Westvoorne Hoofdweg Oostvoorne
Bijlagen bij de toelichting van het bestemmingsplan
rboi adviseurs ruimtelijke ordening
Westvoorne Hoofdweg Oostvoorne
Bijlagen bij de toelichting van het bestemmingsplan
identificatie
planstatus
identificatiecode:
datum:
status:
NL.IMRO.0614.1209bpHoofdweg-0100
03-02-2011
concept
19-04-2011 08-11-2011 10-04-2012
voorontwerp
projectnummer:
ontwerp vastgesteld
061400.15270.00 opdrachtleider:
R.008/04
mw. drs. J.P. Zevenbergen-Herweijer
gecertificeerd door Lloyd’s conform ISO 9001: 2000
aangesloten bij:
RBOI - Rotterdam bv Delftseplein 27b Postbus 150 3000 AD Rotterdam telefoon (010) 201 85 55 E-mail:
[email protected]
© RBOI - Rotterdam/Middelburg bv Niets uit dit drukwerk mag door anderen dan de opdrachtgever worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van RBOI - Rotterdam/Middelburg bv, behoudens voorzover dit drukwerk wettelijk een openbaar karakter heeft gekregen. Dit drukwerk mag zonder genoemde toestemming niet worden gebruikt voor enig ander doel dan waarvoor het is vervaardigd.
bijlagen bij de toelichting
Inhoudsopgave
Bijlage 1
Archeologisch onderzoek
Bijlage 2
Verkennend Bodemonderzoek perceel 813
Bijlage 3
Verkennend Bodemonderzoek perceel 812
Bijlage 4
Bureauonderzoek ecologie
Bijlage 5
Quickscan ecologie
Bijlage 6
Natuurtoets voor vleermuizen, kleine modderkruiper en rugstreeppad
Bijlage 7
Advies DCMR
Bijlage 8
Kwantitatieve risicoanalyse
Bijlage 9
Contourenkaart
Bijlage 10
Advies VRR
Bijlage 11
Wegverkeerslawaai
Bijlage 12
Wegverkeerslawaai 2
Bijlage 13
Overlegreacties
Bijlage 14
Nota inspraakreacties
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 061400.15270.00 Rotterdam / Middelburg
_______________________________________________________________________________________________________________ 061400.15270.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Bijlage 1
Archeologisch onderzoek
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 061400.15270.00 Rotterdam / Middelburg
_______________________________________________________________________________________________________________ 061400.15270.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
RAPPORT A10–089–I Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg (tussen nrs. 2 en 4) te Oostvoorne (gemeente Westvoorne) Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met boringen
Opdrachtgever:
VDG-Stedenbouw Schuwacht 140 2941 EH Lekkerkerk
contactpersoon:
dhr. C. van der Graaf
ArcheoMedia BV, Postbus 333, 2910 AH Nieuwerkerk aan den IJssel, tel.: 010-2582 360; fax: 010-2582 325
COLOFON Projectcode: Bestandsnaam:
Datum: Auteur: Projectleider: Bureauonderzoek: Veldonderzoek: Redactie: Digitale uitwerking tekeningen: Archeologische interpretatie: Advisering: Autorisatie:
A10–089–I Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg (tussen nrs. 2 en 4) te Oostvoorne (gemeente Westvoorne). Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met boringen. december 2010 drs. N.H. van der Ham drs. N.H. van der Ham drs. N.H. van der Ham dr. P.T.A. de Rijk, drs. A.J.D. Isendoorn, drs. N.H. van der Ham en R.G.H. Steenken ing. A.J. Vermeulen en drs. N.H. van der Ham M.T. Leenders MA drs. N.H. van der Ham en drs. A. Wagner drs. A. Wagner
drs. A. Wagner senior KNA–archeoloog ArcheoMedia BV e-mail:
[email protected]
ArcheoMedia BV, archeologisch onderzoeks- en adviesbureau, 2010, Capelle aan den IJssel ISBN/EAN: 97890-5970-699-6 Niets uit deze uitgave mag vermenigvuldigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers.
Betrouwbaarheid van archeologisch booronderzoek Het onderzoek is op zorgvuldige wijze verricht volgens de algemeen gebruikelijke inzichten en richtlijnen, zoals vastgelegd in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (versie 3.2) van het Centraal College van Deskundigen. Bij ieder bodemonderzoek wordt gestreefd naar een optimale representativiteit. Het onderzoek is gebaseerd op het verrichten van een beperkt aantal boringen tot een beperkte diepte. Daardoor blijft het mogelijk dat lokaal archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn, die tijdens het onderzoek niet naar voren zijn gekomen. Bovendien laten bepaalde archeologische resten, zoals grafvelden en steentijdvindplaatsen, zich lastig ontdekken met behulp van grondboringen. Indien andere methoden, zoals geofysisch onderzoek of het graven van proefsleuven, betere resultaten leveren, kan tot de uitvoering daarvan in overleg besloten worden. In dat geval zal een aanvullende offerte worden uitgebracht. ArcheoMedia BV acht zich niet aansprakelijk voor de eventueel uit bovengenoemde afwijkingen voortvloeiende schade of gevolgen. Certificering ArcheoMedia BV heeft sinds 1994 een veiligheidsbeheerssysteem dat voldoet aan de eisen van de VCA. Sinds 1996 voldoet het kwaliteitssysteem van ArcheoMedia BV aan de eisen van de NEN-EN-ISO 9001. Sinds 2003 voldoet het kwaliteitssysteem aan de eisen van de NEN-EN-ISO 9001:2000. ArcheoMedia BV is door het College voor de Archeologische Kwaliteit en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap geschikt bevonden voor het verrichten van vergunningsgebonden opgravingswerkzaamheden.
Rapport A10–089–I/Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg (tussen nrs. 2 en 4) te Oostvoorne, gem. Westvoorne
INHOUDSOPGAVE SAMENVATTING.............................................................................................................1 1
ADMINISTRATIEVE GEGEVENS ...................................................................................3
2
AANLEIDING ONDERZOEK EN BELEIDSKADER ..............................................................4
3
ONDERZOEKSVRAGEN...............................................................................................6
4
BUREAUONDERZOEK.................................................................................................7
5
INVENTARISEREND VELDONDERZOEK ....................................................................... 13
6
BEANTWOORDING VAN DE ONDERZOEKSVRAGEN ..................................................... 18
7
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN............................................................................ 19
GERAADPLEEGDE BRONNEN EN LITERATUUR .................................................................. 20 BEGRIPPEN EN AFKORTINGEN ........................................................................................ 22 OVERZICHT VAN GEOLOGISCHE EN ARCHEOLOGISCHE PERIODEN .................................... 23
BIJLAGE 1 NIEUWBOUWPLAN BIJLAGE 2 PVE EN PVA BIJLAGE 3 BOORPUNTENKAART BIJLAGE 4 GEOMORFOLOGISCHE KAARTEN BIJLAGE 5 NOORDOOSTELIJK LENGTEPROFIEL BIJLAGE 6 PROJECTIE VAN DE BOORPUNTENKAART OP OUDE KAARTEN BIJLAGE 7 BOORSTATEN
Rapport A10–089–I/Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg (tussen nrs. 2 en 4) te Oostvoorne, gem. Westvoorne
SAMENVATTING Naar aanleiding van het voornemen om op de onderzoekslocatie aan de Hoofdweg (tussen nrs. 2 en 4) te Oostvoorne (gemeente Westvoorne) nieuwbouw te realiseren is door ArcheoMedia BV, in opdracht van VDG-Stedenbouw, een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend en karterend booronderzoek uitgevoerd. Uit het bureauonderzoek is gebleken dat: -
de bodem op de onderzoekslocatie bestaat uit een wisselingen van jongere afzettingen van de Formatie van Naaldwijk (Laagpakket van Walcheren, voorheen: Duinkerke 0, I en IIIb) met afzettingen van de Formatie van Nieuwkoop (Hollandveen Laagpakket) op oudere afzettingen van de Formatie van Naaldwijk (Laagpakket van Wormer, voorheen: Calais IV);
-
de onderzoekslocatie volgens de Archeologische Monumentenkaart geen deel uitmaakt van een gebied met een vastgestelde archeologische waarde;
-
de onderzoekslocatie volgens de IKAW grotendeels een middelhoge archeologische trefkans heeft, aan de noordoostzijde echter een hoge archeologische trefkans heeft;
-
de CHS Z-H aan de onderzoekslocatie een grotendeels een middelhoge waarde toekent, aan de centrale oostrand wordt een hoge trefkans toegekend;
-
van de onderzoekslocatie zelf geen waarnemingen of vondstmeldingen bekend zijn;
-
de verwachting op grondsporen en/of vondsten voor de periode ijzertijd-Romeinse tijd hoog is;
-
de verwachting op grondsporen en/of vondsten uit de periode late middeleeuwen en Nieuw tijd middelhoog tot hoog is.
Uit het verkennende en karterende booronderzoek is gebleken dat: -
de aangetroffen bodemopbouw overeenstemt met de verwachtingen uit het bureauonderzoek;
-
de uitloper van een Duinkerke-0 kreek op de noordoostzijde van de onderzoekslocatie is aangetoond;
-
dit booronderzoek geen aanwijzingen heeft opgeleverd voor intacte archeologische (vondstrijke) nederzettingen;
-
de archeologische verwachting uit het bureauonderzoek tijdens dit booronderzoek niet bevestigd is.
Conclusie De resultaten van het bureauonderzoek en het inventariserende veldonderzoek geven geen aanleiding tot aanpassingen in de voorgenomen bouwplannen op de onderzoekslocatie. Aanbevelingen Op basis van dit booronderzoek wordt een archeologisch vervolgonderzoek op de onderhavige onderzoekslocatie niet noodzakelijk geacht. Met betrekking tot deze aanbeveling dient contact te worden opgenomen met de bevoegde overheid. Booronderzoek is gebaseerd op het verrichten van een beperkt aantal boringen tot een beperkte diepte. Daardoor blijft het mogelijk dat lokaal archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn, die tijdens het onderzoek niet naar voren komen. Bovendien laten bepaalde archeologische resten, zoals vuursteenvindplaatsen, grafvelden, water- en/of beerputten, verkavelingspatronen of andere bijzondere toevalsvondsten, zich met behulp van grondboringen lastig ontdekken. Daarom is de kans aanwezig dat (vondstarme) archeologische sporen en vondsten in de bodem aanwezig zijn en dat deze in de uitvoeringsfase van toekomstige bodemingrepen aan het licht komen. Voor dergelijke vondsten bestaat een wettelijke meldingsplicht ex artikel 53 van de Monumentenwet 1988 en de Wet op de archeologische monumentenzorg. Bij graafwerkzaamheden dient men dan ook attent te zijn op eventuele vondsten. De opdrachtgever verplicht de aannemer(s) om attent te zijn op eventuele vondsten en/of sporen tijdens de werkzaamheden en verplicht hen archeologische vondsten onverwijld te melden bij de bevoegde overheid.
Rapport A10–089–I/Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg (tussen nrs. 2 en 4) te Oostvoorne, gem. Westvoorne
1
Afbeelding 1: regionale overzichtskaart van Oostvoorne met de ligging van de onderzoekslocatie.
Rapport A10–089–I/Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg (tussen nrs. 2 en 4) te Oostvoorne, gem. Westvoorne
2
1
ADMINISTRATIEVE GEGEVENS
Projectnaam:
locatie Hoofdweg
Provincie:
Zuid-Holland
Gemeente:
Westvoorne
Plaats:
Oostvoorne
Straatnaam:
Hoofdweg (tussen nrs. 2 en 4)
Kadastrale gegevens locatie:
gemeente Westvoorne, sectie C, perceelnummers 812 en 813
Datum bureauonderzoek
oktober-november 2010
Datum veldonderzoek:
16 en 17 november 2010 (verkennend booronderzoek) 29 november 2010 (karterend booronderzoek)
ARCHIS-onderzoeksmeldingsnr.: 43621 Soort onderzoek:
bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met verkennende en karterende boringen
Oppervlakte:
ca. 2,3 ha
RD-coördinaten:
x: 67.341, y: 436.784 (NW) x: 67.428, y: 436.746 (NO) x: 67.294, y: 436.512 (ZO) x: 67.209, y: 436.563 (ZW) Gemeente Westvoorne Postbus 550 3235 ZH Rockanje contactpersoon: dhr. W. Willemsen tel.: 0181 408 000 e-mail:
[email protected]
Bevoegde overheid:
Beheer en plaats van vondsten en documentatie:
Provinciaal Depot voor Bodemvondsten Zuid-Holland Kalkovenweg 23 2401 LJ Alphen a/d Rijn contactpersoon: dhr. F. Kleinhuis e-mail:
[email protected] De documentatie gaat in kopie naar het e-depot.
Rapport A10–089–I/Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg (tussen nrs. 2 en 4) te Oostvoorne, gem. Westvoorne
3
2
AANLEIDING ONDERZOEK EN BELEIDSKADER
Aanleiding onderzoek:
Men is voornemens nieuwbouw te realiseren op twee nog onbebouwde percelen aan de Hoofdweg (tussen nrs. 2 en 4) te Oostvoorne (gemeente Westvoorne). Deze nieuwbouw geschiedt in het kader van een bestemmingsplanwijziging voor de voorgenomen ontwikkeling van een nieuwe wijk. De archeologische aanleiding volgt uit: 1. de (middel)hoge tot zeer hoge archeologische verwachting van de CHS Zuid-Holland, 2. de indicatie van het onderzoeksterrein als zijnde behorende tot historisch waardevol de daarom behoudenswaardig terrein binnen het Bestemmingsplan Landelijk Gebied Westvoorne, 3. de geplande grondwerkzaamheden (diepte grondverzet >0,4 m -mv; gebied >100/200 m2), die de archeologische vrijstelling overstijgen.1 Ten behoeve van dit bureau- en booronderzoek is door BOOR een Programma van Eisen opgesteld (hier als bijlage 2 genoemd) op basis van hun advies aan de gemeente.2
Toekomstige verstoringen:
Binnen het plangebied zullen 50 onderheide woningen worden gerealiseerd, bomen worden geplant, watergangen worden gegraven en aansluitingen worden aangelegd aan de bestaande infrastructuur (bijlage 1). Nadere gegevens omtrent de diepte van de ontgravingen voor de nieuwbouw zijn nog niet bekend.3
Beleidskader:
Op basis van het Verdrag van Valletta (Malta) is besloten dat archeologisch onderzoek een onderdeel vormt van bestemmingsplanvoorbereidingen en/of uit te voeren projecten waarbij ingrepen in de bodem plaatsvinden. Het verdrag is uitgewerkt in de aangepaste Monumentenwet 1988 en de Wet op de archeologische monumentenzorg (in werking getreden per 1–9–2007). Het uitgangspunt ten aanzien van de aanwezige archeologische waarden in de planvorming is volgens rijks– en provinciaal beleid, behoud in situ.4 De provincie Zuid–Holland onderschrijft deze stelling in de Nota Regels voor Ruimte, 2007,5 en de gemeente Westvoorne onderschrijft deze in het Bestemmingsplan Landelijk Gebied Westvoorne, vastgesteld 29 mei 2007. Door archeologie tijdig in de planvorming te betrekken, kunnen de archeologische waarden hierin eventueel worden ingepast. Pas na de uitvoering van archeologisch vooronderzoek is het mogelijk een integrale afweging te maken, waarbij de nieuwverkregen archeologische gegevens betrokken dienen te worden. De bevoegde overheid zal de resultaten van het onderzoek toetsen. Op basis van dit onderzoek zal de bevoegde overheid een selectiebesluit nemen. De resultaten van het onderzoek dienen in de planvorming
1
Zie verder bijlage 2, PvE (Schoonhoven en Carmiggelt 2010): 2-3. Resp. Schoonhoven en Carmiggelt 2010 d.d. 7 juli 2010 en brief Gemeentewerken Rotterdam - BOOR U2010/17374 d.d. 18 mei 2010. 3 Telefonische informatie opdrachtgever VDG-Stedenbouw, d.d. 26-10-2010. 4 Zie Begrippen en afkortingen. 2
Rapport A10–089–I/Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg (tussen nrs. 2 en 4) te Oostvoorne, gem. Westvoorne
4
betrokken te worden. Het onderzoek en de adviezen hebben betrekking op archeologische vindplaatsen binnen het plangebied. Het onderzoek is afgestemd op het toekomstige grondverzet en de daarmeesamenhangende verstoring van het bodemarchief met de daarin opgeslagen archeologische resten en waarden.
Afbeelding 2: situatiefoto van beide percelen vanuit de zuidzijde van de onderzoekslocatie. Het weiland is onderlangs en middendoor beplant met bomen en struiken. In het weiland is de sloot, die nog om de akker water voert, gedempt. Het oppervlak is ter plaatse lagergelegen dan het overige perceel.
5
Provincie Zuid–Holland 2007.
Rapport A10–089–I/Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg (tussen nrs. 2 en 4) te Oostvoorne, gem. Westvoorne
5
3
ONDERZOEKSVRAGEN
Ten behoeve van dit onderzoek is door de bevoegde overheid een Programma van Eisen (PvE) opgesteld op basis van een door diezelfde overheid uitgevoerd beknopt bureauonderzoek. Dit PvE bevat geen expliciete onderzoeksvragen. Ten aanzien van het uit te voeren onderzoek kunnen de volgende algemene onderzoeksvragen worden gesteld, die aan het bijbehorende Plan van Aanpak (PvA) zijn toegevoegd:6 1.
Worden archeologische resten in het plangebied verwacht c.q. is op de onderzoekslocatie nog een bodemarchief aanwezig? Zo ja, wat is de verwachting voor de onderzoekslocatie wat betreft aard, datering, omvang en ligging van de archeologische resten?
2.
Verschilt de in het veld aangetroffen bodemopbouw van de onderzoekslocatie met de volgens het bureauonderzoek te verwachten bodemopbouw? Zo ja, in welke mate?
3.
Wat is de mate van verstoring van de bodemopbouw op de onderzoekslocatie?
4.
Zijn er aanwijzingen voor intacte archeologische (vondstrijke) nederzettingen?
5.
Dient de archeologische verwachting te worden aangepast?
6.
In welke mate worden eventueel aanwezige archeologische resten als gevolg van de voorgenomen plannen bedreigd?
7.
Hoe kan een verstoring als gevolg van de geplande activiteiten door planaanpassing tot een minimum worden beperkt?
Afbeelding 3: situatiefoto van het noordelijke perceel vanuit de zuidoostzijde van de onderzoekslocatie. Een watervoerende sloot begrenst het akkerperceel.
6
Bijlage 2, PvE en PvA (Wagner en Van der Ham 2010).
Rapport A10–089–I/Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg (tussen nrs. 2 en 4) te Oostvoorne, gem. Westvoorne
6
4
BUREAUONDERZOEK
Doel:
Onderzoeksopzet:
Het doel van het bureauonderzoek is het verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bronnen, over bekende of verwachte archeologische waarden binnen een omschreven gebied. Dit omvat de aan- of afwezigheid, het karakter en de omvang, de datering, de gaafheid en de conservering en de relatieve kwaliteit van de archeologische waarden. Aan de hand van deze gegevens wordt een specifieke archeologische verwachting opgesteld. Het onderzoek is uitgevoerd conform de richtlijnen van de provincie en voldoet aan de KNA. Binnen het bureauonderzoek zijn drie deelprocessen te onderscheiden: Bepalen onderzoekskader Het vaststellen van de kaders waarbinnen het onderzoek dient plaats te vinden, bijvoorbeeld het afbakenen van het onderzoeksgebied. Tevens dienen het mogelijke toekomstige gebruik van het terrein en de consequenties daarvan voor het archeologische erfgoed te worden aangegeven. Verzamelen bekende gegevens Het verzamelen van gegevens die inzicht geven in het huidige gebruik van het terrein, het historische gebruik en de bekende archeologische waarden. Daartoe worden diverse bronnen geraadpleegd zoals oude kaarten, bodemkaarten en recente archeologische onderzoeken in de omgeving, o.a. van het BOOR.7 In ieder geval wordt gebruik gemaakt van ARCHIS, de AMK, de CHS, het KICH, de IKAW en het gemeentelijke bouwarchief.8 Opstellen archeologische verwachting Door alle uit voorgaande stappen verkregen informatie te analyseren en te interpreteren, wordt een verwachtingsmodel opgesteld voor het betreffende plangebied. Daarin wordt aangegeven welke delen van het terrein een hoge, middelhoge, dan wel lage archeologische verwachtingswaarde hebben. Op basis van dit model wordt een advies gegeven over het te volgen vervolgtraject: geen verdere actie, beschermen of aanvullend onderzoek.
Bodemkundige gegevens Geologie:9
De onderzoekslocatie ligt volgens de Geologische kaart van Nederland blad Rotterdam 37 West grotendeels op één ondergrond, code A1.3b, waarbij afzettingen van de Formatie van Nieuwkoop (Hollandveen Laagpakket) is vertand met afzettingen van de Formatie van Naaldwijk (Laagpakket van Walcheren, voorheen: Afzettingen van Duinkerke IIIb; I en 0). De oostrand van de onderzoekslocatie wordt op de kaart circa centraal doorsneden door code A0.3b, afzettingen van de Formatie van
7 8 9
Zie de literatuurlijst. Zie Geraadpleegde bronnen en literatuur; Begrippen en Afkortingen. Zie bijlage 2, PvE: 4 en Hageman 1972. Cf. voor verdere geologische informatie Van Staalduinen 1979.
Rapport A10–089–I/Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg (tussen nrs. 2 en 4) te Oostvoorne, gem. Westvoorne
7
Naaldwijk (Laagpakket van Walcheren, voorheen: Afzettingen van Duinkerke IIIb, oudere afzettingen van Duinkerke en Laagpakket van Wormer, voorheen: Afzettingen van Calais IV). Dit zijn geul- en oeverafzettingen resp. uit de late middeleeuwen en de late ijzertijd. Geomorfologie:10
Vlakte van getij-afzettingen (2M35).
Bodem:11
Kalkrijke poldervaaggronden; zware zavel, profielverloop 5 (Mn25A). Grondwatertrap VI (GHG: 40-80 cm -mv; GLG: >120 cm - mv).
Archeologische gegevens Status onderzoekslocatie:
De onderzoekslocatie maakt geen deel uit van een terrein met een vastgestelde archeologische waarde.
AMK-terreinen in de omgeving:12
Op ca. 500 m en 1 km ten oosten van de onderzoekslocatie liggen twee AMK-terreinen van hoge archeologische waarde. Het zijn vermoedelijk twee nederzettingsterreinen (resp. AMK-nr. 16111 en 16203) uit de Romeinse tijd, waarvan eerstvermelde AMK-nr. met een dam uit de (ijzertijd/) Romeinse tijd. Op 1 km ten noordwesten van de onderzoekslocatie ligt de oude dorpskern van Oostvoorne met twee AMK-terreinen van zeer hoge archeologische waarde: De Burcht Oostvoorne, een omgrachte heuvel, waarop resten van funderingen en opgaand werk van een cirkelvormige burcht/mottekasteel uit de late middeleeuwen (AMK-nr. 4076) en de voorburcht (AMK-nr. 8762) behorende bij het mottekasteel. Een deel van het oostelijk dichtst bij gelegen nederzettingsterrein (AMK-nr. 16111; Polder Oostvoorne) is opgegraven en verstoord tijdens de aanleg van een gas- en waterleiding. Dit terrein ligt op de kreek, waarvan een uitloper de onderzoekslocatie in het (noord)oosten raakt. Tijdens het onderzoek zijn (resten van) goed geconserveerd Romeins aardewerk, (on)bewerkt bot, houtskool, één fibula, munten en houten palen aangetroffen. De dam bestond uit een aarden constructie van kleikluiten en 'riet'lagen met liggend hout en schuin geplaatste palen, die erin opgenomen waren. De constructie lag tegen een Duinkerke I-geul aan. De dam dateert mogelijk uit de ijzertijd.13 Behoudens de greppel die door het BOOR is opgegraven, eveneens tijdens de aanleg van een gas- en waterleiding, zijn geen andere grondsporen aangetroffen op het meest oostelijk gelegen nederzettingsterrein (AMK-nr. 16203; Polder Rugge, Schrijversdijk). Ook deze vindplaats ligt op een oude kreekrug. De greppel bevatte (fragmenten van) goed geconserveerd aardewerk, bot, dakpan, huttenleem, één munt en slakken.14
Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW): 10 11 12 13 14
Voor de onderzoekslocatie geldt een middelhoge trefkans.
ARCHIS 2010: geomorfologie. ARCHIS 2010: bodem (Alterra). ARCHIS 2010: monumenten. Zie naast ARCHIS-nr ook ook Moree, Carmiggelt, Goossens, Guiran, Peters en Van Trierum 2002: 108-109, nr, 08-61. Zie naast ARCHIS-nr ook Moree, Carmiggelt, Goossens, Guiran, Peters en Van Trierum 2002: 109, nr, 08-62.
Rapport A10–089–I/Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg (tussen nrs. 2 en 4) te Oostvoorne, gem. Westvoorne
8
ARCHISwaarnemingen op de onderzoekslocatie: CHS:15
Op de onderzoekslocatie zijn in ARCHIS geen archeologische waarnemingen of vondstmeldingen geregistreerd. De onderzoekslocatie heeft grotendeels een redelijke tot grote kans op archeologische sporen (zeeafzettingen). Het midden van de oostrand van de onderzoekslocatie heeft een zeer grote kans op archeologische sporen (geulafzettingen/stroomgordels). Op de zeeafzettingen is bewoning mogelijk vanaf de ijzertijd of de Romeinse tijd. Op de geulafzettingen/stroomgordels is bewoning mogelijk vanaf de bronstijd, ijzertijd of Romeinse tijd en plaatselijk vanaf het Neolithicum.
KICH:16
Raadpleging heeft geen relevante informatie opgeleverd.
Beleidsdocument gemeente:
De onderzoekslocatie ligt in gebied A(2/3), historisch terrein waarbij de archeologische waarden in principe behouden dienen te blijven of CHSgebied met een zeer grote kans op het aantreffen van archeologische sporen.17
Bouwarchief:18
Ter plaatse zijn geen gemeentelijke monumenten bekend.
Waarnemingen en In de directe omgeving van de onderzoekslocatie zijn geen vondstmeldingen in de waarnemingen of vondstmeldingen bekend. Meerdere clusters van omgeving: waarnemingen en vondstmeldingen in de wijdere omgeving van de onderzoekslocatie hebben betrekking op de boven beschreven AMKterreinen. In de wijdere omtrek zijn voorts tijdens onderzoeken van het BOOR vondsten van aardewerkscherven, deels uit de Romeinse tijd, en baksteen uit de periode 14e-15e eeuw gedaan. In een enkel geval betreft het sporen van het laatmiddeleeuwse perceleringssysteem op een diepte van 1,25-1,6 m -mv.19 In de omgeving van de onderzoekslocatie zijn meerdere onderzoeken, o.a. van BOOR, bekend. In enkele van deze onderzoeken zijn mogelijke leeflagen uit de late middeleeuwen aangetroffen.20 Tijdens booronderzoek langs een dijk aan de Aelbrechtsweg (ca. 1 km ten zuidoosten van de onderzoekslocatie) is in de boringen op 0,7 m -mv een vermoedelijk laatmiddeleeuwse leeflaag aangetroffen. Op ca. 1,4-1,7 m -mv werd ter plaatse vermoedelijk veraard veen aangetroffen waarop bewoning mogelijk is vanaf de midden-bronstijd.21 Deze veenlaag was gedeeltelijk geërodeerd. In beide lagen werd een gering aantal fragmenten (on)verkoolde bot- en houtresten aangetroffen. Aan de Langeweg (ca. 250 m ten oosten van de onderzoekslocatie) is enkele boringen op 1,2/1,3–1,5/2,4 m –mv een zwak veenhoudende 15
CHS Zuid-Holland 2010. KICH 2010. 17 Bestemmingsplan Landelijk Gebied Westvoorne 2007: afb. 20. Op deze weergave van de archeologische waardenkaart (AWK) is het onderscheid tussen de verschillende onderverdelingen van de categorie A niet duidelijk. 18 Gemeente Westvoorne 2010; Stenvert 2004: 386-388 lemma Oostvoorne. 19 Zie uitgebreider met ARCHIS en BOOR-nrs. in bijlage 2, PvE: 4-5. Zie ook Moree, Carmiggelt, Goossens, Guiran, Peters en Van Trierum 2002. Raadpleging van het BOOR (november 2010) heeft geen nieuwe informatie opgeleverd. 20 Zie voor BOOR-onderzoeken in de omgeving bijlage 2, PvE: 5. 21 Van der Ham 2007: 15-16, 19. 22 Van der Ham en Wagner 2008: 14-15, 17. 23 Op een vergelijkbare diepte is tijdens een booronderzoek aan de Pinnepot in twee boringen een dun veenbandje vastgesteld waarvan de top door latere afzettingen verspoeld was. Het veenbandje is vastgesteld in de boringen 3 en 6 aldaar, van de overige boringen op die locatie wordt gesteld dat het veen volledig geërodeerd is (Dorst 2005: 10–11). 16
Rapport A10–089–I/Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg (tussen nrs. 2 en 4) te Oostvoorne, gem. Westvoorne
9
kleilaag aangetroffen.22 Waarschijnlijk is dit veenbandje op de locatie Langeweg geheel geërodeerd.23
Historische gegevens Historische gegevens onderzoeksgebied:24
Historische geografie:26
Oostvoorne is een kerkringdorp, dat aan de binnenduinrand in de middeleeuwen rondom een kerk is ontstaan. Een eerste schriftelijke vermelding dateert uit 1105. Het dorp wordt mede gekenmerkt door de ruïne van de middeleeuwse burcht van de heren van Voorne. Deze ruïne ligt aan de noordzijde van het dorp. Een voorburcht (een kleine boerennederzetting) lag destijds aan de westzijde van deze burcht en waaierde naar het noorden en zuiden uit. Zoals veel nederzettingen in de omgeving werd dit dorp in de Nieuwe tijd overvleugeld door de stad Brielle, die door met name de haringvisserij een enorme bloei beleefde en in de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) een betekenisvolle vestingstad was. Vanaf de 18e eeuw kreeg Oostvoorne meer betekenis als lust- en vakantieoord. Er verrezen menige buitenplaatsen. Vanaf de 19e eeuw, met name na de aanleg van tramlijnen vanuit Rotterdam en na de inwerkingtreding van de arbeidsduurverkorting (Arbeidswet, 1919), werd Oostvoorne als badplaats populair onder een groter publiek. Na de Tweede Wereldoorlog heeft haar positie als vakantieoord ten gevolge van het massatoerisme een hoge vlucht genomen.25 Op de oudst bekende vrij summiere 'Caarte van de polder van Oost Voorn' (1697) ligt de onderzoekslocatie in de polder Goudhoek. De Hoofdweg is reeds aangegeven en sluit aan de noordzijde haaks aan op de ter plaatse oost-west lopende Langeweg, een ringdijk uit de 12e eeuw.27 De onderzoekslocatie ligt enkele decimeters te zuiden van deze dijk. Op deze kaart zijn direct aan de westzijde van de 'De Hoofweg' vier vierkante tot korte rechthoekige percelen aangegeven. Daarachter liggen vijf lange en smallere rechthoekige percelen. In het zuiden van dit gebied loopt een watertje (sloot of misschien wetering) van west naar oost haaks langs de zuidelijke percelen. De percelen zijn onbebouwd weergegeven. Op de kadastrale kaart uit 1811-1832 maakt de onderzoekslocatie nog steeds deel uit van bedijkt agrarisch poldergebied en is onbebouwd. De locatie is herverdeeld in zes parallel lopende grotere percelen. Op de Topografisch Militaire kaarten van 1924 en 1929 is de situatie vrijwel ongewijzigd. De percelen langs de Hoofdweg zijn nu samengevoegd tot vier en worden aangegeven als weidegronden. De onderzoekslocatie beslaat het merendeel van het middelste perceel en delen van de aanliggende percelen. Op de Topografische kaart uit 1943, 1958 en 1963 is de situatie iets gewijzigd. Langs de Hoofdweg worden slechts drie over de breedte van de onderzoekslocatie begrensde percelen aangegeven; het
24
Zie uitvoerige over de gemeente Westvoorne bijlage 2, PvE: 3-4. Stenvert et al. 2004: 68, 386-389. 26 Alle kaarten vanaf de 19e eeuw geraadpleegd via Watwaswaar 2010. De 'Caarte van de polder van Oost Voorn' (1697) is geraadpleegd via Streekarchief Voorne-Putten 2010. Cf. bijlage 2, PvE: 3. 25
Rapport A10–089–I/Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg (tussen nrs. 2 en 4) te Oostvoorne, gem. Westvoorne 10
noordoostelijke en oostelijke perceel worden als weidegronden aangegeven en de overige als agrarisch bouwland. Op de westzijde van de onderzoekslocatie is de percelering naar het zuidwesten toe versmald, zodat het aangrenzende perceel deels over de onderzoekslocatie heen loopt. Op de kaart uit 1963 wordt de onderzoekslocatie in het noorden en in het zuiden begrensd door twee bebouwde en deels bestrate percelen.
Overige gegevens Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN):28
Raadpleging van het AHN heeft weinig relevante informatie opgeleverd met betrekking tot de huidige onderzoekslocatie. De westelijke rand is licht verhoogd, hetgeen verband zal houden met de oude ligging van de bestrating langs de onderzoekslocatie. De maaiveldhoogte loopt van west naar oost af (ca. 0,23 m NAP en 0,19 m -NAP).
