Wie kent de veelpleger?
Achtergronden van ALLE veelplegers binnen het werkgebied van het Regionaal Veiligheidshuis Maas en Leijgraaf
Wie kent de veelpleger?
Voorwoord Een Veiligheidshuis biedt een platform voor instellingen, justitieel en niet- justitieel, om samen te werken, afspraken te maken en informatie te delen binnen de daarvoor geldende privacykaders. Het voordeel van zo’n netwerk is dat complexe ketens aan elkaar verbonden kunnen worden maar ook dat op één plek veel informatie voorhanden is.
Enige jaren terug is het Regionaal Veiligheidshuis Maas en Leijgraaf benaderd om mee te werken aan het landelijk meerjarenonderzoek van het Wetenschappelijk Onderzoek– en Documentatie Centrum (WODC) over Nazorg voor ex-gedetineerden dat wij hier voor tien gemeenten coördineren en uitvoeren. Het onderzoek was geïnitieerd door het Ministerie van Veiligheid en Justitie en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het doel was en is om meerjarig de resultaten onder de loep te leggen van het ingezette beleid ten aanzien van deze doelgroep.
Op het moment dat een dergelijk verzoek komt zie je de voordelen van een netwerk als een Veiligheidshuis. De werkwijze rondom dit thema heeft een forse doorontwikkeling doorgemaakt de afgelopen jaren, partners kennen elkaar en daardoor was en is het betrekkelijk eenvoudig om informatie te genereren voor een onderzoek als het WODC. We hebben destijds goede gegevens en ook goede resultaten kunnen laten zien wat betreft onze aanpak van Nazorg, deze is eerder gepresenteerd in de brochure “Verwijs de vraag, niet de cliënt: Nazorg (ex) gedetineerden, ontwikkelingen en cijfers 2011”.
De wijze waarop het WODC de nazorgcliënten onder de loep legde heeft me aan het denken gezet. De focus lag in dit geval op degenen die specifiek uit detentie kwamen, maar er is een brede groep die veel strafbare feiten pleegt, die voor veel overlast zorgt maar die niet integraal in beeld is: de veelplegers.
Een wijdverbreid misverstand is dat een Veiligheidshuis alle veelplegers integraal in beeld heeft. Dat is niet zo. Bij de huidige beleidskeuzen en werkwijzen ligt de focus op een beperkte groep zeer actieve veelplegers in de justitiële veelplegeraanpak en daarnaast krijgen we ze in beeld wanneer ze eventueel uit detentie komen of wanneer ze pleger zijn van huiselijk geweld.
1
Wie kent de veelpleger?
De methode van het WODC leende zich uitstekend voor het in beeld brengen van alle veelplegers en daarmee is Shirley van de Laar, Criminologe, aan de slag gegaan. Geen geselecteerde groep, nee, alle veelplegers in Noordoost -Brabant zijn in beeld gebracht en de gegevens die zij verzameld heeft zijn naar mijn mening heel waardevol en verrassend op een aantal punten. Ze bieden in ieder geval veel houvast voor verder onderzoek maar ook vooral voor verder beleid. Beleid dat zich meer kan richten op de preventie waardoor voorkomen kan worden dat die veelpleger doorgaat als draaideurcrimineel.
Met dit onderzoek doe ik een oproep aan bestuurders en betrokken organisaties om te kijken wat er verbeterd kan worden in de ketensamenwerking. Nieuw of aangepast beleid lijkt geld te kosten maar levert ten aanzien van deze doelgroep op den duur op. Daar ben ik van overtuigd en eerder onderzoek heeft dat ook aangetoond. Becijferd is dat een veelpleger de maatschappij jaarlijks tonnen kost en daarnaast heeft Peter Nelissen in een jarenlang onderzoek gericht op veelplegers voorgerekend dat iedere euro inzet bij deze doelgroep drie euro oplevert voor de maatschappij. Met die gedachte wil ik dit onderzoek presenteren. Er is nog veel winst te behalen.
Mede namens Shirley van de Laar Msc,
De directeur van het Regionaal Veiligheidshuis Maas en Leijgraaf,
Annemieke de Winter – de Groot MSc
2
Wie kent de veelpleger?
Inhoudsopgave
Voorwoord................................................................................................................................. 1 Inhoudsopgave .......................................................................................................................... 3 Casus Jaap: een typerend voorbeeld van een veelpleger ......................................................... 4 Samenvatting............................................................................................................................. 6 Hoofdstuk 1. Inleiding ............................................................................................................. 12 Hoofdstuk 2. Methode ............................................................................................................ 14 Hoofdstuk 3. Casusoverleg veelplegers................................................................................... 18 Hoofdstuk 4. Aantal veelplegers in beeld................................................................................ 20 4.1 Omvang van de veelplegerpopulaties .................................................................. 20 4.2 Veelplegers in beeld.............................................................................................. 21 4.3 Harde kern jongere uit beeld ................................................................................ 23 Hoofdstuk 5. Achtergrondkenmerken van de veelplegerpopulaties ...................................... 25 5.1 Statische achtergrondkenmerken......................................................................... 25 5.2 Vergelijking van de statische achtergrondkenmerken met landelijke en regionale cijfers ............................................................................................... 28 5.3 Dynamische achtergrondkenmerken.................................................................... 31 5.4 Buurt- en wijkkenmerken...................................................................................... 33 5.5 Soort delictgedrag ................................................................................................ 34 5.6 Problemen op de leefgebieden ............................................................................. 36 Hoofdstuk 6. Conclusie............................................................................................................ 40 Begripsbepalingen ................................................................................................................... 46 Bijlagen .................................................................................................................................... 49
3
Wie kent de veelpleger?
Het leven van Jaap, een typerend voorbeeld van een veelpleger Vaak zien we bij veelplegers uiteenlopende problematieken op verschillende leefgebieden. Deze combinaties van problemen leiden naar uitzichtloze situaties waar de veelplegers zelf vaak niet meer uitkomen. Hieronder is typerend verhaal van een veelpleger beschreven.
Jaap is een man van eind in de twintig die sinds kort bij zijn nieuwe vriendin is ingetrokken. Hiervoor woonde hij overal en nergens. Meestal kon hij wel bij zijn vader, moeder of vrienden terecht, maar een eigen woning heeft Jaap nooit gehad. Ondanks zijn nieuwe vriendin gaat het niet zo goed met Jaap. Bij de politie staat hij te boek als veelpleger en ook op geestelijk, relationeel en financieel gebied spelen er problemen.
Jaap zijn verhaal start al in zijn jeugdige jaren. Als kind vertoonde Jaap veel problemen op school; hij kon niet stilzitten, had moeite zich te concentreren en vertoonde veel spijbelgedrag. Hij werd overgeplaatst naar een school voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen buiten zijn eigen woonplaats, waar hij ‘ZMOK-onderwijs’ is gaan volgen.
Jaap had het niet alleen moeilijk op school. Er was sprake van een moeilijke en ongezonde thuissituatie met veel spanningen. Zijn ouders zijn op zijn twaalfde na een jarenlange relatie die werd gekenmerkt door huiselijk geweld gescheiden. Zijn chronisch zieke vader had een zware alcoholverslaving wat in combinatie met zijn depressieve moeder leidde tot veel agressie in huis. Het was eerder regel dan uitzondering dat Jaap met zijn oudere broer aan hun lot werden overgelaten. Een stabiele gezinsituatie en veilige thuishaven waren er zodoende niet.
Nadat Jaap het speciale middelbare onderwijs had afgerond is hij begonnen aan een LBO opleiding. Dit viel Jaap zwaarder dan gedacht en hij haakte dan ook snel af. Hij vond een baantje in de bouw, maar was deze ook zo weer kwijt. Hij bleef moeite houden met het behouden van een baan en voorzag zichzelf via illegale activiteiten van een inkomen tijdens periodes zonder werk. Hier rolde Jaap gemakkelijk in met behulp van zijn oudere broer die zich al jaren in het criminele circuit bevond. Doordat Jaap niet met geld om kan gaan bouwde hij ondanks zijn inkomsten chronische schulden op. Dankzij zijn opvoeding kent Jaap geen begrenzingen en daarnaast kost zijn drugsverslaving hem veel geld.
4
Wie kent de veelpleger?
Al op zeer jonge leeftijd, op zijn 14e jaar, is Jaap met behulp van ‘verkeerde’ vrienden gaan experimenteren met harddrugs. Een gezond netwerk van vrienden heeft hij nooit opgebouwd, onder andere doordat de school buiten zijn eigen woonplaats lag. Ondanks dat de drugs zorgen voor meer rust bij zijn hyperactiviteitproblemen wil hij graag van zijn verslaving af. Door spanningen binnen zijn huidige relatie met zijn vriendin met een borderline stoornis vindt Jaap het echter erg moeilijk zijn problemen op te lossen.
Tot slot zijn bij Jaap verschillende persoonlijkheidsstoornissen gediagnosticeerd en blijkt Jaap over een laag intelligentieniveau te beschikken. Door de vele faalervaringen in zijn leven is ook zijn zelfbeeld afgenomen. Hij heeft vaak geprobeerd zijn leven anders in te richten, maar deels door eigen behoeftebevrediging en deels door onvermogen blijkt hij niet in staat zijn problemen actief aan te pakken.
Zulk een schrijnend verhaal als hierboven is niet uitzonderlijk binnen de groep veelplegers. Vaak zien we dat in de jeugd al sprake is van een moeilijke en ongezonde thuissituatie met veel spanningen. Ouders die op een vervelende manier zijn gescheiden, huiselijk geweld, een moeder met een borderline stoornis en/of een vader met alcoholverslavingsproblemen etc. Een stabiele gezinssituatie en veilige thuishaven zijn vaak het eerste gebrek waar veel veelplegers in hun jeugd mee kampen. Daarnaast is van begrenzing door de ouders vaak geen sprake geweest en zijn criminele familieleden geen uitzondering op de regel. Vervolgens zien we op school veel problemen, zoals concentratieproblemen en spijbelgedrag, en wordt er vaak geen gezond netwerk van vrienden opgebouwd. De moeilijk hanteerbare kinderen zien we vaak op speciaal onderwijs geplaatst voor moeilijk opvoedbare kinderen, het zogehete ZMOK-onderwijs. Helaas gaat het bij de vervolgopleiding vaak fout en is het aandeel schoolverlaters zonder startkwalificatie onder de veelplegers zeer hoog. Vervolgens zien we op andere leefgebieden, waar ook de nazorg aan (ex-)gedetineerden zich op richt, vele problemen zoals het ontbreken van een (geschikte) huisvesting, het ontbreken van inkomen of werk, het hebben van psychische en/of verslavingsproblematiek, relatieproblemen en schulden. In het dit onderzoek zal onder andere in kaart worden gebracht in hoeverre problemen zoals hierboven geschetst zich voordoen bij de totale populatie veelplegers in het werkgebied van het Veiligheidshuis Maas en Leijgraaf.
5
Wie kent de veelpleger?
Samenvatting
In dit onderzoek zijn op basis van justitiële en niet-justitiële gegevensbronnen de kenmerken en achtergronden van de veelplegers uit het werkgebied van het Regionaal Veiligheidshuis Maas en Leijgraaf beschreven. Deze samenvatting beoogd in het kort een aantal bevindingen weer te geven uit het onderzoek en te komen tot aanbevelingen. In de navolgende hoofdstukken wordt veel dieper ingegaan op de diverse aspecten van de veelplegers en na ieder item treft u een samenvatting aan van de meest opvallende zaken. De totale veelplegerpopulatie kan worden onderverdeeld in drie categorieën: de harde kern jongere (18+), de veelpleger en de zeer actieve veelpleger. De centrale vraag die in het onderzoek is gesteld luidt: ‘Welke kenmerken hebben meerderjarige (niet geprioriteerde) veelplegers, wonende in de districten Maasland en Maas en Leijgraaf in 2011 en ten aanzien van welke leefgebieden kunnen betrokken partners verbonden aan het Regionaal Veiligheidshuis Maas en Leijgraaf een aanvullend aanbod1 doen?’ 1. Wat is bij betrokken partners bekend over de aard en de omvang van de veelplegerpopulaties? In totaal bevinden zich 297 personen op de veelplegerlijst, waarvan 37 harde kern jongeren (18+), 215 veelplegers en 45 zeer actieve veelplegers. Een belangrijk gegeven is dat iemand het etiket veelpleger krijgt op basis van het aantal processen verbaal en derhalve veelal alleen bekend zijn bij justitiële partners. Een beperkt deel komt integraal in beeld (zie hierna). Een veelpleger kan veel processen verbaal op zijn naam hebben maar hij/zij hoeft niet per definitie op het moment van meten veel overlast te veroorzaken. Vaak is er echter wel sprake van complexe problematiek die kan leiden tot nieuwe strafbare feiten en/of overlast. Aanbeveling 1. Bij de groep veelplegers is vaak sprake van complexe problematiek die verder reiken dan enkel de processen verbaal. Het Openbaar Bestuur zou zich moeten beraden op een integrale aanpak die breder is dan de huidige. De veronderstelling is dat het preventief investeren op een aantal leefgebieden veel criminaliteit en overlast kan voorkomen.
1
Met aanvullend aanbod wordt gedoeld op een werkwijze buiten de reguliere werkwijze van de partners binnen het veiligheidshuis om.
