Directie Uitvoeringstaken, Juridische Zaken en Beleidsinformatie Afdeling Monitoring en Beleidsinformatie
WET AANPASSING ARBEIDSDUUR Een onderzoek naar in CAO’s vastgelegde afspraken om de arbeidsduur te verminderen of te vermeerderen
September 2003
M. Schaeps J.J.H. Schrama A. van den Ameele
INHOUDSOPGAVE
BLZ.
SAMENVATTING
2
1
INLEIDING
5
2 2.1 2.2 2.3 2.4
ACHTERGROND, DOELSTELLING EN METHODIEK VAN HET ONDERZOEK Achtergrond van de wet Doelstelling Vraagstelling van het onderzoek Methodiek van het onderzoek
6 6 8 8 8
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.4.1 3.4.2 3.5 3.6 3.6.1 3.6.2 3.6.3 3.7
RESULTATEN Vermindering van de arbeidsduur in CAO’s Vermeerdering van de arbeidsduur in CAO’s Werkgevers met minder dan 10 werknemers Weigering op grond van zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen Gronden om een verzoek tot vermindering van de arbeidsduur te weigeren Gronden om een verzoek tot vermeerdering van de arbeidsduur te weigeren Onderzoek naar deeltijdwerk Bepalingen met een deeltijdstimulerend effect Bepalingen over het melden van (deeltijd) vacatures bij het arbeidsbureau Bepalingen over het scheppen van deeltijdbanen Bepalingen over het omzetten van voltijdbanen in deeltijdbanen Resultaten tweede analyse
10 10 10 10 11 12 12 13 13 14 14 15 15
LITTERATUUR
16
BIJLAGE 1: Overzicht onderzochte CAO’s eerste analyse
17
BIJLAGE 2: Overzicht vernieuwde CAO’s tweede analyse
20
1
SAMENVATTING Achtergrond De Wet aanpassing arbeidsduur (Waa) is op 1 juli 2000 in werking getreden. Op grond van deze wet kan de werknemer de werkgever verzoeken zijn arbeidsduur aan te passen. Het kan hierbij om zowel vermindering als vermeerdering van het aantal uren gaan. De werkgever kan een verzoek alleen weigeren indien zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen zich hiertegen verzetten. Bij vermindering van de arbeidsduur is in ieder geval sprake van een zwaarwegend dienstbelang indien zich problemen voordoen: • in de bedrijfsvoering ten aanzien van de herbezetting van vrijgekomen uren; • op het gebied van veiligheid; • van roostertechnische aard. Bij vermeerdering van de arbeidsduur is in ieder geval sprake van zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen bij problemen: • van financiële of organisatorische aard; • wegens het niet voorhanden zijn van voldoende werk; • wegens het ontoereikend zijn van de vastgestelde formatieruimte of personeelsbegroting. De Waa biedt beperkte afwijkingsmogelijkheden. Het is alleen ten aanzien van vermeerdering mogelijk om in CAO’s afwijkende afspraken vast te leggen. Doel van het onderzoek is na te gaan in welke mate in CAO’s invulling aan de Waa is gegeven. Ten aanzien van de procedure van vermindering of vermeerdering van de arbeidsduur wordt nagegaan of kan worden afgeweken van de Waa. Ten behoeve van dit onderzoek zijn twee analyses uitgevoerd. De eerste analyse vond plaats in het eerste kwartaal van 2003. Onderzocht zijn die CAO’s waarvan de expiratiedatum op of na 31 december 2002 viel. De tweede analyse vond plaats in het derde kwartaal van 2003. Hierin zijn de CAO’s, die in de eerste analyse zijn bekeken, opnieuw nagelopen om te bezien of ze zijn vernieuwd. Indien ze vernieuwd waren is nagegaan of er, ten opzichte van de vorige CAO, andere afspraken zijn gemaakt. Het onderzoek is uitgevoerd op basis van de 122 grootste CAO’s. Hieronder vallen bedrijfstak-CAO’s van toepassing op 10.000 of meer werknemers en ondernemings-CAO’s van toepassing op 3.000 of meer werknemers. De steekproef-CAO’s, die in de eerste analyse zijn onderzocht, zijn van toepassing op ongeveer 4,9 miljoen werknemers: circa 74% van het totale aantal werknemers onder een CAO. In de tweede analyse zijn 83 van de 122 CAO’s vernieuwd. Deze CAO’s zijn van toepassing op 3,8 miljoen werknemers, 67% van het totale aantal werknemers onder een CAO. 32 CAO’s hebben de status van principe akkoord; 51 CAO’s hebben de status van definitief akkoord.
2
Onderzoeksresultaten Vermindering arbeidsduur in CAO’s In 2 van de 122 CAO’s (0,9% van het totale aantal werknemers onder de onderzochte CAO’s) zijn aanvullende bepalingen ten aanzien van de vermindering van de arbeidsduur aangetroffen. In één CAO heeft de afspraak betrekking op het aantal keren dat een verzoek om vermindering kan worden ingediend. In de andere CAO heeft de aanvulling betrekking op de termijn waarbinnen een beslissing over het verzoek moet worden genomen. Vermeerdering van de arbeidsduur in de CAO’s In 7 van de 122 CAO’s (5 % van het totale aantal werknemers onder de onderzochte CAO’s) zijn afwijkende of aanvullende bepalingen ten aanzien van de vermeerdering van de arbeidsduur aangetroffen. In één CAO gaat het om het aantal keren dat een verzoek om vermeerdering van de arbeidsduur kan worden ingediend. 6 CAO’s bevatten bepalingen waarin is afgesproken dat deeltijders in geval van een vacature met voorrang hun arbeidsuren kunnen uitbreiden. Werkgever met minder dan 10 werknemers 4 CAO’s bevatten afspraken in relatie tot werkgevers met minder dan 10 werknemers. 2 CAO’s (0,5% van het totale aantal werknemers onder de onderzochte CAO’s) bepalen dat de Waa van toepassing is op werkgevers met minder dan 10 werknemers. De andere 2 CAO’s (0,7% van het totale aantal werknemers onder de onderzochte CAO’s) bepalen expliciet dat de Waa niet van toepassing is voor werkgevers met minder dan 10 werknemers. Weigering op grond van zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen In 47 van de 122 CAO’s (41,3% van het totale aantal werknemers onder de onderzochte CAO’s) kan een verzoek van de werknemer om vermeerdering of vermindering van de arbeidsduur door de werkgever onder verwijzing naar zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen geweigerd worden. 