Huidig of recent gebruik:29
Op basis van luchtfoto's blijkt de onderzoekslocatie onbebouwd en is over de lengte in twee percelen ingedeeld. De oostelijke helft is grotendeels agrarisch bouwland. De westelijke helft en de onderrand van de oostelijke helft zijn weidegronden omrand met bomen en struiken aan de zuid(west)zijde van de onderzoekslocatie. Op de onderzoekslocatie zijn geen kabels en leidingen aangegeven.
Milieukundig onderzoek:
Nvt.
Specifieke archeologische verwachting:
Gelet op de geologie is op de onderzoekslocatie bewoning mogelijk vanaf de ijzertijd/Romeinse tijd en sporadisch vanaf het Neolithicum en de bronstijd. Aangezien de in de directe en wijdere omgeving van de huidige onderzoekslocatie uitgevoerde archeologische onderzoeken geen vondsten uit de vroege prehistorie hebben opgeleverd, geldt voor de periode van het Neolithicum t/m de bronstijd voor de onderzoekslocatie een lage archeologische verwachting. In de wijdere omgeving van de onderzoekslocatie zijn enkele vondsten uit de ijzertijd en vooral de Romeinse tijd gedaan. Deze kunnen op ca. 1,4-1,7 m -mv (Aelbrechtsweg), in en/of boven het Duinkerke I afzettingsniveau (Fm van Naaldwijk) worden aangetroffen. Op grond hiervan kan voor deze periode aan de onderzoekslocatie een hoge archeologische verwachting worden toegekend. Naast nederzettingsresten (sporen en resten van houten [funderingsgreppels, palen, wandstructuren] en eventueel deels stenen bebouwing, waterputten, erfafscheidingen, afvalkuilen), eventueel met bijbehorende graven, kunnen overblijfselen van infrastructuur (wegen, perceelsgreppels e.d., damstructuren) worden verwacht. Het vondstenspectrum zal voornamelijk bestaan uit hetgeen voor een landelijke agrarische nederzetting gebruikelijk is: (fragmenten van) vaatwerk van aardewerk (handgevormd en gedraaid), glas en evt. metaal, (delen) van kledingaccessoires en sieraden van metaal en been (sieraden ook glas en evt. natuursteen), gereedschappen en overige
27 28 29
Zie nog bijlage 2, PvE: 3, bewoningsgeschiedenis van Westvoorne. AHN 2010 en EduGIS 2010. Zie bijlage 2, PvE/PvA: bijlage Boorpuntenkaart; Google earth 2010. Klic-gegevens, november 2010.
Rapport A10–089–I/Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg (tussen nrs. 2 en 4) te Oostvoorne, gem. Westvoorne 11
gebruiksvoorwerpen van metaal, hout, been, aardewerk (bijv. spinklosjes, weefgewichten) en natuursteen (bijv. maalsteen), evt. ook keramisch (baksteen, dakpannen) en/of natuurstenen (leisteen, grind) bouwmateriaal. Naast nederzettingsafval kunnen evt. resten worden aangetroffen die te maken hebben met kleinschalige ambachtelijke activiteiten. Ook kunnen houtskool, verbrande leem, organische en ecologische resten (hout, verbrande en onverbrande pollen en zaden) en fosfaat worden verwacht. Gezien het vrijwel volledig ontbreken in de (wijde) omgeving van de onderzoekslocatie van waarnemingen en/of vondstmeldingen uit de vroege middeleeuwen geldt voor de onderzoekslocatie voor deze periode een lage archeologische verwachting.30 Voor de late middeleeuwen kan aan de onderzoekslocatie een gemiddelde tot hoge archeologische verwachting worden toegekend, aangezien uit de directe en wijde omgeving van de onderzoekslocatie meerdere grondsporen en vondsten uit deze periode bekend zijn. Deze kunnen worden aangetroffen in en/of boven het Duinkerke IIIb afzettingsniveau (Fm van Naaldwijk, Laagpakket van Walcheren). De op de onderzoekslocatie te verwachten grondsporen kunnen bestaan uit resten van houten en/of (deels) stenen boerderijen met bijgebouwen, water– en evt. beerputten, erfafscheidingen en wegen/infrastructuur (o.a. verkavelingsgreppels, sloten) die gerelateerd kunnen worden aan de ontginningsperiode (10e/11e eeuw), maar ook aan de later gevormde polder en dijk (12e eeuw). Het vondstenspectrum zal niet wezenlijk verschillen van dat van de voorgaande periode(n). Gelet op de bekende archeologische resten en de resultaten van de historisch–geografische analyse geldt voor resten van bebouwing uit de Nieuwe tijd een zeer lage archeologische verwachting, echter een hoge verwachting met betrekking tot infrastructuur (sloten, perceleringsgreppels). De kans op het aantreffen van vondsten van organisch materiaal en van paleo–ecologische resten is sterk afhankelijk van de bodemgesteldheid ter plaatse. Onverbrande vondsten van organisch materiaal en paleo–ecologische resten zullen over het algemeen slechts beneden de grondwaterspiegel kunnen worden aangetroffen. Verbrande vondsten van organisch materiaal en paleo–ecologische resten kunnen daarnaast ook in grondsporen worden aangetroffen. Algemeen is de kalkrijke bodem gunstig voor de conservering van organisch materiaal.
30
Vondsten waarvan een vroegmiddeleeuwse datering niet geheel is uitgesloten bevinden zich op >1,5 km afstand van de onderzoekslocatie: ARCHIS waarneming 403941 (Hoflaan, burcht van Oostvoorne), ARCHIS vondstmelding 405335 (Kloosterweg 24 bij Brielle).
Rapport A10–089–I/Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg (tussen nrs. 2 en 4) te Oostvoorne, gem. Westvoorne 12
5
INVENTARISEREND VELDONDERZOEK
Doel:
Het doel van het inventariserende veldonderzoek is het aanvullen en toetsen van het gespecificeerde verwachtingsmodel dat gebaseerd is op het bureauonderzoek. Dit gebeurt met behulp van waarnemingen in het veld, waarbij (extra) informatie wordt verkregen over bekende of verwachte archeologische waarden binnen een onderzoeksgebied. Het bepalen van de aan- of afwezigheid, de aard, de omvang, de datering, de gaafheid, de conservering en de relatieve kwaliteit van de archeologische waarden staan hierbij voorop. Veel gebruikte onderzoeksmethoden zijn oppervlaktekartering, booronderzoek, geofysisch onderzoek en het graven van proefsleuven en proefputten. Het resultaat is een rapport met een waardering en een (selectie-) advies aan de hand waarvan een beleidsbeslissing (meestal een selectiebesluit) genomen kan worden.
Onderzoeksopzet:
Conform de KNA en het PvE bij dit onderzoek31 is gekozen voor een inventariserend veldonderzoek door middel van een oppervlaktekartering en een verkennend booronderzoek, gevolgd door een karterend booronderzoek op het zuidelijke deel van de onderzoekslocatie.32 Ter plaatse is vooral gelet op mogelijk bewaard gebleven bodem- en bewoningslagen vanaf de ijzertijd t/m de Nieuwe tijd en in welke conditie deze zich bevinden. Het inventariserend veldonderzoek is zodanig uitgevoerd dat een archeologische beoordeling gegeven kan worden ten aanzien van het (toekomstige) gebruik van de locatie.
Verantwoording gekozen onderzoeksmethode:
Booronderzoek is de minst destructieve methode om de archeologische verwachting te toetsen. Met het booronderzoek is het relatief eenvoudig mogelijk om de bodemopbouw te bepalen, alsmede de mate van verstoring van de bodem. De verwachting is dat de archeologische indicatoren die volgens het bureauonderzoek aanwezig kunnen zijn, in de boringen herkend zullen worden. Aan de hand van de resultaten van de boringen kan de archeologische verwachting, indien noodzakelijk, worden bijgesteld.
Oppervlaktekartering:
Voorafgaand aan het uitvoeren van de boringen wordt een oppervlaktekartering uitgevoerd. Bij een oppervlaktekartering wordt het terrein visueel geïnspecteerd op de aanwezigheid van eventuele archeologische indicatoren, zoals aardewerk, metaal, (verbrande) leem, (verbrand) bot en houtskool. Tijdens een terreinverkenning wordt vooral aandacht besteed aan geploegde akkers, molshopen, geschoonde slootkanten en andere bodemontsluitingen voor het doen van oppervlaktevondsten. Ook wordt gelet op hoogteverschillen, verkavelingspatronen en perceelsvormen die een aanwijzing kunnen zijn voor bewoning.
Verkennend en karterend
Boringen worden uitgevoerd volgens een regelmatig patroon.33 De onderlinge afstand tussen de boringen is afhankelijk van de situatie en de gewenste nauwkeurigheid. Van de boringen zijn beschrijvingen
31
Zie bijlage 2 (Schoonhoven en Carmiggelt 2010: 6-7) en het daarvan afgeleide PvA (Wagner en Van der Ham 2010). Op grond van de resultaten van het verkennende booronderzoek is, in overleg met de (adviseur van de bevoegde overheid) en de opdrachtgever, een karterend booronderzoek uitgevoerd aan de zuid(west)zijde van de onderzoekslocatie. De resultaten van beide booronderzoeken zijn in deze rapportage samengevoegd. 33 Zie bijlage 2, PvE/PvA: resp. bijlage 1/bijlage 2. 32
Rapport A10–089–I/Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg (tussen nrs. 2 en 4) te Oostvoorne, gem. Westvoorne 13
booronderzoek:
gemaakt en de opgeboorde grond is geïnspecteerd op de aanwezigheid van archeologische indicatoren. Daarnaast is gelet op de aanwezigheid van fosfaten (uitgespoelde en neergeslagen organische resten) en cultuurlagen (donkergekleurde bodemlagen, die vaak archeologische indicatoren bevatten). Op basis van de aldus verkregen gegevens kan een verspreidingskaart van de archeologische waarden in een gebied gemaakt worden. Bij ieder bodemonderzoek wordt gestreefd naar een optimale representativiteit. Het onderzoek is echter gebaseerd op het verrichten van een beperkt aantal boringen tot een beperkte diepte. Daardoor blijft het mogelijk dat lokaal archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn, die tijdens het onderzoek niet naar voren komen. Bovendien laten bepaalde archeologische resten, zoals vuursteenvindplaatsen, grafvelden, water- en/of beerputten, verkavelingspatronen of andere bijzondere toevalsvondsten, zich met behulp van grondboringen lastig ontdekken.
Positie boorpunten:
De boorpunten zijn geplaatst volgens het boorplan, rekening houdend met lokale terreinomstandigheden (bijlage 3).
Boormateriaal:
Er is geboord met een edelmanboor (12 cm in diameter) tot 1 m -mv. De boringen zijn alle doorgezet met een boorguts (7 cm in diameter).
Minimale boordiepte:
De minimale boordiepte bedroeg ca. 2 m –mv.34
Maximale boordiepte:
De maximale boordiepte bedroeg ca. 4,0 à 4,45 m –mv (boringen 002, 011 en 048).35
x-,/y-coördinaten boringen gemeten met: z-coördinaten gemeten met:
De locaties van de boorpunten zijn ingemeten met een DGPS (afwijkingsmarge ca. 0,5 m).
Boorbeschrijving:
Conform NEN 5104 (bijlage 7).
Monsters:
Aan het begin van het veldonderzoek zijn twee monsters genomen van mogelijke archeologisch interessante lagen. De twee monsters zijn genomen van een humeuzere kleilaag boven het veen (002) en van de veraarde top van het veen waar het iets dikker was (005). Op grond van de resultaten van de overige boringen en na hernieuwde analyse van de bijbehorende boorstaten zijn de beide monsters niet verder uitgewerkt.
De hoogte van het maaiveld ter plaatse van de boringen is ingemeten met behulp van een waterpas (afwijkingsmarge 1 cm).
Resultaten Resultaten oppervlaktekartering:
De onderzoekslocatie bestaat uit een L-vormig grasland en een lang rechthoekig vers geploegd akkerperceel (afbeeldingen 2 en 3). De oppervlaktekartering is op het grasland weinig zinvol gebleken. Op het akkerperceel werden sterk verspreid verscheidene (sub)recente indicatoren (fragmenten van baksteen, aardewerk, pijpaarde, glas,
34
De boringen 003-004, 006-010, 012-015, 017-020, 022, 026, 028, 031-033, 035-036, 038-045. Boring 037 is op 1 m -mv gestuit op een drainagepijp. 35 De maximale boordiepte volgens PvE is niet bereikt, aangezien reeds op (veel) geringere diepte tot in de Calais IV afzettingen werd geboord.
Rapport A10–089–I/Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg (tussen nrs. 2 en 4) te Oostvoorne, gem. Westvoorne 14
metaal) aangetroffen. Er zijn geen concentraties van indicatoren aanwezig, noch zijn er resten ouder dan de Nieuwe tijd op de akker aangetroffen. Resultaten booronderzoek:
De bodemopbouw op de onderzoekslocatie is globaal:36 0,0 - ca. 0,4 ca. 0,4 - 0,8
ca. 0,8 - 0,95 ca. 0,95 - 1,05 ca. 1,05 - 2,0 ca. 2,0 - 3,0 ca. 3,0 - 3,5 ca. 3,5 - 3,6 ca. 3,6 - 4,45
zand/klei, matig humeus, planthoudend (bouwvoor) klei, zwak/matig zandig of siltig, zwak humeus, zwak roesthoudend, zwak planthoudend (D-IIIb), geleidelijke/scherpe laagovergang klei, zwak siltig, matig roesthoudend (D-I) , geleidelijke laagovergang veen, licht veraard top, grotendeels geërodeerd (Hollandveen), scherpe laagovergang klei, zwak zandig, zwak tot matig siltig, zwak tot matig planthoudend (D-0), geleidelijke overgang zand/klei, zeer fijn, zwak tot matig siltig, zwak planthoudend (D-0), geleidelijke laagovergang veen, erosief contact met bovenlaag (Hollandveen), scherpe laagovergang klei, matig siltig, zwak planthoudend (Calais IV), geleidelijke laagovergang zand, matig siltig, gelaagd kleiig, zwak planthoudend deels gelaagd (Calais IV), scherpe laagovergang
Bijzonderheden: In de boringen 001-002, 011, 025 en 046-056 is een geërodeerde ca. 15-40 cm dikke geërodeerde veenlaag op een dieper liggende zandlaag aangetroffen (resp. niveaus op ca. 3,1-3,15 m -mv en ca. 3,55-3,7 m -mv, tussen 2,8-3,0 en 3,8-4,0 m -mv). In het ondiepere bodemniveau is in deze boringen, behoudens in de boringen 046-050 en 052-056, geen veen aanwezig. In de ondiepere boringen 020-021, 023-030, 034, 036, 040-045 is evenmin veen in de ondiepere bodem aangetroffen. In deze boringen is op het veenniveau in de ondiepere bodem een siltige kleilaag met plantenresten aanwezig. In de overige boringen is het (deels licht veraarde) veen tussen 0,8 en 1,35 m -mv als een ca. 5-20 cm dun bandje aanwezig, meest met sporen van erosief contact met de bovenliggende klei: veenplukken in de onderkant van de klei en een met klei ingespoelde veentop. In de zuid(west)elijk gelegen boringen is deze ondiepe veenband het dikst (048, 052-053). In enkele boringen (016, 021, 026, 030, 040, 042043) zijn nog slechts veenplukken in de bovenliggende klei aanwezig, alsook scherpe laagovergangen (001-002, 024-027) zichtbaar. In de overige boringen zonder veenlaag is er een geleidelijke overgang tussen de lagen in de ondiepere bodem. Op regelmatige afstanden is in meerdere boringen vanaf de bouwvoor tot net boven of in de top van de bovenste veenlaag, op ca. een afwijkende bodemopbouw zichtbaar, die bestaat uit een opeenvolging van dunne zandige en humeuze kleilagen en veelal een zandige onderlaag 001-002, 004, 006-007, 009-011, 012?, 013-014, 024, 36
Binnen deze beschrijving is de oude geologische nomenclatuur gebruikt. Voor de nieuwe nomenclatuur wordt verwezen naar het bureauonderzoek, sub Bodemkundige gegevens. Cf. Profielenblad van de Geologische kaart van Nederland, blad 37 West, profiel B-B’ ad polder Rugge en daar ten westen van; Van Heeringen en Theunissen 2002.
Rapport A10–089–I/Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg (tussen nrs. 2 en 4) te Oostvoorne, gem. Westvoorne 15
025?, 031, 036, 039-040, 045-048, 051, 052?). De laagste waterstand ligt globaal tussen 1,0 en 1,2 m –mv. Evaluatie en interpretatie van de boringen:
De bodemopbouw op de onderzoekslocatie lijkt onder ca. 0,4 m -mv, plaatselijk vanaf ca. 0,75-1,15 m -mv, intact en natuurlijk. De bodemopbouw komt grotendeels overeen met de verwachtingen uit het bureauonderzoek: er zijn afzettingen van het Hollandveen Laagpakket (Fm Nieuwkoop) aangetroffen vertand met afzettingen van de Duinkerke lagen IIIb, I en O (Fm Naaldwijk). De ondergrond op de huidige onderzoekslocatie blijkt echter vooral overeen te komen met het gebied ten westen van de polder Rugge op het profielblad van de Geologische kaart, blad Rotterdam 37 West, waar het tweede onderliggende Hollandveen plaatselijk in het zuidelijke terreindeel tussen de bovenliggende kleiige en onderliggende zandige afzettingen van Calais IV voorkomt (boringen 047 en 052). De geomorfologische kaarten in bijlage 4 en het boorprofiel over de oostelijke lange zijde van de onderzoekslocatie geven een overzicht van de verschillende afzettingen aanwezig in de locale ondergrond, t.w. van Duinkerke 0-IIIb en van het Hollandveen. Uit de kaarten blijkt dat in deelgebieden van de onderzoekslocatie het Hollandveen in de ondiepere bodemlagen ontbreekt. De te verwachten uitloper van een noordoostelijk gelegen Duinkerke-O stroomrug is in het verlengde daarvan aan de noordoostelijke rand van de onderzoekslocatie aangetoond. Dit kreeklichaam heeft zandige en, verder kominwaarts (d.i. zuid[west]waarts), kleiige afzettingen geproduceerd die de onderzoeklocatie bijna helemaal afdekken. Het omliggende veen is door deze afzettingen licht tot geheel geërodeerd. Slechts langs de zuidoostelijke, zuidwestelijke en westelijke randen van de onderzoekslocatie resteert een zeer dunne veenlaag, die aan de zuidwestelijke zijde van de onderzoekslocatie het dikst is en licht veraard is. Een dergelijke erosieve werking van de Duinkerke Afzettingen is bij onderzoeken op naburige locaties met soortgelijke ondergronden reeds aangetoond: o.a. aan de Pinnepot en de Langeweg direct ten oosten van de onderzoekslocatie en aan de Aelbrechtsweg ten zuidoosten van de onderzoekslocatie.37 De geomorfologische kaarten van Afzettingen van Duinkerke I en IIIb laten zien dat de voormalige kreekafzettingen reeds in de Duinkerke I periode volledig zijn afgedekt. Er heeft zich meer naar het noordwesten een nieuwe kreek gemanifesteerd, waarvan de kleiige afzettingen van de kreekuitloper over de noordwestelijke rand van de onderzoekslocatie zichtbaar is.38 Het meest informatieve boorprofiel van de noordoostelijke lange zijde van de onderzoekslocatie geeft een bevestigend beeld van de plaatselijke geomorfologie (bijlage 5). De regelmatig in meerdere boringen terugkomende verstoringen van bovenaf kunnen aan de hand van een projectie van de boorpuntenkaart
37
Resp. Dorst 2005, Van der Ham 2007 en 2008. Op de Geologische kaart van Nederland, blad Rotterdam 37 West, is van deze verschuiving in de latere Duinkerke Afzettingen echter niets te zien. Wel zijn de oudere Afzettingen van Duinkerke I over een groter gebied aangegeven, die de onderzoekslocatie geheel afdekken.
38
Rapport A10–089–I/Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg (tussen nrs. 2 en 4) te Oostvoorne, gem. Westvoorne 16
op de kadastrale kaart uit 1811-1832 en op de topografische kaart uit 1943 grotendeels worden verklaard uit het agrarische gebruik van de ondiepere bodem en/of (sub)recent gedempte perceelsloten (bijlage 6). In het opgeboorde materiaal uit het verkennende booronderzoek zijn, behoudens enkele rode baksteenbrokjes in de bovenste 70 cm van de bodem, geen archeologische indicatoren macroscopisch waargenomen. In het opgeboorde materiaal zijn tijdens het karterende booronderzoek aan de zuid(west)zijde van de onderzoekslocatie (046-056) geen archeologisch interessante 'vuile' lagen of lagen met archeologische indicatoren aangetroffen.
Rapport A10–089–I/Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg (tussen nrs. 2 en 4) te Oostvoorne, gem. Westvoorne 17
6
BEANTWOORDING VAN DE ONDERZOEKSVRAGEN
Voorafgaand aan het onderzoek zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld. Deze worden hieronder puntsgewijs beantwoord: 1
Worden archeologische resten in het plangebied verwacht c.q. is op de onderzoekslocatie nog een bodemarchief aanwezig? Zo ja, wat is de verwachting voor de onderzoekslocatie wat betreft aard, datering, omvang en ligging van de archeologische resten? Ter plaatse gold een hoge verwachting voor archeologische resten uit de ijzertijd t/m de Romeinse tijd en een middelhoge verwachting voor archeologische resten uit de late middeleeuwen en de Nieuwe tijd.
2
Verschilt de in het veld aangetroffen bodemopbouw van de onderzoekslocatie met de volgens het bureauonderzoek te verwachten bodemopbouw? Zo ja, in welke mate? Nee. De bodemopbouw is door zowel het verkennende als het karterende booronderzoek bevestigd.
3
Wat is de mate van verstoring van de bodemopbouw op de onderzoekslocatie? De bodem wordt plaatselijk tot ca. 0,7 à 1,15 m -mv verstoord als gevolg van het agrarische gebruik van de ondiepere bodem en/of (sub)recent gedempte perceelsloten.
4
Zijn er aanwijzingen voor intacte archeologische (vondstrijke) nederzettingen? Dit booronderzoek heeft geen aanwijzingen opgeleverd voor intacte archeologische (vondstrijke) nederzettingen.
5
Dient de archeologische verwachting te worden aangepast? De archeologische verwachting voor deze onderzoekslocatie is niet bevestigd. Derhalve kan de verwachting naar beneden worden bijgesteld.
6
In welke mate worden eventueel aanwezige archeologische resten als gevolg van de voorgenomen plannen bedreigd? Er geldt geen bedreiging voor archeologische resten binnen deze onderzoekslocatie.
7
Hoe kan een verstoring als gevolg van de geplande activiteiten door planaanpassing tot een minimum worden beperkt? Een planaanpassing wordt op deze onderzoekslocatie niet noodzakelijk geacht.
Rapport A10–089–I/Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg (tussen nrs. 2 en 4) te Oostvoorne, gem. Westvoorne 18
7
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
Conclusies:
Naar aanleiding van het voornemen om op de onderzoekslocatie aan de Hoofdweg (tussen nrs. 2 en 4) te Oostvoorne (gemeente Westvoorne) nieuwbouw te realiseren is door ArcheoMedia BV, in opdracht van VDG-Stedenbouw, een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend en karterend booronderzoek uitgevoerd. De resultaten van het bureauonderzoek en het inventariserende veldonderzoek geven geen aanleiding tot aanpassingen in de voorgenomen bouwplannen op de onderzoekslocatie.
Aanbevelingen:
Op basis van dit booronderzoek wordt een archeologisch vervolgonderzoek op de onderhavige onderzoekslocatie niet noodzakelijk geacht. Met betrekking tot deze aanbeveling dient contact te worden opgenomen met de bevoegde overheid. Booronderzoek is gebaseerd op het verrichten van een beperkt aantal boringen tot een beperkte diepte. Daardoor blijft het mogelijk dat lokaal archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn, die tijdens het onderzoek niet naar voren komen. Bovendien laten bepaalde archeologische resten, zoals vuursteenvindplaatsen, grafvelden, wateren/of beerputten, verkavelingspatronen of andere bijzondere toevalsvondsten, zich met behulp van grondboringen lastig ontdekken. Daarom is de kans aanwezig dat (vondstarme) archeologische sporen en vondsten in de bodem aanwezig zijn en dat deze in de uitvoeringsfase van toekomstige bodemingrepen aan het licht komen. Voor dergelijke vondsten bestaat een wettelijke meldingsplicht ex artikel 53 van de Monumentenwet 1988 en de Wet op de archeologische monumentenzorg. Bij graafwerkzaamheden dient men dan ook attent te zijn op eventuele vondsten. De opdrachtgever verplicht de aannemer(s) om attent te zijn op eventuele vondsten en/of sporen tijdens de werkzaamheden en verplicht hen archeologische vondsten onverwijld te melden bij de bevoegde overheid.
Rapport A10–089–I/Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg (tussen nrs. 2 en 4) te Oostvoorne, gem. Westvoorne 19
GERAADPLEEGDE BRONNEN EN LITERATUUR Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN), geraadpleegd oktober-november 2010 via http://www.ahn.nl/. Archeologische Monumentenkaart (AMK), geraadpleegd oktober-november 2010 via ARCHIS. Archeologische waarnemingen en vondstmeldingen, geraadpleegd oktober-november 2010 via ARCHIS. Bestemmingsplan Landelijk gebied Westvoorne, vastgesteld 29 mei 2007, Werknummer: 369.221.00, gemeente Westvoorne. Caarte vande polder van Oost Voorn (1697), Streekarchief Voorne-Putten, geraadpleegd oktobernovember 2010 via http://streekarchief-vpr.nl/pages/nl/virtuele-atlas.php. Carmiggelt, A., A.J. Guiran en M.C. van Trierum (red.), 2002: BOORbalans 5. Bijdragen aan de bewoningsgeschiedenis van het Maasmondgebied, Rotterdam. CHS Zuid-Holland 2010: Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland, geraadpleegd november 2010 via http://geo.zuid-holland.nl/geo-loket/kaart_chs.html. Dorst, M.C., 2005: Westvoorne Oostvoorne Pinnepot. Een archeologische inventarisatie door middel van grondboringen, BOOR-rapport 253, Rotterdam. EduGIS 2010, geraadpleegd oktober-november 2010 via http://www.edugis.nl/. Gemeente Westvoorne 2010, geraadpleegd november 2010. Google Earth 2010, geraadpleegd oktober-november 2010. Hageman, B.P., 1972: Geologische kaart van Nederland 1:50.000, Blad Rotterdam West (37W), RGD, Haarlem. Ham, N.H. van der, 2007: Archeologisch onderzoek aan de Aelbrechtsweg te Oostvoorne (gemeente Westvoorne). Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met boringen, ArcheoMedia rapportnr. A07-047-I, Capelle aan den IJssel. Ham, N.H. van der, en A. Wagner, 2008: Archeologisch onderzoek aan de Langeweg te Oostvoorne (gemeente Westvoorne). Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met boringen, ArcheoMedia rapportnr. A08-244-I, Capelle aan den IJssel. Heeringen, R.M., 1986: 'De late Bronstijd en Vroege IJzertijd in de Nederlandse Delta', in: Trierum, M.C. van en H.E. Henkes (red.), 1986: Rotterdam Papers V. A contribution to prehistoric, roman and medieval archaeology, Rotterdam, 27-48. Heeringen, R.M. van & E.M. Theunissen (red.), 2002: Desiccation of the Archaeological Landscape at Voorne-Putten, ROM, Amersfoort. Hemminga, M.A. (red.), 2004: Deltalandschap. Natuur en landschap van Zuidwest-Nederland in historisch perspectief, Heinkenszand. Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW2 en 3), geraadpleegd november 2010 via ARCHIS en DVD. KICH 2010, geraadpleegd november 2010 via http://www.kich.nl.
Rapport A10–089–I/Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg (tussen nrs. 2 en 4) te Oostvoorne, gem. Westvoorne 20
KLIC-gegevens, geraadpleegd november 2010. Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.2 november 2010, Zoetermeer. Moree, J.M., A. Carmiggelt, T.A. Goossens, A.J. Guiran, F.J.C. Peters en M.C. van Trierum, 2002: 'Archeologisch onderzoek in het Maasmondgebied: archeologische kroniek 1991-2000', in Carmiggelt, A., A.J. Guiran en M.C. van Trierum (red.), BOORbalans 5. Bijdragen aan de bewoningsgeschiedenis van het Maasmondgebied, Rotterdam. Provincie Zuid–Holland (ed.), 2007: Handreiking betreffende opstelling van en advisering over ruimtelijke plannen op grond van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland, vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Zuid–Holland d.d. 13 februari 2007, Den Haag. Schoonhoven, A.V., en A. Carmiggelt, 2010: Programma van Eisen voor een verkennend en karterend inventariserend veldonderzoek door middel van grondboringen in het plangebied 'Hoofdweg' te Oostvoorne in de gemeente Westvoorne, BOOR-PvE nr. 2010052 (advies 2010066) d.d. 07-07-2010, Rotterdam. Staalduinen, C.J. van, 1979: Toelichtingen bij de Geologische kaart van Nederland 1:50.000, Blad Rotterdam West (37W), RGD, Haarlem. Stenvert, R., et al., 2004: Monumenten in Nederland, Zuid-Holland, Zeist/Zwolle. Streekarchief Voorne-Putten, geraadpleegd oktober-november 2010 via http://streekarchiefvpr.nl/pages/nl/virtuele-atlas.php. Wagner, A., en N.H. van der Ham, 2010: Plan van Aanpak voor booronderzoek aan de Hoofdweg te Oostvoorne (gemeente Westvoorne), ArcheoMedia projectnr. A10-089-I, Capelle aan den IJssel. Watwaswaar 2010, geraadpleegd november 2010 via http://watwaswaar.nl/.
Rapport A10–089–I/Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg (tussen nrs. 2 en 4) te Oostvoorne, gem. Westvoorne 21
BEGRIPPEN EN AFKORTINGEN
AMK
Archeologische MonumentenKaart. Een kaart waarop vastgestelde archeologische monumenten zijn vermeld.
Archeologische indicator/indicatie
Indicatief archeologisch materiaal, zoals houtskool, verbrande leem, aardewerk en bot, dat bij (boor)onderzoek een aanwijzing kan zijn voor de aanwezigheid, ter plaatse of in de nabijheid, van een archeologische vindplaats (definitie KNA).
ARCHIS
Archeologisch InformatieSysteem. Een archeologische database van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) waarin alle onderzoeks- en vondstmeldingen in Nederland geregistreerd staan.
Bevoegde overheid
De overheid, die het selectiebesluit neemt, het Programma van Eisen laat opstellen en goedkeuring verleent aan een eventueel ontwerp (definitie KNA).
CHS
Cultuurhistorisch HoofdStructuur. Een verzameling van overzichtskaarten van archeologische, geologische, historische en landschappelijke waarden voor verscheidene regio’s in Nederland.
Complex
Een uit meerdere met elkaar in ruimte, tijd en functioneel opzicht samenhangende structuren en/of individuele sporen (definitie KNA).
Cultuurlaag
Een licht tot sterk humeuze oude bewoningslaag of afvallaag, ontstaan door menselijke activiteit, met archeologische indicatoren.
CCvD Archeologie
Centraal College van Deskundigen Archeologie.
DGPS
Differential Global Positioning System. Meetapparatuur die via satellieten de exacte coördinaten van een locatie inmeet.
Ex situ
buiten de context van de vindplaats.
(Grond)spoor
een ruimtelijk duidelijk begrensbaar verschijnsel ontstaan door menselijke activiteit (bijvoorbeeld een paalkuil, lijksilhouet of muur) of natuurlijke oorsprong (bijvoorbeeld een boomval). Binnen een spoor kunnen verschillende, duidelijk te onderscheiden eenheden voorkomen (definitie KNA).
IKAW
Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden. Een op geologische structuren gebaseerde kaart van archeologische waarden.
In situ
ter plekke of binnen de context van de vindplaats.
KNA
Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
m -mv
meter onder het maaiveld.
m -NAP
meter onder Normaal Amsterdams Peil (: officieel peilmerk).
PvE
Programma van Eisen, goedgekeurd door de bevoegde overheid en de basis van archeologisch onderzoek. Het geeft de probleemstelling en de doelen van de te verrichten werkzaamheden van de vindplaats aan en formuleert de daaruit af te leiden eisen aan het uit te voeren werk.