6
Wie kent de veelpleger?
2. Hoeveel veelplegers zijn (integraal) in het onderzochte peiljaar (2011) in beeld in het Regionaal Veiligheidshuis Maas en Leijgraaf en hoeveel zijn er bij de individuele partners bekend? Het RVML heeft 31 procent van de totale veelplegerpopulatie in het peiljaar 2011 in beeld gehad; in het justitiële veelplegersoverleg (9%) in het overleg huiselijk geweld (8%) en in het overleg nazorg (21%). Opvallend is de verdeling van het aantal te bespreken veelplegers per district binnen het veelplegersoverleg. Dit door het ongeveer gelijke aantal veelplegers per district en het hogere aantal besproken veelplegers in het nazorgoverleg uit district Maasland in vergelijking met district Maas en Leijgraaf. Er zou door betreffende organisaties nader kunnen worden ingezoomd op de verdeelsleutel bij het veelplegersoverleg. Ook is het interessant te achterhalen hoe het komt dat we meerdere veelplegers uit district Maasland terugzien op de agenda van het nazorgoverleg. Mogelijk speelt het preventieve adoptiesysteem van district Maas en Leijgraaf, waarbij een top 45 van veelplegers intensief wordt gevolgd door wijkagenten en politieadoptanten, een rol bij het geconstateerde verschil in instroom in het nazorgoverleg.
Extern, dat wil zeggen bij individuele partners, is in het peiljaar 2011 76,1% van de veelplegers in beeld geweest. De meeste veelplegers zijn (uiteraard) door Stichting Reclassering
Nederland
gezien
middels
toezicht
of
het
opstellen
van
een
onderzoeksrapportage. De overige partners hebben echter relatief maar weinig veelplegers in beeld gehad, wat zorgwekkend is gezien de vele problematieken onder de veelplegers.
Aanbeveling 2 Het verdient aanbeveling binnen de justitiële keten om te kijken naar de geconstateerde verschillen binnen het werkgebied t.a.v. de veelplegers. Zowel naar de verschillen in instroom per district in het veelplegersoverleg als de uitstroom van het aantal veelplegers per district richting nazorgoverleg. Aanbeveling 3 Een groot deel van de totale veelplegerpopulatie is enkel in beeld bij de justitiële organisaties. Met name het Openbaar Bestuur zal zich moeten bezinnen in hoeverre zij een breder integraal zicht willen hebben en houden op de genoemde doelgroep.
7
Wie kent de veelpleger?
3. Is de harde kern jongere voldoende in beeld? De ‘kunstmatige’ knip tussen 18- en 18+ zorgt ervoor dat de minderjarige veelplegers bij het bereiken van de achttienjarige leeftijd in een vacuüm belanden met betrekking tot het integraal volgen van deze problematische groep. Het aantal vereiste antecedenten bij ‘volwassen’ veelpleger categorieën is voor deze jonge groep veelplegers vaak nog te hoog. Met het concept ‘harde kern jongere’ (12-24 jaar), waarbij een lager aantal antecedenten is vereist, is dit probleem voorheen al gedeeltelijk opgelost.
Tot voor kort waren de harde kern jongeren vanaf 18-24 jaar integraal in beeld en kwamen zij aan bod bij het overleg minderjarige veelplegers. Door herzien beleid is de integrale aanpak ten aanzien van deze doelgroep echter weggevallen. Waar het eerst zorgelijk was dat deze doelgroep buiten beeld raakte wanneer zij de leeftijdgrens van 25 jaar hadden bereikt2, is het extra zorgelijk om te constateren dat deze groep vanaf 18 jaar niet meer integraal wordt gevolgd, tenzij zij weer voldoen aan de definitie zeer actieve veelpleger (10 antecedenten in 5 jaar, waarvan 1 in het peiljaar, zie definitie) of in beeld komen via het nazorgoverleg. De vraag is in hoeverre partners dit een al dan niet gewenste situatie vinden. Willen we ons bij de verplegeraanpak specifiek richten op repressie bij veelplegers die al een ‘lange’ criminele carrière achter de rug hebben? Of willen we ons richten op secundaire preventie, waarbij preventieve maatregelen bij criminele jongvolwassenen een verdere opbouw van de criminele carrière dienen te voorkomen?
Geconstateerd werd dat maar over een relatief kleine groep harde kern jongeren (56%) een rapportage van de reclassering in IRIS3 voorhanden was. Het vraagt om een verklaring dat juist van deze groep jonge veelplegers de leefsituatie niet in kaart is gebracht. Mogelijk zou de overgang van de Jeugdreclassering naar Reclassering Nederland ten aanzien van deze groep jongvolwassenen beter geborgd kunnen worden. Wat daarbij kan meespelen is dat tot nu toe de 18+ harde kern jongeren besproken werden in het jeugdoverleg waarbij Reclassering Nederland niet participeert. De vraag die gesteld mag worden is of ten aanzien van deze doelgroep een andere aanpak nodig is. 2
Zorgelijk zijn de uit het oog geraakte harde kern jongeren wanneer zij de leeftijdgrens van 25 jaar hebben bereikt. Het aantal vereiste antecedenten op het strafblad is (te)veel voor deze jonge groep veelplegers is, waardoor de kans groot is dat zij niet in de veelplegers categorie voor volwassen komen. 3 IRIS is het het Integraal Reclasserings Informatie Systeem van Stichting Reclassering Nederland.
8
Wie kent de veelpleger?
Aanbeveling 4 Investeren in de harde kern jongeren is een belangrijk aandachtspunt. Het integraal in beeld houden van deze groep nadat ze 18 zijn geworden als ook de inzet van (andere) partners die juist belangrijk zijn wanneer jongeren volwassen worden is een aandachtspunt. 4. Hoe ziet het gemiddelde profiel van een veelpleger er uit qua statische achtergrondkenmerken? Het gemiddelde profiel van een veelpleger is in het onderzochte gebied: Een autochtone man van 37 jaar, die voor het eerst op zijn 17e met de politie in aanraking komt en die 22 processen verbaal met 40 hoofdzakelijk vermogensdelicten zonder geweld heeft opgedaan tijdens zijn criminele loopbaan. Interessant is te bekijken of er verschillende ‘groepen’ veelplegers bestaan, zoals drugsgebruikers en psychisch gestoorde personen, die allen een eigen aanpak behoeven. Met de verzamelde onderzoeksgegevens is het zeker mogelijk dit nader te onderzoeken. Aanbeveling 5 Indien gewenst kunnen de verkregen onderzoeksgegevens nader geanalyseerd worden om specifiekere kenmerken van de veelplegers te krijgen. 5. Wat is opvallend bij de dynamische achtergrondkenmerken? Het opleidingsniveau van de veelplegers is laag. Hierbij is het opvallend en zorgwekkend dat meer dan de helft van de veelplegers zijn opleiding vroegtijdig heeft afgebroken (of helemaal geen opleiding heeft gevolgd). Hiermee hebben velen hun kansen op de arbeidsmarkt verkleind. Als we gaan kijken naar de arbeidspositie van de veelplegers zien we dan ook dat veel veelplegers geen (vaste) baan hebben; 70 procent is werkloos of (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt. Er is een grote samenhang tussen vroegtijdig schoolverlaten en delinquent gedrag. De veronderstelling is dat met behulp van een afgeronde opleiding de kans op de arbeidsmarkt wordt vergroot, waardoor een latere criminele carrière kan worden voorkomen. Aanbeveling 6 Investeren in zowel schoolverzuim als het investeren op een startkwalificatie ten aanzien van deze doelgroep kan op termijn de positie op de arbeidsmarkt vergroten en crimineel gedrag voorkomen.
9
Wie kent de veelpleger?
6. Wat is bekend over de veelplegers in relatie tot wijkkenmerken? Bij het onderzoek is voor één gemeente - in dit geval de gemeente Oss - gekeken of er een verband is tussen wijken en het aantal veelplegers, woonachtig in die wijk. Er blijkt een sterke correlatie te bestaan tussen bepaalde wijken en het aandeel veelplegers. Aanbeveling 7 Het is voor een vervolgonderzoek interessant te bekijken of de gevonden correlatie tussen bepaalde wijken en het aandeel veelplegers ook geldt in de andere gemeenten binnen het werkgebied van het RVML. Het uiteindelijke doel zou moeten zijn om te kijken of gebiedsgericht werken extra mogelijkheden zou bieden. 7. In hoeverre spelen er specifieke problemen bij veelplegers? Veelplegers zijn veelal personen met meervoudige problemen op het gebied van huisvesting, inkomen, schulden, relatie, psyche en verslaving. Ondanks de vele meervoudige problemen hebben maar relatief weinig partners, justitieel of niet-justitieel, de veelplegers in zorg gehad in het peiljaar. Een mogelijke verklaring zou kunnen zijn gelegen in het feit dat een veelpleger in aanvang ook alleen een justitiële titel is. Een breder zorgaanbod zou gedaan kunnen worden wanneer de ketensamenwerking tussen justitiële – en niet-justitiële partners meer integraal opgepakt zou worden. Aanbeveling 8 Het verdient aanbeveling om te bekijken waarom de gemiddelde veelpleger, ondanks de meervoudige problematiek nog betrekkelijk weinig in al dan niet justitiële of vrijwillige zorg zit. Aanbeveling 9 Problemen op de leefgebieden inkomen, huisvesting, schulden en zorg vormen een risico voor recidive. De veronderstelling is dat investeren in deze leefgebieden criminaliteit vermindert4. Door een meer integrale aanpak van de meervoudige problemen bij veelplegers zouden de problemen effectiever en efficiënter kunnen worden aangepakt.
4
Ministerie van Justitie. (2010). Werkboek Structuur in de nazorg aan ex-gedetineerden. Vereniging van de Nederlandse Gemeenten, Den Haag.
10
Wie kent de veelpleger?
8. In hoeverre is er aandacht nodig voor het IQ? Slechts zelden bleek een IQ resultaat voorhanden in IRIS (bij een derde), terwijl het gemiddeld zeer lage opleidingsniveau van de totale veelplegerpopulatie wel doet vermoeden dat er vaak sprake kan zijn van een (licht) verstandelijke beperking. In de praktijk zou het betekenen dat organisaties als MEE en Dichterbij een grote(re) rol zouden kunnen spelen in het begeleiden van veelplegers met een (licht) verstandelijke beperking. De hier uit voortvloeiende vraag is hoe meer structureel in beeld kan worden gebracht of er sprake is van een beperking en hoe onderzoek daarnaar in de ketensamenwerking zou kunnen worden ingebouwd. Een logisch moment zou zijn wanneer (Jeugd) Reclassering een uitgebreide rapportage moet uitbrengen na aanhouding. Meer kennis over een (licht) verstandelijke beperking geeft andere begeleidingsmogelijkheden en een beter aansluitende aanpak welke tot betere resultaten kan leiden. Zaken als het opleggen van interventies, scholing, arbeidstoeleiding, behandeling, straffen en nog fundamenteler, alle vormen van communicatie en omgang met deze personen zullen mogelijk op een andere manier dienen te worden opgepakt Aanbeveling 10 In een vroegtijdig stadium testen van het vermoeden van een (licht) verstandelijke beperking geeft in de verdere aanpak andere en meer mogelijkheden. Het verdient aanbeveling dat Stichting MEE, Dichterbij en (Jeugd) Reclassering gezamenlijk kijken naar dit thema.
11
Wie kent de veelpleger?
