Pagina |1
Per 1 januari 2015 zal decentralisatie van overheidstaken (Jeugdwet, AWBZ naar WMO, Participatiewet en Passend onderwijs) naar gemeenten plaatsvinden. Vanuit de Wet Publieke Gezondheid (WPG) zijn gemeenten dan primair (bestuurlijk) verantwoordelijk voor: * Algemene bevorderingstaken, zoals de afstemming van de publieke gezondheidszorg met de curatieve gezondheidszorg, epidemiologie, gezondheidsbevordering en medische milieukunde; * Ouderengezondheidszorg vanaf 65 jaar (artikel 5a); * Jeugdgezondheidszorg tot 19 jaar (artikel 5); * Infectieziektebestrijding (artikel 6). Op grond van de WPG als belangrijkste wettelijke kader hebben gemeenten en Rijk een gezamenlijke verantwoordelijkheid om een gezondheidsbeleid te voeren, dat niet alleen bepaald wordt door wettelijke kaders. Ook de financiële kant is belangrijk, het moet betaalbaar blijven. Er zijn overigens raakvlakken tussen WPG en WMO. Decentralisatie overheidstaken In de jeugdzorg, de langdurige zorg, op het gebied van werk en inkomen en onderwijs zijn decentralisaties en inhoudelijke veranderingen gaande. Gemeenten krijgen er de komende jaren verschillende taken bij in het kader van: * Jeugdwet (vanaf 2015); * AWBZ begeleiding naar de WMO (vanaf 2015); * Participatiewet (vanaf 2014 voor nieuwe aanvragers); * Wet Passend Onderwijs. Het doel van de decentralisaties naar gemeenten is dat zoveel mogelijk mensen actief participeren in de samenleving, werken om in hun eigen levensonderhoud te voorzien, de regie over hun eigen leven voeren en bijdragen aan het welbevinden van hun sociale omgeving. De decentralisaties maken het gemeenten mogelijk dwarsverbanden te leggen tussen de WMO/AWBZ, de jeugdzorg en het domein van werk en inkomen. Kernwoorden bij de samenhang tussen de drie decentralisaties zijn: eigen kracht, zelfredzaamheid, sociale samenhang, participatie en integraliteit. Hierbij zijn ook (zeker voor de doelgroepen jeugd, ouderen en doelgroepen met gezondheidsachterstanden) verbindingen te leggen met preventie en gezondheid. Hoe gemeenten aan de slag moeten gegaan met de decentralisaties, het stellen van nieuwe taken in het sociale domein en het ontwikkelen van een strategische visie met een plan voor een regionale aanpak is te vinden in Diversiteit in transities sociaal domein (VNG.nl) en geeft voorbeelden van het combineren van verschillende taken in het sociaal domein, en Samen werken aan een nieuw sociaal domein (VN). Eigen kracht Wat mensen wél kunnen i.p.v. vraaggestuurd wat zij niet kunnen. Gemeenten hebben primair de taak om te zorgen voor een lokale samenleving waarin zoveel mogelijk burgers op eigen kracht kunnen meedoen. Waar nodig zal daarbij gericht worden geïnvesteerd in het vergroten van de eigen kracht en zelfredzaamheid. Civil society De Nederlandse samenleving is een zorgzame samenleving. Meeste mensen met beperkingen weten hun leven vorm te geven zónder dat zij daarbij door de overheid worden ondersteund.
Pagina |2
De WMO beoogt om de zorgzame samenleving – de civil society – volop de ruimte te geven en waar nodig en mogelijk te ondersteunen en te versterken. Publieke gezondheidszorg betekent gezondheidsbeschermende en gezondheidsbevorderende maatregelen voor de bevolking of groepen. Preventie en het vroegtijdig opsporen van ziekten horen hier bij. Het bevorderen van de algemene gezondheid en het voorkomen van ziekten bij risicogroepen, zoals ouderen, staan centraal. Voor de uitvoering van taken op het gebied van de publieke gezondheidszorg zullen gemeenten een gemeentelijk gezondheidsdienst GGD in stand houden. De GGD voert deze taken niet alleen uit. Het College B & W draagt zorg voor het bewaken van gezondheidsaspecten in bestuurlijke beslissingen. Hiervoor wordt advies aan de GGD gevraagd. VNG heeft de Toekomstvisie Publieke Gezondheid uitgebracht. Beleidsvrijheid en preventiecyclus De beleidsvrijheid die gemeenten binnen de WPG hebben, verschilt per taak. De algemene bevorderingstaken en de ouderengezondheidszorg zijn enige kaders voor deze taken. De invulling van de algemene bevorderingstaken leggen gemeenten elke vier jaar vast in de Nota Gemeentelijk Gezondheidsbeleid. Aanknopingspunten hiervoor biedt de Landelijk Nota Gezondheidsbeleid, als onderdeel van de zogenaamde preventiecyclus. De preventiecyclus is de vierjarige beleidscyclus, die wordt gebruikt als basis voor het Nederlandse gezondheidsbeleid. Het versterken van de preventiecyclus en de bevordering van de implementatie van de Nota Gemeentelijk Gezondheidsbeleid is één van de drie thema’s in de WPG (deel 2). Op basis van landelijk beschikbare epidemiologische gegevens brengt het RIVM elke vier jaar de Volksgezondheid Toekomst Verkenning (VTV) uit. Deze VTV, waarvan de 6e uitgave in de loop van 2014 verschijnt, geeft een beeld van de staat van de volksgezondheid. Belangrijke thema’s zijn maatschappelijke