website van Platform Corpovenista: www.corpovenista.nl > Onderzoeksthema’s Platform Corpovenista > Sociaal investeren > Onderzoek 1.1: Projecten sociale stijging in beeld.
018
WIJKEN EN WEGEN
‘CONFRONTEREND, MAAR ZEER NUTTIG’
‘DIT IS IETS VAN DE LANGE ADEM’
Boukje Dingemans, De Alliantie
Nathalie Boerebach, Aedes
Beleidsadviseur
Adviseur Maatschappelijke functie
‘De resultaten van het onderzoek waren nogal confronte-
‘Het onderzoek pleit ervoor dat corporaties doorgaan met
rend, maar zeer nuttig. We vroegen een onderzoeksbureau
hun projecten ten behoeve van sociale stijging. Daar ben ik
om sociale-stijgingsprojecten te evalueren, en toen bleek dat
wel een voorstander van. Het is namelijk datgene waarmee
niet goed te kunnen omdat bij de meeste projecten de doel-
zij zich onderscheiden van projectontwikkelaars. De sociale
stelling niet of niet goed omschreven was. Dat wil overigens
taak vormt naar mijn overtuiging ook een wezenlijke kant
niet zeggen dat die projecten slecht zijn. Mensen die in de
van wat corporaties zijn: vastgoedondernemingen met een
wijk werken, weten vaak goed wat ze doen. Maar de consta-
maatschappelijke doelstelling. Zij huisvesten kwetsbare
tering uit het onderzoek vormt een stevig argument om er
groepen. Het ligt voor de hand dat je dan ook een verdere
voortaan voor te zorgen dat we doelen wel benoemen;
verantwoordelijkheid neemt voor die bewoners.’
zowel de resultaten op korte termijn, als de “maatschappelijke effecten” waarvoor we het eigenlijk allemaal doen.
‘Natuurlijk moet dat wel op een verstandige manier gebeu-
Voor bijvoorbeeld een huiswerkklas kan het kortetermijndoel
ren. Corporaties zijn niet altijd even kritisch en selectief bij
zijn: kinderen stimuleren om hun huiswerk te maken. Het
het aangaan van samenwerking met partijen die met een
langetermijndoel is dan dat die kinderen niet zonder
projectvoorstel komen. Ze stappen enthousiast in, maar kij-
diploma van school gaan.’
ken niet naar wat dat kost aan geld en inzet en hebben veelal geen exitstrategie. Terwijl dat toch heel gebruikelijk is. Als
‘Binnen De Alliantie proberen we doelen van projecten nu
een organisatie voor een initiatief geld krijgt via welk fonds
zoveel mogelijk te omschrijven. Ook zijn we bezig met inzicht
dan ook, moeten ze ook een doelstelling overleggen en ver-
verkrijgen in “het maatschappelijk rendement” van wat wij
antwoording afleggen. Ik denk dat corporaties prima in staat
doen in de wijken. We gebruiken daarbij instrumenten zoals
zijn om heldere doelstellingen en resultaatmetingen aan
de “effectenarena” en “Wat werkt in de wijk”. Dat dwingt je
sociale-stijgingsprojecten te hangen. Dat moeten ze ook ze-
tot nadenken: wat hoop je met een bepaald project nou echt
ker doen. Kies één heldere lijn. Maak duidelijk wat voor soort
te bereiken? Het is eigenlijk gewoon logisch dat je dat doet.
projecten je wel aanpakt en welke niet. Zo zorg je ervoor dat
Het vormt een relatief kleine tijdsinvestering. Die misstaat
je niet gezien wordt als een “wandelende portemonnee”. Dat
niet op het moment dat je op het punt staat om geld, en
is ook prettiger voor de partijen die projecten van de grond
soms veel geld, uit te geven aan een project.’
proberen te tillen en op zoek zijn naar ondersteuning. Die weten op die manier eerder waar ze aan toe zijn.’
‘Het meten van de resultaten van sociale-stijgingsprojecten hoeft niet ingewikkeld of duur te zijn. Meten kan ook door
‘Ik zou het jammer vinden als corporaties onder druk van de
het aantal deelnemers te turven. Of door foto’s te nemen.
economische crisis minder aan sociale stijging gaan doen.
Project portieken opruimen? Neem een foto voor en een
Door politieke keuzes, zoals decentralisatie van de AWBZ en
foto na. Dan kun je gewoon zien of er meer of minder rom-
Jeugdzorg, zullen juist meer kwesties op lokaal niveau gaan
mel ligt. En jongeren die naar huiswerkbegeleiding komen,
spelen. Bovendien is sociale stijging iets van de lange adem.
kun je een jaar later ook nog eens bellen om te vragen hoe
De resultaten zie je pas op termijn. Je moet er dus niet te
het nu gaat op school. Hoe dan ook, als corporatie willen we
snel mee stoppen. Als geld daarbij een probleem is, kunnen
méér doen dan woningen verhuren. En dan bij voorkeur met
projecten ook ondersteund worden met het faciliteren van
projecten waarmee je met zo min mogelijk middelen zoveel
een ontmoetingsruimte of met kennis en kunde.’
mogelijk effect bereikt. Sociale stijging vormt een deel van de opgave van corporaties. Maar wel samen met andere partijen èn bewoners.’
‘INZETTEN OP INDIVIDU EN BUURTEFFECTEN’ Guus Haest, Portaal Adviseur wonen en maatschappelijke ontwikkeling
‘Wat behelst sociale stijging precies, hoe maak je dat concreet en hoe meet je de resultaten? Die vragen heeft het onderzoek scherp in beeld gebracht. Met terecht als kritische conclusie dat afdoende antwoorden in de praktijk te vaak uitblijven. Een andere interessante conclusie is dat socialestijgingsprojecten vooral lijken bij te dragen aan het beter functioneren van mensen op individueel niveau. Het is dus goed om daar op in te zetten. Maar dan moet het wel gaan om meer dan één of twee deelnemers. Anders bereik je te weinig mensen om voor een buurt het verschil te maken.’ ‘Zulke projecten zijn nodig en mogelijk, ook in de huidige tijd en met nieuwe sociale wetgeving op komst. Zo heeft Portaal als ambitie vastgelegd dat het zelf negentig stage- en reintegratieplekken wil bieden. Soortgelijke afspraken maken we met onze opdrachtnemers. Als ook andere partijen meedoen, kan dat opgeteld interessante volumes opleveren. Vervolgens is het zaak om te volgen of de gestelde doelen behaald worden. In ons voorbeeld zijn de vragen dan: hebben we die negentig plekken daadwerkelijk kunnen vullen, hebben de stagiaires een diploma gehaald en de reintegratiekandidaten een volgende stap kunnen zetten? En wat kunnen we doen als dat niet zo is?’ ‘Een andere belangrijke vraag is hoe resultaten op individueel niveau ook meer direct betekenis kunnen hebben voor het leefklimaat op buurtniveau. Een bruikbaar perspectief is om projecten inhoudelijk te richten op zaken die direct met de leefbaarheid van de buurt te maken hebben. Dat kan op veel manieren. Een voorbeeld uit het Waterkwartier in Nijmegen: mensen uit de wijk volgen een praktijkzorgopleiding bij een zorginstelling (en ROC), die ook zorg levert in de wijk. Zo profiteren individuen èn de buurt. Ook hier kunnen we kijken naar wat het resultaat voor de buurt is. Al moeten we niet te krampachtig zijn met die buurtgrenzen. Dus behalve tellen hoeveel mensen een stage of (leer-)werkplek vinden, ook in beeld brengen hoeveel mensen op die manier welke zorg en diensten aangeboden krijgen. Dat is niet zo lastig om te doen, en maakt ook het gesprek over kosten en baten een stuk concreter.’
020
WIJKEN EN WEGEN
De vakgemeenschap Sociale Stijging Naar sociale stijging werd binnen Corpovenista niet alleen onderzoek gedaan, er is ook een vakgemeenschap voor opgericht. Doel: het bevorderen van de effectiviteit en professionaliteit van corporaties bij het vooruit helpen van wijkbewoners. In 2012 vindt een aantal bijeenkomsten plaats over de ‘stijgingsroutes’ onderwijs, werk, vrije tijd en wonen. Marion Kranenburg (senior adviseur Strategie bij Eigen Haard) en Marlies van Gelderen (projectleider Wijkaanpak bij Ymere) vertellen over hun ervaringen met de vakgemeenschap.
Waarom een vakgemeenschap Sociale Stijging? Kranenburg: ‘Sociale stijging gaat over het vergroten van de kansen van mensen die te maken hebben met een opeenstapeling van problemen, zoals een huurschuld, een onderwijsachterstand en een taalprobleem. Als corporatie heb je daar een raakvlak mee. Maar welke taken vallen binnen ons domein? Wat doe je wel en wat doe je niet? En als je iets doet, hoe doe je dat dan? Het leek ons zinvol om daar op een structurele manier met praktijkmensen over te praten, in een vakgemeenschap.’ Van Gelderen: ‘Domein van corporaties is de route van stijging via het wonen. Hoe kunnen we de treden op die ladder verkleinen en een wooncarrière mogelijk maken? In de wijk is voor bewoners perspectief op die andere routes ook van
RE-INTEGRATIE LADDER VOOR PARTICIPATIE EN SOCIALE STIJGING
6 BETAALD WERK
5 BETAALD WERK MET ONDERSTEUNING
belang. En bijdragen aan een goede woonomgeving rekenen wij ook tot onze taak. Corporaties in het hele land werken samen met partners aan het vergroten van kansen voor kwetsbare bewoners. In veel gevallen vertonen deze projec-
4
ten gelijkenis. Het is dan zonde om steeds opnieuw het wiel
ONBETAALD WERK
uit te vinden. Positief geformuleerd: we kunnen elkaar hel-
3
pen door de do’s and dont’s en de tips and tricks met elkaar
DEELNAME GEORGANISEERDE ACTIVITEITEN
te delen. Natuurlijk zou dat kunnen door informatie schrifte-
2 SOCIALE CONTACTEN BUITENSHUIS
lijk uit te wisselen. Maar als je van iemand persoonlijk hoort hoe iets moet, of juist niet moet, blijft dat beter hangen.
1
Vandaar de periodieke ontmoetingen van de vakgemeen-
GEÏSOLEERD
schap, met een vaste kern mensen die er steeds bij is. Zij maken de opgedane kennis vervolgens toegankelijk binnen de eigen organisatie.’
Wat hebben de eerste twee bijeenkomsten opgeleverd? Kranenburg: ‘De eerste bijeenkomst had een inleidend karak-
Op welke wijze kunnen corporaties hun voordeel doen met de inzichten die binnen de vakgemeenschap ontstaan?
ter met presentaties over sociale mobiliteit en actuele ontwikkelingen rond de Wet Werken naar Vermogen, de AWBZ
Kranenburg: ‘De les tot nu toe is dat er een trend zichtbaar
en de WMO. De consequenties van veranderingen in andere
wordt. We gaan toe naar kleinschaliger projecten, op lokaal
sectoren, vaak gedreven door bezuinigingen, zullen veel van
niveau, in samenwerking met andere partijen en met relatief
onze huurders raken. Sociale daling dreigt en dat raakt aan
weinig middelen. Binnen de vakgemeenschap zullen we ken-
de kwaliteit van wonen in wijken met veel corporatiewonin-
nis uitwisselen over wat je binnen dat kader doet en hoe je
gen. Denk maar aan de zorg. Mensen krijgen meer zorg voor
dat het beste kunt doen. Daarnaast zijn er nog vele andere,
eigen rekening en verantwoordelijkheid. Dat brengt proble-
concrete punten die zeker hun waarde hebben. Doordat
men met zich mee, zoals eenzaamheid, financiële ellende, en
ook mensen uit andere sectoren meedoen, wordt duidelijk
overlast. Niet alleen familie en buren, maar ook corporaties
dat de kennis over wat wij doen bij de andere partijen vaak
als verhuurder gaan dat voelen. In hoeverre zijn corporaties
niet optimaal is. We moeten elkaar beter leren kennen, om
bereid om individuele bewoners vooruit te helpen? Met wie
vervolgens beter te kunnen samenwerken. Dat zal leiden
en hoe? Ook corporaties zelf moeten kosten besparen. Dat
tot waar het allemaal om te doen is: meer perspectief voor
leidt tot oneliners als “het kan wel wat minder”. Maar dat
wijkbewoners.’
vind ik te gemakkelijk. We moeten het kind niet met het bad-
Van Gelderen: ‘De structurele aanpak van de vakgemeen-
water weggooien. De uitdaging is dan om smoel te geven aan
schap zorgt ervoor dat je meekrijgt wat de mechanismen zijn
wat je wel wil en kan doen en hoe dat dan kan mèt bewoners
waar je aan moet denken als je aan sociale stijging van be-
zelf èn met andere partijen. Het is constructief om daar met
woners werkt en waar we ons “ambacht” kunnen verbeteren.
elkaar over te praten. Dat geeft energie en levert een schat
Om een even simpel als veel voorkomend aspect te noemen:
aan kennis op.’
wat is precies de ambitie? Zet je in op het vergroten van de
Van Gelderen: ‘De tweede bijeenkomst stond in het teken
leefbaarheid van de wijk, of meer direct op de stijging van
van onderwijs, als middel om tot sociale stijging te komen.
individuele bewoners? Hoe hangen die twee samen? Je ziet
Als het gaat om “perspectief in de wijk brengen” is onder-
vaak dat doelen algemeen geformuleerd blijven. Maar wan-
wijs belangrijk: de school als ontmoetingsplek en bron van
neer ben je nou tevreden? Er is behoefte aan evaluaties en
talentenontwikkeling. Vandaar dat corporaties in wijken
monitoring, maar we kunnen best kritisch zijn op wat dat nu
waar zij veel bezit hebben, vaak als partner betrokken zijn
oplevert. Soms worden dure bureaus voor een evaluatie in
en soms als aanjager of ontwikkelaar. Daar bleek dat ook
de arm genomen, terwijl we vooraf geen duidelijke doelen en
op dit specifieke vlak de tijden zijn veranderd. Woonbron en
resultaten geformuleerd hebben. En bij projecten die klein-
Vestia vertelden over hun ervaring met het ontwikkelen van
schalig zijn, moet je ook kritisch de kosten en baten afwegen
scholen en een campus. Daar kwam uit naar voren dat je in
van een evaluatie. Vanuit Corpovenista is inmiddels “Wat
een vroeg stadium afspraken moet maken over verantwoor-
werkt in de wijk” ontwikkeld. Een handzaam instrument dat
delijkheden en de risico’s, en ook moet kijken in hoeverre
mensen uit de praktijk helpt bij het scherp formuleren van
het ambitieniveau qua investering èn programma past.
wat je verwacht en de doelgroep en om achteraf resultaten
Daarna zaten we met elkaar in kleine koppels aan tafel om
te meten. Maar het allergrootste winstpunt van de vakge-
een bepaalde casus en bepaalde dilemma’s door te spreken.
meenschap is misschien toch wel het netwerk dat hiermee
Dat was inspirerend en leerzaam. Je spreekt dan één op één
ontstaat. Vele professionals leren elkaar kennen en profite-
met collega’s uit andere regio’s en mensen uit andere secto-
ren van elkaars praktijkkennis en ervaring.
ren, met allemaal verschillende expertise en ervaringen.’
Dat krijgt niet alleen vorm in de bijeenkomsten, maar ook via een eigen groep op LinkedIn. Langs die weg kunnen we informatie blijven delen en elkaar snel vinden. Ook als de bijeenkomstencyclus beëindigd is.’
022
WIJKEN EN WEGEN
De Alliantie heeft hart voor de wijk De Alliantie legt prioriteit bij wijken waarin veel moet gebeuren. Waar de huizen verouderd zijn, mensen langs elkaar heen leven en zich onveilig voelen. In deze wijken investeert de Alliantie veel geld en energie. Voorwaarde is wel dat zij er veel woningen bezit, want dan kan zij het verschil maken. Zonodig versterkt de Alliantie haar positie door woningen aan te kopen. Dit beleid is tien jaar geleden ingezet en werpt nu zijn vruchten af. De leefbaarheid in de prioriteitswijken neemt toe. Dat blijkt uit allerlei onderzoeken en uit de verhalen van huurders, kopers en ondernemers.
Student in de buurt
De corporaties van Corpovenista hebben hun werkgebied in (middel)grote steden. Dat zijn ook de steden waar hogeronderwijsinstellingen zijn gevestigd en studenten dus op afkomen om hun opleiding te volgen en te gaan wonen. Maar bij de relatie tussen student en stad gaat het om
Kansrijk medicijn, maar lees wel de bijsluiter!
meer dan het vinden van een dak boven het hoofd. Studenten kunnen een positieve bijdrage leveren aan de leefbaarheid van buurten en de ‘sociale stijging’ van bewoners. Zij worden daarom steeds vaker ingezet in de wijkaanpak. De motieven daarvoor zijn divers: het verbeteren van de bewonerssamenstelling (meer differentiatie), het laten verrichten van werkzaamheden door de studenten voor de buurt en het opnemen van praktijkonderdelen in de curricula van onderwijsinstellingen (‘learning on the job’). Ten slotte zijn er ook projecten die door studenten zelf
Studenten en stadsbuurten: het zijn geen onbekenden van elkaar. Een beetje student wil het liefst in het centrum wonen, in een omgeving waar het nodige te doen is. Tegelijkertijd moet een student ook op het geld letten, zeker in een tijd waarin de studiefinanciering steeds meer wordt afgebouwd. Dan kan het interessant zijn om een deel van de vrije tijd in te zetten voor de buurt, om zo goedkoper te kunnen wonen. De student die klust en medebewoners helpt: het is één van de ‘recepten’ om buurten beter te laten draaien. Maar werkt het ook? Of is het voor de student vooral een noodgreep om aan een kamer te komen en merkt de buurt er uiteindelijk maar weinig van? Corpovenista heeft een grote hoeveelheid projecten onderzocht en vijf basisrecepten ontwikkeld. Studenten in een buurt zijn niet per definitie dé panacee, maar ze kunnen wel degelijk een substantiële bijdrage leveren aan het verbeteren van de buurt. Voordat wordt begonnen, moet de bijsluiter bij dit recept goed gelezen worden!
worden gestart, vanuit eigen initiatief om iets te betekenen voor de stad waarin zij studeren of om het imago van de student te verbeteren. Kortom: de diversiteit aan bedoelingen en projectvormen is groot. Reden voor Corpovenista om een inventariserend onderzoek te laten doen door Atrivé. Centrale vraagstelling: welke rollen vervullen studenten in de buurt, tot welke projecten heeft dat geleid en wat zijn de effecten? Ruim veertig projecten zijn onderzocht die de afgelopen tijd in diverse steden zijn ontwikkeld. Elf representatieve projecten zijn nader geëvalueerd; daaruit zijn aanbevelingen en succesvoorwaarden voor de toepassing van het ‘medicijn’ studenten gedestilleerd. Partijen in de praktijk kunnen nu aan de slag met een medicijnwijzer, vijf basisrecepten en niet te vergeten de uitgebreide bijsluiter. Daarmee neemt de kans op een geslaagd project toe.
024
WIJKEN EN WEGEN
De medicijnwijzer: stel de goede diagnose!
DE VIJF BASISRECEPTEN Bezint eer gij begint. Dat geldt ook voor de inzet van studenten in een buurt. Wat wil je bereiken?
Uit de veertig onderzochte en elf geëvalueerde projecten zijn
Daarvoor is de medicijnwijzer ontwikkeld. Met de
vijf basisrecepten gedestilleerd:
medicijnwijzer wordt een betere diagnose van de buurt of wijk gemaakt: hij helpt om scherper te krijgen wat er aan de hand is en wat het pro-
1. VEEL STUDENTEN WONEN IN DE BUURT
bleem is dat opgelost moet worden. In eerste
Dit middel zet je in om de instroom van zelfredzame bewoners te
instantie wordt bepaald of de inzet van studenten
vergroten en/of het draagvlak voor voorzieningen te vergroten.
voor de hand ligt om de problemen in een buurt
Een substantieel aantal van de woningen in de buurt wordt ‘gelabeld’
aan te pakken. Wordt deze vraag met ‘ja’ beant-
voor studenten. Dit wordt vaak gecombineerd met een incentive voor
woord, dan helpt de medicijnwijzer vervolgens
activiteiten van studenten in de vorm van een huurkorting. De inzet
bij de keuze voor het ‘basisrecept’ dat het meest
van studenten is voornamelijk gericht op persoonlijke ondersteuning
voor de hand ligt. Voor de medicijnwijzer is een
voor volwassenen en kinderen en op groepsactiviteiten.
stroomschema ontwikkeld dat partijen die iets
Voorbeeldprojecten:
willen met studenten in een buurt of wijk behulp-
Amsterdam Slotermeer
zaam kan zijn. De eerste keuze in het schema is
Eindhoven Woensel-West
het bepalen van het hoofddoel: de buurt verbete-
Rotterdam Tarwewijk
ren, studenten in de wijk aan het werk zetten of studenten huisvesten? Hierbij gaat het dus om de manier waarop een bepaalde buurt wordt aange-
2. SOCIALE ACUPUNCTUUR
vlogen: wat is het doel dat bereikt moet worden?
Dit recept is geschikt om extra capaciteit te krijgen voor
Vervolgens worden nadere keuzes gemaakt –
maatschappelijke programma’s. Studenten zetten zich op verschillende
bijvoorbeeld over de vraag wie de regie voert, de
locaties in voor bewoners. Zij kunnen zelf ook in het gebied (gaan) wonen,
studenten zelf of de professionals – en komt men
maar dat is niet per se noodzakelijk. Ook hier gaat het om ondersteuning
uiteindelijk uit bij één van de vijf basisrecepten.
van volwassenen en kinderen en groepsactiviteiten.
Deze basisrecepten zijn afgeleid van geslaagde
Voorbeeldprojecten:
projecten in de praktijk. Om de behandeling com-
Amsterdam Osdorp
pleet te maken is er een ‘bijsluiter, die is te vinden
Amsterdam Transvaalbuurt
op de website van Platform Corpovensita:
Den Haag Zuidwest
www.corpovenista.nl
Groningen De Hoogte
VOORWAARDEN VOOR SUCCES 3. DE WOONCAMPUS
WAT KUNNEN STUDENTEN WEL EN NIET?
Door de realisatie van grootschalige studentenhuisvesting wordt
Let op: studenten hebben zeker bepaalde vaar-
het aandeel zelfredzame bewoners in de buurt vergroot. Het
digheden, maar zijn geen wonderdokters. Door
draagvlak voor voorzieningen neemt toe. Studenten kunnen ook in
hun jeugdige leeftijd, en het feit dat ze nog in
de buurt actief zijn, maar in deze omvang zorgt de woonachtigheid
opleiding zijn, hebben ze begeleiding nodig van
van de studenten in of grenzend aan de buurt alleen al voor
docenten of wijkprofessionals. Ze hebben wel
positieve impulsen.
een duidelijke meerwaarde door hun frisse blik,
Voorbeeld:
creativiteit en hun benaderbaarheid. Sommige
Amsterdam Houthavens
bewoners mijden het contact met officiële instanties, maar willen wel praten met studenten annex medebewoners. Houd rekening met leeftijd en
4. MAATSCHAPPELIJKE STAGE
onervarenheid van studenten. Gecompliceerde of
Studenten doen ervaring op met inzet voor bewoners. Dat gebeurt
meervoudige problematiek van bewoners moet
door deelname aan activiteiten in de wijk met name in scholen en
aan professionals worden overgelaten.
buurthuizen. Dit kan bijvoorbeeld huiswerkbegeleiding betekenen voor kinderen op school, maar ook rechtshulp aan bewoners of het
OVER WELK GEBIED HEBBEN WE HET?
assisteren bij wijkevenementen. Voor de studenten zijn de activiteiten
EN WELKE EFFECTEN STREVEN WE NA?
waardevol, omdat ze praktijkervaring aan hun opleiding toevoegen.
De inzet van studenten kan op verschillende
De studenten krijgen studiepunten of de activiteit telt als stage.
niveaus effecten hebben. Er zijn effecten voor de
Voorbeeld:
buurt, voor de individuele wijkbewoner en voor
Amsterdam De Baarsjes (BOOT)
de student zelf. Om een effect op buurtniveau
Arnhem Presikhaaf
te bereiken (de hele buurt gaat erop vooruit) is een behoorlijk grootschalige inzet van studenten noodzakelijk. Daarentegen kunnen effecten voor
5. EIGEN STUDENTENINITIATIEF
individuele bewoners al met een bescheiden inzet
Bij dit recept is de regie vanuit professionals het kleinst.
worden bereikt, denk bijvoorbeeld aan huis-
Studenten nemen zelf het initiatief voor een project en
werkbegeleiding of een ‘maatjes’-project. Het is
voeren de regie over de activiteiten.
van groot belang om hierover van tevoren na te
Voorbeeld:
denken. Dat geldt ook voor de effecten voor de
Utrecht Hoograven
studenten zelf. Wordt er louter gemikt op het opdoen van ervaring in het kader van de studie, dan voldoet elk type opdracht. Is er een andere doelstelling – bijvoorbeeld studenten langdurig aan een wijk binden door ze er ook te laten wonen – dan moet de opdracht daarop worden aangepast. DE INZET VAN STUDENTEN IS NIET GRATIS! De inzet van de studenten kost weinig, let erop dat de noodzakelijke kosten voor organisatie en begeleiding een project alsnog duur kunnen maken. Dit maakt aandacht voor schaalgrootte, doorlooptijd, organisatie en continuïteit van groot belang.
026
WIJKEN EN WEGEN
Amsterdam, De Baarsjes: buurtwinkel
TIPS VOOR EEN SUCCESVOLLE INZET VAN STUDENTEN -
Analyseer het probleem (diagnose) en bepaal het doel (wat wil je bereiken);
BOOT is de Buurtwinkel voor Onderwijs,
-
Onderzoek en Talentontwikkeling. In drie krachtwijken van Amsterdam werken
bewoners en sluit hierbij aan; -
wekelijks zevenhonderd studenten aan projecten in de wijk, aangestuurd vanuit de
-
-
-
-
ga ook bewust om met (de beloning van) huidige bewoners die zich vrijwillig inzetten;
-
de slag gaan. De studenten verdienen studiepunten met hun werkzaamheden.
maak strakke afspraken over de tijdbesteding voor de wijk en controleer dit ook;
losse vragen vanuit de wijk binnen bij de BOOT-locaties waar studenten mee aan
zorg voor voldoende begeleiding, maar houd de organisatie overzichtelijk;
-
pelijk spreekuur, atelier Stedelijke Vernieuwing. Daarnaast komen er ook veel
selecteer studenten en medewerkers op motivatie, capaciteiten en enthousiasme;
diensten: schoolwerkondersteuning voor kinderen, juridisch spreekuur, maatschap-
ga na of studenten gemotiveerd èn capabel zijn om de beoogde taken uit te voeren;
-
van diensten en activiteiten in de wijk. Het vaste programma bestaat uit de volgende
bepaal vooraf of studenten na het project of na hun studie kunnen blijven wonen;
BOOT is dat het programma aanvullend of ondersteunend is op het bestaande aanbod
maak tijdig duidelijk wat je van de studenten verwacht en wat zij kunnen verwachten;
-
organisaties (zoals Ymere in stadsdeel De Baarsjes). Kenmerkend voor het aanbod van
maak de afweging of je studenten inzet en waar hun meerwaarde ligt;
BOOT-buurtwinkels. Projecten ontstaan op verzoek van bewoners of één van de partner-
onderzoek welke behoefte er is onder
passie bij alle betrokkenen is de belangrijkste drive voor succes;
-
maak kosten en baten inzichtelijk, dit verhoogt draagvlak en is goed voor continuïteit.
Eindhoven, Woensel-West: grootschalige inplaatsing Al sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw wordt Woensel-West gezien als een wijk met problemen, die op diverse manieren zijn bestreden. Het project met ‘ingeplaatsten’ is één van de sociale interventies in de wijkaanpak. Corporatie Trudo verhuurt in Woensel-West geen woningen meer op de ‘normale’ manier, maar alleen nog via ‘inplaatsing’. Om de instroom van probleemhuurders een halt toe te roepen worden nieuwe huurders geselecteerd. Woningen die vrijkomen, worden toegewezen aan huurders die op één of andere manier een maatschappelijke bijdrage willen leveren aan de wijk, waaronder studenten. In speciale huurovereenkomsten is vastgelegd dat de bewoners in ruil voor huurkorting deelnemen aan een zinvolle activiteit voor de wijk.
Meer informatie en verder lezen Dit artikel is gebaseerd op het onderzoek ‘Student en stadsbuurt, samen sterker’ van Atrivé, uitgevoerd door Sera Koolmees en Fokke de Jong. Op de website van Corpovenista staat het complete onderzoeks dossier van ‘Studenten en Stadsbuurt’. Daarnaast ligt er een verband met een Corpovenista-onderzoek: de kennisbank ‘Wat werkt in de wijk’ (WWidW). Inzet van WWidW is om vooraf betere keuzes te maken in de interventies die op een bepaalde wijk worden losgelaten. De medicijnwijzer en de basisrecepten sluiten hier naadloos op aan. Op de website van ‘Wat werkt in de wijk’ zijn twee ‘archetypes’ voor de inzet van studenten uitgewerkt.
028
WIJKEN EN WEGEN
‘BEZINT EER GE BEGINT’
‘MEER HALEN UIT SYNERGIE TUSSEN STAD EN STUDENTEN’
Victor Dreissen, Woonbron
Noek Pouw, Stichting DUWO
Senior adviseur Markt en Beleid
Manager Bestuurszaken, Communicatie en Innovatie
‘Studenten bewust inzetten voor het ver-
‘Als studentenhuisvester wordt DUWO regelmatig met de verwachting
sterken van wijken is voor veel corporaties
geconfronteerd dat wij als verhuurder “onze studenten” ook nog wel
een actueel onderwerp. Wij merkten dat er in
even stimuleren om de buurt vooruit te helpen. Zo nodig geholpen door
het land steeds meer initiatieven ontstonden
een financiële prikkel van onze kant, zoals een huurkorting. DUWO is
en besloten als Platform Corpovenista een
daar terughoudend in en vindt dat studenten vooral moeten studeren en
goede inventarisatie te maken. Verschillende
genieten van het studentenleven. De student is, als inwoner sec van die
partijen tonen nu interesse in ons onderzoek
stad, ook al een grote aanwinst.’
zoals bijvoorbeeld de landelijke koepel van studentenhuisvesters, KENCES. Zij gaan ook met
‘Buurtwerk mag geen voorwaarde zijn om een kamer te kunnen bemach-
dit thema aan de slag en wij brengen als plat-
tigen en voor werk moeten studenten gewoon betaald worden. Want
form graag onze kennis in.’
dat geld kunnen ze goed gebruiken. Voor een woning echter – zo vindt DUWO – moeten ze, net als ieder ander, betalen wat het kost.’
‘Samen met Atrivé heeft onze werkgroep de “Medicijnwijzer” gemaakt. We hebben vooral ge-
‘Omdat natuurlijk onverkort voor alle studentenprojecten geldt dat het
probeerd een praktisch hulpmiddel te maken om
sympathieke en goed bedoelde initiatieven zijn, wekt DUWO met deze
mensen, die in hun praktijk overwegen studen-
kritische houding ook onbegrip op. Bij DUWO nam de behoefte toe om
ten in te zetten, vooraf een goede afweging te
nut en noodzaak van studentenprojecten beter in beeld te krijgen en
kunnen laten maken. Uit de onderzochte projec-
zijn wij één van de initiatiefnemers geweest voor dit onderzoek. Met de
ten destilleerden wij een aantal “basisrecepten”
“Medicijnwijzer” hebben we nu een realistisch en bruikbaar kader in han-
met aanbevelingen hoe je als corporatie studen-
den voor studentprojecten. DUWO verwacht dat met dit instrument de
ten in kunt zetten. De belangrijkste conclusie
kwaliteit en het succes van studentenprojecten toeneemt. Zo kan er nog
van het onderzoek is wat mij betreft “bezint eer
meer gehaald worden uit de synergie tussen de stad en haar studenten.’
ge begint”. Dat is op zich niets nieuws, maar voor dit thema wel uitermate relevant.’ ‘Rotterdam heeft de ambitie om jonge hogeropgeleiden langer te binden aan de stad. Ons Te Woon-concept, in combinatie met het verloten van woningen, maakt ons woningbezit al goed toegankelijk voor een brede doelgroep. In bepaalde gebieden overwegen we nu extra in te zetten om (ex-)studenten aan te trekken. Bijvoorbeeld op Coolhaveneiland in het Rotterdamse Delfshaven willen we panden die voorheen ingezet werden voor maatschappelijke opvang bestemmen voor studentenhuisvesting. We kijken dan op een gestructureerde manier wat de betekenis voor de omliggende buurt kan zijn. Dit onderzoek en de “Medicijnwijzer” helpen Woonbron hierbij.’
‘Sociale en fysieke werelden weer verbinden’
Tekst: Kees de Graaf Beeld: Maarten Corbijn
Micha de Winter over de jeugd in de wijk Hoogleraar maatschappelijke opvoedingsvraagstukken Micha de Winter werkt niet direct voor corporaties. Daar zou toch maar eens verandering in moeten komen, want hij begeeft zich wel voor een belangrijk deel in hetzelfde werkveld: buurten en wijken. Hoe de jeugd van tegenwoordig daar opgroeit heeft zijn bijzondere belangstelling. En De Winter heeft ook een mening over hoe het fysieke en het sociale domein zich beter tot elkaar kunnen verhouden: woningcorporaties kunnen in de verbindende schakel vormen.
030
WIJKEN EN WEGEN
De jeugd die buiten op het universitaire Uithofterrein in
Maar de jongeren die het betreft staan wel heel erg in de spot-
Utrecht geniet van de eerste lentezon hoort wellicht niet tot
lights, mede omdat ze soms overlast in buurten veroorzaken.
de groep waar het gesprek met De Winter over zal gaan. Dat
Als je het mij vraagt: het gaat aardig goed met de Nederlandse
zou overigens een onderzoekje waard zijn: waar komen deze
jeugd, maar het feit dat er honderdduizend Nederlandse kin-
studenten grosso modo vandaan? Zijn dat de stadsbuurten
deren per jaar worden verwaarloosd: dat zijn er wel veel.
en -wijken waar de corporaties van Platform Corpovenista hun
Ook zijn er teveel kinderen met depressies en ADHD.’
werkgebied hebben? Of komen ze vooral uit de randgemeenHet is ook de vraag of zij ooit het stempel ‘probleemjongere’
Komt daar dan ook de neiging tot ‘problematiseren’ vandaan?
opgeplakt hebben gekregen, doorverwezen van instantie naar
‘Daarmee houdt men natuurlijk ook de eigen sector in stand.
instantie en weggejaagd uit het publieke domein omdat ze
Het aanbod schept zijn eigen vraag. Het aantal psychologen
‘overlast’ zouden veroorzaken. Het zijn issues waar Micha
is niet voor niets in korte tijd vervijfvoudigd. En het is zelfs
de Winter dagelijks mee te maken heeft, in zijn net nieuw
doorgedrongen in ons taalgebruik. Kinderen die al op jonge
betrokken werkkamer op de kelderverdieping van het Lange-
leeftijd zeggen: “Ik voel me een beetje depri.” En er zit iets van
veldgebouw. Het is even zoeken naar kamer H03 – wie even
de maakbaarheidsgedachte achter: waarom zou je accepteren
niet oplet komt zomaar in een psychologielab terecht, waar
dat het niet goed gaat met jou of met je kind? Wat bewezen
studenten zich tegen betaling in geld of studiepunten aan
een belangrijke rol speelt is de voortgaande individualisering.
onderzoek kunnen laten onderwerpen – maar het lukt. Op
Vroeger was opvoeding iets wat binnen de gemeenschap
één van de boekenkasten van De Winter hangt een tekst van
gebeurde. Dat was nog niet eens zo heel lang geleden. De
Loesje die mooi als kapstok kan dienen: ‘Verbeter de wereld,
pastoor kwam regelmatig even langs om te kijken hoe het
begin bij de ouders.’ De Utrechtse hoogleraar, geboren in het
ging, de buren hielden een oogje in het zeil. Dat is in korte tijd
Brabantse Oss, haakt erop aan: ‘Ik leg het accent iets anders.
veranderd; opvoeden is een soort privéproject geworden. Als
Mijn laatste boek heet niet voor niets “Verbeter de wereld, be-
er dan iets met het kind is, dan ga je naar de deskundige. Daar
gin bij de opvoeding”. Er zijn meer partijen die te maken heb-
zijn er veel van en dat stimuleren we ook. We moraliseren
ben met de opvoeding van kinderen, zeker in stadsbuurten.’
minder en problematiseren liever. Dat komt ook omdat we
ten en vinden ze van daaruit hun weg naar de grote stad?
zijn vergeten dat opvoeden altijd gepaard gaat met gedonder.
Naar aanleiding van het publiceren van dat laatste boek heeft u in de media gesteld dat de Nederlandse jeugd onnodig wordt geproblematiseerd. Wanneer u door de oogharen naar het welbevinden van de jongeren anno 2012 kijkt, welk beeld ontstaat dan?
De naamgever van dit instituut, Langeveld, zag de opvoeding als een strijdtoneel. Kinderen willen vrijheid en het is aan de volwassenen om dat in toom te houden. De moeilijkheden blijven gewoon bestaan. Kinderen zullen blijven klagen dat zij als enige van de klas vroeg thuis moeten komen na het stappen,
‘De discussie over de jeugd in de wijken ontaardt al snel in
dat is van alle tijden. Er is per definitie een clash, maar daar
vaagheden. Een getal dat veel genoemd wordt is dat 85
houden we niet meer van.’
procent van de kinderen het goed doet. De andere 15 progroep met uitgesproken ernstige problemen is minder dan
Waarom gaan ouders die strijd met hun kinderen niet meer aan?
één procent. Oftewel: de meeste kinderen groeien goed en in
‘We plakken er liever een etiket op. Dan is het gelabeld en
behoorlijke harmonie op. Hoe je die cijfers vervolgens leest,
daarmee is het probleem ook van het kind zelf geworden en
daarin bestaan twee scholen. Het glas is half vol of half leeg.
van een “gewone” opvoedkwestie tot een zaak voor profes-
De ene school zegt: die vijftien procent is heel veel! Daar moet
sionals. Het draagt allemaal bij aan de tendens van problema-
veel meer jeugdzorg op gezet worden! Veel meer begeleiding!
tiseren. Met zeer kwalijke gevolgen. Artsen die bijvoorbeeld
De andere school zegt: internationaal gezien is die vijftien
drukke kinderen vol gieten met Ritaline. Zeker, het kind wordt
procent helemaal niet zo slecht.’
er rustig van. Maar feitelijk dienen ze dat kind wel speed toe.
cent zou in meer of mindere mate problemen kennen. De
Of deze ontwikkeling te keren is? Lastig. Ik merk het aan de
En welke positie neemt u zelf in in dat debat?
studenten die hier komen: zij willen “moeilijke kinderen gaan
‘De cijfers zullen wel ongeveer kloppen. Het aantal echte
helpen”. Dat is dus niet eenvoudig. Ze zouden eigenlijk het
probleemgezinnen en probleemkinderen is inderdaad beperkt.
omgekeerde moeten doen en kinderen normaliseren.
Kinderen zijn divers; vroeger viel een wat drukker kind ge-
boos reageerden richting school en inmiddels wordt
woon binnen de standaarddeviatie. Nu behandelen we steeds
meteen de advocaat erop gestuurd. Ik dacht eerst: dit is
meer kinderen binnen die groep. Ouders willen dat – “Ik weet
een anekdote, maar het blijkt schering en inslag. Vanuit
toch zeker dat mijn kind ADHD heeft.” – en politici ook. Hans
pedagogisch oogpunt is dat totaal verkeerd. Kinderen
Achterhuis heeft dat in 1980 al gesignaleerd in zijn “Markt
gedijen niet in een vechtmilieu.’
voor welzijn en geluk”.’
Terugkerend naar de netwerken die vroeger betrokken waren bij de opvoeding van kinderen, in hoeverre hadden deze hun basis in de buurt?
U raakte al even aan het belang van de gebouwde omgeving, bij het belang van ontmoetingsplaatsen in de wijk. Welke rol speelt de ruimtelijke inrichting van buurten?
‘Katholieke kinderen hadden bijvoorbeeld altijd een peter en
‘De manier waarop de gebouwde omgeving in elkaar zit is van
meter. Familieleden waren medeverantwoordelijk voor de
grote invloed op het gedrag. Buurten kunnen zó gebouwd zijn
opvoeding. Dat moeten we overigens ook niet idealiseren;
dat mensen geen contact met elkaar krijgen. Ik werd door een
we moeten niet terug naar die “gezellige” tijd van vroeger.
stedenbouwkundige in de Alblasserwaard gewezen op twee
Maar de lokale netwerken rond gezinnen waren wel sterker.
nieuwbouwwijken. In de ene waren de voortuinen groot, in de
Uit onderzoek blijkt dat die netwerken van groot belang zijn
andere de achtertuinen. In de eerste wijk waren veel mensen
voor het opgroeien. Kinderen die in dunne of afwezige netwer-
op straat, de kinderen speelden buiten. In de tweede kon je
ken worden opgevoed, krijgen later meer problemen. Josine
een kanon afschieten. Een ander voorbeeld: ik was in Eindho-
Junger-Tas heeft aangetoond dat jeugdcriminaliteit direct
ven, waar een buurt last had van jongerenoverlast. Wat bleek:
samenhangt met de “social efficacy” (de zelfredzaamheid) in
die jongeren zaten op een plein waar een gebouw op zo’n
buurten. Als mensen niet bereid zijn jongeren te corrigeren
manier omheen was gebouwd, dat het als een soort klankkast
in het publieke domein, als jongeren geen ontmoetingspunten
fungeerde. Dan is het probleem al bijna ingebakken. In de
hebben: dan gaat het eerder mis. Zelfs bij ernstige zaken zoals
stedenbouwkundige opzet wordt daar weinig over nagedacht.
kindermishandeling blijkt de kwaliteit van de sociale omgeving
In mijn visie moet de gebouwde omgeving het samenleven van
van groot belang. Dat is het zwakkere onderdeel van de hui-
mensen op een goede manier faciliteren. In de civil society-
dige civil society: we zijn zo geïndividualiseerd dat we
houden andere mensen mede toezicht op jouw kinderen; er is
als burgers steeds minder met elkaar regelen, en steeds
een gedeelde verantwoordelijkheid. Dat moet die omgeving
eerder professionals inschakelen. En daarvoor betalen we nu
wel mogelijk maken. Andersom leren kinderen door het con-
de prijs: een explosief gestegen vraag naar jeugdzorg
tact met anderen dat ze daar rekening mee moeten houden.
en overlast op straat.’
Wat leren kinderen nu van jongs af aan: bij klachten, bel de politie. Anderen moeten dus maar de verantwoordelijkheid
Waarom laat de civil society het op dit punt afweten?
nemen. Terwijl hangjongeren gewoon van alle tijden zijn.
‘In wat ik maar even de pedagogische civil society noem,
onder mijn eigen raam. De moderne burger belt dan direct de
hebben zich belangrijke veranderingen voltrokken. De kerk
politie, maar je kunt ook even een praatje met ze maken.’
Laatst stonden er een paar met draaiende scootermotoren
heeft aan belang ingeboet, maar ook familieleden zijn steeds verder uit elkaar gaan wonen. Dat ondermijnt de civil society. Plus dat in het onderwijs de marktwerking zijn intrede heeft gedaan. Dat plaatst mensen in een ander soort verhouding ten opzichte van elkaar. Ouders zijn “consumenten” geworden en de school is een “leverancier van diensten”. Daardoor zijn ze niet meer samen aan het opvoeden. Men heeft het dan wel mooi over het “pedagogisch partnerschap”, maar ik sprak laatst schooldirecteuren die openlijk zeiden: veel ouders zijn onze vijand. Mensen slaan met hun vuist op tafel en als het hen niet aanstaat stemmen ze met de voeten. Vroeger wanneer kinderen naar huis werden gestuurd, kregen ze daar nog een keer op hun donder. Daarna kwam de fase dat ouders
Er zijn meer partijen die te maken hebben met de opvoeding van kinderen, zeker in stadsbuurten
032
WIJKEN EN WEGEN
Wat is in dit verband de bijdrage die we van de woningcorporaties kunnen verwachten?
Niet voor niets zijn corporaties ooit ontstaan vanuit een sociaalmaatschappelijke behoefte.
