Rotterdam Woonzorgcomplex Veldstraat
bestemmingsplan
rboi 25 jaar adviseurs ruimtelijke ordening
Woonzorgcomplex Veldstraat
identificatie
planstatus
identificatiecode:
datum:
status:
NL.IMRO.0599.BP2071Veldstraat-va01
17-02-2012
concept
17-10-2012
ontwerp
25-04-2013
vastgesteld
projectnummer:
120108.15253.00
opdrachtleider:
R.008/04
ir. R.A. Sips
gecertificeerd door Lloyd’s conform ISO 9001: 2000
aangesloten bij:
RBOI - Rotterdam bv Delftseplein 27b Postbus 150 3000 AD Rotterdam telefoon (010) 201 85 55 E-mail:
[email protected]
© RBOI - Rotterdam/Middelburg bv Niets uit dit drukwerk mag door anderen dan de opdrachtgever worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van RBOI - Rotterdam/Middelburg bv, behoudens voorzover dit drukwerk wettelijk een openbaar karakter heeft gekregen. Dit drukwerk mag zonder genoemde toestemming niet worden gebruikt voor enig ander doel dan waarvoor het is vervaardigd.
3
Inhoudsopgave
Toelichting Hoofdstuk 1
Inleiding
7
1.1
Aanleiding
7
1.2
Ligging en begrenzing
7
1.3
Vigerend bestemmingsplan
8
1.4
Gekozen planopzet
9
Hoofdstuk 2
Beleidskader
10
2.1
Rijksbeleid
10
2.2
Provinciaal en regionaal beleid
12
2.3
Gemeentelijk beleid
14
Hoofdstuk 3
Gebiedstypering
17
3.1
Huidig gebruik
17
3.2
Archeologie en cultuurhistorie
17
Hoofdstuk 4
Planbeschrijving
21
4.1
Algemeen
21
4.2
Juridische planbeschrijving
25
Hoofdstuk 5
Water
27
5.1
Beleidskader
27
5.2
Samenwerking met de waterbeheerder
28
5.3
Huidig watersysteem
28
5.4
De wateropgave
28
Hoofdstuk 6
Milieu
31
6.1
Beleid
31
6.2
Milieueffectrapportage
31
6.3
Milieuzonering
32
6.4
Wegverkeerslawaai
33
6.5
Luchtkwaliteit
35
6.6
Bodem
36
6.7
Externe veiligheid
37
6.8
Flora en fauna
38
6.9
Duurzaamheid en energie
41
6.10
Kabels en leidingen
42
6.11
Bezonning
43
6.12
Windhinder
43
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 120108.15253.00 Rotterdam / Middelburg
4
Hoofdstuk 7
Financiële uitvoerbaarheid
45
Hoofdstuk 8
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
47
8.1
Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
47
8.2
Participatie
50
Hoofdstuk 1
Inleidende regels
53
Artikel 1
Begrippen
53
Artikel 2
Wijze van meten
56
Hoofdstuk 2
Bestemmingsregels
57
Artikel 3
Maatschappelijk
57
Artikel 4
Waarde - Archeologie
59
Hoofdstuk 3
Algemene regels
61
Artikel 5
Antidubbeltelregel
61
Artikel 6
Algemene afwijkingsregels
62
Artikel 7
Overige regels
63
Hoofdstuk 4
Overgangs- en slotregels
65
Artikel 8
Overgangsrecht
65
Artikel 9
Slotregel
67
Regels
Bijlagen bij regels Bijlage 1
Staat van bedrijfsactiviteiten
Vaststellingsbesluit
_______________________________________________________________________________________________________________ 120108.15253.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
toelichting
6
_______________________________________________________________________________________________________________ 120108.15253.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
7
Hoofdstuk 1
1.1
Inleiding
Aanleiding
Visade heeft in opdracht van Stichting Laurens een ontwerp opgesteld voor de realisatie van een nieuw woonzorgcomplex aan de Veldstraat te Rotterdam. Het huidige verpleeg- en verzorgingshuis Simeon en Anna wordt op termijn gesloopt en vervangen door nieuwbouw. Dit plan zal gefaseerd worden uitgevoerd. De eerste fase, de fase waarop het voorliggende bestemmingsplan betrekking heeft, is het project Veldstraat. Deze nieuwbouw zal naast het huidige Simeon & Anna worden gerealiseerd. Hiervoor zal een deel van de functies op de begane grond achter het huidige Simeon & Anna worden gesloopt. Het plan maakt onderdeel uit van het in ontwikkeling zijnde 'Motorstraatgebied'. Voor dit gebied ligt een transformatieopgave van rommelig laagwaardig bedrijventerrein naar een multifunctioneel aantrekkelijk stedelijk gebied. Deze op handen zijnde transformatie van het Motorstraatgebied moet bezien worden in het licht van de gehele transformatie van het gebied Hart van Zuid, waarbij het Motorstraatgebied een hoogwaardige leer-, werk- en zorgcampus zal worden. De basis voor deze transformatie wordt gevormd door private initiatieven in het gebied. De gemeente zelf treedt faciliterend op en geeft met stedenbouwkundige randvoorwaarden de spelregels voor de bouwplaninitiatieven af.
1.2
Ligging en begrenzing
Het plangebied ligt ter hoogte van het kruispunt Veldstraat en Strevelsweg in Rotterdam. In figuur 1.1 is het plangebied van het nieuwe woonzorgcomplex weergegeven.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 120108.15253.00 Rotterdam / Middelburg
8
Figuur 1.1
1.3
Ligging plangebied
Vigerend bestemmingsplan
Het plangebied is gelegen in het bestemmingsplan 'Vreewijk' (gedeeltelijk vastgesteld op 29 oktober 1987 door de gemeenteraad en gedeeltelijk goedgekeurd op 22 maart 1988 door Gedeputeerde Staten). Ter plaatse van het plangebied gelden de bestemmingen 'Bijzonder Woongebouw', 'Tuin' en 'Erf'. De maximum goothoogte bedraagt 5 m.
_______________________________________________________________________________________________________________ 120108.15253.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
9
Figuur 1.2 Uitsnede bestemmingsplan Vreewijk (1987) De realisatie van een woonzorgcomplex met 7 bouwlagen is op basis van het vigerende bestemmingsplan niet mogelijk. Voor de beoogde nieuwbouw is het voorliggende bestemmingsplan opgesteld.
1.4
Gekozen planopzet
Programma Het nieuwbouwprogramma bevat 48 plaatsen groepswonen psychogeriatrie, 24 plaatsen individueel wonen psychogeriatrie, 59 plaatsen individueel wonen somatiek, algemene ruimte op de begane grond, commerciële ruimtes in de plint en 35 parkeerplaatsen op maaiveld. Wijze van bestemmen Gekozen is voor een globale opzet van het (project)bestemmingsplan, waarbinnen ruimte is voor diverse functies:
gezondheidszorg; maatschappelijke en publieke dienstverlening; een kinderdagverblijf; op de begane grond tevens lichte bedrijvigheid en aan de functie gezondheidszorg ondergeschikte horeca en detailhandel.
Met het oog op flexibiliteit in de toekomst is ook wonen mogelijk. Voor een uitgebreidere juridische toelichting op de planopzet wordt verwezen naar de juridische planbeschrijving in paragraaf 4.2.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 120108.15253.00 Rotterdam / Middelburg
10
Hoofdstuk 2
Beleidskader
In dit hoofdstuk is de ontwikkeling getoetst aan het relevante beleid op rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau.
2.1
Rijksbeleid
2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011) Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij het Barro kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit. Doelen In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland; het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat; het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Nationale belangen Voorgaande (hoofd)doelstellingen zijn in de structuurvisie vertaald naar onderstaande _______________________________________________________________________________________________________________ 120108.15253.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
11
nationale belangen. Deze zijn – direct of indirect – ook opgenomen in het Barro , waarmee zij juridisch doorwerken in bestemmingsplannen. 1.
2. 3. 4.
5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13.
Een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren. In dit kader blijft het Rijk gebiedsgerichte afspraken maken met de stedelijke regio's over de programmering van verstedelijking (woningbouw), zowel kwantitatief als kwalitatief. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor duurzame energievoorziening en de energietransitie. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen. Efficiënt gebruik van de ondergrond. De bodemgesteldheid en (grond)water zijn van grote invloed op de eisen aan bovengrondse functies. Daarom doet het Rijk richtinggevende uitspraken over de gebruiksmogelijkheden van een beperkt aantal locaties. Een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor en vaarwegen. Het in stand houden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten. Ruimte voor militaire activiteiten. Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.
2.1.2
Structuurvisie Randstad 2040 (2008)
In de structuurvisie Randstad 2040 geeft het Rijk koers aan de ruimtelijke inrichting van de Randstad op lange termijn. Het is een strategisch beleidsdocument over de ruimtelijke en functionele ontwikkelingen. De structuurvisie Randstad 2040 maakt zichtbaar hoe beleid voor onder meer economie, verkeer en vervoer, woningbouw, natuur, landschap en waterhuishouding met elkaar samenhangen. De keuzes die gemaakt zijn om de Randstad tot een duurzame en internationaal concurrerende topregio te kunnen ontwikkelen, liggen voor een groot deel in het verlengde van de Nota Ruimte (2006). Daarnaast zijn in de structuurvisie keuzes gemaakt:
het veranderende gebruik van de ruimte met het oog op de klimaatverandering; het vergroten, vernatten en meer divers ontwikkelen van het Groene Hart; het ontwikkelen van 'excellent' groen in de buurt van de stad in metropolitane parken; de inzet op verdergaande verdichting in de steden.
De ruimtelijke keuzes van het kabinet zijn in de structuurvisie uitgewerkt in de volgende vier 'principes'. 1. 2. 3. 4.
Leven in een veilige, klimaatbestendige en groenblauwe delta. Kwaliteit maken door een sterkere wisselwerking groen, blauw en rood. Wat internationaal sterk is, sterker maken. Krachtige, duurzame steden en regionale bereikbaarheid.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 120108.15253.00 Rotterdam / Middelburg
12
2.1.3
Conclusie rijksbeleid
De ontwikkelingsmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, passen binnen de beleidskeuzes en de leidende principes uit de Nota Ruimte, de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en de Structuurvisie Randstad 2040.
2.2
Provinciaal en regionaal beleid
2.2.1
Provinciale ruimtelijke structuurvisie (na eerste herziening 2011)
De provinciale structuurvisie bevat hoofdlijnen van voorgenomen ontwikkelingen en hoofdzaken van het door de provincie te voeren ruimtelijk beleid. 'Visie op Zuid-Holland' bevat een aantal integrale hoofdopgaven, zoals een concurrerend en aantrekkelijk internationaal profiel, een duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie, divers en samenhangend stedelijk netwerk, stad en land verbonden én een vitaal, divers en aantrekkelijk landschap. Functieafstemming tussen verstedelijking en infrastructuur De verstedelijkingsopgave richt zich vooral op het bestaande stads- en dorpsgebied. Omgeving Zuidplein is daarnaast specifiek aangeduid als bovenregionaal centrum. Dit door hoogwaardig openbaar vervoer ontsloten stedelijk centrumgebied heeft ontwikkelingsmogelijkheden voor gemengde functies (wonen, werken, voorzieningen) van (boven)regionale betekenis. Zuid-Holland wil dat voor alle stedelijke ontwikkelingen het principe geldt: eerst intensiveren van bestaand gebruik, vervolgens nagaan of door herstructureren de beschikbare ruimte in het bestaand bebouwd gebied beter benut kan worden en pas dan uitbreiden. Intensiveren betekent in de praktijk vaak het combineren van verschillende functies. Dit kan door stapeling of bestaande bebouwing voor meerdere functies geschikt te maken.