20 van de 47 CAO’s (20% van het totale aantal werknemers onder de onderzochte CAO’s) geven tevens aan op welke gronden een verzoek geweigerd kan worden. Een nadere invulling van deze gronden is niet aangetroffen. 9 van de 122 CAO’s (8% van het totale aantal werknemers onder de onderzochte CAO’s) bepalen dat een verzoek van een werknemer tot vermindering van zijn arbeidsduur geweigerd kan worden op grond van: problemen bij de herbezetting van de vrijgekomen uren, problemen op het gebied van de veiligheid en problemen van roostertechnische aard. In 7 van de 9 CAO’s komen meerdere weigeringgronden naast elkaar voor. 2 van de 9 CAO’s bevatten één van de drie genoemde weigeringgronden. In 8 van de 9 CAO’s is afgesproken dat een verzoek tot vermindering van de arbeidsduur kan worden geweigerd indien dit problemen oplevert bij de herbezetting van de vrijgekomen uren. 6 van de 9 CAO’s geven aan dat een verzoek geweigerd kan worden indien het leidt tot problemen op het gebied van de veiligheid. Ten slotte geven 8 van de 9 CAO’s aan dat, indien er problemen van roostertechnische aard zijn, het verzoek geweigerd kan worden. 6 van de 9 CAO’s bevatten alle drie de gronden om een verzoek te weigeren. 19 van de 122 CAO’s (19% van het totale aantal werknemers onder de onderzochte CAO’s) bepalen dat een verzoek van een werknemer tot vermeerdering van zijn arbeidsduur geweigerd kan worden op grond van: problemen van financiële aard, problemen van
3
organisatorische aard, onvoldoende werk voor handen hebben en problemen wegens een ontoereikende formatieruimte. In 12 van de 19 CAO’s komen meerdere weigeringgronden naast elkaar voor. 7 van de 19 CAO’s bevatten één van de vier in de wet genoemde weigeringgronden. 4 van de 19 CAO’s bevatten alle vier de gronden om een verzoek te weigeren. In 12 van de 19 CAO’s kan een verzoek tot vermeerdering van de arbeidsduur geweigerd worden op basis van problemen van financiële aard. 15 van de 19 CAO’s bepalen dat een verzoek geweigerd kan worden als er problemen ontstaan van organisatorische aard. In 8 van de 19 CAO’s is het onvoldoende voor handen hebben van werk een grond om een verzoek te weigeren. 6 van de 19 CAO’s geven aan, dat als er problemen ontstaan wegens het ontoereikend zijn van de vastgestelde formatieruimte of personeelsbegroting, het verzoek geweigerd kan worden. Ten slotte geven 2 van de 19 CAO’s aan dat een verzoek geweigerd kan worden op overige gronden1. In één CAO kan een verzoek geweigerd worden indien de beperkingen van de werknemers dit in de weg staan. In de andere CAO kan een verzoek van een werknemer om zijn arbeidsuren uit te breiden geweigerd worden vanwege “bedrijfssociale redenen”. Echter de werkgever kan deze grond alleen gebruiken als de ondernemingsraad zijn instemming hiervoor heeft gegeven. Onderzoek naar deeltijdwerk 4 van de 122 CAO’s (0,3% van het totale aantal werknemers onder de onderzochte CAO’s) bevatten bepalingen over het nader onderzoeken van de mogelijkheden om in deeltijd te werken. Bepalingen met een deeltijdstimulerend effect 10 van de 122 CAO’s (10,3% van het totale aantal werknemers onder de onderzochte CAO’s) bevatten bepalingen met een deeltijdstimulerend effect. Een nadere invulling van deze bepalingen is niet aangetroffen. 7 CAO’s (8,1% van het totale aantal werknemers onder de onderzochte CAO’s) bevatten bepalingen over het melden van een (deeltijd) vacature bij het arbeidsbureau2. 3 CAO’s (0,2% van het totale aantal werknemers onder de onderzochte CAO’s) bevatten bepalingen over het scheppen van deeltijdbanen. Eén CAO (0,1% van het totale aantal werknemers onder de onderzochte CAO’s) bevat een bepaling over het omzetten van voltijdbanen in deeltijdbanen. Resultaten tweede analyse In 2 van de 83 CAO’s (6% van het totale aantal werknemers onder de onderzochte CAO’s) zijn andere afspraken aangetroffen. In één CAO wordt een maximum gesteld aan het aantal uren waarmee de arbeidsduur verminderd mag worden. In de andere CAO wordt een maximum gesteld aan het aantal uren waarmee de arbeidsduur vermeerderd kan worden.
1 2
Het betreft hier gronden die niet in de Waa worden genoemd Het arbeidsbureau is per 1 januari 2002 opgegaan in het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI)
4
1
INLEIDING
Op 1 juli 2000 is de Wet aanpassing arbeidsduur (Waa) in werking getreden. In de Waa is vastgelegd dat werknemers, onder bepaalde voorwaarden, het recht hebben om de arbeidsduur te verminderen of te vermeerderen. De werknemer dient hiervoor een verzoek in bij de werkgever. De werkgever kan slechts onder verwijzing naar zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen van het verzoek afwijken. Ten aanzien van vermeerdering van de arbeidsduur biedt de wet de mogelijkheid om afwijkende bepalingen in de CAO op te nemen3. Dit onderzoek gaat na of en hoe CAO-partijen gebruik maken van deze mogelijkheid om in CAO’s zelf een nadere invulling aan deze wet te geven. In dit rapport worden de bevindingen uit het onderzoek gepresenteerd. Hoofdstuk twee handelt over de achtergrond, doelstelling en methodiek van het onderzoek. In hoofdstuk drie worden de resultaten weergegeven. Bijlage één bevat een overzicht van alle CAO’s die in de eerste analyse zijn onderzocht. Bijlage twee bevat een overzicht van alle vernieuwde CAO’s die in de tweede analyse zijn onderzocht.
3
Van de wet kan in gevallen van een verzoek om arbeidsduurvermeerdering worden afgeweken bij CAO of bij een regeling door of namens een bevoegd bestuursorgaan dan wel, indien beide eerdergenoemde regelingen niet van toepassing zijn dan wel geen regeling hieromtrent bevatten, bij schriftelijke overeenkomst met de OR of, bij het ontbreken daarvan, met de personeelsvertegenwoordiging.
