Papendrecht Groenzone Noordrand Oostpolder
uitwerkingsplan
rboi 25 jaar adviseurs ruimtelijke ordening
© RBOI-Rotterdam bv Niets uit dit drukwerk mag door anderen dan de opdrachtgever worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder toestemming van RBOI-Rotterdam bv, behoudens voorzover dit drukwerk wettelijk een openbaar karakter heeft gekregen. Dit drukwerk mag zonder genoemde toestemming niet worden gebruikt voor enig ander doel dan waarvoor het is vervaardigd.
Papendrecht Groenzone Noordrand Oostpolder
uitwerkingsplan
identificatie
planstatus
projectnummer:
datum:
status:
059000.15458.00
24-06-2010 15-07-2010 14-09-2010 21-12-2010
concept voorontwerp ontwerp vastgesteld
opdrachtleider:
R.008/03
mr. S. Lamkadmi
gecertificeerd door Lloyd’s conform ISO 9001: 2000
aangesloten bij:
RBOI - Rotterdam bv Delftsestraat 17a Postbus 150 3000 AD Rotterdam telefoon (010) 413 06 20 E-mail:
[email protected]
toelichting
Inhoud van de toelichting 1. Inleiding 1.1. Aanleiding 1.2. Ligging uitwerkingsgebied 1.3. Leeswijzer
blz. 3 3 3 3
2. Ruimtelijk beleidskader 2.1. Inleiding 2.2. Rijksbeleid 2.3. Provinciaal en regionaal beleid 2.4. Gemeentelijk beleid 2.5. Conclusie
5 6 6 7 8
3. Inrichting
9
5
4. Sectorale aspecten 4.1. Inleiding 4.2. Water 4.3. Ecologie 4.4. Bodem 4.5. Archeologie
11
5. Juridische planbeschrijving 5.1. Verantwoording planvorm 5.2. Opbouw regels 5.3. De bestemmingen
23 23 23 23
6. Uitvoerbaarheid 6.1. Economische uitvoerbaarheid 6.2. Maatschappelijke uitvoerbaarheid
25 25
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
11 11 14 18 19
25
059000.15458.00
1. Inleiding
3
1.1. Aanleiding De Noordzijde van de woonwijk Oostpolder zal worden ingericht als parkachtig gebied, met onder andere een wandelpad, water en groenvoorzieningen. Ten behoeve van deze ontwikkeling is een inrichtingsvoorstel opgesteld. Deze inrichtingsvoorstellen passen in het vigerende bestemmingsplan 'Oostpolder 1993' (vastgesteld op 24 februari 1994). Omdat ter plaatse de bestemming 'Uit te werken woongebied met bijbehorende voorzieningen' geldt, is op basis van de benodigde onderzoeken dit uitwerkingsplan opgesteld waarbij de realisering van de bouwvergunningplichtige bouwwerken juridisch-planologisch mogelijk worden gemaakt.
1.2. Ligging uitwerkingsgebied Het uitwerkingsgebied 'Groenzone Noordrand' is gelegen aan de noordzijde van de woonwijk Oostpolder, grenzend aan het geluidsscherm van de rijksweg A15 (zie figuur 1.1 ligging uitwerkingsgebied).
