“WIJ ZULLEN NIET VERGETEN”
D/2009/9033/1 januari 2009 V.U.: Loredana Marchi, R.I.C. Foyer Brussel vzw, Werkhuizenstraat 25, 1080 Brussel
“Wij zullen niet vergeten” Tsjetsjenië en de Tsjetsjenen in België
Foyer, red.
een uitgave van Regionaal Integratiecentrum Foyer Brussel vzw
WIJ ZULLEN NIET VERGETEN...
O
4
WIJ ZULLEN NIET VERGETEN...
Inhoudstafel Voorwoord DEEL I. TSJETSJENIË Hoofdstuk 1.
Wie zijn de Tsjetsjenen? Een cultuurhistorisch portret (J. Gebhard) Hoofdstuk 2. Het conflict met Rusland (J. Gebhard) DEEL II. DE TSJETSJENEN ONDERWEG
Hoofdstuk 3.
Tsjetsjeense asielzoekers in Polen (J. Gebhard)
DEEL III. DE TSJETSJENEN IN BELGIË Hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5. Hoofdstuk 6. Hoofdstuk 7. Hoofdstuk 8. Hoofdstuk 9. Hoofdstuk 10. Hoofdstuk 11. Nawoord
Hoeveel Tsjetsjenen leven er eind 2008 in België? Tsjetsjeense vluchtelingen in België aan het woord Interview met Saypuddi Kulikov, voorzitter van de VTGA Zelforganisaties van Tsjetsjeense vluchtelingen in het Vlaams Gewest Organisaties in Vlaanderen die werken rond Tsjetsjenië en met Tsjetsjeense vluchtelingen Tsjetsjeense projecten van integratie in het Vlaams Gewest (2004-2008) (M. Vanlangendonck) De Tsjetsjenen in het Brussels Gewest anno 2008 De Tsjetsjeense culturele tradities en omgangsvormen
5
O
WIJ ZULLEN NIET VERGETEN...
O
6
WIJ ZULLEN NIET VERGETEN...
Voorwoord In zijn reeks “Nieuwe migraties”, waarin al verschenen “De Roma van Brussel” en “Symfonie van zwart in wit”, schetst het Regionaal integratiecentrum Foyer Brussel vzw met deze publicatie een beeld van het Tsjetsjenië dat verlaten werd door de Tsjetsjenen en het waarom van hun vlucht. Tegelijk wordt zakelijke informatie gebracht over hun leven hier in België. Het gaat hier om een groep mensen die tot een snel aangroeiende gemeenschap behoort. Deze publicatie werd geconcipieerd, bijeengeschreven en voor publicatie op punt gesteld door een aantal stafmedewerkers van het Regionaal integratiecentrum Foyer Brussel vzw, Jörg Gebhard (eertijds stafmedewerker van het Regionaal integratiecentrum Foyer Brussel) en een hoofdstuk werd ingebracht door Marc Vanlangendonck. Uiteraard is de medewerking van veel Tsjetsjenen in België cruciaal geweest, maar deze mensen verkozen ofwel onder pseudoniem mee te werken ofwel anoniem te blijven. De publicatie past ook in het kader van een reeks activiteiten naar aanleiding van de viering van 40 jaar Foyer. De publicatie is niet de eerste die verschijnt over de Tsjetsjenen, noch over de situatie van de Tsjetsjeense vluchtelingen in België, maar het is wel de eerste die in het Nederlandstalig taalgebied zo uitvoerig, met veel bronverwijzingen, en gedetailleerd, zowel op hun verleden als hun heden ingaat, en een verband legt tussen de toestand ginds en hier. Johan Leman, Voorzitter R.I.C. Foyer Brussel Brussel, januari 2009
7
O
TSJETSJENIË
O
8
WIE ZIJN DE TSJETSJENEN?
Deel I. Tsjetsjenië Hoofdstuk 1. Wie zijn de Tsjetsjenen? Een cultuurhistorisch portret Jörg Gebhard Sinds 2004 zijn de Tsjetsjenen de grootste groep vluchtelingen die in België asiel aanvraagt. Meer dan 6.000 van hen leven hier legaal, dat betekent dat zij in België verblijven meestal met een verblijfsstatus als vluchteling. Ze leren Nederlands en/of Frans, zoeken en vinden werk, volgen inburgeringscursussen, worden ondertussen ook Belg – kortom, ze proberen in een land met een cultuur die niet de hunne is, een nieuw leven te beginnen. Wie zijn deze mensen? Waarom komen ze nog altijd naar ons, op zoek naar bescherming? Verdienen zij deze bescherming nog? Waar komen ze vandaan en welke cultuur brengen ze met zich mee? Wat kunnen we van hen verwachten en ook omgekeerd, wat verwachten zij van ons? Zijn ze vluchtelingen als alle anderen? Deze publicatie speurt naar antwoorden op deze en nog vele andere vragen. De antwoorden zijn, hoe kan het ook anders, complexer dan ze op het eerste zicht laten vermoeden. In het begin zal er veel aandacht geschonken worden aan de cultuur en geschiedenis van de Tsjetsjenen en hun conflict met Rusland. Is dit nodig? Absoluut! Dit conflict begon niet in 1994 en eindigt zeker niet in 2008. Het conflict is de belangrijkste sleutel tot een begrip van de hedendaagse Tsjetsjeense identiteit - ook in ballingschap. Zonder kennis van het verleden is er geen begrip voor het heden. Om de inspanning van de lezer beperkt te houden, heeft de auteur van dit hoofdstuk zich de moeite gegeven om de complexe geschiedenis zo eenvoudig mogelijk weer te geven.
9
O
TSJETSJENIË
Geschiedenis en geografische samenhang “Im Raume lesen wir die Zeit” (In de ruimte lezen wij de tijd) is de titel van een boek over wat de Amerikanen ‘Spacing History’ noemen. Dat betekent niets anders dan: Geschiedenis, en dat is het leven van mensen, vindt in een geografische samenhang plaats. Geografie bepaalt menselijke identiteit en vormt mee het beeld van de wereld. Het maakt een verschil of een land waterrijk is of niet, of het over natuurlijke havens beschikt of door met sneeuw bedekte toppen omgrensd is. Deze stelling is eigenlijk banaal, ze ligt voor de hand, en toch zijn de mensen zich vaak niet bewust van deze samenhangen. Tsjetsjenen die onder ons leven zijn hier, als zij geen kleine kinderen zijn, niet geboren. Een kijk op hun land kan hun gedrag bij ons wel helpen verklaren.
O
10
Onze vinger glijdt vanuit Brussel over de atlas. Goed 2.400 km in zuid-oostelijke richting komt hij dan in het huidige Tsjetsjenië aan. Dit land maakt tegenwoordig deel uit van de Russische Federatie en is een binnenland met een oppervlakte van 15.700 km² - dat is bijna exact de helft van België. Het verschil is wel dat België 344 inwoners per km² (2006) telt en Tsjetsjenië maar 74 (officiële Russische cijfers, 2006, volgens andere bronnen 57). Zoals de overige landen in de Noord-Kaukasus is ook Tsjetsjenië topografisch ingedeeld door parallel lopende geografische zones: hoogvlaktes, de dicht beboste ‘Zwarte Bergen’ (chernye gory), de ‘Weiderug’ tussen de 1.200 en 1.500 meter hoog, de ‘Rotsrug’ tot 3.000 meter en de hoofdkam van de Kaukasus. De laagste van deze zones zijn de vlaktes tussen de waterrijke rivieren Terek en Sunja in het noorden van het land. Aansluitend bij deze vlaktes in zuidelijke richting vindt men het ‘Tsjetsjeense laagland’, het kernland van Tsjetsjenië dat zich tot de Zwarte Bergen uitstrekt. Nog altijd is een groot deel van het land bebost – een dichte vegetatie die tot de ‘Rotsrug’ reikt. De grens met Georgië wordt gemarkeerd door de toppen van de hoofdkam, de zogenoemde ‘Grote Kaukasus’. Dat zijn toppen als de Tebulosmta, met 4.493 meter de hoogste berg van Tsjetsjenië. In de hele bergregio vindt men naast de Tebulosmta nog acht bergen boven de 5.000 meter en nog tien andere boven de 4.000 meter. Tussen deze gigantische
WIE ZIJN DE TSJETSJENEN?
bergen gapen diepe afgronden, doorsnijden rivieren alpiene nederzettingen en creëren ze ontelbare van elkaar gescheiden cultuurruimtes.
Kloof in de Kaukasus, foto van Sergei Mikhailovich Prokudin-Gorski1 (tussen 1909 en 1915)
Het zogenoemde Kaukasus gebergte is een reusachtige landbarrière met een lengte van ca. 1.100 km en een breedte tot 180 km. Deze omvang stemt ongeveer overeen met die van de Alpen. Maar de oppervlakte van de Kaukasus is met ca. 1
Sergei Mikhailovich Prokudin-Gorski (1863-1944) ontwikkelde een eigen, gepatenteerde methode voor de productie van kleurfoto’s. Hij won Tsaar Nicolaas II voor zijn idee kleurfoto’s uit het gehele imperium te maken om als ed ucatief materiaal te gebruiken. Van 1909 tot 1915 trok Prokudin-Gorski door het land. Zijn foto’s zijn een unieke historische bron die extravagante inzichten in het voorrevolutionaire Rusland geven. De foto’s zijn vrij beschikbaar op het internet: http://www.cs.cmu.edu/~dellaert/aligned/; http://www.prokudin-gorsky.ru/collection. htm;
11
O
TSJETSJENIË
400.000 km² bijna dubbel zo groot als die van de Alpen. Toch leven hier veel minder mensen: gigantisme en isolement gaan hier hand in hand. Maar het zijn niet de cijfers die de Kaukasus begrijpelijk maken. Geografie bepaalt hier menselijke identiteit. De Kaukasus laat zich niet zomaar tot een oorlogs- en crisiszone reduceren. Voor degenen die hier leven of de regio bezoeken is zij vooral: adembenemend mooi. Spectaculaire bergen in eeuwige sneeuw, duizelingwekkende kloven en kristalheldere beken. Er is het samenspel van het verzadigd groen van de weides en van de strakblauwe lucht. Je ontmoet geen Kaukasiër die niet over de schoonheid van zijn heimat spreekt. De Kaukasus begrijpen, gebeurt het effectiefst door eigen beleven. Bijvoorbeeld door een reis in een ‘Marshrutka´ (minibus) op de ‘Georgische Militaire Snelweg’ tussen de Georgische hoofdstad Tbilisi en het Noord-Ossetische Vladikavkaz, niet ver van de nog altijd gesloten grens met Tsjetsjenië. De snelweg volgt een door de Romeinen aangelegde straat, die in de Daryal kloof eindigde – het uiterste punt van de Romeinse expansie in deze regio, verder geraakten ze niet. Ook al sprak Plinius over deze kloof als de ‘Porta Caucasica’: deze deur was zelf voor het machtige Romeinse Rijk niet te openen. Daarom is de Grote Kaukasus tot de dag van vandaag meer dan een gebergte: het is een cultuurgrens en het vormt de grens tussen Europa en Azië.
O
12
Gedurende de vijfde oorlog tussen Rusland en het Ottomaanse Rijk (17681774) bouwde het Russische leger de strategische straat uit en maakte het de weg in 1799 vrij voor het publiek. Vanaf 1863 reed dagelijks een postkoets over de weg, die door een net van wachtposten bewaakt werd. Maar de nochtans vaak voorkomende roofovervallen waren niet het enige avontuur voor de reiziger. Zo kunnen wij vandaag nog kijken met behulp van de levendige literaire beschrijvingen van Michail Lermontov, Lev Tolstoi, Alexandre Dumas in de duizelingwekkende hoogtes en in de gapende afgronden. Ivan Constantovich Aivazovsky, die in 1862 op zijn beroemde schilderij de Daryal kloof op canvas bracht, geeft ons met zijn kunstwerk een indruk van het spectaculaire, in de rotsen geslagen traject. Welke gevaren moesten hier gedurende hevige neerslag
WIE ZIJN DE TSJETSJENEN?
of sneeuwstormen op de reizigers gewacht hebben? Een blik door het venster van onze minibus bevestigt het beeld dat door de literatuur en de schilderijen reeds voorgevormd was. De smalle weg voert langs de Aragvi-rivier voorbij talrijke vestingwerken uit verschillende tijdperken en hun overblijfselen – een duidelijke verwijzing naar het grote historische belang van dit Noord-Zuid traject.
13
De Ananuri vesting aan de Georgische Militaire snelweg (XVII eeuw, sinds 2007 UNESCO wereld cultuurerfgoed)
De weg voert altijd dieper in een nauwer wordende kloof en kronkelt dan spectaculair in de richting van de Krestovy (russ.) bergpas (geor.: Jvari-pas) op bijna 2.400 meter hoogte. De blik naar beneden is angstwekkend. Bij ca. 2.000 m hoogte verdwijnt het asfalt en de minibus, die de communicatie in deze regio
O
TSJETSJENIË
verzekert, kwelt zich astmatisch door ontelbare diepe kuilen die in het wegdek gapen. De pas is tegelijkertijd ook de waterscheiding: naar het zuiden vloeien talrijke beken samen tot de Aragvi rivier. Naar het noorden toe liggen de bronnen van de legendarische Terek rivier. De Terek vloeit door Noord-Ossetië en later, omdat zijn richting naar het oosten verandert, doorstroomt hij Tsjetsjenië en Dagestan en mondt ten slotte uit in de Kaspische Zee. Als onze Marshrutka de Krestovy pas overwonnen heeft, volgt een even spectaculaire afdaling op een hoogvlakte van ca 1.700 meter. Hier worden reizigers in de herfst en winter vaak door lawines ernstig bedreigd. De straat richting de kleine stad Kazbeg is weer geasfalteerd, maar vol met gaten zoals een Zwitserse kaas. Aan de linkerkant verschijnt de majestueuze, wonderlijk mooie Berg Kazbeg, een eeuwig door sneeuw bedekte vulkaan van 5.047 meter hoog, die ons de nietige Matterhorn doet vergeten. Aan onze rechterkant, op nauwelijks tien kilometer afstand, is de grens met Ingoesjetië, dat tot 1991 samen met zijn buurland onder de naam ‘Tsjetsjeens-Ingoesjetische ASSR’ een republiek van de Sovjetunie uitmaakte.
O
14
Stad en berg Kazbeg, foto eind 19de eeuw
WIE ZIJN DE TSJETSJENEN?
Vlak achter Kazbegi ontwaren we dan de befaamde Daryal-kloof: smal, nauw, met links en rechts meerdere honderden meter steil oprijzende rotsmuren uit granietsteen. Door zijn aanblik voel je je klein en verloren. Luigi Villari beschreef zijn reis door de kloof in het jaar 1906, nog in een ouderwetse postkoets, als volgt: ‘Na Kazbek gaat de weg over in de Darjalkloof, de Port Caspia van de Ouden. Dit is het somberste en meest woeste deel van de hele route; immense muren van ijzergrauwe naakte rotsen rijzen op langs beide kanten van de luidruchtige Terek, bijna 1,83 kilometer hoog. De doorgang is zo smal, dat er enkel plaats is voor de rivier; de weg moest uit de rotsen worden uitgesneden. Een gevoel van eenzaamheid voegt zich toe bij de verschrikking van het landschap, en men ontmoet nauwelijks een levend wezen. Gedurende bijna 13 kilometer worden wij verzwolgen in deze donkere spelonk.’2 20 km achter de kloof ligt de grens met de Russische Federatie, je zou nu in de republiek Noord-Ossetië kunnen zijn. Zou kunnen, omdat deze grens sinds herfst 2006 meestal gesloten is. Van hier zijn het nog rond veertig kilometer tot de stad Vladikavkaz, gesticht in 1784 als militair steunpunt van het Russische leger. ‘Vladi’ betekent in het Russisch ‘heerser, bezitter’. Vladikavkaz dus: ‘Heerser over de Kaukasus’ – een naam, een imperiaal programma. De Russische autoriteiten tenminste vonden de naam geslaagd en hebben in 1860 aan het andere einde van het Imperium een nieuwe stad gesticht: Vladivostok, of ‘Heerser over het Oosten’. En überhaupt over Russische plaatsnamen in de noordelijke Kaukasus gesproken: door de oorlog kent iedereen de naam van de Tsjetsjeense hoofdstad. Grozny werd door de Russen gesticht in 1818 als militaire buitenpost. De naam betekent in het Russisch: ‘Verschrikkelijke stad’.3
2 3
Luigi Villari, Fire and Sword in the Caucasus. London 1906, p. 320. - Vertaald uit Engels, red. “Grozny” is een mannelijk adjectief. Het bijbehorende, maar niet genoemde substantief is “stad”: город. In 1818 heette de vesting analoog ‘Groznaya’, een vrouwelijk adjectief naar vesting. крепость; укрепление
15
O
TSJETSJENIË
De straat die wij net bereden hebben is niet één weg door de Kaukasus, ze is dé weg door het gebergte in noord-zuidelijke richting. Er zijn er nog twee andere: de Transkaukasische autoweg door de Roki-tunnel4 door de Russische Federatie en Zuid-Ossetië richting Georgië. Sinds Zuid-Ossetië in een bloedige, door Rusland gesteunde oorlog in 1990/1991 zijn de facto onafhankelijkheid van Georgië heeft kunnen afdwingen en deze in de oorlog van 2008 heeft kunnen bevestigen, verbindt enkel deze straat nog Rusland met Zuid-Ossetië. De tweede straat loopt vanuit de Russische Federatie naar Abchazië, een land dat zich op dezelfde manier in 1992/93 van Georgië afgescheiden heeft. Sinds de oorlog van Rusland tegen Georgië in de zomer van 2008 zijn beide landen ook officieel onafhankelijk – ook al werden zij alleen door Rusland erkend. Zonder de steun van Rusland zijn de twee landen niet levensvatbaar en hun bestaan wordt door Tiblissi ook na de oorlog in vraag gesteld. Een verzoening is niet in zicht, niet in het minst omdat er na de militaire overwinning op grote schaal ‘etnische zuiveringen’ plaatsvonden. In Zuid-Ossetië daalde het bevolkingsaantal van ca. 164.000 mensen (1989) tot ca. 75.000 (2006, dat zijn 20 inwoners per km²), in Abchazië van ca. 500.000 (1989) tot ca. 200.000 (naar schattingen van de VN zijn de officiële cijfers van meer dan 300.000 zeker te hoog). De oorlog van 2008 ging opnieuw gepaard met verdrijvingen van Georgiërs uit de twee regio’s. Op deze manier zijn de twee Staten vandaag enkel nog externe satellieten van Rusland in Transkaukasië.
O
16
Maar ook de ‘Georgische militaire snelweg’ heeft zijn economische betekenis verloren sinds Rusland een quasi-boycot tegen Georgië heeft uitgesproken en er een koude oorlog tussen de twee landen heerst. De regio links en rechts van deze drie straten: afgelegen, geïsoleerd. Er zijn niet veel geasfalteerde wegen die de talloze valleien toegankelijk maken en zonder een 4x4 geraakt men vaak niet meer verder. En denk dan aan de strenge winters… Mensen in de Grote Kaukasus leefden en leven vaak nog altijd in kleine, van elkaar geïsoleerde arealen die georganiseerd zijn volgens familiale clanstructuren. De kleine bergdorpen die 4
Tot 1985 verliep de straat over een 2.995 meter hoge pas.
WIE ZIJN DE TSJETSJENEN?
samen de ruimtelijke structuur van de clans vormen, worden door de inheemse bevolking met het Turkse woord ‘Aoel’ beschreven. In het Tsjetsjeens worden de dorpen ‘Yurt’ genoemd – een woord dat bij alle namen van nederzettingen gevoegd wordt, dus ‘Bachi-Yurt’, ‘Tsotsin-Yurt’, ‘Alkhan-Yurt’, etc. De clans zelf, bij de Tsjetsjenen ‘Teip’ genoemd, hebben zich met alle macht tegen hun onderschikking in om het even welke staatsstructuur verzet omdat ze – terecht – daarin vooral een beperking van de eigen levensvorm zien. Het verbaast dus niet dat de Tsjetsjenen en vele van de ca 50 volkeren in de Kaukasus nooit een eigen staats- of urbane structuur gekend hebben.
Kaukasiërs, foto’s van Sergei Mikhailovich Prokudin-Gorski, begin 20ste eeuw
In het geval van de Tsjetsjenen berust de samenhang tot op de dag van vandaag – vooral in de landelijke gebieden – op het toebehoren tot één van de negen stammen (de zogenoemde ‘Tuchkumy’) die uit ongeveer 110 teips bestaan. Op deze manier speelde de benaming ‘Tsjetsjeen’ voor de inwoners van dit land lange tijd geen rol. De term is ook een van buitenaf komende naam. De Russen gebruikten de naam vanaf de 18de eeuw om de bewoners in de vlakte rond hun vesting Grozny te benoemen. Zij gebruikten hiervoor de naam van een klein dorpje 15 kilometer ten zuidoosten van het fort, Tschetschen. Analoog benoemden de Russen ook de nauw met de Tsjetsjenen verwante Ingoesjen naar het dorp ‘Angusch’. Zelf noemen Ingoesjen en Tsjestjenen zich samen ‘Vaynakh’ (‘ons volk’), de Tsjetjenen alleen ‘Nokchi’ (singularis: ‘Nokcho’). De benaming ‘Ichkeria’ voor Tsjetsjenië is daarentegen pas een recente verschijning uit de
17
O
TSJETSJENIË
jaren 1990. Tsjetsjeense separatisten gebruiken deze – Turkse – naam sinds de oorlogen met Rusland. Het is de naam van een centraal-Tsjetsjeense bergregio, die volgens verschillende nationale legenden de wieg van alle ‘pure teips’ zou zijn. In 1991 werd de eerste ‘Tsjetsjeense Republiek van Ichkeria’ (‘Нохчийн Республика Нохчийчоь’ – ‘Noxçin Respublika Içkeriya’) geproclameerd, in 1996 de tweede, die drie jaar later in de Russische bommenhagel onderging. De taal
O
18
Over taal gesproken: De Arabieren noemden de Kaukasus de ‘berg der talen’ en volgens een legende zou hier de engel Gabriël, door God belast met het verdelen van de talen en met de handen vol ervan, over het gebergte zijn gestruikeld. Hoe dan ook wordt er een ware overvloed aan Kaukasische, Indogermaanse en Altaïsche talen in de regio gesproken, die vier taalgroepen toebehoren: de Turkse, de Cirkassische, de Iraanse en de Noord-Kaukasische. Tsjetsjeens en Ingoesch behoren de laatste taalfamilie toe, in de linguïstiek ‘Nak-Daghestaanse familie genoemd, een verzamelnaam van meer dan 30 verschillende autochtone Kaukasus-talen, die vooral in Dagestan gesproken worden. Autochtoon betekent hier dat deze talen geen aantoonbaar verband met om het even welke andere talen in of buiten de Kaukasus hebben. De talen van deze taalgroep vallen vrijwel samen met de etnische groepen in de Noord-Kaukasus en zijn onderling meestal onverstaanbaar. De splitsing van Ingoesch en Tsjetsjeens, die onderling wel verstaanbaar zijn, van de rest van de taalfamilie gebeurde reeds 5-6.000 jaar geleden, waardoor de algemene verwantschap dus niet erg hecht is. De complexe Tsjetsjeense taal heeft lang geen geschreven traditie ontwikkeld. Ze is pas sinds de 19de eeuw een literaire taal geworden en de eerste grammatica, door een Russische Baron geschreven, verscheen in het jaar 1888. De geschreven taal is een derivaat van een dialect, die in de vlakte rond Grozny gesproken werd. Tot 1925 werden teksten in het Arabisch geschreven, daarna, al onder het sovjetregime, met Latijnse letters en onder de grote dictator Stalin vanaf het jaar 1938 werd gebruik gemaakt van het cyrillische alfabet. Daarbij bleef het dan, geweld kan soms heel duurzaam
WIE ZIJN DE TSJETSJENEN?
zijn. De taal heeft vele leenwoorden uit andere talen en in het bijzonder uit het Russisch. Religieuze woorden zijn in het geval van het christendom vooral van het Georgisch afgeleid en in het geval van de Islam van het Perzisch, Arabisch of Turks. Opvallend is wel dat de taal bijzonder expressief is op het vlak van waarde en moraal. Begrippen zoals ‘cultuur’ en ‘beschaving’ hebben altijd ook een individuele, morele connotatie. Over iemand die goed opgevoed is en in aanzien staat, zeggen de Vaynakhen dat hij ‘de menselijke taal beheerst’. De “beschaafde Russen” en de “wilde Tsjetsjenen” Tussen de vele volkeren in de noordelijke Kaukasus heerste echter ondanks de culturele en soms semantische verwantschap allesbehalve eendracht en vrede. De weideoppervlakte in de hele regio was erg beperkt en invasies vanuit verschillende richtingen dreven de bewoners elke keer diep de bergen in. Ook waren de vlakten van de regio tot de 19de eeuw dicht met woud begroeid. De clans leefden daarom ook vóór de Russische expansie vaak in conflict met elkaar. De diefstal van vee en ook van vrouwen van andere stammen speelde een belangrijke rol in de cultuur en geschiedenis van de Kaukasische volkeren. Als strategie van de-ëscalatie werd bij deze diefstallen een strikt kader van rituelen toegepast die in het beeld van de ‘edele rover’ tot de dag van vandaag in de cultuur van de regio een belangrijke rol spelen. Als dit mechanisme ter conflictbeperking faalde, werden er soms oorlogen tussen verschillende stammen gevoerd, die gevoed werden door de culturele dwang tot bloedwraak. Aan de ander kant zorgde dit culturele gedrag in Rusland voor een stereotype beeldvorming over de Kaukasiër als een wreed en rovend individu. Volgens Aleksej Jermolov, veroveraar van Tsjetsjenië in de Kaukasusoorlog (1817-1864), was dit land niets minder dan het ‘nest van alle bandieten’.5 Zo’n stereotypen konden zonder moeite door de Russische propaganda in de recente oorlogen met 5 Vasilij A. Potto, Kavkazskaja vojna. Tom II: Ermolovskoe vremja, Moskva 2006 (1885), p. 66.
19
O
TSJETSJENIË
de Tsjetsjenen worden gereactiveerd. Des te meer, omdat er een rijke literaire overlevering over de Kaukasus bestaat, die een deel van de culturele canon van Rusland geworden is. Nationale iconen zoals Tolstoj, Lermontov, Pushkin of Gribojedow schreven over de Kaukasus, later kwamen er literaten bij zoals Adrej Belyj, Maxim Gorki, Lev Gumiljew of – de in Rusland nog altijd niet erg bekende – Ossip Mandelstam. De eerste groep van dichters kwam, en dat mag niet vergeten worden, in het kader van een kolonisatiebeweging in de regio. Vaak deden ze hier, zoals Tolstoj of Lermontov, militaire dienst. Ze kwamen dus met een kijk op de cultuur in deze streek die wel enigszins lijkt op de blik die indertijd intellectuele Belgen in Kongo hadden: zeker niet ongeïnteresseerd in de ongewone plaatselijke cultuur maar toch vol van het gevoel van een torenhoge superioriteit van hun eigen beschaving. Lees maar Poesjkins ‘De gevangene op de Kaukasus’ of zijn ‘Reis naar Arzrum’. In dit boek bedenkt Poesjkin een ‘middel tot temming’ van de eigenaardigheid van de inheemse bevolking dat ook de Europeanen in Afrika geschikt vonden:
O
20
“Onlangs heeft men een vredelievende Tsjerkes gevangen die op een soldaat heeft geschoten. Hij rechtvaardigde zich daarmee, dat zijn geweer al te lang scherp geladen was. Wat doe je met dit volk?... Rijkdom zou hun temming weldadig bevorderen. De samowar zou een belangrijke nieuwigheid kunnen zijn. Maar er is een sterker middel, een moreel middel dat beter met de verlichting van onze eeuw zou overeenstemmen: de preek van het evangelie… De Kaukasus wacht op christelijke missionarissen.” In Lermontovs wereldbekend boek ‘De Held van onze tijd’ van 1840 lees je over de Tsjetsjenen in deze dialoog tussen twee Russen: ’Bent u lang in Tsjetsjenië geweest?’ ‘Een jaar of tien, met een compagnie in een vesting bij het Steenwoud – kent u dat?’ ‘Ik heb ervan gehoord.’
WIE ZIJN DE TSJETSJENEN?
‘Nou meneertje, we hadden wat uit te staan met die bandieten. Tegenwoordig houden zij zich godzijdank redelijk gedeisd – soms had je je nog geen honderd meter buiten de vestingwal gewaagd, of daar lag al zo’n harige duivel op de loer. Als je even stond de geeuwen had je een lasso om je nek of een kogel in je kruin. Maar kerels waren het wel.’6 Of luister naar het “Kozakken-wiegenlied” van Lermontov (1840). Eén van de populairste slaapliedjes in Sovjettijden. Iedereen kende toen de tekst die op de melodie van een oud Russisch volkslied gezongen werd. De eerste twee strofen luiden als volgt: Slaap, mijn mooi kindje, slaap, Bajuschki-baju. In stilte kijkt de maan door de toppen In jouw wieg. Een sprookje wil ik jou vertellen Ik neurie een liedje erbij; Jij, mijn liefje, jij mag schaapjes strelen, Bajuschki-baju. Over rotsen bruist de Terek, En spettert zijn donkere golf, Een Tsjetsjeen glipt aan de oever, En slijpt zijn dolk. Maar jouw vader is een oude krijger, Gehaard in ongetelde strijd. Dus slaap, slaap mijn lieveling, ongestoord, Bajuschki-baju. Miljoenen kinderen in de Sovjetunie vielen met dit lied in slaap. 6 Michail Lermontov, De Held van onze tijd. (uit het Russisch door Hans Boland); Historische Uitgeverij, Groningen,1994, pg. 13f
21
O
TSJETSJENIË
De Kaukasus, paradox van isolement en uitwisseling
O
22
Maar dit krijgshaftige gedrag en deze negatieve beeldvorming van buitenaf wil nog lang niet zeggen dat er geen cultuurcontacten met Russen of andere culturen en volkeren in de Kaukasus bestonden. Alleen al de verbazingwekkende hoeveelheid aan talen in de regio wijst op een interessante paradox tussen isolement en culturele uitwisseling. Uiteindelijk is de Kaukasus de natuurlijke schakel tussen Azië en Europa en trok dit de aandacht van alle locale machten en volkeren. Tussen de Grote en Kleine Kaukausus verliep sinds het einde van de zesde eeuw de legendarische Grote Zijderoute, een handelsweg, die uit China via Perzië en de Kaukasus naar Byzantium verliep en Europa met exotische luxegoederen verzorgde. Al in de oudheid liepen hier belangrijke handelsroutes en de Griekse geograaf Strabon schreef al in zijn boek ‘Geographika’ over een voorloper van de zijderoute door de Kaukasus, over die goederen die uit Babylon en Indië naar het Westen vervoerd werden. De geschiedenis kent ontelbare pogingen van externe machten om de enkele doorgangen in noord-zuidelijke richting door het gebergte, de lucratieve grote verkeerswegen in oost-westelijke richting en de vruchtbare vlaktes onder controle te krijgen. Cimmeriërs, Scythen, Grieken en Romeinen, stammen uit de steppen van Perzië en het Kaspisch gebied, de Hunnen en anderen streden hier nog voordat de regio het voornaamste strijdtoneel van de twee toenmalige wereldmachten werd: Byzantium en het Perzische Rijk. Daarna kwamen nog de Chazaren, die in de zevende en achtste eeuw vernietigende aanvallen op Armenië en Georgië uitvoerden, de Selzjoeken die de Islam naar de regio brachten, de Osmanen met allerlei Turkvolkeren, de Mongolen, de Krim-Tataren, de Russen en hun Kozakken. De bijna constante militaire en culturele druk dreef de plaatselijke bevolking diep de bergen in. Velen van deze ontelbare heroveraars bleven voorgoed in de regio en veranderden de plaatselijke leefgewoontes. De Kaukasus: dat is een levendig voorbeeld van de onzinnigheid van het nog altijd populaire beeld van de natie als quasi natuurlijk organisme. Het is een beeld van de natie dat op historische ‘feiten’ en aanspraken berust, alsof er maatschappelijk en cultureel vlak niets is veranderd sinds de Guldensporenslag (1302), de slag op
WIE ZIJN DE TSJETSJENEN?
het Merelveld (1389), de slag bij Grunewald (1410), de Varusslag (9 na Chr.) of noem maar op. De argumentatie is meestal dezelfde: omdat hier, ter plekke op deze plaats, in de 9de, 10de, 12de eeuw al ‘Serviërs’ of ‘Albanezen’, ‘Azeri’s’ of ‘Armeniërs’, ‘Abchazen’ of ‘Georgiërs’ gezeten hebben, kunnen wij nu, tegenwoordig, aanspraak maken op een bepaald grondgebied. Dwaasheid, maar toch wordt voortdurend op deze wijze geargumenteerd – ook gedurende de vele recente conflicten in de Kaukasus. Spreek met Azeri’s en Armeniërs over het conflict in Nagorno-Karabach en je komt in een onverzoenlijk debat terecht dat zijn argumenten uit de verre diepten van de middeleeuwen haalt. Dezelfde argumentatie heeft Europa een lange serie van bloedige oorlogen opgeleverd tot de meest recente in de Balkan. Hoe dan ook: bij alle verzet kwam het in de loop van de eeuwen tot veelvuldige meer of minder intensieve cultuurcontacten en uitwisselingen. De nieuwkomers adapteerden bv. met de tijd de in de gehele Kaukasus geldende zedenwet, de ‘Adat’ (Arab. ‘Traditie’) als gedragscode en verrijkten die wet met elementen uit hun culturen. Omgekeerd werden de Tsjetsjeense stammen in de loop van de middeleeuwen als onderdanen van de Georgische koningen eerst gekerstend en dan vanaf de 16de eeuw geïslamiseerd. Dat was verhoudingsgewijs laat, aangezien de Kaukasus al lang voordien onder macht en invloed van de islamitische Perzen en Osmanen was gevallen. Sindsdien behoren de Tsjetsjeense teips meestal tot de soennitische islam, behalve de in de Georgische Pankissi-kloof tot de dag van vandaag verblijvende stam van de Kist, die christelijk bleef.
Historische foto van Kist’, eind 19de eeuw
23
O
TSJETSJENIË
Vooral het soefisme, verijkt door vele elementen uit de Adat, speelt nog altijd in de plaatselijke beleving van de islam een belangrijke rol. De soefi-broederschappen, de zo genoemde Tariqas, waren in Tsjetsjenië een spiegelbeeld van de maatschappelijke orde: Meestal namen zij enkel leden van één bepaalde teip in hun gelederen op. Bij alle religieuze en etnisch-linguïstische verschillen is de nauwe band tussen alle volkeren in de Kaukasus regio duidelijk: je ziet de verwantschap in hun traditionele kledij, in de in alle plaatselijke culturen erg belangrijke dansen, in hun liederen en tafelgewoonten. Vooral vindt men het in de adat, die hen allen verbindt. Door het algemene maatschappelijke verval dat het recente Tsjetsjeens-Russische conflict over de gehele Noord-Kaukasus heeft gebracht, wordt ook de adat ernstig in zijn bestaan bedreigd. Maar toch zijn de elementen van de erecode nog altijd overal in de regio voelbaar. Het woord gastvrijheid krijgt voor diegene die ooit door de Kaukasus gereisd heeft, een nieuwe betekenis. Elke vreemdeling wordt spontaan uitgenodigd en met cadeaus bedacht, de code eist dat zelfs voor vijanden. ‘Wat je weggeeft heb je gewonnen, wat je verbergt, heb je verloren,’ schreef de Georgische nationale dichter Rustaweli in de 12de eeuw. Romantiserend? Zeker, maar dit soort romantiek voelt goed aan voor een reiziger. De culturele code O
24
Ondanks alle externe culturele invloed raakte de externe invloed nooit de structuur van de Tsjetsjeense maatschappij. Ondanks de islamisering van het land is bv. de invloed van natuurreligies in de Tsjetsjeense cultuur ook nog vandaag voelbaar. De oude Tsjetsjeense naam voor de zonnegod “Malkha-Dela” is nog altijd in het Tsjetsjeens de algemene naam voor “God” en in de bergstreken worden de graven “zonnegraven” genoemd. Eén van de negen Tsjetsjeense stammen heet Mälkhi, “Zonnemensen”. En tot de dag van vandaag herinnert een kinderspel aan een oud ritueel voor de regengod Khin-Dela: kinderen trekken in de dorpen van huis tot huis en schreeuwen: “Stuur regen, god van de regen!”.
WIE ZIJN DE TSJETSJENEN?
De kinderen, voorzien van waterdichte zakjes over hun hoofden, worden daarop door de bewoners van het huis met water overgoten en krijgen snoepjes. Maar de meest unieke eigenheid van de Tsjetsjenen die vreemde invloed beperkt heeft, was en is nog steeds hun egalitair maatschappelijk systeem dat nooit een feodale structuur heeft gekend. De samenhang van de Tsjetsjenen berust op familiaire solidariteit. Elke teip had vroeger een eigen heilige berg en onderhield de voor het land zeer typische verdedigingstorens. Een gekozen raad der oudsten regelde op vlak van de grootfamilie (“Dosal”), van de teips of van de tuchkumy alle maatschappelijke en politieke zaken en berechtte, besliste over een bloedwraak en waakte over de basiselementen van de adat. Zij voerde op die manier een strikte sociale controle uit. Zij waakte over de naleving van het eerbetoon tegenover de ouderen, de gastvrijheid tegenover vreemden, de verdediging van de grafplaatsen en de bescherming van de natuur (er mocht geen boom zonder een gemeenschappelijke beslissing geveld worden, de jacht op grazend wild was verboden, etc.). Maar zij waakte vooral over de verdediging van de eer van de dosal, de teip of van de tuchkum als de hoogste maatschappelijke waarde. Om deze waarden effectief te kunnen verdedigen leerden kinderen al het gebruik van wapens en van het paard. Dat de wil van de Tsjetsjenen voor zelfbestemming zo sterk was, lag ook aan de asymmetrische manier waarop externe culturele doordringing van de noordelijke Kaukasus altijd gebeurde: alle machten die in het gebied van de Tsjetsjenen binnenvielen waren feodale of dictatoriale systemen die de egalitaire maatschappelijke orde principieel vijandig gezind waren. Geen van de van buiten komende invallers was bereid de Tsjetsjenen toe te staan hun maatschappij op hun eigen, traditionele manier te organiseren. De Tsjetsjenen hebben hun eigen cultuur ondanks al deze aanvallen kunnen bewaren. Het sterke subjectieve bewustzijn van dit succes is een centrale waarde in de nationale identiteit van de Tsjetsjenen. Men kan zelfs stellen: er bestaat in Tsjetsjenië een cultuur van verzet, een cultuur die er al lang voor de oorlogen in de jaren negentig van de vorige eeuw was. Ook omwille van deze reden zijn de historische verdedigingstorens (Tsjetsjeens: “Baw”) één van de nationale symbolen van de Tsjetsjenen
25
O
TSJETSJENIË
geworden. Afbeeldingen ervan ontbreken op geen Tsjetsjeense zelfpresentatie en ze zijn hét motief in de nationale beeldkunst. De huidige Tsjetsjeense president Ramzan Kadyrov heeft op de toegangsweg naar Grozny eind 2006 een oude triomfboog laten vervangen door een nieuwe, die door twee gestileerde baw’s geflankeerd is. De oude sovjettriomfboog in vergelijking met de nieuwe, die door Kadyrov werd opgericht - http http:// p:// // www.grozny.moy.su/photo/ www.grozny g z y.moyy.su//photo p /
O
26
Dezelfde ideologische achtergrond heeft een verder nationaal symbool, de wolf, die al lang het wapenendier van de Tsjetsjenen is. Het oorlogswapen van de Tsjetsjenen sinds de jaren 90 bestaat uit een rustende wolf en negen sterren, die voor de negen stammen van het volk staan. Het embleem is erg populair – zowel bij de Tsjetsjeense rebellen als bij de pro-Russische kringen rond Ramzan Kadyrov.
WIE ZIJN DE TSJETSJENEN?
Enkel voorbeelden van historische verdedigingstorens (bronnen: www.chechnyafree.ru en www.waynakh.com):
27
In één van de vele versies van een nationale legende luidt het: ‘Lang geleden, aan het begin van de schepping, stak een machtige storm op, die de bomen ontwortelde en de rivieren en de zee buiten zijn oevers liet treden. De storm effende zelfs de bergen. Alles wat leefde, ontvluchte hem. Alleen de eenzame wolf zette zich schrap tegen de
O
TSJETSJENIË
storm. De orkaan werd woedend over de trotse wolf, scheurde zijn vel en beet hem bloedig, maar de wolf bleef op zijn plaats…omdat hij geen ander geboorteland had als deze plaats en het niet wou verlaten, ook al zou hem hier het grootste ongeluk treffen.’ In de Tsjetsjeense folklore zijn er talrijke connotaties tussen het beeld van de wolf en de abrek, de klassieke ‘outlaw’ in de plaatselijke cultuur. Oorspronkelijk waren dit mannen die vooral als gevolg van bloedwraak genoodzaakt waren hun leven buiten de gemeenschap verder te zetten, meestal als zwerver. Maar na de militaire nederlaag van de Tsjetsjeense teips tegen het Russische leger in de tweede helft van de 19de eeuw, werden deze verstotenen in de nationale beeldvorming mythische vrijheidshelden. Vele Tsjetsjeense leiders moesten na deze oorlogen hun dorpen verlaten en probeerden in de bergregio´s hun vrijheid individueel als abrek te verdedigen. Voor het volk, dat zich na zijn onderwerping onder het tsarenbewind vernederd en krachteloos voelde, waren deze nieuwe abreks een symbool van waardigheid en vrijheid. De abreks die eerst tegen de Russische macht en later ook tegen de sovjetautoriteiten hun privé-oorlogen uitvochten, symboliseerden ook feitelijk een strijd van systemen: Enerzijds een onpersoonlijke macht die principiële onderschikking opeiste en vaak autoritair en arbitrair ageerde en anderzijds de traditionele zedenwet die op egalitarisme en individuele vrijheid stoelde.