RCE
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
Rapport A10–089–I/Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg (tussen nrs. 2 en 4) te Oostvoorne, gem. Westvoorne 22
OVERZICHT VAN GEOLOGISCHE EN ARCHEOLOGISCHE PERIODEN
Bron: Toelichting bij de Geologische Kaart van Nederland 1:50.000 blad Gorinchem West. Rijks Geologische Dienst, Haarlem
Rapport A10–089–I/Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg (tussen nrs. 2 en 4) te Oostvoorne, gem. Westvoorne 23
BIJLAGE 1 Nieuwbouwplan (bron: opdrachtgever, 2010)
Bijlage bij rapport A10–089–I / Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg (tussen nrs. 2 en 4) te Oostvoorne
Ko
nin
18
gs laa n
20 22
VERKLARING :
7
24 26
PLANGEBIED
5
28 30
18
3
TOEKOMSTIGE BEBOUWING
schanskorf
tussenbouw
tuin
terras
5.00
2.00
2.00
5.00
5.00
5.00
7.00
6.50
2.50
20.00
9.00
12
17
10
UITGIFTEGRENS TEVENS TOEKOMSTIGE BEBOUWING ( STREEPLIJN IS FICTIEF )
20
AS LANDMETEN (EVT. MET COORDINATEN)
26.00
bos
36
2
25.00
water
19
parkeren
MAATVOERING HOEKEN IN 360°
HOEK VAN 90°
Ko
38
nin
PROFIEL A - A (SCHAAL 1:200)
MAATVOERING LANDMEETKUNDIGE AS
21
voortuin
23
rijweg
gs l aa n
park.
32
v.p
34
2.00
voortuin
8
parkeren
6
bebouwing patio
4
water
UITGIFTEGRENS ( STREEPLIJN IS FICTIEF )
bos
10
Ka s te
natuurlijke oever
15
TOPOGRAFIE ( GEEN BEBOUWING )
ella an
schanskorf
TOEKOMSTIGE TOPO ( GEEN BEBOUWING )
14
16
13
BESTAANDE BEBOUWING
25
42
40
6.50
g
28
61
12
ofd
35
1 09
10
WONINGEN
we
37
BIJGEBOUW / BERGINGEN
Ho
63
8
2
39
30
1 11
6
PARKEREN OP EIGEN TERREIN
27
65
4
. 50
14
12
33
26
SCHANSKORF
19
2
3 .0 0
96
5 .0 0
94
2 .5 0
4
92
5 .0 0
90
5 .0 0 2 .7 5
2.0 0
SINGELVERBINDING
2 .7 5
on
3 .0 0
2 .7 5 5 .0 0
86
2 .7 5
ew eg
ALGEMEEN:
11 76
3
6
22
2w on
3A
1
74
7
5
---------------------
5
9
24
BRANDKRAAN
La ng
2w on
78
13
WATER
3
84
2w
80
20
26
±1 5.7 5
28
2w
72
32
2w
on
on
OPPERVLAKTE PLANGEBIED AANTAL GRONDGEBONDEN WONINGEN AANTAL APPARTEMENTEN AANTAL PARKEERPLAATSEN (OPENBAAR) AANTAL PARKEERPLAATSEN (PRIVE)
= 25453 m2 = 44 = 12 = 71 = 32
8
30
SPEELPLEK / SPEELPLEK VOOR PEUTERS
15
2
18
ogl aan
MATERIAALSCHEIDING
ONDERGRONDSE VUILCONTAINERS
3 .0 0
isb o
2.0 0 1.5 0
82
17
16
TE PLANTEN BOOM
4
Kru
14
GAZON
6
1
12
19
10
8
3
Tro uba
8
10
d ou r
5
6
21
4
Kru
12
7
41
2
isb o
23
43
6 .5 0
20
9
45
NATUURLIJKE OEVER
88
1
47
14
11
3
18
5
25
7
TERRAS / VLONDER
wo n
2.0 0
16
97
15
49
99
12
3 .0 0
uur
13
1 01
gm
ogl aan
9
51
27
Rin
22
11
53
1 03
HAAG (PRIVE)
29
55
1 05
17
13
10
31
15
57
. 00
24
MUUR
17
59 1 07
MAATVOERING IN METERS
70 68
A
34
rch
66
36
tla an
2w
64
38 40
62 42
7
44 9
58
46
48
50
52
54
2w
60
on
on
10
Bu
56
11 2w
2w
17
on
on
12
15
7
13
22
19 21
9 25
2w 2w
27
on
on
25 .00
X= 105440.4442, Y= 432988.9035
14
29
31
2w on on
2.0 0 2.0 0
2w
33
37
35
2.5 02 .50
37
35
16
2.
00
en
ten
3.5 0
00
54
of B u it e nh
5.0 0
15 .00
ew
eg
20
on
.50
5 .0 0
52
1w
ng
2 .7 5
50
21
48
19 17
2 .7 5 2 .0 0 1 .5 0
1w
on
2 .5 0
29 27 25
21
pa rte m
La 26 .00
2.5 02
23
19
ap
18
2w on
2.0 0
31
12
41
56
33
39
58
30 .00
2.
17
A
Ho ofd we g
20
23
15 13 11 1
e Ho
38 2
42
on
X= 67260.3313, Y= 436542.1525
1w
on
7
40
5
n re to ek Ho
44 46 4 6 8 10
4
36
n re o t k
3 .5 0
3
34
1w
9
3e CONCEPT
A.v.Vr.
02-08-2010
2e CONCEPT
A.v.Vr.
05-06-2010
1e CONCEPT
A.v.Vr.
18-04-2010
get.
datum
Verkavelingsplan
Hoofdweg e.o. Westvoorne Schaal: 1:500
Formaat: A0
Buurt:
Bestandsnaam: WV_kav_hoofdweg.dwg
Projectnr:
VDG-Stedenbouw Schuwacht 140 2941 EH - Lekkerkerk
WESTVOORNE - 2010 - 01
Telefoon 06 - 10161942 E-mail:
[email protected]
BIJLAGE 2 PvE en PvA (bron: Schoonhoven en Carmiggelt 2010; Wagner en Van der Ham 2010)
Bijlage bij rapport A10–089–I / Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg (tussen nrs. 2 en 4) te Oostvoorne
ArcheoMedia BV
PLAN VAN AANPAK booronderzoek projectcode: A10-089-I
versienr. PvA: 1.1 status: concept
datum: 10-11-2010
PLAN VAN AANPAK BOORONDERZOEK LOCATIE
Oostvoorne
PROJECT
Hoofdweg (tussen nrs. 2 en 4)
OPSTELLER
Naam, adres, telefoon, e-mail
datum
paraaf
datum
paraaf
datum
paraaf
Auteurs
•
Projectleider (senior KNA archeoloog)
Medeopsteller(s)
OPDRACHTGEVER
• on
Naam, adres, telefoon, e-mail
Contactperso VDG-Stedenbouw Schuwacht 140 2941 EH Lekkerkerk dhr. C. van der Graaf tel.: 06-1016 1942
BEVOEGDE OVERHEID •
Drs. A. Wagner senior KNA-archeoloog ArcheoMedia BV Postbus 333 2910 AH Nieuwerkerk a/d IJssel 010-258 23 60
[email protected] Drs. N.H. van der Ham
Gemeente
Naam, adres, telefoon, e-mail Gemeente Westvoorne Postbus 550 3235 ZH Rockanje contactpersoon: dhr. W. Willemsen tel.: 0181 408 000 e-mail:
[email protected]
archeologisch adviseur: dhr. drs. A. Carmiggelt Bureau Oudheidkundig Onderzoek van Gemeentewerken Rotterdam (BOOR), afdeling Beheer en Beleid Ceintuurbaan 213 b 3051 KC Rotterdam tel.: 010 489 8501 e-mail:
[email protected] ROB (beschermd monument/ Datum akkoord AMC: nvt projectvergunning/Grote Projecten)
Ref.: ROB standaard Versienr.: 1 Datum: maart 2006
formulieren
Sjabloon Standaard Plan van Aanpak
Pagina 1 van 15
ArcheoMedia BV
PLAN VAN AANPAK booronderzoek projectcode: A10-089-I
versienr. PvA: 1.1 status: concept
datum: 10-11-2010
UITVOEREND BEDRIJF / INSTELLING Naam
Contactpersonen Telefoon / e-mail
ArcheoMedia BV Postbus 333 2910 AH Nieuwerkerk aan den IJssel drs. A. Wagner / drs. N.H. van der Ham 010-2582360
[email protected] /
[email protected]
DATUM ONDERZOEK o o
Start Duur
nader te bepalen in overleg met de opdrachtgever ca. 3 dag
BASISGEGEVENS Projectnaam
Hoofdweg (tussen nrs. 2 en 4)
Provincie
Zuid-Holland
Gemeente
Westvoorne
Plaats
Oostvoorne
Toponiem
Hoofdweg (tussen nrs. 2 en 4)
Gemeente code
nvt
Kaartblad nummer
37C
RD–coördinaten
CMA/AMK-status
x: 67.341, x: 67.428, x: 67.294, x: 67.209, nvt
CAA nummer
nvt
CMA nummer
nvt
ARCHIS-monument nummer
nvt
ARCHIS-waarnemings nummer
nvt
Onderzoeksmeldingsnummer
43621
Oppervlakte plan- of
ca. 2,3 ha
y: y: y: y:
436.784 436.746 436.512 436.563
(NW) (NO) (ZO) (ZW)
onderzoeksgebied Huidig grondgebruik Topografische kaart van het planof onderzoeksgebied
Ref.: ROB standaard Versienr.: 1 Datum: maart 2006
formulieren
1. asfalt bestrating (oostzijde; perceel 812); 2. groenzone (westzijde; perceel 813). Zie bijlage 2. Zie bijlage 1.
Sjabloon Standaard Plan van Aanpak
Pagina 2 van 15
ArcheoMedia BV
PLAN VAN AANPAK booronderzoek projectcode: A10-089-I
versienr. PvA: 1.1 status: concept
datum: 10-11-2010
1. DOEL EN REDEN VAN HET BOORONDERZOEK • Verkennen • Karteren o Waarderen
Het doel van het inventariserende veldonderzoek is het aanvullen en toetsen van het gespecificeerde verwachtingsmodel dat gebaseerd is op het bureauonderzoek. In eerste instantie is gekozen voor een verkennend booronderzoek. Uit de resultaten van het verkennende booronderzoek moet blijken of een karterend booronderzoek noodzakelijk is. In het algemeen heeft de verkennende fase van het inventariserend veldonderzoek tot doel de mate van gaafheid van de bodem in een gebied vast te stellen en inzicht te krijgen in morfologische eenheden van de begraven oude landschappen, voor zover deze van invloed kunnen zijn op de locatiekeuze in het verleden. Het doel is kansarme zondes uit te sluiten en kansrijke zones te selecteren voor de karterende fase van het inventariserend veldonderzoek. Gedurende de karterende fase van het inventariserend veldonderzoek worden de kansrijke arealen van het plangebied systematisch onderzocht op de aanwezigheid van archeologische waarden. Vooruitlopend op een eventueel waarderend inventariserend veldonderzoek worden alvast zo veel mogelijk gegevens verzameld om de aard, diepteligging, omvang, datering, gaafheid, conservering en inhoudelijke kwaliteit van de eventuele archeologische resten te kunnen vaststellen. Hierdoor kan een inschatting worden gemaakt of en zo ja in welke mate bij de toekomstige bodemingrepen in het plangebied archeologische waarden zullen worden aangetast.1 Redenen: De opdrachtgever is voornemens op de onderzoekslocatie, het onbebouwde gebied van de Hoofdweg (tussen de huisnrs. 2 en 4) te Oostvoorne (gemeente Westvoorne) voorbereidingen te treffen voor te realiseren nieuwbouw binnen het kader van de voorgenomen ontwikkeling van een nieuwe wijk aan de Hoofdweg. De woningen worden onderheid en watergangen worden gegraven, die zullen aansluiten op bestaande singels rond de kern van Oostvoorne. De exacte verstoringedieptes zijn nog niet bekend. Op de onderzoekslocatie -met een middelhoge tot hoge archeologische verwachting- kunnen archeologische resten aanwezig zijn die door de geplande bodemingrepen verstoord dan wel geheel of gedeeltelijk vernietigd zullen worden. De bevoegde overheid, de gemeente Westvoorne, heeft om deze reden bepaald dat binnen het plangebied verkennend en karterend inventariserend veldonderzoek dient te worden uitgevoerd.2
1
Tekst integraal overgenomen uit PvE (Schoonhoven en Carmiggelt 2010: 2, par Inleiding; cf. tevens 6, par Advies). Zie PvE (Schoonhoven en Carmiggelt 2010: 2, par Aanleiding) met betrekking tot toelichtingen over de AMZ-cyclus omtrent vervolgonderzoek. 2
Ref.: ROB standaard Versienr.: 1 Datum: maart 2006
formulieren
Sjabloon Standaard Plan van Aanpak
Pagina 3 van 15
ArcheoMedia BV
PLAN VAN AANPAK booronderzoek projectcode: A10-089-I
versienr. PvA: 1.1 status: concept
datum: 10-11-2010
2. BESCHIKBARE DOCUMENTATIE Archeologisch bureauonderzoek ArcheoMedia BV Uitvoerder oktober-november 2010 Uitvoeringsperiode Ham, N.H. van der, 2010 (in voorbereiding): Archeologisch Publicatie
Archeologische context en kenmerken
onderzoek aan de Hoofdweg (tussen nrs. 2 en 4) te Oostvoorne (gemeente Westvoorne). Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met boringen. ArcheoMedia rapportnr. A10-089-I, Capelle aan den IJssel. - IKAW2 en CHS Zuid-Holland: de onderzoekslocatie heeft grotendeels een redelijke tot grote kans op archeologische sporen (zeeafzettingen). Het midden van de oostrand van de onderzoekslocatie heeft een zeer grote kans op archeologische sporen (geulafzettingen/stroomgordels). Op de zeeafzettingen is bewoning mogelijk vanaf de ijzertijd of de Romeinse tijd. Op de geulafzettingen/stroomgordels is bewoning mogelijk vanaf de bronstijd, ijzertijd of Romeinse tijd en plaatselijk vanaf het Neolithicum. - Op ca. 500 m en 1 km ten oosten van de onderzoekslocatie liggen twee AMK-terreinen van hoge archeologische waarde. Het zijn vermoedelijk twee nederzettingsterreinen (resp. AMK-nr. 16111 en 16203) uit de Romeinse tijd, waarvan eerst vermelde AMK-nr. met een dam uit de (ijzertijd/) Romeinse tijd. Een deel van het oostelijk dichtst bij gelegen nederzettingsterrein (AMK-nr. 16111; Polder Oostvoorne) is opgegraven en verstoord tijdens de aanleg van een gas- en waterleiding. Dit terrein ligt op de kreek, waarvan een uitloper de onderzoekslocatie in het (noord)oosten raakt. Tijdens het onderzoek zijn (resten van) goed geconserveerd Romeins aardewerk, (on)bewerkt bot, houtskool, één fibula, munten en houten palen aangetroffen. De dam bestond uit een aarden constructie van kleikluiten en 'riet'lagen met liggend hout en schuin geplaatste palen, die erin opgenomen waren. De constructie lag tegen een Duinkerke I-geul aan. De dam dateert mogelijk uit de IJzertijd.3 Behoudens de greppel die door het BOOR is opgegraven, eveneens tijdens de aanleg van een gas- en waterleiding, zijn geen andere grondsporen aangetroffen op het meest oostelijk gelegen nederzettingsterrein (AMK-nr. 16203; Polder Rugge, Schrijversdijk). Ook deze vindplaats ligt op een oude kreekrug. De greppel bevatte (fragmenten van) goed geconserveerd aardewerk, bot, dakpan, huttenleem, één munt en slakken.4 Op 1 km ten noordwesten van de onderzoekslocatie ligt de oude dorpskern van Oostvoorne met twee AMK-terreinen van zeer hoge archeologische waarde: De Burcht Oostvoorne, een omgrachte heuvel, waarop resten van funderingen en opgaand werk van een cirkelvormige burcht/mottekasteel uit de late middeleeuwen (AMK-nr. 4076) en de voorburcht (AMK-nr. 8762) behorende bij het mottekasteel.
3 4
Zie naast ARCHIS-nr ook ook Moree, Carmiggelt, Goossens, Guiran, Peters en Van Trierum 2002: 108-109, nr, 08-61. Zie naast ARCHIS-nr ook Moree, Carmiggelt, Goossens, Guiran, Peters en Van Trierum 2002: 109, nr, 08-62.
Ref.: ROB standaard Versienr.: 1 Datum: maart 2006
formulieren
Sjabloon Standaard Plan van Aanpak
Pagina 4 van 15
ArcheoMedia BV
vv Archeologische context en kenmerken
Complextype en ouderdom
Overig bureauonderzoek Uitvoerder Uitvoeringsperiode Toegepaste methode(n) Publicatie
PLAN VAN AANPAK booronderzoek projectcode: A10-089-I
versienr. PvA: 1.1 status: concept
datum: 10-11-2010
Op de onderzoekslocatie en in de directe omgeving daarvan zijn geen waarnemingen bekend en zijn geen archeologische onderzoeken gedaan. Meerdere clusters van waarnemingen en vondstmeldingen in de wijdere omgeving van de onderzoekslocatie hebben betrekking op de boven beschreven AMK-terreinen. In de wijdere omtrek zijn voorts tijdens onderzoeken van het BOOR vondsten van aardewerkscherven, deels uit de Romeinse tijd, en baksteen uit de periode 14e-15e eeuw. In een enkel geval betreft het sporen van het laatmiddeleeuwse perceleringssysteem op een diepte van 1,25-1,6 m -mv.5 In de omgeving van de onderzoekslocatie zijn meerdere onderzoeken, o.a. van BOOR, bekend. In enkele van deze onderzoeken zijn mogelijke leeflagen uit de late middeleeuwen aangetroffen.6 Tijdens booronderzoek langs een dijk aan de Aelbrechtsweg (ca. 1 km ten zuidoosten van de onderzoekslocatie) is in de boringen op 0,7 m -mv een vermoedelijk laatmiddeleeuwse leeflaag aangetroffen. Op ca. 1,4-1,7 m -mv werd ter plaatse vermoedelijk veraard veen aangetroffen waarop bewoning mogelijk is vanaf de midden-bronstijd.7 Deze veenlaag was gedeeltelijk geërodeerd. In beide lagen werd een gering aantal fragmenten (on)verkoolde bot- en houtresten aangetroffen. Aan de Langeweg (ca. 250 m ten oosten van de onderzoekslocatie) is enkele boringen op 1,2/1,3–1,5/2,4 m –mv een zwak veenhoudende kleilaag aangetroffen.8 Waarschijnlijk is dit veenbandje op de Langeweg-locatie geheel geërodeerd.9 Neolithicum t/m bronstijd/ijzertijd: nederzettingen. IJzertijd t/m vroege middeleeuwen: nederzettingen en infrastructuur. Late middeleeuwen: nederzetting en infrastructuur. Nieuwe tijd: landgebruik en infrastructuur. (PvE) Bureau Oudheidkundig Onderzoek van Gemeentewerken Rotterdam (BOOR), afdeling Beheer en Beleid juli 2010 kartografisch en literatuuronderzoek Schoonhoven, A.V., en A. Carmiggelt, 2010: Programma van Eisen voor een verkennend en karterend inventariserend veldonderzoek door middel van grondboringen in het plangebied 'Hoofdweg' te Oostvoorne in de gemeente Westvoorne, BOORPvE nr. 2010052 (advies 2010066) d.d. 07-07-2010, Rotterdam.
5
Zie uitgebreider met ARCHIS en BOOR-nrs. in PvE (Schoonhoven en Carmiggelt 2010: 4-5). Zie ook Moree, Carmiggelt, Goossens, Guiran, Peters en Van Trierum 2002. 6 Zie voor BOOR-onderzoeken in de omgeving PvE (Schoonhoven en Carmiggelt 2010: 5). 7 Van der Ham 2007: 15-16, 19. 8 Van der Ham en Wagner 2008: 14-15, 17. 9 Op een vergelijkbare diepte is tijdens een booronderzoek aan de Pinnepot in twee boringen een dun veenbandje vastgesteld waarvan de top door latere afzettingen verspoeld was. Het veenbandje is vastgesteld in de boringen 3 en 6 aldaar, van de overige boringen op die locatie wordt gesteld dat het veen volledig geërodeerd is (Dorst 2005: 10–11).
Ref.: ROB standaard Versienr.: 1 Datum: maart 2006
formulieren
Sjabloon Standaard Plan van Aanpak
Pagina 5 van 15
ArcheoMedia BV
PLAN VAN AANPAK booronderzoek projectcode: A10-089-I
versienr. PvA: 1.1 status: concept
datum: 10-11-2010
Resultaten fysisch-geografische en historisch-geografische context - Geologische kaart: de onderzoekslocatie ligt volgens de Fysisch-geografische Geologische kaart van Nederland blad Rotterdam 37 West kenmerken en grotendeels op een ondergrond, code A1.3b, waarbij afzettingen landschapstypen van de Formatie van Nieuwkoop (Hollandveen Laagpakket) is
Historisch-geografische kenmerken en landschapstypen
10
vertand met afzettingen van de Formatie van Naaldwijk (Afzettingen van Duinkerke IIIb; I en 0). De oostrand van de onderzoekslocatie wordt op de kaart circa centraal doorsneden door code A0.3b, afzettingen van de Formatie van Naaldwijk (Afzettingen van Duinkerke IIIb, oudere afzettingen van Duinkerke en Afzettingen van Calais). Dit zijn geul- en oeverafzettingen resp. uit de late middeleeuwen en de late ijzertijd. - Geomorfologische kaart: vlakte van getij-afzettingen (2M35). - Bodem: kalkrijke poldervaaggronden; zware zavel, profielverloop 5 (Mn25A). Grondwatertrap VI (GHG: 40-80 cm -mv; GLG: >120 cm - mv). Op de oudst bekende 'Caarte van de polder van Oost Voorn' (1697) ligt de onderzoekslocatie in de polder Goudhoek. De Hoofdweg is reeds aangegeven en sluit aan de noordzijde haaks aan op de ter plaatse oost-west lopende Langeweg, een ringdijk uit de 12e eeuw.10 De onderzoekslocatie ligt enkele decimeters te zuiden van deze dijk. Op deze kaart zijn direct aan 'De Hoofweg' vier vierkante tot korte rechthoekige percelen aangegeven. Daarachter liggen vijf lange en smallere rechthoekige percelen. Op de zuidelijke helft van de onderzoekslocatie loopt een watertje (sloot of misschien wetering) van west naar oost haaks langs de zuidelijke percelen. De percelen zijn onbebouwd weergegeven. Op de kadastrale kaart uit 1811-1832 is de onderzoekslocatie nog steeds deel van bedijkt agrarisch poldergebied en is onbebouwd. De locatie is herverdeeld in zes parallel lopende grotere percelen. Op de Topografisch Militaire kaarten van 1924, 1929 is de situatie ongewijzigd. De percelen langs de Hoofdweg zijn echter versobert tot vier en worden aangegeven als weidegronden. De onderzoekslocatie beslaat het merendeel van het middelste perceel en delen van de aanliggende percelen. Op de Topografische kaart uit 1943, 1958 en 1963 is de situatie wederom ongewijzigd, zij het dat er langs de Hoofdweg slechts drie over de breedte van de onderzoekslocatie begrensde percelen worden aangegeven. Op de kaart uit 1963 wordt de onderzoekslocatie in het noorden en in het zuiden omkaderd door twee bebouwde en deels bestrate percelen.
Zie nog PvE (Schoonhoven en Carmiggelt 2010: 3, bewoningsgeschiedenis van Westvoorne).
Ref.: ROB standaard Versienr.: 1 Datum: maart 2006
formulieren
Sjabloon Standaard Plan van Aanpak
Pagina 6 van 15
ArcheoMedia BV
PLAN VAN AANPAK booronderzoek projectcode: A10-089-I
versienr. PvA: 1.1 status: concept
datum: 10-11-2010
Archeologische verwachtingen Gelet op de geologie is op de onderzoekslocatie bewoning Wat zijn de mogelijk vanaf de ijzertijd/Romeinse tijd en sporadisch in het verwachtingen11
Neolithicum en de bronstijd. Aangezien de in de directe en wijdere omgeving van de huidige onderzoekslocatie uitgevoerde archeologische onderzoeken geen vondsten uit de vroege prehistorie hebben opgeleverd, geldt voor de periode van het Neolithicum t/m de bronstijd voor de onderzoekslocatie een lage archeologische verwachting. In de wijdere omgeving van de onderzoekslocatie zijn enkele vondsten uit de ijzertijd en vooral de Romeinse tijd gedaan. Deze kunnen op ca. 1,4-1,7 m -mv (Aelbrechtsweg), in en/of boven het Duinkerke I afzettingsniveau (Frm van Naaldwijk) worden aangetroffen. Op grond hiervan kan voor deze periode aan de onderzoekslocatie een hoge archeologische verwachting worden toegekend. Naast nederzettingsresten (sporen en resten van houten [funderingsgreppels, palen, wandstructuren] en eventueel deels stenen bebouwing, waterputten, erfafscheidingen, afvalkuilen), eventueel met bijbehorende graven, kunnen overblijfselen van infrastructuur (wegen, perceelsgreppels e.d., damstructuren) worden verwacht. Het vondstenspectrum zal voornamelijk bestaan uit hetgeen voor een landelijke agrarische nederzetting gebruikelijk is: (fragmenten van) vaatwerk van aardewerk (handgevormd en gedraaid), glas en evt. metaal, (delen) van kledingaccessoires en sieraden van metaal en been (sieraden ook glas en evt. natuursteen), gereedschappen en overige gebruiksvoorwerpen van metaal, hout, been, aardewerk (bijv. spinklosjes, weefgewichten) en natuursteen (bijv. maalsteen), evt. ook keramisch (baksteen, dakpannen) en/of natuurstenen (leisteen, grind) bouwmateriaal. Naast nederzettingsafval kunnen evt. resten worden aangetroffen die te maken hebben met kleinschalige ambachtelijke activiteiten. Ook kunnen houtskool, verbrande leem, organische en ecologische resten (hout, verbrande en onverbrande pollen en zaden) en fosfaat worden verwacht. Gezien het vrijwel volledig ontbreken in de (wijde) omgeving van de onderzoekslocatie van waarnemingen en/of vondstmeldingen uit de vroege middeleeuwen geldt voor de onderzoekslocatie voor deze periode een lage archeologische verwachting.12 Voor de late middeleeuwen kan aan de onderzoekslocatie een gemiddelde tot hoge archeologische verwachting worden toegekend, aangezien uit de directe en wijde omgeving van de onderzoekslocatie meerdere grondsporen en vondsten uit deze periode bekend zijn. Deze kunnen worden aangetroffen in en/of boven het Duinkerke IIIb afzettingsniveau (Frm van Naaldwijk). De op de onderzoekslocatie te verwachten grondsporen kunnen bestaan uit resten van houten en/of (deels) stenen boerderijen met bijgebouwen, water– en evt. beerputten, erfafscheidingen en wegen/infrastructuur (o.a. verkavelingsgreppels, sloten) die
11
Zie ook PvE (Schoonhoven en Carmiggelt 2010: 5, Archeologische verwachting en Aantasting archeologische waarden). 12 Vondsten waarvan een vroegmiddeleeuwse datering niet geheel is uitgesloten bevinden zich op ruime afstand van de onderzoekslocatie: ARCHIS waarneming 403941, ARCHIS vondstmelding 405335.
Ref.: ROB standaard Versienr.: 1 Datum: maart 2006
formulieren
Sjabloon Standaard Plan van Aanpak
Pagina 7 van 15
ArcheoMedia BV
Wat zijn de verwachtingen, vv
PLAN VAN AANPAK booronderzoek projectcode: A10-089-I
versienr. PvA: 1.1 status: concept
datum: 10-11-2010
gerelateerd kunnen worden aan de ontginningsperiode (10e/11e eeuw), maar ook aan de later gevormde polder en dijk (12e eeuw). Het vondstenspectrum zal niet wezenlijk verschillen van dat van de voorgaande periode(n). Gelet op de bekende archeologische resten en de resultaten van de historisch–geografische analyse geldt voor resten van bebouwing uit de Nieuwe tijd een zeer lage archeologische verwachting, echter een hoge verwachting met betrekking tot infrastructuur (sloten, perceleringsgreppels). De kans op het aantreffen van vondsten van organisch materiaal en van paleo–ecologische resten is sterk afhankelijk van de bodemgesteldheid ter plaatse. Onverbrande vondsten van organisch materiaal en paleo–ecologische resten zullen over het algemeen slechts beneden de grondwaterspiegel kunnen worden aangetroffen. Verbrande vondsten van organisch materiaal en paleo–ecologische resten kunnen daarnaast ook in grondsporen worden aangetroffen. Algemeen is de kalkrijke bodem gunstig voor de conservering van organisch materiaal.
Het verwachtingsmodel is gebaseerd op de geologisch– Waarop zijn de verwachtingen gebaseerd geomorfologische situatie van de onderzoekslocatie, alsmede de
Archeologische indicatoren
Omvang en vondstdichtheid Diepteligging Paleo-ecologische resten
Ref.: ROB standaard Versienr.: 1 Datum: maart 2006
analyse van beschikbare historische en historisch–geografische gegevens. Voor een meer gedetailleerde verantwoording in dit PvA zie de rapportage van het bureauonderzoek (Van der Ham 2010). - Antropogene lagen met puin, baksteen, slakken, evt. met recente bijmengingen van bijv. plastic, steenkool. - Dieperliggend evt. lagen met antropogene kenmerken (b.v. verploegd, fosfaatvlekken, brandhaarden). - Mogelijke artefacten: vuurstenen en mogelijk ook andere natuurstenen werktuigen en voorwerpen, verbrand botmateriaal, (verbrande) leem, houtskool, verbrande houten werktuigen, constructiedelen en voorwerpen, handgevormd (en vanaf de Romeinse tijd ook gedraaid) aardewerk, leer, metalen werktuigen en (sier)voorwerpen, resten van natuurstenen (o.a. vuursteen en tufsteen) (gebruiks-) voorwerpen, vanaf de ijzertijd glazen (sier)voorwerpen en vanaf de Romeinse tijd keramisch bouwmateriaal. onbekend
Tussen het huidige maaiveld (ca. 0,2 m NAP - 0,2 m –NAP) en ca. 2 m –mv (ca. 1,8-2,2 m –NAP). - Onverbrande organische (hout, bot, leer, textiel) en ecologische resten (zaden, pollen), m.n. in natte condities van afgedekte veen en klei ter plaatse (GWS laag: >120 cm -mv).
formulieren
Sjabloon Standaard Plan van Aanpak
Pagina 8 van 15
ArcheoMedia BV
PLAN VAN AANPAK booronderzoek projectcode: A10-089-I
versienr. PvA: 1.1 status: concept
datum: 10-11-2010
3. VRAAGSTELLING ONDERZOEK 1. Worden archeologische resten in het plangebied verwacht c.q. Wat zijn de 13 is op de onderzoekslocatie nog een bodemarchief aanwezig? Zo onderzoeksvragen?
ja, wat is de verwachting voor de onderzoekslocatie wat betreft aard, datering, omvang en ligging van de archeologische resten? 2. Verschilt de in het veld aangetroffen bodemopbouw van de onderzoekslocatie met de volgens het bureauonderzoek te verwachten bodemopbouw? Zo ja, in welke mate? 3. Wat is de mate van verstoring van de bodemopbouw op de onderzoekslocatie? 4. Zijn er aanwijzingen voor intacte archeologische (vondstrijke) nederzettingen? 5. Dient de archeologische verwachting te worden aangepast? 6. In welke mate worden eventueel aanwezige archeologische resten als gevolg van de voorgenomen plannen bedreigd? 7. Hoe kan een verstoring als gevolg van de geplande activiteiten door planaanpassing tot een minimum worden beperkt?
4. METHODEN EN TECHNIEKEN14 Gutsboor. Voor de bovenste -geroerde- bodemtrajecten kan Boortype Diameter boor Diepte boringen
Positionering boringen
Oriëntatie grid t.o.v. geomorfologie/ paleolandschap Overige toegepaste methoden
eventueel worden gebruik gemaakt van een edelmanboor. Binnendiameter minimaal 2,5 cm (gutsboor).
De boringen worden gezet tot in de top van het Hollandveen (Frm Nieuwkoop) met een maximale diepte van 5 m -mv. De boringen worden doorgezet tot in het veen om er zeker van te zijn dat eventuele geulen behorende tot de Afzettingen van Duinkerke I goed in beeld worden gebracht. Het onderzoek bestaat in de eerste -verkennende fase- uit 45 grondboringen, geplaatst in 6 raaien van respectievelijk 80 m en 240 m lang. De 2 x 3 raaien staan haaks op elkaar (bijlage 2). Als hiertoe aanleiding bestaat, wordt ook de karterende fase van het inventariserend veldonderzoek uitgevoerd. Hiervoor staan maximaal 10 grondboringen te beschikking (te offreren als meerwerk). Voordat deze fase wordt uitgevoerd, dient er eerst overleg plaats te vinden met het bevoegde gezag. De afstand tussen de boringen in de raaien bedraagt 20 m. De positionering van de boringen dient om inzicht te krijgen in de (intactheid van de) geologische bodemopbouw op de gehele onderzoekslocatie, m.n. vanwege de mogelijke aanwezigheid van het uiteinde een kreekuitloper in de (noord)oostrand van de onderzoekslocatie. - Voorafgaande aan het booronderzoek dient op de onderzoekslocatie een visuele inspectie te worden uitgevoerd, zodat de boorstrategie kan worden afgestemd op aan het maaiveld zichtbare (geologische) verschijnselen.
13
In het Programma van Eisen ten behoeve van dit onderzoek zijn geen expliciete onderzoeksvragen opgenomen (Schoonhoven en Carmiggelt 2010). Derhalve worden ten aanzien van het uit te voeren onderzoek enkele algemene onderzoeksvragen gesteld. 14 Gegevens uit het PvE zijn -deels integraal- overgenomen (Schoonhoven en Carmiggelt 2010: 6-7).
