Wet- en regelgeving module 1 Sport, dienstverlening en veiligheid
INHOUDSOPGAVE INLEIDING ..................................................................................................3 ALGEMENE BEPALINGEN ..........................................................................4 Wanneer is het Wetboek van Strafrecht van toepassing? ................................ 4 Op wie is het Wetboek van Strafrecht van toepassing? ................................... 4 Wanneer is een feit strafbaar?.......................................................................... 5 MISDRIJVEN EN OVERTREDINGEN ..........................................................7 Het verschil tussen een misdrijf en een overtreding ......................................... 7 Poging tot misdrijf ............................................................................................. 7 DEELNAME AAN EEN STRAFBAAR FEIT ...................................................9 Daders .............................................................................................................. 9 Medeplichtigen................................................................................................ 10 Initiatief............................................................................................................ 10 STRAFUITSLUITINGSGRONDEN .............................................................11 Overmacht ...................................................................................................... 11 Noodweer........................................................................................................ 11 Wettelijk voorschrift......................................................................................... 12 Ambtelijk bevel................................................................................................ 12 Ontoerekeningsvatbaar................................................................................... 13 Minderjarigheid ............................................................................................... 13 ENIGE MISDRIJVEN .................................................................................14 Diefstal artikel 310 en 311 .............................................................................. 14 Diefstal met geweldpleging artikel 312 ........................................................... 14 Verduistering artikel 321 en 322 ..................................................................... 15 Mishandeling................................................................................................... 15 Openlijke geweldpleging ................................................................................. 16 Huisvredebreuk en lokaalvredebreuk, artikel 138 en 139............................... 16 Vernieling artikel 350 ...................................................................................... 17 Straatschenderij .............................................................................................. 18 Verboden grond artikel 461............................................................................. 18 Brandstichting ................................................................................................. 18
WAT
WET- EN REGELGEVING - MODULE 1 Sport, dienstverlening en veiligheid
INLEIDING Het Nederlands recht is te verdelen in twee soorten. Het formele en het materiële recht. Het formele recht kijkt naar de vorm van het strafrecht. Het gaat dus niet zozeer om wat voor een straf iemand krijgt, maar meer om hoe de dader gevonden wordt en op welke manier die persoon voor de rechtbank komt om gestraft te worden. Dit staat in het Wetboek van Strafvordering. Dan heb je nog het materiele recht. Dit gaat over de geboden en verboden waaraan ieder zich te houden heeft en welke straffen op overtreding staan. Het materiële recht wordt behandeld in het Wetboek van Strafrecht. Deze module gaat in op het Wetboek van Strafrecht. Dit Wetboek is opgedeeld in drie delen: Boek 1 Algemene bepalingen Boek 2 Misdrijven Boek 3 Overtredingen Deze module begint ook met de algemene bepalingen. In het eerste hoofdstuk kun je lezen wanneer het Wetboek van Strafrecht van toepassing is en wanneer iets strafbaar is. Het tweede hoofdstuk gaat in op misdrijven en overtredingen. Hier staat beschreven wat een misdrijf is en wat een overtreding en wat het verschil is tussen die twee. Verder wordt in hoofdstuk drie de deelname aan een strafbaar feit behandeld en vind je in hoofdstuk vier redenen van strafuitsluiting. Deze module wordt afgesloten met enkele misdrijven.