5
2
ACHTERGROND, ONDERZOEK
DOELSTELLING
EN
METHODIEK
VAN
HET
De eerste paragraaf van dit hoofdstuk bespreekt de achtergrond van het onderwerp. De doelstelling van het onderzoek wordt in paragraaf 2 aangeven. De laatste paragraaf handelt over de methodiek van dit onderzoek. 2.1
Achtergrond van de wet
De Wet aanpassing arbeidsduur (Waa) is op 1 juli 2000 in werking getreden. Op grond van deze wet kan de werknemer de werkgever verzoeken zijn arbeidsduur aan te passen. De werkgever kan dit alleen weigeren indien zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen zich hiertegen verzetten. De Waa biedt beperkte afwijkingsmogelijkheden. Het is alleen ten aanzien van vermeerdering mogelijk om in CAO’s afwijkende afspraken vast te leggen. Bij vermindering mag dat niet. Wel mogen in beide gevallen aanvullende afspraken worden gemaakt. Voorwaarden om aanspraak te kunnen maken op het recht om de arbeidsduur aan te passen zijn: • de werknemer dient ten minste een jaar voorafgaand aan het beoogde tijdstip van ingang van die aanpassing in dienst te zijn bij de werkgever (voor de berekening van een jaar dienen perioden waarin arbeid wordt verricht, die elkaar opvolgen met een onderbreking van niet meer dan drie maanden, te worden samengeteld); • een eerder verzoek tot aanpassing van de arbeidsduur dient ten minste twee jaar geleden te zijn goedgekeurd of afgewezen. • De Waa is alleen van toepassing op werkgevers die 10 of meer werknemers in dienst hebben. Werkgevers met minder dan 10 werknemers dienen een eigen regeling voor aanpassing van de arbeidsduur te treffen. De wet biedt een niet-limitatief overzicht van situaties die in ieder geval dienen te worden beoordeeld als zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen. Bij vermindering van de arbeidsduur is in ieder geval sprake van een zwaarwegend dienstbelang indien zich problemen voordoen: • in de bedrijfsvoering ten aanzien van de herbezetting van vrijgekomen uren; • op het gebied van veiligheid; • van roostertechnische aard. Bij vermeerdering van de arbeidsduur is in ieder geval sprake van zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen bij problemen: • van financiële of organisatorische aard; • wegens het niet voorhanden zijn van voldoende werk; • wegens het ontoereikend zijn van de vastgestelde formatieruimte of personeelsbegroting. Voor nader inzicht in de wijze waarop de normen en de afwijkingsmogelijkheden van de Waa in CAO’s worden ingevuld, wordt de wettelijke regeling onderstaand beschreven:
6
Vermindering Wettekst: “Het verzoek om aanpassing van de arbeidsduur wordt ten minste vier maanden vóór het beoogde tijdstip van ingang van de aanpassing schriftelijk bij de werkgever ingediend onder opgave van het tijdstip van ingang, de omvang van de aanpassing van de arbeidsduur per week of, als de arbeidsduur over een ander tijdvak is overeengekomen over dat tijdvak en de gewenste spreiding van de uren over de week of het anderszins overeengekomen tijdvak”. Vermeerdering Uitsluitend ten aanzien van de vermeerdering van de arbeidsduur kan van de wet worden afgeweken bij CAO (of bij een regeling door of namens een bevoegd bestuursorgaan dan wel, indien beide eerdergenoemde regelingen niet van toepassing zijn dan wel geen regeling hieromtrent bevatten, bij schriftelijke overeenkomst met de OR of, bij het ontbreken daarvan, met de personeelsvertegenwoordiging). Afwijking of aanvulling is mogelijk ten aanzien van de volgende aspecten4: • Tijdstip van indiening (ten minste 4 maanden voor ingang) kan worden aangepast • Procedures omtrent goedkeuring/afwijzing (1 maand voor ingang, schriftelijk, onder opgaaf van redenen) • Aantal keren indienen van verzoek (1x per 2 jaar) • Aantal jaren in dienst (minimaal 1 jaar) • Aantal uren dat meer gewerkt mag worden (omvang aanpassing arbeidsduur per week of ander overeengekomen tijdvak) • De spreiding van de uren over de week (De werkgever stelt de spreiding van de uren vast in overeenstemming met de wensen van de werknemer. De werkgever kan de gewenste spreiding van de uren wijzigen, indien hij daarbij een zodanig belang heeft dat de wens van de werknemer daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.) Ten aanzien van vermindering van de arbeidsduur mag niet worden afgeweken. Aanvullende afspraken ten gunste van de werknemer zijn echter altijd mogelijk. Dit geldt zowel ten aanzien van vermeerdering als vermindering. Uit de voortgangsrapportage over de Waa blijkt dat de meeste werknemers een verzoek tot vermindering van de arbeidsduur indienen en slechts in een enkel geval wordt een verzoek tot uitbreiding van de arbeidsduur ingediend (Van Beek, 2002). De wet kent de verplichting om binnen drie jaar na inwerkingtreding de wet te evalueren. In dit kader is door de Arbeidsinspectie een onderzoek uitgevoerd naar afspraken over vermindering en vermeerdering van de arbeidsduur in CAO’s.
4
Tussen de haakjes wordt de wettelijke regeling weergegeven.
7
2.2
Doelstelling
Doel van het onderzoek is na te gaan in welke mate invulling aan de Waa is gegeven. Ten aanzien van de procedure van vermindering of vermeerdering van de arbeidsduur wordt gekeken of wordt afgeweken van de Waa. Ten aanzien van het begrip zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen wordt gekeken hoe het begrip is ingevuld. 2.3
Vraagstelling van het onderzoek
In dit onderzoek worden de volgende zes onderzoeksvragen beantwoord: 1. Hoeveel CAO’s bevatten ten aanzien van de vermindering van de arbeidsduur een van de wet aanvullende bepaling en wat is de inhoud van een ten opzichte van de wet aanvullende bepaling? 2. Hoeveel CAO’s bevatten ten aanzien van de vermeerdering van de arbeidsduur een van de wet afwijkende of aanvullende bepaling en wat is de inhoud van een ten opzichte van de wet afwijkende of aanvullende bepaling? 3. In hoeveel CAO’s wordt, voor werkgevers met minder dan 10 werknemers, bepaald dat de Waa van toepassing is? 4. Op welke wijze wordt invulling gegeven aan het begrip zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen op basis waarvan een verzoek tot aanpassing van de arbeidsduur kan worden geweigerd? 5. Hoeveel CAO’s bevatten bepalingen om de mogelijkheden om in deeltijd te werken nader te onderzoeken? 6. Hoeveel CAO’s bevatten bepalingen die een deeltijdstimulerend effect hebben? 2.4
Methodiek van het onderzoek