Ref.: ROB standaard Versienr.: 1 Datum: maart 2006
formulieren
Sjabloon Standaard Plan van Aanpak
Pagina 9 van 15
ArcheoMedia BV
Wijze onderzoek/ beschrijving boorkolom
Verzamelwijze archeologische indicatoren (zie 2. archeologische verwachtingen) bemonstering
randvoorwaarden
PLAN VAN AANPAK booronderzoek projectcode: A10-089-I
versienr. PvA: 1.1 status: concept
datum: 10-11-2010
- Afhankelijk van de terreingesteldheid (en voldoende vondstzichtbaarheid)15 dient tijdens het booronderzoek ook een systematische oppervlaktekartering conform KNA versie 3.2 specificatie V02 te worden uitgevoerd om eventuele oppervlaktevondsten te verzamelen. De resultaten van de visuele inspectie en de oppervlaktekartering dienen in het rapport vermeld te worden. - Indien een boring niet tot de gewenste diepte kan worden doorgezet, dient in de directe nabijheid van de gestuite boring te worden geboord. - De x-/y-coördinaten van de boorpunten dienen te worden bepaald. Dit kan handmatig (met bijvoorbeeld een meetlint) geschieden, waarbij de meetfout maximaal 1 m bedraagt. - De z-coördinaat van het boorpunt dient te worden bepaald. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een meettoestel (waterpas, total station e.d.), waarbij de meetfout maximaal 1 cm bedraagt. Bij het vaststellen van de z-coördinaat mag geen gebruik worden gemaakt van het AHN. - Grondboringen - De boorkernen dienen volgens de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB) of een directe afgeleide methode te worden beschreven. Hierbij wordt extra benadrukt dat: - De begrenzing van de laagvlakken tot op de cm nauwkeurig dient te worden vastgesteld; - De aard van de grenzen dient te worden vastgesteld. - Zeef: 4 mm, nat, niet in het veld, voor kleine archeologische indicatoren en indicatoren die een aanwijzing kunnen geven omtrent de recente datering (of verstoring) van de laag in kwestie.
Van boringen met archeologische indicatoren wordt het 'vuile' traject bemonsterd. Daarnaast dient bij de verwerking van de monsters in het bijzonder aandacht te worden besteed aan eventuele indicatoren (bijv. plastic, steenkool) die een aanwijzing kunnen zijn m.b.t. een recente datering (of verstoring) van de bemonsterde laag in kwestie. Dit om indien mogelijk recente (ophoog–)lagen te kunnen scheiden van eventuele puin (–houdende) lagen die samenhangen met mogelijk nog aanwezige historische bebouwing op de onderzoekslocatie. - Uitvoering booronderzoek conform KNA versie 3.2 specificatie V03.
5. UITWERKING EN RAPPORTAGE16 - Conform KNA 3.2 specificatie VS05 Opstellen standaardrapport Algemeen: IVO – OVERIG/P. - In het rapport komen de volgende -gebruikelijke- aspecten aan de orde: - het doel van het onderzoek;
15
Een slootkanten- of molshopeninspectiegeldt niet als een voldoende betrouwbaar middel (Richtlijnen IVO Provincie Utrecht 2007: 3). 16 Gegevens uit het PvE zijn -deels integraal- overgenomen (Schoonhoven en Carmiggelt 2010: 7-8).
Ref.: ROB standaard Versienr.: 1 Datum: maart 2006
formulieren
Sjabloon Standaard Plan van Aanpak
Pagina 10 van 15
ArcheoMedia BV
Archeologische resten
Paleo-ecologische resten
Ref.: ROB standaard Versienr.: 1 Datum: maart 2006
PLAN VAN AANPAK booronderzoek projectcode: A10-089-I
versienr. PvA: 1.1 status: concept
datum: 10-11-2010
- de onderzoeksmethoden; - de resultaten van het onderzoek; - conclusies en aanbevelingen. - In het rapport dienen kaarten te worden opgenomen: - een kaart van de huidige situatie en van de nieuwbouw - een kaart (voorzien van noordpijl, schaal en coördinaten) met daarop aangegeven de boorpunten, boringen met indicatoren (waarbij de aard van de indicatoren en het stratigrafische niveau waarop zij zijn gevonden dienen te worden aangegeven), verstoringen en relevante geologische/bodemkundige eenheden. - drie kaarten met de resultaten van het onderzoek van de top van resp. het Hollandveen, de Afzettingen van Duinkerke I en de Afzettingen van Duinkerke III. Op elke kaart wordt per boorpunt aangegeven: de hoogteligging van de top in m -mv en in m -NAP en de mate en aard van de aantasting van elk van de drie stratigrafische niveaus. - Alle boorstaten dienen te worden opgenomen in het rapport. - In de boorkernbeschrijvingen dienen tevens de meest relevante interpretaties (m.n. de onderscheiden stratigrafische eenheden) te worden opgenomen. - De in het veld onderscheiden stratigrafische eenheden dienen (zorgvuldig) te worden beschreven. - Voor de onderscheiden stratigrafische eenheden wordt de conventionele benaming gebruikt: Afzettingen van Duinkerke (0III), Hollandveen en Afzettingen van Calais (I-IV), Hellevoeterzand e.d. - Van de meest informatieve boorraaien worden met gebruikmaking van alle boorstaten een profiel getekend. - Om de interpretaties binnen de profielen controleerbaar te maken, worden bij het tekenen de boorstaten in het profiel weergegeven en wordt de (litho)stratigrafische informatie van de boorkernbeschrijvingen goed herkenbaar bij de boorstaten geplaatst. - In de profielen en de boorstaten wordt de oxidatie-reductiegrens aangegeven. - Analyse: verspreiding en diepteligging vondsten - Beschrijving aard, fysieke kwaliteit en ouderdom (zo mogelijk) - Relatie met bodem en landschap - Beantwoording onderzoeksvragen - Aan de hand van de uitkomsten van het onderzoek worden de consequenties voor de nieuwbouwplannen besproken en worden aanbevelingen gegeven voor het vervolg - Conservering en deponering: in overleg met de bevoegde overheid zal een selectie van de eventuele archeologische resten worden gemaakt t.b.v. conservering en deponering. De conservering dient te geschieden conform de relevante richtlijnen uit de CvAK-leidraad nr. 1. De deponering gebeurt na afronding van het onderzoek bij, en op voorwaarden van het Provinciaal Depot voor Bodemvondsten Zuid-Holland, Kalkovenweg 23, 2401 LJ Alphen a/d Rijn; contactpersoon: dhr. F. Kleinhuis, e-mail:
[email protected]. Niet in verkennend stadium; in overleg bij karterend stadium.
formulieren
Sjabloon Standaard Plan van Aanpak
Pagina 11 van 15
ArcheoMedia BV
PLAN VAN AANPAK booronderzoek projectcode: A10-089-I
versienr. PvA: 1.1 status: concept
datum: 10-11-2010
6. RANDVOORWAARDEN17 - Het onderzoek kan alleen uitgevoerd worden door een bedrijf Personele dat over een vergunning beschikt voor het verrichten van randvoorwaarden
Uitvoeringsperiode en opleveringstermijn veldwerk Kwaliteitsbewaking, toezicht, overleg en evaluatie
Uitvoeringsperiode uitwerking; opleveringstermijn (concept)eindrapport
17
opgravingswerkzaamheden afgegeven door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). - Bij het verkennend en karterend inventariserend veldonderzoek dient zowel het veldwerk, de uitwerking als de rapportage te worden uitgevoerd door gekwalificeerd personeel waarbij de aanwezigheid van kennis en ervaring met het werken in holoceen West-Nederland een vereiste is. Het onderzoek dient z.s.m. te worden uitgevoerd teneinde vertraging van het proces te voorkomen. ArcheoMedia BV heeft sinds 1994 een veiligheidsbeheerssysteem dat voldoet aan de eisen van de VCA. Sinds 1996 voldoet het kwaliteitssysteem van ArcheoMedia BV aan de eisen van de NEN-ENISO 9001. Sinds 2003 voldoet het kwaliteitssysteem aan de eisen van de NEN-EN-ISO 9001:2000. ArcheoMedia BV is door het College voor de Archeologische Kwaliteit en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) geschikt bevonden voor het verrichten van vergunningsgebonden opgravingswerkzaamheden. Het PvA wordt beoordeeld door de gemeente Westvoorne (en haar archeologisch adviseur). De opdrachtgever verleent de opdracht na beoordeling van de offerte. De opdrachtnemer is verantwoordelijk voor de uitvoering van de opdracht. Het geaccordeerde Plan van Aanpak dient tijdens het veldwerk op de locatie aanwezig te zijn. Wanneer de resultaten daartoe aanleiding geven, vindt tussentijds overleg plaats tussen de opdrachtnemer, opdrachtgever en de bevoegde overheid. De Erfgoedinspectie kan de werkzaamheden inspecteren. De resultaten van het inventariserend veldonderzoek zullen door de opdrachtnemer in de vorm van een conceptrapport aan de opdrachtgever worden gepresenteerd. De opdrachtgever biedt het concept ter goedkeuring aan, aan het bevoegd gezag. Vervolgens verstrekt de opdrachtnemer het goedgekeurde rapport in drievoud aan de opdrachtgever. Tevens wordt het rapport gestuurd naar het bevoegde gezag, het BOOR, de Koninklijke Bibliotheek, naar de provincie Zuid-Holland (1 exemplaar voor de bibliotheek) en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (2 exemplaren). Het definitieve rapport wordt in tweevoud aan de bevoegde overheid verstrekt. Z.s.m.
Gegevens uit het PvE zijn -deels integraal- overgenomen (Schoonhoven en Carmiggelt 2010: 7-8).
Ref.: ROB standaard Versienr.: 1 Datum: maart 2006
formulieren
Sjabloon Standaard Plan van Aanpak
Pagina 12 van 15
ArcheoMedia BV
7. OVERIGE Uitvoeringscondities veldwerk
PLAN VAN AANPAK booronderzoek projectcode: A10-089-I
versienr. PvA: 1.1 status: concept
datum: 10-11-2010
- De opdrachtgever zorgt voor een betredingstoestemming voor het terrein en draagt er zorg voor dat het terrein op het afgesproken tijdstip toegankelijk is voor het onderzoek. - In overleg tussen opdrachtgever en opdrachtnemer wordt bepaald wie van hen de KLIC-melding doet.
8. LITERATUUR EN BIJLAGEN - Ham, N.H. van der, 2010 (in voorbereiding): Archeologisch Literatuur
Lijst van bijlagen
Ref.: ROB standaard Versienr.: 1 Datum: maart 2006
onderzoek aan de Hoofdweg (tussen nrs. 2 en 4) te Oostvoorne (gemeente Westvoorne). Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met boringen. ArcheoMedia rapportnr. A10-089-I, Capelle aan den IJssel. - Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.2, november 2010, SIKB. - Tol, A.J., J.W.H.P. Verhagen en M. Verbruggen, 2006: Leidraad inventariserend veldonderzoek, deel: karterend booronderzoek, eindversie 30 maart 2006, SIKB, z.p. - overige geraadpleegde bronnen en literatuur zie: Ham, N.H. van der, 2010. - 1: detail topografische kaart met onderzoekslocatie. - 2: boorplan.
formulieren
Sjabloon Standaard Plan van Aanpak
Pagina 13 van 15
ArcheoMedia BV
PLAN VAN AANPAK booronderzoek projectcode: A10-089-I
versienr. PvA: 1.1 status: concept
datum: 10-11-2010
Bijlage 1: detail topografische kaart met ligging onderzoekslocatie. Ref.: ROB standaard Versienr.: 1 Datum: maart 2006
formulieren
Sjabloon Standaard Plan van Aanpak
Pagina 14 van 15
ArcheoMedia BV
PLAN VAN AANPAK booronderzoek projectcode: A10-089-I
versienr. PvA: 1.1 status: concept
datum: 10-11-2010
Bijlage 2: boorplan (bron PvE: Schoonhoven en Carmiggelt 2010: bijlage).
Ref.: ROB standaard Versienr.: 1 Datum: maart 2006
formulieren
Sjabloon Standaard Plan van Aanpak
Pagina 15 van 15
BIJLAGE 3 Boorpuntenkaart
Bijlage bij rapport A10–089–I / Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg (tussen nrs. 2 en 4) te Oostvoorne
BIJLAGE 4 Geomorfologische kaarten
4.1 Afzettingen Duinkerke IIIb 4.2 top Hollandveen 4.3 Afzettingen Duinkerke I 4.4 Afzettingen van Duinkerke O
Bijlage bij rapport A10–089–I / Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg (tussen nrs. 2 en 4) te Oostvoorne
A10-089-I Oostvoorne Hoofdweg tussen 2 en 4
-0.25 0.18
Diepte bovenkant DIIIb in m NAP
-0.35 -0.09 -0.80 0.04
436750
-0.50 -0.38
0.2
-0.80 -0.72
-0.25 0.17
0.1
-0.50 -0.39
0.0 -1.10 0.07
-0.1
-0.70 -0.22
-0.2
436700
-0.45 -0.19
-0.55 -0.09
-0.3 -0.4 -0.5 -1.10 -0.75
-0.7
-0.20 -0.07
-0.45 -0.36
-0.30 -0.13
-0.30 -0.28
-0.85 -0.71
-0.45 -0.46
-0.9 -0.55 -0.23
-1.0
-0.25 -0.11
-0.40 -0.40
-0.70 -0.47 -0.60 -0.47
436600
-0.30 -0.29 -0.40 -0.27 -0.40 -0.28
-0.85 -0.71
-0.40 -0.20
-0.45 -0.51 -1.00 -0.75
-0.35 -0.36
-0.35 -0.33
-0.60 -0.52
-0.75 -0.54
-0.80 -0.65
436550
-0.45 -0.34
-0.40 -0.19
-0.90 -0.58
-0.8
436650
-0.45 -0.38 -0.30 -0.24
-0.70 -0.57 -0.25 -0.22
-0.60 -0.75
-0.70 -0.78 -0.60 -0.65 -0.78 -0.70 -0.75 -0.76
Boorpunt met DIIIb Boorpunt zonder herkenbare DIIIb
-0.40 -0.98
De waardes bij de boorpunten zijn de dieptes in m -mv (cursief) en absoluut in m NAP
-0.40 -0.50
67250
-0.45 -0.35
-0.35 -0.14
-0.80 -0.62
-0.6
-0.30 -0.29
67300
67350
67400
A10-089-I Oostvoorne Hoofdweg tussen 2 en 4
Diepte bovenkant Hollandveen in m NAP
-1.15 -0.89 -1.40 -0.96
-0.5
436750
-0.6
-1.05 -0.63
-0.7 -0.8
-1.25 -0.83
-0.9 -1.0
436700
-1.10 -0.84
-1.15 -0.69
-1.1 -1.2
-1.05 -0.84
-1.50 -1.12
-1.3 -1.4
-1.40 -1.05
-1.5
-0.90 -0.63
-1.00 -0.68
-1.6
436650
-1.25 -1.04
-1.40 -1.08
-1.7
-0.85 -0.86
-1.15 -0.82
-1.8 -1.20 -0.88
-1.9
-0.95 -0.93
-1.00 -0.81
-1.00 -1.02 -0.95 -1.01
-1.15 -1.02
436600
-0.95 -0.94 -0.98 -0.85 -0.98 -0.86
-1.20 -0.99
-0.95 -0.87
-0.85 -0.78 -0.95 -0.89
-1.10 -0.90 -1.30 -1.15
436550
-0.98 -0.99
-0.80 -0.86
-1.25 -1.12 -0.90 -0.87
-0.90 -1.05
-0.80 -0.88 -0.90 -0.85 -0.88 -0.95 -0.90 -0.96
Boorpunt met Hv Boorpunt zonder Hv
-1.30 -1.88
De waardes bij de boorpunten zijn de dieptes in m -mv (cursief) en absoluut in m NAP
-0.95 -1.05
67250
67300
67350
67400
A10-089-I Oostvoorne Hoofdweg tussen 2 en 4
-1.15 -0.72
Diepte bovenkant DI in m NAP
-1.25 -0.99 -0.96
-0.95 -0.83
-0.6
436750
-0.7
-1.00 -0.92
-1.10 -0.68
-1.10 -0.99
-0.8 -1.30 -0.88
-0.9
-1.00 -0.82
-1.25 -1.24
-1
436700
-1.10 -0.84
-1.25 -0.79
-1.1 -1.2
-1.05 -0.84
-1.55 -1.17
-1.3
-1.5 -1.6
-0.95 -0.68
-0.95 -0.96
-1.25 -1.02
-1.30 -0.98
-1.9
-1.15 -0.96
-1.00 -1.02
-1.95 -1.72 -1.20 -1.07 -1.05 -1.04 -1.10 -0.97 -1.03 -0.93
-1.20 -1.06
-1.15 -0.95
-0.98 -1.04 -1.30 -1.03
-1.20 -1.21
-1.05 -1.03
-1.30 -1.22
-1.25 -1.04
-1.35 -1.20
436550
-0.95 -0.93
-0.95 -0.81
-1.45 -1.13
-1.8
436600
-1.10 -1.01
-1.00
-1.7
436650
-1.00 -0.89
-1.40 -1.19
-1.4 -1.50 -1.15
-0.88 -0.81 -1.20 -1.14 -0.95 -1.01
-1.35 -1.22 -1.15 -1.12
-0.90 -1.05
-1.00 -1.08 -1.10 -1.15 -1.08 -1.25 -1.00 -1.01
-1.30 -1.88
De waardes bij de boorpunten zijn de dieptes in m -mv (cursief) en absoluut in m NAP
-1.05 -1.15
67250
-1.05 -0.95
67300
67350
67400
A10-089-I Oostvoorne Hoofdweg tussen 2 en 4
-2.60 -2.17
Diepte bovenkant D0 in m NAP
436750
436700
436650
-2.10 -1.98
-0.7 -0.8 -0.9 -1.0 -1.1 -1.2 -1.3 -1.4 -1.5 -1.6 -1.7 -1.8 -1.9 -2.0 -2.1 -2.2 -2.3 -2.4 -2.5 -2.6
-1.30 -1.22
-1.85 -1.43
-1.80 -0.69 -1.40 -1.39
-1.27
-2.10 -2.00 -1.90 -1.79
-2.60 -2.22
-2.10 -2.01
-2.00 -1.98 -1.60 -1.61
-2.55 -2.32
-2.15 -2.16
436600
-2.50 -2.49
-2.35 -2.27
-2.25 -2.12 -2.50 -2.36
-1.75 -1.63
-2.30 -2.28
-2.10 -2.04
-2.70 -2.55
436550
-2.60 -2.57
-2.05 -2.20
-2.45 -2.53 -1.50 -2.70 -1.60 -2.53
-1.75 -2.33
De waardes bij de boorpunten zijn de dieptes in m -mv (cursief) en absoluut in m NAP
67250
67300
67350
67400
BIJLAGE 5 Noordoostelijk lengteprofiel
Bijlage bij rapport A10–089–I / Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg (tussen nrs. 2 en 4) te Oostvoorne
003
002
001
035 0
-50
-100
-150
-200
-50
-100
-150
-200
-250
-100
-150
-200
-250
-50
-100
-150
034
033
0
-50
-100
-150
-200
-250
032
031 0
0
-50
-100
-150
-200
-50
-100
-150
-200
030
-50
-100
-150
-200
-50
-100
-150
-200
-250
028
029
027
026
025
0
0
0
0
0
-50
-50
-50
-50
-100
-100
-100
-100
-150
-150
-150
-150
-200
-200
-200
-50
-100
-150
-200
-250
-250
-300
-300
-300
-350
-350
-350
-400
-450
Datum: 18-11-2010
-400
recent
Holv1
DIIIb
Holv2
DI
CallV
D0
Oxidatiegrens
BIJLAGE 6 Projecties van de boorpuntenkaart op oude kaarten - de kadastrale kaart uit 1811-1832 - de topografische kaart uit 1943
(bron: Watwaswaar 2010)
Bijlage bij rapport A10–089–I / Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg (tussen nrs. 2 en 4) te Oostvoorne
BIJLAGE 7 Boorstaten
Bijlage bij rapport A10–089–I / Archeologisch onderzoek aan de Hoofdweg (tussen nrs. 2 en 4) te Oostvoorne
Boorstaten profiel
001
002
003
004
005
006
X: 67320,5 Y: 436555,3 NAP: -0,151
X: 67306,1 Y: 436538,1 NAP: -0,581
X: 67294,4 Y: 436520,2 NAP: -0,101
X: 67282,4 Y: 436529,8 NAP: -0,011
X: 67263,9 Y: 436542,9 NAP: 0,029
X: 67273,5 Y: 436556,5 NAP: -0,061
3
-1 -10
-15
Zand, zeer fijn, matig humeus, zwak kleiïg, lichtbruin
-55 -75
-105
-50 -58
Zand, zeer fijn, matig kleiïg, matig humeus, lichtbruin
-78 -98
Klei, matig humeus, zwak zandig, grijsbruin
-133
-163
-188
-105 -115
Zand, zeer fijn, zwak kleiïg, matig humeus, lichtbruin
Zand, zeer fijn, zwak kleiïg, matig siltig, lichtgrijs, GELAAGD KLEIIG
-233
-31
Klei, zwak zandig, zwak humeus, zwak siltig, lichtbruin
-76 -96 -101
Klei, zwak siltig, zwak humeus, lichtoranje
-210
-22
-87
Klei, zwak siltig, licht oranjegrijs
-112
Veen, bruin, RIET, LICHT EROSIEF CONTACT
-46 -66 -86
Veen, zwak kleiïg, bruin, TOP VERAARD KLEIIG M002
-101
Klei, matig siltig, lichtgrijs, RIET
Klei, matig siltig, zwak humeus, lichtgrijs, RIET
-201
-206
Klei, matig humeus, zwak siltig, grijsbruin, LEEFLAAG? M001
Zand, zeer fijn, zwak kleiïg, matig humeus, lichtbruin Zand, zeer fijn, zwak humeus, zwak kleiïg, licht oranjebruin Zand, zeer fijn, matig kleiïg, zwak siltig, lichtgrijs Veen, bruin, RIET, TOP LICHT VERAARD, KLEIIG
Klei, matig siltig, lichtgrijs, RIET
Klei, matig siltig, lichtgrijs, RIET
-257
Klei, zwak humeus, matig siltig, lichtgrijs, RIET
-310
-6
Zand, zeer fijn, matig humeus, zwak kleiïg, lichtbruin Klei, zwak siltig, zwak zandig, lichtgrijs
Zand, zeer fijn, zwak siltig, licht oranjegrijs
Veen, zwak kleiïg, bruin, LICHT VERAARD, KLEIIG
Veen, zwak kleiïg, zwak siltig, bruin, KLEIIG VEEN
Klei, zwak zandig, matig humeus, licht bruingrijs Klei, zwak siltig, zwak humeus, lichtgrijs
-220
-297
Zand, uiterst fijn, zwak siltig, lichtgrijs
Klei, matig siltig, lichtgrijs -368
Klei, matig siltig, lichtgrijs, RIET -400
Klei, zwak zandig, zwak humeus, bruin, MESTVAAL
-148
Klei, zwak humeus, matig siltig, grijs, RIET
-325 -330
-70
Klei, zwak zandig, matig humeus, grijsbruin
Zand, zeer fijn, matig humeus, zwak kleiïg, lichtbruin
Zand, zeer fijn, zwak kleiïg, zwak siltig, lichtgrijs, RIET, GELAAGD
-408 -413
-458
Zand, zeer fijn, matig siltig, zwak kleiïg, lichtgrijs, RIET Veen, bruin, RIET, EROSIEF CONTACT KLEI Klei, matig siltig, zwak humeus, lichtgrijs, RIET Zand, zeer fijn, matig siltig
007
008
X: 67253,5 Y: 436552,4 NAP: 0,129
X: 67230,7 Y: 436567,2 NAP: 0,199
009
010
011
012
X: 67251,8 Y: 436603 NAP: 0,129
X: 67238,1 Y: 436581,8 NAP: 0,209
X: 67261,6 Y: 436618,8 NAP: 0,229
X: 67272,8 Y: 436636 NAP: 0,319 32
Klei, zwak zandig, matig humeus, grijsbruin
-27
Klei, matig zandig, zwak humeus, lichtbruin
-57
Klei, zwak humeus, lichtoranje
-20
-60
-90 -95
-112 -122 -137
-187
Veen, bruin
Klei, matig siltig, lichtgrijs, RIET
Klei, zwak zandig, matig humeus, lichtbruin Klei, zwak humeus, zwak zandig, grijsbeige, LEEMACHTIG DROOG EN STUG/KRUIMEL IG Klei, matig siltig, zwak humeus, zwak zandig, grijsbeige
Klei, zwak siltig, zwak humeus, lichtbruin -180
23
21
20 13
13
-17
-47
-102 -107 -117
Veen, bruin, TOP LICHT VERAARD -187
Klei, matig siltig, zwak humeus, lichtgrijs, RIET
Klei, zwak zandig, matig humeus, grijsbruin Zand, zeer fijn, zwak siltig, grijsbeige Klei, zwak humeus, oranjebeige
-4
-54
-99 -104
Veen, bruin, TOP LICHT VERAARD, KLEIIG Klei, zwak humeus, zwak siltig, lichtbruin
Klei, matig humeus, zwak zandig, lichtbruin Zand, zeer fijn, zwak kleiïg, zwak humeus, grijsbeige
-17
-47
Klei, zwak siltig, zwak humeus, oranjebeige
Klei, zwak zandig, matig humeus, grijsbruin
-23
Zand, zeer fijn, zwak humeus, zwak siltig, grijsbeige Klei, zwak humeus, grijsbeige
D0 Holv1 Holv2 CallV Oxidatiegrens
Klei, lichtgrijs -88 -98
Klei, matig siltig, lichtgrijs
Klei, zwak siltig, lichtgrijs -168
-172 -179
Klei, matig siltig, lichtgrijs
Klei, matig siltig, zwak humeus, lichtgrijs, RIET
-297
DI
Klei, zwak siltig, zwak zandig, zwak humeus, oranjebeige
Veen, bruin, TOP EROSIEF CONTACT KLEI
-282
DIIIb
Zand, zeer fijn, zwak kleiïg, matig humeus, grijsbruin
Veen, bruin, TOP LICHT VERAARD
-232
recent
-3
-332 -347
-377
Zand, zeer fijn, matig siltig, zwak kleiïg, lichtgrijs, GELAAGD KLEIIG Klei, sterk siltig, lichtgrijs Zand, zeer fijn, zwak siltig, zwak kleiïg, lichtgrijs, GELAAGD Veen, bruin, TOP EROSIEF CONTACT Z/KL Zand, uiterst fijn, zwak kleiïg, matig siltig, lichtgrijs, GELAAGD
Boorstaten profiel
013
014
015
016
017
018
X: 67281,1 Y: 436651,8 NAP: 0,319
X: 67291,6 Y: 436670,2 NAP: 0,349
X: 67302,3 Y: 436664,7 NAP: 0,269
X: 67302,4 Y: 436688 NAP: 0,379
X: 67310,8 Y: 436704 46 NAP: 0,459
X: 67320,7 Y: 436722,9 NAP: 0,419 42
38
35
32
Klei, zwak zandig, matig humeus, zwak siltig, grijsbruin
7
0
Klei, zwak siltig, zwak zandig, zwak humeus, oranjebeige
-38 -58
-45
Zand, zeer fijn, matig siltig, lichtgrijs
-88 -108 -113
-75
-105 -115
Klei, zwak siltig, zwak zandig, lichtgrijs Klei, zwak humeus, zwak siltig, licht oranjebruin
-163
-165
27
Klei, zwak zandig, matig humeus, lichtbruin
7
Klei, zwak humeus, zwak siltig, zwak zandig, oranjebeige
-2
Klei, zwak siltig, zwak humeus, licht oranjebruin
-42 -62
-63 -68
Zand, zeer fijn, matig siltig, lichtoranje
-78
Klei, zwak siltig, zwak humeus, lichtgrijs
-113
Veen, matig kleiïg, grijs, EROSIEF CONTACT
-173
Klei, zwak siltig, lichtgrijs
26
Klei, zwak zandig, matig humeus, grijsbruin
-9
Klei, zwak siltig, zwak zandig, zwak humeus, oranjebeige
-112 -117
Klei, zwak siltig, zwak humeus, lichtbruin, GELEIDELIJKE OVERGANG
-172
Klei, matig siltig, zwak humeus, licht oranjebruin
-64 -69 -72 -76
-222
-262
Klei, zwak siltig, zwak humeus, grijsbeige, GELEIDELIJK Klei, zwak siltig, zwak humeus, licht oranjebruin
Klei, zwak siltig, matig humeus, lichtbruin, VEENPLUK
-154
7
Klei, matig humeus, zwak zandig, grijsbruin
-38
Klei, matig siltig, zwak humeus, zwak zandig, oranjebeige
-68 -83 -88
Klei, zwak siltig, zwak humeus, licht oranjebeige
Klei, zwak siltig, zwak humeus, lichtbruin
Veen, bruin, TOP EROSIEF CONTACT KLEI
Klei, matig siltig, lichtgrijs
Klei, matig zandig, matig humeus, grijsbruin
-44
-92
Klei, matig siltig, zwak humeus, grijs, EROSIEF CONTACT
Veen, bruin, TOP EROSIEF CONTACT KLEI Klei, matig siltig, zwak humeus, lichtgrijs
Veen, bruin, KLEIIGE TOP
Klei, zwak zandig, matig humeus, grijsbruin
Klei, zwak siltig, zwak humeus, lichtbruin, VEENBROKJES , EROSIEF CONTACT
-158
Klei, zwak siltig, zwak humeus, licht oranjebeige Klei, zwak siltig, matig humeus, lichtbruin Veen, zwak kleiïg, zwak siltig, bruin, GEHEEL EROSIEF CONTACT KLEI Klei, zwak siltig, zwak humeus, lichtgrijs
Veen, bruin, LICHT VERAARD Veen, bruinrood, GELEIDELIJK
Klei, zwak siltig, zwak humeus, licht bruingrijs, RIET
Klei, matig siltig, lichtgrijs
Klei, zwak siltig, lichtgrijs, RIET/ZEGGE Zand, zeer fijn, zwak siltig, zwak kleiïg, lichtgrijs, GELAAGD KLEI
019
020
X: 67328,2 Y: 436739,1 NAP: 0,419 42
X: Y: Klei, zwak zandig, matig humeus, lichtbruin, BKBROKJE
17
Klei, zwak siltig, zwak humeus, lichtbruin
-28 -38
-63 -68
-143 -158
67337,8 436757,9 0,439 44
4
-36
Klei, zwak siltig, lichtbeige
-71
Klei, zwak siltig, lichtbeige
-96
Veen, bruin, TOP EROSIEF CONTACT
-121
Klei, matig siltig, lichtgrijs
-156
Zand, zeer fijn, zwak siltig, zwak kleiïg, lichtgrijs, GELAAGD KLEI
-86
Klei, zwak zandig, matig humeus, lichtbruin Klei, zwak siltig, zwak zandig, zwak humeus, oranjebeige Klei, zwak siltig, lichtoranje
021
022
023
024
X: 67344,6 Y: 436774,4 NAP: 0,429 43
X: 67362,6 Y: 436765,3 NAP: 0,259
X: 67387 Y: 436752,9 NAP: 0,119
X: 67401,9 Y: 436744,9 NAP: 0,079
18
-32
-62 -72
Klei, matig siltig, zwak humeus, lichtbruin Klei, matig humeus, matig siltig, lichtbruin Klei, matig siltig, zwak zandig, lichtgrijs, RIET Klei, matig siltig, matig zandig, lichtgrijs, GELAAGD
Klei, zwak zandig, matig humeus, lichtbruin Klei, zwak zandig, zwak humeus, grijsbeige Klei, zwak zandig, grijsbeige, GELEIDELIJK Klei, zwak zandig, zwak siltig, licht oranjebruin
-147
-172
-217
-257
Klei, zwak siltig, zwak humeus, lichtgrijs, VEENBROKJES Klei, matig siltig, zwak humeus, lichtbeige, PLBANDJES
26
-9
-49
Klei, zwak zandig, matig humeus, grijsblauw Klei, zwak siltig, zwak humeus, zwak zandig, oranjebeige
12
-99
-174
Klei, zwak siltig, lichtgrijs
-83
Klei, matig zandig, zwak siltig, zwak humeus, lichtbruin Veen, zwak kleiïg, zwak zandig, bruin, RIET TOP GEERODEERD Klei, matig siltig, lichtgrijs
Klei, zwak zandig, lichtbeige, GELEIDELIJK Klei, zwak siltig, lichtbeige
-143
Klei, matig siltig, zwak zandig, lichtgrijs, Z-BANDJES
Zand, zeer fijn, zwak siltig, lichtoranje -72 -92
-122
DIIIb DI D0 Holv1 Holv2 CallV Oxidatiegrens
Klei, matig siltig, zwak humeus, oranjebeige, RIET Klei, matig siltig, lichtgrijs Zand, zeer fijn, zwak kleiïg, matig siltig, lichtgrijs
Klei, sterk siltig, lichtgrijs Zand, zeer fijn, zwak siltig, zwak kleiïg, lichtgrijs, GELAAGD, KLEIBANDJE, ZEGGE
-232 -247
Klei, matig siltig, lichtgrijs, RIET Zand, zeer fijn, zwak kleiïg, matig siltig, lichtgrijs, GELAAGD KLEI MET PL
-288
-362
recent
Klei, zwak zandig, matig humeus, grijsbruin
-198
Klei, zwak siltig, lichtgrijs Zand, zeer fijn, zwak siltig, zwak kleiïg, lichtgrijs, GRUIS
-22
-38
-63 -84 -89
8
Klei, zwak zandig, matig humeus, lichtbruin
Boorstaten profiel
025
026
027
028
029
030
X: 67416,5 Y: 436736,1 NAP: 0,109
X: 67408,7 Y: 436720,6 NAP: 0,009
X: 67401,4 Y: 436705,8 NAP: 0,099
X: 67392 Y: 436690 NAP: 0,109
X: 67385 Y: 436676,4 NAP: 0,089
X: 67375,5 Y: 436659,5 NAP: 0,019
10
11 1
Klei, matig zandig, zwak humeus, lichtbruin
-29
-39
-69
-99 -119
-169
Klei, zwak zandig, matig humeus, lichtbruin
-65
-79
-104
Klei, zwak siltig, zwak humeus, lichtbeige
-124 -139
Klei, matig siltig, zwak zandig, lichtbeige, Z-BANDJES
Klei, licht groengrijs
-95 -115
Zand, matig fijn, matig kleiïg, zwak humeus, matig siltig, licht bruingrijs, VERMENGDE EROSIEVE? LAAG
-175
-200
-199
Klei, zwak siltig, zwak zandig, lichtgrijs, GRUIS
Klei, matig siltig, lichtgrijs Zand, zeer fijn, matig siltig, zwak kleiïg, lichtgrijs, RIET, KLEIIG WAT GELAAGD
Zand, zeer fijn, zwak kleiïg, zwak siltig, lichtgrijs, SCHERPE OVERGANG, ZEGGE, KLEIBANDJES
-245
9
Klei, zwak zandig, matig humeus, lichtbruin
-35
Klei, zwak humeus, licht grijsgrijs
Klei, zwak zandig, zwak siltig, zwak humeus, lichtbeige, GELEIDELIJK
11
Klei, zwak zandig, matig humeus, lichtbruin -34
Klei, zwak humeus, lichtbeige, HARD/STIJF
-69
Klei, zwak humeus, grijsbeige
-89
Klei, lichtgrijs Klei, matig siltig, lichtgrijs
-101
-146
Klei, matig siltig, lichtbeige, GELEIDELIJKE OVERGANG
-159 -179 -189
Klei, zwak siltig, lichtgrijs
Klei, sterk siltig, zwak humeus, lichtbruin
-186 -201
Zand, zeer fijn, matig siltig, lichtgrijs
Klei, matig siltig, lichtgrijs, GELEIDELIJKE OVERGANG
-28
-36
-76
Klei, zwak siltig, zwak humeus, lichtbeige, SCHERPE OVERGANG
2
Klei, zwak zandig, matig humeus, lichtbruin
Klei, zwak humeus, lichtbeige
Klei, zwak humeus, lichtbeige, STUG DROOG
-83 -93
Klei, zwak siltig, lichtbeige, GELEIDELIJKE OVERGANG
-108
Klei, zwak siltig, lichtbeige, GELDIDELIJKE OVERGANG
-148
Klei, matig siltig, lichtgrijs, ZEGGE
-198
Klei, matig siltig, lichtgrijs, ZEGGE -251
Zand, zeer fijn, zwak kleiïg, zwak siltig, KLEIBANDJES, ZEGGE
Klei, zwak zandig, matig humeus, lichtbruin
Zand, zeer fijn, zwak kleiïg, zwak siltig, lichtgrijs