_______________________________________________________________________________________________________________ 120108.15253.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
13
Figuur 2.1 Uitsnede uit kwaliteitskaart 2020 van de provinciale ruimtelijke structuurvisie 2.2.2
Provinciale Verordening Ruimte (na eerste herziening 2011)
In deze verordening zijn specifieke eisen gesteld waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Voor de realisatie van een woonzorgcomplex zijn geen specifieke regels opgenomen. Wel is het volgende relevant voor het bestemmingsplan. Artikel 2
Contouren
Om het stedelijk netwerk te versterken kiest de provincie het uitgangspunt om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt. Om dit te bereiken zijn het stedelijk netwerk en alle daarbuiten gelegen kernen in Zuid-Holland voorzien van bebouwingscontouren. Deze geven de grens van de bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken weer. De bebouwingscontouren zijn strak getrokken om het bestaand stedelijk gebied en kernen, rekening houdend met de al vastgelegde streekplangrenzen en plannen waar de provincie al mee heeft ingestemd. Verstedelijking buiten deze bebouwingscontouren is in principe niet toegestaan. Het plangebied ligt binnen deze contour.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 120108.15253.00 Rotterdam / Middelburg
14
2.2.3
RR2020 (2005)
RR2020 is het regionaal structuurplan. Het bevat in de vorm van een 10-puntenlijst de ontwikkelingsstrategie voor de regio. Vijf daarvan zijn gebiedsgericht en vijf zijn thematisch. Gezocht wordt naar de concrete bijdragen van partijen (hetzij publiek hetzij privaat) aan de integrale ontwikkeling van deze opgave. Partijen kunnen dat doen vanuit de eigen rol en doelstellingen en met inzet van eigen middelen. Het 10-puntenplan is bedoeld om deze bijdragen en middelen te mobiliseren. Daarvoor zijn de punten uitgewerkt in strategische programma's en projecten. De samenhang tussen infrastructuurnetwerk en verstedelijkingspatroon is leidraad voor de ruimtelijke ontwikkeling op knooppunten en in de stationsomgevingen van hoogwaardig openbaar vervoer. Zuidplein is daarbij van bovenregionaal belang. Er wordt gestreefd naar intensief en multifunctioneel gebruik. 2.2.4
Conclusie provinciaal en regionaal beleid
Geconcludeerd wordt dat het bestemmingsplan past binnen het provinciaal en regionaal beleid. Het betreft de gewenste herontwikkeling en verdichting binnen bestaand stedelijk gebied.
2.3
Gemeentelijk beleid
2.3.1
Stadsvisie Rotterdam. Ruimtelijke Ontwikkelingsstrategie 2030 (2007)
De Stadsvisie Rotterdam 2030 bevat het ruimtelijk kader voor alle plannen, projecten en investeringen in de stad. Het bevat daarnaast een uitvoeringsstrategie: door effectmeting is de gemeente in staat voorrang te geven aan plannen die het meest bijdragen aan een sterke economische structuur en een aantrekkelijke woonstad. De keuzes die in de Stadsvisie zijn gemaakt staan voor een maximale binnenstedelijke intensivering met een fors accent op de binnenstad, afzien van grootschalige nieuwbouw 'in de wei', het concentreren van verkeersintensieve bestemmingen op knooppunten en een sterk accent op de openbare ruimte. Daarmee wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan duurzame stadsontwikkeling en ook duurzame mobiliteit. 2.3.2 Koepelnota Welstand Landbouwbuurt (2009)
Rotterdam,
welstandsparagraaf
Motorstraat
en
Het Motorstraatgebied vormt, samen met het Zuidplein en het gebied rond Ahoy, het hart van Zuid. Deze welstandsparagraaf behandelt het Motorstraatgebied en de naastgelegen Landbouwbuurt. Het Motorstraatgebied wordt begrensd door de Strevelsweg, de Valkeniersweide (een uitloper van het Zuiderpark) en de Dordtsestraatweg. De Landbouwbuurt wordt begrensd door de Dordtsestraatweg, de Veldstraat, de Motorstraat en de Sikkelstraat. Het plangebied maakt deel uit van het Motorstraatgebied. In de huidige situatie oogt het Motorstraatgebied op verschillende plekken erg rommelig. In de toekomst moet hier een hoogwaardig stedelijk gebied ontstaan, als onderdeel van hart van Zuid, waar gewerkt en op een aantal plekken ook gewoond wordt. De uitdaging zit in het smeden van een eenheid tussen de grootschalige gebouwen zoals het zorgcomplex Simeon & Anna (onderdeel van het plangebied van dit bestemmingsplan), het verzamelgebouw Zuid en het Ikazia Ziekenhuis, in de rand langs de Strevelsweg, met de bebouwing in het middengebied (het gebied tussen de Motorstraat, Montessoriweg, Jan Ligthartstraat en de Dordtsestraatweg) en de bebouwing langs het park.
_______________________________________________________________________________________________________________ 120108.15253.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
15
De bebouwing in het Motorstraatgebied moet de heldere structuur en hoogwaardige inrichting van de openbare ruimte versterken. De gebouwen dragen bij aan een hoogwaardige en stedelijke uitstraling van het gebied. De materialisatie is eigentijds en vormt een hedendaags interpretatie van de wederopbouwarchitectuur. Belangrijk is dat de bebouwing een wand vormt aan de straat. Daartoe wordt overal dezelfde rooilijn gehanteerd en hebben de gebouwen een op elkaar afgestemde bouwhoogte. Het programma dat voor het Motorstraatgebied is opgesteld bestaat uit: gemengde bebouwing, bedrijven en kantoren, wonen en bijzondere doeleinden. Principes wederopbouwarchitectuur:
een geoptimaliseerde constructie en bouwsystematiek; het feit dat de belijning in de gevel direct voorkomt uit de constructie; verschil tussen drager (constructie) en invulling; helderheid en afleesbaarheid van de gevelcompositie plint/middenstuk/toplaag; de gevelinrichting kent een fijnschalig raster en repetitie; de gevel kent reliëf en driedimensionele accenten zoals balkons; materialisatie kent beton, glas, staal maar ook metselwerk (alleen dan veelal geen gevels met gaten); ingetogen gevelbeeld, maar met aandacht voor detail; zakelijke vormgeving, maar met ruimte voor kunstwerken.
2.3.3
Stedenbouwkundige Randvoorwaarden Motorstraatgebied (2009)
Het document Stedenbouwkundige Randvoorwaarden Motorstraatgebied bevat de ruimtelijke en technische uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling van een aantal bouwplannen in het Motorstraatgebied in voortgangsfase I. Zo ook voor de locatie van zorgcomplex Simeon en Anna (1e fase). Er gelden algemene stedenbouwkundige randvoorwaarden voor het plangebied. Zo is een indicatieve rooilijn vastgesteld en geldt een maximum bouwhoogte voor elk van de deelgebieden. Voor het middengebied, waaronder de locatie van zorgcomplex Simeon en Anna, geldt een maximum bouwhoogte van 25 m. Daarnaast is het uitgangspunt dat parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein opgelost moet worden om daarmee de druk op de buitenruimte te laten afnemen en een kwaliteitsverbetering van het openbaar gebied gerealiseerd kan worden.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 120108.15253.00 Rotterdam / Middelburg
16
Figuur 2.2 Bouwhoogtes Motorstraatgebied; met rood kader is het plangebied aangegeven. 2.3.4
Conclusie gemeentelijk beleid
Geconcludeerd wordt dat het bestemmingsplan past binnen het gemeentelijk beleid, gezien de gewenste intensivering en stedelijke uitstraling van het gebied.
_______________________________________________________________________________________________________________ 120108.15253.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
17
Hoofdstuk 3
3.1
Gebiedstypering
Huidig gebruik
Het plangebied bestaat op dit moment uit braakliggend terrein en deels nog te slopen bebouwing. Het betreft een oude zijvleugel van het Simeon en Anna verpleeg- en verzorgingshuis.
3.2
Archeologie en cultuurhistorie
Beleidskader Rotterdam draagt sinds 1960 zorg voor het eigen archeologisch erfgoed en is in het bezit van een door het Rijk verleende opgravingsbevoegdheid. Het doel van het Rotterdamse archeologiebeleid is: 1. te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem; 2. te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; 3. te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden. De gemeente Rotterdam bezit een Archeologische Waardenkaart (AWK) en een vastgestelde lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP's), die opgenomen zijn in de gemeentelijke archeologieverordening. De genoemde beleidsinstrumenten moeten een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen waarborgen. Dit instrumentarium sluit aan op en komt mede voort uit het rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het Europese 'Verdrag van Malta' is ontwikkeld. Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureauonderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van het laatstgenoemde onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 120108.15253.00 Rotterdam / Middelburg
18
Bewoningsgeschiedenis In het plangebied zijn momenteel geen vindplaatsen bekend uit de prehistorie, Romeinse tijd en vroege middeleeuwen. Ten noordoosten van het plangebied ligt een donk (aan de westzijde van het Feijenoord-stadion). Een donk is een uit zand bestaande rivierduin. Donken werden in het mesolithicum (8000-5300 voor Christus) en het neolithicum (5300-2000 voor Christus) in dit gebied veelvuldig als verblijf- en woonplaats benut. Sporen uit de ijzertijd (800 voor Christus - begin jaartelling) kunnen in het plangebied voorkomen op het veen, dat in het gehele bestemmingsplangebied aanwezig is en dat afgedekt wordt door een laat-middeleeuwse kleilaag. In de 10e-12e eeuw is het veengebied ontgonnen en voor bewoning en landbouw geschikt gemaakt. Vóór 1300 is men met de bedijking gestart. In 1373 ging het gebied door overstroming ten onder. Het plangebied ligt op circa 120 m ten zuidwesten van de Dordtsestraatweg met bewoningslint, dat dateert van na 1373. Het bewoningslint is gerelateerd aan de oostelijke dijk van de voormalige polder Charlois. Archeologische verwachting Op de Archeologische Waarden- en Beleidskaart Rotterdam (AWK 2005) wordt aan de locatie een redelijke tot hoge archeologische verwachting toegekend. De noodzaak van een archeologisch vooronderzoek dient te worden getoetst bij verstoringen over een oppervlakte van meer dan 200 m² die tevens dieper reiken dan 50 cm beneden het maaiveld. De diepste ontgraving die in het kader van dit project zal worden uitgevoerd, betreft de aanleg van een halfverdiepte kelder. Deze kelder heeft een oppervlakte van circa 1350 m² en wordt 1,3 meter diep ten opzichte van het peil (aanleghoogte). Dit advies gaat uit van een aanleghoogte op maaiveld. Op basis van de archeologische verwachting en de omvang van de voorgenomen werkzaamheden acht het Bureau Oudheidkundig Onderzoek van Gemeentewerken Rotterdam een archeologisch verkennend inventariserend veldonderzoek (door middel van grondboringen) op de planlocatie noodzakelijk. Dit onderzoek dient voorafgaand aan de grondverstorende werkzaamheden te worden uitgevoerd op basis van een door het bevoegd gezag (de gemeente Rotterdam, voor deze het BOOR) op te stellen Programma van Eisen. Onderzoek In oktober 2011 zijn door IDDS een bureauonderzoek en een verkennend inventariserend veldonderzoek uitgevoerd ter plaatse van het plangebied. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 1. Tijdens het veldonderzoek zijn 5 boringen tot een diepte van 5,0 m - mv gezet, waarbij het Hollandveen Laagpakket werd bereikt. De oorspronkelijke top van dit veen bleek echter geërodeerd te zijn door de overstroming van de Riederwaard in 1373 na Chr. Hierdoor zijn ook eventuele archeologische resten in de periode vanaf de IJzertijd tot de 14e eeuw verstoord of verdwenen. Hoewel het overstromingsdek weer bewoonbaar werd vanaf de tweede helft van de 15e eeuw, is de oorspronkelijke top van dit overstromingsdek geëgaliseerd. Ook zijn in de huidige top geen aanwijzingen aangetroffen voor een humeuze laag die overeenkomt met het leefoppervlak vanaf de 15e eeuw. Gezien het feit dat tijdens het bureauonderzoek ook geen aanwijzingen zijn gevonden voor bewoning in het plangebied vanaf de 19e eeuw, is in het algemeen te stellen dat de verwachting op archeologische resten vanaf de IJzertijd binnen het plangebied laag is. Over oudere periodes is niets te zeggen, aangezien de diepere stratigrafie niet door de boringen werd bereikt. Op basis van de resultaten acht het BOOR een archeologisch vervolgonderzoek in het kader van dit bouwplan niet noodzakelijk.