Gebruik wordt gemaakt van de standaard door de Arbeidsinspectie gehanteerde steekproefCAO’s, bestaande uit 125 CAO’s. Onder de standaardsteekproef vallen bedrijfstak-CAO’s van toepassing op 10.000 of meer werknemers en ondernemings-CAO’s van toepassing op 3.000 of meer werknemers. Drie overheid-CAO’s (CAO’s voor rijkspersoneel, defensie-personeel en beroepsonderwijs en volwasseneducatie) zijn niet in het onderzoek betrokken, omdat op het moment van het onderzoek er geen gegevens beschikbaar waren. Hierdoor heeft het onderzoek betrekking op 122 CAO’s. Hiervan zijn 103 CAO’s in de marktsector onderzocht, 9 CAO’s in de overheidssector en 10 CAO’s in de zorgsector. Op basis van twee analyses wordt in deze rapportage de stand van zaken tot juli 2003 geschetst. De eerste analyse vond plaats in het eerste kwartaal van 2003. Onderzocht werden die CAO’s waarvan de expiratiedatum op of na 31 december 2002 viel. Vanwege onderzoekstechnische redenen is verondersteld dat de steekproef-CAO’s met een
8
expiratiedatum voor 31-12-2002, en die niet vernieuwd zijn, ongewijzigd worden voortgezet. De tweede analyse vond plaats in het derde kwartaal van 2003. Hierin is van de CAO’s, die in de eerste analyse zijn bekeken, nagegaan of ze inmiddels zijn vernieuwd. Indien ze vernieuwd zijn is nagegaan of er, ten opzichte van de vorige CAO, andere afspraken zijn gemaakt. Gezamenlijk zijn de CAO’s die in de eerste analyse zijn onderzocht, van toepassing op ongeveer 4,9 miljoen werknemers: 74 % van het totale aantal werknemers onder een CAO. In de tweede analyse bleken 83 van de 122 CAO’s te zijn vernieuwd. Deze zijn van toepassing op ongeveer 3,8 miljoen werknemers, 67% van het totale aantal werknemers onder een CAO. 32 CAO’s hebben de status van principe akkoord; 51 CAO’s hebben de status van definitief akkoord. In de analyse die gehouden is in het eerste kwartaal van 2003, is een onderscheid gemaakt naar ingangsdatum van de CAO’s. Verwacht wordt dat in CAO’s die een ingangsdatum hebben voor 1 juli 2000, niet is geanticipeerd op de Waa. Van CAO’s die tussen 1 juli 2000 en 1 januari 2001 zijn ingegaan, is onzeker of in de onderhandelingen over deze akkoorden rekening is gehouden met de Waa. De CAO’s die na 1 januari 2001 zijn ingegaan, hebben de mogelijkheid gehad om de Waa mee te nemen. Door de groep onderzochte CAO’s in deze drie categorieën in te delen, kan inzicht worden geboden in de vraag of de ingangsdatum van de CAO’s inderdaad een rol speelt bij het al dan niet nader aanvullen c.q. afwijken van de Waa. Het onderscheid dat gemaakt wordt is als volgt: • Voor 1 juli 2000: deze selectie omvat 34 CAO’s • Van 1 juli 2000 tot en met 31 december 2000: deze selectie omvat 8 CAO’s • Vanaf 1 januari 2001 deze selectie omvat 80 CAO’s Tevens is er in de analyse, gebaseerd op de gegevens die in het eerste kwartaal van 2003 zijn verzameld, een onderscheid gemaakt naar economische sector. In de onderstaande tabel is de indeling in beeld gebracht. Hieruit blijkt dat de 122 onderzochte CAO’s van toepassing zijn op bijna driekwart van alle werknemers onder een CAO. Voor de landbouwsector en de bouwnijverheid is dit het hoogst (beide 97%). De sector industrie en de sector vervoer en communicatie hebben het laagste dekkingspercentage met respectievelijk 60% en 56%. De steekproef geeft een goed beeld van de afspraken in CAO’s over aanpassing van de arbeidsduur. Tabel 1: onderzochte CAO’s naar economische sector Economische sector Landbouw Industrie Bouwnijverheid Handel en horeca Vervoer en communicatie Zakelijke dienstverlening Overige dienstverlening Totaal
Aantal CAO’s 4 25 7 29 17 17 23 122
% werknemers van totaal aantal werknemers binnen de eigen economische sector 97 60 97 82 56 80 70 74
9
3
RESULTATEN
Dit hoofdstuk bevat de resultaten van het onderzoek. De resultaten van de eerste analyse worden weergegeven in de paragraven 3.1 tot en met 3.6. Paragraaf 3.7 geeft de resultaten weer van de tweede analyse. Per thema dat onderzocht is, wordt aangeven in aantallen of en hoe vaak het desbetreffende onderwerp voorkomt. 3.1
Vermindering arbeidsduur in CAO’s
In 2 van de 122 CAO’s (0,9 % van het totale aantal werknemers onder de onderzochte CAO’s) zijn aanvullende bepalingen ten aanzien van de vermindering van de arbeidsduur aangetroffen. Eén aanvulling heeft betrekking op het aantal keren dat een verzoek om vermindering van de arbeidsduur kan worden ingediend. De ondernemings-CAO voor ABNAMRO bepaalt dat een werknemer maximaal 3 keer per jaar een verzoek tot aanpassing van de arbeidsduur kan indienen. In de andere CAO heeft de aanvulling betrekking op de termijn waarbinnen een beslissing over het verzoek moet worden genomen. De CAO voor groothandel in textielgoederen en aanverwante artikelen bepaalt dat de besluitvorming plaats vindt binnen één maand na ontvangst van het verzoek. 3.2
Vermeerdering van de arbeidsduur in de CAO’s
7 van de 122 CAO’s bevatten afwijkende of aanvullende bepalingen ten aanzien van de vermeerdering van de arbeidsduur. Deze zijn van toepassing op 5% van het totale aantal werknemers onder de onderzochte CAO’s. In één CAO gaat het om het aantal keren dat een verzoek om vermeerdering van de arbeidsduur kan worden ingediend. De ondernemings-CAO voor ABN-AMRO bepaalt dat een werknemer maximaal 3 keer per jaar een verzoek tot aanpassing van de arbeidsduur kan indienen. 6 CAO’s (openbaar vervoer, technische groothandel, HBO, kinderopvang, werkgeversorganisaties in de sport en welzijnswerk) bevatten bepalingen waarin is afgesproken dat deeltijders in geval van een vacature met voorrang hun arbeidsuren kunnen uitbreiden. Deze bepalingen staan los van de procedure die de Waa voorschrijft hoe de arbeidsduur van een werknemer kan worden vermeerderd. 3.3
Werkgever met minder dan 10 werknemers
4 CAO’s bevatten afspraken in relatie tot werkgevers met minder dan 10 werknemers. 2 CAO’s (0,5% van het totale aantal werknemers onder de onderzochte CAO’s) bepalen dat de Waa van toepassing is op werkgevers met minder dan 10 werknemers. Het betreft hier de CAO’s voor timmerfabrieken en bloemendetailhandel. 2 CAO’s (0,7% van het totale aantal werknemers onder de onderzochte CAO’s) bepalen expliciet dat de Waa niet van toepassing is voor werkgevers met minder dan 10 werknemers. Het betreft hier de CAO’s voor groothandel in levensmiddelen en uitzendbureaus vaste medewerkers. Werkgevers moeten volgens deze CAO’s zelf een regeling treffen. In de betreffende CAO’s worden daar geen nadere invulling aan gegeven.