-248
Klei, sterk humeus, licht oranjebruin, VENIGE REST IN KLEI Klei, zwak siltig, zwak humeus, lichtbeige Klei, matig siltig, zwak humeus, lichtgrijs Klei, matig siltig, zwak humeus, lichtbruin Klei, matig siltig, lichtgrijs
-298
Zand, zeer fijn, zwak siltig, lichtgrijs
-324 -344
-369
Veen, bruin Klei, zwak siltig, zwak zandig, lichtgrijs, ZEGGE
031
032
033
034
035
036
X: 67367,9 Y: 436645,7 NAP: -0,011
X: 67359,1 Y: 436629,9 NAP: -0,001
X: 67351,1 Y: 436614,3 NAP: -0,061
X: 67342 Y: 436599 NAP: 0,019
X: 67332,8 Y: 436583,2 NAP: 0,069
X: Y:
67301,1 436601,8 27
-1
Klei, zwak zandig, matig humeus, lichtbruin
-40
-46 -66 -86 -96
-161
Klei, zwak siltig, zwak humeus, lichtbruin Klei, zwak siltig, zwak humeus, lichtbeige
-65
-95 -102
Veen, bruin, EROSIEF CONTACT
Klei, zwak siltig, zwak zandig, lichtgrijs
Klei, zwak humeus, grijsbeige Klei, zwak humeus, licht oranjegrijs
Klei, zwak zandig, matig humeus, lichtbruin
-200
Klei, matig siltig, zwak humeus, licht bruingrijs
-33
-51
-81 -101 -104
Klei, sterk humeus, grijsbruin, VENIG, RESTVEEN
Klei, matig siltig, lichtbeige, ZEGGE -201
Klei, zwak zandig, matig humeus, lichtbruin
-6
Klei, zwak humeus, lichtbeige Klei, zwak siltig, zwak humeus, lichtbeige
-68
-103
Klei, zwak humeus, oranjebeige, WIT Z INGESPOELD Klei, matig humeus, licht oranjebruin
DIIIb DI D0 Holv1 Holv2 CallV Oxidatiegrens
Klei, lichtbeige, STUGGE KLEI
-58
Klei, matig zandig, matig humeus, licht oranjebruin
-75
-78 -81 -103
Veen, bruin, TOP EROSIEF CONTACT Klei, matig siltig, zwak humeus, lichtgrijs Klei, matig siltig, lichtgrijs
-193 -206 -228
-298
Klei, zwak zandig, matig humeus, lichtbruin
-38
Klei, matig siltig, lichtgrijs, ZEGGE
Zand, zeer fijn, matig siltig, zwak kleiïg, lichtgrijs
recent
Klei, zwak zandig, matig humeus, lichtbruin
Klei, matig humeus, zwak zandig, lichtbruin
Klei, matig siltig, lichtgrijs, RIET
Veen, bruin, EROSIEF CONTACT
-8
7
2
0
-103 -123
Zand, matig fijn, matig kleiïg, zwak siltig, lichtgrijs Klei, matig siltig, lichtgrijs Klei, matig humeus, matig siltig, lichtbruin
-173
Klei, matig siltig, zwak humeus, licht bruingrijs
Boorstaten profiel
037
038
039
040
041
042
X: 67310,9 Y: 436618,3 NAP: 0,239
X: 67317,3 Y: 436630,3 NAP: 0,189
X: 67326,6 Y: 436645,5 NAP: 0,229
X: 67334,2 Y: 436660 NAP: 0,169
X: 67342,9 Y: 436676,7 NAP: 0,209
X: 67350,5 Y: 436690,3 NAP: 0,209
24
23
19
Klei, zwak zandig, matig humeus, lichtbruin
-16
-11
Klei, zwak zandig, zwak humeus, oranjebruin, GESTUIT, WRS DRAINAGEPIJP
-76
Klei, zwak humeus, lichtbeige -57
-71 -81 -96
-13
-22 -27
Klei, matig humeus, zwak siltig, zwak zandig, grijsbruin
-82 -92
Klei, matig siltig, zwak humeus, oranjebeige
-53
Klei, matig zandig, zwak humeus, oranjebruin
-112
Klei, matig siltig -177
-181
Klei, zwak zandig, zwak humeus, lichtbeige, GELEIDELIJKE OVERGANG Zand, zeer fijn, zwak kleiïg, lichtgrijs
Klei, zwak zandig, matig humeus, lichtbruin
Klei, zwak humeus, zwak siltig, oranjebruin
-128
Klei, zwak siltig, sterk humeus, grijs, VENIG, VERSPOELD VEEN
-183
-19
Klei, zwak zandig, matig humeus, grijsbruin
-78 -86
-102
Veen, zwak kleiïg, bruin, KLEIIGE TOP, COMPACT, RIET
21
17
Klei, zwak zandig, matig humeus, lichtbruin
Klei, zwak zandig, matig humeus, lichtbruin
-39
-74
-119
-149
Klei, zwak siltig, zwak humeus, oranjebeige
-179
Klei, matig siltig, zwak humeus, licht bruingrijs, RIET
Veen, bruin Klei, zwak siltig, lichtgrijs
21
Klei, zwak zandig, matig humeus, lichtbruin
-14
Klei, zwak zandig, zwak humeus, oranjebruin
-54 -74
Klei, zwak siltig, zwak humeus, lichtbeige, GELEIDELIJKE OVERGANG
-84
Klei, zwak siltig, zwak zandig, lichtbeige, Z-BANDJES, GELEID. OVERGANG
-179
Klei, zwak siltig, matig humeus, zwak zandig, grijsbruin Klei, zwak zandig, matig siltig, zwak humeus, licht oranjebruin Klei, zwak siltig, zwak zandig, sterk humeus, grijsbruin, VENIG, VERSPOELD Klei, zwak siltig, zwak humeus, licht bruingrijs
Klei, zwak siltig, zwak humeus, lichtgrijs, VEENBROKJES , ZEGGE
Klei, matig siltig, lichtgrijs, ZEGGE
Klei, zwak zandig, matig humeus, lichtbruin
Klei, matig siltig, lichtgrijs
043
044
045
046
047
048
X: 67358,7 Y: 436706,1 NAP: 0,259
X: 67367,1 Y: 436722,1 NAP: 0,179
X: 67351,2 Y: 436652,8 NAP: 0,139
X: 67291,7 Y: 436535,7 NAP: -0,081
X: 67289,4 Y: 436549 NAP: -0,081
X: 67279,5 Y: 436533,9 NAP: -0,103
26
Klei, zwak zandig, matig humeus, lichtbruin -19
18
-22
Klei, zwak zandig, zwak humeus, lichtbeige, VEENBROKJES , SCHERPE OVERGANG
-84
Klei, zwak siltig, lichtgrijs, GELEID. OVERGANG
-149
-52
-82
-127
Klei, matig siltig, lichtgrijs, ZEGGE
-174
-182
14
Klei, zwak zandig, matig humeus, lichtbruin -26
Klei, zwak zandig, matig humeus, zwak siltig, grijsbruin, RD BK BROKJE
-56
Klei, zwak siltig, zwak zandig, lichtgrijs
-101
Klei, matig siltig, licht oranjegrijs Zand, zeer fijn, zwak kleiïg, matig siltig, lichtgrijs, GELAAGD KLEIIG
-71 -81
-136
-186
Klei, zwak zandig, matig humeus, lichtbruin Klei, zwak zandig, zwak humeus, oranjebruin Klei, matig zandig, zwak humeus, lichtbeige Klei, zwak siltig, zwak humeus, grijs
-8
-43
-73
-98
-8
Zand, zeer fijn, matig kleiïg, matig humeus, grijsbruin Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, licht oranjebeige
-48
-78 -88 -108
-118
-143
Klei, zwak siltig, lichtbeige, GELEID. OVERGANG
Klei, zwak humeus, zwak siltig, zwak zandig, licht oranjebeige Veen, bruin, RIET Klei, zwak siltig, licht bruingrijs, RIET
Klei, matig siltig, lichtgrijs, GELEID. OVERGANG
Klei, matig siltig, zwak humeus, lichtgrijs
Klei, matig siltig, lichtgrijs, ZEGGE
-183
-338
Veen, bruin, RIET -368
recent -408
DIIIb DI D0 Holv1 Holv2 CallV Oxidatiegrens
Klei, zwak siltig, zwak humeus, lichtgrijs
-20
Zand, zeer fijn, zwak kleiïg, matig humeus, grijsbruin
Zand, zeer fijn, matig kleiïg, zwak humeus, licht oranjebeige
-60
Zand, zeer fijn, zwak kleiïg, zwak humeus, licht oranjebruin
Klei, zwak siltig, zwak humeus, licht oranjebeige, VEENPLUKKEN ONDERIN Veen, bruin, LICHT VERAARD
-70
-95
-125
-160
Klei, matig siltig, zwak humeus, lichtgrijs, RIET
-253
-343 -363
-388
-260 -275
Klei, matig siltig, zwak zandig, lichtgrijs, VEENPLUKKEN ONDERIN
Klei, zwak humeus, licht oranjebruin, VEENPLUKKEN ONDERIN
Klei, zwak siltig, lichtgrijs, RIET Zand, uiterst fijn, zwak siltig, zwak kleiïg, lichtgrijs
-320
-323
Zand, zeer fijn, zwak siltig, zwak kleiïg, zwak humeus, licht oranjebeige
Veen, bruin, LICHT VERAARDE TOP
Klei, matig siltig, zwak zandig, lichtgrijs Zand, uiterst fijn, matig siltig, zwak kleiïg, lichtgrijs
-278
Zand, zeer fijn, zwak kleiïg, zwak siltig, lichtgrijs, RIET, VEENPLUKKEN &SC2 ONDERIN
-10
Klei, matig zandig, matig humeus, grijsbruin
-330
-360
Veen, RIET
Klei, matig siltig, lichtgrijs Zand, zeer fijn, matig siltig, zwak kleiïg, lichtgrijs, GELAAGD Klei, matig siltig, matig zandig, lichtgrijs, VEENPLUKKEN ONDERIN
Klei, matig siltig, zwak zandig, lichtgrijs, RIET, GELAAGD -455
Veen, bruin, RIET Zand, uiterst fijn, zwak siltig, zwak kleiïg, lichtgrijs, VEENPLUKKEN TUSSENDOOR
Boorstaten profiel
049
050
051
052
053
054
X: 67264,6 Y: 436570,9 NAP: 0,059
X: 67235 Y: 436554,9 NAP: 0,149
X: 67246,3 Y: 436569,6 NAP: 0,138
X: 67255,6 Y: 436585 NAP: 0,079
X: 67266 Y: 436601,5 NAP: -0,013
X: 67218,2 Y: 436566,9 NAP: 0,124
15 6
-24 -39
-79 -89
-114
-154 -174
-204
Klei, matig humeus, zwak zandig, grijsbruin
-25
Klei, zwak humeus, grijsbeige
-65
Klei, zwak siltig, zwak humeus, grijsbeige -115 -120
Klei, zwak humeus, licht oranjegrijs, VEENPLUKKEN ONDERIN
14
Klei, matig humeus, licht oranjebruin, VENIG ONDERIN
-274
Veen, bruin, LICHT VERAARD
-304
-354
-56 -71
Zand, zeer fijn, zwak siltig, zwak kleiïg, zwak humeus, grijsbeige
-106
Klei, zwak siltig, zwak humeus, lichtbruin, RIET
Klei, zwak siltig, lichtgrijs, RIET
-151
Zand, uiterst fijn, zwak siltig, zwak kleiïg, lichtgrijs
-315
Klei, matig siltig, zwak humeus, lichtgrijs, VEENPLUKKEN ONDERIN
-365 -385
056 X: 67235,1 Y: 436591,3 NAP: 0,014
Zand, uiterst fijn, matig siltig, lichtgrijs
-266
Zand, zeer fijn, matig siltig, zwak kleiïg, lichtgrijs, GELAAGD KLEIIG, VEENPLKN ONDERIN
Klei, matig siltig, lichtgrijs Zand, uiterst fijn, matig siltig, zwak kleiïg, lichtgrijs, GELAAGD KLEIIG, VEENPLUKKEN ONDERIN
-346
Veen, bruin, RIET
-371
Klei, matig siltig, zwak humeus, lichtgrijs
-386
13 1
-29
Klei, zwak siltig, zwak humeus, licht oranjebeige Klei, matig humeus, zwak siltig, licht oranjebruin, VENIG ONDERIN
-64
-262
-94 -104
-282
-307
Zand, zeer fijn, matig siltig, zwak kleiïg, lichtgrijs, LICHT GELAAGD
-164
-387
Zand, uiterst fijn, matig siltig, zwak kleiïg, lichtgrijs, RIET, VEENPLUKKEN ONDERIN Veen, bruin
Klei, zwak humeus, licht oranjebruin
Veen, bruin Klei, zwak siltig, zwak humeus, licht bruingrijs
-249
Klei, matig siltig, zwak humeus, lichtgrijs, RIET Klei, matig siltig, zwak zandig, lichtgrijs, RIET, LICHT GELAAGD
recent DIIIb DI D0
-324
Klei, matig siltig, lichtgrijs, RIET -362
Klei, zwak siltig, zwak humeus, licht oranjebeige
Klei, matig humeus, matig siltig, lichtbruin, VENIG ONDERIN
Klei, matig siltig, zwak humeus, licht bruingrijs, RIET Klei, matig siltig, zwak zandig, zwak humeus, lichtgrijs, RIET
Klei, matig humeus, zwak zandig, grijsbruin
-79
Veen, bruin -212
-1
-36
-61
-91 -99 -121
Klei, matig siltig, zwak humeus, licht bruingrijs, RIET
Klei, matig humeus, zwak zandig, grijsbruin Klei, zwak siltig, zwak zandig, licht oranjebeige Klei, zwak humeus, grijsbeige Klei, matig humeus, licht oranjebruin, LICHT VENIG
-374
-399
Zand, zeer fijn, matig siltig, zwak kleiïg, lichtgrijs, VEENPLUKKEN ONDERIN
Holv1
Veen, bruin, RIET
CallV
Holv2
Oxidatiegrens
-28 -48
-78 -86 -93
-163
Veen, bruin
-216
Klei, zwak siltig, zwak humeus, licht oranjebeige Klei, zwak humeus, licht oranjebeige Klei, matig humeus, licht oranjebruin, VEENPLUKKEN ONDERIN
Klei, matig siltig, licht bruingrijs, RIET
Klei, matig siltig, matig zandig, lichtgrijs, VEENPLUKKEN ONDERIN, LICHT GELAAGD
Zand, uiterst fijn, matig siltig, zwak kleiïg, lichtgrijs, RIET, LICHT GELAAGD K
Klei, matig humeus, zwak zandig, grijsbruin
Veen, bruin, LICHT VERAARDE TOP
Klei, zwak siltig, zwak humeus, licht bruingrijs, RIET
Klei, matig siltig, zwak zandig, zwak humeus, licht bruingrijs, RIET, LICHT GELAAGD Z -318
-327 -337
-367
Klei, zwak siltig, zwak humeus, lichtgrijs, VEENPLUKKEN ONDERIN Veen, bruin
-346
-348 -353
Veen, bruin -376 -381 -401
Klei, matig siltig, zwak humeus, lichtbruin Zand, uiterst fijn, zwak kleiïg, zwak siltig, lichtgrijs, GELAAGD KLEIIG
X: 67225,4 Y: 436577 NAP: 0,134
-97
Veen, bruin, LICHT EROSIEVE TOP
Klei, matig siltig, matig zandig, lichtgrijs, RIET
Veen, bruin
055
-77 -85
-122
Klei, matig siltig, zwak humeus, licht bruingrijs
Klei, matig siltig, matig zandig, lichtgrijs, GELAAGD Z
Klei, zwak humeus, zwak siltig, licht oranjebeige
Klei, zwak humeus, licht oranjebruin
-236
Klei, matig siltig, zwak humeus, licht bruingrijs, RIET
-62
Klei, matig zandig, zwak humeus, licht oranjebruin
-90
Klei, zwak humeus, lichtbruin
-255
Veen, bruin, RIET
-27
-52
Klei, matig humeus, zwak zandig, grijsbruin
-227
Klei, zwak siltig, zwak humeus, lichtbeige, RIET
Klei, zwak zandig, matig humeus, grijsbruin
-22
Klei, zwak humeus, grijsbeige
Klei, matig siltig, zwak humeus, lichtgrijs, RIET
-285 -294
Klei, zwak siltig, zwak humeus, grijsbeige
Veen, bruin, RIET -140
Klei, matig siltig, lichtgrijs, RIET -264
Klei, matig humeus, zwak zandig, grijsbruin
-26
Klei, zwak zandig, matig siltig, grijsbeige
12
8
Klei, zwak zandig, matig humeus, grijsbruin
-378 -388
Zand, zeer fijn, zwak siltig, zwak kleiïg, lichtgrijs, GELAAGD Klei, matig siltig, zwak humeus, lichtbeige, VEENPLUKKEN ONDERIN Veen, bruin, RIET Klei, matig siltig, zwak humeus, lichtgrijs, RIET
Bijlage 2
Verkennend Bodemonderzoek perceel 813
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 061400.15270.00 Rotterdam / Middelburg
_______________________________________________________________________________________________________________ 061400.15270.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Bijlage 3
Verkennend Bodemonderzoek perceel 812
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 061400.15270.00 Rotterdam / Middelburg
_______________________________________________________________________________________________________________ 061400.15270.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Bijlage 4
Bureauonderzoek ecologie
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 061400.15270.00 Rotterdam / Middelburg
_______________________________________________________________________________________________________________ 061400.15270.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Bureauonderzoek ecologie
In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente. Huidige situatie Het plangebied bestaat uit agrarische percelen, watergangen en opgaande beplanting. Beoogde ontwikkelingen In het plangebied wordt een nieuwe woonbuurt gerealiseerd. Hiervoor moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:
verwijderen beplanting en bomen; bouwrijp maken; bouwwerkzaamheden.
Toetsingskader Beleid De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt in de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Normstelling Flora- en faunawet Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang); er geen alternatief is; geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend. Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie de volgende interpretatie van artikel 11: De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten: Nesten die het hele jaar door zijn beschermd Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen. 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil). 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus). 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk). 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil). Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd. 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen. De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Natuurbeschermingswet 1998 Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten: a. b. c.
door de minister van LNV aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn; door de minister van LNV aangewezen beschermde natuurmonumenten; door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.
De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de minister van LNV). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen. Onderzoek Gebiedsbescherming Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Het Natura 2000-gebied Voornes Duin ligt op bijna 900 m van het plangebied aan de noordwestkant van de kern Oostvoorne.
Figuur B1.1 Ligging plangebied (rood omlijnd) ten opzichte van beschermde natuurgebieden (bron: geo-loket provincie Zuid-Holland) Het Ministerie van LNV heeft het Voornes Duin in 2008 definitief aangewezen als Natura 2000gebied. Het Natura 2000-gebied Voornes Duin omvat het Vogelrichtlijngebied Voornes Duin en het Habitatrichtlijngebied Voornes Duin. Het duingebied van Voorne heeft een grote variatie in landschapstypen en heeft daardoor een grote soortenrijkdom, zowel wat betreft flora als fauna. Het bestaat uit een afwisselend duingebied met twee grote duinmeren (Breede Water en Quackjeswater) en meerdere kleine poelen, moerassen, grote oppervlaktes bos en struweel, duingraslanden en natte duinvalleien. Aan de binnenduinrand liggen een aantal landgoedbossen met stinzeflora. Het Natura 2000-gebied Voornes Duin is aangewezen voor elf habitattypen en drie soorten uit de Habitatrichtlijn en vier soorten uit de Vogelrichtlijn, zie tabel B1.1. Voor deze habitattypen en soorten zijn instandhoudingsdoelstellingen geformuleerd in het aanwijzingsbesluit. Tabel B1.1 Aangewezen habitattypen en soorten volgens de Habitat- en Vogelrichtlijn (bron: Essentietabel, LNV) Habitattypen H2120
Witte duinen
H2130A
*Grijze duinen (kalkrijk)
H2130C
*Grijze duinen (heischraal)
H2160
Duindoornstruwelen
H2170
Kruipwilgstruwelen
H2180A
Duinbossen (droog)
H2180B
Duinbossen (vochtig)
H2180C
Duinbossen (binnenduinrand)
H2190A
Vochtige duinvalleien (open water)
H2190B
Vochtige duinvalleien (kalkrijk)
H2190D
Vochtige duinvalleien moerasplanten)
(hoge
Habitatsoorten H1014
Nauwe korfslak
H1340
*Noordse woelmuis
H1903
Groenknolorchis
Broedvogels A008
Geoorde fuut
A017
Aalscholver
A026
Kleine zilverreiger
A034
Lepelaar
* = prioritair habitattype/soort Soortenbescherming De (verwachte) ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van een quickscan (Mertens, 2010) en een natuurtoets voor vleermuizen, kleine modderkruiper en rugstreeppad (Mertens, 2010). Planten Op basis van de quickscan kan worden gesteld dat het plangebied geen bijzondere of beschermde soorten herbergt. Vogels Het voorkomen van bedreigde vogelsoorten of vogels met vaste rust- en verblijfplaatsen wordt uitgesloten. De hiervoor vereiste biotopen ontbreken. In het gebied komen echter wel soorten voor als scholekster. Zoogdieren Het is niet aannemelijk dat in het plangebied matig of strikt beschermde grondgebonden zoogdieren voorkomen. Het gebied is te geïsoleerd en te klein van omvang. In het plangebied komen naar verwachting wel soorten als mol, egel en veldmuis voor. Het voorkomen van verblijfplaatsen wordt uitgesloten omdat gebouwen ontbreken en bomen met gaten afwezig zijn. In het plangebied zijn wel foeragerende vleermuizen vastgesteld. Vliegroutes zijn niet waargenomen. Amfibieën In het plangebied zijn diverse kleinere en grotere wateren aangetroffen die een functie zouden kunnen hebben voor amfibieën. Op basis van regionale verspreidingsgegevens is bekend dat de strikt beschermde rugstreeppad in de omgeving van Oostvoorne voorkomt. De soort is echter niet aangetroffen in het plangebied. Daarnaast zouden de licht beschermde bruine kikker, groene kikker, kleine watersalamander en gewone pad kunnen voorkomen. Alleen de bruine kikker is tijdens het onderzoek aangetroffen
Vissen De kleine modderkruiper is tijdens het veldonderzoek niet aangetroffen. Overige soorten Het plangebied is ongeschikt als biotoop voor beschermde reptielen en insecten (vlinders, sprinkhanen en libellen). De genoemde beschermde soortengroepen stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan. In tabel B1.2 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen. Tabel B1.2 Beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime vrijstellingsregeling tabel 1 Ffw
mol,
egel
en
veldmuis
bruine kikker ontheffingsregeling Ffw
tabel 2 tabel 3 vogels
geen bijlage 1 AMvB
geen
bijlage IV HR
alle vleermuizen
cat. 1 t/m 4
geen
Toetsing en conclusie Gebiedsbescherming De ontwikkeling in het plangebied zou kunnen leiden tot mogelijke negatieve effecten in het Natura 2000-gebied Voornes Duin (tevens PEHS-gebied). Aangezien het plangebied niet in het Voornes Duin is gelegen zullen er geen effecten als gevolg van vernietiging, versnippering en verdroging optreden. Gezien de afstand tussen het natuurgebied en het plangebied en de tussenliggende bebouwing zal er ook geen geluidsverstoring optreden. Mogelijk dat als gevolg van de verkeerstoename de stikstofdepositie in het Natura 2000-gebied toeneemt. De N218 ligt namelijk dicht langs het Voornes Duin ter hoogte van het Oostvoornse Meer. De toename van maximaal 350 mvt/etmaal op de totale hoeveelheid van 28.650 mvt/etmaal op de N218 is dermate gering dat de stikstofdepositie nauwelijks toe zal nemen. Naar verwachting zal de extra depositie op slechts enkele tientallen meters van de weg neerslaan. Op deze afstand zijn geen gevoelige habitattypen (grijze duinen) aanwezig. Derhalve kunnen negatieve effecten op het Natura 2000gebied Voornes Duin worden uitgesloten. De Natuurbeschermingswet zal de uitvoering van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg staan. Soortenbescherming Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden. Het bestemmingsplan voorziet in de realisatie van een nieuwe woonbuurt. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.
Er zal geen ontheffing nodig zijn voor de tabel 1-soorten van de Ffw waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Ffw geldt. De aantasting en verstoring van vogels dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten. Vaste verblijfplaatsen of vliegroutes van vleermuizen zijn niet vastgesteld tijdens het veldonderzoek. Het plangebied en omgeving vormen wel foerageergebied voor met name de
gewone dwergvleermuis en in veel mindere mate voor de ruige dwergvleermuis en laatvlieger. Het gebied is echter niet van wezenlijke waarde. Door de ontwikkeling van het gebied wordt de waarde van het plangebied als marginaal foerageergebied niet aangetast. Door de ontwikkeling ontstaat er meer structuur en boven de te realiseren tuinen kan gefoerageerd worden. Gezien het bovenstaande staat bestemmingsplan niet in de weg.
de
Flora-
en
faunawet
de
uitvoering
van
onderhavig
Bijlage 5
Quickscan ecologie
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 061400.15270.00 Rotterdam / Middelburg
_______________________________________________________________________________________________________________ 061400.15270.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Concept
QUICK SCAN FLORA- EN FAUNAWET RECONSTRUCTIELOCATIE HOOFDWEG TE OOSTVOORNE
Concept
QUICK SCAN FLORA- EN FAUNAWET RECONSTRUCTIELOCATIE HOOFDWEG TE OOSTVOORNE
Rapport 2010.1123 juni 2010 In opdracht van: VDG-Stedenbouw Schuwacht 140 2941 EH Lekkerkerk
Adviesbureau Mertens B.V.
Bureau voor natuur, ruimtelijke ordening en ecotoxicologie Bezoekadres: Dr. Willem Dreeslaan 1 te Bennekom Postadres: Postbus 367, 6700 AJ te Wageningen
T: 0317-428694 M: 06-29458456 E:
[email protected] I: www.adviesbureau-mertens.nl
© Adviesbureau Mertens BV, Wageningen, 2010. Deze rapportage mag zonder schriftelijke toestemming vrij worden vermenigvuldigd. De verzamelde data zijn alleen te gebruiken voor het hier geschetste onderzoek en mogen niet voor andere doeleinden worden gebruikt.
Quick scan Flora- en faunawet reconstructielocatie Hoofdweg te Oostvoorne. Concept rapport juni 2010
INHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING .......................................................................................................................................................... 2 1.1 INLEIDING ................................................................................................................................................. 2 1.2 HET PLANGEBIED ...................................................................................................................................... 2 1.3 DE PLANNEN ............................................................................................................................................. 3 1.4 DOELSTELLINGEN VAN HET ONDERZOEK .................................................................................................... 3 1.5 OPBOUW RAPPORT ................................................................................................................................... 4
2 FLORA- EN FAUNAWET .................................................................................................................................... 5
3 WERKWIJZE EN WAARDERING........................................................................................................................ 7
4 RESULTATEN EN BEOORDELING.................................................................................................................... 8 4.1 FLORA ...................................................................................................................................................... 8 4.2 BROEDVOGELS ......................................................................................................................................... 8 4.3 VLEERMUIZEN........................................................................................................................................... 8 4.4 OVERIGE ZOOGDIEREN.............................................................................................................................. 8 4.5 AMFIBIEËN ................................................................................................................................................ 9 4.6 REPTIELEN ............................................................................................................................................... 9 4.7 VISSEN ..................................................................................................................................................... 9 4.8 OVERIGE .................................................................................................................................................. 9
5 BEOORDELING EN CONCLUSIES .................................................................................................................. 10
GERAADPLEEGDE LITERATUUR...................................................................................................................... 11
Adviesbureau Mertens
1
Wageningen
Quick scan Flora- en faunawet reconstructielocatie Hoofdweg te Oostvoorne. Concept rapport juni 2010
1 INLEIDING 1.1 Inleiding Er is het voornemen voor de realisatie van woningbouw ten oosten van Oostvoorne (zie figuur 1 voor de globale ligging en bijlage 1 voor de exacte ligging). In het kader van de procedure / herbestemming dient bekend te zijn of het gebied mogelijk waardevol is voor beschermde natuurwaarden in het kader van de Flora- en faunawet. Op grond hiervan heeft VDG-Stedenbouw te Lekkerkerk aan onderhavig bureau gevraagd om een verkennende inventarisatie uit te voeren naar het voorkomen van wettelijk beschermde natuurwaarden en om bij het eventueel voorkomen hiervan aan te geven hoe hiermee dient te worden omgegaan. In dit rapport worden de resultaten van deze verkenning gepresenteerd. Aangezien het plangebied van minimale omvang is en gescheiden wordt van de Voornes duin door bebouwing worden effecten op beschermde natuurgebieden uitgesloten.
Plangebied
Figuur 1. Globale ligging van het plangebied te Oostvoorne (rood). 1.2 Het plangebied Het plangebied bestaat uit verschillende delen. In de noordzeide bestaat het gebied uit weiland en akkerland. In de zuidzijde zijn bomen te vinden waaronder is begraasd door o.a. schapen. In figuur 2 wordt een foto-impressie gegeven van het plangebied. Adviesbureau Mertens
2
Wageningen
Quick scan Flora- en faunawet reconstructielocatie Hoofdweg te Oostvoorne. Concept rapport juni 2010
Figuur 2.Foto-impressie van het plangebied. 1.3 De plannen Het plangebied dient voor aanvang van de bouwwerken vrijgemaakt te worden van opgaande beplantingen en geëgaliseerd te worden. Hierna zal woningbouw worden gerealiserd zoals weergegeven is in figuur 3. Met de realisatie van de plannen zal waterneutraal worden gewerkt.