3
WET- EN REGELGEVING - MODULE 1 Sport, dienstverlening en veiligheid
WAT
ALGEMENE BEPALINGEN
Wanneer is het Wetboek van Strafrecht van toepassing? In het eerste artikel van het Wetboek van Strafrecht staat het volgende: ‘Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgaande strafbepaling’ Dit klinkt misschien ingewikkeld, maar dat valt best mee. Het betekent dat als er geen straf voor is bedacht, een feit ook niet strafbaar is. Er moet dus eerst een straf bepaald zijn, voordat iemand die straf kan krijgen. In het eerste artikel staat ook nog iets anders, namelijk: ‘Bij verandering van de wetgeving worden voor de verdachte de gunstigste bepalingen toegepast’ Dit betekent dat als een straf soepeler wordt, dat een verdachte dan de nieuwe, soepelere straf krijgt. Het houdt ook in dat als een straf strenger wordt, een verdachte dan de oude, soepelere straf krijgt. Op wie is het Wetboek van Strafrecht van toepassing? Het Wetboek van Strafrecht is van toepassing op een ieder die zich op Nederlands grondgebied aan een strafbaar feit schuldig maakt. Dit betekent dat iemand een strafbaar feit moet plegen om strafbaar te zijn ongeacht zijn of haar nationaliteit. Wat een strafbaar feit precies is, vind je later in deze module. Ook moet dit op Nederlands grondgebied gebeuren. Maar wat valt onder Nederlands grondgebied? Natuurlijk is het land binnen onze grenzen Nederlands grondgebied. Hier zijn wat uitbreidingen op. Onder Nederlands grondgebied vallen ook de territoriale wateren. Dit is de strook zee tot twaalf Engelse zeemijlen vanaf de kust van Nederland. Bij het Nederlands grondgebied hoort niet alleen het water en de grond, maar ook de lucht. Het luchtruim boven Nederland en de territoriale wateren vallen ook onder het Nederlands grondgebied. Verder is de Nederlandse wet van toepassing op een ieder die zich aan boord van een Nederlands vaartuig of luchtvaartuig waar op de wereld zich dat bevindt schuldig maakt aan een strafbaar feit. Je kunt dus zeggen dat deze vaartuigen ook onder het Nederlands grondgebied vallen. 4
WAT
WET- EN REGELGEVING - MODULE 1 Sport, dienstverlening en veiligheid
Het Nederlands grondgebied = Nederland + onze territoriale wateren + het luchtruim boven ons land en water + Nederlandse vaartuigen en luchtvaartuigen Als er aan boord van een buitenlands vliegtuig of schip een strafbaar feit wordt gepleegd op Nederlands grondgebied, dan valt dit dus onder de Nederlandse wet. Dit wordt dan ook door een Nederlandse rechter behandeld. Wanneer is een feit strafbaar? Een feit is strafbaar als: 1. De daad wederrechtelijk is 2. De daad aan de schuld van de verdachte is te wijten 3. Het gevolg veroorzaakt is door de daad Ad 1: Ten eerste moet de daad dus wederrechtelijk zijn. Dit betekent letterlijk tegen het recht. Je kunt tegen het recht handelen. Dan doe je iets wat verboden is. Je kunt echter ook iets nalaten dat je had moeten doen. Dit is ook wederrechtelijk en heet geboden. Kort samengevat:
verboden: handelingen die men niet mag doen; geboden: nalaten van iets dat men had moeten doen.
Ad 2: Ten tweede moet de schuld aan de verdachte wijten zijn. Schuld betekent dat de verdachte de gevolgen beseft van zijn of haar daad. Naast schuld is er ook nog het begrip opzet. Opzet betekent dat iemand willens en wetens een strafbaar feit pleegt. Voorbeeld 1 Iemand kan opzettelijk iemand doodrijden. Stel je voor, een man heeft een hekel aan zijn vrouw. Hij neemt een dag vrij en wacht tot ze boodschappen gaat doen. Op het moment dat ze de straat oversteekt, geeft hij gas en rijdt haar dood. Hij heeft dan willens en wetens zijn vrouw doodgereden. Voorbeeld 2 Iemand kan ook niet opzettelijk iemand doodrijden en wel schuld hebben. Stel je voor, iemand gaat dronken achter het stuur zitten. Iemand steekt over en hij is te laat met remmen. De overstekende persoon is dood. Het was niet de opzet van de bestuurder om iemand dood te rijden. De bestuurder heeft wel schuld. Hij had vooraf moeten beseffen dat door dronken achter het stuur te gaan zitten, hij niet snel genoeg kon reageren.
Dus: schuld: het vooraf beseffen van de gevolgen; opzet: willens en wetens.
5
WET- EN REGELGEVING - MODULE 1 Sport, dienstverlening en veiligheid
WAT
Ad 3: Ten derde moet het gevolg veroorzaakt zijn door de daad. Voorbeeld Een man gooit een pantoffel naar het hoofd van zijn vrouw. De vrouw blijkt een hele dunne schedel te hebben en is op slag dood. De daad, het gooien van een pantoffel, veroorzaakte de dood van de vrouw, het gevolg.
6
WAT
WET- EN REGELGEVING - MODULE 1 Sport, dienstverlening en veiligheid
MISDRIJVEN EN OVERTREDINGEN
Het verschil tussen een misdrijf en een overtreding Een misdrijf is een ernstig vergrijp. Het gaat tegen je rechtsgevoel in. Zonder een wetboek te lezen weet je dat je het niet mag doen. Een overtreding is in het algemeen een lichter vergrijp. Om goed samen te kunnen leven zijn er wettelijke bepalingen. Als deze bepalingen worden overtreden, dan is dit strafbaar. Een overtreding is dus een wetsdelict. Voorbeeld Stel, je gaat vissen. Je hebt gewoon een vergunning, maar je vist op een plek waar dat niet mag, zonder dat je het weet. Dit gaat niet tegen je rechtsgevoel in. Je overtreedt wel een wettelijke bepaling. Dit is dus een overtreding.
Hieronder zie je de verschillen tussen een misdrijf en een overtreding. Misdrijf ernstig rechtsdelict meestal opzet poging strafbaar medeplichtigheid strafbaar behandeld door rechtbank
Overtreding minder ernstig wetsdelict geen opzet nodig poging niet strafbaar medeplichtigheid niet strafbaar behandeld door kantonrechter
In het tweede rijtje zal het meeste inmiddels bekend voorkomen. Maar wanneer is een poging een poging? En wanneer ben je medeplichtig? Hierna zal het begrip poging uitgelegd worden Later komt medeplichtigheid aan bod. Poging tot misdrijf We hebben net gezien dat een poging tot overtreding niet strafbaar is. Een poging tot misdrijf is wel strafbaar, maar wanneer? ‘Een poging tot misdrijf is strafbaar wanneer het voornemen van de dader zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard en alleen door omstandigheden van zijn wil onafhankelijk niet is voltooid.’ Hieruit blijkt dat de dader dus van plan is een misdrijf te plegen (voornemen). Niet alleen is hij het van plan, maar hij begint ook aan de daadwerkelijke uitvoering van het misdrijf. Hij maakt het misdrijf niet af. Niet omdat hij dat niet wilde, maar om een andere reden, waaraan hij zelf niet debet is.
7
WET- EN REGELGEVING - MODULE 1 Sport, dienstverlening en veiligheid
WAT
Voorbeeld Stel je voor, een man heeft een hekel aan zijn vrouw. Hij neemt een dag vrij en wacht tot ze boodschappen gaat doen. Op het moment dat ze de straat oversteekt, geeft hij gas. Net op het moment dat hij zijn vrouw zal raken weet zij de auto te ontwijken. De man heeft buiten zijn wil het misdrijf niet af kunnen maken. Dit is dus een strafbare poging tot misdrijf.
8
WAT
WET- EN REGELGEVING - MODULE 1 Sport, dienstverlening en veiligheid
DEELNAME AAN EEN STRAFBAAR FEIT Deelnemers aan een strafbaar feit zijn te splitsen in twee groepen, namelijk daders en medeplichtigen. Hierna lezen we meer over daders en vind je de betekenis van medeplichtig zijn. Daders ‘Als dader van een strafbaar feit worden gestraft: Zij die het feit plegen, doen plegen of medeplegen, alsmede degene die door middel van giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging of misleiding het feit opzettelijk uitlokken’ Hieruit blijkt dat er vier verschillende soorten daders zijn, namelijk: 1. Plegers 2. Doen -plegers 3. Medeplegers 4. Uitlokkers Ad 1: Als de dader een pleger is, betekent dit dat hij zelfstandig het strafbare feit pleegt. Ad 2: Een doenpleger is een dader die iemand anders het strafbare feit laat plegen. De ander is een willoos werktuig. Dit is bijvoorbeeld het geval als de ander ontoerekeningsvatbaar is of als er sprake is van een overmachtsituatie. Over deze situaties staat meer in ‘strafuitsluitingsgronden’. Ad 3: Een medepleger is iemand die samen met de dader, zonder dwang, het strafbare feit pleegt. De daad wordt dus samen uitgevoerd. Ad 4: De laatste soort dader is de uitlokker. Deze krijgt iemand anders zover dat deze een strafbaar feit pleegt, net als bij de doenpleger. Het verschil is echter, dat bij een doenpleger de andere persoon een willoos werktuig is. Bij een uitlokking wordt iemand overgehaald om een strafbaar feit te plegen, bijvoorbeeld met geld, of door bedreiging. Het initiatief ligt bij de uitlokker! Voorbeeld Een werknemer krijgt van zijn baas te horen dat hij geld achter moet houden van de belastingdienst. Als de werknemer dit niet doet, ontslaat zijn baas hem. De werknemer pleegt dan een strafbaar feit en valt onder dadersoort 1, de pleger. De baas heeft echter zijn gezag misbruikt en het strafbare feit uitgelokt. Hij is dus ook strafbaar als dadersoort 4, uitlokker.
9
WET- EN REGELGEVING - MODULE 1 Sport, dienstverlening en veiligheid
WAT
Medeplichtigen Naast daders kunnen er bij een misdrijf ook medeplichtigen zijn. ‘Als medeplichtigen worden gestraft zij die opzettelijk behulpzaam zijn bij het plegen van het misdrijf en zij die opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen tot het plegen van het misdrijf.’ Hier komen twee soorten medeplichtigen naar voren, namelijk: 1. Direct medeplichtigen 2. Indirect medeplichtigen Ad 1: Een directe medeplichtige is opzettelijk behulpzaam bij het plegen van het misdrijf. Voorbeeld Een man gaat naar de apotheek. Hij zegt dat hij zijn vrouw wil vermoorden met een gif. De apotheker legt uit welke giffen er zijn en verkoopt de man een gif. De man vermoordt vervolgens zijn vrouw. De apotheker heeft door het verkopen van het gif de man opzettelijk geholpen bij het plegen van een misdrijf en is dus direct medeplichtig.
Ad 2: Een indirecte medeplichtige verschaft opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf. Voorbeeld Een man gaat naar de apotheek. Hij zegt dat hij zijn vrouw wil vermoorden met een gif. De apotheker legt uit welke giffen er zijn. Hij verkoopt de man het gif niet, maar vertelt wel waar hij het kan krijgen. De apotheker heeft dus opzettelijk inlichtingen aan de man gegeven, waardoor de man het misdrijf kon plegen. In dit geval is de apotheker indirect medeplichtige.
Initiatief Wat verder van belang is bij een misdrijf of een overtreding is waar het initiatief ligt. Simpel gezegd, wie heeft het bedacht om het strafbare feit te plegen. Als je kijkt naar uitlokking heeft de uitlokker het bedacht. Het initiatief ligt bij hem, niet bij de dader. Heeft iemand informatie verschaft en is deze persoon dus medeplichtig aan het strafbare feit, dan ligt het initiatief wel bij de dader.
10
WAT
WET- EN REGELGEVING - MODULE 1 Sport, dienstverlening en veiligheid
STRAFUITSLUITINGSGRONDEN In het vorige hoofdstuk kwam dit al een klein beetje aan de orde. Er zijn situaties waarbij er geen straf gegeven wordt aan de pleger van een strafbaar feit. Dit zijn de volgende situaties: 1. Overmacht 2. Noodweer 3. Wettelijk voorschrift 4. Ambtelijk bevel 5. Ontoerekeningsvatbaar Hieronder wordt elke situatie uitgebreid besproken. Dit hoofdstuk wordt afgesloten met een andere uitzondering, namelijk minderjarigheid. Overmacht Bij overmacht is er sprake van een dwang of drang waaraan men geen weerstand kan bieden. Als iemand een feit begaat waartoe hij door overmacht is gedrongen, is deze persoon niet strafbaar. Voorbeeld Een dader van een overval slaat op de vlucht. Hij springt in een auto, houdt de bestuurder onder schot en zegt hem hard weg te rijden, door rood te rijden enzovoort. De bestuurder doet wat de dader zegt en breekt ongeveer alle verkeersregels. De bestuurder pleegt dus een strafbaar feit, hij rijdt immers te hard en door rood. Je kunt echter niet van de bestuurder verwachten dat hij zich dood laat schieten. Dit is dus overmacht.
Noodweer ‘Niet strafbaar is hij die een feit begaat, geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of anders, lijf, eerbaarheid of goed tegen ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding’ Als je een strafbaar feit begaat, maar dit deed om jezelf of iemand anders te verdedigen, dan is dit niet strafbaar. Let wel, het geldt alleen als jij jezelf of iemand anders verdedigt tegen onrecht, de verdediging noodzakelijk was en de aanranding op dat moment speelt. Dus niet een week later! Voorbeeld Je staat in het café. Iemand rent op je af en valt je aan. Je slaat die persoon terug. Gewoonlijk is het strafbaar om iemand te slaan. In dit geval heb je jezelf verdedigd, en ben je dus niet strafbaar.
11
WET- EN REGELGEVING - MODULE 1 Sport, dienstverlening en veiligheid
WAT
Je hebt dus het recht om jezelf of iemand anders te verdedigen. Dit kan echter ook uit de hand lopen. Dit is niet altijd strafbaar. Er kan sprake zijn van een noodweerexces Noodweerexces: ‘Niet strafbaar is de overschrijding van de grenzen van de noodzakelijke verdediging indien zij het onmiddellijke gevolg is geweest van een hevige gemoedsbeweging, door de aanranding veroorzaakt’ Bij een noodweerexces doe je dus meer dan alleen verdedigen. Dit doe je dan, omdat je een hevige reactie hebt op wat die persoon jou of iemand anders aandoet. Voorbeeld Een man ziet dat zijn vrouw verkracht wordt. Hij wordt woedend en slaat de verkrachter tot moes met een honkbalknuppel. Hij had ook kunnen volstaan met enige vuistslagen, maar koos in een opwelling voor de knuppel. Hij overschrijdt dan de grenzen van de noodzakelijkheid. Hij doet dit uit een hevige reactie door wat de verkrachter doet . Dit is noodweerexces.
Wettelijk voorschrift Bij een wettelijk voorschrift heeft de wet toestemming gegeven voor een gewoonlijk strafbaar feit. Denk bijvoorbeeld aan een huiszoekingsbevel. Gewoonlijk mag je niet zomaar iemands huis doorzoeken. Als een politieagent een huiszoekingsbevel heeft, dan mag hij het huis wel doorzoeken. Voorbeeld Een beveiligingsmedewerker ziet dat er iemand inbreekt. Hij houdt de verdachte aan en de verdachte probeert te ontsnappen. De beveiligingsmedewerker pakt de verdachte vast. Gewoonlijk mag je niet iemand zijn vrijheid ontnemen. In dit geval mag het wel, omdat het wettelijk is bepaald. Dit is dus wettelijk voorschrift.
Ambtelijk bevel ‘Niet strafbaar is hij die een feit begaat ter uitvoering van een ambtelijk bevel, gegeven door het daartoe bevoegde gezag.’ Als je een ambtelijk bevel krijgt om een strafbaar feit te plegen, dan mag het wel. Dit bevel moet wel komen van iemand die het gezag ervoor heeft. Voorbeeld Een ME-er geeft in opdracht van zijn commandant een demonstrant die gesommeerd is weg te gaan een tik. Hij pleegt mishandeling maar is hiervoor niet schuldig omdat hij een bevel van zijn bevoegde commandant kreeg.
12
WAT
WET- EN REGELGEVING - MODULE 1 Sport, dienstverlening en veiligheid
Ontoerekeningsvatbaar ‘Het feit wordt niet aangerekend vanwege gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens’ Iemand die ontoerekeningsvatbaar is, kan niet goed denken. Daarom kan die persoon niet verantwoordelijk worden gehouden voor het strafbare feit. Gelukkig zijn er wel andere maatregelen die kunnen worden genomen. Iemand die geestelijk gestoord is en zomaar mensen vermoord, kan natuurlijk niet los blijven rondlopen. Een dergelijk persoon gaat niet naar de gevangenis, maar naar een psychiatrisch ziekenhuis. Even het verschil aangeven tussen een persoon die vanaf zijn geboorte al gek is en een demente bejaarde die, door aderverkalking geplaagd, even niet meer weet wat hij doet en oma doodknijpt. Minderjarigheid Kinderen onder de 12 jaar kunnen niet strafrechtelijk worden vervolgd. Als iemand die jonger is dan twaalf een strafbaar feit pleegt, dan moet daar natuurlijk wel iets aan gebeuren. Er komt dan wel een onderzoek en er kunnen wel maatregelen worden genomen. Voorbeeld Een jongetje van tien jaar steelt iets uit de supermarkt. Hij kan niet strafrechtelijk worden vervolgd. Hij kan wel aangehouden worden en de spullen die hij heeft gestolen kunnen in beslag genomen worden.
Tussen de twaalf en de achttien jaar mag je wel strafrechtelijk vervolgd worden. Als je op je veertiende een strafbaar feit pleegt, ben je nog niet meerderjarig. Voor mensen tussen de twaalf en achttien zijn daarom andere straffen bedacht. Dit heet het minderjarigenstrafrecht. Voorbeeld Een meisje van zeventien slaat iemand in elkaar. Ze wordt hiervoor aangehouden en moet voor de rechter komen. Tegen de tijd dat zij voor de rechter komt, is ze achttien geworden. Ze was minderjarig toen ze het strafbare feit pleegde. Ze wordt dus behandeld volgens het minderjarigenstrafrecht.
13
WET- EN REGELGEVING - MODULE 1 Sport, dienstverlening en veiligheid
WAT
ENIGE MISDRIJVEN
Diefstal artikel 310 en 311 ‘Hij die enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort wegneemt, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, wordt als schuldig aan diefstal gestraft’ In deze beschrijving komt naar voren dat diefstal uit twee delen bestaat. Ten eerste moet je iets wegnemen dat van iemand anders is. Daarnaast moet je de bedoeling hebben om dat wat je weggenomen hebt jezelf toe te eigenen. Voorbeeld Een moeder loopt in de supermarkt en haar kind gooit een pak koekjes in haar tas. Hiermee loopt moeders door de kassa, zonder de koekjes te betalen. Ze is verantwoordelijk voor haar kind en die heeft de koekjes weggenomen. Zij had echter niet de bedoeling om de koekjes zichzelf toe te eigenen. Dit is dus geen diefstal.
Naast de gewone diefstal is er ook gekwalificeerde diefstal. Kort gezegd zijn dit vormen van diefstal waarbij de dieven meer moeite doen of misbruik maken van een situatie. Deze diefstallen worden zwaarder gestraft. Dit zijn vier vormen van gekwalificeerde diefstal: 1. 2. 3. 4.
Diefstal van vee uit een weide Diefstal bij brand, ontploffing, watersnood en dergelijke (plundering) Diefstal door twee of meer personen Diefstal met braak, verbreking, inklimming of met behulp van een valse sleutel
Diefstal met geweldpleging artikel 312 ‘Diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd door: geweld of bedreiging met geweld tegen personen en gepleegd met oogmerk om diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om bij betrapping aan zichzelf of anderen de vlucht of het bezit van het gestolene te verzekeren’ Diefstal met geweldpleging is simpel gezegd het gebruiken van geweld voor, tijdens of na de diefstal. Dit geweld kan gebruikt worden om die diefstal te plegen of om te kunnen ontsnappen. Voorbeeld Iemand wil een fiets stelen bij een bewaakte fietsenstalling. Hij slaat de bewaker neer en steelt vervolgens de fiets. Dit is diefstal met geweldpleging.
14
WAT
WET- EN REGELGEVING - MODULE 1 Sport, dienstverlening en veiligheid
Net als bij gewone diefstal is er bij diefstal met geweldpleging ook een verzwaring. In de volgende vier gevallen wordt diefstal met geweldpleging zwaarder gestraft: 1. 2. 3. 4.
In de nachtelijke uren in een woning Op de openbare weg of trein in beweging Door 2 of meer personen Na braak of inklimming of met behulp van een valse sleutel
Verduistering artikel 321 en 322 ‘Hij, die opzettelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort en dat hij anders dan door misdrijf onder zich heeft wederrechtelijk zich toeeigent, wordt gestraft.’ Eerder spraken we over diefstal. Verduistering lijkt op diefstal. Je eigent je iets toe wat niet van jezelf is. Het verschil is dat bij verduistering datgene wat je jezelf toeeigent, al onder jouw hoede is. Voorbeeld Je leent je fiets uit aan een vriend. Hij heeft dus toestemming van jou om die fiets te gebruiken. Vervolgens verkoopt hij je fiets. Door je fiets te verkopen heeft hij de fiets zich wederrechtelijk toegeëigend. Hij heeft dus je fiets verduisterd.
‘Verduistering gepleegd door hem, die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking of beroep of tegen geldelijke vergoeding onder zich heeft’ Je hebt dus iets onder je hoede waar je voor betaald wordt. Als je dit verduistert, wordt je zwaarder gestraft. Voorbeeld Je stalt je auto bij een vriend. Je betaalt hier niet voor, het is een vriendendienst. Die vriend blijkt niet zo vriendelijk te zijn en verkoopt je auto. Dit is verduistering. Stel, je betaalt die vriend om je auto daar neer te mogen zetten. In dat geval krijgt die vriend een geldelijke vergoeding voor het stallen van jouw auto. Hij is nog steeds niet vriendelijk en verkoopt je auto. Dan verduistert hij je auto terwijl hij ervoor betaald wordt om hem te stallen. Dan wordt hij zwaarder gestraft.
Mishandeling Iedereen weet wel wat mishandeling betekent. Maar bij het bepalen van een straf voor mishandeling spelen verschillende dingen mee. Belangrijk is de intentie van de dader. Wat was zijn bedoeling? Als de dader het slachtoffer niet veel pijn wilde doen, dan is dat eenvoudige mishandeling. Als hij wel de bedoeling heeft om iemand veel pijn te doen of letsel te veroorzaken, dan is het zware mishandeling. 15
WET- EN REGELGEVING - MODULE 1 Sport, dienstverlening en veiligheid
WAT
Natuurlijk is het ook belangrijk wat het resultaat van de mishandeling is. Het kan zijn dat er geen letsel of weinig letsel is. Een andere mogelijkheid is dat er sprake is van zwaar letsel. Ook kan iemand door mishandeling overlijden. Voor de strafbepaling van mishandeling zijn dus verschillende combinaties mogelijk. Je kunt een eenvoudige mishandeling hebben, waar iemand bij overlijdt. Dat wordt anders gestraft dan een zware mishandeling met zwaar letsel. Bij mishandeling is nog een ding van belang. Eerder is gezegd dat een poging tot misdrijf strafbaar is. Daar is een uitzondering op. Als iemand een poging tot eenvoudige mishandeling pleegt, met geen of weinig letsel als gevolg, dan is dat niet strafbaar. (een slag in het luchtledige doordat iemand net op tijd zijn hoofd naar achteren beweegt). Dat is het enige geval waarin een poging tot misdrijf niet strafbaar is. Het is wel een misdrijf, maar omdat het effect zo klein is, is het niet strafbaar. Openlijke geweldpleging ‘Zij de openlijk en met verenigde krachten geweld plegen tegen personen of goederen worden gestraft’ Belangrijk bij openlijke geweldpleging is dat het openlijk (op een voor publiek bereikbare plaats dus bijvoorbeeld ook een bioscoop, winkelcentrum etc.) gebeurt, bijvoorbeeld op straat. Daarnaast is het met verenigde krachten. In je eentje kan je dus geen openlijke geweldpleging plegen. Het moet ook duidelijk zijn dat de mensen die de openlijke geweldpleging plegen, bij elkaar horen. Voorbeeld Op straat wordt een jongen in elkaar geslagen door twee mensen. De één houdt hem vast, terwijl de ander slaat. De twee daders horen duidelijk bij elkaar, want ze helpen elkaar.
Huisvredebreuk en lokaalvredebreuk, artikel 138 en 139 ‘Het wederrechtelijk binnendringen in een woning/besloten lokaal of erf, bij een ander in gebruik en het wederrechtelijk daar vertoevende niet op vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds verwijderen’ Huisvredebreuk bestaat uit twee delen. Het eerste deel is het binnendringen van een woning of besloten lokaal of erf. Je hebt dus geen toestemming om ergens naar binnen te gaan en je doet het toch.
16
WAT
WET- EN REGELGEVING - MODULE 1 Sport, dienstverlening en veiligheid
Voorbeeld Je hebt ruzie gehad met een vriend. Je gaat naar zijn huis en belt aan. Hij doet de deur open, maar zegt dat hij niet wilt dat je binnen komt. Je gaat toch naar binnen. Dat is huisvredebreuk.
Maar wat nu als iemand al binnen is en dan lastig wordt? In dat geval kan die persoon ook huisvredebreuk plegen. Dit moet dan wel aangegeven worden en wel twee keer. De eerste keer moet gevorderd worden dat die persoon niet meer welkom is. Als dit is aangegeven is die persoon wederrechtelijk in je huis. Vervolgens moet ook aangegeven worden dat je hem weg wilt hebben. Als die persoon gelijk weggaat, is er natuurlijk niets aan de hand. Als die persoon nog langer blijft, dan pleegt hij of zij huisvredebreuk. Voorbeeld Je bent bij een vriend thuis. Je krijgt vreselijke ruzie met hem. Hij zegt je dat hij je niet meer in zijn huis wilt. Op dit moment pleeg je nog geen huisvredebreuk, maar ben je wederrechtelijk in zijn huis. Daarna zegt die vriend, nog een keer, dat hij je het huis uit wilt hebben. Met deze tweede keer geeft hij aan dat je huisvredebreuk pleegt als je nog langer blijft.
Naast huisvredebreuk is er ook lokaalvredebreuk. Dit is eigenlijk precies hetzelfde als huisvredebreuk, alleen geldt het voor gebouwen van de overheid. Als je dus binnendringt in het gemeentehuis gemeentelijke bibliotheek, gemeentelijke zwembad etc…, dan pleeg je lokaalvredebreuk, in plaats van huisvredebreuk. Dus: sportfondsenbad = huisvredebreuk en gemeentelijk zwembad = lokaalvredebreuk. Vernieling artikel 350 ‘Hij die opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielt, beschadigt, onbruikbaar maakt of wegmaakt wordt gestraft‘ ‘Gelijke straf wordt toegepast op hem die opzettelijk en wederrechtelijk een dier, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort doodt, beschadigt, onbruikbaar maakt of wegmaakt’ Bij vernieling maak je OPZETTELIJK iets kapot of beschadig je iets wat van iemand anders is. Zonder dat je daar toestemming voor had! Het kan ook zijn dat je iets kwijtraakt dat van iemand anders is. Ook dit valt onder vernieling. Dit geldt alleen als je het opzettelijk en wederrechtelijk doet. Dieren vallen ook onder vernieling. Als je dus expres de kat van de buren aanrijdt, dan is dat vernieling.
17
WET- EN REGELGEVING - MODULE 1 Sport, dienstverlening en veiligheid
WAT
Straatschenderij ‘Hij, die op de openbare weg of enige voor het publiek toegankelijke plaats tegen personen of goederen baldadigheid pleegt, waardoor gevaar of nadeel kan worden teweeggebracht, wordt gestraft.’ Net als openlijke geweldpleging is straatschenderij iets wat in het openbaar gebeurt. Iedereen kan er dus getuige van zijn. Bij straatschenderij hoeft er niemand gewond te raken of iets kapot te gaan. Op het moment dat iemand uit baldadigheid in het openbaar een situatie creëert die gevaarlijk kan zijn voor mensen of dingen, is het straatschenderij. Maar wat is dan het verschil tussen vernieling en baldadigheid? Bij vernieling is er sprake van opzet. Je maakt expres iets kapot. Bij baldadigheid is het een toevallig gevolg. Je bedoelde het misschien niet zo, maar je veroorzaakte wel schade. Verder kan baldadigheid alleen in het openbaar. Vernieling kan overal plaatsvinden. Voorbeeld Er loopt een stel jongens op straat te voetballen met een blikje. De jongens trappen aardig hard. Langs de weg staan veel auto’s geparkeerd. Dit is straatschenderij. De jongens willen geen auto beschadigen met het blikje, maar de kans is erg groot dat dit gebeurt.
Verboden grond artikel 461 'Hij, die zonder daartoe gerechtigd te zijn, zich op eens anders grond, waarvan de toegang op een voor hem blijkbare wijze door de rechthebbende is verboden, bevindt, of daar vee laat lopen’ Heel simpel gezegd, je komt ergens waar je niet mag komen. Natuurlijk moet dan wel aangegeven zijn dat je er niet mag komen, dat de grond verboden is. Bij huisvredebreuk dring je dus echt een huis binnen, bij verboden grond ben je ergens waar is aangegeven dat je er niet mag komen. Ook mag je daar niet jouw vee laten lopen. Voorbeeld Je hebt een kudde schapen. Je leidt de schapen naar de wei van iemand anders. Deze wei is aan alle kanten afgesloten met een hek en het is duidelijk dat het verboden grond is. Als je je schapen op de wei laat, is dit strafbaar vanwege het betreden van verboden grond
Brandstichting Eerder hebben we opzet en schuld behandeld. Wat brandstichting is, is vrij duidelijk. Bij brandstichting zijn opzet en schuld erg belangrijk. Bij schuld besef je de 18
WAT
WET- EN REGELGEVING - MODULE 1 Sport, dienstverlening en veiligheid
gevolgen. Het kan zijn dat je de gevolgen niet besefte, maar dat je wel opzettelijk brand hebt gesticht. Voorbeeld Het is zomer. In Nederland is het al dagen erg warm en droog weer. Er wordt gewaarschuwd voor bosbranden. Je loopt in het bos en gooit zonder na te denken je sigaret weg. Hierdoor wordt een bosbrand veroorzaakt. Je hebt niet met opzet brand gesticht. Je had wel kunnen weten dat die sigaret een bosbrand kon veroorzaken. Het was dus geen opzet, maar je hebt wel schuld.
19