10
3.4
Weigering op grond van zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen
In 47 van de 122 CAO’s (41,3% van het totale aantal werknemers onder de onderzochte CAO’s) kan een verzoek van de werknemer om vermeerdering of vermindering van de arbeidsduur door de werkgever onder verwijzing naar zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen geweigerd worden. 20 van deze 47 CAO’s (20% van het totale aantal werknemers onder de onderzochte CAO’s) geven tevens aan op welke gronden (herbezetting, veiligheid, financieel, roostertechnisch, organisatorisch, onvoldoende werk, formatieruimte of overige gronden) een verzoek geweigerd kan worden. Een nadere invulling van deze gronden is niet aangetroffen5. Uit tabel 2 blijkt dat vooral op financiële en organisatorische gronden een verzoek om vermeerdering of vermindering van de arbeidsduur kan worden geweigerd. Binnen de sectoren industrie, handel en horeca, zakelijke dienstverlening en de overige dienstverlening kan een verzoek van de werknemer tot aanpassing van de arbeidsduur vooral geweigerd worden op de volgende gronden: problemen bij herbezetting van vrijgekomen uren, problemen op het gebied van de veiligheid, problemen van roostertechnische aard, problemen van financiële aard, problemen van organisatorische aard, het onvoldoende voor handen hebben van werk, problemen wegens het ontoereikend zijn van de vastgestelde formatieruimte of personeelsbegroting en overige gronden. Dit kan op basis van de wet in de andere sectoren ook, alleen staat het niet in de CAO. Tabel 2:
invulling begrip zwaarwegende bedrijfsbelangen (in aantallen CAO’s) naar economische sector Weigering verzoek Herbezetting
landbouw industrie bouw handel en horeca vervoer zakelijke dienstverlening Overige dienstverlening Totaal
Gronden waarop geweigerd kan worden Over-ige * Veilig- Rooster- Finan- OrgaOnvolForheid techcieel nisator- doende matienisch isch werk ruimte
0 6 0
0 1 0
0 0 0
0 0 0
0 3 0
0 4 0
0 2 0
0 3 0
0 1 0
4
2
1
3
3
2
1
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
4
3
3
3
3
4
3
3
0
6
2
2
2
3
5
2
0
1
20
8
6
8
12
15
8
6
2
* De CAO in deze kolom bevat een grond om een verzoek te weigeren die niet in de WAA voorkomt.
5
In dit onderzoek zijn de soort bepalingen zoals genoemd in de CAO voor gehandicaptenzorg niet meegenomen: “een verzoek van de werknemer tot uitbreiding van het aantal uren in het kader van de wet aanpassing arbeidsduur kan door de werkgever worden geweigerd indien betrokken werknemer gebruik maakt van het recht op seniorenverlof als bedoeld in artikel 8:2 van deze CAO.”
11
Uit tabel 3 blijkt dat de CAO’s die voor 1 juli 2000 en de CAO’s die tussen 1 juli 2000 en 31 december 2000 zijn ingegaan voornamelijk gronden bevatten om een verzoek van een werknemer tot aanpassing van de arbeidsduur te weigeren. Tabel 3: invulling begrip zwaarwegende bedrijfsbelangen (in aantallen CAO’s) naar ingangsdatum Weigering Gronden waarop geweigerd kan worden verzoek Herbe- Veiligheid Rooster- Finan- OrgaOnvol- Forzetting techcieel nisator- doende matienisch isch werk ruimte Voor 1-7-00 Tussen 1-7-00 en 31-12-00 vanaf 2001 Totaal
Overige*
8
3
2
2
3
7
2
1
0
3
0
0
1
3
1
1
1
1
9 20
5 8
4 6
5 8
6 12
7 15
5 8
4 6
1 2
* De CAO in deze kolom bevat een grond om een verzoek te weigeren die niet in de WAA voorkomt. 3.4.1 Gronden om een verzoek tot vermindering van de arbeidsduur te weigeren 9 van de 122 CAO’s (8% van het totale aantal werknemers onder de onderzochte CAO’s) bepalen dat een verzoek van een werknemer tot vermindering van zijn arbeidsduur geweigerd kan worden op grond van: problemen bij herbezetting van de uren, problemen op het gebied van de veiligheid en problemen van roostertechnische aard. In 7 van de 9 CAO’s komen meerdere weigeringgronden naast elkaar voor. 2 van de 9 CAO’s bevatten één van de drie genoemde weigeringgronden. In 8 van de 9 CAO’s is afgesproken dat een verzoek tot vermindering van de arbeidsduur kan worden geweigerd indien dit problemen oplevert bij de herbezetting van de vrijgekomen uren. 6 van de 9 CAO’s geven aan dat een verzoek geweigerd kan worden indien het leidt tot problemen op het gebied van de veiligheid. Ten slotte geven 8 van de 9 CAO’s aan dat, indien er problemen van roostertechnische aard zijn, het verzoek geweigerd kan worden. 6 van de 9 CAO’s bevatten alle drie de gronden om een verzoek te weigeren. Een voorbeeld hiervan is te vinden in de CAO Uitzendbureau’s vaste medewerkers, welke stelt: “Bij vermindering van de arbeidsduur is in ieder geval sprake van een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang, indien die vermindering leidt tot ernstige problemen: voor de bedrijfsvoering bij de herbezetting van de vrijgekomen uren, op het gebied van de veiligheid, of van roostertechnische aard.” In de CAO’s die voor 1 juli 2000 zijn ingegaan, komt een weigering van het verzoek tot vermindering van de arbeidsduur op grond van problemen bij herbezetting van de vrijgekomen uren relatief het meeste voor. 3.4.2 Gronden om een verzoek tot vermeerdering van de arbeidsduur te weigeren 19 van de 122 CAO’s (19% van het totale aantal werknemers onder de onderzochte CAO’s) bepalen dat een verzoek van een werknemer tot vermeerdering van zijn arbeidsduur geweigerd kan worden op grond van: problemen van financiële aard, problemen van organisatorische aard, problemen wegens onvoldoende werk, problemen wegens
12
onvoldoende formatieruimte en overige gronden6. In 12 van de 19 CAO’s komen meerdere weigeringgronden naast elkaar voor. 7 van de 19 CAO’s bevatten één van de vier in de wet genoemde weigeringgronden 4 van de 19 CAO’s bevatten alle vier de gronden om een verzoek te weigeren. Een voorbeeld hiervan is te vinden in de CAO confectie-industrie, welke stelt: “bij vermeerdering van de arbeidsduur is in ieder geval sprake van een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang, indien die vermeerdering leidt tot ernstige problemen: van financiële of organisatorische aard, wegens het niet voorhanden zijn van voldoende werk, of omdat de vastgestelde formatieruimte of personeelsbegroting daartoe ontoereikend is.” De CAO’s die voor 1 juli 2000 zijn ingegaan en waar een verzoek op grond van problemen van organisatorische aard geweigerd kan worden, komt relatief het meest voor. In 12 van de 19 CAO’s kan een verzoek geweigerd worden op basis van problemen van financiële aard. In 15 van de 19 CAO’s is bepaald dat een verzoek geweigerd kan worden als er problemen ontstaan van organisatorische aard. In 8 van de 19 CAO’s is het onvoldoende voor handen hebben van werk een grond om een verzoek te weigeren. 6 van de 19 CAO’s geven aan dat als er problemen ontstaan wegens het ontoereikend zijn van de vastgestelde formatieruimte of personeelsbegroting, het verzoek geweigerd kan worden. Ten slotte geven 2 van de 19 CAO’s aan dat een verzoek geweigerd kan worden op overige gronden. Deze gronden worden niet in de Waa genoemd. In de CAO voor de sociale werkvoorziening kan een verzoek geweigerd worden indien de beperkingen van de werknemers dit in de weg staan. In de CAO voor welzijn kan een verzoek van een werknemer om zijn arbeidsuren uit te breiden geweigerd worden om “bedrijfssociale redenen”. Echter de werkgever kan deze grond alleen gebruiken als de ondernemingsraad zijn instemming hiervoor heeft geven. In 6 van de 19 CAO’s hebben deeltijders (zie paragraaf 3.2), in geval er voldoende formatieruimte is, voorrang om hun arbeidsuren te uit te breiden. 3.5
Onderzoek naar deeltijdwerk
In 4 (alle Akzo-Nobel) van de 122 CAO’s (0,3% van het totale aantal werknemers onder de onderzochte CAO’s) staat een bepaling over het nader onderzoeken van de mogelijkheden om in deeltijd te werken. De bepaling luidt:“CAO partijen zullen de centrale ondernemingsraden van Akzo Nobel verzoeken met voorstellen te komen hoe, met behulp van lokale ondernemingsraden, onderzoek in te stellen naar de behoefte van werknemers om te werken in deeltijd en de praktijk met betrekking tot het aanvragen en afhandeling van deeltijdverzoeken.” 3.6
Bepalingen met een deeltijdstimulerend effect
10 van de 122 CAO’s (10,3% van het totale aantal werknemers onder de onderzochte CAO’s) bevatten een bepaling met een deeltijdstimulerend effect. Een nadere invulling van deze bepaling is niet aangetroffen. Uit tabel 4 blijkt dat de meeste aangetroffen bepalingen verhoudingsgewijs gaan over het melden van een vacature bij een arbeidsbureau 7. Binnen de sectoren industrie, 6
Het betreft hier gronden die niet in de Waa worden genoemd.