1.4 Doelstellingen van het onderzoek De doelstelling van het onderzoek is tweeledig. Enerzijds wordt inzichtelijk gemaakt welke wettelijk beschermde natuurwaarden in en rond het plangebied te verwachten zijn. Anderzijds worden de consequenties van deze aanwezigheid voor de planontwikkeling weergegeven. Gelet op de opdracht genoemd in de inleiding en de doelstelling, is het van belang dat de volgende vragen worden beantwoord:
Adviesbureau Mertens
3
Figuur 3. Plansituatie.
Wageningen
Quick scan Flora- en faunawet reconstructielocatie Hoofdweg te Oostvoorne. Concept rapport juni 2010 1. Welke wettelijk beschermde dier- en plantensoorten komen mogelijk voor in het plangebied en directe omgeving? 2. Welke verwachte wettelijk beschermde dier- en plantensoorten ondervinden nadelen van de plansituatie? 3. Hoe dient te worden omgegaan met eventuele negatieve effecten van de plansituatie op wettelijk beschermde dier- en plantensoorten? 1.5 Opbouw rapport Na een korte uitleg over de Flora- en faunawet komen achtereenvolgens aan de orde: - De onderzoeksmethode. - Een beschrijving van de aanwezigheid van beschermde soorten en de effecten daarop van de plansituatie. - Conclusie en aanbevelingen.
Adviesbureau Mertens
4
Wageningen
Quick scan Flora- en faunawet reconstructielocatie Hoofdweg te Oostvoorne. Concept rapport juni 2010
2 FLORA- EN FAUNAWET In de Flora- en faunawet die per 1 april 2002 in werking is getreden, zijn regels gegeven over de bescherming van de in het wild levende planten- en diersoorten, mede ter uitvoering van Europese Richtlijnen (Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn). De soortenbescherming van de Habitatrichtlijn is geïntegreerd in de Flora- en faunawet. Deze soortenbescherming houdt in dat handelingen zoals het doden, opzettelijk verontrusten, verstoren of vernietigen van vaste rust- en verblijfplaatsen, holen, nesten, eieren van dieren en het uitgraven, plukken en vernietigen van groeiplaatsen van planten verboden zijn. Vrijwel elke ruimtelijke ingreep gaat gepaard met verstoring, vernietiging en andere effecten op planten en dieren. Om toch een ruimtelijk plan tot uitvoering te kunnen brengen is, indien er effecten te verwachten zijn op beschermde soorten, een ontheffing noodzakelijk van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Om ontheffing te kunnen verkrijgen moet aangetoond worden dat de voorgenomen ruimtelijke ingreep geen afbreuk zal doen aan de gunstige staat van instandhouding van de beschermde soorten die in het plangebied zijn aangetroffen. Ook mag het natuurlijk verspreidingsbeeld niet worden beïnvloed. Op basis van dit criterium gelden er drie beschermingsregimes, afgestemd op de mate waarin soorten in hun voortbestaan bedreigd zijn. Algemeen voorkomende soorten (categorie 1: lichte bescherming) Voor algemeen voorkomende soorten zoals haas, egel, veldmuis, bruine kikker of gewone pad geldt sinds begin 2005 dat er een algemene vrijstelling is. Deze soorten zijn zo algemeen, dat zelfs als ze een keer geschaad worden, het voortbestaan van de soort niet in gevaar komt. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd als zij worden geschaad op voorwaarde dat met deze soorten goed omgegaan wordt: zij mogen niet onnodig gedood of gewond worden en activiteiten dienen buiten de kritieke periode plaats te vinden (zorgplicht). Minder algemeen voorkomende soorten (categorie 2: matige bescherming) Voor soorten die minder algemeen voorkomen als eekhoorn, steenmarter, levendbarende hagedis en diverse soorten orchideeën geldt dat een ontheffing vereist blijft bij ruimtelijke ingrepen omdat zij minder algemeen zijn en dus extra aandacht verdienen. Een uitzondering hierop kan gemaakt worden als wordt gewerkt volgens een door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit goedgekeurde gedragscode. In zo’n gedragscode geeft een sector of initiatiefnemer zelf aan welke gedragslijnen men volgt om het schaden van beschermde soorten zo veel mogelijk te voorkomen. Bij het hebben van een gedragscode voor de minder algemeen voorkomende soorten is alleen nog een ontheffing nodig voor werkzaamheden die voortaan anders dan voorheen (gedragscode) uitgevoerd worden. Strikt beschermde soorten (categorie 3: strikte bescherming) Voor soorten die in bijlage IV van de Habitatrichtlijn staan en in bijlage 1 van het vrijstellingsbesluit beschermde planten en dieren (o.a. ringslang, hazelworm, boommarter, das, noordse woelmuis, otter en vleermuizen) geldt dat uitgebreid getoetst dient te worden op het criterium “de gunstige staat van instandhouding” en “het natuurlijk verspreidingsbeeld mag niet worden beïnvloed”. Een ontheffing wordt slechts verleend wanneer er sprake is van een in de wet genoemd belang en er geen andere bevredigende oplossing voor de ingreep bestaat. Tussen de soortbescherming en de bestemmingsplanprocedure is geen formele relatie. In het kader van de bestemmingsplanprocedure ((oude (Wet Ruimtelijke Ordening) moet duidelijk zijn of, indien een ontheffing nodig is, deze zal worden verkregen. Hoewel er dus geen formele koppeling bestaat tussen de bestemmingsplanprocedure en de Flora- en faunawet, blijkt uit jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak dat een plan niet mag worden goedgekeurd als geen ontheffing verkregen kan worden. Ook onder de Nieuwe Wet ruimtelijke oOrdening (Wro) geldt voor soorten van het lichtste regime geldt een algemene vrijstelling en voor soorten van het middelste regime is het in de praktijk mogelijk om Adviesbureau Mertens
5
Wageningen
Quick scan Flora- en faunawet reconstructielocatie Hoofdweg te Oostvoorne. Concept rapport juni 2010 ontheffing te verkrijgen. Dit betekent dat in het kader van de bestemmingsplanprocedure, ook onder de nieuwe Wro formeel alleen rekening gehouden dient te worden met soorten van het strengste regime. Sinds september 2009 beoordeeld LNV een ontheffingsaanvraag op basis van functieverlies. In aanmerking komen soorten voor een ontheffing als met (vooraf uitgevoerde) maatregelen de soort aangetast blijft worden. Uiteraard moet dan ook weer een in de wet genoemd belang aanwezig zijn.
Adviesbureau Mertens
6
Wageningen
Quick scan Flora- en faunawet reconstructielocatie Hoofdweg te Oostvoorne. Concept rapport juni 2010
3 WERKWIJZE EN WAARDERING Op 15 juni 2010 is een bezoek gebracht aan het plangebied en de directe omgeving. Gedurende dit bezoek zijn het plangebied en de directe omgeving beoordeeld op het mogelijk voorkomen van beschermde planten- en diersoorten. Er is geen gebruik gemaakt van bestaande gegevens aangezien het plangebied zeer klein is ten opzichte van verspreidingsgegevens die doorgaans op kilometerniveau worden beheerd.
Adviesbureau Mertens
7
Wageningen
Quick scan Flora- en faunawet reconstructielocatie Hoofdweg te Oostvoorne. Concept rapport juni 2010
4 RESULTATEN EN BEOORDELING 4.1 Flora In het plangebied zijn geen (bijzondere) vegetaties aangetroffen die van waarde zouden kunnen zijn voor matig of zwaar beschermde planten. Op grond hiervan worden geen effecten voorzien op beschermde planten. 4.2 Broedvogels Het voorkomen van bedreigde vogelsoorten of vogels met vaste rust- en verblijfplaatsen wordt uitgesloten. De hiervoor vereiste biotopen ontbreken. In het gebied komen echter wel soorten voor als scholekster. 4.3 Vleermuizen Het voorkomen van verblijfplaatsen wordt uitgesloten omdat gebouwen ontbreken en bomen met gaten afwezig zijn. In potentie kan het zuidelijk deelgebied met de opgaande beplanting echter van waarde zijn als belangrijk foerageergebied voor vleermuizen. Eveneens zou hierlangs in een vliegroute kunnen lopen (zie figuur 4).
Figuur 4. Potenties voor vleermuizen. 4.4 Overige zoogdieren Het is niet aannemelijk dat in het plangebied matig of strikt beschermde grondgebonden zoogdieren voorkomen. Het gebied is te geïsoleerd en te klein van omvang. Adviesbureau Mertens
8
Wageningen
Quick scan Flora- en faunawet reconstructielocatie Hoofdweg te Oostvoorne. Concept rapport juni 2010 4.5 Amfibieën Er is vast gesteld dat in en in de directe nabijheid van het plangebied enig water voorkomt (sloot en vijvers). Het voorkomen van amfibieën kon derhalve niet worden uitgesloten. Op 15 juni 2010 werden diverse kleinere en grotere wateren aangetroffen die een functie zouden kunnen hebben voor amfibieën. Op basis van regionale verspreiding komt de strikt beschermde rugstreeppad voor en daarnaast zou bruine kikker, grote groene kikker, kleine watersalamander en gewone pad kunnen voorkomen. Een omwonende meldde regelmatig amfibieën te horen. Het is onduidelijk of het hier de licht beschermde soorten betreft of de zwaar beschermde rugstreeppad. 4.6 Reptielen Op basis van regionale verspreiding en ligging is het niet aannemelijk dat zich in of rond het plangebied Zwarteweg reptielen ophouden. Het voorkomen van reptielen wordt uitgesloten. Het plangebied ligt te geïsoleerd en er treedt te veel verstoring op. Effecten op reptielen worden derhalve niet voorzien. 4.7 Vissen Er is een kleine kans op het voorkomen van de matig beschermde kleine modderkruiper. Deze vissoort komt in met name kleinere wateren voor. 4.8 Overige Er is geen potentieel leefgebied van beschermde of bedreigde ongewervelden vastgesteld gedurende onderhavig onderzoek of in het verleden. De kans op het voorkomen van beschermde ongewervelden wordt dan ook nihil geschat.
Adviesbureau Mertens
9
Wageningen
Quick scan Flora- en faunawet reconstructielocatie Hoofdweg te Oostvoorne. Concept rapport juni 2010
5 BEOORDELING EN CONCLUSIES Binnen en rond het plangebied te Oostvoorne foerageren mogelijk zwaar beschermde vleermuizen en het gebied zou een doorvliegroute kunnen herbergen en het is mogelijk leefgebied voor de zwaar beschermde rugstreeppad. Er is daarnaast een kans op het voorkomen van de kleine modderkruiper. Om eventuele effecten op deze soorten op een adequate manier in te kunnen schatten is een veldinventarisatie naar deze soort(groep)en van belang. Een veldinventarisatie vindt plaats in de periode juli t/m september. Pas na afronding van deze veldinventarisatie kan worden bepaald of ontheffing van de Flora- en faunawet vereist is en kan worden verkregen.
Adviesbureau Mertens
10
Wageningen
Quick scan Flora- en faunawet reconstructielocatie Hoofdweg te Oostvoorne. Concept rapport juni 2010
GERAADPLEEGDE LITERATUUR Diepenbeek, A., van, 1999. Veldgids diersporen. Drukkerij Thieme, Nijmegen. EEG, 1979. Richtlijn 79/43/EEG inzake het behoud van de Vogelstand. Publicatieblad Europese Gemeenschap, nummer L. 103. EEG, 1992. Richtlijn 92/43/EEG inzake de instandhouding van wilde flora en fauna. Publicatieblad van de Europese Gemeenschap, nummer L. 206/7. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit, 2004. Rode lijsten diverse soortgroepen. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit, 2009. Rode lijsten diverse soortgroepen. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit, 1998. Wet van 25 mei 1998, houdende regels ter bescherming van in het wild levende planten en diersoorten (Flora en Faunawet). Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden 402, 1-37.
Adviesbureau Mertens
11
Wageningen
BIJLAGE 1. EXACTE LIGGING EN BEGRENZING PLANGEBIED (GEEL KADER)
Bijlage 6
Natuurtoets voor vleermuizen, kleine modderkruiper en rugstreeppad
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 061400.15270.00 Rotterdam / Middelburg
_______________________________________________________________________________________________________________ 061400.15270.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Eindrapport
VLEERMUIZEN, RUGSTREEPPAD EN KLEINE MODDERKRUIPER IN EN ROND EEN RECONSTRUCTIELOCATIE AAN DE HOOFDWEG TE OOSTVOORNE
Eindrapport
VLEERMUIZEN, RUGSTREEPPAD EN KLEINE MODDERKRUIPER IN EN ROND EEN RECONSTRUCTIELOCATIE AAN DE HOOFDWEG TE OOSTVOORNE
rapportnr. 2010.1149 oktober 2010 In opdracht van: VDG-Stedenbouw Schuwacht 140 2941 EH Lekkerkerk Adviesbureau Mertens B.V. Bureau voor natuur, ruimtelijke ordening en ecotoxicologie Bezoekadres: Dr. Willem Dreeslaan 1 te Bennekom Postadres: Postbus 367, 6700 AJ te Wageningen
T: 0317-428694 M: 06-29458456 E:
[email protected] I: www.adviesbureau-mertens.nl
© Adviesbureau Mertens BV, Wageningen, 2010. Deze rapportage mag zonder schriftelijke toestemming vrij worden vermenigvuldigd. De verzamelde data zijn alleen te gebruiken voor het hier geschetste onderzoek en mogen niet voor andere doeleinden worden gebruikt.
Vleermuizen, rugstreeppad en kleine modderkruiper in en rond een reconstructielocatie te Oostvoorne. Eindrapport oktober 2010
INHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING .......................................................................................................................................................... 2 1.1 INLEIDING ................................................................................................................................................. 2 1.2 OPBOUW VAN DIT RAPPORT ....................................................................................................................... 2
2. ECOLOGIE.......................................................................................................................................................... 3 2.1 VLEERMUIZEN........................................................................................................................................... 3 2.2 RUGSTREEPPAD ....................................................................................................................................... 4 2.3 KLEINE MODDERKRUIPER .......................................................................................................................... 4
3 METHODE............................................................................................................................................................ 5 3.1 INLEIDING ................................................................................................................................................. 5 3.2 VLEERMUIZEN........................................................................................................................................... 5 3.3 RUGSTREEPPAD ....................................................................................................................................... 5 3.4 KLEINE MODDERKRUIPER .......................................................................................................................... 6
4 RESULTAAT........................................................................................................................................................ 7 3.1 VLEERMUIZEN........................................................................................................................................... 7 4.2 RUGSTREEPPAD ....................................................................................................................................... 8 4.3 KLEINE MODDERKRUIPER .......................................................................................................................... 8
5 CONCLUSIE ........................................................................................................................................................ 9
LITERATUUR........................................................................................................................................................ 10 BIJLAGEN 1. EXACTE LIGGING EN BEGRENZING PLANGEBIED ........................................................................... 11 2. BEGRIPPEN........................................................................................................................................... 12
Adviesbureau Mertens
1
Wageningen
Vleermuizen, rugstreeppad en kleine modderkruiper in en rond een reconstructielocatie te Oostvoorne. Eindrapport oktober 2010
1 INLEIDING 1.1 Inleiding Er is het voornemen om een gebied aan de Hoofdweg te Oostvoorne ten behoeve van woningbouw te reconstrueren (zie figuur 1 voor de globale ligging en bijlage 1 voor de exacte ligging). Deze verandering kan negatief zijn voor beschermde planten- en diersoorten. Op basis van beschikbare bronnen is ingeschat dat de beschermde vleermuizen, rugstreeppad en kleine modderkruiper kunnen voorkomen. Op grond hiervan heeft VDG-Stedenbouw te Lekkerkerk aan Adviesbureau Mertens BV te Wageningen verzocht om deze soort(groep)en in beeld te brengen. Met het onderzoek is het dan mogelijk om bij de planontwikkeling met eventueel voorkomende beschermde soorten rekening te houden. In onderhavig rapport wordt verslag gedaan van een veldinventarisatie naar vleermuizen, rugstreeppad en kleine modderkruiper en wordt tevens ingegaan op eventuele effecten.
Plangebied
Figuur 1. Globale ligging van het plangebied te Oostvoorne (rood). 1.2 Opbouw van dit rapport In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de ecologie van de verschillende onderzochte soort(groep)en. De werkwijze van het onderzoek wordt per soortgroep in hoofdstuk 3 weergegeven. In hoofdstuk 4 wordt het voorkomen en de verspreiding weergegeven. In hoofdstuk 5 worden conclusies gegeven. In bijlage 2 wordt een overzicht gegeven van de gehanteerde begrippen.
Adviesbureau Mertens
2
Wageningen
Vleermuizen, rugstreeppad en kleine modderkruiper in en rond een reconstructielocatie te Oostvoorne. Eindrapport oktober 2010
2. ECOLOGIE
2.1 Vleermuizen Vleermuizen zijn vliegende zoogdieren die zich voeden met insecten. Per nacht wordt een grote hoeveelheid voedsel gegeten. Vleermuizen zijn aangewezen op een grote diversiteit aan ecotypen, welke een groot en constant voedselaanbod opleveren. Daarnaast zijn vleermuizen afhankelijk van landschapselementen. Door de landschapselementen (bomenlanen, huizenrijen, houtwallen e.d.) kunnen vleermuizen zich oriënteren door middel van het uitzenden van geluiden. Open landbouwgebieden zijn daarom bijvoorbeeld onaantrekkelijk voor vleermuizen. Vleermuizen verblijven overdag, gedurende het zomerseizoen, in kleine ruimten als spouwmuren of gaten in bomen. Afhankelijk van de soort, bewonen vleermuizen bomen of gebouwen. Alleen de grootoorvleermuis maakt gebruik van zowel bomen als gebouwen. Vooral vrouwtjes zitten veel bij elkaar, in een kolonie. Hier worden de jongen in groot gebracht. Als de schemering valt vliegen de vleermuizen uit en gaan via vaste routen, de vliegrouten, naar de foerageerplaatsen. Soms liggen foerageerplaatsen en kolonies wel meer dan 10 km uit elkaar. Op de foerageerplaatsen wordt gedurende de gehele nacht gefoerageerd. Bij het aanbreken van de dag vliegen de vleermuizen via de vliegrouten weer terug naar de kolonie. Tegen de herfst breekt het paarseizoen aan. Vleermuizen leven dan solitair of in kleine groepjes. De paring vindt in de herfst plaats, in tegenstelling tot de meeste andere zoogdieren. De jongen worden in het daarop volgende voorjaar geboren. De vleermuizen leven in de herfst nagenoeg niet meer in kolonies, maar solitair. Voor de paring worden paarplaatsen gebruikt die vaak afwijken van de kolonieplaatsen. Vaak worden in de herfst ook andere soorten en aantallen vleermuizen aangetroffen. Een voorbeeld hiervan is de ruige dwergvleermuis. Daarnaast worden in de herfst vaak andere foerageerplaatsen gebruikt. De vleermuizen zijn immers niet meer gebonden aan de kolonieplaats. Kort na het paarseizoen tot enkele maanden later, als de winter aanbreekt, trekken de vleermuizen naar ruimten met een stabiel klimaat als (ijs)kelders, grotten en bunkers om daar door middel van de winterslaap de winter door te brengen. Vleermuizen gebruiken dus verblijfplaatsen eveneens in de winter, wanneer zij hun winterslaap houden. De plaatsen zijn donkere, koele ruimten met een constant microklimaat. Afhankelijk van de soort zijn dit gebouwen (bunkers, grotten e.d.) of dikke bomen. Slechts zeer sporadisch komen de winterverblijfplaatsen overeen met de zomerverblijfplaatsen. Doordat vleermuizen voor hun oriëntatie gebruik maken van echolocatie zijn vleermuizen gevoelig voor ingrepen in het landschap. Oriëntatie vindt plaats aan de hand van opgaande elementen als bijvoorbeeld bomenlanen en houtwallen. Verlies daarvan resulteert in verminderde oriëntatiemogelijkheden. Oriëntatie is noodzakelijk om van kolonieplaats naar foerageergebied te vliegen en om voedsel te vinden. Bij de afweging van de effecten van ruimtelijke ingrepen in natuur en landschap spelen derhalve opgaande elementen een belangrijke rol. Vleermuizen worden meer en meer betrokken bij de besluitvorming rond ingrepen in het landelijk en stedelijk gebied. Dit is ook zeer noodzakelijk: de meeste soorten zijn bedreigd of ernstig bedreigd en alle soorten zijn nationaal en internationaal wettelijk beschermd via de Flora- en faunawet en de Habitatrichtlijn.
Adviesbureau Mertens
3
Wageningen
Vleermuizen, rugstreeppad en kleine modderkruiper in en rond een reconstructielocatie te Oostvoorne. Eindrapport oktober 2010
2.2 Rugstreeppad De rugstreeppad is een amfibieënsoort die in Nederland leeft aan de rand van zijn verspreidingsgebied. De rugstreeppad komt voor in midden- en west-Europa. Met name komt de soort voor in Spanje, Portugal, Frankrijk België, Duitsland. De verspreiding van de rugstreeppad geeft al aan dat de rugstreeppad een soort is van warme en droge gebieden. Het is daarnaast een typische pionierssoort van open gebieden. In deze gebieden heeft de rugstreeppad een voorkeur voor los en zanderig bodemsubstraat. Ondanks dat de rugstreeppad in Nederland aan de rand van zijn verspreidingsgebied zit, komt hij relatief veel voor in Nederland. Gebieden waar de rugstreeppadden talrijk voor kunnen komen zijn de meeste zandgronden; opgehoogde dijken, terreinen of bewerkte terreinen alwaar hij zich gedraagt als cultuurvolger. Hoewel de rugstreeppad in Nederland een algemene verschijning is, is dit niet het geval bij onze buurlanden. Het vermoeden bestaat zelfs dat de soort daar in aantal afneemt. Het gevolg is dat de rugstreeppad is opgenomen in bijlage 4 van de Habitatrichtlijn. Dit betekent dat deze pad in Nederland zwaar beschermd is via de Flora- en faunawet. 2.3 Kleine modderkruiper De kleine modderkruiper komt wijd verspreid over Nederland in zowel stilstaande als stromende wateren voor. Op de hogere zandgronden en in het overgrote deel van Zeeland lijkt de soort vooralsnog niet- tot weinig voor te komen. In Zeeland zal dit deels te maken hebben met de geïsoleerde ligging en het hogere zoutgehalte. De soort wordt met name in kleinere wateren vastgesteld met relatief veel plantengroei. Hier worden ook veel juveniele soorten aangetroffen die wijzen op voorplanting.
Adviesbureau Mertens
4
Wageningen
Vleermuizen, rugstreeppad en kleine modderkruiper in en rond een reconstructielocatie te Oostvoorne. Eindrapport oktober 2010
3 METHODE 3.1 Inleiding Ten behoeve van de inventarisatie van vleermuizen, rugstreeppad en kleine modderkruiper in en rond een reconstructielocatie te Oostvoorne zijn vier inventarisatieronden uitgevoerd met een totale omvang van ca 35 uur. In tabel 1 wordt van deze inventarisatieronden een overzicht gegeven. Tabel 1. Overzicht inventarisatieronden naar het voorkomen van vleermuizen, rugstreeppad en kleine modderkruiper in en rond een reconstructielocatie te Oostvoorne. Rugstreeppad Modderkruip. Datum Vleermuizen Voorzomer - Maandag 12 juli 2010
Kolonies, vliegroutes en foerageerpl.
Geluid e.d.
Schepnetond.
- Maandag 19 juli 2010
Kolonies, vliegroutes en foerageerpl.
Geluid e.d.
Schepnetond.
- Donderdag 2 september 2010
Balts-, paar en foerageerplaatsen
-
- Woensdag 15 september 2010
Balts-, paar en foerageerplaatsen
-
Herfst Schepnetond.
3.2 Vleermuizen Vleermuizen zijn geïnventariseerd door middel van batdetector-onderzoek (Petterson D-240). Met de batdetector worden de, voor mensen onhoorbare, ultrasone geluiden van vleermuizen omgezet naar de voor het menselijk oor hoorbare geluiden. Soorten kunnen door de geluiden (frequentie, ritme en klank) en zichtbeelden worden onderscheiden. Door interpretatie hiervan kan tevens het gedrag afgeleid worden en kunnen onder andere foerageerplaatsen, vliegroutes en verblijfplaatsen worden opgespoord. Ten behoeve van de inventaarisatie zijn twee inventarisatieronden uitgevoerd in de voorzomer (12, 19 juli 2010) en twee in de herfst (2 en 15 september 2010). De methode voor het inventariseren van vleermuizen sluit aan bij het Inventarisatie Protocol van het Netwerk Groene Bureaus (Netwerk Groene Bureaus, 2009 / 2010).
3.3 Rugstreeppad Het inventariseren van rugstreeppad vond plaats met behulp van een viertal methoden dat gedurende de zomer van 2010 is toegepast gedurende een tweetal bezoeken op 12 en 19 juli 2010: 1. Het zoeken naar eiklompen van kikkers en paddensnoeren. 2. Het vissen m.b.v. een schepnet om larven en adulten te vangen. 3. Het ‘s nachts afzoeken van wateren met een sterke lamp. 4. Het luisteren naar de koorzang van padden. De roepactiviteit werd gestimuleerd d.m.v. het afspelen van koorgeluiden. De methode voor het inventariseren van amfibieën sluit aan bij de beschreven methode door Lenders e.a. (1993) en Diepenbeek & Delft (2006).
Adviesbureau Mertens
5
Wageningen
Vleermuizen, rugstreeppad en kleine modderkruiper in en rond een reconstructielocatie te Oostvoorne. Eindrapport oktober 2010 3.4 Kleine modderkruiper Gedurende methode twee (het vangen van amfibieën met schepnet) van paragraaf 2.3 worden kleine vissen gevangen zoals de kleine modderkruiper die voor kleinere wateren een representatief beeld geven van de aanwezige vissenfauna. Schepnetonderzoek vond drie keer plaats op 12, 19 juli en 15 september 2010. Het gebruikte schepnet dat werd gebruikt is geleverd voor professionele inventarisaties. Met dit net worden relatief kleine vissen gevangen die een representatief beeld geven van de aanwezige vissen. De methode wordt landelijk gebruikt en wordt uitgedragen door Stichting RAVON te Nijmegen (Spikmans & Jong, 2006). Met het schepnet zijn alle wateren integraal bemonsterd vanaf de oever, eventueel met waadbroek vanuit het water. De methode wordt erkend door het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Dienst Regelingen, de organisatie die ontheffingen Flora- en faunawet verleend.
Adviesbureau Mertens
6
Wageningen
Vleermuizen, rugstreeppad en kleine modderkruiper in en rond een reconstructielocatie te Oostvoorne. Eindrapport oktober 2010
4 RESULTAAT
3.1 Vleermuizen Voorzomer Er zijn enkele gewone foeragerende gewone dwergvleermuizen aangetroffen in en direct rond de reconstructielocatie te Oostvoorne. Er zijn geen aanwijzingen gevonden van het voorkomen van kolonies of vliegroutes. In figuur 2 worden de foerageerplaatsen weergegeven.
Figuur 2. Waarnemingen van vleermuizen in de zomer in en rondom de reconstructielocatie te Oostvoorne.
Herfst Er zijn in de herfst zijn drie soorten vleermuizen vastgesteld. Het betreft de gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger. In figuur 3 worden de waarnemingen weergegeven. Er zijn geen aanwijzingen gevonden van het voorkomen van balts- en paarplaatsen. Naast deze foerageerplaatsen werd één langsvliegende ruige dwergvleermuis waargenomen.
Adviesbureau Mertens
7
Wageningen
Vleermuizen, rugstreeppad en kleine modderkruiper in en rond een reconstructielocatie te Oostvoorne. Eindrapport oktober 2010
Figuur 3. Waarnemingen van vleermuizen in de herfst in en rondom de reconstructielocatie te Oostvoorne.
4.2 Rugstreeppad Gedurende het onderzoek werd alleen de licht beschermde bruine kikker vastgesteld in lage dichtheid. Rugstreeppad is niet aangetroffen. 4.3 Kleine modderkruiper Kleine modderkruiper is niet aangetroffen. Wel werden de niet beschermde en bedreigde tiendoornige stekelbaars vastgesteld.
Adviesbureau Mertens
8
Wageningen
Vleermuizen, rugstreeppad en kleine modderkruiper in en rond een reconstructielocatie te Oostvoorne. Eindrapport oktober 2010
5 CONCLUSIE Van de onderzochte soort(groep)en (vleermuizen, rugstreeppad en kleine modderkruiper) zijn alleen vleermuizen vastgesteld. Voor vleermuizen vormt het plangebied en omgeving foerageergebied voor met name de gewone dwergvleermuis en in veen mindere mate voor de ruige dwergvleermuis en laatvlieger. Met de realisatie van de plannen is het niet aannemelijk dat er een effect zal ontstaan op de vleermuizen. Het gebied is niet van wezenlijke waarde en daarnaast zal het gebied en omgeving zijn waarde houden als marginaal foerageergebied. Met de realisatie van de plannen komt meer structuur in het gebied en boven de tuinen kan gefoerageerd blijven worden. Effecten op de (foerageermogelijkheden van) vleermuizen worden derhalve niet voorzien. Met het plan worden derhalve geen verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet overtreden.
Adviesbureau Mertens
9
Wageningen
Vleermuizen, rugstreeppad en kleine modderkruiper in en rond een reconstructielocatie te Oostvoorne. Eindrapport oktober 2010
LITERATUUR -
Adviesbureau Mertens, 2010. Quick scan Flora- en faunawet reconstructielocatie Hoofdweg te Oostvoorne. Wageningen 1-11. Diepenbeek, A., van, Delft, J. van, 2006. Het waarnemen van amfibieën en reptielen. Stichting RAVON, Nijmegen. Gerstmeier, R., Romig, T., 1997. Zoetwatervissen van Europa, Tirion, Baarn, 1-368. Nie, H.W. de, 1996. Atlas van de Nederlandse Zoetwatervissen. Media Publishing, Doetinchem, 1151. Lenders, H.J.R., Marijnissen, C.C.H., Felix, R.P.W.H., 1993. Waarnemen van amfibieën en reptielen in het veld. Stichting RAVON, Nijmegen, 4e druk, 1-77. Netwerk Groene Bureaus, 2009 / 2010. Vleermuisinventarisatie-protocol; Introductie, toelichting en tabel. Odijk. Spikmans, F, Jong, T. de, 2006. Het waarnemen van zoetwatervissen, Nijmegen, 1-55.
Adviesbureau Mertens
10
Wageningen
BIJLAGE 1. EXACTE LIGGING EN BEGRENZING PLANGEBIED (GEEL KADER)
BIJLAGE 2. BEGRIPPEN Baltsplaats
Plaats waar een vleermuis al roepend rondvliegt in de herfst en die doorgaans wordt verdedigd tegen andere mannetjes.
Foerageergebied
Een gebied waar een vleermuis of een groep van vleermuizen foerageert. Dat gebied wordt regelmatig bezocht door vleermuizen om in te foerageren en dat doorgaans meerdere foerageerplaatsen kent die langere tijd worden gebruikt.
Foerageerplaats
Plek (jachtplek) waar wordt gejaagd door vleermuizen. De plek kan in de directe omgeving van de kolonieplaats liggen maar ook kilometers verderop.
Kolonie
Groep vleermuizen (kleine groep mannetjes of meestal grotere groep vrouwtjes, soms gemengd (soorten, geslacht)) die in het voorjaar tot de herfst bijeen blijven. De groep kan zich vestigen in gebouwen (in spouwmuren of onder daklijsten e.d.) of bomen (spechtengaten, scheuren). Een groep vrouwelijke vleermuizen wordt ook wel aangeduid als een kraamkolonie. In zo'n groep worden jongen geboren en grootgebracht. Een kolonie maakt vaak gebruik van meerdere verblijfplaatsen die soms gelijktijdig worden gebruikt.
Migratieroute
Een vaste route van zomerverblijfplaats naar winterverblijfplaats en visa versa (zie ook vliegroute) of een route in een andere tijd; bijvoorbeeld tussen foerageerplaatsen.
Paarplaats
Territorium van territoriale mannetjes. Voor de ruige dwergvleermuis en de rosse vleermuis is dit doorgaans te vinden in boomholten. Voor de laatvlieger en de dwergvleermuis is dit te vinden in gebouwen. Voor de watervleermuis is dit te vinden in bomen en later, tegen de winter, zijn ze te vinden in overwinteringverblijven. Het mannetje vormt een harem met meerdere vrouwtjes. De paartijd valt in de herfst (uitgezonderd de grootoorvleermuis waarbij het in april valt (vroege voorjaar). De hier geschetste situatie van de paring wordt in dit rapport omschreven als “herfst situatie”.
Verblijfplaats
Een object (huis, boom, bunker, grot, kast en dergelijke) waarin een of meerdere vleermuizen verblijven (overdag of ’s winters permanent).
Vliegroute
Route die door vleermuizen elke avond wordt gebruikt om van de kolonieplaats naar foerageergebied te vliegen en visa versa (zie ook migratieroute). Vrouwtjes met jongen keren soms midden in de nacht terug om de jongen te zogen en gebruiken dan de route. Vliegroutes liggen over het algemeen langs lijnvormige (landschaps)elementen als bomenlanen, huizenrijen e.d. De functies zijn beschutting bij winderig en koud weer, oriëntatie in verband met de echolokatie-geluiden en het vinden van voedsel.