participatie, preventie in de zorg, kosten en baten van gezondheid en de rol van de burger. Het themarapport Gezondheid en maatschappelijk participatie (RIVM 2013) koppelt gezondheid aan participatie en geeft aanbevelingen voor het bevorderen van die participatie. Het themarapport Preventie in de zorg (RIVM 2013) gaat over effecten, kosten en succesfactoren van preventie in de zorg. De minister van VWS stelt een Landelijke Nota Gezondheidsbeleid vast, met de landelijke prioriteiten op het gebied van de publieke gezondheid. In 2011 is de landelijke nota gezondheidsbeleid Gezondheid Dichtbij verschenen, met als kernpunten verwijzingen naar informatie, tips en voorbeelden in de Handreiking Gezonde Gemeente. Alles is Gezondheid 2016-2016 is het nationale programma waarin overheid, bedrijven, sportorganisaties, zorgpartijen en maatschappelijke organisaties samenwerken aan een gezonder en vitaler Nederland op school en in de wijk, Speerpunten zijn roken, alcohol, overgewicht, depressie en diabetes. De landelijke prioriteiten bieden gemeenten aanknopingspunten voor lokaal beleid dat wordt verwoord in een Nota Gemeentelijk Gezondheidsbeleid, na advies van de GGD, op basis van lokale epidemiologische gegevens. Gemeenten zelf welke ambities en prioriteiten zij in hun nota willen formuleren.
Pagina |3
VNG heeft voorbeelden van gemeentelijk nota's gezondheidsbeleid. Van 190 gemeenten scande GGD Nederland de 3e Nota Gezondheidsbeleid (Zorgatlas.nl 2013). De Inspectie voor de Gezondheidszorg IGZ houdt toezicht op het raamwerk van het gezondheidsbeleid en publiceert de Staat van de Openbare Gezondheidszorg. Sinds 2013 legt men echter de nadruk op toezicht op de zorg waar de risico’s voor de patiënt/cliënt het grootst zijn. Voor de publieke gezondheidszorg stopt de inspectie het risico indicatorentoezicht en rond het lopend thematoezicht onderzoek af. Zie ook het Kwartaalbericht Indicatoren Publieke Gezondheid (GGD kennisnet.nl 2013) en het Rapport van het Nationaal Programma Preventie 2014 - 2016 (Rijksoverheid.nl). De praktische uitwerking van de decentralisaties moet worden vorm gegeven door de inrichting van sociale wijkteams en jeugd- en gezinteams. Wijkbewoners moeten worden geactiveerd te helpen participeren en hen te ondersteunen in hun sociaal en maatschappelijk functioneren. Voor jeugd zal de opdracht veelal zijn de pedagogische basisvoorzieningen (opvang, school) te versterken. MOVISIE heeft met het participatiewiel de verschillende vormen van participatiebevordering in gemeenten inzichtelijk gemaakt met de relatie tussen de relevante wettelijke kaders. Alle decentralisaties benadrukken zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. De basis daarvoor zijn gezonde burgers. Ook hiervoor hebben de gemeenten wettelijke taken. Naast het verbinden van de drie decentralisaties onderling, is het ook wenselijk om de nieuwe taken te verbinden met bestaande taken zoals de publieke gezondheid, jeugd, langdurige zorg en participatie. Gezondheid vraagt aandacht in decentralisaties (Movisie.nl 2014) met voorbeelden van het verbinden van gezondheid met het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie; Meedoen is gezond, publieke gezondheid in het sociaal domein (PGV Nederland (voorheen GGD Nederland) 2013) over de verbinding tussen publieke gezondheid en het sociale domein; Website VNG met informatie en praktijkvoorbeelden over de samenhang tussen Decentralisaties (VNG 2012); MOVISIE: Schets van inhoud en tijdspad van de drie decentralisaties en recente Ontwikkelingen. Samenhang in aanpak is voorwaarde voor duurzame maatschappelijke ondersteuning: analyse samenhang decentralisaties (MOVISIE 2012); Divosa: samenhang decentralisaties vanuit het perspectief van de sociale dienst, met uitleg en praktijkvoorbeelden. Samenwerken aan gezondheid: met o.a. materialen en instrumenten voor samenwerken in het sociale domein, samenwerken met huisartsen (eerstelijnszorg) en met zorgverzekeraars. Gemeenten moeten bij de decentralisatie van begeleiding een aantal kansen zien: • Het vergroten van de (maatschappelijke) participatie van mensen met matige en ernstige beperkingen. Enerzijds door meer aandacht voor sociale redzaamheid, anderzijds door meer participatiemogelijkheden, waar mogelijk in de inclusieve samenleving, waar nodig in beschutte settings, die zijn ingebed in de inclusieve samenleving. • Het verminderen van (de groei van de) vraag naar begeleiding, door eerder en steviger in te zetten op het versterken van die factoren die de draagkracht van burgers en hun omgeving vergroten. • Het verbeteren van de ondersteuning van mantelzorgers. Enerzijds door hen direct te ondersteunen en door hen soms een adempauze te bieden. Anderzijds door bestaande sociale systemen rondom mensen te ontlasten en te versterken door inzet van vrijwilligers en welzijnsorganisaties.