1.3. Leeswijzer Hoofdstuk 2 van dit uitwerkingsplan bevat het relevante beleidskader. Hoofdstuk 3 behandelt de ruimtelijke analyse van het uitwerkingsgebied. Hoofdstuk 4 geeft een overzicht van relevant onderzoek naar onder andere milieuaspecten. Een toelichting op de juridische regeling van het plan is opgenomen in hoofdstuk 5. De economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid is opgenomen in hoofdstuk 6.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
059000.15458.00
4
Inleiding
059000.15458.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
2. Ruimtelijk beleidskader
5
2.1. Inleiding Beleidskader en nieuwe Wro Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Deze gaat uit van een scheiding tussen beleid en normstelling (juridische verankering). Het beleid wordt opgenomen in structuurvisies. Normstelling vindt plaats in het bestemmingsplan en/of in algemene regels die overgenomen moeten worden in bestemmingsplannen. Streekplannen en planologische kernbeslissingen zijn vanaf 1 juli 2008 gelijkgesteld aan structuurvisies. Het overgangsrecht van de Wro regelt dat concrete beleidsbeslissingen van Rijk en provincie overgenomen moeten worden in bestemmings- en uitwerkingsplannen. De Nota Ruimte bevat geen concrete beleidsbeslissingen. De inhoud van het bestemmingsplan moet echter nog steeds in overeenstemming zijn met de Nota Ruimte en het provinciale ruimtelijke beleid. In dit hoofdstuk wordt voor dit uitwerkingsplan hierop nader ingegaan. Het Rijk en de provincie hebben een vertaling van hun beleid in algemene regels. Voor het Rijk is dit de AMvB Ruimte en voor de provincie is dit de provinciale verordening. In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van het voor het uitwerkingsgebied relevante geldende beleidskader. Paragraaf 2.2 besteedt aandacht aan het rijksbeleid. Het provinciaal/regionaal beleid wordt weergegeven in paragraaf 2.3 en het gemeentelijk beleid in paragraaf 2.4. In paragraaf 2.5 is de conclusie van het beleidskader voor het uitwerkingsgebied opgenomen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
059000.15458.00
6
Ruimtelijk beleidskader
2.2. Rijksbeleid Nota Ruimte Op 17 januari 2006 heeft de Eerste Kamer ingestemd met de Nota Ruimte. Deze nota is gebaseerd op de beleidsvoornemens van het Tweede Structuurschema Groene Ruimte en de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening. In de nota worden vier algemene doelen geformuleerd: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid. Meer specifiek voor steden en netwerken staan de volgende beleidsdoelen centraal: ontwikkeling van nationale stedelijke netwerken en stedelijke centra, versterking van de economische kerngebieden, verbetering van de bereikbaarheid, verbetering van de leefbaarheid en sociaaleconomische positie van steden, bereikbare en toegankelijke recreatievoorzieningen in en rond de steden, behoud en versterking van de variatie tussen stad en land, afstemming van verstedelijking en economie met de waterhuishouding en waarborging van milieukwaliteit en veiligheid. Hiermee komt de nadruk meer dan in de Vijfde Nota te liggen op economische ontwikkeling. Weliswaar ligt de nadruk op verstedelijking, maar er moet ook ruimte worden gepland voor water, natuur, landschap, recreatie, sport en landbouw. De Nota Ruimte gaat tevens meer dan voorheen uit van het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet'. Gebiedsgerichte, integrale ontwikkeling waarin alle betrokkenen participeren wordt ondersteund. Hiermee wordt meer verantwoordelijkheid gelegd bij de provincie en gemeenten om te sturen in de ruimtelijke ordening. AMvB Ruimte (29 mei 2009) Kern van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is dat alle overheden hun ruimtelijke belangen vooraf kenbaar maken en aangeven via welke weg zij die belangen denken te realiseren. Het Rijk geeft dit aan in de AMvB Ruimte. De AMvB Ruimte omvat alle ruimtelijke rijksbelangen uit eerder uitgebrachte PKB's (planologische kernbeslissingen) die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de ecologische hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met de AMvB Ruimte maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen.
2.3. Provinciaal en regionaal beleid Provinciale Structuurvisie In deze 'Visie op Zuid-Holland' beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. De structuurvisie geeft een doorkijk naar 2040 en de visie voor 2020 met bijbehorende uitvoeringsstrategie. De nieuwe Structuurvisie komt in de plaats van de vier streekplannen en de Nota Regels voor Ruimte. De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil Zuid-Holland bereiken door realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.
059000.15458.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Ruimtelijk beleidskader
7
Visie op Zuid-Holland is opgebouwd uit vijf integrale hoofdopgaven, namelijk: aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel; duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie; divers en samenhangend stedelijk netwerk; vitaal, divers en aantrekkelijk landschap; stad en land verbonden. Verordening Ruimte In samenhang met de structuurvisie is ook de Verordening Ruimte opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. In de Verordening Ruimte zijn voor de ontwikkelingen in het uitwerkingsgebied geen relevante artikelen opgenomen.
2.4. Gemeentelijk beleid Structuurvisie Papendrecht 2020 De gemeente Papendrecht heeft op 2 juli 2009 de 'Structuurvisie Papendrecht 2020' vastgesteld. De kerndoelstelling van deze structuurvisie is 'de kwaliteit van leven behouden en versterken', zodat het in Papendrecht ook in de toekomst goed wonen, leven, werken en recreëren is. Om deze doelstellingen zowel tastbaarder als toetsbaar te maken wordt onder andere ingezet op de omgevingskwaliteit. Met omgevingskwaliteit bedoeld de gemeente Papendrecht de kwaliteiten van groen, water en natuur en landschap, en het openbare toegankelijke, recreatieve gebruik daarvan. Met de uitwerking van de Groenzone Noordrand Oostpolder wordt invulling gegeven aan deze doelstellingen. In onderstaande uitsnede van de structuurvisiekaart is de Groenzone aangegeven als 'Stedelijk groen'.
Figuur 2.1 Uitsnede structuurvisiekaart
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
059000.15458.00r
8
Ruimtelijk beleidskader
Papendrecht visie 2015 De opgave die in deze toekomstvisie verwoord wordt is hoe er ook in de toekomst ingespeeld kan worden op de veranderende behoeften van de inwoners. De gemeente wil de beschikbare gronden zo goed mogelijk benutten, waarbij duurzaamheid en kwaliteit de sleutelwoorden zijn. Revitalisering en herinrichting bieden kansen tot vernieuwing en verbetering. Papendrecht wil hiermee zijn centrum en wijken een kwaliteitsimpuls geven. Bestemmingsplan Oostpolder 1993 Tijdens de visievorming voor de wijk Oostpolder, welke is vastgelegd in bestemmingsplan 'Oostpolder 1993' is de zone langs de rijksweg voorzien van het thema natuur. De ruimtereserveringen voor geluidsreducerende maatregelen en hoogspanningsleidingen leveren voldoende aanknopingspunten om een strook met veel groen en natuur te ontwikkelen.
2.5. Conclusie Voor het uitwerkingsgebied en de directe omgeving worden vrijwel geen ingrijpende veranderingen voorgesteld. Het beleid van diverse overheden voor dit uitwerkingsgebied stemt overeen met de huidige situatie en ontwikkelingen, zoals dit in voorliggend uitwerkingsplan wordt vastgelegd. De ontwikkelingen die in dit plan mogelijk worden gemaakt, voorzien in de behoefte tot meer natuur- en groenvoorzieningen.
059000.15458.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
3. Inrichting
9
Het uitwerkingsgebied bestaat uit de noordrand van de woonwijk Oostpolder, gelegen tussen de Noordkil en de geluidsafscherming van de rijksweg A15. Het gebied is momenteel ingericht als grasland met de voor het gebied kenmerkende slotenpatroon. De groenstrook biedt eveneens ruimte aan de elektriciteitsmasten (zie onderstaande foto).
Huidige situatie Groenzone Noordrand Oostpolder Het uitwerkingsplan voorziet in de aanleg van fiets- en wandelpaden, een hondenuitraaswei, grasland en natuurontwikkeling. Hierdoor zal het gebied een groene zone worden voor de bewoners van Oostpolder. De wandelpaden krijgen een halfverharde uitvoering die deels worden verbonden met houten vlonders en bruggen. Het nieuw aan te leggen fietspad dat het gebied doorsnijd richting het Oostpad wordt voorzien van rood asfaltbeton.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
059000.15458.00
10
Inrichting
059000.15458.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
4. Sectorale aspecten
11
4.1. Inleiding In dit hoofdstuk worden de voor dit uitwerkingsplan relevante milieuaspecten beschreven. Het plan maakt de aanleg van water, groen, wandel- en fietspaden mogelijk. Deze ontwikkeling zullen daardoor geen invloed hebben op de luchtkwaliteit of het aspect externe veiligheid. Dit hoofdstuk bevat de uitkomsten van de onderzoeken met conclusies.