Voorbijvliegend
Vleermuizen die voorbijvliegen, niet via een vaste route. Het betreft meestal zwervers of trekkers.
Zwermen
Direct na het uitvliegen, naar vooral voor het invliegen bij een kolonie zwermt een deel van de kolonie rond de kolonieplaats. Zwermgedrag is derhalve een indicatie voor een eventuele kolonieplaats.
Winterverblijfplaats Een verblijfplaats waar in de winter een of meerdere vleermuizen in winterslaap (hybernation) gaan. Deze ruimte is doorgaans donker, heeft een hoge luchtvochtigheid en temperatuurwisselingen zijn nihil.
Zomerverblijfplaats Een verblijfplaats die gebruikt wordt door vleermuizen die niet in winterslaap zijn waarvan niet aangetoond is dat het een kraamverblijfplaats dan wel een paarverblijfplaats is. In sommige gevallen vormen bijvoorbeeld mannetjes kleine groepjes.
Bijlage 7
Advies DCMR
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 061400.15270.00 Rotterdam / Middelburg
_______________________________________________________________________________________________________________ 061400.15270.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Bijlage 8
Kwantitatieve risicoanalyse
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 061400.15270.00 Rotterdam / Middelburg
_______________________________________________________________________________________________________________ 061400.15270.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Kwantitatieve Risicoanalyse Hoofdweg Oostvoorne
status datum:
status:
19-01-2011
definitief
Opdrachtgever:
gemeente Westvoorne Opdrachtleider RBOI:
mw. drs. J.P. Zevenbergen-Herweijer
Samenvatting In dit rapport is zowel een plaatsgebonden risicoberekening als een groepsrisicoberekening uitgevoerd. Dit is gedaan voor de ontwikkeling van maximaal 58 woningen aan de Hoofdweg in Oostvoorne. Deze ontwikkeling ligt binnen de invloedsgebieden van twee hogedruk aardgastransportleidingen, namelijk de leiding A-536 en de leiding A-624. Uit de berekening blijkt dat de PR 10-6-risicocontouren niet buiten de leidingen liggen. Het maximale groepsrisico neemt als gevolg van deze ontwikkeling niet toe. In beide situaties is het groepsrisico vele malen kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde.
Pagina 2 van 21
Inhoud Samenvatting ............................................................................................................. 2 1 Inleiding ................................................................................................................. 4 2 Invoergegevens ....................................................................................................... 5 2.1 Interessegebied ................................................................................................ 5 2.2 Relevante leidingen ........................................................................................... 6 2.3 Populatie.......................................................................................................... 6 3 Plaatsgebonden risico ............................................................................................... 8 4 Groepsrisico ...........................................................................................................10 4.1 Huidige situatie ................................................................................................11 4.2 Beoogde ontwikkeling .......................................................................................13 4.3 Vergelijking bestaande situatie en ontwikkeling ...................................................14 5 Conclusies ..............................................................................................................15 6 Referenties .............................................................................................................16 Bijlage A Invoergegevens ............................................................................................18
Pagina 3 van 21
1 Inleiding In deze risicostudie worden de risico’s als gevolg van de hogedruk aardgastransportleidingen A-537 en A-624 berekend. Dit is gedaan voor de beoogde ontwikkeling van maximaal 58 woningen aan de Hoofdweg te Oostvoorne. Een deel van deze ontwikkeling ligt binnen de invloedsgebieden van deze hogedruk aardgastransportleidingen. Om te bepalen of deze ontwikkeling vanuit het oogpunt van veiligheidsrisico’s als gevolg van deze aardgasleidingen mogelijk is, zijn voor beide leidingen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico berekend. Het groepsrisico is berekend voor de huidige situatie en de situatie na realisatie van de beoogde ontwikkeling. De risicostudie in dit rapport is uitgevoerd conform de door de overheid gestelde richtlijnen voor het uitvoeren van risicoanalyses aan ondergronds gelegen hogedruk aardgastransportleidingen [1, 2, 3, 4]. De analyse is uitgevoerd met het pakket CAROLA. CAROLA is een software pakket dat in opdracht van de Nederlandse overheid is ontwikkeld, specifiek ter bepaling van het plaatsgebonden risico en groepsrisico van ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen. Het plaatsgebonden risico is gedefinieerd als de kans per jaar dat een onbeschermd persoon die onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) op dezelfde plaats verblijft, komt te overlijden als gevolg van een ongeval met een potentieel gevaarlijke bron, in dit geval een hogedruk aardgasleiding. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven door middel van contouren op een kaart. Het groepsrisico voor buisleidingen is gedefinieerd als de frequentie per jaar per kilometer leiding dat een groep van tenminste tien personen komt te overlijden als gevolg van een ongeval met die buisleiding, waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Het groepsrisico wordt weergegeven in een FN-curve, een dubbel logaritmische grafiek waarbij op de horizontale as het aantal doden (N) wordt gegeven en op de verticale as de cumulatieve frequentie (F) van tenminste N doden. Om te bepalen of de berekende risico’s acceptabel zijn, wordt getoetst aan de normen zoals die worden vastgelegd in het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen. Voor het plaatsgebonden risico geldt dat er zich geen (geprojecteerde) kwetsbare objecten mogen bevinden binnen de plaatsgebonden risicocontour van 10 -6 per jaar. Voor (geprojecteerde) beperkt kwetsbare objecten geldt het 10 -6 per jaar PR criterium als richtwaarde. Het groepsrisico is voorzien van een oriëntatiewaarde. Als oriëntatiewaarde geldt: 10-4 voor een ongeval met meer dan 10 dodelijke slachtoffers;
10-6 voor een ongeval met meer dan 100 dodelijke slachtoffers; 10-8 voor een ongeval met meer dan 1.000 dodelijke slachtoffers;
Enzovoort (een lijn door deze punten bepaalt de norm).
Daarnaast geldt een verantwoordingsplicht, waarbij het bevoegd gezag verplicht wordt gesteld om advies in te winnen bij hulpverleningsdiensten omtrent de aspecten ‘hulpverlening’ en ‘zelfredzaamheid’. Op deze aspecten (de verantwoordingsplicht) wordt in dit rapport niet ingegaan. Een dergelijke verantwoording vindt namelijk plaats in het ruimtelijk besluit dat de ontwikkeling mogelijk maakt. Pagina 4 van 21
2 Invoergegevens De risicoberekeningen die in dit rapport zijn beschreven zijn uitgevoerd met CAROLA versie 1.0.0.50. De gehanteerde parameterfile heeft versienummer 1.0. De berekeningen zijn uitgevoerd op 18-01-2011. Voor de berekeningen is gebruik gemaakt van de meteorologische gegevens van het weerstation Hoek van Holland, Rotterdam. In dit hoofdstuk worden de verschillende invoergegevens nader gespecificeerd in de navolgende secties. 2.1 Interessegebied Het interessegebied is weergegeven in figuur 2.1. Het gebied waar de woningbouw mogelijk wordt gemaakt, is met een rode cirkel aangegeven. Figuur 2.1 Interessegebied voor de uitgevoerde risicoberekeningen
Pagina 5 van 21
2.2 Relevante leidingen Op basis van het gespecificeerde interessegebied zijn de volgende aardgastransportleidingen meegenomen in de risicostudie. Eigenaar
Leidingnaam
Diameter [mm]
Druk [bar]
Datum aanleveren gegevens
N.V. Nederlandse
A-536
914.00
66.20
17-01-2011
A-624
914.00
79.90
17-01-2011
Gasunie N.V. Nederlandse Gasunie
Beide leidingen liggen direct naast elkaar in de blauwe strook die in figuur 2.2. is weergegeven. Figuur 2.2 Buisleidingen aanwezig in de omgeving van het interessegebied
Voor de
in bovenstaande
tabel
opgenomen leidingen zijn geen risico mitigerende
maatregelen verdisconteerd in de bijbehorende risicoberekeningen. In plaats daarvan is gerekend met de leidinggegevens zoals aangeleverd door de Gasunie. 2.3 Populatie Voor de bepaling van het groepsrisico is het van belang dat de populatie rondom de aardgastransportleidingen wordt geïnventariseerd. De relevante populatiepolygonen zijn weergegeven in figuur 2.3.
Pagina 6 van 21
Figuur 2.3 Bevolking meegenomen in de risicoberekeningen
Populatietype
Polygoonpunten
Populatiepolygoon
Wonen Werken Evenement De invoergegevens per populatiepolygoon zijn te vinden in bijlage 1. Het aantal personen/de personendichtheid per populatiepolygoon is bepaald aan de hand van de door het ministerie van VROM (tegenwoordig het ministerie van Infrastructuur en Milieu) opgestelde handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico [5].
Pagina 7 van 21
3 Plaatsgebonden risico Voor de in voorgaande hoofdstuk genoemde leidingen is het plaatsgebonden risico bepaald. Voor elk van de leidingen wordt het plaatsgebonden risico weergegeven als isorisicocontouren op een achtergrondkaart. Deze contouren zijn weergegeven in figuur 3.1 en figuur 3.2. Uit deze figuren blijkt dat er voor geen van de leidingen een PR 10 -6-risicocontour is gevisualiseerd. Dit houdt in dat de PR 10-6-risicocontour niet buiten de leiding ligt. Figuur 3.1 Plaatsgebonden risico voor A-536 van N.V. Nederlandse Gasunie
1E-4 1E-5 1E-6 1E-7 1E-8
Pagina 8 van 21
Figuur 3.2 Plaatsgebonden risico voor A-624 van N.V. Nederlandse Gasunie
1E-4 1E-5 1E-6 1E-7 1E-8
Pagina 9 van 21
4 Groepsrisico Om in één oogopslag een indruk te krijgen van het groepsrisico wordt het groepsrisico gescreend voordat voor specifieke segmenten FN-curves worden gemaakt. In de FN-curves wordt de hoogte van het groepsrisico weergegeven. Het groepsrisico wordt uitgedrukt door middel van de overschrijdingsfactor ten opzichte van de oriëntatiewaarde. De overschrijdingsfactor geeft de verhouding weer tussen de FN-curve en de oriëntatiewaarde. Daarmee is de overschrijdingsfactor een maat die aangeeft in hoeverre de oriëntatiewaarde wordt genaderd of overschreden. Een overschrijdingsfactor kleiner dan 1 geeft aan dat de FN-curve onder de oriëntatiewaarde blijft. Het werkelijk groepsrisico is dus kleiner dan de oriëntatiewaarde. Bij een waarde van 1 zal de FN-curve de oriëntatiewaarde raken en is het werkelijk groepsrisico gelijk aan de oriëntatiewaarde. Bij een waarde groter dan 1 wordt de oriëntatiewaarde overschreden. Het groepsrisico voor de leiding wordt bepaald voor het kilometervak met de hoogste overschrijdingsfactor. Om dat betreffende kilometervak te bepalen wordt het groepsrisico gescreend door middel van stationing. Stationing houdt in dat rondom elk punt op de leiding één kilometer segment wordt geselecteerd die gecentreerd ligt ten opzichte van dit punt. Voor deze kilometer leiding wordt de overschrijdingsfactor bepaald. Voor de leiding A-536 is de betreffende kilometer leiding weergegeven in figuur 4.1; voor leiding A-624 is dit weergegeven in figuur 4.2. Figuur 4.1 Kilometer leiding A-536 behorende bij de maximale overschrijding
Pagina 10 van 21
Figuur
4.2
Kilometer
leiding
A-624
behorende
bij
de
maximale
overschrijding
4.1 Huidige situatie De resultaten van de groepsrisicoscreening voor de leiding A-536 in de huidige situatie zijn weergegeven in figuur 4.3. Figuur 4.3 Groepsrisico screening voor A-536 in de huidige situatie
De maximale overschrijdingsfactor van deze kilometer leiding wordt gevonden bij 30 slachtoffers en een frequentie van 2.01E-008. De maximale overschrijdingsfactor voor dit tracé is gelijk aan 1.811E-003 en correspondeert met die kilometer leiding die gekarakteriseerd wordt door stationing 17580.00 en stationing 18580.00. Voor deze kilometer leiding is de FN-curve opgenomen in figuur 4.4.
Pagina 11 van 21
Figuur 4.4 FN curve voor A-536 in de huidige situatie
In figuur 4.5 zijn de resultaten van de groepsrisicoscreening voor de leiding A-624 in de huidige situatie weergegeven. Figuur 4.5 Groepsrisico screening voor A-624 in de huidige situatie
De maximale overschrijdingsfactor van deze kilometer leiding wordt gevonden bij 31 slachtoffers en een frequentie van 2.86E-008. De maximale overschrijdingsfactor voor dit tracé is gelijk aan 2.749E-003 en correspondeert met die kilometer leiding die gekarakteriseerd wordt door stationing 17410.00 en stationing 18410.00. Voor deze kilometer leiding is de FN-curve opgenomen in figuur 4.6. Figuur 4.6 FN curve voor A-624 in de huidige situatie
Pagina 12 van 21
4.2 Beoogde ontwikkeling De resultaten van de groepsrisicoscreening voor de leiding A-536 na de beoogde ontwikkeling zijn weergegeven in figuur 4.7. Figuur 4.7 Groepsrisico screening voor A-536 na de beoogde ontwikkeling
De maximale overschrijdingsfactor van deze kilometer leiding wordt gevonden bij 30 slachtoffers en een frequentie van 2.01E-008. De maximale overschrijdingsfactor voor dit tracé is gelijk aan 1.811E-003 en correspondeert met die kilometer leiding die gekarakteriseerd wordt door stationing 17580.00 en stationing 18580.00. Voor deze kilometer leiding is de FN-curve opgenomen in figuur 4.8. Figuur 4.8 FN curve voor A-536 na de beoogde ontwikkeling
De resulaten van de groepsrisicoscreening voor de leiding A-624 na de beoogde ontwikkeling zijn weergegeven in figuur 4.9. Figuur 4.9 Groepsrisico screening voor A-624 na de beoogde ontwikkeling
De maximale overschrijdingsfactor van deze kilometer leiding wordt gevonden bij 31 slachtoffers en een frequentie van 2.86E-008. De maximale overschrijdingsfactor voor dit tracé is gelijk aan 2.749E-003 en correspondeert met die kilometer leiding die gekarakteriseerd wordt door stationing 17410.00 en stationing 18410.00. Voor deze leiding is de FN-curve opgenomen in figuur 4.10.
Pagina 13 van 21
Figuur 4.10 FN curve voor A-624 na beoogde ontwikkeling
4.3 Vergelijking bestaande situatie en ontwikkeling Uit de vorige twee paragrafen blijkt dat de beoogde ontwikkeling geen invloed heeft op het maximale groepsrisico. Ook blijkt dat het maximale groepsrisico zowel voor als na de realisatie van de beoogde ontwikkeling niet in de omgeving van het plangebied wordt aangetroffen. Ter plaatse van het plangebied zal het groepsrisico zowel voor als na de beoogde ontwikkeling dus nog lager zijn dan het hierboven berekende maximale groepsrisico. Aangezien dit maximale groepsrisico al vele malen kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde is, zal het groepsrisico ter plaatse van het plangebied zowel voor als na de beoogde ontwikkeling ook vele malen kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde zijn.
Pagina 14 van 21
5 Conclusies De PR 10-6-risicocontouren van de hogedruk aardgastransportleidingen ligt nergens buiten de leidingen. Als gevolg van de beoogde ontwikkeling neemt het groepsrisico van beide leidingen niet toe. Zowel in de huidige situatie als na de beoogde ontwikkeling is het groepsrisico vele malen kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Externe veiligheid als gevolg van de hogedruk aardgastransportleidingen vormt daarom geen belemmering voor de realisatie van de beoogde ontwikkeling. Wel moet het groepsrisico worden verantwoord in het ruimtelijk besluit dat de beoogde ontwikkeling mogelijk maakt. Gezien de hoogte van het groepsrisico en het feit dat de beoogde ontwikkeling niet tot een (merkbare) toename van het groepsrisico leidt, is een beperkte verantwoording voldoende.
Pagina 15 van 21
6 Referenties [1]
Risicomethodiek aardgastransportleidingen. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Brief 390/06 CEV Lah/pbz-1191. 6 november 2006.
[2]
Risicomethodiek aardgastransportleidingen. Ministerie van VROM. Brief 2006.334302. 7 december 2006.
[3]
Laheij GMH, Vliet AAC van, Kooi ES. Achtergronden bij de vervanging van zoneringafstanden hogedruk aardgastransportleidingen van de N.V. Nederlandse Gasunie. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. RIVM-rapport 620121001/2008. 2008.
[4]
M. Gielisse, M.T. Dröge, G.R. Kuik. Risicoanalyse aardgastransportleidingen. N.V. Nederlandse Gasunie. DEI 2008.R.0939. 2008.
[5]
Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico. Ministerie van VROM, Ministerie van Binnenlangse zaken en Koninkrijkrelaties, Interprovinciaal Overleg. Verzie 1.0, november 2007.
Pagina 16 van 21
Pagina 17 van 21
Bijlage A Invoergegevens Populatiepolygonen Label
Type
Bedrij
Werken
Aantal
Dichtheid
Vervangmodus
100.0
Toevoegen
pinepot wonen 1
Percentage Personen
Nieuwe Populatie Wonen
7.0
Toevoegen Nieuwe Populatie
tankstation
Werken
100.0
Toevoegen Nieuwe Populatie
wonen 2
Wonen
62.0
Toevoegen Nieuwe Populatie
wonen 3
Wonen
103.0
Toevoegen Nieuwe Populatie
wonen 4
Wonen
53.0
Toevoegen Nieuwe Populatie
wonen 5
Wonen
206.0
Toevoegen Nieuwe Populatie
wonen 6
Wonen
204.0
Toevoegen Nieuwe Populatie
wonen 7
Wonen
10.0
Toevoegen Nieuwe Populatie
wonen 8
Wonen
100.0
Toevoegen Nieuwe Populatie
wonen 9
Wonen
100.0
Toevoegen Nieuwe Populatie
wonen 10
Wonen
100.0
Toevoegen Nieuwe Populatie
sport 1
Evenement
100.0
Toevoegen Nieuwe Populatie
wonen 11
Wonen
5.0
Toevoegen Nieuwe Populatie
camping/bu
Evenement
200.0
Toevoegen Pagina 18 van 21
ngalowpark wonen 12
Nieuwe Populatie Wonen
3.0
Toevoegen Nieuwe Populatie
wonen 13
Wonen
3.0
Toevoegen Nieuwe Populatie
wonen 14
Wonen
3.0
Toevoegen Nieuwe Populatie
wonen 15
Wonen
3.0
Toevoegen Nieuwe Populatie
wonen 16
Wonen
20.0
Toevoegen Nieuwe Populatie
wonen 17
Wonen
12.0
Toevoegen Nieuwe Populatie
wonen 18
Wonen
5.0
Toevoegen Nieuwe Populatie
Kas 1
Werken
20.0
Toevoegen Nieuwe Populatie
wonen 19
Wonen
3.0
Toevoegen Nieuwe Populatie
wonen 20
Wonen
3.0
Toevoegen Nieuwe Populatie
wonen 21
Wonen
14.0
Toevoegen Nieuwe Populatie
wonen 22
Wonen
3.0
Toevoegen Nieuwe Populatie
wonen 23
Wonen
3.0
Toevoegen Nieuwe Populatie
wonen 24
Wonen
5.0
Toevoegen Nieuwe Populatie
wonen 25
Wonen
14.0
Toevoegen Nieuwe Populatie
wonen 26
Wonen
10.0
Toevoegen Nieuwe Pagina 19 van 21
Populatie bedrijf 2
Werken
wonen 27
Wonen
100.0
Toevoegen Nieuwe Populatie
3.0
Toevoegen Nieuwe Populatie
wonen 28
Wonen
3.0
wonen 29
Wonen
3.0
Toevoegen Nieuwe Populatie Toevoegen Nieuwe Populatie
kas 2
Werken
20.0
kas 3
Werken
20.0
Toevoegen Nieuwe Populatie Toevoegen Nieuwe Populatie
wonen 30
Wonen
3.0
wonen 31
Wonen
5.0
Toevoegen Nieuwe Populatie Toevoegen Nieuwe Populatie
wonen 32
Wonen
3.0
wonen 33
Wonen
3.0
Toevoegen Nieuwe Populatie Toevoegen Nieuwe Populatie
wonen 34
Wonen
kas 4
Werken
3.0
Toevoegen Nieuwe Populatie 20.0
Toevoegen Nieuwe Populatie
kas 5
Werken
20.0
kas 6
Werken
20.0
Toevoegen Nieuwe Populatie Toevoegen Nieuwe Populatie
kas 7
Werken
20.0
kas 8
Werken
20.0
Toevoegen Nieuwe Populatie Toevoegen Nieuwe Populatie Pagina 20 van 21
wonen 35
Wonen
3.0
Toevoegen Nieuwe Populatie
wonen 36
Wonen
3.0
Toevoegen Nieuwe Populatie
wonen 37
Wonen
3.0
Toevoegen Nieuwe Populatie
wonen 38
Wonen
5.0
Toevoegen Nieuwe Populatie
wonen 39
Wonen
3.0
Toevoegen Nieuwe Populatie
wonen 40
Wonen
5.0
Toevoegen Nieuwe Populatie
jachthaven
Evenement
150.0
Toevoegen Nieuwe Populatie
ontwikkeling plangebied
Wonen
140.0
Toevoegen Nieuwe Populatie
Het aantal personen/de personendichtheid per populatiepolygoon is bepaald aan de hand van de door het ministerie van VROM (momenteel Ministerie van Infrastructuur en Milieu genaamd) opgestelde Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico. Hierbij zijn de onderstaande personendichtheden gebruikt. Functie
Personendichtheid
Wonen
2,4 personen per woning
Industrie, bedrijvigheid
100 werknemers per hectare
Kantoren
1 werknemer vloeroppervlak
Glastuinbouw
20 personen per hectare
Recreatiegebied (in seizoen)
60-200 personen per hectare
per
30
m2
bruto
De sportvelden, het recreatiepark Kruiningergors en de jachthaven vallen onder de functie recreatiegebied. Wat betreft de sportvelden kan worden gezegd dat personen hier slechts gedurende een korte tijd van de dag verblijven. Wel zijn er gedurende die tijd vrij veel mensen aanwezig zijn. Daarom is in deze berekening van een personendichtheid boven het gemiddelde voor een recreatiegebied uitgegaan, namelijk van 150 personen per hectare. Ook voor de jachthaven is, gezien de omvang en het aantal ligplaatsen, van deze personendichtheid uitgegaan. Voor het recreatiepark Kruiningergors is van de maximale personendichtheid voor een recreatiegebied uitgegaan. De dichtheid aan vakantiewoningen op dit recreatieoord is namelijk zeer hoog.
Pagina 21 van 21
Bijlage 9
Contourenkaart
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 061400.15270.00 Rotterdam / Middelburg
_______________________________________________________________________________________________________________ 061400.15270.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Bouwplantoetsingscountouren van Maasvlakte en Europoort
Kaart 2
Etmaalwaarden op 5 meter hoogte 440 000
Postbus 344 3100 AV Schiedam Tel. +31 (0)10 246.80.00 www.dcmr.nl
De zones op de kaart geven gebieden van gelijke geluidsbelasting weer. Deze zijn bepaald aan de hand van contouren op basis van het saneringsmodel. Hogere grenswaarden zijn tot 55 dB(A) aan te vragen. De aangegeven waarden zijn berekend voor een hoogte van 5 meter en gelden voor de eerste drie bouwlagen. Voor de vierde, vijfde en zesde bouwlaag geldt een 1 dB hogere waarde. Voor de zevende en hogere bouwlagen geldt een 2 dB hogere waarde.