O
28
Hoe dan ook, het tragische lot van de eenzame Abrek in zijn strijd met de Russische of sovjet-politie werd een vast onderdeel van de Tsjetsjeense folklore. De abrek werd het beeld van de eenzame, mysterieuze held, die ook door zijn eigen volk onbegrepen bleef. Vol van fatalisme en dapperheid trekt de abrek in zijn altijd uitzichtloze en fataal eindigende strijd tegen een enorme overmacht op. Vrienden heeft hij niet, maar soms wordt hij vergezeld door een wolf.7 Wolf en abrek – zo zien de Tsjetsjenen zich het liefst zelf: vrij, krachtig, onbuigzaam, tragisch. Als een Tsjetsjeen zijn vrijheid in het gedrang ziet, wordt 7
Zie verder: Rebecca Gould, Transgressive Sanctitiy: The Abrek in Chechen Culture, in: Kritika: Explorations in Russian and Eurasian History, Vol. 8, No. 2, 2007, p. 271-306.
WIE ZIJN DE TSJETSJENEN?
hij koppig, of dat nu in de Russische Federatie of in België is. Alle Tsjetsjeense begroetingsformules houden het woord ‘vrijheid’ in.8 De geschiedenis heeft het zelfimago van de Tsjetsjenen gestimuleerd: Ze hebben van alle autochtone volkeren in de Kaukasus het best hun archaïsche cultuur kunnen bewaren, ze hebben in de 19de eeuw het langst verzet tegen de Russische expansie in de regio geleverd en zijn na de verdrijving van de Tscherkessen door de tsarenmacht9 als grootste natie in de Noord-Kaukasus overgebleven. En toch bleef het een zelfimago. Tsjetsjenië was van 1921 tot 1991 deel van de Sovjetunie. Russisch werd de voertaal in Tsjetsjenië. Niet weinige Tsjetsjenen van middelbare leeftijd spreken beter Russisch dan Tsjetsjeens en sommigen spreken de taal van hun voorouders zelfs helemaal niet. Aeroflot vloog dagelijks van Moskou naar Grozny en vele Tsjetsjenen leefden buiten de eigen deelstaat, vaak in de hoofdstad van het imperium. De Sovjetunie had, alle terreur, onrechtvaardigheid en overmacht van de Russische cultuur ten spijt, een enorme integratiekracht. Het medium par excellence van dit proces was de Russische taal. De vehikels van integratie waren de dienstplicht voor mannen, de algemene schoolplicht met een – Russische – culturele canon, de collectieve herinnering aan de ‘Grote Vaderlandse Oorlog’10 en een centrale planeconomie, waaraan het individu zich niet zomaar kon onttrekken en die ook de vrouwen mee betrok. In Tsjetsjenië werd een vrouwelijke arts, professor of buschauffeur als normaal beschouwd. 29
In alle regio’s van de Sovjetunie verzwakten op deze manier de traditionele levenswijzen opmerkelijk. De felle anti-religieuze politiek van het regime versterkte deze trend. De islam speelde in Tsjetsjenië tot de jaren 90 van de laatste 8 Een mannelijke gast wordt door de Tsjetsjenen met ‘marsha woghiylia’, een vrouwelijke met ‘marsha yoghiyla’ begroet: ‘kom binnen in vrijheid’. ‘Vaarwel’ is ’marsha ghoyla’, ‘ga in vrijheid’. Iemand groeten: ‘marshalla doiytu’, ‘wens vrijheid aan…’ Een toast: ‘dala marshall doila’, ‘mag God vrijheid geven’. 9 Na het einde van de Russisch-Kaukasische oorlog in 1864 verdreven Russische troepen naar schatting rond de 750.000 Tsjerkessen uit de hun resterende gebieden naar het Ottomaanse Rijk. 10 De officiële benaming van de Tweede Wereldoorlog in de Sovjetunie.
O
TSJETSJENIË
eeuw, in tegenstelling tot alle Tsjetsjeense en Russische propaganda, geen grote rol meer in het dagdagelijks leven. De maatschappelijke rol van de religie in Tsjetsjenië werd vaak overschat. Zeker was de afwezigheid van de religie in het leven van vele Tsjetsjenen een soort kerkhofstilte en een artificiële orde. Virulente behoefden van nationale minderheiden werden in de Sovjetunie gewoon onafgebroken onderdrukt en een openlijke discussie over historisch onrecht werd altijd geweigerd en verhinderd. Deze twee factoren hebben de autoriteit van het Sovjetsysteem in Tsjetsjenië meer ondergraven dan alle andere mistoestanden. In 1991 stortte het verkreukelde kaartenhuis met gebulder in elkaar en iedereen die wou, kon de vele lijken in de kelder zien die het systeem op zijn kerfstok had. Maar toch: zelfs de Tsjetsjeen was ondertussen tot een ‘homus sovjeticus’ getransformeerd. Enkele stereotypen over de Tsjetsjenen
O
30
Tsjetsjenen zijn in West-Europa vrijwel onbekend ofschoon zij een kwantitatief belangrijke groep van asielzoekers vormen. De weinige stereotypen over Tsjetsjenen staan meestal in directe of indirecte samenhang met het conflict met Rusland. Dat verbaast niet, aangezien Tsjetsjenië toch in alle opzichten een afgelegen land is dat enkel door de oorlogen een plaats op de mentale kaart van de West-Europeanen kreeg. Desondanks is het verhelderend sommige van deze stereotypen te bekijken: 1) De Tsjetsjenen zijn vooral gekenmerkt door hun macho cultuur De Tsjetsjeense samenleving is feitelijk heel viriel en men kan het macho gedrag van de mannen niet ontkennen. Maar dat geldt voor de ruime meerderheid van de culturen op deze wereld evenzeer. Sinds wanneer hebben vrouwen in onze beschaving toegang tot machtsposities en hoeveel topfuncties worden momenteel in België door vrouwen ingevuld? In het geval van de Tsjetsjenen is er sinds de sovjettijd een brede participatie van vrouwen aan het publieke leven,
WIE ZIJN DE TSJETSJENEN?
ook al bestaat er hier wel een groot verschil tussen de steden en de afgelegen bergregio’s. Een totale ondergeschiktheid van de vrouwen aan de mannen was niet aan de orde en stond ook na 1991 niet op de agenda. In Tsjetsjenië lopen nergens diep gesluierde vrouwen rond en een gevaar op dit vlak gaat alleen van president Ramzan Karyrov uit, een 31 jarige ex-militieleider en oorlogsmisdadiger die graag de tot nu toe in deze regio ongekende polygamie wil invoeren. Bij vluchtelingen uit Tsjetsjenië in Europa zijn precies het hoge aantal van ‘sterke vrouwen’ opmerkelijk. Vaak zijn hun mannen door directe of indirecte oorlogsgevolgen dood of verdwenen, maar ook als zij met hun echtgenoten naar België gekomen zijn, zijn zij het meestal die het initiatief voor zichzelf en hun gezin nemen. Ze zijn eerder bereid onder hun kwalificatieniveau te werken en ze leren de vreemde taal vaak vlugger dan hun mannen. Er is wel een zorgwekkend verschil tussen vrouwen van middelbare leeftijd, die meestal nog goed opgeleid zijn, op zijn minst Tsjetsjeens en Russisch spreken en jonge vrouwen die bijna hun hele leven niets anders dan oorlog hebben gekend en enkel over een rudimentaire algemene opleiding beschikken. 2) Tsjetsjenen gaan vlug tot geweld over en staan in contact met de georganiseerde misdaad Geweld en georganiseerde criminaliteit zijn een groot probleem in Tsjetsjenië en dat is ook voor Tsjetsjeense vluchtelingen in België zo. Maar een beeld dat de clanstructuur van een volk als de basis van criminaliteit beschouwt, is hier zoals elders enkel een cliché. Criminaliteit en geweld zijn ook in Tsjetsjenië geen natuurfenomeen maar het klassieke beeld van een maatschappij in oorlog. Jonge Tsjetsjenen hebben in hun leven letterlijk niets anders dan geweld en tegengeweld leren kennen. Ze zijn in een tijd van absolute wetteloosheid opgegroeid, waar gewapende mannen altijd namen wat ze wilden en waar talloze mensen willekeurig gedood of ontvoerd werden. Het is niet zo dat een culturele traditie diefstal en roof verontschuldigt. De hierboven beschreven historische traditie van diefstallen was strikt gereglementeerd
31
O
TSJETSJENIË
en dit gedrag werd in sovjettijden absoluut niet meer getolereerd. Vooral jongere Tsjetsjenen moeten opnieuw de basiselementen van een vreedzame samenleving leren kennen: dat de Staat niet per se een bedreiging voor het individu vormt, dat conflicten niet met geweld mogen opgelost worden, dat er een onafhankelijke justitie is. Dit leerproces kan niet alleen aan de families worden overgelaten, die vaak als gevolg van de oorlog enkel nog rudimentair bestaan en niet zelden ook zelf weer vertrouwen in een overheid moeten krijgen. Als België zich de integratie van vluchtelingen uit oorlogregio’s aantrekt, dan maakt het van dit probleem best wel werk. 3) Tsjetsjeense mannen weigeren vaak aanvaarbaar werk
O
32
Dit stereotiep komt soms in een gesprek met VDAB of OMCV medewerkers naar boven. Het gaat hier over het soms strikt weigeren van Tsjetsjeense mannen om aangeboden werk aan te nemen. Dit weigeren geldt voor werken die met diensten te maken hebben, maar vooral werken in de horeca. Arbeidsbemiddelaars kunnen de reden van dit gedrag soms niet goed begrijpen. Dit heeft niets met arbeidschuwheid te maken maar alles met de Tsjetsjeense vrijheidsmythe. Volgens de Tsjetsjeense cultuur mag een vrije man wel uit vrije wil anderen dienen, maar zeker niet tegen betaling. Als een man in de horeca werkt, dan verliest hij zijn gezicht bij zijn landgenoten en daarom zal hij werkaanbiedingen in deze sector weigeren. Fysiek werk geldt in de Tsjetsjeense cultuur als eerbaar en een Tsjetsjeen zal niet aarzelen werkaanbiedingen, bijvoorbeeld in de bouwsector, aan te nemen.
WIE ZIJN DE TSJETSJENEN?
NOTA 1 bij hoofdstuk 1 De negen Tsjetsjeense tuchkumy (stammen) • • • • • • • • •
Äqqij Mälkhij Schotoj Terloj Tschäntij Erstkhoj (Orstkhoj) Nokhtschmahkahoj Scharoj Tschebirloj
33
O
TSJETSJENIË
NOTA 2 bij hoofdstuk 1 De 110 grootste Tsjetsjeense teips Ajtqalloj Alaroj Amakhoj Atschaloj Bartschakhoj Bavloj Belkhoj Belgatoj Benoj Becakhoj Biltoj Bugaroj Cacankhoj Contaroj Cetschoj Daj Dischnij Dörakhoj Egaschbatoj
O
34
Elistanschkhoj Eltpharkhoj Enaqalloj Enganoj Erkhoj Ersanoj Galaj Gandaloj Gartschoj Gattoj Gendarganoj Giloj Goj Gordaloj Gunoj Gukhoj Gutschingij Hakkoj Hakmadoj
Hatscharoj Hurkoj Ischkhoj Ihirkhoj Italtschkhoj Kamalkhoj Kharatschoj Khersanoj Khikhoj Khildeharoj Khimoj Khoj Khulandoj Khurkhoj Kej Keloj Kuloj Kurtschaloj Kegankhoj
Laschkaroj Majstoj Makashoj Marschaloj Melardoj Merloj Mershoj Masarkhoj Mushakhoj Mulqoj Naschkhoj Nishaloj Nikaroj Nikhaloj Nokkoj Öschnij Pamtoj Peschkhoj P’hartschoj
Qartoj Rigakhoj Sadoj Sandaqoj Sahandoj Särbaloj Shevoj Sogoj Sumsoj Sürkhoj Sursaqoj Sättoj Scharoj Schiqaroj Schirdoj Schonoj Schündij Sesankhoj Sirkhoj
Spirdoj Tumsoj Tertakhoj Tulqoj Turkoj Tschäntij Tschartoj Tscharkhoj Tschermoj Tscharkhoj Tschinkhoj Tschungaroj Varandoj Vaschhandaroj Väppij
HET CONFLICT MET RUSLAND
Hoofdstuk 2. Het conflict met Rusland Jörg Gebhard Als er verkondigd werd: ‘Laat ons de slechte mensen vernietigen’ begon de kwaadaardigste man zijn dolk te scherpen. (Kaukasisch spreekwoord)
Er zijn enkele populaire mythes over het Russisch-Tsjetsjeense conflict wijdverbreid. Maar deze versluieren eerder de oorzaken van het conflict dan dat zij bijdragen tot verklaringen. Eerst overlopen we de meest gebruikelijke versluierende verklaringen, daarna de echte oorzaken. Versluierende verklaringen 1) De recente oorlogen zijn ‘antiterreur’ of ‘politieoperaties’ van het Russische leger Deze officiële Russische versie is fout. Bij antiterreur- en politieoperaties worden niet hele steden en dorpen door de volle inzet van moderne militaire middelen in puin gelegd – op deze manier vindt men geen terroristen. Bij operaties die de overheid tegen misdadigers richt, is ook niet de gehele civiele bevolking het doelwit van machtsmiddelen zoals het in Tsjetsjenië gebeurde. Het woord ‘politieoperatie’ veronderstelt verder de aanwezigheid van de wet . Het tegenovergestelde is in Tsjetsjenië het geval: het land wordt tot op de dag van vandaag door het bijna absolute gebrek aan rechtszekerheid gekarakteriseerd. Slachtoffers van de ontelbare schendingen van de mensenrechten door officiële Russische en Tsjetsjeense ‘veiligheidsdiensten’ hebben in de Russische Federatie geen kans op een fair gerechtelijk onderzoek. De weg naar de justitie is voor de betrokkenen met een hoog persoonlijk risico verbonden.
35
O
TSJETSJENIË
2) Tsjetsjenië is één van de typische plaatsen waar de internationale Jihaad tegen de westerse wereld plaats vindt Ook deze officiële Russische stelling is fout. De islamisering van de Tsjetsjeense bevolking is niet de oorzaak, maar een gevolg van de oorlogen met Rusland en ze heeft in het gewapende conflict lang geen grote rol gespeeld – ter herinnering: Tsjetsjenië was 70 jaar een onderdeel van de Sovjetunie, wat de maatschappelijke invloed van de religies effectief sterk verminderd heeft. Het Tsjetsjenië dat in 1994 vocht, was een seculiere entiteit die voor haar onafhankelijkheid streed; niet voor haar islamisering. Islamisering was toen absoluut niet aan de orde in die streek. 3) Het is een conflict om olie
O
36
Deze argumentatie geniet een enorme populariteit als uitleg voor bijna gelijk welk conflict op deze wereld. Maar daardoor wordt zij niet bewijskrachtiger. Tsjetsjenië is feitelijk een land met olie, maar de reserves bedragen ook volgens de meest optimistische schattingen niet meer dan 30 miljoen ton in totaal. De productie had al in de jaren 60 van de vorige eeuw zijn piek met 21 miljoen ton per jaar bereikt en daalde sindsdien constant tot vier à vijf miljoen ton in de late jaren 80. Voor een land als Rusland is dit niet echt verleidelijk. Als tweede argument voor de vermeende rol van olie als oorlogsreden werd de belangrijke oliepijplijn uit sovjettijden aangevoerd die vanuit Baku over Grozny verder naar Novorossik liep. Volgens deze versie voerde Rusland niet expliciet oorlog om de oliereserves maar impliciet om de controle over een strategische pipeline. Daarenboven werd die vanaf 1991 voortdurend door de Tsjetsjenen afgetapt. Wel, het aftappen was blijkbaar geen erg groot probleem, omdat illegale handel met olie een heel winstgevende Tsjetsjeens-Russisch ‘joint venture’ was en nog steeds is. Aan deze praktijken participeren vele hoge Russische legerofficieren en de gehele Tsjetsjeense leiding. Rusland had het alleszins niet erg druk met de voor de hand liggende bouw van een bypass van de pipeline over Dagestaans gebied: die werd pas in 1999 in gebruik genomen.
HET CONFLICT MET RUSLAND
Ook al kan olie moeilijk als hoofdreden voor de oorlogen in de Noord-Kaukasus beschouwd worden toch is het wel een brandstof die het conflict aanwakkert: naast de handel met mensen, wapens en andere illegale goederen zorgt het voor de kleinere en grotere profijten van een groot aantal mensen die omwille van deze reden geen interesse hebben aan een terugkeer van Tsjetsjenië tot een rechtsstaat. Spijtig genoeg zijn dit mensen die zowel in het Russische leger en de administratie als in alle sectoren van het machtsapparaat van de huidige president Ramzan Kadyrov te vinden zijn – deze laatste trouwens als de grootste profiteur ervan. 4) Het conflict ontstond in de jaren 90 van de laatste eeuw in het kader van het Tsjetsjeense separatisme. Dit is fout. Het conflict heeft diepe historische wortels die teruggaan tot het begin van de Russische verovering van de Kaukasus regio. Hierover nu meer. De echte historische oorzaken van het conflict Het is natuurlijk moeilijk om op de zoektocht naar de oorsprong van een recent conflict tot in de diepten van de 18de eeuw af te dalen. Aan de andere kant leggen de verklaringen van conflicten die enkel de directe tijdelijke omgeving gadeslaan alleen maar oppervlakkig de oorzaken ervan bloot. Mensen kunnen niet goed begrijpen waarom bv. de Kosovaren sinds 1999 zo ontzettend moeilijk doen, als zij niet weten wat vanaf het jaar 1912 gebeurde.11 Dat wil zeggen dat een korte historische excursie veel licht in het donker van de conflicten brengt en meer inzicht oplevert dan de meeste bijdragen van de actuele pers.
11 De bezetting van Kosovo in 1912 door Servië – tegen de uitgesproken wil van de lokale bevolking – ging gepaard met ontberingen en gruwel tegen de Albanese bevolking. Sinds 1912 voerde het Servische beleid een politiek van culturele en politieke repressie. Het beste overzicht van de geschiedenis van Kosovo is nog steeds: Noel Malcom, Kosovo. A Short History. London 1998.
37
O
TSJETSJENIË
Contact met het Russische tsarenbewind bestond in Tsjetsjenië sinds de toenemende expansie van het rijk naar het zuiden in de late 16de eeuw. Afgezien van twee mislukte veldtochten naar Dagestan in 1594 en 1604 waren deze contacten vooral van economische aard. Met de Kozakken die zich in de regio van Greben en aan de noordoever van de Terek vestigden kwamen ook de eerste Russischtalige kolonisten naar het gebied. In het kader van de Perzisch-Russische oorlog vond in 1722 de eerste militaire confrontatie tussen reguliere Russische troepen en Tsjetsjeense stammen plaats. Enerzijds heeft deze oorlog duidelijk gemaakt dat Rusland nog te zwak was om tegen het Ottomaanse en Perzische Rijk stand te houden. Anderzijds heeft Peter de Grote wel de Terek als Russische zuidgrens kunnen vastleggen met als gevolg dat de Tsjetsjenen een nieuwe buur kregen.
O
38
De Kaukasus regio was aan de vooravond van de Russische expansie op politiek vlak diep versplinterd. Bijna nergens heerste een vaste staatsstructuur en de conflicten tussen de bergvolkeren waren legio. Er werden wel pogingen ondernomen om politieke samenhang af te dwingen. Eén van de nationale helden van Tsjetsjenië, Sjeik Mansur, probeerde aan het einde van de 18de eeuw de bergvolkeren in de noordelijke Kaukasus op radicale manier te verenigen. Hij propageerde een algemene strijd tegen Rusland door middel van een gemeenschappelijk leger, hij wou de Shari’a als algemene wet voor alle Kaukasiërs in het Noorden invoeren en de niet-moslims in de regio tot de Islam bekeren – desnoods met geweld. Maar hij faalde: voor vele bergvolkeren ging zijn radicaliteit – zeker op religieus vlak – veel te ver en zelfs vele Teips volgden hem niet. Uit deze omstandigheden leiden sommige wetenschappers af, dat de Russische invloed tot een stabilisering en integratie van de regio heeft geleid, ook al was deze afgedwongen. Zo schreef bv. Bas van der Plas: ‘Uit dit alles kunnen we de conclusie trekken dat voor de duur van de Noord-Kaukasische geschiedenis tot aan de inlijving bij Rusland eind achttiende, begin negentiende eeuw, er een situatie bestond die
HET CONFLICT MET RUSLAND
zich laat kenmerken door particularisme, dynastieke beginselen en religieuze conflicten en dat het gebied was gespeend van seculiere, territoriaal-politieke of etnoculturele gevoelens van één vaderland of één volk. Dit betekent tevens dat er vanaf de vroege Middeleeuwen tot aan de negentiende eeuw geen sprake kon zijn van enige levensvatbare, standvastige vorm van staatsvorming op grote schaal. De feitelijke (afgedwongen) vereniging van de Kaukasus werd pas voor het eerst bereikt als onderdeel van het Russische Rijk.’12 Het is wel de vraag of een gebrek aan ‘enige…vorm van staatsvorming op grote schaal’ als nadelig beschouwd moet worden. En dan nog in het geval van een regio die door een uitzonderlijk pluralisme qua cultuur gekenmerkt is. De volkeren in de regio verschillen zo erg van elkaar dat enkel de inzet van rabiaat geweld door het Russische tsarenbewind en later de Sovjetunie de ‘vereniging van de Kaukasus’ mogelijk maakte. Na het einde van de Sovjetunie kwamen onmiddellijk oude, onderdrukte conflicten naar boven, en weer wou men een – meer artificiële – eenheid door inzet van machtsmiddelen garanderen. Maar welke waarde heeft dit soort stabiliteit eigenlijk voor de betrokken mensen? En gaat het bij geschiedenis niet welbeschouwd over het lot van levende mensen? Of toch niet? Is Staatsvorming per se een waarde? Wat met het recht op zelfbestemming van volkeren? Wel, de Tsjetsjenen als egalitaire gemeenschap met hun individuele cultus van vrijheid hebben nooit zelf de wens geuit deel van een autocratisch systeem uit te maken zoals het tsarenbewind en later de Sovjetunie was. Bij een pleidooi voor een ‘stabilisering’ van de regio door Rusland kan men ook moeilijk voorbijgaan aan de manier waarop dit proces verliep. Sjeik Mansur bijvoorbeeld vond pas talrijke aanhangers van zijn zaak nadat Russische troepen collectieve ‘strafacties’ tegen dorpen in de geboorteregio van Mansur uitvoerden. De nederzettingen werden bij deze operaties platgebrand, de bewoners vaak vermoord, de velden verwoest en het vee afgemaakt. Dezelfde manier van handelen paste Rusland ook in zijn grote confrontatie met 12 Bas van der Plas, Kavkaz. Bebloede schoonheid aan de Russische zuidgrens. (=Berichten uit de voormalige Sovjet-Unie, deel 3), Breda 2003, p. 27
39
O
TSJETSJENIË
O
40
de bergvolkeren van de regio toe, de ‘Kaukasusoorlog’ (1817-1864). Met deze reeks van oorlogen wou de Tsaar alle nog niet tot zijn rijk behorende territoria in de Noordelijke Kaukasus direct bij zijn rijk inlijven. De uitgangssituatie voor dit doel was uiteraard gunstig: Het volk van de Osseten in het Westen van het huidige Tsjetsjenië had zich in het jaar 1774 al vrijwillig bij Rusland aangesloten en zijn territorium werd deel van het Rijk. In het zuiden van Tsjetsjenië stond Georgië onder voortdurend militaire druk van de Ottomanen. Het zag eind 18de eeuw geen andere mogelijkheid meer om zijn christelijke identiteit te bewaren dan door bescherming bij Rusland te zoeken. Maar deze bescherming was niet gratis: in 1783 werd Georgië Russisch protectoraat en het werd in 1804 formeel door Rusland geannexeerd. Enkele jaren voordien, in 1796, had Rusland al de kust van Dagestan in het oosten van Tsjetsjenië heroverd. Als resultaat waren de bergvolkeren van de Noord-Kaukasus – door de Russen “Cirkassiër” genoemd – volledig door Russisch grondgebied omgeven. Aan het begin van de grote confrontatie tussen het tsarenbewind en de Cirkassiërs legde de Russische militaire bevelhebber Aleksej Jermolov een reeks van vestingen in het Tsjetsjeense kernland aan, waaronder in het jaar 1818 de huidige stad Grozny. Vanaf dat moment evolueerde het conflict volgens een bepaalde stramien: locale stammen vielen eerst de nieuwe Russische vestingen op hun gebied aan, maar stonden zonder artillerie machteloos. Later volgden overvallen op Russische bevoorradingscolonnes. Het Russische leger reageerde op aanvallen met ‘strafexpedities’, die altijd collectieve bestraffing van nabije dorpen inhielden en vaak ook executies enkel op verdenking. In september 1819 had een Russische strafexpeditie al zes Tsjetsjeense dorpen afgebrand als Russische soldaten de plaats Dadi-Yurt omsingelden en op direct bevel van Jermolov alle bewoners, vrouwen, kinderen en mannen vermoordden. Het bloedbad van Dadi-Yurt is volgens de Israëlische historicus Moshe Gammar ‘one of the most influential events in shaping the Chechens’ attitude toward Russia’, en wordt tot de dag van vandaag in Tsjetsjenië herdacht. 13
13 Moshe Gammer, The Lone Wolf and the Bear. Three Centuries of Chechen Defiance of Russian Rule. Pittsburgh 2006, p. 36.
HET CONFLICT MET RUSLAND
Aleksej Petrovitsj Jermolov (1777-1861), schilderij van George Dawe, ca. 1825, Hermitage, St. Petersburg
Maar Dadi Yurt was enkel één van de talrijke ‘strafexpedities’. Er waren ook andere middelen om de bergvolkeren te onderwerpen. Jermolov nam geregeld gijzelaars onder de stammenleiders, liet gevangenen executeren, verdreef bewoners uit hele regio’s, hield afspraken met opstandelingen niet na. Op deze manier verwierf Jermolov binnen de kortste tijd een zeer slechte reputatie onder de bergvolkeren. Onder de naam ‘Yarmul’ is hij in de collectieve herinnering als bijna mythologische, satanische figuur bewaard gebleven. De oorlog zelf liet zich op deze manier (nog) niet tot een einde voeren. Toen Jermolovs carrière in 1827 omwille van politieke reden een abrupt einde nam, was het conflict verre van opgelost, ook al verliep de oorlog tussen 1826 en 1830 op een heel beperkt niveau. Dit betekende geen wijziging in de Russische politiek: Het leger was enkel bezig met de ondertussen achtste Russisch-Turkse oorlog
41
O
TSJETSJENIË
O
42
(1828-1829) en met de tweede Russisch-Iraanse oorlog (1826-1828), oorlogen die een uitbreiding van de tsaristische macht in de zuidelijke Kaukasus tot gevolg hadden. In 1830 namen de Russische troepen de oorlog tegen de bergvolkeren zonder wijziging van hun strategie weer op. Ze drongen meer en meer het Tsjetsjeense kernland en de hoogvlakten van Dagestan binnen, bouwden ook hier vestingen, voerden ‘strafexpedities’ door en stuitten als gevolg op grote tegenstand. Leiders zoals Ghazi Mollah, Gamzat-bek en Hadji Murad probeerden het plaatselijke verzet vooral in het teken van de Jihaad te organiseren. Een opbouw van een verenigd front van alle bergvolkeren tegen het tsarenbewind lukte hun evenmin als de legendarische Imam Sjamil, die tussen 1834 en 1859 het kopstuk van het verzet was. Ze slaagden niet in hun pogingen omdat de verschillende stammen ronduit te verschillend van elkaar waren en daarom ook zeer op hun autonomie gesteld waren. Ze hadden een fundamenteel wantrouwen tegenover autoritaire leidersfiguren die niets minder dan onderschikking eisten. Eén centraal strijdpunt was verder dat de verschillende leiders ook altijd een adaptatie van de verschillende lokale varianten van de islam eisten, die niet zelden op elementen van traditionele natuurreligies gebaseerd waren. Daarom beschouwden vele bergvolkeren de constante eis om de sharia als enige wet aan te nemen als onaanvaardbaar. Iman Sjamil zou in de komende jaren tot een mythologische figuur voor vele Kaukasiërs uitgroeien en symbool staan voor vrijheid en culturele identiteit. Maar in werkelijkheid streed hij niet alleen met het Russische leger maar ook constant met rebellerende stammen onder de bergvolkeren.
Opname van Sjamil en één van de zonen van graaf Ivan Nostits in Chir-Yurt, september 1856, Georgisch fotomuseum
HET CONFLICT MET RUSLAND
De legende maakte van Sjamil de grote eenmaker die het Kaukasische Imanaat, dat in 1828 uitgeroepen werd, liet opbloeien. Vandaag is hij in zijn geboorteland Dagestan, in Tsjetsjenië en bij andere volkeren in de Kaukasus dé nationale identiteitsfiguur. Maar destijds steunde zijn ‘regering’ op wisselende plaatselijke bondgenoten en zijn ‘Imanaat’ veranderde zijn territorium voortdurend, afhankelijk van militair geluk. Sjamil was nochtans een ware nachtmerrie voor het Russische leger. Zijn guerrilla tactiek bracht de troepen steeds weer zware verliezen toe, waarop de militaire leiding stoïsch met steeds meer versterking reageerde. Maar ondanks alle militaire successen kon Sjamil de dorpen van zijn aanhangers toch niet effectief tegen de Russische ‘strafexpedities’ beschermen. De Russen richtten steeds meer forten op en wezen duizenden boeren en kozakken uit andere Russische gouvernementen nieuwe woonplaatsen in het Tsjetsjeense laagland en in Dagestan toe. Om het laagland van Tsjetsjenië onder hun controle te krijgen leidde het Russische leger een gigantische ‘ontbossingsactie’ in en veranderde het gelaat van dit gedeelde van het land voor altijd. Duizenden Tsjetsjenen bleef enkel nog de keuze open tussen onderwerping of de vlucht naar de bergen. Gedurende de Krimoorlog van 1853-1856 was het Russische leger volop bezig met de strijd tegen de EngelsFranse belegering van Sevastopol.
43
‘Sheteh helpt Prins Bariatinsky Sjamil gevangen te nemen’, schilderij van Niko Pirosmani (1862-1918), Staatsmuseum voor Schone Kunsten van Georgië, Tbilisi14 14 geen copyright met vermelding: Staatsmuseum voor Schone Kunsten van Georgië, Tbilisi, download: http://www.russianavantgard.com/Artists/pirosmani/pirosmani_sheteh_helps_prince_ bariat.html
O
TSJETSJENIË
Maar na het einde van de oorlog was het tsarenbewind vast besloten een einde te maken aan de lange strijd tegen de bergvolkeren. Het machtige leger dat in het kader van de Krimoorlog in de regio geconcentreerd was, werd als instrument gebruikt. In 1857 trokken meer dan 200.000 man naar Tsjetsjenië en dit leger ging over tot een massaal offensief tegen Sjamil en zijn bondgenoten. De oorlogsmoeë stammen weigerden hun Imam in de loop van het jaar 1858 toenemend hun loyaliteit. In augustus 1859 capituleerde Sjamil voor de Russische bevelhebber Prins Baritinskii. Dit gebeurde toen Sjamil enkel nog ongeveer 400 aanhangers had. Dat dit niet zonder de hulp van lokale leiders kon, maakt een schilderij van Niko Pirosmani duidelijk. Sjamil bleef echter gespaard van het lot van Sjeik Mansur, die na zijn gevangenneming in 1791 binnen drie jaar in Russische gevangenschap te gronde ging. Na enkele jaren ballingschap kreeg hij in 1869 toestemming het land te verlaten. Hij overleed drie jaar later in Medina. Het conflict ging nog verder op een laag pitje tot 1864 en barstte in 1877/1878 weer uit bij een algemene oproer in Dagestan en Tsjetsjenië. Opnieuw werd deze met dezelfde middelen – grote militaire inzet met collectieve afstraffing – bloedig neergeslagen. Nadien waren de bergvolkeren volledig uitgeput en gedemoraliseerd van het lange conflict. Ondanks talrijke overwinningen leek de strijd tegen een machtsapparaat dat gelijk welke militaire verliezen elke keer opnieuw met nog grotere versterkingen compenseerde, op een hopeloze sisyfusarbeid.
O
44
De lange oorlog heeft het gezicht van het huidige Dagestan en van Tsjetsjenië beslissend veranderd. Enkele honderdduizend autochtone inwoners van deze regio kwamen in de lange oorlog om het leven, enkele tienduizend andere werden verdreven of gingen ‘vrijwillig’ in ballingshap. Velen van hen gingen naar het Ottomaanse rijk waar hun vooral in het huidige Jordanië een nieuwe woonplaats toegewezen werd. Het huidige Amman werd in 1878 als nieuwe stad door Kaukasische migranten gesticht, met als belangrijkste migratiestroom Tscherkessen en Tsjetsjenen. Nog altijd is er een belangrijke diaspora van bergvolkeren aanwezig in Jordanië en men kan het ook geen toeval noemen dat vele van de islamitische strijders die in de jaren negentig in Tsjetsjenië vochten, Jordaniërs waren.
HET CONFLICT MET RUSLAND
Aan de andere kant bracht het einde van de oorlogen van de 19de eeuw een eerste migratiegolf van Russischtalige kolonisten naar de Kaukasus op gang. De systematische ontbossing van de regio zorgde ook voor een verandering van levenswijze en de landbouw begon een toenemend belangrijke rol te spelen in het leven van de bewoners. Maar het cruciale punt bij alle belangrijke veranderingen in deze tijd was dat de verhouding tussen de Tsjetsjenen en ook andere bergvolkeren met Rusland voorgoed verstoord was. Wat was nu de Russische logica in deze oorlog – een oorlog die tegen de gehele burgerbevolking gericht was en ook niet voor collectieve ‘strafmaatregelen’ terugdeinsde? Wel, Russische strategen beschouwden de Kaukasus als het ‘zachte onderlijf’ van het imperium, als invalshoek van de oude vijanden in deze regio, Iran en het Osmaanse Rijk. Een andere tegenstander in deze regio was sinds het begin van de 19de eeuw ook Engeland dat in centraal Azië een directe machtsconcurrent van Rusland werd en ook de Russische greep op de Bosporus met macht wou voorkomen. In Engeland is deze historische rivaliteit onder de term ‘The Great Game’ bekend, maar voor Rusland speelde dat ‘spel´ zich direct voor de deur af: in 1853 landden Engelse en Franse troepen direct op de Krim. Maar wat nog erger was voor het tsarenbewind: het Russische leger was niet in staat deze aanval terug te slaan. Hetzelfde gebeurde 65 jaar later toen Engelse en Franse troepen opnieuw door de Zwarte Zee stootten en Odessa, Sevastopol en Batumi in Georgië bezetten. Als conclusie van de twee grote schokken van 1853 en 1918 heeft zowel het tsaristische Rusland als de Sovjetunie de Kaukasus als strategisch belangrijk en vooral als potentiële dreiging beschouwd. We zullen nog zien hoe gevoelig in het bijzonder de grote dictator Josip Stalin, van geboorte een Georgiër, op een vermeende bedreiging van het ‘zachte onderlijf’ van zijn imperium reageerde. De Kaukasus was niet meer en niets minder dan een belangrijke pion op het grote schaakbord van het imperialisme en het verzet van de koppige bergvolkeren was voor Moskou een onaangename storing van het spel. De ergernis van het tsarenbewind bestond er ook in, dat deze ernstige storing van
45
O
TSJETSJENIË
onbeschaafde wilden kwam, bergvolkeren, waartegenover men zich cultureel oneindig superieur voelde.
Strijdbare Tsjetsjenen gedurende de opstand van 1878
O
46
Na het jaar 1878 gold in het huidige Dagestan en Tsjetsjenië grotendeels tot 1917 de militaire noodtoestand. Administratief waren de twee haardvuren van de opstand, Tsjetsjenië en Dagestan, van elkaar gescheiden en deze administratieve grens werd ook militair bewaakt. Toen in de jaren tachtig van de negentiende eeuw olie in Tsjetsjenië gevonden werd en Grozny na Baku het belangrijkste exploitatiegebied van de grondstof in Rusland werd, kwamen meer en meer mensen uit andere delen van het rijk naar het land en dit maakte het land etnisch nog diverser. In 1917 stortte het imperium in elkaar. In alle delen van het rijk probeerden verschillende tot nu toe achtergestelde sociale of etnische groeperingen voordeel uit de algemene chaos te scheppen. In Tsjetsjenië ontstond een bolsjewistische beweging onder de meestal Russische oliearbeiders alsook onder de Russische bevolking van de steden. De niet erg talrijke leden van een nieuwe Tsjetsjeense elite van zakenmensen, ambtenaren en militairen, uitten hun streven naar een
HET CONFLICT MET RUSLAND
seculiere democratie. Dit terwijl de traditionele leiders van de verschillende teips pleitten voor het oprichten van een moeftifat van de bergvolkeren onder de sharia als wet. Maar alle plannen en debatten liepen al vlug in het honderd en de Kaukasus werd deel van de gehele chaos, die de instorting van de tsaristische macht tot gevolg had. Een sovjetbewind werd in Vladikavkaz gesticht, maar kwam al vlug in conflict met opstandige bergstammen en met het ‘witte’ contra-revolutionaire leger van de tsaristische generaal Denkin. Osmaanse troepen bezetten de olievelden van Baku en werden na het einde van de Eerste Wereldoorlog door een Brits leger opgevolgd. Dit bevestigde de vrees van de Russische en later de sovjetleiding voor de Kaukasus als ‘zacht onderlijf’ van hun imperium. Conflicten tussen Kozakken en autochtone bergbewoners werden bloedig uitgevochten en vreemde allianties gesloten: Zo vocht één van de machtigste traditionele leiders van de bergvolkeren, Sjeik Uzun Haiji samen met de Bolsjewieken tegen Denkin. Uzun Haiji´s doel: de verdediging van zijn in 1919 geproclameerde Emiraat van de Noordelijke Kaukasus met uitdrukkelijk beroep op Imam Sjamil. De herovering van de gehele Kaukasus door het Rode Leger begin 1920 bracht geen einde aan het geweld, integendeel. Als reactie op een geforceerde poging tot sovjetisering van de plaatselijke maatschappij, kwam bijna de volledige bergregio in Dagestan en Tsjetsjenië in gewapende opstand. Weer werd een Jihaad uitgeroepen, maar deze keer hadden de wrede gevechten, die vooral in Dagestan plaatsvonden, veel weg van een burgeroorlog. Sommige stammen streden namelijk aan de zijde van de Sovjets tegen opstandelingen en in het Rode Leger vochten ook jongeren van Kaukasische afkomst. In 1921 waren de grootste gevechten voorbij, maar enkele leiders van de bergvolkeren voerden de strijd op kleine schaal nog tot 1925 voort. Pas toen de opstand voorgoed neergeslagen was, begon het sovjetbewind met ijzeren hand zijn macht te versterken. Een zogeheten ‘ontwapeningscampagne’ diende in de zomer van 1925 tot arrestatie of rechtstreekse executie van hoofdfiguren van de plaatselijke geestelijkheid die terecht als steunpilaren van de traditionele maatschappij beschouwd werden. De campagne diende ook de ontwapening
47
O
TSJETSJENIË
van de bergbewoners. Omdat het bezit van wapens in de plaatselijke cultuur als beslissend voor de waardigheid van een man gezien werd, verliep deze actie allesbehalve vreedzaam. Meer dan honderd Tsjetsjeense dorpen werden voor hun verzet alweer collectief ‘gestraft’ met artillerievuur – trouw aan de traditie. Van nu af aan stond de ‘sovjetisering’ van het land op de agenda: in 1926 werd het Arabische alfabet verboden. In de plaats ervan kwam het Latijnse en vanaf 1938 tenslotte het cyrillische alfabet.
