Wie wil, die wint ACHTERGROND, Door René Didde en Marc van den Broek gepubliceerd op 19 juli 2003 00:00, bijgewerkt op 20 januari 2009 21:07
Wat is een goede moraal in de sport? Volgens ex-wielrenner Peter Winnen 'de schwung, de geestdrift, het vuur, dat je treft als een blikseminslag'. Wetenschappers krijgen geen vat op geestelijke doping. De negentiende etappe van de Tour de France 1981 finisht op Alpe d'Huez. Tourdebutant Peter Winnen moet nog even beuken tegen de flanken van de venijnige Alpentop om de dagzege veilig te stellen. Op dertig seconden volgen Hinault en Van Impe. De blonde Nederlander zit stuk, de geest wil nog wel, maar het lichaam niet meer. De voorsprong slinkt. Achter hem schreeuwt ploegleider Walter Godefroot hem zoiets toe als: 'Je kunt het. Je voorsprong blijft dertig seconden. Nog even.' Winnen wint de etappe, acht seconden voor Bernard Hinault. 'Ik zat helemaal kapot', blikt Winnen terug. 'Ik voelde de belagers inlopen. Het was goed bedoeld van Godefroot, maar ik doorzag zijn peptalk.' Winnen won niettemin nog nipt. 'Dat kan Winnen achteraf wel zeggen', stelt hoogleraar bewegingswetenschappen Harm Kuipers van de Universiteit Maastricht. 'Maar je weet helemaal niet wat die aanmoedigingen hebben betekend om net dat beetje extra te geven. Want het is zeker dat sportprestaties zijn te beïnvloeden met suggestie en peptalk.' De kracht die niet komt uit stevige spieren aangestuurd door een perfect werkend hartlongsysteem, heet in het sportjargon de moraal. Het woord valt in bijna elk verslag van elke Touretappe. Journalisten en wielrenners gebruiken het begrip te pas en te onpas. 'De moraal van de Rabobank is niet goed sinds de valpartij in de eerste etappe' en 'de kleine Franse ploegen zorgen voor spektakel, hun moraal is uitstekend, dus ze komen na de Alpen ook de Pyreneeën nog wel door.'
Maar wat is moraal? Waarschijnlijk is het fietsvlaams voor 'moreel', wat op zijn beurt zoiets als 'zedelijke krachten' betekent. 'Het is de schwung, de geestdrift, het vuur, dat je treft als een blikseminslag, waardoor de wil om te winnen plotseling oersterk wordt aangeboord', zegt ervaringsdeskundige Winnen, stilaan schrijver van een aardig wieleroeuvre. Maar niet iedereen beschikt over die mentale krachten. Je moet aanleg hebben voor moraal, denkt de oud-wielrenner, die in 1981 met zijn zege op Alpe d'Huez in één klap zijn naam vestigde. 'Je wordt geboren met moraal, het is een onontbeerlijk onderdeel van het totale talent van een wielrenner.' Te trainen valt moraal volgens hem wel degelijk. Winnen: 'Kunnen afzien, diep kunnen gaan, grenzen verleggen, dat zijn aspecten die je kunt oefenen om moraal te krijgen.' Nu de rennerskaravaan aan de voet staat van enkele zware en hoge bergtoppen in de Pyreneeën, bepaalt volgens Winnen de moraal welke overgebleven renners de laatste bergen doorkomen. Het verlangen Parijs te halen en de schande van het afstappen, zijn krachtige prikkels. 'De toptien heeft zicht op een goede eindklassering, maar de rest rijdt na twee weken koersen op het tandvlees. Voor hen is de moraal doorslaggevend.' Wetenschapper Harm Kuipers, ook ervaringsdeskundige als wereldkampioen langebaanschaatsen in 1975, kan het verhaal van Winnen alleen maar bevestigen. 'De moraal bestaat absoluut, maar het fenomeen is alleen lastig wetenschappelijk te onderzoeken. Elke wedstrijd is uniek en je kunt wielrenners in de koers niet goed aan meetapparatuur leggen.' Maar het begrip suggestie is wel onderzocht in de topsport. Moraal en suggestie liggen in elkaars verlengde. Als iemand denkt dat hij harder kan, weet dat zijn tegenstanders ook kapot zitten, of verwacht dat de winst eeuwige roem kan opleveren, gaat hij harder. Kuipers noemt een onderzoek bij kogelstoten, een werpnummer uit de atletiek, waarin het effect van doping op de prestatie werd onderzocht. De helft van een groep kogelstoters kreeg amfetamine (een illegaal middel dat vooral door duursporters wordt gebruikt) en de andere helft slikte vitamine C. Uiteraard wisten de sporters niet wat ze kregen, alleen dat het onderzoek over doping (lees prestatieverbetering) ging. 'Het grappige was dat bij iedereen de prestatie vooruit ging', zegt Kuipers. 'Dus ook de kogelstoters die vitamines hadden geslikt, terwijl daarvan geen enkel effect mag worden verwacht. Puur de suggestie dat ze iets hadden geslikt dat kan helpen, was voldoende.'
Een paar weken later is dit experiment herhaald. 'We zeiden toen te kijken of vitamine C iets doet. We vertelden erbij dat je er niks van mag verwachten, maar dat we het toch wilden proberen. De helft kreeg vitamine C, de andere helft amfetamine. En toen presenteerde iedereen minder.' Een experiment met anabole steroïden en krachtsporters leidde tot grofweg hetzelfde resultaat. Ook hier presteerden de atleten die de placebo slikten beter dan de atleten die niks kregen. Overigens presteerden de krachtsporters die anabole steroïden kregen nog beter. Kuipers heeft ook anekdotische ervaringen met sporters die voor de gek werden gehouden en zeiden beter te presteren. Zo werkte hij op een laboratorium waar hij onderzoek deed met wielrenners. 'Ik haalde iets uit een chemicaliënkast voor in de koffie. Nieuwsgierig als sporters zijn, vroeg iemand: ''Wat doe je daar?'' Kuipers verzon het verhaal dat hij zuurstofpoeder in de koffie deed omdat het spul de prestatie verbetert. 'Je vliegt hiermee vooruit', maakte de ex-schaatser de wielrenner wijs. Uiteraard wilde de sporter het spul proberen. 'Ik deed er geheimzinnig over. Je moet er met niemand over praten, omdat het verboden is.' De man kreeg een buisje met ascorbinezuur (vitamine C) mee en een tijdje later zag Kuipers hem terug. Hij was enthousiast over het 'prima spul'. 'Toen heb ik hem verteld hoe het zat. Dat vond-ie niet zo leuk, maar goed. Het is een mooi voorbeeld van suggestie en sport.' Hij waarschuwt ervoor de psychische krachten niet te overschatten. 'Een mindere wielrenner zal nooit als eerste op de Alpe d'Huez finishen, hoeveel peptalk en andere suggestie je er ook in stopt.' Maar in topwedstrijden als de Tour de France rijden geen slechte renners en zijn de verschillen klein. 'De renners zijn allemaal op-en-top getraind, hebben perfecte fietsen en eten optimaal. Dan kan het vleugje pep of het beetje extra vertrouwen het verschil uitmaken tussen winst en verlies', zegt Kuipers. Studie van de psyche in de sport is al zo oud als de sport zelf, al werd er vroeger een fabelachtige waarde aan toegekend. In de jaren dertig was sportjournalist Joris van den Bergh gefascineerd door 'de moraal'. Mysterieuze krachten in de sport heet zijn boekje uit 1941. Van den Bergh spreekt van emotionaliteit, morele doping, een renner die zich met hart en ziel inleeft in een koers.
'Mentale training, innerlijke krachten, vervuld zijn van liefde voor het gestelde doel', schrijft Van den Bergh. En: 'Wij zeggen thans dat de geest van overheersende waarde is in de sport'. Van den Bergh gelooft in de kracht van de toespraak, de donderspeech, de peptalk van de ploegleider. Ook sportartsen en psychologen bevestigen de vreemde cocktail van ingrediënten die 'moraal' wordt genoemd. 'Maar als ik er de vinger achter kon krijgen, dan zat ik hier niet, dan was ik rijk', zegt Tjeerd de Vries, sportarts van de Koninklijke Nederlandse Wielren Unie. De Vries stond mede aan de basis van de wonderbaarlijke comeback van Leontien van Moorsel, die tijdens de Olympische Spelen in Sydney in 2000 drie gouden medailles bij elkaar fietste. De Vries meent dat moraal belangrijk is in de wielrennerij doordat een wedstrijd doorgaans lang duurt en geen vaste tijdsduur kent. Anders dan bij twee maal drie kwartier voetbal kent de koers geen door de tijd ingegeven eindsignaal. Evenmin staat fietsen invallers toe. De lengte en onbestemde tijdsduur van de koers maken dat het herstelvermogen van het lichaam van groot belang is. 'Een renner die zich gedurende de race weet te herstellen, gaat zich plotseling beter voelen, en kan weer in de wedstrijd komen en verloren tijd goed maken. Voorzien van de juiste informatie van de ploegleider maakt dit dat hij weer moraal krijgt.' Ook sportpsycholoog, bewegingswetenschapper en fysiotherapeut Afke van de Wouw gelooft niet in de Descartiaanse scheiding van lichaam en geest bij sportbeoefening. 'Moraal is er helemaal voor gaan, vertrouwen hebben dat je kunt winnen. Zo van ''deze col pak ik.'' Ik zie moraal als een wisselwerking tussen geest en benen die extra kracht kan genereren', aldus Van der Wouw. Het ligt er volgens haar aan hoe een renner bijvoorbeeld een klim interpreteert. 'Wanneer hij denkt: ''In de Alpen ging het ook al slecht'' of ''Vorig jaar klom ik beroerd op deze col'' dan is de kans groot dat het nu ook niet lukt. Het is de kunst voor een renner om positieve dialogen met zichzelf te voeren.' Mogelijk past de gedoodverfde winnaar Lance Armstrong deze vorm van pep-denken toe in de etappe van vandaag, de eerste Pyreneeën-rit, over de 2001 meter hoge Port de Pailhères. Het gevoel van eerdere edities kriebelt in de benen van de Texaan. Vorig jaar sloeg hij in de eerste rit in de Pyreneeën keihard toe, ook in 2000 legde hij hier de basis voor de eindzege. Hoogleraar Kuipers ontnuchtert al te hooggedreven verhalen en visies over moraal en afzien. 'Je wordt fysiek niet sterker van het peppraatje van de coach of het slikken van vitamine C. Wat
verandert, is de bereidheid om pijn te verdragen. Topsport doet zeer. Het lichaam schreeuwt om stoppen, maar je gaat door om te winnen.'