_______________________________________________________________________________________________________________ 120108.15253.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
19
Er dient altijd rekening gehouden te worden met zogenaamde toevalsvondsten in het plangebied. Hiervan dient men, zoals aangegeven staat in de Monumentenwet 1988, artikel 53, lid 1, melding te maken bij het bevoegd gezag (de gemeente Rotterdam, voor deze het BOOR). De aanbeveling geldt nadrukkelijk alleen het voorliggend bouwplan. Met het oog op eventuele toekomstige bodemingrepen in het plangebied zijn in het bestemmingsplan regels opgenomen voor een Waarde - Archeologie (Zie Aanbevelingen). Aanbevelingen Voor het hele plangebied (Waarde - Archeologie) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouwen graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 5,0 meter beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 200 vierkante meter beslaan.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 120108.15253.00 Rotterdam / Middelburg
20
_______________________________________________________________________________________________________________ 120108.15253.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
21
Hoofdstuk 4
4.1
Planbeschrijving
Algemeen
Woonzorgcomplex Het nieuwbouwprogramma bevat 48 plaatsen groepswonen psychogeriatrie, 24 plaatsen individueel wonen psychogeriatrie, 59 plaatsen individueel wonen somatiek en algemene ruimte op de begane grond. Verder zijn er op de begane grond 2 ruimtes van circa 370 m2 en 230 m2 beschikbaar voor andere functies. De omvang van het gebouw bedraagt circa 11700 m² bvo. Er wordt op maaiveld geparkeerd, deels onder het gebouw. In de figuren 4.1 en 4.2 is de beoogde ontwikkeling weergegeven.
Figuur 4.1 Nieuwe situatie vanuit de westzijde
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 120108.15253.00 Rotterdam / Middelburg
22
Figuur 4.2 Nieuwe situatie vanuit de oostzijde Bestemmingslegging Gekozen is voor een globale opzet van het (project)bestemmingsplan, waarbinnen ruimte is voor diverse functies:
gezondheidszorg; maatschappelijke en publieke dienstverlening; een kinderdagverblijf; op de begane grond tevens lichte bedrijvigheid en aan de functie gezondheidszorg ondergeschikte horeca en detailhandel.
Met het oog op flexibiliteit in de toekomst is ook wonen mogelijk. Hiervoor zijn er 2 scenario's: 1.
2.
in het huidige plan zijn 83 appartementen opgenomen van circa 45 m2 ten behoeve van individueel wonen. Als deze woningen in de toekomst als zelfstandige woningen worden bestempeld en de overige plaatsen (psychogeriatisch-groeps) worden omgezet naar eenzelfde 45 m2 appartementen, komen er nog 45 bij. Dat maakt in totaal 128 appartementen. in de ontwerpfase is ook gekeken op welke wijze er woningen van circa 90 m2 in het gebouw kunnen worden opgenomen. In dat geval is er een combinatie van woningen van 90 en 45 m2 . In totaal komt het aantal dan op 73 woningen.
In beide gevallen zijn alle verdiepingen (behalve de begane grond) als woningen uitgevoerd. In de bestemmingsplan is een maximale bouwhoogte van 25 m respectievelijk 22 m opgenomen. De dakrand van het woonzorgcomplex reikt tot 24,3 m respectievelijk 21 m De bouwhoogte in het bestemmingsplan is ruimer zodat – aan eventueel wijzigingen in het oorspronkelijke ontwerp en dakopbouwen uit technisch oogpunt – voldoende flexibiliteit en ruimte wordt geboden. Stedenbouwkundige randvoorwaarden De bebouwing zal binnen de vastgestelde indicatieve rooilijn, zoals opgenomen in de stedenbouwkundige randvoorwaarden en stedenbouwkundig matenplan, komen te liggen. De bouwhoogte past binnen de 'Stedenbouwkundige Randvoorwaarden Motorstraatgebied' (zie paragraaf 2.3.3, figuur 2.2).
_______________________________________________________________________________________________________________ 120108.15253.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
23
Verkeersstructuur Ontsluiting gemotoriseerd verkeer De parkeervoorziening wordt ontsloten vanaf de Motorstraat. De Motorstraat vormt een belangrijke ontsluitende weg in het gebied. De Verlengde Motorstraat (voorheen Spastraat) vormt de verbinding tussen de Motorstraat en de Veldtraat, dit betreft een eenrichtingsweg. Na uitvoering van het IP Landbouwbuurt wordt de Verlengde Motorstraat een tweerichtingenweg. De parkeergarage van het nieuwe complex wordt dan zowel vanuit de Motorstraat als de Veldstraat bereikbaar. Via de Veldstraat wordt aangesloten op de Strevelsweg. De Veldstraat is echter in één richting begaanbaar. Aan de westkant wordt via de Motorstraat eveneens ontsloten vanaf de Strevelsweg. De Strevelsweg geeft verbinding richting het centrum van Rotterdam en sluit aan op de Vaanweg en de Zuiderparkweg richting de snelwegen A15/A29. De wegen zijn gecategoriseerd als gebiedsontsluitingswegen binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 50 km/h met uitzondering van de Verlengde Motorstraat en Veldstraat. Deze wegen zijn gecategoriseerd als erftoegansgwegen binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 30 km/h. In de nabije toekomst zullen de wegen in het Motorstraatgebied in het kader van de herontwikkeling opnieuw ingericht worden. De Motorstraat blijft de belangrijkste ontsluitingsweg van het gebied. Zoals eerder gesteld zal de Motorstraat worden doorgetrokken tot aan de Veldstraat. Ter plaatse van de kruising van de Veldstraat met de Strevelsweg zijn maatregelen genomen ten aanzien van de verkeersveiligheid en bereikbaarheid. Ontsluiting langzaam verkeer Langs de Vaanweg en Strevelsweg zijn vrijliggende fietspaden gelegen. Dit is conform de inrichting van Duurzaam Veilig. Deze vrijliggende fietspaden sluiten aan op de Motorstraat en Veldstraat naar de locatie. Op de wegen rondom de locatie wordt het fietsverkeer gemengd met het gemotoriseerd verkeer afgewikkeld. Hier dient aandacht te zijn voor de verkeersveiligheid. Zoals eerder gesteld zullen de straten in het gebied als verblijfsgebied worden ingericht. Een gemengde afwikkeling voldoet aan de eisen van Duurzaam Veilig. Gezien de aanwezigheid van parkeergarages en fietsende scholieren, zijn uit het oogpunt van verkeersveiligheid fietsvoorzieningen gewenst. Voor de Motorstraat zijn twee opties bekeken: in twee richtingen begaanbaar vrijliggend fietspad of fietsstroken gemarkeerd op de rijweg. De tweede optie heeft daarbij de voorkeur. Ontsluiting openbaar vervoer Langs de Motorstraat is ter hoogte van de Dynamostraat een bushalte gelegen. Hier halteren de openbaarvervoersdiensten in de richtingen Zuidplein en diverse gebieden in Rotterdam (Schulpplein/Driemanssteeweg/Keizerswaard). Op een loopafstand van is eveneens een bushalte gelegen ter hoogte van het kruispunt Strevelsweg-Veldstraat. Hier halteren de openbaarvervoersdiensten eveneens in de richtingen Zuidplein en diverse gebieden in Rotterdam (Vrij entrepot/SS Rotterdam). Tevens ligt de locatie in de nabijheid van het metrostation Zuidplein. Vanaf metrostation Zuidplein vertrekken metro's in de richting van treinstation Rotterdam Centraal en metrostation Spijkenisse. Vanaf metrostation Zuidplein vertrekken stadsbussen naar diverse gebieden in Rotterdam. Tevens vertrekken streekbusdiensten richting Ridderkerk en Papendrecht en richting Oude-Tonge, Zierikzee en Bergen op Zoom.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 120108.15253.00 Rotterdam / Middelburg
24
Verkeersafwikkeling en verkeersgegevens Het huidige verpleeg- en verzorgingshuis Simeon en Anna wordt op termijn gesloopt en vervangen door nieuwbouw. Door de gemeente Rotterdam zijn verkeersprognosecijfers aangeleverd voor 2020. In deze verkeersgegevens zijn de nieuwe ontwikkelingen reeds meegenomen. Aangezien het bestemmingsplan een flexibele regeling kent, waarbij naast zorgwoningen ook reguliere woningen mogelijk zijn, kan de verkeersgeneratie als gevolg daarvan wijzigen. Wanneer wordt uitgegaan van invulling met appartementen in het goedkope segment, ligt de verkeersgeneratie beperkt hoger dan uitgaande van zorgwoningen. Het verschil is echter gering, waardoor de verkeerstoenames op de omliggende wegen zeer beperkt zullen zijn. Wanneer gekozen wordt voor een vulling met grotere appartementen in het duurdere segment, zullen gezien de beschikbare ruimte minder wooneenheden kunnen worden gerealiseerd, waardoor de verkeersgeneratie niet significant zal wijzigen. Geconcludeerd wordt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt geen significante wijzigingen in de verkeersgeneratie tot gevolg zullen hebben. Derhalve kan worden aangelsoten bij de verkeersprognosecijfers van de gemeente Rotterdam. De aangeleverde verkeersintensiteiten zijn echter weekdagcijfers. Voor de omrekening van de intensiteiten naar werkdagcijfers is een factor van 1,09 (onderzoek RBOI, 2009) aangehouden. Tabel 4.1
Verkeersintensiteiten in mvt/werkdagetmaal (2020)
wegvak
verkeersintensiteiten (mvt/werkdagetmaal)
interne Strevelsweg (Motorstraat - Motorstraat)
1.798
Motorstraat (Strevelsweg-Montessoriweg)
12.480
Motorstraat (Montessoriweg - Dynamostraat)
7.494
Motorstraat (Dynamostraat - interne Strevelsweg)
6.240
Motorstraat (interne Dordtsestraatweg) Verlengde Veldstraat)
Motorstraat
Strevelsweg
-
6.785
(Dordtsestraatweg
-
1.117
Veldstraat (Verlengde Motorstraat - Strevelsweg)
2.207
Dynamostraat (Motorstraat - Tandwielstraat)
1.717
De bovengenoemde wegen zijn gecategoriseerd als gebiedsontsluitingswegen. Voor dergelijke wegen wordt doorgaans een verkeersintensiteit van 5.000-15.000 mvt/etmaal aanvaardbaar geacht. De verkeersintensiteiten op de verschillende wegen liggen onder de maximaal toelaatbare intensiteit. Gesteld kan dan ook worden dat de wegen voldoende zijn ingericht om een adequate en veilige afwikkeling van het verkeer mogelijk te maken. Parkeren In de bouwverordening van de gemeente Rotterdam worden parkeereisen gesteld aan nieuwbouwprojecten op basis van locatie, functie en omvang. Het nieuwbouwproject is gelegen in overige gebieden en parkeerzone B. Voor het plan zijn 35 parkeerplaatsen benodigd. Deze worden op eigen terrein gerealiseerd. Bij de omgevingsvergunning- aanvraag zal voldaan worden aan de eisen zoals omschreven in de bouwverordening.