Hoofdstuk 1. Inleiding
Veilig wonen en leven zijn belangrijke zaken die burgers van een gemeentebestuur en overige relevante partners verwachten. Criminaliteit, overlast en gevoelens van onveiligheid hebben een grote invloed op de leefbaarheid in stad en dorp. Problemen op het gebied van deze sociale veiligheid kunnen het best worden opgelost door vroegtijdig ingrijpen, preventieve actie(s) en een gezamenlijk optreden van diverse instanties (Visiedocument RVML, 2011). Het Regionaal Veiligheidshuis Maas en Leijgraaf biedt een platform waarbinnen deze taken uiteen kunnen worden gezet en kunnen worden gecoördineerd. Het is een instrument dat door gemeenten, Openbaar Ministerie, Politie en overige partners wordt ingezet om sociale onveiligheid aan te pakken. De groep veelplegers5 is een relatief kleine groep daders die verantwoordelijk is voor een groot gedeelte van de totale overlast en criminaliteit en daardoor zorgt voor hoge maatschappelijke kosten6 en gevoelens van onveiligheid. Mede hierdoor werd in het landelijke veiligheidsprogramma, gestart onder het kabinet Balkenende 1 en in de opvolgers daarvan, de aanpak van veelplegers/stelselmatige daders als speerpunt benoemd. In het veiligheidsprogramma werden een aantal maatregelen aangekondigd om recidive door veelplegers te voorkomen, respectievelijk te verminderen. Enkele van die maatregelen waren het intensiveren van de reïntegratie en toezicht op ex-gedetineerden en het verbeteren van de nazorg voor verslaafden en of criminelen met een psychiatrische problematiek. De gedachte is dat een intensieve aanpak van veelplegers een aanzienlijke reductie in de criminaliteit en onveiligheidsgevoelens met zich mee kan brengen. Binnen het Regionaal Veiligheidshuis Maas en Leijgraaf wordt op het gebied van nazorg nauw samengewerkt tussen ketenpartners om criminaliteitsrecidive te voorkomen. Voor veelplegers is er daarnaast een speciaal justitieel casusoverleg operationeel met als doel een net om de veelpleger te sluiten zodat deze met dwang/drang en (met name binnen het justitieel kader vallende) zorg wordt bewogen tot ander gedrag en minder recidive. Het gegeven dat er bij deze dadergroep, in vergelijking met delinquenten die eenmalig delicten plegen, meerdere risicofactoren een rol spelen maakt deze problematiek zeer complex en
5
Voor de definitie en criteria van veelplegers, zie pagina 17. Onderzoek laat zien dat een Veelpleger de maatschappij op jaarbasis tussen de € 250.00 en € 500.000, - kost (Novius Adviesgroep voor Informatie en organisatie, Maatschappelijke effecten Stichting Exodus Utrecht, 2009). Elke euro die wordt geïnvesteerd in de aanpak van zeer actieve veelplegers betaalt zich terug in een kostenbesparing voor de maatschappij van ruim 3 euro. Uit ‘Vastpakken en niet meer loslaten: een onderzoek naar de werkwijze en effectiviteit van zes Limburgse Veiligheidshuizen’ door P.Ph. Nelissen, Maastricht 2010 6
12
Wie kent de veelpleger?
tegelijkertijd interessant voor nazorg. Bij die aanpak zijn immers een groot aantal andere partners dan justitiële partners betrokken. Te denken valt aan gemeentelijke partners (woningbouwverenigingen en sociale zaken) en overige zorgpartners zoals maatschappelijk werk, GGZ, MEE en het Verdihuis. Echter, een veelpleger komt pas bij nazorg in beeld wanneer er sprake is van een detentie. Hier is uiteraard niet altijd sprake van. Daarnaast kunnen niet alle delinquenten die zijn aangemerkt als veelpleger worden besproken in het casusoverleg veelplegers. Slechts 30 van de 297 veelplegers in het werkgebied van het Regionaal Veiligheidshuis Maas en Leijgraaf kunnen op de agenda van het veelplegersoverleg worden geplaatst.7 Om duidelijkheid te scheppen in de complexe problematiek is besloten om alle veelplegers in het werkgebied van het RVML duidelijk in kaart te brengen en risicofactoren te onderzoeken die mogelijk verband houden met de totstandkoming en ontwikkeling van delinquent gedrag. Aan de hand van de vergaarde informatie kan mogelijk verder beleid worden ontwikkeld ten aanzien van veelplegers, om zo een reductie in de criminaliteit en onveiligheidsgevoelens te bewerkstelligen.
Het onderzoek speelt in op de in het hiervoor omschreven probleem; de behoefte om duidelijkheid te scheppen in de complexe problematiek van veelplegers. Het onderzoek is oriënterend van aard en beoogt een bijdrage te leveren aan de kennis omtrent de risicofactoren van crimineel gedrag bij volwassen veelplegers wonende in de districten die behoren tot het werkgebied van het Regionaal Veiligheidshuis Maas en Leijgraaf (RVML), district Maasland en district Maas en Leijgraaf. De risicofactoren houden zowel achtergrondkenmerken (statische factoren) in als situaties op leefgebieden waar de nazorg aan (ex-)gedetineerden zich op richt (dynamische factoren). Inzicht in risicofactoren is van belang, omdat kennis hierover kan zorgen voor de ontwikkeling van een meer passend nazorgaanbod voor veelplegers. Tevens biedt deze kennis de betrokken gemeenten en partners uit het werkgebied van het RVML inzichten op welke leefgebieden zij deze dadergroep eventueel nog een aanbod zou kunnen doen, vergelijkbaar met die van de nazorgaanpak.
7
Zie pagina 18 voor meer uitleg over de prioritering van de 30 veelplegers voor het casusoverleg.
13
Wie kent de veelpleger?
De centrale vraag die in het onderzoek zal worden beantwoord is: ‘Welke kenmerken hebben meerderjarige (niet geprioriteerde) veelplegers, wonende in de districten Maasland en Maas en Leijgraaf in 2011 en ten aanzien van welke leefgebieden kunnen betrokken partners verbonden aan het Regionaal Veiligheidshuis Maas en Leijgraaf een aanvullend aanbod8 doen?’ De volgende hoofd- en deelvragen zullen worden beantwoord: 1. Hoeveel veelplegers zijn er in beeld? 1. Hoeveel veelplegers zijn er in het district Maasland en Maas en Leijgraaf9? 2. Welk percentage van de veelplegers kan per district worden bestempeld als zeer actieve veelpleger, harde kern jongere 18+ en vaakpleger? 3. Welk percentage van de veelplegers is er per district bij het Regionaal Veiligheidshuis Maas en Leijgraaf en integraal in beeld? 4. Welke criteria worden toegepast bij het selecteren van veelplegers voor het casusoverleg veelplegers? 2. Welke kenmerken hebben de veelplegers? 5. Welke achtergrondkenmerken hebben de veelplegers? 6. Wat voor soort delictgedrag vertonen de veelplegers? 7. Op welke leefgebieden spelen er problemen bij de veelplegers?
Hoofdstuk 2. Methode Participanten Het onderzoek beperkt zicht tot meerderjarige (18+) veelplegers wonende in district Maasland en district Maas en Leijgraaf9. Het identificeren van veelplegers geschiedt op basis van definities zoals die door het ministerie van Justitie en Veiligheid zijn samengesteld. Via het Herkenningsdienstsysteem (HKS) zal worden vastgesteld wie er met een crimineel antecedent in aanraking is gekomen met de politie en aangemerkt kan worden als veelpleger. 8
Met aanvullend aanbod wordt gedoeld op een werkwijze buiten de reguliere werkwijze van het veiligheidshuis om. 9 District Maasland: gemeente Oss, Maasdonk, Bernheze. District Maas en Leijgraaf: gemeente Uden, Landerd, Veghel, Boekel, Cuijk, Grave, Mill en Sint Hubert, Boxmeer, Sint Anthonis.
14
Wie kent de veelpleger?
Procedure Op basis van politieregistratiegegevens zal worden nagegaan welke personen voldoen aan de definitie veelpleger, zeer actieve veelpleger en harde kern jongere (18 +).
Vervolgens zal worden nagegaan hoeveel personen van de veelplegerslijsten op het moment van meten (oktober 2011) worden besproken in een overleg binnen het RVML (casusoverleg veelplegers, nazorg ex-gedetineerden of huiselijk geweld). Aan de hand van deze gegevens kan het percentage veelplegers welke in beeld zijn bij het Regionaal Veiligheidshuis worden berekend.
Verder zal worden nagegaan hoeveel personen van de lijst op het moment van meten onder toezicht staan of in zorg zijn bij ketenpartners. Met behulp hiervan kan worden berekend hoeveel veelplegers er integraal in beeld zijn. De volgende partners hebben deelgenomen: Stichting Aanzet, Regionaal Maatschappelijk Centrum Land van Cuijk, GGZ, Stichting Reclassering Nederland, Novadic-Kentron, MEE, Verdihuis, Vivaan, Politie (Noord-Brabant).
De achtergrondkenmerken van de dadergroep zal worden verkregen aan de hand van politieregistratiegegevens en via het gemeentelijk inkijksysteem Suwinet.
Tevens zullen via het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) kenmerken van de bevolkingsopbouw worden opgevraagd, om te kunnen zien in welke mate de verdeling van achtergronden scheef is in vergelijking tot de verdeling in de bevolking.
Informatie over problemen op diverse leefgebieden zal worden verkregen aan de hand van het registratiesysteem van de Reclassering; het Integraal Reclasserings Informatie Systeem (IRIS). Er zullen gegevens uit IRIS worden opgevraagd om te bekijken op welke leefgebieden er een problematiek bestaat en behoefte is aan zorg. Met behulp van deze informatie kan worden bekeken op welke leefgebieden door de relevante organisaties (al dan niet binnen het RVML) aan de veelplegers eventueel nog een aanbod kan worden gedaan, vergelijkbaar met die van de nazorgaanpak.
Herkenningsdienstsysteem (HKS) en het Integraal Reclasserings Informatie Systeem (IRIS) HKS bevat alle gegevens van processen-verbaal (pv’s) en gepleegde misdrijven van verdachten van een misdrijf. Het landelijke bronbestand bevat ook de losse misdrijven die onder de pv’s vallen. Het is een samenvoeging van alle lokale politieregiobestanden. In IRIS worden de dossiers bijgehouden van volwassenen die in aanraking zijn gekomen met één van de drie reclasseringsorganisaties: de Stichting Reclassering Nederland (SRN), het Leger des Heils (LDH) en de stichting Verslavingsreclassering GGZ Nederland (SVG). In principe komt iedereen die in voorlopige hechtenis heeft gezeten in aanraking met de
15
Wie kent de veelpleger?
reclassering. IRIS bevat informatie over de gesignaleerde problematiek, het opgestelde plan van aanpak, toezicht en re-integratieprogramma’s. De uit bovenstaande systemen verkregen cijfers dienen met enige voorzichtigheid te worden geïnterpreteerd. HKS bevat, uiteraard, alleen veelplegers die met hun gedrag onder de aandacht van de politie komen. Daarnaast kunnen we door registratieachterstanden gegevens missen. Voor de mate van problematiek bij de veelplegers geldt dat dit een dynamisch gegeven is, dat wil zeggen dat het een momentopname is die kan veranderen. De laatst bekende situatie blijft in het systeem staan en wordt bij een volgende registratie overgeschreven. Daarnaast hoeft niet alles verplicht te worden ingevuld in IRIS door de reclasseringswerker, waardoor er onbekende waarden kunnen voorkomen. Inhoud en opbouw rapportage De
rapportage
bevat
voornamelijk
beschrijvende
informatie
over
de
totale
veelplegerpopulatie. Voordat de resultaten worden beschreven zal in hoofdstuk 3 eerst uitleg worden gegeven over de inhoud van het casuïstiek overleg veelplegers binnen het RVML. In hoofdstuk 4 zullen percentages en aantallen worden gepresenteerd over de omvang van de veelplegerpopulaties en de omvang van de veelplegers die in beeld zijn, zowel intern en extern. In hoofdstuk 5 zal dieper op de achtergronden van de veelplegers worden ingegaan en zullen achtereenvolgens de statische achtergrondkenmerken, de dynamische achtergrondkenmerken, de buurt- en wijkkenmerken, het soort delictgedrag en de problematieken op de leefgebieden worden beschreven. Tevens zullen een aantal kenmerken worden afgezet tegen de bevolkingsstatistieken van het Centraal Bureau voor de Statistiek en de landelijke cijfers over de kenmerken van veelplegers10.Tot slot zal een conclusie en discussie volgen met de belangrijkste conclusies en aanbevelingen.
10
Tollenaar, N. & Laan, A.N. van der (2011). Monitor Veelplegers 2011. Trends in de populatie zeer actieve veelplegers uit de periode 2003-2008. WODC, Den Haag.
16
Wie kent de veelpleger?
17
Wie kent de veelpleger?
Hoofdstuk 3. Casusoverleg veelplegers
Het Regionaal Veiligheidshuis Maas & Leijgraaf is in 2007 gestart met het casuïstiek overleg veelplegers voor de districten Maasland en Maas & Leijgraaf11. In het overleg brengen verschillende netwerk- en ketenpartners van het RVML hun expertise in, worden er concrete afspraken gemaakt en wordt het verloop teruggekoppeld.
Doordat de groep veelplegers zich kenmerkt door vele problemen op het gebied van inkomen, schulden, huisvestiging, psychische stoornissen, verslavingsproblemen etc. wordt de door de politie deels verzamelde informatie aangevuld door de partners in het casusoverleg. Met deze informatie kan een integraal en persoonsgericht plan van aanpak (PGA) worden gemaakt om de voorkomende problemen aan te pakken. Tegelijkertijd wordt er vanuit strafrechtelijke hoek per casus een veelplegerdocument aangemaakt. Met behulp van het veelplegerdocument kan de rechtbank worden bewogen tot het ten uitvoer leggen van een PGA binnen het strafrechterlijk kader. Daarnaast dient het veelplegerdocument als benodigde documentatie voor het eventueel vorderen van een Wet plaatsing in een Inrichting voor Stelselmatige Daders (ISD).
Blok 1. Definitie verschillende soorten veelplegers Veelplegers Personen die keer op keer in aanraking komen met de politie worden aangeduid als veelplegers. Een veelpleger wordt gedefinieerd als een delinquent die in zijn gehele criminele verleden tien processen-verbaal heeft, waarvan één in het laatste jaar. Een ‘zeer actieve veelpleger’ is een delinquent die in de laatste vijf jaar tien processen verbaal op zijn naam heeft geschreven, waarvan minstens één in het laatste jaar. Deze laatste groep veelplegers komen in aanmerking voor toepassing van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD). Een ‘harde kern jongere’ is een jongere in de leeftijd van 12 t/m 24 jaar, die in het peiljaar twee zware delicten heeft gepleegd en bovendien in de jaren daarvoor drie antecedenten heeft. Het kan ook een jongere betreffen die in het peiljaar tenminste drie zware delicten heeft gepleegd.