‘Nieuwe tijden, nieuwe mensen’ – Tsjetsjeense sovjetactivisten, begin jaren dertig O
48
Overheidsscholen werden op grote schaal opgericht en vanaf 1928 werd in de hele Sovjetunie een hevige strijd tegen de religies en voor een geforceerd collectivisme van de landbouw gevoerd. In Tsjetsjenië betekende dit de sluiting van grote moskeeën en koranscholen. De geestelijkheid verloor haar bezit, vaak haar vrijheid en niet zelden ook haar leven. Traditionele gezagvoerders in de dorpen verloren als ‘koelakken’ (zogezegde welgestelde boeren) hun bezit en werden gearresteerd. Tallozen van hen vonden de dood in de kerkers van de geheime politie. De felle manier van handelen had in de Kaukasus regio een even heftige reactie tot gevolg. Weer barstte een nieuwe opstand in Dagestan,
HET CONFLICT MET RUSLAND
in Ossetië, Kabarda Balkaria en delen van Tsjetsjenië uit van 1929 tot 1932. De onderdrukking van de opstand door de geheime politie, de GPU werd officieel als operatie ter ‘eliminering van de contrarevolutionaire koelak-elementen en van de mullahnationalistische ideologen’ geëtiketteerd (Gammer, p. 151). Niet minder dan 35.000 arrestaties vonden plaats – een onbekend, maar zeker groot aantal van deze mensen werd geëxecuteerd. Hierna heerste relatieve rust en het sovjetbestuur startte vol energie met de opbouw van kolchozen en van een algemeen schoolsysteem Administratief werden in 1934 Ingoesjetië en Tsjetsjenië tot een entiteit, een autonome ‘oblast’ samengevoegd die in 1936 de status van een autonome sovjetrepubliek (ASSR) ontving. Maar rust betekende hier zeker geen harmonie. Altijd opnieuw verzetten individuen en kleine groepen van Tsjetsjenen zich omwille van verschillende redenen gewapend tegen het sovjetbewind. De laatste van deze anti-sovjetoutlaws, de abrek Mahomadov, werd pas in 1976 door de politie gedood. En dan moet hier nog het hoogtepunt van de ‘Grote Terreur’ in de jaren 1937 en 38 in herinnering gebracht worden. Deze woedde in Tsjetsjenië net zoals overal in de Sovjetunie vreselijk. Er werd geen onderscheid tussen schuld of onschuld gemaakt en de terreur trof alle sociale klassen van het volk. Als men de toenmalige propaganda moest geloven, was de situatie in de ‘Tsjetsjeens-Ingoesjetische autonome socialistische sovjetrepubliek’ daarentegen ronduit paradijselijk. Het officiële persagentschap TASS schreef bijvoorbeeld op 15 januari 1939 – direct na de ‘Grote Terreur’ – het volgende over de plaatselijke situatie: ‘De geschiedenis van Tsjetsjeens-Ingoesjetië is een verhaal van een decennialange bloedige strijd van een vrijheidslievend volk tegen kolonisatoren en de nationale bourgeoisie – de steunpilaar van het tsarisme. Tijdens de jaren van het sovjetregime werd TsjetjseensIngoesjetië getransformeerd waardoor het niet meer te herkennen is. De regering heeft per decreet meer dan 400.000 hectaren land aan
49
O
TSJETSJENIË
de kolchozen van de republiek voor permanent gebruik overhandigd. 92.7 percent van het bezit van de boeren werd in kolhozen verenigd. Een belangrijke olie-industrie werd opgericht. (…) De cultuur van het Tsjetsjeens-Ingoesjetische volk, nationaal qua vorm en socialistisch qua inhoud, bloeit onder de zon van de constitutie van Stalin. (…) Al deze successen werden in de loop van een hardnekkige strijd bereikt, die tegen de vijanden van het volk gericht is: Trotskisten, Bukharinisten, de nationalistische bourgeois, die proberen de winst van de Grote Socialistische Oktoberrevolutie van de arbeiders te roven.’15
O
50
Tijdens de Tweede Wereldoorlog vochten vanaf 1941 tienduizenden Tsjetsjenen in het Rode Leger tegen de invasie van de Duitse Weermacht. Bij duizenden anderen werd door de Duitse aanval op de Kaukasus regio in 1942 de verwachting op bevrijding opgeroepen. Enkele Tsjetsjenen riepen ook werkelijk op tot een strijd tegen de autoriteiten, maar bij deze oproepen bleef het ook meestal. Ofschoon de Duitsers in de herfst van 1942 voor de toren van de stad Vladikavkaz gestopt werden en Tsjetsjenië nooit bereikten, was Stalin van de deloyale houding van alle Tsjetsjenen en Ingoesjen ronduit overtuigd en zijn reactie op dit ‘verraad’ was zoals altijd: wreed, collectief, zonder verschil tussen schuld en onschuld. Het politbureau van de Communistische Partij besprak in kleine kring al op 11 februari 1943 de gedachte om de Tsjetsjeens-Ingoesjetische ASSR te ‘liquideren’, maar Stalin wachtte voor alle zekerheid met zijn wraak toch liever tot de oorlog een beslissende wending had gekregen. Sinds begin 1944 stuurde de politieke leiding meer en meer troepen van het Rode Leger en vooral van de NKVD – de staatsveiligheid – naar de Tsjetsjeens-Ingoesjetische sovjetrepubliek, officieel voor opbouw en gevechtsoefeningen, in werkelijkheid voor de uitvoering van een direct bevel van Stalin: de collectieve deportatie van het gehele volk naar Kazachstan en Kirgizië. Op 23 februari 1944, de feestdag van het Rode Leger, werden overal in de republiek nederzettingen door bewapende eenheden omsingeld en alle bewoners op vrachtwagens naar het treinstation van Grozny 15 Izvestia, perscommuniqué TASS, 15 maart 1939
HET CONFLICT MET RUSLAND
gebracht. In goederentreinen werden ze – er heerste een strenge winter – naar de Kazachse steppe vervoerd. In Grozny werden officieel 387.229 Tsjetsjenen en 91.250 Ingoesjen geregistreerd en gedeporteerd. In een rapport van de NKVD aan Stalin is er zelfs sprake van in totaal 496.486 personen. (Gammer, p. 172). Overal waar een deportatie niet mogelijk was – in afgelegen bergdorpen, bij bejaarden en gehandicapten – werd op beestachtige wijze gemoord. In de bergregio Galanchoz werden de bewoners van een aantal dorpen naar de zee van Galanchozh geleid en daar door de NKVD doodgeschoten – niemand weet hoeveel mensen omkwamen, maar de toenmalige chef van de NKVD, Lavrenti Beria, berichtte aan Stalin dat ‘rond 6.000 Tsjetsjenen van verschillende nederzettingen in de hogere Galanchozh regio niet konden geëvacueerd’ worden – hier is geen sprake van hun verdere verblijf. Het ‘bekendste´ geval van collectieve moord stelde de aoel Haibah voor. Hier stond de bevoegde NKVD officier voor een dilemma. De toegangswegen tot het dorp waren ingesneeuwd waardoor hij de bewoners niet kon vervoeren. Hij beschikte ook niet over de nodige munitie voor een executie van zo veel mensen. Zijn oplossing van het probleem was monsterachtig: Hij liet de 770 bewoners in een grote hoeve opsluiten en deze in brand steken. De officier ontving hiervoor een onderscheiding. Zoals de meeste ‘geëvacueerde’ bergdorpen werd Haibah met de grond gelijk gemaakt. Haibah bleef tot 1991 verboden terrein. Niemand zou weten wat hier gebeurd was. Natuurlijk blijft een misdrijf van dit kaliber nooit geheim en de Tsjetsjenen hadden weer een nationaal trauma meer. 51
Het kon geen toeval zijn dat de grootmeester van de moderne Tsjetsjeense dichtkunst, Apti Bisultanov, in het stormachtige jaar 1989 zijn gedicht ‘In Haibah geschreven’ in het Tsjetsjeens neerschreef. Het poëem had toen in Tsjetsjenië een vergelijkbaar maatschappelijk effect als de eerste publicaties over het stalinistische bloedbad in Katyń, die ook in die tijd verschenen.16
16 In 1940 liet Stalin in Katyń en andere gevangenlager voor officieren van het Poolse leger tenminst 4.000 gevangenen vermorden. Het bloedbad was in het communistische Polen en taboe-thema. Al in de herfst 1989 verschijnen in het land een vloed publicaties over de moord. „Katyń“ is in het huidige Polen een algemeen symbol voor het onrecht van de Sovjettijd.
O
TSJETSJENIË
Het gedicht wekt letterlijk de geesten van het verleden op. De verzen zingen in traditionele koorgezangen tot het lyrische ‘ik’ – of die dat nu wil of niet. In één van de gezangen luidt het: ‘Je bent niet de eerste die ik hier naartoe leid Je bent niet de laatste die ik pijn deed Zonder klank vergaat nu de zon van jouw volk Je blijft hier tot standbeeld, tot Khollam17, gestold Vlieg met vleugels, je kunt niet ontsnappen Graaf je diep in de aarde, jouw kracht zal niet reiken Wat gebeurde in Haibah van jou af te leiden Haibah vergeten, dat zal God je niet toestaan Kinderen heb ik zien branden, hun geweeklaag gehoord Moeders heb ik zien branden, brandlucht van vlees Alles heb ik verdragen, waarheid of waanzin Heb gezien de vloek van Allah, bleek als as was mijn gelaat
O
52
Duizendvoudige zinnen, kan de zin niet vinden Duizendvoudig zweren, kan de zin niet verhoren Duizend keer betreuren, vernieuwt enkel de zorgen Ontvlucht de zwarte schaduw, pijn – hij blijft in het hart De gehele hemel hoor ik op mij neervallen Hoor de horizonten zich tot ravijnen ballen Hoor spitse toppen afstompen tot hopen Hoor wereld en tijd zich tot het zwijgen voegen’18
17 Grafmonument voor een martelaar 18 Apti Bisultanov, Schatten eines Blitzes (Tsjetsjeens-Duits). Klagenfurt-Wien, 2de editie 2005, p. 101, Nederlandse vertaling: Jörg Gebhard
HET CONFLICT MET RUSLAND
Op het einde van het gezang wordt een rode draad getrokken, te beginnen van het befaamde bloedbad van Dadi-Yurt van de 19de eeuw tot het bloedbad van Haiba. Het poëem eindigt: ‘Als ik van Sumer naar de Kaukasus vertrok Vroeg ik aan de vrijheid mijn tong en mijn hart uit te rukken Als ik van Dadi-Yurt naar Haibah ging Smeekte ik mijn arm en mijn herinnering uit te scheuren Daarheen waar de vonken van de vrijheid nog gloeien Wil ik met flitsende bliksem ontsnappen.’ De deportatie was onbetwistbaar het gedeelde lot van alle Tsjetsjenen. Door hun zorgvuldige planning en wreedaardigheid bij de uitvoering ontsnapten maar weinigen aan Stalins wraak. Geïsoleerde kleine Tsjetsjeense groepen voerden nog enkele jaren na 1944 gewapende overvallen tegen het sovjetregime uit, maar werden allemaal opgespoord of gaven zich over. Maar het waren niet alleen de Tsjetsjenen en Ingoesjen die Stalin als verraders beschouwde, nee, het waren ook de Krim-Tataren, Balkaren, Kalmukken, Karatsjai, Mesketen en ‘Wolga-Duitsers’.19 Als men bij deze meer dan twee miljoen ontheemden ook nog enkele honderdduizend Koreanen (1937), Polen en joden (1940/41), Balten (1940/41), Finnen (1942), Modaviërs (1949) en volkeren van de Zwarte Zee (1949) rekent, dan liet Stalin in de jaren veertig ruim drie miljoen mensen met geweld naar het verre oosten van Rusland deporteren. Het ging hier altijd om collectieve deportaties onder wrede omstandigheden en vanzelfsprekend zonder inspraak van de betrokkenen. Dit was niets anders dan een reeks gigantische etnische zuiveringen lang voordat dit begrip in ons taalgebruik een plaats innam. Niemand weet hoeveel mensenlevens deze ‘operaties’ gekost hebben. De omstandigheden van de deportaties waren ongetwijfeld verschrikkelijk. In het geval van de Tsjetsjenen en Ingoesjen vond deze in de winter plaats, de reis in onverwarmde goederentreinen naar Kazachstan en Kirgizië 19 ‘Wolga-Duitsers´ zijn mensen van Duitse afkomst die in de 18de eeuw naar Rusland geëmigreerd waren. Stalin liet hen al vanaf 1941 naar het oosten deporteren.
53
O
TSJETSJENIË
duurde twee tot drie weken, per persoon was enkel 20 kg bagage toegestaan. Wie voor herinneringsstukken en niet voor eten gekozen had, was verloren. Niemand weet precies hoeveel mensen alleen al op de treinreis omgekomen zijn, maar naar schattingen was het een vijfde – dat zouden dan rond 80.000 mensen zijn. Bijna de helft van de gedeporteerden waren trouwens kinderen. Eén van hen, Aset Khadzhiyeva, werd samen met haar gezin, maar zonder haar moeder gedeporteerd. Aset herinnert zich:
O
54
‘We gingen in ballingschap zonder te weten wat er met onze moeder gebeurd was. Alleen de herinnering aan de kleine broers en zussen in mijn armen zonder enige voeding en warme kledij en alle ontberingen die ik moest dragen zijn pijnlijk. Ik weende eindeloos! Wij arriveerden in Noord-Kazachstan na een helse lange treinreis van meerdere weken. De koude was verschrikkelijk. We werden overgebracht naar een dorp waar men ons eten en kledij gaf. (…) Wij werden in een in de grond gegraven schuilhol gebracht en daar was geen elektriciteit of verwarming. Iedereen deed zijn best maar als gevolg van de vreselijke omstandigheden barstte er een tyfusepidemie uit. Wij begroeven mijn drie jongere broers de één na de ander. Later is ook mijn vader ziek geworden en overleden, hij stierf vroeg op de avond. Mijn jongere broer Mahomed en ik bleven naast hem zitten tot de volgende morgen. (…) Zo waren mijn broer en ik alleen. Gedurende de ballingschap stierf ook de broer van onze vader met al zijn kinderen. Van de éénendertig families die in de barakken van het bedrijf ‘lindeboom’ leefden, bleven er slechts weinigen over. Ik had geen kindertijd. Zolang als ik mij kan herinneren, was ik altijd een volwassene. Of beter gezegd: ik was genoodzaakt er één te zijn.’20
20 Deze en andere verhalen van gedeporteerden zijn verzameld op de herdenkingssite: www. worldchechnyaday.com, Nederlandse vertaling: Jörg Gebhard
HET CONFLICT MET RUSLAND
Een ander kind, de toen dertienjarige Ahmad Magomadov, werd in 1944 samen met zijn grootvader op een bergweide gevat en rechtstreeks gedeporteerd – zonder zijn ouders. Zijn grootvader stierf nog in hetzelfde jaar in Kazachstan en Ahmad ontving pas in 1953 informatie over het lot van zijn eveneens gedeporteerde ouders. Zoals uit het verhaal van Aset reeds bleek, was er in Kazachstan letterlijk niets voorzien voor de nieuw aangekomenen. Velen van hen leefden in stepperegio’s en enkel in geïmproviseerde tenten. Gedurende de volgende maanden kwamen nog enkele tienduizenden soldaten in Kazachstan aan – Tsjetsjenen en Ingoesjen die aan het front vochten en ´s nachts door de NKVD ontwapend, gearresteerd en in gevangenentransporten naar het oosten werden vervoerd. Natuurlijk waren zij hun onderscheidingen en militaire rangen kwijt, het waren tenslotte toch verraders, of niet? Er bestaan geen statistieken over het aantal mensen dat in totaal in het Kazachse exil is omgekomen, maar het waren er vooral in het sinistere eerste jaar en gedurende de winter van 1944/45 ontzettend veel. Een eerste indruk van de verschrikkelijke verliezen gaf een intern rapport van november 1956. Dat gaf aan dat in de Kazachse en Kirgizische ASSR ongeveer 395.000 Tsjetsjenen en Ingoesjen zouden leven. Dus 100.000 mensen minder dan het officiële aantal van gedeporteerden in 1944, ondanks hun buitengewoon hoog geboortecijfer. Het verbaast niet dat voor de Ingoesjen en Tsjetsjenen tot de dag van vandaag 23 februari de dag van nationale rouw is. Naar aanleiding van de vijftigste verjaardag van de deportatie heeft het toen onafhankelijke Tsjetsjenië in Grozny een herinneringsmonument onthuld. Het was gemaakt uit oude Tsjetsjeense grafstenen die door de sovjets sinds 1944 voor de bouw van straten en huizen waren gebruikt. Onder een grote figuur die dreigend met een zwaard zwaaide, stond te lezen: ‘We zullen niet wenen, we zullen niet zwichten, we zullen niet vergeten’. De geschiedenis van het monument tot nu toe: Vernield in 1995, weer opgebouwd in 1997, vernield in 1999. De Sovjetunie gaf zich destijds meer dan twee jaar tijd om zijn handelen publiek te maken en te verantwoorden. Op 25 juni 1946 stond in een perscommuniqué van het Presidium van de Hoogste Sovjet te lezen:
55
O
TSJETSJENIË
‘Gedurende de Grote Patriottische Oorlog (…) hebben zich vele Tsjetsjenen en Krim-Tataren, aangespoord door Duitse agenten, vrijwillig bij eenheden aangesloten. Deze waren door de Duitsers opgericht en hebben samen met het Duitse leger eenheden van het Rode Leger aangevallen. Een groot deel van de bevolking van de Tsjetsjeens-Ingoesjetische Republiek heeft tegenover deze verraders van het vaderland geen actie ondernomen. Omwille van deze reden werd de Tsjetsjeens-Ingoesjetische Republiek geliquideerd en de bevolking gedeporteerd.’21
O
56
De ‘geliquideerde’ Tsjetsjeens-Ingoesjetische ASSR werd in 1944 in een zogeheten ‘oblast Grozny’ getransformeerd waarin etnische Russen en masse werden gehuisvest. Ze maakten zich meester van de huizen en het achtergebleven bezit van de Tsjetsjenen en Ingoesjen. In het huidige Ingoesjetië werd toen de basis van een conflict gelegd, dat tot op de dag van vandaag de verhouding tussen Ingoesjen en Osseten verstoort: in 1944 werd het district Prigorodny in Ingoesjetië als cadeau voor de als loyaal beschouwde Noord-Ossetische republiek overgedragen. Hetzelfde was al in 1934 met de stad Vladikavkaz gebeurd. Deze beslissing werd ook na het einde van het Kazachse exil in 1957 niet ongedaan gemaakt. Het conflict tussen terugkerende Ingoesjen en Osseten sleepte aan ondanks het feit dat de sovjetadministratie er alles aan deed om de vestiging van de Ingoesjen te verhinderen. Eind 1992 escaleerde het conflict in een zeven dagen durende bloedige oorlog tussen de twee volkeren – weer een oorlog die in het westen bijna niet gekend is. Rusland stuurde onmiddellijk troepen naar Noord-Ossetië omdat ‘Rusland zijn trouwe zonen niet vergeten is: de Osseten, die het vaderland loyaal en oprecht gedurende vele jaren gediend hadden,’ zoals de bevelhebber van de Russische troepen het toen op tv stelde. Hierna moesten tussen 40.000 en 60.000 Ingoesjen de Prigorodny regio verlaten. 21 Geciteerd in: Abdurahman Avtorkhanov and Andrei Kolganov, The Chechens and the Ingush During the Soviet Period and its Antecedents (2006), http://amina.com/article/avtorh.html, Nederlandse vertaling: Jörg Gebhard
HET CONFLICT MET RUSLAND
U herinnert zich zeker het vreselijke gijzelingsdrama dat in 2004 in de stad Beslan plaatsvond? In de herinnering van de meeste Europeanen drong een Tsjetsjeens terreurcommando een Russische school binnen. Beslan is echter een stad in Noord-Ossetië en het Tsjetsjeense terreurcommando bestond voornamelijk uit Ingoesjen. In dezelfde befaamde turnzaal van de school Nr. 1 in Beslan, waar in 2004 meer dan 300 burgers omkwamen, werden trouwens gedurende het conflict in 1992 Ingoesjetische burgers door Ossetische strijders gegijzeld. In de geschiedenis kan heel weinig aan het toeval overgelaten worden. Na de gijzeling van 2004 kwam het in Noord-Ossetië tot bloedige wraakacties tegen de Ingoesjen. Sinds Beslan is de verhouding tussen de twee buurvolkeren op een dieptepunt beland en elk moment is een nieuwe gewelddadige uitbarsting mogelijk.22 Ook in Tsjetsjenië heeft de inbeslagneming van vooral steden door Russen voor veel onvrede gezorgd. In 1957 rehabiliteerde de nieuwe leiding van de Sovjetunie onder Chroesjtsjov met uitzondering van de ‘Wolga-Duitsers’ de gedeporteerde volkeren en herstelde het statuut van de voormalige republieken. Maar verder hield Chroesjtsjov, die trouwens in 1944 in het Politbureau vóór de deportaties stemde, zich niet meer met de zaak bezig. Hoe het nu verder moest gaan werd aan de betrokkenen zelf overgelaten en zij reageerden onmiddellijk. Zonder hulp van de staat keerden ze naar hun land van afkomst terug. Binnen een jaar tijd hadden meer dan 300.000 mensen op eigen initiatief een goed deel van de Sovjetunie doorkruist en waren ze weer in Tsjetsjenië en Ingoesjetië beland. Terug in hun heimat vonden de overlevenden vreemde mensen op hun grond en in hun huizen die dit alles niet meer wouden teruggeven. Vele dorpen in de bergregio en alle moskeeën van het land waren vernield. Vooral de systematische verwoesting van de meeste kerkhoven in het land zorgde voor extreme verontwaardiging bij de Tsjetsjenen. Iemand van de getroffenen verwoordde de situatie als volgt: 22 Meer informatie bij: Ekatarina Sokirianskaia, Getting Back Home? Towards Sustainable Return of Ingush Forced Migrants and Lasting Peace in Prigorodny District of North Ossetia, http://www. policy.hu/sokirianskaia/project.html
57
O
TSJETSJENIË
‘Als wij in het jaar 1958 terugkwamen waren alle dorpen of leeg of door Russen bewoond. Op het oude kerkhof was een klein heiligdom, een mausoleum van een heilige. De nieuwe bewoners hebben het vernield en twee meter diep onder het monument gegraven, op zoek naar verstopte schatten. Ze hadden alle graven verwoest… De Russen vertrokken direct toen we terugkwamen. Ze waren blijkbaar bang voor ons en misschien hadden ze ook een slecht geweten.’23 Onrust ontstond overal in het land en Russen werden slachtoffer van gewelddadige incidenten. Duizenden Russen verlieten vooral de landelijke regio’s van Tsjetsjenië. Voor de Tsjetsjenen was anderzijds de tewerkstelling een groot probleem omdat de Russisch gedomineerde bedrijven niet op rij stonden om twijfelachtige Kaukasiërs in dienst te stellen. De talloze conflicten escaleerden in de zomer van het jaar 1958 als in Grozny duizenden Russen tegen de terugkeer van de Tsjetsjenen en voor de herinvoering van het ‘oblast Grozny’ demonstreerden. De demonstratie sloeg snel om in interetnische rellen met meerdere dodelijke slachtoffers. Als op de vierde dag van de onrust een menigte van rond
O
58
Grozny in de jaren 50 van de laatste eeuw 23 Geciteerd in: Anatol Lieven, Chechnya: Tombstone of Russian Power. New Haven 1998, p. 322, Nederlandse vertaling: Jörg Gebhard
HET CONFLICT MET RUSLAND
10.000 etnische Russen probeerde overheidsgebouwen te stormen werden de rellen door de militie bloedig neergeslagen.24 Natuurlijk werd het onderlinge vertrouwen tussen Russen en Tsjetsjenen zwaar aangetast door de onmenselijke manier waarop de deportatie en terugkeer waren verlopen. Er was ook nooit sprake van een officieel excuus voor het in 1944 aangedane onrecht. Na 1957 werd in de Sovjetunie het thema van de deportaties heel eenvoudig nooit meer aangeraakt – ze waren gewoon ‘non-events’. Doordat er nooit een discussie over het onrecht onder Stalin plaatsvond, bleef aan alle slachtoffers, of het nu Tsjetsjenen, Russen of andere bevolkingsgroepen waren, een stigma plakken. Nog in 1988 stond bijvoorbeeld in een sovjetkrant te lezen: ‘Gedurende de Grote Patriottische Oorlog werd het echte gezicht van de anti-sovjetelementen ontmaskerd. Verraders en vijanden van het Sovjetbewind vormden terroristengroeperingen, voerden sabotage uit en vermoordden sovjet activisten. Hun smerige misdaden waren onder andere de reden die aanleiding gaf tot de tragedie van de Tsjetsjenen en Ingoesjen – hun massale expulsie van verdrijving uit hun geboorteland.’25 Bent u nog niet overtuigd van de effectieve macht van de geschiedenis? Kijk dan eens naar de geboorteplaats van de Tsjetsjeense leiders van de onafhankelijkheidsbeweging van het begin van de jaren 1990: Dzjochar Doedajev, president van Tsjetsjenië 1991-1996, geboren in februari 1944 gedurende de deportatie, Aslan Maskhadov, president van Tsjetsjenië 1997-2005, geboren in 1951 in 24 Over de rellen in Grozny 1958 zie het vierde hoofdstuk van: Vladimir A. Kozlov, Mass Uprisings in the USSR: Protest and Rebellion in the Post-Stalin Years. N.Y. 2002 (uit het Russische vertaald) 25 Geciteerd in: Abdurahman Avtorkhanov, The Chechens and Ingush during the Soviet Period and its Antecedents, in: Marie Bennigsen Broxup (ed.), The North Caucasus Barrier: The Russian Advance towards the Muslim World. London 1992, p. 189, Nederlandse vertaling: Jörg Gebhard
59
O
TSJETSJENIË
Kazachstan, Zelimchan Jandarbiejev, president van Tsjetsjenië 1996-1997 geboren in 1952 in Kazachstan, Achmed Zakajev, eersteminister onder Maschadov, geboren in 1956 in Kazachstan, Achmed Kadirov, van 1995-1999 mufti26 van Tsjetsjenië en in de tweede oorlog naar de Russen overgelopen, geboren in 1951 in Kazachstan, en zo verder en zo voort. Voor hen allen speelde de herinnering aan 1944 een cruciale rol in hun politieke motivatie. Een Engelse journalist die gedurende de eerste oorlog in Tsjetsjenië leefde, schreef als volgt over de maatschappelijke gevolgen van de deportatie van 1944: ‘De wonde is diep, niet enkel van de generatie die de treinreis heeft overleefd en de in ballingschap geboren generatie, maar die van hun nakomelingen ook. Omdat dit een straf was, gebaseerd op ras, zijn de deportaties deel geworden van de nationale identiteit van de Tsjetsjenen, Ingoesjen, Karachai en Balkaren.’27
O
60
Op dit fundament stond dus de samenleving van Russen en Tsjetsjenen in de herstelde Tsjetsjeens-Ingoesjetische ASSR vanaf 1957. Dit werd echter niet door de plaatselijke Russische bevolking opgemerkt – de deportatie was tenslotte een maatschappelijk taboe. In de jaren 1960 bleek de geschiedenis dan ook vergeten en vergeven. Zoals in het westen bepaalde ook in de Sovjetunie een sterk vooruitgangsgeloof de maatschappelijke ontwikkeling. Men kan hier met reden van een culturele revolutie spreken. Tradities stonden bij de jonge generatie in zowel het oosten als het westen niet meer erg hoog aangeschreven. Ook in Tsjetsjenië erodeerde de invloed van de oude overlevering – zeker in de steden. Deze evolutie werd bevorderd door twee beslissende plaatselijke factoren: Ten eerste waren alle moskeeën gedurende de deporatie door de autoriteiten vernield en was er geen sprake van een opbouw. Pas in 1987 kon in Tsjetsjenië weer een moskee worden opgericht. Er stonden bijgevolg geen centrale plaatsen
26 Mufti: titel voor een religieuze autoriteit en leider bij de soennieten, te vergelijken met de titel ‘ Ayatollah’ bij de sjiieten 27 Sebastian Smith, Allah’s Mountains: Politics and War in the Russian Caucasus. London 1998, p. 60 - Vertaald uit Engels, red.
HET CONFLICT MET RUSLAND
voor de uitoefening van de religie ter beschikking en er was ook geen sociale verzamelplaats voor de mannen. Aangezien het in de sovjetperiode onmogelijk was theologie te studeren, waren er natuurlijk ook geen imams en andere religieuze gezagdragers meer. In werkelijkheid begon de rol van de islam in het dagdagelijks leven meer en meer af te nemen. Ten tweede was het Tsjetsjeens als taal tot in de jaren 1980 niet in het onderwijs toegelaten. Voor een hele generatie van Tsjetsjenen werd het Russische de onderwijstaal in scholen en aan de universiteit. Ook in de bedrijven was Russisch de enige taal. Auteurs, journalisten en wetenschappers begonnen in het Russisch te schrijven en in vele gezinnen – vooral weer in de steden – werd Russisch met de tijd zelfs de voertaal. Vooral in Grozny dook een nooit eerder gezien fenomeen meer en meer op: huwelijken tussen Tsjetsjenen en Russen. De Russische dominantie in de taal vond haar logische consequentie in de leidinggevende positie van etnische Russen in alle economische en publieke sectoren. Het multiculturalisme, dat de Sovjetunie onvermoeibaar als zijn kenmerkende eigenschap uitriep, was nochtans enkel als folklore toegestaan. Een echte dialoog tussen de overwegend Russische en vele ander culturen in de USSR vond nauwelijks plaats.
61
Moderne tijden I: de trainer van de wielrenners-club “De Locomotief”, Ishekov, in 1969 met enkelen van zijn sportsters
O
TSJETSJENIË
Moderne tijden II: Medewerkers van het petro-chemische bedrijf “ChechInggaz” in Grozny, 1987
O
62
Maar eerst en vooral stond een grondige opbouw van de infrastructuur op de agenda waar ook Grozny van profiteerde. Zoals de andere sovjetsteden kreeg ook de Tsjetsjeense hoofdstad een nieuw modernistisch gezicht: brede boulevards, functionele flatgebouwen, veel openbare ruimtes met behoorlijk wat groen, een goed uitgebouwd openbaar vervoersnetwerk, een luchthaven en een universiteit in de heersende architectuur van de tijd. De metro, het status symbool van de metropolen van de Sovjetunie, ontbrak echter. Hier was Grozny, dat in 1989 krap 400.000 inwoners telde, simpelweg te klein voor. Maar het elan van de jaren 60 bleef niet lang bestaan. Loodzwaar woog het repressieve Brezjnev tijdperk op alle maatschappelijke en economische ontwikkelingen in de gehele Sovjetunie. Het land kwam terecht in de maalstroom van de desastreuze bewapeningswedloop met het westen, van de alomtegenwoordige corruptie en de ronduit onoverbrugbare kloof tussen de fictie van de economische meerjarenplannen en de realiteit van volledig oneffectieve en verouderde bedrijven.
HET CONFLICT MET RUSLAND
Toen de Sovjetunie in 1991 uit elkaar viel, was het land een min of meer of typische republiek aan de periferie. Op dit moment was Tsjetsjenië multicultureel als gevolg van de geplande migraties van andere nationaliteiten. Deze mensen werkten vooral in de industrie, het leger en het onderwijs. De meerderheid van deze binnenmigranten waren etnische Russen, vooral specialisten die uiteraard in de steden van het land woonden. De laatste volkstelling in de Sovjetunie stelde dat meer dan de helft van de bewoners van Grozny etnische Russen waren. De Tsjetsjeens-Ingoesjetse ASSR telde in 1989 1.35 miljoen inwoners, waarvan 735.000 Tsjetjenen, 164.000 Ingoesjen, 294.000 Russen en 15.000 Armeniërs.28 De bewoners van de republiek genoten sociale zekerheid met gratis medische zorg en onderwijs op algemeen niveau. Het land had een industriële infrastructuur die tewerkstelling garandeerde. Aan de andere kant was de industrie door een trage en ineffectieve administratie en vooral door gebrek aan resources ineffectief, zelfs erbarmelijk en volledig verouderd. Voor Tsjetsjenië had dit tot gevolg dat de belangrijke olie-industrie van het land meer een maatschappelijk risico dan een economische zegen was. Volgens officiële cijfers liep in de eindfase van de Sovjetunie in Tsjetsjenië maar liefst 2 miljoen ton olie gewoon in de grond of rivieren. Dit kwam door de geruïneerde industriële infrastructuur die tot een ecologische catastrofe leidde.29 Maar één punt was misschien belangrijker dan alle andere: Tsjetsjenië was altijd een achtergestelde republiek gebleven. De levensstandaard lag hier in sovjettijden flink onder het gemiddelde en de meeste posities in de leidende klasse van de republiek waren door etnische Russen bezet. Zo bekleedde tussen 1957 en 1990 geen enkele Tsjetsjeen het hoogste politieke ambt in de republiek, namelijk dat van eerste secretaris van de partij. Zo was het ook in de belangrijkste
28 Tanja Wagensohn, Krieg in Tschetschenien. (=Aktuelle Analysen 18). Hans-Seidel-Stiftung München 2000, pg. 14 29 Online editie Asia-Times, Environmental Disaster in the Making, January 4, 2004. www.atimes.com/atimes/Central_Asia/EA04Ag02.html
63
O
TSJETSJENIË
bedrijven. Een gebrek aan capabel leidinggevend personeel was dan ook één van de cruciale handicaps van het later onafhankelijke Tsjetsjenië.
O
64
Russen die in Tsjetsjenië leefden, wisten niet veel af van de diepgewortelde ontevredenheid onder hun inheemse buren. Ze wisten niet veel af van de problemen die het geheimgehouden verleden met zich meebracht, waren niet op de hoogte van de actuele levensomstandigheden die in de gebergteregio’s heersten en kenden de frustratie niet van ambitieuze Tsjetsjenen die door hun afkomst niet konden opklimmen. Vele goed opgeleide Tsjetsjenen zochten toen hun kansen liever in andere republieken van de USSR. Als voorbeeld geldt hier de latere president van Tsjetsjenië Dzjochar Doedajev die carrière in het Rode Leger maakte doordat hij zich als Osseet uitgaf. Weer anderen vertrouwden eerder op de ‘informele’ sector van de sovjeteconomie die vele raakpunten met het criminele circuit had. Maar de meesten voelden zich vooral achtergesteld en vreemd in hun eigen land. Dat is, samen met de enorme historische ballast, de voornaamste reden waarom de Tsjetsjenen de eerste de beste historische kans op onafhankelijkheid weg van Rusland direct grepen. Rusland was gedurende de laatste tweehonderd jaar tijd in de ogen van de Tsjetsjenen alle vertrouwen in een goed bestuur van hun land voorgoed kwijtgeraakt. Pas toen de Sovjetunie in 1990 in vrije val onderging, probeerde de locale partijleiding de erosie van zijn autoriteit tegen te werken. Doku Zavgajev werd toen als eerste Tsjetsjeen tot eerste secretaris van de partij benoemd. Er werd echter geen verantwoordelijkheid opgenomen voor het toegediend historisch onrecht, hoewel dit hét centrale vertrekpunt van de in 1990 opgerichte oppositie was. Eén van de leiders van de nieuwe oppositie was Dzjochar Doedajev, een generaal van de sovjetluchtmacht die ironisch genoeg met indirecte hulp van Boris Jeltsin zijn historische kans greep. Die kans kwam er, toen in augustus 1991 een putsch tegen Michael Gorbatsjov begon en Doedajev in tegenstelling tot de officiële politieke leiding onmiddellijk positie tegen deze poging tot staatsgreep innam. Voor een kort, maar beslissend tijdperk genoot hij op die manier de steun van de nieuwe ‘sterke man’, Boris Jeltsin. Doedajev benutte dit moment en veranderde de door zijn politieke beweging geïnitieerde massa protesten tegen de putsch in
HET CONFLICT MET RUSLAND
een zogenoemde ‘Tsjetsjeense revolutie’. Daarenboven liet hij sleutelposities van de overheid door zijn aanhangers innemen. Onder druk van Jeltsin liet Zavgajev het niet tot een gewelddadige machtstrijd met Doedajev komen en stond deze noodgedrongen zijn ambt af. Al op 27 oktober werden zowel parlements- als presidentsverkiezingen gehouden. Onder algemene chaos en ontbinding van alle structuren kan men natuurlijk enkel met veel moeite over vrije en gelijke verkiezingen spreken. Het lijdt echter geen twijfel dat Doedajev door een ruime meerderheid van de Tsjetsjenen als president verkozen werd. Aan de andere kant waren de verkiezingen tegelijkertijd het startschot voor de komende catastrofe. Doedajev volgde een strikt nationalistische koers en die verontrustte bijvoorbeeld de Ingoesjen. Toen de politieke weg van de Tsjetsjeense oppositie in september 1991 duidelijk werd, kozen zij voor een autonome Ingoesjetische republiek binnen de toen nog bestaande USSR. De etnische Russen in de republiek voelden zich door de agressieve nationalistische koers van Doedajev verontrust en verlieten massaal het land – volgens de cijfers van de UNHCR ruim 150.000 mensen30. Alle journalisten of politici die met Doedajev contact hadden, zijn het eens over de fundamentele negatieve kanten van de toen nieuwe sterke man in Tsjetsjenië: bruusk, bulderend en met weinig besef voor dialoog, was Doedajev een povere onderhandelaar en stootte hij vriend en vijand vaak voor het hoofd. Op 2 november 1991 verklaarde Doedajev in het nieuwe parlement de onafhankelijkheid van de ‘Tsjetsjeense Republiek van Ichkerië’ (‘Noxciyijn Respublika Noxciyico’ in het Tsjetsjeens) en ging daarmee een open confrontatie met Moskou aan. Ongelukkig genoeg beschikte de man in het Kremlin - Jeltsin - over een persoonlijkheid die gelijkaardig was aan die van Doedajev. Kenners van de regio beweren dat in de jaren 1990 het model van een ‘sluipende’ onafhankelijkheid, dat is een verregaande autonomie binnen de grenzen van Rusland die stilaan tot 30 ‘The State of the World’s Refugees 2000. Fifty Years of Humanitarian Action – Chapter 8: Displacement in de Former Soviet Region, UNHCR 2000., p. 203.
65
O
TSJETSJENIË
O
66
een feitelijke autonomie kan leiden, tot de reële mogelijkheidheden behoorde. Dit werd vooral door Doedajev onmogelijk gemaakt, maar ook Jeltsin zette geen stappen om de situatie te laten ontspannen. In tegendeel: door zijn ondersteuning van het groeiende aantal tegenstanders van Doedajev torpedeerde hij een dialoog met de nieuwe leiders in Grozny. Het was ook zo al moeilijk genoeg voor het politieke apparaat in Moskou om met zijn tegenstanders in Grozny in gesprek te komen. Aangezien Tsjetsjenen gedurende de sovjettijd geen toegang tot machtsposities hadden gekregen, ontstond er in tegenstelling tot de meeste andere republieken geen plaatselijke nomenclatura, zoals de politieke elite in de Sovjetunie genoemd werd. Men kan met reden een heel kritisch beeld van de rol van de ex-nomenklaturaleden in de post-sovjettijd schetsen, maar deze mensen waren desalniettemin noodzakelijk als bemiddelaars bij de vele conflicten tussen Rusland en de ex-sovjetrepublieken. Als leden van de universele sovjetelite begrepen ze elkaar onmiddellijk qua taal en gedrag. Er ontstond een vicieuze cirkel. Het land werd door Rusland, noch door het buitenland erkend, maar Rusland deed er evenwel niets aan om Tsjetsjenië weer onder controle te krijgen. Doedajev ondernam niet echt actie om de anomalie van zijn land actief tegen te werken. Hij bood Rusland noch westerse landen de hand en bouwde ook amper een eigen overheidsstructuur op. Hij vertoonde meer en meer autoritair gedrag en ontbond het parlement als het hem uitkwam. Dit gold toen als ‘normaal’ gedrag onder de post-sovjetleiders – Boris Jeltsin inbegrepen. De voormalige eerste secretaris Zvagajev bouwde samen met anderen die het gezag van Doedajev ook niet aanvaardden, bewapende privé-legers op. Of ze daarbij politieke of eerder economische doelen voor ogen hadden, was niet altijd duidelijk te onderscheiden. De bijzondere situatie in Tsjetsjenië creëerde een voedingsbodem voor het criminele milieu. Er was geen functionerende overheid en in sommige regio’s had de politieke leiding in Grozny helemaal geen gezag. En dan was er de ware overvloed aan wapens. Ten eerste had het voormalige Rode Leger bij zijn overhaast vertrek uit het land een groot deel van zijn uitrusting gewoon achtergelaten. En ten tweede zochten overal in Rusland duizenden militairen van
HET CONFLICT MET RUSLAND
alle rangen een mogelijkheid om hun schaarse of helemaal uitblijvende soldij aan te vullen. Ze deden dit gewoon door de verkoop van uitrusting en wapens – iedereen die kon betalen, Tsjetsjeen of niet, kon alles krijgen, gaande van een kalashnikov tot een moderne tank. Wapens waren toen het enige product waaraan in de ex-Sovjetunie geen gebrek was. Stimulerend voor het criminele milieu in Tsjetsjenië was ook het feit dat de verkondigde economische blokkade van het land in werkelijkheid niet bestond. Officieel waren weliswaar de grenzen gesloten, maar een illegale handel werd in coöperatie met criminelen, douaniers, politieagenten en locale politici bij hellichte dag afgehandeld – met profiteurs tot in de machtskring rond Jeltsin. Het slachtoffer hiervan is natuurlijk altijd het gewone volk dat zowel in Tsjetsjenië, als in de andere regio’s van de SU, al meer dan genoeg onder de bijna totale instorting van het gehele economische systeem leed. In deze dagen trokken overal in de voormalige SU bewoners van de steden naar hun kleine ‘datscha’ op het platteland om daar groenten en fruit aan te bouwen. Volledig onderbetaalde of helemaal niet meer betaalde universiteitsprofessoren lieten hun studenten in de steek om als taxichauffeur of markthandelaar hun gezin te onderhouden. Het gevolg van dit alles: een bijna volledige anarchie in Tsjetsjenië. De regering Doedajev kon zelfs niet meer in de meest elementaire diensten van de overheid voorzien: algemene veiligheid, rechtsbescherming, onderwijs, elektriciteit, waterverzorging, etc. Grondrechten van de burgers werden vaak geschonden en er werden moorden begaan op politieke tegenstanders en kritische journalisten, zoals op Dimitri Krikoryants, die vanuit Grozny voor een Russisch tijdschrift vaak over de corruptie van de Tsjetsjeense regering had geschreven. Op 14 april 1993 werd hij in zijn appartement door onbekenden op gruwelijke wijze vermoord. Doedajev deed niets om deze wantoestanden tegen te gaan en hij bood daarenboven geen enkel perspectief op een uitweg uit deze toestand. Vooral op dit gebrek aan politieke visie doelt de felle kritiek van de journalist en Tsjetsjeniëkenner Sebastian Smith als hij over de toenmalige president schrijft:
67
O
TSJETSJENIË
‘Dudayev, met zijn macho fantasieën en volledige gebrek aan achting voor democratie, droeg een bepaalde schuld voor wat er op het punt stond te gebeuren. Toen er kans was op onderhandelingen, treiterde hij de Russische beer; toen een overeenkomst de vrede bewaard zou kunnen hebben, dreigde hij met oorlog. In november 1992 begon hij zijn bewind met de bedreiging om Russische kerncentrales op te blazen, en op de vooravond van de oorlog in december 1994 dreigde hij met het doden van gevangenen, en herhaalde zijn minister van buitenlandse zaken de bedreiging over kerncentrales.’ (Vertaald uit Engels, red.)