Pagina |4
• Het verhogen van de kwaliteit en duurzaamheid van ondersteuning door deze niet alleen te richten op de mensen met een zorgvraag, maar ook diens sociale omgeving als ‘object’ van ondersteuning te beschouwen. • Het benutten van de bestaande begeleidingsinfrastructuur voor mensen die géén gebruik maken van begeleiding, maar daarbij wel gebaat zouden zijn. Door verbindingen te leggen met welzijn, sociale werkvoorziening, maatschappelijke opvang en jeugdzorg kan een ondersteuningscontinuüm ontstaan waarvan mensen met participatiebelemmeringen – van licht tot zeer zwaar – kunnen profiteren. • Het behouden van de rol van begeleiding als onderdeel van integrale zorg. Regelmatig vormt begeleiding –vooral in de GGZ - een onderdeel van een totaalpakket van zorg, dat gericht is op het stabiliseren en kunnen functioneren van mensen met beperkingen. Waar begeleiding deze functie vervult moet worden gewaakt voor een onwenselijke knip tussen het medische en het ondersteuningsdomein. • Het verhogen van de doelmatigheid van ondersteuning door deze te ontbureaucratiseren, professionals meer ruimte te geven en te zorgen voor productieve prikkels. Voor realisatie zijn geen revoluties nodig. Inhoudelijke innovaties realiseren door aan te sluiten bij voorlopers in de AWBZ, die nu al begeleiding ‘WMO-style’ vormgeven. Door van wat nu uitzondering is straks regel te maken, kunnen de gewenste (forse) hervormingen worden gerealiseerd. Benodigde besparingen door afschaffing van contraproductieve elementen uit de AWBZ-regelgeving en door het leggen van verbindingen met de bestaande gemeentelijke welzijns- en participatie-infrastructuur. Om deze kansen te verwezenlijken willen gemeenten inzetten op de volgende resultaten. Begeleiding als participatie-instrument Meer participatie (niet alleen zelfredzaamheid) Meer eigen regie (minder afhankelijkheid) Meer betekenisvolle contacten (zelfde kwaliteit van zorg) Meer zinvolle activiteiten (minder bezighouden) Meer samenleving (andere overheid) De verbinding van begeleiding Verbinding met welzijn Verbinding met zorg Verbinding met inclusief beleid Verbinding met Werken naar Vermogen Verbinding met Jeugdzorg Verbinding met wijken en buurten De Kanteling van begeleiding Meer burger (minder cliënt) Meer maatwerk (minder kadertjes) Meer compensatie (minder voorzieningen) Meer (ruimte voor) informele zorg (andere professionals) Meer algemeen aanbod (minder geïndiceerde begeleiding) De bevrijding van begeleiding Meer eenvoud (minder kastjes en muren) Meer basisaanbod (minder indicatie)
Pagina |5
Meer vertrouwen (minder controle) Meer rendement (minder kosten) Meer mee-ademen met de behoefte (minder in beton gegoten arrangementen). Gezondheid Dichtbij De Landelijke Nota Gezondheidsbeleid Gezondheid Dichtbij (Rijksoverheid.nl) uit 2011 geeft de landelijke prioriteiten op het gebied van de publieke gezondheid en beschrijft aandachtspunten voor gezondheidsbeleid. De Handreiking Gezonde Gemeente inclusief Gezonde Wijk geeft informatie, verwijzingen, tips of voorbeelden.