_______________________________________________________________________________________________________________ 120108.15253.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
25
Conclusie De bereikbaarheid voor het gemotoriseerd verkeer is goed te noemen. Eveneens is de bereikbaarheid voor het langzaam verkeer en het openbaar vervoer goed. De verkeersintensiteiten op de ontsluitende wegen liggen onder de maximaal toelaatbare intensiteit op deze wegen. Gesteld kan dan ook worden dat de verkeersafwikkeling voldoende gewaarborgd zal zijn. Op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen. Het aspect verkeer staat de realisatie van de nieuwe ontwikkeling dan ook niet in de weg.
4.2
Juridische planbeschrijving
Algemeen De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi. Op de verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd, dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. Inleidende regels Conform SVBP bevatten de inleidende regels artikelen met de begripsbepalingen en de wijze van meten. Bestemmingsregels Maatschappelijk De gronden met de bestemming 'Maatschappelijk', zijn bestemd voor gezondheidszorg, maatschappelijke en publieke dienstverlening, een kinderdagverblijf en op de begane grond tevens lichte bedrijvigheid en aan de functie gezondheidszorg ondergeschikte horeca en detailhandel. Horeca en detailhandel zijn uitsluitend toegestaan voor zover deze ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie gezondheidszorg. Waarbij het totale bruto vloeroppervlak voor horeca ten hoogste 350 m2 en voor detailhandel ten hoogste 600 m2 bedraagt. Ter plaatse van de aanduiding 'wonen' zijn de gronden tevens bestemd voor apartementen. Waarde - Archeologie De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. Algemene regels In de algemene regels zijn de antidubbeltelregel, de regel over uitsluiting aanvullende werking bouwverordening en de algemene afwijkingsregels opgenomen.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 120108.15253.00 Rotterdam / Middelburg
26
Overgangsrecht en slotregel In artikel 3.2.1 van het Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan. In de slotregel is aangegeven onder welke naam de regels kunnen worden aangeduid.
_______________________________________________________________________________________________________________ 120108.15253.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
27
Hoofdstuk 5
5.1
Water
Beleidskader
De gemeenteraad van Rotterdam heeft op 18 september 2007 het Waterplan 2 Rotterdam vastgesteld. Het Waterplan 2 is een gezamenlijk en integraal product van alle waterbeheerders in de regio. In het Waterplan 2 staat in hoofdlijnen beschreven hoe de gemeente Rotterdam en de waterschappen de komende tijd willen omgaan met het water in de stad. Hierbij wordt met name gekeken naar drie cruciale ontwikkelingen. 1. 2. 3.
Een hogere waterstand door de stijging van de zeespiegel. In buitendijkse gebieden ontstaan risico's op overstromingen. Versterking van waterkeringen is onvermijdelijk. Wateroverlast door toenemende neerslag. Door klimaatverandering kan er in korte tijd veel neerslag vallen. Om dat water te verwerken is opvang en berging nodig. Strengere eisen aan de kwaliteit van het water. Rotterdam wil een aantrekkelijke waterstad zijn, met schoon, helder en plantenrijk water. De stad moet bovendien voldoen aan de eisen uit de Europese Kaderrichtlijn Water. Er worden voor alle wateren in de stad kwaliteitsbeelden opgesteld volgens die eisen.
Een onderdeel van het Waterplan 2 Rotterdam is het uitvoeringsprogramma 2007-2012. Hierin staat welke projecten in de komende 5 jaar worden uitgevoerd en welke projecten worden voorbereid voor uitvoering na 2012. Het Waterplan 2 biedt tevens een perspectief voor Rotterdam als waterstad in 2030. In het Waterbeheerplan 2009-2015 (2009) staat hoe Hollandse Delta het waterbeheer in het werkgebied in de komende jaren wil uitvoeren. Daarbij gaat het om betaalbaar waterbeheer met evenwichtige aandacht voor veiligheid, waterkwaliteit, waterkwantiteit, duurzaamheid en om het watersysteem als onderdeel van de ruimtelijke inrichting van ons land. Het Waterbeheerplan beschrijft de uitgangspunten voor het beheer, de ontwikkelingen die de komende jaren verwacht worden en de belangrijkste keuzen die het waterschap moet maken. Daarnaast geeft het Waterbeheerplan een overzicht van maatregelen en kosten. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan. Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagd de hydraulische belasting van de afvalwaterzuivering. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 250 m² of meer moet voor hemelwater een lozingsvergunning worden aangevraagd in het kader van de Keur. Als er sprake is van toename aan verhard oppervlak, dan moet in principe 10% van deze toename worden gecompenseerd in de vorm van open water binnen het peilgebied waarin de toename van verharding plaatsvindt.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 120108.15253.00 Rotterdam / Middelburg
28
5.2
Samenwerking met de waterbeheerder
De gemeente Rotterdam werkt in overleg met alle betrokken waterbeheerders aan een gemeenschappelijke procedurele en inhoudelijke invulling van de watertoets en de waterparagraaf. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf.
5.3
Huidig watersysteem
Oppervlaktewater Binnen, of in de directe omgeving van het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Grondwater Uit het peilbesluit Korperweg van het waterschap Hollandse Delta blijkt dat de bodem binnen het plangebied uit kleigronden bestaat. Voor stedelijk gebied werd en wordt door Stiboka niet op ontwatering gekarteerd; er zijn dus geen grondwatertrappen vastgesteld. Voor het plangebied is dan ook geen grondwatertrap bekend. Waterkering Het plangebied is niet gelegen binnen de kern- of beschermingszone van een waterkering. Riolering Het plangebied is aangesloten op het gemeentelijk gemengd rioleringsstelsel.
5.4
De wateropgave
Het bestemmingsplan maakt de realisatie van een zorgcomplex mogelijk. Op het terrein zijn langs de Verlengde Motorstraat reeds woningen gesloopt. De toename aan bebouwing/verharding is circa 830 m2. In het peilgebied 50-1, met een vast peil van NAP -2,4 m, is een overschot aan open water aanwezig. Gelet op de relatief geringe toevoeging van bebouwing/verharding als gevolg van de realisering van het plan is er om die reden geen watercompensatie nodig. Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw verplicht een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
hemelwater vasthouden voor benutting, (in)filtratie van afstromend hemelwater, afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater, afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.
Gezien de bodemopbouw is infiltratie niet mogelijk. De dichtstbijzijnde watergang is gelegen ten zuiden van de Vaanweg. Bezien kan worden of afstromend hemelwater hierop geloosd kan worden. Indien dit niet mogelijk is wordt hemelwater op de riolering aangesloten. Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem geldt een verbod op het toepassen van zink, lood, koper en PAK's-houdende bouwmaterialen.
_______________________________________________________________________________________________________________ 120108.15253.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
29
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 120108.15253.00 Rotterdam / Middelburg
30
_______________________________________________________________________________________________________________ 120108.15253.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
31
Hoofdstuk 6
6.1
Milieu
Beleid
Rotterdam is een compacte stad. Compact bouwen biedt aan de ene kant grote voordelen voor milieu en duurzaamheid op een hoger schaalniveau (minder mobiliteit, minder aantasting van natuurlijk en landelijk gebied). Aan de andere kant kan door compact bouwen de milieubelasting in de stad toenemen; dit wordt de paradox van de compacte stad genoemd. Rotterdam moet bovenal een leefbare stad zijn. Een woonomgeving met weinig milieuhinder is één van de aspecten die de leefbaarheid bepalen naast bijvoorbeeld bereikbaarheid en sociale veiligheid. Het milieubeleid in Rotterdam is erop gericht om ondanks de verdichting en intensivering van de stad toch de milieubelasting terug te dringen.
6.2
Milieueffectrapportage
Toetsingskader In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen: 1. 2. 3.
de kenmerken van de projecten; de plaats van de projecten; de kenmerken van de potentiële effecten.
Onderzoek en conclusies Gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de plandrempels uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de volgende paragrafen zijn opgenomen. Voor het bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 120108.15253.00 Rotterdam / Middelburg
32
6.3
Milieuzonering
Normstelling en beleid In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt in ruimtelijke plannen rekening gehouden met afstemming tussen gevoelige functies en milieuhinderlijke functies. Uitgangspunt daarbij is dat nieuwe en bestaande bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de afstemming tussen functies kan gebruik worden gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009). Deze afstemming beperkt zich tot de volgende milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, bijvoorbeeld vanwege de aanwezige functiemenging of de ligging nabij drukke wegen, kunnen kleinere richtafstanden worden aangehouden. In dat geval wordt het omgevingstype gemengd gebied gehanteerd en met kleinere richtafstanden gewerkt. Onderzoek Het bestemmingsplan maakt de realisatie van een woonzorgcomplex mogelijk. Naast zorgfuncties biedt het bestemmingsplan ook de mogelijheid om een kinderdagverblijf, dienstverlening, horeca, kleinschalige bedrijvigheid en appartementen te realiseren. Een aantal van deze functies is op grond van de bovengenoemde VNG-publicatie te beschouwen als een milieuhinderlijke activiteit. De omgeving van het plangebied bestaat uit woningen, scholen, horeca, zorgvoorzieningen en een aantal (kleinschalige) bedrijven. Er is dus sprake van menging van functies. In dit deel van Rotterdam is deze functiemening ook gewenst. In de VNG-publicatie is een lijst opgenomen met activiteiten die in een gemengd gebied direct naast, onder of boven woningen zijn toegestaan. De functies die het bestemmingsplan mogelijk maakt vallen deels in categorie A (aanpandig aan woningen toelaatbaar) en deels in categorie B (bouwkundig afgescheiden van woningen toelaatbaar). Gezien de aard en omvang van de beoogde functies zal het bestemmingsplan niet leiden tot onaanvaardbare milieuhinder ter plaatse van woningen in de omgeving van het plangebied. Ook wanneer binnen het plangebied appartementen worden gerealiseerd, zal ter plaatse sprake zijn van een aanvaardbaar woonen leefklimaat. Daarbij dient te worden voldaan aan de eisen uit het Bouwbesluit. In de omgeving van het plangebied liggen geen zware bedrijven of andere functies die voor onaanvaardbare milieuhinder ter plaatse van het beoogde functies zullen leiden. Conclusie Geconcludeerd wordt dat het aspect milieuhinder en omliggende functies geen belemmering oplevert voor de realisatie van het bestemmingsplan.