O
68
Deze kritische balans wordt niet positiever als men aan de andere kant ook de Russische politieke leiding beoordeelt. Jeltsins politieke koers tegenover Tsjetsjenië was tegenstrijdig en impulsief. Op de aanvallen van Doedajev reageerde hij met de resolute weigering om officiële gesprekken met de Tsjetsjeense regering te voeren. Voortdurend kwam vanuit Moskou een dreiging van een militaire interventie en tegenstanders van Doedajev werden actief ondersteund. Al in maart 1992 werd een eerste poging tot staatsgreep ondernomen door een pro-Russische oppositie, die Doedajev liet neerslaan. In oktober 1992 stonden Russische troepen naar aanleiding van de oorlog in Noord-Ossetië aan de Tsjetsjeense grens klaar om het land binnen te vallen en ook een tweede poging tot staatsgreep in december 1993 genoot de onvoorwaardelijke steun van Rusland. Daarna vestigde zich in het noorden van het land een pro-Russische tegenregering die Rusland officieel om een militaire interventie in Tsjetsjenië vroeg. In een klimaat van voortdurende angst, verval van openbare orde en economisch chaos vluchtten duizenden – vooral etnische Russen maar ook Tsjetsjenen – het land uit. Vanaf de zomer van 1994 wees alles op oorlog. Een Tsjetsjeense arts die in augustus 1994 vanuit Moskou naar zijn vaderland terugkeerde, beschreef later in ballingschap zijn indrukken op de volgende manier: ‘Toen ik op de luchthaven van Grozny van het vliegtuig stapte, schrok ik te zien hoe gemilitariseerd de stad was geworden. Tsjetsjeense mi-
HET CONFLICT MET RUSLAND
litie in camouflage tenue wiegden geweren aan de voet van de trap. Legerjeeps stelden zich op langs de grens van het vliegveld, en soldaten bewaakten de weg naar Grozny. Op onze weg naar AlchanKala vertelde de taxichauffeur over de laatste schietpartijen in de stad. Naar hem luisteren, gaf me het gevoel dat Tsjetsjenië op de rand van een burgeroorlog verkeerde. (…) Ik keek uit het raam van de taxi. Verkopers verkochten zakken bloem en groenten uit de achterkant van vrachtwagens. Overal stonden vrouwen in de rij voor voedsel. Ik dacht eraan onze opslagruimte thuis te controleren om zeker te zijn dat we nog een voorraad bloem, suiker en gedroogd vlees hadden. Gezien de gespannen sfeer was ik zeker dat de prijzen zouden stijgen. Toen ik thuis arriveerde, zag iedereen er goed uit, hoewel ik de bezorgdheid opmerkte op de gezichten van Zara, Malika en Nana; ik probeerde een aantal grapjes te maken om hen op te vrolijken. Iedereen maakte zich zorgen over het soort wereld waarin onze kinderen zouden opgroeien.’31
69
31 Khassan Baiev, The Oath: A Surgeon Under Fire. New York 2003, Chapter 5: The Eve of the First War - Vertaald uit Engels, red.
O
TSJETSJENIË
Oorlog Apti Bisultanov: Kindertijden (1999)32 Mijn grootmoeder heeft gezegd: Iemand die drie keer zijn kindertijd ziet, zal lang leven. Mijn Vader zag zijn kindertijd slechts twee keer De eerste keer toen hij naar de oorlog trok Door het raam van de wagon zag hij Hem op het perron staan Uit zijn afgelegen bergdorp was hij gekomen Om hem vaarwel te zeggen
O
70
De tweede keer zag hij hem Toen de soldaten Hem in ballingschap voerden Zich omdraaiend Zag hij hem en hoe hij aan de rand van het dorp stond Vol van angst om nog één enkele stap met hem te gaan Toen hij zich later - ´s nachts In een oude toren met wilde duiven verstopte Bliezen NKVD-soldaten de toren op En hij kwam om
De derde keer Na de ballingschap Toen het hun verboden was om naar de bergdorpen terug te keren Liet mijn vader zijn gezin in de vlakte En ging, de plaats van zijn geboorte nog één bezoeken Bij zijn terugkeer Zich omdraaiend Vond hij zijn kindertijd niet meer terug Toen begreep hij Dat men niet absoluut Moet leven Ik was klein en verstond mijn vader niet Maar nu, zo lijkt het mij, begrijp ik Zijn te vroege dood
P.S.: Ik zag mijn kindertijd slechts één keer Toen ik naar de oorlog trok Me omdraaiend Zag ik hoe hij aan de poort stond Vol van angst ook maar één stap verder te gaan
32 Apti Bisultanov, Schatten eines Blitzes, Klagenfurt-Wien 2004, p. 73-75, Vertaling in het Nederlands: Jörg Gebhard
HET CONFLICT MET RUSLAND
Bommen scheurden de straten open Dan Toen hij zich met de door angst bevangen kinderen In een kelder verstopte Gooide een moedige piloot een bom op dit huis Mijn zoon zag zijn kindertijd nooit Hij trok als kind naar de oorlog De eerste Tsjetsjeens-Russische oorlog in de 20ste eeuw begon langzaamaan in de vroege zomer van het jaar 1994 toen het Kremlin een nieuwe richting gaf aan zijn politiek tegenover Tsjetsjenië. Vooraf hadden de militaire adviseurs van Boris Jeltsin een militair avontuur in Tsjetsjenië ten zeerste afgeraden, maar de mening hierover veranderde nadat de Russische Federatie stilaan uit het puin van het vergane sovjetimperium verrees. Er werd al heel wat over de oorzaak van deze verandering in strategie geschreven, over olie, geo-strategie, strijd tegen separatisme enzovoort. Deze argumenten hebben hun kracht maar ik denk toch dat de doorslaggevende redenen niet op het vlak van de ratio te zoeken zijn – überhaupt wordt in politieke beslissingen altijd veel te veel rationeel gezocht. Als men op zoek gaat naar de reden voor de Tsjetsjeens-Russische oorlog van 1994-1996, doet men er goed aan om de algemene stemming in de Russische Federatie aan te voelen. De etnische Russen bevonden zich in een zware en collectieve depressie. Ze waren in de Sovjetunie het moedervolk dat de kleinere volkeren aan hun leidende hand voerde. Etnische Russen genoten in alle republieken van de SU het politieke en economische gezag. Ze volgden de algemene propaganda die de Sovjetunie als een supermacht zoals de VS afschilderde. In een recordtempo was daarvan niets meer over gebleven. Het land zonk naar het niveau van een ontwikkelingsland en letterlijk miljoenen mensen verloren in een mum van tijd hun houvast – op materieel en ideologisch vlak. In kleine, perifere republieken, vooral daar waar een bepaalde ervaring van leed gedurende de sovjetheerschappij had plaatsgevonden, waren etnische Russen plots niet meer graag gezien.
71
O
TSJETSJENIË
O
72
Dit was zeker het geval in de Baltische landen en in bepaalde regio’s van de Kaukasus, maar zeker niet alleen daar. In deze perifere ex-republieken verloren etnische Russen vaak hun hoge posities in de economie en het bestuur. Het separatisme van Oekraïne en Wit-Rusland was voor vele Russen nog te verdragen – het waren tenslotte ook Slaven – maar het separatisme van de Tsjetsjenen werd nauwelijks op sympathie onthaald. Hun loyauteit werd betwijfeld en op cultureel vlak werd het volk als minderwaardig beschouwd. Als het grote Rusland door de knieën gaat, wordt het nog door een kleine, achterdochtige dwerg tegen zijn schenen geschopt! Met dit beeld kan men het klimaat in het Rusland van die tijd samenvatten. Maar dit zette de bevolking nog lang niet op tot een oorlog. De meeste Russen waren met heel andere, individueel-existentiële zorgen bezig en het leger was op sterven na dood. In 1994 waren de Russen, anders dan in 1999, nog niet klaar voor een oorlog met Tsjetsjenië. De politieke klasse van 1994 was dat wel. Ze was op een gevoelige teen getrapt en dacht met een oorlog tegen een klein land aan de periferie het continue wegsmelten van politiek belang tegen te gaan. In de geostrategisch belangrijke Kaukasus regio hadden de Russische machthebbers al een zekere ervaring met militaire interventies die allemaal naar wens verliepen. Hier denken we aan de actieve steun voor de Armeense partij in de wrede oorlog om Nagorno-Karabach tussen 1992 en 1994 of aan de steun voor de Abchazen en Zuid-Osseten in hun oorlogen met Georgië tussen 1990 en 1993. Dit waren allemaal verdekte militaire acties: Rusland stuurde wapens en militairen die actief, maar niet officieel voor één partij vochten. Ook werden vrijwilligers uit andere regio’s materieel ondersteund als deze de “juiste” kant kozen. In Tsjetsjenië koos Moskou in het begin voor dezelfde probate middelen: de verdekte maar overduidelijke steun van één plaatselijke partij. En zo begon het Kremlin in de vroege zomer van 1994 interne tegenstanders van Doedajev te bewapenen. Niet zomaar te bewapenen, neen, hier was naast geweren ook sprake van tanks en artillerie – zoals reeds aangehaald was er in Rusland geen enkel gebrek aan wapens. Als favoriet van president Jeltsin gold destijds Umar Avturkhanov, een ex-sovjet apparatsjik (partijbureaucraat), die direct aan de
HET CONFLICT MET RUSLAND
grens met Rusland een bewapende oppositie tegen Doedajev opbouwde en een tegenregering proclameerde. Maar de clandestiene en toch voor iedereen duidelijke ondersteuning voor Avturkhanov had niet het door Moskou gewenste effect – integendeel. Als gevolg van de dreigende oorlog doofde de kritiek op Doedajev en zijn opponenten staakten hun vijandelijkheden tegenover de centrale regering. Een eerste militaire aanval van Avturkhanovs strijders in augustus 1994 mislukte grondig en het feit dat de Russische luchtmacht vanaf oktober 1994 regelmatig luchtaanvallen op Grozny en andere steden uitvoerde, maakte de pro-Russische oppositie in Tsjetsjenië niet populairder. De Russische machines vlogen trouwens zonder nationale identificatie en het feit dat zij willekeurig Grozny bombardeerden zorgde voor een eerste grote schok onder de bevolking. De vooraf genoemde Tsjetsjeense arts Kahssan Baiev beschreef het psychologische effect van de luchtaanvallen zo: ‘Al meer dan zeventig jaar leefden we onder Russisch gezag. We veronderstelde alleen dat we bij het Sovjetvolk bijhoren, leven in harmonie, en velen van ons hadden goede Russische vrienden. Hoe is het mogelijk dat Rusland zijn eigen burgers bombardeerde? Hoe kunnen ze Grozny, waar de helft van de inwoners Russen zijn, bombarderen? Eerst ontkende het Kremlin dat het Russische vliegtuigen waren. Azerbeidjaanse vliegtuigen waren verantwoordelijk voor de bomaanslagen, volgens Russische autoriteiten, alhoewel ze niet konden verklaren waarom Azerbeidzjan ons zou bombarderen. Drie dagen later, toen de vliegtuigen terugkeerden, werd een vliegtuig door onze artillerie neergeschoten en de piloot gevangen genomen. Die nacht bekende de piloot op lokale televisie dat hij Rus was, en de verslaggevers toonden hoe de Russische aanduidingen op het vliegtuig overschilderd waren.’33
33 Khassan Baiev, The Oath: A Surgeon Under Fire. New York 2003, Chapter 5: The Eve of the First War - Vertaald uit Engels, red.
73
O
TSJETSJENIË
O
74
Het duurde tot eind november 1994 tot Avturkhanov een nieuw militair avontuur riskeerde en zijn mannen met Russische luchtondersteuning en met behulp van tanks en artillerie op Grozny liet marcheren. Zijn weinig talrijke en beperkt gemotiveerde strijders waren geen partij voor de Nationale Garde en de amateuristische aanval liep uit op een volledig fiasco. De mislukking werd zelfs een publieke vernedering van Rusland toen de Tsjetsjenen onder de rebellen talrijke gevangengenomen Russische soldaten toonden, die toegaven dat zij door de Russische inlichtingsdienst FSB waren ingehuurd. Avturkhanov was volledig in discrediet gebracht en een woedende Jeltsin besloot onmiddellijk de confrontatie met Doedajev aan te gaan in een open oorlog. De oorlog werd echter door Rusland niet grondig voorbereid en Jeltsin drong tegen het advies van zijn generaals aan op een onmiddellijke aanval met als doel de inname van de hoofdstad Grozny. De Russische nederlaag stond vooraf vast. Op papier trok een superieure strijdmacht op tegen Tsjetsjenië, maar deze bestond in werkelijkheid uit slechte en onvolledig uitgeruste eenheden. Vele van de Russische soldaten waren jonge en nauwelijks opgeleide reservisten. Vele eenheden beschikten over niet meer dan 70 procent van hun officieel voorziene troepensterkte. De algemene moraal van de slecht betaalde en – traditioneel – slecht behandelde reservisten was erg laag en het concrete doel van de oorlog werd aan de manschappen niet duidelijk gemaakt. Desertie was een groot probleem voor het Russische leger. Daartegenover stond dat de Tsjetsjenen heel goed wisten waarom zij vochten. Ze waren goed bewapend, hadden een uitstekende kennis van de plaats en stonden onder leiding van ervaren militairen uit het voormalige Rode Leger zoals de gewezen kolonel en toekomstige president van Tsjetsjenië, Aslan Maschadov, die de verdediging van Grozny organiseerde. Sommige van de talrijke groeperingen die aan de verdediging meewerkten, hadden al ervaring in gevechten, zoals het zogenoemde Abchazisch bataljon van Sjamil Basajev, dat in 1992 in de Abchazisch-Georgische oorlog gevochten had en daarbij een erg twijfelachtige reputatie verwierf. Het plan van Maschadov was om het Russische leger tot een straatgevecht in Grozny te dwingen waarbij het Russische overwicht aan zware wapens minder zou wegen.
HET CONFLICT MET RUSLAND
Aan de Russische kant was geen enkele goed uitgewerkte strategie te bespeuren, men vertrouwde gewoon blindelings op een onmiddellijke instorting van het Tsjetsjeens verzet. De Russische bevelhebbers gebruikten als middel daarvoor hun brute militaire kracht en vooral hun luchtmacht. Hierbij werd geen enkele rekening gehouden met de civiele bevolking. Er bestond geen groot risico op militaire verliezen, aangezien de Tsjetsjenen over geen effectieve luchtafweer beschikten. Hetzelfde gold voor de Russische artilleristisch overmacht. Nauwelijks had het Russische leger eind december 1994 Grozny bereikt of de stad werd al systematisch en massief beschoten. De stad telde voor de uitbraak van de oorlog in 1994 bijna 490.000 inwoners – het grootste aantal in heel haar geschiedenis.34 Het feit dat destijds nog vele etnische Russen in Grozny leefden die anders dan de Tsjetsjeense stadbewoners niet naar hun familie op het platteland hadden kunnen vluchten, vormde voor de Russische bevelhebbers geen enkele belemmering. Zo baarde het verhaal van volledig aan hun lot overgelaten Russische bewoners van een rusthuis in Grozny wel opzien in de Russische pers. Vele immobiele ouderen waren bij het bombardement van hun eigen leger in hun bed om het leven gekomen, anderen probeerden zonder water, eten en elektriciteit temidden van zware gevechten alles te doorstaan. De foto’s en verhalen van de weinigen die het overleefden, waren choquerend. Natuurlijk had de inzet van moderne vuurkracht zonder onderscheid tussen civiele of militaire doelwitten gevolgen voor de aard van de oorlog. In een zorgvuldige studie over de aanval op Grozny in 1994 werd op de gevolgen van dit handelen gewezen: ‘Door de militaire invasie en de lukrake luchtaanvallen in het bijzonder veranderde de aard van de oorlog snel. Van de aangekondigde ontwapening van onwettige formaties tot een totale oorlog met de 34 US Foreign Military Studies Office: Timothy L. Thomas, The Battle of Grozny: Deadly Classroom for Urban Combat (1999), toegankelijk over: http://www.globalsecurity.org/military/library/ report/1999/990000-battle.htm
75
O
TSJETSJENIË
Tsjetsjeense bevolking. Ongetwijfeld versterkte dit de Tsjetsjeense vastberadenheid tot verzet en was dit dus een belangrijke factor bij het bepalen van de aard van de oorlog.’35 De oorlog werd al vlug door wederzijdse wandaden gekarakteriseerd en Tsjetsjeense strijders maakten zich vaak schuldig aan mishandeling en doding van gevangenen.
Grozny 1995 O
76
Volgens officiële Russische cijfers stuurde het leger bijna 24.000 soldaten naar Tsjetsjenië maar zag zich als gevolg van de talrijke mislukkingen genoodzaakt dit aantal tot begin 1995 te verdubbelen. En mislukkingen waren er: reeds in Ingoesjetië kwamen oprukkende colonnes onder vuur te liggen en liepen hierdoor vertragingen op. In het als pro-Russisch beschouwde noorden van Tsjetsjenië kwam het zelfs tot gewapend verzet. Maar een ware ramp werd de befaamde Russische aanval op Grozny op oudejaarsavond 1994. Hierbij kreeg 35 Ib Faurby, Märta-Lisa Magnusson, The Battle(s) of Grozny, in: Baltic Defence Review 2/1999, pp. 75-87, p. 78f. - Vertaald uit Engels, red.
HET CONFLICT MET RUSLAND
een tankbataljon de opdracht om de stad te veroveren, waarbij het zonder zorgvuldige voorbereiding en dekking tot de aanval overging. Het gehele bataljon ging verloren, meer dan 1.000 soldaten sneuvelden en de overigen werden in gevangenschap genomen. Het Russische leger verloor meer dan 100 gepantserde voertuigen. Wat volgde was een heftige materiaalslag. Jeltsin stuurde dan toch de door zijn generaals al lang opgeëiste versterking en Grozny werd tijdens volgende aanvallen volledig in puin gelegd – met vreselijk hoge verliezen onder de burgerbevolking. Eind januari werd Grozny onder Russische controle geplaatst en Jeltsin liet zijn landgenoten weten dat de oorlog binnenkort voorbij zou zijn. Niets was minder waar. De laatste Tsjetsjeense strijders verlieten pas begin maart Grozny en ook daarna gold de Russische controle over de stad enkel overdag en beperkte zich tot enkele controlepunten. Hoe dan ook: de kosten voor de inname van Grozny waren hoog. Sergej Kovalev, toen een raadgever van president Jeltsin, gaf in een regeringsrapport aan dat bij de aanvallen op Grozny 27.000 doden zouden gevallen zijn.36 Gelet op het feit dat de oorlog in Tsjetsjenië in de officiële taal van het Kremlin enkel een actie was om ‘illegaal bewapende separatisten’ te ‘ontwapenen’ en de ‘algemene orde opnieuw te herstellen’ was dit een erg kostelijke ‘politieoperatie’. Maar daar houdt het niet op. In de lente van 1995 gaf de Russische overheid aan, dat 286.000 mensen in Tsjetsjenië op de vlucht zouden zijn. Dit bij een bevolkingsaantal dat voor de oorlog uit ongeveer 1 miljoen Tsjetsjenen én Russen bestond. Volgens officiële Russische cijfers sneuvelden 1.376 soldaten bij de aanvallen op de Tsjetsjeense hoofdstad . Dit kan bezwaarlijk een juist cijfer genoemd worden als men in acht neemt dat alleen al bij de aanval op oudejaarsavond ca. meer dan 1.000 Russische soldaten omkwamen. Over de verliezen van de Tsjetsjeense strijders is helemaal niets bekend.37 In de lente van 1995 woedde de oorlog verder landinwaarts en bereikte kleinere
36 Ibid. 37 Ibid.
77
O
TSJETSJENIË
steden en dorpen. Ook hier was de gewetenloze inzet van de Russische artillerie en luchtmacht tegen de gehele Tsjetsjeense bevolking het belangrijkste kenmerk van de strijd – het aantal van vluchtelingen liep volgens schattingen van het Rode Kruis op tot 460.000 mensen38. Stelt u zich even voor dat de helft van de Belgische inwoners op de vlucht gedreven wordt, of beter, lees de verhalen over de Eerste Wereldoorlog, want toen was dit hier een feit.
Grozny, lente 1995 O
78
Het karakter van de oorlog had veel weg van het beeld van een blinde reus, die met zijn knuppel links en rechts naar echte en vermeende tegenstanders uithaalt. Russische soldaten werden getraumatiseerd door de voortdurende aanvallen vanuit alle richtingen en door het harde verzet en haalden in hun frustratie vaak genoeg uit tegen de weerloze. Toen al was duidelijk dat er geen
38 Rasporjaženie Pravitel’stva RF Nr. 473-r: Ob obespeèenii dejatel’nosti delegacii Meždunarodnogo Komiteta Krasnogo Kresta, in: Rossija i Èeènja (1990 -1997 gody). Dokumenty svidetel’stvujut, S. 107 f Zie ook:The Situation of Human Rights in the Republic of Chechnya of the Russian Federation. Report of the Secretary-General, E/CN.4/1996/13, 26 March 1996
HET CONFLICT MET RUSLAND
vervolging van wandaden van de zijde van de Russische militaire hiërarchie zou komen. Willekeurige moord, plunderingen en verkrachtingen vonden op grote schaal plaats zonder dat er ook maar in één enkel geval gevolg gegeven werd aan een aanklacht. Bevelhebbers lieten dorpen zonder militaire redenen en soms zelfs enkel uit wraak voor verliezen in puin leggen. Zoals ook later in de tweede Tsjetsjeens-Russische oorlog vanaf 1999, maakten vooral speciale eenheden van het ministerie van binnenlandse zaken zich op grote schaal schuldig aan geweld tegen burgers. Deze zogenoemde ‘OMOM’ troepen werden in beide oorlogen vooral bij ‘zuiveringsacties’ ingezet. Bij één van de ergste bloedbaden die aangericht werden tegen de burgerbevolking in de oorlog van 1994/96 verwoestten OMOM en reguliere troepen van het leger op 7 en 8 april 1995 delen van de stad Samashki en doodden willekeurig bewoners. In de stad bevonden zich geen rebellen. In een rapport van de VN commissie voor mensenrechten wordt beschreven wat er daarop gebeurde: ‘Doelbewust en willekeurig vielen soldaten burgers en hun huizen aan in Samashki, door bewoners neer te schieten en huizen in brand te steken met vlammenwerpers. De meeste getuigen rapporteerden dat vele OMON troepen dronken of onder invloed van drugs waren. Wreed openden zij het vuur of gooiden ze granaten in kelders waarin bewoners, voornamelijk vrouwen, bejaarden en kinderen zich hadden verscholen. Russische mensenrechten ngo’s voerden een onderzoek uit naar dit incident en besloten onder andere dat: (a) de federale troepen een “opruim”operatie hadden uitgevoerd, met uitgebreide huiszoekingen, gedurende de welke zij burgers doodden, gevangenen mishandelden en brandstichting pleegden; (b) er minstens 103 burgers, van wie de meesten niet deelnamen aan de gewapende conflicten, zijn vermoord; (c) tengevolge van de dorpsblokkade door de federale troepen de gewonden tot 10 april 1995 geen toegang hadden tot geschikte medische bijstand, als gevolg hiervan overleden velen onder hen; (d) er een lukrake willekeurige opsluiting van de mannelijke populatie
79
O
TSJETSJENIË
van het dorp was geweest, gedurende dewelke foltering, bestraffingen, mishandeling en parate executies werden gerapporteerd.’39 De Russische NGO ‘Memorial’ had in een onderzoek de dood van 103 mensen kunnen verifiëren, maar ooggetuigen hadden het over op zijn minst 200 slachtoffers.40 In het rapport van Memorial werd de oorzaak van de dood van de mannelijke slachtoffers als volgt beschreven: ‘De meest voorkomende doodsoorzaak bij mannen was neergeschoten worden in executiestijl, wanneer ze in hechtenis werden genomen, gewoonlijk onmiddellijk nadat de troepen een huis of terrein binnengingen, maar ook nadat ze eerst werden geslagen.’ (Vertaald uit Engels, red.) Het incident raakte vooral bekend doordat de toen 29-jarige Russische journaliste Nadezhda Chaikova de sporen van het bloedbad filmde. Ze werd overigens een jaar later door onbekenden ontvoerd en gemarteld en drie weken later geëxecuteerd teruggevonden. Een juridisch onderzoek werd nooit geopend.
O
80
Af en toe had de ‘vergelding’ van Russische militairen ook een heel persoonlijk karakter. Zo bombardeerde de Russische luchtmacht in mei 1995 het huis van Sjamil Basajevs gezin in het dorp Dysjne-Vedeno. Bij de aanval kwamen elf van zijn familieleden om het leven, waaronder zijn twee dochters. Een maand later was het precies deze Sjamil Basajev die de eerste van een serie van terreuracties uitvoerde die het beeld van de Tsjetsjeense oorlog in Rusland en in het westen ingrijpend veranderde. Hij reed met tenminste 120 van zijn strijders in twee
39 United Nations, Commission on Human Rights: The Situation of Human Rights in the Republic of Chechnya of the Russian Federation. Report of the Secretary-General, E/CN.4/1996/13, 26 March 1996 - Vertaald uit Engels, red. 40 Memorial Human Rights Center: By All Available Means: The Russian Federation Ministry of Internal Affairs Operation in the village of Samashki: April 7-8, 1995 Independent research by the Observer Mission of Human Rights and Public Organizations in the Conflict Zone in Chechnya Moscow, 1996
HET CONFLICT MET RUSLAND
vrachtwagens vanuit Tsjetsjenië naar Rusland en passeerde daarbij – kennelijk door omkoping van Russische soldaten – langs een hele reeks van militaire wegversperringen. Hij geraakte bijna 100 km ver op Russisch territorium tot de stad Boedjonnovsk. Dit volledig onverwachte incident kwam voor de Russische leiding meer dan ongelegen. Ten eerste verklaarde Moskou de oorlog herhaaldelijk als gewonnen, aangemoedigd door de Russische opmars in het Tsjetsjeense kernland en de inname van alle grotere steden. Ten tweede had de Russische Premier Chernomyrdien voor lopende tv-camera’s uitgerekend enkel uren voor het incident meegedeeld dat zijn regering alle maatregelen genomen had om terroristische aanvallen op Russisch territorium onmogelijk te maken. De actie van Basajev was buitengewoon brutaal. Na een bloedige schietpartij met de plaatselijke politie gijzelde hij in het ziekenhuis van de stad tenminste 1.200 mensen, waaronder vooral burgers. Hier werd reeds het scenario van alle toekomstige gijzelingen in Rusland geschreven: de brute en slecht gecoördineerde inzet van Russische specialeenheden zonder enige bekommernis om de veiligheid van de gegijzelden en het gewetenloze misbruik van burgers als ‘human shields’ door Tsjetsjeense terroristen. Twee keer probeerden Russische troepen door een directe aanval de gijzeling te beëindigen en twee keer mislukte die poging. Dertig gijzelaars kwamen daarbij om het leven. Basajev eiste niets minder dan het einde van de oorlog in Tsjestsjenië, liet eerst 154 mensen vrij en liet dan 12 andere executeren om zijn eisen kracht bij te zetten. Bij verder geweld kwamen in totaal zeker 140 mensen om het leven, exacte cijfers heeft Rusland nooit gepubliceerd. Basajev werd bij zijn terugkeer naar Tsjetsjenië tot grote verontwaardiging in Rusland als nationale held gevierd. Met deze terreuractie was de oorlog in Tsjetsjenië uiteindelijk een mediale oorlog geworden. Toen konden journalisten –met gevaar voor eigen leven – over het gebeuren berichten en ook dit maakte de oorlog in Rusland minder en minder populair. De Russen kregen op hun tv-scherm beelden te zien die duidelijk aantoonden dat een serieuze oorlog aan de gang was die niets met een gewone politieactie gemeen had. Ze hoorden dat bij deze oorlog vele Russische soldaten en burgers in Tsjetsjenië om het leven kwamen. Ze luisterden
81
O
TSJETSJENIË
O
82
naar ontevreden en getraumatiseerde reservisten die zich zonder kennis van de regio en de vijand en daarbij nog slecht gevoed en uitgerust als wandelende schietschijf voelden. Ze kregen te zien op welke manier de veiligheidsdiensten met het leven van gijzelaars in eigen land omgingen. Als gevolg keerden vele liberale Russen zich van Jeltsin af die het principe van democratie in Rusland nu volledig in diskrediet had gebracht. Journalisten die de toestanden in deze oorlog onthulden, leefden gevaarlijk. Gedurende de gijzeling van Boedjonnovsk werd de journaliste Natalia Alyakina door een Russische soldaat doodgeschoten net nadat zij een Russische controlepost gepasseerd was. Een accident –zei het Russische leger, pure moord – zei de echtgenoot van vrouw Alyakina, die met zijn vrouw in de auto zat als de schoten vielen. De verantwoordelijke soldaat kreeg later een voorwaardelijke gevangenisstraf. Op dezelfde manier kwam in augustus 1995 een Tsjetsjeense journalist om het leven die voor de Russische tv in Grozny werkte: Direct nadat Ramzan Khadzhiev aan een controlepost van Russische soldaten zijn perskaart had getoond en gepasseerd was, openden zij het vuur op zijn auto en doodden hem. Willekeurig geweld werd duizendvoudig gebruikt tegen onbewapende journalisten of anderen, en niet alleen Grozny en Samashki werden toen in puin geschoten. Als gevolg van de gijzeling van Boedjonnovsk begonnen onder het patronaat van de OSCE in juli 1995 de onderhandelingen die tot een wapenstilstand leidden. De Tsjetsjeense strijders zouden ontwapend worden en het Russische leger gereduceerd tot 6.000 man. De wapenstilstand werd op 2 augustus 1995 ondertekend maar dit enkel op papier. Geweld en tegengeweld regeerden opnieuw. Vanaf 1995 vochten in Tsjetsjenië een honderdtal vrijwilligers uit een aantal islamitische landen, velen van hen uit Jordanië. Ze vochten in eigen kleine groepen en hadden aan een jonge extremistische Arabier, Ibn al-Khattab genaamd, een gevreesde leider. Khattab werd in 1969 in Saudi-Arabië geboren. Zijn vader was Arabier, zijn moeder Cirkassische. Hij ging al als zeventienjarige
HET CONFLICT MET RUSLAND
tiener naar Afghanistan om daar aan de Jihaad tegen de Sovjets deel te nemen. Vanaf 1993 beveiligde hij één van de drie eenheden van Arabische vrijwilligers in de burgeroorlog in Tadzjikistan en kwam begin 1995 naar Tsjetsjenië. Zwaarder dan zijn militaire impact woog zijn propagandistisch effect: hij liet zijn aanvallen filmen – een propagandamiddel dat later in de tweede oorlog door Tsjetsjeense strijders vaak gebruikt zou worden. De gefilmde hinderlaag op een Russisch konvooi in april 1996 met meer dan 50 doden maakte van Khattab een beroemdheid onder de extremisten. Islamitische radicalen die op zoek naar een Jihaad ook in Tsjetsjenië wouden strijden, hadden het niet gemakkelijk: de Tsjetsjeense rebellen stonden erg op hun onafhankelijkheid, de wegen tot Tsjetsjenië werden door de Russen gecontroleerd en de winter in de bergen was hard. Niet meer dan 80 Arabieren uit het Midden-Oosten zouden in de eerste oorlog van 1994-1996 tegen de Russen in Tsjetsjenië gevochten hebben – maar hun militant gedachtegoed had wel een grote invloed op de door oorlog verscheurde Tsjetsjeense maatschappij.41 Anders dan andere Arabieren, die na 1996 door de Tsjetsjeense leiding uit het land werden gezet, bleef Khattab in Tsjetsjenië. Steunend op zijn vriendschap met zijn mentor Basajev, die hem legitimering bezorgde, bracht hij tussen de oorlogen samen met Basajev veel onheil over Tsjetsjenië. In dezelfde aprilmaand in 1996, toen Khattabs ster rees, zakte die van Doedajev weg: op 21 april 1996 werd hij gedood bij één van de weinige Russische aanvallen met ‘intelligente´ bommen. De dood van Doedajev aan de ene kant en het uitblijvende succes van het Russische leger aan de andere kant effenden de weg naar onderhandelingen. Maar de beëindiging van de oorlog had nog een ultiem huzarenstuk nodig. In augustus 1996 infiltreerden Tsjetsjeense rebellen de hoofdstad Grozny en konden de stad terug heroveren. De volledige vernedering van het Russische leger, dat wat materiaal en mankracht betrof veel sterker dan
41 Een heel goed overzicht van de invloed van radicale islamisten in Tsjetsjenië tussen 1995 en 2006 levert: Paul Tumelty, The Rise and Fall of Foreign Fighters in Chechnya, in: Jamestown Foundation, Terrorism Monitor – In-Depth Analysis of the War on Terror, Vol. IV, Issue 2 (January 26, 2006), p. 8-10
83
O
TSJETSJENIË
de rebellen was, was compleet. Met de Russische generaal Alexander Lebed en de nieuwe sterke man aan Tsjetsjeense kant, de voormalige kolonel van het Sovjetleger, Aslan Maschadov, stonden er nu twee capabele onderhandelaars ter beschikking die beiden openstonden voor een consensuele oplossing. Nog in augustus 1996 werd door Maschadov en Lebed een wapenstilstand, het Khasav-Yurt verdrag, ondertekend en het Russische leger trok zich tot januari 1997 ook werkelijk terug uit Tsjetsjenië. Op 12 mei 1997 ondertekenden Jeltsin en Maschadov een vredesverdrag zonder dat de toekomstige politieke status van Tsjetsjenië daarin werd vastgelegd.
O
84
Hoe gaat het verhaal verder? Ellende. Het minivolk in de Kaukasus had dan wel het onmogelijke mogelijk gemaakt en zich in een oorlog tegen het reusachtige Rusland kunnen doorzetten en was feitelijk onafhankelijk geworden. Maar tot welke prijs? Het land lag in puin. Alle industriële bedrijven en de gehele infrastructuur waren vernield. Het menselijke leed viel niet te beschrijven: Volgens meerdere congruente schattingen zijn alleen al in deze eerste oorlog tussen de 80.000 en 100.000 mensen omgekomen.42 Honderdduizenden waren ontheemd en stroomden terug naar hun verwoeste dorpen en steden. De Tsjetsjenen kregen geen kans op een normalisering van hun leven dat al sinds 1991 verre van normaal was: de blokkade van Tsjetsjenië en daarmee ook de smokkel gingen gewoon door. De reële economie bestond niet meer en er was geen geld noch goed bestuur om dit probleem op te lossen. Buitenlandse investeringen bestonden er niet. De in een vredesakkoord met Rusland beloofde compensatie voor Tsjetsjenië werd enkel sporadisch betaald en belandde meestal in de persoonlijke oorlogskassa van verschillende Tsjetsjeense ‘warlords’. Het land was international door niemand erkend en Rusland deed er alles aan om het politieke isolement van Tsjetsjenië nog te versterken. Op politiek vlak was het land onbestuurbaar. Na de dood van Doedajev werd Zelikhman Jandarbijev tot interim-president benoemd – een zwakke politieke leider met 42 Human Rights Watch World Report 2000, p. 226, Correlates of War (COW)-Project, Pennsylvania State University (www.correlatesofwar.org), Peace Pledge Union, Wars and Armed Conflicts (www.ppu.org.uk/war/)
HET CONFLICT MET RUSLAND
een islamitische agenda. De eerste verkiezingen na de oorlog in januari 1997 waren wel een sterk symbool voor de nationale eenheid van de Tsjetsjenen, maar maakten ook de toekomstige conflicten tussen de verschillende leiders van de maatschappij al duidelijk. De gematigde en seculaire Maschadov werd met meer dan 59% van de stemmen tot president verkozen, maar de radicale Shamil Basajev kwam al op de tweede plaats met 23,5%. Een verdere 10% kozen voor Jandarbijev.43 Het lukte Maschadov enkel voor een korte tijd om Basajev en andere populaire leiders in zijn regering te integreren.44 Hij slaagde er echter niet in om een echt bestuur over het land te vestigen. Niet eens de meest elementaire voorzieningen – verzorging van water en energie, gezondheidzorg, onderwijs, etc. – kon de regering bewerkstellingen. ‘Warlords’ hielden de echte macht in het land in hun handen. Deze regionale gezagvoerders hadden gedurende de oorlog bewapende groepen opgebouwd om tegen de Russen te strijden. Nu wilden zij hun gewonnen macht niet meer uit handen geven en weigerden elke poging tot ontwapening van hun privé-legers. Gehele regio’s van het land kwamen op deze manier onder de controle van criminelen. Opmerkelijke carrières zoals die van de in 1973 geboren Arbi Barajev, één van de ergste criminelen van het land, werden mogelijk. Hij was een persoonlijke lijfwacht van Jandarbijev en een vertrouweling van Khattab. Zijn macht berustte op het opperbevel over een zogenoemd “Speciaal Islamitisch Bataljon” dat op initiatief van Jandarbijev gedurende de oorlog werd opgericht en dat zich na 1996 bezig hield met de illegale handel van olie, afpersing van “tolgeld” en vooral met het gijzelen van talrijke mensen.45 Hij zou ook in 1998 voor de gijzeling en de onthoofding van drie Britten en een Nieuw-Zeelander ver-
43 Prague Watchdog: Oleg Lukin, The 1997 Presidential and Parliamentary Elections in Chechnya, Special, 27.01.2007, http://www.watchdog.cz/index.php?show=000000-000004-000001000194&lang=1 44 De ontgoochelde Jandarbijev had het aanbod van Maschadov al afgewezen en voerde oppositie tegen hem. 45 Institute for War and Peace Reporting (IWPR), Moscow Tragedy: More Questions than Answers, 31.10.2002, http://www.iwpr.net/?apc_state=hrufcrs159398&l=en&s=f&o=159399
85
O
TSJETSJENIË
O
86
antwoordelijk zijn.46 Maschadov probeerde in 1997 het “Speciaal Islamitisch Bataljon” onder het bevel van het ministerie voor binnenlandse zaken te krijgen, maar Barajev weigerde simpelweg. De regering zette in juli 1998 tenslotte troepen tegen Barajev in, maar kon zijn macht niet breken. De crimineel die ondertussen een miljonair geworden was, kon zich vrij in Tsjetsjenië bewegen. Dat kon hij, die duidelijk machtige “zakenpartners” in Rusland had, ook nadat de Russische troepen na 1999 opnieuw het land bezetten. Pas in 2001 werd hij gedood – volgens de Russische versie door een speciaal commando dat hem in zijn “schuilhoek” had opgespoord. Zijn schuilhoek: dat was gewoon zijn alom bekend woonhuis in zijn geboortedorp Alkhan-Kala, op amper tien kilometer afstand van Grozny.47 Een jaar na de dood van Barajev was zijn neef, de toen 23-jarige Movsar Barajev, de leider van het Tsjetsjeense terreurcommando dat in Moscou meer dan 700 mensen gijzelde. Mensen zoals Barajev of de beruchte Akhmadov-broers, die open en ongehinderd in hun geboorteplaats Urus-Martan in het kidnappen van mensen handelden, ruïneerden de reputatie van het onafhankelijke Tsjetsjenië voorgoed. Er deden vele geruchten de ronde over handel met gevangen genomen Russische soldaten. Deze verhalen lagen zeker niet ver van de waarheid en zorgden in Rusland voor meer en meer verontwaardiging. De jaren tussen de twee oorlogen: één van de vele nachtmerries in de Tsjetsjeense geschiedenis waarvoor de Tsjetsjenen dit keer zelf de verantwoordelijkheid dragen. In de zomer van 1999 stevende de tweede Tsjetsjeense republiek rechtstreeks op haar ondergang af. Niet toevallig waren het Basajev en Khattab die de onheilspellende stroomversnelling in gang brachten. Hun in 1998 zogeheten “Islamic International Peace keeping Brigade” (IIPB) viel met zijn rond de 400
46 Radio Free Europe, Chechnya: Barazev Death Highlights Russian Military Corruption, 26.06.2001, http://www.rferl.org/content/article/1096793.html 47 Heel goede achtergrondinformatie over de contacten van Barajev met Russische veiligheidsdiensten biedt: Sanobar Shermatova, “Russian Anti-Terrorist Operation”, in: The Eurasian Politician – Issue 2 (October 2000), beschikbaar onder: http://users.jyu.fi/~aphamala/ pe/issue2/sanobar.htm
HET CONFLICT MET RUSLAND
strijders, waarvan er ongeveer 100 Arabieren waren,48 Dagestan aan. Ze wilden hier een Islamitische revolutie veroorzaken en de Russen uit deze republiek verdrijven. Samen met bewapende islamisten uit Dagestan bezetten zij een aantal dorpen in het hoogland en wachtten op de verhoopte algemene opstand die echter uitbleef. Een schreeuw van verontwaardiging ging door Rusland en ook in Dagestan waren er niet vele sympathisanten van de invasie te vinden. Het Russische leger sloeg terug met massale bombardementen van de dorpen en Basajev en Khattab trokken zich naar Tsjetsjenië terug. Hoewel de Tsjetsjeense regering de aanval veroordeelde, toonde de nieuwe Russische premier, pas enkele dagen in zijn ambt, kordaat de bereidheid van Rusland tot een nieuwe oorlog met Tsjetsjenië. Zijn naam: Vladimir Poetin. Op 4 september 1999 liet een explosie een flatgebouw in Buynaksk in Dagestan instorten en in de daaropvolgende dagen vernielden bommen drie grote flatgebouwen in Moskou en Volgodonsk. Tenminste drie verdere gelijkaardige aanslagen werden door de Russische politie en door opmerkzame bewoners verijdeld. Er vielen bijna 300 doden en meer dan 1.000 mensen raakten gewond. Over die monsterachtige terreuraanslagen zijn er talrijke complottheorieën ontstaan die als dader niemand minder dan de Russische inlichtingsdienst FSB of Poetin zelf aanwijzen. De Russische autoriteiten zelf wezen onmiddellijk met de vinger naar radicale Tsjetsjenen als daders. Maar vragen bleven: in Ryazan werden op 24 september twee medewerkers van de FSB betrapt bij het binnendragen van zakken met explosieven – een officieel onderzoek sprak later van suiker – in de kelder van een flatgebouw. FSB-chef Nikolai Patrushev sprak een dag later van een “oefening” die zijn dienst in Ryazan had uitgevoerd.49 Twee prominente verkondigers van de theorie waarin de FSB als dader wordt aangewezen, de gedeputeerde van de Duma Sergei Yushenkov en de voormalige FSB-agent Alexander Litvinenko kwamen beide bij onopgehelderd gebleven aanslagen
48 US Department of State, Country Reports on Terrorism 2005, Chapter 8: Foreign Terrorist Organizations, http://www.state.gov/documents/organization/65479.pdf 49 BBC-News, Ryazan ‘Bomb´ was Security Service Exercise, 24.09.2009, http://news.bbc.co.uk/2/ hi/europe/456848.stm
87
O
TSJETSJENIË
om het leven. In het Russische Parlement hebben parlementairen tevergeefs twee moties ingediend om de gebeurtenissen in Ryazan te laten onderzoeken. Toen de gedeputeerde van de Duma, Sergei Kovalev, opdracht gaf tot een eigen onderzoek aan de advocaat en voormalige FSB-agent Mikhail Trepashkin, werd deze gearresteerd en tot vier jaar gevangenisstraf veroordeeld. Amnesty International verklaarde dat de beschuldigingen tegen Trepashkin georkestreerd waren en zou in een “Public Statement” zijn vrijlating eisen.50 Hoe dan ook: de wrede aanslagen op burgers effenden de weg voor een nieuwe oorlog in Tsjetsjenië. Sinds 1997 waren er tussen Russische troepen en Tsjetsjeense rebellen al schermutselingen, die in 1999 toenamen. Er waren ontvoeringen van Russische soldaten in de regio, aanslagen vonden herhaaldelijk plaats en de Russische inlichtingendiensten probeerden de vele conflicten tussen de Tsjetsjeense leiders aan te wakkeren. In de zomer van 1999 was de Russische bevolking klaar voor de oorlog en vele Russen wilden gewoonweg wraak. Wraak voor de vele slachtoffers van de terreuraanslagen op flatgebouwen, maar ook wraak voor de vernedering van 1996. Vladimir Putin was eerste minister en potentiële kandidaat voor de presidentsverkiezingen in maart 2000 en hij sprak zich duidelijk uit voor een militaire oplossing van het conflict. Het leger was deze keer zowel materieel alsook wat betreft personeel veel beter voorbereid: minstens 93.000 soldaten trokken volgens officiële Russische cijfers in de oorlog – bijna vier keer zoveel als in 1994.51
O
88
De Russische luchtmacht begon al in september 1999 met grootschalige aanvallen op Tsjetsjenië. Dit was het signaal voor tienduizenden Tsjetsjenen om hun land richting Ingoesjetië te ontvluchten. Door hun ervaring in de eerste oorlog wisten ze wat hun te wachten stond en wilden dit niet nog een keer beleven. De tweede oorlog in Tsjetsjenië vanaf 1999 behoort net zoals de voorgaande tot 50 Amnesty International, Russian Federation: Amnesty International calls for Mikhail Trepashkin to be Released Pending a Full Review of his Case, 24.03.2006, http://www.amnesty.org/en/library/ asset/EUR46/013/2006/en/dom-EUR460132006en.html 51 The Independent, Fears Chechens may retaliate by raiding Russia, 04.02.2000, http://www. independent.co.uk/news/world/europe/fears-chechens-may-retaliate-by-raiding-russia-724940. html
HET CONFLICT MET RUSLAND
die oorlogen in de geschiedenis die gevoerd werden zonder rekening te houden met het lot van de burgerbevolking. De gehele Tsjetsjeense bevolking werd als vijandelijk beschouwd en zo werd reeds bij de planning van de oorlog geen onderscheid gemaakt tussen militaire en niet-militaire doelwitten. Alleen al de hoge concentratie van artillerie en luchtmacht die tegen Grozny en andere steden werd ingezet, wijst daarop. Precisiewapens werden er bij hun bombardementen bijna nooit ingezet, maar wel op grote schaal wapens en munitie met weinig accuratesse, zoals zware artillerie, clustermunitie, mijnen, rakettenwerpers, en zelfs de door de Russen zogenoemde “vacuümmunitie” (Eng. “Fuel-Air Explosive FAE”).52 Grozny werd deze keer volledig in een maanlandschap veranderd met duizenden slachtoffers onder de burgerbevolking. Alleen al op 21 oktober 1999 werden er bij een Russische rakettenaanval op een markt in Grozny minstens 137 burgers gedood.53 In december legde het Russische leger een ultimatum op aan alle in Grozny nog verblijvende burgers – naar schattingen waren dit er nog 50.000 – om de stad voor 11 december de verlaten. Indien ze dit niet deden, dan zouden ze als “terroristen en bandieten (worden beschouwd, J.G.) en met artillerie en door de luchtmacht vernietigd” worden, zo stond letterlijk te lezen op strooibriefjes die de Russische luchtmacht over Grozny verspreidde.54 Dit ultimatum werd niet door een staakt-het-vuren ondersteund, wat een vlucht van de burgerbe52 FAE verspreiden een aërosol wolk die met een detonator tot explosie wordt gebracht. De explosie veroorzaakt een extreme overdruk en hevige hitte, die al de zuurstof in een bepaalde diameter verbruikt (het “vacuüm”). Het Russische wapensysteem TOS-1, dat voor het afschieten van FAE munitie gedesigned werd en in 1999 in de strijdmacht werd geïntroduceerd, werd in Tsjetsjenië vaak gebruikt, onder andere bij het bombardement van Grozny. Meer informatie onder andere bij FAS Military Analysis Network, http://www.fas.org/man/dod-101/ sys/land/row/tos-1.htm en Human Rights Watch, Backgrounder on Russian Fuel Air Explosives (“Vacuum Bombs”), Februari 2000, http://www.hrw.org/legacy/english/docs/2000/02/01/ russia3058_txt.htm. Het Russische leger heeft het gebruik van FAE’s altijd ontkent, ondanks divers beeldmateriaal dat het tegendeel bewijst. Human Rights Watch heeft in februari 2000 in een open brief aan Vladimir Putin een oproep gedaan om het gebruik van FAE’s in Tsjetsjenie te stoppen, HRW, Don’t Use Fuel-air Weapons in Chechnya, 17.02.2000, http://www.hrw.org/en/ news/2000/02/17/dont-use-fuel-air-weapons-chechnya?print . 53 A.o.: O. Orlov, Violations of Human Rights in the Course of Warfare in the Chechen Republic, NGO Memorial, 2001 (www.memo.ru/hr/refugees/sem8en/index.htm). 54 Amnesty International, Chechen Republic: Warning cannot justify attacking civilians, 08.12.1999
89
O
TSJETSJENIË
O
90
volking eventueel had kunnen mogelijk maken. De bombardementen gingen echter gewoon door en iedereen die op straat rondliep riskeerde zijn leven. Er werd ook geen rekening mee gehouden dat velen van de burgers die zich nog in Grozny bevonden, gewoon te oud of te ziek waren om de stad te verlaten. Onder wereldwijd protest werd het ultimatum afgezwakt,55 maar burgers die probeerden via de door het leger geopende “humanitaire corridors” aan het bombardement te ontsnappen, werden door het Russische leger herhaaldelijk beschoten en gedood. 56 Zoals in de eerste oorlog waren er ook nog in deze oorlog vele etnische Russen onder de burgerbevolking van Grozny die door één of andere reden de stad niet uit konden of wilden. Het Russische leger schoot dus niet alleen op medeburgers, want dat zijn de Tsjetsjenen in de ogen van de Russische autoriteiten, maar ook letterlijk op Russen. In de twee oorlogen werden er naar schattingen 35.000 Russische burgers door hun eigen leger gedood – meestal bij de bombardementen van Grozny.57 Eind januari probeerden de nog resterende Tsjetsjeense strijders uit Grozny weg te geraken. Een grotere groep van omtrent 2.000 rebellen kwam in een Russisch mijnenveld terecht en verloor naar eigen zeggen 400 man. Bij dit incident geraakte ook de beruchte Shamil Basajev zwaar gewond en verloor een been. In februari 2000 was de puinhoop “Grozny” onder de controle van het Russische leger. Dorpen waar zich strijders op hun vlucht hadden teruggetrokken, werden door artillerie en de luchtmacht aangevallen – of er nu burgers aanwezig waren of niet. Toen bijvoorbeeld een kleine groep rebellen op 9 februari door de stad Shali trok, werd het centrale plein door een tactische raket aangevallen. Op dat moment waren er veel mensen
55 New York Times, Russia Eases its Threat to Civilians, 8.12.1999, BBC News, Grozny: A City in Terror, 7.12.199, http://news.bbc.co.uk/2/hi/europe/554405.stm http://query.nytimes.com/ gst/fullpage.html?res=9407E0D81E3EF93BA35751C1A96F958260; CNN, Russia Backpedals on Saturday Deadline for Leaving Grozny, 10.12.1999, http://edition.cnn.com/1999/WORLD/ europe/12/10/russia.chechnya.02/ 56 Het Europese Hof voor Mensenrechten heeft Rusland meerdere keren voor het doden van burgers in zo genoemde “humanitaire corridors” veroordeeld. Zie b.v. in detail: ECHR, Final of the case of Isayeva, Ysupova and Bazayeva vs. Russia, Applications Nos. 57947/00, 57948/00, 57949/00, Strasbourg February, 24, 2005 57 John B. Dunlop, Do Ethnic Russians Support Putin’s War in Chechnya?, in: North Caucasus Weekly, Vol. 6, Issue 4 (January 26, 2005), http://jamestown.org/chechnya_weekly/article. php?articleid=2371378
HET CONFLICT MET RUSLAND
op het plein, omdat de locale autoriteiten voor de eerste keer sinds maanden pensioenen uitbetaalden. Minstens 150 burgers werden gedood.58 Wie als journalist incidenten als deze publiek maakte, leefde ook in deze oorlog gevaarlijk. Journalisten mochten van het Russische leger niet in het oorlogsgebied reizen, werden geïntimideerd, geslagen of onder vuur genomen. In een bizar geval verdween één van de bekendste verslaggevers uit de oorlog, de Radio Liberty journalist Andrei Babitsky, in Tsjetsjenië gedurende twee weken. Daarna werd duidelijk dat Russische troepen de journalist hadden gearresteerd zonder dat hij de mogelijkheid had met familieleden, collega´s of een advocaat te communiceren. Op 4 februari 2000 konden de Russen op hun tv-schermen een eigenaardige ruilhandel bekijken: men kon zien hoe Babitsky aan vermeende Tsjetsjeense rebellen overgemaakt werd tegen drie Russische soldaten.59 Later werd echter duidelijk dat er geen “uitwisseling” had plaatsgevonden en dat de operatie door het Russische leger gewoon gefingeerd was, waarschijnlijk om Babitsky als een vriend van de rebellen in diskrediet te brengen. Zo veel moeite was eigenlijk overbodig – de meeste Russen waren eenvoudigweg akkoord met de manier waarop de oorlog gevoerd werd of ze bleven onverschillig. Anna Politkovskaja, die onvermoeibaar over de continue schendingen van de mensenrechten in Tsjetsjenië publiceerde, kloeg vaak dat zelfs haar vrienden geen begrip of interesse meer hadden voor het onderwerp. Anders dan Politkovskaja heeft Babitsky zijn belangstelling niet met zijn leven moeten betalen. Hij bleef weken verdwenen maar dook daarna opnieuw als Russische gevangene op. Na zijn vrijlating verklaarde Babitsky dat hij in een “filtratiekamp” gezeten had en daar mishandeld was geweest.60 58 Russische NGO “Memorial”. War Crimes and Human Rights Violations in Chechnya, public statement by Oleg Orlov, voorzitter van Memorial, 26.05.2000, http://www.crimesofwar.org/ expert/chech-oleg.html 59 International Freedom of Expression eXchange (IFEX) and Glasnost Defence Foundation (GDF), Legal Evaluation of Babitsky’s Case, 04.02.2000, http://www.ifex.org/alerts/content/view/ full/9491 60 Over de “val Babitsky” en journalisme in de oorlog in Tsjetsjenie bestaat er een krachtige documentaire film van Paul Yule, “Babitsky´s War”. Vrij te bekijken onder: www.channel4.com/ fourdocs/archive/babitskys_war.html
91
O
TSJETSJENIË
Deze “filtratiekampen” werden door het Russische leger opgericht om rebellen op te sporen die zich onder de oorlogsvluchtelingen zouden verstopt houden. Reeds begin januari 2000 werd duidelijk dat in deze kampen op grote schaal vreselijke schendingen van mensenrechten plaatsvonden.61 Toegang van artsen, advocaten of internationale waarnemers tot deze kampen werd door de Russische autoriteiten strikt geweigerd.62
O
92
In de lente van 2000 was Tsjetsjenië een verwoest land in volledige chaos. De rebellen hadden zich in de bergen teruggetrokken en een lange taaie guerrilla strijd begon. In het Kremlin zat ondertussen Vladimir Putin op de presidentszetel. De zieke en zwakke Boris Jeltsin legde op 31 december 1999 onverwacht het presidentschap neer en wees Putin als zijn opvolger in de verkiezingen van maart 2000 aan. De populaire nieuwe sterke man won deze verkiezingen ook. Putin verklaarde de militaire overwinning in de zomer van 2000 en deed dat opnieuw in de lente van 2002. Maar de oorlog ging gewoon door met altijd hetzelfde patroon: aanvallen en hinderlagen van rebellen, zogenoemde “mopping-up” (zachistka) operaties van het Russische leger en bombardementen. Er was ontzettend veel geweld tegen de burgerbevolking, er waren almaar meer vluchtelingen die vooral naar Ingoesjetië trokken maar ook in Tsjetsjenië zelf ronddwaalden, op zoek naar bescherming. Volgens officiële cijfers waren er aan de kant van het Russische leger tot september 2000 3.200 doden en tot juli 2002 4.249. Voor de twee oorlogen geven de Russische autoriteiten omtrent 10.000 gesneuvelden aan. Memorial telt er minimum 15.000. Over het totale cijfer van alle slachtoffers van de oorlogen bestaan er enkel ruwe schattingen. Het meest genoemde cijfer spreekt van 160.000 doden in beide oorlogen, maar het feit dat dit getal in 2005 ook door Taus Dzhabrailov, 61 Amnesty International, Chechnya: Rape and Torture of Children in Chernokozovo “Filtration Camp”, 23.03.2000, http://www.amnesty.org/en/library/asset/EUR46/019/2000/en/domEUR460192000en.pdf; Human Rights Watch, Hundreds of Chechens Detained in “Filtration Camps”. Detainees Face Torture, Extortion, Rape, 17.02.2000, http://www.hrw.org/en/ news/2000/02/17/hundreds-chechens-detained-filtration-camps 62 Amnesty International, Chechnya: Russian Government should open Doors of Filtration Camps to International Scrutiny, 17.02.2000, http://www.amnesty.org/es/library/asset/ EUR46/009/2000/es/dom-EUR460092000en.pdf
HET CONFLICT MET RUSLAND
de president van het Tsjetsjeense “parlement”, openlijk genoemd werd, maakt het niet meer betrouwbaar. De bekende Tsjetsjeense mensenrechtenactiviste Zainap Gaschajewa, die zich in Tsjetsjenië om de opvang van weeskinderen bekommert, gaf in 2006 aan dat in beide oorlogen 28.000 kinderen om het leven zijn gekomen, dat er 35.000 wees zijn geworden en 19.000 kinderen als oorlogsinvalide achtergebleven zijn.63 De aanslepende oorlog en de stijgende militaire verliezen zorgden voor barsten in het imago van Putin als krachtige militaire leider, maar de aanslagen door Tsjetsjeense terroristen lieten de ontwikkeling van een anti-oorlogse stemming in Rusland niet toe. De brutale gijzeling van meer dan 700 mensen in een theater in Moskou in 2002 en van bijna 1.200 kinderen en volwassenen in de school Nr. 1 in Beslan in 2004 leidde ertoe dat de Tsjetsjeense strijd tegen Rusland ook in het westerse buitenland in diskrediet werd gebracht. De verantwoordelijkheid voor deze misdaden eiste in elk geval Shamil Basajev op. De ondergedoken president Maschadov veroordeelde de aanslagen, maar was zijn nog overgebleven politieke gewicht ondertussen al verloren. In 2005 werd hij door een speciaal commando van het Russische leger omgebracht. Ook alle andere leiders van de Tsjetsjeense rebellen werden opgespoord en vermoord: Khattab in 2002, Jandarbijev in 2004 door een aanslag van Russische agenten in zijn exil in Katar, Sadulayev, de “opvolger” van Maschadov in 2006 en Basajev in hetzelfde jaar. En toch kon het Russische leger de guerrilla oorlog in Tsjetsjenië niet beëindigen, spijt het brute geweld tegen burgers en vermeende rebellen. Duizenden werden zonder enige aanklacht gemarteld of ze “verdwenen”.64 63 Gesellschaft für bedrohte Völker (GfbV), Preisverleihung anlässlich de internationalen Tages de Kindes: Kindern in Tschetschenien ein Stück Kinheit zurückgeben, 16.11.2006, http://www.gfbv. ch/archiv/newsletter/newsletter279.html 64 Over de gevolgen van de wijdverspreide martelingen zijn er enkele rapporten over Tsjetsjeense vluchtelingen in Europese landen, b.v., Amnesty International, Danish Medical Group, Effects of Torture Among Chechen Refugees in Norway, November 2006, http://www.amnesty.dk/ log/D2400-da.pdf#Page=5 - Zie ook: Russian NGO Shadow Report on the Observance of the Convention against Torture and Other Cruel, Inhuman or Degrading Treatment or Punishment by the Russian Federation for the period from 2001 to 2006, Moskou nov 2006. http://www. demos-center.ru/images/out.pdf
93
O
TSJETSJENIË
Toen in 2004 de verliezen van het leger weer stegen en de door Rusland in zijn ambt gezette president van Tsjetsjenië, Achmad Kadirov, bij een aanslag werd gedood, gooide het Kremlin het over een andere boeg. Men besloot het conflict te “Tsjetsjeniseren” en maakte Kadirovs zoon Ramzan tot de nieuwe sterke man. Ramzan Kadirov had al een eigen privé-leger opgebouwd dat als lijfwacht van zijn vader fungeerde. Nu voerde hij de oorlog op zijn manier: hij rekruteerde voormalige rebellen tot zijn strijdmacht, die onder de naam “Kadirovtsy” bekent raakte. Informatie over familieleden van nog actieve rebellen werd gebruikt om deze systematisch te terroriseren. De Kadirovtsy’s gijzelden, martelden en vermoordden honderden Tsjetsjenen. Rebellen werden genoodzaakt zich over te geven om hun familieleden te redden, werden gemarteld om andere rebellen aan te geven en “verdwenen” erna. De schendingen van mensenrechten die op de rekening van de Kadirovtsy’s staan, zijn legio. Daarom ontstond er vanaf 2004 een nieuwe golf van vluchtelingen die ook voor de eerste keer massaal de Europese Unie bereikte. Door brutaal geweld65 is Kadirov er blijkbaar in geslaagd het militaire verzet de kop in te drukken. Volgens schattingen van de Tsjetsjenië kenner Tony Wood, heeft het Russische leger zijn troepen van omtrent 60.000 man in 2005 tot omtrent 8.000 man in 2008 kunnen reduceren. In 2007 werd Kadirov voor zijn succes beloond en werd hij tot president uitgeroepen. In dit jaar begon Kadirov met de heropbouw van Grozny. O
94
Is het conflict echter opgelost? Het Tsjetsjeense verzet is in werkelijkheid gemarginaliseerd en enkel nog tot schermutselingen in staat. Het heeft zich sinds 1999 meer en meer geradicaliseerd en uiteraard hebben zich radicale islamieten als hun leiders kunnen doorzetten. De huidige militaire commandant, Doku Umarov, riep in 2007 het 65 Memorial, The Situation in the North Caucasus: November 2006 - May 2007, Apotheosis of the “Chechenisation”, 2 mei 2007, http://www.memo.ru/eng/news/2007/05/1605071.html - Human Rights Watch: Russian Federation/Chechnya: Human Rights Concerns for the 61st Session of the U.N. Commission on Human Rights, March 2005, http://www.hrw.org/legacy/english/ docs/2005/03/10/russia10298.htm
HET CONFLICT MET RUSLAND
“Kaukasische Emiraat” uit en veroorzaakte daardoor een verdere fragmentering van de rebellen. In deze samenhang is het best wel ironisch dat Kadirov op dit moment zelf een islamisering van het land wil doorzetten. Hij heeft het dragen van hoofddoeken in de administratie bevolen, propageert de polygamie – die volgens de Russische wet verboden is – en laat in het centrum van Grozny een gigantische moskee bouwen. Maar is Kadirov de juiste man om de getraumatiseerde en gefragmenteerde Tsjetsjeense samenleving te verenigen? Geen enkel van de problemen van het land is opgelost: nog altijd leven minstens 50.000 oorlogsvluchtelingen in geïmproviseerde woningen in Tsjetsjenië en zijn ze niet naar hun dorpen of steden teruggekeerd. Volgens het UNHCR leven nog bijna 6.000 vluchtelingen in tijdelijke kampen. De Danish Refugee Council spreekt van 13.000 vluchtelingen die nog altijd in Ingoesjetië leven en de Russische NGO VESTA heeft 4.000 Tsjetsjeense vluchtelingen in Dagestan geregistreerd.66 Tienduizenden Tsjetsjenen leven als vluchtelingen in Europese landen en daaronder vallen de meeste hoogopgeleiden van het land. De jonge generatie van Tsjetsjenië heeft in haar leven niets anders dan geweld, onrecht en afwezigheid van de wet beleefd. Iedereen heeft vrienden en familieleden verloren. Ze hebben bijna geen schoolopleiding genoten. Hun ouders leven in een emotionele impasse door de gevolgen van de oorlog. Velen van hen zijn net zoals hun kinderen zwaar getraumatiseerd. Alles wat voor 1994 als zeker en onomstotelijk gold werd in vraag gesteld of gewoon weggeveegd. Wantrouwen regeert in Tsjetsjenië. Economische perspectieven zijn er niet en de infrastructuur van het land ligt nog in puin. Vele regio´s van het land zijn door oorlogsgevolgen ecologische noodgebieden geworden en de gezondheidszorg voor de buitenproportioneel grote aantal van zieken en gehandicapten is ontoereikend.67 66 Thomson Reuters Foundation, Folder: Chechnya, (laatst gewijzigd op 03.09.2008), http://www. alertnet.org/db/crisisprofiles/RU_WAR.htm?v=in_detail - International Displacement Monitoring Centre (iDMC), Russian Federation: Government efforts help only some IDPs rebuild their lives. A profile of the internal displacement situation 13 august 2007, 317 pp. http://www.unhcr.org/cgibin/ texis/vtx/refworld/rwmain?page=search&docid=46c0724c2&skip=&query=iDMC 67 Jörg Gebhard, Chechen Migration to Western Europe. In the Backwaters of European Migration Policies – Cause and Impact, in KOLOR. Journal on Moving Communities, 2006, Vol.6, No. 2 Murad Batal al-Shishani, Enviromental Ramification of the Russian War on Chechnya, Analyst article of the Central Asia-Caucasus Institute, May 3, 2006, www.cacianalyst.org/view_article. php?articleid=4204
95
O
TSJETSJENIË
Er is een volledig gebrek aan transparantie over het geld dat Rusland voor de wederopbouw van Tsjetsjenië geeft. Als er banen zijn, dan worden deze enkel door Kadirov en zijn entourage aangeboden als een persoonlijke gunst. Hij zelf en zijn bondgenoten leven in zichtbare luxe. De wil van de president is de wet en er zijn geen onafhankelijke rechtbanken. In de gehele noordelijke Kaukasus heeft het Kremlin gewillige regimes aan de macht geholpen: in Ingoesjetië, in Dagestan en in Karbadië-Balkarië. Overal in deze landen zitten corrupte locale machthebbers aan de macht en deze creëren een atmosfeer van stagnatie.68 In deze Russische republieken heerst vooral onder de jongeren frustratie over de willekeur van de leiders en over het gebrek aan perspectieven. Vooral Ingoesjetië dreigt in chaos en geweld weg te zinken: een kleinschalige guerrillaoorlog is sinds 2003 aan de gang en de reactie van de Russische veiligheidsdiensten is gewelddadig en vaak collectief. Schendingen van mensenrechten zijn aan de orde van de dag en NGO´s schatten de veiligheidssituatie in het land tegenwoordig als slechter in dan in Tsjetsjenië. Ook in Tsjetsjenië is de openbare veiligheid sinds 2007 opnieuw achteruit gegaan.69 Hinderlagen en schietpartijen nemen toe. In Rusland zelf hebben de twee oorlogen tot een cultuur van geweld geleid: bijna één miljoen Russische soldaten hebben in Tsjetsjenië dienst gedaan en hebben belevenissen van geweld en
O
96
68 Jamestown Foundation: Svante Cornell, The North Caucasus: Spiraling Out of Control?, in: Terrorism Monitor, Volume 3, Issue 7 (April 07, 2005), www.jamestown.org/terrorism/news/ article.php?articleid=236958 69 International Red Cross, ACCORD, Chechnya: Summary of the ACCORD-UNHCR Country of Origin Information Seminar (Vienna, 18 October 2007), April 2008. http://www.unhcr.org/cgibin/texis/vtx/refworld/rwmain?docid=480dfb652 - International Helsinki Federation on Human Rights (IHF), Amnestied People as Targets for Persecution in Chechnya, 16 mei 2007, http:// www.ihf-hr.org/documents/doc_summary.php?sec_id=3&d_id=4402 - Amnesty international, Russian Federation. What justice for Chechnya’s disappeared?, mei 2007, http://www.amnesty. org/en/library/info/EUR46/020/2007 www.amnesty.org - Council of Europe, European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment (CPT), Public Statement concerning the Chechen Republic of the Russian Federation, Strasbourg 13 March 2007 (http://cpt.coe.in/documents)
HET CONFLICT MET RUSLAND
onrecht in het dagelijkse leven van Rusland geïmporteerd.70 Haat en geweld tegen Tsjetsjenen en andere Kaukasiërs zijn in Rusland wijdverbreid. In Zuid-Ossetië en in Abchazië is Rusland in augustus 2008 militair tussengekomen om de onafhankelijkheid van deze regio´s van Georgië af te dwingen, met andere woorden hun toe te staan wat Tsjetsjenië sinds 1991 werd geweigerd. De oorlogen tegen Tsjetsjenië en hun gevolgen: ze hebben een gehele regio gedestabiliseerd. Vrede? Tsjetsjenen zijn mensen, die het verleden lang in hun geheugen bewaren. Jermolov, Sjeik Mansur, Shamil – ieder kind in Tsjetsjenië kent de personages van de oorlogen van de 19de eeuw. De herinneringsdag van de deportatie van 1944: een dag van rouw voor alle Tsjetsjenen of ze nu in Grozny of in Brussel leven. Kan men verwachten dat deze mensen het onrecht zouden vergeten dat ze sinds 1994 hebben gekend? De oorlogen sloegen diepe wonden en de littekens lopen vaak door één en dezelfde familie. Duizenden Tsjetsjeense mannen zijn gewoon “verdwenen”. Kan men verwachten dat niemand hen herinnert en dat niemand uitleg zal eisen over hun lot? In Tsjetsjenië kent iedereen iedereen. Kan men verwachten dat men vergeet wie de daders waren? De honderden klachten die Tsjetsjenen aan het Europese Gerechtshof voor Mensenrechten tegen Rusland ingediend hebben, bewijzen het tegendeel.71 Er is een drang naar rechtvaardigheid bij vele Tsjetsjenen.
70 Zie vooral: Internationale Politik (IP) Sonja Margolina, Jenseits von Demokratie und Diktatur. Erziehung zur Gewalt: Russische Orte männlicher Sozialisation, juli 2006, p.60-70, http://www. internationalepolitik.de/archiv/2006/juli2006/download/4ce8d09e45ac11db85afcd7307fbd3a3d3 a3/original_IP_07-06_Margolina.pdf 71 Zie: Human Rights Watch, Justice for Chechnya. The European Court of Human Rights Rules Against Russia, 2007, http://www.hrw.org/eca/2007/justice_for_chechnya.pdf
97
O
TSJETSJENIË
Er is een constante in de geschiedenis: onrecht dat niet verwerkt werd, waarover geen discours mocht gevoerd worden en dat als niet bestaand afgedaan werd - dergelijk onrecht keert altijd onomkeerbaar terug in de vorm van een nieuw conflict. Later.
O
98
TSJETSJEENSE ASIELZOEKERS IN POLEN
Deel II. De Tsjetsjenen onderweg Hoofdstuk 3. Tsjetsjeense asielzoekers in Polen Jörg Gebhard
Adres van een asielcentrum in Warschau: “Geïmproviseerde straat nr. 7” 99
Inleiding De meeste Tsjetsjeense asielzoekers die in België aankomen, zijn via Polen naar ons land gekomen - op legale of illegale manier. Meer nog: Tsjetsjenen die in Polen al asiel aangevraagd hadden, wachten hun procedure niet af en reizen verder naar België. Soms hebben ze al een legale status en komen desalniettemin. Ze moeten er allemaal rekening mee houden dat ze door de Belgische autoriteiten terug naar Polen worden gestuurd. Dit gebeurt volgens de wet, in
O
DE TSJETSJENEN ONDERWEG
dit geval een Europese richtlijn, nl. de zogenoemde Dublin-II verordening.72 Deze overeenkomst is sinds februari 2003 van kracht en is gebaseerd op de gedachte dat enkel één lidstaat van de Europese Unie verantwoordelijk is voor de behandeling van een individueel asielverzoek. Principieel is dit het land in de EU waarop een asielzoeker voor het eerst zijn voet zet.
O
100
In het geval van de Tsjetsjenen is dit bijna altijd Polen. Waarom? Omdat Tsjetsjenen bijna nooit van de autoriteiten in hun land een internationaal geldig paspoort krijgen. En zelfs als dit uitzonderlijk het geval zou zijn, kan een Tsjetsjeen er niet op rekenen dat hij een visum van een Europees consulaat krijgt – de waarschijnlijkheid dat hij in de EU blijft, is gewoonweg te groot. Zonder een internationaal geldig paspoort met een geldig visum kan een vervolgde Tsjetsjeen zijn vertrek niet legaal organiseren: hij kan geen vliegtuig-, trein- of busticket boeken voor een EU-land. Het zou ook een eigenaardig beeld zijn: een vluchteling in spe laat zich door de autoriteiten van zijn land, die voor zijn vervolging verantwoordelijk zijn, van een paspoort voorzien om te vluchten. Met dit paspoort gaat hij naar een EU-consulaat dat al staat te wachten om hem een officieel visum te bezorgen (reden: “politiek asiel”). Daarna neemt hij een taxi naar de luchthaven van zijn land van afkomst en marcheert langs de pascontrole (“Ik ga naar België om daar asiel aan te vragen omdat uw collega’s van de staatsveiligheid mij achtervolgen”) om enkele uren later op de nationale luchthaven in Zaventem asiel aan te vragen. Absurd? Ja, maar volgens de logica van Dublin II bijna de enige legale manier om in België nog asiel te kunnen aanvragen. Omdat deze legale weg duidelijk niet mogelijk is, proberen vervolgden op ander manieren uit Tsjetsjenië te geraken. Ze proberen dit bijvoorbeeld met de hulp van professionele mensensmokkelaars die voor hun diensten meerdere duizen72 De tekst van de Dublin II Verordening (officiële naam: “Verordening (EG) nr 343/2003”) is na te lezen op de website van de Europese Unie: http://europa.eu/scadplus/leg/nl/lvb/l33153.htm. Over de consequenties van Dublin II op de asielpraktijk zie onder andere: Vluchtelingenwerk Vlaanderen, De toepassing van de Dublin II Verordening in België, Nota, oktober 2007, http:// www.vluchtelingenwerk.be/bestanden/Nota_Dublin.pdf
TSJETSJEENSE ASIELZOEKERS IN POLEN
den US-dollars verlangen. De prijs is afhankelijk van het aantal gezinsleden en van de eindbestemming. Als zij na een lange en soms ook gevaarlijke reis in vrachtwagens effectief België bereiken, mogen zij hier legaal asiel aanvragen, in de veronderstelling dat de politie geen duidelijke aanleidingen vindt die erop wijzen dat de betrokkene reeds in een ander EU-land verbleef. Zo kan een EUverordening wel de zaak van mensensmokkelars stimuleren – criminelen, die zich verrijken op kosten van mensen in gevaar. Anderen Tsjetsjenen proberen daarentegen de weg naar een veilig Europees land zelf te organiseren. De meest gebruikelijke route verloopt met de trein of met bussen via Wit-Rusland naar Polen, ook omdat de Wit-Russische politie bijzonder corrupt is en vluchtelingen op deze manier ook werkelijk tot de grens met Polen kunnen geraken. Langs één enkel grenspunt – Terespol – komen de meeste Tsjetsjeense vluchtelingen de EU binnen. Hier, nog aan de grens, moeten zij asiel aanvragen om het land binnen te mogen. Volgens een andere EU-verordening, Eurodac,73 die Dublin-II aanvult, worden nu vingerafdrukken genomen en in de Europese Eurodac-databank ingevoerd. Deze databank geeft dus aan in welk land op EU-grondgebied een vluchteling voor het eerst asiel heeft aangevraagd. Het is dus voor een Tsjetsjeense asielzoeker die in België asiel wil aanvragen – omdat hij hier bijvoorbeeld al vrienden of familieleden heeft wonen – niet mogelijk dit op legale wijze te doen: hij moet de EU via Polen, Slowakije, Hongarije of Roemenië binnen, hij moet in één van deze landen aan de grens asiel aanvragen, hij moet zijn vingerafdrukken laten afnemen en hij moet ook gedurende zijn asielprocedure in dit land verblijven. De Dublin II verordening gaat er impliciet van uit dat in elk land van de Europese Unie een gelijkaardige standaard van asielprocedure en van opvang van asielzoekers in voege is, quod non. Want inderdaad, als dit zo zou zijn, waarom komen dan nog altijd duizenden Tsjetsjenen gedurende of na afloop van hun 73 De tekst van de Eurodac Verordening (officiële naam: Verordening (EG) nr. 2725/2000) is na te lezen op de website van de Europese Unie: http://europa.eu/scadplus/leg/nl/lvb/l33081.htm
101
O
DE TSJETSJENEN ONDERWEG
procedure op illegale manier naar ander lidstaten van de Europese Unie, in het bijzonder naar Oostenrijk, Duitsland, België en Frankrijk – wetend dat er een heel groot risico bestaat om weer naar Polen te worden teruggestuurd? Deze vraag willen wij hieronder nagaan. De cijfers
O
102
Een blik op de officiële statistieken toont hoeveel mensen in Polen asiel aanvragen en waar ze vandaan komen. Het equivalent voor de Dienst Vreemdelingen Zaken (DVZ) is in Polen Urząd do Spraw Cudzoziemców (UDSC). Volgens de UDSC hebben tussen 2003 en 2005 in totaal 21.845 mensen asiel aangevraagd. Onder hen waren 18.994 Russische onderdanen – bijna uitsluitend Tsjetsjenen. Van deze bijna 19.000 Tsjetsjenen hebben tussen 2003 en 2005 in totaal 737 ook feitelijk een status als vluchteling volgens de Conventie van Genève gekregen. 2.516 hebben een subsidiaire bescherming ontvangen, maar het verzoek van 4.470 Tsjetsjenen werd geweigerd. 11.133 van hen hebben hun aanvraag afgebroken of zijn gewoon verdwenen.74 Meer recente data: van januari 2007 tot maart 2008 vroegen in totaal 11.295 mensen asiel in Polen aan en opnieuw bestond de ruime meerderheid van hen uit Russische onderdanen (lees: Tsjetsjenen): 10.370 personen. Een blik op de tweede grootste groep van asielzoekers in Polen verduidelijkt de numerieke verhouding tussen Tsjetsjenen en andere vluchtelingen: deze tweede meest talrijke groep bestaat uit 96 Wit-Russen die in dezelfde tijdspanne asiel in Polen aanvroegen. Van de ruim 10.000 Tsjetsjenen kregen tussen januari 2007 en maart 2008 enkel 128 de status van vluchteling volgens de Conventie van Genève. Ter vergelijking: België erkent elk jaar 2 tot 3.000 asielzoekers als vluchteling. Tussen januari 2007 en maart 2008 kregen 3.141 personen een subsidiaire bescherming en het verzoek van 1.720 resterende gegadigden werd geweigerd. In 1.290 gevallen werd de procedure omwille van verschillende redenen beëindigd. 74 Urząd do Spraw Cudzoziemców (UDSC), Dane do ściągnięcia, Zestawienia roczne, http://www. udsc.gov.pl/Dane,do,sciagniecia,232.html
TSJETSJEENSE ASIELZOEKERS IN POLEN
Eind 2007 leefden in Polen 1.782 Tsjetsjenen als erkend vluchteling en ongeveer 7.000 anderen met een subsidiaire bescherming – niet erg veel als men bedenkt dat alleen al tussen 2003 en 2005 en tussen 2007 en maart 2008 (voor het jaar 2006 zijn er geen cijfers beschikbaar) bijna 30.000 Tsjetsjenen in Polen asiel aangevraagd hebben. Elk jaar komen tussen de 6- en 8.000 nieuwe vluchtelingen naar Polen die een asielaanvraag indienen.75 Elk jaar zijn ruim 90% van hen Tsjetsjenen. Hoeveel asielzoekers als vluchteling erkend worden, schommelt van jaar tot jaar. In 2005 was het 7%, in 2006 telde men het buitengewoon hoog percentage van 12,4% , maar in 2007 dan weer enkel 3%. Deze cijfers kunnen wel een aanleiding zijn om over de rechtvaardigheid van Dublin II na te denken. Dublin II baseert zich zoals gezegd op de gedachte dat de kwaliteit van de asielprocedure en opvang overal in de EU op hetzelfde niveau ligt. Maar wat dan met de rechtvaardigheid en gelijkheid tussen een Tsjetsjeen, die in 2007 toevallig en illegaal naar Oostenrijk (erkenning van Tsjetsjenen als vluchteling: omtrent 90%) of België (erkenning van Tsjetsjenen als vluchteling in 2007: omtrent 80%) geraakt is en een Tsjetsjeen die in hetzelfde jaar toevallig en legaal naar Polen (3%) of naar Slowakije (0%) kwam? Is het overdreven dat de Europese koepelorganisatie voor vluchtelingenwerkingen “ECRE” in dit verband herhaaldelijk van een “asielloterij” in de EU spreekt?76 Is het in dit verband niet begrijpelijk dat vluchtelingen niet in Polen asiel willen aanvragen, maar in andere Europese landen waar de waarschijnlijkheid van erkenning ongelijk groter is? Maar dit is niet de enige reden waarom Tsjetsjenen vanuit Polen naar andere Europese landen verder trekken. Op deze bijkomende beweegredenen willen wij nu dieper ingaan. 75 Enkel in 2007 werden buitengewoon veel nieuwe asielaanvragen (10.047) geregistreerd. Dit heeft met de geruchten te maken die omtrent de toetreding van Polen tot de Schengen-Zone in Tsjetsjenië circuleerden: de toetreding zou de toegang naar Polen voor vluchtelingen onmogelijk maken. Dit was verkeerde informatie, maar noodzaakte velen die het land wouden ontvluchten, dit nog voor eind 2007 te doen. 76 European Council on Refugees and Exiles (ECRE), Memorandum to the JHA Council – Ending the Asylum Lottery: Guaranteeing Refugee Protection in Europe, 16.06.2008, http://www.ecre. org/resources/ECRE_actions/1071
103
O
DE TSJETSJENEN ONDERWEG
Problemen omtrent asiel in Polen Er zijn een aantal ernstige problemen omtrent asiel in Polen die omwille van de overzichtelijkheid in negen probleemcomplexen gerangschikt en samengevat kunnen worden.