60 dB(A) 59 dB(A) 58 dB(A) 57 dB(A) 56 dB(A)
435 000
0
0.5
Logo opdrachtgever
65 000
Letmaal [dB(A)]
Zonegrens Maasvlakte en Europoort
70 000
Project
1 dB-contouren ME
48-49
Opdrachtgever Gemeente Westvoorne
49-50
Bewerking
MGR/EGO
Datum
14 november 2005
50-51 51-52 52-53 53-54 54-55
Topografie
Andes, GBKN Westvoorne
Bron
Industrielawaai MTG-model
1
1.5 km
Bijlage 10
Advies VRR
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 061400.15270.00 Rotterdam / Middelburg
_______________________________________________________________________________________________________________ 061400.15270.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Bijlage 11
Wegverkeerslawaai
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 061400.15270.00 Rotterdam / Middelburg
_______________________________________________________________________________________________________________ 061400.15270.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Bp Hoofdweg
061400.15270.00
Ontvanger
:
Rijlijn
: Brielseweg
Wegdekhoogte [m] Verhardingsbreedte [m] Bodemfactor [-] Objectfractie [-] Zichthoek [grad] Wegdektype [-]
: : : : :
Waarneemhoogte [m]
0.00 6.00 0.82 0.00 127 : 0 - Referentiewegdek
Afstand horizontaal [m] Afstand schuin [m] Afstand kruispunt [m] Afstand obstakel [m]
Q_etmaal % Daguur % Avonduur % Nachtuur Emissiegegevens distributie per voertuigcategorie per periode in dB(A) m Categorie Dag[%] Avond[%] Nacht[%] km/u C_wegdek 1 Motorrijwielen 0.00 0.00 0.00 50 0.00 2 Lichte Motorvoertuigen 93.46 93.46 93.46 50 0.00 3 Middelzware Motorvoert... 5.08 5.08 5.08 50 0.00 4 Zware Motorvoertuigen 1.46 1.46 1.46 50 0.00 5 Bromfietsen 0.00 0.00 0.00 50 0.00 Totaal 100.00 100.00 100.00 C_optrek Resultaten in dB(A) C_reflectie C_zichthoek D_afstand D_lucht D_bodem D_meteo
: : : : : :
Standaard rekenmethode 1 V1.40
0.00 0.00 18.02 0.42 3.65 1.34
LAeq, dag LAeq, avond LAeq, nacht Aftrek Art. 110g [dB] Lden, excl. Art.110g [dB] Lden, incl. Art.110g [dB]
:
: : : :
4.5
63.22 63.33 0.00 0.00
: : : :
8900.00 6.54 3.76 0.81
E_dag E_avond E_nacht 0.00 0.00 0.00 74.13 71.73 65.06 68.14 65.74 59.07 65.69 63.28 56.62 0.00 0.00 0.00 75.58 73.17 66.51 ----
: : : : : :
52.15 49.75 43.08 5 53 48
9/8/2011 10:51:22 AM, blz. 1
Bp Hoofdweg
061400.15270.00
Rijlijn Wegdekhoogte [m] Verhardingsbreedte [m] Bodemfactor [-] Objectfractie [-] Zichthoek [grad] Wegdektype [-]
: Hoofdweg : : : : :
0.00 3.00 0.56 0.00 127 : 0 - Referentiewegdek
Afstand horizontaal [m] Afstand schuin [m] Afstand kruispunt [m] Afstand obstakel [m]
Q_etmaal % Daguur % Avonduur % Nachtuur Emissiegegevens distributie per voertuigcategorie per periode in dB(A) m Categorie Dag[%] Avond[%] Nacht[%] km/u C_wegdek 1 Motorrijwielen 0.00 0.00 0.00 50 0.00 2 Lichte Motorvoertuigen 91.44 91.44 91.44 60 0.00 3 Middelzware Motorvoert... 6.74 6.74 6.74 60 0.00 4 Zware Motorvoertuigen 1.82 1.82 1.82 60 0.00 5 Bromfietsen 0.00 0.00 0.00 50 0.00 Totaal 100.00 100.00 100.00 C_optrek Resultaten in dB(A) C_reflectie C_zichthoek D_afstand D_lucht D_bodem D_meteo
: : : : : :
Rijlijn
: Nieuwe weg
Wegdekhoogte [m] Verhardingsbreedte [m] Bodemfactor [-] Objectfractie [-] Zichthoek [grad] Wegdektype [-]
: : : : :
0.00 0.00 10.93 0.10 1.69 0.32
0.00 3.00 0.10 0.00 127 : 0 - Referentiewegdek
: : : : : :
Standaard rekenmethode 1 V1.40
0.00 0.00 7.63 0.05 0.26 0.15
650.00 7.00 2.60 0.70
E_dag E_avond E_nacht 0.00 0.00 0.00 64.36 60.06 54.36 59.01 54.71 49.01 56.20 51.90 46.20 0.00 0.00 0.00 65.96 61.66 55.96 ----
: : : : : :
Afstand horizontaal [m] Afstand schuin [m] Afstand kruispunt [m] Afstand obstakel [m]
Emissiegegevens distributie per voertuigcategorie per periode in dB(A) m Categorie Dag[%] Avond[%] Nacht[%] km/u C_wegdek 1 Motorrijwielen 0.00 0.00 0.00 50 0.00 2 Lichte Motorvoertuigen 94.59 94.59 94.59 30 0.00 3 Middelzware Motorvoert... 4.76 4.76 4.76 30 0.00 4 Zware Motorvoertuigen 0.65 0.65 0.65 30 0.00 5 Bromfietsen 0.00 0.00 0.00 50 0.00 Totaal 100.00 100.00 100.00 C_optrek
LAeq, dag LAeq, avond LAeq, nacht Aftrek Art. 110g [dB] Lden, excl. Art.110g [dB] Lden, incl. Art.110g [dB]
11.80 12.39 0.00 0.00
: : : :
LAeq, dag LAeq, avond LAeq, nacht Aftrek Art. 110g [dB] Lden, excl. Art.110g [dB] Lden, incl. Art.110g [dB]
Q_etmaal % Daguur % Avonduur % Nachtuur
Resultaten in dB(A) C_reflectie C_zichthoek D_afstand D_lucht D_bodem D_meteo
: : : :
: : : :
52.92 48.62 42.92 5 53 48
4.42 5.79 0.00 0.00
: : : :
300.00 6.54 3.76 0.81
E_dag E_avond E_nacht 0.00 0.00 0.00 55.56 53.15 46.49 51.14 48.74 42.07 45.70 43.29 36.63 0.00 0.00 0.00 57.22 54.81 48.14 ----
: : : : : :
49.13 46.72 40.06 0 50 50
9/8/2011 10:51:22 AM, blz. 2
Bp Hoofdweg
061400.15270.00
Rijlijn Wegdekhoogte [m] Verhardingsbreedte [m] Bodemfactor [-] Objectfractie [-] Zichthoek [grad] Wegdektype [-]
: Hoofdweg : : : : :
0.00 1.50 0.49 0.00 127 : 0 - Referentiewegdek
Afstand horizontaal [m] Afstand schuin [m] Afstand kruispunt [m] Afstand obstakel [m]
Q_etmaal % Daguur % Avonduur % Nachtuur Emissiegegevens distributie per voertuigcategorie per periode in dB(A) m Categorie Dag[%] Avond[%] Nacht[%] km/u C_wegdek 1 Motorrijwielen 0.00 0.00 0.00 50 0.00 2 Lichte Motorvoertuigen 91.44 91.44 91.44 60 0.00 3 Middelzware Motorvoert... 6.74 6.74 6.74 60 0.00 4 Zware Motorvoertuigen 1.82 1.82 1.82 60 0.00 5 Bromfietsen 0.00 0.00 0.00 50 0.00 Totaal 100.00 100.00 100.00 C_optrek Resultaten in dB(A) C_reflectie C_zichthoek D_afstand D_lucht D_bodem D_meteo
: : : : : :
Standaard rekenmethode 1 V1.40
0.00 0.00 7.96 0.05 1.27 0.16
LAeq, dag LAeq, avond LAeq, nacht Aftrek Art. 110g [dB] Lden, excl. Art.110g [dB] Lden, incl. Art.110g [dB]
: : : :
5.00 6.25 0.00 0.00
: : : :
300.00 7.00 2.60 0.70
E_dag E_avond E_nacht 0.00 0.00 0.00 61.00 56.70 51.00 55.66 51.35 45.66 52.84 48.54 42.84 0.00 0.00 0.00 62.60 58.30 52.60 ----
: : : : : :
53.16 48.86 43.16 5 53 48
9/8/2011 10:51:22 AM, blz. 3
Bp Hoofdweg
061400.15270.00
Ontvanger
:
Rijlijn
: 2 Hoofdweg 2011
Wegdekhoogte [m] Verhardingsbreedte [m] Bodemfactor [-] Objectfractie [-] Zichthoek [grad] Wegdektype [-]
: : : : :
Waarneemhoogte [m]
0.00 1.50 0.78 0.00 127 : 0 - Referentiewegdek
Afstand horizontaal [m] Afstand schuin [m] Afstand kruispunt [m] Afstand obstakel [m]
Q_etmaal % Daguur % Avonduur % Nachtuur Emissiegegevens distributie per voertuigcategorie per periode in dB(A) m Categorie Dag[%] Avond[%] Nacht[%] km/u C_wegdek 1 Motorrijwielen 0.00 0.00 0.00 50 0.00 2 Lichte Motorvoertuigen 91.44 91.44 91.44 60 0.00 3 Middelzware Motorvoert... 6.74 6.74 6.74 60 0.00 4 Zware Motorvoertuigen 1.82 1.82 1.82 60 0.00 5 Bromfietsen 0.00 0.00 0.00 50 0.00 Totaal 100.00 100.00 100.00 C_optrek Resultaten in dB(A) C_reflectie C_zichthoek D_afstand D_lucht D_bodem D_meteo
: : : : : :
Standaard rekenmethode 1 V1.40
0.00 0.00 11.31 0.10 2.44 0.34
LAeq, dag LAeq, avond LAeq, nacht Aftrek Art. 110g [dB] Lden, excl. Art.110g [dB] Lden, incl. Art.110g [dB]
:
: : : :
4.5
13.00 13.53 0.00 0.00
: : : :
300.00 7.00 2.60 0.70
E_dag E_avond E_nacht 0.00 0.00 0.00 61.00 56.70 51.00 55.66 51.35 45.66 52.84 48.54 42.84 0.00 0.00 0.00 62.60 58.30 52.60 ----
: : : : : :
48.40 44.10 38.40 5 49 44
9/8/2011 10:49:39 AM, blz. 1
Bp Hoofdweg
061400.15270.00
Rijlijn Wegdekhoogte [m] Verhardingsbreedte [m] Bodemfactor [-] Objectfractie [-] Zichthoek [grad] Wegdektype [-]
: 2 Hoofdweg 2022 : : : : :
0.00 3.00 0.49 0.00 127 : 0 - Referentiewegdek
Afstand horizontaal [m] Afstand schuin [m] Afstand kruispunt [m] Afstand obstakel [m]
Q_etmaal % Daguur % Avonduur % Nachtuur Emissiegegevens distributie per voertuigcategorie per periode in dB(A) m Categorie Dag[%] Avond[%] Nacht[%] km/u C_wegdek 1 Motorrijwielen 0.00 0.00 0.00 50 0.00 2 Lichte Motorvoertuigen 91.44 91.44 91.44 60 0.00 3 Middelzware Motorvoert... 6.74 6.74 6.74 60 0.00 4 Zware Motorvoertuigen 1.82 1.82 1.82 60 0.00 5 Bromfietsen 0.00 0.00 0.00 50 0.00 Totaal 100.00 100.00 100.00 C_optrek Resultaten in dB(A) C_reflectie C_zichthoek D_afstand D_lucht D_bodem D_meteo
: : : : : :
Rijlijn
: 8 Hoofdweg 2011
Wegdekhoogte [m] Verhardingsbreedte [m] Bodemfactor [-] Objectfractie [-] Zichthoek [grad] Wegdektype [-]
: : : : :
0.00 0.00 10.29 0.08 1.44 0.27
0.00 1.50 0.93 0.00 127 : 0 - Referentiewegdek
: : : : : :
Standaard rekenmethode 1 V1.40
0.00 0.00 16.04 0.28 3.83 0.92
650.00 7.00 2.60 0.70
E_dag E_avond E_nacht 0.00 0.00 0.00 64.36 60.06 54.36 59.01 54.71 49.01 56.20 51.90 46.20 0.00 0.00 0.00 65.96 61.66 55.96 ----
: : : : : :
Afstand horizontaal [m] Afstand schuin [m] Afstand kruispunt [m] Afstand obstakel [m]
Emissiegegevens distributie per voertuigcategorie per periode in dB(A) m Categorie Dag[%] Avond[%] Nacht[%] km/u C_wegdek 1 Motorrijwielen 0.00 0.00 0.00 50 0.00 2 Lichte Motorvoertuigen 91.44 91.44 91.44 60 0.00 3 Middelzware Motorvoert... 6.74 6.74 6.74 60 0.00 4 Zware Motorvoertuigen 1.82 1.82 1.82 60 0.00 5 Bromfietsen 0.00 0.00 0.00 50 0.00 Totaal 100.00 100.00 100.00 C_optrek
LAeq, dag LAeq, avond LAeq, nacht Aftrek Art. 110g [dB] Lden, excl. Art.110g [dB] Lden, incl. Art.110g [dB]
10.00 10.68 0.00 0.00
: : : :
LAeq, dag LAeq, avond LAeq, nacht Aftrek Art. 110g [dB] Lden, excl. Art.110g [dB] Lden, incl. Art.110g [dB]
Q_etmaal % Daguur % Avonduur % Nachtuur
Resultaten in dB(A) C_reflectie C_zichthoek D_afstand D_lucht D_bodem D_meteo
: : : :
: : : :
53.88 49.58 43.88 5 54 49
40.00 40.18 0.00 0.00
: : : :
300.00 7.00 2.60 0.70
E_dag E_avond E_nacht 0.00 0.00 0.00 61.00 56.70 51.00 55.66 51.35 45.66 52.84 48.54 42.84 0.00 0.00 0.00 62.60 58.30 52.60 ----
: : : : : :
41.53 37.23 31.53 5 42 37
9/8/2011 10:49:39 AM, blz. 2
Bp Hoofdweg
061400.15270.00
Rijlijn Wegdekhoogte [m] Verhardingsbreedte [m] Bodemfactor [-] Objectfractie [-] Zichthoek [grad] Wegdektype [-]
: 8 Hoofdweg 2022 : : : : :
0.00 3.00 0.84 0.00 127 : 0 - Referentiewegdek
Afstand horizontaal [m] Afstand schuin [m] Afstand kruispunt [m] Afstand obstakel [m]
Q_etmaal % Daguur % Avonduur % Nachtuur Emissiegegevens distributie per voertuigcategorie per periode in dB(A) m Categorie Dag[%] Avond[%] Nacht[%] km/u C_wegdek 1 Motorrijwielen 0.00 0.00 0.00 50 0.00 2 Lichte Motorvoertuigen 91.44 91.44 91.44 60 0.00 3 Middelzware Motorvoert... 6.74 6.74 6.74 60 0.00 4 Zware Motorvoertuigen 1.82 1.82 1.82 60 0.00 5 Bromfietsen 0.00 0.00 0.00 50 0.00 Totaal 100.00 100.00 100.00 C_optrek Resultaten in dB(A) C_reflectie C_zichthoek D_afstand D_lucht D_bodem D_meteo
: : : : : :
Standaard rekenmethode 1 V1.40
0.00 0.00 15.70 0.26 3.43 0.86
LAeq, dag LAeq, avond LAeq, nacht Aftrek Art. 110g [dB] Lden, excl. Art.110g [dB] Lden, incl. Art.110g [dB]
: : : :
37.00 37.19 0.00 0.00
: : : :
650.00 7.00 2.60 0.70
E_dag E_avond E_nacht 0.00 0.00 0.00 64.36 60.06 54.36 59.01 54.71 49.01 56.20 51.90 46.20 0.00 0.00 0.00 65.96 61.66 55.96 ----
: : : : : :
45.70 41.40 35.70 5 46 41
9/8/2011 10:49:39 AM, blz. 3
Bijlage 12
Wegverkeerslawaai 2
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 061400.15270.00 Rotterdam / Middelburg
_______________________________________________________________________________________________________________ 061400.15270.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Bp Hoofdweg
061400.15270.00
Ontvanger
:
Rijlijn
: Hoofdweg
Wegdekhoogte [m] Verhardingsbreedte [m] Bodemfactor [-] Objectfractie [-] Zichthoek [grad] Wegdektype [-]
: : : : :
Waarneemhoogte [m]
0.00 18.00 0.24 0.00 127 : 0 - Referentiewegdek
Afstand horizontaal [m] Afstand schuin [m] Afstand kruispunt [m] Afstand obstakel [m]
Q_etmaal % Daguur % Avonduur % Nachtuur Emissiegegevens distributie per voertuigcategorie per periode in dB(A) m Categorie Dag[%] Avond[%] Nacht[%] km/u C_wegdek 1 Motorrijwielen 0.00 0.00 0.00 50 0.00 2 Lichte Motorvoertuigen 91.44 91.44 91.44 60 0.00 3 Middelzware Motorvoert... 6.74 6.74 6.74 60 0.00 4 Zware Motorvoertuigen 1.82 1.82 1.82 60 0.00 5 Bromfietsen 0.00 0.00 0.00 50 0.00 Totaal 100.00 100.00 100.00 C_optrek Resultaten in dB(A) C_reflectie C_zichthoek D_afstand D_lucht D_bodem D_meteo
: : : : : :
Standaard rekenmethode 1 V1.40
0.00 0.00 15.47 0.25 0.95 0.82
LAeq, dag LAeq, avond LAeq, nacht Aftrek Art. 110g [dB] Lden, excl. Art.110g [dB] Lden, incl. Art.110g [dB]
:
: : : :
4.5
35.00 35.20 0.00 0.00
: : : :
650.00 7.00 2.60 0.70
E_dag E_avond E_nacht 0.00 0.00 0.00 64.36 60.06 54.36 59.01 54.71 49.01 56.20 51.90 46.20 0.00 0.00 0.00 65.96 61.66 55.96 ----
: : : : : :
48.48 44.17 38.48 5 49 44
2/10/2012 9:49:25 AM, blz. 1
Bp Hoofdweg
061400.15270.00
Rijlijn Wegdekhoogte [m] Verhardingsbreedte [m] Bodemfactor [-] Objectfractie [-] Zichthoek [grad] Wegdektype [-]
: Hoofdweg : : : : :
0.00 16.50 0.03 0.00 127 : 0 - Referentiewegdek
Afstand horizontaal [m] Afstand schuin [m] Afstand kruispunt [m] Afstand obstakel [m]
Q_etmaal % Daguur % Avonduur % Nachtuur Emissiegegevens distributie per voertuigcategorie per periode in dB(A) m Categorie Dag[%] Avond[%] Nacht[%] km/u C_wegdek 1 Motorrijwielen 0.00 0.00 0.00 50 0.00 2 Lichte Motorvoertuigen 91.44 91.44 91.44 60 0.00 3 Middelzware Motorvoert... 6.74 6.74 6.74 60 0.00 4 Zware Motorvoertuigen 1.82 1.82 1.82 60 0.00 5 Bromfietsen 0.00 0.00 0.00 50 0.00 Totaal 100.00 100.00 100.00 C_optrek Resultaten in dB(A) C_reflectie C_zichthoek D_afstand D_lucht D_bodem D_meteo
: : : : : :
Standaard rekenmethode 1 V1.40
0.00 0.00 13.09 0.15 0.11 0.50
LAeq, dag LAeq, avond LAeq, nacht Aftrek Art. 110g [dB] Lden, excl. Art.110g [dB] Lden, incl. Art.110g [dB]
: : : :
20.00 20.35 0.00 0.00
: : : :
300.00 7.00 2.60 0.70
E_dag E_avond E_nacht 0.00 0.00 0.00 61.00 56.70 51.00 55.66 51.35 45.66 52.84 48.54 42.84 0.00 0.00 0.00 62.60 58.30 52.60 ----
: : : : : :
48.76 44.45 38.76 5 49 44
2/10/2012 9:49:25 AM, blz. 2
Bijlage 13
Overlegreacties
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 061400.15270.00 Rotterdam / Middelburg
_______________________________________________________________________________________________________________ 061400.15270.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
De volgende overlegreacties zijn ten aanzien van het voorontwerpbestemmingsplan Hoofdweg Oostvoorne ontvangen:
provincie Zuid-Holland, Directie Ruimte en Mobiliteit; VROM-Inspectie, Regio Zuid-West; waterschap Hollandse Delta.
Bijlage 14
Nota inspraakreacties
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 061400.15270.00 Rotterdam / Middelburg
Nota inspraakreacties Bestemmingsplan Hoofdweg, Oostvoorne
1. Inleiding Het voorontwerpbestemmingsplan 'Hoofdweg Oostvoorne' heeft van 26 mei 2011 t/m 6 juli 2011 ter inzage gelegen in het gemeenthuis, is gepubliceerd op de gemeentelijke website en was digitaal raadpleegbaar op de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Tijdens deze periode kon een inspraakreactie ten aanzien van het bestemmingsplan worden ingediend. In paragraaf 2 is een overzicht van de ingekomen inspraakreacties opgenomen. Iedere inspreker (indiener inspraakreactie) heeft een nummer gekregen om de reactie te kunnen onderscheiden. In het overzicht is de beantwoording van de gemeente op de ingebrachte inspraakreactie opgenomen. Hierbij is de conclusie opgenomen of de inspraakreactie leidt tot een wijziging of aanvulling van het bestemmingsplan. Onderstaande wordt bij de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan als ook na vaststelling elektronisch beschikbaar gesteld. Op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens is het niet toegestaan om persoonsgegevens (zogenaamde NAW-gegevens: naam, adres en woonplaats) van natuurlijke personen te verwerken zonder bijvoorbeeld een wettelijke grondslag, dringende noodzaak of toestemming van de betreffende personen. Aan dit vereiste wordt voldaan door de insprekers niet bij name te noemen, met uitzondering van gemachtigden of rechtspersonen. Op het gemeentehuis is de sleutel beschikbaar waarmee inzage kan worden verkregen in de naamsgegevens van de indieners. Voor inzage in de volledige inspraakreacties kan in concrete gevallen een verzoek tot inzage of afschrift worden gedaan op grond van de Wet openbaarheid van bestuur. 2. Behandeling van de ingekomen inspraakreacties Inspreker nr. 1 Samenvatting reactie a.
b.
c.
d.
Inspreker vreest dat de boom voor zijn huis om zal vallen richting zijn huis wanneer de waterpartij op 2 m van zijn erfafscheiding begint. Inspreker stelt voor om de boom op zijn erf te vervangen door kleinere bomen. Inspreker vreest dat de grond drassig wordt en mogelijk afbrokkelt en dat zijn huis wordt aangetast door vocht door de aan te leggen waterpartij. Inspreker stelt voor om de oever aan de noordzijde te voorzien van deugdelijke damwanden en af te werken met een houten beschoeiing. Inspreker geeft aan dat hij in de huidige situatie een vergezicht over het weiland heeft en dat dit uitzicht en de privacy worden aangetast door de beneden- en bovenwoningen met een hoogte van 6-11 m. Inspreker stelt voor om te kiezen voor de rijtjeswoningen met hoge beplanting aan de oever. Dit laatste om geluidsoverlast te voorkomen. Inspreker vreest voor overlast van bouwverkeer op de Hoofdweg en geeft aan dat de Hoofdweg naar zijn mening niet geschikt is om zwaar bouwverkeer te kunnen dragen. Verder vreest inspreker voor schade aan zijn huis. Inspreker stelt voor de Hoofdweg richting de Pinnepot te verbreden en constructief geschikt te maken voor bouwverkeer voordat met het project wordt gestart. Hiermee kunnen hinderlijke trillingen en geluid tot een minimum worden beperkt. Tevens verzoekt inspreker de snelheid op de Hoofdweg aan te passen.
Commentaar
a.
b.
c.
d.
Langs de erfafscheiding wordt een talud (1:4) aangebracht van circa 2,5 m. De gemeente verwacht dat de aanwezige bomen hiermee gehandhaafd kunnen blijven. Dit vormt een aandachtspunt bij de uitvoering van het bouwplan. Langs de oever zullen voorzieningen worden getroffen waardoor er geen nadelige effecten optreden door de aanleg van de watergang. Het bestemmingsplan vormt echter niet het kader om deze voorzieningen vast te leggen. Het is te begrijpen dat inspreker de voorkeur geeft aan een vrij uitzicht boven een woonwijk. Het plangebied ligt echter binnen de bebouwingscontour die door de provincie is aangegeven in de Verordening Ruimte. Deze verordening geeft, samen met de provinciale structuurvisie, het ruimtelijke beleid van de provincie weer. Voor de inwerkingtreding van de huidige Wet ruimtelijke ordening vormden de streekplannen het kader, waarin woningbouwplannen moesten passen. De locatie Hoofdweg was al in het streekplan Rijnmond (1985) en in de latere Interim Beleidsnota streekplan Rijnmond (1996) opgenomen als stads- of dorpsgebied. De woningbouw komt dus niet onverwacht. Voorts zijn de in dit bestemmingsplan opgenomen maten gebruikelijke maten voor zowel rijenwoningen als boven- en benedenwoningen. Om in te kunnen spelen op vraag vanuit de markt, wenst het bestuur zowel de optie voor rijtjeswoningen als voor benedenwoningen open te houden. Gelet op de ruime afstand van deze woningen tot het perceel van inspreker, zal dit beperkte hoogteverschil (10 m voor rijtjeswoningen en 11 m voor beneden- en bovenwoningen) naar verwachting weinig effect hebben op de aspecten uitzicht en privacy. Omdat de gronden aan de zuidzijde zullen worden uitgegeven, is van een beplantingsstrook aan deze zijde van het water geen sprake. Wel is beoogd om aan de noordzijde van de waterrand in een groenvoorziening te voorzien door het aanbrengen van een talud. Overigens gebeurt dit niet in het kader van geluidsoverlast, maar meer uit visuele overwegingen. Voor het aanbrengen van een hoge beplanting ziet de gemeente geen aanleiding. Het is niet de bedoeling om de Hoofdweg al bij de aanvang van de bouw te verbreden, dit zal gebeuren tegelijk met het 'woonrijp' maken van het plangebied. Het 'woonrijp maken' is het moment dat de bouwstraten worden vervangen door definitieve bestrating en bijvoorbeeld groenvoorzieningen worden aangelegd. Wel zal de Hoofdweg tijdens de bouw worden verbreed door de aanleg van stalen rijplaten. Na realisering van de woningbouw, wordt de Hoofdweg (vanaf de ontsluiting met plangebied Hoofdweg tot aan de Langeweg) permanent verbreed. Op deze wijze wordt de hinder van het bouwverkeer zoveel mogelijk voorkomen. De bouwroute wordt in overleg met de gemeente en het waterschap bepaald. Voordat met de bouw wordt gestart, wordt een opname van de woningen gemaakt zodat – mocht er onverhoopt toch schade ontstaan – de uitgangssituatie inzichtelijk is. Van een wijziging van de verkeersnelheid op de Hoofdweg is geen sprake gelet op de functie van deze weg. Bovendien is aanpassing van de snelheid voor de ontwikkeling van de woningbouw niet noodzakelijk gebleken.
Conclusie De reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan. Inspreker 2 Samenvatting reactie a.
b.
Inspreker verzoekt om de parkeervakken aan de Kruisbooglaan, die zijn gelegen aan de ontsluiting van het plangebied, dieper te maken zodat het tijdelijk parkeren van caravans voor lossen en laden mogelijk blijft. Dit kan ergernis over caravans van bewoners op de Kruisbooglaan voorkomen. Een gemiddelde caravan inclusief trekboom is volgens inspreker al snel 6,5 tot 7 m lang. Inspreker vraagt naar een akoestisch onderzoek naast een normaal geluidsonderzoek voor het project Hoofdweg.
Commentaar c.
De parkeervakken liggen buiten het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan. Dit is
d.
dan ook geen onderwerp dat voor dit bestemmingsplan direct van belang is. Het plangebied ligt binnen de geluidszone van het industrieterrein Maasvlakte-Europoort. Uit de 1 dB(A)-contourenkaart, opgesteld door de DCMR Milieudienst Rijnmond in opdracht van de gemeente Westvoorne, blijkt dat de voorkeursgrenswaarde voor industrielawaai wordt overschreden. Burgemeester en wethouders zullen vóór de vaststelling van dit bestemmingsplan een hogere waarde voor industrielawaai vaststellen. Het bedrijventerrein De Pinnepot is geen gezoneerd bedrijventerrein in de zin van de Wet geluidhinder. Akoestisch onderzoek op basis van een zonering industrielawaai is voor dit bedrijventerrein niet mogelijk. Aan de hand van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering is getoetst aan de richtafstanden. In deze richtafstanden is het aspect geluid verdisconteerd. Op de percelen aan de Langeweg, die het dichtst bij de Hoofdweg liggen, staat het vigerende bestemmingsplan voor De Pinnepot bedrijven toe tot en met categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten en gedeeltelijk ook bedrijven tot en met categorie 3.2. In de toelichting is aangegeven dat het plangebied is aangemerkt als een gemengd gebied. Op een afstand van 30 m vanaf de woningen zijn in een gemengd gebied bedrijven uit categorie 3.1 toegestaan, terwijl voor bedrijven uit categorie 3.2 een richtafstand van 50 m tot woningen geldt. In de huidige situatie zijn geen bedrijven uit categorie 3.2 ter plaatse actief. De gemeente werkt aan een herziening van het bestemmingsplan voor het bedrijventerrein De Pinnepot. Voor het gedeelte aan de Langeweg dat grenst aan de Hoofdweg wordt categorie 3.1. de maximaal toegestane categorie. Op dat moment zal niet alleen de feitelijke situatie aan de richtwaarden voldoen (zoals op dit moment al het geval), maar zal ook de planologische situatie hiermee in overeenstemming zijn.
Er is eveneens onderzoek uitgevoerd naar wegverkeerslawaai, zowel voor het effect van de bestaande gezoneerde wegen (Brielseweg en Hoofdweg) op de te bouwen woningen als naar het effect van de aan te leggen weg op de bestaande woningen. Daaruit is de conclusie getrokken, dat ook het aspect wegverkeerslawaai de realisering van het bestemmingsplan niet in de weg staat. Conclusie De reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan. Inspreker 3 Samenvatting reactie a.
b.
c.
d.
Inspreker geeft aan dat verkeer uit Hellevoetsluis om de file te vermijden vaak via de Hoofdweg rijdt. Om sluipverkeer te voorkomen stelt inspreker voor om eenrichtingsverkeer op de Hoofdweg in te stellen tot de ontsluitingsweg met daarna een vrije doorgang. Inspreker geeft aan dat de riolering nogal eens overloopt en vraagt waar de nieuwe wijk op wordt aangesloten. Indien de riooloverloop tussen Kruisbooglaan 80 en 82 veel nodig is, vreest inspreker dat het wellicht erg gaat stinken in de nieuwe singel. Inspreker geeft aan uit zijn gegevens niet op te kunnen maken of een deel van zijn grond gemeentegrond is. Indien dit wel het geval is meent inspreker dat dit gebruik in de toekomst mag worden voortgezet, gezien het feit dat het gebruik al 30 jaar wordt gedoogd. Inspreker geeft tevens aan dat vergunningen zijn verleend voor schuren tot op de waterkant en dat een meldingsplicht tot aan de waterkant is goedgekeurd. Inspreker vraagt wat er gebeurt met het waterpeil in de singel en of het risico bestaat dat de tuinen gaan verzakken. Verder vraagt inspreker hoe het zit met eventuele beschoeiing.
Commentaar a.
b.
Door de beheerder van de weg, het waterschap, is hiervoor al een voorziening getroffen. Vanaf de Valweg mag de Hoofdweg niet worden ingereden tijdens de spitsuren (7.00 - 9.00 uur). Dit is duidelijk gemaakt door middel van een verbodsbord. De nieuwe woonwijk krijgt een gescheiden rioolstelsel. Het regenwater wordt direct afgevoerd naar de singel. Het huishoudelijk afvalwater wordt geloosd op de riolering van de Koningslaan. Deze afvoer wordt zo gedimensioneerd dat geen overlast in Voorhof optreedt als gevolg van de
c.
d.
woningbouw. Uit het Kadaster volgt dat de laatste 2 m van de achtertuinen van de woningen Kruisbooglaan 64 tot en met 96 in eigendom zijn van de gemeente. De gemeente heeft geen vergunningen afgegeven om te bouwen binnen deze zone. Bebouwing die binnen deze zone is geplaatst, is illegaal of vergunningsvrij. De gemeente treedt in overleg met de bewoners van de Kruisbooglaan over de in gebruik genomen gemeentegrond en de oeverbescherming. Waterpeil, beschoeiing en dergelijke zijn civieltechnische aspecten die uiteraard belangrijk zijn, maar die los staan van het bestemmingsplan. De gemeente wil voor het hele plangebied een peilgebied van -1,25 m hanteren. Het waterschap dient hiervoor vergunning te verlenen. De gemeente vindt het belangrijk dat de nieuwe singel geen nadelige gevolgen heeft voor de oevers van de bestaande woningen. Om dit te voorkomen dient de ontwikkelaar bij realisering van de singel en woonwijk een onderwaterbeschoeiing aan te brengen. Hiermee is de stabiliteit van de oevers gewaarborgd. Tegen de bestaande oevers wordt een plasberm gerealiseerd.
Conclusie De reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan. Smits namens inspreker 4 Samenvatting reactie a.
b.
c.
d.
e.
f.
g.
h.
Inspreker geeft aan dat een akoestisch onderzoek ontbreekt. Dit onderzoek dient wel degelijk te worden uitgevoerd nu het college voornemens is dicht bij het bedrijventerrein Pinnepot voor het eerst woningen toe te laten. Volgens inspreker is het bedrijventerrein Pinnepot een gezoneerd industrieterrein, waar bedrijven zijn toegelaten tot en met categorie 3.2. De afstand tussen de geprojecteerde woningen en het bedrijventerrein is zo kort, dat het de vraag is of beide functies ter plaatse goed verenigbaar zijn. Inspreker geeft aan dat het college zich aan de hand van een nog uit te voeren gedegen akoestisch onderzoek dient af te vragen of de beoogde burgerwoningen langs de Hoofdweg wel in overeenstemming zijn met een goede ruimtelijke ordening. Inspreker vraagt zich af of ter plaatse van de woningen wel een goed woon- en leefklimaat wordt gegarandeerd en of de geluidsruimte op het bedrijventerrein Pinnepot niet onevenredig wordt beperkt door de nieuwe woningen. Inspreker meent dat de 'geluidzone-industrie' ook dient te worden toegekend aan de gronden in het voorontwerpbestemmingsplan voor de Hoofdweg. Ook is het raadzaam ook de Hoofdweg in het plangebied van het nieuwe bestemmingsplan op te nemen. Inspreker meent dat de brochure Bedrijven en milieuzonering onjuist is toegepast. Het plangebied zou volgens inspreker als rustige woonwijk in plaats van als gemengd gebied moeten worden getypeerd. In dat geval gelden ook andere richtafstanden. Bij toepassing van deze richtafstanden zijn de nieuwe woningen niet of niet allemaal op voorhand aanvaardbaar. Inspreker meent dat de geluidsbelasting van de nieuwe woningen ongunstig wordt beïnvloed door de hoogte van de woningen, bouwhoogte 10 en 11 m, en de sloot van 15 m. Dit zorgt er volgens inspreker voor dat eerder een grotere dan een kortere afstand dan de richtafstanden uit de brochure bedrijven en milieuzonering dient te worden aangehouden. Inspreker meent dat de bestemming 'Groen' ten onrechte toestaat dat de betreffende gronden worden gebruikt voor parkeervoorzieningen. Dit maakt het namelijk mogelijk dat aan de zijde van het bedrijventerrein langs de Hoofdweg ruimschoots parkeerplaatsen worden gerealiseerd, waardoor de nieuw beoogde woningen geheel bloot komen te staan aan het geluid van het bedrijventerrein. Inspreker meent dat overwogen moet worden de Hoofdweg iets te verleggen, waardoor ruimte ontstaat voor het aanleggen van een robuuste geluidswal tussen de Hoofdweg en het bedrijventerrein Pinnepot. Inspreker meent dat eerst een structuurvisie zou moeten worden vastgesteld alvorens zo'n vergaande verstening voor wat betreft de bouwhoogte van 10 en 11 m toe te laten.
Commentaar a.
b. c.
d.
e.
f.
g. h.
Het bedrijventerrein De Pinnepot is geen gezoneerd bedrijventerrein. Er is daardoor geen sprake van een zone rond dit bedrijventerrein waarin de geluidsbelasting op de gevel van gevoelige functies, zoals woningen, moet worden bepaald. Dit neemt niet weg dat bij ruimtelijke ontwikkelingen sprake moet zijn van een goed woon- en leefklimaat, alsook dat bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsmatige activiteiten worden belemmerd. Voor de bedrijven aan de Langeweg, die het dichtst bij de Hoofdweg liggen, staat het vigerende bedrijventerrein voor De Pinnepot bedrijven toe tot en met categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten en gedeeltelijk ook bedrijven tot en met categorie 3.2. In de toelichting is beargumenteerd dat -gelet op het bepaalde in de VNG publicatie - het plangebied kan worden aangemerkt als een gemengd gebied. Op een afstand van 30 m vanaf de woningen zijn in een gemengd gebied bedrijven uit categorie 3.1 toegestaan, terwijl voor bedrijven uit categorie 3.2 een richtafstand van 50 m tot woningen geldt. In de huidige situatie zijn geen bedrijven uit categorie 3.2 ter plaatse actief. De gemeente werkt aan een herziening van het bestemmingsplan voor het bedrijventerrein De Pinnepot. Voor het gedeelte aan de Langeweg dat grenst aan de Hoofdweg wordt categorie 3.1 de maximaal toegestane categorie. Op dat moment zal niet alleen de feitelijke situatie aan de richtwaarden voldoen (zoals op dit moment al het geval), maar zal ook de planologische situatie hiermee in overeenstemming zijn. Op deze reactie is hiervoor onder a al ingegaan. De geluidszone van het industrieterrein Europoort-Maasvlakte zal op de verbeelding worden opgenomen. Er bestaat geen noodzaak voor het opnemen van de Hoofdweg binnen het plangebied. Het plangebied wordt aangemerkt als een gemengd gebied omdat in de nabijheid naast woonfuncties ook andere functies voorkomen, zoals bedrijven en doorgaande wegen en het plangebied voorts in de zone industrielawaai van de Europoort-Maasvlakte is gelegen. De richtafstanden uit de VNG-publicatie zijn onafhankelijk van de ondergrond opgesteld. Met de voorkomende afstanden in de VNG is impliciet rekening gehouden met de verschillende voorkomende bodemtypen/ondergronden en dus ook met water. Het is dan ook niet noodzakelijk een extra marge aan te houden indien sprake is van verschillende ondergronden. De bestemming Groen zoals deze in dit bestemmingsplan is opgenomen, geldt alleen voor de gronden met de bestemming Groen in dit bestemmingsplan. De gronden met de bestemming Groen in het voorontwerpbestemmingsplan Bedrijventerreinen Westvoorne – waarnaar indiener verwijst – vallen niet onder het bestemmingsplan Hoofdweg Oostvoorne. Overigens is de betreffende strook in eigendom van de gemeente en bedoeld voor de landschappelijke inpassing van het bedrijventerrein. In verband met de aard van de bedrijven op het westelijk deel van De Pinnepot is er geen aanleiding om een geluidswal aan te leggen. Gelet op de bescheiden omvang van de locatie, wordt een nadere onderbouwing in de vorm van een structuurvisie niet noodzakelijk geacht. Hierbij wordt mede in ogenschouw genomen dat de locatie Hoofdweg al in het streekplan Rijnmond (1985) en in de latere Interim Beleidsnota streekplan Rijnmond (1996) was opgenomen als stads- of dorpsgebied. Deze streekplannen zijn inmiddels vervangen door de Verordening Ruimte waarin het plangebied binnen de bebouwingscontour is opgenomen. Deze contour vormt het kader waarin woningbouwplannen moeten passen. Verder wordt opgemerkt dat een bouwhoogte van 10 of 11 m geen ongebruikelijke hoogte betreft.
Conclusie Het onderdeel van de reactie onder c geeft aanleiding tot aanpassing van de verbeelding. Voor het overige geeft de reactie geen aanleiding tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan. Inspreker 5 Samenvatting reactie
a. b. c. d.
De bouwplannen voegen niets toe aan de gemeente en kosten de inwoners van Westvoorne voor een groot deel belastinggeld als gevolg van de ontwikkelingskosten. De bewoners aan de Kruisbooglaan moeten hun vrije uitzicht en privacy opgeven. Dit is al eerder gebeurd door de ontwikkeling van Pinnepot. De beschoeiing is onvoldoende en de bewoners aan de Kruisbooglaan zullen kosten moeten maken om deze op goede hoogte te brengen. De norm dat 70% moet zijn verkocht om met de bouw te starten is niet juist. Indien dit niet wordt gehaald koopt de gemeente de huizen om aan de 70% te komen. Er is dan geen vraag naar huizen. Inspreker vreest dat daardoor zijn huis in waarde daalt.
Commentaar a.
b.
c.
d.
De woningbouwontwikkeling past binnen de Woonvisie van de gemeente. De ontwikkelingskosten komen voor rekening van de ontwikkelaar, hiervoor wordt geen belastinggeld gebruikt. Het plangebied ligt binnen de bebouwingscontour die door de provincie is aangegeven in de Verordening Ruimte. Deze verordening geeft, samen met de provinciale structuurvisie, het ruimtelijke beleid van de provincie weer. Voor de inwerkingtreding van de huidige Wet ruimtelijke ordening vormden de streekplannen het kader, waarin woningbouwplannen moesten passen. De locatie Hoofdweg was al in het streekplan Rijnmond (1985) en in de latere Interim Beleidsnota streekplan Rijnmond (1996) opgenomen als stads- of dorpsgebied. De woningbouw komt dus niet onverwacht. De hoogte van de beschoeiing is geen zaak die in het bestemmingsplan wordt geregeld. De gemeente treedt in overleg met de bewoners van de Kruisbooglaan over de in gebruik genomen gemeentegrond en de oeverbescherming. Indien inspreker van mening is dat hij als gevolg van dit bestemmingsplan schade lijdt die redelijkerwijs niet voor zijn rekening zou moeten komen, dan kan hij na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aan de gemeente verzoeken om een tegemoetkoming in deze schade. Het gaat hierbij overigens om schade als gevolg van ruimtelijke wijzigingen. Wijzigingen in de woningmarkt komen niet in aanmerking voor een dergelijke planschadevergoeding.
Conclusie De reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan.