1
Inhoudsopgave 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Inleiding ........................................................................... 3 Het islamitische geloof .................................................... 4 Turkije .............................................................................. 5 Marokko ........................................................................... 7 Voormalig Joegoslavië ..................................................... 8 De Kaapverdische Eilanden ........................................... 12 De Nederlandse Antillen ................................................ 12 Suriname ........................................................................ 14 Nederland ....................................................................... 17 Omgaan met sterven en rouw ........................................ 18 10.1. De islam ........................................................... 18 10.2. Hindoes ............................................................ 21 10.3. Joden ................................................................ 23 10.4. Orthodoxe christenen ....................................... 25 10.5. Rooms-katholieken .......................................... 26 10.6. Protestantse christenen..................................... 27 11. Feestdagen...................................................................... 28 12. Bronnen en lieratuur ...................................................... 31
2
Wie ben jij? Werken met verschillende culturen
1. Inleiding In het jaar 2015 zal vijftien procent van de bevolking in Nederland van allochtone herkomst zijn. In grote steden als Amsterdam en Rotterdam is dat percentage veel hoger. Het aantal jongeren tot 18 jaar ligt in de grote steden rond de vijftig procent. Op het ogenblik wordt één op de twintig kinderen in Nederland geboren in een gezin met minimaal één allochtone ouder. En al die medelanders zoeken een plekje in onze samenleving. Om te kunnen samenleven moeten we kunnen communiceren. In woord en gebaar, in houding of gelaatsuitdrukking. Communiceren is het overbrengen van boodschappen. Maar achter elke vorm van communicatie zit een taal. Taal in de breedste zin van het woord is niets meer of minder dan een onmetelijke rij geschreven of ongeschreven afspraken. Bij verschillende volkeren zijn ook die afspraken verschillend. Die afspraken vinden hun wortels in wat wij cultuur noemen. Om te kunnen communiceren moeten we kennis nemen van die cultuur. In de psychologie en de sociologie kennen we de term referentiekader: door welke achtergrond wordt ons handelen bewust of onbewust bepaald?
of desinteresse bij Nederlanders om hun allochtone medewerkers beter te leren begrijpen. Het ontbreekt echter aan de kennis van overeenkomsten en verschillen in de achtergronden. Daar probeert dit boekje een bijdrage aan te leveren: inzicht in de waarden en normen van anderen en kennis van het land van herkomst en de gebruiken aldaar.
Eén ding hebben vrijwel alle allochtonen met elkaar gemeen. Zijzelf of de generatie voor hen, hebben niet zonder reden hun eigen land verlaten. In zekere zin zijn zij allemaal ‘gevlucht’. Gevlucht voor honger, vervolging, oorlog en bijna altijd voor armoede. Achter ieder mens zit een verhaal, een verhaal van een verleden en een zoektocht naar een betere toekomst.
Hoofdstuk 2 is een korte inleiding met de hoofdregels van de islam. In bijna alle landen waaraan in dit boekje aandacht wordt besteed, is de islam een van de belangrijke godsdiensten. De islam is een wereldgodsdienst in grootte vergelijkbaar met het Christendom. Er is bewust gekozen om met dit extra hoofdstuk te beginnen omdat dit het lezen van de hoofdstukken over de landen waar de islam wordt beleden een stuk duidelijker maakt.
Dit boekje is geen naslagwerk. Het geeft en zeer globaal beeld van de verschillende achtergronden. Zie de tekst van dit boekje als een kleurplaat: Weest u ervan bewust dat elk individu zijn eigen kleuren kiest en zelf uitmaakt of hij binnen de lijntjes blijft of erbuiten gaat. Het lezen van dit boekje mag dus geen aanleiding zijn om te generaliseren. Zie het liever als een aanmoediging om vanuit algemene kennis makkelijker te communiceren met elk ander mens. Aan de lezer de opdracht om de overstap te maken van ‘Hoe zijn zij?’ naar de vraag waar het echt om gaat: WIE BEN JIJ?
Instructie
Nederland kent wetgeving op het gebied van gelijke behandeling. Dat klinkt fantastisch maar in de praktijk betekent het nog vaak gelijke behandeling vanuit het Nederlandse referentiekader. Nederlanders zijn bereid iemand gelijk te behandelen als die ander zich volgens hun waarden en normen gedraagt. Maar als een allochtone collega is opgevoed met andere waarden en normen wordt het plotseling ingewikkeld. Dan is ‘gelijke behandeling’ niet meer hetzelfde als ‘gelijke kansen’. Het project Intercultureel Management (ICM) bij de Stichting Humanitas in Rotterdam heeft één ding wel aangetoond: er is geen sprake van onwil
Om de aan de meest voorkomende bevolkingsgroepen aandacht te besteden is het boekje als volgt ingedeeld. Er is gekozen voor zes landen van herkomst: 1. Turkije 2. Marokko 3. Voormalig Joegoslavië 4. De Kaap Verdische Eilanden 5. De Nederlandse Antillen 6. Suriname 7. Nederland
3
De opbouw van elk landenhoofstuk is hetzelfde: er wordt aandacht besteed aan de volgende onderwerpen: • Geografie • Geschiedenis • Taal • Godsdienst • Cultuur • De situatie in Nederland • Aandachtspunten voor werving
Omdat het omgaan met sterven en rouw voornamelijk door de religie en veel minder door het land van herkomst wordt bepaald zijn de gebruiken rond dit thema in een apart hoofdstuk opgenomen. Daarin is aandacht voor de volgende religieuze stromingen: 1. Moslims 2. Hindoes 3. Joden 4. Orthodoxe Christenen 5. Rooms Katholieken 6. Protestants Christelijken
Hoofdstuk 9 gaat over Nederland: bedoeld om collega’s uit andere culturen een blik te gunnen in de cultuur van Nederland. Aan het eind omdat Nederlanders erom bekend staan dat zij altijd het laatste woord willen hebben...
Hoofdstuk 11 is een overzicht van belangrijke feestdagen, ingedeeld naar religie en naar land Hoofdstuk 12 is een literatuurlijst voor als je nieuwsgierig geworden bent.
2. Het islamitische geloof 4. Ramadan Het vasten: een moslim is verplicht een maand te vasten. Van zonsopgang tot zonsondergang mag hij niet eten drinken of roken. Tijdens het vasten ervaart de moslim hoe het is om arm te zijn. Een aantal groepen is vrijgesteld van de Ramadan. Bijvoorbeeld zieken, kleine kinderen en zwangere vrouwen zijn van hun plicht ontheven. De laatsten worden wel geacht de vastentijd op een later moment in te halen. 5. Hadjdj De bedevaart naar Mekka: iedere moslim die daartoe in staat is moet minstens een keer in zijn leven een bedevaart maken naar Mekka. Als een moslim op deze bedevaart vertrekt wordt hij wel geacht zijn familie goed verzorgd achter te laten. Als hij terugkeert stijgt hij in aanzien bij zijn omgeving. Hij krijgt dan de titel Hadjdj. Vrouwen worden niet geacht aan deze bedevaart deel te nemen.
Godsdienst is voor de islamiet een belangrijk deel van zijn identiteit en geeft een kader van rituele en sociale voorschriften die hij moet nastreven om het eeuwige geluk te verwerven. De islam is een voortzetting van het Joden- en Christendom. Dit betekent dan ook dat alle profeten van deze religies ook erkend zijn in de islam. Het grote verschil is dat Jezus Christus binnen de islam één van de profeten is en niet de zoon van God. Islamieten geven aan dat Allah geen zoon kan hebben. Veel islamitische rituelen zijn terug te vinden bij het Joden- en Christendom, bijvoorbeeld de Vastentijd en de Besnijdenis. Het heilige boek — de Koran — geeft aanwijzingen hoe men zich moet gedragen, maar ook de Hadieth. De Hadieth bevat mondeling overgedragen aanwijzingen die de profeet Mohammed tijdens zijn leven heeft gegeven. De islam kent vijf hoofdplichten, ook wel de vijf zuilen van de islam genoemd:
Leefregels: • Moslims eten geen varkensvlees of producten waarin bloed is verwerkt. Het vee moet daarom op ritueel verantwoorde manier geslacht worden. • Moslims drinken geen alcohol omdat dit volgens hun religie onrein is. • Bij moslims mengen mannen en vrouwen zich niet in het openbaar. Mannen gaan ’s avonds bijvoorbeeld naar de film terwijl de vrouwen thuis blijven borduren. Als er bezoek is, gaan mannen en vrouwen apart zitten. • Veel moslimvrouwen dragen een hoofddoek. Het haar wordt onder moslims beschouwd als aantrekkelijk. Door het te bedekken kan een vrouw zich vrijer bewegen.
1. Shahada De geloofsbelijdenis: er is geen God dan Allah en Mohammed is zijn profeet. 2. Salat Het rituele gebed: een moslim moet vijf keer per dag bidden. Deze plicht kan men zowel thuis als in de moskee vervullen. Men moet bidden met het gelaat gericht naar de heilige stad Mekka. 3. Zakat De armenbelasting: een moslim is verplicht om een vijfde of een tiende van zijn inkomen te schenken aan zijn arme medemens. Hij zal hiervoor later door Allah beloond worden. 4
• Soms worden moslims nog door hun ouders uitgehuwelijkt. • Het aanraken van het lichaam van een vreemde wordt als onrein ervaren. Het verzorgen van zieken en ouderen gebeurt dan ook voornamelijk binnen de familie. Het aanraken van iemand van de andere sekse is een nog groter taboe. Dit kan
een reden zijn waarom zo weinig islamieten werken in een zorgverlenend beroep. • De vrijdag is voor hen zo belangrijk als de zondag voor de christenen. Het vrijdagmiddaggebed is altijd in de moskee. • Besnijdenis van jongetjes is onderdeel van de religieuze rituelen en gebeurt op jonge leeftijd. • Wassen voor het gebed is verplicht.
3. Turkije Geografie Turkije wordt in tweeën gedeeld door de Bosporus. Dat is niet alleen de grens tussen de twee delen van Turkije, maar ook tussen Europa en Azië. Het grootste deel, dat ook wel Anatolië of Klein Azië wordt genoemd, hoort dus tot Azië en grenst aan Iran, Irak en Syrië. In het noorden grenst Turkije aan de voormalige Sovjet-Unie, Bulgarije en Griekenland. Veel van de eilanden die voor de Turkse Middellandse Zeekust liggen zijn ooit Turks bezit geweest maar horen nu bij Griekenland. Turkije is ruim 20 maal zo groot als Nederland. De hoofdstad Ankara ligt in Anatolië. In het Europese deel is Istanboel de grootste stad. Het klimaat is een combinatie van een echt Middellandse Zeeklimaat in de smalle kuststrook en een landklimaat op de hoogvlakte. De zomers zijn vooral op de hoogvlakte droog en heet. De winters zijn niet streng, maar op de hoogvlakte kan het behoorlijk vriezen en sneeuwen.
een sterk nationalistisch karakter. Het doel was om na alle verloren oorlogen het volk weer enige trots terug te geven maar had als consequentie dat minderheden, zoals de Koerden, werden ontkend. De Koerdische taal was lange tijd zelfs verboden. Er kwam een strikte scheiding tussen kerk en staat. Islamitische instituten zoals scholen en ziekenhuizen werden gesloten. In de rechtspraak werd ook afstand gedaan van islamitische principes. Vrouwen werden gelijkgesteld aan mannen, polygamie werd niet meer erkend, er kwam een minimumleeftijd waarop jongens en meisjes mochten trouwen en het was mogelijk om via de rechtbank te scheiden. De islamitische kalender werd vervangen door de Gregoriaanse en zondag werd de rustdag. Uiteindelijk werd de godsdienstvrijheid ook aan banden gelegd. Er was nog wel geloofsvrijheid maar moskeeën werden gesloten en de Koran mocht niet meer in het Arabisch worden (voor)gelezen. Daarnaast werd de politiek beheerst door een strak eenpartijstelsel. En de Partij van Kemal beheerste alle bestuurlijke organen. Na de Tweede Wereldoorlog werd het eenpartijstelsel opgeheven. In 1950 verdwenen de Kemalisten uit de regering en werd de Democrat Parti de grootste partij. Hun bewind leidde weliswaar tot grotere economische groei maar bracht ook een grote trek van arme boeren naar de grote stad teweeg. In de steden werden hierdoor de politieke tegenstellingen steeds groter, wat in 1960 leidde tot een militaire staatsgreep. In de jaren ’70 werd de democratie weer enigszins hersteld maar economisch had Turkije het zwaar te verduren. Dit leidde in 1980 weer tot een militaire staatsgreep. In 1983 waren er weer voor het eerst vrije verkiezingen waarbij de Moederlandpartij de grootste partij werd. Op dit moment is de Koerdische zaak het meest in het nieuws. Dat is zeker niet alleen een Turkse aangelegenheid, want ook in Iran en Irak worden de Koerden vervolgd en verjaagd. De Koerden
Geschiedenis De republiek Turkije die in 1923 werd uitgeroepen, is gebouwd op de resten van het Osmaanse rijk. Dat strekte zich ooit uit van Wenen tot de Indische Oceaan in het oosten en het huidige Algerije in het westen. Een groot deel van de Arabische wereld hoorde toen bij dit Osmaanse rijk. De groei begon rond 1200 en het rijk was op zijn grootst in de 17e eeuw tot een mislukte oorlog met Oostenrijk het verval inluidde. Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog was het rijk weer vervallen tot waar het in 1200 begonnen was. Aan het eind van de Eerste Wereldoorlog, waarin Turkije de zijde van Duitsland had gekozen, werd het land meegetrokken in de nederlaag van Duitsland en bleek de tijd rijp voor een nieuwe begin. Mustafa Kemal Atatürk stichtte het moderne Turkije naar westers model, maar met een grotendeels islamitische bevolking. Atatürk wordt nog steeds gezien als de vader des vaderlands. Toch waren zijn ideeën naar westerse maatstaven omstreden. De Turkse grondwet had 5
vechten voor een eigen Koerdische staat. De strijd speelt zich voornamelijk af in het grensgebied met Iran en Irak omdat de Koerden uit de verschillende landen daar zijn samengedreven.
ren’ zeer belangrijk. In de sociologie spreekt men van In- en Outgroepen. De In-groep is de familie en de kring van goede vrienden en bekenden. De Outgroep zijn alle onbekenden waar men niet bijhoort. In de in-groep heerst een grote mate van solidariteit. Het is niet eenvoudig om als buitenstaander tot die in-groep toe te treden, maar zeker niet onmogelijk. Als een buitenstaander vriendschap sluit met iemand uit de groep geldt: elke vriend van jou is een vriend van mij. Anderzijds kan een ruziemaker in de in-groep ook worden uitgestoten. In alle culturen kent men de begrippen eer en schande. In onze ik-cultuur is dat synoniem voor ons eigen geweten. In de Turkse familiecultuur zijn eer en schande onlosmakelijk verbonden met de in-groep. Elk lid behoort zich zo te gedragen dat de familie eer en respect toekomt. Onjuist gedrag moet niet alleen worden vermeden maar moet, als het toch voorkomt, zo veel mogelijk onzichtbaar blijven voor de buitenwereld.
Taal Het Turks is een jonge taal die vanaf 1920 is ontwikkeld en gesproken. Dit betekent dat hele oude Turken het Turks van latere generaties niet altijd kunnen lezen en schrijven. Turkse scholen schenken alleen aandacht aan de Turkse taal . Godsdienst Zoals al eerder gezegd is een meerderheid van de Turken islamitisch. Een minderheid, vooral in het Europese deel, is christelijk. Hoewel de geloofsbeleving van Turkse islamieten niet verschilt van bijvoorbeeld de Marokkanen (zie hoofdstuk 4) lijken Turken wat meer democratisch in de leer. In Turkije is de islam immers geen staatsgodsdienst. De vrijheid voor vrouwen is iets ruimer.
Man-vrouwpatroon Ook hier is de opstelling, in vergelijking met meer fundamentalistische moslims, wat liberaler. Toch is het openbare leven een mannenwereld en zijn de vrouwen vooral de baas in huis. Vrouwen bemoeien zich weinig met het opvoeden van de jongens in het gezin. Dat is een taak voor de vader. Mannen zijn verantwoordelijk voor hun vrouw in die zin dat zij de familieeer moeten bewaken.
Cultuur De Turkse cultuur laat zich het beste kenmerken als een familiecultuur in tegenstelling tot de ik-cultuur in het westen. Het familiebesef is groot en de banden zijn sterk. Iedereen voelt zich verantwoordelijk voor kinderen, ouders, broers en zussen. Meningsverschillen leiden niet zelden tot grote familievetes. Maar ook buiten de familie is ‘erbij ho-
Alevieten Geschiedenis 30% Van de Turkse bevolking behoort tot de groep van Alevieten. Dit is een voor westerlingen minder bekende groep. Alevieten behoren tot de islam, maar de verschillen tussen de Soennieten (die stringenter de vijf zuilen van de islam naleven) en Alevieten is groot. Alevieten interpreteren de religie anders; zij hebben ook hun eigen specifieke cultuurbeleving, religieuze uiting en levensbeschouwing. Alevieten zijn een honderden jaren oude beweging. Zij vormen een minderheid die door de jaren heen op alle terreinen van het maatschappelijk leven gediscrimineerd worden. Alevieten wijzen de autoritaire aspecten van de islam af. Deze afwijzing en haar verdraagzaamheid zijn de oorzaak dat zij zich opwerpen als bolwerk tegen pogingen om het islamitische fundamentalisme te verspreiden.
dergeschikt aan een spirituele leraar: de Dede. Tijdens de Ayin-i Cem komen mannen, vrouwen en kinderen bij elkaar om gezamenlijk met de Dede te discussiëren, over de Alevitische leer te spreken, onderlinge eenheid en solidariteit na te streven en rituele dansen uit te voeren. De Alevitische liederen (nefes) nemen ook buiten deze bijeenkomsten een belangrijke plaats in.
Godsdienst In het Alevitisme staat de mens centraal; ieder mens is een schepping van God. Alevitisme is een humanistische filosofie. Een van de belangrijkste grondprincipes is: elk mens accepteren zoals hij is, zonder onderscheid te maken in sekse, kleur, afkomst, geloof enz. Dit principe wordt van kindsbeen af aangeleerd. De mens moet zich van al het slechte onthouden, zoals liegen, stelen en overspel. De mens is op alle gebieden zelf verantwoordelijk. Alleen op het gebied van de spiritueel/religieuze vragen is de Aleviet on-
Situatie in Nederland Sinds de jaren ’60 komen de Alevieten naar Nederland. In het begin zijn zij vooral afkomstig van het platteland. Alevieten hebben zich lang niet als bevolkingsgroep geprofileerd. De laatste tijd is hierin verandering gekomen. Er worden Alevitische verenigingen opgericht, ook met als doel Nederlanders te informeren over Alevitisme. Een open contact met groeperingen in de Nederlandse samenleving wordt gestimuleerd. De Alevitische vrouwen dragen meestal geen sluier en zijn Westers gekleed.
Cultuur De Alevieten beschouwen vooruitgang en ontwikkeling als iets wat de mensheid ten goede kan komen. Voorwaarde is wel dat deze ontwikkeling ten goede komt aan vrede, rechtvaardigheid, en een betere relatie tussen de mensen in de wereld. Er wordt veel waarde gehecht aan onderwijs. Dit geldt voor zowel mannen als vrouwen. Vrouwen en mannen zijn gelijkwaardig.
6
De situatie in Nederland Bij Turkse jongeren in Nederland zie je een langzaam maar zekere verandering in deze cultuur. Jongere Turken kiezen steeds meer voor gezin naar Nederlands model en de ik-cultuur wordt een steeds algemener gedachtegoed, overigens zonder dat zij daarbij hun islamitische godsdienst verloochenen. Hun ouders hebben het daar vaak moeilijk mee. Zij zijn nog veel traditioneler opgevoed en vaak is de hang naar traditie en identiteit door emigratie naar Nederland veel groter geworden. De eerste generatie Turken stelt zich daarom nogal conservatief op, terwijl hun kinderen juist het tegenovergestelde doen en zich proberen in te burgeren in de Nederlandse maatschappij. Het ouderlijk gezag is vooral gebaseerd op hun kennis van wat
Goed en Fout is. En wat Goed en Fout is wordt bepaald door de cultuur en gesteund door de omgeving waarin je opgroeit. Maar de omgeving is hier niet zoals in Turkije. Soms staan Nederlandse waarden en normen lijnrecht tegenover die van de traditionele Turkse opvoeding. Op dit moment is dan ook sprake van een groot generatieconflict. Aandachtspunten bij werving en selectie Hoewel de meeste Turken zich steeds minder fundamentalistisch gaan gedragen draagt het werken in een verplegend en verzorgend beroep niet bij aan de eer van de familie. Het aanraken van een vreemd lichaam is immers in de islam in principe niet toegestaan. Een klein aantal vrouwen zal een hoofddoek willen dragen.
4. Marokko Geografie Marokko ligt in de Noorwesthoek van Afrika. Het grenst vlak over de straat van Gibraltar aan Spanje. Het land bestaat grofweg uit twee gebergten waarvan de Atlas de grootste is. Aan kust van de Middellandse Zee en de Atlantische Oceaan ligt een aantal laagvlakten en in het zuiden de Sahara. De hoofdstad is Rabat, Cassablanca de grootste stad en het economisch centrum. Het klimaat kenmerkt zich door heter zomers en milde winters.
door familie in Marokko en door de autoriteiten meestal afgekeurd. Van de 25 miljoen Marokkanen wonen er 1,5 miljoen in Europa. Geschiedenis Voor 1912 was Marokko een verzameling van verschillende stammen onder het gezag van een islamitische kalief. De macht van de kalief werd ondersteund vanuit het gemeenschappelijk islamitisch geloof van alle stammen. Vanaf 1912 werd Marokko als kolonie overheerst door Spanje en Frankrijk. Vooral de invloed van de Franse periode is zeer groot. Frans is nog steeds de taal van de bovenste lagen van de bevolking. Als een mengeling van het islamitische kalifaat en het Franse kolonialisme werd de staatsvorm bij de onafhankelijkheid in 1956 voor onze begrippen een absolute monarchie. De erfopvolging van de koning en het ontbreken van een georganiseerde democratie zijn daarbij wel in strijd met de islamitische tradities. De koning is ook de kerkelijk leider en daarmee is de islam de staatsgodsdienst.
Economie Marokko is een ontwikkelingsland met grote werkloosheid. De overheid probeert met uitgebreide economische plannen de industrie, de landbouw en vooral het toerisme uit Europa te ontwikkelen. De staatsbemoeienis daarin is groot: 50% van de beroepsbevolking werkt voor de overheid of in de dienstensector. Voor buitenstaanders ontstaat hierdoor de indruk van een enorme bureaucratie. Er bestaat een uitgebreide schaduweconomie waarbij de economie wordt beheerst door familiebanden en etnische afkomst die een grote rol spelen in het verdelen van werk en inkomen. Er is een goed ontwikkelde leer- en textielindustrie. Dat is naast toerisme een belangrijke bron van inkomsten. Toch komen de meeste buitenlandse deviezen niet uit de handel maar van in het buitenland werkende Marokkanen die geld aan hun familie overmaken. Vandaar dat de overheid er alles aan doet om de band met het moederland te behouden. Naturalisatie tot Nederlander is dan ook een lange en ingewikkelde weg en wordt
Taal 45% Van de Marokkanen heeft een Berbertaal als moedertaal. Een probleem daarbij is dat van die talen geen geschreven vorm bestaat. Arabisch en Frans worden op school geleerd en als schrijftaal gebruikt en als spreektaal in formele situaties. Vrijwel iedereen spreekt daarom wel een vorm van Arabisch. Het Berbers heeft een lagere status dan het Arabisch. Toch is het niet vreemd dat er sprake is van een hoog percentage analfabetisme, juist omdat er geen geschreven vorm van de moedertaal bestaat. 7
Godsdienst De islam is de staatsgodsdienst. Het moslim zijn is zeer belangrijk voor de identiteitsbeleving van de Marokkaan. Mens zijn en moslim zijn is voor de Marokkaan eigenlijk hetzelfde. Marokkanen schetsen zichzelf als fundamentalistische moslims hoewel net als overal niet iedereen even streng is de beleving van de religie. De waarden en normen van de islam zijn stevig verankerd in het mensbeeld van de Marokkaan.
wen hebben in Marokko nauwelijks toegang tot bestuur en politiek. Er bestaat een aparte vrouwencultuur waar mannen geen toegang hebben. De vrouw als moeder wordt geïdealiseerd. Vrouwen zijn nooit zelfstandig. Tot het huwelijk zijn de ouders verantwoordelijk voor hun gedrag en na het huwelijk wordt die rol als vanzelfsprekend overgenomen door de echtgenoot. In 2000 is een nieuwe familiewet aangenomen die onder andere voor de positie van de vrouwen nogal wat veranderingen met zich meebrengt. De uitwerking en navolging van de wet wordt nu (zomer 2000) uitgewerkt.
Cultuur Jongens moeten vooral respectvol zijn tegenover hun vader maar genieten buitenshuis grote vrijheid zolang zij de eer van de familie niet te schande maken. De eer van de familie speelt op nog meer gebieden een grote rol. De eer van een man wordt bepaald door zijn aanzien in zijn omgeving. Hoe groter het sociale netwerk, hoe groter de eer. Hoe groter het bezit, hoe groter de eer. De eer moet door alle gezinsleden, maar vooral door de jongens, worden hooggehouden. Mannen in de familie bewaken de eer. De omgangsvormen verschillen sterk van de westerse. Rolgedrag wordt hoger gewaardeerd dan openheid en echtheid. Je kunt beter iets zeggen wat bij je rol past — ook als je het niet meent — dan uit je rol stappen en voor je mening uitkomen. Er wordt meer waarde toegekend aan hoe anderen je beoordelen (schaamte en eerverlies) dan aan het eigen geweten en schuldbesef. Naar westerse maatstaven zou je dat als hypocriet kunnen omschrijven maar in Marokko dwing je daar respect mee af. De opvoeding van kinderen is er niet primair op gericht om de zelfontplooiing te stimuleren maar veel meer om het rolgedrag te modelleren. Daarbij ligt de nadruk op moreel en religieus goed gedrag. Marokkanen kennen hiervoor het begrip ‘AQL’, wat staat voor morele intelligentie: weten hoe het hoort en weten hoe je moet gedragen.
De positie in Nederland Vooral jongeren, en dan nog voornamelijk jongens, komen tussen twee culturen te staan. Zij zijn niet opgevoed met begrippen als individuele vrijheid maar krijgen daar, door de bewegingsvrijheid buiten het gezin, direct mee te maken. Bij meisjes heeft het, gezien de traditionele verhoudingen, langer geduurd voordat zij met dit probleem te maken kregen. Aandachtspunten voor werving De islam verbiedt lichamelijk contact met de andere sekse buiten de familie. Hierdoor zullen relatief weinig Marokkanen uit geloofsovertuiging kunnen kiezen voor een verplegend of verzorgend beroep. Hoewel de wetten van de islam steeds soepeler worden toegepast en er dus steeds minder sprake is van een verbod op het uitoefenen van een zorgberoep, is het aanzien van een verzorgend beroep laag. Het aanraken en verzorgen van een vreemd lichaam wordt vaak gezien als een vernedering voor de zorgverlener. Het mag duidelijk zijn dat artsen in dezen van hun religieuze plichten zijn ontheven. Dit verbod op aanraken uit zich ook in de begroeting tussen islamieten en anderen. Het is ongepast om iemand van een andere sekse ter begroeting een hand te geven. Ten onrechte wordt dit door Nederlanders nog vaak als onbeleefdheid betiteld. Vrouwen kunnen een beroep doen op het recht om een hoofddoek te dragen.
Man- vrouwverhoudingen Volgens de islamitische traditie staat de vrouw onder voogdij van haar vader of echtgenoot. Vrou-
5. Voormalig Joegoslavië Geografie: Het voormalig Joegoslavië ligt op de Balkan en grenst in het noorden aan Oostenrijk en Italië en in het zuiden aan het vasteland van Griekenland. Aan de kust heerst een mediterraan klimaat maar in de bergen kunnen strenge winters voorkomen Het voormalige Joegoslavië was ruim zes keer zo groot als Nederland en telde voor de oorlog
(1991-1995) bijna 24 miljoen inwoners. Het bestond uit zes deelstaten, gelegen in het zuidoosten van Europa: Slovenië, Kroatië, Bosnië-Herzegovina, Montenegro, Macedonië en Servië. Daarnaast waren er binnen Servië twee autonome provincies, Vojvodina en Kosovo. Momenteel zijn Slovenië, Kroatië, Macedonië en Bosnië-Herzegovina onafhankelijke staten. Het 8
huidige Joegoslavië bestaat uit Servië (inclusief de provincies Vojvodina en Kosovo) en Montenegro. De vijf grootste nationaliteiten binnen voormalig Joegoslavië zijn Slovenen, Kroaten, Serviërs, Montenegrijnen en Macedoniërs. Daarnaast zijn er veel minderheden. Ze leven verspreid over verschillende staten. Servo-Kroatisch was de officiële taal. De belangrijkste geloofsgemeenschappen zijn de Grieks-Orthodoxen, de Rooms-Katholieken en de Moslims. Stond Joegoslavië een paar jaar geleden nog te boek als een zonnig vakantieland met een afwisselend landschap en een gastvrije bevolking, sinds 1996 is het een land dat vooral met oorlog geassocieerd wordt. De strijd begon in 1991, toen de deelstaten Slovenië en Kroatië de onafhankelijkheid uitriepen. Vervolgens ontstonden er conflicten tussen de verschillende etnische groepen in de deelstaat Bosnië-Herzegovina. Toen de Moslims en Kroaten in deze staat in 1992 tijdens een referendum voor de onafhankelijkheid van de staat stemden, braken er gevechten uit met de in Bosnië levende Serviërs. Een jarenlange oorlog volgde. Talloze mensen sneuvelden of sloegen voor het gruwelijke geweld op de vlucht. Eind 1995 werd het vredesakkoord van Dayton gesloten tussen Kroatië, de Federale Republiek Joegoslavië en Bosnië-Herzegovina. Echt rustig is het echter nog niet op de Balkan. Zo verloopt in Bosnië-Herzegovina de samenwerking tussen de Moslims en de Kroaten nog steeds erg stroef. In Kroatië worden de Kroatische Serviërs geïntimideerd, terwijl ze van hun bezittingen worden beroofd. In Joegoslavië zijn er problemen in de provincie Kosovo, waar de etnische Albanezen door de Servische autoriteiten onderdrukt en gediscrimineerd werden. Deze ontwikkelingen leiden ertoe dat nog steeds veel voormalig Joegoslaven op de vlucht zijn. Zo heeft Nederland in de eerste helft van 1996 meer dan 1.000 asielzoekers uit voormalig Joegoslavië opgenomen.
de verschillende deelstaten alle hun eigen geschiedenis. De staten worden door verschillende grootheden overheerst. De Turken vallen in de veertiende eeuw binnen en veroveren Macedonië. Vervolgens komen ook Bosnië-Herzegovina, Montenegro en Servië onder het Turkse juk. Slovenië wordt geheel overheerst door Oostenrijk en Kroatië deels. Nadat de Turken in 1878 worden verslagen, komt ook Bosnië-Herzegovina onder gezag van Oostenrijk. Tot ongenoegen van de Serviërs, wier volksgenoten onder meer in deze staat wonen. Dit vormt aanleiding voor de Eerste Wereldoorlog in 1914. De Kroaten staan in deze oorlog aan de kant van Oostenrijk en Duitsland en komen tegenover de Serviërs te staan. Oostenrijk wordt verslagen en in 1918 wordt het Koninkrijk der Serviërs, Kroaten en Slovenen uitgeroepen. Macedonië, Montenegro en BosniëHerzegovina maken hiervan ook deel uit. De onderlinge belangen verschillen echter nogal. De Serviërs streven één groot Servië na, terwijl de Kroaten zelfbestuur willen in een federatief verband. Tussen de twee volkeren heeft het nooit geboterd. Na de stichting van het Koninkrijk moordden de machtige Serviërs veel Kroaten uit, omdat ze tijdens de oorlog met Oostenrijk heulden. Om de strijd te stoppen, stelt de uit Servië afkomstige Koning Alexander in 1929 een militaire dictatuur in. Het koninkrijk wordt voortaan Joegoslavië genoemd. De Kroaten en Serviërs blijven echter tegen elkaar strijden. Tijdens de Tweede Wereldoorlog mondt hun conflict uit in een ware burgeroorlog. Tijdens deze oorlog raakt Joegoslavië totaal verbrokkeld. De charismatische maarschalk Tito strijdt met zijn communistisch Partizanenleger tegen de Duitsers en voor de vrijheid van het land. Hij wint en in 1945 wordt de ‘Federale Volksrepubliek Joegoslavië’ uitgeroepen waarin elk volk gelijkwaardig is. Om de etnisch dominante Serviërs niet teveel macht te geven, worden Vojvodina en Kosovo autonome provincies binnen Servië. Tot aan zijn dood in 1980 is Tito president van Joegoslavië. Hij tracht de bevolking als een eenheid te laten functioneren. Na Tito’s dood komen oude frustraties van de verschillende volkeren naar boven. In het arme Kosovo komen Albanezen in opstand omdat ze zich achtergesteld voelen. De Serviërs pakken de opstanden hard aan. In 1989 verliezen Kosovo en Vojvodina hun autonomie met het aantreden van de Servische leider Milosevic. Dit leidt tot ernstige conflicten. Slovenië en Kroatië geven in 1991 te kennen onafhankelijkheid te willen. Het federale leger, dat grotendeels uit Serviërs bestaat, treedt hard op. Zonder succes. De EG erkent beide staten. In februari 1992 spreken de meeste
Geschiedenis De afschuwelijke oorlog in voormalig Joegoslavië, die vele slachtoffers heeft gemaakt, lijkt vaak onbegrijpelijk. De conflicten die de afgelopen jaren in voormalig Joegoslavië hebben gespeeld, zijn beter te bevatten wanneer je de geschiedenis van Joegoslavië bekijkt. Dan blijkt namelijk dat het land nooit een echte eenheid is geweest. Er leven vele volkeren met elk hun eigen geschiedenis, tradities en gewoonten. De onderlinge verscheidenheid is altijd merkbaar geweest in de samenleving. Tot het begin van deze eeuw hebben 9
Kroaten en Moslims zich in Bosnië-Herzegovina in een referendum uit voor de onafhankelijkheid. Hiermee begint een gruwelijke oorlog waarin Bosnische Serviërs, gesteund door Servië, etnische zuiveringen doorvoeren. Na jarenlange strijd en tal van mislukte internationale pogingen om de oorlog te stoppen, wordt in november 1995, in Dayton (Ohio, VS) een vredesakkoord ondertekend. Hierdoor zijn BosniëHerzegovina, Kroatië en de Federale Republiek Joegoslavië verplicht de beginselen van het VNhandvest na te leven. Ondanks het vredesakkoord van Dayton blijkt in ’96 dat niet alles op rolletjes loopt. In Bosnië-Herzegovina blijkt de samenwerking tussen de Moslims en de Kroaten niet goed te verlopen.
goslavië genoodzaakt te moderniseren. Er komen veel industrieën van de grond. Als gevolg hiervan trekken veel mensen van het platteland naar de stad. Naar communistisch idee doet Tito een poging de landbouw te collectiviseren, maar dat mislukt. Verborgen werkloosheid is altijd groot geweest in voormalig Joegoslavië. Rond de jaren ’70 gaan steeds meer mensen naar het buitenland om als gastarbeider te werken. Ondanks de socialistische status zijn er in Joegoslavië altijd duidelijke inkomensverschillen geweest. Deze werden veroorzaakt door verschillen in opleiding, in regio en in bedrijfstak. Er ontstaat vooral een groot verschil tussen de ontwikkelde steden en het platteland. Rond de jaren ’80 neemt de kloof tussen arme en rijke staten toe. De noordelijke deelstaten Slovenië en Kroatië zijn erg welvarend en meer dan andere staten gericht op Europa. Steeds meer krijgen ze het gevoel te moeten opdraaien voor de armoede van de andere staten. Dit is de belangrijkste reden voor het onafhankelijkheidsstreven van beide staten. De economie van voormalig Joegoslavië is door de oorlog grotendeels geruïneerd en moet weer opgebouwd worden.
Politiek Na Tito’s overwinning in 1945 wordt de monarchie afgeschaft en wordt de communistische ‘Federale Volksrepubliek Joegoslavië’ gesticht. Er komen zes afzonderlijke republieken met vergaande economische en politieke zelfstandigheid. De buitenlandse politiek, de economie, de rechtspraak en defensie blijven centraal geregeld. In 1946 komt er een op Russische leest geschoeide grondwet. Maar Tito wenst zich niet te onderwerpen aan de regels van de Sovjet-Unie en wordt in 1948 uit de Komintern, het economische verbond van communistische landen onder leiding van de SU, gestoten. Later wordt de band met de SU verbeterd, hoewel Tito zijn eigen koers blijft varen. Tot 1989 is de Bond van Communisten de enige toegelaten politieke partij. De partij mag niet commanderen, maar wordt geacht leiding te geven. Tito is president voor het leven. In 1950 wordt het arbeiderszelfbestuur geïntroduceerd, dat tot 1990 actief bestaat. De arbeiders worden verantwoordelijk voor het productiesysteem, zonder inmenging van de overheid. Dit moet leiden tot een partijloos systeem. Het wordt afgeschaft ten gunste van de vrije markteconomie en een meerpartijenstelsel. Tito heeft altijd getracht de deelstaten van Joegoslavië bijeen te houden. Nationalistische gevoelens en verkondigingen van politieke meningen die indruisten tegen de politieke lijn leidden vaak tot veroordeling. Hierdoor waren er veel politieke gevangenen. Het nieuwe Joegoslavië is een federale republiek. Zowel Servië als Montenegro hebben eigen politieke partijen en een eigen president en premier. De politieke wederopbouw van Bosnië verloopt uiterst traag.
Taal Er worden verschillende Slavische talen gesproken, waaronder Macedonisch, Sloveens en Albanees (Kosovo), maar ook Hongaars (Vojvodina). In de laatste jaren voor de burgeroorlog werd Joegoslavië ontdekt als een goedkoop vakantieland. In voormalige toeristengebieden, veelal de kustplaatsen aan de Adriatische Zee, spreken mensen een beetje Engels, Duits en Italiaans. Godsdienst Niet alleen op historisch en economisch vlak zijn er tegenstellingen, maar ook op etnisch en religieus vlak. Het voormalig Joegoslavië telde een enorme hoeveelheid etnische groeperingen. Niet voor niets wordt het land omschreven als een ‘smeltkroes van volkeren’. De Serviërs vormen de grootste groep, daarnaast zijn er Kroaten, moslims (de moslims in Bosnië-Herzegovina worden beschouwd als een etnische groep), Slovenen, Albanezen, Macedoniërs, zigeuners, Montenegrijnen en Hongaren. Ook zijn er minderheidsgroepen zoals Turken, Slowaken, Roemenen, Duitsers, Italianen, Russen en Bulgaren. Hoewel het voormalig Joegoslavië een atheïstische staat was, zijn er altijd actieve geloofsgemeenschappen geweest. De religies lopen vaak langs etnische lijnen. Slovenen en Kroaten zijn katholiek, de Serviërs plus een deel van de Montenegrijnen en Macedoniërs zijn orthodox christelijk. De islamieten vormen een meerderheid in
Economie Na de Tweede Wereldoorlog is het verwoeste Joe10
Bosnië-Herzegovina. Ook de meeste Albanezen in Kosovo zijn moslim. Daarnaast zijn er nog dertig kleine erkende religies. In de praktijk is de beleving van religie onder de jongere generatie niet erg intensief. De katholieken zijn in feite de westerse christenen en de orthodoxen de oosterse christenen. De laatstgenoemde groep hecht veel waarde aan heilige feesten, vasten en laat ook vrouwen bepaalde onderdelen van diensten leiden. Eén van de belangrijkste religieuze voorschriften voor moslims is dat ze vijf keer per dag de ‘salat’ uitvoeren (bidden). Ze moeten vasten tijdens de maand van de Ramadan. Veel moslims in BosniëHerzegovina hebben hun gewoonten echter aangepast aan die van de christelijke Kroaten en Serviërs. Tito had een goede verstandhouding met de verschillende religies. Alleen met de Kroatische katholieken waren er problemen, omdat zij hun nationalisme direct verbonden met hun religie.
voorkomen, omdat de verhoudingen daar anders liggen binnen het gezin. De omgang tussen man en vrouw verschilt per streek en religie. In verschillende zuidelijke staten zijn invloeden van de voormalige — Turkse — bezetters merkbaar.
Cultuur Omdat er zoveel verschillende volkeren met verschillende achtergronden in voormalig Joegoslavië wonen, is het moeilijk om algemene uitspraken te doen over hun gewoonten. De gebruiken hangen af van nationaliteit, afkomst en godsdienst. In noordelijk gelegen steden van voormalig Joegoslavië verschilt het dagelijks leven niet erg van dat in Nederland. Zo gaan in voormalig Servië en Bosnië-Herzegovina mannen en vrouwen ’s avonds samen uit. Net als in Nederland zijn balsporten populair. In het zuidelijk gelegen Kosovo, één van de armste delen van Joegoslavië, zijn daarentegen weinig voorzieningen. De feesten die in het zuiden worden gehouden, zijn vaak oosters getint. Er wordt meeslepende muziek gespeeld en klederdracht gedragen. Over het algemeen staat de bevolking van voormalig Joegoslavië bekend als weinig terughoudend en snel in het sluiten van vriendschap. Een meisje uit de Kroatische stad Zagreb omschrijft hen als ‘levensgenieters’, open en gastvrij. Een Nederlandse auteur schreef ooit: ‘Wie Joegoslaven een beetje kent, weet dat zij verzot zijn op confrontatie, tegenspraak en discussie: hoe feller, hoe mooier.’ Voor velen uit voormalig Joegoslavië is de familie erg belangrijk. Niet alleen worden belangrijke feesten met de hele familie gevierd. Wanneer ouderen verzorgd moeten worden, neemt de familie — vooral op het platteland — die taak dikwijls op zich. Ook worden mensen die van een uitkering moeten leven vaak geholpen door familie. Een man uit Kosovo vertelde dat thuiswonende kinderen daar al hun geld bij de vader inleveren. De vader neemt de beslissingen en is de spil binnen de familie. In het noorden zal dit minder
De positie in Nederland Veel voormalig Joegoslaven zijn als gastarbeider naar Nederland gekomen. In de verpleging en verzorging zijn zij in de jaren ’70 vooral naar hier gehaald om de talloze openstaande vacatures te vervullen. Voor de oorlog gingen mensen, ongeacht hun etnische of religieuze afkomst, gewoon met elkaar om. Nu is dat bijna niet meer mogelijk en laaien conflicten tussen diverse groepen snel op. Ook in Nederland kan dit leiden tot moeilijke situaties. Mannen en vrouwen in het noorden zijn over het algemeen verder met emancipatie dan Nederlanders. Vaak werken beiden buitenshuis. En het is gebruikelijk dat man en vrouw samen het huishouden en de kinderen verzorgen. Bosniërs verbazen zich wel eens over de manier waarop het ‘moderne’ Nederland met dergelijke taakverdelingen omgaat. Dat de verschillen binnen voormalig Joegoslavië groot zijn blijkt uit gesprekken met mensen uit verschillende streken. Bosnische vluchtelingen zagen weinig verschil tussen hun leven en dat van Nederlanders. Maar een vluchteling uit Kosovo verbaasde zich over de luxe waar Nederlanders in leven: ‘In Kosovo zijn weinig voorzieningen. De supermarkten zijn vrijwel leeg. Er zijn kleine winkeltjes waar je wat kunt krijgen. Bijna niemand heeft een auto, bijna iedereen gaat met de bus. Ook hebben de meeste mensen geen telefoon. Hier liggen de supermarkten vol. En er zijn ook zo veel voorzieningen voor kinderen aanwezig. Dat kenden we niet.’
Man-vrouwverhoudingen Veel mensen in met name Kosovo zijn moslim. Bij hen mengen mannen en vrouwen zich niet in het openbaar. Dit is gebaseerd op principes uit de islam. Mannen gaan ’s avonds bijvoorbeeld naar de film terwijl de vrouwen thuis blijven borduren. Als er bezoek is, gaan mannen en vrouwen apart zitten. Soms worden moslims nog door hun ouders uitgehuwelijkt. Hiermee wordt een soort band tussen twee families gesmeed. In het noorden gaan mannen en vrouwen vrij met elkaar om en bepalen mensen zelf de keuze van hun partner.
Aandachtspunten Werving en Selectie: Verschillen in etnische afkomst, achtergronden en religie kunnen een bron voor conflicten zijn, ook 11
op de werkvloer. Het is verstandig om deze situatie met de betrokkenen te bespreken en af te spreken dat deze zaken geen rol mogen spelen op de
werkvloer en er wederzijds respect voor elkaar en elkaars levensovertuiging verwacht wordt.
6. De Kaapverdische Eilanden gersnood te bestrijden. Door de eeuwen heen heeft Cabo Verde een historische band met Guinee-Bissau, ook een voormalige Portugese kolonie.
Geografie De Groene Kaap (Cabo Verde) is een eilandengroep bestaande uit 15 eilanden, waarvan er 9 bewoond zijn. De eilanden liggen in de Atlantische Oceaan, 600 km westelijk van de Senegalese kust. Het grootste eiland is Santiago met als hoofdstad Praia. De aanloop- en uitvoerhaven is Mindelo op het eiland San Vicente.
Taal De officiële taal is het Portugees. In het binnenland spreekt men een soort Creools. Godsdienst Voor het grootste deel Rooms-Katholiek.
Geschiedenis Tot 1460 waren de eilanden onbewoond. Toen vestigden de Portugezen er een tussenstation voor de zeevaart tussen Europa en Indië. Om er versterkingen te bouwen rekruteerde men grote aantallen slaven uit de kustgebieden van Afrika. Door ontbossing, roofbouw en Saharawinden die stofzand aanvoerden, werd de archipel, die eens de Groene Kaap werd genoemd, in de loop der eeuwen een verzameling kale en dorre eilanden. Verscheidene malen zijn de eilanden op desastreuze wijze geteisterd door langdurige droogte en hongersnood. In de jaren twintig van de vorige eeuw stierf de helft van de bevolking door voedselgebrek en in de jaren veertig nog eens een derde. In de jaren zeventig was er weer sprake van een noodsituatie. Dit heeft een massavlucht van bewoners tot gevolg gehad, zodat thans meer Kaapverdianen in het buitenland wonen dan in Cabo Verde. Sinds 1975 is de Kaapverdische Archipel een zelfstandige staat los van Portugal geworden: Cabo Verde. Een groot aantal Kaapverdianen is in 1975/76 vanuit Angola, een andere Portugese kolonie die in 1975 zelfstandig werd, naar Cabo Verde teruggekeerd. Na vijf eeuwen koloniaal bewind was Cabo Verde een failliete boedel; zelfs de visgronden rond de eilanden had Portugal verpacht aan Japan, zodat visvangst voor de bevolking taboe was. Na de onafhankelijkheid kon Cabo Verde wel buitenlandse steun vragen, maar de aangeboden hulp moest bijna geheel aangewend worden om de hon-
Cultuur Familiecultuur, wij-cultuur: familie is erg belangrijk. Mannen zijn vaak zeevarend geweest, wat betekent dat in de gezinscultuur de vrouwen de beslissingen nemen. Situatie in Nederland Een groot deel der Kaapverdianen in Nederland is of was zeeman. Zij hebben Rotterdam als thuishaven gekregen omdat de rederijen waar zij voor werkten in Rotterdam gevestigd waren. Daar de werkgelegenheid op zeeschepen de laatste jaren sterk verminderd is, zijn vele Kaapverdianen in Nederland aan de wal gaan werken. De terugkerende slechte voedselsituatie zorgde ervoor dat veel gezinnen van zeelui in de jaren 6070 al naar Rotterdam gekomen zijn. Rond de 3000 Kaapverdianen hebben zich in Nederland gevestigd en met name in Rotterdam. In de rest van Nederlands zijn er weinig woonachtig. Veel Kaapverdianen bezitten nog een Portugees paspoort. De jongeren vinden redelijk makkelijk aansluiting bij de Nederlandse gemeenschap. Veel Nederlanders verwarren Kaapverdianen met Surinamers en Antillianen. Een vergelijking die zeker niet als een compliment opgevat wordt. De organisatiegraad onder de Kaapverdiaanse bevolkingsgroep is erg groot. De tweede generatie die in Nederland is geboren kent nauwelijks taalproblemen.
7. De Nederlandse Antillen Geografie De Nederlandse Antillen zijn zes eilanden in de Caribische zee tussen Noord en Zuid-Amerika. De Benedenwindse eilanden Aruba, Bonaire en Cura-
çao liggen tussen 25 en 65 kilometer voor de noordkust van Venezuela. De bovenwindse eilanden (Saba, Sint Maarten en Sint Eustatius) liggen ruim 800 kilometer noordelijk, omringd door een 12
aantal Engelstalige eilanden dicht in de buurt van Puerto Rico, Haïti en de Dominicaanse Republiek. Curaçao is het grootst en heeft het meeste inwoners: 146.000. Daarna volgen Aruba (66.000) Sint Maarten (23.000) en Bonaire (10.000). Op Saba en Sint Eustatius wonen bij elkaar slechts 4000 mensen. Sint Maarten is maar voor de helft Nederlands. De ander helft is Frans grondgebied.
katholicisme in Zuid-Amerika. Op de bovenwindse eilanden is men overwegend Anglicaans. Cultuur Door de jarenlange trekarbeid van de mannen en als gevolg van de slavernij is er sprake van aparte mannen- en vrouwencultuur. Vrouwen vormen de centrale rol in het familieleven, mannen spelen een geringe rol in het gezin. Moeders zorgen met behulp van zussen, moeders, nichten voor het gezin. Dit heeft gevolgen voor opvoeding en beeldvorming. Essentieel is de familiecultuur, vormen van groot gezin en meerdere generaties bij elkaar. De gezondheidszorg is redelijk georganiseerd met geld uit Nederland. De opvang van ouderen gebeurt zowel op de Antillen als hier veelal binnen het gezin.
Geschiedenis De oorspronkelijke bewoners waren afstammelingen van Zuid-Amerikaanse indianenstammen. De eilanden zijn sinds 1600 afwisselend overheerst en geregeerd door Spanje, Engeland, Frankrijk en natuurlijk Nederland. Zowel in cultuur als religie zijn de Bovenwindse eilanden meer beïnvloed door de Engelsen dan door de Nederlanders. Op Curaçao werd de oorspronkelijke bevolking vrijwel geheel door de Nederlanders verjaagd. De nieuwe bewoners waren slaven uit Afrika. Na de afschaffing van de slavernij in 1870 was de handel de voornaamste bron van inkomsten. Begin 1900 werden op een aantal eilanden olieraffinaderijen gevestigd waar olie werd verwerkt die voor de kust van Venezuela werd gewonnen. Hierdoor trokken landarbeiders naar de fabrieken en trokken bewoners van andere eilanden en Suriname naar deze eilanden, voornamelijk Curaçao. Door het sluiten van de raffinaderijen in de jaren 60 en 70 ontstaat grote werkeloosheid onder de bevolking. Nederland werft eind jaren 60, begin 70 veel vrouwen op de Antillen met als doel tijdelijk werk en opleiden in de zorgsector. Veel Antilliaanse vrouwen, veelal van boven de 45 jaar, zijn op deze wijze naar Nederland gekomen. Aruba bezit sinds 1 januari 1986 een status aparte.
Man-vrouwverhouding Binnen de familieverhoudingen spelen de vrouwen de centrale rol. Besluiten worden door vrouwen genomen. De vrouwen zijn de stabiele factor in het gezinsleven. De situatie in Nederland De emigratie naar Nederland vond plaats in golven: de eerste in de jaren 60 toen Nederland Antilliaanse arbeiders, met name vrouwen, naar Nederland haalde als gastarbeiders en de 2e golf in de jaren 80 toen het op de Antillen economisch heel slecht ging, vooral door de sluiting van de eerdergenoemde olieraffinaderijen. Niemand weet precies hoeveel Antillianen er in Nederland zijn omdat registratie plaatsvindt op grond van nationaliteit en Antillianen hebben de Nederlandse nationaliteit. De schattingen lopen uiteen van 60.000 tot 100.000. Vooral onder Antilliaanse jongeren is de werkloosheid hoog. De Antilliaanse gemeenschap is voor Nederlandse begrippen een hechte gemeenschap. De familiebanden zijn sterk.
De taal Op de bovenwindse eilanden spreekt vrijwel iedereen een aan het Engels verwante creooltaal. De kranten en televisie gebruiken gewoon Engels. Nederlands is de officiële taal, maar wordt op de eilanden zelf nauwelijks gebruikt. Het is op school verplicht maar blijft voor Antilliaanse begrippen een vreemde taal. Op de benedenwindse eilanden is de voertaal Papiamento, een Creooltaal die is afgeleid van het Portugees. Ook hier wordt nauwelijks Nederlands gesproken. In de handel bedient men zich voornamelijk van Spaans en Engels. Toch is de kennis van het Nederlands op de benedenwindse eilanden groter dan op de bovenwinden.
Aandachtspunten voor werving. Gezien de relatief grote hoeveelheid éénoudergezinnen moet bij het werven bijzondere aandacht worden besteed aan de mogelijkheid voor kinderopvang. Bij het werven van Antillianen speelt mond-tot-mondreclame in de familie een belangrijke rol. Maar ook op het werk is er een merkbare onderlinge verbondenheid. Vrouwen zijn gewend hun eigen zaakjes op te knappen.
Godsdienst Op de benedenwindse eilanden is men overwegend katholiek met grote overeenkomsten met het 13
8. Suriname Geografie Suriname is een voormalige Nederlandse kolonie in Zuid-Amerika. Het land ligt ingeklemd tussen Brits en Frans Guyana en ligt in het noorden aan de Caribische zee. Volgens de laatste algemene volkstelling (1980) heeft Suriname 355.000 inwoners. De hoofdstad is Paramaribo. Het grootste deel van de bevolking woont in het noorden in de delta van de Surinamerivier. Suriname kent een tropisch klimaat met overvloedige regenval in de winter.
voersbedrijven in handen • Javanen: 55.000, vooral kleinlandbouwers in het kustdistrict Commewijne, waar ze eigen dorpen gesticht hebben • Chinezen: 6.400, vormen hechte gemeenschap en houden zich voornamelijk bezig handel • Portugezen van Madeira, Libanezen en Europeanen Emigratie Vanaf de negentiende eeuw komen vooral kinderen uit de zich vormende gekleurde middenklasse (de latere creoolse elite) voor studie naar Nederland. Na de jaren vijftig van de 20e eeuw komen de studenten uit een bredere laag van de bevolking. Vanaf de jaren vijftig worden ook arbeidskrachten uit Suriname gehaald en trekken vanwege de werkloosheid vele duizenden Surinamers uit zichzelf naar Nederland. In de jaren zeventig veranderen de motieven: het ontbreken van economische perspectieven, de naderende onafhankelijk, angst voor rassenonlusten en een creoolse overheersing en een gunstig Nederlands vestigingsbeleid leidden tot een massale uittocht onder vooral Hindoestanen en Javanen. Alleen al in 1975 — het jaar van de onafhankelijkheid — emigreerden bijna 40.000 Surinamers naar Nederland. Pas na deze massale migratie in de jaren zeventig krijgen Surinamers het als minderheidsgroep moeilijk in de Nederlandse samenleving. Hoewel het overgrote deel zijn weg vindt, zijn er, in het bijzonder onder jongeren uit de lagere sociale klassen met weinig opleiding, veel problemen. De huisvesting is vaak slecht: men was aangewezen op familie, op stadsvernieuwingswijken of, zoals in AmsterdamBijlmermeer, op goedkope flats in buitenwijken.
Geschiedenis Er zijn stenen werktuigen gevonden van 9000 jaar oud. Oorspronkelijk werd Suriname bewoond door ‘Indianen’. Rond 1500 werd Suriname ‘ontdekt’ door de Spanjaarden en 1667 door de Nederlanders overgenomen van de Engelsen. De Nederlanders begonnen met katoen- en suikerplantages en haalden voor het zware werk slaven uit Afrika. Weggelopen slaven vestigden zich in het binnenland en begonnen slavenoorlogen. De Marrons of Bosnegers stammen van hen af. Na de afschaffing van de slavernij kwamen de ex-slaven vooral in de stad terecht en werden zij de Creolen genoemd. Om het werk op de plantages voort te zetten werden contractarbeiders uit Brits-Indië (India en Pakistan) gehaald, de Hindoestanen. Vanaf 1890 tot 1939 werden de contractarbeiders vooral uit Nederlands-Indië gehaald, de Javanen. In 1975 werd Suriname onafhankelijk. Met de onafhankelijkheid begon een periode van economische crisis en sociale onrust. In 1980 werd een militaire staatsgreep gepleegd met als tragisch dieptepunt de inmiddels beruchte novembermoorden. In 1986 brak een burgeroorlog uit tussen het Jungle Commando van Brunswijk, dat voornamelijk bestond uit Bosnegers en het Nationaal Leger van Bouterse. Inmiddels is de democratie in theorie hersteld en is er een gekozen burgerregering onder leiding van een gekozen president.
Taal Er worden 14 verschillende talen gesproken: Indiaanse, Europese, Afrikaanse en Aziatische talen. Bijna iedereen is meertalig en spreekt vaak minstens het Sranan en/of het Surinaams-Nederlands, de officiële voertaal en vaak tweede taal. Het Surinaams-Nederlands wijkt echter behoorlijk af van het ‘gewone’ Nederlands. Schrijven van zowel Sranan als Surinaams-Nederlands kan problemen opleveren.
Bevolkingssamenstelling De onderscheiden bevolkingsgroepen zijn: • Indianen: 5 stammen, totaal 11.000 mensen, waarvan de helft in Paramaribo woont • Marrons: 6 volken, 40.000 mensen, voornamelijk in binnenland, werkzaam in houthandel en toerisme • Creolen: vooral stadsbewoners, in alle sociaaleconomische lagen • Hindoestanen: 140.000, vooral in de districten, maar ook in de stad, hebben het merendeel van de kleinhandel en ambachten, transport- en ver-
CREOLEN Taal Creolen zijn veelal meertalig. De moedertaal is vaak Sranan(tongo), maar daarnaast spreekt vrij14
Situatie in Nederland Er wonen zo’n 100.000 creolen in Nederland, met name in de vier grote steden. Er heerst een relatief hoge werkloosheid onder jongeren. De meeste Creolen hebben de Nederlandse nationaliteit en zijn redelijk goed geïntegreerd, maar er blijft een belangrijke plaats voor het eigen culturele erfgoed.
wel iedereen Surinaams-Nederlands. Creolen hebben over het algemeen een goede Nederlandse taalbeheersing, al zijn er wel misverstanden door een andere manier van uitdrukken of interpreteren. Godsdienst Creolen zijn over het algemeen christenen: zij zijn meestal lid van de Evangelische Broedergemeente of katholiek. Daarnaast — heimelijk, maar in toenemende mate openbaar — zijn Creolen aanhangers van het geloof in Winti. Winti is een inheems geloof waarin de krachten van de natuur en geesten van overledenen een grote rol hebben. Dat brengt zo af en toe wel wat problemen met zich mee. Nederlanders zien door onwetendheid de uitingen van het Wintigeloof soms aan voor psychiatrisch gedrag. Geloof in magie wordt soms geïnterpreteerd als achtervolgingswaan, bezetenheid wordt verward met psychose. De Creool kent soms geen scheiding tussen lichaam en geest. De oorzaak van ziekte, armoede en dergelijke wordt eerder gezocht in bovennatuurlijke invloeden. Het geloof in Winti wordt toch vooral verzwegen. Pas als je er specifiek naar vraagt geeft een Creoolse Surinamer uitleg over het Wintigeloof.
HINDOESTANEN 80% Van de Hindoestanen is hindoe, 20% heeft de islam als geloofsovertuiging. Taal De spreektaal en vaak de moedertaal is het Sarnami, Daarnaast gebruikt de hindoestaan ook vaak het Sranantongo. De beheersing van de Nederlandse taal is vaak slecht als je dat vergelijkt met andere Surinaamse bevolkingsgroepen. Daarnaast kennen de hindoes het Hindi en de islamitische hindoestanen het Urdu. Godsdienst Van de hindoestanen die hindoe zijn, is 80% traditioneel hindoe. De andere 20% is Arya Samay, een wat meer hervormingsgezinde beweging. Het is belangrijk om dit onderscheid goed te maken in situaties waarin een priester (Pandit) moet worden ingeschakeld. Het hindoeïsme is wel een religie maar geen kerkgenootschap. De Pandit heeft de rol van priester/ bemiddelaar. Hindoeïsme is niet alleen godsdienst maar ook een manier van leven. Het is een complexe religie met een overheersende rol voor de onpersoonlijke goddelijke kracht (Brahmaan), goden en voorouders. Religieuze diensten, waarin vuuroffers essentieel zijn, zijn heel belangrijk. Surinaamse hindoestanen kennen geen kastenstelsel zoals in India en Pakistan. Bij Arya Samay is er zelfs sprake van een volledige afwijzing van het kastenstelsel. Invloed van het kastenstelsel komt nog wel voor bij orthodoxe Hindoes. Hindoestanen eten in principe geen rund- en kalfsvlees, noch producten waarin bloed is verwerkt.
Culturele gewoonten De Creoolse cultuur verschilt aanmerkelijk van de Europese. Europeanen noemen het soms eufemistisch ‘een ruimere tijdsinterpretatie’ maar de westerling bedoelt dan dat Creolen het niet zo nauw nemen met tijden en afspraken. De klok speelt een veel minder belangrijke rol in het dagelijks leven dan in Noord-Europa. Er is veel aandacht voor hygiëne en lichaamsverzorging. Een Creool vindt het vreemd dat Nederlanders zich meestal maar eenmaal per dag omkleden. Een Creool kent een kleinere interpersoonlijke afstand en is emotioneler in contact. Vele Creolen hebben een ‘treef’, dat wil zeggen dat zij bepaalde spijzen niet eten. Man-vrouwrelatie Wisselende seksuele contacten en wisselende relaties worden eerder geaccepteerd en opmerkingen over uiterlijk worden als normaler beschouwd dan in Nederland de gewoonte is. De moeder is de hoeksteen van het gezin, dat wil zeggen: moeder is de vaste factor, vaders wisselen nogal eens. In Nederland zijn ook veel Creoolse éénoudergezinnen. Moeder (of grootmoeder) is de baas in huis, kinderen krijgen een zeer strenge opvoeding, waarbij gehoorzaamheid voorop staat.
De islamieten behoren meestal tot de Soenni’s, een hoofdstroom binnen de islam. Ook de hindoes hebben een sterk geloof in magie, men kent een medicijnman, de ‘odhja-man’. Binnen het hindoeïsme ligt een taboe op uiten van agressie. Cultuur De culturele gewoonten zijn zoals bijna altijd nauw verbonden met religieuze opvattingen. De hindoestanen kennen een wij-cultuur en een schaamtecultuur, in tegenstelling tot onze 15
barrière hebben Surinaamse Javanen weinig aansluiting bij Surinaams-Hindoestaanse moslims. Veel Javaanse moslims zijn Abangan. Zij noemen zich wel moslim maar tonen weinig interesse voor geloofsregels. Dat laten ze over aan Santri’s, een kleinere groep toegewijde en gelovige islamieten. Daarnaast is het geloof in (voorouder-) geesten belangrijk. Opvallend daarbij zijn de selamatans, heilsmaaltijden, opgediend ter ere van de geestenwereld bij belangrijke gebeurtenissen in het gezin. Bij dergelijke gebruiken worden altijd de Ka’um ( islamitische voorganger) en de Santri’s uitgenodigd.
ik-cultuur en schuldcultuur. Eer is erg belangrijk. Hindoestanen praten vaak in symbolen en de communicatie is indirecter en meer rolgericht dan individugericht. Man-vrouwrelatie De vrouw is traditioneel onderdanig aan de man. Een vrouw moet maagd zijn bij het aangaan van een huwelijk. Van oudsher zijn er sterke en uitgebreide familiebanden: ouders, grootouders, kinderen, neven en nichten wonen bij elkaar, met de religieuze plicht om voor elkaar ter zorgen. En hoewel de generaties die zich in Nederland hebben gevestigd steeds meer neigen naar het stichten van kerngezinnen (zoals de Nederlandse gewoonte is) blijft de zorgplicht voor de hele familie bestaan. Veel religieuze feesten zijn familieaangelegenheden. Gearrangeerde huwelijken komen nog wel voor. Er zijn vastomschreven rollen voor familieleden: de man (oudste zoon) is het hoofd en neemt de beslissingen. Van de vrouw wordt bescheidenheid verwacht. Haar taak ligt in het huishouden en de zorg voor het gezin. Een man mag zijn vrouw straffen als zij zich niet aan haar rol houdt. Kinderen zijn gehoorzaamheid en respect verschuldigd aan hun ouders en aan ouderen in het algemeen.
Culturele gewoonten Javanen zijn erg gehecht aan een Javaanse woonen werkomgeving. Er bestaat een grote onderlinge solidariteit en de behulpzaamheid is groot. In het Javaanse cultuurpatroon, waarin het begrip onderlinge harmonie een grote plaats inneemt, worden spanningen en conflicten zo veel mogelijk vermeden. Zij hangen nog wel sterk aan het cultuurgoed van de Indische Archipel. Er wordt veel aandacht besteed aan Gamelan-muziek, wajang, en dyaran kepang, een dans met stokpaarden waarbij dansers in trance kunnen raken. Man-vrouwrelatie Centraal staat het huisgezin (kaluarga), met als kern ouders en kinderen. Vaak wordt deze kern aangevuld met inwonende familieleden of één of meer geadopteerde kinderen. Adoptie komt vrij frequent voor. Een traditioneel Javaans huwelijk wordt door de ouders geregeld en volgens de moslimtraditie gesloten. Toch is er binnen het huwelijk meer sprake van gelijkheid en inspraak dan in traditionele islamitische huwelijken.
Situatie in Nederland Er wonen ongeveer 100.000 Hindoestanen in Nederland maar opvallend is het grote aantal families dat zich in en rond Den Haag heeft gevestigd. De traditionele familiestructuur staat onder druk door huisvesting (Nederlandse huizen lenen zich niet voor grote gezinnen of hele families) en de emancipatie van vrouwen en jongeren.
JAVANEN
Situatie in Nederland Al heel lang staan Javanen bekend als harde werkers die conflicten willen vermijden. Het is daarom ook niet vreemd dat zij snel zijn geïntegreerd in de Nederlandse samenleving en nauwelijks opvallen. Gemiddeld hebben zij zich een hogere levensstandaard verworven dan de andere uit Suriname afkomstige bevolkingsgroepen.
De laatste groep Javanen kwam in 1939 naar Suriname. Taal De spreek- en moedertaal is vaak Surinaams-Javaans, maar onder jongeren wordt in toenemende mate Sranantongo en Surinaams-Nederlands gesproken. Surinaams-Javaans lijkt nog erg op het Javaans van Java. De verschillen zitten vaak in de leenwoorden uit het Sranan, Nederlands en het Maleis = Bahasa Indonesia (de officiële taal in Indonesië na de onafhankelijkheid). Godsdienst Javanen zijn overwegend moslim, slechts 7% is christen. In het algemeen hanteren Javanen een vrije interpretatie van de regels. Vanwege de taal16
9. Nederland (ABN) kent Nederland tal van dialecten. Het Fries is ook een erkende taal en wordt in de provincie Friesland op scholen onderwezen. Het Nederlandse taalgebied is in vergelijking met de omringende landen zeer klein. De taal wordt alleen gesproken in Nederland, het noordelijk deel van België (Vlaanderen) en het Nederlands is de brontaal van Zuid-Afrikaans. Door de geografische ligging en de functie als doorvoerhaven spreken veel Nederlanders een vreemde taal en is elke scholier in Nederland verplicht om op te middelbare school minimaal één vreemde taal te leren. Daarnaast is de Nederlandse taal doorspekt met officieel erkende leenwoorden, voornamelijk uit het Engels en Frans. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld het Duits dat leenwoorden zo veel mogelijk vermijdt.
Geografie Nederland ligt in het Noord-Westen van Europa. Met 15 miljoen inwoners is het een van de dichtstbevolkte landen van Europa. Een groot gedeelte van het land ligt onder de zeespiegel en het landschap kenmerkt zich in dat gebied door groene polders, veel water en oneindig veel dijken. De vier grote steden Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht, vormen samen met het groene hart in het midden, een vrijwel aaneengesloten stedelijk gebied dat de Randstad wordt genoemd. Geschiedenis Het Koninkrijk der Nederlanden in zijn huidige vorm bestaat pas sinds 1830, nadat een aantal provincies zich afscheidden en samen met een aantal Franstalige gewesten het Koninkrijk België vormden. Hoewel ook daarvóór al sprake was van een samenwerkingsverband tussen een aantal gewesten ligt de oorsprong van de huidige staatsvorm in de 80-jarige oorlog. Tijdens de Spaanse overheersing voerden de opstandige provincies in het noorden een vrijheidsoorlog onder leiding van Willem van Nassau (Willem van Oranje). De familie van Oranje-Nassau is sinds die tijd het koninklijk huis van Nederland. De staatsvorm is een constitutionele monarchie. Dat wil zeggen dat de koning of koningin wel het staatshoofd is maar dat de politieke macht bij de volksvertegenwoordiging ligt, de Eerste en Tweede Kamer van de Staten-Generaal. Elke vier jaar zijn er vrije verkiezingen voor de Tweede Kamer. Er is geen opkomstplicht. Nederland is al sinds de middeleeuwen een zeevarende handelsnatie die zich indertijd kon meten met zeevarende naties als Spanje en Engeland. In de 19e en 20e eeuw groeide Nederland uit tot de belangrijkste doorvoerhaven van Europa. Rotterdam is op dit moment de grootste haven ter wereld, van waaruit goederen van en naar heel Europa worden getransporteerd. Tot ver in de 20e eeuw had Nederland koloniën. De belangrijkste daarvan waren Suriname, de Nederlandse Antillen en Indië (het huidige Indonesië). Op dit moment maken alleen de zes eilanden van de Nederlandse Antillen nog deel uit van het Koninkrijk Een groot deel van de Nederlandse bevolking bestaat uit inwoners van die voormalige koloniën.
Godsdienst. Nederland kent volledige godsdienstvrijheid. Officieel is een meerderheid van de bevolking katholiek of protestants-christelijk. De christelijke waarden en normen zij richtinggevend voor de wetgeving en voor het vieren van feestdagen (zie hoofdstuk 10). De zondag is de vrije dag voor alle Nederlanders, hoewel steeds meer winkels er juist voor kiezen om dan open te zijn. De afgelopen 30 jaar is het kerkbezoek in bijna alle kerken drastisch teruggelopen, zonder dat overigens daarmee de christelijke waarden en normen hun invloed op de samenleving hebben verloren. Cultuur Nederland heeft zich in de twintigste eeuw ontwikkeld tot een land van individualisten. Het gezin is nog wel de hoeksteen van de samenleving maar vooral in de grote steden zijn familiebanden in verhouding tot andere culturen steeds minder nauw geworden. Ouderen en bejaarden wonen zelfstandig. Het aantal echtscheidingen wordt geschat op circa 25% ondanks het feit dat de kerken dit officieel niet toestaan. Als handelsnatie heeft Nederland zich altijd opengesteld voor invloeden van andere volken en culturen. Nederlanders hebben de naam uitermate tolerant te zijn als het gaat om andere religies of culturen. De grondwet verbiedt discriminatie en alle andere wetgeving is gebaseerd op gelijke behandeling. Dat betekent niet dat racisme en vreemdelingenhaat zijn uitgebannen. Hoewel het in het openbaar onaanvaardbaar is om te discrimineren, is er zeker sprake van verborgen discriminatie. Nederlanders vinden dat er altijd plaats moet zijn voor vluchtelingen maar komen wel in
Taal: De Nederlandse taal behoort, net als het Engels, Duits en Fries tot de West-Germaanse talen. Naast het Algemeen Beschaafd Nederlands 17
actie als zich ‘te veel’ allochtonen vestigen in hun straat of flatgebouw (Not In My Back Yard). Een ander kenmerk van Nederland is de verzuiling. Hoewel, zoals gezegd, steeds minder Nederlanders ter kerke gaan zijn zij wel op grote schaal lid van maatschappelijke organisaties met een re-
ligieuze of politieke ontstaansgeschiedenis. Nederland heeft daarom van bijna alle maatschappelijke instellingen minimaal drie varianten. Er zijn katholieke, christelijke en algemene scholen, omroepen, sportverenigingen en gezondheidszorginstellingen.
10. Omgaan met sterven en rouw Het gebeurt misschien niet dagelijks, maar verzorgenden zullen weleens te maken hebben gehad of ooit te maken krijgen met het overlijden van moslims, christenen, joden of hindoes. Het is een teken van respect dat rekening wordt gehouden met de tradities van de godsdienst rond sterven en rouwen. Wat die tradities zijn wordt in dit hoofdstuk besproken.
of dat van de moeder bij zwangerschapscomplicaties kiest men voor de moeder en haalt het ongeboren leven weg. De Koran stelt namelijk dat ook ‘degene die zich in een noodsituatie bevindt, geen zonde zal begaan bij het toepassen van wat niet is toegestaan’. Wat medisch ingrijpen betreft pleiten steeds meer islamitische schrijvers voor de vrije wil, tegenover het fatalistisch afwachten en berusten, en dus voor de actieve medische wetenschap. Maar ook de profeet Mohammed heeft al gezegd dat medicijnen de goddelijke voorbeschikking niet veranderen, maar dat die voorbeschikking de mens juist medicijnen laat gebruiken. Zijn algemene uitspraak over de geneeskunde is ‘God heeft voor elke ziekte een geneesmiddel geschapen, behalve voor de oude dag’.
10.1 De islam De basisgedachte van de islam is dat iemand pas echt moslim is als hij oprecht gelooft in Gods eenheid en in het profeetschap van Mohammed: ‘Er is geen god dan Allah en Mohammed is zijn profeet’. Met betrekking tot sterven en dood zijn de belangrijkste punten uit de islamitische geloofsleer: • Het geloof in het leven na de dood en de verantwoordelijkheid van de mens op de dag dat hij voor God verschijnt. • De goddelijke voorbeschikking, waarin het spanningsveld zichtbaar wordt tussen de absolute goddelijke wil en de vrije wil van de mens.
Dood In veel islamitische verhalen komt het thema van het eeuwig leven voor. Zo bestaat de anekdote van de man die na lang zoeken de bron van het levenswater vindt. Hij drinkt en drinkt, tot hij niet meer kan. Eerst komt zijn jeugd terug, daarna zijn kindertijd en uiteindelijk ligt hij als baby naast de bron, schreeuwend om meer. Een vrouw ontdekt hem en neemt hem mee naar huis. Daarom weet nog steeds niemand waar de bron zich bevindt. De Koran maakt de moslim duidelijk dat sterven een onvermijdelijk gebeuren is, en dat hij zich daarop moet voorbereiden. Sterven is echter geen einde; het is een overgang, het verhuizen van het ene huis naar het andere. De Koran bedoelt hiermee geen reïncarnatie, want het leven op aarde is eenmalig.
Ziekte De islam schrijft voor dat een moslim tot taak heeft om zijn zieke medemoslim te bezoeken. Dit bezoek mag echter niet te lang duren, anders kan men de zieke en de verplegende tot last zijn. Het is aan te raden om bij het ziekenbezoek even de hand van de zieke vast te houden of je hand op zijn voorhoofd te leggen. Smeekbeden van de zieke voor de gezonde en andersom zijn zeer waardevol. Zoals in het christelijk geloof stelt ook de islam dat God de enige is die leven mag scheppen en mag terugnemen. Bovendien verbiedt de islam zelfmoord, hoewel God zijn genade schenkt aan wie het overweegt en besluit het niet te doen. Ook de wens om dood te gaan keurt de islam af. De profeet heeft echter wel gezegd dat een zieke tot Allah moet bidden hem te laten leven wanneer leven beter voor hem is en hem te laten sterven als dat beter is. Hieruit zou men de toestemming tot euthanasie kunnen aflezen, maar dat doet de islam niet. Alleen in het uiterste geval, wanneer gekozen moet worden tussen het leven van het kind
Stervensbegeleiding Een ziekenbezoek moet kort zijn, maar wanneer de zieke gaat sterven moeten de familieleden en eventuele buren, moslimbroeders of -zusters in de buurt blijven om te kunnen helpen. Het is aanbevolen om de stervende met de grootste voorkomendheid, geduld en liefde te benaderen. Opvallend is dat de islam dit niet alleen bij doodzieken aanbeveelt, maar ook bij ter dood veroordeelden. Het beste kunnen de meest vertrouwde en geliefde gezins- of familieleden bij de zieke blijven. 18
Als die niet aanwezig kunnen zijn, dan de mensen met het meeste begrip en godsbewustzijn. Wanneer de stervende duidelijk aan zijn laatste uur is begonnen, moet hij op zijn rechterzij worden gedraaid met zijn gezicht richting Mekka, zonder het hem daarbij moeilijk te maken. Als dat door de omstandigheden niet mogelijk is, legt men de benen recht naar de gebedsrichting en ondersteunt men het lichaam en hoofd met kussens zodat hij kijkend naar Mekka kan sterven. Als dit ook niet mogelijk is of als dit de zieke te veel last bezorgt moet men hem neerleggen zoals hij het prettigst ligt. De bezoekers dienen op een gunstig ogenblik de zieke te herinneren aan zijn schulden en tegoeden. De zieke kan zijn laatste wil of testament nog bepalen, bij voorkeur schriftelijk en in aanwezigheid van twee getuigen. Niet alleen materiële schulden of tegoeden worden vastgelegd, maar ook geestelijke schulden in de vorm van een niet-verrichte bedevaart of armenbelasting. Meestal wordt dit afgekocht door eenderde van het bezit aan de armen te schenken. Wanneer de overledene onbemiddeld was en zijn familieleden dat ook zijn, is het de taak van de moslimgemeenschap of de islamitische staat om de schulden van de overledene te voldoen. Aanwezige familieleden kunnen de stervende in zijn laatste uren steunen door af en toe zachtjes de geloofsgetuigenis uit te spreken: ‘Er is geen god dan Allah, Mohammed is de boodschapper van Allah’. Ook voorlezen uit de Koran steunt de ziel van de stervende. De islamitische geleerden zijn het erover eens dat het beter is dat alleen mensen die ‘rein’ zijn bij de stervende zijn. Wanneer er geen dringende reden is om in dezelfde kamer als de stervende te zijn, kunnen ‘onreinen’ beter in een ander vertrek verblijven. Als het voor de gemoedsrust van de stervende beter is dat diegene wel bij hem is, bijvoorbeeld zijn vrouw, moeder of zuster, dan mag zij wel blijven. Volgens de woorden van de profeet is een gelovige immers in wezen nooit onrein.
openscheuren zijn door de islam verboden. De islam leert dat het verdwijnen van deze wereld geen ramp is en dat rouw of droefenis de overledene niet kunnen terugbrengen. Het eerste wat een moslim moet zeggen is: ‘Wij zijn van Allah en we zullen zeker tot hem terugkeren’. Het is de taak van de gezins- of familieleden om het sterfgeval bekend te maken aan de rest van de familie en de moslimgemeenschap. Dit gebeurt altijd mondeling. Het wordt als afkeuringswaardig gezien om in het overlijdensbericht de overledene te prijzen of om het bericht met luide stem uit te spreken. De moslimgemeenschap hoort van het overlijden in de moskee; verder wordt iedereen persoonlijk of telefonisch op de hoogte gesteld. Soms dienen kinderen als boodschappers. Het verspreiden van het bericht gaat heel snel. Kort daarna is meestal het hele huis gevuld met familie en vrienden die hun deelneming komen betuigen. Dat verspreiden van het overlijdensbericht moet ook snel gebeuren om dat een overledene volgens de islam zo snel mogelijk moet worden begraven. Dan kan hij namelijk zo spoedig mogelijk van zijn laatste rustplaats genieten. Natuurlijk speelt bij dit voorschrift ook een rol dat de meeste moslims in warme landen wonen waar een gestorven lichaam eerder aan bederf onderhevig is. Voorheen gingen moslims er altijd van uit dat een overledene binnen 24 uur begraven moest zijn. De Nederlandse wet stelt echter dat een overledene niet eerder dan 36 uur na overlijden begraven mag worden. Nader onderzoek heeft echter uitgewezen dat nergens in de moslimliteratuur die periode van 24 uur wordt voorgeschreven. Wanneer de familie alles vanaf het overlijden zo veel mogelijk zelf doet en dat met toewijding onderneemt, dan is daar tijd voor nodig. Zeker wanneer er nog familie uit het buitenland moet komen of wanneer de overledene naar zijn geboorteland wordt teruggebracht, duren alle voorbereidingen langer dan het wettelijk vereiste minimum van 36 uur. Taken De moslimgemeenschap heeft bij een sterfgeval vier taken: het wassen van het lichaam, het in doeken wikkelen, het gebed voor de overledene en de begrafenis. Hieraan voorafgaand wordt, voornamelijk uit esthetische overwegingen, een langwerpige doek om het hoofd gewonden. Zo wordt de kin ondersteund en kan de mond niet meer openvallen. Volgens de islam is al het gestorvene onrein, dus ook de overledene die nog niet gewassen is. Daarom is het beter om niet bij de overledene uit de Koran te lezen, maar om dat in een andere kamer te doen.
Vlak na de dood Wanneer een moslim net overleden is, behoort volgens de islam degene die hem het meest na stond, de ogen van de overledene te sluiten. De aanwezigen bidden nu voor het welzijn van de overledene in het hiernamaals en zeggen alleen maar goede dingen over hem. Ontroering en rouw bij een sterfgeval zijn menselijk en natuurlijk; daarvan mag men blijk geven, maar zonder aanstoot te geven. Rouwgewoonten als luid gejammer, gezicht openkrabben of erop slaan, haren uit het hoofd trekken of kleding 19
Het wassen heeft niets te maken met het schoonmaken van de overledene; ook een drenkeling wordt gewassen. Het lichaam moet volgens de islamitische regel ‘rein’ zijn voordat het kan worden begraven. Het moet dus bewust gewassen worden. Hierbij moet altijd een doek liggen over de geslachtsdelen, waarover het water wordt uitgegoten.
stof voor drie of vijf doeken. En als hij overdreven dure stof heeft omschreven, neemt men toch de eenvoudige gangbare stof. Het is niet goed om verzen uit de Koran op de kafan te schrijven of te borduren. Het is gebruikelijk en aanbevolen om de doeken te parfumeren en in het vertrek wierook te branden.
Familie Directe familieleden komen het eerst in aanmerking voor het wassen van de overledene. Wanneer die er niet zijn, of er niet toe in staat zijn, nemen andere betrouwbare moslims het over. Mannen wassen mannen en vrouwen wassen vrouwen. Een man mag echter wel zijn echtgenote wassen en andersom. Kinderen mogen door zowel mannen als vrouwen worden gewassen. Bij de grote wassing wordt het lichaam driemaal gewassen met water waaraan lotusblad, zeep of andere welriekende, niet alcoholische parfum is toegevoegd. Het is gebruikelijk om bij de derde wassing het water met kamfer te vermengen. Als het lichaam dan nog niet schoon is gaat men net zolang door tot het wel het geval is. Daarbij moet het aantal wassingen wel altijd oneven zijn. Bovendien beveelt de islam sterk aan om voor de grote wassing de overledene te wassen zoals hij dat zou doen voor het islamitisch gebed.
Gebed ‘En bid voor hen, uw gebed betekent zeer zeker rust voor hen’, zegt de Koran over het gebed voor de overledene. Meestal is de voorganger bij dit gebed de imam van de moslimgemeenschap. Alle aanwezigen behoren de intentie voor het gebed voor de overledene aan te nemen. Zij moeten vier maal zeggen ‘God is de Grootste’ en zij lezen het eerste hoofdstuk van de Koran, de smeekbede voor de overledene en de zegewensen voor de profeet. Het hele gebed wordt staande verricht, waarbij de overledene voor de biddenden ligt opgebaard en de voorganger op borsthoogte van hem staat. Na het gebed wordt staande de vredesgroet naar rechts en links gelezen. De begrafenis Het dragen van de baar wordt door de moslims bij voorkeur zelf gedaan. Daarbij is het aanbevolen om stevig door te lopen. De dragers van de baar wisselen voortdurend. Moslims die een begrafenisstoet passeren proberen een van de dragers te worden of staan met respect even stil tot de stoet voorbij is. Het volgen van de stoet moet eveneens met waardigheid gebeuren, dus zonder gepraat of gelach. Degenen die de begrafenisstoet volgen, moeten de betrekkelijkheid van dit leven en van de wereldse zaken overwegen. Verder moeten zij denken aan hun eigen dood en aan de staat waarin de overledene over enige tijd zal verkeren. Zij die lopen, mogen voor de overledene in de stoet uitgaan, degenen die rijden moeten erachter volgen.