‘De werelden van het fysieke en het sociale zijn heel erg uit
‘Ik begrijp dat ze op dit moment even andere zorgen
elkaar gehaald. Voor het sociale hebben we het welzijnswerk,
hebben, maar hun primaire doel was mensen verheffen en
de corporaties zijn er voor de stenen. Terwijl het in buurten
leefbare woonomgevingen creëren. Ze zijn ontstaan vanuit de
om ecologische processen gaat; daar kun je niet zo’n kunst-
Gemeinschaft. Niet alleen de stenen dus, maar ook: hoe wordt
matige scheiding in aanbrengen. Natuurlijk hoeft een
er tussen die stenen geleefd? Mensen hebben veel behoefte
corporatie niet gelijk jongerenwerkers zelf in dienst te
aan die gemeenschap, probeer dat als woningcorporatie
nemen, maar deze werelden zouden veel meer bij elkaar
mogelijk te maken. Dat is geen vorm van simpel determinisme,
betrokken moeten worden. De weinige middelen die er op
maar je kunt het wel mogelijk maken. Als corporaties nu mas-
dit moment zijn; laten we die zoveel mogelijk bundelen. We
saal ervoor kiezen om terug naar de stenen te gaan, vind ik
zien dat de overheid allerlei taken laat liggen. Burgers moe-
dat geen goede oplossing. Hun corebusiness is net zo goed de
ten het maar gewoon zelf doen. Maar in veel buurten is toch
leefbaarheid in de buurt. Ik besef dat ik wel erg als een oude
behoefte aan een soort opbouwachtig werk, juist omdat de
man klink, met die boodschap. “Het woongenot wordt niet
civil society het niet zelf regelt. In die buurten is jongerenover-
alleen bepaald door de stenen!” Maar zo zie ik het wel. Als
last een veelgehoorde klacht, maar ook vrij simpel oplosbaar.
mensen in een buurt niet meer met elkaar praten, gaan
Met buurtbemiddeling bijvoorbeeld. Van belang is vooral dat
ze uiteindelijk weg.
iemand de verschillende partijen bij elkaar brengt. Dat kan
En dat begint bij de jeugd. Mijn advies is dan ook: als er
net zo goed een woningcorporatie zijn. Zij heeft per slot van
problemen zijn in een buurt, ga met die jongeren praten.
rekening zelf ook belang bij een leefbare buurt. In het project
Beter nog: betrek ze actief bij een mogelijke herinrichting
“De Vreedzame Wijk” dat ik momenteel begeleid spelen
van de buurt. Laat ze in beeld brengen hoe zij hun dagelijkse
corporaties ook een belangrijke rol.’
omgeving zien. Kinderen kunnen vaak hele rake observaties teruggeven aan beleids- en plannenmakers. Wanneer je ze betrekt in de planontwikkeling en besluitvorming, krijgen ze het idee dat de buurt ook van hen is. Anders blijft de straat anoniem en van iemand anders.’
Er is toch behoefte aan een soort opbouwachtig werk, juist omdat de civil society het niet zelf regelt, ga met die jongeren praten
PHILLIPS DORP Philipsdorp in Eindhoven, 771 huurwoningen van Woonbedrijf, is een eeuw geleden ontstaan om te voldoen aan de groeiende behoefte aan woonruimte voor arbeiders van Philips. De wijk is geliefd om haar eigen karakter en de betaalbare woningen. Alle huurwoningen worden gerenoveerd. Rond 2017 is het klaar. Dan is deze 100-jarige weer klaar voor de toekomst.
beeldessay FEMKE REIJERMAN
Het idee van het fabrieksdorp ging uit van een gezonde woning, een moestuin, en werk op korte afstand. Philipsdorp werd gebouwd rond een centraal groengebied. Dat park -met toen een eenvoudige tribune voor de voetbalclub- kennen we nu als het internationale centrum voor profvoetbal en business; PSV .
De gemiddelde woonduur is 16 jaar; de langste woonduur is 71 jaar. Gemiddelde kale huur (prijspeil 2010) is € 343,00 per woning. Er zijn in de wijk circa 50 verschillende woningtypes.
“Het was veel werk, maar het is zeker de moeite waard geweest. Het huis is mooi, lekker licht; het voelt alsof ik hier altijd al heb gewoond.” Ine Cornet woont al 22 jaar in Philipsdorp. De binnenzijde van haar nieuwe woning is al klaar en authentiek gerenoveerd. Stucwerk is opgeknapt, de nieuwe badkamer betegeld, het toilet en de deuren zijn vervangen.
Philipsdorp heeft allerlei bewoners: jongeren, jonge gezinnen, en senioren. Er zijn opvallend veel één en tweepersoons huishoudens. Bovendien is het een starterswijk: er stromen vooral pas afgestudeerde hbo-ers, academici en 35-plussers in. Deze dames hebben elke week een koffiekransje.
Bouwvakker Tim Kessels aan het werk in een van de huizen
Als de uitvoering in volle gang is zijn er ongeveer 60 tot 80 wisselwoningen in gebruik, waar de bewoners ongeveer 2 tot 2,5 maand wonen. Daarna keren ze terug naar hun gerenoveerde woning. Er zullen naar schatting 680 tot 690 huishoudens onder het sociaal plan vallen.
Woonstad Rotterdam werkt aan sterke buurten in onze wijken. Naast onze kerntaken verbinden we wonen, leren, zorg en economie door ons vastgoed strategisch in te zetten. Bij deze integrale aanpak werken we actief samen met onze partners: klanten, gemeente, scholen, zorginstellingen en bedrijfsleven. Woonstad zorgt zo voor kracht in de buurt. Een greep uit onze activiteiten: aanpak winkelgebied West Kruiskade in het Oude Westen, renovatie rijksmonument Justus van Effen in Spangen, woningdifferentiatie in Pendrecht, kluswoningen voor starters op Katendrecht, en woonzorgcomplex Blijvenburg in Overschie.
Woonstad Rotterdam kiest voor kracht in de buurt
034 WIJKEN EN WEGEN
LEEFSTIJLEN IN HET WOONDOMEIN
2
036
WIJKEN EN WEGEN
Leefstijlen: beter zien of beeldvorming ? André Ouwehand, Eva Bosch en Wenda Doff
Woningcorporaties, gemeenten en projectontwikkelaars gebruiken de leefstijlbenadering in onderzoek naar woonvoorkeuren, projectontwikkeling, woonruimteverdeling en beheer. Ze hebben het over ‘rode bewoners met een vleugje geel’ of zeggen dat ‘groene bewoners botsen met rode bewoners’. De opdeling van de wereld in vier kleuren leidt tot een nieuw soort taal. Een taal die believers met enthou-
siasme gebruiken. Maar leidt het ook tot een beter resultaat in de wijk, tot projecten die beter afgestemd zijn op de behoeften van bewoners? Leidt sortering op basis van leefstijl tot een hogere woonwaardering? Kortom, helpt de leefstijlbenadering om een beter zicht te krijgen op de veranderingsprocessen in wijken zodat je gefundeerd kan ingrijpen, of leidt het slechts tot oppervlakkige beeldvorming?
Gedeelde nieuwsgierigheid
gebiedsontwikkeling en woonruimteverdeling en beheer. Ze zijn voorzien van reacties van corporatiemedewerkers,
Eén van de onderwerpen die Platform Corpovenista
opdrachtgevers voor toepassing van die methoden in de
agendeerde, was het vergroten van de kennis over de
praktijk. In dit artikel geven we een korte beschouwing
toepassing van ‘branding ’ en van de leefstijlbenadering
van de betekenis van de toepassing van leefstijlen in de
in de aanpak en ontwikkeling van wijken. Branding is het
wijkontwikkeling. We stellen ons daarbij de vraag of we met
schetsen van een ‘gewenste toekomst’ van de wijk, zowel in
ons onderzoek een bijdrage hebben kunnen leveren aan de
termen van fysieke structuur als sociaal klimaat, waardoor
lopende discussie.
partijen, in het bijzonder potentiële kopers en huurders, een beeld krijgen van hoe de sfeer er zal zijn en wat voor
Een vaag begrip
mensen er zullen komen wonen. Een aantal corporaties past 1
die methoden al jaren toe, sommige corporaties wilden de
Iedereen gebruikt het begrip leefstijl, maar de veelheid
mogelijkheden verkennen en andere corporaties hadden
van methoden en gebruikers heeft geleid tot evenzoveel
reserves. Na het in beeld brengen van de ervaringen en
definities en dat vertroebelt de discussie. Sommige
het inventariseren van de vragen leidde dit tot een groot
methoden baseren de leefstijl op vertoond gedrag. Soms
onderzoeksproject waarin we als onderzoekers met Platform
gaat het alleen om waardeoriëntatie: de persoonlijke
Corpovenista, het Nicis Institute, de gemeenten Den Haag,
waarden en normen die aan de leefstijl en het gedrag ten
Leeuwarden, Maastricht en Rotterdam, Vestia en ERA
grondslag liggen. Er zijn methoden die sociaaldemografische
Contour gingen samenwerken. Ook in dit consortium was er
en sociaal-economische kenmerken wel in de definitie
een mix van ‘believers’ en sceptici en alles wat er tussenin
betrekken en ook methoden die dat niet doen. In Nederland
valt, maar bovenal: een gedeelde nieuwsgierigheid naar de
zijn vier modellen die regelmatig gebruikt worden. Ze zijn
resultaten van de toepassing van dit soort methoden.
ontwikkeld door private onderzoeks- en adviesbureaus: Smart Agent Company (SAC), Motivaction, TNS NIPO en
Het gebruik ‘leefstijl’ als concept en de verdere ontwikkeling
Experian. De definities verschillen, evenals het aantal
en toepassing van de verschillende methoden in het
groepen dat ze onderscheiden, van vier tot tien groepen,
woondomein maakt sinds de eeuwwisseling een ware
die laatste nog nader onderverdeeld tot in totaal 44
revival door. En vanaf dat moment is er sprake geweest van
typen. Hoe kleiner het aantal leefstijlen, hoe makkelijker
discussie over nut en noodzaak van het leefstijlonderzoek
het begrip in de communicatie te hanteren is, zoals bij
dat door private onderzoeksbureaus is ontwikkeld. In die
de ‘rode’, ‘groene’, ‘gele’ en ‘blauwe’ belevingswereld die
discussie staan praktijk en wetenschap nogal eens tegenover
SAC hanteert. Heel wat betrokken professionals weten
elkaar. Vijf punten staan daarbij centraal: 1- de vaagheid van
ondertussen wat daar zo’n beetje mee bedoeld wordt.
het leefstijlbegrip; 2- de betrouwbaarheid van de ontwikkelde
Maar tegelijkertijd leidt zo’n vierdeling, als je ermee moet
methoden; 3- de veranderlijkheid van leefstijl; 4- nut en
werken tot de opmerking dat het te grof is. Daarom houdt
noodzaak ten opzichte van een aanpak op basis van de
Woonbron in Dordrecht in de woonruimteverdeling vast aan
meer traditionele sociaaldemografische en economische
de oude zesdeling van SAC, omdat die meer overeenkomt
kenmerken; en 5- de commodificatie die onlosmakelijk
met de praktijk. Ook heeft die corporatie noodzakelijkerwijs
verbonden lijkt met het leefstijlonderzoek en branding.
een nadere onderverdeling gemaakt naar leeftijd in bepaalde
Met het laatste bedoelen we dat in toenemende mate het
groepen. Gebruikers van het model van Experian met de
handelen en de resultaten daarvan worden geïnterpreteerd
opdeling in 10 groepen en 44 typen, gaven aan dat het model
in financiële termen en relaties worden beschouwd als
bij gebiedsontwikkeling in de analysefase – je zou kunnen
onderdeel van een markt van vraag en aanbod. De werkelijke
zeggen: in de backoffice – heel bruikbaar is.
2
waarde voor de mens wordt daarmee snel verdrongen. Het onderzoek moest dus zicht geven op de praktijk en de
Betrouwbaar?
daadwerkelijke effecten van het toepassen van leefstijlen en
branding , en daarmee de discussie een stap verder brengen,
Met alle vier bureaus hebben wij prettige gesprekken gehad.
en uit de sfeer halen van ‘believers’ versus academische
Zij hebben zich de discussie over de betrouwbaarheid
kritiek. De volgende artikelen in dit boek gaan verder in
van hun methoden ook aangetrokken. In recente jaren is
op de uitkomsten van ons onderzoek op het terrein van
al steeds meer openheid gegeven over de basis van hun
038
WIJKEN EN WEGEN
methoden. Ze geven genuanceerd aan wat je er nu wel en
van woonvoorkeuren of woonsatisfactie, baseren ze
niet onder moet verstaan. Maar elk bureau blijft bovenop
hun uitkomsten vooral op een analyse van de meer
zijn eigen definitie en methode zitten en geeft geen
traditionele sociaaldemografische en sociaal-economische
openheid over de complete vragenlijst of eigen dataset.
kenmerken van huishoudens. Die verklaren ook het
Zij geven daarvoor als reden dat daarmee het
grootste deel van het gedrag.
bedrijfskapitaal zou worden aangetast. Onafhankelijke
Uit de casestudies naar gebiedsontwikkeling en
controle en analyse is daardoor onmogelijk. Laat staan dat
woonruimteverdeling komt naar voren dat de
we de methoden op betrouwbaarheid kunnen vergelijken.
leefstijlgroepen wel verschillend zijn. Je ziet verschil in
Keuze en dynamiek
voorkeur naar diversiteit en contact met buren. Juist in dat contact met buren laten ze bijvoorbeeld ook verschil in gedrag zien. Maar projecten die voor de ‘rode’ doelgroep zijn
Een ander belangrijk discussiepunt is de stabiliteit van de
ontwikkeld scoren net zo goed bij personen met een andere
leefstijl. Dat roept niet alleen discussie op tussen praktijk
leefstijl. Die toonden óók belangstelling voor diezelfde
en wetenschap, maar ook binnen de academische wereld. Is
projecten en kochten of huurden er een woning.
leefstijl iets onveranderlijks dat iemand zijn hele leven met
Als leefstijl werd toegepast in de woonruimteverdeling
zich meedraagt? Of is het als de huid van een kameleon
(mede) als selectiecriterium wie bij wie komt te wonen,
die zich aanpast aan de omgeving, bij mensen niet zozeer
leidde dit echter nauwelijks tot een hogere waardering van
de fysieke omgeving als wel het netwerk of de levensfase
de situatie. ‘Passend’ wonende huishoudens komen in de ene
waar men in verkeert. Het is het verschil tussen de visie
case tot een iets hogere woonwaardering, maar in de andere
van Bourdieu waarbij afkomst en klasse de leefstijl in zeer
niet. ‘Botsende’ huishoudens ervaren in één van de cases
belangrijke mate impliceren en de zienswijze van Veblen
wel iets meer overlast. Maar nadat toewijzing op basis van
en Schulze die de eigen keuze en keuzemogelijkheden
leefstijl werd ingevoerd is in beide cases het aantal bewoners
benadrukken. Wij hebben geconstateerd in ons onderzoek
dat aangeeft dat de overlast is toegenomen iets groter
naar de toepassing in de woonruimteverdeling dat er
dan het aantal dat zegt dat het is afgenomen. Algemene
vraagtekens gezet moeten worden bij de veronderstelling
maatschappelijke ontwikkelingen, zoals een afgenomen
dat leefstijl een onveranderlijk kenmerk is. Wij raden
tolerantie, spelen hier ook een rol. De positieve beoordeling
dan ook aan om bij toepassing uit te gaan van dynamiek.
door bewoners van toepassing van het instrument moet naar
Meet van tijd tot tijd opnieuw, en stel zo nodig bij. In de
onze mening ook in dat daglicht geplaatst worden. Ze zien
gebiedsontwikkeling zie je dat huishoudens verschillende
het als een mogelijkheid om meer controle te verkrijgen
levensfasen doormaken. Ze stellen dan ook verschillende
over hun omgeving.
eisen aan hun woning en woonomgeving. Het is weinig duurzaam om te redeneren vanuit een enge koppeling
Ondanks deze bescheiden resultaten, spreken toch
tussen een leefstijl en het daarbij behorende woonmilieu.
vrijwel alle betrokken professionals in positieve zin over
In een meer robuuste benadering kunnen woonmilieus
het leefstijlonderzoek. Dat is voor de hand liggend in het
wel enige verandering in de behoeften opvangen, zonder
voorbeeld van gebiedsontwikkeling in Le Medi. Daar heeft
door te slaan naar het idee van een geheel leefstijl-/
een sterk ideeënrijke groep van partijen leefstijlonderzoek
levensloopbestendige wijk (zie ook het artikel
en branding gebruikt om hun ideeën te toetsen en verder
‘De gemiddelde buurt bestaat’ niet elders in dit boek).
fijn te slijpen. Maar bepaalde medewerkers zijn ook positief
De meerwaarde van een meer waardegeoriënteerde benadering
over leefstijlonderzoek in bijvoorbeeld Stokhasselt, Theresia’s Rozen of Malberg, waarin de resultaten van dat onderzoek later vrijwel geheel terzijde zijn geschoven. Het lijkt wel of de inzet van de methode boven kritiek verheven
We hebben in totaal negen casestudies gedaan in de
is en verworden is tot een mantra. Ook al gebruikt men de
verschillende delen van ons onderzoek. In bijna alle cases is
uitkomsten nauwelijks, het instrument wordt wel positief
leefstijl alleen gebruikt als een extra gegeven. Ook als echte
beoordeeld. Sommige architecten en stedenbouwkundigen
‘leefstijlbureaus’ als Smart Agent Company of Motivaction
die we spraken stellen zich nogal gereserveerd op. Sommige
een onderzoek doen naar de ontwikkeling
zien het wel als een potentiële extra verrijking, maar
relativeren ook herhaaldelijk de betekenis. Ze plaatsen
en veilig en adequaat toezicht, zal het weinig opleveren.
vraagtekens bij de leefstijlspecifieke ruimtelijke uitwerking
Alleen varen op leefstijltypering, alleen denken in een
van voorkeuren. Ze wijzen op de lange termijn, op hun eigen
vierdeling van de wereld in rood, groen, geel of blauw, is
vakmatige analyse en ambachtelijke kennis.
onverstandig. Dan vervormt de toegevoegde waarde die leefstijlonderzoek kan hebben tot een karikatuur, tot puur
De belangrijkste meerwaarde van de toepassing van
beeldvorming. Dat belemmert het beter kijken. Dan raakt
leefstijlonderzoek ligt misschien in de functie van de taal. In
de werkelijke waarde of het werkelijke gedrag buiten
het woondomein gaat het vrijwel altijd om processen waarbij
beeld. En ontstaat het beeld dat het alleen een methode
meer partijen betrokken zijn. In de Rotterdamse regio
is om de zaak beter te vermarkten, terwijl de intrinsieke
spreken vrijwel alle partijen met waardering over
waarden buiten beeld verdwijnen. Kortom, dan heeft
‘De Grote Woontest’. Zij koppelen dat aan de leefstijlanalyse
leefstijlonderzoek weinig van doen met de geleefde wereld
van SAC, terwijl het onderzoek voor het overgrote deel
en alles met de geplande wereld waarin het alleen nog gaat
bestaat uit ‘gewone’ vragen en een analyse op basis van
om het verhuren en verkopen van huizen.
traditionele kenmerken. Onmiskenbaar is dat het onderzoek, in dit geval met toevoeging van leefstijl als één van de aspecten, een samenbindende rol heeft vervuld. Dat stellen ook betrokken onderzoekers van de gemeente: het heeft niet zozeer heel andere zaken aan het licht gebracht, maar de situatie wel veel beter verwoord.
Over de auteurs André Ouwehand, Eva Bosch en Wenda Doff zijn onderzoekers werkzaam bij Onderzoeksinstituut OTB van de Technische Universiteit Delft.
Beter zien of beeldvorming en GSQQSHM½GEXMI In onze rondtocht door de praktijk van de toepassing van het leefstijlonderzoek hebben we heel verschillende indrukken opgedaan. Toepassing van leefstijlonderzoek is in bepaalde kringen absoluut in. Er is een trouwe schare van ‘believers’. In veel situaties heeft het onmiskenbaar gefunctioneerd als taal, en enthousiasme en focus opgeleverd. Sommigen gebruiken het onderzoek zeer bewust en kritisch als extra aanvullend gegeven in de analyse van wijk en stad en het bedenken van noodzakelijke interventies. Maar we hebben gezien dat dat niet het geval was als het niet kritisch is ingebed in het hele werkproces. In die situaties zijn resultaten van leefstijlonderzoek even later weer net zo makkelijk overboord gezet. De onderzochte toepassingen in de woonruimteverdeling zijn beide goed doordacht. Men is niet over één nacht ijs gegaan. Het onderzoek in die cases heeft uitgewezen dat de toegevoegde waarde beperkt is geweest, maar daarom nog niet onbelangrijk. We zien in die situaties ook dat toepassing van leefstijlen ook voor iets anders staat: voor het organiseren en verkrijgen van controle over de hedendaagse diversiteit aan bewoners en hun gedrag. Zo wordt het door de betreffende corporaties ook verwoord en door bewoners zeer sterk begrepen. Maar als die niet gekoppeld wordt aan het garanderen van een basaal niveau van schoon, heel
Noten 1. Zie: Reinders, L., ‘Branding en de culturele politiek van stedelijke vernieuwing’, in: Reijndorp, A. en Reinders, L., De alledaagse en de geplande stad, SUN/Trancity, Amsterdam, 2010. 2. Het gebruik van leefstijlen en het koppelen van leefstijlen aan woonmilieus heeft al een langere geschiedenis (zie: Nio, I., ‘Van LSQSKIRI[SSRZPIOOIRXSXKIIPKVSIRI¾EXWHIJVEKMIPIVIPEXMI tussen leefstijlen en woonmilieus’,. in: Reijndorp, A. en Reinders, L., De alledaagse en de geplande stad, SUN/Trancity, Amsterdam, 2010. En: Ouwehand, A.; Doff, W. en Adriaanse, C., Voorkeur voor een leefstijl? Een onderzoek naar leefstijlmethodieken in het woondomein, Platform Corpovenista, Hilversum/Delft, 2011.
040
WIJKEN EN WEGEN
Stokhasselt en sociale stijging in de Pucciniflat van WonenBreburg
WonenBreburg is zowel in Tilburg als Breda hard aan de slag op het gebied van wijken en wijkontwikkeling. Een voorbeeld hiervan is een project in de Tilburgse wijk Stokhasselt. In deze wijk zijn 3 op de 4 woningen sociale huurwoningen van WonenBreburg. Op (bijna) alle indicatoren, zoals werkloosheid en leefbaarheid, scoort de wijk onder het stedelijk gemiddelde. De wijk is in 2009 benoemd tot impulswijk. 10 jaar lang werken allerlei partijen, waaronder WonenBreburg, in deze wijk hard aan drie doelen: ieder gezin een kostwinner; geen gezin onder de armoedegrens; ieder kind een startkwalificatie. In de Pucciniflat, één van de grotere flats in de wijk, voeren we op dit moment groot onderhoud uit. Voor WonenBreburg een kans om te kijken of we nog meer voor de bewoners kunnen betekenen. Daarom creëren we tijd en ruimte voor ‘sociaal onderhoud’. Een frontlijnwerker en een casemanager van sociale zaken bezoeken ieder gezin in deze flat. Vervolgens werken zij, samen met WonenBreburg, aan een sociaal stijgingstraject voor ieder gezin. Halverwege 2013 loopt dit project af en kunnen eindresultaten benoemd worden, maar we zien nu al dat een groot deel van de flatbewoners positief reageert op het bezoek en de hulp van de frontlijnwerker. De drempel om hulp te vragen en accepteren wordt zo een stuk lager!
Leefstijlbenadering en branding Het gebied is een product
geografie. Le Medi in Rotterdam telt 93 koopwoningen (opgeleverd in 2008) en in het voortraject werden zowel de leefstijlbenadering als branding toegepast. Theresia’s Rozen in Tilburg omvat 112 koop- en huurwoningen (opgeleverd in 2009) en hanteerde de leefstijlbenadering. Malberg in Maastricht is een hele wijk waarvan drie
Op een woningmarkt waar de vraag steeds bepalender wordt, moeten de bouwende partijen iets bijzonders in de aanbieding hebben. Dat vergt voorwerk. Bijvoorbeeld door middel van branding: je voorziet een woonomgeving van een merk met kernwaarden, die aansluiten bij een bepaalde (gewenste) categorie kopers en/of huurders. Een ander middel is de leefstijlbenadering: je brengt leefstijlen en de bijbehorende woonwensen van de doelgroep in kaart, zodat je het project daarop kunt afstemmen. De grote vraag is natuurlijk: werkt dat? In hoeverre dragen deze instrumenten bij aan een op de doelgroep toegesneden woonproduct? En zien we dat terug in de woonwaardering van de mensen die ernaartoe verhuizen? Aangezien leefstijlbenadering en branding in Nederland al volop in gebruik zijn, vallen de antwoorden te achterhalen door onderzoek in de praktijk. Wat overigens niet wil zeggen dat deze niet weerbarstig is...
complexen zijn onderzocht met koop- en huurwoningen (bewoond vanaf 2006) en kende vooral branding en in de beginfase ook de leefstijlbenadering. Behalve de verschillen hebben de drie projecten ook overeenkomsten. Het gaat in alle gevallen om herstructureringstrajecten, waarbij woningen uit een hoger prijssegment aan de buurt worden toegevoegd. De initiatiefnemers waren gemeenten, corporaties en ontwikkelaars, soms samen (Le Medi en Malberg) en soms zelfstandig (Theresia’s Rozen). Versterkt proces Het onderzoek naar de drie projecten biedt verschillende inzichten in de manier waarop de instrumenten worden ingezet en de resultaten daarvan. Branding fungeerde in Le Medi als een middel om de neuzen van de samenwerkende partijen dezelfde kant op te krijgen. Door met elkaar na te denken over het merk en de kernwaarden,
Zo relatief nieuw als leefstijlbenadering en branding zijn, zo wijdverbreid
werd het samenwerkingsproces versterkt. In Mal-
vinden ze toepassing. In het onderzoek kwamen achttien projecten in
berg werden op basis van branding kernwaarden
beeld en dat was nog geen uitputtende inventarisatie. Drie daarvan
geformuleerd om het woningbouwprogramma
werden geselecteerd als casus, op basis van verschillen in omvang,
inhoudelijk vorm te geven. Ze werden gebruikt
eigendomsverhouding, toepassing van één of beide instrumenten en
als conceptuele input voor de stedenbouwkundige
042
WIJKEN EN WEGEN
en architectonische plannen. Daarnaast is een
Type mensen bij elkaar
ontwikkeld merk geschikt om richting te geven
De bedoeling van branding en leefstijlbenadering is dat bewoners en
aan de marketing van – en communicatie rondom
complex beter bij elkaar passen, en dat de bewoners onderling bij elkaar
– een project. De leefstijlbenadering, met zijn
passen. Het valt immers te verwachten dat de complexen voldoen aan de
onderzoek naar sociaal-culturele en sociaalpsy-
kernwaarden van de branding en/of de woonpreferenties van de betref-
chologische kenmerken van toekomstige bewo-
fende leefstijldoelgroep die voor het gebied geformuleerd zijn. Daardoor
ners, werkt als een verkenning van de doelgroep.
is het ook te verwachten dat een bepaald ‘type’ mensen bij elkaar komt te
Voor wie gaan deze woningen gebouwd worden?
wonen. In de praktijk van de drie onderzochte projecten blijkt dit niet altijd
Dit kan een bijdrage leveren aan het Programma
zo te zijn. Zo vloeien de functionele kwaliteiten van woningen, waar veel
van Eisen of, in een latere fase, de toetsing van
bewoners op af zijn gekomen, niet voort uit de branding of leefstijlbena-
het ontwerp.
dering. Voor de woonomgeving is dat in bepaalde gevallen wel zo, maar
Een autofabrikant als Volvo doet zijn uiterste
de waardering die bewoners daarvoor hebben laat verschillen zien. Zo
best om een voertuig te maken dat zich qua
fungeren de binnenstraten en het plein van Le Medi, ontwikkeld conform
ontwerp, eigenschappen en marketing richt op
branding en leefstijl, zoals bedoeld als ontmoetingsruimte. Mensen met
een specifieke doelgroep: het veilige vehikel voor
kinderen waarderen de ruimte als speelterrein voor de kinderen, mensen
het hele gezin. Maar als een alleenstaande dame
zonder kinderen ervaren de bijbehorende akoestische effecten soms als
de showroom binnenloopt en het juiste bedrag
overlast. Hun leefstijl is minder belangrijk.
op tafel legt, krijgt ook zij gewoon haar Volvo
Branding en leefstijlbenadering leiden tot een imago van gebieden. Ze
mee. Branding en leefstijlbenadering in gebieds-
krijgen een profiel, in fysiek en sociaal opzicht. In Le Medi is dit goed uitge-
ontwikkeling zijn marketinginstrumenten, maar
werkt en overgekomen en speelde het bij mensen ook mee in hun koopbe-
geen selectiemiddel. Als het gebied als product
slissing en de latere woonwaardering. Het imago was echter al ontwikkeld
eenmaal staat, mag iedere huurder of koper
voordat branding en leefstijlbenadering werden ingezet. De instrumenten
erin trekken. Toch zijn in Le Medi, Malberg en
hebben het imago wel verder versterkt. Dat is deels ook te zien in het
Theresia’s Rozen voornamelijk mensen komen
Sportkwartier-Zuid, één van de complexen in Malberg. In Theresia’s Rozen
te wonen die overeenstemmen met de branding,
en de twee huurprojecten in Malberg is het door ontwikkelende partijen
benoemd in traditionele termen als huishouden,
bedoelde fysieke en sociale profiel onduidelijk gebleken voor bewoners.
inkomen en leeftijd. De lijn van A naar B is niet al
Ook het verband tussen het bij elkaar passen van bewoners en hun woon-
te ingewikkeld: wie het bouwprogramma aanpast
waardering is in het onderzoek niet duidelijk naar voren gekomen.
op de ‘gebrande’ doelgroep, kan die mensen ook
De projecten zijn niet hoger gewaardeerd door de beoogde doelgroepen.
verwachten. Eengezinswoningen trekken gezin-
Naast de eerder in dit artikel genoemde positieve aspecten valt aan
nen, flats met liften senioren.
branding en leefstijlbenadering een andere belangrijke waarde toe te
De leefstijlbenadering laat dit verband in de
kennen. De instrumenten, en met name de leefstijlbenadering, creëren bij
onderzochte projecten minder sterk zien. Zowel
de bouwende partijen een gevoel voor wie ze het doen. Door leefstijlen en
Le Medi als Theresia’s Rozen zijn gericht op
woonwensen in kaart te brengen, ontstaat een scherpe focus tijdens het
de rode doelgroep, maar er wonen niet alleen
ontwikkelingsproces. Dit zal de kwaliteit van het eindproduct doorgaans
mensen met een rode leefstijl. In Le Medi komt
ten goede komen. En dat is toch zeker wat waard.
de verdeling praktisch overeen met de verdeling zoals die al aanwezig is in de wijk. In Theresia’s Rozen zijn er iets meer rode huishoudens aange-
Meer informatie
trokken dan in de wijk al aanwezig zijn. Leefstijlprofilering leidde in deze projecten dus niet tot sterke leefstijlsortering. Huurders die verhuisden in het kader van een herstructurering, werden al helemaal niet geleid door aspecten van de woonomgeving die door leefstijl of brand zijn ingegeven. Voor hen waren de beschikbaarheid van een woning en hun urgentie belangrijk.
Dit artikel is gebaseerd op het onderzoeksrapport ‘Branding en leefstijlen in gebiedsontwikkeling’ van Eva Bosch, Bart Sleutjes en André Ouwehand, Onderzoeksinstituut OTB/Technische Universiteit Delft. Het rapport is te vinden op de website van Platform Corpovenista > Diversiteit en leefstijl > Onderzoek 2.1 ‘branding’ en leefstijlen in de wijk
‘EEN ABSOLUTE STAP VOORUIT’
‘KIJKEN NAAR WAT ER IS EN DAAROP REAGEREN’
Camiel van Esch, Wonenbreburg
%RRIQEVMIOI%EVXW0I½IV
consultant
Ontwikkelaar Maatschappij & Markt
‘Wij werken al langer met gericht marktonderzoek en de po-
‘Leefstijlbenadering heet bij Lefier woonbeleving. Daar doen
sitionering van gebieden. In de praktijk blijkt dat leuk om te
we veel mee. Zo hebben we in Groningen stadsbreed in kaart
doen. Mensen met bepaalde woonvoorkeuren zitten tijdens
laten brengen welke woonbelevingsgroepen er zijn en wat
een klantenpanel namelijk ineens echt bij je aan tafel. Je ziet
wij aanbieden. Het doel hiervan is om vraag en aanbod beter
de verschillen. Bewoners met voorkeur A verschillen van
op elkaar te laten aansluiten. We gebruiken het dus reactief,
bewoners met voorkeur B, zoals bezoekers van een hard-
in plaats van pro-actief. We kijken en luisteren eerst naar wat
rockcafé verschillen van bezoekers van een bruine kroeg.
er is en waar het is, en daar reageren we op. Je moet niet
Ze zijn anders, ademen een andere sfeer. Cijfers krijgen zo
een bepaald woonmilieu ergens tussen willen persen waar de
een gezicht. Dat is enorm handig als je namens de corporatie
omgeving het niet kan absorberen. We zijn niet op zoek naar
met een architect aan tafel zit. Je kunt hem dan heel con-
de ultieme maakbaarheid, maar naar omgevingssensitiviteit.’
creet meegeven waar je naar op zoek bent. Bijvoorbeeld: “Je bouwt voor mensen die houden van privacy.” Voor de
‘De conclusies van het onderzoek vind ik maar zo-zo. Naar
architect is dat ook lekker. Hij hoeft het dan niet te doen
mijn idee kun je ook een andere kant op concluderen. Feit
met vage termen als “mooi” en “leuk”, maar krijgt redelijk
is wel dat leefstijlbenadering of woonbeleving een nieuwe
precieze aanwijzingen. Ik ben ervan overtuigd dat dit bij-
gedeelde taal is voor ontwikkelende partijen. We leren
draagt aan de kwaliteit van de woningen.’
elkaar beter te verstaan. Daarnaast is het bijzonder handig in de communicatie. Bijvoorbeeld bij het dagelijks beheer
‘Spanning tussen traditionele keuzecriteria en instrumenten
en het wijkgericht werken. Als je kunt benoemen welke
als branding en leefstijlbenadering neem ik niet waar. Ik zie
kernwaarden mensen in een wijk hebben, helpt dat om ze
het als een piramide. Onderin zitten mensen zonder keuze-
passend te benaderen. Daarbij moeten we wel uitkijken
mogelijkheden. Zij zijn gewoon blij met een dak boven hun
voor zaken die we allemaal voor lief nemen en die te snel
hoofd. Daarboven zitten mensen die iets meer geld hebben
leiden tot een veroordeling. Als bewoners niet verknocht zijn
en een keuze willen kunnen maken tussen bijvoorbeeld een
aan hun buurt en geen maatschappelijke inzet tonen, worden
tuin en een ruim dakterras. Uiteindelijk kom je bij groepen
ze al snel bestempeld als ongeïnteresseerd. Maar misschien
terecht die zich volledige vrijheid in hun keuzes kunnen
zijn verknochtheid en inzet geen absolute waarden. We
veroorloven. Die willen dat álle aspecten naar hun zin zijn,
moeten in de huid van de klanten kruipen om ze zowel in
inclusief zaken als sfeer en locatie. Hoe totaler het plaatje
gesprekken als bij het aanbieden van woningen op de juiste
moet of mag zijn, hoe harder je branding en leefstijlbenade-
manier te benaderen.’
ring nodig hebt.’ ‘Het onderzoek betoogt dat leefstijlprofilering niet altijd ‘Het onderzoek vormt absoluut een stap vooruit in de ont-
leidt tot leefstijlsortering. Maar mensen maken hun
wikkeling van dit nog jonge vakgebied. Het is een bouwsteen
afwegingen op financiële, functionele en culturele gronden.
waarmee we allemaal verder kunnen. De discussie tussen
Daarbij leggen ze prioriteiten aan en doen ze concessies,
“believers” en “critici” woedt nog steeds. Maar mede dankzij
die per levensfase kunnen verschillen. Dat wil dan nog
dit onderzoek kan die met meer diepgang gevoerd worden.’
niet zeggen dat de leefstijlsortering niet geslaagd is. De truc is om het aanbod dusdanig te vergroten, dat mensen zo min mogelijk concessies hoeven te doen. Natuurlijk kampen we nu met een gespannen markt. Maar dat ontslaat ons niet van de verplichting om te proberen om wezenlijke keuzes aan te bieden.’
044
WIJKEN EN WEGEN
‘GEEN TOVERMIDDEL, MAAR EEN HULPMIDDEL’ Martine van Sprundel, Woonbron Manager Markt & Beleid ‘Het onderzoek vormt een bevestiging van het feit dat branding en leefstijlbenadering er toe doen. Als Woonbron gebruiken we deze instrumenten, om te kijken wat de woonconsument echt wil. Eén van de drie cases uit het onderzoek, Le Medi, is een project waarin wij participeerden. Hierin hebben de instrumenten echt een goede bijdrage geleverd aan het woonplezier en de afzet. Het was één van de eerste keren dat we op deze manier te werk gingen. We leren nog steeds bij. Een belangrijke les is dat je niet te rechtlijning moet zijn in de typeringen van klantsegmenten. Je moet blijven nadenken over de beweegredenen en motivaties achter getoonde wensen en verschijningsvormen. Bijvoorbeeld burencontact: het gaat meestal niet om wèl contact versus géén contact, maar om een genuanceerde invulling van de condities waaronder en de intensiteit waarmee. Mensen zijn ook niet “rood” of “groen”, maar hebben een voorkeur die de “meeste overeenkomsten vormt met” een bepaalde leefstijlrichting.’ ‘Mensen maken complexe afwegingen als ze voor een woning kiezen. Natuurlijk kijken ze ook naar de prijs/kwaliteit van woningen. En wie op zoek is naar een eengezinswoning, zal daar zijn vizier op richten. Maar als dergelijke keuzes gemaakt zijn, volgt de vraag waar je dat type woning gaat zoeken. Welke buurten spreken je aan en welke woningen daarbinnen? Op dat moment kunnen branding en leefstijl een rol gaan spelen. Het is dus geen kwestie van of-of, maar van en-en.’ ‘Veel corporaties doen iets met leefstijlbenadering en branding of willen er aan beginnen. Voor hen is dit onderzoek nuttig. Met de drie cases bevat het veel materiaal, waaraan je kunt zien wat werkt en wat niet. Het is een stap in de richting van meer
evidence-based beleid, in plaats van “geloof”. Dat neemt niet weg dat het een moeilijk onderwerp is om wetenschappelijk te onderzoeken. We werken niet met een laboratoriumopstelling. Hoe zou het met een ontwikkeling gegaan zijn als branding en leefstijlbenadering achterwege waren gebleven? Die vraag valt niet te beantwoorden; je kunt het niet even overdoen. Maar op basis van onze ervaringen zijn branding en leefstijlbenadering instrumenten die elkaar goed aanvullen. Gezamenlijk vormen ze geen tovermiddel, maar een zeer bruikbaar en nuttig hulpmiddel.’
‘Ons Soort Mensen’: geen waarde of meerwaarde? Leefstijl en woonruimteverdeling Soort zoekt soort, maar niet bij de verdeling van woonruimte. Potentiële huurders hebben het immers lang niet altijd voor het uitzoeken. Bovendien weten zij zelden hoe de bewonerssamenstelling van hun nieuwe portiek, complex of straatje is. De keuze om tussen verwante zielen te gaan wonen, valt dan lastig te maken. Het lijkt dan ook zinvol dat corporaties daarbij een handje helpen. Verhoging van leefbaarheid en verlaging van overlast vormen daarbij vaak het doel. Buren die qua leefstijl bij elkaar passen, hebben per slot van rekening minder onderlinge problemen en wonen (dus) prettiger. Maar is dat ook zo? Levert het segmenteren van bewoners naar leefstijl bij de woonruimteverdeling een bijdrage aan een hogere woonwaardering door bewoners? Een onderzoek naar twee praktijkgevallen levert het begin van een antwoord op.
In Dordrecht past Woonbron het POL-model (Passend via Optie middels Loting) toe bij de toewijzing van ruim 7.000 woningen. In Zoetermeer doet Vestia iets soortgelijks, met EigenStijl Wonen, voor 381 woningen in de buurt Palenstein. In beide gevallen maken ze gebruik van een indeling van bewoners naar leefstijl (zie kader). Beide corporaties doen dit al een jaar of vijf. Dat maakt het mogelijk om te onderzoeken welk effect de woonruimteverdeling naar leefstijl heeft. Ondertussen zijn er wel bijna twintig projecten/experimenten overwogen of van start gegaan waar leefstijl wordt gebruikt in de woonruimteverdeling, maar die lopen doorgaans veel korter. Tot de jaren negentig van de vorige eeuw was het bij veel corporaties gebruikelijk om huurders, die kandidaat waren voor een vrijgekomen woning, uit te nodigen op een spreekuur. Tijdens dat
046
WIJKEN EN WEGEN
gesprek ontstond voor de corporatie een gefun-
Een tweede inzicht komt met name voort uit de ervaringen in Palenstein.
deerd beeld of de kandidaat paste bij de portiek
Volgens de bewoners zijn het vooral de renovatie en het intensiever be-
of het complex. Na 1990 kwam het aanbodmodel
heer die hebben bijgedragen aan de positieve ontwikkeling van de wijk en
in zwang. Via advertenties kregen gegadigden
de leefbaarheid. Schoon, heel en veilig is dus een onmisbare voorwaarde
te zien welke woningen beschikbaar waren.
voordat je verder gaat sturen op basis van leefstijlen. Deze voorwaarde
Vervolgens maakten zij, in anonimiteit, zelf de
lijkt bovendien niet leefstijlgebonden. In Palenstein konden de bewoners
keuze om zich er voor in te schrijven. Ontoe-
hun stem uitbrengen op vast te stellen leefregels. Tekenend daarbij is
reikende informatie en de gehanteerde criteria
dat de bewoners van de verschillende woonstijlflats kozen voor dezelfde
maakten het maken van een goede, positieve
zeven regels. In beide voorbeelden hebben bewoners wel veel vertrouwen
keuze voor grote groepen kandidaat-huurders
in het instrument.
vrijwel onmogelijk. Dit leidde dit tot een toename
Een derde inzicht dat het onderzoek oplevert, is dat de leefstijlsortering
van ‘mismatchen’ tussen bewoners en woonom-
niet zo groot is als verondersteld. In Palenstein wonen minder mensen
geving, en dus tot ontevredenheid. De huidige
‘passend’ dan de corporatie op basis van verhuurgegevens presenteert.
beweging, richting woonruimteverdeling op grond
Zoals (bijna) alles in het leven, lijken ook leefstijlen veranderlijk. Het ver-
van leefstijl, vormt hier een reactie op en past in
dient aanbeveling om daar bij woonruimteverdeling recht aan te doen, en
een bredere maatschappelijke trend. Het beeld
bewoners niet vast te pinnen op een ooit vastgestelde leefstijl. Dat zou
van Nederland als baken van tolerantie is in het
alsnog kunnen leiden tot ‘mismatchen’. Het POL-model is dynamisch op-
nieuwe millennium immers in hoog tempo afge-
gezet: de leefstijl van de bewoner en de dominante leefstijl van het portiek
brokkeld. Op portiekniveau vertaalt dit zich al-
worden indien nodig aangepast op basis van nieuw verkregen informatie.
licht in minder begrip voor overlast, veroorzaakt door buren die er een ander levenspatroon en/of
Schoon, heel en veilig vormt de basis
andere normen op na houden. Een nieuw toewijzingssysteem dat er op gericht is meer ‘in control’ te zijn, door woningen alleen nog maar aan te bieden aan bij elkaar passende bewoners, valt dan al snel in goede aarde. Woonruimteverdeling naar
Niet alles mengen
leefstijl past in de geest van de tijd.
Het onderzoek maakt duidelijk dat toewijzing op basis van leefstijl niet het enige antwoord is op leefbaarheidsproblemen. Belangrijker is het om de
Beperkt maar zinvol
ondergrens van schoon, heel en veilig goed te bewaken. Zorg ervoor dat
Hoe zit het nu met de effecten? Het onderzoek
de collectieve ruimtes netjes en schoon zijn en dat het toezicht goed is
naar het POL-model in Dordrecht en EigenStijl
georganiseerd. Investeer daarnaast in de klantenrelatie. Maak van wo-
Wonen in de buurt Palenstein levert op hoofd-
ningzoekenden/kandidaat-huurders èn zittende huurders meer dan een
lijnen drie inzichten op. De eerste is dat hoewel
nummer in de registratie. Woningzoekenden waarderen het gesprek met
bepaalde uitgangspunten van de leefstijltoepas-
de corporatie waarin zij hun wensen kenbaar kunnen maken, maar waarin
sing bevestigd worden, de toegevoegde waarde
ook duidelijk wordt welke van die wensen realistisch zijn. Goede voorlich-
van leefstijlsegmentatie voor de woonwaardering
ting vooraf is van eminent belang voor het maken van positieve woon-
positief, maar bescheiden is. Verschillende leef-
keuzes. Daarbij kan leefstijl een hulpmiddel zijn. Zorg ook voor voldoende
stijlen hebben, zoals verondersteld, verschillende
kennis over de zittende bewoners. Het past in deze tijd waarin bewoners
oriëntaties en voorkeuren ten opzichte van het
behoefte hebben aan meer controle. Velen van hen vragen de corporatie
wonen en samenleven. In Dordrecht blijken bewo-
om de verantwoordelijkheid te nemen voor hun woongenot. Een belang-
ners, die volgens hun eigen leefstijl passen bij
rijke discussie is hoe corporaties daarop kunnen inspelen, zonder andere
het portiek, hun woning en buurt hoger te waar-
bewoners en woningzoekenden tekort te doen.
deren, en ervaren bewoners wier leefstijl botst
Ondanks dat het onderzoek laat zien dat homogeniteit naar leefstijl
iets meer overlast. De verschillen zijn niet groot.
slechts een bescheiden invloed heeft op de woonwaardering, houden de
Toch kan dat voor individuele bewoners net het
onderzoekers geen pleidooi voor ‘alles met elkaar mengen’. Een zekere
verschil maken.
mate van homogeniteit kan een bijdrage leveren aan prettig wonen.