Asielcentrum Łomża, zomer 2005
O
104
Bij alle negatieve opmerkingen die hieronder worden gegeven, moet onder beschouwing genomen worden dat Polen wat opvang en bescherming van asielzoekers betreft, feitelijk beter presteert dan alle andere nieuwe lidstaten van de EU.77
77 Een duidelijk overzicht over de situatie van asielzoekers in de nieuwe lidstaten van de EU geeft: UNHCR, Being a Refugee. Age, Gender and Diversity Mainstreaming Report 2007, p 16 et seq. http://www.unhcr-budapest.org/images/stories/2008/agdm/UNHCR-AGDM_report_2007-ENfinal. pdf
TSJETSJEENSE ASIELZOEKERS IN POLEN
•
Probleem I: Asiel is een non-onderwerp in Polen
De Poolse samenleving, voor de IIde Wereldoorlog een multi-etnisch land, waar de Polen zelfs enkel 68% van de gehele bevolking uitmaakten,78 is sinds 196879 een etnisch homogene staat. 96,8% van de bewoners van het land beschouwen zichzelf als etnische Polen.80 De hedendaagse Poolse samenleving heeft geen enkele ervaring met de opvang en integratie van buitenlanders – en daaraan zullen de amper 9.000 Tsjetsjenen die onder ruim 38 miljoen Polen leven, niet veel veranderen. Over het thema “asiel en integratie van buitenlanders” wordt in Polen geen publiek discours gevoerd. De vier aanpassingen van het vreemdelingenrecht sinds 1997 werden door het Poolse parlement elke keer zonder enig debat met ruim 90% van de stemmen aangenomen. De media van het land namen er bijna geen notitie van. Er zijn heel weinig NGO’s die de rechten van asielzoekers bewaken en wantoestanden in de asielprocedure en opvang vinden geen weerklank bij de bevolking. Dat heeft onder andere tot gevolg dat de UDSC, in tegenstelling tot de DVZ in België, zonder grote druk van het middenveld en de pers kan werken. Er is geen politieke druk om de situatie van vluchtelingen in Polen te verbeteren, zoals Szymon Ruman, toen woordvoerder van de president van het Poolse parlement, in een ontmoeting met MEP Bart Staes en de auteur van dit hoofdstuk in de zomer 2006 zelf toegaf.81 Op nationaal vlak zorgt dit er onder andere voor dat de UDSC sinds het begin 78 Norman Davies, God’s Playground, p. 299 79 Als gevolg van het einde van de oorlog en van de door Stalin besloten “west-verschuiving” van Polen werden eerst miljoenen Duitsers, Ukraïners en andere minderheden uit Polen verdreven. Door anti-semitisch geweld in 1946 en door een anti-semitische campagne van de communistische overheid in 1968 werden de overlevende Poolse joden tenslotte het land uitgedreven. Voor meer informatie, zie oa.: Jörg Gebhard, Lublin. Eine polnische Stadt im Hinterhof der Moderne. Köln-Wien 2006, p. 271 et seq. 80 Officiële website van de Poolse regering: Strukura Narodowściowa, http://poland.gov.pl/ Struktura,narodowosciowa,46.html 81 Jörg Gebhard, Chechen Migration to Western Europe. In the Backwaters of European Migration Policies – Cause and Impact, in: KOLOR. Journal on Moving Communities, 2006, Vol. 6, No. 2, p. 13
105
O
DE TSJETSJENEN ONDERWEG
van zijn werking bijna chronisch onder een gebrek aan financiën lijdt, waardoor een waardige en kwalitatieve opvang en begeleiding van de asielzoekers in Polen moeilijk is. Op internationaal vlak had dit onder andere tot gevolg dat bij de onderhandelingen voor de toetreding van Polen tot de Europese Unie in 2004 door de Poolse regering op alle eisen van de EU op vlak van asiel ingegaan werd. Zo was één van de voorwaarden van de toetreding, dat Polen ook automatisch de Dublin II Verordening zou ondertekenen, wat zonder publiek debat of ook maar enige aandacht gebeurde. •
O
Probleem II: Polen is in de ogen van Tsjetsjeense vluchtelingen een transit- en geen opvangland
106
Afscheid van Tsjetsjeense asielzoekers die hun procedure niet afwachten en richting West-Europa vertrekken, asielcentrum Łomża, zomer 2005
TSJETSJEENSE ASIELZOEKERS IN POLEN
Feitelijk willen de meeste Tsjetsjeense vluchtelingen niet zozeer in Polen, maar in andere landen van de Europese Unie asiel aanvragen. Ze weten al dat hun kansen op een statuut als vluchteling, op integratie en op werk in Polen daar veel kleiner zijn dan in meer westerse landen. Heel veel vluchtelingen hebben familie en vrienden wonen in verschillende EU-lidstaten en natuurlijk willen ze met hen herenigd worden . Maar het feit dat Tsjetsjenen Polen omwille van deze redenen niet als hun opvangland zien, leidt ertoe dat ze veel minder inspanningen tot integratie leveren dan zou moeten. Vele conflicten tussen Tsjetsjeense vluchtelingen en Polen zijn erop gebaseerd dat de eersten niet veel sympathie opbrengen voor een land waar ze überhaupt niet willen verblijven en de tweeden bijzonder weinig begrip opbrengen voor de behoeften en noden van mensen die net het onrecht ontvlucht zijn. •
Probleem III: De kwaliteit van de opvang in Polen
Tsjetsjeense vluchtelingen komen het land, zoals al vermeld, meestal via de grensovergang Terespol binnen. Ze vragen direct aan de grens asiel aan, worden door de grenspolitie geïnterviewd, hun vingerafdrukken worden afgenomen en ze krijgen dan na meerdere uren de opdracht om naar Dęblin te gaan, het centrale opvangcentrum in de buurt van Warschau. Dęblin is 200 km van Terespol gelegen en veel van de behoorlijk uitgeputte Tsjetsjenen accepteren de diensten van taxichauffeurs, die al op hen wachten. Ze betalen rond de 200 dollar voor de reis. Vanuit Dęblin worden de asielzoekers over de in totaal 21 asielcentra verdeeld, allemaal in het oosten van het land, meestal in de regio rond Białystok en Lublin gelegen. In alle asielcentra verblijven bijna uitsluitend Tsjetsjenen. In één enkel asielcentrum zijn alle asielzoekers van andere afkomst geconcentreerd. De procedure zelf duurt gemiddeld 8 maanden, in vergelijking met België verloopt die dus vlot. Maar gedurende deze acht maanden in een asielcentrum leren de Tsjetsjenen wel de problemen van de opvang in Polen kennen en die zijn er, zowel structureel alsook inhoudelijk. Van de 21 centra zijn enkel 5 eigendom van de UDSC, de andere worden gehuurd. Meestal zijn het arbeiderhotels uit socialistische tijd. Van alle centra is
107
O
DE TSJETSJENEN ONDERWEG
enkel één in goede technische staat: Linin, eigendom van de UDSC en met middelen van de EU tot een soort van modelcentrum gerenoveerd. Hier is genoeg plaats in de kamers, zijn de sanitaire voorzieningen voldoende en modern.
Asielcentrum in Łomża
O
108
Maar Linin – een voormalige geheime legerbasis – ligt afgelegen, op 5 kilometer van de volgende stad. Openbaar vervoer is er niet. De andere centra: hier leven gemiddeld 200 mensen, meestal zes tot acht personen in overvolle, kleine kamers van 14, in uitzonderlijke gevallen 18 vierkante meter. De eigenaars van de hotels hebben geen interesse in investeringen in de nodige renovaties en de staat van de gebouwen is ronduit slecht. De sanitaire voorzieningen zijn ruim onvoldoende. In meer dan tien bezochte centra zijn er per honderd mensen enkel twee tot vier wc’s en één tot vier douches beschikbaar. Deze verkeren ook allemaal in heel slechte staat.
TSJETSJEENSE ASIELZOEKERS IN POLEN
Sanitaire voorzieningen in twee asielcentra, Warschau en Wołowa, juni 2006
Als de UDSC op deze wantoestanden wordt aangesproken, beweert deze dat de toestand van de sanitaire voorzieningen enkel met het vandalisme van de bewoners zelf te maken heeft. Er zijn één tot twee wasmachines voor het hele centrum. Er is zo goed als geen speelgoed en er zijn ook geen degelijke speelterreinen voor de kinderen, die altijd de helft van de bewoners van de centra uitmaken. Er is geen buitenschoolse opvang of opvang voor kleine kinderen. De gangen en kamers zijn altijd vol kinderen en de moeders, velen van hen alleenstaand en door de asielprocedure aangetast, klagen veel over stress. Ook de UNHCR is in een rapport van 2007 duidelijk in zijn beschrijving van de asielcentra in Polen: “Vanuit de meeste opvangcentra kregen de Multi-Functionele Teams (MFT) regelmatig klachten over de levensomstandigheden. De centra zijn zo overladen dat soms verscheidene families één kamer moesten delen. In enkele centra zijn de voorzieningen uitgeput en de kamers vochtig. Dit is in het bijzonder waar voor de opvangcentra in Niemce en Lublin, waar er dringend behoefte is aan heropfrissing. Gemeenschappelijke voorzieningen zoals fornuizen en wasmachines verkeren in zeer slechte staat. De keukens zijn vaak vuil en worden soms zelfs geteisterd door insecten. Vluchtelingen vroegen meer middelen maar gaven ook toe dat de bewoners geïnformeerd zouden
109
O
DE TSJETSJENEN ONDERWEG
moeten worden hoe deze behoorlijk te gebruiken, zodat keukens proper en in goede staat zouden bleven. Over het voedsel waren de bewoners van de bezochte centra enkel tevreden in de Bielany. (Vertaald uit Engels, red.).82”
O
110
In geen enkel asielcentrum zijn er voorzieningen voor gehandicapten – een kwetsbare groep die bij de Tsjetsjenen bijzonder talrijk is: geen rolstoelen of andere hulpmiddelen, geen aangepaste sanitaire voorzieningen, niet eens een lift. In alle bezochte centra heb ik gehandicapten aangetroffen die op hun kamers zonder hulpmiddelen leefden en ook nooit de nodige therapie kregen. In het centrum in Łomża lag een zwaar spastisch kind hele dagen gewoon op bed op de derde verdieping van het gebouw. In de meeste centra worden de mensen door een centrale catering van eten voorzien en de asielzoekers hebben meestal geen mogelijkheid zelfstandig en naar hun eigen behoeftes te koken. Kledij, hygiënemiddelen, voeding, etc. worden uitsluitend in natura verdeeld – vaak gaat het hier om donaties. Hierdoor wordt hen de mogelijkheid ontnomen om deze zelf in te kopen. De uitreiking van de goederen door het personeel van de centra gebeurt onregelmatig en vaak willekeurig. Vaak ervaren de asielzoekers deze praktijk als vernederend. Eén keer per maand krijgen de bewoners zakgeld van rond de 15 €. Het poetsen wordt in alle centra aan de vluchtelingen zelf overgelaten, maar er is vaak een gebrek aan reinigingsmiddelen en ander materiaal. In alle centra zijn de asielzoekers letterlijk aan zichzelf overgelaten. Er werken 1 à 2 directeurs en 1 tot 3 sociaal assistenten in een centrum. Er komt nog keukenpersoneel en soms komen er ook medewerkers van privé-bewakingsfirma´s bij. Het opleidingsniveau en vooral de interculturele competentie van de sociaal assistenten is onvoldoende. Dit heeft er vooral mee te maken dat het onderwerp “asiel”, zoals reeds vermeld, in de Poolse samenleving een onbestaand thema is. Daar komt nog bij dat de centra in perifere en economisch zwakke regio’s van 82 UNHCR, Being a Refugee. Age, Gender and Diversity Mainstreaming Report 2007, p 16 et seq. http://www.unhcr-budapest.org/images/stories/2008/agdm/UNHCR-AGDM_report_2007-ENfinal. pdf
TSJETSJEENSE ASIELZOEKERS IN POLEN
het land gelegen zijn. De sociaal assistenten in de centra zijn meestal enkel met administratief werk bezig. De aansporing tot schoolbezoek, de ondersteuning bij de asielprocedure, de bemiddeling van rechtsbijstand of medische hulp, de organisatie van vrijetijdsbesteding – al deze belangrijke werkingen werden er niet ingevuld. Dit vacuüm werd ook niet ingevuld door de weinige Poolse NGO’s, die zich voor vluchtelingen inzetten. Ze doen dit meestal via heel erg nodige rechtsbijstand, maar in de centra zelf zijn ze niet vertegenwoordigd. Vrijwilligers zijn enkel in het opvangcentrum in Lublin werkzaam. Het feit dat de asielcentra dikwijls enkel door één enkele directeur administratief geleid worden, dat de UDSC in de verre hoofdstad gezeteld is en controles door deze overheidsdienst in de centra een zeldzaamheid zijn, opent ruim de deur voor corruptie en alle andere soorten van wanbeheer. Er is geen effectief systeem dat de centra controleert. Klachten over arbitrair gedrag van directeuren tegenover asielzoekers worden in de centra vaak geuit. •
Probleem IV: De meerderheid van asielzoekers in Polen: kwetsbare groepen
De ruime meerderheid van de Tsjetsjeense asielzoekers in Polen behoren tot kwetsbare groepen: de helft van alle asielzoekers zijn kinderen, er is een heel hoog percentage van alleenstaande moeders, getraumatiseerden, zieken en gehandicapten, en er zijn veel vrouwen in verwachting. Er is een stijgend aantal niet-begeleide minderjarigen. De centra zijn onvoldoende of soms helemaal niet aangepast aan hun bijzondere behoeftes. Wat de scholing van de kinderen betreft, is de situatie de laatste jaren erg verbeterd. Drie jaar geleden ging enkel een klein deel van de kinderen naar school, nu bijna iedereen. Maar de interculturele competentie van de leerkrachten is gering en er zijn nauwelijks vormingen die er hun aandacht op vestigen of speciale vaardigheiden aanleren. Vele Tsjetsjenen klagen dan ook over vaak voorkomend onbegrip, pesterijen en xenofobie van scholieren en leerkrachten. Kinderen worden bij hun integratie in Poolse scholen niet door leerkrachten of sociaal assistenten ondersteund. Er is geen buitenschoolse opvang die leer-
111
O
DE TSJETSJENEN ONDERWEG
achterstand bijwerkt of vrijetijdsbesteding organiseert. Alleenstaande vrouwen leven in de centra niet van de mannen gescheiden. Het personeel van de centra, dat zelden meer dan twee sociaal assistenten voor ruim 200 bewoners telt, heeft geen zicht op de sociale dynamiek in de centra. Seksueel misbruik, ook al is dat een maatschappelijk taboe bij de Tsjetsjenen, komt voor en vele vrouwen voelen zich in de centra niet veilig.
Kinderen in het asielcentrum in Łomża, zomer 2005 O
112
In de opvang in Polen wordt geen enkele aandacht aan mogelijke trauma´s besteed. Sinds de internationale NGO “Artsen Zonder Grenzen” (MSF) een zeer gewaardeerde psychologische dienst in alle asielcentra in Polen eind 2006 stopgezet heeft, ontstond er een gevaarlijk vacuüm wat deze belangrijke hulpverlening betreft. Een algemene screening op traumatisering van oorlogsvluchtelingen bestaat niet – zoals dat trouwens ook in België niet het geval is. In de steden rond de asielcentra zijn er meestal wel locale psychologen die in theorie ter beschikking staan. In het geval van het centrum van Łomża zijn dit bijvoorbeeld twee psychologen die hun praktijk in het centrum van de
TSJETSJEENSE ASIELZOEKERS IN POLEN
stad hebben, drie kilometer verderop. Hun diensten worden in het centrum echter niet algemeen bekend gemaakt, de psychologen zijn niet gespecialiseerd in traumaverwerking en de taalbarrière wordt niet door middel van een tolk overwonnen. De diensten van deze psychologen zijn daarom niet gekend of er wordt geen beroep op gedaan. Dit heeft tot gevolg dat de auteur van dit artikel hier bij een verblijf in het centrum van Łomża meerdere mensen met sterk afwijkend gedrag heeft ontmoet: een duidelijk mentaal zieke man die hele dagen door de gangen van het centrum ijsbeerde of een kind van omtrent acht jaar dat zichzelf verwondingen toebracht en geen woord sprak. Deze mensen waren zonder enige professionele hulp aan zichzelf en aan hun zwaar belaste gezinsleden overgelaten.
Gehandicapt kind in zijn kamer, asielcentrum “Lipsk”, Warschau, juni 2006
De ontoereikende gezondheidszorg is over het algemeen één van de grootste bekommernissen van de opvang in Polen. Sinds twee jaar is er tenminste één keer per week in elk centrum een arts aanwezig. Vele centra hebben een soort behandelingsruimte waar een verpleegster dienst doet. Maar het probleem is en blijft het veel te kleine budget van de UDSC. Voor elke gecompliceerdere behandeling of operatie is er gewoonweg geen geld. Soms worden ook absoluut noodzakelijke operaties gewoonweg niet uitgevoerd. Bij een bezoek in meerdere
113
O
DE TSJETSJENEN ONDERWEG
asielcentra, waarbij de auteur in de zomer van 2006 MEP Bart Staes begeleidde, troffen we in het “modelcentrum” Linin een tienjarige jongen, wiens linkerarm door geïnfecteerde shrapnel wonden zwaar opgezwollen was. Alhoewel hij zijn hand nauwelijks kon gebruiken en de opzwelling van zijn arm niet te overzien was, vond de nodige operatie pas na directe interventie van Bart Staes plaats. Toen de toenmalige directeur van de UDSC (op dat moment nog “URiC”) door Bart Staes over de onvoldoende medische zorg voor asielzoekers aangesproken werd, argumenteerde hij dat asielzoekers op dezelfde hulpverlening kunnen rekenen als Polen. Deze argumentatie, die nog steeds door de UDSC gebruikt wordt, is cynisch: de openbare gezondheidzorg in Polen voorziet enkel nog in een basisverzorging. Speciale behandelingen (ook tandzorg) en operaties moeten de patiënten deels of volledig zelf betalen en de wachttijden zijn lang. Vele Polen met een hoger inkomen zoeken daarom ook gespecialiseerde privé-klinieken op. De OECD stelt vast dat van al zijn leden, Polen op één staat na het minst investeert in de gezondheidszorg.83
O
114
Tsjetsjeense jongen met geïnfecteerde linkerarm, asielcentrum Linin, juni 2006 83 OECD, Health Data 2008: How Does Poland Compare, Juni 2008, http://www.oecd.org/ dataoecd/43/24/40905081.pdf
TSJETSJEENSE ASIELZOEKERS IN POLEN
Als de Poolse gezondheidszorg voor normaal verdienende Polen al niet voldoende is, dan geldt dit zeker ook voor oorlogvluchtelingen met bijzondere medische problemen. Eén van de weinige overblijfselen van het oude, door het model van de Sovjetunie beïnvloede gezondheidssysteem, is dat het hedendaagse Poolse systeem nog altijd op de bestrijding van infectieziekten gericht is. Chronische ziekten krijgen weinig aandacht en worden amper behandeld, waardoor deze de eerste doodsoorzaak in Polen zijn.84 Chronische ziekten komen bij Tsjetsjenen het meest voor. De ontoereikende medische zorg voor asielzoekers in Polen werd al in een nauwkeurig rapport van Barbara Eßer en Barbara Gladysch in 2005 aan de kaak gesteld,85 werd door de fact-finding missie van Bart Staes in 2006 bevestigd en door Poolse NGO’s in 2008 nog eens bekrachtigd. Volgens de Poolse NGO “Stowarzyszenie Interwencji Prawnej” is de gezondheidszorg voor asielzoekers sinds de zomer 2006 niet echt veranderd en worden nodige operaties nog altijd niet uitgevoerd. •
Probleem V: Het Poolse asielstatuut
Het Poolse asielstatuut biedt erkende vluchtelingen enkel voor één jaar financiële en materiële hulp. Ze krijgen in dat jaar de tijd om de taal te leren, zich te kwalificeren en vooral om werk te vinden. Na exact een jaar stopt de overheidshulp en wordt er verwacht dat deze mensen op eigen voeten kunnen staan. Rekening houdend met het feit dat zich onder de Tsjetsjeense vluchtelingen heel veel alleenstaande moeders, getraumatiseerde en zieke mensen bevinden, is dit zeker geen gemakkelijke opdracht. De overgrote meerderheid van de Tsjetsjeense asielzoekers in Polen krijgt echter geen status als vluchteling, maar wel een soort van subsidiaire bescherming, in het Pools “pobyt tolerowany” genoemd. Deze bescherming houdt enkel in
84 Ewa Piotrowska, Post-Soviet Health Care: Poland, Russia, and Kazakhstan. Chicago 2008, p. 11 85 Barbara Eßer Barbara Gladysch, Die Situation tschetschenischer Asylbewerber und Flüchtlinge in Polen und Auswirkungen der EU-Verordnung Dublin II, Bielefeld 2005
115
O
DE TSJETSJENEN ONDERWEG
dat men een vluchteling niet uit het land kan verwijderen. Hij moet na het verkrijgen van het statuut het asielcentrum verlaten en op eigen kracht een nieuwe woonplaats zoeken. Hij heeft geen toegang tot integratieprogramma´s of andere ondersteuning. Volgens het UNHCR worden deze mensen zonder assistentie of informatie aan hun lot overgelaten.86 Er is een volledig gebrek aan informatie over de rechten die door het statuut verkregen worden.
O
116
Wachten op een beslissing, Tsjetsjenen in het asielcentrum Łomża, zomer 2005 De weinige advocaten van NGO’s richten hun focus door gebrek aan ressources en mankracht alleen op asielzoekers. Het moment waarop ze het asielcentrum moeten verlaten wordt dan ook door vele Tsjetsjenen als een traumatiserende val in het niets beleefd. Als deze mensen weigeren het asielcentrum te verlaten, wordt niet zelden politie ingezet om ze eruit te zetten. Na het verlaten van het asielcentrum is het belangrijkste het vinden van een woonplaats. Zonder een 86 UNHCR, Being a Refugee. Age, Gender and Diversity Mainstreaming Report 2007, p 17, http:// www.unhcr-budapest.org/images/stories/2008/agdm/UNHCR-AGDM_report_2007-ENfinal.pdf
TSJETSJEENSE ASIELZOEKERS IN POLEN
officiële registratie bij de gemeente bestaat er geen kans op legaal werk en geen mogelijkheid tot inschrijving bij een mutualiteit. Maar wie verhuurt nu een woning aan een verdachte buitenlander zonder inkomsten? Vele Tsjetsjenen dienen dus een tweede asielaanvraag in om in een asielcentrum te mogen verblijven. Nog talrijker zijn degenen die Polen verlaten om ergens elders in Europa bescherming te zoeken – een vicieuze cirkel gecreëerd door Dublin II. Omdat deze veel bekritiseerde vorm van “subsidiaire bescherming” niet aan de normen van de EU voldoet, heeft Polen in april 2008 de overeenstemmende EU-richtlijn in een derde statuut vertaald. Ook semantisch wordt nu in het geval van dit nieuwe statuut over een “bijkomende bescherming” (ochrona uzupełniająca) gesproken. Dit statuut verbetert de situatie van de vluchtelingen in die mate dat het dezelfde toegang tot integratieprogramma´s garandeert als voor erkende vluchtelingen. De voorwaarden om dit statuut toegekend te krijgen zijn eigenlijk dezelfde als die voor de “pobyt tolerowany”: mensen die omwille van hun veiligheid niet naar hun landen van herkomst kunnen worden teruggestuurd.87 Maar niet iedereen die de oude en blijkbaar verder bestaande vorm van subsidiaire bescherming verkregen heeft, krijgt ook automatisch het nieuwe statuut. Zo blijft er voorlopig nog veel verwarring rond het nieuwe statuut bestaan. Het statuut is verder twee jaar geldig in plaats van één jaar onder de oude vorm, de zogenoemde pobyt tolerowany. Het publiek dat in aanmerking komt om dit statuut te krijgen blijft hetzelfde: afgewezen asielzoekers, die omwille van veiligheidsredenen niet naar hun herkomstland kunnen worden teruggestuurd.88 Sinds mei 2008 bestaan er dus drie statuten: pobyt tolerowany, het nieuwe ochrona uzupełniająca en het “vluchtelingenstatuut”.89 De tijd moet uitwijzen of de veranderingen werkelijk de bescherming ten goede zijn gekomen.
87 Nowa ustawa o ochronie cudzoziemców, in: Biuletyn Migracyjny, No. 17 (maart/april 2008), pg. 1, http://www.biuletynmigracyjny.uw.edu.pl/BiuletynMigracyjny17.pdf 88 Nowa ustawa o ochronie cudzoziemców, in: Biuletyn Migracyjny, No. 17 (maart/april 2008), pg. 1, http://www.biuletynmigracyjny.uw.edu.pl/BiuletynMigracyjny17.pdf 89 Informatie van de Poolse NGO “Stowarzyszenie Interwencji Prawnej”, 3.12.2008
117
O
DE TSJETSJENEN ONDERWEG
•
Probleem VI: Onvoldoende integratieprogramma’s
Gedurende de asielprocedure worden er sporadisch taalcursussen Pools voor asielzoekers aangeboden. Vooral kinderen nemen aan deze cursussen deel. Zoals eerder vermeld, beschouwen de Tsjetsjenen Polen tegen beter weten in niet als een asiel-, maar als een transitland. De bereidheid van volwassenen om de aangeboden taalcursussen te volgen, is laag – dit tot frustratie van geëngageerde Poolse leerkrachten en van de UDSC, die dit gedrag als een weigering van hun inspanningen interpreteren. Na de asielprocedure hebben de weinige asielzoekers die als vluchteling erkend worden, gedurende één jaar toegang tot verdere taal- en bijscholingscursussen. Deze worden door Poolse NGO’s met ondersteuning van de UDSC aangeboden. Het aanbod is onvoldoende, te kort en er ontbreekt een algemeen integratiebeleid.
O
118
Tsjetsjeense vrouwen, asielcentrum “Ciołka”, Warschau, juni 2006
TSJETSJEENSE ASIELZOEKERS IN POLEN
•
Probleem VII: Dublin II
De Dublin II Verordening heeft in heel Europa geleid tot een heen- en weerschuiven van asielzoekers op grote schaal. Maar er is een groot verschil tussen staten zonder EU-buitengrenzen, zoals bijvoorbeeld België, en landen aan de periferie van de EU, zoals bijvoorbeeld Polen. België vraagt elk jaar bijna evenveel overnames van “Dublin II dossiers” aan als het zelf binnen krijgt. Dezelfde situatie heerst in Duitsland, dat in 2007 1.900 mensen via Dublin II naar andere EU-lidstaten overmaakte (bij 5.300 aanvragen) maar ook zelf bijna evenveel mensen (2.200) via Dublin II binnenkreeg.90 In Polen is het anders: het land vroeg tussen 1 januari en 4 oktober 2007 in 89 gevallen de overname van asielzoekers volgens Dublin II aan, maar kreeg in dezelfde tijd zelf 1.023 aanvragen tot overname via Dublin II, waarvan 90% Tsjetsjenen.91 Daarom ziet de Franse NGO “France Terre d’Asile” ook met reden de oorzaak van problemen met asiel in landen zoals Griekenland, Polen of Malta in een gebrek aan Europese solidariteit, die zich in Dublin II manifesteert.92 Bij vele van de Dublin II dossiers gaat het over mensen die al een negatieve beslissing over hun asielaanvraag hebben gekregen en daarom in een ander Europees land toevlucht hebben gezocht. Duitsland heeft in 2007 enkel 447 personen via Dublin II opgenomen die dan ook in Duitsland een asielprocedure konden starten.93 Ook Polen krijgt via Dublin II vele Tsjetsjenen terug, van wie de asielaanvraag al geweigerd werd, maar ook andere gevallen: Tsjetsjenen die met een “subsidiaire bescherming” geen toekomst in Polen zagen of die nooit 90 Duitse NGO “ProAsyl”, Flüchtlinge im Verschiebebahnhof EU. Die EU-Zuständigkeitsverordnung “Dublin II”, Maart 2008, p. 6, http://www.proasyl.de/fileadmin/proasyl/fm_redakteure/ Broschueren_pdf/PRO_ASYL_Fluechtlinge_im_Verschiebebahnhof_EU.pdf 91 Association Européenne pour la défense de Droits de l’Homme (AEDH), “Centres de détention en Pologne”, Maart 2008, Annex II: L’application de la procédure de Dublin II en Pologne, http://www.aedh.eu/IMG/pdf/Etude_centres_de_detention_en_Pologne.pdf 92 “France Terre d’Asile”, Rapport Ofpra 2007: trompe l’œil et désordre. 4 April, 2008, http://www. hns-info.net/article.php3?id_article=13898 93 “ProAsyl”, Flüchtlinge im Verschiebebahnhof EU. Die EU-Zuständigkeitsverordnung “Dublin II”, maart 2008, p. 6, http://www.proasyl.de/fileadmin/proasyl/fm_redakteure/Broschueren_pdf/ PRO_ASYL_Fluechtlinge_im_Verschiebebahnhof_EU.pdf
119
O
DE TSJETSJENEN ONDERWEG
in Polen wilden blijven en hun asielprocedure niet tot op het einde hebben afgewacht.94 Zo geraken meer en meer mensen in een vicieuze cirkel terecht: geweigerde asielzoekers en mensen met een statuut dat hun geen bescherming verleent, verlaten Polen en worden er via Dublin II weer naar teruggestuurd. Polen kan hen niet het land richting Rusland uitzetten omdat hun veiligheid daar bedreigd zou zijn. De mensen zelf ontvangen in Polen geen ondersteuning en hebben geen betere kansen op integratie dan voordien. Ze kunnen niet terug naar Tsjetsjenië, ze kunnen niet blijven, ze vertrekken opnieuw naar een ander Europees land...
O
120
Polen heeft ondertussen een probleem met een steeds groter wordende groep “illegaal verblijvende migranten.” Dit zijn vooral Oekraïners (naar schattingen tussen de 300.000 tot 500.000 mensen, maar meestal enkel voor seizoensgebonden werk in Polen), Vietnamezen (naar schattingen tussen 5.000 tot 40.000 mensen) en Armeniërs (naar schatting tussen 6.000 tot 12.000 mensen).95 Maar onder de “illegaal verblijvenden” in het land zijn er ook meer en meer Tsjetsjenen, die ooit hun hoop op bescherming tegen oorlog en achtervolging op de EU gericht hadden. Na een eerste “regularisatie campagne” in 2003 heeft Polen met een tweede campagne in 2007 gereageerd (amendement van het vreemdelingenrecht, art. 18, mei 2007). De voorwaarden voor een regularisatie volgens art. 18: 1) Ononderbroken verblijf in Polen sinds tenminste januari 1997. 2) Illegaal verblijf op het moment van implementering van de wet (mei 2007). 3) Aanvraag voor regularisatie binnen 6 maanden na mei 2007. 4) Het bewijs van een eigen woning met een wettelijk huurcontract.
94 Over de impact van Dublin II op Polen, zie: Madeleine Byrne, ‘Fortifying Europe: Poland and Slovakia under the Dublin System´, in: Mat Killingsworth (ed.), Europe: New Voices, New Perspective, Melbourne 2007, pp. 1-29 95 Spaanse Think Tank “Real Instituto Elcano”, The New Border of Schengen Area and the Irregular Immigration Into and From Poland, 12.05.2008, memorandum van Krystyna Iglicka, http://www.realinstitutoelcano.org/wps/portal/rielcano_eng/Content?WCM_GLOBAL_ CONTEXT=/Elcano_in/Zonas_in/Demography+Population/ARI49-2008
TSJETSJEENSE ASIELZOEKERS IN POLEN
5) Een werkcontract of schriftelijke verklaring van een potentiële werkgever. 6) Voldoende financiële middelen voor het onderhoud van alle gezinsleden voor tenminste één jaar. Het is duidelijk dat Tsjetsjeense “illegaal verblijvenden” niet in aanmerking komen voor deze “regularisatie”. Tegen de wettelijke deadline die tot januari 2008 liep, hadden in totaal enkel 1.541 vreemdelingen een regularisatieaanvraag ingediend.96 •
Probleem VIII: Bescherming
Tsjetsjenen die in hun land uit politieke redenen vervolgd werden, die leden van de rebellen in het verleden (langer geleden of recent) zijn geweest of die in een direct conflict met de huidige machthebbers rond de Kadyrov clan verwikkeld waren, voelen zich in Polen niet beschermd. Er zijn talrijke berichten van Tsjetsjenen die aangeven dat ze in asielcentra in Polen door landgenoten of Russen met bedreigingen zijn benaderd en daarop onmiddellijk het land ontvlucht zijn. Tijdens het Oostenrijkse NGO Forum “Asylforum” in november 2008 in Salzburg, hebben de aanwezige NGO’s hun bezorgdheid omtrent talrijke klachten rond onvoldoende bescherming in Polen geuit. Ook in België worden medewerkers van vluchtelingenwerkingen met deze klachten van Tsjetsjeense asielzoekers geconfronteerd. Polen is een direct buurland van Rusland. Dat Russische inlichtingendiensten in Polen opereren is geen geheim, net zomin als het feit dat de Kadyrov regering invloed op de Tsjetsjeense gemeenschap in het land probeert uit te oefenen. Tsjetsjeense asielzoekers in het asielcentrum van Łomża vertelden bijvoorbeeld aan de auteur dat onbekende mannen hun kinderen op een speelplein benaderd hebben en in het Russisch naar hun ouders hebben gevraagd. Een voormalige Tsjetsjeense politicus, die de auteur persoonlijk kent, is Polen ontvlucht 96 Bij de eerste campagne in 2003 solliciteerden nog 3.512 migranten, waarvan er 2.747 geregulariseerd werden. Ibid.
121
O
DE TSJETSJENEN ONDERWEG
na doodsbedreigingen van andere Tsjetsjenen. Zijn geval verduidelijkt het principiële probleem bij dit onderwerp: hij beschikt niet over schriftelijke of andere bewijzen van de tegen hem geuite bedreigingen – hoe kan het ook? Er zijn ook geen onderzoeken of rapporten die de acties van inlichtingendiensten en aanhangers van de Tsjetsjeense regering in Polen zouden kunnen bewijzen – hun bezigheden zijn tenslotte van nature uit geheim. In het geval van onze Tsjetsjeense ex-politicus heeft dit tot gevolg gehad dat België een Dublin II dossier geopend heeft en zijn terugname door Polen aangevraagd heeft. De doodsbange man leeft nu ondergedoken en afhankelijk van de hulp van vrienden in België en zonder een perspectief op legalisatie van zijn verblijf.
O
122
Asielcentrum Łomża, zomer 2005
Maar hoe dan ook: er zijn geen bewijzen of data die de talrijke klachten van Tsjetsjeense asielzoekers over onvoldoende bescherming in Polen zouden kunnen staven.
TSJETSJEENSE ASIELZOEKERS IN POLEN
•
Probleem IX: Gesloten centra in Polen
Het aantal gesloten centra in Polen neemt toe. Ondertussen zijn er 13 zulke gevangenissen in het land. De uitbouw van de detentie van buitenlanders resulteert uit andere, hier reeds genoemde, wantoestanden van het asielbeleid op zowel Europees als ook op Pools vlak. Tsjetsjenen die hun land ontvluchten weten meestal dat ze in Polen weinig kans op erkenning als vluchteling maken, dat ze hier op onvoldoende medische zorgen voor hun vaak verwonde of zieke familieleden kunnen rekenen, dat de opvang in asielcentra onvoldoende is en dat de integratie in de samenleving moeilijk ligt. Velen van hen willen in andere EU landen asiel aanvragen waar al familieleden of vrienden wonen. Daarom proberen Tsjetsjenen vaak illegaal Polen binnen te komen om dan verder naar het Westen te trekken. Als ze geld hebben, doen ze dit met de hulp van mensensmokkelaars en als ze geen geld hebben dan op eigen houtje. Zo zijn er in september 2007 drie kinderen tussen 10 en 16 jaar bij een poging tot illegale grensoverschrijding in de Poolse bergen dicht bij de Oekraïne om het leven gekomen. Hun moeder raakte met haar vier kinderen in de bergen verdwaald, liet haar dochters op een gegeven moment achter om met haar jongste kind van twee jaar hulp te zoeken. Toen ze eindelijk Poolse grenswachters ontmoette, waren haar dochters al bij de koude temperaturen bevroren. De vrouw was op weg naar Oostenrijk waar familie van haar woont.97 Sinds 2000 werden elk jaar door de Poolse grenswachters tussen 3.100 (in 2006) en 4.400 (in 2004) vreemdelingen bij illegale grensoverschrijdingen onderschept. Van januari tot midden december 2007 daalden de cijfers drastisch tot 423 als gevolg van de systematische versterking van de grensbeveiligingen, die in het kader van de toetreding van Polen tot de “Schengen-zone” uitgevoerd werden. Van deze 423 gearresteerden was 95% Tsjetsjeens. Onmiddellijk voor de toetreding tot “Schengen” onderschepte de Poolse grenswacht in één maand tijd (20 december 2007 tot 17 januari 2008) 700 mensen bij hun illegale grensoverschrijding: ook hiervan waren er opnieuw 95% Tsjet97 Poolse krant “Gazeta Wyborcza”, Chce pochować dzieci w Checzenii. 17.09.2007, http:// wyborcza.pl/1,76842,4493987.html
123
O
DE TSJETSJENEN ONDERWEG
sjenen.98 Terwijl de detenties aan de oostelijke grenzen van het land afnemen, nemen zij in de rest van het land en in de westelijke grensregio’s toe.99 Mensen die illegaal het land binnenkomen of er illegaal verblijven, worden bij arrestatie naar de gesloten centra gebracht. Ook mensen die via Dublin II naar Polen werden teruggestuurd worden niet zelden voor minimum één maand in detentie gezet.100
O
124
Asielcentrum Łomża, zomer 2005
De situatie in de gesloten centra in Polen is volgens verschillende recente rapporten van NGO’s en volgens het verslag van een missie van EU-parlementairen 98 Spaanse Think Tank “Real Instituto Elcano”, The New Border of Schengen Area and the Irregular Immigration into and from Poland, 12.05.2008, memorandum van Prof. Krystyna Iglicka, http://www.realinstitutoelcano.org/wps/portal/rielcano_eng/Content?WCM_GLOBAL_ CONTEXT=/Elcano_in/Zonas_in/Demography+Population/ARI49-2008 99 Reportage van de Oostenrijkse krant “Die Presse”, Gestrandet an der Außengrenze im Osten, 02.07.2008, http://diepresse.com/home/politik/eu/395696/print.do 100 Informatie van de Poolse NGO “Stowarzyszenie Interwencji Prawnej”, 3.12.2008
TSJETSJEENSE ASIELZOEKERS IN POLEN
zorgwekkend. Een onderzoek van de mensenrechtenorganisatie “Association Européenne pour la défense des Droits de l’Homme” (AEDH) baseert zich vooral op informatie en onderzoek van de Poolse NGO “Halina Niec Legal Aid Centre” en beschrijft onder andere de situatie in het centrum Lesznowola – een gesloten centrum onder de bevoegdheid van de Poolse politie. Het is wel de moeite om de conclusie van het rapport eens van nabij te bekijken:101 De hygiënische toestand en de gezondheidszorg in Lesznowola wordt als “extreem” slecht beschreven. Zoals ook in de asielcentra, is er onder de gedetineerden een groot aantal gehandicapten zonder voldoende medische verzorging of ondersteuning. Er is geen beleid van preventie van epidemiologische ziektes, alhoewel er in de gesloten centra in Polen een zorgwekkend aantal patiënten met tuberculose, hepatitis en HIV/AIDS geregistreerd werd. In augustus 2006 stierf kort na zijn vrijlating uit Lesznowola de Tsjetsjeense vluchteling Isa Abubakarov aan onverzorgde hepatitis C. Isa Abubakarov, wiens asielaanvragen in Polen herhaaldelijk werden geweigerd en wiens legale situatie in het land ondraaglijk was geworden, vertrok illegaal naar België om hier bescherming te zoeken. In België werd een acute hepatitis C vastgesteld en een behandeling in het tropeninstituut in Antwerpen was voorzien. Maar de Dienst Vreemdelingen Zaken (DVZ) wou zolang niet wachten en deporteerde Isa ondanks herhaalde interventies van zijn advocaat en van Belgische NGO’s onder Dublin II naar Polen. Zijn voorraad aan medicatie werd hem al op de luchthaven in Warschau afgenomen. Isa kon de politie in Lesznowola niet van zijn ziekte overtuigen en zag geen arts. Interventies van zijn in Polen legaal levende zus, van Poolse NGO’s en ook van Bart Staes, kregen geen enkel gevolg. Isa werd in detentie als lastige oproerkraaier door de wachters extreem slecht behandeld en vernederd. Pas toen zijn gezondheidstoestand fataal werd, werd hij vrijgelaten, maar hij stierf enkele weken later. Er is tot op de dag van vandaag geen enkele verontschuldiging door DVZ of door de Poolse
101 Alle informatie die nu volgt, behalve “het verhaal van Isa Abubakarov” is gebaseerd op: Association Européenne pour la défense de Droits de l’Homme (AEDH), “Centres de détention en Pologne”, maart 2008, Annex II: L’application de la procédure de Dublin II en Pologne, http://www.aedh.eu/IMG/pdf/Etude_centres_de_detention_en_Pologne.pdf
125
O
DE TSJETSJENEN ONDERWEG
autoriteiten aan het gezin van Isa aangeboden. DVZ ziet bij zichzelf geen enkele verantwoordelijkheid voor de dood van Isa. Zijn dood vond in de Poolse en Duitse pers duidelijk meer weerklank dan in de Belgische die van het verhaal nauwelijks notitie nam.102 De dood van Isa bekrachtigt de conclusies van het rapport van AEDH dat bij ernstige ziekten enkel in uitzonderlijke gevallen specialisten betrokken worden. Herhaalde eisen van gedetineerden voor betere medische zorgen en speciale therapieën werden er regelmatig geweigerd of genegeerd. Er is in Lesznowola en in andere gesloten centra geen enkele belemmering voor de opsluiting van kinderen en vrouwen en pas recentelijk werd met een amendement van de vreemdelingenwet de detentie van niet-begeleide minderjarigen afgeschaft. Alhoewel er een scheiding tussen de slaapruimtes van mannen en vrouwen bestaat, zijn er door “Halina Niec” meerdere klachten over fysiek en seksueel geweld geregistreerd. Volgens “Halina Niec” zijn er ook gevallen van machtsmisbruik door wachters, wat tot seksueel en psychologisch geweld leidt.