13
bouwnijverheid, handel en horeca en overige dienstverlening zijn in CAO’s deeltijdstimulerende bepalingen aangetroffen. Binnen de landbouw, de zakelijke dienstverlening en vervoer en communicatie zijn geen bepalingen met een deeltijdstimulerend effect aangetroffen. Tabel 4: aantallen CAO’s met deeltijdstimulerende bepalingen. Inhoud deeltijdstimulerende bepalingen Melden Scheppen Omzetten van Deeltijdvacature deeltijdbanen voltijd naar stimulerende bij arbeidsdeeltijd bepalingen bureau * landbouw 0 0 0 0 industrie 5 4 1 1 bouwnijverheid 2 2 0 0 handel en horeca 2 1 1 0 vervoer en communicatie 0 0 0 0 zakelijke dienstverlening 0 0 0 0 overige dienstverlening 1 0 1 0 10 7 3 1 Totaal * Het arbeidsbureau is per 1 januari 2002 opgegaan in het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI)
In de volgende subparagrafen wordt de inhoud van de bepalingen met een deeltijdstimulerend effect besproken. 3.6.1 Bepalingen over het melden van (deeltijd) vacatures bij arbeidsbureau 7 van de 122 CAO’s (8,1% van het totale aantal werknemers onder de onderzochte CAO’s) bevatten bepalingen over het melden van een (deeltijd)vacature bij het arbeidsbureau. Dit komt voor in CAO’s in de sectoren industrie, bouwnijverheid en handel en horeca. Een voorbeeld van deze bepaling is te vinden in de CAO voor de betonproductenindustrie: “Rekening houdend met de taak en positie van de personeelsvertegenwoordiging en met de uitgangspunten van een normale bedrijfsvoering zal de werkgever, teneinde de inzichtelijkheid van de arbeidsmarkt te bevorderen, alle daarvoor relevante, volledige en deeltijdvacatures melden aan het desbetreffende RBA c.q. afmelden.” 3.6.2 Bepalingen over het scheppen van deeltijdbanen 3 van de 122 CAO’s (0,2% van het totale aantal werknemers onder de onderzochte CAO’s) bevatten bepalingen over het scheppen van deeltijdbanen. Binnen de CAO voor Heineken is de volgende bepaling over het scheppen van deeltijdbanen te vinden: “Heineken streeft naar het vergroten van de mogelijkheden van werken in deeltijd. Heineken zal zich beijveren dat 10% van de CAO-medewerkers in deeltijd werkt”. In de CAO voor Groothandel in textielgoederen en aanverwante artikelen staat dat er gestreefd wordt om het aantal werknemers in de onderneming voor 15% uit deeltijders te laten bestaan. Binnen de CAO voor het ziekenhuiswezen wordt er een stimulerend beleid opgezet ten aanzien van deeltijdarbeid.
7
Het arbeidsbureau is per 1 januari 2002 opgegaan in het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI)
14
3.6.3 Bepalingen over het omzetten van voltijdbanen in deeltijdbanen Eén CAO (0,1% van het totale aantal werknemers onder de onderzochte CAO’s) bevat een bepaling over het omzetten van voltijdbanen in deeltijdbanen, namelijk Heineken. In deze CAO is afgesproken dat: “ten aanzien van functies, waarin is bepaald, dat vervulling in deeltijd mogelijk is, zullen vacatures in beginsel in deeltijd worden gemeld (zowel intern als extern).” 3.7
Resultaten tweede analyse
In de tweede analyse bleken 83 van de 122 CAO’s te zijn vernieuwd. Deze CAO’s zijn van toepassing op 3,8 miljoen werknemers, 67% van het totale aantal werknemers onder een CAO. In 2 van de 83 CAO’s (6% van het totale aantal werknemers onder de onderzochte CAO’s) zijn andere afspraken aangetroffen. In één CAO wordt een maximum gesteld aan het aantal uren waarmee de arbeidsduur verminderd kan worden. De CAO voor schoonmaak- en glazenwasserbedrijf bepaalt dat een urenvermindering slechts mogelijk is met maximaal 12,5 % van het aantal uren per week in het individuele arbeidscontract met een maximum van 2 uur per week. In de andere CAO wordt er een maximum gesteld aan het aantal uren waarmee de arbeidsduur vermeerderd kan worden. De CAO voor jeugdhulpverlening bepaalt dat vermeerdering van de arbeidsduur mogelijk is tot een maximum van 38 uur per week (de normale arbeidsduur voor een werknemer met een volledig dienstverband bedraagt gemiddeld 36 uur).
15
LITERATUUR A.M.L.J. van Beek e.a. (2002). Wet aanpassing arbeidsduur, Voortgangsrapportage. Staatsblad (21 maart 2000). Wet van 19 februari 2000, houdende regels inzake het recht op aanpassing van de arbeidsduur (Wet aanpassing arbeidsduur). Nummer 114. SDU uitgevers: ’s-Gravenhage.