11
In 2007 was er sprake van drie politiedistricten: district Maasland, De Leijgraaf en het Land van Cuijk. Na de gewijzigde districtsindeling m.i.v. 2010 is er sprake van twee districten. De driedeling in de praktijk wordt gehandhaafd in de subregio’s Maasland, Uden-Veghel en Cuijk-Boxmeer.
18
Wie kent de veelpleger?
Op grond van hun criminele verleden kunnen veelplegers sinds de in 2004 ingevoerde ISD maatregel voor maximaal twee jaar worden gedetineerd, ondanks het delict niet in relatie staat met de duur van deze straf.12 Door de langere insluiting kan een gericht justitieel reïntegratietraject worden aangeboden en kunnen zij beter worden begeleid bij hun terugkeer naar de samenleving.
Voor het casusoverleg veelplegers worden per jaar 10 veelplegers geselecteerd per gehanteerd district binnen het RVML. District Maas en Leijgraaf wordt door het RVML nog steeds gezien als twee lossen districten (Uden/Veghel en Cuijk/Boxmeer), waardoor in dit district 20 veelplegers worden geselecteerd. Werknemers van de politie werkzaam binnen het Veiligheidshuis bespreken samen met de Chefs Operationele Zaken (teamleiders) welke veelplegers er op de lijst komen. Deze chefs verkrijgen informatie van wijkagenten. Uiteraard worden veelplegers die zich in detentie bevinden niet op de lijst geplaatst.
De criteria die worden toegepast bij het selecteren van veelplegers voor het Veelplegersoverleg houden in: 1. Het voldoen aan de definitie van een ‘zeer actieve veelpleger’
2. Gevoel van ‘ernst’/aanstormend talent door wijkagenten/chefs 3. De mate van overlast door de veelpleger 4. Of er niet elders aandacht aan de veelpleger wordt geschonken Er zijn echter altijd uitzonderingen mogelijk op bovenstaande criteria. De Chef Operationele Zaken bepaalt uiteindelijk wie op de lijst terecht komt. Welk criteriapunt zwaarder weegt wordt per geval afgewogen.
Ketenpartners binnen het casusoverleg veelplegers:
Openbaar Ministerie
Politie
Novadic-Kentron
Reclassering Nederland
Nazorgcoördinator
12
Zie bijlage 1 voor de voorwaarden van de ISD-maatregel.
19
Wie kent de veelpleger?
Hoofdstuk 4. Aantal veelplegers in beeld In dit hoofdstuk zal antwoord worden gegeven op de vraag hoeveel veelplegers zich binnen het werkgebied van het RVML bevinden. Ook zal in tabellen worden weergegeven hoeveel veelplegers intern bij het veiligheidshuis en extern bij ketenpartners in beeld zijn.
4.1 Omvang van de veelplegerpopulaties Het totale aantal meerderjarige veelplegers in beide districten is 297 personen (Maasland 155, Maas en Leijgraaf 142). 15 Procent van het totale aantal veelplegers kan worden bestempeld als een zeer actieve veelpleger, 13 procent als een harde kern jongere13. Tabel 1. Aantal soorten meerderjarige veelplegers per district, oktober 2011 Veelpleger Zeer actieve Harde kern Totaal aantal veelpleger jongere 18+ veelplegers Maasland 110 24 21 155 Maas en Leijgraaf 105 21 16 142 RVML
215
45
37
297
Bron: HKS
Bij een veelpleger stelt men zich vaak een ‘draaideurcrimineel’ voor; een persoon die alweer voor zijn volgende misdrijf wordt opgepakt terwijl de inkt van zijn vorige proces verbaal nog niet droog is. Echter, heel veel veelplegers kunnen allerminst als zodanig worden gezien. Of een persoon wordt aangemerkt als een type veelpleger is gebaseerd op het aantal antecedenten in het Herkenningsdienstsysteem van de politie, ongeacht de lengte van het tijdsvlak tussen het eerste en laatste opgenomen delict. Er komen nauwelijks personen voor die vaker dan eens per week worden opgepakt. Eigenlijk hebben we het dan over een ‘oude bekende van de politie’ en kunnen we beter spreken van langplegers in plaats van veelplegers. Om de lang-maar-niet-zo-intensief-plegers te scheiden van de aan-de-lopendeband-plegers kan het concept vaakplegers uitkomst bieden. Een vaakpleger is een persoon met een hoge delictdichtheid; het aantal delicten per jaar in de totale registratieperiode. Van een vaakpleger kan worden gesproken wanneer iemands delictdichtheid de drempelwaarde (4 antecedenten per jaar) overschrijdt.
13
Een ‘harde kern jongere’ is een jongere in de leeftijd van 12 t/m 24 jaar. Alleen de volwassen harde kern jongeren (18 t/m 24 jaar) zijn meegenomen in het onderzoek, aangezien het zich richt op de volwassen veelplegers.
20
Wie kent de veelpleger?
Grafiek 1. Relatief percentage vaakplegers per type veelpleger .
Van alle typen veelplegers binnen het werkgebied van het RVML blijkt 20 procent zowel veelpleger als vaakpleger.
50
47
Het grootste gros (80%) blijkt dus geen 40
vaakpleger. In grafiek 1 is te zien hoe het
30
aantal vaakplegers zich verhoudt tot het 22
Veelpleger
20 14
10 0
Percentage vaakplegers
aantal veelplegers per type veelpleger.
ZAVP
Zoals verwacht komen onder de zeer
HKJ 18+
actieve veelplegers relatief de meeste vaakplegers voor.
Uiteraard zijn met het concept ‘vaakpleger’ niet alle problemen weggenomen. Iemand kan als hij jong is veel vaker per jaar delicten plegen dan als hij wat ouder wordt. Doordat we kijken naar iemands gehele carrière kan een persoon als vaakpleger worden aangemerkt, terwijl hij de laatste jaren misschien ‘maar’ 1 antecedent per jaar opdoet.
4.2 Veelplegers in beeld In deze paragraaf wordt in kaart gebracht hoeveel veelplegers intern en integraal in beeld zijn (geweest). Een veelpleger is intern of integraal in beeld wanneer op het moment van meten de casus nog niet was afgesloten, de persoon nog onder toezicht stond of de persoon nog in zorg was. Het moment van meten is oktober 2011. Ook is bekeken welke veelplegers wel in het peiljaar 2011 in beeld waren, maar waarvan op het moment van meten de casus was afgerond of het contact was beëindigd. Tot slot is bekeken hoeveel veelplegers in zijn totaal in het peiljaar 2011 in beeld waren. Dit houdt in het onderzoek het aantal veelplegers in die van begin tot en met oktober 2011 in beeld zijn geweest of dat in oktober nog steeds waren.14
14
De veelplegers die zowel voor als na oktober in beeld zijn geweest worden maar één keer meegenomen bij het berekenen van het totaal aantal veelplegers die in 2011 in beeld waren.
21
Wie kent de veelpleger?
Tabel 2. Aantal veelplegers intern in beeld in 2011 Lopende case Afgesloten case Aantal % Aantal % Maasland (155) Maas en Leijgraaf (142) RVML (297)
Totaal in beeld 2011 Aantal %
18
11,6
43
27,7
53
34,2
23
16,2
25
17,6
40
28,2
41
13,8
68
22,9
93
31,3
Tabel 2 laat zien dat het RVML in 2011 22,9 procent van de veelplegers heeft besproken in een overleg en als case heeft afgesloten. 13,8% van de veelplegers werd op het moment van meten nog steeds besproken in één van de overleggen. In totaal was er in het peiljaar 2011 31,3% intern in beeld bij het RVML (veelplegers kunnen meerdere keren in beeld zijn geweest door zowel als afgesloten case als een nog lopende case te staan geregistreerd. Ze worden dan toch maar 1 maal meegeteld).
Tabel 3. Aantal veelplegers intern in beeld uitgespitst naar overleg in 2011 Veelplegersoverleg Nazorgoverleg Huiselijk geweld Aantal % Aantal % Aantal % Lopende case Afgesloten case
27 0
9,1 0,0
15 48
5,0 16,2
0 24
0,0 8,0
Totaal in beeld 2011
27
9,1
63
21,2
24
8,0
In tabel 3 is te zien dat in totaal in 2011 9,1% van de veelplegers in het veelplegersoverleg is besproken, 21,2% in het nazorgoverleg en 8% in het huiselijk geweld overleg. Doordat het veelplegersoverleg de geprioriteerde veelplegers lang blijven volgen hebben zij geen veelplegers afgesloten in het jaar 2011. Als wordt gekeken naar de verschillende districten valt op dat veelplegers uit district Maasland vaker worden besproken in het nazorgoverleg (43 maal) dan in district Maas en Leijgraaf (20 maal).15 Een veelpleger komt hier alleen in beeld wanneer hij daadwerkelijk uit detentie komt; een veelpleger die geen detentie als straf heeft gehad blijft buiten beeld.
15
Zie bijlage 2 voor de cijfers.
22
Wie kent de veelpleger?
Tabel 4. Aantal veelplegers integraal in beeld in 2011 Lopend contact Afgesloten contact Aantal % Aantal % Aanzet RMCLVC GGZ SRN NK zorgtak MEE Verdihuis* Vivaan* Politie adoptant* (District 3)** Totaal integraal**
Totaal in beeld 2011 Aantal %
17 4 28 108 52 6 4 19 30
5,7 1,3 9,4 36,4 17,5 2,0 1,3 6,4 10,1
16 3 21 63 19 9 -
5,4 1,0 7,1 21,2 6,4 3,0 -
33 7 49 171 71 15 -
11,1 2,3 16,5 57,6 23,9 5,0 -
181
60,9
108
36,4
226
76,1
*Van het Verdihuis, Vivaan en Politie is enkel informatie over veelplegers die op het moment van
meten in beeld waren. ** In beeld bij de politie houdt in dit onderzoek in wanneer er veelplegers worden gevolgd via een adoptiesysteem. Wanneer er een proces verbaal wordt opgemaakt van een veelpleger is dit niet meegenomen bij het in beeld hebben van een veelpleger door de politie. Ten tijde van de dataverzameling was er alleen in district Maas en Leijgraaf een top 45 van veelplegers die worden gevolgd via een adoptiesysteem. *** ‘Totaal integraal’ is bij 1 of meer van de organisaties in beeld, veelplegers tellen dus maar 1 keer mee.
Bovenstaande tabel laat zien hoeveel veelplegers integraal bij partners van het RVML in beeld zijn. We zien dat 61 procent van de veelplegers nog een lopend contact heeft op het moment van meten. In totaal is ruim drie kwart van het totaal aantal veelplegers in beeld geweest in 2011. De reclassering heeft logischerwijs de meeste veelplegers in beeld. Hierna volgen de verslavingszorg Novadic-Kentron en de GGZ.
4.3 Harde kern jongere uit beeld Zorgelijk is het zichtbare gat in de overgang van een harde kern jongere (en jeugdige veelpleger) naar een volwassen veelpleger. De jongvolwassenen kunnen op het moment dat zij 25 worden uit beeld raken, doordat zij te weinig processen verbaal hebben om ook in de veelplegers categorie voor volwassenen te komen. Een harde kern jongere heeft namelijk maar drie processen verbaal nodig om aan de definitie te voldoen, terwijl een volwassen veelpleger tien processen verbaal op zijn naam moet hebben staan. Tien antecedenten is zelfs voor crimineel actieve volwassenen veel; de jongvolwassenen zijn simpelweg nog te jong voor zo’n lang strafblad.
23
Wie kent de veelpleger?
Samengevat
Binnen het werkgebied van het RVML zijn 297 veelplegers woonachtig: 37 harde kern jongeren (18+), 45 zeer actieve veelplegers en 215 veelplegers.
20% van de veelplegers behoort tot de categorie vaakpleger
Het RVML heeft 31,3% van de veelplegerpopulatie in beeld gehad in het peiljaar 2011 (januari t/m oktober 2011)
In het nazorgoverleg worden in vergelijking met de overige overleggen relatief de meeste veelplegers besproken
In het peiljaar 2011 is 76,1% van de veelplegers integraal bij partners in beeld geweest.
Zorgelijk is het gat waarin de harde kern jongeren vallen wanneer zij de leeftijdgrens van 25 jaar bereiken
24
Wie kent de veelpleger?
Hoofdstuk 5. Achtergrondkenmerken van de veelplegerpopulaties
In dit hoofdstuk zullen de kenmerken van de veelplegerpopulaties worden besproken. Achtereenvolgens komen aan bod de statische achtergrondkenmerken, de dynamische achtergrondkenmerken, de buurt- en wijkkenmerken, het soort delictgedrag en de problematieken op de leefgebieden. Tevens zal hierbij waar mogelijk worden vergeleken met regionale en landelijke cijfers, om te zien in welke mate de verdeling van de kenmerken scheef zijn in vergelijking tot de verdeling in de bevolking.
5.1 Statische achtergrondkenmerken In deze paragraaf gaan we in op de demografische kenmerken en de criminele voorgeschiedenis van de veelplegers. Bovendien worden deze kenmerken vergeleken tussen de verschillende soorten veelplegers. Tabel 5. Statische achtergrondkenmerken van de veelplegerpopulatie per district Maasland
Maas en Leijgraaf
Totaal RVML
% Man % Vrouw
94,8 5,2
95,1 4,9
94,9 5,1
Gem. leeftijd
35,6
38,0
36,8
Gem. leeftijd 1e delict Gem. aantal PV’s pp* Gem. aantal delicten per PV*
16,7 22,3 1,9
17,6 21,8 1,7
17,1 22,0 1,8
% indicatie dat er een familierelatie is met overige veelplegers in de veelplegerlijst9
32
27
30,0
* PV is een proces verbaal. Dit is een verslag van een wetsovertreding opgemaakt door een politieambtenaar.
De veelplegers in het gebied van het RVML zijn gemiddeld 37 jaar oud en bijna allemaal van het mannelijke geslacht (95%). Op 17 jarige leeftijd pleegt de veelpleger gemiddeld zijn eerste delict. Binnen het werkgebied van het RVML ligt het gemiddelde aantal processen verbaal op 22 per persoon, met gemiddeld 1,8 delicten per proces verbaal. Verder is
25
Wie kent de veelpleger?
opvallend dat gemiddeld 30 procent van alle veelplegers een familielid16 heeft die ook aan één van de definities van de typen veelplegers voldoet. Grafiek 2. Statische achtergrondkenmerken per type veelpleger binnen het RVML. 40 35
40 35 31,7
30 25
22,8
21
Veelpleger
17 18 16
20 15
Zeer actieve veelpleger
10
5,8
5,8
5
1,8 1,8
Harde kern jongerre 18+
0
Gem. Leeftijd
Gem. leeftijd eerste PV
Gem. aantal PV's Gem. aantal pp delicten per PV
Tussen de verschillende typen veelplegers is een aantal verschillen zichtbaar voor wat betreft de achtergrondkenmerken (zie grafiek 2). De veelpleger heeft als gemiddelde leeftijd de hoogste leeftijd (40 jaar). De zeer actieve veelpleger is gemiddeld vijf jaar jonger dan de veelpleger, start zijn carrière gemiddeld een jaar later, maar heeft gemiddeld toch negen processen verbaal meer op zijn naam staan. Het aantal delicten per proces verbaal is gelijk bij beiden. De meerderjarige harde kern jongere is gemiddeld 21 jaar en start als jongst van alle typen veelplegers gemiddeld op zijn 16e levensjaar. Een harde kern jongere heeft zoals verwacht een stuk minder aantal processen verbaal op zijn naam staan, maar heeft per proces verbaal wel drie maal zoveel delicten gepleegd.
16
Of een veelpleger een veelpleger als familielid heeft is gemeten aan de hand van identieke achternamen. Het kan zijn dat personen met identieke achternamen geen familieleden zijn, of dat er familieleden op de lijst staan met unieke achternamen.
26
Wie kent de veelpleger?
Tabel 6. Herkomst van de veelplegerpopulatie naar type veelpleger Veelpleger
Zeer actieve veelpleger
Harde kern jongere 18+
Totale veelplegerpopulatie
Autochtoon
168 (78,1)
32 (71,1)
27 (73,0)
227 (76,4)
Allochtoon17 Marokko Ned. Antillen/Aruba Suriname Somalie Turkije Polen Overig westerse allochtonen
12 3 3 2 12 0 15
4 0 2 0 5 1 1
1 (2,7) 0 (0,0) 0 (0,0) 0 (0,0) 4 (10,8) 1 (2,7) 3 (8,1) (1 onbekend)
17 3 5 2 21 2 18
Totaal
215 (100)
37 (100)
297 (100)
(5,6) (1,4) (1,4) (0,9) (5,6) (0,0) (7,0)
(8,9) (0,0) (4,4) (0,0) (11,1) (2,2) (2,2)
45 (100)
(5,7) (1,0) (1,7) (0,7) (7,1) (0,7) (6,1)
* PV is een proces verbaal. Dit is een verslag van een wetsovertreding opgemaakt door een politieambtenaar.
In tabel 6 is te zien dat het merendeel van de totale veelplegerpopulatie, ruim driekwart, van autochtone afkomst is. De grotere allochtone groepen zijn van Turkse en van Marokkaanse afkomst. Er zijn, wat land van herkomst betreft, enige verschillen tussen de verschillende typen veelplegers. Onder de veelplegers zien we relatief veel autochtonen (78%; tegen 71% bij de zeer actieve veelplegers en 73% bij de harde kern jongeren). Kijken we naar de allochtone groepen dan zien we bij de harde kern jongeren de Turkse etniciteit veel voorkomen. Bij de veelplegers en zeer actieve veelplegers komen onder de allochtone groepen vooral de Marokkaanse en Turkse etniciteit het vaakst voor.
Samengevat
Veelplegers zijn gemiddeld 37 jaar oud, plegen gemiddeld op het 17e jaar hun eerste delict en hebben gemiddeld 22 PV’s op hun naam staan (met gemiddeld 1,8 delict per PV).
Bij 30% van de veelplegers is er een indicatie dat er een familierelatie is met overige veelpleger(s) binnen het werkgebied van het RVML.
Drie kwart van de veelplegers is van autochtone afkomst. Onder de allochtone groepen zien we de Marokkaanse en Turkse etniciteit het vaakst voorkomen. Opvallend bij de harde kern jongeren is dat enkel de Turkse etniciteit hier relatief vaak voorkomt.
17
Zowel eerste als tweede generatie allochtonen worden gezien als allochtoon in het huidige onderzoek.
27
Wie kent de veelpleger?
5.2 Vergelijking van de statische achtergrondkenmerken met landelijke en regionale cijfers
Het is interessant te bekijken hoe de statische achtergrondkenmerken van de veelplegers uit het onderzoek zich verhouden tot het landelijke gemiddelde. Landelijk zijn er alleen cijfers bekend van de zeer actieve veelplegers, vandaar dat alleen met kenmerken van dit type veelpleger kan worden vergeleken.
De achtergrondkenmerken van de zeer actieve veelplegers binnen het werkgebied van het RVML verschillen niet veel met het landelijke gemiddelde. Ze starten hun criminele carrière beide gemiddeld met hun 18e levensjaar en qua gemiddelde leeftijd schelen ze 2 jaar van elkaar. De zeer actieve veelplegers binnen het RVML hebben gemiddeld minder processen verbaal, maar daar staat tegenover dat hun processen verbaal gemiddeld meer delicten bevatten dan landelijk.
Grafiek 3. Achtergrondkenmerken ZAVP vergeleken met het landelijke cijfer. 40 35
36,4
35 33
31,7
30 25 20
18 18
15
RVML
10
Landelijk
5
1,8 1,5
0
Gem. leeftijd Gem. leeftijd 1e delict
Gem. aantal PV's pp
Gem aantal delicten per PV
Daarnaast is het interessant de bevolkingsopbouw van de districten te vergelijken met de mate van diversiteit binnen de veelplegerpopulatie. Uit landelijke onderzoeken blijkt namelijk dat sommige groepen allochtonen vaker in de criminaliteitstatistieken voorkomen dan op grond van hun aandeel in de Nederlandse bevolking mag worden verwacht (Blom, Oudhof, Bijl en Bakker, 2005 samenvatting Monitor veelplegers 2005/2006). Er is gekeken in welke mate dit geldt voor de veelplegers uit het werkveld van het RVML. (Omdat hiervoor gegevens van het CBS worden geraadpleegd kunnen wel alle typen veelplegers worden meegenomen.)
28
Wie kent de veelpleger?
In figuur 1 is te zien dat het aandeel veelplegers onevenredig is verdeeld over de verschillende herkomstgroepen. De grootste mate van oververtegenwoordiging is te vinden bij de Marokkaanse veelplegers. Deze groep komt 4,8 maal zo vaak voor als op grond van hun aandeel in de bevolking (werkgebied van het RVML) mag worden verwacht. Ook de andere groepen allochtonen komen relatief vaker voor dan de autochtonen (zie voor de uitgebreide tabellen bijlage 3). Figuur 1. Etnische achtergrond van de veelplegers 2011 ten opzichte van de bevolking (binnen het werkgebied van het RVML; COROP-gebied Noordoost-Noord Brabant).18
2,1
Suriname Ned Antill/Aruba
2,5
Turkije
3,6
Marokko Autochtoon
4,8 0,9
0
1
2
3
4
5
6
Als we de groep veelplegers opsplitsen naar type veelpleger, dan valt op dat bij de zeer actieve veelplegers sprake is van de grootste mate van oververtegenwoordiging van personen van allochtone afkomst. ZAVP van Marokkaanse afkomst komen 7,1 maal zo vaak voor als op grond van hun aandeel in de bevolking mag worden verwacht; ZAVP van Surinaamse en Antilliaanse/Arubaanse afkomst komen 5,3 maal zo vaak voor. Bij de groep veelplegers liggen deze cijfers lager (zie bijlage 3).
Samengevat
De cijfers van de statische achtergrondkenmerken komen sterk overeen met de landelijke cijfers.
Net zoals landelijk geconstateerd is het aandeel veelplegers onevenredig verdeeld over de verschillende herkomstgroepen.
18
Een COROP-gebied is een regionaal gebied binnen Nederland dat deel uitmaakt van de COROPindeling. Deze indeling wordt gebruikt voor analytische doeleinden. De COROP-indeling wordt gebruikt door onderzoeksinstellingen als het CBS en het RIVM om statistische gegevens te presenteren. Het werkgebied van het RVML valt binnen COROP-gebied Noordoost-Noord-Brabant.
29
Wie kent de veelpleger?
30
Wie kent de veelpleger?
5.3 Dynamische achtergrondkenmerken Van de veelplegers zijn via het registratiesysteem van de reclassering gegevens bekend over de opleiding, de arbeidspositie en het samenlevingsverband. Deze gegevens zijn verkregen ten tijde van het laatste reclasseringscontact. Ook wordt in deze paragraaf nader ingegaan op het aantal vroegtijdige schoolverlaters.
Tabel 7. Opleidingsniveau, samenlevingsverband en arbeidspositie van de totale veelplegerpopulatie* Veelplegers RVML N % Hoogst genoten opleiding** Geen opleiding Speciaal lager onderwijs Basisonderwijs/Voortgezet speciaal lager onderwijs LBO, (M)ULO, MAVO HAVO, VWO, MBO HBO/WO Onbekend
15 10 30 124 32 6 20
6,3 4,2 12,7 52,3 13,5 2,5 8,4
Arbeidspositie Werk Los/Vast werk Werkloos/ (gedeeltelijk) Arbeidsongeschikt Schoolgaand Overig*** Onbekend
44 10 163 6 6 8
18,6 4,2 68,8 2,5 2,5 3,4
Samenlevingsverband Alleenstaand Bij (pleeg)ouders Eenouder met kinderen Samenwonend/gehuwd met kinderen Samenwonend/gehuwd zonder kinderen Overig**** Onbekend
75 53 3 37 31 22 16
31,6 22,4 1,3 11,4 13,1 9,3 6,8
* Van de veelplegers die in IRIS (reclassering) teruggevonden konden worden met een diagnose (79,8% van het totaal aantal veelplegers in het HKS = 237 veelplegers). ** De hoogst genoten opleiding hoeft niet te zijn afgerond door de veelpleger en betekent dus niet de hoogst genoten afgeronde opleiding. *** Onder overige vallen o.a. personen die zijn gepensioneerd of huishoudelijke taken op zich nemen. **** Onder overige vallen o.a. personen die inwonend zijn bij vrienden/kennissen/schoonfamilie of waarbij door de reclasseringsmedewerker ‘anders’ is opgegeven.
31
Wie kent de veelpleger?
Het opleidingsniveau van de veelplegers is laag. Uit tabel 7 blijkt het gros van de veelplegers een opleiding op het lagere beroepsonderwijs hebben genoten (LBO, (M)ULO, MAVO) of lager. Slechts dertien procent heeft een HAVO, VWO, MBO, HBO of WO gevolgd. Verder zien we dat 23 procent geen opleiding heeft genoten of niet verder heeft geleerd dan de basisschool of het voortgezet speciaal lager onderwijs. Veel veelplegers hebben geen (vaste) baan. Bijna zeventig procent van alle veelplegers zijn werkloos of (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt; slechts 23 procent heeft (los) werk. Kijken we ten slotte naar het samenlevingsverband, dan blijkt naar verhouding het grootste gedeelte van de veelplegers alleenstaand (één derde). Ruim één vijfde woont nog in bij de ouders. Een kwart van de veelplegers is samenwonend/gehuwd met of zonder kinderen. Tot slot valt op dat weinig veelplegers, 13%, een samenlevingsverband hebben met kinderen.
Vroegtijdige schoolverlaters Indien wordt gekeken naar de afronding van de opleiding met een diploma, dan blijkt dat meer dan de helft van de veelplegers de opleiding niet heeft afgerond (of geen opleiding heeft gevolgd). Bijna veertig procent heeft wel zijn hoogst genoten opleiding met een diploma afgerond, maar een derde hiervan heeft betrekking op het basisonderwijs/lager voortgezet speciaal onderwijs. Al met al zijn er zodoende veel veelplegers die de school vroegtijdig verlaten en daarmee hun kansen op de arbeidsmarkt verkleinen.
Samengevat
Het opleidingsniveau van de veelplegers is erg laag. 23% heeft geen onderwijs of enkel het basisonderwijs/voortgezet speciaal lager onderwijs genoten; 52% heeft het lagere beroepsonderwijs gevolgd.
Meer dan de helft van de veelplegers breekt de opleiding vroegtijdig af of heeft geen opleiding gevolgd.
70% is werkloos of (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt.