LEEFSTIJLEN De gehanteerde leefstijlindelingen komen voort uit de indeling van Smart Agent Company. Het gaat om typeringen als ‘dynamische individualisten’, ‘terugtreders’ en ‘samenlevers’ en, in het doorontwikkelde model, om de rode, gele groene en blauwe belevingswereld die bijvoorbeeld een introverte en een extraverte leefstijl representeren (zie voor meer informatie ‘Voorkeur voor een leefstijl, een onderzoek naar leefstijlmethodieken in het woondomein’ van André Ouwehand, Wenda Doff & Carlinde Adriaanse, 2011, te downloaden via de website van Platform Corpovenista > Onderzoeksthema’s Platform Corpovenista > Diversiteit
Leefstijlen zijn veranderlijk
en leefstijl > Onderzoek 2.1 ‘branding’ en leefstijlen in de wijk) www.corpovenista.nl
Homogeniteit kan bijdragen aan prettig wonen
Meer informatie Dit artikel is gebaseerd op het onderzoeksrapport ‘Soort bij soort. Leefstijlen in de woonruimteverdeling en het beheer’ van Wenda Doff en André Ouwehand, beide werkzaam bij het Onderzoeksinstituut OTB/Technische Universiteit Delft. Het rapport is te downloaden via de website van Platform Corpovenista > Diversiteit en leefstijl > Onderzoek 2.1 ‘branding’ en leefstijlen in de wijk
048
WIJKEN EN WEGEN
‘KIJKEN NAAR WAT BEWONERS MEEBRENGEN’ Dick Reinders, Woonbron Senior beleidsadviseur
‘IN COMBINATIE EEN STERK MIDDEL’
‘Woonbron past in Dordrecht bij de verdeling van haar woningen het model POL toe. Dat staat voor Passend via Optie middels Loting.
Ronald Camstra, Vestia Hoofd Corporate Communicatie
Het onderzoek wijst uit dat daar inmiddels in stevige mate segmentering naar leefstijl plaats-
‘Het onderzoek heeft interessante resultaten opgeleverd, zeker voor
vindt. De aanpak blijkt te werken, en daar zijn
ons. Eén van de onderzochte complexen, Palenstein in Zoetermeer,
wij natuurlijk blij mee. Wat mij wel opvalt, is dat
is van Vestia. Zo’n zes jaar geleden zijn wij daar van start gegaan met
in het onderzoek gezocht is naar het verband
verhuren op basis van leefstijl (destijds EigenStijl Wonen genaamd). Het
tussen POL en de mate waarin bewoners overlast
onderzoek laat nu zien dat ruim driekwart van de bewoners enthousiast
ervaren. Dat was niet onze primaire inzet. Daar
is. Natuurlijk zijn er mensen die zelf nog geen nieuwe buren hebben
hebben we met de onderzoekers veel discussie
gekregen. Zij gaven aan dat zij, zodra het zover is, vertrouwen hebben
over gehad. Wij zien het model vooral als een on-
in een passende toewijzing. Dus ook die groep is positief. Een ander
dersteuning bij het verhuurproces. Het helpt ons
interessant resultaat is dat verschillen in leefstijlen “hard” zijn, net zoals
om bewoners, die bij elkaar passen, bij elkaar te
traditionele criteria als leeftijd en inkomen. Mensen met een gele leef-
brengen. Zij zullen wat gemakkelijker met elkaar
stijl zijn ontmoetingsgericht en blijken in de praktijk ook vaker koffie te
omgaan, bijvoorbeeld bij het gebruik
drinken met hun buren. Dat bevestigt ons in onze aanpak. Tegelijkertijd
van de gemeenschappelijke ruimtes.’
moeten we voorzichtig zijn. Palenstein is een complex van drie flats met 380 inwoners. De respons was slechts 37 procent. Het aantal responden-
‘Het onderzoek juicht het gesprek dat wij met
ten is misschien te klein om harde conclusies te trekken.’
woningzoekenden voeren toe. Daar hebben wij bij de start van POL bewust voor gekozen. Wij
‘Langzaam maar zeker kunnen we steeds meer bij elkaar passende
interviewen woningzoekenden om kennis met ze
bewoners naar een complex geleiden. Maar we moeten ook oog houden
te maken. Je krijgt dan een goed beeld van wat
voor de kleine groep mensen die al in een flat woonden en hierdoor nu
iemand mee zal brengen naar een complex. Soms
steeds meer buren krijgen waar zij zelf juist niet bij passen. Misschien
in letterlijke zin, zoals een hond. Ons uitgangs-
kunnen we die voorrang geven bij het doorschuiven naar een andere
punt was in dergelijke gevallen altijd: iemand met
woning, waar wel meer mensen van hun kleur wonen.’
een hond plaatsen we niet in een portiek waar al een blaffende hond aanwezig is. Door het onder-
‘Palenstein is, in de periode dat leefstijlverhuur is gaan lopen, gere-
zoek kunnen we een dergelijk uitgangspunt nu
noveerd en voorzien van intensief beheer. De onderzoekers proberen
beter heroverwegen.’
uiteen te rafelen welke maatregel nu welk resultaat heeft bewerkstelligd. Ik denk dat je ze moet combineren. Renovatie en beter beheer hebben
‘Wij geven portieken etiketten mee, bijvoorbeeld
vrijwel direct effect. Maar hoe lang beklijft dat? Leefstijlbenadering is
“vitaal”, “kritisch” of “mager”. Het onderzoek
juist iets van de lange termijn. Je bent afhankelijk van het aantal ver-
toont aan dat portieken met minder gunstige
huizingen en vrijkomende woningen om mensen passend bij elkaar te
etiketten ook minder gewaardeerd worden.
kunnen plaatsen. Dus terwijl dat loopt, moet je ook iets anders doen.
Dat biedt ons een aanknopingspunt om daar wat
Bijvoorbeeld tijdelijk een extra huismeester aanstellen. Als je de leefstijl-
meer op te gaan sturen. De leefstijlbenadering
benadering met andere maatregelen combineert, versterken ze elkaar.’
zal daar zeker ook een rol bij kunnen spelen.’
Eigen Haard: Dit is Nuh Een van onze belangrijkste partners in de wijk. Op woensdagmiddag trekt hij een Portiekportier-t-shirt aan. Samen met zijn zus Feliz controleert hij portieken. Dingen die er niet thuis horen krijgen een sticker. Bewoners wordt vriendelijk gevraagd hun rommel te verwijderen. De kinderen leren van de wijkbeheerders van Eigen Haard. Samenwerken. Voor hun omgeving zorgen. Het is belangrijk werk. In de buurt van Nuh renoveert Eigen Haard woningen. Kinderen van de Narcis Queridoschool interviewden hun ouders en dachten mee over het verbeteren van de woningen. Vroeg geleerd is oud gedaan! Door kinderen te betrekken investeert Eigen Haard in de bewoners van nu en van de toekomst. Nuh wil later Burgemeester van Amsterdam worden. Eigen Haard wenst Nuh veel succes bij zijn verdere loopbaan!
050
WIJKEN EN WEGEN
DE ONTWIKKELING VAN BUURTEN EN WIJKEN
3
052
WIJKEN EN WEGEN
De gemiddelde buurt bestaat niet Buurten hebben eigen dynamiek en functie in de stad Bij beleidsmakers en bestuurders is het sturen op gemiddelden een vertrouwde bezigheid. Vooral buurten die zich onder het stedelijk gemiddelde bevinden – en daarmee de ‘verkeerde lijstjes’ aanvoeren – baren hen zorgen. Ingrijpen is volgens hen noodzakelijk, in vele gevallen via de lijn van de woningvoorraad. Meer differentiatie van woningen en bevolkingsopbouw moet de buurt weer op het goede spoor brengen. Het is echter
de vraag hoe zinvol dat ‘gemiddelde’ denken en doen wenselijk is. Uit onderzoek in drie Nederlandse steden blijkt dat de opkomst en neergang van buurten veel minder aan vaste regels is gebonden dan wordt gedacht. Ook hebben buurten vaak een eigen functie in een groter geheel. Conclusie: kijk eerst goed wat er precies in een buurt gebeurt en hoe een buurt zich verhoudt tot het grotere stedelijke geheel, alvorens tot ingrijpen over te gaan.
Het functioneren van buurten wordt in veel gevallen afgelezen uit statistische gegevens. Daar is op zich niets mis mee, ook onderzoekers maken van diezelfde gegevens gebruik. Hoe de gegevens gebruikt worden en vooral hoe ze geïnterpreteerd worden: daar gaat het soms mis. In de eerste Corpovenista-periode (2002-2007), toen het accent lag op
Geld en waarde
wetenschappelijk onderzoek, heeft UvA-hoogleraar Sako Musterd daar een stevig statement over neergelegd. Ten
Een eerste onderzoek richt zich op het verband tussen de
tijde van de selectie van de veertig Vogelaarwijken wezen
ontwikkeling van huishoudinkomens en woningwaarden, met
Van Gent, Musterd en Ostendorf (2009) erop dat er alleen
bijzondere aandacht voor ontwikkelingen over tijd. Vaak
gebruik gemaakt werd van statische gegevens. Bovendien
wordt een sterk en eenduidig verband tussen inkomens
was het de vraag in hoeverre bepaalde variabelen geschikt
en woningwaarden verondersteld: in downgradingbuurten
zijn om de opkomst of neergang van een buurt te meten.
gaan ze beide omlaag, in upgradingbuurten gaan ze allebei
Verhuismobiliteit werd bijvoorbeeld aangedragen als een
omhoog. De conclusie voor Amsterdam, Den Haag en Tilburg
indicator die erop zou duiden dat er iets grondig mis is met
is dat slechts in 29,7 procent van alle buurten de ontwikke-
een buurt. Het gevolg van een dergelijke aanduiding is vaak
lingen gelijk opgaan. Het zijn de buurten aan de bovenkant
dat er in een buurt wordt ingegrepen, veelal met fysieke
en onderkant van de woningmarkthiërarchie. Rijke buurten
herstructureringsmiddelen zoals sloop/nieuwbouw.
worden steeds rijker, arme buurten met lage inkomens en
In de tweede Corpovenista-periode (2007-2012) is gepro-
lage woningwaarden raken steeds verder achterop ten op-
beerd een beter licht op deze materie te werpen. De drie
zichte van het stedelijk gemiddelde. Opvallend is echter dat
steden Amsterdam, Den Haag en Tilburg hebben de handen
in meer dan de helft van de onderzochte buurten dit verband
ineen geslagen en samen met de UvA, Nicis en Corpovenista
niet opgaat. In sommige gevallen is bijvoorbeeld sprake van
het programma ‘Veranderende huishoudens en functies van
een sterke groei in de inkomensontwikkeling, terwijl de ont-
woonmilieus’ opgezet. Binnen dit programma worden ver-
wikkeling van de woningwaarden achterblijft. Daarnaast kan
schillende onderzoeken uitgevoerd, waarbij het functioneren
er sprake zijn van een ‘time lag’: eerst maken de inkomens
van buurten is gerelateerd aan een veelvoud van factoren.
een opgaande ontwikkeling door en pas later de waarde van
In dit artikel passeren deze onderzoeken en enkele uitkom-
het vastgoed. De werkelijkheid blijkt dus complexer dan de
sten ervan kort de revue.
(veelal Angelsaksische) literatuur ons wil doen geloven.
Zwarte doos
We onderscheiden drie factoren die een belangrijke rol spelen in deze complexe patronen tussen inkomens en woningwaarden, die nader onderzocht moeten worden:
Het functioneren van buurten is te beschouwen als een
- De rol van instituties als de overheid en woningcorporaties
zwarte doos: je moet hem openmaken om precies te kunnen
heeft effect op de samenhang tussen upgrading en downgra-
zien wat er aan de hand is. Het is zaak om zoveel mogelijk
ding van inkomens en woningwaarden. Hun ingrijpen zorgt
alle denkbare invloeden in de analyse te betrekken. Het
ervoor dat vraag en aanbod in Nederland minder goed hun
gaat daarbij in de eerste plaats om een meer dynamisch
werk doen dan bijvoorbeeld in Noord-Amerika;
begrip van de ontwikkelingen die zich in een buurt afspelen:
- de levensfase en leefstijl van huishoudens. Naast variabe-
de ontwikkeling over tijd moet diepgaander in de analyse
len als demografie, werk, opleiding en huishoudensomvang
worden betrokken. In de tweede plaats moet afstand geno-
zijn aspecten als levensloop en cultuur van belang om te
men worden van ideaaltypische verbanden zoals we die in de
verklaren waarom bepaalde huishoudens voorkeuren hebben
literatuur over buurtontwikkeling vaak tegenkomen. Er is er
voor bepaalde buurten;
veel minder sprake van eenvoudige causale verbanden dan
- meer aandacht is nodig voor de structuren die bepalen of
vaak wordt gedacht. We illustreren beide stellingen aan de
huishoudens zich al dan niet gemakkelijk in een buurt kun-
hand van drie studies, waarin achtereenvolgens, inkomens,
nen vestigen, zoals de specifieke structuur van de woning-
woningwaarde, verhuisdynamiek en leefstijlen in verband
voorraad in de buurt. Ook de reputatie van een buurt
worden gebracht met de opkomst en neergang van buurten.
(‘opkomend en hip’, ‘getto’) speelt hierin mee.
054
WIJKEN EN WEGEN
Buurt als roltrap Een tweede studie heeft betrekking op de relatie tussen verhuisdynamiek en de upgrading en downgrading van buurten. Veel verhuizingen binnen een buurt worden doorgaans als een ongewenste situatie beschouwd. Het zou duiden op een gebrek aan sociale cohesie en binding met de buurt, wat weer leidt tot leefbaarheidsproblemen en een neerwaartse spiraal van de buurt. Voor Amsterdam en Den Haag is dit nader onderzocht, voor de periode 1999-2008. De conclusie is dat de relatie tussen verhuisdynamiek en de ontwikkeling van buurten complexer is dan vaak wordt verondersteld. Zo vinden bijvoorbeeld de meeste verhuizingen plaats in upgradingbuurten. Opvallend, aangezien upgrading vaak als een positief proces wordt gezien en veel verhuizingen als zorgwekkend wordt betiteld. Wanneer de inkomensontwikkeling erbij wordt betrokken, blijkt dat de instromers veelal een sterke inkomensgroei doormaken. Dit duidt erop dat de buurt als een ‘roltrap’ kan fungeren: instromende huishoudens maken na hun komst in de buurt een sociale stijging door. Dat proces doet zich zowel in upgrading- als downgradingbuurten voor. Een uitzondering zijn de upgradingbuurten met een hoge sociaaleconomische status. Deze buurten De relatie tussen upgrading- en downgradingprocessen en de sociaal-economische status van buurten in Amsterdam, 1999-2008.
lijken meer als eindstation te functioneren in de wooncarrière van huishoudens. Deze bevindingen zetten vraagtekens bij de beleidsambitie van veel gemeenten en corporaties om enerzijds de instroom van lage inkomens te beperken en anderzijds midden- en hogere inkomens aan te trekken. Wanneer een buurt functioneert als ‘doorgroeibuurt’ is er geen probleem en is ingrijpen evenmin noodzakelijk.
De relatie tussen upgrading- en downgradingprocessen en de sociaal-economische status van buurten in Den Haag, 1999-2008.
De buurt als jas
De resultaten laten zien dat een verandering van huishoudtype vaak gepaard gaat met een verhuizing naar andere
De derde studie die we hier noemen vormt een uitwerking
buurten. Daarmee worden beleidsideeën over levensloop-
van het hierboven genoemde begrip ‘levensfase’. Voor
bestendige buurten tegengesproken. Ze verzetten zich
Amsterdam is onderzocht wat de relatie is tussen de
ook tegen de negatieve werking van verhuismobiliteit. De
levensloop van huishoudens en hun voorkeur voor bepaalde
metafoor van de jas is op deze stadsbuurten van toepassing:
buurten. Uit een analyse van 800.000 verhuizingen in de
je trekt de jas aan bij binnenkomst in een buurt. Hij zit eerst
hoofdstad tussen 2000 en 2007 komen vijf typen ‘huishoud-
nog even iets te ruim, maar past na verloop van tijd prima,
transities’ naar voren: het ouderlijk huis verlaten (starter),
tot hij te krap wordt – dan is het tijd om te verhuizen. En daar
van alleenstaande naar samenwonen (nieuwgevormd kop-
is niets mis mee, want in een nieuwe buurt (een trap hoger
pel), krijgen van eerste kinderen (nieuw gezin), verlaten van
op de woningmarktladder) trek je gewoon weer een nieuwe
eigen kinderen uit ouderlijk huis (empty nest) en scheidin-
jas aan.
gen. Op basis van de verhuisstromen kunnen we aanwijzen waar deze transities vaker voorkomen dan elders in de stad. Het leidt tot de volgende typologie van buurten:
Conclusie: dynamiek is goed De overallconclusie van de drie onderzoeken luidt dat de upgrading en downgrading van buurten niet in simpele
Entreebuurten
modellen of causale onewayverbanden te vangen is. Vaak
Deze buurten hebben een toegankelijke woningvoorraad
is er veel meer aan de hand dan statistische momentopna-
voor starters op de woningmarkt. Dit betekent over het
mes doen vermoeden. Wie goed beleid voor een buurt wil
algemeen lage inkomens en hoge verhuismobiliteit.
ontwikkelen, moet zowel opschalen als inzoomen. Opschalen om een buurt in een stedelijk kader te plaatsen (wat is de
Scharrelbuurten
functie van een buurt?), inzoomen om te zien wat de levens-
Het zijn de buurten rond het centrum: het domein voor
stijlen en daarmee woonvoorkeuren van individuele huis-
alleenstaande volwassenen. Ze stromen uit als nieuwe
houdens zijn. Voor corporaties en andere beleidsmakers is
koppels.
de les dat er niets mis hoeft te zijn met wijken die onder het stedelijk gemiddelde scoren. Ook deze woonmilieus heeft de
Hokbuurten
stad nodig. Deze woonmilieus kunnen binnen de stedelijke
Voordat men samenwoont, is het gebruikelijk om samen te
hiërarchie als doorgroeibuurten functioneren. Huishoudens
wonen zonder kinderen. Koppels hebben dezelfde woonvoor-
met een lager inkomen kunnen instromen en sociale stijging
keuren als alleenstaanden, maar vragen meer woonruimte.
doormaken. Probeer dus niet krampachtig deze buurten
Ze verlaten de buurt weer als nieuwe gezinnen.
naar het stedelijk gemiddelde te trekken, maar bekijk eerst de rol van de buurt voor zowel instromende, blijvende als
Opvoedbuurten
verhuizende huishoudens.
Dit zijn de buurten in de stedelijke periferie. Ook in Amsterdam-Zuid (Willemsparkbuurt) en Amsterdam-Oost (Oosterparkbuurt) wordt het opvoeden van kinderen beter mogelijk geacht dan elders in de stad (respectievelijk in stadshuizen en grotere huurwoningen). Vluchtbuurten
Dit zijn de buurten met betaalbare particuliere huurwoningen, waar mensen na scheidingen en financiële tegenspoed snel terecht kunnen – veelal ook in de periferie van de stad Amsterdam gelegen.
Meer informatie en verder lezen - Teernstra, A. & W. van Gent (2012), Puzzling Patterns in Neighbourhood Change: upgrading and downgrading in highly regulated urban housing markets. Urban Geography, nr. 33, vol. 1, pp. 91-119. - Teernstra, Annalies (2012), De buurt als roltrap. Tijdschrift voor de Volkshuisvesting, nr. 2, pp. 50-55. :ER+IRX; 71YWXIVH )IRWXEHWKISKVE½I van het leven. Tijdschrift voor de Volkshuisvesting, nr. 3. - Van Gent, W.P.C., Musterd, S., and Ostendorf, W. (2009) Bridging XLI7SGMEP(MZMHI#6I¾IGXMSRWSR'YVVIRX(YXGL2IMKLFSYVLSSH Policy, Journal of Housing and the Built Environment, 24 (3), pp 227- 396.
056
WIJKEN EN WEGEN
‘EEN NIEUWE KIJK’
‘GEMIDDELDE SCORE ZEGT NIET ZOVEEL’
Paul Tholenaars, Woonbedrijf /MVWXMR1IVMRKE0I½IV
Adjunct-directeur
Procesmanager Emmen Revisited ‘De uitkomsten van het onderzoek leveren een nieuwe kijk op buurten in de stad op. Het voegt volgens mij fundamenteel iets toe aan de wijkaan-
Bij de analyse van de situatie in een wijk of dorp
pak. Het is in feite niet interessant om naar een gemiddelde score van een
besteden wij, naast statistische gegevens, veel
wijk te streven, zo stellen de onderzoekers, maar wel om naar de functie
aandacht aan de beleving van de bewoners.
van een buurt in een stad te kijken. Een wijk die onder het gemiddelde
Wat vinden zij dat er moet gebeuren? Ook als
scoort is niet per definitie slecht, en kan voor bewoners in een bepaalde
het programma is geschreven, leggen we het
levensfase ook een passende en dus goede wijk zijn. Ook in Eindhoven
nog een keer voor aan de bewoners.’
krijgen afzonderlijke buurten aan de hand van een buurtthermometer een score toegekend. Die behoefte is er blijkbaar.’
‘Ik ben blij om in het onderzoek te lezen dat er niet alleen naar cijfers gekeken moet worden.
‘Uit onderzoek blijkt nu ook dat verschillende wijken in een stad van
Een wijk met een gemiddelde score op basis van
betekenis kunnen zijn voor een bepaalde levensfase. Bewoners trekken in
verschillende indicatoren zegt vaak niet zoveel.
een andere levensfase naar een andere buurt. Dat is een andere manier
Wij hebben het onlangs zelf meegemaakt toen de
om naar ontwikkelingen in de wijk te kijken. Verhuizen wordt al snel als
nieuwe Atlas voor gemeenten uitkwam. Emmen
een probleem gezien, omdat men veronderstelt dat de bewoner weggaat
eindigde op de laatste plaats; er was alleen naar
omdat hij niet op een goede plek woont. Vooral als hogere inkomens uit
statistische gegevens gekeken. Zoals de afstand
een wijk wegtrekken, wordt dat vaak als een negatieve ontwikkeling voor
tot de zee, de aanwezigheid van een historische
die wijk gezien. Maar dat hoeft helemaal niet het geval te zijn. Die wijk
binnenstad en hoe hoog het betaalde voetbal
waar de rijkere bewoners wegtrekken, is voor de intredende bewoners
speelt. Daar hebben wij natuurlijk niet echt
vaak wel een goede wijk. Als je dat accepteert, heb je al veel gewonnen èn
invloed op. Of de bewoners het eens zijn met die
bespaard.’
laatste plaats op de lijst is maar de vraag. Dat is niet onderzocht.’
‘Woensel is een hele grote wijk in Eindhoven. Als je er door de straten rijdt, zie je een aaneenschakeling van hetzelfde type eengezinswoningen met
‘De conclusie dat er niets mis hoeft te zijn met
een voortuintje. Als we alleen naar de fysieke kenmerken van Woensel
een wijk die onder het gemiddelde scoort, vind
kijken, dan ziet de wijk er eentonig uit. Maar in dat grote gebied in Eindho-
ik een wijze les voor ons als professionals. Wij
ven zijn wellicht wel verschillende buurten te onderscheiden die ieder hun
hebben toch de neiging om juist die wijken aan
eigen functie hebben. Als je daar kennis van hebt, kun je als corporaties je
te pakken. Als je puur naar de cijfers kijkt, kan
interventies daarop afstemmen en een functie van een buurt versterken
een wijk het etiket “slecht” krijgen, terwijl die
of juist veranderen. Je kan buurtvoorzieningen bijvoorbeeld gerichter
buurt juist een duidelijke functie kan hebben in
inzetten.’
een stad. Die waarschuwing neem ik in ieder geval ter harte. Al is Emmen eerder een groot dorp dan
‘Met dit nieuwe inzicht komen de aloude overwegingen niet te verval-
een stad, en zijn er minder verschillende buurten
len. Dus we houden oog voor de fysieke factoren. In een buurt waar de
in de gemeente dan in Den Haag of Amsterdam,
woningen slecht zijn onderhouden, moeten we onderhoud plegen. Maar
wij kunnen zeker ons voordeel doen met infor-
we weten dus ook dat niet alle buurten succesvol hoeven te zijn, zolang
matie over de levensfase van bewoners en waar
er maar dynamiek in de wijk zit. Ik vergelijk het met de groep werklozen
zij graag willen wonen. Voor mij is dat nog een
in Nederland. Zeg, we hebben driehonderdduizend werklozen, dan is het
tussenstap. Ik ben er ook voorstander van om
te overzien als het ieder jaar om andere mensen gaat. Een jaar geen werk
leefstijlen toe te passen bij de ontwikkeling van
hebben is vervelend, maar overkomelijk. Problematischer wordt het als
een gebied.’
diezelfde groep werklozen nooit meer aan een baan komt.’
Het discours in de stad Beleidsvisies en de stedelijke dynamiek Als een stedelijke beleidsvisie er eenmaal ligt, vaak in de vorm van een kloek rapport met de nodige bijlagen, ziet dat er indrukwekkend uit. Er is op gestudeerd, deskundige mensen hebben ernaar gekeken, de betrokken partijen zetten hun handtekening eronder. Maar welke partijen zijn erbij betrokken en wat is hun visie op de ontwikkeling van buurten? In hoeverre klinken hun eigen aannames, opvattingen en denkbeelden hierin door? Onderzoek in Den Haag, Amsterdam en Tilburg geeft inzicht in de menselijke factor. Een blik in de human black box.
Stad in balans Voor Amsterdam, Den Haag en Tilburg zijn de beleidsvisies van de afgelopen twintig jaar doorgespit. Daaruit blijken de nodige verschillen, met name ook bij de rol van de lokale actoren. Om met de kleinste stad te beginnen: begin jaren negentig komt herstructurering in Tilburg prominent op de politieke agenda te staan. Dat past binnen een breder beleid om het imago van arme industriestad te doorbreken. De kwaliteit van buurten en
Binnen het Nicis-project ‘Veranderende buurten en veranderende mensen’
wijken moet omhoog. De eindbeelden die men
zijn diverse deelonderzoeken verricht. Het onderzoek kijkt enerzijds naar
daarbij nastreeft veranderen in de loop van de
de dynamiek die zich in buurten en wijken voltrekt. Anderzijds worden de
tijd: van ‘complete stad’ naar ‘ongedeelde stad’
vigerende beleidsvisies onder de loep genomen: hoe verhouden die visies
en ‘stad in balans’. Meer continuïteit zit er in de
zich tot die dynamiek? Hoe verhouden die beleidsvisies zich onderling?
thema’s die hier onder hangen. Gebiedsgericht
En welke visie sluit nu eigenlijk het beste aan bij die dynamiek? Eén van de
werken is hier al lang de traditie en gemengd
deelonderzoeken concentreert zich op de aannames die personen hierbij
bouwen de sleutel ‘om grootschalige segregatie
hebben over de ontwikkeling van stadswijken. Wie een aantal beleidsvisies
te voorkomen’. Lang is vastgehouden aan het
van verschillende steden doorneemt, merkt dat er bepaalde normatieve
wijkniveau, zowel bij de differentiatie van de
opvattingen zijn over wat ‘goede’, ‘goed functionerende’ of ‘slechte’ wijken
woningvoorraad als bij de realisatie van voorzie-
zouden zijn. De gemiddelde, sociaal gemengde wijk functioneert in veel
ningen. De combinatie van voorzichtige sloop en
steden als een ideaalbeeld. Wijken die zich onder dat gemiddelde bevin-
renovatie is veelal ingezet om die differentiatie
den, moeten worden aangepakt. Maar wat voor denkbeelden zijn daarin
van de woningvoorraad te bereiken; een middel
verdisconteerd? Met een mooi woord: hoe ziet het lokale ‘discours’ over
dat alle betrokken partijen onderschreven. Ze
de stad eruit en wie drukt zijn stempel daarop?
zien het niet zozeer als panacee voor alle proble-
058
WIJKEN EN WEGEN
men, maar wel als mogelijkheid om een gebied
elkaar toe te trekken. Ook is er een aanpak op regionaal niveau.
geleidelijk te ‘liften’.
Stedelijke herstructuering speelt daarbij een belangrijke rol:
De ‘nieuwe realiteit’ op de woningmarkt brengt
herstructurering en nieuwbouw, in daartoe aangewezen ‘centrale vernieu-
hier nu hardhandig verandering in. De huidige
wingsgebieden’, zijn ‘de sleutels tot succes’. Maar ook in Den Haag heeft
tendens in visie en beleid getuigt van een zwaar-
de economische malaise vergaande gevolgen. De visie op stedelijke her-
der accent op kleinere stappen (‘sociale stijging’
structurering staat weliswaar nog steeds overeind, maar de haalbaarheid
in plaats van complete differentiatie); op een
van het ‘eindplaatje’ lijkt niet langer realistisch. Gedwongen door de crisis
kleinschaliger aanpak; op (verduurzaming van)
overheerst de pragmatiek bij het vormgeven van de stedelijke herstructu-
de bestaande woningvoorraad (in plaats van de
rering; partijen geven er steeds meer hun eigen invulling aan. De keuzes
nieuwbouwopgave); op een vraaggeoriënteerde
van de corporaties worden vooral ingegeven door hun financiële positie.
markt, met oog voor individuele woonwensen
Daarmee is het streven naar een ‘vitale en ongedeelde stad’ en derhalve
(keuzevrijheid, zeggenschap); op verbreding
het daadwerkelijk tegengaan van de segregatie sterk onder druk te komen
van de betrokken partijen (bouwprocespartijen),
staan. Zoals één van de geïnterviewden het verwoordt:
zowel op lokaal als regionaal niveau, en op een
‘De mengingsverhalen verdwijnen een beetje uit het beleid.’ Men komt
zwaarder accent op betaalbare koop en middel-
terug van het streven om hele dure woningen in arme wijken te bouwen,
dure huur in plaats van sociale huur. De focus is
omdat de afzet hiervan problematisch is. De ambitie van ‘veel, hoog,
verschoven van nieuwbouw naar de bestaande
overal en altijd,’ die de gemeente jarenlang voorstond, maar de corpora-
voorraad. Sociale stijging van individuen staat
ties niet altijd deelden, lijkt verlaten. Er wordt veel meer ‘vraaggestuurd’
voorop, het lokale impulswijkenbeleid (gericht
ontwikkeld op de woningmarkt dan voorheen.
op werk, inkomen, scholing), ontwikkeld door
Wat betreft de wijkaanpak is het beeld in Den Haag anders dan in Tilburg.
gemeente en corporaties, moet daar een belang-
In tegenstelling tot Tilburg heeft Den Haag wel ‘Vogelaarwijken’. Mede
rijke bijdrage aan leveren. Hoewel gemeente,
daardoor is het ‘discours’ hier veel meer verbonden met het nationale
corporaties en bewoners zich in Tilburg steeds
beleid. Dat verklaart termen als ‘prachtwijken’ en ‘krachtwijken’ in de
unaniem achter een gezamenlijke beleidsvisie
Haagse wijkaanpak. Ook kan hier bijvoorbeeld een zin als: ‘De krachtwij-
scharen, zowel wat betreft wonen als de aanpak
ken moeten op een voor Den Haag gemiddeld niveau worden gebracht,’
van achterstand, zijn er wel degelijk verschillen
worden opgetekend.
in opvatting. Zo hechten bewoners bijvoorbeeld
Onzekere toekomst
sterk aan ‘buurtbeleving’, maar nemen gemeente en corporaties dat niet als vertrekpunt in hun beleid. Zij richten hun beleid veeleer op het individu
In alle steden is de toekomst ongewis. Het is duidelijk dat het beleid op
of het gezin. Ook is men in het algemeen wel voor
het gebied van stedelijke herstructurering – zoals dat de afgelopen decen-
het differentiëren van de woningvoorraad, maar
nia vorm heeft gekregen –niet op diezelfde wijze kan worden doorgezet.
verschillen partijen van mening over het precieze
De economische crisis en de nieuwe realiteit op de woningmarkt doen zich
schaalniveau waarop dat vorm moet krijgen (wijk,
keihard gelden; eindbeelden worden daarmee verlaten, tijdslijnen opge-
buurt, straat).
rekt. De pragmatiek overheerst. Het heeft ook gevolgen voor de ambities
Segregatie tegengaan
die worden verdisconteerd in de beleidsvisies: minder ‘groots en meeslepend’, en tegelijkertijd met meer oog voor de wensen van de bewoners’ en met betrokkenheid van meerdere partijen. Bezien in het kader van
Den Haag heeft – meer dan andere steden – last
het grotere Nicis-onderzoek – hoe verhouden de beleidsvisies zich tot de
van een tweedeling tussen armere en rijkere
dynamiek die zich in buurten en wijken voltrekt - zijn dat zeer interes-
gebieden, zowel binnen de stad als tussen de stad
sante wendingen. Daarmee zou ook het ‘discours’ rondom de stedelijke
en de omliggende gebieden. Al jarenlang is het
herstructurering kunnen veranderen. Wellicht komt er meer ruimte voor
doorbreken van de ‘segregatie’ in Den Haag dan
de ‘couleur local’. Een goed voorbeeld is de manier waarop in Amsterdam
ook een centraal issue in stedelijk beleid. Met alle
de Structuurvisie 2040 tot stand is gekomen: in een open planproces en
mogelijke middelen wordt geprobeerd het ‘zand’
met veel meer ruimte voor andere partijen dan de usual suspects. Wellicht
(waar de rijkere bewoners wonen) en het ‘veen’
dat daarmee ook het ‘discours’ in de beleidsvisies een andere invulling en
(waar de armere wijken zijn gelegen) dichter naar
vocabulaire krijgt
Meer informatie Dukes, T., Visies op stedelijke herstructurering en verschillen naar actoren: deelrapportage Den Haag, AISSR/UG, Amsterdam, 2012. Dukes, T., Visies op stedelijke herstructurering en verschillen naar actoren: deelrapportage Tilburg, Amsterdam: AISSR/UG, Amsterdam, 2012. De rapportages geven de resultaten weer van een deelonderzoek van een groter Nicis-onderzoek, ‘Veranderende huishoudens en functies van woonmilieus’. Bij dat onderzoek zijn verschillende partijen betrokken: Platform Corpovenista, de gemeenten Den Haag, Tilburg en Amsterdam, Nicis en de Universiteit van Amsterdam. Ook van Amsterdam verschijnt nog een deelrapportage. Genoemde rapportages komen medio 2012 online.
060
WIJKEN EN WEGEN
Ymere: goed samenspel Goed samenspel in én voor de wijk loont, zo leert ons drie jaar wijkaanpak. Samen kunnen we de impact van onze investeringen enorm vergroten en nét dat extra zetje geven dat nodig is. Juist door samen te werken vanuit één gedeelde visie op de wijk. Weten wat er speelt, kansen zien en die benutten. Ymere is meer dan een verhuurder. Wij werken aan leefbare wijken met perspectief. Om mensen in staat te stellen in zichzelf te investeren. Door de crisis dreigen allerlei partijen, ook het Rijk, de wijkaanpak de rug toe te keren. Laat dat niet gebeuren. Wijkgericht werken heeft zich bewezen en is - juist door diezelfde crisis - in onze aandachtswijken extra hard nodig.
Piet Hein Eek over het nut van het niet organiseren Tekst: John Cüsters Beeld: Maarten Corbijn
‘Het toelaten van toeval biedt meer zekerheid op succes’ 001 DE WIJK
062
WIJKEN EN WEGEN
In de stedelijke vernieuwing en ontwikkeling worden veel zaken als waar aangenomen die, als je er goed over nadenkt, eigenlijk onlogisch zijn. Zoals het idee dat creativiteit en commercie niet samen kunnen gaan, of de notie dat wonen en werken altijd gescheiden moeten worden. De internationaal vermaarde meubelontwerper Piet Hein Eek kent nog meer vreemde uitwassen van de cultuur om in Nederland alles te organiseren, zoals het bij elkaar plaatsen van woonwinkels aan een woonboulevard of van creatievelingen in een speciaal daarvoor gecreëerde broedplaats. Het zijn praktijken die voorbij gaan aan wat mensen willen en economische kansen laten liggen. Eek propageert een werkwijze waarbij meer aan het toeval wordt overgelaten. Zijn stedelijke projecten bewijzen dat het werkt. En in de huidige crisistijd heeft hij de wind in de rug.
Een woonwijk heeft identiteit nodig, vindt Piet
Het bedrijf van Eek betrok het fabrieksgebouw in 2010. De
Hein Eek. Wie vanaf het station van Eindhoven
gemeente benaderde eigenaren van gronden en gebouwen in
naar zijn fabriek aan de Halvemaanstraat fietst,
Eindhoven met de vraag of ze Eek wilden huisvesten. De fabriek
snapt wat hij bedoelt. Onderweg passeer je
in Strijp R bleek het meest geschikt. Ook de ontwikkelaar was
straten met grote gesloten gebouwen, evenals
enthousiast over de komst van Eek. Heeft Eek een idee waarom?
keurige woonstraatjes met nette huizen en win-
‘De gemeente en de ontwikkelaar hebben begrepen dat mensen willen
kels die onderling betrekkelijk inwisselbaar zijn.
wonen in een omgeving die karakter en een eigen identiteit heeft. Ze
Plots sta je aan de rand van Strijp R, vroeger het
wilden ons daarom als trekker voor dit gebied, ook omdat ze wisten dat
terrein waar de beeldbuizen van Philips werden
wij nationale en internationale publiciteit trekken. Toch bleef het natuurlijk
geproduceerd, nu een braakliggend gebied waar
een gok om een productiebedrijf midden in een woonwijk te plaatsen.
Amvest in totaal zo’n vijfhonderd woningen wil
Willen mensen wel in de buurt van een fabriek gaan wonen? Het antwoord
ontwikkelen. Op het terrein staan nog drie oude
is ja. De huizen die zijn gepland direct grenzend aan ons bedrijf zijn rela-
gebouwen en in één daarvan, de voormalige ke-
tief goed verkocht. Mensen wonen blijkbaar liever naast onze fabriek dan
ramische werkplaats van Philips, huist het bedrijf
naast een andere woning.’
van Piet Hein Eek. In het hart van het gebouw ligt de grote werkplaats waar de meubels en andere
Wat leidt u daaruit af?
producten van Eek worden gemaakt. Eromheen
‘Dat het een raar idee is om wonen en werken te scheiden. Nederland
liggen de andere onderdelen van het bedrijf: de
is daar al heel lang mee bezig. Het combineren van wonen en werken
galerie, de winkel, de grote evenementenruimte
werd al voor de Tweede Wereldoorlog opeens als iets afschuwelijks
en het restaurant. Nog voordat de eerste wonin-
gezien. Daarvoor in de plaats kwam onder de Nederlandse bevolking
gen in Strijp R klaar zijn, is er al een levend hart
de vermeende rijkdom dat je zelf mag weten waar je woont, in plaats
dat de wijk smoel geeft.
van dat je woont in de buurt van je werk. Het is om tal van redenen volkomen knots dat we dat normaal zijn gaan vinden en ik ben blij dat we daar nu hard van terugkomen.’
Met uw fabriek worden niet alleen wonen en werken gecombineerd.
iedereen die normaal geen commerciële ruimte
Er is ook een combinatie van een werkplaats met een winkel, galerie,
kan betalen. Dus niet alleen kunstenaars, maar
evenementenruimte en restaurant. Waarom?
ook iemand die skateboards opknapt, een winkel
‘Ik had het gevoel dat als we hier alleen onze eigen producten hadden
met breiproducten of een filatelist. Zo combineer
staan, we mensen te weinig zouden bieden. Als je uit Duitsland komt en
je creativiteit en commercie.’
drie uur in de auto hebt gezeten, is het prettig dat je hier ook een hapje kunt eten en aanvullende producten en kunstwerken kunt zien. De eve-
Waarom kan dat niet in normale gebouwen en
nementenruimte is meer een toeval. We hadden ruimte over in de oude
winkelstraten?
kantine van de fabriek. Het is een schot in de roos om daar evenementen
‘Omdat er in Nederland zoveel geld is en het
te organiseren. Er blijkt enorm veel behoefte te zijn aan evenementen-
allemaal zo netjes is georganiseerd dat commer-
ruimtes. Het leuke is dat je daardoor andere doelgroepen hiernaartoe
ciële ruimtes per definitie duur zijn. Dat is feitelijk
trekt. Normaal trekken wij alleen mensen uit onze eigen fuik, nu nodigen
een uiting van luxe. In Nederland bestaan geen
de organisatoren van een congres, lezing of feest hun eigen mensen uit.
achterstandsbuurten waar je voor een habbe-
Daarmee wordt dit gebied snel bekend bij veel meer mensen dan wan-
krats ruimte kunt huren omdat er een hoer naast
neer de ruimte er niet zou zijn. Het maakt de fabriek tot een nog grotere
zit of iets anders verschrikkelijks dat de waarde
publiekstrekker dan we hadden verwacht.’
verlaagt. In alle grote steden van de wereld is die ruimte er wel. In Berlijn heb je hele buurten met
Wat zegt dat over hoe Nederland functies organiseert?
activiteiten waarvan je je afvraagt hoe mensen
‘Normaal gesproken zou een bedrijf als het onze aan een woonboulevard
ervan kunnen leven. Maar dat kan omdat de
komen te liggen. Daar zitten bedrijven die allemaal hetzelfde doen en ver-
ruimtes zo goedkoop zijn. We vinden die buurten
kopen. Je gaat er als klant naartoe als je bijvoorbeeld een bank wilt kopen.
allemaal fantastisch, ze worden platgelopen door
Honderdduizenden vierkante meters showroom voor klanten die een bank
toeristen. In Nederland bestaan ze echter niet.
gaan kopen. Maar misschien wil die klant ook nog een schilderij boven de
Daarmee haal je echter een stuk dynamiek uit de
bank en lekker eten. In plaats van al die woonwinkels netjes georganiseerd
onderkant van de markt weg. Maar ook steden-
op een rij te zetten, is het leuker, lucratiever en slimmer om alles op een
bouwkundig haal je ontwikkelkracht weg. In de
rij te zetten wat een klant leuk zou kunnen vinden. Ik vind het totaal onlo-
grote steden van de wereld zijn het juist de goed-
gisch om steeds dezelfde functies bij elkaar te plaatsen. Als je bankfilialen
kope gebieden waar het meeste gebeurt. Daar
bij elkaar zet, is het niet aannemelijk dat een bankier aan zijn buurman een
zitten de mensen die geen geld hebben, maar wel
product verkoopt, want die is ook bankier. Maar is zijn buurman een lood-
goede ideeën.’
gieter, dan kan die bij een lekkende kraan wel eens van dienst zijn. Een gemengde omgeving is economisch gezien een veel logischer omgeving
Hoe zou de overheid kunnen bevorderen dat die
dan een georganiseerde en uniforme omgeving. Zo zijn er in de stedelijke
buurten er in Nederland wel komen?
ontwikkeling meer zaken die voor waar worden aangenomen maar eigen-
‘De overheid moet vrijplaatsen toelaten, door te
lijk onlogisch zijn.’
faciliteren en voorwaarden te scheppen. Niet minder en vooral niet meer. Dus niet zelf gebouwen
Zoals?
gaan opknappen om er vervolgens allemaal leuke
‘Dat er bijvoorbeeld een tegenstelling zou zijn tussen commercie en creati-
jonge kunstenaars in te zetten, zoals gebeurt in
viteit. Voor Brabant Culturele Hoofdstad ontwikkel ik momenteel een idee
de broedplaatsen. In de grote voormalige indus-
om in de Spoorzone in Breda een wijk te maken voor kunstenaars. Het
triegebouwen in Strijp S zitten veel vormgevers,
idee was dat de kunstenaars die wijk eerst zelf zouden maken, waarna ze
grafische bureaus, muzikanten en andere crea-
er kunst gingen maken en dan zou het na afloop van het jaar als Cultu-
tievelingen. Ze doen allemaal leuke dingen, maar
rele Hoofdstad weer worden afgebroken. Dat laatste wil ik sowieso niet.
het is totaal onzichtbaar. Dat komt omdat de
Ik ga niet iets bouwen om het na een jaar weer af te breken. Bovendien
beleidsmakers graag iedereen in een hokje plaat-
geloof ik niet dat kunstenaars eerst hun eigen atelier bouwen om er
sen. De creatievelingen zelf hebben eveneens de
vervolgens te kunnen schilderen. Dat is te idealistisch en kost alleen maar
neiging zich achter de muren te verschuilen, want
geld en energie. In plaats daarvan heb ik voorgesteld om met eenvoudige
dan kunnen ze lekker hun eigen ding doen. Maar
verplaatsbare eenheden goedkope commerciële ruimtes te maken voor
als niemand dat ziet, is er geen enkele commer-
064
WIJKEN EN WEGEN
ciële uitwisseling tussen creatievelingen en hun publiek. Intussen kost het wel veel tijd en geld om iedereen bij elkaar te stoppen. Ik pleit er voor het juist niet te organiseren maar te laten gebeuren. Laat vrijplaatsen toe, zoek de grenzen op in de regelgeving of durf daar van af te wijken en ga vooral niet bepalen wie en wat waar mag komen. Als zich in een creatief gebied een pizzabakker wil vestigen, moet je dat toejuichen. Als je dan een kunstenaar bezoekt om eventueel een werk te kopen, kun je daarna nog een pizzaatje gaan eten. Daar heeft iedereen profijt van.’ Het niet alles willen organiseren is een werk-
Wat u eigenlijk zegt, is dat er meer oog moet komen voor toeval en
wijze die we in Nederland niet gewend zijn.
meer ruimte om daar goed op te kunnen inspelen. Waarom vindt u dat
‘Klopt. Bij ons overheerst sterk de Angelsaksische
zo belangrijk?
cultuur om alles te willen vastleggen. Beleidsma-
‘Als ik met een schip de zee opga, heb ik meer zekerheid als ik goede
kers willen zekerheid en duidelijkheid. Daarom
omstandigheden creëer, als ik dus een goed en zeewaardig schip neem
gaan ze alles beschrijven en vooraf vastleggen.
met goede mensen aan boord. Wordt het dan onverhoopt slecht weer, heb
Wat vervolgens niet in de beschrijving past, wordt
ik meer kans van overleven dan wanneer ik vooraf de hele route uitstippel
niet toegelaten, ook al past het misschien wel
maar geen goed schip neem. We hebben in Nederland de neiging nauwkeu-
in de doelstelling. Maar die doelstelling zijn we
rig de route te bepalen en te denken dat het weer altijd goed zal blijven,
al lang vergeten. We passen vooral de regeltjes
in plaats van een goed schip te nemen. In dezelfde lijn ligt de neiging om
toe. Door alles vast te leggen, ben je ook niet in
precies te willen bepalen wat waar moet of mag komen. Dus zeggen we
staat goed om te gaan met gewijzigde omstan-
dat er op een bepaalde plek per se een tomatenplantje moet komen. Ook
digheden. Volgens mij is dat één van de redenen
al is het een zandbak, er moet een tomaat komen. Dus gaan we water ge-
waarom grote aanbestedingsprojecten vaak zo uit
ven en voegen we mest en chemicaliën toe. Uiteindelijk verschijnt er een
de bocht vliegen. Er is vastgelegd dat een tracé
armetierig tomatenplantje. Ik doe het liever anders: ik gooi het zand eruit,
precies rechtdoor moet. Dus ga je niet een meter
breng vruchtbare aarde terug en wacht dan af wat er gaat groeien. Dat
afwijken, ook al zou dat in de praktijk handiger
kan niet anders dan iets heel moois zijn. Onze cultuur is heel erg gericht
zijn. Zo maak je onnodig extra kosten, terwijl het
op een doel in de toekomst, dat koste wat het kost moet worden bereikt.
uiteindelijk niemand wat kan schelen als de metro
De enige zekerheid die je daarmee creëert, is dat je in de zandbak een
een meter van de geplande route afwijkt.’
tomatenplantje krijgt. Maar dat kost dan wel ongelooflijk veel geld, tijd en energie. Ik werk liever aan de omstandigheden in plaats van aan onlogische doelstellingen. Door goede omstandigheden te creëren, gebeuren er vanzelf goede dingen. Anders gezegd: als je toeval toestaat, is de zekerheid dat iets gaat lukken veel groter dan wanneer je toeval wilt uitsluiten. Je weet alleen niet wat er dan precies gaat lukken, maar die uitkomst hoef ik vooraf ook helemaal niet te weten.’