16
BIJLAGE 1: OVERZICHT ONDERZOCHTE CAO’S EERSTE ANALYSE Naam CAO Aardappelen Groenten Fruit (detailhandel) ABN-AMRO ABP / Loyalis Academisch Ziekenhuis Accordis 1 (v.h. Akzo Nobel Fibers / Akzo Engineering B.V.) Achmea B.V. Afbouw (v.h. Stucadoors- afbouw en terrazzobedrijf) Akzo Nobel Chemicals Akzo Nobel Nederland B.V. (HP) Akzo Nobel Pharma B.V. ANWB Apotheken Arbeidsvoorzieningsorganisaties Arbo Unie Nederland Atos Orgin Bakkersbedrijf Beroepsgoederenvervoer over de weg (NOB) Betonproductenindustrie Beveiligingsorganisaties (particuliere) Bijenkorf Bloemen en Planten (groothandel) Bloemendetailhandel Bouwbedrijf Bouwbedrijf, UTA-Personeel Carrosseriebedrijf (metaalnijverheid) Confectie-industrie Contract-catering Corus Staal B.V. Detailhandel (VAD) Doe Het Zelf Bedrijf Drogisterijbranche DSM Limburg B.V. Elektrotechnischbedrijf (metaalnijverheid) Elektrotechnische detailhandel Energie- en Nutsbedrijven, sector distributie Fortis-bank Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) Gehandicaptenzorg Gemeente-ambtenaren Gemengde- speelgoedbranche Glastuinbouw (v.h. tuinbouw) Goederenvervoer Nederland (KNV) Grafi-media Heineken Nederland Beheer B.V. Hema Hoger Beroepsonderwijs Holland Casino’s Horeca- en Aanverwantbedrijf Hoveniersbedrijf Huisartsenzorg (v.h. doktersassistenten) Informatie-, Communicatie- en kantoortechnische branche ING-bank Jeugdhulpverlening kappersbedrijf
Ingangsdatum 01-04-2001 01-06-2001 01-04-2002 01-01-2001 01-01-2000 01-04-2002 01-01-2000 01-01-2000 01-01-2000 01-01-2000 01-04-2001 01-04-2002 01-07-2000 01-07-1999 01-05-2001 01-07-2000 01-04-2001 01-03-2001 01-04-2000 01-02-1998 01-07-2001 01-04-2002 01-01-2001 01-03-2001 01-03-2001 01-07-2000 01-03-2001 01-04-1999 01-01-2002 01-04-2001 01-04-1998 01-04-2001 01-03-2001 01-07-2001 01-04-2001 01-06-2002 01-05-2002 01-07-2001 01-10-2000 01-10-2001 01-07-1998 01-04-2001 01-02-2002 01-01-2000 01-02-2001 01-06-2000 01-01-2000 01-01-2003 01-03-2002 01-05-2001 01-04-2001 01-06-2000 01-04-2000 01-07-2000
Expiratiedatum 31-03-2003 31-05-2002 31-03-2004 28-02-2002 31-03-2001 31-05-2003 31-12-2001 31-03-2001 31-03-2001 31-03-2001 31-03-2003 31-03-2004 31-12-2001 31-12-2000 30-04-2003 31-01-2002 31-03-2003 28-02-2002 01-04-2002 31-01-1999 30-06-2002 31-03-2003 31-12-2001 28-02-2002 01-04-2003 30-04-2002 28-02-2003 31-01-2002 01-01-2003 31-03-2003 31-03-2000 31-03-2003 31-03-2003 30-06-2002 31-03-2003 01-06-2003 30-06-2003 31-08-2002 01-02-2002 30-09-2002 31-12-2000 31-03-2003 31-01-2003 31-12-2000 31-01-2003 31-05-2002 31-03-2001 31-12-2004 01-03-2004 30-04-2002 31-03-2002 31-03-2002 31-03-2002 30-06-2002
17
Naam CAO Kartonnage- en Flexibele verpakkingsbedrijf Kinderopvang KLM-cabinepersoneel KLM-grondpersoneel Koninklijke TPG Post (v.h. TNT Postgroep) KPN Callcenter Agents KPN N.V. Landbouwwerktuigen Exploiterende Ondernemingen Levensmiddelen (grootwinkelbedrijven) Levensmiddelen en/of Zoetwaren etc., (groothandel) Levensmiddelenbedrijf Loodgieters- Fitters- en C.V. bedrijven (metaalnijverheid) Metaal- en Elektronische industrie Metaal- en Elektronische industrie (HP) Metaalbewerking (metaalnijverheid) Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven Mode- en Sportdetailhandel (v.h. Textieldetailhandel) Motorvoertuigen en tweewielerbedrijven (metaalnijverheid) Nederlandse Universiteiten (deel 1 openbare universiteiten) Nederlandse Universiteiten (deel 2 bijzondere universiteiten) Nedtrain B.V. NS Reizigers Oce Nederland B.V. Open Teelten (v.h. landbouw) Openbaar Vervoer Philips (CAO A) Philips (CAO B) Pinkroccade Politie-personeel Postkantoren Primair Onderwijs Provinciepersoneel RABO-bank Railinfrastructuur Reisorganisaties Schilders- Afwerkings- en Glaszetbedrijf Schoenendetailhandel Schoonmaak- en glazenwassersbedrijf Selectvracht B.V. Slagersbedrijf SNS Reaal Groep Sociale verzekeringsbank Sociale Werkvoorziening Taxivervoer Technische Groothandel Textiel grootwinkelbedrijven Textielgoederen en Aanverwante Artikelen; Groothandel Textielindustrie Thuiszorg Timmerfabrieken Tuincentra Uitzendbureau’s; vaste medewerkers Uitzendkrachten (ABU) Uitzendkrachten (NBBU) Unilever Van Gend en Loos B.V. Verblijfsrecreatie
Ingangsdatum 01-01-2000 01-10-2001 01-04-1997 01-07-1998 01-05-2002 01-04-2000 01-04-2000 01-03-2001 01-04-2001 01-06-2002 01-04-2002 01-03-2001 01-07-2002 01-07-2002 01-03-2001 01-04-2002 01-04-2002 01-03-2001 01-06-2000 01-06-2000 01-04-2000 01-04-2001 01-07-2001 01-07-1998 01-01-2002 01-01-2002 01-01-2002 01-04-2001 01-01-2001 01-04-2001 01-03-2000 01-01-2000 01-06-2001 01-04-2001 01-04-2001 01-05-2001 01-07-2000 01-01-2001 01-04-1998 01-04-2002 01-06-2002 01-07-2002 01-12-2000 01-07-2002 02-04-2000 01-04-2000 01-04-2002 01-07-2001 01-04-2002 01-01-2002 01-04-2001 01-04-2002 01-01-1999 01-01-1999 01-06-1999 01-04-2001 01-07-2002
Expiratiedatum 30-06-2002 31-12-2002 30-06-1998 31-08-2000 30-04-2003 31-10-2002 31-03-2001 28-02-2003 31-03-2002 01-06-2004 31-03-2003 31-03-2003 30-06-2004 30-06-2004 01-04-2003 31-03-2003 31-03-2003 31-03-2003 31-05-2002 31-05-2002 31-03-2002 20-09-2002 30-06-2002 31-12-2000 30-06-2002 30-04-2003 30-04-2003 31-03-2003 01-01-2004 31-03-2002 01-01-2004 31-12-2001 01-06-2002 31-03-2002 31-03-2003 30-04-2003 30-06-2002 31-12-2002 31-03-2000 31-03-2004 31-05-2003 30-06-2004 30-04-2002 01-07-2004 31-03-2003 31-03-2002 31-03-2003 30-04-2003 30-06-2003 31-12-2002 31-03-2003 31-03-2002 31-12-2003 31-12-2003 28-02-2001 31-03-2002 30-06-2004