Relatief veel veelplegers zijn alleenstaand (32%) en slechts weinig bevinden zich in een samenlevingsverband met kinderen (13%).
32
Wie kent de veelpleger?
5.4 Buurt- en wijkkenmerken Vanuit de gemeenten is belangstelling of bepaalde buurt- en wijkkenmerken samenhangen met de criminele activiteiten van veelplegers. Als eerste is het interessant te bekijken of de veelplegers voornamelijk in dezelfde wijken en buurten wonen. Vervolgens kan worden bekeken of deze wijken en buurten bepaalde specifieke kenmerken hebben die eventueel kunnen samenhangen met het criminele gedrag van de inwonende veelplegers. We hebben hiermee een start gemaakt bij de gemeente Oss, omdat van de veelplegers van gemeente Oss ook kenmerken bekend zijn op wijk en buurt niveau.19
Als wordt gekeken naar de wijken waarin de veelplegers woonachtig zijn, dan zien we dat veruit de meeste veelplegers in de Schadewijk wonen (31%). Hierna volgen de wijken de Ruwaard (14%), Ussen (12%), het centrum (12%) en de Krinkelhoek (10%).20 Figuur 2. Wijken in gemeente Oss waar de veelplegers woonachtig zijn, uitgedrukt in percentage. 11,8
Ussen
30,9
Schadewijk
13,6
Ruwaard
1,8
Ravenstein
7,3
Oss Zuid Megen
1,8
Lith
1,8 10
Krinkelhoek Industrieterreinen Zuid
0,9
Industrieterreinen Noord
0,9 2,7
Herpen
0,9
Haren
11,8
Centrum
0,9
Buitengebied Zuid
2,7
Berghem
0 19 20
5
10
15
20
25
30
35
Gegevens van 110 veelplegers verkregen van gemeente Oss uit het GBA-, UWV- en Woningbestand. Er is niet gecontroleerd voor het aantal woningen per wijk.
33
Wie kent de veelpleger?
Er is zodoende een duidelijke en sterke correlatie tussen bepaalde wijken en het aandeel veelplegers. Deze correlatie dient gezien te worden als een eerste indicatie. Nader onderzoek zou ook andere factoren in beschouwing moeten nemen als het beschikbare woningen per wijk en het percentage huurwoningen.
Als wordt gekeken naar het type het type woning waarin de veelplegers woonachtig zijn, dan zien we dat het merendeel van de veelplegers gehuurd woont (72%); slechts 20 procent woont in een koopwoning. Wat betreft de afkomst zien we ook nadere gegevens over de geboortegemeente van de veelpleger. Het blijkt dat 65 procent van oorsprong uit Oss komt. Van de overige veelplegers ligt de geboortegemeente buiten Oss of is deze onbekend.
5.5 Soort delictgedrag In onderstaande figuur is het delictprofiel van de totale veelplegerpopulatie geschetst. Het profiel is zo vorm gegeven dat kan worden bekeken welke delictsoorten relatief het vaakst voorkomen (zie bijlage 4 voor de absolute cijfers). Figuur 3. Verdeling van de delictsoorten gepleegd door veelplegers Overig
4,40
Opium
3,92
Verkeer
9,68
Vernieling, Openbare orde
14,2
Overig vermogen
49,32
Vermogen met geweld
2,74
Overige geweldsdelicten
14,71
Seksueel overig
0,64
Geweld Seksueel
0,39 0
10
20
30
40
50
Zoals in figuur 3 is te zien plegen veelplegers voornamelijk overige vermogensdelicten (zonder geweld). Bijna de helft van al de delicten valt hieronder. Daarna volgen de overige geweldsdelicten en delicten met betrekking tot de openbare orde en vernieling. Seksuele delicten komen zeer zelden voor onder deze groep daders.
34
Wie kent de veelpleger?
Het zou interessant zijn in een vervolgonderzoek deze gegevens nog verder uit te splitsen naar type veelpleger, om te bekijken of er zich verschillen in type delictgedrag voordoen bij de verschillende typen veelplegers.
Samengevat
Er is een sterke correlatie tussen een bepaald aantal wijken en het aandeel veelplegers.
72% van de veelplegers uit gemeente Oss woont gehuurd.
65% van de veelplegers uit gemeente Oss heeft dezelfde geboortegemeente als zijn huidige gemeente.
De veelplegers plegen voornamelijk vermogensdelicten (zonder geweld) en maar zelden seksuele delicten.
35
Wie kent de veelpleger?
5.6 Problemen op de leefgebieden In deze paragraaf laten we zien in hoeverre veelplegers kampen met problemen op diverse leefgebieden.21 Deze leefgebieden worden in kaart gebracht door de Reclassering en worden ook inzichtelijk gemaakt bij de nazorg aan ex-gedetineerden.
Tabel 8. Door de reclassering vastgestelde problematiek van veelplegers op 7 leefgebieden* Probleem op leefgebied
Huisvesting Ja Nee Onbekend Inkomen Ja Nee Onbekend Schulden Ja Nee Onbekend Psychische problemen Ja Nee Onbekend Verslavingsproblematiek Ja Nee Onbekend Lichamelijke problemen Ja Nee Onbekend Relationele problemen** Ja Nee Onbekend
Veelpleger N
%
Zeer actieve Veelpleger N %
Harde kern jongere 18+ N %
Totale veelplegerspopulatie (%) N %
45 114 19
25,3 64,0 10,7
20 18 4
47,6 42,9 9,5
7 10 0
41,2 58,8 0
72 142 23
30,4 59,9 9,7
31 143 4
17,4 80,3 2,2
14 27 1
33,3 64,3 2,4
6 11 0
35,3 64,7 0
51 181 5
21,5 76,4 2,1
89 63 26
50,0 35,4 14,6
31 8 3
73,8 19,0 7,1
8 9 0
47,1 52,9 0
128 80 29
54,0 33,8 12,2
73 75 30
41,0 42,1 16,9
24 11 7
57,1 26,2 16,7
11 3 3
64,7 17,6 17,6
108 89 40
45,6 37,6 16,9
91 64 22
51,1 36,0 12,4
29 12 1
69,0 28,6 2,4
7 8 2
41,2 47,1 11,8
127 84 25
53,6 35,4 10,5
31 38 109
17,4 21,3 61,2
8 2 32
19,0 4,8 76,2
1 2 14
5,9 11,8 82,4
40 42 155
16,9 17,7 65,4
103 48 27
57,9 27,0 15,2
26 12 4
61,9 28,6 9,5
13 2 2
76,5 11,8 11,8
142 62 33
59,9 26,2 13,9
* Van de veelplegers die in IRIS (reclassering) teruggevonden konden worden met een diagnose (79,8% van het totaal aantal veelplegers in het HKS = 237 veelplegers/ 17 Harde kern jongeren, 42 zeer actieve veelplegers en 178 veelplegers). **Hieronder worden verstaan problemen op het gebied van relaties; bijv. criminele vrienden en problemen met de (ex-)vriendin en/of familie.
21
Een leefgebied wordt als een problematisch aangemerkt, wanneer de reclasseringsmedewerker op het betreffende leefgebied iets als een probleem bestempeld. De laatste RISC, Quickscan of Voorlichtingsrapportage van de veelpleger is gebruikt als informatiebron.
36
Wie kent de veelpleger?
Bovenstaande tabel bevestigd het beeld dat veelplegers veelal personen zijn met meervoudige problemen. Als we naar de totale veelplegerpopulatie kijken zien we dat één op de drie veelplegers problemen hebben met huisvesting. Verder heeft één op de vijf problemen op het gebied van inkomen, heeft meer dan de helft schuldenproblematiek en heeft drie op de vijf relationele problemen. Ook op het gebied van gezondheid hebben de veelplegers de nodige problemen: bijna de helft heeft last van psychische problemen, meer dan de helft heeft een verslaving (alcohol, drugs of gokverslaving) en één op de zes heeft fysieke problemen.
Als we per type veelpleger gaan kijken naar de mate van problemen, dan zien we een aantal noemenswaardige verschillen:
Op het gebied van huisvesting en inkomen blijkt dat de zeer actieve veelpleger en de harde kern jongere (18+) vele malen vaker problemen ondervinden dan de ‘gewone’ veelpleger (huisvesting: 48% en 41% tegenover 25%; inkomen: 33% en 35% tegenover 17%).
De zeer actieve veelpleger heeft daarnaast in vergelijking met de harde kern jongere en de veelpleger vaker last van schulden en een verslaving (schulden: 74% tegenover 50% en 47%; verslaving: 69% tegenover 51% en 41%). Bijna driekwart van de zeer actieve veelplegers heeft zich dus in de schulden gewerkt en zeven op de tien heeft een verslaving.
Tot slot zien we bij de harde kern jongere het hoogste aantal personen met psychische en relationele problematiek. Bijna twee op de drie heeft psychische problematiek, tegenover 41% en 57% bij de andere groepen, en ruim driekwart heeft relationele problemen, tegenover 58% en 62%.
Weinig rapportages over de ‘harde kern jongeren’ Opvallend is dat van relatief zeer weinig harde kern jongeren een rapportage voorhanden is, omdat zij niet bekend zijn in IRIS. Over slechts 17 van de 37 jongeren is informatie voorhanden in IRIS. Dit betekent dat meer dan de helft van deze jongeren, 54% om precies te zijn, niet bekend zijn in het registratiesysteem van de Reclassering terwijl ze in de politiesystemen wel als veelpleger bekend staan.
37
Wie kent de veelpleger?
Tabel 9. Mate van sprake van een verstandelijke beperking bij de veelplegerpopulatie naar type veelpleger Verstandelijke beperking**
Veelpleger
Zeer actieve veelpleger
Harde kern jongere 18+
Totale veelplegerpopulatie
Ja Vermoedelijk, niet gediagnosticeerd Nee Onbekend
13 (7,3) 11 (6,2)
5 (11,9) 6 (14,3)
5 (29,4) 0 (0,0)
23 (9,7) 17 (7,2)
38 (21,3) 116 (65,2)
17 (40,5) 14 (33,3)
7 (41,2) 5 (29,4)
62 (26,2) 135 (57,0)
* Van de veelplegers die in IRIS (reclassering) teruggevonden konden worden met een diagnose (79,8% van het totaal aantal veelplegers in het HKS = 237 veelplegers). ** De definitie van een verstandelijke beperking is de definitie die door de SRN wordt gehanteerd. Dit betekent dat in het huidige onderzoek personen met verstandelijke beperking over het algemeen een IQ van lager dan de 85-90 hebben. (Personen met een IQ tussen de 70 en 85 worden ook wel zwakbegaafd of moeilijk lerend genoemd.)
Zoals tabel 9 laat zien is er nog maar zelden een IQ resultaat voorhanden bij de totale veelplegerpopulatie: bij meer dan de helft van de veelplegers, 57%, is het onbekend of er sprake is van een (licht) verstandelijke beperking. Bij 7% van de veelplegers is door de reclasseringsmedewerker enkel aangegeven dat zij sterk het vermoeden hebben dat er sprake is van een (licht) verstandelijke beperking. Maar ook bij deze personen is geen officieel IQ resultaat aanwezig. Positief is dat bij de Harde kern jongeren (18+) relatief vaak een IQ resultaat aanwezig is; bij 70% van deze jongeren weet de reclassering of er wel of niet sprake is van een (licht) verstandelijke beperking.
38
Wie kent de veelpleger?
Samengevat
De veelplegers zijn veelal personen met meervoudige problemen.
Overzicht van de problemen op de leefgebieden: 1 op de 3 heeft huisvestingproblemen, 1 op de 5 heeft problemen op het gebied van inkomen, meer dan de helft heeft schuldenproblematiek, 3 op de 5 heeft een probleem op relationeel gebied, bijna de helft heeft last van psychische problemen, meer dan de helft heeft een verslavingsproblematiek, 1 op de 6 heeft fysieke problemen.
Tussen de verschillende typen veelplegers bestaan verschillen in de mate van problemen op de leefgebieden.
Bij de harde kern jongeren zien we in vergelijking met de overige twee groepen vooral veel relationele problemen en psychische problematiek.
54% van de harde kern jongeren zijn niet bekend in het registratiesysteem van de Reclassering.
Zelden is een IQ resultaat voorhanden, terwijl dit aan de hand van de genoten opleidingen van de veelplegers wel van meerwaarde kan zijn.
39
Wie kent de veelpleger?
Hoofdstuk 6. Conclusie
Één van de meerwaarden van het veiligheidshuis is het onder de aandacht brengen en houden van cliënten die veel problemen hebben en daarom ook voor veel problemen zorgen. Het zijn juist deze cliënten waarmee partners geen raad weten en bij wie de reguliere aanpak niet werkt of niet volstaat. Het zijn cliënten die gebaat zijn bij een integrale aanpak tussen justitiële en niet-justitiële partners met als doel criminaliteit en overlast te voorkomen.
Veelplegers vallen onder de noemer van cliënten die deze aanpak nodig hebben. Binnen het veelplegersoverleg komen de meest overlastgevende veelplegers aan bod. Op de achtergrond ligt er echter een lange lijst van personen die voldoen aan de definitie van een veelpleger, maar die niet structureel in beeld zijn. Aangezien het toch de meest overlastgevende personen betreft, is vanuit het veiligheidshuis besloten over te gaan tot een onderzoek naar deze groep. Het Veiligheidshuis heeft als netwerk en informatieknooppunt een breed zicht op de veelplegerpopulaties en de informatie die over hen voorhanden is. Er is allereerst onderzocht in hoeverre de veelplegers binnen het veiligheidshuis of extern bij partners in beeld zijn. Daarnaast is met het onderzoek bekeken met wat voor soort delictplegers we te maken hebben en welke problematieken er spelen bij deze groep. Een breed beeld over de totale veelplegerspopulatie is het eerste doel, het uiteindelijke doel is dat bestuurders, managers en beleidsmakers met de verkregen informatie na gaan denken over een vervolg. Is de huidige aanpak voldoende of kan deze beter? De aanbevelingen die gedaan zijn bieden een eerste vertrekpunt, de informatie die voorhanden is biedt uiteindelijk nog meer stof tot nader onderzoek.
Omvang van het aantal veelplegers Als eerste is in kaart gebracht hoeveel veelplegers precies woonachtig zijn in het werkgebied van het RVML. In totaal staan er op het moment van meten (medio 2011) 297 personen op de veelplegerlijst: 37 harde kern jongeren (18+), 215 veelplegers en 45 zeer actieve veelplegers. Veel veelplegers blijken echter geen ‘draaideurcriminelen’, wat wel het beeld is van deze specifieke groep daders. Bij veelplegers stellen we ons personen voor die alweer voor het volgende misdrijf worden opgepakt terwijl de inkt van hun vorige proces verbaal nog niet droog is. In werkelijkheid hebben we het over ‘oude bekenden van de politie’ en kunnen we beter spreken van langplegers in plaats van veelplegers. Om de lang-maar-nietzo-intensief-plegers te scheiden van de aan-de-lopende-band-plegers kan het concept
40
Wie kent de veelpleger?
vaakplegers uitkomst bieden. Een vaakpleger is een persoon met een hoge delictdichtheid; het aantal delicten per jaar in de totale registratieperiode. Van alle typen veelplegers binnen het werkgebied van het RVML blijkt 20 procent zowel veelpleger als vaakpleger. Een belangrijke conclusie is dat het gros van alle veelplegers voornamelijk veel processen verbaal op hun naam hebben staan en niet per definitie op het moment van meten veel zichtbare overlast veroorzaken. Het spreekt voor zich dat die overlast er in min of meerdere mate bij het plegen van de delicten wel is, maar ook wanneer er problemen zijn op andere leefgebieden.
Aantal veelplegers in beeld Vervolgens is in kaart gebracht hoeveel veelplegers er intern en integraal in beeld zijn (geweest). Intern heeft het RVML 31,3% van de veelplegerpopulatie in beeld gehad in het peiljaar 2011 (januari t/m oktober 2011). Relatief de meeste veelplegers worden in het nazorgoverleg besproken. Opvallend is de verdeling van het aantal te bespreken veelplegers per district binnen het veelplegersoverleg. District Maas en Leijgraaf heeft in totaal een kleiner aantal veelplegers op de veelplegerlijst staan in vergelijking met district Maasland, terwijl er van het eerstgenoemde district twee maal zoveel veelplegers instromen in het veelplegersoverleg. Daarnaast blijken er meerdere veelplegers afkomstig uit district Maasland dan district Maas en Leijgraaf te worden besproken in het casusoverleg Nazorg. Er van uitgaande dat iedere detentie wordt gemeld bij het RVML en iedere (ex-)gedetineerde wordt besproken in het nazorgoverleg, kan een conclusie zijn dat de veelplegers uit district Maasland vaker een gevangenisstraf krijgen opgelegd dan de veelplegers uit district Maas en Leijgraaf. Er zou door betreffende organisaties nader onderzocht kunnen worden hoe de verschillen in instroom bij het veelplegersoverleg verklaard kunnen worden en hoe het komt dat we meerdere veelplegers uit district Maasland terugzien op de agenda van het nazorg overleg voor ex-gedetineerden. Mogelijk speelt het preventieve adoptiesysteem van district Maas en Leijgraaf, waarbij een top 45 van veelplegers intensief wordt gevolgd door wijkagenten en politieadoptanten, een rol bij het geconstateerde verschil in instroom in het nazorgoverleg. Extern (dat wil zeggen bij de individuele partners die betrokken zijn bij het onderzoek) is in het peiljaar 2011 76,1% van de veelplegers in beeld geweest. De meeste veelplegers zijn (uiteraard) door Stichting Reclassering Nederland gezien. De overige partners hebben echter relatief maar weinig veelplegers in zorg gehad, wat zorgwekkend is gezien de vele problematieken onder de veelplegers. Concluderend blijkt wel dat het gros van de veelplegers intern, extern of zowel in als extern in beeld te zijn geweest.
41
Wie kent de veelpleger?
Harde kern jongere onvoldoende in beeld Zorgelijk zijn de uit het oog geraakte minderjarige veelplegers wanneer zij de leeftijdgrens van 18 jaar hebben bereikt. Vanaf hun 18e jaar dienen de jeugdige veelplegers veel meer strafbare feiten te hebben gepleegd voor zij het etiket veelpleger krijgen. Het concept ‘harde kern jongere’, waarbij de leeftijd is opgehoogd tot 25 jaar, lost dit probleem gedeeltelijk op. Nog steeds is tien antecedenten echter een lang strafblad voor deze jonge groep veelplegers, waardoor de kans groot is dat zij pas heel laat in de veelplegerscategorie voor volwassen komen. Dit kan tevens verklaren waarom de gemiddelde leeftijd van een veelpleger zo onverwachts hoog ligt. Tien antecedenten is zelfs voor crimineel actieve volwassenen heel wat; de jongvolwassenen zijn simpelweg nog te jong voor zulk een lang strafblad. Extra zorgelijk is het door herziene beleid wegvallen van de integrale aanpak van deze doelgroep. De vraag is in hoeverre dit acceptabel is. Willen we ons bij de verplegeraanpak specifiek richten op repressie ten aanzien van veelplegers die al een ‘lange’ criminele carrière achter de rug hebben? Of kiezen we voor preventieve maatregelen bij criminele jongvolwassenen om een verdere opbouw van de criminele carrière te voorkomen?
Achtergronden van de veelplegers In het volgende hoofdstuk zijn de achtergrondkenmerken van de veelplegerpopulaties besproken. Op basis van onze onderzoeksgegevens kunnen we het volgende profiel van de veelpleger schetsen: de veelplegers zijn voornamelijk van mannelijk geslacht. Doorgaans zijn het personen die al op jonge leeftijd met de politie in aanraking komen, gemiddeld op hun 17e
jaar,
wat
niet
wegneemt
dat
de
jongeren
onder
de
veelplegers
zijn
ondervertegenwoordigd. Een criminele loopbaan opbouwen kost nu eenmaal tijd waardoor de gemiddelde leeftijd van de veelpleger relatief hoog ligt met 37 jaar. Ruim 80% is ouder dan 25 jaar en 65% is 30 jaar of ouder. Het merendeel van de veelplegers, ruim driekwart, is van autochtone afkomst. Onder de allochtone veelplegers zien we voornamelijk de Turkse en Marokkaanse etniciteit voorkomen. Tot slot hebben de veelplegers gemiddeld 22 processen verbaal op hun naam staan, met een gemiddelde van 1,8 delicten per proces verbaal. Dit betekent dat de criminele carrière van de veelpleger uit gemiddeld 40 delicten bestaat, die hoofdzakelijk uit vermogensdelicten zonder geweld bestaan (49%). Zelden plegen de veelplegers delicten op het gebied van zeden of geweld.
42
Wie kent de veelpleger?
Interessant is verder te bekijken of er verschillende groepen veelplegers bestaan, zoals drugsgebruikers en psychisch gestoorde personen, die allen een eigen aanpak behoeven. Met de verzamelde onderzoeksgegevens is het zeker mogelijk dit nader te onderzoeken.
Vergelijking van de achtergronden met landelijke cijfers Als we de achtergrondkenmerken van de zeer actieve veelplegers vergelijken met de landelijke cijfers, dan zien we veel gelijkenis. Ze hebben ongeveer dezelfde gemiddelde leeftijd en starten hun criminele carrière op dezelfde gemiddelde leeftijd. De zeer actieve veelplegers uit het werkgebied van het RVML hebben gemiddeld iets minder processen verbaal, maar daar staat tegenover dat zij meer delicten per proces verbaal hebben. Binnen de strafrechtsketen zou nader naar de oorzaak hiervan kunnen worden gekeken. Ook is de bevolkingsopbouw van de districten vergeleken met de mate van diversiteit binnen de totale veelplegerpopulatie. Net zoals uit landelijke onderzoeken is gebleken, komen sommige groepen allochtonen vaker voor in de veelplegerlijst dan op grond van hun aandeel
in
de
districten
mag
worden
verwacht.
De
grootste
mate
van
oververtegenwoordiging is te vinden bij de Marokkaanse veelplegers. Als we de groep veelplegers opsplitsen naar type veelpleger, dan valt op dat bij de zeer actieve veelplegers sprake is van de grootste mate van oververtegenwoordiging van personen van allochtone afkomst. Zeer actieve veelplegers van Marokkaanse afkomst komen 7,1 maal zo vaak voor als op grond van hun aandeel in de bevolking mag worden verwacht; veelplegers van Surinaamse en Antilliaanse/Arubaanse afkomst komen 5,3 maal zo vaak voor.
Dynamische achtergrondkenmerken Over veelplegers zijn enkele gegevens bekend die doorgaans verband houden met het ontstaan en het in stand houden van een criminele carrière. Dit zijn naast het vóórkomen van specifieke problemen, zoals o.a. verslaving en geestelijke gezondheid, de opleiding, de arbeidspositie en het samenlevingsverband. Deze dynamische gegevens zijn afkomstig uit Iris, de registratiebron van de reclasseringsinstellingen. Het opleidingsniveau van de veelplegers is laag; meer dan de helft heeft als hoogste opleidingsniveau het beroepsonderwijs gevolgd en bijna een kwart van de veelplegers heeft geen onderwijs of enkel het basisonderwijs/voortgezet speciaal onderwijs gevolgd. Hierbij is het opvallend en zorgwekkend dat meer dan de helft van de veelplegers zijn opleiding vroegtijdig heeft afgebroken (of helemaal geen opleiding heeft gevolgd). Hiermee hebben velen hun kansen op de arbeidsmarkt verkleind. Als we gaan kijken naar de arbeidspositie
43
Wie kent de veelpleger?
van de veelplegers zien we dan ook dat veel veelplegers geen (vaste) baan hebben; 70 procent is werkloos of (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt. Gemeenten zouden beleid kunnen ontwikkelen
en/of
intensiveren
waarbij
door
preventief
ingrijpen
vroegtijdige
schoolverlaters tot het minimale worden beperkt. Met behulp van een afgeronde opleiding wordt de kans op de arbeidsmarkt vergroot en kan een latere criminele carrière worden voorkomen. Als we tot slot kijken naar het samenlevingsverband zien we dat relatief veel veelplegers alleenstaand zijn en slechts weinigen (13%) zich in een samenlevingsverband met kinderen bevinden.
Buurt- en wijkkenmerken Er blijkt een sterke correlatie tussen bepaalde wijken en het aandeel veelplegers in de gemeente Oss. Het zou voor een vervolgonderzoek daarom interessant zijn of dit ook in de andere gemeenten binnen het werkgebied van het RVML geldt. Vervolgens kan het van meerwaarde zijn om de wijkkenmerken van deze specifieke wijken af te zetten tegen de overige wijken. Hiermee kan worden bekeken welke risicofactoren op wijkniveau aanwezig zijn en kan beleid worden ontwikkeld om deze risicofactoren aan te pakken.
Problemen op de leefgebieden Veelplegers zijn veelal personen met meervoudige problemen. Het beeld dat bevestigd wordt is dat het gaat om een groep die betrekkelijk kansloos is wat betreft het opbouwen van een bestaan buiten de criminaliteit. Eén op de drie heeft huisvestingproblemen, één op de vijf heeft problemen op het gebied van inkomen, meer dan de helft heeft schuldenproblematiek, drie op de vijf heeft relationele problemen, bijna de helft heeft psychische problemen, meer dan de helft heeft verslavingsproblemen en één op de zes heeft fysieke problemen. Ondanks de vele meervoudige problemen hebben maar relatief weinig partners de veelplegers in zorg. In het peiljaar 2011 heeft 13 procent van de veelplegerpopulaties contacten gehad met maatschappelijk werk, 17 procent met de GGZ, 24 procent met Novadic-Kentron (zorgtak) en 5 procent met MEE. Interessant is te bekijken waarom deze percentages niet hoger liggen, zoals de mate van problemen wel zou doen vermoeden.
Verder was helaas van maar relatief weinig harde kern jongeren een rapportage van de reclassering voorhanden: 54 procent is niet bekend in het registratiesysteem IRIS. Het vraagt
44
Wie kent de veelpleger?
om een verklaring dat juist van deze groep jonge veelplegers, waarbij de kans op het doorbreken en/of voorkomen van de criminele carrières groter lijkt omdat zij jonger zijn en (mogelijk) nog aan het begin van een criminele loopbaan staan, de leefsituatie niet in kaart is gebracht. Een mogelijke verklaring zou kunnen zijn dat deze groep jongvolwassenen nog een tijdje onder toezicht blijven bij Bureau Jeugdzorg in plaats van ‘door te stromen’ naar de Reclassering. Een aanbeveling voor betrokken instanties is om dit nader te onderzoeken.
Tot slot is gekeken in welke mate er sprake is van een (licht) verstandelijke beperking onder de groep veelplegers. Er bleek maar zelden een IQ resultaat voorhanden in IRIS (bij een derde), terwijl het gemiddeld zeer lage opleidingsniveau van de totale veelplegerpopulatie hiertoe wel indiceert. Dit kan betekenen dat organisaties als MEE en Dichterbij, die een grote rol zouden kunnen spelen in het begeleiden van veelplegers met een (licht) verstandelijke beperking, deze populaties onvoldoende in beeld hebben. Een gemiste kans, aangezien een beter aansluitende aanpak tot betere resultaten kan leiden. Bij deze personen zou namelijk voortdurend rekening moeten worden gehouden bij het aanbieden en het opleggen van interventies. Bij scholing, arbeidstoeleiding, behandeling, straffen en nog fundamenteler, alle vormen van communicatie en omgang met deze personen zal rekening moeten worden gehouden met hun mogelijk gebrekkige vermogen om te leren.
45
Wie kent de veelpleger?
Begripsbepalingen
Aanzet
Achtergrondkenmerken Allochtoon Antecedent
Casusoverleg veelplegers
COROP-gebied
GGZ Harde kern jongere
HKS
In beeld
Een maatschappelijk werk organisatie werkzaam in de gemeenten Bernheze, Boekel, Landerd, Maasdonk, Oss, Uden en Veghel. Statische en dynamische kenmerken van de veelplegers, zoals leeftijd, geslacht, gezinsituatie etc. Iemand is allochtoon als ten minste één van beide ouders in het buitenland geboren is. Ander woord voor een proces verbaal. In één proces verbaal of antecedent kunnen meerdere misdrijven worden geregistreerd door een politieambtenaar. Casusoverleg over veelplegers waar de door de politie deels verzamelde informatie aangevuld wordt door partners binnen het RVML. De deelnemende partners van het overleg zijn de politie, het Openbaar Ministerie, Novadic-Kentron, Reclassering Nederland en de Nazorgcoördinator binnen het veiligheidshuis. Met deze informatie kan een integraal en persoonsgericht plan van aanpak worden gemaakt om de voorkomende problemen aan te pakken. Tegelijkertijd wordt er vanuit strafrechtelijke hoek per casus een veelplegersdocument aangemaakt dat ter onderbouwing voor de voorgeleiding dient. Een regionaal gebied binnen Nederland dat deel uitmaakt van de COROP-indeling. Deze indeling wordt gebruikt voor analytische doeleinden door onderzoeksinstellingen als het CBS en het RIVM om statistische gegevens te presenteren. Het werkgebied van het RVML valt binnen COROP-gebied Noordoost-Noord-Brabant. De brancheorganisatie voor de geestelijke gezondheidszorg en verslavingszorg in Nederland. Een jongere in de leeftijd van 12 t/m 24 jaar, die in het peiljaar twee zware delicten heeft gepleegd en bovendien in de jaren daarvoor drie antecedenten heeft. Het kan ook een jongere betreffen die in het peiljaar tenminste drie zware delicten heeft gepleegd. In het onderzoek worden alleen de volwassen harde kern jongeren meegenomen. Het ‘Herkennings Dienst Systeem’ is een politieregistratiesysteem waarin wordt vastgesteld wie er met een crimineel antecedent in aanraking is gekomen met de politie en aangemerkt kan worden als veelpleger. Integraal: wanneer de veelpleger op het moment van meten onder toezicht staat of in zorg is bij ketenpartners. Intern: wanneer de veelpleger op het moment van meten wordt besproken in een overleg binnen het RVML (casusoverleg veelplegers, nazorg ex-gedetineerden of huiselijk geweld). Het moment van meten is oktober 2011. Ook is bekeken welke veelplegers wel in het peiljaar 2011 in beeld waren,
46
Wie kent de veelpleger?
IRIS
ISD
Leefgebieden
LVG
Misdrijf
NK PGA PV
RMCLVC
SRN
maar waarvan op het moment van meten de casus was afgerond of het contact was beëindigd. Tot slot is bekeken hoeveel veelplegers in zijn totaal in het peiljaar 2011 in beeld waren. Dit houdt in het huidige onderzoek het aantal veelplegers in die van begin tot en met oktober 2011 in beeld zijn geweest of dat in oktober nog steeds waren.22 het Integraal Reclasserings Informatie Systeem van Stichting Reclassering Nederland. Er zijn gegevens uit IRIS opgevraagd om te bekijken op welke leefgebieden er een problematiek bestaat en behoefte is aan zorg. Inrichting voor stelselmatige daders. Op grond van het criminele verleden kunnen veelplegers sinds de in 2004 ingevoerde ISD maatregel voor maximaal twee jaar worden gedetineerd, ondanks het feit/delict niet tot zulk een lange straf diende. De gebieden waar ook de nazorg aan (ex-)gedetineerden zich op richt: huisvestiging, inkomen, schulden, relaties en zorg (ID niet meegenomen). Vele van de veelplegers hebben één of meerdere problemen op de hierboven genoemde leefgebieden die een risico vormen voor recidive. De veronderstelling is dat investeren in deze leefgebieden criminaliteit vermindert, overlast voor gemeenten voorkomt en daarmee een bijdrage levert aan het gevoel van veiligheid in de wijken. Staat voor licht verstandelijk gehandicapt. LVG’ers zijn personen met een (licht) verstandelijke beperking in combinatie met bijkomende problematiek als een psychiatrische- of gedragsstoornis of sociale/lichamelijke problemen. Zwaar strafrechtelijk vergrijp. De strafwetgeving onderscheidt overtredingen en misdrijven. Overtredingen worden in de regel berecht door de sector kanton van de rechtbank, misdrijven door de strafsector van de rechtbank. Novadic-Kentron is een instelling voor verslavingszorg in Brabant. Een ‘persoonsgericht plan van aanpak’. Deze worden o.a. in de casusoverleggen binnen het veiligheidshuis opgesteld. Afkorting van een proces verbaal (ook wel antecedent genoemd). In een proces verbaal of antecedent kunnen meerdere misdrijven worden geregistreerd door een politieambtenaar. Het Regionaal maatschappelijk centrum, RMC, Land van Cuijk werkzaam in de gemeenten Cuijk, Boxmeer, Mill, Grave en Sint Anthonis. Stichting Reclassering Nederland
22
De veelplegers die zowel voor als na oktober in beeld zijn geweest worden maar één keer meegenomen bij het berekenen van het totaal aantal veelplegers die in 2011 in beeld waren.
47
Wie kent de veelpleger?
Vaakpleger
Veelpleger
Verdachte
Verstandelijke beperking
Vroegtijdige schoolverlater Werkgebied RVML
Zeer actieve veelpleger
ZMOK-onderwijs
Een veelpleger met een hoge delictdichtheid; het aantal delicten per jaar in de totale registratieperiode. Van een vaakpleger kan worden gesproken wanneer iemands delictdichtheid de drempelwaarde (4 antecedenten per jaar) overschrijdt. (Ontwikkeld om de lang-maar-niet-zo-intensiefplegers te scheiden van de aan-de-lopende-band-plegers.) Personen die keer op keer in aanraking komen met de politie worden aangeduid als veelplegers. Een veelpleger wordt gedefinieerd als een delinquent die in zijn gehele criminele verleden tien processen-verbaal heeft, waarvan één in het peiljaar. Een persoon staat als verdachte geregistreerd indien tegen hem proces-verbaal is opgemaakt ter zake van één of meer misdrijven/delicten. Een verstandelijke beperking kenmerkt zich door zowel een significante beperking van de intelligentie als van het adaptieve gedrag (conceptuele, sociale en praktische vaardigheden). In het onderzoek wordt de definitie aangehouden zoals SRN deze hanteert, wat betekent dat in het huidige onderzoek personen met verstandelijke beperking over het algemeen een IQ van lager dan de 85-90 hebben. (Personen met een IQ tussen de 70 en 85 worden ook wel zwakbegaafd of moeilijk lerend genoemd.) Wanneer een persoon zijn of haar opleiding niet heeft afgerond (of geen opleiding heeft gevolgd). District Maasland: gemeente Oss, Maasdonk, Bernheze District Maas en Leijgraaf: gemeente Uden, Landerd, Veghel, Boekel, Cuijk, Grave, Mill en Sint Hubert, Boxmeer, Sint Anthonis. Een ‘zeer actieve veelpleger’ is een delinquent die in de laatste vijf jaar tien processen verbaal op zijn naam heeft geschreven, waarvan minstens één in het peiljaar. De zeer actieve veelplegers komen in aanmerking voor toepassing van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD). Onderwijs voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen.
48
Wie kent de veelpleger?
Bijlagen
Bijlage 1 ISD-maatregel Sinds 1 oktober 2004 heeft de rechter de mogelijkheid om hardnekkige recidivisten een ISDmaatregel op te leggen. De veelpleger wordt dan voor maximaal twee jaar geplaatst in een ‘inrichting voor stelselmatige daders’ (ISD). De maatregel kan in de volgende gevallen worden opgelegd: –
het gaat om een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan;
–
de verdachte is in de vijf jaar voorafgaand aan het door hem begane feit ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of een taakstraf veroordeeld, en het feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen of maatregelen;
–
er moet ernstig rekening mee gehouden worden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan en de veiligheid van personen of goederen eist het opleggen van de maatregel.
Bijlage 2. Aantal veelplegers per overleg binnen het RVML
Tabel 10. Verdeling van het aantal besproken veelplegers per overleg binnen het RVML in het peiljaar 2011* Soort overleg Maasland Maas en Leijgraaf Totaal RVML Veelpleger 9 18 27 Nazorg ex-gedetineerde 43 20 63 Huiselijk geweld 13 11 24 totaal
65
49
114
* De cijfers zeggen niets over het aantal veelplegers dat intern in beeld is. De veelplegers kunnen namelijk in meerdere overleggen binnen het RVML in beeld zijn geweest.
49
Wie kent de veelpleger?
Bijlage 3 Tabel 11. Etnische achtergrond alle typen veelplegers 2011 t.o.v. de bevolking Bevolkingsgroep COROP-gebied NO- RVML Factor van Noord-Brabant* oververtegenwoordiging Autochtonen Marokko Turkije Ned. Antillen/Aruba Suriname
86,4 1,2 2,0 0,4 0,8
76,9 5,8 7,1 1,0 1,7
0,9 4,8 3,6 2,5 2,1
Tabel 12. Etnische achtergrond type veelplegers 2011 t.o.v. de bevolking Bevolkingsgroep COROP-gebied NO- RVML Factor van Noord-Brabant* oververtegenwoordiging Autochtonen Marokko Turkije Ned. Antillen/Aruba Suriname
86,4 1,2 2,0 0,4 0,8
78,1 5,6 5,6 1,4 1,4
0,9 4,7 2,8 3,5 1,8
Tabel 13. Etnische achtergrond zeer actieve veelpleger 2011 t.o.v. de bevolking Bevolkingsgroep COROP-gebied NO- RVML Factor van oververtegenwoordiging Noord-Brabant* Autochtonen Marokko Turkije Ned. Antillen/Aruba Suriname
86,4 1,2 2,0 0,4 0,8
68,1 8,5 10,6 4,3 0
0,8 7,1 5,3 5,3 0
Tabel 14. Etnische achtergrond harde kern jongere (18+) 2011 t.o.v. de bevolking Bevolkingsgroep COROP-gebied NO- RVML Factor van Noord-Brabant* oververtegenwoordiging Autochtonen Marokko Turkije Ned. Antillen/Aruba Suriname
86,4 1,2 2,0 0,4 0,8
73,0 2,7 10,8 0 0
0,8 2,3 5,4 0 0
* Een COROP-gebied is een regionaal gebied binnen Nederland dat deel uitmaakt van de COROP-indeling. Deze indeling wordt gebruikt voor analytische doeleinden. De COROPindeling wordt gebruikt door onderzoeksinstellingen als het CBS en het RIVM om statistische gegevens te presenteren. Het werkgebied van het RVML valt binnen COROP-gebied Noordoost-Noord-Brabant.
50
Wie kent de veelpleger?
Bijlage 4 Tabel 15. Verdeling van de delictsoorten gepleegd door veelplegers 2011 Aantal feiten Percentage Geweld seksueel Seksueel overig Overige geweldsdelicten Vermogen met geweld Overig vermogen Vernieling, Openbare orde Verkeer Opium Overig
47 76 1750 326 5868 1690 1152 467 523
0,39 0,64 14,71 2,74 49,32 14,20 9,68 3,92 4,40
Totaal
11899
100
51
Wie kent de veelpleger?
52
Wie kent de veelpleger?
Colofon Dit is een uitgave van: Regionaal Veiligheidshuis Maas en Leijgraaf Annemieke de Winter – de Groot Msc Shirley van de Laar Msc Bezoekadres RVML Raadshuishof 25 5341 HR Oss Postadres Postbus 492 5340 AL Oss Telefoon 0412 – 66 87 77 Telefax 0412 – 66 87 66 www.rvml.nl info@rvml.nl November 2012
53