Is uw manier van denken ook toepasbaar bij de transformatie van kantoorgebouwen? ‘Natuurlijk, dat is gewoon hetzelfde verhaal. Gebouweigenaren moeten dan wel hun gebruikelijke manier van denken laten varen. Ik heb wel meegemaakt dat een transformatie van een kantoor ging mislukken omdat het te duur zou worden er allemaal woningen van honderd vierkante meter in te maken. Maar waarom moet dat? Het was veel goedkoper er woningen van vijfhonderd vierkante meter in te maken. Dan ben je nauwelijks geld kwijt aan het maken van ontsluitingen en nieuwe muren. Mensen hebben de woning van hun leven en kunnen daarin doen wat ze willen. En als je dat op alle verdiepingen doet, kun je toch nog redelijk wat woningen kwijt. Je kunt het ook helemaal vrijlaten en mensen het zelf laten invullen. Maar dan moet je anders leren denken, niet vanuit standaardoplossingen maar vanuit het specifieke gebouw zelf. Dan moet je loslaten dat met zoveel vierkante meter altijd zoveel woningen moeten worden gemaakt.’ Gebeurt dat inderdaad? ‘We leven nu wel in een tijd waarin er meer ruimte is voor andere oplossingen. De crisis stelt vooral in de vastgoedwereld veel op losse schroeven, maar het goede is wel dat hij met name toeslaat in die gebieden waar mensen vroeger slapend rijk zijn geworden. Waar ze met geld door middel van financiële producten nieuw geld maakten. Tegenwoordig is dat allemaal veel onzekerder geworden. Pensioenfondsen en Nederlandse spaarders zitten op miljarden euro’s die niet langer zo maar renderen. Dat geld moeten ze gaan investeren in goede initiatieven en projecten. Het sterke aan zo’n project als in de Spoorzone in Breda is dat je met een klein startkapitaal kan beginnen aan het eerste deel, om met de opbrengsten verder te kunnen. Daarmee ontstaan nieuwe mogelijkheden om geld te laten renderen. Omdat de oude wegen niet meer naar Rome lijken te leiden, komt er ruimte voor hele nieuwe wegen. Wat dat betreft, is dit een tijd met veel nieuwe kansen.’
066
WIJKEN EN WEGEN
SCHUIVEN MET MENSEN EN STENEN
4
068
WIJKEN EN WEGEN
Schuiven met mensen en stenen De bijwerkingen van herstructurering
Herstructurering heeft de afgelopen jaren geleid tot vele wijsheden van de koude grond. Er vindt sloop plaats, dus de sociale voorraad zal er in aantal wel op achteruit gaan. Bewoners van de woning die tegen de vlakte gaat, worden als ontheemden door de stad gejaagd. Ze krijgen daarbij wel een urgentiebewijs in de hand geduwd, maar daarmee minimaliseren zij dan weer de kansen van gewone woningzoekenden. En ja, in de wijken waar deze sloopurgenten terechtkomen, moeten toch wel problemen ontstaan door een te eenzijdige instroom van sociaal lager gepositioneerden. Maar is dat wel zo? Vijf steden met herstructureringsprojecten gingen onder de loep: Rotterdam, Den Haag, Breda, Groningen en Ede. De resultaten zijn, in ieder geval deels, verrassend.
Het effect van herstructureringsprojecten op het herstructureringsgebied zèlf is vaak onderzocht. Dat geldt niet voor de bijwerkingen, zoals de mogelijke herverdeling van de sociale voorraad over een stad, de mate van verandering in slagingskansen voor de verschillende groepen woningzoekenden, de ervaringen van de huurders die gedwongen zijn om te verhuizen en last maar zeker not least het befaamde waterbedeffect: hebben sloopurgenten een negatieve impact op de wijken waar zij naartoe verhuizen? In drie van de vijf onderzochte steden is in kaart gebracht wat de herstructurering heeft betekend voor de kernvoorraad. In Rotterdam is het aantal goedkope, sociale huurwoningen met 16 procent het sterkst afgenomen (20.600 woningen). In Den Haag is die afname beperkter (13 procent, 8.900 woningen) en in Breda zeer beperkt (3 procent, met
Kansen van woningzoekenden
nog geen 700 woningen). Hoe erg is deze krimp ? Het leidt in ieder geval op papier tot een grotere spanning tussen
Wie gaat herstructureren, heeft een voorraad sociale
vraag en aanbod. Dat kan betekenen dat meer mensen uit de
huurwoningen nodig die groot genoeg is om bewoners van
lagere inkomensgroepen aangewezen zijn op woningen met
gesloopte woningen te herhuisvesten. Dit komt echter door
wat hogere huren. Vooral Den Haag en Breda moeten om die
de herstructurering zelf onder druk te staan, omdat die nu
reden kernvoorraad en doelgroep kwantitatief scherp in de
eenmaal mede bestaat uit sloop van sociale huurwoningen.
gaten houden. In tegenstelling tot Rotterdam beschikken zij
De vraag is of sloopurgenten de reguliere woningzoekenden
niet over een overmaat in de sociale huursector. Het ziet er
op de sociale huurmarkt verdringen. Het onderzoek wijst uit
naar uit dat met name Den Haag het probleem in ieder geval
dat dit in de onderzochte jaren (2000-2010) in grote lijnen
deels weet op te lossen door op regionaal niveau voldoende
niet het geval is geweest. De slaagkansen van de urgentie-
bij te bouwen.
loze woningzoekenden zijn, door de instroom van sloopur-
Herstructurering heeft potentieel nog een ander gevolg
genten nauwelijks veranderd. Op microniveau, in en direct
voor de kernvoorraad: een concentratie van goedkope
rondom herstructureringsprojecten zelf, is hier wel sprake
woningen in bepaalde wijken en buurten. Dit blijkt niet of
van. Bewoners die hier weer willen terugkeren, verdringen
nauwelijks het geval te zijn. Herstructureringsprojecten
gewone woningzoekenden.
veroorzaken niet meer dan een bescheiden daling in de
Overigens moet de term ‘slaagkans’ in de onderzochte
totale voorraad sociale huurwoningen. De bulk hiervan blijft
steden enigszins worden genuanceerd. De spanning op de
geconcentreerd in de herstructureringswijken, elders blijft
plaatselijke woningmarkt speelt hierbij een belangrijke rol.
het aandeel sociale huurwoningen ongeveer gelijk. Stedelijk
Het aantal sociale huurwoningen dat vrijkomt is zeer beperkt
gezien groeien herstructureringswijken dus wel iets naar
en de vraag blijft hoog. De economische crisis heeft boven-
andere wijken toe. Een ander effect is dat het aantal goed-
dien het aantal verhuizingen flink doen afnemen. De mutatie-
kopere woningen terugloopt, terwijl het duurdere segment
graad loopt terug en dat is voor woningzoekenden in dit deel
(rondom de aftoppings- en liberalisatiegrens) toeneemt.
van de woningmarkt geen goed nieuws.
070
WIJKEN EN WEGEN
Beleving van sloop Met de slaagkansen van de sloopurgenten zelf zit het – dankzij de urgentie – redelijk goed. Maar hoe ervaren deze mensen het hele proces van het (moeten) zoeken naar
Weinig impact sloopurgenten op woningzoekenden
nieuwe woonruimte, de verhuizing en de ‘landing’ in hun nieuwe omgeving? Bijna tweederde van de sloopurgenten is redelijk tot goed te spreken over de begeleiding tijdens het herhuisvestingsproces. Onvoldoendes zijn het gevolg van de frustratie over het gedwongen karakter van de verhuizing. Sloopurgenten voelen zich echter niet beperkt in hun woning- en buurtkeuze. Mensen die toch al weg wilden, zien dit als een kans. Hun relatief zwakke positie wordt versterkt door de toekenning van hun urgentiestatus. Ze krijgen voorrang op andere woningzoekenden. Vooral voor mensen die in dezelfde wijk willen blijven wonen en voor grote gezinnen wordt extra goed gezocht door woonconsulenten. Zij waken ook voor huurders die onbewust opnieuw voor een sloopwoning kiezen. Ze belanden daardoor niet binnen afzienbare tijd weer in hetzelfde traject.
Ontvangers niet negatief
Sloopurgenten laten slechte woningen achter; die worden niet voor niets gesloopt. Ze gaan er dus qua woning op
En dan het befaamde waterbedeffect: is daar sprake van?
vooruit en ervaren dat ook zo. Het rapportcijfer voor hun
De verhuizing van bewoners uit een sloopbuurt naar een
woning stijgt met circa 25 procent, van een 6,1 voor de oude
andere buurt zou in die ontvangende buurt tot problemen
naar een 7,6 voor de nieuwe woning. Vooral meer kamers en
leiden. Ervaren bewoners dat ook zo? In de onderzochte
een betere staat van onderhoud dragen daar aan bij. Mensen
steden zijn de instroombuurten vergeleken met controle-
die in hun vorige woning ontevreden waren, maken dezelfde
buurten. Conclusie: bewoners van ontvangstbuurten zijn
tevredenheidssprong (maar deze is niet groot genoeg om
meestal niet negatiever gestemd. Alleen in de twee Rot-
hun achterstand goed te maken). Sloopt lijkt te leiden tot
terdamse ontvangstbuurten Vreewijk en Oosterflank is dat
een hogere woontevredenheid van sloopurgenten.
anders. De instroom wordt hier gezien als verslechtering
Ook over de buurten waar sloopurgenten naartoe verhuizen
van de bevolkingssamenstelling. In Vreewijk speelt de grote
is men tevreden. Het rapportcijfer stijgt hier van een 6,2
instroom van sloopurgenten een rol (2.800 huishoudens ten
naar een 7,2. Factoren als de staat van onderhoud, de veilig-
opzichte van een totale bevolking van 13.500 inwoners).
heid en de sfeer spelen mee. Ontevredenheid komt voort uit
Ook is er een sterk naar binnen gerichte (intolerante) cul-
gebrek aan sociale contacten, de ligging, de bevolkingssa-
tuur, waarbinnen nieuwkomers (en dus ook sloopurgenten)
menstelling, criminaliteit en overlast. Deze negatieve erva-
als een bedreiging worden ervaren.
ringen worden, anders dan bij de woningen zelf, dikwijls niet
De kans op het zo gevreesde waterbedeffect moet dus niet
geheel gecompenseerd door de positieve. Dat is logisch: het
overschat worden. Het is lastig sloopurgenten van reguliere
is gemakkelijker om op voorhand een woning te beoordelen
instromers te onderscheiden en sloopurgenten verspreiden
dan een buurt. Reden temeer om dit aspect bij toekomstige
zich sterk over hun stad. De aantallen die tegelijkertijd in
sloopprojecten extra aandacht te geven (zie kadertekst).
wijken landen, zijn klein en hebben daarom weinig invloed op hoe de zittende bewoners hun buurt ervaren. Maar er is wel een belangrijke kanttekening. Soms ontstaan problemen als veel sloopurgenten zich bij elkaar herhuisvesten. Dat geldt op buurtniveau, maar zeker ook op het
microniveau van straten en portieken. Een te grote opeenho-
Meer informatie
ping van nieuwkomers uit sloopwijken leidt daar eerder tot problemen, vooral als het gaat om mensen van wie bekend is dat zij overlast of andere problemen veroorzaken. Grootscheepse waterbedeffecten lijken zich in Nederland niet voor te doen, maar het blijft oppassen geblazen.
TIPS VOOR WONINGCORPORATIES Wat moeten corporaties leren van het onderzoek over waterbedeffecten?
f Zorg voor een zorgvuldige informatievoorziening. Breng in kaart welke informatie bewoners op welke wijze willen ontvangen; f neem ‘rouwverwerking’ op in de begeleiding; f bied (meer) informatie over de sociale sfeer en het karakter van potentiële ontvangstwijken; f zet sterk in op bemiddeling bij conflicten tussen sloopurgenten en zittende bewoners en breng deze in kaart door evaluatie na de verhuizing; f zorg ervoor dat duidelijk is wat in een buurt speelt; zo kunnen conflicten worden voorkomen.
Dit artikel is gebaseerd op het onderzoeksrapport ‘Bijwerkingen van herstructureringsoperaties. Verhuizingen, waterbedeffecten en veranderingen in de woningvoorraad’ van Hanneke Posthumus, Reinout Kleinhans & Gideon Bolt (2012). Delft: Eburon. Het rapport en andere deelrapporten van dit onderzoek zijn te vinden op de website van Platform Corpovenista: www.corpovenista.nl > Onderzoeksthema’s Platform Corpovenista > Wijkaanpak, concentratie en verplaatsing.
072
WIJKEN EN WEGEN
‘DE MYTHE IS DOORGEPRIKT’ Raimond Fraanje, Woonstad Rotterdam Programmamanager ‘Verrassend geruststellend. Zo mag je de uitkomsten van het onderzoek naar mijn mening wel typeren. Rondom herstructureringen hing toch altijd het zware vermoeden dat je de problemen daarmee verplaatste naar een ander gebied.
‘ENORME STEUN IN DE RUG’
Dat blijkt nu, op basis van grondig onderzoek, niet het geval te zijn. De mythe is doorgeprikt. Als corporatie zijn we daar heel blij mee. Het betekent dat we op de ingeslagen weg
Camiel van Esch, WonenBreburg Consultant
verder kunnen, mits we zorgvuldig te werk blijven gaan.’ ‘Het onderzoek vormt een enorme steun in de rug om ‘Uit andere onderzoeken was al duidelijk dat herstructurering
door te gaan met herstructurering, waar dat nog nodig
goed is voor het gebied waar het plaatsvindt. Daarnaast blij-
is. De veronderstelde negatieve bijwerkingen blijken mee
ken bewoners, die er gedwongen door moeten verhuizen, bijna
te vallen. De kernvoorraad neemt niet schrikbarend af,
allemaal beter terecht te komen. Dat wisten we ook al door
de slaagkansen van andere woningzoekenden worden
eigen onderzoek, naar aanleiding van andere projecten. Nu is
door sloopurgenten niet sterk verminderd en grootscha-
eveneens duidelijk geworden dat omringende wijken er niet
lige problemen in de ontvangende wijken blijven uit. Deze
onder te lijden hebben. Het onderzoek toont bovendien aan
bevindingen komen voor mij niet als een volslagen ver-
dat herstructureringen in Rotterdam niet leiden tot een tekort
rassing, maar de stelligheid waarmee ze gepresenteerd
aan sociale huurwoningen. Er zijn hier nog altijd meer dan
worden wel. Ook dat is bemoedigend.’
genoeg sociale huurwoningen, die bovendien geografisch redelijk gespreid blijven. Zelf hadden we op onze eigen beperkte
‘Of dit betekent dat WonenBreburg ook volop doorzet
manier hier ook al eens wat sommetjes op los gelaten. Het is
met herstructureringen; da’s een ander verhaal. De
prettig om die door degelijk onderzoek bevestigd te zien.’
economische crisis leidt tot heroverwegingen. Bovendien zijn wij een heel eind gevorderd met het concept ‘Stad
‘Er is één punt dat we niet uit het oog mogen verliezen.
in balans’. Wij hebben inmiddels geen wijken meer waar
Het onderzoek geeft duidelijk aan dat herstructureringen op
tachtig procent uit sociale huurwoningen bestaat. Met
microniveau wel degelijk nadelige gevolgen kunnen hebben.
nieuwbouw hebben we de sloopbalans en de omvang van
Dat is dus het niveau waarop je er meer aandacht aan moet
de kernvoorraad bewaakt. De stad vraagt momenteel in
besteden. We moeten de gedwongen verhuizers tijdig voorbe-
mindere mate om herstructurering.’
reiden en goed begeleiden. Dat is beter voor hen èn voor de nieuwe buurt waar ze terechtkomen. Bij bewoners die overlast
‘Als er in een buurt problemen zijn, wordt wel geroepen
geven, moet je helemaal zorgvuldig zijn. Stel dat je een com-
dat het komt door instroom van herstructureringskan-
plex sloopt waarin drie overlastgevers wonen. Die moet je dan
didaten. Op basis van het onderzoek kunnen we zeggen
uit elkaar plaatsen, naar verschillende bestemmingen. En de
dat dit inhoudelijk niet klopt. Overigens zien wij zo’n
instanties in de ontvangende buurt moeten van hun komst op
opmerking zeker wel als een signaal. Als er ergens drie
de hoogte worden gebracht. Dat is een belangrijke les uit dit
probleemgezinnen komen te wonen, is dat altijd een punt
onderzoek: de negatieve effecten van herstructurering vallen
van aandacht. Of ze nou zijn verhuisd in het kader van
enorm mee, maar op microniveau is aandacht vereist.’
een herstructurering, of vanuit een andere context.’
Overschie, Rotterdam met ruim 7.500 woningen en 16.000 inwoners. Zelfstandig tot 1942, toen geannexeerd en gebruikt voor sociale woningbouw, nu grotendeels van Woonstad Rotterdam en een klein deel van Woonbron. De naoorlogse wijken Kleinpolder-Oost en –West, 4.000 woningen, vormen samen een van de zeven Vogelaarwijken van Rotterdam. De vernieuwing is al in de jaren tachtig gestart.
overschie
beeldessay MA ARTEN LAUPMAN
De eerste naoorlogse woningen, op de wederopbouwdag in 1947 met trots bezocht door de bestuurders van Rotterdam, zijn gerealiseerd in twee en drie lagen hoog. Nog steeds een geliefde woonmilieu. Schilder Anton Vrede woont er al jaren.
Later volgde de hoogbouw, voor een deel langs de steeds drukker wordende A13. Maar achter die hoogbouw is ruimte voor groen en speelplaatsen.
Veel woningen zijn gebouwd met toepassing van allerlei systeembouwmethoden: Welschen, BMB, etc. Met veel ingebakken problemen vanaf het begin. Eind jaren ’80 start de eerste vernieuwingsgolf met nog steeds als schoolvoorbeeld van ingrijpende renovatie, onder andere het complex Welschen VII. Langs de A13 ook renovatie, deels noodgedwongen: de geluidscontouren laten niets anders toe.
Afgelopen jaren is in het westelijk deel een nieuw winkelcentrum gerealiseerd. Daar is ook de wekelijkse markt te vinden die druk bezocht wordt. Bij de vernieuwing in Kleinpolder-Oost die voor de komende jaren op stapel staat is de winkelvoorziening op de Abtsweg een van de aandachtspunten. Verspreid liggende winkelvoorzieningen met een afnemend economisch draagvlak is een van de lastige problemen van naoorlogse wijken.
Overschie ligt ingeklemd tussen de Schie, Rotterdam-The HagueAirport en de A20 en wordt doorsneden door de A13. Toch heeft het een groen karakter, waar je zo buiten de wijk en zelfs de stad bent en waar ook de nieuwe wijk Park Zestienhoven wordt gebouwd.
Waterbedeffect niet overschatten, toch blijft het oppassen
074
WIJKEN EN WEGEN
Gevolgen Europese regels voor de wijken EU-Effect: minder diversiteit, meer segregatie Corporaties mogen maximaal tien procent van hun woningen met een huur tot € 653 toewijzen aan huishoudens met een inkomen van boven de € 33.000. Sinds ‘Brussel’ dit bepaalde, is uitgebreid de noodklok geluid voor de gevolgen op individueel niveau. Terecht, want genoemde huishoudens dreigen hardhandig tussen wal en schip te raken. Ze verdienen teveel voor ‘goedkope’ huurwoningen, maar te weinig om in de vrije sector te huren of een goede woning te kopen. Maar wat zijn de gevolgen op wijkniveau? Dat brengt het onderzoek ‘Inkomensbeperking sociale huur in aandachtswijken’ in kaart. De resultaten geven reden tot zorg, maar bieden ook houvast om het EU-effect in te dammen.
In de ‘aandachtswijken’ staat de leefbaarheid onder druk. Daar kan van alles
worden gevonden. Van de EU-maatregel gaat
aan ten grondslag liggen. Een te grote concentratie van lage inkomens, een
hoe dan ook een negatief effect uit. Zeker op de
laag opleidingsniveau en/of bepaalde etnische groepen blijkt in de praktijk
langere termijn komt het de diversiteit van de sa-
snel tot problemen te kunnen leiden. Daarom proberen gemeenten en cor-
menstelling in de aandachtswijken niet ten goede.
poraties vaak tot een mix van bewoners te komen. Eisen stellen aan wie er
Er is daar al sprake van een concentratie van lage
in de vrijkomende woningen komt wonen is een instrument. Door de toewij-
inkomens en een ondervertegenwoordiging van
zing en de hoogte van de huurprijs daarop af te stemmen, kan de komst van
hoge inkomens. Door de EU-maatregel neemt het
huishoudens met een hoger inkomen gestimuleerd worden. Sinds 2011 wordt
aandeel lage inkomens toe van 69 tot circa 75
vrije toepassing van dit instrument gehinderd door Europese regelgeving.
procent en het aandeel hoge inkomens (boven
Deze beperkt de toewijzing van woningen met een huur tot € 653 aan huis-
€ 43.000) neemt af van 18 tot circa 16 procent.
houdens met een inkomen boven de € 33.000 tot tien procent. Wat zijn de
Het aandeel middeninkomens zakt van 13 naar
effecten hiervan op de samenstelling van de aandachtswijken? En kunnen
circa 10 procent.
corporaties de eventuele ongewenste effecten bestrijden? Maximale inzet? In- en uitstroom
De EU-maatregel heeft geen noemenswaardige
Feitelijk heeft de maatregel van de EU twee effecten. Minder huishoudens
gevolgen voor de bevolkingsverdeling naar etni-
met hogere inkomens krijgen toegang tot een bepaald deel van de woning-
citeit. De gemiddelde leeftijd in de wijk verandert
voorraad. In de tweede plaats zullen dergelijke huishoudens die reeds een
evenmin. Wel is er een kleine verschuiving in
woning in die voorraad huren, minder snel verhuizen. Zij worden dan ge-
de leeftijdsopbouw; de aandelen jonge (35-)
dwongen om van daaruit de stap te zetten naar het duurdere huursegment
en oudere (65+) huishoudens nemen iets toe.
of een vaak al even dure koopwoning. Er ontstaat dus minder instroom van
Ook het type huishoudens verandert: meer een-
hogere inkomens, terwijl de reeds aanwezige hogere inkomens langer blij-
persoonshuishoudens en minder huishoudens
ven zitten. Dit betekent echter niet dat er niets verandert aan het aandeel
met kinderen. De selectie op inkomen zorgt er-
hogere inkomens. De beperkte instroom doet zich namelijk jaarlijks voor en
voor dat het aandeel huishoudens met betaald
daardoor neemt het aandeel hogere inkomens op langere termijn af, van het
werk afneemt en de uitkeringsafhankelijkheid in
huidige gemiddelde van 25 procent naar 14 procent.
de wijk toeneemt.
De EU-maatregel biedt corporaties echter een instrument om dit tegen te
Corporaties die de negatieve effecten willen
gaan. Zij mogen immers nog altijd tien procent van de ‘goedkope’ woningen
indammen, moeten de inzet van de beschikbare
aan hogere inkomens toewijzen. Als de corporaties hier maximaal gebruik
middelen grondig onderzoeken en waar mogelijk
van maken, neemt hun aandeel aanzienlijk minder af: tot twintig procent.
inzetten. Een maximale inzet van liberalisering
Wordt van de vrije ruimte de helft benut, dan komt dat aandeel uit op
en verkoop vermindert de invloedssfeer van de
circa 17 procent. Conclusie: de EU-maatregel bevordert de (ongewenste)
EU-maatregel van 9 tot 4 à 5 procent in 2025.
segregatie van inkomens. De corporaties kunnen dit ongewenste effect
Als de corporaties dat weten te combineren met
met ongeveer de helft indammen, door de vrije toewijzingsruimte maximaal
optimale inzet van de vrije toewijzingsruimte,
te gebruiken.
blijft daar 2 à 2,5 procent van over. Een substantiële vermindering dus. Andere ingrepen kunnen
Liberalisering en verkoop
evenzeer helpen, zoals doorgaan met herstruc-
De corporaties hebben nog twee middelen om het EU-effect te temperen:
turering en het op andere wijze ‘importeren’ van
liberalisering van de huren en verkoop van woningen. Hiermee wordt de
extra huishouden met hogere inkomens.
‘goedkope’ sociale voorraad verkleind en dus ook het aantal woningen waarop de EU-maatregel impact heeft. Voor liberalisering komen tot 2025 ongeveer 85.000 woningen met meer dan 142 punten in aanmerking. Voor verkoop zijn dat ongeveer 95.000 woningen, met minder dan 142 punten. Doorrekening van deze aantallen leidt tot de constatering dat het effect van de EU-maatregel in het beste geval met een kwart kan worden getemperd. Per wijk moeten corporaties kijken wat de beste aanpak is. Voor de woningen die in de verkoop gaan moeten uiteraard nog wel voldoende kopers
Meer informatie Dit artikel is gebaseerd op het onderzoek ‘Inkomensbeperking sociale huur in aandachtswijken’ van RIGO Research en Advies, uitgevoerd door Peter Berkhout en Kees Leidelmeijer. Het onderzoek is te vinden op de website van Platform Corpovenista: www.corpovenista.nl > onderzoeksthema’s Platform Corpovenista > Prijs en de wijk.
076
WIJKEN EN WEGEN
‘WERKING INSTRUMENTEN NIET OVERSCHATTEN’ Jan Kraak, Ymere Senior adviseur Strategie ‘Eigenlijk had ik verwacht dat de effecten van de EU-maatregel ingrijpender zouden zijn. Dus dat is een meevaller. Toch blijft het oppassen geblazen, want het gaat hier over gemiddelden per wijk. Stel dat je een complex hebt van een paar honderd woningen met een hoge mutatiegraad, dan kan de impact wel degelijk groot zijn. Je krijgt dan veel instroom van lage inkomens en dus een versterkt effect van de EU-maatregel, met alle gevolgen van dien. Dergelijke gevallen moet je goed in de gaten houden.’ ‘Positief is natuurlijk ook dat de maatregel niet leidt tot extra etnische segregatie en dat de effecten zich vooral op de langere termijn zullen voordoen. We hebben dus tijd om bij te sturen. Ik denk wel dat we de werking van de drie daarvoor genoemde instrumenten niet moeten overschatten. De tien procent vrije toewijzingsruimte is niet echt vrij. Die gebruiken wij namelijk ook om voorrang te geven aan bijvoorbeeld verplegers en agenten, in aandachtswijken en andere wijken. Liberalisering en verkoop zijn op zich goede instrumenten. Maar in hoeverre zijn ze toepasbaar in aandachtswijken? Mensen die het geld hebben om duur te huren of te kopen, zijn waarschijnlijk niet in eerste instantie geïnteresseerd in woningen in die wijken. Voor ietsje meer geld zitten ze namelijk in een betere wijk. De vraag is voor welke lagere prijs mensen bereid zijn om in een “mindere” wijk te wonen.’ ‘Bij Ymere bezien we de effecten van de EU-maatregel in een breder perspectief. We brengen de opeenstapeling van recente maatregelen in kaart en overwegen nu hoe we daar onze strategie op afstemmen. Financieel is er voor corporaties minder mogelijk dan voorheen. Wij gaan er daarom minder breed in, maar focussen ons op specifieke wijken waar wij veel huurders hebben en die qua leefbaarheid slecht scoren. Daar willen we sturen op de voorraad, maar ook inzetten op onder meer maatschappelijk onroerend goed en sociale stijging. Steeds zullen we per wijk kijken: wat is gewenst en kunnen we het betalen, of realiseren we het met andere partijen? Zo doen we wat binnen ons vermogen ligt.’
‘DIT MAAKT DE DISCUSSIE VOOR ONS GEMAKKELIJKER’
‘EEN GOEDE BASIS OM OP DOOR TE GAAN’ Ivo Vermaas, Portaal
Adriaan Hoogvliet, De Alliantie
Directeur Strategie en onderzoek
Manager Markt en Strategie ‘Wij maken absoluut gebruik van de instrumenten ‘De EU-maatregel is in de huidige vorm niet echt wat wij willen. Het belem-
die het EU-effect kunnen indammen. Je ziet dat
mert ons in de wijze waarop wij kwetsbare groepen willen huisvesten. Aan
onder meer terug in ons huurbeleid, dat bestaat
de andere kant behoeft het wel enige nuancering. Het spookbeeld was: die
uit een soort drietrapsraket. Voor de primaire
maatregel is een ramp, straks wonen er alleen nog maar arme mensen in
doelgroep rekenen we huren van 80 procent van
de wijken. Dat beeld is door het onderzoek weerlegd. De effecten spelen
wat maximaal voor een woning gevraagd mag
op korte termijn slechts in beperkte mate. Maar op de langere termijn
worden. Voor de mensen met inkomens tussen
zijn wel gevolgen te verwachten. Dat kunnen we niet op zijn beloop laten.
de 33.000 en 43.000 euro doen we nu ook iets,
Gelukkig hebben we daar verschillende instrumenten voor. Vooral in de
door voor hen op 90 procent te gaan zitten.
liberalisering van de huurprijzen zie ik mogelijkheden. De recente wijzigin-
Voor inkomens boven de 43.000 euro vragen
gen in de huurwetgeving, op het gebied van puntentoevoeging en dergelij-
we marktconforme huren. Portaal kan, op basis
ke, maken dat instrument beter inzetbaar. Voor verkoop verschilt het per
van de kwaliteit van onze woningen, 10 procent
gebied. In Amsterdam zien wij nog steeds een sterke markt, maar Almere
van de voorraad naar die hogere inkomensgroep
vormt weer een heel ander verhaal. Door de economische omstandig-
toebrengen. Dat gaan we ook doen. Al moeten we
heden lijken deze twee instrumenten communicerende vaten geworden.
natuurlijk wel de daadwerkelijke verhuurbaarheid
Door de crisis daalt de verkoop en stijgt de vraag naar huurwoningen,
in de gaten houden. Al met al sturen we met ons
wat liberalisering weer in de kaart speelt.’
huurbeleid op het vormen van sterke wijken. We deden dat altijd al, maar hebben het in verband
‘De invulling van de tien procent vrije ruimte verschilt ook per stad. In
met de EU-maatregel bijgesteld.’
Amsterdam is dat percentage voor een belangrijk deel vergeven aan sloopurgenten die we moeten herhuisvesten vanwege herstructurering.
‘Verkoop als instrument ligt wat lastiger.
In een stad als Hilversum, waar veel minder herstructurering aan de orde
Daar moeten we sowieso al flink aan trekken.
is, kunnen we er wellicht wel gebruik van maken. Maar er is nog een knop
De recente wijziging van de politieke setting zal
waar we aan kunnen draaien: renovatie-sloop-nieuwbouw. Nieuwe wonin-
daar, met de aangekondigde veranderingen in de
gen kunnen we dusdanig prijzen dat de middeninkomens er ook in mogen.
hypotheekaftrek, ook weer gevolgen voor kunnen
Hetzelfde geldt voor oude woningen waarvan we de kwaliteit verbeteren.’
hebben. We blijven alle ontwikkelingen, inclusief het gedrag van onze huurders en kopers, voort-
‘Het onderzoek maakt duidelijk dat we met inzet van de drie instrumen-
durend scherp volgen. Bij het derde instrument,
ten plus de aanvullende knop op de goede weg zijn. Dat is prettig, want
de tien procent vrije ruimte, zijn wij voor een deel
hiermee kunnen we dat ook hard maken richting politiek en andere betrok-
afhankelijk van de vijf verschillende regio’s waar
ken partijen. Discussies over bijvoorbeeld het al dan niet volharden in de
wij actief zijn. Maar binnen de daar gemaakte
wijkaanpak zijn voor ons nu wat gemakkelijker te voeren.’
afspraken voor woonruimteverdeling, zetten wij in op maximale benutting van de vrije ruimte.’ ‘Het onderzoek heeft ons bevestigd in door ons ingeslagen weg. In feite heeft het de informatie opgeleverd waar we naar op zoek waren. We weten nu immers zeker dat we dit doen op grond van doorgerekende resultaten en niet op basis van een onderbuikgevoel.’
078
WIJKEN EN WEGEN
Samen Actief Zichtbaar Betrouwbaar Creerend/oplossend Respectvol Persoonlijk Meer weten? Kijk op www.woonbedrijf.com of op www.woonbedrijfinbeeld.com voor ons visueel jaarverslag.
John Mollenkopf over stedelijke vernieuwing in Nederland en de Verenigde Staten Tekst: Kees de Graaf Beeld: Maarten Corbijn
‘Het is belangrijk dat we van elkaar leren – aan beide kanten van de oceaan’
080
WIJKEN EN WEGEN
John Mollenkopf is regelmatig in Nederland. Als directeur van het Center for Urban Research van The Graduate Center van de City University of New York was hij gastdocent aan de Universiteit van Amsterdam. Momenteel zit hij in het International Scientific Review Committee van het Nicis Institute, waar hij Nederlandse collega’s adviseert bij hun onderzoek op het gebied van stedelijke vernieuwing. Dit heeft hij onder andere gedaan in de vorm van artikelen in deze publicatie van Platform Corpovenista over thema’s als leefstijlen, het waterbedeffect en de verschillende functies van stadswijken. Mollenkopf is dus zowel insider als outsider: hij kijkt met een trans-Atlantische blik naar de toekomst van Amerikaanse en Nederlandse steden.
U volgt de Nederlandse ontwikkelingen op het gebied van huisvesting en stedelijke vernieuwing al vrij lang. Kunt u vertellen wanneer deze samenwerking is begonnen? ‘In 1998 kwam ik voor het eerst diepgaand in aanraking met de Nederlandse situatie, toen de Universiteit van Amsterdam mij vroeg om gastdocent te worden. Ik heb Amsterdam natuurlijk goed leren kennen, maar ben ook in steden als Rotterdam, Leiden en Utrecht geweest. In de daarop volgende jaren ben ik regelmatig in Nederland geweest. Onlangs heeft het Nicis-programma me gevraagd een rol te spelen als kritisch beoordelaar, samen met collega’s uit het Verenigd Koninkrijk, Zweden en Italië. We beoordelen de studies van het Nicis op basis van onze comparatieve kennis van hoe steden zich ontwikkelen van de industriële tot de postindustriële fase. Deze ontwikkeling brengt een enorme economische herstructurering met zich mee, die van grote invloed is op onze steden. Binnen die context richten we ons op de rol van het overheidsbeleid, een thema dat me na aan het hart ligt, omdat ik ooit als stadsplanner heb gewerkt voor de stad New York. Daarom ben ik vooral geïnteresseerd in hoe overheden stedelijke vernieuwing beïnvloeden.’ Hoe belangrijk vindt u het dat de trans-Atlantische uitwisseling van kennis wordt gestimuleerd? ‘Het is heel belangrijk om van elkaar te leren. Zo heeft Fred Martin, die samenwerkte met woningcorporaties in Amsterdam Nieuw-West, jarenlang groepen Nederlandse stadsdeskundigen naar New York meegenomen en ik organiseerde dan uitstapjes naar Brooklyn en andere delen van de stad. Zo heb ik een stuk of honderd medewerkers van Nederlandse woningcorporaties en lokale overheidsinstellingen ontmoet. Het was heel interessant om hun mening te horen over de New Yorkse situatie. Daar stond tegenover dat zij ook dingen van ons konden leren. Nederlandse woningcorporaties worden bijvoorbeeld gestimuleerd om meer ondernemings- en marktgericht te werken. In dat opzicht kunnen zij iets opsteken van hun collega’s in Amerikaanse steden, die al veel langer in die positie verkeren. Ook besteden we in de Verenigde Staten meer aandacht aan bewonersparticipatie. Zo kunnen – en moeten – we dus op diverse fronten van elkaar leren.’
U hebt een aantal publicaties van Nederlandse wetenschappers
beter doorstaan dan de meeste andere landen.
gelezen over internationaal stedenbouwkundig onderzoek. Hoe
Een andere overeenkomst is het groeiende aantal
beoordeelt u de kwaliteit van Nederlandse wetenschappers?
immigrantenpopulaties in de stedelijke gebieden.
‘De sociale wetenschappers in Nederland horen tot de beste ter wereld.
Gentrificatie is eveneens een gemeenschappelijke
Ze werken volgens de Angelsaksische traditie en hun onderzoek is altijd
trend. Maar er zijn ook grote verschillen.
van topkwaliteit. Een groot deel van hun werk wordt natuurlijk in het
In Nederland is de huizenmarkt veel ingrijpender
Engels gepubliceerd. Uw academische populatie heeft er geen moeite
gereguleerd, de socialewoningbouwsector is
mee zich in deze taal uit te drukken. Dat geeft een voorsprong op de col-
groter en Nederland is een sterke welvaartsstaat,
lega’s in Frankrijk en Duitsland, die zich tot hun moedertaal beperken.
ondanks recente pogingen van jullie nationale
We houden goed in de gaten wat er in Nederland wordt gepubliceerd.
overheid om daar verandering in te brengen.
Gezien het feit dat Nederland een klein land is met maar zestien miljoen
De levensstandaard ligt nog altijd behoorlijk hoog
inwoners, ligt de wetenschappelijke productie per hoofd van de bevolking
en het bruto nationaal product per hoofd van de
extreem hoog.’
bevolking stijgt. Nederland is in veel opzichten ook een “gelijkwaardig” land, en er is zeker meer
Hoe benaderen Nederlandse en Amerikaanse wetenschappers
gelijkheid dan bij ons. In dat opzicht is Nederland
stedelijke thema’s? Is er een verschil in methodologie?
dus bewonderenswaardig.
‘Onze manier van werken is grotendeels hetzelfde, maar het aandachts-
Als je kijkt naar de wijken aan beide zijden van
gebied verschilt soms. “Sociale cohesie” is bijvoorbeeld een prangende
de oceaan, dan zijn wijken die Nederlanders als
kwestie in Nederland en veel mensen maken zich daar zorgen over. In de
“slecht” omschrijven nog niets vergeleken met
Verenigde Staten zijn we eraan gewend geraakt dat onze cultuur gefrag-
onze probleemgebieden. Verwoestingen als die
menteerd is. Het concept van de smeltkroes hebben we achter ons gela-
we in de jaren zeventig in de South Bronx zagen,
ten. Maar onderwerpen als gentrificatie, verplaatsingspatronen en onge-
zijn in Nederland een onbekend fenomeen. Daar-
lijkheid staan aan beide zijden van de Atlantische Oceaan op de agenda.
naast kennen we in de Verenigde Staten een veel
Het enige wat vergelijkend onderzoek soms lastig maakt is het feit dat we
sterkere rassenscheiding dan in Nederland. En
onze data niet op dezelfde manier verzamelen. Daarnaast kunnen concep-
bij ons heeft de nationale overheid veel minder
ten die vergelijkbaar lijken iets anders impliceren. Bijvoorbeeld: iedereen
invloed op het stedelijk beleid. Nederland staat
die in de Verenigde Staten wordt geboren uit buitenlandse ouders, is
bekend om zijn polders: jullie bestaan hangt af
automatisch Amerikaans staatsburger. Wat er met hen gebeurt wanneer
van het winnen van de strijd met het almaar
zij ons onderwijssysteem doorlopen, is natuurlijk een andere vraag, maar
stijgende zeeniveau.’
in essentie zijn ze Amerikanen van geboorte.’ Als u kijkt naar zowel Amerikaanse als NederWanneer u Amerikaanse steden met hun Nederlandse tegenhangers
landse steden, welke factoren dragen dan bij
vergelijkt, wat is dan uw algemene indruk op dat punt?
aan hun succes of falen?
‘Er zijn veel overeenkomsten. Zo hebben beide landen een transitie on-
‘Succesvolle steden zien er aantrekkelijk uit en er
dergaan naar een diensteneconomie. Nederland heeft deze verschuiving
is een goede balans tussen de private sector en
082
WIJKEN EN WEGEN
instellingen uit de non-profitsector, zoals univer-
met name het openbaar vervoer. In het derde voorbeeld worden grootste-
siteiten. In die steden vindt gentrificatie binnen
delijke gebieden gestimuleerd tot een meer regionale aanpak, zodat een
de huizenmarkt plaats en stijgen de huizenprijzen.
brug wordt geslagen tussen de belangen van de binnenstad en die van de
San Francisco en New York zijn daar bekende
buitenwijken. Het is lastig dat we geen grootstedelijke overheid hebben die
voorbeelden van. Vanzelfsprekend zit daar ook
ruimtelijke ordening in de regio kan coördineren. Elke stad heeft zijn eigen
een keerzijde aan: hoe kunnen gemarginaliseerde
agenda en voert zijn eigen projecten uit. Grootstedelijke versnippering is
groepen met een laag inkomen hun weg vinden in
een groot probleem. Deze interessante projecten zijn nu echter nog veel
deze steden? Omdat onze arbeidsmarkt flexibeler
te kleinschalig om de benodigde grote verandering in het stedelijke beleid
is, doen deze steden het relatief goed in de eco-
te kunnen bewerkstelligen.’
nomische crisis. Bij ons maken jonge academici zich minder zorgen over hun toekomst dan bij-
In uw boek Place Matters gaat u nog een stap verder met uw pleidooi,
voorbeeld in Duitsland of Nederland. Ondanks de
door te stellen dat overheidsmaatregelen in de Verenigde Staten
donkere wolken die zich momenteel samenpak-
schadelijk zijn voor stedelijke vernieuwing.
ken, blijf ik optimistisch over de toekomst van de
‘De centrale stelling in dit boek is dat de economische kloof tussen arm en
Nederlandse steden. Nederland heeft dan wel niet
rijk en de almaar uitdijende steden en buitenwijken in Amerika niet alleen
het mooie weer van de mediterrane landen, maar
het gevolg zijn van individuele keuzes in een vrije markt. Integendeel,
verder hebben jullie alle kwaliteiten in huis om
deze problemen zijn juist het gevolg van kortzichtig overheidsbeleid.
een duurzame weg naar de toekomst te kunnen
Door onze manier van financieren van woningen en het indelen van de
creëren. De nadruk die wordt gelegd op openbaar
ruimte heeft men de groei aan de randen van onze steden gestimuleerd,
vervoer, het stimuleren van fietsen en de zorg-
terwijl jullie overheid dat veel meer binnen de perken heeft gehouden. Jul-
vuldige manier waarop jullie met de natuurlijke
lie hebben hier en daar wel een snelweg door de stad lopen, maar bij ons
omgeving omgaan, dragen daar allemaal aan bij.’
is dat massaal toegepast. Alles is ontworpen om de automobilist te plezieren. Amerikaanse beleidsmakers zouden eens moeten nadenken over jullie
Wat kunt u in dit verband zeggen over steden
idee van een kilometervergoeding per gereden kilometer op de snelweg.
als Detroit, die geconfronteerd worden met
Dus in mijn boek stel ik inderdaad dat het federale overheidsbeleid in de
een enorm verval als gevolg van economische
Verenigde Staten tussen 1946 en nu antistedelijk beleid is geweest.
herstructureringen? Gaan deze steden het zelfstandig redden of hebben ze hulp nodig
Eén van de thema’s waar wetenschappers aan beide zijden van de
van de nationale overheid?
Atlantische Oceaan zich mee bezighouden is de introductie van
‘Steden als Detroit, Cleveland, Saint Louis en
middeninkomensgroepen in probleemwijken.
zelfs grote steden als Philadelphia hebben grote
Hoe kijkt u daar tegenaan? Kunt u iets zeggen over de effecten?
problemen. Anders dan in Nederland is er bij
‘Samen met Sako Musterd en Robert Sampson van Harvard organiseer ik
ons nauwelijks sprake van een stedelijk beleid op
een conferentie over dit thema voor het Centre for Urban Studies van de
nationaal niveau. Zelfs de regering-Clinton heeft
UvA. We willen onderzoeksresultaten vergelijken en onze jonge weten-
geen strategie in die richting ontwikkeld.
schappers de gelegenheid geven met elkaar in contact te komen. Het is
De regering van Obama financiert een aantal
een goed voorbeeld van een trans-Atlantische samenwerking. Waar het
interessante pilotprojecten van tussen de tien tot
gaat om huisvesting voor de middeninkomens pakt elke stad het weer
twintig miljoen dollar. Als Obama er ooit genoeg
anders aan. In Chicago is 25 procent van de woningvoorraad afgebroken
stemmen voor weet te vinden in het Congress,
en vervangen door woningen voor gezinnen met een middeninkomen.
zouden deze zich wellicht tot een nationaal model
Onder de woningen die zijn afgebroken bevonden zich ook de Robert Tay-
kunnen ontwikkelen. Een voorbeeld van zo’n pro-
lor Homes, flats van zestien verdiepingen die meer weg hadden van een
ject is een programma om scholen in de binnen-
gevangenis, vergelijkbaar met jullie Bijlmerflats. In dat opzicht is het beeld
stad en maatschappelijke organisaties meer met
in de steden enorm veranderd. Wat betreft het effect op de wijken: je
elkaar in contact te brengen. Een ander voorbeeld
kunt niet verwachten dat de nieuwkomers een vriendschappelijke relatie
is Transit Oriented Development, een project
aanknopen met de mensen die er al woonden. Maar in de meeste gevallen
waarbij woningbouw en andere infrastructurele
zal hun komst een positief effect hebben op de reputatie van de buurt. De
investeringen beter op elkaar worden afgestemd,
nieuwkomers zijn soms in staat meer lokale voorzieningen te bepleiten. En
daar kan de hele populatie in de wijk van profiteren, bijvoorbeeld wanneer een lokaal metrostation wordt opgeknapt of er meer winkels in de wijk komen. Sommige wetenschappers hebben als tegenargument dat het verplaatsen van arme huishoudens ertoe kan leiden dat ze minder goed vertegenwoordigd zijn waardoor hun politieke invloed wordt ondermijnd. En in de middenklasse is men altijd bang dat de komst van lagere-inkomensgroepen de wijk naar een gevaarlijk omslagpunt kan duwen. Maar uit ons onderzoek is niet gebleken dat dit daadwerkelijk het geval is. Het gaat hier meer om burgerlijke onrust.’ Een ander thema dat u aansnijdt in uw recente artikel ‘The Dutch Orange and the Big Apple’, waarin u Nederland met de stad New York vergelijkt, is de noodzaak dat de overheid meer ‘vanaf de onderkant’ te werk gaat. In Nederland is stadplanning lange tijd van bovenaf opgelegd in de vorm van blauwdrukken. Hoe doet Amerika het op dat punt? ‘Sinds de War on Poverty die in de jaren zestig begon, hebben de Verenigde Staten vijftig jaar ervaring kunnen opdoen met burgerlijke betrokkenheid. We hebben talloze manieren ontwikkeld om betrokken te zijn, al zijn sommige organisaties die voor dit doel zijn opgericht soms wat bureaucratisch en te veel naar binnen gericht. Maar als mensen het gevoel hebben dat ze door een bepaalde ontwikkeling worden benadeeld, kunnen ze in principe hun stem laten horen.’ Ten slotte wil ik het hebben over de rol van woningcorporaties in de stedelijke omgeving. In Nederland is er een voortdurend debat gaande over de vraag in welke mate woningcorporaties zouden moeten bijdragen aan de kwaliteit van de woningen en het wonen zelf. Hoe doen hun Amerikaanse tegenhangers het? ‘Onze woningcorporaties zijn kleiner, kennen niet zo’n lange geschiedenis en ze zijn vaak gelieerd aan een specifieke lokale belangengroepering, zoals een kerk. Toch spelen ze een belangrijke rol in de kwaliteit van onze wijken. In New York hebben de burgemeesters de afgelopen decennia miljarden dollars in betaalbare woningen gestoken. Burgemeester Bloomberg heeft woningbouw tot speerpunt van zijn beleid gemaakt. Meestal gaat het om woningen voor de lage middeninkomens. Niemand bouwt huizen voor de mensen die echt arm zijn. Die groep moet zich redden met de bestaande sociale huurwoningvoorraad. Gedurende de afgelopen twintig jaar zijn er in dat segment geen woningen bij gebouwd. Maar zoals ik al eerder heb gezegd: elke stad heeft op dit punt zijn eigen aanpak.’
084
WIJKEN EN WEGEN
AANPAK VAN DE WIJK GEBIEDSGERICHT WERKEN
5
086
WIJKEN EN WEGEN
Dicht bij jezelf blijven in de wijk Taco Brandsen Liesbeth Collignon Mark Rouw
Gebiedsgerichte aanpak als persoonlijke opgave De gebiedsgerichte aanpak is in een impasse beland. Er wordt veel onderzoek naar wijkaanpak verricht, maar de toepassing is een probleem. Hoe kan het gat tussen de steeds maar verder voortschrijdende inzichten en de praktijk worden gedicht? Dit essay is een pleidooi voor een hernieuwde nadruk op initiatief van onderop. Een succesvolle aanpak mobiliseert de aanwezige krachten en sluit aan bij initiatieven die er reeds zijn. Het gaat om personalisering, kleinschaligheid en lokale kennis. De gebiedsgerichte aanpak als persoonlijke zoektocht die ieder voor zich moet ondergaan.
In 2009-2010 ontwikkelden de Radboud Universiteit Nijmegen en
Maar daarna blijkt dat diens medewerkers de
Partners+Pröpper gezamenlijk een methodiek voor de integrale gebiedsge-
afspraak niet uitvoeren.
richte aanpak (die tot voor kort bekend stond als de ‘wijkaanpak’).
Bijkomend probleem is dat partijen op verschillende schaalniveaus werken. Voor sommige
Dat was dapperder dan het nu lijkt. Er waren reeds vele studies over ge-
organisaties (zoals basisscholen) is de wijk het
schreven. Deze verbeterden weliswaar het inzicht in de praktijk,
natuurlijke schaalniveau. Voor anderen is dat
maar leidden ook tot een zekere kennisverzadiging. Oftewel een gevoel
schaalniveau echter slechts een administratieve
dat meer informatie steeds minder oplevert. De problemen waren goed
eenheid of een werkgebied binnen een groter
in beeld gebracht, maar we slaagden er niet de verworven inzichten om te
geheel, zoals bij woningcorporaties en zorginstel-
zetten naar een wezenlijke verbetering van de integrale aanpak van wijken
lingen. Voor weer anderen (zoals bewoners) is
en buurten. Daarin lag de opgave van de nieuwe methodiek: dichten van
een wijk juist veel te groot. Hun belevingswereld
het gat tussen voortschrijdend inzicht en de praktijk. Dat was niet een-
is eerder de buurt of straat.
voudig, want het ging om méér dan simpelweg een paar vuistregels of richtlijnen. Een gebiedsgerichte aanpak is te ingewikkeld om even af te
Onvoldoende herkenbaarheid
‘vinken’. Een buurt of wijk is immers geen braakliggend terrein, maar een
Een gebied is niet zozeer een statische eenheid,
levend ecosysteem waarover niemand het overzicht heeft. Ieder moet zelf
als wel een levend ecosysteem. De wijkaanpak in
dit gebied verkennen, de sociale en fysieke plattegrond invullen en keuzes
het verleden kwam soms overeen met de werk-
maken over zijn eigen pad. Een methodiek kan geen routekaart zijn, hooguit
wijze van kolonisten. Zij wilden beschaving naar
een kompas.
een land brengen – ook als daar al beschavingen
Belemmeringen voor succes
bestonden. De integrale gebiedsgerichte aanpak boet dan rap in aan effectiviteit en draagvlak. Er wordt onvoldoende gebruik gemaakt van reeds
Er zijn vele problemen die de samenwerking binnen buurten en wijken belemmeren. En daarmee een integrale aanpak van de buurten en wijken in de weg staan. We noemen de meest hardnekkige:
bestaande sociale structuren en de kennis van het terrein die daar aanwezig is. Het is veel effectiever als bewoners zaken doorvertellen. Al is het alleen al voor de bekendmaking van initiatieven
Onduidelijke verwachtingen
en de verspreiding van informatie. Mooier is het
Om te beginnen: wat kunnen we van een integrale, gebiedsgerichte aanpak
wanneer bewoners sociale controle op uit elkaar
verwachten? Dat is lang niet altijd duidelijk. In een wijk of buurt komt een
uitoefenen, zodat regels effectiever worden nage-
aantal grote maatschappelijke ontwikkelingen en problemen samen. Denk
leefd. En nog mooier is het, als bewoners zelf initi-
aan verval van traditionele sociale bindingen en gezagsverhoudingen,
atieven gaan nemen om hun wijk te verbeteren.
bureaucratisering, integratie van nieuwe groepen, verschuivingen in de arbeidsmarkt, veranderingen in de maatschappelijke cultuur. De vraag is
Gebrek aan continuïteit
ook in hoeverre zulke grote vraagstukken door een gebiedsgerichte aanpak
Gebiedsgerichte projecten hebben vaak een
kunnen worden opgelost. Eenzelfde probleem speelt op organisatieniveau.
tijdelijke financiering. Veel initiatieven renderen
Wat moet de precieze bijdrage van een organisatie aan de gebiedsgerichte
echter pas, als ze over een langere periode wor-
aanpak zijn? Wordt het succes of falen van de wijkaanpak afgemeten aan
den voortgezet. Dat geldt met name voor pogin-
álles wat in wijken plaatsvindt, dan wordt het moeilijk er zinnige uitspraken
gen om duurzame verbindingen tussen instanties
over te doen.
en burgers op te bouwen. De welzijnswerker die na twee jaar investeren eindelijk een netwerk
Te weinig draagvlak
heeft opgebouwd wordt overgeplaatst of ontsla-
Een tweede probleem is de samenwerking tussen de in een gebied werkza-
gen omdat een nieuwe gebiedsmanager ‘toch op
me organisaties. Integraal werken lukt vaak niet doordat het overleg tussen
een ander thema wil insteken’. Zo verdwijnt het
organisaties niet van de grond komt. Een nog hardnekkiger probleem is dat
gezicht van de organisatie.
de samenwerking binnen organisaties strandt. In eerste instantie zijn afspraken gemaakt tussen vertegenwoordigers van verschillende organisaties. Neem bijvoorbeeld een afspraak met een bestuurder.
088
WIJKEN EN WEGEN
Een alternatieve aanpak
Liefde voor het kleinschalige Het verkennen van dat wat al bestaat vraagt om waardering voor het
De hierboven beschreven aanpak heeft tot een
unieke en het kleinschalige. Veel kansrijke initiatieven worden gedreven
impasse in het verbeteren van wijken geleid. We
van onderop, door één of enkele sleutelpersonen. Dit zijn personen met
komen niet verder. Hoe kan het anders en beter?
toevallig de juiste combinatie van vaardigheden. Zij hebben het doorzet-
Hieronder geven we kort de kern van onze alter-
tingsvermogen om op kleine schaal veel te bereiken. Hun werk is vaak
natieve aanpak weer:
slechts beperkt reproduceerbaar, omdat het nauw samenhangt met de individuen. Toch is het de optelsom van dit soort initiatieven die gezamenlijk
Personalisering als strategie
een wijk naar boven trekt en als zelfcorrigerend mechanisme functioneert.
Genoemde problemen zijn welbekend. Ze zijn
Instanties moeten leren met dit kleinschalige om te gaan – niet negeren,
dermate geworteld in de structuren van beleid
maar ook niet doodknuffelen. Er bestaat geen model voor.
en organisaties, dat ze onoverkomelijk lijken. De
We zijn prachtige projecten tegengekomen, bijvoorbeeld voor de re-inte-
enige oplossing: radicaal breken met traditionele
gratie van langdurig werklozen, die misschien twintig mensen aan de slag
denkwijzen. We moeten met andere ogen naar de
helpen. De reactie die men dan ontmoet: ‘Maar wat als er twintigduizend
problematiek leren kijken. De verschillende pro-
langdurig werklozen in de stad zijn?’ Of deze: ‘Wat heb je aan een initia-
blemen hebben één gemeenschappelijke noemer,
tief, als het niet kan worden “uitgerold” naar andere plekken?’ Misschien
namelijk een spanning tussen persoonlijke binding
zijn het logische reacties, maar ze zijn dodelijk voor vernieuwing en eigen
en energie enerzijds en de werking van formele
verantwoordelijkheid. Onze conclusie: veel kleine lampjes maken veel licht.
structuren anderzijds. Iedereen denkt intuïtief te weten wat er moet gebeuren, maar slaagt er niet
Gebruik lokale kennis
in dat te vertalen naar formele doelstellingen. Wie
Wie effectief wil werken in deze omgeving en een eigen koers wil vinden,
overtuigd raakt van het belang van de gebiedsge-
moet eerst het terrein leren kennen. Dat kan door zelf op pad te gaan en
richte aanpak, loopt binnen zijn organisatie stuk
informatie te verzamelen, bijvoorbeeld door huisbezoeken te verrichten.
op institutionele belangen. Mensen vertrouwen
Maar dergelijke zoektochten zijn zeer arbeidsintensief en vormen vaak
geen organisaties, maar personen. En organisa-
slechts een momentopname. Effectiever is het zoeken naar die perso-
ties zijn weliswaar permanent aanwezig in de wijk,
nen in een omgeving, waar de informatie van nature heen stroomt. Daar
maar door persoonswisselingen hebben ze geen
kunnen signalen al in een vroeg stadium opgevangen worden. Dat kun-
gezicht. Als dat de wortel van het vraagstuk is,
nen individuele burgers, professionals of lokale ondernemers zijn. In het
ligt daar dan niet ook het begin van de oplossing?
verlengde daarvan moet zicht ontstaan op de ‘sociale plattegrond’ van
De aanpak moet, veel meer dan voorheen, van
een gebied. Vertrouwensbanden worden niet op commando gecreëerd.
onderop worden vormgegeven. In Nederlandse
Probeer er achter te komen waar deze vorm van sociaal kapitaal reeds
wijken en buurten is een schat aan denk- en werk-
bestaat. Onder bewoners, tussen en binnen organisaties. Daarnaast kun-
kracht aanwezig, die onvoldoende wordt benut.
nen organisaties zelf investeren in lokale wijsheid, door professionals
Er zijn vele organisaties actief, elk met specialis
langer en beter zichtbaar in de wijk actief te laten zijn.
tische kennis en professionele krachten. Onder de bewoners zijn er actieve individuen en sociale
Verbindende personen en plaatsen
netwerken; zij willen zich inzetten voor een betere
Het proces van personalisering dat van belang is richting bewoners, is ook
buurt. Een succesvolle aanpak mobiliseert deze
essentieel om organisatorische obstakels te doorbreken. Onderzoek wijst
krachten en sluit aan bij initiatieven die er reeds
daarvoor consequent op het belang van sleutelpersonen. Niet alleen in de
zijn. Externe middelen kunnen daarbij een duwtje
buurt, maar ook binnen organisaties. Deze zorgen ervoor dat processen
in de rug geven. Ze moeten (en kunnen) echter
op elkaar aansluiten, dat personen elkaar vinden, dat er aandacht blijft
niet doorslaggevend zijn.
bestaan voor afstemming of dat dilemma’s op het juiste moment worden aangepakt. Zij kunnen met een zekere onafhankelijkheid over schotjes heen springen en tussen kamers heen en weer wandelen. Daardoor dragen ze bij aan een continue wisselwerking tussen straat, werkvloer en bestuur. De keuze van de juiste personen verdient dan ook tijd en aandacht. Het vereist ook ruimte om mensen met uitgebreide sociale netwerken in en
rond een gebied langdurig op hun plek te laten. Dergelijke verbindende personen bevinden zich ook buiten organisaties. Zo wordt vaak gewezen op het belang van (kleine) lokale middenstanders. Simpelweg door hun aanwezigheid en hun directe belang bij een veilige, schone omgeving kunnen zij belangrijke ambassadeurs zijn van de wijkaanpak. Even belangrijk is dat er plekken zijn, waar bewoners elkaar kunnen ontmoeten. Niet alleen georganiseerde ontmoetingen (bijvoorbeeld een bijeenkomst in een buurthuis), maar ook spontane interacties (bijvoorbeeld een praatje in de supermarkt). Ook hier geldt weer dat de lokale middenstand een rol kan spelen. Winkels en buurtcafés zijn bij uitstek plaatsen waar mensen samenkomen. Daarnaast zijn scholen belangrijke sociale ontmoetingsplek-
Over de auteurs Taco Brandsen is hoogleraar bestuurskunde aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Liesbeth Collignon werkte tot juli 2011 als adviseur/ onderzoeker bij Partners+Pröpper. Mark Rouw is Manager Jeugd, Veiligheid en Leefbaarheid bij Partners+Pröpper
ken, die meer benut kunnen worden. Tijdelijkheid en houdbaarheid Initiatieven hebben over het algemeen een beperkte houdbaarheidsduur. Worden ze langer voortgezet, dan verzuren ze. Bewonersoverleg is een typisch voorbeeld. Trajecten moeten een duidelijk eindpunt hebben. De opgave is een evenwicht te vinden tussen de continuïteit – noodzakelijk
Meer informatie Deze bijdrage is een ingekorte versie van een eerder gepubliceerd, gelijknamig essay. Het verwoordt de visie achter de benadering van de onderzoekers en is gebaseerd op de volgende informatiebronnen:
om het eerder genoemde sociaal kapitaal op te bouwen – en de tijdelijkheid die arrangementen vitaal houdt.
Naar een realistische aanpak Een hernieuwde nadruk op initiatief van onderop kan de integrale gebiedsgerichte aanpak een nieuwe vitaliteit geven. Personalisering, kleinschaligheid en lokale kennis zijn essentieel om de huidige impasse te doorbreken.
- Een uitgebreid onderzoek naar eerder verschenen rapporten rond dit thema; - een aanvullende studie van succesvolle voorbeelden van de integrale gebiedsgerichte aanpak, bestaande uit veertig interviews in vier Nederlandse wijken; VI¾IGXMIFMNIIROSQWXIRFMRRIRLIXRIX[IVOZER Platvorm Corpovenista.
Vanuit deze basis kan een constructief samenspel tussen alle betrokkenen worden vormgegeven. Ieder moet hierbij blijven nadenken welke bijdrage anderen aan de aanpak kunnen leveren en wat hij of zij vanuit zijn expertise kan bereiken. Dat is een andere manier van plannen. Het lijkt op een zoektocht in een vreemd land. Het is geen bouwproces, waarbij alles zoveel mogelijk van tevoren moet vastliggen. Een planmatige aanpak lijkt wellicht harder en realistischer, maar dan hoeven we slechts te wijzen op resultaten uit het verleden. We zijn er nauwelijks verder mee gekomen. De beslissende stap voorwaarts begint met een herwaardering van persoonlijke verantwoordelijkheid en de gedrevenheid om door te pakken. Zijn dat clichés? Misschien, maar algemene richtlijnen worden onvermijdelijk clichés en open deuren als ze niet concreet worden verwezenlijkt.
Vervangen door: Voor een meer uitgebreide beschrijving van onze bevindingen en overwegingen verwijzen wij naar het essay en de tussenrapportages op de website van Corpovenista, alsmede naar de daaruit voortgekomen discussie in het
Tijdschrift voor de Sociale Sector (december 2010-maart 2011). www.corpovenista.nl > Onderzoeksthema’s Platform Corpovenista > De organisatie van de wijkaanpak > Onderzoek 6.1: Hoe pakken we de wijk aan?
Wij kunnen geen radicaal nieuwe inzichten geven, die opeens tot een doorbraak in de gebiedsgerichte aanpak zullen leiden – en die inzichten zullen er ook niet komen. De wil moet er zijn om bestaande inzichten te verwezenlijken. Dat kan alleen vanuit intrinsieke motivatie en een weldoordachte, eigen koers. Juist dat maakt de gebiedsgerichte aanpak in de kern tot een persoonlijke opgave.
www.socialevraagstukken.nl > Dossiers > Falende wijkaanpak > De prachtwijken gaan er niet komen
090
WIJKEN EN WEGEN
Op weg met de gebiedsnavigator Betere samenwerking door juiste vragen te stellen
Problemen in wijken worden dikwijls en met wisselend succes geadresseerd met een integrale, gebiedsgerichte aanpak. Samenwerking blijft echter een lastig te nemen horde. De tijd is rijp om de aanpak een stap verder te brengen, met een praktische methodiek: de Gebiedsnavigator. Het is geen toverformule, maar een bron van inspiratie om effectief samen te werken. Centraal staan bestaande relaties, kennis en middelen, de persoonlijke energie van professionals en de inrichting van een constructief samenspel tussen betrokken partijen.
In het voorafgaande essay analyseren Taco Brandsen, Liesbeth Colliginon en Mark Rouw waarom de gebiedsgerichte aanpak in het ene geval wel slaagt en in het andere niet. Belangrijkste conclusie: de samenwerking tussen betrokken partijen vormt een groot obstakel. Vier probleemfactoren zijn benoemd, met één gemene deler: de tegenstelling tussen persoonlijke binding en energie enerzijds en formele structuren anderzijds. Een methodiek die de gebiedsgerichte aanpak een stap verder brengt, moet dan ook uitgaan van ‘het persoonlijke’, van herkenbaarheid. Samenwerking is een doorlopend proces van interactie en kritische zelfreflectie. Betrokkenen moeten met elkaar blijven nadenken over welke bijdrage zij èn de andere betrokkenen kunnen leveren. Dat vraagt om systematische gesprekken en elkaar de juiste vragen stellen. Maar hoe doe je dat? De Gebiedsnavigator helpt bij de afbakening van het gebied waarop de inzet wordt gericht. Ook maakt het de leefwereld inzichtelijk van iedereen die in het gebied woont, werkt en recreëert. Ten slotte helpt de navigator bij het inrichten van een integrale aanpak en het leveren van maatwerk per gebied.
Drie pijlers, vier stappen De Gebiedsnavigator kent drie pijlers. De eerste is het openen van
continu bezig met verkennen, plannen en evalue-
persoonlijke energie. Het draait daarbij om vragen als: waar krijg jij
ren. Tenslotte komt in vraag 4 de vraag: wat heb
energie van, vind je het leuk om andere professionals te ontmoeten en
je met de gebiedsgerichte aanpak gerealiseerd?
er mee samen te werken, hoe zit dat met de personen waarmee je samen-
Een evaluatie hoeft niet altijd een diepgaand
werkt en hoe kan je daar op inspelen? Stel deze vragen aan jezelf, maar
onderzoek te zijn. Intervisie of een zelfanalyse
ook aan de anderen in het team.
met een projectteam in een middag kunnen veel
De tweede pijler is het inrichten van constructief samenspel. Dit vraagt,
nuttige informatie opleveren.
om te beginnen, om rust en ruimte om na te denken en ideeën te laten ontstaan. Daarnaast moet er sprake zijn van vrijheid, tijd en ruimte om
Batterij aan vragen
ideeën in te brengen. Het draait hier dus om openheid en een goede sfeer,
Voor alle pijlers en stappen draagt de Gebiedsna-
waarin mensen gemotiveerd worden om samen iets op te bouwen.
vigator vele vragen aan die betrokkenen, door ze
Belangrijke bouwstenen zijn verbindende communicatie, een passende
te beantwoorden, op weg helpen om de integrale
werkvorm, het (be)vestigen van commitment, het voeden van het proces
aanpak succesvol uitvoerbaar te maken. Het
met energie en hulpmiddelen en ten slotte buiten de gebaande paden
instrument vormt daarmee een ware vragenbat-
durven treden.
terij, maar dat doet recht aan de complexiteit die
Pijler nummer drie, het inrichten van een cockpit, bestaat uit vier stap-
nu eenmaal kleeft aan problemen in de wijken.
pen: verkennen, ontwerpen, uitvoeren en evalueren. De verkennende stap
De andere kant van de Gebiedsnavigator is dat
houdt in dat je probeert aan te sluiten op reeds aanwezige sleutelperso-
het betrokkenen een volledig praktisch handvat
nen (bewoners en professionals), overlegvormen, netwerken, lopende
biedt om samen effectief te zijn. Dat leidt tot min-
initiatieven en recente kennis over de stand van zaken in de wijk.
der doublures, de bundeling van krachten,
Vervolgens beantwoord je tien vragen:
besparing op kosten en meer resultaten met minder middelen.
- Wat is de opgave; - langs welke weg kan de opgave gerealiseerd worden; - is realisatie van de opgave afhankelijk van de inzet van derden; - welke partijen zijn in beeld; - wat leer ik als ik kijk vanuit het perspectief van de andere partijen; - wat is de betekenis van deze partijen voor het realiseren van de opgave; - wat is de gemeenschappelijke noemer en wat zijn de verschillen bij de start van het proces; - is er een basis voor samenwerking c.q. is interactief werken van toepassing; - wat zijn de procesdoelen; - wat is de stand van zaken en wat is er tot nu toe bereikt? Werken met tegenstellingen In de ontwerpende stap wordt aan de hand van tegenstellingen gewerkt, om daarmee de wijkstrategie scherper te krijgen. Denk aan top-down versus bottom-up, zelfdoen en loslaten, tijd nemen en daadkracht. Je hoeft niet voor één van de uitersten te kiezen, schuiven stellen mag ook. Aan de hand van de uitkomsten worden inhoudelijke aanpak, de strategie richting partijen en de procesaanpak bepaald. Tijdens stap 3 – realiseren – ga je gericht aan de slag met het uitvoeren van het plan van aanpak. Het plan op papier geeft houvast, maar permanente improvisatie blijft nodig en wenselijk. Tijdens het realiseren blijf je
Meer informatie Dit artikel is gebaseerd op het onderzoek ‘Een methode voor gebiedsgericht werken’ van Partners+Pröpper (Jurgen de Jong en Mark Rouw) en de Radboud Universiteit (Taco Brandsen en Jan-Kees Helderman). Zie voor het volledige onderzoek: www.corpovenista.nl > Onderzoeksthema’s Platform Corpovenista > De organisatie van de wijkaanpak.
092
WIJKEN EN WEGEN
VERKENNEN
‘REFLECTIE OP DE EIGEN PROFESSIE’ DE WIJKNAVIGATOR
EVALUEREN
PLANNEN
Wouter Rohde, Woonbron Directeur Strategie
REALISEREN
‘Bij Woonbron werken wij momenteel niet met de Gebiedsnavigator. Dat komt omdat onze wijkaanpakken al uitgedetailleerd zijn. We maken daarbij gebruik van een ander model en willen onze medewerkers niet overstelpen met teveel verschillende methodieken. Maar dat wil niet zeggen dat we de Gebiedsnavigator in de nabije toekomst
INRICHTEN VAN DE COCKPIT
niet gaan inzetten. Vanwege de bezuinigingen moeten we ons beleid bijstellen. De Gebiedsnavigator is een mooi instrument om te evalueren wat we tot nu toe gedaan hebben. De vragen die het aanreikt, vormen een middel om de
MET ENERGIE SAMEN AAN DE SLAG INRICHTEN CONSTRUCTIEF SAMENSPEL
geesten losser te maken. Het raakt aan veel aspecten van gebiedsgericht werken en zal ons helpen om keuzes te
OPENEN PERSOONLIJKE ENERGIE
maken voor een nieuwe strategie.’ ‘De onderzoekers hebben goed werk verricht. Ze maken duidelijk dat gebiedsgericht werken een kwestie is van het nemen van veel kleine stapjes om tot iets moois te komen. En dus niet van één blauwdruk die tot een grote verande-
BIJDRAGEN AAN DE WIJK
ring moet leiden. In één moeite door hebben ze daar een
SAMEN MET ANDEREN MENSEN
methode voor ontwikkeld, zodat je er in praktische zin ook
ORGANISATIE WAARIN JE WERKT
echt mee aan de slag kunt. De bijbehorende vragenlijsten zorgen ervoor dat alle betrokkenen reflecteren op hun eigen
OPENEN PERSOONLIJKE ENERGIE PERSOONLIJKE DRIJFVEREN
professie en zich niet meteen laten meeslepen door hun eerste ingevingen. Dat begint al met de eerste vraag, over
PERSOONLIJKE OMGEVING
de opgave. Het is een aspect dat vaak onderschat wordt. De
PERSOONLIJKE KENMERKEN
Gebiedsnavigator draagt er toe bij dat je het met zijn allen eens bent over wat er te doen staat. Zo voorkom je dat je langs elkaar heen werkt. Dat is, zeker als je over de grenzen van je eigen organisatie heen werkt, van groot belang.’
VERBINDENDE COMMUNICATIE OUT OF THE BOX DENKEN
PASSENDE WERKVORM
STIMULEREN CONSTUCTIEF SAMENSPEL CAPACITEIT MIDDELEN KENNIS
COMMITMENT
‘NAVIGATOR BRENGT ‘ONDERKANT’ IN HET VIZIER’
‘EEN DENKMODEL VOOR DOENERS’ Koj Koning, Woonbedrijf Districtsmanager Tongelre
Riks Helder, Ymere Strategisch adviseur
‘In gebiedsgerichte projecten werk je eigenlijk altijd samen met andere partijen. Op de vraag waarom zo’n samenwer-
‘Corporaties zijn al geruime tijd bezig met gebiedsgericht
king goed of slecht verloopt, krijg je vaak als standaard
werken. Dat doen we vanuit onze professionaliteit en met de
opmerking: ‘dat ligt aan de mensen, of ze wel of niet een
beste bedoelingen. Daarbij hebben wij de neiging om vooral
klik met elkaar hebben’. Maar zo simpel en plat kan het toch
te kijken naar wat wij denken dat nodig is. Maar we moeten
niet zijn? Vanuit die vraag is de Gebiedsnavigator ontwik-
het eigenlijk omdraaien: waar hebben de bewoners behoefte
keld. Het zet je aan om met elkaar vanuit niet-onderbouwde
aan? Bewegingen moeten niet op gang komen van bovenaf,
veronderstellingen, emoties en andere wolligheid tot scherp-
maar van onderop. Vervolgens moeten wij bekijken hoe wij
te te komen. De batterij aan vragen die de navigator stelt,
dat kunnen ondersteunen. Dat is waar de Gebiedsnavigator
zie ik niet als overdaad maar als een hulpmiddel dat je aan
je op wijst. En door middel van de aangereikte vragen helpt
het denken zet. Er gebeurt iets in je hoofd, je gaat op zoek
het je om bij wijkprojecten steeds in het oog te houden voor
naar wat je vanuit je eigen rol in een project belangrijk vind.
wie je het doet. Daar moet je ook strak in zijn. De praktijk
Op die manier komen alle betrokkenen sterker in de discus-
heeft vaak uitgewezen dat projecten anders uit je handen
sie te staan en ben je in staat om samen te formuleren wat
glippen. De Gebiedsnavigator brengt de beweging van on-
de gezamenlijke doelen zijn.’
derop in het vizier én houdt je bij de les.’ ‘Bij Woonbedrijf hebben wij de navigator in een fictieve ‘Jammer genoeg zijn we er bij Ymere niet aan toegekomen
setting uitgeprobeerd. Dat verliep prima. Momenteel wordt
om met de navigator aan de slag te gaan. Dat heeft te maken
het ingezet in een daadwerkelijk project. Ook dat gaat goed,
met organisatorische, budgettaire en planmatige omstan-
maar de begeleiding vanuit Partners+Pröpper is er nog
digheden. Maar we hebben er wel workshops aan gewijd en
wel bij nodig. De Gebiedsnavigator is een denkmodel voor
herhalen dat waarschijnlijk nog een keer. Want het gedachte-
doeners; de mensen die met hun poten in de wijk staan. Het
goed van de navigator heeft invloed op onze interne discus-
beantwoorden van de batterij vragen uit de navigator is niet
sies. Mede in verband met de nodige bezuinigingen kijken
hun ding en dus even wennen. Dat zal naar mijn mening ech-
we naar de effectiviteit van onze projecten. Daarin staat
ter wel de moeite waard zijn. We willen pas in een samenwer-
centraal dat we niet willen denken vanuit Ymere, maar van-
king stappen als partijen van zichzelf en van elkaar begrijpen
uit de wijk. Wat is zinvol voor de bewoners? De Gebiedsna-
wat ze willen bereiken en waarom.’
vigator stimuleert en geeft handvatten om initiatieven uit de buurten op een professionele manier te ontdekken en
‘Sommige vragen uit de navigator lijken misschien een open
te ondersteunen in plaats van verloren te laten gaan. Dat
deur. Toch is het goed ze te stellen. Want wat voor de ene
geeft zowel Ymere als de bewoners meer perspectief en
partij vanzelfsprekend is, kan voor de ander volkomen nieuw
ontwikkelmogelijkheden op de langere termijn; dat is sociale
zijn. Bovendien kan het helpen om over iets door te praten.
duurzaamheid. Als professionals denken wij te vaak vanuit
Waar de één bijvoorbeeld denkt dat hij aan een uurtje praten
bestaande structuren. De Gebiedsnavigator helpt je om er
met een lokale sleutelfiguur wel genoeg heeft, kan de ander
net even anders naar te kijken. Bij ons niet als geadopteerd
daar heel anders over denken! In die zin is de Gebiedsnaviga-
instrument, maar wel als invloedrijke bron van inspiratie.’
tor eigenlijk een soort reality check. Het dwingt je om voor jezelf alles scherper te krijgen. Zo vormt het een correctie op je eigen instinctieve inzichten.’
094
WIJKEN EN WEGEN
Benodigd: een lenige organisatie
Alternatief voor reorganisatie Niet iedere corporatie kiest ervoor om er een reorganisatie tegenaan gooien om gebiedsgericht werken optimaal te faciliteren. Aan de andere kant mag wel verwacht worden dat de wijkopgave ook organisatorisch serieus genomen wordt. Het gaat om het wel en wee van bewoners en in elk initiatief worden – goed georganiseerd of niet – geld, tijd en energie gestoken. Gelukkig is er een alternatief voor een reorganisatie. Of een corporatie nu functioneel, geografisch of hybride
Zo werkt een corporatie gebiedsgericht
georganiseerd is, met zogenaamde aanvullende coördinatiemechanismen kunnen effectiviteit en efficiëntie van gebiedsgericht werken sterk verbeterd worden. Corporaties zien die mechanismen nog vaak als lapmiddelen en kennen er binnen de organisatie niet voldoende waarde aan toe. Te snel wordt alleen gekeken naar competenties en houding van mensen (lijnmanagers, project- en programmamanagers) als panacee
Corporaties zijn meestal functioneel of geografisch georganiseerd. Dat vormt geen ideaal kader voor gebiedsgericht werken. Als corporaties er aanvullende coördinerende mechanismen voor inbouwen, zal gebiedsgericht werken effectiever en efficiënter verlopen. In een tijd waarin middelen schaarser en kosten bespaard moeten worden, is dit urgenter dan ooit.
voor problemen die voortvloeien uit de organisatiestructuur. ‘De structuur maakt niet uit, het gaat om de mensen die het doen,’ wordt dan gezegd. Dat is te gemakkelijk. Het is de moeite waard om projectmatig en programmatisch werken een volwaardige plek in de organisatie te geven.
Veel corporaties hebben in het vorige decennium, op instigatie van de gemeentelijke overheid en/of uit eigen overtuiging, de wijkaanpak omarmd. Projecten ten behoeve van leefbaarheid, veiligheid, sociale stijging en andere doelstellingen schoten als paddenstoelen uit de grond. Toch was deze opgave in strategisch opzicht niet van voldoende belang om er ook de organisatiestructuur op (her) in te richten. Corporaties zijn, om bedrijfseconomische of historische redenen, meestal functioneel, geografisch of in een tussenvorm georganiseerd. Daar zit onmiskenbaar een zekere logica achter en is vanwege die logica begrijpelijk. Maar deze structuur maakt het moeilijker om gebiedsgerichte opgaven op de juiste manier op te pakken. De inzet van de juiste mensen en ook de sturing blijken dan lastig te organiseren. Medewerkers die op gebiedsniveau knopen zouden moeten doorhakken, ontbreekt het aan beslissingsbevoegdheid. De wijze waarop opgeschaald moet worden, is onduidelijk en/of neemt veel tijd in beslag. Ook is het lastig kennis en wijzen van aanpak uit te wisselen. Deze situatie komt de effectiviteit en efficiëntie van het gebiedsgericht werken niet ten goede.
Benodigd: aanvullende coordinerende mechanismen
096
WIJKEN EN WEGEN
Lenig worden Wat van corporaties gevraagd wordt, is lenigheid.
Slim werken is juist nu van belang
Ze moeten dermate flexibel zijn, dat ze binnen hun bestaande structuren de goede aanvullende mechanismen opnemen om gebiedsgerichte opgaven optimaal aan te pakken. Hoe word je zo lenig? In de eerste plaats door een programmaen projectorganisatie een volwaardige plek te geven in relatie tot de bestaande (lijn)organisatie. Bepaal niet alleen welke projecten worden uitgevoerd, maar ook hoe ze worden opgezet en
Slim werken
binnen welke kaders. Alleen zo kun je sturen op
Een reorganisatie om gebiedsgericht werken te optimaliseren, wordt niet
de kwaliteit van de uitvoering. Organiseer struc-
bepleit. Wel wordt een lans gebroken voor het aanpassen en vernieuwen
turele inbreng vanuit de wijken en de wijkteams
van de organisatie. Natuurlijk hebben corporaties in het huidige tijdsge-
en neem dit op in gebiedsvisies, die de inhoude-
wricht ook veel andere zaken aan hun hoofd. Veranderingen op de markt,
lijke basis vormen onder projectplannen. Een
EU-regels, eisen vanuit de nationale overheid en de daaruit voortkomende
centrale pool van project- en programmamana-
noodzaak tot kostenbesparingen vragen om de nodige aandacht die ook
gers kan uitgroeien tot een expertisecentrum
organisatorische effecten heeft. Dat neemt echter niet weg dat corpora-
waar iedereen van elkaars ervaringen leert.
ties, als leidende of ondersteunende partij, een rol willen blijven spelen
Zoek, bij voorkeur binnen de eigen gelederen,
in de wijkaanpak. Juist nu de middelen schaarser worden, is het zaak om
sleutelfiguren die projecten en programma’s
slim te werken. Lange tijd is er van alles gedaan om gebiedsgericht werken
in goede banen kunnen leiden. Selecteer ze op
invulling te geven. Maar echt goed doordacht was het vaak niet. De hierbo-
competenties als analytische kwaliteit, verbin-
ven geformuleerde aanbevelingen kunnen daar structureel een positieve
dingskracht en gevoel voor bestuurlijke en inter-
draai aan geven. Als je gebiedsgericht werkt, doe het dan goed. Breng
organisatorische verhoudingen, zodat ze intern
daarvoor intern de juiste, aanvullende coördinatiemechanismen aan. Dat
en extern op de juiste knoppen kunnen drukken.
maakt het ook mogelijk om de samenwerking met externe partijen een
Verzorg hiervoor waar nodig begeleiding en (bij)
nieuwe dimensie te geven. Binnen een programmatische aanpak kan alles
scholing. Al deze ingrepen maken het mogelijk
op elkaar afgestemd en aangesloten worden; sociale stijgingsprojecten op
om gebiedsgericht werken beter in te bedden in
bouw- en renovatieprojecten, projecten van gemeente op projecten van
de bestaande organisatiestructuur. Maar dat is
corporaties en andere partijen. Gebiedsgericht werken wordt daarmee
niet genoeg. Ook factoren als managementstijl,
effectiever en efficiënter. Dat verdienen de wijken èn de corporaties die er
bedrijfscultuur en systemen dienen open te staan
geld, tijd en energie in steken.
voor gebiedsgerichte projecten en programma’s. En juist als de organisatiestructuur er niet op is ingericht, is het des te noodzakelijker de inzet op gebiedsgericht werken wel in de strategie op te nemen. Daarmee formuleert een corporatie dat zij er hoe dan ook belang aan hecht, wat een steun in de rug betekent voor de medewerkers die ermee aan de slag gaan.
Een volwaardige plek in de organisatie
Meer informatie Dit artikel is gebaseerd op het onderzoek ‘Zo organiseert een corporatie gebiedsgericht Werken. Verkenning passende organisatievormen voor corporaties’ Magdeleen Sturm, Lysias Group (november 2010). Het rapport is te vinden op de website van Platform Corpovenista: www.corpovenista.nl > Onderzoeksthema’s Platform Corpovenista > De organisatie van de wijkaanpak > Onderzoek 6.2: gebiedsgericht werken en de organisatie van een corporatie.
Lefier wil werken aan een kansrijke omgeving
Lefier is actief partner in onze buurten, wijken en dorpen. We werken vanuit een heldere visie, wijk- en dorpsgericht en zijn in gesprek met onze bewoners. Waar het nodig is, leveren wij een bijdrage aan de leefbaarheid van buurten, wijken en dorpen. Waar het gaat om onze inzet zullen wij ons laten leiden door het principe dat mensen zelf leefbaarheid maken. We nemen het daarom niet over, maar kiezen voor activering. Leven in een kansrijke omgeving helpt mensen om hun mogelijkheden te benutten. Daarom hebben we naast de woning aandacht voor woonbeleving en inspiratie.
098
WIJKEN EN WEGEN
‘BEVESTIGING VAN DE INGESLAGEN WEG’
‘NOODGEDWONGEN AD HOC AANPAK WERKT OOK’
Marnix Wentink, Eigen Haard
Joyce Gödeke, Haag Wonen
Hoofd Concern- en Voorraadstrategie
Manager Personeels- en organisatieontwikkeling
‘Aanvankelijk hadden wij bij Eigen Haard geen
‘Het onderzoek naar de organisatie van gebiedsgericht werken is
aparte structuur voor gebiedsgericht werken.
ongeveer drie jaar geleden van start gegaan. In de tussentijd is er
We vlogen het vooral aan vanuit onze wijkaan-
nogal wat veranderd, voor de sector als geheel en voor onze cor-
pak, maar dachten op een gegeven moment: hier
poratie specifiek. De financiële plaatjes laten een ander beeld zien.
moeten we iets mee. Dat ging stap voor stap.