_______________________________________________________________________________________________________________ 120108.15253.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
33
6.4
Wegverkeerslawaai
Beoogde ontwikkeling In het plangebied zal een woonzorgcomplex gerealiseerd worden. De bestemming 'Maatschappelijk' laat echter ook andere gezondheidszorgfuncties en woningen toe. Bepaalde gezondheidszorggebouwen (waaronder verpleeghuizen) en woningen zijn volgens de Wet geluidhinder geluidsgevoelige functies waarvoor akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden. Voor dit onderzoek wordt verwezen naar Bijlage 3. Conclusie In het rapport wordt het volgende geconcludeerd:
'andere gezondheidszorggebouwen' zoals gedefinieerd in de Wet geluidhinder (dit zijn de meer geluidsgevoelige functies) zijn uitsluitend toegestaan, indien deze niet rechtstreeks grenzen aan de naar de weg gekeerde gevels; er zijn geen verdere maatregelen mogelijk om de geluidsbelasting te reduceren ten gevolge van het verkeer op de Motorstraat en Strevelsweg. De gecumuleerde geluidsbelasting staat het verlenen van hogere grenswaarden niet in de weg. Eveneens voldoet het plan aan het ontheffingsbeleid van de gemeente Rotterdam. Er dienen dan ook hogere waarden te worden vastgesteld. Voor het woonzorgcomplex zijn deze vastgelegd in tabel 6.1.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 120108.15253.00 Rotterdam / Middelburg
34
Tabel 6.1
Ontheffingswaarden locatie Veldstraat
ontwikkeling
laag (m)
gevel
geluidbelasting
geluidsbron
woonzorgcomplex
1,50
Zuidoost
50 dB
Motorstraat
1,50
Zuidwest
51 dB
Motorstraat
19,50
Zuidwest
52 dB
Motorstraat
4,50 7,50 10,50 13,50 16,50 19,50
Zuidoost
52 dB
Motorstraat
4,50 7,50 10,50 13,50 16,50
Zuidwest
53 dB
Motorstraat
1,50 7,50 10,50 13,50 16,50 19,50 22,50
Noordwest
55 dB
Strevelsweg
1,50 19,50 22,50
Noordoost
56 dB
Strevelsweg
4,50
Noordwest
56 dB
Strevelsweg
1,50
Noord
57 dB
Strevelsweg
4,50 7,50 10,50 13,50 16,50
Noordoost
57 dB
Strevelsweg
19,50 22,50
Noord
58 dB
Strevelsweg
4,50 7,50 10,50 13,50 16,50
Noord
59 dB
Strevelsweg
De verleende hogere waarden zullen in het kadaster worden vastgelegd.
_______________________________________________________________________________________________________________ 120108.15253.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
35
6.5
Luchtkwaliteit
Toetsingskader Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer, ook wel Wet luchtkwaliteit (Wlk) genoemd. In dit hoofdstuk zijn grenswaarden opgenomen voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 6.2 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet. Tabel 6.2
Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk
stof
toetsing van
grenswaarde
geldig
stikstofdioxide (NO2)
jaargemiddelde concentratie
60 µg/m³
2010 tot en met 2014
jaargemiddelde concentratie
40 µg/m³
vanaf 2015
fijn stof (PM10)1) jaargemiddelde concentratie
40 µg/m³
vanaf 11 juni 2011
24-uurgemiddelde concentratie
max. 35 keer p.j. vanaf 11 juni 2011 meer dan 50 µg/m³
1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007). Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a) of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c). In het Besluit niet in betekende mate (nibm) en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit kan het geval zijn wanneer een project een effect heeft van minder dan 3% (is 1,2 µg/m³) van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10. Beleid Rotterdam De gemeente Rotterdam heeft naast het hierboven genoemde toetsingskader nog het beleid dat er als gevolg van de voorgenomen activiteit niet meer bewoners aan concentraties boven de grenswaarden mogen worden blootgesteld. Dit beleid staat daarom het bouwen van nieuwe woningen binnen de contouren van de grenswaarden niet toe.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 120108.15253.00 Rotterdam / Middelburg
36
Onderzoek Met behulp van de NIBM-tool van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu is bepaald dat een project mogelijk in betekende mate bijdraagt aan de concentraties stikstofdioxide en fijn stof als dit project een verkeersaantrekkende werking van 740 mvt/etmaal (weekdaggemiddelde) of meer heeft (hierbij is uitgegaan van 5% vrachtverkeer). Het bestemmingsplan voorziet in de realisatie van een woonzorgcomplex en appartementen. De verkeersaantrekkende werking van deze ontwikkeling zal zeker minder zijn dan 740 mvt/etmaal, waarmee het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentraties stikstofdioxide en fijn stof. In de omgeving van het plangebied vinden echter verschillende andere ruimtelijke ontwikkelingen plaats, die bij toetsing aan de eisen uit de Wlk in samenhang dienen te worden beschouwd. Om deze reden is een onderzoek luchtkwaliteit uitgevoerd (zie bijlage 2). Uit de resultaten blijkt dat de ontwikkelingen in het plangebied en de omgeving daarvan niet leiden tot een overschrijding van grenswaarden. Ook ter plaatse van de beoogde functies wordt voldaan aan de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof. Conclusie Geconcludeerd wordt dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de realisatie van het bestemmingsplan. Ter plaatse van het plangebied is wat betreft luchtkwaliteit sprake van een aanvaardbaar verblijfsklimaat.
6.6
Bodem
Toetsingskader Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. Onderzoek In 2011 is door IDSS nader bodemonderzoek uitgevoerd naar de bodemkwaliteit in het plangebied. Dit nader onderzoek is opgenomen in Bijlage 7. Aanleiding voor het uitvoeren van het ander bodemonderzoek is het aantreffen van een verontreiniging met zware metalen en PAK in de grond. Het nader onderzoek heeft tot doel het nader afperken van de omvang van de verontreinigingen in de grond en het bepalen van de milieuhygiënische bodemkwaliteit van de overige delen van de onderzoekslocatie. Uit het nader onderzoek blijkt dat:
in de bodem plaatselijke bijmenging met bodemvreemde materialen aanwezig zijn; op het maaiveld en in het opgeboorde bodemmateriaal zintuiglijk geen asbestverdachte materialen zijn waargenomen; de zandige ondergrond met bodemvreemde bijmengingen op kadastraal perceel sectie I, nr. 761 matig tot sterk verontreinigd is met zware metalen en PAK; er een duidelijke relatie tussen de zintuiglijk waargenomen bijmengingen en de vastgestelde verontreinigingen is; in de kleiige boven- en ondergrond ten hoogste licht verhoogde gehalten aan zware metalen en PAK zijn gemeten; de bodemlagen zonder bodemvreemde bijmenging hooguit licht verontreinigd zijn; in totaal een bodemvolume van ongeveer 1.850 m3 verontreinigd is met gehalten boven de interventiewaarde;
_______________________________________________________________________________________________________________ 120108.15253.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
37
er, ingevolge de Wet bodembescherming, sprake is van een historisch geval van ernstige bodemverontreiniging; de verontreinigingen, op basis van aard, mate en oorzaak, onderdeel uitmaakten van het geval van ernstige bodemverontreiniging dat reeds (deels) is gesaneerd; de verontreinigingsituatie afdoende in beeld is gebracht om een bodemsanering onder Het Besluit Uniforme Saneringen uit te kunnen voeren. Het uitvoeren van aanvullend bodemonderzoek of het bepalen van de spoedeisendheid van sanering is niet zinvol.
IDDS adviseert ten behoeve van de realisatie van het bestemmingsplan een BUS-melding in te dienen bij het college van B&W van Rotterdam. Conclusie De bodem moet gesaneerd worden aan de hand van het Besluit Uniforme Saneringen. Voordat het bestemmingsplan wordt vastgesteld dient op grond van dit Besluit een melding bij het bevoegd gezag (het college van B&W van Rotterdam) te zijn gedaan.
6.7
Externe veiligheid
Toetsingskader Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk: 1. 2.
bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor of water en door buisleidingen.
In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag en gedurende het hele jaar) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Voor het PR geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Zowel de grenswaarde als de richtwaarde liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde, namelijk: 1. 2. 3. 4.
10-5 voor een ongeval met meer dan 10 dodelijke slachtoffers; 10-7 voor een ongeval met meer dan 100 dodelijke slachtoffers; 10-9 voor een ongeval met meer dan 1.000 dodelijke slachtoffers; enzovoort (een lijn door deze punten bepaalt de norm).
Onderzoek In de omgeving van het plangebied liggen twee tankstations. Bij deze tankstations is geen lpg-installatie aanwezig. Beide tankstations vallen niet onder het Bevi. De PR 10-6-risicocontour ligt niet buiten de inrichting. Voor beide tankstations geldt geen invloedsgebied voor het GR. Deze tankstations vormen dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Ook voor het overige zijn er geen risicovolle inrichtingen in de omgeving van het plangebied gelegen. Ook wordt in de omgeving van het plangebied vuurwerk verkocht, namelijk aan de Motorstraat 19 en de Dordtsestraatweg 440. Het gaat hier om de verkoop van consumentenvuurwerk. Ter plaatse van deze verkooppunten mag niet meer dan 10 ton consumentenvuurwerk aanwezig zijn. Voor dergelijke opslag en verkoop van vuurwerk geldt op grond van het Vuurwerkbesluit een veiligheidsafstand van 8 m. Deze afstand dient gemeten te worden vanaf de deuropening van de bewaarplaats tot aan kwetsbare objecten. Het plangebied ligt ruimschoots buiten deze veiligheidsafstand. De verkoop van vuurwerk vormt daarom geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan. _______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 120108.15253.00 Rotterdam / Middelburg
38
In de directe omgeving van het plangebied worden geen gevaarlijke stoffen over de weg, het water, het spoor of door buisleidingen vervoerd. Conclusie Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid geen belemmering oplevert voor de realisatie van dit bestemmingsplan.
6.8
Flora en fauna
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur de uitvoering van het plan niet in de weg staan. Toetsingskader Beleid De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt in de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Normstelling Flora- en faunawet Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) (voormalig Ministerie van LNV). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang); er geen alternatief is; geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.
_______________________________________________________________________________________________________________ 120108.15253.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
39
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend. Met betrekking tot vogels hanteert EL&I de volgende interpretatie van artikel 11: De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten: Nesten die het hele jaar door zijn beschermd Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen. 1. 2.
3.
4.
Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil). Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus). Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk). Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).
Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd. 5.
Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.
De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Natuurbeschermingswet 1998 Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten: a. b. c.
door de minister van EL&I aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn; door de minister van EL&I (aangewezen beschermde natuurmonumenten; door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.
De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de minister van EL&I). D e bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook _______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 120108.15253.00 Rotterdam / Middelburg
40
ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen. Onderzoek Gebiedsbescherming Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Deze natuurgebieden liggen op grote afstand van het plangebied en worden niet beïnvloed door de relatief kleinschalige ingreep in het stedelijk gebied van Rotterdam. Soortbescherming Op basis van een bureauonderzoek zijn aan de hand van foto's van het projectgebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (onder andere www.ravon.nl en www.waarneming.nl) waarin de waarnemingen zijn aangegeven de huidige ecologische waarden zijn vastgesteld. Op basis van het bureauonderzoek is bepaald dat nader onderzoek naar het voorkomen van vleermuizen en broedvogels uitgevoerd moest worden. De rapportage van dit onderzoek is bijgevoegd in bijlage 2. Het plangebied is geschikt als leefgebied voor algemeen voorkomende soorten als huisspitsmuis (tabel 1 Ffw) en huismuis. Het plangebied is gezien de grote hoeveelheid verharding en de stedelijke omgeving ongeschikt voor matig en zwaar beschermde grondgebonden zoogdieren, vissen, amfibieën, reptielen en insecten. Er zijn in het projectgebied tijdens het veldonderzoek geen verblijfplaatsen Gierzwaluw, Huismus en vleermuizen aangetroffen. Wel zijn er andere vogelsoorten vastgesteld die van de projectlocatie gebruik maken om te broeden. Zo waren onder andere Houtduif, Heggemus en Pimpelmees territoriaal in het projectgebied aanwezig. Er is niet actief naar nesten van deze vogelsoorten gezocht, maar redelijkerwijs wordt aangenomen dat nesten zich in het projectgebied bevinden. Er staan enkele bomen en struiken die voldoen aan de eisen die dergelijke vogelsoorten aan hun broedbiotoop stellen. Het projectgebied wordt als foerageergebied gebruikt door de Gewone dwergvleermuis. Per bezoek waren hooguit drie tot vier exemplaren aanwezig. Op korte afstand van het projectgebied werden veel grotere aantallen foeragerende exemplaren waargenomen. De locatie is daarom als foerageergebied niet van groot belang voor de soort. Het hoge flatgebouw (Zorglocatie Simeon en Anna) direct grenzend aan het projectgebied, werd tijdens beide bezoeken in september gebruikt door twee baltsende mannetjes Gewone dwergvleermuis. Het hoge flatgebouw bevat daarmee wel jaarrond beschermde vaste rust- en verblijfplaatsen van deze soort die beschermd zijn volgens artikel 11 van de Flora- en faunawet.
_______________________________________________________________________________________________________________ 120108.15253.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
41
Toetsing en conclusie
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg. Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Ffw omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving. Er zijn geen vaste rust- en verblijfplaatsen van strikt jaarrond beschermde vogels en vleermuizen in het projectgebied aanwezig. In het projectgebied broeden verschillende soorten vogels in bomen en struiken. De voorgenomen werkzaamheden dienen daarom buiten het broedseizoen (ruwweg tussen 1 maart en 1 augustus) plaats te vinden. In het direct aan het projectgebied grenzende hoge flatgebouw (Zorglocatie Simeon en Anna) zijn vaste rust- en verblijfplaatsen van de Gewone dwergvleermuis aanwezig. Indien werkzaamheden zodanig worden uitgevoerd dat de verblijfplaatsen ontzien worden, is een ontheffing ex art. 75 van de Flora- en faunawet niet noodzakelijk.
6.9
Duurzaamheid en energie
Toetsingskader Duurzaamheid is onder andere zodanig bouwen, renoveren en beheren dat, gedurende de hele kringloop van het bouwwerk en de gebouwde omgeving, het milieu en de menselijke gezondheid zo min mogelijk negatieve effecten ondervinden. Het begrip duurzaamheid speelt op verschillende schaalniveaus een rol, zowel op het niveau van de stad, de wijk als het gebouw. Rotterdam heeft een ambitieus klimaatprogramma vastgesteld. Om een bijdrage te kunnen leveren aan het klimaatprogramma van Rotterdam, moet bij het ontwerp van gebouwen rekening worden gehouden met Duurzaam Bouwen-principes en de energieprestatie-eisen. Duurzaamheid Het Bouwbesluit vormt het minimaal te realiseren kwaliteitsniveau in Nederland. De gemeente Rotterdam heeft daar boven op het document 'De Rotterdamse Woningkwaliteit' (RWK) opgesteld (meest recente versie maart 2005). Het RWK is een eenvoudig systeem van aanvullende kwaliteiten op het Bouwbesluit en bestaat uit zes thema's: oppervlakte, veiligheid, toegankelijkheid, duurzaamheid, flexibiliteit en comfort. Het RWK is vrijblijvend te gebruiken. Hieronder staat een aantal Duurzaam Bouwen-maatregelen, die toegepast kunnen worden bij de uitwerking van dit bestemmingsplan. 1. 2. 3. 4.
Gebruik geen zink voor bijvoorbeeld dakgoten. Zink heeft de eigenschap uit te logen waarbij neerslag zink oplost in het regenwater. Een alternatief zijn stalen dakgoten. Gebruik hout met een milieukeur, bijvoorbeeld FSC. Het keurmerk FSC geeft aan dat het hout uit een goed beheerd bos afkomstig is. Gebruik zonne-energie zoals een zonneboiler of zonnecellen. Bekijk of nieuwe gebouwen uitgevoerd kunnen worden met een groen dak.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 120108.15253.00 Rotterdam / Middelburg
42
Energie Het Rotterdam Climate Initiative is het nieuwe, ambitieuze klimaatprogramma waarbij de gemeente tracht de CO2-uitstoot van Rotterdam fors terug te brengen. Om een belangrijke bijdrage aan deze doelstelling te leveren en energie te besparen, is het beleid van de gemeente Rotterdam erop gericht zoveel mogelijk woningen, bedrijven en voorzieningen aan te sluiten op een collectief warmtenet. Een warmtenet omvat een stelsel van leidingen waardoor warm water wordt gepompt voor verwarming en warm tapwater. Door het toepassen van industriële restwarmte als warmtebron voor het collectieve warmtenet, wordt een bijdrage geleverd aan het behalen van de doelstellingen van de gemeente Rotterdam. Bij grootschalige toepassing, op gemeentelijk niveau, wordt een grote milieuwinst behaald op het gebied van het broeikaseffect (CO2) en de lokale luchtkwaliteit (NOx). Met de aanpassing van de bouwverordening op 12 juli 2007 stimuleert de gemeenteraad de aansluiting op het warmtedistributienet. Indien in een deel van de gemeente een warmtedistributienet aanwezig is, dan moet een aldaar te bouwen bouwwerk zijn aangesloten op die publieke voorziening. Dit geldt indien het bouwwerk niet verder dan 40 m van de dichtstbijzijnde leiding ligt, of als de kosten van de aansluiting niet hoger zijn dan bij een afstand van 40 m. Sinds 1995 is het verplicht een EPC-berekening (EnergiePrestatieCoëfficiënt) in te dienen in het kader van het aanvragen van een omgevingsvergunning voor het bouwen. Onderzoek en consclusie De toekomstige bebouwing binnen het plangebied wordt aangesloten op het collectief warmtenet. Daarnaast wordt het gebouw voorzien van een groen dak. De luchtbehandelingsinstallatie wordt mogelijk op een koudebron aangesloten. Het gebouw is dermate flexibel opgebouwd dat er andere vormen van zorg geleverd kunnen worden en het gebouw kan worden omgezet naar woningen of eventueel andere functies. Ook als het gaat om het binnenklimaat is gezocht naar optimaliserende maatregelen, bijvoorbeeld in de vorm van geluidwerende voorzieningen aan de Strevelsweg, zwevende dekvloeren (verbeterde geluidswering tussen ruimten onderling). Met deze uitgangspunten en maatregelen is zo veel mogelijk aansluiting gezocht bij het Rotterdamse beleid.
6.10 Kabels en leidingen In het plangebied of in de directe omgeving daarvan liggen geen planologische relevante leidingen. Ook zijn er geen hoogspanningslijnen, straalpaden of telecomverbindingen in de omgeving van het projectgebied aanwezig. Er wordt daarom geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering oplevert voor de uitvoering van het project.
_______________________________________________________________________________________________________________ 120108.15253.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
43
6.11 Bezonning Voor bezonning geldt geen wettelijk vastgestelde norm. Wel is er een richtlijn van TNO. De TNO-richtlijn stelt dat nieuwbouw zodanig moet zijn gesitueerd dat de zon op de eerste dag van de lente (20 maart) dan wel de eerste dag van de herfst (22 september) tussen 10:00 en 18:00 uur ten minste twee mogelijke bezonningsuren per dag op één gevel van een woning moet kunnen bereiken. RBOI heeft een bezonningsstudie uitgevoerd naar de effecten van de nieuwbouw op de omgeving van het plangebied (zie Bijlage 5). Hieruit blijkt dat de woningen aan het deel van de Veldstraat dat tussen de Strevelsweg en de Ploegstraat in ligt, in de periode 21 maart t/m 23 september vanaf 15:00 uur en op 21 januari vanaf 18:00 uur meer schaduw zullen ondervinden dan zij bij de huidige bebouwing ondervinden. Omdat op 21 januari de zon vroeg ondergaat, zal het extra schaduweffect relatief beperkt zijn. Omdat de schaduwwerking gering wijzigt en er wordt voldaan aan TNO-richtlijn, acht de gemeente deze extra schaduwwerking aanvaardbaar.
6.12 Windhinder Toetsingskader In Nederland geldt de windhindernorm NEN 8100:2006, waarin criteria worden gegeven voor het beoordelen van het windklimaat in de bebouwde omgeving. De eis bij deze beoordeling van het lokale windklimaat voor windhinder is gebaseerd op de volgende twee onderdelen:
een drempelsnelheid ter beoordeling van windhinder voor de lokale windsnelheid op loop en verblijfsniveau; een overschrijdingskans van het aantal uren per jaar.
Als grenswaarde voor de drempelsnelheid ter beoordeling van het lokale windklimaat voor windhinder wordt een uurgemiddelde windsnelheid van 5 m/s aangehouden. Deze windsnelheid komt overeen met windkracht 3-4 op de schaal van Beaufort (opwaaiend papier). Er is sprake van windgevaar als lokaal op loop- of verblijfsniveau de drempelsnelheid voor windgevaar (windhindergrens) te vaak wordt overschreden. Als grenswaarde voor de drempelsnelheid voor windgevaar wordt een uurgemiddelde windsnelheid van 15 m/s aangehouden (windkracht 9, storm). Onderzoek In 2011 is door Caubeg-Huygen een indicatief windhinderonderzoek verricht om de windhinder als gevolg van de beoogde nieuwbouw te bepalen. Dit windhinderonderzoek is opgenomen in Bijlage 6. Uit het onderzoek blijkt dat de nieuwbouw, vanwege de relatief lage bouwhoogte, geen grote windhinder in de omgeving zal veroorzaken. Wel wordt het invloedsgebied verplaatst richting de woningen aan de Veldstraat. Het te verwachten windklimaat in de openbare ruimte rondom het bouwplan zal naar verwachting goed zijn voor de activiteit doorlopen. Naar verwachting wordt met de realisatie van de nieuwbouw in het gehele plangebied het gevaarcriterium nergens overschreden, ook zal de kwalificatie 'beperkt risico' niet gegeven hoeven te worden. In het kader van het bestemmingsplan is dan ook geen nader onderzoek naar windhinder noodzakelijk.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 120108.15253.00 Rotterdam / Middelburg
44
Met het oog op de doelgroep (ouderen en mogelijk jonge kinderen) zijn in het onderzoek wel enkele aanbevelingen gedaan voor het verbeteren van het te verwachten windklimaat ter plaatse van de hoofdentree op de hoek van de Veldstraat en de Verlengde Motorstraat en ter plaatse van het binnenterrein. Naar aanleiding hiervan zal worden bekeken of de gebouwhoek Veldstraat/Verlengde Motorstraat gedicht kan worden door middel van losse inrichting (bijvoorbeeld beplantingsschermen). Op het binnenterrein wordt voorzien in parkeerplaatsen die door middel van pergola en beplantingsschermen van het binnenterrein worden afgeschermd. Hierdoor ontstaat op de gebouwhoek van het binnenterrein een beter windklimaat dan in de onderzochte situatie met een parkeergarage. Conclusie Het aspect windhinder vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
_______________________________________________________________________________________________________________ 120108.15253.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
45
Hoofdstuk 7
Financiële uitvoerbaarheid
Het grootste gedeelte van de gronden is in erfacht uitgegeven door de gemeente Rotterdam. Een gedeelte van de benodigde gronden zal door de gemeente nog in erfpacht worden uitgegeven. Hiervoor betaalt Laurens Wonen een vergoeding aan de gemeente Rotterdam. Laurens Wonen en de gemeente Rotterdam sluiten hiertoe een ontwikkelingsovereenkomst af. Daarin worden ook afspraken gemaakt over de bodemsanering.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 120108.15253.00 Rotterdam / Middelburg
46
_______________________________________________________________________________________________________________ 120108.15253.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
47
Hoofdstuk 8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
8.1
Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is het concept van het ontwerpbestemmingsplan aan diverse instanties toegezonden. De ontvangen reacties zijn hieronder samengevat en beantwoord. 1. Provincie Zuid-Holland Samenvatting Het plan is conform het beoordelingskader vastgesteld in de provinciale Structuurvisie en de verordening Ruimte. Reactie Hiervan nemen wij kennis. Conclusie De overlegreactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan. 2. Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond Samenvatting De VRR heeft met betrekking tot dit plan geen relevante externe veiligheidsaspecten geconstateerd. Voor nadere advisering ten aanzien van de invulling van de mogelijkheden voor de hulpverlening, zoals bluswatervoorziening en bereikbaarheid in en rond het plangebied, wordt geadviseerd contact op te nemen met de afdeling Brandveiligheid van de Regionale Brandweer-Rijnmond District Zuid. Reactie Hiervan nemen wij kennis. Conclusie De overlegreactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 120108.15253.00 Rotterdam / Middelburg
48
3. Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam Samenvatting Het plan heeft het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam (BOOR) aanleiding gegeven inhoudelijk te reageren. 1. 2.
Het BOOR levert met betrekking tot archeologie een aangepaste paragraaf aan. Het BOOR geeft aan dat voor het geheel plangebied de dubbelbestemming Waarde Archeologie moet worden opgenomen.
Reactie 1. 2.
Paragraaf 3.2 van de toelichting op het bestemmingsplan is conform de aangeleverde paragraaf aangepast. Op de verbeelding is voor het gehele plangebied de dubbelbestemming Waarde Archeologie opgenomen.
Conclusie De overlegreactie leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan. 3. Deelgemeente Feijenoord Samenvatting Het plan geeft het betrokken deelgemeente aanleiding tot het maken van een aantal opmerkingen. 1.
2.
3. 4.
5.
6.
De deelgemeente wil benadrukken dat in het definitieve ontwerp projectbestemmingsplan een specifieke omschrijving van de horecafunctie moet worden opgenomen en het aantal vierkante meters moet worden aangegeven. In de toelichting staat beschreven dat de Motorstraat in de toekomst doorgetrokken zal worden tot aan de Veldstraat. Deelgemeente Feijenoord geeft aan dat er altijd al verbinding tussen de Motorstraat en de Veldstraat is geweest. Deze straat heette Spastraat maar is inmiddels gewijzigd in Verlengde Motorstraat. Deze straat is nu een eenrichtingsweg. Na uitvoering van het IP Landbouwbuurt wordt de Verlengde Motorstaat een tweerichtingenweg. Dit betekent dat de parkeergarage van het nieuwe complex zowel vanuit Motorstraat als ook vanuit de Veldstraat bereikbaar is. Ook staat omschreven dat ter plaatse van de kruising van de Veldstraat met de Strevelsweg maatregelen worden getroffen om de verkeersveiligheid te vergroten. Inmiddels is door de uitvoering van de blackspot Strevelsweg I, de verkeersveiligheid al verbeterd op dit punt. Tot slot staat er in het omliggende gebied in de toekomst als een 30 km zone wordt ingericht en dat er nu vanuit gegaan wordt van de huidige maximumsnelheid. Dit is niet juist. Dit gebied is altijd al een 30 km zone geweest. De overige straten van het Motorstraatgebied zijn echter wel 50 km zone en zullen dat ook blijven. De deelgemeente is verheugd over het feit dat de parkeereis van 35 parkeerplaatsen geheel op eigen terrein wordt gerealiseerd. De deelgemeente geeft als aandachtspunt mee dat de ontwikkelingen aan het warmtetracé, zowel door het warmtebedrijf voor het hoofdnet en door Nuon voor de gebruiksaansluitingen, grotendeels in 2012/2012 zullen plaatsvinden. Voor de te ontwikkelen locatie is het van belang goed op deze nieuwe tracés/toekomstige ontwikkelingen aan te sluiten. De deelgemeente wil voor de haalbaarheid van de ontwikkeling, het belang benadrukken van en het uitgeven van de benodigde gronden bereiken van overeenstemming over de dekking van de saneringskosten voor de bodemvervuiling, voordat de bestemmingsplanprocedure wordt doorlopen. Bij het vaststellen van een bestemmingsplan hoort een inspraakprocedure, dit wordt vorm gegeven via de ter inzage legging. Daarnaast is het in deelgemeente Feijenoord
_______________________________________________________________________________________________________________ 120108.15253.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
49
7.
8.
gebruikelijk dat bewoners worden geïnformeerd over een bestemmingsplan via een inloopof informatiebijeenkomst. Meestal wordt dit gepland vlak voor de ter inzage legging. Bewoners worden zo gewezen op de mogelijkheid van formele inspraak tijdens de ter inzage legging. In het geval van het woon-zorgcomplex Veldstraat willen wij de deze procedure ook volgen. Het bestemmingsplan maakt de realisatie van een zorgcomplex mogelijk. Op het terrein zijn langs de verlengde Motorstraat reeds woningen gesloopt. De uitbreiding vindt plaats op een grotendeels reeds verhard terrein. De toename aan bebouwing/verharding is dus beperkt. Aandachtspunt is, dat de wateropgave gekoppeld aan de toename aan verharding wel in de nabijheid van het plangebied moet worden gerealiseerd. Er zal nog gezocht moeten worden naar een geschikte locatie. Mogelijk kan hiervoor het toekomstige waterplein aan de Strevelsweg worden gebruikt. De deelgemeente is verheugd over het feit dat in het concept ontwerp de duurzaam bouwen maatregelen staan genoemd, waaronder het mogelijk aanleggen van een groen dak. De deelgemeente wijst erop dat hiervoor onder meer bij het waterschap Hollandse Delta een subsidiebijdrage aangevraagd kan worden in 2012.
Reactie 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
In de planregels is een nadere omschrijving van de horecafunctie gegeven en is het maximaal toelaatbare oppervlak vastgelegd. Paragraaf 4.1 van de toelichting op het bestemmingsplan is op deze punten aangepast. Hiervan nemen wij kennis. Hiervan nemen wij kennis. Hiervan nemen wij kennis. In het kader van het bestemmingsplan heeft er reeds een inloopavond plaatsgevonden. Paragraaf 8.2 van de toelichting op het bestemmingsplan is aangevuld. In hoofdstuk 5 van de toelichting is ingegaan op de wijze van watercompensatie. Hiervan nemen wij kennis.
Conclusie De overlegreactie leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan. 9. DCMR Milieudienst Rijnmond Samenvatting 1.
2.
In de toelichting moet worden aangegeven op welke wijze de ontwikkeling van dit woonzorgcomplex bijdraagt aan het bereiken van de doelstellingen en opgaven zoals die zijn voorwoord in het programma duurzaam wonen van de gemeente Rotterdam. Voor de ontwikkeling is een Besluit hogere waarde Wet geluidhinder noodzakelijk. Het Ontwerpbesluit hogere waarde dient gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage te worden gelegd.
Reactie 1. 2.
In paragraaf 6.9 van de toelichting is nadere aandacht besteed aan het onderwerp duurzaamheid. Hiervan nemen wij kennis.
Conclusie De overlegreactie leidt tot aanpassing van de toelichting op het bestemmingsplan.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 120108.15253.00 Rotterdam / Middelburg
50
8.2
Participatie
Op 19 maart 2012 is een inloopavond georganiseerd. Deze is goed bezocht. Op de website www.rotterdam.nl/hartvanzuid wordt ook aandacht besteed aan het onderhavige project en aan het Motorstraatgebied in het algemeen.
_______________________________________________________________________________________________________________ 120108.15253.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
51
Regels
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 120108.15253.00 Rotterdam / Middelburg
52
_______________________________________________________________________________________________________________ 120108.15253.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
53
Hoofdstuk 1
Artikel 1 1.1
Inleidende regels
Begrippen
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. 1.2
aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.3
andere gezondheidszorggebouwen
'andere gezondheidszorggebouwen', als bedoeld in artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder: a. b. c. d. e. 1.4
verzorgingstehuizen (niet zijnde verpleeghuizen); psychiatrische inrichtingen; medisch centra; poliklinieken; medische kleuterdagverblijven. bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 1.5
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak. 1.6
bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in NL.IMRO.0599.BP2071Veldstraat-va01 met de bijbehorende regels. 1.7
het
GML-bestand
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. 1.8
bouwaanduidingen
alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 120108.15253.00 Rotterdam / Middelburg
54
1.9
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. 1.10
bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. 1.11
bouwgrens
de grens van een bouwvlak. 1.12
bouwlaag
het tussen twee opeenvolgende vloeren (of tussen een vloer en plat dak) gelegen, voor verblijf geschikt deel van een gebouw. Een kap, vliering, zolder, souterrain, alsmede een dakopbouw binnen het theoretisch profiel van een kap, worden niet als een afzonderlijke bouwlaag beschouwd. Alleen ingeval een dakopbouw breder is dan tweederde van de pandbreedte, wordt dit als een aparte bouwlaag geteld. 1.13
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten. 1.14
bruto vloeroppervlak
het vloeroppervlak van een bouwwerk, inclusief de niet direct voor het hoofddoel bruikbare ruimten (bijvoorbeeld bij een productiebedrijf of winkel, de magazijn-, expeditie-, kantoorruimten). Gebouwde parkeervoorzieningen worden niet tot het b.v.o. gerekend. 1.15
detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de oefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. 1.16
erf
terrein ten behoeve van de ontsluiting van de aanliggende bebouwing, voor parkeren, groenvoorzieningen, waterlopen en bouwwerken van lichte constructie (carports, slagbomen, fietsenstallingen en dergelijke). 1.17
gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 1.18
horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken.
_______________________________________________________________________________________________________________ 120108.15253.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
55
1.19
maatschappelijk
voorzieningen op het gebied van onderwijs, religie, maatschappelijke dienstverlening en publieke dienstverlening. 1.20
cultuur,
gezondheidszorg,
milieudeskundige
De DCMR Milieudienst Rijnmond of de daarvoor in de plaats tredende instantie. 1.21 peil a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de kruin van de weg; b. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang, na voltooiing van de aanleg van dat terrein. Indien een bouwwerk aan meer dan één weg wordt gebouwd, is het peil van de hoogstgelegen weg maatgevend. 1.22
plan
het bestemmingsplan Woonzorgcomplex Veldstraat van de gemeente Rotterdam. 1.23
publieke dienstverlening
bestuursorganen van de overheid en de daaraan gekoppelde ambtelijke diensten ten behoeve van de beleidsvoorbereiding en -uitvoering, alsmede politie, brandweer, reinigingsdiensten en gezondheidsdiensten.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 120108.15253.00 Rotterdam / Middelburg
56
Artikel 2
Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1
de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels ( en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. 2.2
de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. 2.3
de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. 2.4
de breedte van een gebouw
van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels verspringen of niet evenwijdig lopen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte.
_______________________________________________________________________________________________________________ 120108.15253.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
57
Hoofdstuk 2
Artikel 3 3.1
Bestemmingsregels
Maatschappelijk
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. e. f. g. h. i.
voorzieningen op het gebied van gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening en publieke dienstverlening; bedrijven, uitsluitend op de begane grond; detailhandel, uitsluitend op de begane grond, waarbij het totale bruto vloeroppervlak ten hoogste 600 m2 bedraagt; horeca, uitsluitend op de begane grond, waarbij het totale bruto vloeroppervlak ten hoogste 350 m2 bedraagt; kinderdagverblijf met de bijbehorende buiten- en/of speelruimten; ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens woningen; bijbehorende erven; gebouwde parkeervoorzieningen, bestaande uit maximaal 1 bouwlaag; 'Waarde - Archeologie' (als bedoeld in Artikel 4), voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
3.2 3.2.1
Bouwregels Algemeen
Op de voor 'Maatschappelijk' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 3.2.2 Bebouwingsnormen a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; b. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte; c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m. 3.3 3.3.1
Specifieke gebruiksregels Gezondheidszorgfuncties
Gezondheidszorgfuncties als bedoeld in artikel 1 lid 1.3 zijn uitsluitend toegestaan, indien deze niet rechtstreeks grenzen aan de naar de weg gekeerde gevels. 3.3.2
Horeca en detailhandel
Horeca en detailhandel zijn uitsluitend toegestaan voor zover deze ondergeschikt zijn aan de functie gezondheidszorg.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 120108.15253.00 Rotterdam / Middelburg
58
3.3.3
Toegestane bedrijven
Uitsluitend bedrijven t/m categorie 1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels zijn toegestaan. 3.4
Afwijking van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.3.3 terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
_______________________________________________________________________________________________________________ 120108.15253.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
59
Artikel 4 4.1
Waarde - Archeologie
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. 4.2 4.2.1
Bouwregels Rapport archeologische deskundige
In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport aan het bevoegd gezag te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en dieptematen welke genoemd zijn in lid 4.3.1. 4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 4.3.1 Verbod In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de hierna onder lid 4.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 5 m beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 200 m² beslaan. 4.3.2
Werken c.q. werkzaamheden
Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden: a. b. c. d. e. f.
grondbewerkingen (van welke aard dan ook); het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; het indrijven van voorwerpen in de bodem; het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven; het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies en dergelijke; het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
4.3.3
Uitgezonderde werkzaamheden
Het vergunningvereiste geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of voor werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden, niet voor de bedoelde activiteiten welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten. 4.3.4
Vergunning
Vergunning wordt verleend nadat de aanvrager een rapport aan het bevoegd gezag heeft overgelegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 120108.15253.00 Rotterdam / Middelburg
60
4.3.5
Mogelijke voorwaarden te verbinden aan vergunning
Aan een vergunning kunnen de volgende regels en beperkingen worden verbonden: a. b. c.
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek; de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
_______________________________________________________________________________________________________________ 120108.15253.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
61
Hoofdstuk 3
Artikel 5
Algemene regels
Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 120108.15253.00 Rotterdam / Middelburg
62
Artikel 6 6.1
Algemene afwijkingsregels
Afwijking toegestane bouwhoogte architectuur
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels ten aanzien van de maximum toegestane bouwhoogte van een gebouw, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,5 m, uitsluitend toe te passen ingeval extra bouwhoogte nodig is voor een architectonisch verantwoorde afronding van de bovenste bouwlaag c.q. kap/schuin dakvlak. 6.2
Afwijking toegestane bouwhoogte techniek
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan ten aanzien van de maximum toegestane bouwhoogte van een gebouw, ten behoeve van technische voorzieningen op het dak, welke noodzakelijk zijn voor het doelmatig functioneren van het bouwwerk, zoals liftopbouwen, lichtkoepels, schoorstenen, antennemasten, luchtverversingsapparatuur, glazenwasinstallatie en dergelijke, mits de overschrijding van de maximum bouwhoogte niet meer dan 5 m bedraagt.
_______________________________________________________________________________________________________________ 120108.15253.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
63
Artikel 7 7.1
Overige regels
Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 120108.15253.00 Rotterdam / Middelburg
64
_______________________________________________________________________________________________________________ 120108.15253.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
65
Hoofdstuk 4
Artikel 8
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
8.1
Overgangsrecht bouwwerken
8.1.1
Aanwezige bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: 1. 2.
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
8.1.2
Afwijking
Het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 8.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 8.1.1 met maximaal 10%. 8.1.3
Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 8.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 8.2 8.2.1
Overgangsrecht gebruik Bestaand gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 8.2.2
Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 8.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. 8.2.3
Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 8.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 120108.15253.00 Rotterdam / Middelburg
66
8.2.4
Uitzonderingen op het overgangsrecht gebruik
Lid 8.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
_______________________________________________________________________________________________________________ 120108.15253.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
67
Artikel 9
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Woonzorgcomplex Veldstraat, gemeente Rotterdam.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 120108.15253.00 Rotterdam / Middelburg
68
_______________________________________________________________________________________________________________ 120108.15253.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
bijlage bij de regels
70
_______________________________________________________________________________________________________________ 120108.15253.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
71
Bijlage 1
Staat van bedrijfsactiviteiten
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 120108.15253.00 Rotterdam / Middelburg
72
_______________________________________________________________________________________________________________ 120108.15253.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten categorie 1 t/m 2 Toelichting De Lijst van Bedrijfsactiviteiten geeft aan welke bedrijven binnen het plangebied in beginsel zijn toegestaan. Alle bedrijfsactiviteiten zijn ingedeeld in milieucategorieën, waarbij milieucategorie 1 betekent dat een bedrijfstype weinig potentiële milieuhinder veroorzaakt en milieucategorie 5 of 6 veel milieuhinder veroorzaakt. De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft de lijst van bedrijfstypen ingedeeld aan de hand van de Standaard Bedrijfsindeling uit 1993 (SBI'93) van het CBS. Voor de zonering en de bij de zones behorende bedrijfscategorieën is uitgegaan van de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering 2007". Per type bedrijf zijn afstanden gegeven met betrekking tot de milieuhinderaspecten geur, stof, geluid en gevaar. Voor geluid is aangegeven of sprake is van continu geluid en van activiteiten die op een gezoneerd terrein thuishoren. Voor wat betreft verkeersaantrekkende werking en visuele hinder zijn indices gegeven. De lijst van bedrijfsactiviteiten volgt de publicatie van de VNG, maar met een algemeen verschil. De lijst gaat alleen over activiteiten die in een bedrijfsbestemming zijn toegestaan. Zo zijn bijvoorbeeld sport- en recreatieve voorzieningen niet opgenomen, omdat die in Rotterdam een aparte bestemming zijn. Voor een uitsplitsing naar afstanden per categorie wordt verwezen naar de VNG-publicatie. In de tabel behorend bij het bestemmingsplan bepaalt de grootste indicatieve afstand de milieucategorie. De aanbevolen indicatieve afstand tussen een bedrijf en woningen: categorie 1: afstand tot woningen 0 of 10 meter categorie 2: afstand tot woningen 30 meter categorie 3.1: afstand tot woningen 50 meter categorie 3.2: afstand tot woningen 100 meter categorie 4.1: afstand tot woningen 200 meter categorie 4.2: afstand tot woningen 300 meter categorie 5.1: afstand tot woningen 500 meter categorie 5.2: afstand tot woningen 700 meter categorie 5.3: afstand tot woningen 1000 meter categorie 6: afstand tot woningen 1500 meter Plangebied Voor dit plangebied wordt de onderstaande lijst met bedrijfsactiviteiten gehanteerd: sbi-code
Omschrijving
cat.
15
-
VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
1552
2
- consumptie-ijsfabrieken, productieoppervlak <= 200 m²
1581
0
Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
1581
1
- verwerkingscapaciteit < 2.500 kg meel/week
1584
0
Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
1584
3
- cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken, productieoppervlak <= 200 m²
2
1584
6
- suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, productieoppervlak <= 200 m²
2
Vervaardiging van wijn, cider e.d.
2
1593 t/m 1595 18
-
182 20 205 22
2
HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken
-
2
VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer)
-
2
UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN
2
MEDIA 2222.6
Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen
2
2223
A
Grafische afwerking
1
2223
B
Binderijen
2
2224
Grafische reproductie en zetten
2
2225
Overige grafische activiteiten
2
223
Reproductiebedrijven opgenomen media
1
24
-
VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN
2442
0
Farmaceutische productenfabrieken:
2442
2
- verbandmiddelenfabrieken
26
-
VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN
262, 263
0
Aardewerkfabrieken:
262, 263
1
- vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW
30
-
VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30
A
Kantoormachines- en computerfabrieken
31
-
VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTRISCHE MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDHEDEN
316
Elektrotechnische industrie niet elders genoemd
2
2
2
2
33
-
VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
33
A
Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d.
36
-
VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN NIET ELDERS GENOEMD
361
2
Meubelstoffeerderijen bedrijfsoppervlak < 200 m²
1
362
Fabricage van munten, sieraden e.d.
2
363
Muziekinstrumentenfabrieken
2
3661.1
Sociale werkvoorziening
2
2
40
-
PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
40
C0
Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
40
C1
- < 10 MVA
40
D0
Gasdistributiebedrijven:
40
D3
- gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties cat. A
1
40
D4
- gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C
2
40
E0
Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
40
E2
- blokverwarming
41
-
41
-
41
B0
WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
2
2
41
B1
45
-
BOUWNIJVERHEID
45
3
- aannemersbedrijven met werkplaats: bedrijfsoppervlak < 1.000 m²
50
-
HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
501, 502, 504
- < 1 MW
2
2
Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven
2
Autobeklederijen
1
5020.5
Autowasserijen
2
503, 504
Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires
2
5020.4
B
505
0
Benzineservisestations:
505
3
- zonder LPG
51
-
GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
2
5122
Groothandel in bloemen en planten
2
5134
Groothandel in dranken
2
5135
Groothandel in tabaksproducten
2
5136
Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk
2
5137
Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen
2
5138, 5139
Groothandel in overige voedings- en genotmiddelen
2
514
Groothandel in overige consumentenartikelen
2
5153
0
Groothandel in hout en bouwmaterialen:
5153
2
- algemeen, bedrijfsoppervlak <= 2.000 m²
5153.4
4
zand en grind:
5153.4
6
- algemeen, bedrijfsoppervlak <= 200 m²
5154
0
Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154
2
- algemeen: bedrijfsoppervlak < = 2.000 m²
2
5155.2
Groothandel in kunstmeststoffen
2
5156
Groothandel in overige intermediaire goederen
2
517
Overige Groothandel (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d.
2
52
-
527 55
2
DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen)
-
2
1
LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING
5551
Kantines
1
5552
Cateringbedrijven
2
60
-
VERVOER OVER LAND
6022
Taxibedrijven
2
603
Pomp- en compressorstations van pijpleidingen
2
63
-
DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
6321
1
Autoparkeerterreinen, parkeergarages
2
64
-
641
POST EN TELECOMMUNICATIE Post- en koeriersdiensten
2 1
642
A
Telecommunicatiebedrijven
642
B0
zendinstallaties:
642
B2
- FM en TV
1
642
B3
- GSM- en UMTS-steunzenders
1
70
-
VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED
70
A
Verhuur van en handel in onroerend goed
71
-
VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
1
711
Personenautoverhuurbedrijven
2
714
Verhuurbedrijven voor roerende goederen niet elders genoemd
2
72
-
COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
72
A
Computerservice- en informatietechnologie-bureaus e.d.
1
72
B
Switchhouses
2
73
-
SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
731 74
Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk -
2
OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
7481.3
Foto- en filmontwikkelcentrales
2
7484.4
Veilingen voor huisraad, kunst e.d.
1
90
-
MILIEUDIENSTVERLENING
9001
A0
RWZI's en gierverwerkingsinrichtingen, met afdekking voorbezinktanks:
9001
B
rioolgemalen
9002.2
A0
Afvalverwerkingsbedrijven:
9002.2
A7
- verwerking fotochemisch en galvano-afval
93
-
9301.2
2
2
OVERIGE DIENSTVERLENING Chemische wasserijen en ververijen
2
9301.3
A
Wasverzendinrichtingen
2
9301.3
B
Wasserettes, wassalons
1
Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten
1
9302 9303
0
Begrafenisondernemingen:
9303
1
- uitvaartcentra
1
Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden
2
Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd
1
9304 9305
B
73
Vaststellingsbesluit
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 120108.15253.00 Rotterdam / Middelburg
kaart(en)