18
Naam CAO Verpleeg- en verzorgingstehuizen Verzekeringsbedrijf (binnendienst) Vleessector (v.h. Vleesgroothandel en exportslachterijen) Voortgezet Onderwijs Vroom en Dreesmann B.V. Welzijnswerk Werkgeversorganisatie in de Sport Wonen Woondiensten (v.h. Woningcorporaties) Zaterdagbestellers (v.h. PTT Zaterdagbestelers) Ziekenhuizen
Ingangsdatum 01-01-2001 01-04-2000 01-04-2002 01-08-1999 01-02-2001 01-01-2001 01-04-2001 01-04-2001 01-07-2001 01-05-2002 01-04-1998
Expiratiedatum 31-03-2002 31-03-2002 30-09-2003 31-07-2000 31-01-2003 31-12-2002 31-03-2002 31-03-2003 31-12-2001 30-04-2002 31-03-1999
19
BIJLAGE TWEE: OVERZICHT VERNIEUWDE CAO’S TWEEDE ANALYSE Naam CAO Academische ziekenhuizen Accordis 1 (v.h. Akzo-Nobel Fibers / Akzo Engineering B.V.) Afbouw (stukadoors-, afbouw- en terazzobedrijf) Akzo-Nobel Chemicals Akzo-Nobel Nederland B.V. (HP) Akzo-Nobel Pharma B.V. Arbo unie Nederland Atos Origin Bakkersbedrijf Beroepsgoederenvervoer over de weg (NOB) Betonproductenindustrie Beveiligingsorganisaties (particulier) Bijenkorf B.V. Bloemen en planten (groothandel) Bouwbedrijf Bouwbedrijf UTA-personeel Carrosseriebedrijf (metaalnijverheid) Confectie-industrie Contract-cateringsbedrijf Corus staal B.V. (v.h. Hoogovens) Detailhandel (VAD) Doe het zelf branche Drogisterijbrance DSM Limburg B.V. Elektrotechnischbedrijf (metaalnijverheid) Elektrotechnische detailhandel Energie- en Nutsbedrijven, sector distributie Geestelijke gezondheidszorg (GGZ) Gehandicaptenzorg Gemeente-ambtenaren Glastuinbouw (v.h. tuinbouw) Grafi-media Heineken Nederland Beheer B.V. Hema Holland Casino Huisartsenzorg (v.h. doktersassistenten) Informatie-,. Communicatie- en kantoortechnische branche ING bank Jeugdhulpverlening Kappersbedrijf Kartonnage- en flexibele verpakkingsbedrijf Kinderopvang KLM-cabinepersoneel KLM-grondpersoneel Koninklijke TPG-post (v.h. TNT-Postgroep) KPN N.V. Levensmiddelen (grootwinkelbedrijven) Levensmiddelenbedrijf Loodgieters-, fitters- en C.V. bedrijven (metaalnijverheid) Metaal en elektrotechnische industrie Metaal en elektrotechnische industrie (HP) Metaalbewerking (metaalnijverheid) Meubelindustrie en meubileringbedrijven Motorvoertuigen en tweewielerbedrijven (metaalnijverheid)
Ingangsdatum 01-03-2002 01-04-2003 01-01-2002 01-04-2001 01-04-2001 01-04-2001 01-07-2002 01-05-2003 01-02-2002 01-04-2003 01-03-2003 01-04-2002 01-08-2002 01-07-2002 01-01-2002 01-03-2002 01-04-2003 01-05-2002 01-03-2003 01-02-2002 01-07-2003 01-04-2003 01-04-2003 01-04-2003 01-04-2003 01-07-2002 01-04-2003 01-07-2003 01-09-2002 01-04-2003 01-07-2003 01-02-2003 01-01-2003 01-02-2003 01-01-2001 01-05-2002 01-04-2002 01-05-2003 01-04-2002 01-07-2002 01-07-2002 01-01-2003 01-09-2000 01-09-2000 01-05-2003 01-01-2003 01-04-2003 01-04-2003 01-04-2003 01-07-2002 01-07-2002 01-04-2003 01-04-2003 01-04-2003
Expiratiedatum 29-02-2004 31-05-2005 31-12-2003 31-05-2003 31-05-2003 31-05-2003 31-12-2003 30-04-2004 31-01-2003 31-03-2004 28-02-2005 31-03-2004 31-01-2004 30-06-2004 31-03-2004 31-03-2004 30-04-2005 30-04-2005 30-06-2004 31-03-2004 30-06-2004 31-03-2004 31-04-2004 31-03-2004 30-04-2005 30-06-2004 31-03-2004 30-06-2004 31-12-2003 31-03-2004 31-12-2003 31-01-2005 30-06-2004 31-01-2004 31-03-2003 30-04-2003 31-05-2003 30-04-2004 31-05-2003 30-06-2004 30-09-2003 31-12-2003 31-03-2002 31-03-2002 30-04-2004 31-12-2003 31-03-2004 31-03-2004 30-04-2005 30-06-2004 30-06-2004 30-04-2005 30-06-2004 30-04-2005
20
Naam CAO Nederlandse universiteiten (deel 1 openbare universiteit) Nederlandse universiteiten (deel 2 bijzondere universiteit) Nedtrain B.V. NS-Reizigers Oce Nederland B.V. Open telen (v.h. landbouw) Openbaar vervoer Postkantoren Provinciepersoneel Rabobank Reisorganisaties Schilders-, afwerkings- en glaszetbedrijf Schoenendetailhandel Schoonmaak- en glazenwasserbedrijf Sociale werkvoorziening Textiel grootwinkelbedrijven Textielgoederen en aanverwante artikelen; groothandel Textielindustrie Timmerfabrieken Tuincentra Uitzendbureaus (ABU) Uitzendbureaus vaste medewerkers Unilever Verpleeg- en verzorgingstehuizen Verzekeringsbedrijf (binnendienst) Vroom en Dreesmann B.V. Welzijnswerk Werkgeversorganisatie in de sport Woondiensten (v.h. woningcorporaties) Zaterdagbestellers (v.h. PTT zaterdagbestellers) Ziekenhuizen
Ingangsdatum 01-09-2003 01-09-2003 01-04-2002 01-10-2002 01-07-2003 01-04-2003 01-01-2003 01-04-2003 01-03-2003 01-07-2003 01-04-2003 01-05-2003 01-07-2002 01-01-2003 01-07-2003 01-04-2002 01-04-2003 01-05-2003 01-01-2003 01-04-2003 01-01-2003 01-04-2002 01-03-2003 01-04-2002 01-04-2002 01-02-2003 01-01-2003 01-04-2002 01-01-2002 01-05-2003 01-07-2002
Expiratiedatum 31-08-2004 31-08-2004 31-03-2003 31-12-2004 30-06-2004 30-06-2004 30-06-2003 31-03-2004 31-03-2005 30-06-2004 31-03-2004 28-02-2005 30-06-2003 31-12-2003 30-06-2004 31-03-2004 31-03-2004 30-04-2005 31-12-2003 31-03-2004 31-03-2004 31-03-2003 29-02-2004 30-06-2003 31-05-2003 31-01-2004 31-12-2003 01-07-2003 31-12-2003 30-04-2004 31-12-2003
21