Wij hebben een andere directie gekregen die, door die gewijzigde
Eerst hadden we wijkteams en daarna een afde-
omstandigheden, juist weer meer op een functionele organisatie is
ling Gebiedsontwikkeling, die onder Strategie
gaan koersen. Dit betekent dat je innovatief moet zijn om ook nog
viel. Maar dat gaf nogal wat ruis. De lijnorganisa-
gebiedsgericht te kunnen opereren. Het onderzoek biedt handvat-
tie bleek te dominant te zijn om gebiedsgericht
ten om dit te doen. De conclusies lijken voor de hand te liggen,
werken genoeg ruimte te geven. Nu valt het
maar ze zijn nu wel onderbouwd. Projectmatig werken is een
onder onze ontwikkelingspoot. We hebben een
pleidooi waard. In eventuele discussies over dit onderwerp is dat
hulpconstructie aangebracht en die dwars op
nu gemakkelijker hard te maken.’
onze lijnorganisatie gezet. Er zijn nu wijkteams met een wijkstrategie en een wijkvisie. Zij wer-
‘Wij zouden graag, zoals het onderzoek aanbeveelt, structureel
ken in opdracht van de lijnorganisatie. Dat gaat
een projectorganisatie neerzetten. Gezien de omstandigheden is
beter, maar nog niet vlekkeloos. Het heeft denk
ons dat (nog) niet gegeven. Maar we slagen erin om vragen met
ik tijd nodig om zich te bewijzen. Bovendien zijn
betrekking tot gebiedsgericht werken ad hoc op te lossen. Zoals
ook de omstandigheden veranderd, bijvoorbeeld
het onderzoek vermeldt, is het daarbij van groot belang dat je
doordat projectensteun is komen te vervallen.
goed zicht hebt op de potentie van je medewerkers. Dat stelt ons
Wij buigen ons nu over de vragen welke rol wij
in staat om, indien nodig, de juiste mensen tijdelijk uit de organisa-
nu precies hebben en welke rol we willen spelen.’
tie te halen om een klus te klaren. Zij moeten over bepaalde competenties beschikken. Vooral analytisch vermogen en resultaat-
‘Terwijl het onderzoek liep, waren wij al bezig om
gerichtheid zijn belangrijk om zaken te vertalen naar een goede
binnen onze organisatie gebiedsgericht werken
oplossing. Door onze grondige beoordelingscyclus weten we wat
een goede plek te geven. De resultaten maken
we in huis hebben. Daardoor weten we precies wie de toppers zijn
duidelijk dat iedereen dezelfde problemen heeft
en wie nog moeten bijleren.’
met dit onderwerp. Afhankelijk van de structuur worden die op verschillende manieren opgelost.
‘Onze ad hoc benadering is niet ideaal, maar werkt meestal wel.
Als je regionaal georganiseerd bent, doe je dat
We hadden bijvoorbeeld problemen in enkele complexen, waar
anders dan wanneer je functioneel georgani-
een aanvankelijk toegezegde renovatie moest worden omgezet
seerd bent. Dat is ook logisch. Het onderzoek
in sloop. Begrijpelijkerwijs leidde dat tot onrust. Daar hebben we
levert misschien geen baanbrekende nieuwe
projectmatig enkele mensen op in kunnen zetten. Zij hebben de
inzichten op. Maar het bevestigt ons wel in de
onrust gekanaliseerd en werkbare plannen opgesteld om de sloop
door ons ingeslagen weg.’
voor alle partijen zo goed mogelijk te laten verlopen. Dankzij deze flexibiliteit slagen we erin om zoiets toch effectief en efficiënt aan te pakken. De kunst is voor ons om projecten zo kort mogelijk buiten de reguliere organisatie te laten lopen. We proberen het snel op te zetten en dan terug in de lijn te brengen. Bij Haag Wonen hebben we op diverse fronten nog wel een weg te gaan. Maar deze aanpak voor gebiedsgericht werken functioneert heel redelijk.’
‘HET IS NIET IETS WAT JE ERBIJ DOET’ Marie José Backx, Woonbedrijf Districtsmanager ‘Bij sommige organisaties, zoals diverse gemeentes, is gebiedsgericht werken ondergebracht in een aparte afdeling. Vanuit die afdeling maken ze afspraken met de medewerkers buiten en met de partijen met wie ze in een project samenwerken. Maar dat werkt niet. Het nakomen van hun eigen deel van de afspraken krijgen ze intern maar moeilijk voor elkaar, juist omdat ze een aparte afdeling vormen. Dat gaat ten koste van de slagvaardigheid. Gebiedsgericht werken is niet iets wat je erbij doet. Daarom hebben wij Woonbedrijf zeven jaar geleden onze hele organisatie gebiedsgericht ingericht. Ons motto is: we werken gebiedsgericht waar het kan, centraal waar het moet.’ ‘Toch bevat het onderzoek ook voor mij nuttige aanknopingspunten. Want ook al hebben wij gebiedsgericht werken al ingebed in onze organisatie, het loopt niet altijd zoals wij willen. Het onderzoek heeft mij vooral nog eens bewust gemaakt van de valkuil dat de gebieden zich kunnen ontpoppen tot eilandjes. Dan ben je alsnog los van elkaar dezelfde wielen aan het uitvinden. Het blijft van groot belang om voldoende intern te delen. Wij hebben dat gestructureerd in een tweewekelijkse bijeenkomst. Hier komen de districtsmanagers van de gebieden samen, om kennis en ervaringen uit te wisselen. Zo vergroten we de kwaliteit en de efficiëntie van onze inspanningen. Alleen door onze gebiedgerichte plannen met elkaar te delen, kunnen we voorkomen dat we op verschillende locaties dezelfde fouten maken. Of verschillende afspraken maken met dezelfde instanties.’ ‘Het onderzoek bevat haalbare aanbevelingen voor corporaties. Er is terecht van uit gegaan dat een volledige reorganisatie voor weinigen opportuun zal zijn. Nu staat er een praktisch verhaal, waarmee corporaties gebiedsgericht werken beter uit de verf kunnen laten komen.’
100
WIJKEN EN WEGEN
Iedereen kent ze wel, de blanke heren op leeftijd die in de bewonerscommissies de lakens uitdelen. Een uitvloeisel van de bewonersparticipatie die sinds de jaren zestig een grote vlucht heeft genomen. Bewoners werden steeds mondiger. Gemeentes en corporaties hadden wat uit te leggen als ze wat wilden doen in de wijk. Sterker nog: ze moesten luisteren en bewoners serieus betrekken bij het maken van plannen. De rokerige en volle zaaltjes halen we ons nog wel voor de geest. Het kon daar stevig aan toe gaan. Participatie werd steeds volwassener. Het werd ten slotte allemaal netjes vastgelegd (Overlegwet). Ook ontstonden steeds meer andere en lossere vormen van participatie. Nu dat er allemaal is, groeit de verwarring. Wat moeten we met de participatie – formeel en informeel? Past het nog wel op elkaar, naast elkaar? Gaat nog wel mee met zijn tijd, nu individualisering, informalisering van organisaties en de one-issuegerichtheid van mensen stevig aan de traditionele aanpak zagen? Waar moet het naartoe, in een tijd waarin juist corporaties zich zouden moeten legitimeren bij bewoners? Vragen die Platform Corpovenista prikkelden om participatie opnieuw op de agenda te zetten en te kijken waar we staan. Bureau Inicio maakte een inventarisatie, gevolgd door een workshop waarin de resultaten werden besproken. Twee deelnemers blikken terug en vooruit.
Van bewonerscommissie tot vuurkorfbijeenkomst Bewonersparticipatie wordt steeds informeler JUDITH VAN EL, HAAG WONEN ‘Corporaties moeten zo slim zijn om natuurlijke momenten te benutten’ ‘Voor een groot deel van onze bewoners blijken bewonerscommissies geen aanlokkelijke vehikels om met ons in gesprek te gaan. Ik zie dat als onderdeel van een maatschappelijke ontwikkeling. Op scholen voelen weinig ouders ervoor om lid te worden van de medezeggenschapsraad. Want als ze ergens mee zitten, stappen ze gewoon rechtstreeks op de docent af. Of neem vrijwilligerswerk: daar is vaak veel animo voor. Maar mensen doen dat wanneer het hen uitkomt en wanneer dat aansluit op hun interesses. Zo is het met veel bewoners ook. Er is een probleem, ze steken er tijd en energie in om het op te lossen en klaar. Wat ze meestal niet willen, is vier keer per jaar verplicht vergaderen en met notulen en afvinklijstjes in de weer zijn.’ De vorm staat vrij ‘Er is geen toverformule om formele en informele bewonersparticipatie tegen elkaar af te wegen of te vervlechten. Elke corporatie heeft een groep formeel betrokken bewoners. Het werk dat zij doen heeft zeker waarde. Samen met hen moet je een proces aangaan om te komen tot nieuwe vormen waar er ruimte is voor structurele en meer kortdurende vormen
van betrokkenheid. Wellicht hebben zij het gevoel dat er aan hun positie
aan te spreken. Per initiatief beoordelen we of en
gemorreld wordt. Daar moet je zorgvuldig en met respect mee omgaan.
hoe we ons daarvoor willen inspannen. Zo kan het
Tegelijkertijd moet je als corporatie zo slim zijn om natuurlijke momenten,
zinvol zijn om een keer tussen vier en half zeven
waarop bewoners betrokkenheid tonen, te benutten. Dat doet zich bijvoor-
ergens in een portiek te gaan staan om in- en uit-
beeld voor bij groot onderhoud. Bepaalde bewoners blijken geïnteresseerd
lopende bewoners vragen te stellen. We draaien
en willen meedenken. Die moet je daarna misschien als aanspreekpunt
projecten om kinderen mee te laten doen, of om
proberen vast te houden. De vorm waarin dat gebeurt, staat wat mij be-
een wijk drempelvrij te krijgen voor rolstoelen,
treft vrij. Formaliteit is geen doel op zich. Het doel is wel om bewoners
rollators, scootmobiels en kinderwagens. Soms
te betrekken op een manier die zij zelf als prettig ervaren.’
ontstaat iets vanuit bewoners zelf. Zoals een groep ouderen die met ons in gesprek wilde gaan
Waardedenken
over seniorenvoorzieningen in hun wijk. Met hen
‘De discussie over dit onderwerp binnen Corpovenista heeft interessante,
heb ik direct een rondje projecten gedaan, zodat
externe vergezichten opgeleverd. Zo kwam ook het “waardedenken” ter
ze konden zien wat we op dat gebied zoal doen. Ik
sprake. De vraag of mensen zich willen inzetten, hangt af van waar ze
geloof in dat soort organisch tot stand gekomen
waarde aan hechten. Sommige bewoners gaan er helemaal voor als zij
betrokkenheid.’
iets belangrijk vinden en er veel geoorloofd is. Andere handelen graag vanuit bestaande kaders en een omschreven taak. Daar zitten grote
Lamp aandraaien of vergaderen
verschillen tussen, waar je op in kunt spelen. Voor mij zijn dat waardevolle
‘Onder bewoners heb je doeners en denkers. Die
constateringen. Ze zijn confronterend, inspirerend en zetten je aan het
moet je op verschillende manieren benaderen.
denken. Het is hoe dan ook noodzakelijk om het gesprek over dit onder-
Zo hebben wij onze lampeniers; bewoners die
werp binnen corporaties en met bewoners periodiek gaande te houden.
waar nodig lampen aandraaien of vervangen. Die
Anders ga je over tot de orde van de dag en kom je er niet aan toe om
vinden het heerlijk om op die manier mee te doen.
dit met elkaar goed te regelen.’
Maar die moet je niet achter een vergadertafel zetten. Daar zijn weer andere bewoners voor, die zich daar wel op hun plaats voelen. Die kun je
ERIC LUGTMEIJER, PARTEON
daar dan dus ook voor benaderen. Zo kom je tot een mengvorm van formele en informele bewo-
‘Je hebt doeners en denkers’
nersparticipatie, met een diversiteit aan verschij-
‘Als corporatie heb je de neiging om vanuit de eigen organisatie, en dan
ningsvormen die recht doet aan de diversiteit aan
ook nog vanachter een bureau, plannen te bedenken. Dan loop je dubbel
bewoners. Het was nuttig om over dit onderwerp
risico dat het niet aansluit op waar werkelijk behoefte aan is. Je moet luis-
van gedachten te wisselen met collega’s van an-
teren naar de mensen voor wie je de plannen maakt. In ons geval zijn dat
dere corporaties. Nieuwe inzichten heeft het mij
de bewoners. Als je hen laat meedenken, krijg je simpelweg betere ideeën.
niet opgeleverd, maar het is wel een vliegwieltje
Bij Parteon draait de formele bewonersparticipatie behoorlijk goed. Het is
geweest om de gedachten over bewonerspartici-
een levendig geheel, dat vorig jaar op een haar na tot beste van Nederland
patie in beweging te houden.’
werd uitgeroepen. Ik vind dat we die formele participatie moeten behouden. Als directie vinden we het belangrijk, en we ondersteunen het. En ja, ook bij ons worden de huurdersverenigingen voornamelijk bevolkt door autochtone mannen van boven de vijftig. Maar van die beperkte representativiteit moet je niet zo’n punt maken. Dat is nu eenmaal zoals het is. Waar het om gaat, is dat deze bewoners er veel tijd en energie in steken om met ons mee te denken. Wij worden daar beter van.’ Vele kleuren ‘Naast die formele vorm van participatie willen we ook nieuwe vormen laten bestaan, in vele kleuren. Dat is nodig om andere groepen bewoners
Meer informatie De workshop van Platform Corpovenista over bewonersparticipatie heeft een bundel opgeleverd (‘Bewonersparticipatie: vastgeroest of lenig?). Deze is te vinden op de website: www.corpovenista.nl > onderzoeksthema’s Platform Corpovenista > 3. bewonersparticipatie. Hier zijn ook enkele essays over dit onderwerp in opgenomen geschreven in opdracht van het platform.
102
WIJKEN EN WEGEN
Kerntaak als maatwerk Debat over de toekomst van corporaties
Verschil maken Dat er geen overeenstemming bestaat over waar het met de woningcorporaties naartoe moet, blijkt al uit de probleemanalyse tijdens het atelier. Waar zit de werkelijke urgentie? Volgens Klaas Mulder van Laagland’advies is er geen sprake van een ‘terugkeer’ naar de kerntaken. Corporaties moeten veeleer kijken hoe ze het verschil kunnen maken voor de kwetsbaren in deze samenleving. Dat vraagt een dóórontwikkeling van de kerntaken die corporaties sinds jaar en dag hebben. Volgens Mulder hebben de corporaties de kwetsbaren uit het oog verloren, door zich teveel met niet-wonen projecten bezig te houden. Professionals luisteren alleen nog maar naar elkaar en
Wat is het speelveld waarop corporaties zich willen – en vooral nog kunnen – bewegen? Dat is een uiterst actuele discussie met de aanstaande parlementaire enquête over de woningcorporaties. Maar die discussie is al langer actueel, door de economische crisis en de EU-regels. Het Platform Corpovenista organiseerde in februari 2011 samen met kenniscentrum KEI een atelier onder de noemer ‘Kerntaak als Maatwerk’. Een impressie van het debat, dat onder leiding stond van Felix Rottenberg.
niet naar de mensen om wie het werkelijk gaat. De sector heeft de huisvesting van de primaire doelgroep op prioriteit zeven gezet. De signalen van mensen die echt hulp nodig hebben worden niet opgepikt. En dan gaat het niet om het souterrain van de volkshuisvesting, maar om de begane grond van gewone mensen, aldus Mulder. Andere deelnemers aan het debat leggen de urgentievraag elders. Zo legt Jos de Blok, succesvol entrepreneur van de Buurtzorg Nederland-formule en voormalig wijkverpleegkundige, het accent op de kloof tussen beleidsmakers aan de ene kant
‘Back to basics’, ‘terug in het hok’, ‘terug naar de kerntaak’, het zijn kreten
en de uitvoerders op de werkvloer van de wijken
die binnen corporatieland en daarbuiten de laatste tijd veelvuldig vallen.
aan de andere kant. Dat is althans zijn conclusie
Gedwongen door de EU-regels (zie ook elders in deze publicatie) moeten
wanneer hij kijkt naar hoe de wijkverpleegkundi-
corporaties het grootste deel van vrijkomende woningen toewijzen aan
gen van zijn organisatie werken in de wijken.
bewoners met een lager inkomen. Daarnaast is hun verdiencapaciteit voor
Zij weten zich daar prima te redden.
nieuwe projecten fors aangetast door de crisis. De verkoop van bestaande huurwoningen is bij veel corporaties teruggevallen. Verder zorgen nieuwe
Deskundige handwerkers
regels ervoor dat de rente voor leningen voor nieuwe projecten betaald
De oplossing van De Blok: creëer systemen op het
moet worden uit de cashflow. Ook daardoor neemt de investeringscapa-
laagste niveau die zelfontwikkelde oplossingen
citeit van corporaties af. Een situatie die niet verbetert door de aange-
aandragen. De individuele verpleegkundige weet
kondigde nieuwe heffingen uit Den Haag. Niet in de laatste plaats is de
prima waar behoefte aan is en kan ook prima de
maatschappelijke discussie over de rol van corporaties aangewakkerd.
verbinding leggen naar andere partijen. Omdat
Uit de hand gelopen projecten en gevallen van fraude en malversatie doen
hij of zij denkt vanuit de specifieke context en de
het imago van corporaties weinig goed. Het gevolg van dit alles: ze passen
specifieke vraag van het huishouden waar hij bij
hun verdienmodel aan, voeren kostenbesparingen door en passen de stra-
betrokken is. Daar zijn geen generieke oplossin-
tegische doelstellingen aan. Terug naar de kerntaak dus, maar wat is deze
gen vanuit de overkoepelende organisatie voor
precies? Hoe kijken partijen van binnen en buiten de
te bedenken. Blok verwacht dan ook dat over tien
sector hier tegenaan? Vijftien jaar na de brutering lijkt de toekomst van
jaar veel van de huidige organisaties zijn verdwe-
de woningcorporaties ongewisser dan ooit. Een communis opinio is in
nen. Hiërarchische organisatieconcepten hebben
ieder geval nog ver te zoeken.
hun langste tijd gehad. In plaats daarvan ontstaan
104
WIJKEN EN WEGEN
logische netwerken van deskundige ‘handwer-
gezin en een prettig huis – waar kinderen bijvoorbeeld goed hun
kers’. Zelforganisatie heeft de toekomst. Daarmee
huiswerk in kunnen maken.
houdt De Blok een pleidooi voor een herontdekking van de ambachtelijkheid: doe vooral wat je
Gelijkgestemde bewoners
moet doen en vraag hulp als je er niet uitkomt.
De opmerkingen van Schiller roepen de vraag op wat het ‘gewone leven’
Op de werkvloer werkt dat erg goed, maar dat
van mensen is en hoe woningcorporaties daaraan bij kunnen dragen. Is
gaat volgens De Blok niet vanzelf. Zo is het lerend
hier een eenduidige definitie voor te formuleren? In hoeverre is het nood-
vermogen van de wijkverpleegkundige in 25 jaar
zakelijk om heel scherp te benoemen ‘waar je van bent’ als corporatie?
enorm afgenomen; alle kennis is onderuit gegaan.
En kunnen we bijvoorbeeld leren van het buitenland op dit punt? Volgens
Dat moet weer helemaal worden opgebouwd, zo
Jan Kees Helderman (Radboud Universiteit Nijmegen) kunnen de Duitse
geeft hij aan.
Genossenschaften als lering en inspiratie dienen; een organisatievorm
Sommige deelnemers bespeuren een parallel in
die dicht bij onze coöperaties komt. Daarin gaat het vooral om goed en
de corporatiesector. Zij wijzen erop dat met name
plezierig wonen, waar op een gegeven moment een element van thuiszorg
in het middensegment bij corporaties de ambach-
aan is toegevoegd. Deze vorm kennen wij niet meer, aldus Helderman.De
telijkheid hard terugloopt. Er wordt volgens hen
coöperatie is verstatelijkt en vermarkt, waardoor uiteindelijk ook ver-
alleen maar taakgericht gewerkt. Beleidsmensen
vreemding is opgetreden.
die met wijken bezig zijn, maar niet weten wat er
Volgens Wouter Rohde van corporatie Woonbron is een te nauwe inka-
speelt. Maar ook opzichters die zich na werktijd
dering van waar corporaties voor zijn echter ongewenst. Hij gruwt naar
het liefst zo snel mogelijk uit hun buurt uit de
eigen zeggen van al die ‘kleine hokjes’. De suggestie van de coöperatie
voeten maken. Dat is een veenbrand waar men
vindt Rohde evenwel een interessante. Niet voor niets gaat Woonbron de
zich grote zorgen om maakt. Wie weet nog waar
focus meer richten op groepen gelijkgestemde mensen die prettig samen
de volkshuisvesting voor staat?
willen wonen. Het wonen moet daarmee weer van de mensen zelf worden. De woningcorporatie biedt daarbij wel zaken aan, maar schrijft niet voor.
Institutionele drukte
Mensen maken zelf de keuzes, hoe lastig dat ook te realiseren is met
Bij de probleemanalyse wordt door sommigen de
systemen als de woonruimteverdeling. Het faciliteren van woonplezier: het
vraag gesteld of Nederland overgeorganiseerd
is een megaoperatie om een organisatie als die van Woonbron daartoe om
is. Volgens een deel van de aanwezigen bij het
te turnen, aldus Rohde. Het gaat vooral om beter te luisteren in plaats van
atelier is dat zeker het geval. Daarom kan het
je eigen werk op te dringen. Ton Selten (op dat moment nog bestuurder
ook geen kwaad om ‘back to basics’ te gaan en
van Lefier, red.) verbindt hier een tijdsdimensie aan. Corporaties moeten
hier en daar stevig in het takenpakket te schrap-
eraan bijdragen dat mensen vijftig jaar lang normaal – dat wil zeggen goed
pen. Daar ligt volgens hen de werkelijke urgentie.
en actief – kunnen leven. Het gaat om krachtige gemeenschappen waar-
Heinz Schiller van de Utrechtse welzijnsorgani-
binnen een ieder recht heeft op goed wonen en werken. Corporaties kun-
satie Doenja wijt dit aan de ‘hardnekkige wens
nen een rol spelen in het laten ontstaan van gemeenschappen die primair
van verdelende rechtvaardigheid’. Als voorbeeld
hun eigen leven regelen, door flexibel mee te bewegen in de levensfasen
wijst Schiller op het feit dat zijn organisatie ook
van mensen. Daar moeten corporaties ook andere partijen op vinden,
in de nieuwe wijk Leidsche Rijn actief moet zijn,
aldus Selten.
omdat de politiek vindt dat elke wijk recht heeft op welzijnsaanbod. Maar tachtig procent van deze
Chaos en orde
wijk functioneert prima en daar is dat aanbod
Met dat laatste punt raken we aan het thema van de samenwerking met
helemaal (nog) niet nodig, aldus Schiller. Het
andere organisaties in de wijken. Hans Boutellier, directeur van het Ver-
geeft naar zijn idee alleen maar een hoop insti-
wey Jonker-instituut en auteur van De improvisatiemaatschappij maakt
tutionele drukte. De staat dwingt Doenja echter
op dit punt de vergelijking met de jazzmuziek. In de jazz is chaos, maar
alles overal te leveren. Zijn oplossing is daaraan
toch ook orde. Er is een thema, er is ritme. Er zijn goed gekwalificeerde
gerelateerd: schrappen in de overkill aan kernta-
spelers, die onderling respect voor elkaar hebben. Er is ook een bepaalde
ken. En vervolgens uitgaan van wat mensen zelf
traditie waaruit men stamt en op voortbouwt en er is interactie met een
nodig hebben – in plaats van te redeneren vanuit
publiek. Voeg daar een lichte vorm van leiderschap aan toe – iemand geeft
het eigen instituut. Volgens Schiller is dat ‘het
een knikje – en het swingt, aldus Boutellier. Hij waarschuwt dat het verlam-
gewone leven’: een geregeld leven, met werk, een
mend kan werken om in onze samenleving te blijven roepen ‘hoe ingewik-
keld het allemaal is’. Naar zijn idee moeten we (h)erkennen dat we door
Deelnemers aan het rondetafelgesprek
goed te improviseren kunnen werken aan een stabiele samenleving. Partijen moeten daartoe duidelijke rollen spelen. De kunst is elkaar te vinden in de kernfunctie van de organisatie. Lang hebben we volgens Boutellier
Voorzitter Felix Rottenberg
gezien dat iedereen alles ging doen, tot en met de politie die ging voetballen met jongeren. Dat heeft de chaos alleen maar bevorderd. In plaats daarvan moet iedereen weer beginnen door vanuit de eigen kernfunctie te redeneren, om van daaruit de verhouding met andere kernfuncties te bekijken. Eerst smal kijken en van daaruit weer naar het grotere geheel, de grotere samenhang. Doe datgene wat je goed kunt, in relatie tot wat de ander doet, zo geeft Boutellier aan. Resteert nog wel de vraag wie de aanvoerder moet zijn en het ‘knikje’ geeft waarop de anderen inhaken. Boutellier vindt dat daar geen generieke antwoorden op gegeven kunnen worden. Per thema moet worden bekeken wie het beste het voortouw kan nemen. Bij het thema psychiatrische patiënten doet de ene dat, bij een ander thema een ander. Daar moeten partijen geen grote systemen voor willen ontwikkelen; veel te lastig. Zijn advies: benoem vanuit de eigen kernfunctie als corporatie een aantal thema’s en geef daarbij aan wat de andere partijen zijn die hun rol daarin moeten spelen. Dat is niet zo ingewikkeld om te doen, aldus Boutellier. Te weinig precies Aan het einde van het debat constateert KEI-directeur Olof van de Wal dat er progressie zit rondom het begrip kernfunctie: wat zijn de groepen waar de corporaties voor willen werken, wat willen zij hen bieden en welke beroepsethiek hoort daar bij? Met andere woorden: er ontstaat consensus over de driehoek tussen opgave, ambachtelijkheid c.q. vakmanschap en kernfunctie. Per regio c.q. stad moeten woningcorporaties deze driehoek voor zichzelf benoemen en afstemmen op de kernfuncties die door andere partijen worden geleverd. Tegelijkertijd constateert Van der Wal dat we in de definitie van een en ander nog te weinig precies in zijn: ‘We lopen toch weer snel tegen allerlei beleidsideologie aan, de oogkleppen komen snel weer op.’ In een vervolg moet het daarom vooral gaan om twee vragen: hoe benoemt een corporatie wat hij in de breedte doet en vooral: wat gaat een corporatie in de toekomst vooral niet meer doen? Het zijn vragen die de komende jaren, in een mogelijk vervolg op Platform Corpovenista, prima aan de orde kunnen komen.
Deelnemers Jos de Blok Buurtzorg Hans Boutellier Verwey-Jonker Instituut Eppi Fokkema Atrivé Jan-Kees Helderman Radboud Universiteit Nijmegen Klaas Mulder Laagland’advies Wouter Rohde Woonbron Heinz Schiller welzijnsorganisatie Doenja Utrecht Ton Selten 0I½IV Jeroen van der Velden KEI Olof van de Wal KEI
106
WIJKEN EN WEGEN
Haag Wonen hoopvolle voorwaartse beweging in de wijk Zorgeloos wonen in een veilige, schone wijk voor alle huurders: dat is waar je het uiteindelijk voor doet. Voorwaartse bewegingen in de wijk – vanuit Haag Wonen, partners maar vooral ook onze bewoners – zijn even hoopvol als broos. Bezuinigingen pakken nadelig uit voor de wijkaanpak. Haag Wonen gaat echter - met minder geld - onverminderd door. Voorbeelden zijn de Brede Buurtschool Rivierenbuurt, duurzaam onderhoud (steeds meer op initiatief van bewoners), nieuwbouw waar nodig, veiligheidslabels, maar ook het opleiden van toezichthouders voor het werken in complexe wijken. Onze bewoners zorgen intussen voor een rustige jaarwisseling (Schilderswijk), hun kinderen maken schoon en doen klusjes (Zeeheldenkwartier) en houden ondanks de crisis het hoofd boven water (wederom minder huisuitzettingen door huurachterstand).
‘De professionals snel de wijk uit en de bewoners achter het stuur, daar gaat het om’
Mary Fiers over de rol van bewoners in de stedelijke vernieuwing Tekst: John Cüsters Beeld: Maarten Corbijn
108
WIJKEN EN WEGEN
Dit voorjaar vierde Mary Fiers haar tienjarig jubileum in de Eindhovense politiek. De huidige wethouder Wonen, Wijken, Ruimte en Burgerparticipatie begon in 2002 als raadslid en is nu bezig met haar tweede termijn als lokaal bestuurder. Fiers is een warm voorstander van een grotere rol van bewoners in de wijkaanpak. Natuurlijk kunnen professionals tijdelijk een belangrijke ondersteunende rol spelen in het mobiliseren van de eigen krachten in een wijk. Maar ze denken te vaak vanuit problemen en te weinig vanuit de potenties en sterke punten van een wijk. Alleen met scherpere analyses, stevige bewonersorganisaties en professionals die zichzelf kunnen relativeren, zal het lukken de focus in de aanpak te verleggen.
Tien jaar actief in de stedelijke vernieuwing. U heeft de bloeiperiode van de integrale wijkaanpak meegemaakt. Een aanpak waarbij veel gemeenten met maatregelen op meerdere domeinen wijken naar een stedelijk gemiddelde probeerden op te krikken. Hoe kijkt u terug? Hebben gemeenten in de voorbije periode inderdaad, zoals elders in dit boek wordt beweerd, te vaak gestreefd naar gemiddelde wijken? ‘Ik vind het een karikatuur om te stellen dat gemeenten zouden streven naar het gelijktrekken van wijken, zodat ze op bepaalde criteria allemaal dezelfde scores gaan behalen. Iedere wijk is anders. Er is geen gemiddelde wijk, zoals er ook geen gemiddelde mens is. Diversiteit is belangrijk. Het hoeft niet overal hetzelfde te zijn. Maar je kunt je ogen niet sluiten voor het feit dat in sommige delen van de stad een cumulatie van problemen bestaat. En als die problemen een uitstraling hebben naar het leefklimaat in een wijk, is dat aanleiding voor een gebiedsgerichte en geconcentreerde aanpak. Als een buurt hoge werkloosheidspercentages kent, groeien kinderen op in een klimaat waarin ’s ochtends niemand opstaat en naar zijn werk gaat. Dat versterkt het probleem van de werkloosheid. Gaat het om sec individuele gevallen, dan is het een probleem dat je niet gebiedsgericht hoeft aan te pakken.’ Hoe identificeer je of een probleem gerelateerd is aan een gebied? Verval je dan toch niet snel in het streven naar een statistisch gemiddelde? ‘Een gemeentelijke overheid ontkomt er niet aan doelstellingen te koppelen aan keiharde output, dus aan statistische gegevens. Maar ze moet ook kwalitatief bekijken in hoeverre haar inzet rendeert. Kwalitatieve analyses zijn van groot belang om te beoordelen hoe een wijk er daadwerkelijk voor staat. In Eindhoven werken we met buurtanalyses op basis van statistische gegevens en gesprekken met experts die het gebied goed kennen, waaronder bewoners en ondernemers in de buurt en de professionals van de betrokken organisaties. Dat willen we nog gaan uitbreiden met de cijfermatige gegevens van andere organisaties zoals het welzijnswerk en woningcorporaties. Op die manier proberen we de analyses scherper te maken. In het algemeen vind ik dat een belangrijke uitdaging voor de toekomstige stedelijke vernieuwing, hier in deze stad en elders.’
gemeenten, de allerslechtste delen van de voorraad nu wel grotendeels gesloopt en vervangen. Verder worden we ook beter in de analyse van wat precies aan de hand is in een wijk en van de oplossingen die daarbij horen. We zijn ons er beter van bewust dat je met fysieke structuren ook sociale structuren sloopt. Dat het probleem niet wordt opgelost door vierhonderd woningen plat te gooien.’ Wat bedoelt u met een scherpere analyse?
Is grootschalige sloop nu definitief
‘Als er alleen maar op papier een probleem is in een postcodegebied
verleden tijd?
terwijl niemand in de wijk dat probleem in de praktijk ervaart, ben je niet
‘Laten we vooral niet naar de andere kant door-
slim bezig. Ook omdat alle partijen nu minder middelen hebben om te
slaan. Er moet geen sloopvrees ontstaan. Met de
investeren, is het zaak gerichter te kijken naar wat er aan de hand is in
hoeveelheden woningen die nu worden gesloopt,
een buurt. Daarvoor zal het nodig zijn om dieper in te zoomen op de situ-
moet iedere woning in Nederland iets van drie-
atie ter plekke, waardoor de aanpak fijnmaziger en specifieker wordt. Als
honderd jaar blijven staan. Dat is niet realistisch.
in een klein gebied alleen een fysieke opgave speelt, kun je volstaan met
Natuurlijk kun je met nieuwe renovatietechnieken
bijvoorbeeld een grootschalige renovatie. Zijn in een gebied relatief veel
de levensduur van woningen fors verlengen, maar
bewoners in behandeling bij de geestelijke gezondheidszorg, dan wordt de
op sommige plekken zul je toch slechte woningen
aanpak daarop gericht. Dat is effectiever dan in een groter postcodege-
moeten blijven vervangen door toekomstbe-
bied met iedereen alles aan te willen aanpakken.’
stendige huizen. Belangrijk is dat we dat proces zorgvuldig aanpakken. Ik zie wel dat gemeenten en corporaties in den lande daarin meer ervaring
In hoeverre is er in een fijnmaziger aanpak nog ruimte voor de rol die
hebben opgedaan, zodat ze niet meer elke keer in
buurten op een hoger schaalniveau voor de hele stad kunnen spelen?
dezelfde valkuilen stappen. Ze beseffen dat sloop
‘Dat moet natuurlijk nooit worden vergeten. Iedere stad heeft buurten
bij bewoners per definitie tot een rouwproces
waar starters een goedkope woning kunnen vinden, waarna ze de buurt
leidt. Een proces waarbij bewoners overigens veel
weer om uiteenlopende redenen verlaten. In Eindhoven is dat bijvoorbeeld
aan elkaar kunnen hebben. In Eindhoven raden
Woensel-West, één van de krachtwijken. We hebben er expliciet voor
we bij sloopprocessen bewonersorganisaties altijd
gekozen dit de volkswijk met betaalbare woningen te laten die het altijd
aan om te praten met bewoners die het allemaal
is geweest. Geen grootschalige sloop dus om mensen de mogelijkheid te
al een keer hebben meegemaakt.Vervangen door:
geven in de eigen buurt wooncarrière te maken. Buurten en wijken zijn
De praktijk leert dat dat de pijn kan verzachten
nooit eilandjes op zichzelf. Ze hebben een functie in de stedelijke context.
en het geeft de bewoners meer onderhandelings-
Om terug te komen op de eerdere discussie over het statistisch gemid-
kracht. Ze maken elkaar wijzer.’
delde: het gaat er niet om te streven naar gemiddelde buurten, maar naar buurten waar de bewoners voldoende kansen hebben. Als die kansen
U haalt de positie van de bewoners aan.
ontstaan omdat er heel goedkope woningen zijn, is dat prima. Sommige
Welke rol spelen zij in de wijkaanpak?
buurten zullen op bepaalde criteria dus altijd anders blijven scoren. Niet
‘Een centrale rol. Wat mij betreft hebben
per definitie slechter, maar anders.’
bewoners de zwaarste stem in de wijkaanpak. Beleidsmakers, of ze nu bij de gemeente of de
Er is in de wijkaanpak een duidelijke omslag gaande naar minder
corporaties werken, denken nog heel vaak in
sloop en meer kleinschaligheid. Herkent u dat?
problemen. Het zijn de bewoners en ondernemers
‘Ja. Die omslag is al langer gaande en heeft verschillende oorzaken. Er
die het beste in staat zijn te benoemen wat de
zijn natuurlijk de actuele verslechterde financieel-economische omstan-
kracht is van hun wijk. Kijkend naar de toekomst
digheden. Daarnaast zijn in Eindhoven, maar ik denk ook in veel andere
moet dat veel meer centraal komen te staan: wat
110
WIJKEN EN WEGEN
is er goed in een wijk en hoe kun je dat versterken? Daarvoor
wie in de wijkaanpak de regie voert. Op sommige domeinen,
moet de zeggenschap van bewoners en ondernemers over de
zoals de aanpak van criminaliteit, zijn het toch het Openbaar
toekomst van hun wijk worden vergroot en dienen gemeenten
Ministerie, de politie en de gemeente die dat doen. Op andere
en corporaties zich bescheidener op te stellen. Mensen wonen
domeinen kunnen de bewoners beter de regie nemen. Aan
gemiddeld langer in een wijk dan een professional op zijn baan
de wijkvernieuwing dragen veel partijen een steentje bij. Ze
zit of een gemiddelde wethouder op zijn stoel. Zij kennen de
hebben allemaal hun eigen verantwoordelijkheid. Het is zaak
wijk veel beter dan de professional of bestuurder die in- en
dat ze samen helder krijgen waar ze naartoe willen en wie op
uitvliegt.’
verschillende gebieden het best het voortouw kan nemen. Dat is niet altijd en overal dezelfde partij.’
Heeft u ideeën over hoe de zeggenschap van bewoners concreet kan worden versterkt?
In een meer uitnodigende stedelijke vernieuwing zal een
‘Wijkvernieuwing is een proces van lange adem dat mensen
gemeentebestuur meer moeten loslaten. Durft u zelf
met elkaar tot een goed einde moeten brengen. De sleutel-
zaken aan het toeval over te laten?
woorden daarin zijn vertrouwen, continuïteit en duidelijkheid.
‘Dat suggereert dat dat nu niet het geval zou zijn. Je leeft in
Om het vertrouwen bij bewoners te verkrijgen en houden,
een schijnwerkelijkheid als je als bestuurder denkt alles onder
moeten professionals veel langer in een wijk actief blijven. Dat
controle te hebben. Veel dingen gebeuren vanuit toeval, of
lukt alleen als instellingen hun beloningsstructuren zodanig
keuzes die andere partijen maken. Het is een illusie te menen
inrichten dat hun beste mensen in de frontlinie werken en niet
dat een bestuurder kan zeggen welke kant het op moet. Het
achter een bureau, met een redelijk mandaat om vanuit eigen
gemeentebestuur is een spil in een complex netwerk, onder
inzichten te kunnen handelen. Dat maakt de kans van slagen
andere op het gebied van de stedelijke ontwikkeling. Het feit
van de vernieuwing aanzienlijk groter. Je kunt allerlei mooie
dat Philips op enig moment heeft besloten de productie te ver-
beleidsambities hebben, maar het staat of valt met de passie
plaatsen naar lagelonenlanden, maakt dat de herontwikkeling
en betrokkenheid waarmee mensen in het complexe netwerk
van de bedrijventerreinen Strijp S en Strijp R nu de grootste
van de wijk samen iets voor elkaar krijgen. Verder pleit ik voor
stedelijke opgaven van Eindhoven zijn. Dat heeft echt niemand
duidelijkheid in de besluitvorming. Te vaak hebben bewoners
twintig jaar geleden in de stadsvisie opgenomen. Inmiddels
het gevoel dat ze jaren meepraten, terwijl de besluiten uit-
heeft ook de Technische Universiteit een enorme internatio-
eindelijk toch elders worden genomen. In de praktijk kan dat
nale ambitie neergelegd, met grote gevolgen voor de stede-
soms niet anders. Bepaalde besluiten kunnen niet anders dan
lijke ontwikkeling. Natuurlijk is de gemeente daarbij betrokken
worden genomen door de gemeenteraad of de Raad van Com-
en speelt ze een rol. Maar er zijn heel veel ontwikkelingen,
missarissen van de corporatie. Wees daar vanaf het begin zo
van de vergrijzing van de bevolking tot de economische crisis,
helder mogelijk over. Maar laat de bewoners tegelijkertijd ook
waar je als bestuurder vooral de rol hebt goed op zaken te
beslissen over de zaken waarover ze prima zelf een besluit
anticiperen, kansen te creëren en benutten en te zorgen dat
kunnen nemen.’
de stad tegen een stootje kan. Natuurlijk zet je een stip aan de horizon, maar dat doe je samen en die stip wordt met en door
KEI en Nicis pleiten in een essay in maart van dit
veel andere partijen ingevuld.’
jaar voor een uitnodigende stedelijke vernieuwing. Professionals en bestuurders scheppen de randvoor-
Een gemeente die in een uitnodigende stedelijke vernieu-
waarden en laten ruimte voor lokale initiatieven uit
wing meer loslaat: gaat ze dan niet zaken over de schutting
de buurten en wijken zelf. Mee eens?
gooien en bewoners laten opdraaien voor bezuinigingen?
‘In beginsel wel. Er moet een goede balans zijn tussen de inzet
‘Dat gebeurt zeker als we er een nieuw dogma van maken. In
van bewoners en die van professionals. Uiteindelijk moet het
de zin van: we deden het eerst allemaal zelf, nu concluderen
doel toch zijn om de professionals zo snel mogelijk de wijk
we dat het niet werkt, dus hupsakee, eigen verantwoordelijk-
uit te krijgen. Mensen hebben zelf veel kracht, maar soms
heid. Met golfbewegingen bestaat altijd het risico dat dat ge-
is er tijdelijke ondersteuning nodig omdat dingen niet goed
beurt. Aan de andere kant staan bewoners gewoon te trappe-
lopen. Die ondersteuning kan faciliterend zijn, maar soms
len om zaken zelf op te pakken. Een mooi voorbeeld is hoe we
kan het beter zijn dat de professional even het voortouw
in deze gemeente met de subsidies omgaan. In de wijkaanpak
neemt. Er is daarom geen eenduidig antwoord op de vraag
krijgen wijken eigen middelen op basis van de inwoneraantallen. De wijkorganisaties bepalen zelf waar ze de middelen aan besteden en hoe ze het geld verdelen. Dat blijkt uitstekend te werken. Het afgelopen jaar is maar één keer aan professionals gevraagd als mediator op te treden. In alle andere gevallen kwamen de bewoners er zelf uit en bleken ze uitstekend in staat eigen verantwoordelijkheid te nemen. Je ziet dat bewoners een euro eerst tien keer omdraaien alvorens hij wordt uitgegeven. Wijken hoeven zich ook niet meer met een bonnetjesoverzicht bij de gemeente te verantwoorden over de besteding van hun gelden. Ze verantwoorden zich op basis van de gedane activiteiten. We beseffen dat ze ons met een bonnetjesverantwoording makkelijk om de tuin kunnen leiden als ze dat zouden willen. Het is een nietszeggende oefening. Daarom passen we een systeem van visitatie toe: de ene buurtorganisatie gaat bij de andere op bezoek om te kijken hoe het geld is besteed. Bewoners weten zelf veel beter of dat op een goede manier is gebeurd. Belangrijker is nog dat we zo een lerend element inbouwen. Hiermee hebben we een systeem gemaakt dat veel goedkoper is en waarin bewoners het heft in eigen handen nemen. Een systeem dat niet meer is gebaseerd op controle, maar op vertrouwen en op mensen.’ U was bestuurslid van KEI kenniscentrum stedelijke vernieuwing. Hoe kijkt u tot slot aan tegen de kennisontwikkeling in het werkveld van de stedelijke vernieuwing? ‘Er wordt heel veel kennis ontwikkeld en geproduceerd. Ook het onderzoeksprogramma van Corpovenista is een enorme en heel waardevolle bron van kennis. Mijn beeld is wel dat niet iedereen in de stedelijke vernieuwing voldoende van al die kennis gebruik maakt. Dat komt misschien door de hectiek van alledag, maar ook door de manier waarop de kennis wordt aangeboden. Er is nog wel een verbetering mogelijk om de toegang laagdrempeliger te maken. Daarnaast vind ik het van groot belang ook de kennis bij bewoners te vergroten. Hoe zorg je nu dat bewonersorganisaties zowel lokaal als landelijk meer met elkaar in contact worden gebracht? De lokale overheid zou daar een visitatiesysteem voor kunnen opzetten. Meer kennis bij de bewoners dwingt de professional om scherper te worden en beter beslagen ten ijs te komen. Zo wordt hij geprikkeld het nog beter te willen doen.’
112
WIJKEN EN WEGEN
ONTWIKKELEN DELEN EN LEREN
6
114
WIJKEN EN WEGEN
Elkaar beter leren verstaan Gemeenschappelijke wijktaal brengt effecten interventies in beeld Bij wijkontwikkeling is een groot aantal factoren in het spel. Er is dus welhaast per definitie een groot aantal partijen bij betrokken. Waar mensen samenwerken en samen kennis willen opdoen is taal een onmisbaar instrument – hebben we het over hetzelfde en begrijpen we elkaar? In de praktijk blijkt diezelfde taal – of liever talen – vaak echter eerder een struikelblok dan een hulpmiddel. De ontwikkeling van
Jochum Deuten
een gemeenschappelijke taal, waarmee betrokkenen elkaar kunnen verstaan, verdient daarom bijzondere aandacht. Het doel: meer zicht krijgen op de effecten van interventies en – als uitvloeisel daarvan – het leveren van beter werk in de wijken. Het is een maatschappelijke plicht, een blijk van professionaliteit en in tijden van toenemende schaarste van middelen bovendien geen overbodige luxe.
van mechanismen en onderzoeksmethoden’. Met daarbij drie kanttekeningen over wat er nodig was: een juiste verwachting (de canon moet niet teveel beloven, maar ook niet te weinig), een gemeenschappelijke grond (qua gereedschap en taal) en een nieuwe professionaliteit (effecten benoemen en registreren moet ‘gewoon’ worden voor de wijkprofessional). De gereedschapskist rond het meten van effecten is in een aantal jaren tijd al behoorlijk gevuld geraakt. De gemeenschappelijke taal wordt echter nog niet gesproken. In een essay geschreven voor Corpovenista (‘Een lingua franca voor betere wijkinterventies’) heb ik een voorzet gegeven hoe in deze lacune kan worden voorzien. Die lacune is enerzijds ontstaan doordat er verschillende eigenaren zijn In enkele jaren heeft het denken over effectiviteit een
van kennis en anderzijds doordat verschillende disciplines
behoorlijke vlucht genomen in de wijkontwikkeling. Waar nu
bezig zijn met een wijk. Al die disciplines hebben hun eigen
volop wordt nagedacht over ‘wat werkt in de wijk’ (tevens
beroepsstandaarden, jargon en vakmatige idealen. De één
de naam van een landelijke kennisbank over effectieve
vindt een project geslaagd wanneer het vastgoedrendement
wijkinterventies) en andere meetmethoden (zie pagina XX
groot is, een tweede wanneer het draagvlak bij bewoners
in deze publicatie), stonden woningcorporaties pakweg vijf
maximaal is en een derde wanneer het er mooi uitziet. Het
jaar geleden nog aan het begin van deze ontwikkeling. Voor
gevolg: ons kennisreservoir is weliswaar groot, maar ver-
een Corpovenista-expertmeeting gaven George de Kam
deeld in allemaal kleine schotten. Een gemeenschappelijke
(bijzonder hoogleraar Maatschappelijk ondernemen met
taal kan helpen om deze schotten te doorboren, de kennis te
grond en locaties, Radboud Universiteit Nijmegen) en ik in
laten stromen en de ‘canon’ op te tekenen.
het voorjaar van 2010 onze visie op taal- en kennisontwikkeling over de effectiviteit van investeringen in leefbaarheid
Grammatica van een wijktaal
(‘Effectmeting voor leefbaarheid, wat werkt?’). We constateerden daarbij – een ervaring die we hadden opgedaan door
Gevoed door ervaringen die zijn opgedaan in het SEV-pro-
het nodige veldwerk onder de vlag van onder meer SEV
gramma ‘Het maatschappelijke harder’ (2005-2010) hebben
en KEI – dat het bij effectmetingen van investeringen in de
we vijf onderdelen benoemd voor een grammatica van wij-
wijk eigenlijk helemaal niet gaat om de meting zèlf. Uiter-
kinterventies: de interventie, de effecten van de interventie,
aard vergt die meting kunde en creativiteit, maar het draait
de veranderingstheorie die de interventie onderbouwt, de ef-
vooral om het blootleggen van de veranderingstheorie die
fectmeting om te registreren of effecten inderdaad optreden
de betrokkenen in de praktijk hanteren. We merkten dat
en ten slotte de kosten die gepaard gaan met de interventie.
mensen moeite hebben te benoemen hoe hun activiteiten tot
Ik laat deze onderdelen kort de revue passeren, waarbij per
effecten leiden. En als je niet weet welke effecten je precies
onderdeel ook wordt aangegeven waar de belangrijkste
wilt bereiken voor de bewoners en de wijk, dan weet je ook
uitdaging ligt om te komen tot een ‘vaktaal voor de wijk’.
niet wat je moet meten.
Mechanismen in beeld
De interventie Het weten of iets werkt begint met een goede omschrijving. Wat behelst de interventie, welke activiteiten worden
Om greep te krijgen op deze materie hebben we bij de SEV
verricht? Belangrijk daarbij is ook de context waarin de
de Effectenarena ontwikkeld. Dat bleek een schot in de
interventie wordt verricht. Pawson onderscheidt voor deze
roos van professionalisering. Vele professionals hebben er
contextbeschrijving vier lagen: de individuele capaciteiten
kennis mee gemaakt en zeer uiteenlopende projecten zijn er
van de hoofdrolspelers, de inter-persoonlijke relaties die
mee ontleed. Bepaalde relaties tussen effecten werden dan
de interventie dragen, de institutionele setting waarin de
veelvuldig genoemd. Dat zijn klaarblijkelijk de ‘werkzame me-
interventie zich voltrekt en het infrastructurele systeem
chanismen’ waar professionals vaak op vertrouwen. De Kam
(steun uit de organisatie, middelen, draagvlak). Het beschrij-
en ik constateerden dat we toe moesten naar een ‘canon
ven van deze lagen is nog niet zo eenvoudig. Het zijn sociale
116
WIJKEN EN WEGEN
constructen: door mensen gedefinieerd en gecommuniceerd.
te kijken in andere steden, experts te raadplegen of een
Bovendien zijn ze niet statisch; ze gaan een relatie aan met
gedegen analyse uit te voeren zoals een maatschappelijke
de interventie zelf (actie-reactie). Elke interventie is daar-
kosten-batenanalyse (MKBA). Tot slot het bewijzen na afloop
mee per definitie uniek.
van de interventie: lichter of zwaarder onderzoeken of de
De uitdaging is om in dit landschap van steeds (net) verschil-
theorie heeft gewerkt.
lende projecten toch een vorm van orde aan te brengen.
De uitdaging op dit terrein ligt met name in de verbinding
Dat kan door archetypen van interventies te beschrijven,
van onderzoekers/wetenschappers en wijkprofessionals,
waarin de kennis van diverse lokale partijen op een abstrac-
theorie en praktijk. Door de archetypische beschrijvingen en
ter niveau wordt samengevoegd. Daarmee ontstaat er een
de effectenclassificatie, wordt deze verbinding van praktijk-
gedeeld referentiepunt voor vakmensen. Daarom onder-
en wetenschappelijke kennis een stuk makkelijker.
scheiden we binnen de kennisbank ‘Wat werkt in de wijk’ nu unieke, lokale praktijkinterventies en meer generieke arche-
De effectmeting
type-interventies. Die laatste zijn al een flinke stap richting
Om de veranderingstheorie te beproeven – en effectiviteit
onze ‘canon’.
van interventies vast te stellen – is het kijken naar feitelijk gerealiseerde effecten van groot belang. Treden de vooraf
De effecten van de interventie
verwachte effecten ook daadwerkelijk op? Die effectmeting
In een wijk wordt aan vele interventies gewerkt (in Arnhem
kan op allerlei manieren plaatsvinden: door het monitoren
zijn er wel eens 473 (!) geteld), met evenzoveel effecten. De
van de score op een aantal indicatoren, maar ook door kwa-
ervaringen bij het SEV-programma leidden tot een lijst van
litatief onderzoek. Essentieel voor elke vorm van meten is
160 verschillende maatschappelijke effecten, die professio-
om vooraf duidelijke doelen te stellen en te bepalen wanneer
nals nastreven. Onderdeel van een taal is dan ook een clas-
een interventie succesvol is.
sificatie: welke effecten passen bij elkaar en zijn in zekere zin
Hier ligt een volgende uitdaging voor de wijktaal. Er wordt
‘familie’? De voordelen van een effectordening zijn evident:
in dit land al veel gemonitord, maar het gaat vaak alleen om
het geeft structuur aan het denken van vakmensen en het
output (het aantal opgeleverde woningen bijvoorbeeld). Dit
geeft een kapstok voor informatie en kennis. In andere vak-
zegt nog weinig over de gerealiseerde effecten. Ook zijn het
gebieden werken vakmensen al jaren met dit soort gedeelde
vaak algemene wijk- of buurtcijfers: een niveau waarop vele
classificaties.
interventies door elkaar spelen. Een overzicht van kant-
De uitdaging is om een indeling van effecten te maken, om
en-klare indicatoren – op verschillende niveaus – kan een
daarmee een standaard neer te zetten die vervolgens geza-
lerende cultuur met evalueren en effectmeting aanwakke-
menlijk wordt onderhouden. Bij het inrichten van de classifi-
ren. Daarom suggereert ‘Wat werkt in de wijk’ ook passende
catie (waarbij we kunnen leren van andere beroepsgroepen)
indicatoren bij de effecten die de professional gebruikt bij
is het vinden van goede begripsomschrijvingen van groot
het beschrijven van zijn/haar interventie.
belang. Participatie is voor een welzijnswerker immers iets anders dan voor een stedenbouwkundige. Binnen de kennis-
De kosten en opbrengsten die gepaard gaan
bank ‘Wat werkt in de wijk’ heeft een (voorlopige) effector-
met de interventie
dening inmiddels een herkenbare plaats gekregen.
De financiële ruimte voor investeringen in wijkontwikkeling is tegenwoordig een stuk minder dan bijvoorbeeld vijf jaar
De veranderingstheorie
geleden. Daarom willen we het beste halen uit elke te inves-
In de planfase van een interventie is er geen zekerheid dat
teren euro. Inzicht in kosten en opbrengsten is noodzakelijk.
de verwachte effecten ook werkelijk zullen optreden. Er zijn
Op het oog lijkt dit de minst grote uitdaging. Wat iets kost,
slechts veronderstellingen: de veranderings- of beleidsthe-
dat weten we toch wel? Toch blijkt dat vaak juist niet het ge-
orie. Een wijkprofessional met vakmanschap zorgt voor een
val. Uitgaven worden lang niet altijd goed geboekt en defini-
zo goed mogelijke onderbouwing.
ties zijn niet helder. Reken je bijvoorbeeld de inzet (uren) van
De uitdaging ligt hier op drie terreinen. Allereerst het benoe-
personeel mee? Wat doe je met inkomsten die je op termijn
men van de verwachte effecten en hoe ze zouden ontstaan.
verwacht, en met restwaarden? Daar zijn vele keuzes in te
De Effectenarena kan hierbij helpen. Vervolgens het orga-
maken en iedere organisatie trekt daar haar eigen lijn in.
niseren van kritiek: het beproeven. Zijn er aanwijzingen dat
Aan de opbrengstenkant is er nog minder eenduidigheid. Zo
het misschien niet zo werkt als we veronderstellen? Door
leveren effecten vaak besparingen op. Dat merken soms de
investeerders, maar soms ook andere partijen in hun kasstromen. Maar hoe drukken we de waarde uit van effecten die zich niet vertalen in een kasstroom? Daarvoor zijn monetaire waarderingstechnieken beschikbaar zoals die in een MKBA worden gebruikt. Eenduidige afspraken over hoe die toegepast moeten worden in het sociale domein van wijkontwikkeling ontbreken nog grotendeels. En de logische vervolgstap: vind je een manier om de incasserende partijen te verleiden hun opbrengst weer in zetten ten bate van je project (‘value capturing’)? Welke verdienmodellen en samenwerkingsrelaties kun je daarvoor inzetten? Schematisch kunnen de verschillende uitdagingen
WERKZAME
voor de gemeenschappelijke wijktaal als volgt op
KERNIDEEËN
een rij worden gezet:
OPTIMAAL MAATSCHAPPELIJK
SYNTHESE
RENDEMENT
EFFECTIEVERE INTERVENTIES
UITDAGING VOOR LINGUA FRANCA
ONDERDELEN GRAMMATICA WIJKONTWIKKELING
RENDEMENT BEPALING
LOKALE EVALUATIES & ONDERZOEK
BOEKHOUD- INTERVENTIE KUNDIGE TYPOLOGIE LEIDRAAD
INPUT
LOKALE BEPROEVING
ACTIVITEITEN
VERANDERINGS
&
THEORIE
CONTEXT
GOEDE PROJECT ONDERBOUWING
EFFECT INDELING
EFFECTEN
BIBLIOTHEEK INDICATOREN
EF M FE ET CT IN G
UITZICHTEN
118
WIJKEN EN WEGEN
Uitzichten langs het pad
Bestemming bereikt?
De koers richting een gemeenschappelijke vaktaal voor
Ook nu, terwijl er aantoonbaar vooruitgang in dit veld is
wijkontwikkeling is hiermee uitgezet. Vraag is dan wel: hoe
geboekt, blijft een nuance op zijn plaats. Het ontwikkelpad
interessant is die reis? Medio 2010 hebben we een viertal
naar een gemeenschappelijke wijktaal leidt niet tot kant-en-
‘uitzichten’ voor onderweg benoemd. De eerste twee lagen
klare interventies, die gegarandeerd werken. Evenmin liggen
op dat moment vrij snel om de hoek: het maken van een
universeel geldige theorieën in het verschiet. In de wereld
goede projectonderbouwing en het identificeren van inter-
van wijkinterventies is dergelijke ‘zekere’ kennis niet te koop.
venties die werken. De grammatica die hierboven is beschre-
Maar het vergezicht van steeds iets meer kennis vergaren
ven is uitgewerkt in de kennisbank ‘Wat werkt in de wijk’.
die ook praktisch inzetbaar is, moet voldoende aanlokkelijk
Corpovenista heeft het initiatief genomen voor de ontwik-
zijn om stappen te blijven zetten. Er zijn krachten die daarbij
keling van een webapplicatie, waarin interventiebeschrijvin-
behulpzaam zijn: de maatschappelijke, politieke en economi-
gen te vinden zijn – met een bijzondere aandacht voor hun
sche druk op corporaties om hun maatschappelijke baten te
effectiviteit. Wijkprofessionals èn wetenschappers kunnen
optimaliseren en zichtbaar te maken en, zeker ook, de eigen
daarin aan de hand van een ‘wizard’ met acht stappen hun
professionele behoefte om het werk in de wijk beter te doen.
eigen interventies beschrijven. Door dit samen met een collega te doen krijgen ze beter vat op hun eigen interventie. Per beschrijving wordt ook een oordeel gevraagd over de effectiviteit. Bij de archetypebeschrijvingen doet een deskundige redactieraad dat. Voor de twee andere ontwikkelstappen moeten we nog wat langer op reis: het vinden van kernideeën en het kiezen voor optimaal maatschappelijk rendement. Door als vakgemeenschap een veelheid van interventies steeds op dezelfde manier te beschrijven zal uiteindelijk een beperkt aantal kernideeën zichtbaar worden, zo is de verwachting. Door
Over de auteur
deze steeds gerichter en steviger te onderzoeken, in verschillende lokale praktijken, worden we steeds zekerder over dat ze werken en leren we over de voorwaarden waaronder dat dan is. Lokale professionals kunnen die kennis vervolgens op eigen maat inbakken in hun projecten. Samen met de gemeenschappelijke wijktaal wordt het dan steeds beter mogelijk om per interventie de benodigde financiële input af te zetten tegen de opbrengsten.
Jochum Deuten is vrij gevestigd adviseur en onderzoeker. Het inzichtelijk maken van maatschappelijke effecten is zijn specialiteit. Hij maakt rendementsanalyses van uiteenlopende interventies en verzorgt trainingen en workshops rond het thema. Voor de SEV ontwikkelde Deuten de Effectenarena: een basisinstrument voor maatschappelijk rendement dat ondertussen is uitgegroeid tot een landelijke standaard. Hij nam met diverse partijen in 2011 het initiatief voor een nieuwe landelijke kennisbank voor effectieve wijkinterventies: ‘Wat werkt in de wijk’.
Meer informatie De artikelen die Jochum Deuten eerder over dit onderwerp schreef zijn te vinden op www.jochumdeuten.nl/bronnen.html
Parteon werkt meer gericht aan wijken dan wijkgericht
Het werkgebied van Parteon is Zaanstad. In Zaanstad wonen bijna 150.000 inwoners, waarvan ongeveer een derde in een woning van Parteon woont. Zaanstad is eigenlijk maar deels een stad te noemen. Meer is het een verzameling van kernen met één middelgrote stad: Zaandam. Met het nieuwe en veelbesproken stadscentrum Inverdan is het misschien nu net iets meer een stad geworden. Wellicht dat Parteon daarom geen traditie kent van sterk wijkgericht werken; de vele kernen zijn vaak dorps. Daarnaast kiezen wij voor een sterkte focus op complexniveau. Natuurlijk, Parteon heeft ook wijkmonitors, wijkvisies en wijkregisseurs. Maar wij werken meer gericht aan wijken, dan dat wij alles wijkgericht organiseren. Het is een middel en geen doel.
120
WIJKEN EN WEGEN
Op zoek naar het effect Drie methoden voor interventie-effect-analyse naast elkaar De zoektocht naar ‘Wat werkt in de wijk’, waar Platform Corpovenista in de laatste jaren veel in heeft geïnvesteerd, is al langer aan de gang. Het past in de ontwikkeling vanaf ongeveer 2005 om het maatschappelijk rendement van corporaties en van interventies in buurten duidelijk in beeld te krijgen. Twee doelen speelden daarbij een rol: zicht krijgen op de daadwerkelijke investeringen en daar verantwoording over kunnen afleggen en zicht krijgen op de effectiviteit en efficiency van interventies. In dit artikel zetten we drie belangrijke analysemethoden om daar vat op te krijgen op een rij: het trechtermodel dat is ontwikkeld door de Rijksuniversiteit Groningen samen met Arnhemse corporaties, het 10 voor MKBA-initiatief en uiteraard ‘Wat werkt in de wijk’, dat in platformverband is ontwikkeld. De rode draad in de drie methodes: vooraf proberen in beeld te brengen welke effecten een interventie in de wijk gaat hebben. Dat blijkt niet eenvoudig.
Het trechtermodel Het Gemeenschappelijk Overleg Woningcorporaties Arnhem (GOW) legt in
zijn er directe en indirecte effecten op de wijk.
2006 een vraag neer bij onderzoekers van het Instituut voor Integratie en
Belangrijkste aanbeveling: evalueren komt niet ná
Sociale Weerbaarheid van de Rijksuniversiteit Groningen. ‘We investeren
interveniëren. Vooraf, tijdens en na de interventie
veel in de leefbaarheid van de wijken, maar het gevoerde beleid resulteert
is het een integraal onderdeel van het proces.
niet onmiddellijk in een beleving van verbetering. Investeren in “stenen” alleen is niet voldoende, zo blijkt. Hoe kan de “sociale weerbaarheid” worden vergroot?’ Ze starten gezamenlijk een vierjarig onderzoeksproject
10 voor MKBA
in de aandachtswijken van Arnhem (Het Arnhemse Broek, Geitenkamp, Presikhaaf, Klarendal en Malburgen).
Tien corporaties en Rigo Research en Advies vor-
Sociale weerbaarheid is de ‘mate waarin de bewoners gedrag vertonen dat
men samen kenniscentrum ‘10 voor MKBA’. MKBA
gekenmerkt wordt door een houding die zowel actief als constructief is en
staat voor maatschappelijke kosten-batenanalyse.
waarbij passieve en destructieve houdingen worden vermeden wanneer
Zij willen die werkwijze inzetten bij de professio-
het gaat om het oplossen van problemen in de leefomgeving.’ Dit is door
nalisering en legitimering van corporatieactivitei-
de onderzoekers uitgewerkt in een model voor de verandering van gedrag
ten in brede zin, waaronder de wijkenaanpak. Het
en houdingen in de wijk. Agressief gedrag wordt ontmoedigd, negatieve en
is een vervolg op de eerdere ervaringen die Yme-
antisociale attitudes worden omgevormd tot positieve en sociale. Bewo-
re heeft opgedaan met de toepassing van MKBA,
ners worden gemobiliseerd en geactiveerd.
onder andere bij de evaluatie van maatschappelijk
Na twee jaar onderzoek resulteert een lijst van 505 (!) verschillende
vastgoed op het Timorplein in Amsterdam. Kennis
interventies, op de vijf thema’s integratie onder jongeren, beeldvorming
ontwikkelen en delen omtrent de kosten en baten
en conflicten, leefbaarheid en veiligheid, bewonersparticipatie en ouderen-
van corporatieactiviteiten staat centraal.
participatie. Alleen al op het gebied van de langdurige binnen- en bui-
MKBA’s worden in dit land al langer uitgevoerd en
tenlandse activiteiten in de vijf wijken vinden de onderzoekers meer dan
geven het rendement van een interventie voor de
160 interventies die in potentie bijdragen aan sociale integratie en beeld-
gehele maatschappij weer. MKBA’s worden vaak
vorming. Na deze inventarisatie hebben de onderzoekers een typologie
toegepast op investeringen waar publiek geld
van interventies opgesteld, waarmee succes- en faalfactoren (afkomstig
mee gemoeid is, zoals de Betuwelijn. Alle effec-
uit wetenschappelijke literatuur) zijn verbonden. Twee soorten factoren
ten die welvaart en welzijn beïnvloeden worden
spelen de hoofdrol: kenmerken van de situatie waarin de interventie
daarin meegenomen: kosten en baten, geprijsde
plaatsvindt en kenmerken van de interventie zelf. Benadrukt wordt dat
en niet-geprijsde effecten, effecten van nu en
niet voorspeld kan worden welke interventie wel of niet werkt. Beproefde
effecten in de toekomst. Dat gebeurt in acht stap-
wetenschappelijke inzichten bieden echter wel een eerste inzicht in de
pen (zie kader).
kans van slagen. Evaluatie als basis voor een succesvolle aanpak In het voorjaar van 2011 is een vervolgslag gemaakt. Op basis van het onderzoek in Arnhem (dat zes promoties heeft opgeleverd) is een evaluatieaanpak ontwikkeld, in de vorm van een ‘trechtermodel’. Het model heeft drie fasen: voorbereiden van interventies, interventies uitvoeren en het effect bepalen van interventies. Voor elke fase is een ‘beslisboom’ ontwikkeld waarmee bepaald kan worden of er niets vergeten is. De trechter wordt uitgelegd aan de hand van het Russische matroesjkapoppetje: achter elke doelstelling gaat een andere schuil. Via strategisch beleid en operationeel beleid komen partijen uiteindelijk uit op concrete projectdoelstellingen en een specifieke interventie. Wie goed wil evalueren, moet scherp hebben vanuit welke abstracte doelstellingen begonnen is en hoe deze vertaald zijn naar concretere doelen. Ook bij de effecten van de interventies is sprake van een trechter. Naast projectuitkomsten
MKBA in acht stappen - De probleemanalyse; - het vaststellen van projectalternatieven; - het vaststellen van de referentie (het nulalternatief); - het bepalen van effecten; - het berekenen van de effecten; - monetarisering (omzetten van de effecten in geld); - overzicht van effecten; - analyses.
122
WIJKEN EN WEGEN
MKBA’s verschaffen veel inzicht over wat wel en
projectopzet. Op dit moment hanteert Ymere een MKBA-compact bij het
wat niet werkt maar vooral ook in welke mate
opstellen van projectvoorstellen voor maatschappelijk vastgoed, leerwerk-
en hoe efficiënt. Ze kunnen zowel vooraf – ex
bedrijven en huismeesters.
ante – als achteraf – ex post – worden verricht. Omdat er nog betrekkelijk weinig informatie is,
Op basis van de met ‘10 voor MKBA’ te verzamelen kengetallen kunnen
zijn MKBA’s op dit moment nog een dure aange-
straks voor een groot aantal interventietypes vergelijkbare MKBA-com-
legenheid. Het vergt een flinke inzet aan tijd en
pacts ontwikkeld worden. Het inzetten daarvan past in het streven van
geld om een dergelijke analyse uit te voeren. Met
Ymere om ‘meer uit minder te halen’ in de wijkaanpak. Ze wil putten uit
‘10 voor MKBA’ willen de deelnemende corpora-
projecten die zich hebben bewezen. Nieuwe interventietypes blijven mo-
ties en Rigo ervoor zorgen dat de gezamenlijke
gelijk, maar bij de grotere geldt de richtlijn dat ze zo opgezet worden dat
baten van dergelijke onderzoeken ruimschoots de
achteraf een MKBA mogelijk is. Dat vraagt een nulmeting en een scherp
kosten ervan overstijgen.
plan van aanpak.
Deelnemende corporaties hebben afgesproken ieder jaarlijks één MKBA uit te voeren naar een voor alle partijen interessante interventie.
Wat werkt in de wijk
In het najaar van 2011 heeft de selectie van projecten voor de eerste ronde plaatsgevonden.
De kennisbank ‘Wat werkt in de wijk’ is ontwikkeld door Platform Corpove-
De resultaten daarvan zullen in de loop van 2012
nista in samenwerking met KEI. Het is een instrument om kennis over
beschikbaar komen en onderling gepresenteerd
effectieve wijkinterventies te bundelen en makkelijker toepasbaar te
en bediscussieerd worden. Vervolgens zullen
maken voor de wijkprofessional. De kennisbank, die op 20 juni 2012 online
die in het kenniscentrum verwerkt worden tot
is gegaan, wordt overgenomen door KEI Kenniscentrum stedelijke ver-
bruikbaar referentiemateriaal (kengetallen) voor
nieuwing en de fusieorganisatie die ontstaat als KEI, Nicis Institute, Nirov
vergelijkbare interventies. Rigo draagt zorg voor
en SEV samengaan. De oorsprong van de kennisbank ligt halverwege de
het beheer van dit kenniscentrum. Het is het
looptijd van Platform Corpovenista. Bij een aantal deelnemers aan het
plan om alle resultaten van de eerste ronde aan
platform ontstaat in 2009 de behoefte om het begrip ‘leefbaarheid’ beter
het eind van dit jaar tijdens een conferentie te
meetbaar te maken. Het leidt tot een gezamenlijk met KEI georganiseerde
presenteren. Op termijn is het de intentie om het
expertmeeting en een debat begin 2010. Aan Jochum Deuten, effectmeter
kenniscentrum te verbinden met de databank van
bij uitstek, wordt gevraagd een eerste voorstel te doen voor een nieuwe
‘Wat werkt in de wijk’ (zie hiernaast).
taal die dit mogelijk moet maken. Op de grote conferentie ‘De wijk: denken, doen en doorzetten’ van het platform, later dat jaar, wordt daarover
MKBA-compact
verder gediscussieerd. In de praktijk blijkt namelijk dat begrippen als so-
De deelnemers van ‘10 voor MKBA’ hebben ook
ciale stijging voor veel mensen een verschillende betekenis hebben. Daar
de intentie om het MKBA-denken in de alledaagse
komt bij dat partijen die betrokken zijn bij wijkontwikkeling vaak ‘opnieuw’
praktijk van de organisatie in te bedden. Ymere
beginnen. Er wordt niet of onvoldoende voortgebouwd op beschikbare
heeft RIGO in 2009 opdracht gegeven om, op
kennis, het wiel wordt opnieuw uitgevonden.
basis van de resultaten van een MKBA van een
Met die twee constateringen in het achterhoofd wordt de ambitie voor een
concreet project een ‘lichtvoetig’ afwegingsmodel
centrale kennisbank geformuleerd: een online toegankelijk systeem voor
te maken voor het betreffende interventietype.
de vakgemeenschap, die zich daarmee en passant re-professionaliseert.
Deze ‘MKBA-compact’ brengt de belangrijkste, in
De accumulatie van kennis en ingevoerde ervaringen maakt het tevens
een uitgebreide MKBA-ex post geïnventariseerde,
mogelijk om analyses uit voeren. Vergelijkbare interventies kunnen wor-
kosten en baten van een interventietype in kaart.
den gebundeld en op hun effectiviteit nader worden onderzocht.
Een dergelijk MKBA-compact geeft de gebruiker
‘Wat werkt in de wijk’ werkt volgens de principes van open source:
de mogelijkheid om vooraf op simpele wijze infor-
transparant, laagdrempelig, deelbaar en met minimale toegangskosten.
matie over een project in te vullen om vervolgens
Oftewel: halen en brengen en kennis niet voor jezelf houden. Gebruikers
type, orde en grootte van effecten terug te krij-
worden opgeroepen hun organisatie aan te melden, de eigen kennis be-
gen. Toepassing van dit model bij de formulering
schikbaar te stellen voor collega’s in het land en eventuele brondocumen-
van een project helpt bij de optimalisering van de
ten toegankelijk te maken. Het invoeren van de eigen interventie
(ex ante of ex post) gebeurt aan de hand van zeven blokken met vragen. Daaruit rolt vervolgens een ‘effectenarena’ of een ‘effectenkaart’: schematische weergaven van de interventie in de wijk en de beoogde c.q. gerealiseerde effecten. Partijen kunnen deze uitkomst bijvoorbeeld gebruiken om een investeringsplan mee te onderbouwen.
Meer informatie over het trechtermodel Interventies voor een leefbare wijk, Van theorie naar praktijk en terug. Andreas Flache en Maarten Koekkoek. Uitgave: Van Gorcum, 2009.
Kort voor lancering van de website bevatte de kennisbank meer dan honderd projecten. De verwachting is dat dit aantal snel gaat groeien. Van tien veel voorkomende interventies zijn zogenaamde archetypen opgesteld: beproefde interventies die hun werking in de wijk bewezen hebben.
Wie van de drie? Voor de oppervlakkige lezer lijkt het misschien al snel op het populaire televisiespelletje van weleer met de onvermijdelijke vraag ‘Wil de ware interventie-effect-analyse nu opstaan?’ Maar dat doet de verschillende initiatieven geen recht. Als eerste kunnen we stellen dat blijkt dat er op verschillende plaatsen met veel inzet en aandacht gewerkt wordt aan dit onderwerp. De urgentie wordt daarmee alleen maar onderstreept. De drie ‘modellen’ hebben elk een eigen insteek en toepasbaarheid. Het trechtermodel heeft een schat aan kennis en achterliggend materiaal
Weten wat werkt? Evaluatie als basis voor succesvolle wijkaanpak. Terry van Dijk en Maarten Koekkoek. Te downloaden via de website van het Instituut voor Integratie en Sociale Weerbaarheid van de Rijksuniversiteit Groningen: http://www.instituutisw.nl
Meer informatie over ‘10 voor MKBA’ De deelnemende corporaties zijn: De Alliantie, Eigen Haard, Haag Wonen, Patrimonium, Stadgenoot, WonenBreburg, Woonbron, Wooncompagnie, Woonstad Rotterdam, Ymere. Contact: [email protected] of [email protected]
over met name sociale interventies in kaart gebracht. Bij ‘10 voor MKBA’ gaat het erom een impuls te geven aan de kennisontwikkeling omtrent maatschappelijke kosten en baten van corporatieactiviteiten. Het ontwikkelt diepgaande kennis ten aanzien van een beperkt aantal interventies en probeert de moeilijke slag naar monetarisering, het uitdrukken van de waarden in geld, te maken. Bij ‘Wat werkt in de wijk’ is de professionalisering van de vakgemeenschap het belangrijkste issue op dit moment. Het wil nadrukkelijk de brug slaan naar de dagelijkse praktijk en het zo goed mogelijk expliciteren van doelen en te verwachten effecten van allerlei
Meer informatie over ‘Wat werkt in de wijk’ V65, verslag van de expertmeeting en het debat over Rendement op het investeren in leefbaarheid; op zoek naar een beleidstheorie, 26 februari 2010 te downloaden via www.corpovenista.nl > Onderzoeksthema’s Platform Corpovenista > onderzoeksthema 1.2 > Rendement op investeren in leefbaarheid.
soorten interventies. De gemeenschappelijke noemer is het in beeld willen brengen van de effecten van investeringen – zowel vooraf als achteraf. De opgave is om die kennis uiteindelijk aan elkaar te verbinden, een ambitie die de deels overeenkomende deelnemers van ‘10 voor MKBA’ en ‘Wat werkt in de wijk’ zeer expliciet geformuleerd hebben. Ze hebben daarbij wel bedacht dat het soms beter is om niet gelijk alles aan alles te koppelen. Ze houden rekening met elkaars ‘taal’ zodat er geen misverstanden kunnen ontstaan, maar kiezen ervoor parallelle trajecten af te leggen om een koppeling te kunnen maken met geteste en goed werkende methoden. De doelstelling is voor allen hetzelfde: het vergroten van effectiviteit en efficiëntie van werken in de wijk.
De website van ‘Wat werkt in de wijk’: www.watwerktindewijk.nl Contact: Jeroen van der Velden: [email protected]
124
WIJKEN EN WEGEN
‘JE ONTDEKT WAT JE BLINDE VLEKKEN ZIJN’ Paul Peter Kruse, Woonbedrijf Manager districtsondersteuning ‘Het van elkaar leren wordt binnen Woonbedrijf erg gestimuleerd. Het project “Wat werkt in de wijk” sluit daar naadloos op aan. Ik zit zelf in de ontwikkelgroep van “Wat werkt in de wijk” en ben vanaf het begin nauw bij het project betrokken. In een-op-een-gesprekken met onder anderen onze wijkprofessionals vertel ik waarom ik in het project geloof. Wij kunnen veel leren van collega’s die met dezelfde vraagstukken te maken hebben. In de databank zijn de interventies in de wijk van andere corporaties direct in te zien. Je hebt heel gemakkelijk toegang tot een schat aan ervaringen, van projecten die geslaagd zijn, maar ook die minder geslaagd zijn en die je behoeden voor valkuilen. En als je meer wil weten kun je direct contact opnemen met diegene die de interventie heeft ingevoerd.’ ‘De eerste reacties van mijn collega’s op de kennisbank waren soms gereserveerd. Alweer een nieuw project en de invoering zou veel tijd kosten, zo luidde het commentaar. Ik heb iedereen gevraagd om er vier uur tijd in te steken en dan een eigen afweging te maken. Wij gaan niemand verplichten om mee te doen. Het moet vanuit de professionals zelf komen. Tijdens een bijeenkomst hebben een paar collega’s met de webapplicatie van de databank kennisgemaakt. In duo’s hebben zij interventies ingevoerd en dat werkte. Zij ontdekten de meerwaarde van de kennisbank. Door een project in te voeren, moet je goed weten wat je nu eigenlijk wil bereiken. Door in duo’s te werken ga je elkaar vragen stellen. Je ontdekt wat je blinde vlekken zijn.’ ‘Wij hebben nu twaalf interventies in de databank opgenomen. Die varieren van een project met moestuinen tot de inrichting van een sociëteit voor ouderen in de wijk. Steeds meer collega’s weten nu dat ze een goed verhaal hebben als de interventie volgens het systeem van “Wat werkt in de wijk” is ingevoerd. Hun voornemen is nu om gebiedsgerichte activiteiten voor de begroting van 2013 op te nemen in de databank. Het projectblad van de ingevoerde interventie kan dan dienen als onderbouwing voor de aanvraag van het budget. Ik vind het mooi om te zien hoe de collega’s dit zelf oppakken.’
Lewenborg
In 1971 start de bouw Lewenborg in Groningen. Groen en gevarieerd moest het worden, met een autoluw karakter. Maar ook met hoogbouw langs de geplande, maar nooit gerealiseerde vrije ov-baan. De verwachte sterke groei van bevolking en werkgelegenheid bleven uit, leegstand van de hoogbouw volgt. Eind jaren tachtig verslechtert het imago. Lewenborg wordt een van 56 wijken in de wijkaanpak in 2003
beeldessay HARRY COCK
Groen is de wijk zeker geworden, onder andere door de hand van Louis Le Roy die begin jaren ’70 furore maakte met zijn denkbeelden over natuurvorming. Er is nog steeds een groep vrijwilligers die zich inzet voor het beheer daarvan. Grote delen van Lewenborg zijn gerealiseerd in laagbouw, met tuin en soms eigen vijver.
Een van de speerpunten bij de vernieuwing was het centrum gebied. Na enig oponthoud is het uiteindelijk gelukt om dat ingrijpend te vernieuwen. Van een naar binnen gekeerd complex is het veranderd in een veel meer wervend en naar buiten open centrum. Het aantal winkels is uitgebreid.
Het autoluwe karakter van Lewenborg is nog steeds een van de kernkwaliteiten; een prima woongebied voor gezinnen met jonge opgroeiende kinderen. Daar hoort goed onderwijs bij en bij de vernieuwing is daar dan ook sterk op ingezet. Lefier, de gemeente en andere partners realiseerden elders, aan de Lewenborgsingel, het Vensterhuis. Hierin werken alle partijen die betrokken zijn bij opvoeding en onderwijs samen.
Een deel van de hoogbouwf lats is gesloopt en vervangen door nieuwe grondgebonden woningen. De ooit bedoelde vrije baan voor tram of bus is door de vernieuwing veranderd in een singel. Deze doorbreekt de woonervenstructuur en zorgt voor een betere oriëntatie.
De eengezinswoningen in de wijk zijn zowel in handen van particulieren als van woningcorporaties. Het bezit van woningcorporatie Lefier is de afgelopen jaren fors aangepakt en verduurzaamd.
‘DE UITKOMST KAN SOMS CONFRONTEREND ZIJN’
‘DENKEN IN DOELEN EN EFFECTEN’
John de Bruijn, WonenBreburg
Maurice Caniels, Portaal
Beleidsadviseur
Adviseur onderzoek en informatie
‘We liggen goed op schema. We willen voor de bouwvakvakantie veertig
‘Voor ons kwam het initiatief “Wat werkt in de
interventies hebben ingevoerd. In Tilburg hebben we twaalf woon-
wijk” precies op het goede moment. Wij waren al
consulenten met wie ik samen achter de computer de projecten heb
langer op zoek naar een methodiek die echt kan
ingevoerd. Zij ontdekken steeds meer de waarde van de databank. De
aantonen wat de effecten van interventies zijn.
voorbereiding kost even tijd, maar je krijgt er veel voor terug. Door in
En de nieuwe databank levert veel voorbeelden op
te zetten op die projecten waarvan bewezen is dat ze effect hebben,
van andere collega’s die in de praktijk hun waarde
bespaar je euro’s. Elke leidinggevende moet eigenlijk bij de budgetaan-
hebben bewezen. Een ander voordeel is dat onze
vraag voor een project als voorwaarde stellen dat er in de databank
professionals in de wijken nog meer gaan denken
“Wat werkt in de wijk” naar andere praktijkvoorbeelden is gekeken.’
in doelen en effecten. Dat gebeurt automatisch als je de interventies telkens volgens dezelfde struc-
‘Als een interventie is ingevoerd, kunnen de gebruikers een print maken
tuur moet invoeren.’
van de zogeheten “effectenarena”. Dat vind ik een mooi instrument. Op een A3 kun je precies zien wie wat heeft geïnvesteerd en wie van die
‘Bij Portaal hebben we in iedere regio een advi-
investeringen direct of indirect profiteert. De uitkomst kan soms con-
seur leefbaarheid gevraagd om als ambassadeur
fronterend zijn. Het kan bijvoorbeeld voorkomen dat een corporatie en
voor “Wat werkt in de wijk” op te treden. Deze
een welzijnorganisatie investeren en dat de gemeente daarvan vooral
adviseurs hebben nu al toegang om de projecten
profijt heeft. Bij een volgend project kun je in dat geval maar beter ook
in het systeem in te voeren, maar straks kunnen
de gemeente erbij betrekken.’
meer collega’s hiermee aan de slag. We hebben intern afgesproken dat elke nieuwe interventie
‘De ambitie van “Wat werkt in de wijk” is om zo snel mogelijk minimaal
die meer dan vijfduizend euro kost, moet worden
honderd interventies in de databank te hebben staan. Ik vind honderd
ingevoerd in de kennisbank. De medewerker legt
nog aan de lage kant. Ik heb liever duizend projecten die – op termijn – in
in het vervolg geen projectplan meer voor aan
de kennisbank staan. Als je dan bijvoorbeeld meer wil weten over een
zijn of haar manager, maar een uitdraai van het
project met huismeesters, dan is de kans groter dat je meer voorbeel-
project dat is ingevoerd in “Wat werkt in de wijk”.’
den kan bekijken. Ik hoop dan ook dat collega’s van andere corporaties zich inspannen om de interventies in te voeren. In mijn ogen hebben de
‘Wij hebben nu zeventien interventies ingevoerd
deelnemers van Platform Corpovenista een morele verplichting om dat
die nog niet openbaar zijn. Dat gebeurt pas als we
te doen. Dan hebben we er straks allemaal profijt van. De duizendste
de kwaliteit voldoende vinden. Eén van de projec-
interventie heeft veel meer waarde dan de tiende!’
ten is Pitstop in Amersfoort. In een zelfstandige woonvoorziening worden jongeren die risico lopen op maatschappelijke uitval begeleid. Doel is meer zelfredzaamheid en vertrouwen. Een adviesbureau heeft hierover een uitgebreid evaluatierapport geschreven. Dat rapport is als pdf te downloaden. Als de kennisbank straks voor iedereen toegankelijk is, moet je wel nadenken over wat je wel of niet openbaar maakt. Maar wij hebben in ieder geval de intentie om ook de minder succesvolle verhalen online te zetten. Daar leer je tenslotte het meeste van.’
126
WIJKEN EN WEGEN
Hoog op de agenda van Stadgenoot Amsterdam staat er goed bij, maar in verschillende buurten is de woonkwaliteit nog niet zoals wij en onze klanten die zouden wensen. Vaak is er behoefte aan meer differentiatie van woningtypen, voorzieningen en bewoners. Dat was zo en dat blijft zo, ook in crisistijd. In de werkwijze is echter een verschuiving te zien: minder sloop-nieuwbouw, meer opknappen van het bestaande vastgoed en meer samen met de huidige bewoners doen. Het is misschien minder groots en meeslepend dan we gewend waren en het gaat allemaal langer duren, maar het werken aan vitale wijken en buurten blijft hoog op de agenda van Stadgenoot staan.
Hans Karssenberg (Stipo) en Perry Hoetjes (Platform Corpovenista)
De omslag Hoe zeven woningcorporaties de aanpak van hun stedelijke vernieuwing door de crisis ingrijpend moesten wijzigen (en vier juist helemaal niet) Het failliet van Lehman Brothers in 2008 werd het markeerpunt van een wereldwijde crisis, die zich in Nederland vertaalde in één van de grootste naoorlogse vastgoedcrises. Deze veranderde de aanpak van de stedelijke vernieuwing ingrijpend. Dit blijkt uit een onderzoek van Stipo voor Platform Corpovenista. De vraag is nu: welke alternatieve strategieën en aanpakken zijn er sinds 2008 inmiddels bedacht?
Het onderzoek is uitgevoerd door diepte-interviews met strategen en gebiedsmanagers bij elf woningcorporaties met aandachtswijken: tien platformcorporaties Eigen Haard, Stadgenoot en Ymere (Amsterdam en regio), Haag Wonen (Den Haag), Lefier (Hoogezand, Stadskanaal, Emmen en omgeving), Portaal (Utrecht, Arnhem, Nijmegen, Leiden, Soest), Rentree (Deventer), WonenBreburg (Tilburg), Woonbedrijf (Eindhoven), Woonstad (Rotterdam) en Weller (Heerlen). De corporaties variëren in grootte van 4.500 tot 80.000 woningen. Bij elkaar opgeteld vertegenwoordigen ze een bezit van 400.000 woningen.
WIJKEN EN WEGEN
128
Deze elf corporaties vroegen we welke wijken zij als
Vijf corporaties hebben veel in de fysieke vernieuwing van
aandachtswijken beschouwen en welke gebieden daarbinnen
hun bezit geïnvesteerd en hebben die fysieke investeringen
sinds 2008 een omslag hebben gekend. In totaal zijn hieruit
daardoor flink moeten bijstellen. Redenen zijn dat de
45 ‘omslaggebieden’ (met in totaal 63 gebiedsdelen) naar
investeringscapaciteit de omvang van de corporatie te boven
voren gekomen. Daarvan behoren er 22 tot de 40 door
dreigde te gaan, dat de financiering moeilijker werd, en bijna
toenmalig minister Vogelaar aangewezen ‘krachtwijken’. Er
altijd dat de afzet verdween door marktuitval in de vrije
is dus minimaal in 22 krachtwijken een grote omslag te zien;
sector koop, waardoor kostendragers voor de vernieuwing
het kunnen er meer zijn, want de overige 18 kwamen in dit
wegvielen. De twee resterende corporaties nemen een
onderzoek niet aan de orde.
bijzondere positie in, omdat ze pas recent zijn begonnen en er nog niet echt een omslag te zien is.
Strategie?
Aantal gebieden met grote omslag na 2008 12
Bij de omslaggebieden is in de interviews gevraagd naar de
10
verschuivingen in doelstellingen, strategieën en middelen.
8
Daarbij zijn vooral veel verschuivingen op middelenniveau
6
naar boven gekomen. Doorvragend naar achterliggende
4
doelen en strategieën kwam naar boven dat dit vaak
2
moeilijk te benoemen is. Dat kwam door de lange looptijd
0
E
D
ER
YM
W
O
O
N
ST
A
IJ
F
G W
O
O
N
BE
DR
LE
EB BR
EN W
O
N
A ST
UR
R
T EL W
DS
GE
N
O
O
EE
L
TR N
RE
A
A
ER FI
RT
N
EN
LE
PO
G A A H
EI
GE
N
H
W
A
O
A
RD
van projecten, door de grote samenstelling van partijen en personen met elk verschillende opvattingen, door de complexe samenstelling van doelstellingen en ten slotte doordat veel corporaties voor de crisis behoorlijk volgend waren op de gemeenten in de te hanteren doelstellingen. Het vragen naar een verschuiving in doelen en strategieën
Soorten corporaties
impliceert dat er vanuit een eigen, weloverwogen beeld is gehandeld. Dat bleek in de interviews niet altijd aan te sluiten bij de praktijk. Corporaties geven aan dat het maar
Heel bepalend voor de gezochte alternatieve aanpakken is
de vraag is of ze wel zo expliciet hun doelen en strategie
het soort corporatie. Vooral de combinatie van de (ervaren)
hebben bepaald. Het is ook de vraag of de verandering door
financiële mogelijkheden voor het doen van investeringen
de crisis op die bewuste manier is ingezet. Het is niet zozeer
en de focus van de corporatie (meer op fysieke ontwikkeling,
de stuurman die het land ziet aankomen en tijdig het schip
sociale ontwikkeling of beheer gericht) blijkt heel bepalend
een andere kant opstuurt, alswel de wal die het schip keert.
voor het effect dat de crisis heeft gehad.