Checklist Beleid en welke punten verdienen (extra) aandacht. Wettelijke kaders voor gezondheidsbeleid helder, raakvlakken en mogelijkheden voor versterking De kaders bepalen de taken en beleidsvrijheid van gemeenten. De preventieve aanpak van verschillende gezondheidsproblemen vindt plaats binnen de Wet Publieke Gezondheid. Hierbij zijn raakvlakken met de WMO en de decentralisatie van overheidstaken. Evaluatie vorige beleidsperiode Het opstellen van een nota gemeentelijk gezondheidsbeleid begint met een terugblik op de vorige beleidsperiode. Beleid moet men evalueren. Gezondheidssituatie in kaart brengen Op grond van de gezondheidssituatie in de regio, gemeenten en/of op wijkniveau, kan de gemeente keuzes maken in beleid en uitvoering. Er moet zicht zijn op de belangrijkste gezondheidsproblemen en doelgroepen, met een omschrijving van wat nodig is om zicht te krijgen in de gezondheidssituatie van burgers in de gemeente en in de wijk. Ook informatie over de landelijke cijfers en feiten per thema en mogelijkheden om de lokale situatie in kaart te brengen voor drugs, sport en bewegen, roken, overgewicht, depressie, alcohol, seksuele gezondheid en letsel. Daarnaast is ook een Wijkgezondheidsprofiel aan te bevelen. Specifieke doelgroepen extra aandacht verlenen Het kan nodig zijn om extra aandacht te besteden aan specifieke doelgroepen, zoals ouderen, maar ook bepaalde risicogroepen. Mogelijkheden voor een integrale aanpak in beeld brengen Waar liggen de grootste kansen voor lokaal beleid? Een integrale aanpak is een aanpak die rekening houdt met meerdere factoren die van invloed kunnen zijn op gezondheidsproblemen. De vijf pijlers in de aanpak helpen daarbij. Integraal beleid: met uitleg, tools en voorbeelden van integraal werken. Uitleg over een integrale aanpak (werken met de vijf pijlers) van drugs, sport en bewegen, roken, overgewicht, depressie, alcohol, seksuele gezondheid en letsel. Voldoende (politiek) draagvlak en betrokkenheid Het creëren van draagvlak voor beleid is een belangrijke voorwaarde voor de acceptatie en het succes ervan. Draagvlak creëren en behouden is nodig in meerdere fasen van de beleidscyclus en bij meerdere betrokkenen, zoals de politiek, burgers en samenwerkingspartners (bestuurlijk draagvlak). Andere beleidsterreinen betrekken Een belangrijke voorwaarde voor integraal beleid is intersectorale samenwerking en afstemming.
Pagina |6
Hoe en met wie gaat u op welk moment aan de slag? Intersectorale samenwerking: met tips voor intersectorale samenwerking en voorbeelden van relevante sectoren voor gezondheidsbeleid. Leefomgeving: met uitleg over de relatie leefomgeving en gezondheid en verwijzingen naar voorbeelden. Externe partners betrekken en de rol van de gemeente hierbij Vaak zijn meerdere partijen betrokken, die al dan niet in samenwerking een bijdragen van zowel publieke- als private partijen gaan leveren. Samenwerken aan gezondheid met o.a. een overzicht van mogelijke partijen om te betrekken bij gezondheidsbeleid. Verkennen van samenwerkingspartners bij gezondheidsbeleid. Over het algemeen gaat de gemeente over de beleidsdoelstellingen (‘wat’) en wordt de vertaalslag naar een aanpak met interventies (‘hoe’) vooral met en door partners gemaakt. Burgers betrekken bij beleid Door burgers of doelgroepen te betrekken bij de totstandkoming en uitvoering van gezondheidsbeleid, krijgen gemeenten zicht op de beleving van gezondheidsproblemen. Dat maakt het mogelijk om beter aan te sluiten bij hun vragen en ervaringen (burgerparticipatie in de gemeente en in de wijk). Prioriteiten voor het beleid vaststellen Een beperkt aantal prioriteiten bevordert dat er intensief aan de doelstellingen van het gezondheidsbeleid kan worden gewerkt. Bij het stellen van prioriteiten kunnen externe partners, andere sectoren en burgers betrokken worden. Meetbare doelstellingen formuleren Het formuleren van meetbare doelstellingen maakt het mogelijk om het beleid te evalueren, zowel tussentijds als aan het einde van een beleidsperiode. De doelstellingen van gezondheidsbeleid met uitleg over het stellen van reële doelen en werken met een doelenboom. Informatie over het stellen van doelen en voorbeelddoelen voor de aanpak van drugs, sport en bewegen, roken, overgewicht, depressie, alcohol, seksuele gezondheid en letselpreventie. Capaciteit en budget Naast menskracht en tijd is ook voldoende budget nodig om gezondheidsbeleid uit te voeren. Voldoende capaciteit en budget met uitleg, tips en verwijzing naar mogelijkheden voor voldoende capaciteit en budget. Informatie over capaciteit en budget voor drugs, sport en bewegen, roken, overgewicht, depressie, alcohol, seksuele gezondheid en letselpreventie. Gezondheidsproblemen in beeld Om gezondheidsbeleid in te richten is het nodig om te inventariseren welke gezondheidsproblemen er zijn in de gemeente of wijk. Op grond daarvan formuleert u aandachtspunten voor nieuw beleid. Welke gezondheidsproblemen komen veel voor in de gemeente? Welke gezondheidsproblemen hebben grote gevolgen (op individueel vlak maar ook maatschappelijk en sociaal)? Welke gezondheidsproblemen spelen bij specifieke groepen of wijken? En hoe worden die problemen ervaren door de burgers zelf? Voor welke gezondheidsproblemen bestaat er draagvlak om aandacht aan te besteden? Regionale en gemeentelijke cijfers Een belangrijke bron van gegevens over gezondheid en leefstijl is de gezondheidsmonitor. GGD-en verzamelen voor de gemeenten door middel van vragenlijsten gegevens over de bevolking. In het kader van de Wet Publieke Gezondheid worden minstens één keer in de vier jaar gegevens verzameld voor verschillende leeftijdsgroepen.