Betaling De islam beoordeelt het als zeer afkeurenswaardig om geld aan te nemen voor het wassen, het kopen van een lijkwade voor de overledene, het dragen naar de laatste rustplaats en het graven van het graf. Vanwege de enorme verdiensten die volgens de woorden van de profeet aan deze handelingen verbonden zijn, zou iedere moslim ze zonder vergoeding op zich moeten nemen. Wanneer in de samenleving toch instanties ontstaan die deze taken op zich nemen en waarvoor dan moet worden betaald, kan het uit de nalatenschap worden bekostigd.
Het graf In het graf van een moslim wordt een nis uitgegraven die in de richting van Mekka ligt. Hierin wordt de overledene op zijn rechterzij en met zijn gezicht naar Mekka toe gelegd. De begrafenis moet plaatsvinden op een moslimbegraafplaats of op een deel dat voor moslims bestemd is, zodat de directe buurgraven ook van moslims zijn. Nadat de overledene in het graf is gelegd, worden de knopen van de lijkwade aan het hoofd- en voeteneinde losgeknoopt. Het graf wordt zodanig met aarde gevuld dat de overledene op zijn rechterzij blijft liggen. Het is aanbevolen om drie handen aarde in het graf te gooien en bij de eerste hand
Lijkwade Na het wassen wordt het lichaam in de lijkwade (Kafan) gewikkeld. Gewoonlijk bestaat bij mannen de kafan uit drie doeken en bij vrouwen uit vijf. Meestal wordt in navolging van de profeet gekozen voor een eenvoudige witte stof, eventueel eerder gebruikt. Mannen mogen tijdens hun leven geen zijde of goud dragen; dit mag dus ook niet in hun lijkwade zijn verwerkt. De wil van de overledene met betrekking tot zijn lijkwade hoeft niet te worden gevolgd. Als de overledene uit zuinigheid in zijn testament vermeld heeft dat hij maar twee doeken wil, koopt men toch genoeg 20
aarde te zeggen: ‘Hiervan schiepen Wij u’, bij de tweede ‘En Wij deden u erin terugkeren’ en bij de derde ‘En hieruit zullen We u weer laten opstaan op de Laatste Dag’. Zowel voor mannelijke als vrouwelijke moslims is het een vrome daad om graven te bezoeken. Daar kan men verschillende verzen lezen die men aan de zielen van de doden schenkt. Dit kan overigens overal op de wereld gebeuren. Het is namelijk absoluut niet de bedoeling dat graven plaatsen van aanbidding worden. Daarom is het ook niet gepast om bij een graf te zitten zonder de Koran te lezen. Ook mag men bij een graf niet de plantengroei vertrappen, op de graven slapen, er zijn behoefte doen, struiken of bomen kappen of het gras uit de grond trekken. Zolang er vocht in de planten op het graf zit, zijn zij een verzoening voor de doden die er onder liggen.
haar verlies leed. Als ze daar gevaar loopt kan zij naar het huis van haar vader gaan, of naar een andere veilige plaats. De rouwperiode van een zwangere vrouw loopt af wanneer zij bevalt. Uitzonderingen Wanneer een kind vlak na of tijdens de geboorte sterft, wordt het toch gewassen en behandeld volgens de islamitische principes. Het krijgt dan een naam, er wordt voor gebeden en het wordt begraven. Voorwaarde is wel dat het kind een teken van leven heeft gegeven. Daar is evenwel slechts de getuigenis van één vrouw nodig, de moeder of de vroedvrouw. Voor een doodgeboren kind wordt niet gebeden. Uit respect voor het feit dat zich een mens gevormd heeft, wordt het lichaam wel in doeken gewikkeld en begraven. Hierbij behoeven de islamitische regels niet te worden gevolgd, zolang men de gevoelens van de nabestaanden maar niet kwetst. Na een ramp, een ongeluk of tijdens oorlogen kan het zijn dat er slechts delen van een lichaam worden gevonden. Als dat minder dan de helft van het lichaam betreft, worden de delen in schone doeken gewikkeld en begraven. Er wordt dan niet gewassen en gebeden. Indien meer dan de helft, of de helft van het hoofd, aanwezig is, wordt het lichaam behandeld als het volledige lichaam van een gestorven moslim. Bij een zelfmoord moet het lichaam volgens de meeste opvattingen op de gewone manier worden behandeld, dus wassen, bidden en begraven. Vooral voor nabestaanden is het belangrijk dat ook een overledene die zichzelf heeft gedood met respect wordt behandeld.
Condoleance Gedurende drie dagen na de begrafenis is het mogelijk om nabestaanden te condoleren. Dan worden woorden gewisseld als ‘Moge Allah uw verdienste vergroten, uw rouw schoon doen zijn en uw overledene vergeving schenken’. Degene die het verlies geleden heeft zegt hierop ‘Moge Allah uw gebed verhoren en ons en u genade schenken’. Het is bij moslims de gewoonte dat de eerste dagen na het verlies buren, familie of vrienden koken voor de naaste familieleden van de overledene. Dat komt door de woorden van de profeet, die naar aanleiding van het overlijden van zijn neef Dja’far, zei: ‘Bereid het voedsel voor de familie van Dja’far, want zij worden volledig in beslag genomen door wat hen is overkomen.’ Het is niet goed om de nabestaande eten te laten bereiden voor bezoekers. Er worden weleens rouwbijeenkomsten door moslims gehouden waarvoor in de Koran geen enkele aanwijzing te vinden is, waar nabestaanden hun bezoek eten en drinken aanbieden. Maar dat wordt niet goed voor de zielerust van de overledene geacht.
10.2 Hindoes Reïncarnatie Om de gebruiken rond sterven en rouw bij Hindoes te kunnen begrijpen is het belangrijk om te weten dat hindoes geloven in reïncarnatie. Gangeswater Wanneer een hindoe op sterven ligt, worden zo snel mogelijk zijn naaste familieleden gewaarschuwd. Die komen afscheid nemen. Dat begeleiden zij met een ritueel. Gewoonlijk leidt de oudste zoon alle plechtigheden rond stervensbegeleiding en uitvaart. Als men geen zoon heeft, neemt een neef of een ander mannelijk familielid deze taken over. De oudste zoon giet dan ook een druppel Gangeswater, van de heilige Gangesrivier, in de mond van zijn stervende vader of moeder. Dit water is veelal meegebracht van de reis naar India, die veel Hindoes hebben gemaakt. Is
Rouwperiode De vrouw van een overleden moslim behoort volgens de Koran een rouwperiode van vier maanden en tien dagen aan te houden. Andere familieleden rouwen niet langer dan drie dagen. In haar rouwperiode neemt de weduwe van een moslim bepaalde gebruiken in acht. Zo gebruikt zij geen parfum, behalve bij de menstruatie. Verder mag zij zich niet opmaken en geen opvallende kleren en juwelen dragen. Net als een vrouw die op bedevaart gaat, dient zij haar gezicht niet te sluieren. Het beste kan zij in het huis blijven wonen waar zij 21
geen Gangeswater voor handen, dan kan gewoon kraanwater ook. Dit reine en zuivere water symboliseert het leven en de vergankelijkheid, en daarmee de oneindigheid. Na de druppel water legt de zoon een blad van de tulsieboom in de mond van de stervende. De tulsieboom (basilicum) is in de mythologische verhalen een gezegende boom, wat het tulsieblad een bepaalde heiligheid geeft. Bovendien is het een kruid dat ziektekiemen op afstand houdt. Als de oudste zoon deze rituelen heeft uitgevoerd, sprenkelen ook de andere familieleden wat water in de mond van de stervende. Mocht een hindoe plotseling zijn overleden, dan wordt het water en het tulsieblad na de dood alsnog in zijn mond gelegd.
overkomen. Op deze dag scheert de oudste zoon, die de plechtigheden moet gaan leiden, al zijn hoofdhaar af. De andere zonen scheren in ieder geval hun baard af; sinds het overlijden hebben zij zich als teken van rouw niet meer geschoren. In het mortuarium wordt de overledene afgelegd en gewassen, meestal gewoon door het mortuariumpersoneel, maar wel in aanwezigheid van mannelijke leden van de familie en eventuele deskundigen. Een mannelijke dode werd vroeger in dhoti en pagri gekleed, nu is dat vaak gewoon een pak. Vrouwen worden echter meestal nog steeds in hun sari gecremeerd. Vervolgens vindt een plechtigheid in het mortuarium plaats. Van rijstemeel, honing, melk, boter en sesamzaad maakt de Pandit eivormige balletjes. Onder begeleiding van specifieke mantra’s worden deze balletjes in doeken gelegd en geofferd door ze aan de dode mee te geven; één bij iedere hand, één bij het hoofd, bij de buik en de voeten. Het is niet toevallig dat de vijf balletjes ook vijf ingrediënten bevatten. De bestanddelen symboliseren het leven en de heiligheid en de vijf balletjes staan voor de vijf elementen waaruit het lichaam is opgebouwd: ether, vuur, water, aarde en lucht. Ze hebben de vorm van een ei, dat de twee-eenheid van lichaam en geest symboliseert. Behalve de balletjes leggen de familieleden ook bloemen, reukwerk en rijstekorrels als offer in de kist. Bij deze plechtigheid wordt weer gebeden en gezongen. Vervolgens wordt de kist gesloten en overgebracht naar het crematorium. Bij het crematorium aangekomen, wordt de kist uit de auto gehaald en bedekt met een katoenen lap. Dan loopt men in een stoet naar binnen, waarbij de oudste zoon, die kaalgeschoren is en traditionele kleding draagt (meestal een lendendoek), voorop gaat. Tijdens de wandeling naar binnen, naar de baar toe, gaat de stoet vijf keer op de grond zitten. De zonen, of in ieder geval de mannelijke leden van de familie, dragen de kist en zetten hem vijf keer even op de grond neer, vandaar dat die omwikkeld is met de lap katoen. Deze traditie heeft waarschijnlijk een oude oorsprong, namelijk dat vroeger de afstand tussen plaats van overlijden en de plaats van crematie zo groot was, dat men onderweg een aantal maal moest uitrusten. Het getal vijf staat ook voor de vijf elementen waaruit het lichaam is opgebouwd. Nadat zij de vijfde keer zijn opgestaan nemen de zonen de kist op de schouders, als teken van steun om de hoogste rust te bereiken. Vervolgens wordt de kist in het crematorium neergezet, geopend en versierd met de kransen. Na het opstellen van de kist worden religieuze liederen gezongen. Daarna komt de priester aan
Pandit De meeste hindoefamilies hebben hun eigen huispriester, de Pandit. Hij wordt bij de stervende geroepen en leest dan meestal voor uit de Bhagavad Gita, ‘het lied des heren’, over de dialoog tussen Krishna (god) en Ardjoena (de mens). In elk geval bidt hij voor de stervende. De familieleden bidden de algemene gebeden mee. Na het overlijden Zodra de stervende overleden is, wordt hij meestal overgebracht naar een mortuarium. Dan wordt zo veel mogelijk bekendheid aan het overlijden gegeven. Dit gebeurt vooral via Hindoestaanse zenders op de radio. Ook verstuurt de familie, na overleg met de uitvaartverzorger, de rouwbrieven. Tijdens de bezoekuren komt de hele familie bijeen in het mortuarium. Ook de priester is dan aanwezig om te preken en te bidden. Verder wordt ter ere van de overledene een ‘dia’ aangestoken, een aardewerken schoteltje met een lont van watten in klare boter (zuivere roomboter zonder zout). Daarbij worden verschillende mantra’s (gebeden) uitgesproken en wordt er gelezen uit een ander heilig boek. De verhalen en gebeden in de boeken zijn overigens altijd in het Hindoestaans gesteld. Dat betekent dat zeker jongere generaties het niet altijd kunnen verstaan. Voor hen vertaalt de Pandit de teksten in het Nederlands. Ook wordt in een koperen bokaal water geschonken; dit draagt men op aan de zielenrust van de overledene. Het is de gewoonte dat de directe familieleden na afloop van het bezoekuur meegaan naar het huis van de overledene. Crematie Zesendertig uur tot vijf dagen na het overlijden vindt de crematie van de overledene plaats. Soms nog iets later als er familie uit het buitenland moet 22
het woord met een soort preek. Na de preek ontsteekt de oudste zoon een dia (aardewerken lampje), waarmee hij vijf maal rond de kist loopt. Telkens als hij bij het hoofd van zijn vader komt, raakt hij met de dia de mond van de overledene aan. Zo steekt hij symbolisch het lichaam in de brand. Bij een openluchtcrematie gebeurt het ontsteken letterlijk. Na de oudste zoon kunnen de andere zonen dit ritueel herhalen. Vervolgens spreekt de Pandit enkele algemene gebeden uit, waar iedere aanwezige aan meedoet. Dan komt de tijd om afscheid van de overledene te nemen. Men gaat in de rij staan, legt wat rijstekorrels of bloemblaadjes in de kist en zegt iets ter afscheid, totdat de kist is gezakt. Een aantal familieleden mag bij de daadwerkelijke crematie aanwezig zijn. Hindoes willen zich er graag van overtuigen dat er helemaal niets van het lichaam overblijft. Bovendien ontlenen zij er een bepaalde mate van rust aan.
gebruiken de familieleden samen de maaltijd. Bij de minder traditionele hindoes houden na het vuuroffer de rouwrituelen op. Zo’n tachtig procent van de hindoes vervolgt de rituelen echter op de dertiende dag. Dan komt men weer bijeen, en worden zestien balletjes geofferd. Nu zijn ook vrienden en kennissen aanwezig. Na de dertiende dag is de rouw opgeheven en gaat men over tot de orde van de dag. Alleen de directe familie mag zich nog niet met al te wereldse zaken bezighouden. Zo mag er pas na een jaar weer getrouwd worden in de familie. Halverwege en aan het eind van dat jaar vindt nog een plechtigheid plaats. Bij die gelegenheid worden acht balletjes geofferd. Vervolgens is de rouwperiode definitief afgesloten.
10.3 Joden Joodse mensen worden altijd begraven, omdat de joodse wet crematie ten strengste verbiedt. Alleen de tradities bij een begrafenis behoeven dus een beschrijving. De joodse-kerkelijke-gemeente heeft in een aantal steden in Nederland een aantal sociaal-pastoraal werkers in dienst die zorgdragen voor de stervensbegeleiding van gemeenteleden. Zij spreken ook de rituele gebeden bij het overlijden uit. Het is in ziekenhuizen en andere zorginstelling de bedoeling dat het lichaam zo snel mogelijk wordt overgebracht naar het mortuarium, het liefst het eigen mortuarioum van de joodse gemeente. De laatste verzorging wordt niet door de medewerkers van het ziekenhuis/verpleeghuis/verzorgingshuis gedaan. Met name in Amsterdam is er een aparte instelling (Het Joods Begrafeniswezen) dat ervoor zorgt dat het lichaam onmiddellijk wordt overgebracht naar het mortuarium van de vereniging. Zodra de overledene in het mortuarium van het JBW is aangekomen, wordt hij gewassen en gekleed door wat in het Nederlands heet ‘de groep van de heilige broederschap’, de Chewra-Kadiesja. Dat zijn vooraanstaande religieuze joodse mannen en vrouwen, die als vrijwilligers de taak van het rituele wassen en kleden op zich hebben genomen. Deze riten gebeuren zeer discreet onder een wit laken, zo discreet dat men niet eens te zien of te horen krijgt wie de overledene is. Wel wassen en kleden de mannen van de groep de mannelijke overledenen en de vrouwen de vrouwelijke. Alle overledenen krijgen na het wassen een wit doodskleed aan en worden gekist in de meest simpele kist die er bestaat; van spaanplaat en zonder ornamenten. Het JBW beschikt dan ook maar over één soort kist die alleen in lengte varieert. De joodse gemeenschap vertrouwt van oorsprong bij voorkeur het lichaam van een over-
Rustdag Op de dag van de crematie onderneemt de familie verder niets; ieder gaat naar zijn eigen huis. Vanaf de dag ná de crematie komt men iedere avond bijeen om te lezen uit de Ramayana. Op de tiende dag na de crematie wordt thuis in kleine kring een offerdienst gehouden. Hierbij worden tien rijsteballetjes geofferd, om de almachtige te vragen dat de overledene minstens een menselijke omhulsel mag krijgen na de reïncarnatie. In de tropen worden de tien balletjes buiten op een hoop zand gelegd, om het contact met Moeder Aarde te bewerkstelligen. In Nederland moet het offer binnen plaatsvinden, dus legt men een hoopje zand op een stuk plastic. Hierbij wordt weer gebeden, worden mantra’s opgezegd en worden bloemen neergelegd. Dan brengt de oudste zoon het vuuroffer in de offerput (een ijzeren bak met welriekende houtsoorten). Tenslotte worden de balletjes in melk gelegd en moeten ze aan stromend water worden meegegeven. Gewoonlijk gaat men daarvoor naar zee. Naast de tien rijsteballetjes wordt nog een elfde bal gemaakt en geofferd. Deze bal bestaat uit een soort erwtenmeel en symboliseert het zetmeel en de voeding die ieder mens nodig heeft. Tot aan de tiende dag hebben de familieleden van de overledene heel sober, in ieder geval vegetarisch, gegeten. Op de tiende dag echter wordt er uitgebreid gekookt; vegetarische gerechten die de overledene lekker vond. Van deze gerechten wordt wat op een bord gedaan en dat wordt in de tuin of op balkon gezet ten behoeve van de overledene. Later geeft men deze maaltijd met balletjes mee aan het stromende water. Na de offers 23
ledene zo aan de aarde toe, dus zonder kist. De nieuwe Wet op de lijkbezorging bepaalt dat sinds 1 juli 1991 begraven zonder kist is toegestaan. De joodse gemeente is hiertoe echter niet overgegaan. Als tussenoplossing strooit men hier, voordat de kist wordt gesloten, een beetje aarde uit Israël op het lichaam. De joodse wet schrijft voor dat er uit respect voor de overledene zo snel mogelijk moet worden begraven. Het lichaam is dan nog niet aan het ontbinden en men kan de dode zo gaaf mogelijk aan de aarde toevertrouwen. Bij voorkeur gebeurt dat binnen vierentwintig uur, maar aangezien de Nederlandse wet dat niet toestaat, begraaft men zo snel mogelijk na zesendertig uur. De joodse gemeente volgen niet de Nederlandse wet wat betreft het ruimen van de graven. Op de joodse begraafplaatsen mag niet worden geruimd; sommige begraafplaatsen zoals Muiderberg zijn dan ook al zo’n 350 jaar oud. Daar het JBW fungeert als uitvaartverzorger, spreekt één van de werknemers van de vereniging de uitvaart door met de familieleden. Hij stelt hen ook op de hoogte van hun verplichtingen en mogelijkheden. Zo is het mogelijk om vanaf het moment van overlijden continu te waken bij de overledene. Vroeger gebeurde dat om te voorkomen dat er ongedierte bij het lichaam kwam; tegenwoordig waakt men uit respect voor de dode.