De gewijzigde omstandigheden dwingen de betreffende corporaties massaal tot een andere koers, vooral van sloop-
Vier corporaties hebben hun structurele uitgaven gebaseerd op hun structurele inkomsten (huur) en niet op incidentele inkomsten uit grootschalige projecten of
nieuwbouw naar iets anders.
Waarom wilden we eigenlijk slopen?
woningverkoop. Zij gaan gestaag door met de aanpak van hun aandachtsgebieden. De crisis heeft op hen geen groot
Na 2008 blijkt dezelfde vernieuwing ook met hele andere
effect. De crisis leidt eerder tot een grotere vraag naar
middelen te kunnen worden uitgevoerd. Vaak gebeurt dit tot
sociale huurwoningen. Ook blijken corporaties met een focus
opluchting van de huurders. Gevraagd naar waarom er in het
op beheer en sociale ontwikkeling beter in staat om hun
verleden op zo’n grote schaal voor sloop-nieuwbouw was
stedelijke vernieuwing door te zetten dan corporaties die
gekozen lopen de antwoorden uiteen: soms om differentiatie
sterk op de fysieke ontwikkeling zijn gericht.
in de wijk te krijgen, soms vanwege de slechte staat van het vastgoed, maar minstens even vaak ook ‘omdat de gemeente het van ons vroeg’, ‘omdat de afschrijvingstermijn was
afgelopen’, ‘omdat de collega’s dat ook deden’ of ‘zo deden Voor de strategievergelijking werd tijdens dit onderzoek een
we het nu eenmaal’.
vierdeling ontwikkeld, geïnspireerd op de strategiematrix Een aantal geïnterviewden geeft aan dat er, in elk geval in
voor product/marktontwikkeling van Ansoff, geënt
het verleden, weinig sprake was van een gefundeerd eigen
op de specifieke opgave in stedelijke vernieuwing. De
oordeel van hun corporatie. Daardoor werden ze vaak
strategiematrix voor stedelijke vernieuwing gaat uit van
volgend op wat de gemeente aangaf. Daarnaast speelde de
product-markt-combinaties tussen de vraag (de huurders/
cultuur van bouwen en slopen. Komende uit veertig jaar lang
klanten) en het aanbod (het vastgoed). Bij beide assen
focus op nieuwbouw in weilanden – afgezien van de periode
kan worden uitgegaan van het bestaande of van het
van de stadsvernieuwing – was het kennelijk voor de hand
nieuwe. De strategieën lopen met hun nummering op in
liggend dat stedelijke vernieuwing met sloop-nieuwbouw
kostenintensiteit.
moest gebeuren.
Een aardverschuiving
Strategischer voorraadbeheer
Op grond van de interviews is een reconstructie gemaakt Inmiddels hebben bijna alle elf geïnterviewde corporaties
van de oude en de nieuwe strategie in de 63 gebiedsdelen
een systeem van strategisch voorraadbeheer ontwikkeld om
waar sinds 2008 een omslag is geweest. Ingedeeld in de
hun bezit in de wijken en buurten te monitoren. Ze kunnen
strategiematrix is er in deze onderzochte omslaggebieden
daardoor beter beargumenteerde investeringskeuzes
een ingrijpende verandering van strategie te zien, een ware
maken. In het onderzoek zijn de systemen op een rij gezet.
aardverschuiving in de stedelijke vernieuwing. In de figuur
Ze hebben met elkaar gemeen dat veel scherper wordt
hieronder is de oude strategie groen, en de nieuwe rood
gekeken naar wat de opgave nu werkelijk is. Ook wordt
aangegeven
veel preciezer ingezoomd op buurt- en complexniveau, en voor crisis
soms zelfs daarbinnen. Daardoor is een meer situationele en precieze aanpak mogelijk. De te kiezen aanpak per
na crisis
60
complex(deel) wordt kortcyclischer bepaald, in de meeste
50
gevallen elke twee of drie jaar.
40 30
de vraag is of altijd heel expliciet is gekozen kwamen de
N O TE ES T A FG
O BE CIA H AL EE ) R
(S
A RE A N G O N V IV A EA TIE U) M A W RK IK T KE O LI NT N G
nieuwe situatie te vergelijken en te analyseren. Doordat het
(L
gericht om doelen, strategieën en middelen in de oude en
0
IE (S UW LO BO OP UW -)
De onderzoeksvraag vanuit Platform Corpovenista was erop
10
N
Strategiematrix stedelijke vernieuwing
20
Aantal keren dat de oude en de nieuwe strategie genoemd is in dit onderzoek
oude en nieuwe doelen onvoldoende expliciet op tafel. Wel bleek het mogelijk een vergelijking te maken tussen oude
De dominantie van (sloop-)nieuwbouw van voor de crisis is
en nieuwe strategieën. Vervolgens zijn per strategie de
voorbij. Voor de crisis was het de aanpak in 76 procent van
alternatieve middelen geïnventariseerd.
de gebiedsdelen, na de crisis nog maar in 23 procent. De aanpak verschuift naar marktontwikkeling (het aantrekken
VASTGOED KLANTEN
BESTAAND
NIEUW (VERNIEUWD)
BESTAAND
(SOCIAAL) BEHEER
RENOVATIE (LAAG NIVEAU)
van nieuwe doelgroepen in het bestaande vastgoed – van 5 procent naar 30 procent), (sociaal) beheer (het bedienen van de zittende huurders in het bestaande vastgoed – van
NIEUW (VERNIEUWD)
MARKTONTWIKKELING
(SLOOP-) NIEUWBOUW
8 procent naar 28 procent) en renovatie (het bedienen van zittende huurders met vernieuwing van het vastgoed – van 11 procent naar 18 procent).
130
WIJKEN EN WEGEN
Waar de strategie gericht blijft op de (kostenintensieve)
In veruit de meeste gevallen kiezen partijen echter voor
sloop-nieuwbouw verschuift de inzet van middelen naar een
een andere strategie. In driekwart van de gebieden
meer gefaseerde en situationelere aanpak van de sloop-
is de strategie verschoven naar (sociaal) beheer en
nieuwbouw, in kleinere brokken die passen bij het tempo
doorexploiteren, marktontwikkeling en met hetzelfde
dat de markt aankan en waar nog tot zo laat mogelijk de
vastgoed trachten nieuwe doelgroepen te binden, of in
definitieve beslissing voor wie wordt gebouwd kan worden
beperktere mate laag niveau renovatie in bewoonde staat.
uitgesteld. Daarnaast versoberen corporaties hun plannen
De oriëntatie op behoud van bestaande huurders is fors
en leggen ze taken weer terug bij andere partners. In een
gestegen van 19 procent naar 47 procent en het behoud van
aantal gevallen besparen ze op de fysieke ontwikkeling
het bestaande vastgoed is gestegen van 13 procent naar 58
door ketenintegratie. Meer dominante woonproducten zijn
procent. Bij de vernieuwing van het vastgoed kiest men bijna
grondgebonden woningen, zelfbouw en vrije sectorhuur.
de helft voor renovatie, terwijl dat aandeel voorheen nog maar 143 procent van de vastgoedvernieuwing was.
LAAG
(SLOOP)
MARKT
NIEUWBOUW
ONWIKKELING
(SOCIAAL)
NIVEAU
BEHEER
RENOVATIE
FASEREN
TIJDELIJKE
RENOVEREN
BETER
EN
NIEUWE
IN BEWOONDE
ONDERHOUD
OPDELEN
DOELGROEPEN
STAAT
SCREENING
FASEREN
ONTWIKKELEND
INSTROOM
EN
BEHEREN
ONTVLECHTEN
OPDELEN
SOCIAAL VERSOBEREN
KLUSWONINGEN
DOOREXPLOITEREN
ECONOMISCHE AANPAK
OVERLAST
TAAK AFBAKENEN
HUURVERHOGING
ENERGIELABELS
OP DE HUID
TAAK HERVERKAVELEN
VRIJE SECTORHUUR
KETENINTEGRATIE
VERKOOP
AFBAKENEN
NIEUWE PRODUCTMARKT
BRANDING
COMBINATIE
De onderzoeksrapportage is te verkrijgen via de website van Platform Corpovenista : www.corpovenista.nl
De reacties verschillen per woningmarkt. Corporaties
en dat het roer ingrijpend om moest. In 2010 deelden ze dat
in woningmarkten met (op termijn) meer vraag, zoals
nieuws met hun huurders, die meest opgelucht reageerden.
Amsterdam, kunnen aanboddifferentiatie op lange termijn
In 2011 werd de verandering bespreekbaar met gemeenten,
overeind houden. Crisis betekent hier vooral: temporiseren.
ook omdat die dan zelf ook een stap terug moeten zetten.
Corporaties in meer ontspannen woningmarkten, zoals
In 2012 volgen de gemeente-organisaties en in de komende
Rotterdam of Emmen, redden dit niet. Crisis betekent hier:
jaren volgt nog een discussie over grondprijzen.
de strategie moet op de schop.
Deze periode van minimaal vijf jaar is zeer langdurig als
Een waaier aan alternatieve middelen
je de maatschappelijke kosten die dit met zich meebrengt in aanmerking neemt. Het lage tempo heeft hoofdzakelijk te maken met verschil in belangen, maar ook met te zeer
Het onderzoek levert een rijke oogst aan nieuwe middelen die sinds de crisis zijn bedacht, heruitgevonden en zijn ingezet. Er zijn verdeeld over de vier strategieën meer
dichtgetimmerde en inflexibele samenwerkingsafspraken.
Eindige menging en springplankwijken
dan 31 alternatieve middelen gevonden voor de aanpak van de stedelijke vernieuwing. In het onderzoek worden
Het beeld van de ongedeelde stad en sloop-nieuwbouw als
ze beschreven en voorzien van praktijkvoorbeelden en
middel voor meer differentiatie lijkt eindig. Er wordt minder
citaten uit de interviews. In het schema hieronder worden de
gestreefd naar het behalen van het stedelijk gemiddelde in
gevonden alternatieven weergegeven.
een wijk, vaker wordt de discussie gevoerd over het belang van springplankwijken voor de stad en welke investeringen
In de onderzoeksrapportage beschrijven we de mitsen
dan nodig zijn om die springplankwijken goed te houden.
en de maren per nieuw middel: onder welke condities is
Ook wordt er zowel politiek als maatschappelijk een lagere
het alternatieve middel voor andere woningcorporaties
kwaliteit geaccepteerd, wat de nieuwe vraag oproept waar
herhaalbaar in hun eigen praktijk, en hoe robuust is het
de ondergrens ligt.
alternatieve middel op de langere termijn?
Meer strategie nodig
Naar een meer sociaaleconomische aanpak?
Op bezitsniveau beredeneren de corporaties hun
In tegenstelling tot wat verwacht zou kunnen worden is er
investeringsoverwegingen situationeler, kortcyclischer,
echter maar beperkt sprake van een omslag van fysieke naar
preciezer, minder vanuit het systeem en meer vanuit
sociaal-economische maatregelen. Juist in tijden waarin
de precieze opgave. Op gebiedsniveau is er nog maar
huurders het door de haperende economie, de grotere
beperkt sprake van een expliciet handelen vanuit doelen
werkloosheid en de hogere bezuinigingen financieel zwaar
en strategieën. De beperktere middelen zijn leidend en
hebben vallen de investeringen van gemeenten op dit gebied
veranderen de strategieën en soms de doelen, in plaats van
weg, en trekken corporaties daardoor ook hun cofinanciering
andersom. De situatie dreigt te ontstaan waarin de middelen
terug. Er ontstaat wel een nieuwe filosofie, niet meer gericht
de strategie en de doelen gaan aansturen, in plaats van
op structurele middelen, maar op incidentele investeringen
andersom.
die gericht zijn op eigen initiatief van huurders en die zo snel
Een containerschip met hoge maatschappelijke kosten
mogelijk op eigen benen te laten staan. In de onderzochte omslaggebieden verandert de relatie met de zittende huurders ingrijpend. De corporatie is niet meer
Een andere opvallende overstijgende conclusie is hoe lang
gericht op het afscheid nemen van de zittende huurders. Het
het in de onderzochte gebieden duurt om daadwerkelijk
zou logisch kunnen zijn dat dit zou leiden tot meer co-creatie
tot een nieuwe strategie te komen: in de meeste gevallen
en het aanboren van de investeringskracht van bewoners.
minimaal vijf jaar, en waarschijnlijk vaak nog langer. De grote
Dit gebeurt al wel meer in het sociale domein (althans met
lijn is dat na het begin van de crisis in 2008 de corporaties
de inzet op eigen verantwoordelijkheid) maar nog beperkt in
in 2009 zelf doorkregen dat het lang zou kunnen gaan duren
het fysieke domein.
132
WIJKEN EN WEGEN
Gemeenten en investeerders
In 2004 werden in de KEI-publicatie N7 de principes voor een nieuw type stedelijke vernieuwing beschreven: tegenover de planmatige vernieuwing moest een meer
De relatie met de gemeente is sterk verbeterd. Door
natuurlijke, continue vernieuwing komen. Natuurlijke
de gemeentelijke bezuinigingen is er in de ogen van de
wijkvernieuwing gaat uit van een cyclische vernieuwing
corporaties een evenwichtiger gesprek mogelijk over de
met een open einde, past het tempo aan aan het tempo
investeringen die zij moeten doen. Tegelijkertijd komen er
van de wijk, werkt niet toe naar een gemiddelde maar
nog grote opgaven aan voor de onderlinge relatie, vooral
naar een profiel, werkt vanuit sectorale samenhang, gaat
door het wegvallen van investeringen in veel gemeenten in
uit van improvisatie, witdrukplanning en een zorgvuldige
het sociale domein en de nog te voeren discussie over de
samenwerking. Recent is dit verder uitgewerkt in het
grondwaarde.
KEI essay ‘Stedelijke vernieuwing op uitnodiging’.
Opvallend genoeg komt in de interviews niet naar boven
De crisis heeft een breuk veroorzaakt met de planmatige
dat corporaties actief op zoek zijn naar een nieuwe relatie
vernieuwing; wie de veranderingen van de afgelopen
met collega-corporaties in hetzelfde gebied en met nieuwe
vier jaar overziet kan zien dat de stedelijke vernieuwing
soorten mede-investerende partners, afgezien van enkele
behoorlijk deze sfeer van natuurlijke wijkvernieuwing
voorbeelden van ketenintegratie. Ondanks de veelheid aan
terecht is gekomen. Wel zijn er nog werelden te win-
nieuwe ideeën over ‘synchroniciteit’, het samen laten vallen
nen, zoals de concrete uitwerking van het organisch
van investeringen tussen gebiedspartijen onderling om
ontwikkelen, het juist nu vinden van wegen om een
samen een sterker effect te bereiken, wordt dit in de
sociaal-economische aanpak te bieden en het intensiever
praktijk nog beperkt toegepast.
samenwerken met andere investeerders in de wijken.
Portaal wonen leven werken Wij zijn er voor onze huurders. Om te beginnen bouwen we betaalbaar en onderhouden wij onze woningen goed. Maar onze betrokkenheid gaat verder: we willen ervoor zorgen dat onze huurders blij zijn dat ze bij Portaal huren. Dat geldt ook voor onze huurders die begeleid wonen. Samen werken wij aan schone en veilige buurten zonder overlast. We stimuleren werkgelegenheid in de wijken, zodat mensen een inkomen kunnen verdienen. Tegelijkertijd helpen we daarmee huurders bijvoorbeeld in huis of tuin. Samen maken mensen hun wijk leefbaar. Wij juichen het toe als mensen meedoen en als ’t nodig is en waar nodig helpen we een handje. Zo bouwen wij aan kansrijke buurten waar iedereen zich thuis voelt.
134
WIJKEN EN WEGEN
De next generation aan het woord Vijf jonge corporatie medewerkers over de erfenis van Platform Corpovenista Aan de muur een snedig, ietwat opruiend citaat van Steve Jobs – ‘Why join the navy if you can be a pirate’ – en aan tafel vijf medewerkers van Platform Corpovenista-corporaties. De nieuwe generatie in corporatieland, die zich onder leiding van voorzitter Koj Koning buigt over verleden, heden en toekomst van dit platform. Een gesprek over het nut: wat hebben we ervan opgestoken, hoe brengen we de kennis verder in de eigen organisatie en welke kennisvragen doemen op wanneer we het over het wonen in 2020 hebben? Maar ook over de waarde die een netwerk als Platform Corpovenista kan hebben, ook in de toekomst. ‘De gesprekken met andere corporatiemensen bij de leergang, daar heb ik heel veel aan gehad.’
Tekst: Kees de Graaf Beeld: Nout Steenkamp
Over wat Platform Corpovenista henzelf heeft opgeleverd Drie van jullie hebben de Platform Corpovenista-leer-
ook iets van intervisie en bij elkaar in de keuken kijken.
gang gevolgd, de anderen kennen Platform Corpovenis-
Dat werkt goed.’
ta goed – onder meer door deelname aan onderzoeken.
Van Gelderen: ‘De openheid tijdens de bijeenkomsten van de
Wat is jullie nu het meeste bijgebleven? Wat was echt
Vakgemeenschap is heel groot. Medewerkers van Woonbron
smashing? En wat is belangrijker: het netwerk of het
en Vestia die openhartig vertelden over hun betrokkenheid
onderzoeksprogramma?
bij scholen en een campus en aangaven: zo hebben we in het verleden gedaan, maar dat gaan we in de toekomst zeker
Helleman: Het onderzoek naar gebiedsgericht werken vind
niet meer doen. Dat zijn uitkomsten die je normaal gespro-
ik sterk. Goed van de onderzoekers om niet eerst 26 eerdere
ken niet zo gauw boven tafel krijgt.’
onderzoeken over te gaan doen. In plaats daarvan is alle
Oosterbaan: ‘Ik heb bij Platform Corpovenista nooit het
bestaande kennis gebundeld in één essay en is er een hand-
gevoel gehad dat je bepaalde dingen niet kon delen. Ook bij
leiding gemaakt. Een instrument waarmee we binnen onze
de leergang was het altijd heel open.’
organisatie echt iets kunnen.’
Van Gelderen: ‘Klopt. Ik denk ook dat het nodig is om bij pro-
Oosterbaan: ‘De kracht van Platform Corpovenista is dat zij
jecten in de wijkaanpak, die liggen op of soms over de grens
het debat mee kan aanjagen. In het klein vond dat al plaats
van onze primaire taak, kennis te delen. Dat je dan open bent
bij de leergang. Kennis uit het hele land kwam daar samen.
over wat niet werkt en tegen welke dilemma’s je aanloopt.’
Heel inspirerend, net als de Platform Corpovenista-dagen op
Metsemakers: ‘Ik heb echt genoten van de lezingen van
locatie. Uit die formule is nog meer te halen.’
Micha de Winter en aansluitend een real life-verhaal van
Vos: ‘Ik wil graag leren en anderen helpen met de kennis die
de directeur van basisschool Bloemhof in Rotterdam-Zuid,
ik hebben opgedaan. Ik ben daar in mijn praktijk mee bezig;
Wim Pak. Heel boeiend, heel aanvullend. Het heeft mij ertoe
het is niet zo dat je één keer het licht ziet en dan klaar. De
aangezet om meer vanuit het kindperspectief naar een wijk
kwaliteit van de leergang was goed – vooral inderdaad de
te gaan kijken. We hebben één van onze buurten door die bril
gesprekken met vakgenoten die we daar hebben gevoerd –
laten onderzoeken door een groep studenten en dan blijkt:
en ik grijp daar vaak op terug. Ook in de contacten: ik ben nu
het is daar helemaal niet fijn voor kinderen om te spelen. Het
bezig met een participatieproject in Groningen, daar ga ik
kwartje viel.’
morgen voor overleggen met een collega uit Rotterdam.’
Vos: ‘Ik was onder de indruk van de lezing van Joop Hofman
Helleman: ‘Een goede methode in dit verband is de Vakge-
over de autocipatieladder. Het heeft me laten inzien dat
meenschap Sociale Stijging die dit voorjaar door Platform
ik tijdens gesprekken met de wijk ook best iets terug mag
Corpovenista is opgestart. Dan kruipen corporaties bij elkaar
verlangen. Het is een kwestie van geven en nemen.’
die op een bepaald thema naar verdieping zoeken. Het heeft
136
WIJKEN EN WEGEN
Over de kennis en de toepasbaarheid daarvan Al die onderzoeken die de afgelopen jaren zijn gedaan:
stapjes. Het was iets dat ik zelf al had gedacht: als wij in Slo-
wat gebeurt er eigenlijk met al die informatie? Zet je
tervaart een leerbedrijf voor tien bewoners opzetten, gaat
het ook echt om in kennis die voor jouw dagelijkse prak-
niet heel Nieuw-West daarvan profiteren. Ik heb de onder-
tijk werkt? Landt het ook echt op jouw eigen werkvloer?
zoekers uitgenodigd en er een kennisdeelsessie voor Ymere
Kun je het gebruiken? En hebben externe partners er
aan besteed. Dat was nuttig. En wat ik er zelf vooral van heb
ook iets aan? Gaat het wel eens in een pakketje naar de
geleerd, is om vooraf nog scherper de doelen te formuleren.
wethouder of de bewoners?
Wat, voor wie en hoe: dat soort vragen.’ Helleman: ‘Ik vind dat ook een nuttig onderzoek. Er is heel
Helleman: ‘De eerste fase van Corpovenista was erg acade-
concreet gemaakt: wat doen corporaties hier nu feitelijk
misch. Ik heb in mijn geheugen gegraven maar kon van die
aan? Het vormde voor ons een vertrekpunt om er verder
fase eigenlijk geen onderzoeksresultaten terughalen die echt
over na te denken.’
zijn blijven hangen, alleen iets over woonkeuzegedrag in
Van Gelderen: ‘Dat geldt bij ons voor het onderzoek naar
concentratiegebieden.’
leefstijlen. Als wij daar in de toekomst iets mee willen, is dat
Oosterbaan: ‘Van die onderzoeken waarin het vooral ging
onderzoek heel nuttig. Dat scheelt een hoop uitzoekwerk. Ik
over significatieniveaus, als ik het goed heb.’
hoop alleen dat voldoende mensen ervan op de hoogte zijn.
Helleman: ‘Typerend in die fase was dat onderzoekers onder
Ik denk dat we nog een slag kunnen maken in kennis delen
de “resultaten” vooral verstonden hoeveel erover gepubli-
en resultaten van onderzoek in de eigen praktijk toepassen.’
ceerd werd in internationale vaktijdschriften. Terwijl ik dan
Oosterbaan: ‘De “Wat werkt in de wijk”-databank die mo-
denk: wat is hiervan nu daadwerkelijk overgedragen aan de
menteel wordt gevuld kan daar ook bij helpen. Ben ik met het
praktijk? Bij het gebiedsgericht werken gingen de onderzoe-
goede bezig? Dat is misschien niet veel meer dan gewoon
kers (van onder andere Partners+Pröpper, red.) nu langs
goed projectmatig werken, maar zo’n databank brengt wel
bij de corporaties, om het gesprek aan te gaan. Dat werkte
de kennis bij elkaar op een manier die eerder niet bestond.
goed. In het verleden van Corpovenista was de vorm vaak
Je eigen voorstel voor een nieuw project wordt beter als
niet aantrekkelijk. Veel te veel papier. Dan vroeg je je af: hoe
je even kan spieken hoe een ander het heeft gedaan. En je
moet ik dit nu weer laten landen in de organisatie?’
kunt die persoon bovendien even bellen. Dat maakt ons werk
Oosterbaan: ‘Ik vind het onderzoek over de waterbedeffec-
gemakkelijker. Plus: je kunt zoeken naar archetypes waarvan
ten echt heel interessant. Maar de valkuil is er ook. Stel dat
bewezen is dat ze werken. Daar zit de koppeling met het vele
je het optreden van die effecten “significant” kan bewijzen,
onderzoek dat is verricht op het gebied van de wijkaanpak.
en wat dan? Je werkt als corporatiemedewerker in Tilburg-
Overigens moet de bruikbaarheid van de databank zich nog
Noord en denkt: wat doe ik er nu mee? Het is niet eenvoudig
bewijzen, daar kun je pas over twee jaar iets van zeggen.’
om onderzoek toepasbaar te maken. Dat geldt overigens
Metsemakers: ‘En je moet ook durven als corporatie om je
nog in sterkere mate voor het onderzoek over leefstijlen
eigen failures in zo’n databank neer te zetten. Die zijn pas
en woonruimteverdeling. Het toewijzen op leefstijlen bleek
echt leerzaam.’
minder doeltreffend dan aanvankelijk gedacht.’
Helleman: ‘Maar pas op dat men vanuit zo’n database klak-
Vos: ‘Je kunt lang niet altijd direct iets doen met de onder-
keloos projecten gaat zitten kopiëren. Check vooral ook wat
zoeksresultaten in je eigen praktijk. Maar je kunt er bijvoor-
er in de wijk zelf leeft. Luister naar bewoners.’
beeld wel een collega mee helpen, die net met dat betref-
Metsemakers: ‘Bewoners hebben vaak een heel scherp
fende onderwerp bezig is.’
gevoel voor wat je waar wel of niet moet doen. We moesten
Van Gelderen: ‘De werkgroep van Corpovenista waar ik aan
bijvoorbeeld de plek voor een ontmoetingsruimte kiezen; dan
deelneem, heeft het onderzoek naar sociale stijging laten
kan honderd meter naar links of naar rechts een wereld van
verrichten door de DSP-groep. Een groot aantal stijgings-
verschil maken of zo’n voorziening wel of niet werkt. Bewo-
projecten van corporaties is onderzocht, vijf jaar na de grote
ners kunnen dat zelf haarfijn aangeven.’
hype over dit onderwerp. De uitkomsten: verwacht er niet
Vos: ‘Ik merk juist dat die bewoners ook heel geïnteresseerd
teveel van op wijkniveau, als er effecten zijn, dan vooral op
zijn in wat we binnen Platform Corpovenista-verband al-
individueel niveau. En: we moeten meer denken in kleine
lemaal doen. Als een thema aan de orde is gebruik ik onder-
zoeksresultaten uit beschikbare rapporten. Bewoners vragen dan waar ze die informatie kunnen vinden. Zo deel je kennis. Daarbij moeten we ook relativeren: als corporaties hebben we zeker niet de wijsheid in pacht. Er zit ook veel knowhow bij onze partners, die moet je net zo goed gebruiken.’ Metsemakers: ‘Ik heb één van onze projecten in de databank “Wat werkt in de wijk” samen met een bewoner ingevuld. Die vond dat geweldig. Wat zit er nog meer in, vroeg hij. En: klik daar eens op. Dat is leuk. Het triggert. Met de kennis die hier in zit, kunnen bewoners worden geholpen om hun eigen agenda voor de wijk te formuleren.’ Helleman: ‘Begrijp me goed: ik heb niets tegen deze kennisuitwisseling. Maar het gevaar van zo’n lijst met allemaal best
practices is dat er zomaar lukraak iets wordt gekozen. “Hé, een weekendschool, leuk. Gaan we ook doen.” Pas dus opmet het zo maar in de eigen praktijk neergooien van successen uit andere steden.’ Koning: ‘De moestuin, die is momenteel helemaal in.’ Oosterbaan: ‘Als er iets duidelijk is, dan is het dat copy paste niet werkt. Maar daar staat tegenover dat je soms gewoon ook niet weet wat er in de rest van Nederland allemaal wordt bedacht. Voor mij is Amsterdam Nieuw-West nu de referentie, maar Nederland is veel groter. In “Wat werkt in de wijk” zijn ook voorbeelden van geslaagde interventies en zogenaamde archetypes te vinden.’ Van Gelderen: ‘Plus suggesties hoe je het succes kunt meten. Ook waardevol.’
Over de afstand tussen denkers en doeners Jullie werken in heel verschillend georganiseerde corporaties. Hoe delen jullie zelf de opgedane Platform Corpovenista-kennis in jullie eigen organisatie en met partners of bewoners? Helleman: ‘Ik ben overgestapt van mijn plek in de Schilderswijk naar een meer algemene beleidsfunctie. Ik vraag me echter wel af wat zinvoller is: beleidsmedewerkers in een hok zetten zodat ze nog meer papier maken? Of ze in de wijk laten rondwandelen om te kijken wat daar echt nodig is en op basis daarvan beleid maken?’ Metsemakers: ‘Beleidsmedewerkers bij gemeenten en corporaties hebben de neiging aan hun stoel vast te plakken. Het is juist belangrijk dat ze buiten komen.’ Vos: ‘Heel belangrijk.’
138
WIJKEN EN WEGEN
Oosterbaan: ‘Maar soms vraagt de organisatie dat ook van ze. Wij hebben ook mensen die zelden buiten lopen en nooit op een plein hebben gezeten om bewoners aan te spreken. Zeker in grote organisaties is er nu eenmaal soms een grote afstand tussen praktijk en theorie. Je kunt veel van elkaar vragen, maar ook niet alles. Neem het schrijven van wijkvisies: dat hoeven we echt niet altijd aan de afdeling beleid te vragen. Dat moeten de wijkbeheerders samen met de bewoners doen, van onderop.’ Vos: ‘Bij mijn kennismaking met Platform Corpovenista viel me dat wel enorm op: medewerkers van sommige corporaties die zeiden: “Ik heb helemaal geen klantencontacten.” Ik denk dan: hoe kun je je werk dan goed doen? Dan organiseer je dat toch, ook al heb je een grote organisatie?’ Metsemakers: ‘Wij zetten onze Raad van Commissarissen ook in een ruimte met onze meest kwetsbare huurders. Dan leren ze heel snel: hier doen we het voor.’ Oosterbaan: ‘Bij een beleidsmedewerker vastgoed is het niet zo heel erg als deze niet zo veel klantcontacten heeft. Je moet ook naar de functie kijken die iemand in een organisatie bekleedt. Je hebt nu eenmaal ook mensen nodig voor de visies en de strategische vergezichten.’ Van Gelderen: ‘Ieder zijn stiel. Sommigen zijn heel goed in het schrijven van beleidsstukken, anderen zijn beter in het
en beleid over de resultaten van het waterbedonderzoek
gesprek met de klant.’
te hebben. Zij kunnen dat onderzoek gebruiken voor hun
Vos: ‘Maar ik blijf erbij: als je nooit een klant ziet en spreekt,
werk, bijvoorbeeld rond strategisch voorraadbeleid. Ik ben
lijkt het mij toch wel lastig om bij een corporatie te werken.’
nu zelf veel meer tactisch-operationeel in de wijken bezig. Het lukt nog wel om met wijkbeheerders de “Wat werkt in de
Wensen voor de toekomst
wijk”-formats in te vullen, maar als ik bewoners zou moeten meenemen in een discussie over waterbedeffecten: dat wordt veel te academisch. Ik zie daarom veel meer in een
Hoe moet het nou verder met Platform Corpovenista
goede bundeling van wat er aan resultaten ligt, om daarmee
volgens jullie? Hoe kijken jullie daar tegenaan? Wat
kennis te delen.’
zijn de opgaven van de toekomst? En wat heb je daar
Helleman: ‘Het moet dus niet alleen meer over de inhoud
nog voor kennisontwikkeling voor nodig? En hoe
gaan, maar zeker ook over de vorm.’
organiseren we dat?
Oosterbaan: ‘Ik zou voorstellen: zestig procent onderzoek en
Van Gelderen: ‘Met name op het punt van “hoe krijg ik de
veertig procent marketing en branding. Er is nog zoveel niet
kennis terug in de organisatie en vertaal ik het naar de prak-
goed in de markt gezet.’
tijk?” ben ik wel kritisch over Corpovenista. Hoe wordt onze
Van Gelderen: ‘Laat een ambassadeur van Platform
praktijk er nu beter van, wat levert het op voor bewoners?
Corpovenista door het land trekken om presentaties te ge-
Dat is best heel ingewikkeld. In een eventueel vervolg moet
ven. Of dat er powerpoints komen waarin de highlights
daar meer aandacht aan worden besteed.’
al staan, dat je daar zelf snel je eigen presentatie mee
Oosterbaan: ‘Ik pleit ervoor: ga niet weer opnieuw onder-
kan maken. Dat maakt het implementatieproces een stuk
zoek doen. Er is al zoveel onderzocht. Ik merkte bij Wonen
eenvoudiger. Voor veel rapporten en boeken is soms lastig
Breeburg dat het leuk is om het met de afdeling strategie
bepalen wie dat nu echt moet lezen in onze organisatie.
Wie informeer je, en hoe? Ymere is een grotere club, dus dat soort vragen spelen. Net als voor mezelf geldt voor veel collega’s: liever een artikel van twee pagina’s dat een onderzoek goed samenvat, zoals ook de bedoeling van dit boek, dan een heel rapport doorworstelen.’
De deelnemers aan het gesprek
Oosterbaan: ‘Misschien helpt het wanneer iemand erover twittert: ik heb nu dit interessante artikel gelezen. En dat je dan gelijk door kunt klikken.’ Helleman: ‘Als er een vervolg komt, zou ik aanbevelen om beter op zoek te gaan naar de kennislacunes. Nu heb je nog wel eens het gevoel dat er sprake is van een herhaling van
Frank Metsemakers, Woonbedrijf Coördinator gebiedsontwikkeling. Heeft een beleidsfunctie voor een stadsdeel van 6.500 woningen. Volgde afgelopen jaar de Platform Corpovenista-leergang. Twitter: @fmetsemakers
zetten. Dan komt er zo’n project- of wijkbeschrijving voorbij die al in vijf andere boeken heeft gestaan.’ Van Gelderen: ‘Je kunt voor het vervolg van Corpovenista drie agenda’s laten bepalen. Eén door de stuurgroep, één door mensen uit de ‘front office’ en één door bewoners. Benieuwd of en hoe de agenda voor Platform Corpovenista dan verschilt.’
Gerben Helleman, Haag Wonen Werkte eerder bij OTB en KEI, maakte overstap naar de praktijk. Eerst sociaal projectleider in de Schilderswijk, nu senior beleidsmedewerker. Is meer van de mensen dan van de stenen, naar eigen zeggen. Blogt op persoonlijke titel: http://stadslente.blogspot.com
Vos: ‘Probeer dan wel meer aansluiting te vinden bij landelijke verschillen. In delen van Nederland hebben we echt met andere ontwikkelingen te maken, denk aan de krimp. We hebben het daar niet meer over de vrijheid van onderwijs; door de bevolkingskrimp zijn we al blij als we in dorpen één school open kunnen houden. Dat is toch wat anders dan wat in de Randstad speelt. Maar het is wel goed als iemand uit
7ERHVE:SW0I½IV Volgde de Platform Corpovenista-leergang en verdeelt haar werktijd tussen Stadskanaal – waar ze gebiedsontwikkelaar is en werkt aan wijkvisies – en de stad Groningen. Daar is ze als projectleider participatie momenteel bezig met opstellen van een nieuw participatiemodel.
Rotterdam komt kijken en zijn visie daar op geeft. Wij doen al heel veel in de vorm van lokale en regionale samenwerkingen; een netwerk als Platform Corpovenista kan voor een frisse blik zorgen.’ Oosterbaan: ‘Met elkaar moeten we bepalen wat de overstijgende thema’s zijn die op ons afkomen. Neem bijvoorbeeld de maatschappelijke huisvesting waar de gemeente de
Anne Oosterbaan, de Alliantie Huidige functie: gebiedscoördinator in Slotervaart (NieuwWest). Daarvoor volgde ze een traineeschap bij Aedes en werkte onder meer bij WonenBreburg (Tilburg) aan beleid en praktijk. Werkte daar onder meer aan ‘Wat werkt in de wijk’.
handen vanaf trekt. Dat speelt al over vijf jaar! Daar moeten we nu mee aan de slag.’ Van Gelderen: ‘Het zou zonde zijn wanneer ieder voor zich dat weer gaat onderzoeken. Maar: doe dan niet alleen onderzoek. Maak het praktisch, faciliteer een netwerk. Werk ook samen met andere clubs, zoals SEV, KEI of
Marlies van Gelderen,Ymere Psychologe van huis uit, stadssocioloog in wording en werkzaam bij de Taskforce Wijkaanpak. Mede-initiatiefnemer van de vakgemeenschap Sociale Stijging. Rolde bij toeval de corporatiewereld in, werkt er nu tien jaar.
De Vernieuwde Stad. ’ Metsemakers: ‘Ik voeg daar aan toe het thema van het “loslaten”. Er zijn momenteel geluiden in de trant van “geef de wijk terug aan de bewoners”, maar hoe doe je dat dan concreet? Participatie, zelfredzaamheid, empowerment, civil
society, meedoen: allemaal mooie begrippen, maar nog een hele worsteling om het handen en voeten te geven.
Koj Koning, Woonbedrijf Districtsmanager Tongelre en lid van de redactie van deze publicatie. Twitterde kort voor het begin van de bijeenkomst dat ze in gesprek ging met de nieuwe lichting corporatiemedewerkers van Platform Corpovenista. Twitter @kojkoning
140
WIJKEN EN WEGEN
Hoe kun je het organiseren, zonder dat je in de valkuil valt dat professionals het zelf weer gaan regelen.’ Van Gelderen: ‘Als je aan jongeren vraagt: “Wat willen jullie dan in de wijk?”, dan komen ze in eerste instantie niet veel verder dan: een buurthuis. Of ze hebben geen zin erover na te denken en gaan weer voetballen. Je moet echt willen investeren in contact, vertrouwen opbouwen en laten zien dat je wil en kan aansluiten bij hun wensen. En graag samen met partners! Wij “oefenen” nu met nieuwe vormen van informele participatie, waardevol om dat met elkaar te doen.’ Helleman: ‘Er is ook een tussenweg: sluit meer aan op bestaande initiatieven en hulpbronnen. Iemand die nu een cateringbedrijfje aan huis heeft, maar graag wil uitbreiden, kun je meestal goed helpen, omdat jij als corporatie vaak overzicht hebt in welk buurthuis een grote keuken beschikbaar is. Dus meer doorverwijzen en verbinden.’ Na het gesprek met de next generation van Platform Corpovenista verlaten we de Blue Ocean-zaal. Tegen zeven uur ’s avonds zit er nog een enkeling te werken aan de tafels van Seats2Meet in Utrecht. Deze meeting was in ieder geval geslaagd.
EEN PAAR VAN DE CONCLUSIES OP EEN RIJ: Platform Corpovenista heeft de netwerkbelofte waargemaakt. Leergangen en andere ontmoetingen worden als zeer inspirerend ervaren. Een eventueel vervolg van het platform moet meer inzetten op communicatie en kennisdeling dan op ‘puur’ wetenschappelijk onderzoek. De relatie met de werkvloer kan nog beter worden gelegd. Meer oog voor verschillen tussen regio’s. Het werken in Stadskanaal is anders dan in Amsterdam. Maar laat juist wel corporaties uit die gebieden bij elkaar in de keuken kijken. De uitgevoerde onderzoeken worden als waardevol betiteld. Niet alles wordt direct door iedere corporatie opgepakt, maar het ligt makkelijk grijpbaar ‘op de plank’. Pas op voor copy paste: niet iedere interventie in een wijk die op de ene plek goed werkt, heeft hetzelfde effect op een andere plek.
De deelnemers aan het gesprek
In de Rivierenwijk te Deventer investeert Rentree, samen metMetsemakers, de gemeente, in een breed pakket van maatregelen. Frank Woonbedrijf Door woningen te slopen en Heeft te bouwen, en een betere Coördinator gebiedsontwikkeling. een beleidsfunctie infrastructuur leggen, bijvoorbeeld. Naast deze voor een stadsdeel aan van te 6.500 woningen. Volgde afgelopen meer ‘harde’ kant van de wijkvernieuwing, is er ook aandacht jaar de Platform Corpovenista-leergang. Twittert: @fmetsevoor de ‘zachte’ kant. Zo is er ondersteuning voor activiteiten makers. op het gebied van gezondheid, leefstijl, sport, wijkeconomie, kunsten cultuur. brede school biedt naschoolse mogelijkGerben Helleman, HaagEen Wonen heden voor de jeugd, en in het jeugdwerk wordt geïnvesWerkte eerder bij OTB en KEI, ook maakte overstap naar de teerd. Daarnaast zijn er individuele trajecten voor praktijk. Eerst sociaal projectleider in de Schilderswijk, nu buurtbewonersbeleidsmedewerker. met een grote afstand tot dede arbeidsmarkt. De resultaten senior Is meer van mensen dan van goed: huisbezoeken de zijn stenen, naar eigen zeggen.leiden tot individuele trajecten richting zorg, werk en welzijn. De school presteert bovengemiddeld. Eigenaren van panden doen mee in het verbeterplan voor Sandra Vos, Lefier hun gebouwen. Ook is er meer sport in wijk, en krijgen het Volgde de Platform Corpovenista-leergang en de verdeelt haar zorgaanbod en de wijkeconomie nieuwe impulsen. Door meer werktijd tussen Stadskanaal – waar ze gebiedsontwikkelaar samenwerking tussen parijen wordt 1+1 in de Rivierenwijk nu 3. is en werkt aan wijkvisies – en de stad Groningen. Daar is ze als projectleider participatie momenteel bezig met opstellen van een nieuw participatiemodel.
1 + 1 3 door samenwerking in Rivierenwijk, Deventer
Anne Oosterbaan, de Alliantie
Huidige functie: gebiedscoördinator in Slotervaart (NieuwWest). Daarvoor volgde ze een traineeschap bij Aedes en
werkte onder meer bij WonenBreburg (Tilburg) aan beleid en praktijk. Werkte daar onder meer aan ‘Wat werkt in de wijk’. Marlies van Gelderen, Ymere
Psychologe van huis uit, stadssocioloog in wording en
werkzaam bij de Taskforce Wijkaanpak. Mede-initiatiefnemer van de vakgemeenschap Sociale Stijging. Rolde bij toeval de corporatiewereld in, werkt er nu tien jaar. Koj Koning, Woonbedrijf Districtsmanager Tongelre en lid van de redactie van deze publicatie. Twitterde kort voor het begin van de bijeenkomst dat ze in gesprek ging met de nieuwe lichting corporatiemedewerkers van Platform Corpovenista.
Tekst: Kees de Graaf Beeld: Nout Steenkamp
142
WIJKEN EN WEGEN
Havensteder is een belangrijke speler in de kern van de stads regio Rotterdam. Wij investeren in krachtige wijken. Dit zijn wijken waar mensen goed wonen en leven. Waar kwalitatieve woningen staan in verschillende prijsklassen. Waar scholen, gezondheidscentra en winkels zijn. En waar ondernemers zich graag vestigen. Wij kijken per wijk waar kansen en mogelijkheden liggen. Daar steken wij geld in.
Havensteder huis voor huis straat voor straat wijk voor wijk
Met 50.000 verhuurbare objecten is Havensteder een robuuste partij in de stadsregio Rotterdam. Een betrokken speler die bouwt aan een levendige en veerkrachtige stad. Huis voor huis. Straat voor straat. Wijk voor wijk
144
WIJKEN EN WEGEN
Colofon
Redactie Kees de Graaf Guus Haest Koj Koning André Ouwehand Redactieraad Perry Hoetjes Pim Hogenboom Adriaan Hoogvliet Marjon van Weersch Geert van Woerden Eindredactie: Denise Vrolijk Teksten (tenzij anders vermeld) Kees de Graaf Marc Mijer Lisette Vos Fotografie Harry Cock beeldessay Lewenborg, 14-15, 94, 102, 143 Maarten Corbijn 29, 32, 61, 65, 79, 83, 107, 111 Maarten Laupman beeldessay Overschie, 50-51, 112-113 Jan van der Leer 84-85 André Ouwehand 19, 34-35 (bew. Jesse Wellink),44, 47, 59, 69, 70, 71, 73, 86, 132 Femke Reijerman beeldessay Philipsdorp Nout Steenkamp 8, 13, 134, 137, 138, 139 Luuk van der Lee ©, Hollands Hoogte 27, Hans van Rhoon ©, Hollands Hoogte 66, 67 ISBN (print) 978-90-5199-529-9
Ontwerp: Studio Boot
ISBN (online)
Drukker: Almedeon
978-90-5199-530-5 NUR 755
Published by IOS Press under the imprint of Delft University Press
Legal notice: The publisher is not responsible for the use which might be made of the following information.
IOS Press bv Nieuwe Hemweg 6b
Copyright 2012 by Platform Corpovenista
1013 BG Amsterdam
No part of this book may be reproduced in any form by
Fax (020) 6870019
print, photoprint, microfilm or any other means, without
E-mail [email protected]
written permission from the copyrightholder
www.iospress.nl