O
126
Vele mensen in het centrum zijn om verschillende redenen bijzonder kwetsbaar, maar het centrum biedt geen enkele voorziening voor deze groepen. In Lesznowola, maar ook in alle andere centra, kan de opsluitingstijd tot 12 maanden oplopen, wat gezien de slechte leefomstandigheden en gezien de aard van de “misdaad” als veel te lang kan worden beschouwd. “Halina Niec” en AEDH stellen dat de beslissing wie wel en wie niet opgesloten wordt, arbitrair, niet transparant en onverenigbaar is met democratische standaarden. Er wordt bekritiseerd dat rechtsbijstand in Lesznowola en in de andere gesloten centra enkel in extreem beperkte mate kan verkregen worden. Er is geen algemeen systeem van rechtsbescherming in de gesloten centra en ook niet in de
102 Het verhaal van Isa volgens een interview met de zus van Isa en volgens segmenten van zijn dagboek, als uittreksel gepubliceerd door de Poolse krant “Gazeta Wyborcza”, Isa, który chciał być człowiekiem. 10.11.2006 (http://www.refugee.pl/?mod=knowbase&path=618) - Een vertaling van het artikel in het Engels kan bij de auteur verkregen worden, indien er interesse is.
TSJETSJEENSE ASIELZOEKERS IN POLEN
asielcentra. Enkele advocaten van NGO’s zorgen voor juridische bijstand, maar kunnen geen gelijke toegang tot de rechtsbescherming garanderen. Er zijn zelfs gesloten centra zonder enige rechtsbescherming door advocaten. Zelfs de kosten van de telefoongesprekken met advocaten zijn ten laste van de gedetineerden. Er is weinig tot geen informatie over mogelijke hulp van NGO’s. Er is geen organisatie van vrijetijdsbesteding en de kinderen gaan niet naar school. De overgrote meerderheid van de Tsjetsjeense vluchtelingen zijn uit hun land vertrokken omdat zij door oorlog, arbitrair geweld, bedreiging en een situatie van totale wetteloosheid gewoon niet anders konden. Velen van hen zijn zwaar getraumatiseerd, niet zelden door arbitraire detentie en routinematige martelingen die in gevangenschap plaatsvonden. Velen van hen zijn om verschillende redenen zwaar ziek of gehandicapt. Ruim de helft onder hen zijn kinderen. Een eenvoudige vraag: is het rechtvaardig om mensen in deze omstandigheden op te sluiten, niet omdat ze misdadiger zijn, maar omdat ze richtlijnen van de vreemdelingenwet niet naleefden of een grens op illegale manier overschreden hebben? En bij alle denkbare verontwaardiging over Polen: hoe zijn eigenlijk de omstandigheden in gesloten centra bij ons in België, in Merksplas, Brugge, Vottem, Steenokkerzeel of op de nationale luchthaven? Wie wordt er daar opgesloten en waarom?103 Het is wel de vraag of de opsluiting van oorlogsvluchtelingen onder deze omstandigheden wel met elementaire mensenrechten verenigbaar zijn – de opsluiting van kinderen is dit zeker niet. Kinderen zijn in het bijzonder de slachtoffers van de hier geschilderde wantoestanden. 103 Meer weten? Zie de rapporten van Vluchtelingenwerk Vlaanderen en andere NGO’s: Recht op recht in de gesloten centra. De toegang tot de juridische bijstand in de gesloten centra voor vreemdelingen in België, november 2008, http://www.vluchtelingenwerk.be/bestanden/rechtop-recht.pdf - De situatie in de gesloten centra voor vreemdelingen, oktober 2006, http://www. vluchtelingenwerk.be/pdf/RAPPORT_GESLOTEN_CENTRA.pdf
127
O
DE TSJETSJENEN ONDERWEG
Slotwoord Oorlogsvluchtelingen zijn een bijzonder kwetsbare groep van mensen die adequate bescherming verdienen. Deze bescherming is in de EU geen gunst, maar door de ondertekening van de Conventie van Genève voor alle lidstaten een wettelijke verplichting. De “oude” lidstaten van de EU hebben sinds vele jaren deze verplichting meer en meer ondermijnd. De Dublin II verordening delegeert de verantwoordelijkheid voor opvang en bescherming van vluchtelingen meer en meer naar de perifere lidstaten. De cijfers van asielaanvragen in landen als België, Duitsland of Denemarken zijn sinds de jaren 90 van de vorige eeuw dramatisch gedaald. Even dramatisch is het aantal asielzoekers in landen zoals Italië, Griekenland of Polen gestegen. Vooral landen in transformatie zoals Polen, Slowakije of Bulgarije, zijn mentaal noch materieel op de opvang van asielzoekers voorbereid. De oude lidstaten van de EU bieden wel op grote schaal ideële en materiële hulp bij de versterking van de EU-buitengrens. Ze bieden weinig tot geen hulp wat de asielprocedure en opvang betreft, alhoewel zij daarmee al vele jaren ervaring hebben.
O
128
Asielcentrum Łomża, zomer 2005
Men kan dit niet anders benoemen dan als een schandaal – een schandaal dat even grote vormen aanneemt als de hier beschreven wantoestanden in Polen.
HOEVEEL?
Deel III. De Tsjetsjenen in België Hoofdstuk 4. Hoeveel Tsjetsjenen leven er eind 2008 in België? Statistische gegevens: het gaat om ruim 6.000 Tsjetsjenen, een aantal dat toeneemt In antwoord op onze vraag aan hem over het aantal Tsjetsjenen in België, wijst Nicolas Perrin (attaché bij SPF Economie, PME, Classes moyennes et Energie, DG Statistique et Information économique), erop dat het onmogelijk is om hun juiste aantal te bepalen. Aangezien Tsjetsjenië niet als een onafhankelijke Staat erkend werd toen het als zodanig bestond (dus voordat het bij het begin van de periode Poetin opnieuw geannexeerd werd), worden de Tsjetsjenen niet als Tsjetsjenen geregistreerd. Dit gebeurt eventueel wèl wanneer het dossier van de kandidaat vluchtelingen uit Tsjetsjenië in handen genomen wordt door het Commissariaat Generaal van de Vluchtelingen en Apatriden. In dat geval moet de Tsjetsjeense herkomst van een kandidaat vluchteling genoteerd worden, al blijft het dan nog steeds moeilijk om statistisch onderzoek op die basis uit te voeren. Perrin wijst erop dat het daarentegen wel mogelijk is om het aantal Russen en Russische vluchtelingen te kennen. Op 1.1.2008 telde België 11.650 personen met de Russische nationaliteit die wettelijk in het land verbleven. Tussen hen telde men 5.184 vluchtelingen (44%). Waarschijnlijk zijn de meeste van die vluchtelingen – op DVZ spreekt men van ca 80% - van Tsjetsjeense herkomst, aan te vullen met een niet verwaarloosbare groep van niet-vluchtelingen. Daarnaast telt men nog 865 personen die geregistreerd staan als sovjetburgers, waaronder 155 vluchtelingen (18%). De USSR verschijnt nog wel eens, want 1.) de gemeenten brengen de nationaliteiten van personen in orde om rekening te houden met de wisselingen van naam, of de scheidingen en verenigingen in hun
129
O
TSJETSJENEN IN BELGIË
stand, en 2.) een aantal migranten melden zich aan met paspoorten die uitgereikt werden door Staten die verdwenen zijn zonder dat zij documenten kunnen bezorgen van de Staten die erop gevolgd zijn (wat vooral bij asielzoekers het geval is). Het aantal Tsjetsjenen zal dus eerder hoger dan lager liggen dan zonet berekend. Officiële bevolkingscijfers op 1.1.2008 (cijfers ter beschikking gesteld door N. Perrin): Nationaliteit geregistreerd op het RNPP
Aantallen
% vluchtelingen
865
100%
URSS (niet vluchtelingen)
710
82%
URSS (vluchtelingen)
155
18%
URSS
Russische federatie
11650
100%
Russische federatie (niet vluchtelingen)
6466
56%
Russische federatie (vluchtelingen)
5184
44%
URSS + Russische federatie waarvan vluchtelingen
12515 5339
43%
Bron : RNPP-DG SIE
O
130
De aantallen hierboven vermeld, nemen de personen met onregelmatig verblijf en de asielzoekers niet in rekening. Welnu, de Tsjetsjeense Russen zijn al van langere datum tussen de eerste asielzoekers (en effectief de eerste categorie van 2005 tot 2007). In 2007 heeft men 1.436 aanvragen geregistreerd van “Russen” (volgens DVZ). Aangezien de kinderen niet meegerekend zijn in deze aantallen, moet men ervan uitgaan dat het in feite ongetwijfeld over een getal gaat ergens tussen 1.800 et 1.900 personen voor het gehele jaar 2007. Aangezien er geen bevredigende statistieken bestaan die aangeven hoeveel er in afwachting leven van een beslissing, is het moeilijk om in te schatten met hoeveel men die officiële cijfers zou moeten verbeteren (met mensen die geen asiel aanvragen) om uiteindelijk een schatting te hebben van het geheel dat wettig verblijft (met
HOEVEEL?
de asielaanvragers inbegrepen). Perrin denkt evenwel dat er minstens 14.000 personen met Russische nationaliteit moeten verondersteld worden in België te wonen met regelmatig verblijf, alle categorieën inbegrepen (vluchtelingen en anderen). Voor de “personen met onregelmatig verblijf” oordeelt Perrin dat hij niet over een goed criterium beschikt om ze kwantitatief in te schatten. Als men mag aannemen dat er in België 100.000 personen leven met onregelmatig verblijf voor 300.000 niet-Europeanen met regelmatig verblijf, en als er eenzelfde verhouding zou mogen verondersteld worden voor de Russen, dan zou dit betekenen dat in België minstens ook een duizendtal Russen leven met onregelmatig verblijf. Wat betekent dit voor een schatting van de Tsjetsjeense bevolking in België? Zoals voor de Russen geldt dat die populatie in aangroei is gedurende de laatste jaren. Dit gebeurt grotendeels via het asiel en via de regularisaties. Als de curve aanhoudt zoals ze nu verloopt dan zullen er binnenkort meer Russen (c.q. Tsjetsjenen) in België wonen dan bijvoorbeeld Congolezen. Een en ander wijst erop dat België momenteel ruim 6.000 Tsjetsjenen telt.
131
O
TSJETSJENEN IN BELGIË
Hoofdstuk 5. Tsjetsjeense vluchtelingen in België aan het woord In 2008 nam Arslan Dervish namens Regionaal Integratie Centrum Foyer VZW interviews af van zestien Tsjetsjeense vluchtelingen in België. Men kan deze interviews in extenso terugvinden op www.foyer.be . De volgende onderwerpen kwamen aan bod: 1. De route naar België (wel of niet via Polen) 2. Het onthaal bij DVZ (de Dienst Vreemdelingenzaken) en het verloop van de asielprocedure 3. De eerste indruk van België: opvang, onderwijs, medische voorzieningen, algemene vriendelijkheid 4. De hulp bij het verwerken van het oorlogsverleden 5. De vriendenkring 6. De band met de Tsjetsjeense gemeenschap en de participatie aan Tsjetsjeense zelforganisaties 7. Heimwee naar het vaderland en aanpassing aan de nieuwe samenleving 8. Toekomstverwachtingen
O
132
Uit de interviews is gebleken dat de meeste Tsjetsjeense vluchtelingen via verschillende routes naar België zijn gekomen. Het grootste percentage van de asielzoekers kwam, al dan niet met legale papieren, naar België via de georganiseerde mensensmokkel. Degenen die via Polen hier belandden en in Polen reeds een asielprocedure hadden opgestart, kregen het het moeilijkst bij hun asielaanvraag in België, omwille van Dublin II (zie hoofdstuk 3). Het onthaal in België bij DVZ werd door de meeste Tsjetsjeense vluchtelingen niet als positief ervaren. Dat hing samen met hun persoonlijke situatie, het wantrouwen tegenover de tolk als die van Russische afkomst was en het verloop van hun asielprocedure. Bij de meeste asielzoekers verliep de procedure
VLUCHTELINGEN AAN HET WOORD
immers niet vlekkeloos. Vaak werd de aanvraag door de Belgische autoriteiten afgewezen en moesten ze daartegen in beroep gaan. “Het onthaal door de DVZ vond ik verschrikkelijk. Die medewerkers in uniform riepen naar de asielzoekers die buiten stonden alsof dat geen mensen waren. Ik dacht toen dat men hier met de honden beter omgaat dan met de asielzoekers. Toen waren er ook heel veel asielzoekers. Ik kon maar op de tweede dag binnen geraken omdat ik vanaf 4 uur ’s morgens in de rij stond. Mijn eerste interview viel mij tegen. Ik kreeg een Russische tolk die vanaf het begin vijandelijk gezind was. Mijn verleden en wat ik vroeger deed zou natuurlijk nooit voor een Russische tolk aangenaam in de oren klinken. Ik denk dat zij zelfs mijn interviewer met haar vijandelijkheid besmet heeft. Ik werd constant onderbroken, zij lieten mij mijn verhaal niet brengen en ik was absoluut overtuigd dat ik een negatieve beslissing zou krijgen, wat effectief ook gebeurd is.” “Mijn eerste indruk van België? Eindelijk rust dacht ik, maar dat was te naïef. Ik kan nog steeds niet begrijpen waarom jouw procedure van de wil van de interviewer moet afhangen. De procedure hier is niet transparant en zeer subjectief. Dit is niet alleen mijn mening, maar ook van vele andere Tsjetsjenen”. Maar er is ook wel eens een positief geluid: 133
“ Mijn procedure verliep correct. Ik had een Belgische als tolk. Ik voelde zelfs haar medelijden.” “Het onthaal door DVZ viel heel goed mee. De medewerkers waren vriendelijk. Onze dochter was ziek en had bronchitis. Zij hebben mijn vrouw en kind direct naar het ziekenhuis gebracht en ik kreeg een plaats in het opvangcentrum in Brussel”.
O
TSJETSJENEN IN BELGIË
En er zijn er die nuanceren: “Mijn man heeft moeilijkere tijden meegemaakt. Mijn dochters hadden het ook moeilijk zonder moeder. In onze cultuur zijn er duidelijke grenzen tussen dochter en vader. Zij mogen niet met elkaar over bepaalde thema’s spreken en dit was het grootste probleem toen zij in het opvangcentrum moesten blijven.” Ondanks het feit dat de asielprocedure ver van eenvoudig was, kregen de meeste asielzoekers een positieve indruk van België als opvangland. Ze voelden zich opnieuw veilig en rustig, vonden er de gewone mensen vriendelijk en begripvol voor hun situatie, en zij vonden het onderwijs en de gezondheidszorg, zeker in vergelijking met Polen, bijzonder goed georganiseerd. “Mijn eerste indruk van België, is een indruk van veiligheid. Je moet niet bang zijn voor jouw man en kinderen. Het onderwijs is heel goed georganiseerd. Ik vond dat gewone Belgen ons probleem goed begrijpen en zelfs sympathiseren met een Tsjetsjeen.” “Mijn eerste indruk van België: ik kon eindelijk ‘s nachts rustig slapen. Ik moest niet meer bang zijn dat iemand mijn woning kon binnenvallen, dat ik zou opgepakt kunnen worden”…
O
134
Wat de tewerkstelling betreft is vooral het mannelijke deel van de Tsjetsjeense asielzoekers minder positief. Ze ondervinden veel discriminatie op de Belgische arbeidsmarkt die slechts beperkte kansen biedt voor hun persoonlijke ontplooiing: “Wij voelen ons veilig, bijna thuis, maar hebben nog steeds grote heimwee. De uitzichtloze situatie voor de tewerkstelling maakt mijn leven wel zuur. Voor een Tsjetsjeense man is het aartsmoeilijk zonder werk en inkomen te zijn. Onze mentaliteit is anders dan in het Westen. De vrouw moest nooit voor het onderhoud van het gezin zorgen. Vrouwen mochten werken, maar
VLUCHTELINGEN AAN HET WOORD
moesten niet. De man was steeds verantwoordelijk voor het onderhoud van zijn vrouw en kinderen, maar de oorlog heeft veel veranderd.” “Ik heb enkele tijdelijke jobs gedaan via interims, maar dit heeft voor enorme stress gezorgd. Ik ben niet bang van fysiek zwaar werk, maar psychologische pesterijen kan ik niet verwerken. En op het arbeidersniveau bots je aan tegen een grove discriminatie en vreemdelingenhaat. Ik denk niet dat ik hier werk zal vinden en zoek nu contacten met mijn vroegere zakenpartners in het buitenland. Misschien zal ik als zelfstandige mijn eigen zaak openen, maar als een praktiserende moslim wil ik geen lening van de bank nemen en zonder lening kan je hier niet veel doen tenzij ik een miljoen euro zal winnen”. Het grootste percentage van de Tsjetsjeense vluchtelingen ervaart zware psychische problemen bij het verwerken van hun oorlogsverleden en van hun gedwongen afscheid van hun vaderland. Op dat gebied vinden ze dat ze te weinig deskundige begeleiding krijgen: “Tijdens de asielprocedure en het verblijf in het opvangcentrum kregen wij geen enkele psychosociale begeleiding. Integendeel, wij kregen nog minder aandacht doordat wij tussen een massa mensen in het opvangcentrum terecht kwamen. Wij zien nog steeds de gevolgen van een psychotrauma dat niet op tijd behandeld werd bij onze dochter. Zelfs 8 jaar later loopt zij naar haar juffrouw als zij een vliegtuig hoort, omdat zij bang wordt.” De Tsjetsjeense vluchtelingen hebben allemaal veel heimwee naar hun vaderland en hebben sterke banden met de Tsjetsjeense gemeenschap in België alhoewel ze duidelijk laten blijken dat ze niet elke landgenoot kunnen vertrouwen. De participatie aan Tsjetsjeense zelforganisaties en het contact met Belgische en Tsjetsjeense vrienden in België, wordt zonder uitzondering als positief ervaren.
135
O
TSJETSJENEN IN BELGIË
“Wij hebben veel contacten met andere Tsjetsjenen en ik ken Tsjetsjeense zelforganisaties. Wij nemen ook deel aan de verschillende activiteiten.” “Ik heb contacten met Tsjetsjenen, ik kreeg ook hulp van hen. Wij hebben ook Belgische vrienden die ons graag willen helpen, maar zij kunnen niet veel doen wat onze procedure betreft.” “Wij hebben ook veel vrienden, Tsjetsjeense en ook Belgische. Ik heb contacten met Tsjetsjenen, maar ben toch voorzichtig. Sinds de Tsjetsjenisering van het conflict weet je niet meer of iemand je medestander dan wel je vijand is. Ik ken Tsjetsjeense zelforganisaties. Ik voel begrip bij de Belgen voor ons probleem. De gewone Vlamingen vinden het erg wat in Tsjetsjenië gebeurt.” “Ik heb contacten met Tsjetsjenen, maar ik ben toch voorzichtig. Wij zijn nu zodanig verdeeld dat de broer soms zijn broer niet meer kan vertrouwen. Dat vind ik erg, maar men kan niet voorzichtig genoeg zijn. Ik heb ook Belgische vrienden. Dat er zelforganisaties van Tsjetsjenen bestaan, weet ik, maar ikzelf nam geen deel aan hun werking.”
O
136
Ondanks hun positieve gevoelens over België hebben alle Tsjetsjenen, zoals al gezegd, ontzettend veel heimwee naar hun vaderland. Ze hechten enorm veel waarde aan hun culturele identiteit en familietradities. Een groot percentage van de Tsjetsjeense vluchtelingen, vooral de oudere generatie heeft de droom om terug naar hun vaderland terug te keren en daar begraven te worden. De jongere generatie van Tsjetsjenen daarentegen ziet haar toekomst en de toekomst van de kinderen duidelijk in België. “Wat de toekomst betreft, hoop ik dat wij ooit naar Tsjetsjenië terug zullen keren en dat Tsjetsjenië een veilig en democratisch land wordt. Maar ik zal er nooit teruggaan zolang Tsjetsjenië deel uitmaakt van Rusland”.
VLUCHTELINGEN AAN HET WOORD
“Wat ik niet kan verwerken, is het heimwee. Ik mis mijn land, mijn familie en vrienden. Ik hoop dat ik ooit mijn ouders zal zien. Als bij de andere Tsjetsjenen die in België wonen de vader of moeder sterft, zie ik hoe moeilijk het voor hen is. Zij kunnen niet terug, zij krijgen geen kans om afscheid van hen te nemen en dit is erg voor ons”. “Wij hopen dat wij hier zullen mogen blijven en dat onze kinderen met vuurwerk blij zullen kunnen zijn zoals de andere Belgische kinderen”. Uit de interviews blijkt dus hoe ingewikkeld en moeilijk de situatie van de Tsjetsjeense vluchtelingen in België is. De belangrijkste conclusie uit deze zestien interviews is dat de meesten onder hen enige steun zouden kunnen gebruiken van de Belgische samenleving bij het verwerken van hun persoonlijke trauma’s en van hun oorlogsverleden. Ook een soepeler toepassing van Dublin II zou in hun geval nuttig kunnen zijn, zodat meer aandacht zou uitgaan naar het “ware verhaal” van de vluchteling en naar de eventuele steun die hij/zij op humane gronden zou verdienen. De rol van de Tsjetsjeense zelforganisaties is belangrijk bij hun adaptatie aan de nieuwe samenleving en voor het behouden van contacten met de eigen gemeenschap. In die zin lijkt het ons nuttig om eens ons oor te luisteren te leggen bij een representatieve persoon voor dit Tsjetsjeense verenigingsleven… Maar vooraleer dit te doen, lijkt het aangewezen om eerst even op Dublin II in te gaan, wat meteen een bespreking inhoudt van de plaats van Polen, in de Tsjetsjeense uitwijking, want in veel interviews gaat het voor een stuk daarover.
137
O
TSJETSJENEN IN BELGIË
Hoofdstuk 6: Interview met Saypuddi Kulikov, voorzitter van de VTGA
O
138
Aan Saypuddi Kulikov, voorzitter van de Tsjetsjeense Gemeenschap in Antwerpen (VTGA ), werden tijdens een interview (4 november 2008), volgende vragen voorgelegd: 1. Hoe is de VTGA vzw ontstaan? 2. Welke waren de belangrijkste doelstellingen? 3. Welke is de rol van de Tsjetsjeense zelforganisaties in het algemeen? 4. Hoe ziet de actuele situatie eruit voor de VTGA? Wat zijn hun doelstellingen en verwachtingen voor de toekomst? 5. Wat wordt er concreet gedaan om de maatschappelijke en sociale integratie van de Tsjetsjeense vluchtelingen in België te verbeteren? Welke projecten lopen er momenteel? 6. Wat is het effect van Dublin II op de asielaanvragen van Tsjetjsenen in België? 7. Wat denkt u over het EU beleid ten opzicht van Tsjetsjeense vluchtelingen? 8. Welke concrete hulp kan de VTGA aan de huidige Tsjetsjeense vluchtelingen bieden? 9. Welke zijn de toekomstperspectieven van de Tsjetsjeense vluchtelingen in België? 10. Hoe is de Vereniging van de Tsjetsjeense Gemeenschap in Antwerpen ontstaan? 11. Welke waren hun belangrijkste doelstellingen? 12. Wat is de rol van de Tsjetsjeense zelforganisaties in het algemeen? 13. Hoe ziet de actuele situatie er voor de VTGA VZW uit? Wat zijn hun doelstellingen en verwachtingen voor de toekomst 14. Wat wordt er concreet gedaan om de maatschappelijke en sociale integratie van Tsjetsjeense vluchtelingen in België te bevorderen? Welke projecten lopen er momenteel?
SAYPUDDI KULIKOV
15. 16. 17. 18.
Wat is het effect van Dublin II op de asielaanvragen van Tsjetjsenen in België? Wat denkt u over het E.U. beleid t.o.v. Tsjetsjeense vluchtelingen? Welke concrete hulp kan de VTGA aan de huidige Tsjetsjeense vluchtelingen bieden? Welke zijn de toekomstperspectieven van de Tsjetsjeense vluchtelingen in België?
In september 2000 was er in Brussel voor het eerst een bijeenkomst van actieve leden van de Tsjetsjeense gemeenschap. Ze deelden de droom om een Tsjetsjeense zelforganisatie in België op te richten met de volgende doelstellingen: een aanspreekpunt zijn waar de vragen, wensen en verzoeken van mensen verzameld zouden worden, hulp kunnen bieden bij het oplossen van sociale en huishoudelijke problemen, het opbouwen van een samenwerking met de Belgische autoriteiten en het verstrekken van informatie betreffende juridische kwesties en asielaanvragen. Na twee jaar voorbereiding werd in 2002 de VTGA vzw officieel in Antwerpen geregistreerd. De eerste activiteiten van VTGA bestonden uit het geven van extra taal en wiskunde lessen aan kinderen ‘s avonds en in het weekend, en het verzorgen van kinderopvang. In 2003 werd een bijzonder grote culturele activiteit op touw gezet om mensen bij elkaar te brengen, hun pijn bij de verwerking van hun oorlogsverleden te verzachten en hen extra te ondersteunen bij hun sociale integratie in België. De VTGA wordt in eerste instantie door vrijwilligers gerund. Die beantwoorden belangrijke vragen van de Tsjetsjeense gemeenschap betreffende: • juridische kwesties • hulp bij het zoeken naar een woning • het OCMW • scholen / extra taallessen • hulp bij vertalingen van officiële documenten
139
O
TSJETSJENEN IN BELGIË
Daarnaast kwam er in 2003 ook ruimte voor meer culturele en feestelijke evenementen zoals een avond over de herinneringen aan de deportatie, Nieuwjaarsfeest, Meifeest, enz. In 2004 werd de VTGA vzw officieel door Vlaamse Gemeenschap en de stad Antwerpen erkend. Voor de Tsjetsjeense kinderen werden er door vrijwilligers zowel extra lessen Nederlands, Engels, Frans, Russisch als Tsjetsjeens georganiseerd. Tegelijkertijd werd ook er aandacht aan hun ouders besteed via een behoefteanalyse van deze doelgroep. Daaruit bleek hoe de ouders hun toekomst en de toekomst van hun kinderen in België zien, en welke de behoefte was aan hulp bij het verwerken van psychische problemen en het zoeken naar oplossingen bij bureaucratische kwesties. Gezien hun tragisch oorlogsverleden vielen de administratieve problemen in België de Tsjetsjeense vluchtelingen bijzonder zwaar. Ze voelden zich al gauw extra gekwetst en benadeeld door de officiële instanties.
O
140
Gezien de spreiding van de Tsjetsjeense vluchtelingen over het hele land, is er een duidelijke behoefte aan de oprichting van lokale Tsjetsjeense zelforganisaties. Op die manier kan er ook ter plaatse de nodige specifieke informatie en ondersteuning geboden worden. Zo zijn er reeds Tsjetsjeense verenigingen in Leuven, Kortrijk, Sint-Niklaas en Hasselt opgericht. De moeilijkste taak voor de vrijwilligers blijkt het herwinnen van het vertrouwen in de Belgische autoriteiten bij de Tsjetsjeense vluchtelingen te zijn. Omwille van hun deportatieverleden koesteren ze immers bij voorbaat een diep wantrouwen ten opzichte van welke officiële autoriteit dan ook. De projecten van de Tsjetsjeense gemeenschap worden door het Federale Impulsfond en de Koning Boudewijnstichting ondersteund. (Zie bijlage met de beschrijving van de projecten).
SAYPUDDI KULIKOV
De activiteiten van de VTGA hebben een extra impuls aan het Tsjetsjeense verenigingsleven gegeven. Ze worden ervaren als ‘een licht in de tunnel’. Drie jaar geleden kon de VTGA een betaalde kracht in dienst nemen. Naast het organiseren van diverse activiteiten zoals culturele en discussie-avonden of schaak- en volleybaltoernooien, werden er ook internationale contacten gelegd en onderhouden met Tsjetsjeense organisaties. Helaas is er niet voldoende financiële ondersteuning voor alle activiteiten van de VTGA. Sommige moesten daarom worden stopgezet, zoals gebeurde met het project rond psychologische begeleiding. Volgens Sayppudi Kulikov wordt het beschikbare intellectuele potentieel van de Tsjetsjeense vluchtelingen onderbenut. Vaak vinden ze slechts werk als poetshulp of in een andere job die weinig kwalificaties vereist. De VTGA probeert deze mensen op weg te helpen door het informeren over opleidingen, bijscholing en beroepskeuze. Toch blijft de tewerkstelling van Tsjetsjeense hooggeschoolden een heikel punt. Daarnaast speelt de VTGA een belangrijke rol bij het in stand houden van de band met het vaderland, de culturele tradities en de geschiedenis. Het behouden en overdragen van de traditionele Tsjetsjeense omgangsnormen aan de kinderen, ervaart de Tsjetsjeense gemeenschap als cruciaal voor de eigen identiteit. De consequenties van Dublin II zijn voor de Tsjetjseense vluchtelingen tweeledig. Enerzijds doen de Belgische autoriteiten er alles aan om Tsjetsjeense vluchtelingen die al asiel aanvroegen in een andere EU-staat, doorgaans Polen of Tsjechië, naar deze landen terug te sturen. Op dit moment er is sprake van 80 procent gedwongen deportaties. Anderzijds kan de VTGA omwille van Dublin II geen juridische hulp aan deze groep van vluchtelingen bieden. De advocaten kunnen slechts medische of familiale omstandigheden aanhalen om gedwongen deportaties van vooral zieke of oude (boven de 60 jaar) Tsjetsjeense vluchtelingen te voorkomen. Maar vaak is ook een beroep doen daarop iets vergeefs. De rol van de VTGA als bemiddelaar tussen Belgische autoriteiten en vluchtelingen blijft beperkt. De VTGA probeert deze groep vooral moreel te ondersteunen
141
O
TSJETSJENEN IN BELGIË
door de asielcentra regelmatig te bezoeken, gesprekken te voeren en -indien nodig- extra informatie te geven. Op dit moment varieert het geschatte aantal Tsjetsjeense vluchtelingen in België tussen de 8000 en 9000 mensen. Van de Tsjetsjeense vluchtelingen die tussen 2000 en 2005 naar België kwamen, kregen 85 % een verblijfsvergunning. 65% werd na 7 jaar geregulariseerd. 30% kregen het Belgische staatsburgerschap. De meesten hebben in België een nieuw leven opgebouwd, ze werken of studeren. Voor deze groep geldt in het algemeen dat ze een begripvolle en warme ontvangst door de Belgische autoriteiten of van de gewone burgers kregen. Voor de groep Tsjetsjeense vluchtelingen die in 2007-2008 naar België kwam, is dat veel minder het geval. Ze worden ondergebracht in speciale vluchtelingenkampen. Volgens de huidige regelgeving zouden ze binnen het half jaar een antwoord op hun asielaanvraag moeten krijgen, maar meestal verblijven ze daar veel langer. Hun contacten met de DVZ ontmoedigen en drijven tot wanhoop; degenen die al in Polen een asielaanvraag indienden, worden gedwongen terug naar Polen gedeporteerd. Het gebrek aan kennis van de taal veroorzaakt extra stress bij de Tsjetsjeense vluchtelingen. De VTGA probeert haar landgenoten psychische steun te bieden, extra informatie te geven en hun pijn te verzachten.
O
142
De toekomstvooruitzichten van de nieuwe stroom van Tsjetsjeense vluchtelingen zijn somber. Omwille van Dublin II hebben ze niet de mogelijkheid om in België de status van politiek vluchteling te krijgen, en ook hun aanvragen tot regularisatie worden afgewezen. Gezien de huidige economische en politieke crisis in België is er bovendien weinig hoop dat nieuwe regularisatieaanvragen wel tijdig zullen worden ingewilligd.
ZELFORGANISATIES IN HET VLAAMS GEWEST
Hoofdstuk 7. Zelforganisaties van Tsjetsjeense vluchtelingen in het Vlaams Gewest Naam
Adres
ABT Association Belge des Tchétchènes
Kloosterstraat 84.b.51 2000 Antwerpen
VTGA Vereniging Tsjetsjeense Gemeenschap Antwerpen
Sint-Elizabethstraat 38a, 2060 Antwerpen
[email protected]
Activiteiten - sociale en culturele activiteiten - website www.chechens.be
PROJECTEN: - “Wij Willen Werken” (stad Antwerpen): toeleiding naar beroepsopleidingen en werk. - “Integratie van de Tsjetsjeense gemeenschap” (Federaal Impulsfonds) oprichting en begeleiding van zelforganisaties in diverse steden - “Preventie van borstkanker” (KBS) - Sociaal-artistiek project KAVKAZ (Moussem festival) - ontwikkeling website www.vtgb.be (KBS) ACTIVITEITEN: - professionele bemiddeling en kantoor - sociale en culturele activiteiten - lessen Tsjetsjeens en Russisch voor kinderen - bijlessen Nederlands voor volwassenen - sport voor de jeugd - kinderdansgroep - infosessies over interessante thema’s
143
O
TSJETSJENEN IN BELGIË
O
144
Naam
Adres
SERLO vrouwengroep
Italiëlei 229/bus 38, 3000 Antwerpen Via: VTGA
SINTAR is de opvolger van TVOV in Waasland, Tsjetsjeense Vereniging in OostVlaanderen (TVOV, regio Waasland en Dendermonde)
Zwaluwenlaan 7, 9100 Sint-Niklaas
[email protected]
Activiteiten - culturele activiteiten - vrouwen activiteiten
PROJECTEN: - “Vakantie…en dan?” (KBS) - “Tsjetsjeens sprookjesboek” (KBS) - “Educatief pakket rond Tsjetsjenië” (KBS) - “Samen sleutel tot integratie zoeken” (KBS) - “Eerst genezen en dan integreren” (KBS) ACTIVITEITEN: - Lessen van Tsjetsjeense taal en cultuur, danslessen, huiswerkbegeleiding voor kinderen, ondersteuning Nederlands en Frans - Infosessies voor vluchtelingen rond interessante thema’s (vreemdelingenwet, onderwijs, huisvesting, opvoeding van kinderen env) - Workshops rond Tsjetsjenië - Conversatiegroep Nederlands - Psychosociale begeleiding
ZELFORGANISATIES IN HET VLAAMS GEWEST
Naam
Adres
Activiteiten
LARAM Vereniging Tsjetsjeense Gemeenschap in Kortrijk
Jan Breydelaan 5, 8500 Kortrijk
[email protected]
PROJECTEN: - “Onszelf verbeteren om mee te tellen” (KBS): kwaliteitsverbetering van de kinderdansgroep LARAM ACTIVITEITEN: - sociale en culturele activiteiten voor Tsjetsjeense en Belgische mensen - zelfhulp: Tsjetsjeense mensen helpen bij problemen
VTGH Vereniging Tsjetsjeense Gemeenschap in Hasselt
Hogeval-weg 20/3, 3520 Zonhoven Via: ariana.barku@ internationaalcomite.be
ACTIVITEITEN: - sport - sociale en culturele activiteiten voor Tsjetsjeense en Belgische mensen
VTGL Vereniging Tsjetsjeense Gemeenschap in Leuven
Sint-Maartensdal 2A/ app. 305, 3000 Leuven Via: ariana.barku@ internationaalcomite.be
ACTIVITEITEN: - informatieavonden over Tsjetsjenië - culturele avond voor Tsjetsjenen en Belgen - zelfhulp: informatie over reglementen en mogelijkheden in België (ism ACV) - uitstappen - sport
145
O
TSJETSJENEN IN BELGIË / ORGANISATIES IN VLAANDEREN
Hoofdstuk 8. Organisaties in Vlaanderen die werken rond Tsjetsjenië en met Tsjetsjeense vluchtelingen Naam
Adres
PAX CHRISTI VLAANDEREN
Italiëlei 98a, 2000 Antwerpen, tel. 03. 225 10 00 ‘Werkgroep Oost-Europa’ - Gielen Annemarie (vredesvorming, politiek en sociale aspecten van Rusland en Tsjetsjenië): annemarie.gielen@ paxchristi.be - Goethals Josée (vluchtelingenthematiek, integratie van Tsjetsjenen in België/ Vl): josee.