Pagina |7
Met alle GGD-en, het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en RIVM zijn in 2012 gegevens onder ongeveer 400 duizend volwassenen en ouderen verzameld. Naast gezondheidsmonitors zijn ook andere bronnen van belang, bijvoorbeeld de WMOcijfers. Ook gegevens uit onder andere geluidskaarten, luchtkwaliteitrapportages, informatie over inkomen, zorggebruik, sociale participatie, zijn bruikbaar. Adviseurs van de afdeling Medische milieukunde van de GGD vertalen informatie over milieufactoren naar effecten op de gezondheid. Minstens zo belangrijk zijn de ervaringen en signalen van verschillende lokale organisaties en burgers. Een Wijkgezondheidsprofiel maakt inzichtelijk in welke wijken of gebieden (meer) gezondheidsproblemen spelen. Het wijkgezondheidsprofiel geeft input om met partners en bewoners in gesprek te gaan over wat er speelt in de wijk, prioriteiten en mogelijke oplossingen (Handreiking Gezonde Wijk en Factsheet Op weg naar één gezondheidsmonitor voor lokaal en landelijk beleid (GGD Nederland 2012). Integraal beleid sluit ook goed aan bij de aanpak van problematiek van kwetsbare groepen. Juist hierbij is de betrokkenheid van meerdere beleidsterreinen noodzakelijk voor een effectieve aanpak. Zo hangen bijvoorbeeld gezondheidsachterstanden nauw samen met een laag inkomen, werkloosheid, laag opleidingsniveau en ongunstige woon- en werkomstandigheden. Recept voor integraal beleid Op gemeentelijk niveau is integraal beleid volop in ontwikkeling en is niet eenvoudig. Er bestaat geen vast recept of 'optimale werkvorm'. De juiste aanpak hangt af van de lokale situatie en mogelijkheden. Verschillende factoren spelen daarbij een rol, zoals de mate waarin een gemeente nu al integraal werkt, hoe een gemeente georganiseerd is (er zijn samenwerkingsverbanden), de prioriteiten en thema’s die zijn gekozen, de schaalgrootte en samenwerkingspartners. Voor integraal beleid is in ieder geval draagvlak nodig en zicht op de mogelijkheden. Wat zijn de gevolgen en de oorzaken van de gezondheidsproblemen in gemeenten? Wat kan gezondheidsbevordering aan meerwaarde bieden voor bijvoorbeeld het seniorenbeleid, de armoedebestrijding, participatie etc.? Waar gebeurt dit al? Welke beleidsterreinen (zoals WMO, sport-, veiligheids- , mobiliteits- of jeugdbeleid) kunnen gezond gedrag stimuleren middels hun beleid? Hoe is het draagvlak voor gezondheid bij de andere beleidsterreinen? Welke bevorderende of belemmerende factoren voor integraal beleid spelen in de gemeenten?
Factoren die integraal beleid bevorderen Bestuurlijke aspecten Werk aan politiek en bestuurlijk draagvlak voor integraal beleid voor relevante gezondheidsproblemen. Sectoroverstijgende doelen die vastgesteld worden door de gemeenteraad en onderdeel worden van het collegeprogramma, kunnen hierbij helpen. Hierdoor ontstaat overeenstemming over de urgentie van het gezondheidsprobleem, de noodzaak om dit aan te pakken en de wijze waarop verschillende sectoren kunnen bijdragen aan deze aanpak. Hierbij horen ook afspraken over hoe de beleidsterreinen de gezondheidseffecten van hun beleidskeuzen beoordelen. In het geval van preventie en gezondheidsbevordering is ook draagvlak nodig voor het investeren in gezondheid op de langere termijn.
Pagina |8
Organisatorische aspecten Investeer in een goede relatie met verschillende sectoren. Zet in op het leggen van verbindingen tussen sectoren rond gezondheid en het bespreken en maken van afspraken over de bijdrage van verschillende beleidsterreinen. Een trekker om dit in gang te zetten en te onderhouden is onmisbaar. Stel hiervoor menskracht beschikbaar. Zorg voor steun van het management voor integraal werken en wat dit aan inzet van betrokkenen vraagt. Veranker en stimuleer integraal beleid in de organisatie: bijvoorbeeld via structureel overleg en samenwerking tussen sectoren en afstemming van beleidsprocessen en het bundelen van financiële middelen. Inhoudelijke aspecten Sluit aan met gezondheid op overkoepelende gemeentelijke thema’s als zelfredzaamheid, decentralisaties of participatie. Zet in op wederzijdse winst voor betrokken beleidsterreinen. Gezondheid kan bijdragen aan doelstellingen van andere beleidssectoren: gezondheid is van invloed op schoolprestaties, de loopbaan van mensen en de arbeidsparticipatie. Instrumenten voor integraal beleid * Determinantenbeleidsscreening (DBS): hiermee kan worden nagegaan welke sectoren, naast volksgezondheid, in belangrijke mate bijdragen aan het oplossen van gezondheidsproblemen in de gemeente en om welke aanpak dat vraagt. * Quick scan facetbeleid (GGD Kennisnet): geeft inzicht in hoe kansrijk de verschillende beleidssectoren zijn voor integraal beleid en wie u binnen de sectoren nodig hebt om de intersectorale samenwerking mee op te bouwen. * De gezondheidseffectschatting (GES), waarmee men de gezondheidseffecten van voorgenomen beleid van een andere sector kan analyseren. Aan de hand daarvan worden sectoren geadviseerd over het tegengaan van gezondheidsschade en/of het bevorderen van gezondheid. Beleidsmaatregelen om integraal beleid te voeren Ondanks dat er steeds meer kennis is over effectiviteit van integrale maatregelen, ontbreekt er een overzicht van effecten van nationale en lokale maatregelen op gezondheid. Wel zijn er verschillende beleidsmaatregelen buiten het volksgezondheidsdomein bekend. Enkele voorbeelden: * Effecten van beleidsmaatregelen buiten het volksgezondheidsdomein op de gezondheid (RIVM); * Van gezond naar beter. Kernrapport van de Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2010; * RIVM Briefrapport met onder andere beleidsmaatregelen voor integraal beleid en achterstanden; * Leefomgeving en gezondheid: met beleidsmaatregelen vanuit fysieke sectoren; * Nationaal Kompas Volksgezondheid: Relatie participatie, gezondheid en zorg; * Argumenten voor gezondheids-, vitaliteits- of duurzame inzetbaarheidsbeleid op het werk (Gezond Werk); * Website Divosa: Armoede en sociale uitsluiting.
Integrale aanpak Inzetten op meerdere pijlers De uitwerking van integraal beleid is een integrale aanpak. Dit is een mix van interventies en activiteiten in verschillende settings (wijk, werk, school en zorg) voor verschillende doelgroepen in samenwerking met meerdere partners binnen en buiten het gemeentehuis. Interventies moeten zoveel mogelijk op elkaar zijn afgestemd.
Pagina |9
Dat is efficiënter dan losstaande en mogelijk overlappende interventies uitvoeren. Hierbij de volgende pijlers: Pijler 1: Fysieke- en sociale omgeving: maatregelen gericht op een gezonde leefomgeving die gezond gedrag stimuleert. Bijvoorbeeld geen alcoholreclame plaatsen, veilige speelruimte in de wijk, gezonde voeding in schoolkantines etc.; Pijler 2: Regelgeving- en handhaving: regels, reglementen, wetten, beleidsmaatregelen, protocollen en de handhaving daarvan. Een belangrijke pijler bij alcoholmatiging. Ook bij het bevorderen van seksuele gezondheid zijn er wettelijke taken om bij aan te sluiten; Pijler 3: voorlichting en educatie via bijvoorbeeld programma's en lessen op school, campagnes, websites of folders met informatie. Deze pijler gaat ook over voorlichting ten behoeve van draagvlak voor beleidsmaatregelen (bijvoorbeeld rond alcohol); Pijler 4: Signalering en advies: vroegtijdig signaleren van risicofactoren, screening, kortdurend advies en doorverwijzing naar ondersteuning of behandeling; Pijler 5: Ondersteuning: intensievere begeleiding en aandacht voor vaardigheden. Bijvoorbeeld een cursus rond overgewicht en stoppen met roken. Integrale aanpak gezondheidsthema's De pijlers zijn voor alle gezondheidsthema's van toepassing: overgewicht, sport en bewegen, alcohol, drugs, roken, depressie, seksuele gezondheid en letsel. De nadruk en de concrete uitwerking kan per thema verschillen. De uitwerking is uiteraard ook afhankelijk van de gestelde doelen, doelgroepen en lokale mogelijkheden. Leefomgeving en gezondheid Een gezonde leefomgeving is een leefomgeving die bewoners als prettig ervaren, die bewoners uitnodigt tot gezond gedrag en waar de negatieve invloed op gezondheid zo klein mogelijk is. Een integrale aanpak van gezondheidsproblemen richt zich zowel op gedragsverandering als op het verbeteren van de leefomgeving. De leefomgeving is een aangrijpingspunt om mensen tot een gezonde(re) leefstijl te verleiden of om een gezond leefklimaat te creëren. De inrichting van de leefomgeving kan de gezondheid bevorderen. Hierbij zijn diverse beleidsterreinen en partners in de gemeente betrokken. Een wijkgerichte aanpak biedt bij uitstek mogelijkheden om aandacht te besteden aan de fysieke- en sociale leefomgeving. In de wijk zijn verschillende partijen actief met de focus op de leefomgeving zoals woningcorporaties, welzijnsorganisaties, wijkbeheer, wijkmanagers, sociale wijkteams, politie en sportbuurtwerk. Een voorbeeld van gezond inrichten is Gageldonk-West in Bergen op Zoom (ZonMw.nl). In 2010 en 2011 werd hier een stedenbouwkundig advies uitgebracht over hoe een gezonde en beweegvriendelijke omgeving eruit kan zien, daarbij heeft een aantal bewoners ideeën ontwikkeld over bewegen, veiligheid en ontmoeting in de wijk. Omgevingswet: veilige en gezonde leefomgeving Sinds 2012 is er de Omgevingswet, waarin meerdere wetten en regels voor de fysieke leefomgeving samengevoegd, met het doel een veilige en gezonde leefomgeving op een duurzame en doelmatige wijze te behouden, te beheren, te gebruiken en te ontwikkelen.