graafplaats te lopen. Daarom is er ook in de aula van het JBW een aparte ingang voor priesters en een apart, afgescheiden gangetje waar de priesters zich tijdens de uitvaart bevinden. Alleen als hun ouders overlijden en begraven worden, wonen zij de uitvaart wel van dichtbij bij. Rouwweek Na de uitvaart is er gelegenheid om te condoleren en nuttigen de aanwezigen samen een maaltijd die bestaat uit een broodje met een hardgekookt ei. Een gekookt ei is een teken van rouw. Het wordt vergeleken met een gezicht waarin geen opening zit. Zo is ook de rouwbedrijvende als het ware met stomheid geslagen. Vervolgens gaat men onmiddellijk naar huis. De joden onderscheiden twee groepen rouwbedrijvenden. In de eerste plaats de kinderen van de overledene en in de tweede plaats de ‘anderen’, zoals broers en zussen, echtgenote of echtgenoot. Beide groepen beginnen direct na de begrafenis met de rouwweek. Dat betekent dat zij zelfs bij het condoleren al op lage stoeltjes van niet hoger dan 30 cm moeten zitten. Daarnaast mogen zij de hele week geen leren schoeisel dragen; moeten zij zeven dagen bij elkaar in huis zitten en mogen zij alleen weg om in hun eigen huis te slapen of om de hoogst noodzakelijke verplichtingen te voldoen. Als kinderen tot de rouwbedrijvenden horen, worden zij dan ook van school thuisgehouden. Tijdens de rouwweek worden in het huis van de overledene iedere dag ’s morgens en ’s middags rouw- of gebedsbijeenkomsten gehouden. Hierbij moeten altijd minimaal tien mannen van dertien jaar of ouder aanwezig zijn. Zij spreken een speciaal rouwgebed uit.
Begrafenis Vóór de begrafenis verzamelt de familie zich in de aula, waar een aantal psalmen worden uitgesproken. Vervolgens worden bij de rouwbedrijvenden (de naaste familieleden van de overledenen) de kleren ingescheurd ten teken van rouw. De gescheurde kleding, meestal een jas of vest, draagt de rouwende de hele rouwweek. Nadat de kist is uitgedragen en in de lijkauto is gezet, lopen de rouwenden volgens de traditie op een afstand van zo’n dertig meter achter de auto aan naar de begraafplaats. Op de begraafplaats verzamelt men zich weer in de aula en wordt weer een gebed of eventueel een rouwrede — afhankelijk van de wens van de familie — uitgesproken. De familie brengt zelf de rijdende baar met de kist naar het graf toe. Ook bij het graf worden weer enkele gebeden uitgesproken. Dan laat de familie de kist zakken en vult zij met de hulp van alle andere mannelijke aanwezigen het graf door ieder drie scheppen zand in het graf te gooien. De familie is dus zelf zeer actief bij de uitvaart. Bij de hele uitvaartplechtigheid is de rabbijn aanwezig, ook op de begraafplaats. Joodse priesters komen daar gewoonlijk niet; zij mogen zich niet verontreinigen aan de doden en dat gebeurt al door op de be-
Sjelosjiem Na de eerste zeven dagen treedt de Sjelosjiem (de periode van lichte rouw) in tot dertig dagen na de begrafenis. In deze periode mag men niet naar de kapper, mannen mogen zich ook niet scheren. Ook gaan de rouwbedrijvenden niet naar gezellige bijeenkomsten en luisteren niet naar muziek. Dan is voor de tweede groep rouwbedrijvenden de periode afgelopen. De kinderen van de overledene moeten echter tot een jaar na de begrafenis lichte rouw in acht nemen en mogen niet naar gezellige bijeenkomsten. Zo zal men geen huwelijken plannen in dat jaar. Wanneer de huwelijksdatum echter al vaststond, moet dat wel gewoon doorgang vinden. Troosten De joodse wet beschouwt het als een verplichting en als een daad van grote naastenliefde van ande24
ren binnen de joodse gemeenschap om de rouwbedrijvenden in de eerste zeven dagen zo veel mogelijk te troosten. Dat wil zeggen dat zij hen steeds moeten bezoeken om zo hun leed te verzachten. De rouwbedrijvenden mogen die eerste dagen eigenlijk niet alleen zijn. De regels van de joodse wet gelden voor iedere jood. Vanzelfsprekend houdt niet iedereen zich even streng aan deze regels, hoewel zij er wel altijd op worden gewezen door de betrokken medewerkers van het JBW of anderen uit de joodse gemeenschap.
Christus. Orthodoxe christenen zijn van oorsprong oosterse christenen. Er is maar één orthodoxe kerk, die echter een aantal autonome delen kent, zoals onder meer de Grieks Orthodoxe kerk, de Russische, de Armeense en de Servische. Deze autonome delen (patriarchaten) met ieder hun eigen patriarch, onderscheiden zich alleen van elkaar door de taal. Uitvaart- en rouwgebruiken zijn deels bepaald door het land en de regio van herkomst. Typisch voor de orthodoxe kerk is het aanbidden van de zoon Gods en de verering van martelaren en heiligen. De moeder Gods, Maria, is de meest verheven heilige. De kerkinrichting is strikt aan regels gebonden en iconen nemen daarbij een belangrijke plaats in. Bij orthodoxe christenen is begraven het meest gebruikelijk, maar cremeren is ook mogelijk. Voor hen betekent de dood het einde van één stadium in het leven van een mens. Wanneer zij dan brandende kaarsen vasthouden bij een uitvaart, worden zij eraan herinnerd dat de overledene ‘verlicht’ is en niet uitgeblust. Het lichaam wordt met eerbied, tederheid en zorg behandeld. Dit lichaam, dat een deel van de persoon was toen hij nog leefde, blijft immers ook na de dood met diezelfde persoon verbonden. Bij het Laatste Oordeel zal het lichaam op een onbekende, mysterieuze manier weer tot leven worden gewekt.
Praktisch De joodse wet stelt dat iedere jood verplicht is te assisteren bij de begrafenis van een ander jood. Aangezien dat praktisch niet mogelijk is, heeft men in Amsterdam het Joods Begrafeniswezen in het leven geroepen, dat in principe deze verplichtingen van alle andere joden overnemen. Deze organisatie zorgt voor de faciliteiten, maar zo veel mogelijk van de uitvaart wordt door de mensen zelf gedaan. Buiten Amsterdam worden begrafenissen verzorgd door de joodse gemeente zelf. In Den Haag is er weliswaar ook een soort instantie die deze dingen regelt, maar dat gebeurt allemaal door vrijwilligers. De andere joodse gemeenten in Nederland beschikken vaak wel over bepaalde faciliteiten, zoals een aula. Wanneer er in een plaats geen joodse gemeente is en er komt een jood te overlijden, waarschuwt men meestal het opperrabbinaat in Utrecht dat het hele land bestuurt met uitzondering van Amsterdam, Rotterdam en Den Haag. Het rabbinaat stuurt dan mannen of vrouwen om voor de wassing het kleden en het kisten te zorgen. Overigens wordt buiten Amsterdam ook vaak de hulp van een niet-joodse uitvaartondernemer ingeroepen voor het regelen van de praktische dingen als het aangifte doen en het transport. Het feit dat Amsterdam een professionele organisatie heeft, komt voort uit de omvang van de joodse gemeente en het aantal joden in de hoofdstad. Er wonen zo’n 15.000 Joden in Amsterdam, van wie 60% lid is van de gemeente. ledere jood die zich enigszins identificeert met het jodendom, laat zich door het JBW begraven.
Bij het sterven Voor dit moment gelden geen bepaalde voorschriften. Het is belangrijk dat er contact wordt gezocht met een orthodoxe priester. Bij voorkeur is de priester aanwezig bij het sterven. Maar in Nederland zal dat, gezien hun aantal, in verreweg de meeste situaties niet haalbaar zijn. Dagen tussen sterven en begrafenis of crematie De uitvaart vindt, zonder voorkeur voor een bepaalde dag, plaats binnen de in Nederland wettelijk gestelde grenzen: niet binnen 36 uur, wel binnen 5 dagen na de dag van overlijden. Afleggen, wassen, kleden, kisten De overledene wordt door ‘eigen’ mensen of door beroepsmensen gewassen en vervolgens gekleed in de gewone, eigen kleding. Dus wel netjes en mooi, maar niet volgens bepaalde voorschriften. Over het voorhoofd krijgt de overledene een band gebonden met daarop een gebed, een klein evangelie wordt op de borst gelegd en in de gevouwen handen een kruis. De kist is een eenvoudige, vurenhouten kist.
10.4 Orthodoxe christenen Orthodox betekent: het ware geloof, de juiste aanbidding. De orthodoxe kerk houdt vast aan het oude, oorspronkelijke geloof zoals dat is vastgelegd in de eerste zeven oecumenische kerkvergaderingen. Deze vonden plaats tussen 325 en 787 na 25
Opbaring De opbaring vindt bij voorkeur thuis plaats of, als dat niet mogelijk is, in een uitvaartcentrum. Er staat een kaars bij het hoofdeinde. Waken bij de overledene is zeer gewenst en het is dan ook belangrijk dat de opbaarruimte daartoe mogelijkheden biedt. De priester bidt bij de overledene een voorgeschreven gebed en gebruikt daarbij wierook. De mensen eromheen dragen brandende kaarsen. Voorts worden er psalmen en gebeden gelezen bij het doodsbed. Het is heel belangrijk dat de kist open blijft tot het moment van begrafenis of crematie.
rakter. Deze 40 dagen zijn nodig om de ziel los te maken van de aarde. Het graf Op het graf staat een kruis dat als volgt beschreven kan worden: Bovenaan is een balkje gemonteerd, dat is de plaats voor een tekst: ‘Jezus Christus, Koning der Joden’. In het Slavisch: I X U I. Onderaan is een schuin balkje dat staat voor de twee misdadigers die bij de kruisiging links en rechts van Christus hingen aan hun kruis. Links de moordenaar die Christus tot het laatst bleef bespotten en verloren ging. Rechts de rover die om vergeving vroeg en behouden bleef. Op het graf wordt een aarden verhoging van circa 50 centimeter gemaakt, enkele decimeters binnen de grafranden. De aarde wordt afgedekt met een speciaal groen- en laagblijvend plantje.
De begrafenis of crematie Er vindt een dienst plaats in een kapel of in de ruimte bij het crematorium. Een belangrijk moment van deze dienst is de laatste kus. Het koor, als dit aanwezig is, of de priester zingt een bepaald gezang en daarna wordt men uitgenodigd tot een laatste afscheid. Hierbij loopt men langs de kist en geeft aan de overledene een kus, een kruisteken, of een aanraking. Daarna wordt de kist gesloten. Bij een crematie blijft de kist bij voorkeur niet staan als afsluiting van de dienst, maar glijdt deze weg, in aanwezigheid van de nabestaanden en bezoekers. Bij een begrafenis wordt de kist door nabestaanden of dragers naar het graf gedragen. De volgorde is zo, dat de priester met een kruis in zijn hand voorop loopt, dan komen de dragers met de kist en vervolgens de nabestaanden. Bij het graf worden een paar laatste gebeden gezegd, eventueel het Onze Vader gezongen of een korte tekst uit de eredienst voorgedragen. Dan zakt de kist. De priester werpt, onder het uitspreken van gebeden, een schepje aarde op de kist. De aanwezigen worden uitgenodigd om hetzelfde te doen. Het graf wordt bij voorkeur gesloten waar de nabestaanden bij zijn.
10.5 Rooms-katholieken Rooms-katholieken geloven dat de ziel van een overledene na de dood zal voortbestaan in het hiernamaals. Traditioneel bestaat het beeld van hemel, hel en vagevuur. Waar de overledene na de dood terecht komt, hangt af van de mate waarin iemand tijdens zijn of haar leven heeft gezondigd en daarvoor vergeving heeft gekregen. De nabestaanden bidden daarom ook voor de zielerust van de overledene. In de rooms-katholieke kerk nemen sacramenten een vooraanstaande plaats in. Sacramenten zijn rituele tekenen, wijdingen, waardoor bijzondere genaden worden aangeduid en meegedeeld; de gelovige kan hierin de nabijheid van God ervaren. De priester speelt een belangrijke rol bij de voorbereiding van de uitvaart. Vaak zoekt hij samen met de directe nabestaanden teksten en liederen uit die naar voren worden gebracht bij de verschillende religieuze bijeenkomsten die zullen volgen. Bij Rooms-Katholieken is begraven het meest gebruikelijk; cremeren is ook toegestaan.
Na de begrafenis of crematie Men komt bij elkaar om te eten, te praten en eventueel een glaasje te drinken.
Bij het sterven ledere rooms-katholiek die, door welke oorzaak dan ook, in levensgevaar verkeert, kan het sacrament der zieken ontvangen. Dit sacrament wordt ook de ziekenzalving of het Heilige Oliesel genoemd. In een aantal gebieden van Nederland geeft men aan dat de stervende ‘bediend’ moet worden. Dit betekent hetzelfde. Hierbij worden de vijf zintuigen van de zieke, ogen, oren, neus, mond, handpalmen en voetzolen, gezalfd met een door de bisschop gewijde olie. Door de ziekenzalving moet bewerkstelligd worden dat de ziel bovennatuurlijke bijstand krijgt voor het verwerven van haar heil.
De rouwperiode De 3e, 9e en 40e dag na de uitvaart zijn bijzondere dagen. Op deze drie dagen gaat men naar de kerk voor een speciale dienst ter ere van de overledene. Wanneer de kerk te ver weg is zou de dienst ook geïmproviseerd op het kerkhof kunnen plaatsvinden als het voor de priester mogelijk is om daar naartoe te komen. Afsluiting van de rouwperiode De dienst op de 40e dag heeft een afsluitend ka26
Dagen tussen sterven en uitvaart Volgens de Nederlandse Wet op de lijkbezorging: minimaal 36 uur, maximaal 5 dagen, gerekend vanaf de dag na het overlijden.
plaats in de kerk. Bij deze mis in de kerk branden kaarsen en zingt het kerkkoor. De kist wordt besprenkeld met wijwater en bewierookt met het wierookvat. Er wordt gebeden en gezongen en de mis wordt beëindigd met de ‘absolutie’, een laatste ritueel met wijwater, wierook en een gebed waarin om vergeving van de zonden wordt gevraagd. Bij het graf bewierookt en zegent de priester in stilte de groeve. Na het dalen van de kist bidt de priester het Onze Vader (een gebed) en strooit hij een schepje aarde op de kist. De nabestaanden en overige aanwezigen kunnen dit gebaar volgen.
Afleggen, wassen, kleden, kisten Voor deze handelingen gelden geen speciale voorschriften. De nabestaanden bepalen hoe en door wie één en ander zal worden gedaan. De handen van de overledene zijn gevouwen en er wordt vaak een rozenkrans of een kruisbeeldje in gelegd. Opbaren en waken Dit gebeurt naar de wens van de nabestaanden. Afhankelijk van de religieuze bijeenkomsten die zullen plaatsvinden kan ook gekozen worden voor opbaring in de kerk voor een deel van de tijd. De traditie om tot het tijdstip van de uitvaart bij de overledene te waken is geen gemeengoed meer. Het wordt echter nog regelmatig — en in bepaalde kringen juist steeds vaker — gedaan. Bij het hoofdeinde van de kist staan een kruis met corpus (het lichaam van Christus) en twee kaarsen. Op de kistdeksel ligt ook een kruis.