[email protected]
O
146
Onderzoeksgroep LiSE (in combinatie met Expeditions/ IMMRC)
XIOS-hogeschool, Vilderstraat 5, 3500 Hasselt www.xpeditions.be
Activiteiten - informatie over de Tsjetsjeens – Russische oorlogen voor breed publiek, - lobbying bij beleid - samenwerking met Tsjetsjeense gemeenschap in Vlaanderen - samenwerking met Russisch Huis van Vrede in SintPetersburg (Ru) - dossier PCV Rusland – Tsjetsjenië, 2008 - Vakantie met vorming ‘Je recht halen zonder geweld, 2007 (KBS) - Proximusproject ‘je recht halen zonder geweld’ (2008-09): twee weekends met vorming en sportieve activiteiten, respectievelijk voor Tsjetsjeense en voor Wit-Russische jongeren van 15-19 jaar; werkboek over de vorming; symposium voor breed publiek (febr 09). - samenwerking in het Impulsproject (zie supra), 3de fase - support van website www. vtgb.be
PROJECTEN VAN INTEGRATIE
Hoofdstuk 9. Tsjetsjeense projecten van integratie in het Vlaams Gewest (2004-2008). “Mama, mag Rashid komen spelen?” Marc Vanlangendonck Dit hoofdstuk werd geschreven in samenwerking met de heer Saypuddi Khalikov, bestuurslid van VTGA en coördinator van het project “Wij willen werken” en mevrouw Josée Goethals, voorzitster vluchtelingenorganisatie AZIZ en Werkgroep Oost-Europa, Pax Christi Vlaanderen. Roeselare, november 2007. ’s Avonds, 19 u. Het regent en de wind waait “op z’n Zuid West Vlaams”, guur weer! Plaats van het gebeuren: een grote school met het standbeeld van Guido Gezelle in de verzorgde tuin. Oudercontact. Bezorgde ouders informeren hoe het met hun spruiten gaat. “Juffrouw Lieve” staat voor de klas, eerstejaars Latijn. Er zijn amper problemen. De meeste jongeren – kinderen van twaalf – “scoren”: 80% en meer. Ook de mama van Rashid is er. De ouders van Rashid zijn Tsjetsjenen, met het statuut van erkende vluchtelingen. De mama van Rashid spreekt Nederlands en verneemt van juffrouw Lieve dat alles naar wens verloopt. Rashid gaat voor zijn punten, soms zelfs wat “te veel”. Wat later krijgt “juf Lieve” de mama van Filip aan haar tafeltje. Ook Filip doet het wel. “Ik moet u toch iets vragen”, zegt de mama van Filip, wat bedenkelijk nipt zij van haar koffie. “Filip vroeg me onlangs of Rashid mocht komen spelen, maar tja, je vraagt je af ... je leest in de kranten niet zo veel goeds over “die mensen” hé.” Het is niet de eerste keer dat “Juf Lieve” die vraag krijgt. Ik herinner het mij alsof het gisteren was, de verbaasde ogen van mijn thesisstudente Myriam Fierens (Master in Toerisme, Consortium K.U. Leuven, 20052006) toen ik haar voorstelde om rond Tsjetsjenen te werken. “Tsjetsjenen?” Myriam wilde werken rond het vakantiegedrag van een etnische minderheidsgroep
147
O
TSJETSJENEN IN BELGIË
in Vlaanderen, maar zij had nog geen keuze gemaakt. “Tsjetsjenen?” Myriam dompelde zich in het bad van de Tsjetsjeense cultuur in Vlaanderen. Na enkele maanden onderzoek vroeg ik haar hoe het veldwerk ging. Kreeg zij respons? Zij keek mij aan, schudde haar lange blonde haren en zei – recht vanuit het hart “ik heb nog nooit zulke lieve mensen ontmoet!”. De belevenissen van Myriam in haar zoektocht om de Tsjetsjeense cultuur in Vlaanderen via het thema van toerisme te leren begrijpen, zijn vastgelegd in haar artikel in KOLOR, Journal on Moving Communities (2007, vol. 7, nr. 2). De Tsjetsjeense gemeenschap in Vlaanderen heeft op een zeer korte termijn een actief verenigingsleven opgebouwd, met de duidelijke wil tot integratie. Dat kon en dat kan dankzij enkele gemotiveerde en sterke persoonlijkheden van Tsjetsjeense initiatiefnemers. Zij verzetten bergen werk, in vaak moeilijke tot zeer moeilijke omstandigheden van asielprocedures, “acclimatisering” en privé zorgen. Deze mensen hebben een weg gebaand, omzichtig en doordacht, met veel overleg omtrent hun kansen in een voor hen nieuwe wereld. Door de samenwerking met de vereniging van de diaspora, de Association Belge des Tchétchènes (ABT) waar Tina Ismaelova (overleden in 2008) een bijzondere steun was, en met gemotiveerde Belgen, is een actieve netwerking ontstaan. Hieronder volgt een beknopt overzicht van de lopende projecten in de Vlaamse Gemeenschap.
O
148
“Wij willen werken” Dit project wordt uitgevoerd door VTGA (Vereniging Tsjetsjeense Gemeenschap Antwerpen, vzw) en loopt sinds 2005. In de eerste fase kreeg het project subsidies van de Koning Boudewijn Stichting (KBS) en de Nationale Loterij, in de lijn “Nieuwe mensen, nieuwe kansen”. Vzw NEFTE (Network for Training Entrepreneurship) gaf aan achttien Tsjetsjeense deelnemers (m/v) een cursus omtrent zelfstandig ondernemen. De coördinator bouwde contacten op met gespecialiseerde Antwerpse organisaties voor opleiding en tewerkstelling. Door dit project gaat VTGA beseffen dat haar werking, in de vorm van een vzw, niet
PROJECTEN VAN INTEGRATIE
alleen nuttig is voor de organisatie van culturele activiteiten voor Tsjetsjeense mensen, maar ook voor de professionele integratie in Vlaanderen/België/Europa. Vanaf 2006 integreert de Stad Antwerpen het project voor drie jaren in het systeem van “allochtone toeleiding”. De stad stelt voltijds een Tsjetsjeens coördinator (“toeleider”) aan met de opdracht om werkzoekenden van zijn eigen gemeenschap te activeren en te begeleiden naar werk en/of naar trajectbegeleiding van de gespecialiseerde organisaties. De vzw De Acht is coach van het project. Het project heeft een kantoor in het Bedrijvencomplex NOA, SintElisabethstraat 38a. De werking is zonder meer succesvol. Eind 2008 tellen we meer dan tweehonderd mensen van Tsjetsjeense en Oost-Europese (niet EU) afkomst die een geschikt werk of een beroepsopleiding hebben gevonden. Integratie van de Tsjetsjeense gemeenschap via een netwerk van lokale feitelijke verenigingen VTGA krijgt subsidie van het Federaal Impulsfonds voor Migrantenbeleid om in Vlaanderen feitelijke Tsjetsjeense verenigingen te helpen oprichten en te begeleiden. Het project wordt ondersteund door een stuurgroep van diverse organisaties. Van 2008 af is ook de onderzoeksgroep LiSE (verbonden aan de XIOS Hogeschool Limburg, departement Sociaal Agogisch Werk) in het project betrokken. De doelstellingen zijn: 1) het zelfvertrouwen en het welbevinden van de Tsjetsjenen bevorderen, 2) hun integratie en hun participatie stimuleren in diverse sociale domeinen, 3) de samenwerking stimuleren met uiteenlopende dienstverleningen en lokale verenigingen. Aan dit project werken vandaag de feitelijke verenigingen van Sint-Niklaas (SINTAR), Kortrijk (LARAM), Leuven (VTGL), Hasselt (VTGH), Antwerpen (SERLO) mee. Een opvallend feit is dat alle generaties erin zijn vertegenwoordigd. “Vakantie … en dan?” Met de steun van de KBS en het Steunpunt Vakantieparticipatie voerde TVOV (Tsjetsjeense Vereniging Oost-Vlaanderen, hervormd tot SINTAR)
149
O
TSJETSJENEN IN BELGIË
in 2004-2005 actie om Tsjetsjeense vluchtelingen te laten kennismaken met vakantieparken en musea in Vlaanderen. Het project zorgde voor meer dan vierhonderd reservaties. Tsjetsjeens Sprookjesboek TVOV publiceerde dit boek in 2006 met subsidie van de KBS, in het kader van het project “Jong, kleurrijk talent”. De uitgave omvat vijf korte sprookjes in het Tsjetsjeens en het Nederlands. De karakteristieken van de personages reflecteren Tsjetsjeense culturele waarden en normen. De sprookjes zijn geschikt om voor te lezen of om in taallessen te gebruiken. Educatief pakket: “Tsjetsjenië, wat weten wij over dat land?”
O
150
Deze omvangrijke map verscheen in 2007 met subsidie van de KBS in het kader van het project “Buiten Categorie”. Het pakket bevat de geschiedenis van Tsjetsjenië, getuigenissen van vluchtelingen, sprookjes en werkopdrachten voor leerlingen. Het materiaal is uitgewerkt voor een doelpubliek op twee niveaus: lager onderwijs en middelbaar/volwassen onderwijs. Bronvermelding en bibliografie tonen de weg voor verder onderzoek. Voor dit educatief pakket werkte TVOV samen met Pax Christi Vlaanderen en VTGA Antwerpen. Het pakket kon vroeger, samen met de video “Dans Grozny, dans”’ worden ontleend bij de vzw Kleur Bekennen. Heden is het educatief pakket beschikbaar bij VTGA, Impulsproject. “Samen een sleutel tot integratie zoeken” Vanaf maart 2004 gaf TVOV lessen Tsjetsjeense taal en cultuur. Sinds 2007 heeft SINTAR dit uitgebouwd tot een wekelijkse huistaak begeleiding met ondersteuning van de Nederlandse taallessen voor Tsjetsjeense kinderen en jongeren (6-18 jaar), lessen Tsjetsjeense taal, cultuur en dans, conversatielessen Russisch en Frans, een conversatiegroep Nederlands voor volwassenen, PC
PROJECTEN VAN INTEGRATIE
cursus voor kinderen en volwassenen, en informatiesessies voor volwassenen rond verschillende thema’s. Het geheel wordt ondersteund door de KBS, het Impulsfonds en de stad Sint-Niklaas. Preventie van borstkanker Het project organiseerde vanaf 2007 informatievergaderingen voor Tsjetsjeense vrouwen en legde voor hen contacten met “de Borstkliniek” (Sint Erasmus en Stuivenberg) in Antwerpen. De zelfhulpgroep NABORAM en de Vlaamse Liga tegen Kanker hielpen mee. Het project werd uitgevoerd door enkele vrouwen van VTGA, met subsidie van de KBS. “Onszelf verbeteren om mee te tellen” Met subsidie van de KBS breidde de kinderdansgroep LARAM (Kortrijk) in 2007 zijn repertoire uit, kocht nieuwe instrumenten, kledij en laarzen en oefende wekelijks onder leiding van een Tsjetsjeense asielzoeker, die vroeger danste bij de groep Daimokh uit Grozny. De bekroning van dit project was een groot optreden in de stadsschouwburg van Kortrijk, gekaderd in de Vredesweek. Heden is de dansgroep LARAM het visitekaartje van de Tsjetsjeense gemeenschap in België, wat etnische optredens betreft. Geweldpreventie Na een kleine aanzet in 2006 met een groepje Tsjetsjenen van Leuven, werd in 2007 een vorming uitgeprobeerd onder de titel “je recht halen zonder geweld”. Deze was een onderdeel van een vakantieweek in Bredene, die mogelijk werd gemaakt door de vzw Zee & Sport, de KBS lijn Célina Ramos, Pax Christi Vlaanderen, en het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding. Er was tevens een uitstap naar het museum Flanders Fields in Ieper en de begraafplaats Tyne Cot in Zonnebeke aan verbonden. Zestien jongere (18-26 jaar) en zes oudere Tsjetsjenen namen eraan deel. De vorming wordt
151
O
TSJETSJENEN IN BELGIË
in 2008-09 uitgewerkt in een nieuw project met subsidie van de Proximus Stichting. De coördinatie ligt bij Pax Christi Vlaanderen. Het project omvat twee weekends met vorming en sportieve activiteiten, respectievelijk voor Tsjetsjeense en voor Wit-Russische jongeren van vijftien tot negentien jaar. Werkmaterialen en methoden worden gebundeld in een werkboek en afgesloten met een symposium in februari 2009. Interactieve website De Tsjetsjeense gemeenschap wil een interactieve website maken om de communicatie onder Tsjetsjenen onderling en met Vlaamse/Belgische “belangstellenden” mogelijk te maken. Het project (2008-2009) is gesubsidieerd door de KBS. Coördinatie ligt bij VTGA en deskundigen van Expeditions, Research in Applied Anthropology. KAVKAZ: sociaal artistiek project
O
152
Zeven Tsjetsjeense muzikanten uit België, Nederland, Duitsland en Frankrijk kwamen begin 2008 in Antwerpen samen om liederen in te oefenen uit het traditionele Tsjetsjeense muziekrepertoire, dat door de oorlogen en de migratie verloren dreigt te gaan. Dit project KAVKAZ wordt gecoördineerd door VTGA en gesubsidieerd in het kader van het MOUSSEM festival Antwerpen. Het koor trad onder meer op in Heverlee (Leuven, 10 mei 2008) en gaf in Antwerpen – voor een talrijk publiek - een concert op 24 mei 2008. “Als een vreemde in een vreemd (of toch in eigen?) land” Dit gegeven verwijst naar een project (2008-2009) “buiten categorie” van de KBS om de wederzijdse beeldvorming en communicatie tussen allochtonen en autochtonen te verbeteren en vreemdelingenhaat ten gronde te bestrijden. Het levert een verjaardagskalender met twaalf verhalen op, waarin nieuwkomers hun Vlaamse vrienden voorstellen en vertellen hoe belangrijk hun steun was
PROJECTEN VAN INTEGRATIE
voor hun integratieproces. Foto’s en verhalen worden vervolgens verwerkt in een fototentoonstelling die rond 21 maart 2009 (Dag tegen het Racisme) in Sint-Niklaas wordt geopend. “Eerst genezen en dan integreren” Veel vluchtelingen kampen met trauma’s, fysische en psychische problemen. De psychosociale zorg in België is niet voldoende klaar om aan deze grote vraag te voldoen, zodat mensen vaak lang moeten wachten op hulp. In Sint-Niklaas organiseert SINTAR met subsidie van de KBS vanaf eind 2008 een hulpproject waarin twee Belgische psychologen en begeleiders van diverse afkomst ondersteuning en begeleiding bieden. Het doel is dat de psychologen de brugfiguren worden tussen asielzoekers uit oorlogsgebieden en de CGGZ (Centra Geestelijke Gezondheidszorg) en andere reguliere diensten. Uit dit alles mag blijken dat vele Tsjetsjenen in Vlaanderen en Brussel (en België) de wil hebben en de uitdaging ten volle aangaan om zich te integreren in hun nieuwe thuisland. Zij leren om in een nieuwe cultuur te leven, zonder daarbij de eigen waarden en normen van het verre Tsjetsjenië te vergeten. Waarlijke integratie. Een van die waarden (en vanuit “het within”: normen) is ongetwijfeld de warme en ontroerende gastvrijheid, zoals Myriam Fierens die heeft mogen ontdekken. “Mama, mag Rashid komen spelen?” Juf Lieve glimlacht. 153
O
TSJETSJENEN IN BELGIË
Hoofdstuk 10. De Tsjetsjenen in het Brussels Gewest anno 2008 Om een goede inschatting te kunnen maken van de situatie van de Tsjetsjeense gemeenschap in Brussel werden er verschillende bronnen geraadpleegd. De Foyer interviewde zowel leden van de Tsjetsjeense gemeenschap, als medewerkers van de juridische diensten van Foyer, Vluchtelingenwerk Vlaanderen en de ULB. Er worden de volgende vragen voorgelegd: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
O
154
Het geschatte aantal Tsjetsjeense vluchtelingen in Brussel In welke gemeenten zijn ze gevestigd? Waarom hebben ze wel of niet voor Brussel gekozen? Zijn ze Nederlandstalig of Franstalig georiënteerd? Hebben ze wat huisvesting betreft, een voorkeur voor Vlaanderen of Wallonië of Brussel? Kent u gevallen van Tsjetsjeense Vluchtelingen die vanuit Vlaanderen naar Wallonië of Brussel verhuisden en vice versa? Wat leeft er binnen de Tsjetsjeense gemeenschap?
Volgens onze informanten blijkt de grootste golf Tsjetsjeense vluchtelingen naar België gekomen te zijn tussen 2001 en 2003. Ze vestigden zich op plaatsen waar ze al familieleden of kennissen hadden. 90 procent van alle Tsjetsjeense vluchtelingen in België hebben inmiddels de status van politieke vluchtelingen gekregen of zijn geregulariseerd. Eventuele verhuizingen van Vlaanderen naar Wallonië en in omgekeerde richting hangen sterk af van de persoonlijke voorkeuren. Er zijn gevallen waarbij een Tsjetsjeense familie vanuit Wallonië naar Vlaanderen trok omdat ze te weten kwamen dat ze daar makkelijker een woning konden krijgen, of omdat er een beter gestructureerde integratie bestond. Anderzijds zijn er Tsjetsjeense vluchtelingen die Vlaanderen voor Wallonië inruilden omdat ze de opvang in Wallonië als vriendelijker en warmer ervaarden.
BRUSSELS GEWEST 2008
Maar voor de Tsjetsjeense vluchtelingen die de laatste jaren naar België kwamen geldt het principe niet meer dat ze altijd plaatsen kiezen waar al veel van hun landgenoten wonen. Door de veranderde politieke situatie in hun thuisland hebben ze niet steeds meer blindelings vertrouwen in hun landgenoten. Ze weten niet meer wie hun “vriend” en wie hun “vijand” is. Eerst hadden Tsjetsjenen een gezamenlijke vijand, de “Russen”, maar door de huidige burgeroorlog weten ze niet meer “wie” is “wie”, waardoor ze altijd het risico lopen met een potentiële vijand in aanraking te komen. Daarom proberen ze eerst de situatie op afstand in te schatten en informatie in te winnen voor ze contact leggen met andere Tsjetsjeense families. Bij de keuze voor een geschikte locatie kiezen ze vandaag vaak een plek waar weinig Tsjetsjenen wonen, waardoor Brussel omwille van de grootstedelijke context aantrekkelijker aan het worden is. Volgens diverse bronnen wonen er naar schatting tussen de 500 en 700 Tsjetsenen in Brussel, of per gemeente ongeveer 5 families. De Tsjetsjeense gemeenschap in Brussel is anno 2008 niet zo goed georganiseerd en verhoudingsgewijze veel kleiner dan in de andere steden. De Tsjetsjenen zijn in verschillende delen van het Gewest Brussel gevestigd, met name in Brussel- Zuid, Brussel- Noord, Schaarbeek, Molenbeek, Maalbeek en even buiten Brussel in Vilvoorde. Wat Brussel betreft, zijn dit dus de traditionele eerste zones waar nieuwkomers migranten die tot de arbeidersklasse behoren zich vestigen. De Tsjetsjeense vluchtelingen zijn zowel op de Franstalige als op de Nederlandstalige Gemeenschap georiënteerd. Naar schatting zijn ongeveer 40 procent Nederlandstalig en 60 procent Franstalig in hun gastlandoriëntatie. Gelet op de situatie in Brussel lijkt het leren van het Frans hun in eerste instantie voor de hand liggend, maar naderhand komt altijd het besef dat de kennis van het Nederlands hun tewerkstellingskansen aanzienlijk verhoogt. De tewerkstellingsproblematiek blijft een van de grootse drempels bij hun integratie in België, naast psychische problemen bij de verwerking van het oorlogsverleden. Bij dat laatste fungeert de Tsjetsjeense gemeenschap als opvangnet, waarbij het gevoel van solidariteit en geestelijke ondersteuning mensen kracht geeft
155
O
TSJETSJENEN IN BELGIË
om de nieuwe omstandigheden aan te kunnen. Ondanks de afwezigheid van Tsjetsjeense zelforganisaties in Brussel, weten ze altijd de VTGA in Antwerpen te vinden. Op dit moment worden er wel pogingen ondernomen om een eerste Tsjetsjeense zelforganisatie in Brussel op te starten. Wat de samenstelling van de Tsjetsjeense families in Brussel betreft, gaat het meestal om gezinnen met kinderen. Omwille van het verlies van een familielid, angst voor vervolging of een zware ziekte werden ze gedwongen om te vluchten. Na hun aankomst in België worstelen ze vaak met de verwaarloosde gezondheidsproblemen en zware psychische druk door het verlies van naaste familieleden, slechte berichten uit het thuisland en de pijn bij de verwerking van het oorlogsverleden. Meestal hebben ze een invalide in huis, die ze gezamenlijk moeten verzorgen. Door het tekort aan de nodige medische voorzieningen in Tsjetsjenië lijden veel van de Tsjetsjeense vluchtelingen aan de vergevorderde stadia van tuberculose, kanker enz.
O
156
Er worden verschillende redenen genoemd waarom de Tsjetsjeense vluchtelingen er uiteindelijk voor kozen zich in Brussel te vestigen. Onder andere omdat ze geen familiebanden in België hadden en niet noodzakelijk naar andere plaatsen wilden verhuizen. “In een grootstad ben je meer anoniem en onopvallend dan in een kleine plaats. Je hebt alle faciliteiten en medische voorzieningen bij de hand. In Brussel kan je alles vinden, er zijn goedkope markten en winkels, je kan hier met weinig geld makkelijk overleven”. Vooral de bereikbaarheid en toegankelijkheid van de academische ziekenhuizen is een belangrijke factor. Een van de andere redenen die bij de keuze van een locatie genoemd werd, is dat ze voorzichtig zijn met hun contacten met andere Tsjetsjenen uit angst voor tegenstrijdige meningen, interne conflicten en “bloedwraak”.“Momenteel zijn we in staat van burgeroorlog. We kunnen niemand vertrouwen, degenen die vandaag met de Russen collaboreren, worden morgen geliquideerd. Je moet heel voorzichtig zijn met wie je spreekt en wat je vertelt. ”De “bloedwraak” wordt binnen de Tsjetsjeense gemeenschap gezien als rechtvaardig omdat ze door het corrupte gedrag van de
BRUSSELS GEWEST 2008
bezettende overheid geen vertrouwen meer hebben in de juridische procedures. Daarbij neemt de “bloedwraak” in hun perceptie ook een belangrijke morele plaats in. De Tsjetsjeense jongeren worden opgevoed met de overtuiging dat een misdaad altijd bestraft wordt. “Er zijn mensen die weten dat ze ooit een misdaad hebben gepleegd en ze weten dat ze uiteindelijk bestraft worden”. Als ze naar België komen, moeten ze een nieuwe houding tegenover de plaatselijke overheden en administratieve structuren aannemen. In hun achterhoofd hebben ze nog steeds de pijnlijke herinneringen aan de oorlog en het deportatieverleden dat generatie op generatie overgedragen wordt. Daardoor hebben ze bij voorbaat weinig vertrouwen in gelijk welke vorm van administratie of overheid. Bij hun integratie in België wordt elke vorm van administratieve vertraging dan ook als bijzonder pijnlijk ervaren. Ze noemen dat zelfs een “administratieve oorlog”. Ze moeten opnieuw leren leven in een rechtssysteem waarin het recht in eigen handen nemen niet acceptabel is en bestraft wordt en waarin rechtsverloop enige tijd vergt. De Tsjetsjeense mannen hebben het het zwaarst bij hun integratie in de nieuwe samenleving omdat ze niet meer de leidinggevende rol in de familie kunnen voortzetten. Het gebrek aan taalkennis beperkt hen in hun handelen waardoor ze snel gefrustreerd geraken. De meeste Tsjetsjeense vrouwen passen zich makkelijker aan dan hun mannen omdat ze blij zijn uit de oorlogssituatie weg te zijn en in plaats daarvan extra scholing en taalcursussen aangeboden krijgen. Omdat ze in hun geboorteplaats nooit in aanraking kwamen met de Europese cultuur, beleven ze allemaal een cultuurschok na hun aankomst in België. Ze hebben vooral moeite met het aanleren van een onpersoonlijke glimlach die niet noodzakelijke vriendelijkheid betekent, met de individualistische cultuur zonder de uitgebreide teip-tradities en het westerse familieleven waarin een vrouw zo veel vrijheden heeft.
157
O
TSJETSJENEN IN BELGIË
Hoofdstuk 11. De Tsjetsjeense culturele tradities en omgangsvormen Om een goed beeld van de Tsjetsjeense tradities en omgangsvormen te krijgen werden door medewerkers van de Foyer niet alleen wetenschappelijke bronnen geraadpleegd maar ook een aantal interviews met Tsjetsjeense mannen en vrouwen afgenomen. De hiërarchie binnen de Tsjetsjeense gemeenschap De Tsjetsjeense gemeenschap is erg traditioneel ingesteld en onderverdeeld in diverse teips of clans. De beschrijving in Wikipedia is : “Teip is een Tsjetsjeense stam-organisatie bestaande uit stamgemeenschappen die een gemeenschappelijke zelfidentificatie delen door de afstamming van een gemeenschappelijke voorvader. Er zijn in Tsjetsjenië ongeveer 130 teips, al wordt door sommigen geclaimd dat er meer dan 300 zijn. De teips zijn gegroepeerd onder 9 toekchoems (territoriale eenheden). Leden van een teip werken vaak samen op economisch gebied en kennen eigen dialecten”104.
O
158
Een teip heeft volgende eigenschappen: • een teip kende gelijke rechten voor alle leden (dit gold alleen voor mannen) • de teip-naam is afgeleid van de voorvader • een teip bezat een goed omschreven gebied en een traditionele berg • een teip bezat een ‘teip-toren’ of een andersoortig gebouw of natuurlijk monument dat diende als schuilplaats (bv. een fort, grot of rots) • elke teip had zijn eigen godheid • een teip had eigen festiviteiten, gewoontes en tradities • een teip had zijn eigen teip-kerkhof • teips waren gewoonlijk gastvrij 105
104 http://nl.wikipedia.org/wiki/Teip). 105 idem
CULTURELE TRADITIES
en volgende rechten en plichten: • recht van het verpachten van het land van een commune • recht op eerwraak voor de moord op of belediging van leden van een teip • de plicht van onvoorwaardelijke exogamie (dus niet trouwen met iemand uit dezelfde groep) • verkiezing van een eigen hoofdman (door de leden) • verkiezing van een militair hoofd (bjachi, bjači, бячча) in oorlogstijd • verkiezing van een Raad van Ouderen zonder eigendomskwalificatie als voorwaarde • open vergaderingen van de Raad van Ouderen • gelijke rechten voor alle leden van de Raad van Ouderen • recht van de teip om zijn eigen vertegenwoordigers af te zetten • vertegenwoordiging van vrouwen door mannelijke familieleden • recht tot het adopteren van mensen van buiten de teip • overdracht van eigendom van gestorvenen aan leden van de teip 106 Voor Tsjetsjenen is het behoren tot een teip een belangrijk kenmerk van hun zelfbeleving. Zelfs als ze elkaar in het buitenland treffen, zoals in België, informeren ze steeds tot welke teip ze behoren. Op die manier kunnen ze al veel over een persoon te weten komen. Elke Tsjetsjeen moet zijn stamboom tot in de 7de generatie van buiten kennen. Vroeger mochten ze alleen maar binnen de teip huwen. Tegenwoordig wordt niet meer zo strikt gehandeld. Toch trouwen ze bijna altijd met landgenoten, omdat ze als kleine natie willen overleven en hun tradities doorgeven. De Tsjetsjeense gemeenschap hecht diepe waarde aan het behouden van de eigen cultuur en tradities. Ze is in die zin zeer etnisch ingesteld. Binnen de Tsjetsjeense gemeenschap is er een sterke hiërarchie. Oudere personen met veel levenservaring verdienen het grootste respect. Ze werden omwille van hun 106 http://nl.wikipedia.org/wiki/Tejp
159
O
TSJETSJENEN IN BELGIË
wijsheid geraadpleegd en hun adviezen werden respectvol bejegend en gevolgd. In aanwezigheid van oudere mensen moesten jongere mensen recht staan totdat ze de toestemming kregen om hun zitplaats in te nemen. Zelfs iemand die maar een paar dagen ouder is wordt door de jongere al met meer respect behandeld. Het tonen van respect tegenover, en het beschermen van vrouwen wordt in de Tsjetsjeense traditie anders geïnterpreteerd dan in het Westen. In de Westerse traditie moet een man een vrouw altijd voor laten gaan en bijvoorbeeld de deur openen. Volgens de Tsjetsjeense gewoontes loopt de man steeds voor de vrouw om de weg eerst goed te verkennen. Dat heeft te maken met de enge paden en met de gevaren in de bergen.107 Trots en eer in de Tsjetsjeense gemeenschap Naast respect is trots een andere belangrijk kenmerk van een Tsjetsjeen. Het behouden van de eigen trots en de eer van de familie gaat voor alles. Het is niet gebruikelijk om over de eigen problemen of moeilijke situatie te klagen. Een Tsjetsjeen sterft liever dan te bedelen. Als zijn naaste familie of vrienden weet hebben van zijn moeilijke situatie, proberen ze hem te helpen zonder dat openlijk te laten merken. Zijn trots kan zo niet aangetast worden.
O
160
De bloedwraak wegens aantasting van familie-eer en het ritueel voor het sluiten van vrede zijn nauw met elkaar verbonden. Volgens de oude Tsjetsjeense traditie kan moord alleen maar met de moord op de tegenstander worden ongedaan gemaakt. De enige manier om de bloedwraak te voorkomen is om door een onderhandelde vrede met de vijandelijke familie tot een oplossing te komen. Daarvoor is er binnen de Tsjetsjeense traditie een authentiek ritueel voorhanden, waarbij de vertegenwoordigers van de vijandelijke families diverse pogingen ondernemen om tot een oplossing te komen. Bij een positieve afloop van de onderhandelingen worden de voormalige vijanden bij elkaar gebracht en wordt de ruzie definitief opgelost. De publieke perceptie speelt daarbij een 107 http://familii-v2.narod.ru/teips/tradic.htm).
CULTURELE TRADITIES
cruciale rol: gezichtverlies dat de familie van de slachtoffers in een negatief daglicht stelt, moet worden vermeden.108 Gastvrijheid en vriendschap “Нохчи хила хал ду”! “De gast heeft altijd gelijk”. “Wie langskomt, is - los van zijn leeftijd - een gezant van God”. Voor een Tsjetsjeen is gastvrijheid vanzelfsprekend. Zijn deur en huis staan ook altijd open voor het bezoek van vrienden en familie in moeilijkheden. Er is een duidelijke scheiding tussen mannen- en vrouwenzaken waardoor mannen en vrouwen ook aan tafel gescheiden zitten. Voor een gastvrouw is het gebruikelijk altijd bij de gedekte tafel te blijven en steeds te vragen of de gast iets extra wil. Tegelijkertijd hoort het voor een gast niet dat hij laat weten dat hij honger heeft.109 Bij familiebezoek aan een vrouw, wordt aanbevolen iets eetbaars mee te nemen als cadeautje. Er zijn speciale regels al naargelang een bezoek geregeld werd door de man of de vrouw. Als het bezoek door de vrouw was afgesproken, wacht de man tot zijn vrouw hem laat weten dat zij klaar is, pas daarna kan de man beslissen om naar huis te gaan. Als het omgekeerde het geval was, dan wacht de vrouw tot haar echtgenoot laat weten dat ze naar huis kunnen gaan.110 Verder is het gebruikelijk om naar de gezondheid van de gastheer en gastvrouw te informeren. Weet men van te voren dat de gastfamilie een probleem heeft, dan vraagt men op een tactvolle manier of dat al is opgelost. Als het ontvangende echtpaar op leeftijd is, wordt er altijd naar de successen van hun kinderen gevraagd. Bij een jong stel kan men een compliment geven over de inrichting van hun huis of over het mooi model van hun auto. Een compliment over het uiterlijk van de gastvrouw kan ook, zolang men daarbij de verdienste van de 108 (http://www.teptar.com/2007/10/23/chechen_vendetta.html) 109 (http://www.teptar.com/2008/02/29/gostepriimstvo.html) 110 idem
161
O
TSJETSJENEN IN BELGIË
gastheer niet vergeet. Aan een kind mag men geld voor een ijsje geven, bij een zieke kan men geld onder zijn kussen leggen. Voor een gast is het belangrijk niet tot last te zijn en op tijd naar huis te gaan.111 Tsjetsjenen besteden veel aandacht aan de opbouw en inrichting van een eigen huis. “Een huis moet altijd een verdieping hoger zijn dan dat van de buurman”. Ze houden van dure inrichting en chique kleding en demonstreren die graag aan hun gasten. Zelfs in moeilijke tijden willen ze laten zien dat ze het goed hebben en proberen ze hun financiële problemen te verbergen. 112 Huwelijkstradities Binnen de Tsjetsjeense familie zijn de rollen duidelijk afgebakend. Verschillende generaties leven er onder één dak en ieder heeft zijn eigen taken. De man is altijd de belangrijkste persoon in de familie, maar zijn ouders en zussen hebben medezeggenschap over wat er binnen de familie moet gebeuren. Een getrouwde vrouw moet volledig de regels van haar aangetrouwde familie opvolgen. Meestal stelt haar schoonmoeder haar op de hoogte van haar dagelijkse taken. Daartoe behoren: verzorgen van de huishouding van de hele familie zoals het bereiden van eten en opruimen. Ze moet altijd met een glimlach alle gasten ontvangen en mag nooit laten merken dat ze moe is. Deze traditie wordt van generatie op generatie overgedragen en door Tsjetsjeense vrouwen als vanzelfsprekend beschouwd. O
162
Het belangrijkste aspect van de Tsjetsjeense familietraditie is dat alle fysieke en intieme zaken steeds discreet worden behandeld. De eerste drie dagen na de bruiloft wordt het jonge stel met rust gelaten. Ze kunnen elkaar niet in het openbaar omarmen of kussen. Tijdens de eerste drie maanden van haar zwangerschap mag een vrouw niet laten blijken dat ze zwanger is. Een getrouwde vrouw moet haar lichaam altijd goed bedekken.
111 idem 112 idem
CULTURELE TRADITIES
Een ander interessant aspect van de Tsjetsjeense huwelijkstraditie is dat de moeder van de echtgenote zich nooit met het huwelijk van haar dochter mag bemoeien, ze mag zelfs niet onaangekondigd op bezoek komen. Zodra de dochter getrouwd is, hoort ze volledig bij de familie van haar man. Als de ouders van de man ontevreden zijn over hun schoondochter, zullen ze dat daarom ook niet aan hun zoon melden, maar haar zelf rechtstreeks tot de orde roepen. Natuurlijk worden deze regels tegenwoordig niet meer zo strikt nageleefd, hoewel ze bij sommige families nog voorkomen. Het is in Tsjetsjenië veel gemakkelijker om te scheiden dan om te trouwen. Een man hoeft alleen maar in het openbaar en in aanwezigheid van twee getuigen te zeggen dat zijn vrouw niet meer zijn echtgenote is en dan zijn ze ook gescheiden. Als de vrouw van haar echtgenoot wil scheiden, moet ze haar familie op een discrete manier op de hoogte brengen. Daarna komt haar familie voor haar bemiddelen. Als er iets in een gezin misloopt, worden de kinderen altijd door de andere leden van de familie opgevoed. Hetzelfde principe geldt ook voor hulpbehoevende oudere mensen. Tsjetsjenen vertellen trots dat er in hun thuisland nauwelijks weeshuizen of bejaardentehuizen zijn.113 Bij een echtscheiding kan een zoon kiezen of hij bij moeder of bij vader blijft, maar meestal gaat hij bij zijn vader wonen. Een dochter mag bij moeder blijven zolang die niet met een andere man trouwt. Het verblijf in één huis met een man die niet haar vader is, wordt immers als ongepast beschouwd. Als de moeder opnieuw gaat trouwen, verhuist de dochter naar haar vader of zijn familie. De Tsjetsjeense bruiloft Volgens de oude Tsjetsjeense traditie beslissen de oudsten van de teip wie met wie gaat trouwen. Natuurlijk zijn er ook gevallen waarbij jonge mensen elkaar ontmoeten en zelf besluiten te trouwen, maar traditie blijft traditie. Voor het 113 http://www.expert.ru/printissues/russian_reporter/2008/19/sezon_svadeb
163
O
TSJETSJENEN IN BELGIË
huwelijk mogen ze elkaar alleen maar in aanwezigheid van derden zien. Voordat een toekomstige bruidegom bij de familie van de bruid om haar hand komt vragen, was er ook nog de gewoonte om haar te stelen als eventualiteit. In zo’n geval begonnen de onderhandelingen pas daarna. De familie van de bruid kon dan het huwelijk goed- of afkeuren. Voor elk scenario geldt, dat als het aanbod van de familie van de bruid wordt geaccepteerd, er een kalym (een som) voor de bruid wordt betaald.114 Daarna verloopt alles volgens nauwkeurig vastgelegde tradities. Pas na de betaling van de kalym voert de imam in het huis van de bruid een traditioneel islamitisch huwelijksritueel uit en beschouwt de gemeenschap hen als man en vrouw. Nadien wordt de bruid naar het huis van haar schoonfamilie gebracht waar ze tot de officiële registratie van hun huwelijk verblijft. Een vrouw moet bij haar huwelijk altijd maagd zijn, buitenechtelijke relaties worden streng veroordeeld. Tijdens de bruiloft heeft de bruid een speciale ingerichte hoek waarin ze alle gasten begroet en ontvangt. Daarbij hoort een speelse gewoonte: de bruid praat pas met de gasten terwijl zij haar geld geven.115
O
164
Voor een Tsjetsjeense bruiloft komen minstens 200 tot 300 mensen samen. Er wordt van tevoren bepaald door de ouders wat voor cadeautjes of hoeveel geld elke gast geeft. De organisatie van dergelijke bruiloft is erg duur en dat bedrag wordt grotendeels gecompenseerd door het geld dat de gasten schenken. Bij een Tsjetsjeense bruiloft wordt er vaak geen alcohol gedronken. Wel is het een speciale traditie om in lucht te schieten als uiting van vreugde. Er zijn ontzettend veel restricties en voorschriften rond een bruiloft. En alhoewel niet alle tradities in het buitenland overleven, worden ze toch grotendeels in ere gehouden.
114 http://www.expert.ru/printissues/russian_reporter/2008/19/sezon_svadeb 115 idem
CULTURELE TRADITIES
Opvoeding van de kinderen Tsjetsjenen besteden bijzonder veel aandacht aan de opvoeding van hun kinderen. Een kind van het mannelijk geslacht krijgt een speciale opvoeding. Volgens de oude Tsjetsjeense traditie wordt hij tot 7-8 jaar als een “koninklijk persoon” behandeld, vanaf 8 tot 15 jaar als een “bediende” en vanaf zijn 15de als een vrij persoon. Een jongen wordt streng opgevoed omdat een man volgens de Tsjetsjeense traditie altijd sterk en dapper moet zijn en nooit mag huilen of emoties tonen. Als volwassene moet hij een waardige vertegenwoordiger van zijn teip zijn116. De kinderen worden ook niet openlijk gestreeld of geknuffeld. Traditioneel leren meisjes hoe ze goed huishoudelijke taken moeten uitvoeren. Gezien de temperamentvolle, snel ontploffende karakters van de mannen, worden vrouwen opgevoed om rustig en diplomatisch te zijn. Afscheid van een dierbare Volgens de Tsjetsjeense traditie moet een overledene zo vlug als het kan ter aarde worden besteld. Er wordt zo snel mogelijk een graf gedolven. Hoe dieper dat is, hoe groter de betoonde eerbied. Het is ook een eervolle taak omdat het van een groot respect voor God getuigt. Het lichaam van de overlevende moet ook meteen verzorgd worden. Bij veel teips is een andere vorm van eerbetoon dat de oudste mannen een paar dagen in een kring rond het lichaam van de overledene rennen en roepen. Bij een Tsjetsjeense begrafenis moet veel eten aanwezig zijn en is alcohol taboe. Er wordt meestal een koe of een schaap geslacht. Hoe meer voedsel, hoe beter: men mag bij de voorbereiding van een begrafenis niet zuinig zijn. De naaste familie ondersteunt alle voorbereidingen. Na 7 dagen en na 40 dagen volgend op het overlijden wordt het ritueel van het begrafenismaal herhaald. Telkens 116 http://www.teptar.com/2007/11/14/vospitanie.html)
165
O
TSJETSJENEN IN BELGIË
geven de gasten bij aankomst geld aan de familie waardoor de begrafeniskosten grotendeels gedekt worden. Waar ze ook in België wonen, bij een begrafenis of bij een huwelijk treft men steeds de hele Tsjetsjeense gemeenschap aan. Onafhankelijk van de regio komen ze altijd samen om de laatste eer aan een ‘broer’ of ‘zus’ te bewijzen of te delen in de vreugde van een bruidspaar. Bij vreugde en verdriet zijn ze er altijd voor elkaar. Ondanks het door de burgeroorlog gezaaide wantrouwen, zijn ze erin geslaagd de traditionele solidariteit op zo’n momenten te behouden en over te dragen naar hun nieuwe woonplaats.
O
166
CULTURELE TRADITIES
Bibliografie bij hoofdstuk 11, de culturele tradities: 1.
De Foyer interviewde: • Juridische dienst Foyer VZW: Sebastiano Guzzone, • Jörg Gebhard, ex-collega • ULB - Politieke Wetenschappen: Prof. Aude Merlin • Tsjetsjeense Gemeenschap: 5 mannen en 5 vrouwen, leeftijd tussen 30-50 jaar.
2. Wikipedia: (http://nl.wikipedia.org/wiki/Tejp) 3.
Teptar: (http://www.teptar.com/2007/10/23/chechen_vendetta.html) (http://www.teptar.com/2007/11/14/vospitanie.html) (http://www.teptar.com/2008/02/29/gostepriimstvo.html)
4.
Chechenforum.com: http:/ /familii-v2.narod.ru/teips/tradic.htm).
5. In Russisch Reporter: N19 (049), 22-29 mei 2008, Marina Axmedova: “Huwelijk contrast” . http://www.expert.ru/printissues/russian_ reporter/2008/19/sezon_svadeb/ 167
O
WIJ ZULLEN NIET VERGETEN
O
168
NAWOORD
Nawoord
“Im Raume lesen wir die Zeit” (In de ruimte lezen wij de tijd). Een verwijzing naar de titel van dit boek staat vooraan in deze publicatie, om de Tsjetsjeense realiteit in te leiden en begrijpelijk te maken.. In de ruimte lezen wij vandaag echter ook “onze” tijd. In de geografische spreiding van de Tsjetsjenen (waarin ook de verschillende regelgevingen en hun implementaties op het niveau van zowel de E.U. als van de Europese lidstaten herkenbaar worden), en waarlangs de Tsjetsjenen vandaag opgevangen worden, maken we ook kennis met de ontwikkelingen van een deel uit onze eigen beschavingsgeschiedenis. 169
Brussel, januari 2009
O