oranje
Wie had er gelijk? ‘Je mag niet op mijn schaduw,’ zegt Sil. ‘Als je op mijn schaduw trapt, ga ik dood.’ ‘Ja hoor, haha,’ zegt Mare. Sil is haar grootste broer. Hij is tien. Ze heeft nog een broer, Geerten. Geerten is negen. Als Sil gek doet, dan knijpt Geerten altijd zijn ogen even dicht tegen Mare. Een soort dubbele knipoog. Dan weet Mare dat ze zich niet bang moet laten maken. Maar nu is Geerten er niet, hij moest naar de wc. Sil staat op het grasveld in de tuin. Het is vroeg in de avond. Zijn schaduw is lang. Zijn schaduwhoofd ligt op de heg. ‘Moet ik dan op je buik trappen of op je benen?’ vraagt Mare. Ze doet alvast een klein stapje naar voren. ‘Op mijn hart natuurlijk,’ zegt Sil. ‘Maar dat doe je toch niet, Mare? Dat doe je toch niet? Dat is toch zielig voor mij dat ik dan doodga? Je gaat toch niet op mijn hart staan, zeker?’ ‘En als ik op je hoofd trap?’ Sil doet een stapje achteruit. Nu ligt zijn schaduwhoofd op het gras. ‘Dan trap je op mijn ogen. Dan ben ik blind,’ kreunt hij. ‘Of je trapt op mijn oren. Dan ben ik doof!’ Mare hoort dat Geerten binnen de wc doortrekt. Hij wast natuurlijk zijn handen. Netjes met zeep. Zo is Geerten. Sil doet nog een stapje naar achteren. Zijn schaduw ligt nu vlak voor Mare op de stenen. Mare springt. Op zijn schaduw. Op zijn buik.
4
nu233224 opmaak LB E1.indd 4
18-11-10 07:29
Sil valt om. Hij rolt door het gras. ‘Aááhhh! Oh! Mijn buik. Mijn arme buik!’ Hij slaat zijn armen om zichzelf heen. Ineens blijft hij stilliggen, met zijn gezicht in het gras. ‘Wat doen jullie?’ vraagt Geerten. Hij is naar buiten gekomen. Verbaasd kijkt hij naar Sil. ‘Hij is dood,’ zegt Mare. ‘Ik ben op zijn schaduw gesprongen.’ Geerten grijnst. Hij knijpt allebei zijn ogen dicht tegen Mare en gaat op zijn hurken naast Sil zitten. ‘Als je geen antwoord geeft, vind je het goed,’ zegt hij. ‘Ik krijg je nieuwe voetbal en je zwarte sporttas. Enne... Mare? Wil jij ook wat?’ ‘Zijn knikkers,’ zegt Mare. ‘En Mare krijgt je knikkers,’ zegt Geerten. Sil blijft roerloos liggen. ‘Dat is dan afgesproken,’ zegt Geerten. Hij trekt aan Sil. Sil rolt op zijn rug. Hij heeft zijn ogen dicht. Zijn mond hangt open. Er zit kwijl op zijn wang. Geerten pakt Sils handen. Hij legt ze netjes op Sils borst. ‘Pluk een paar bloemetjes,’ zegt hij tegen Mare. Mare kijkt rond. Ze trekt een paar madeliefjes uit het gras en een paar lange sprieten. Geerten vouwt Sils handen om de bloemetjes.
‘’t Is een mooie dooie,’ zegt hij. ‘Kom, we gaan onze nieuwe spullen halen. Zullen we overschieten met de voetbal?’ ‘Nee, knikkeren!’ zegt Mare.