Na de begrafenis of crematie Meestal komt men bij elkaar tijdens een koffietafel, hetzij in een aula, hetzij thuis. De rouwperiode Op de geboortedag en de sterfdag van de overledene wordt vaak een mis opgedragen waarin speciaal voor de overledene wordt gebeden. De sterfdag wordt jaarlijks herdacht. Elk jaar zijn er het ‘Allerheiligen’ (1 november) en het ‘Allerzielen’ (2 november), waarbij de overledenen, en specifiek die mensen die het afgelopen jaar zijn gestorven, in een kerkdienst herdacht worden. Met Pasen wordt bij de Paaskaars voor elke overledene een kaarsje aangestoken, terwijl zijn of haar naam wordt genoemd.
Religieuze bijeenkomsten tijdens de opbaarperiode Twee dagen vóór de uitvaart zal plaatsvinden wordt vaak een gebedsdienst gehouden. Deze vindt plaats in het uitvaartcentrum of in het sterfhuis. De avond voor de uitvaart volgt dan meestal de avondwake in de kerk. Daarbij wordt de levensloop van de overledene gememoreerd en voor hem of haar en de nabestaanden gebeden. Ook wordt om vergeving van schuld gevraagd; er worden teksten gelezen en liederen gezongen. De aanwezigheid van veel vrienden en bekenden bereidt de nabestaanden mentaal voor op de uitvaart. De avondwake wordt in de regel niet door een geestelijke gehouden, maar door leken. Vaak ligt de overledene tijdens deze avondwake opgebaard in de kerk, maar niet altijd. De nabestaanden zijn wel aanwezig. Als de avondwake in de kerk is gehouden in aanwezigheid van de overledene, blijft de kist daar staan tot de dag van de uitvaartplechtigheid.
Het graf Het graf wordt ingericht naar de wensen van de nabestaanden. Bijzondere situaties Bij de dood van jonge kinderen wordt niet de traditionele uitvaartmis opgedragen, maar een ‘engelenmis’. Daarbij wordt uitgegaan van de reinheid van de kinderziel die naar de hemel zal gaan
10.5 Protestantse christenen In een protestants-christelijke uitvaartdienst is niet zozeer sprake van rituelen en sacramenten, maar staat het noemen van de naam van de overledene centraal. Door het ontbreken van rituelen in de religieuze zin van het woord heeft een protestants-christelijke uitvaartdienst een wat sober karakter en wordt deze soms als nogal rationeel ervaren. Emoties rond het overlijden worden meer door persoonlijke gesprekken dan door rituelen uitgedrukt. Anderzijds ontbreken dwingende voorschriften voor een uitvaart. Voor nabestaanden is daardoor in principe veel ruimte om vaste onderdelen van een dienst, zoals het lezen van de bijbel en het zeggen van gebeden, een ei-
De begrafenis of crematie De uitvaartmis is gericht op de reiniging en de zielerust van de overledene. Aan een crematie gaat meestal een Eucharistieviering (eucharistie = sacrament des altaars) of een woord- en gebedsdienst in de kerk vooraf. Deze laatste plechtigheid kan — als de nabestaanden daar prijs op stellen — ook gehouden worden in de aula van het crematorium. De uitvaartdienst bij een begrafenis vindt altijd 27
De begrafenis of crematie Tevoren wordt, in samenspraak tussen de voorganger en de nabestaanden, een liturgie opgesteld (orde van dienst). In deze liturgie kan, indien gewenst, een persoonlijke inbreng van de nabestaanden zeker een plaats krijgen. Bij het graf of in het crematorium spreekt de voorganger een gebed uit, om de overledene aan de schoot van de aarde toe te vertrouwen. Als de kist is gedaald wordt het Onze Vader gebeden en de zegen gegeven. De nabestaanden nemen in stilte afscheid.
gen inhoud te geven. De predikant gaat tijdens de dienst vaak in op de hoogte- en dieptepunten van het leven van de overledene en maakt daarbij gebruik van bijbelteksten om aan te geven dat het menselijk leven eindig is maar dat Christus’ werk, ondanks het lijden, voortgaat. Bij protestantse christenen is begraven het meest gebruikelijk; cremeren is echter ook toegestaan. Bij het sterven Voor dit moment gelden geen speciale voorschriften. Als de stervende aangeeft behoefte te hebben aan de nabijheid van een dominee, is het uiteraard van het grootste belang deze wens te realiseren.
Na de begrafenis of crematie Meestal komt men in het rouwcentrum of thuis bij elkaar om te condoleren, na te praten, iets te drinken.
Dagen tussen sterven en uitvaart Volgens de Nederlandse Wet op de lijkbezorging: minimaal 36 uur, maximaal vijf dagen, gerekend vanaf de dag na het overlijden.
De rouwperiode Gewoonlijk wordt in protestantse kring op de zondag na de uitvaart ‘de rouw in de kerk gebracht’. Dat wil zegen dat de naam van de overledene wordt genoemd en er soms nog iets over hem wordt gezegd. Overigens gelden voor het rouwen geen specifieke gebruiken of data.
Afleggen, wassen, kleden, kisten Voor deze handelingen gelden geen speciale voorschriften. De nabestaanden bepalen hoe en door wie één en ander zal worden uitgevoerd. Opbaren Naar de wens van de nabestaanden.
Het graf Het graf wordt ingericht naar de wensen van de nabestaanden.
11. Feestdagen Belangrijke dagen voor verschillende bevolkingsgroepen Feest- en herdenkingsdagen en gevolgen op de werkvloer Algemene en Christelijke feestdagen die in Nederland gevierd worden Vaststaand: 1 januari Nieuwjaarsdag volgens de Christelijke kalender. Deze dag wordt aangemerkt als zondag. 1 mei Dag van de Arbeid. Internationale feestdag. Vooral oudere Nederlanders van socialistische komaf stellen het vieren van deze dag nog erg op prijs. 25-26 december Kerstmis: christelijke feestdag ter herdenking van de geboorte van Jezus Christus. Dagen worden aangemerkt als zondagen. Feestdagen die vooral in het gezin gevierd worden. Veel christelijke medewerkers willen deze dagen vrij zijn.
maart-april
april-mei
mei-juni
Verspringend: februari -maart Carnaval: met name in de provincies Noord Brabant en Lim28
burg. Volksfeest, dat het begin van de vastentijd (rooms-katholieke vastenperiode) inluidt. Veel bedrijven in de genoemde provincies zijn deze dagen gesloten. Carnavalvierders willen erg graag vrij tijdens deze dagen. Pasen: christelijke feestdagen waarbij het overlijden van Jezus Christus herdacht wordt. Valt altijd op zondag en maandag. Hemelvaartsdag: Christelijke feestdag. De dag is altijd op donderdag maar wordt als een zondag beschouwd. Pinksteren: herrijzenis van Jezus Christus; twee dagen; valt altijd op zondag en maandag, de maandag wordt als zondag beschouwd.
Islamitische feestdagen De islamitische feestdagen kennen geen vaste data, maar worden bepaald door de islamitische kalender. Meest opvallende gebeurtenis is de Ramadan, de vastenperiode voor islamitische mensen: men vast van zonsopgang tot zonsondergang. In 1999-2000 was de afloop van de ramadan rond 8 januari. Voor degenen die kennis hebben van de maan- maanden: de Ramadan wordt tijdens de negende maanmaand van de islamitische kalender gehouden. De Ramadan in 2000 valt in de periode van 27 november-27 december. De exacte datum wordt bepaald door de stand van de maan. Het Ied-al-Fitr is op 27 december, maar kan ook dag eerder of later zijn, ook dit is weer afhankelijk van de maanstand. In 2001 is dit ongeveer 4 weken eerder. Gevolgen op de werkvloer: Men mag tussen zonsopgang en zonsondergang niet eten of drinken. Zieken en zwangere vrouwen mogen wel eten of drinken en kunnen hun plichten op een ander tijdstip vervullen. Ouderen mogen zelf beslissen of zij zich wel aan de vastenregels houden. Het is verstandig om met het vasten rekening te houden en niet te proberen mensen te verleiden wel van bijvoorbeeld een traktatie mee te eten. Soms accepteert men de traktatie wel en neemt deze mee naar huis om na zonsondergang ervan te eten. Aan het eind van de Ramadan kunnen vermoeidheidsklachten optreden. Ied-al-Fitr, de afsluiting van de Ramadan, ook wel suikerfeest genoemd is vaak een groot feest, waarvoor de vrouwen een aantal dagen bezig zijn met het voorbereiden van een uitgebreide maaltijd. De meeste islamieten zullen vrij willen zijn tijdens deze dagen. Na ongeveer 8 weken na afloop van de Ramadan wordt het Groot offerfeest gevierd: Ied-al-Kabir ofwel Ied-al-Adha. De exacte datum wordt ook weer door de maan bepaald: het feest vindt plaats op de eerste nieuwe maan in de twaalfde maand. Dit is een festiviteit waarin het ook nu weer de bedoeling is om de rijkdom (ritueel geslachte schapen en geiten) met anderen te delen. Rond 14-15 juni ( let op de maan) wordt de geboortedag van Mohammed — Mouoed of Mevlid Kandili — herdacht. In moskeeën worden speciale gebedsdiensten gehouden. Gevolgen op de werkvloer tijdens deze feesten: moslims zullen in deze dagen graag vrij willen zijn.
Hindoestaanse feestdagen Holi Dahan is het oudejaarsfeest voor de hindi en valt op 20 maart. 21 maart wordt het nieuwjaarsfeest gevierd: Holi of Phagwa (of Phagua). De hindoestaanse religie kent vele herdenkingsdagen. De wijze waarop deze gevierd worden is mede afhankelijk van het land van herkomst. Voorbeelden: 22/23 augustus Krisjna Djanma Asjtmi: Verjaardag van Krisjna. Krisjna is een van de meest vereerde goden 13 september begin van Pitra paksj: start van de periode dat de voorouders nadrukkelijk vereerd worden zodat zij in het komende jaar instaan voor het welzijn van het nageslacht. Deze periode duurt tot 27 september. 26/27 oktober Divali: Lichtfeest, overwinning van het licht op de duisternis. Divali is ook ‘moederdag’; de godin Laksjimi vervult materiële en spirituele wensen. Dit kan aanleiding zijn om deze dag veel te gokken! Joodse feestdagen Een aantal: 21 maart Poeriem: lotenfeest 20-27 april Pesach, joods paasfeest 30 september-1 oktober Rosj Hasjana; joods nieuwjaarsfeest in 2000 staat de joodse jaartelling op 5761 9 oktober Jom Kippoer: grote verzoendag 14-15 oktober Loofhuttenfeest 22 oktober Simchat Torah: vreugde der Wet Arubaanse feestdagen 18 maart Dia di himno i bandera: Dag van het volkslied en de vlag: Een vrije dag op Aruba met allerlei openbare feestelijkheden. Chinese feestdagen 5 februari Chinees Nieuwjaar. De datum kan iets schuiven: het nieuwjaar is de tweede nieuwe maan na de zonnewende van 21 december. Men viert het nieuwjaar met familie en vrienden met een groot diner. In wijken waar veel Chinezen wonen wordt vuurwerk afgestoken. 6 juni Duanwu-jie: Drakenbootfestival, herdenking van het verdrinken van een Chinese staatsman in de 3e eeuw; wordt gevierd met drakenboot races.
Let op: de Iman of sommige kalenders/agenda’s kunnen je de juiste dagen van de verschillende herdenkingen vertellen. Het voordeel is dat de Iman wel de juiste dag weet en in de agenda de globale datum wordt aangegeven 29
een officiële vrije dag, maar veel bedrijven en instellingen zijn elk jaar gesloten. In veel gemeenten worden straatfeesten, festivals georganiseerd.
Israelische feestdagen 10 mei Onafhankelijkheidsdag sinds 1948 Marokkaanse feestdagen 18 november Aid el-istiqlal: feest van de onafhankelijkheid. In 1956 werden de verschillende delen van Marokko samengevoegd tot één onafhankelijk koninkrijk.
Surinaamse feestdagen 5 juni Prawas Din: Immigratiedag; herdenking en de immigratie van hindoes in Suriname: hindoestaanse Surinamers vieren feest met muziek en opvoeringen. 1 juli Keti Koti: dag der vrijheden; op 1 juli 1863 kwamen Afrikaanse slaven vrij. De slaaf Kwakoe (een weggelopen slaaf die later weer gevangen genomen werd) staat symbool voor deze slaven. Het Kwakoefestival in Amsterdam herinnert aan deze feestdag. 25 november Srefi Densi: onafhankelijkheidsdag; Suriname werd in 1975 onafhankelijk van Nederland.` Turkse feestdagen 23 april Çocuk bayrami: ‘Dag van het Kind’. Atatürk heeft deze dag ingesteld. In Turkije is het een vrije dag voor de basisscholen. Sommigen scholen in Nederland hebben deze dag overgenomen: kinderen mogen voor één keer de plaats innemen van de volwassenen.
Molukse/Indonesische herdenkingsdagen 25 april Proclamatie van RMS: Republikan Maluku Selatan 15 mei Pattimura dag: dag van de jonge koning, herdenking van de Molukse opstand tegen de Nederlandse bezetting in 1817 o.l.v. Pattimura. Oudere Molukkers vieren deze dag nog; de vlag wordt gehesen. 14 augustus Uitroeping van de Republiek Indonesië in 1945. Nederlandse feestdagen 30 april Koninginnedag: feestdag ter ere van de Koningin, veel bedrijven zijn dicht, vaak straatfeesten. 4 mei Dodenherdenking: om 20.00 uur één minuut stilte om de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog te herdenken. 5 mei Bevrijdingsdag: 5 mei 1945 is geheel Nederland bevrijd. Eenmaal in de vijf jaar (2000, 2005) is het
30
12. Bronnen en Literatuur Bronnen: Tradities rondom de dood Het Uitvaartwezen ’s Lands wijs, ’s lands laatste eer COA Diverse landenbeschrijvingen van de gezamenlijke asielzoekerscentra in Nederland. Publicatie van Alevitische Kulturele Vereniging Rotterdam Publicatie feest en gedenkdagen van Forum Meer lezen? • theoretische achtergrond: Ph. Essed Alledaags racisme Geert Hofstede Allemaal andersdenkenden L. Human, F. Van Vugt De winst van diversiteit B. Hooghiemstra, Merens Variatie in participatie Prakken , van der Sman Een rasp in de zon, moeder tussen twee culturen ISEO&COS Minderhedenmonitor Rotterdam ( verschijnt jaarlijks) Rath, Pennix e.a. Nederland en zijn islam Koot en Ringeling Antillianen De Novib geeft landenmappen uit waarin veel informatie, over welk land dan ook, te vinden is. • Verhalenbundels:
Geke van der Wal Mijn moeder was analfabeet Judith Uyterlinde Crossing Border Nilgun Yerli bundeling colums krant Sprookjes uit de wereldliteratuur Indiase sprookjes; Deze sprookjes geven een goed zicht op alle verhalen over goden uit het Hindoeïsme. Ook de Turkse en Marokkaanse sprookjes werpen een licht op de verhalen die al jaren in deze samenleving verteld. worden. • Romans:
Arthur Japin Astrid Roemer Diane Lebacs Cynthia McLeod
De zwarte met het witte hart Nergens ergens (en vele andere titels) Suikerriet Rosy Hoe duur was de suiker?
• Tijdschriften
Migrantenstudies Contrast Migranten Informatief
Bohn, Stafleu van Loghum Forum SBWR Rotterdam
Meer weten? Een gesprek met je buren of collega kan je al veel informatie opleveren. Er zijn overal in de stad culturele centra (sommige alleen voor vrouwen), waar eenieder welkom is. Even binnenlopen wordt op prijs gesteld. Daarnaast zijn er verschillende festivals (Dunya, Zomercarnaval) die leuk zijn om met het gezin te bezoeken.
31
Nawoord Soms zeg je ‘ja’ tegen een opdracht zonder te weten waar je aan begint.
en de nuancering aangebracht die ik mijn enthousiasme dreigde te missen:
Tijdens de eerste inventarisatie van vragen en problemen rond het project Intercultureel Management bij de Stichting Humanitas bleek dat bijna alle betrokkenen dezelfde wens hadden: Meer weten over de ander. Al snel bleek dat die kennis wel bestond maar nog nergens was verzameld en gebundeld. De vraag waarom dit nog niet gebeurd was werd steevast met dezelfde formulering beantwoord: we willen geen vooroordelen en stereotypen bevestigen. Dat wil de Stichting Humanitas ook niet. Maar Humanitas wil wel dat de beschikbare informatie voor zo veel mogelijk mensen toegankelijk is.
Lia van der Sman en Soner Cinar Bedrijfsadviseurs Minderheden van Arbeidsvoorzieningen Rijnmond
Gonnie Kleingeld Hoofd Juridische Zaken, Personeel en Organisatie van de Stichting Humanitas
Philo van der Laken Directeur van Humanitas-Bergweg
Als laatste wil ik nog mijn dank uitspreken aan Ciska Overbeek die, na oneindig veel faxen en telefoontjes, veel feitenmateriaal al had verzameld voor ik aan het werk ging. Dat heeft mij onmeetbaar veel tijd bespaard.
Al schrijvend ontkom je er niet aan dat vooroordelen in de tekst sluipen. Daarom ben ik de volgende mensen zeer erkentelijk. Zij hebben soms door een zin of een woord te veranderen de toon
Hans van Hengel
32