P a g i n a | 10
Duurzaamheid wordt in de Omgevingswet bevorderd door de integrale besluitvorming, door alle relevante aspecten, waaronder gezondheid, in een zo vroeg mogelijk stadium te betrekken. GGD-en kunnen een (integraal) advies geven over gezondheid en omgevingsplannen. Het is te adviseren om bijvoorbeeld adviseurs van de afdeling Medische Milieukunde en gezondheidsbevorderaars van de GGD vroegtijdig bij ruimtelijke plannen die (mogelijk) invloed hebben op de gezondheid, te betrekken. Ook kunnen GGD-en samenwerkingsafspraken maken met hun Omgevingsdienst/Regionale Uitvoeringsdienst. Gezonde sociale leefomgeving Sociale factoren die van invloed zijn op de leefomgeving zijn bijvoorbeeld de bevolkingssamenstelling, sociale veiligheid (criminaliteit) en sociale samenhang in wijk en gemeente. Maar ook opleiding, arbeidssituatie en inkomen van de bewoners zijn sociale factoren. In een gezonde sociale leefomgeving: * Wonen mensen veilig en wordt een goede sfeer ervaren. * Is de sociale cohesie groot en mensen krijgen sociale steun van buurtbewoners. * Is bij de inrichting van de omgeving rekening gehouden met de behoeften van de (toekomstige) bewoners en specifieke bewonersgroepen, zoals kinderen, ouderen, chronisch zieken, gehandicapten of lagere inkomensgroepen. Gemeentelijke regie Niet alleen bij de uitvoering, maar ook al bij het maken van beleid is gemeentelijke regie nodig. Interne regie richt zich op het maken en evalueren van gezondheidsbeleid binnen de gemeente. Externe regie richt zich op de bijdragen van partners. Welke scenario's zijn er mogelijk voor de invulling van de gemeentelijke regierol? Regie voeren op beleid en uitvoering De gemeente voert regie over het opstellen van het gezondheidsbeleid en de uitvoering ervan. Hierbij gaat het niet alleen over de inhoud, maar ook om het proces. Onderscheiden worden twee soorten regie: intern en extern. Interne regie Interne regie gericht op het maken en evalueren van gezondheidsbeleid. De gemeente stuurt daarbij zoveel mogelijk aan op bijdragen van verschillende gemeentelijke beleidsterreinen. Er is inzet nodig om te sturen op de bijdrage aan de gezondheidsdoelstellingen vanuit verschillende gemeentelijke sectoren. Hiervoor is het vaak nodig bestaand beleid meer met elkaar te verbinden en overlap/tegenstellingen tussen verschillende beleidssectoren te inventariseren. Deze interne regie vraagt tijd en ruimte. Steun en betrokkenheid van afdelingsmanagers en portefeuillehouders zijn daarbij van groot belang. Voor afstemming tussen verschillende sectoren is ondersteuning nodig op managementniveau om het proces van samenwerking binnen een organisatie te faciliteren en te ondersteunen. Juist een manager heeft doorzettingsmacht en kan daarmee stimuleren dat gezondheid onderdeel wordt van de verschillende gemeentelijke beleidsdoelstellingen en opgenomen wordt in relevante beleidsdocumenten. Ook kan een manager bewust stimuleren dat er contact wordt gelegd met collega’s van andere beleidsterreinen.
P a g i n a | 11
Externe regie Externe regie gericht op de bijdragen van partners die advies leveren, het beleid vertalen naar concrete activiteiten en deze uitvoeren. De gemeente zorgt voor afstemming tussen betrokken partijen en stuurt op hun bijdragen. De interne regie ligt bij gemeenten, maar de externe regie tijdens de uitvoering kan de gemeente ook een andere partij laten doen. De gemeente blijft ook dan controleren of er wordt uitgevoerd wat is beloofd. Dat kan bijvoorbeeld door vooraf concrete resultaten met elke uitvoerende partij vast te leggen (prestatie-indicatoren) en af te spreken wanneer en hoe de gemeente daarover een terugkoppeling krijgt. Externe regie heeft betrekking op diverse acties, variërend van sturen tot faciliteren: * Bekende partners en nieuwe partijen mobiliseren (binnen en buiten volksgezondheid); * Relevante partners en partijen bijeenbrengen; * De inzet en inbreng van partners en de resultaten van de samenwerking monitoren en waarnodig tussentijds aanpassen; * De resultaten en het verloop terugkoppelen naar partners en bestuurders. Zorg voor een heldere opdracht Wanneer de externe regie bij een andere partij ligt dan de gemeente, is een heldere projectopdracht nodig die onder andere het resultaat en de rolverdeling duidelijk omschrijft. Belangrijke succesfactoren bij deze aanpak zijn een goed overleg en een goede relatie met de partij die de opdracht krijgt. Invulling regie hangt af van visie gemeente Hoe de regie rol wordt ingevuld is afhankelijk van de mogelijkheden lokaal en de visie van de gemeente op haar rol rond gezondheidsbeleid. Belangrijke vraag is ‘wat voor een gemeente willen we zijn?’ Er zijn verschillende scenario’s denkbaar. Bij elke scenario speelt de gemeente een andere rol en geeft een andere invulling aan het voeren van regie. Bijvoorbeeld bij het scenario Uitbesteden zal de gemeente meer een regisserende rol (focus op externe regie) op zich nemen in de vorm van goed opdrachtgever – opdrachtnemerschap. Dit om in overeenstemming met partijen de gemeentelijke doelstellingen zo goed mogelijk te behartigen en visa versa. Bij het scenario ‘Zelf doen’ zal de gemeente meer gefocust zijn op interne regie. Overlaten aan de samenleving Overlaten aan de samenleving: taken worden overgelaten aan het zelforganiserende vermogen van de samenleving. De gemeente is niet meer belast met de uitvoering, maar vervult een coördinerende en faciliterende rol ten opzichte van de samenleving en zorgt ervoor dat de samenleving deze taak zelf kan uitvoeren. Zwolle heeft een programma Samen maken we de Stad ontwikkeld om initiatieven en ideeën van burgers, organisaties en gemeente bij elkaar te brengen. Bij Uitbesteden voert de gemeente taken niet zelf uit, maar zet haar taken uit bij publieke en private organisaties waarmee deze bijdragen aan de doelstellingen van de gemeente. Er is nog wel sturing en controle vanuit de gemeente om erop toe te zien dat de externe partijen optimaal bijdragen. Uitvoeren door samenwerking Uitvoering door samenwerking met als uitgangspunt dat iedereen afhankelijk is van elkaar en elkaar nodig heeft om maatschappelijke problemen op te lossen. De gemeente is slechts één van de spelers in het veld, alle partijen zijn wederzijds afhankelijk van elkaar en dat drijft hen tot optimale invulling van de maatschappelijke coalitie.
P a g i n a | 12
Door de transitie van begeleiding zullen gemeenten de rol van inkoper hebben en niet langer de zorgkantoren. Dan wel aandacht voor een realistische prijsstelling van ondersteuning. Minstens zo belangrijk is dat gemeenten samen met partijen moeten optrekken die de inhoudelijke expertise hebben. Gemeenten zijn gehouden aan Europese regels met betrekking tot aanbesteding, maar zullen daarbinnen moeten zoeken naar mogelijkheden om in partnerschap te werken. De decentralisatie maakt dat straks meer dan 400 gemeenten verantwoordelijk zijn voor WMO-begeleiding. Voor passende ondersteuning aan sommige kleine doelgroepen zal het lokale niveau te kleinschalig zijn en ook voor grotere doelgroepen kan op bovenlokaal niveau een grotere diversiteit in het aanbod en daarmee in (keuze)mogelijkheden voor de klant worden bewerkstelligd. Regionale samenwerking tussen gemeenten biedt mogelijkheden om te komen tot een zo optimaal mogelijk aanbod. Gemeenten hebben als regisseurs een natuurlijke focus op professionele partners. Zorgaanbieders hebben vanuit de AWBZ een focus op hun financier. Hierdoor zou een spanningsveld ontstaan. Dat is niet gewenst: in de WMO-benadering van begeleiding is de hoofdrol weggelegd voor mensen met een beperking en hun informele systemen. De belangrijkste bijrol is die van de zorgzame, inclusieve maatschappij.