5
nu233224 opmaak LB E1.indd 5
18-11-10 07:29
Ze rennen naar binnen. In de garage blijven ze staan. Geerten gluurt door de spleet van de deur. ‘Hij ligt er nog,’ zegt hij. ‘We doen alsof we de trap oplopen, dan komt hij wel.’ Hij gaat de gang in naar de trap. Met zijn vuisten roffelt hij op de houten treden, alsof er iemand naar boven rent. Mare giechelt. Ze trommelt mee, zo hard ze kan. ‘Ho maar, ho maar,’ zegt Geerten. ‘Gauw, weer de garage in.’ Ze duiken weg achter de fietsen en houden hun adem in. De garagedeur vliegt open. Sil stormt langs de fietsen. Hij kijkt niet om zich heen. Hij vliegt de trap op. ‘Jullie blijven bij mijn knikkers weg!’ schreeuwt hij. ‘En met je poten van mijn tas afblijven, ja!’ De deur van zijn kamertje slaat open. Het is een tijdje stil. Mare en Geerten kijken naar elkaar. Ze kruipen achter de fietsen vandaan en sluipen de tuin in. Achter het bosje met sneeuwbessen wachten ze. Na een poosje komt Sil naar buiten. Hij stuitert met zijn voetbal. ‘Ik zie jullie wel!’ roept hij. Maar hij kijkt niet naar het bosje. ‘Jullie zitten aan de overkant, kom maar tevoorschijn!’ Hij loopt de verkeerde kant op. ‘Haha!’ schreeuwt Mare. Sil draait zich om. Hij schopt zijn bal. Die vliegt het bosje in en raakt Geerten tegen zijn been. ‘Lekker mis!’ schreeuwt Mare.
6
nu233224 opmaak LB E1.indd 6
18-11-10 07:29
Geerten pakt de bal en schopt hem terug. De bal raakt Sil tegen de zijkant van zijn hoofd. ‘Dat doe je expres!’ Sil komt aanrennen. Hij duikt het bosje in. Mare springt overeind en gaat gauw een paar stappen naar achteren. Sil slaat Geerten en Geerten duwt. De witte bessen rollen alle kanten op. ‘Hij deed het per ongeluk!’ Maar Sil luistert niet naar Mare. Ineens staat papa in de tuin. Hij trekt Sil van Geerten af. ‘Moeten jullie weer met de koppen tegen elkaar?’ buldert hij. Hij houdt hun nekken in een harde greep en doet alsof hij hun hoofden tegen elkaar wil botsen. ‘Ze pakken alles van me af!’ schreeuwt Sil. ‘Mijn voetbal en m’n knikkers!’ ‘Niet waar!’ kreunt Geerten. ‘Jij was dood!’ ‘Wacht, wacht,’ zegt papa. ‘Wat is er aan de hand?’ Hij knijpt iets minder hard. ‘Sil is dood!’ zegt Geerten. ‘Ik ben niet dood!’ schreeuwt Sil. ‘Je bent wel dood,’ houdt Geerten vol. Sil probeert hem weer te slaan. Papa trekt ze verder uit elkaar. ‘Naar jullie kamers!’ zegt hij. ‘En waag het niet om eruit te komen.’ Hij laat Geerten en Sil los. Sil probeert meteen om Geerten te duwen. Geerten pookt zijn elleboog opzij. ‘Geerten!’ zegt papa. ‘Jij hier wachten! Sil, jij eerst naar boven.
7
nu233224 opmaak LB E1.indd 7
18-11-10 07:29
En je kamerdeur dichtdoen.’ ‘En hij dan?’schreeuwt Sil. ‘Hij komt als jij op je kamer zit,’ zegt papa. ‘Lopen, nu!’ Sil loopt weg, schoppend in het gras. Hij kijkt nog om. ‘Het is niet eerlijk!’ schreeuwt hij. Papa wijst alleen maar naar boven, met een dreigend gezicht. Als Sil weg is, wachten ze nog even. ‘We hebben zijn spullen helemaal niet,’ zegt Geerten gauw. ‘We deden alleen maar alsof omdat hij dood was,’ zegt Mare. ‘Kan me niks schelen, jullie waren aan het vechten en daar word ik doodziek van,’ zegt papa. ‘Naar je kamer, Geerten.’ Geerten gaat. ‘Ik vocht niet,’ zegt Mare, als papa naar haar kijkt. ‘Hmmm,’ zegt papa. Hij pakt de bal uit het bosje en trekt een paar geknakte takken recht. ‘Wie had er gelijk?’ ‘Wij hadden gelijk, want Sil is dood,’ zegt Mare. ‘En jij had gelijk, want ze mogen niet vechten. Geerten had gelijk, want hij deed het niet expres. En Sil had gelijk, want hij is niet dood. En we hadden zijn spullen wel afgepakt, maar niet echt, maar zogenaamd. Dus hij had wel gelijk, maar wij hadden ook gelijk.’ Papa schudt zijn hoofd. ‘Ik had het niet moeten vragen,’ mompelt hij. ‘Je moet nooit willen weten waar je kinderen ruzie over maken.’ Hij loopt weg, zijn hoofd gebogen. Mare hoort hem mompelen tot hij in de garage verdwijnt.
8 Selma Noort
nu233224 opmaak LB E1.indd 8
18-11-10 07:29
Doe alsof en word een ster! Toneelspelen is net doen alsof. Soms gaat dat vanzelf. Tenminste, zo lijkt het als je naar een toneelstuk kijkt. Maar als je zelf een keer een rol moet spelen, weet je dat het moeilijker is dan je denkt. Toneelspelen kun je leren. Op de toneelschool bijvoorbeeld. Je doet daar heel veel oefeningen die er voor zorgen dat het steeds beter lukt om net te doen alsof je iemand anders bent. Misschien wil jij het ook leren.
Hieronder staan een paar opdrachten die ze ook wel eens krijgen op de toneelschool. Het zijn een eigenlijk een soort spelletjes.
Opdracht 1 Beeld iets uit zonder woorden te gebruiken: • Doe alsof je een boterham met kaas maakt en eet hem op. • Doe alsof je een boomhut bouwt.
Opdracht 2 Jullie gaan zogenaamd picknicken. Maak 20 stukjes papier met de naam van iets eetbaars. Vouw de briefjes dicht en doe ze in een doos. Haal om de beurt een briefje uit de doos en maak aan de anderen duidelijk wat erop staat. Raden ze het?
Opdracht 3 Dit is een spiegelopdracht. Je gaat met z’n tweeën tegenover elkaar staan. Je kijkt wat de ander doet en dat doe je zo snel mogelijk na. Eerst doet de één een poosje de ander na en dan wisselen jullie. Door deze oefening leer je heel goed op de ander te letten. Als toneelspeler moet je de andere spelers op het toneel altijd goed in de gaten houden omdat je anders niet goed op elkaar kunt reageren.
9
nu233224 opmaak LB E1.indd 9
18-11-10 07:29
Bekken trekken
Slaan
Als toneelspeler moet je goed zijn in gezichtsuitdrukkingen. Van je gezicht moet af te lezen zijn of je enthousiast bent of juist bedroefd. Ook gezichtsuitdrukkingen kun je oefenen. Iemand roept iets en jij moet reageren door een gezicht te trekken: triest, verontwaardigd, blij, opgewonden, nerveus, of angstig. Hier zijn wat voorbeeldzinnen: • Je kat heeft je grootste goudvis opgegeten. • Je hond is aangereden door een bus. • De tent waarin je ligt te slapen, waait weg. • Je moeder heeft de loterij gewonnen.
Acteren is altijd doen alsof, je mag dus nooit echt iemand slaan. Om het toch echt te laten lijken, zijn er trucjes: 1 De klap gaat rakelings langs iemands gezicht, terwijl je tegelijk met je andere arm op je eigen schouder of borst slaat: doordat je geluid maakt, lijkt het net of je echt de ander slaat. 2 De tegenstander doet of hij echt geraakt is en het publiek trap erin!
Om te lachen Wie vind jij om te lachen? Wat maakt jou zo aan het lachen? Is dat het uiterlijk van iemand? Of de manier waarop iemand beweegt? Of wat iemand zegt? Probeer zelf eens om anderen aan het lachen te maken. • Waggel met je lichaam terwijl je loopt. • Loop alsof er springveren onder je schoenen zitten. • Beweeg heel stram met je armen en je benen. • Huppel, spring, struikel, hups. Bedenk maar iets geks en VEEL SUCCES!
10 Tekst gebaseerd op de website: www.jeugdtheaterschool.nl
nu233224 opmaak LB E1.indd 10
18-11-10 07:29