4.2. Water Waterbeheer en watertoets Vanaf november 2003 is de watertoets wettelijk van toepassing, een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over waterhuishoudkundige aspecten van het planvoornemen. De watertoets heeft als doel het voorkomen dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden die negatieve effecten hebben op het watersysteem. Het uitwerkingsgebied ligt in het beheersgebied van Waterschap Rivierenland. De rioleringstaak binnen het uitwerkingsgebied valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeente Papendrecht. In het kader van het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan Oostpolder is op 25 november 2008 overleg gevoerd met de waterbeheerder over de waterparagraaf voor het bestemmingsplan Oostpolder. Vervolgens zijn de besproken aandachtspunten opgenomen in deze waterparagraaf, deze is vervolgens akkoord bevonden door het waterschap. Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer Europees beleid De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is sinds 2000 van kracht en schrijft voor dat in 2015 alle waterlichamen een 'goede ecologische toestand' (GET), en voor sterk veranderde/kunstmatige wateren een 'goed ecologisch potentieel' (GEP) moeten hebben bereikt. De chemische toestand moet voor alle waterlichamen (natuurlijk en kunstmatig) in 2015 goed zijn. Nationaal beleid Het Rijk, de provincies, de gemeenten en de Unie van Waterschappen hebben op 25 juni 2008 een geactualiseerde versie van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-Actueel) ondertekend. Hierin zijn afspraken vastgelegd voor een duurzame en klimaatbestendige waterhuishouding in Nederland. In de afgelopen vijf jaar is een groot deel van de gemaakte afspraken in het oorspronkelijke NBW inmiddels uitgevoerd. De NBW-partijen gaan nu gezamenlijk verder met de uitvoering van de nieuwe afspraken in het akkoord, onder meer over klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur. Ook is er meer aandacht voor de implementatie van de Kaderrichtlijn Water. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 de waterhuishouding in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
059000.15458.00
12
Sectorale aspecten
Provinciaal beleid In het Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006-2010 (2006) is het provinciale beleid voor milieu en water, en ook voor natuur en landschap geïntegreerd. Rekening is gehouden met het beleid vanuit de KRW en het NBW. De provincie wil met het beleidsplan een leef- en investeringsklimaat realiseren dat gezond, groen en veilig is. Een duurzame ontwikkeling van stedelijk en landelijke gebied wordt voorgestaan door het toepassen van de lagenbenadering. Het beleidsplan bevat de randvoorwaarden vanuit onder meer de ruimtelijke wateropgave en aspecten van veiligheid (risico's van wateroverlast en overstroming). Momenteel werkt de provincie aan een nieuw Provinciaal Waterplan. Waterschapsbeleid Het Waterbeheerplan 2010-2015 heeft een integraal en strategisch karakter. De koers voor de komende zes jaren is in het plan vastgelegd. Het waterschap wil het beheergebied in 2015 klimaatbestendig hebben op basis van de huidige klimaatscenario's. De primaire waterkeringen zijn dan op orde, dat wil zeggen dat ze voldoen aan de dan geldende normen. Het bergend vermogen van watersysteem in het landelijk gebied is zodanig vergroot, dat slechts bij zeer uitzonderlijke regenval wateroverlast optreedt. Daarnaast stelt het waterschap zich tot doel dat in 2027 de KRW-doelstellingen voor de waterkwaliteit worden gehaald. Hiervoor is het nodig in de periode 2010 tot en met 2015 een groot aantal maatregelen te treffen om vooral de ecologische waterkwaliteit te verbeteren. Ook het stedelijk gebied zal klimaatbestendig moeten worden gemaakt. Samen met de gemeenten gaat het waterschap in de planperiode verder op de ingeslagen weg om het waterbergend vermogen van stedelijk water te vergroten en de waterkwaliteit te verbeteren. Daarnaast geeft het Waterschap met de gemeenten verder vorm aan de samenwerking in de afvalwaterketen. Ten slotte wil het waterschap de watercondities voor de natte natuur, zoals Natura 2000-gebieden en verdroogde gebieden, verbeteren en de waterkwaliteit in wateren met aquatische natuurwaarden beschermen en waar mogelijk verbeteren. Gemeentelijk beleid Het Waterplan Papendrecht (2006) geeft de visie van de gemeente en het waterschap op het stedelijk water en het realiseren van een gezond en veilig functionerend watersysteem. Het waterplan heeft betrekking op het oppervlaktewater en grondwater in het stedelijk gebied van Papendrecht. De visie is vervolgens uitgewerkt in concrete maatregelen met een bijbehorend uitvoeringsprogramma. Huidige situatie Bodem en grondwater Het uitwerkingsgebied ligt in het oostelijke deel van de bebouwde kom van Papendrecht. De bodem bestaat uit zware klei op een ondergrond van veen en de aanleghoogte van de woonwijk ligt op circa NAP -1 m. Volgens de Bodemkaart van Nederland is ter plaatse van het uitwerkingsgebied sprake van grondwatertrap II. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand hier van nature minder dan 0,4 m beneden het maaiveld ligt, terwijl de gemiddeld laagste grondwaterstand tussen 0,5 m en 0,8 m beneden het maaiveld ligt. Vanuit de Beneden-Merwede treedt (voedselrijke) kwel op naar het lager gelegen uitwerkingsgebied. Watersysteem Het uitwerkingsgebied maakt onderdeel uit van het grotere stedelijke peilgebied van Papendrecht (met een vast zomer- en winterpeil van NAP -1,92 m). Dit peilgebied kent momenteel geen waterbergingstekort. Bij het ontwerp van de woonwijk Oostpolder (waar dit uitwerkingsplan onderdeel van uitmaakt) is nadrukkelijk rekening gehouden met water. De inrichtingsafspraken zijn bij het
059000.15458.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Sectorale aspecten
13
ontwerp van de wijk overeengekomen met de toenmalige waterbeheerders, het Hoogheemraadschap van de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden en Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden. Water is ruim aangelegd en gedimensioneerd in de gehele woonwijk Oostpolder: er is circa 3,2 ha open water aanwezig (8,3% bij een oppervlakte van 38,5 ha) in de vorm van landschappelijke waterpartijen binnen groenvoorzieningen (bij het sportpark) en een centrale wateras in de vorm van brede singels in de wijk zelf. De waterstructuur is robuust en aaneengesloten.
Figuur 4.1 Waterstructuur (bestemmingsplan Oostpolder 1993) Waterkwaliteit Volgens het onderzoeksrapport 'Ecologische beoordeling stadswater Papendrecht' is de waterkwaliteit van de stadswateren in het uitwerkingsgebied deels 'zeer goed' en deels 'goed'. Toekomstige situatie De in dit uitwerkingsplan opgenomen ontwikkelingen zijn meegenomen in de waterhuishoudkundige toetsing van de gehele nieuwbouwwijk Oostpolder. Om die reden hoeft voor deze ontwikkelingen geen nieuw oppervlaktewater aangelegd te worden. Voor eventuele toekomstige ontwikkelingen die niet in dit plan zijn opgenomen, dient compenserend oppervlaktewater aangelegd te worden. In dat geval dient per hectare verharding 436 m³ aan waterberging gerealiseerd te worden.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
059000.15458.00r
14
Sectorale aspecten
4.3. Ecologie In deze paragraaf is aangegeven waaraan de ontwikkelingen wat ecologie betreft moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente, en het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald. Voor zover de beoogde ontwikkelingen en het toetsingskader ecologisch onderzoek noodzakelijk maakt, zijn de uitkomsten en de conclusies in deze paragraaf weergegeven. Toetsingskader Beleid De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt in de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Normstelling Flora- en faunawet (Ffw) Voor de soortenbescherming is de Ffw van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
-
er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
-
er geen alternatief is; geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend. Met betrekking tot vogels hanteert LNV de volgende interpretatie van artikel 11: 'De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten: Nesten die het hele jaar door zijn beschermd Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen: 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil). 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voor-
059000.15458.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Sectorale aspecten
3.
4.
15
waarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus). Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk). Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).
Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd. 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.' De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Natuurbeschermingswet 1998 Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten: a. door de minister van LNV aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn; b. door de minister van LNV aangewezen beschermde natuurmonumenten; c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten. De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de minister van LNV). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Bij de voorbereiding van het uitwerkingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen. Onderzoek Gebiedbescherming De locatie vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een Natura 2000-gebied. Het uitwerkingsgebied vormt ook geen onderdeel van de PEHS. Soortenbescherming In het kader van het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan Oostpolder is onderzoek uitgevoerd door Natuur- Wetenschappelijk Centrum (NWC) te Dordrecht1). Hierin is eveneens 1) 'Natuurwaarden in de 'Oostpolder' in Papendrecht en de natuurwetgeving', ISBN 90-77555-08-0, oktober 2003.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
059000.15458.00r
16
Sectorale aspecten
de ontwikkeling van de Noordrand meegenomen. Onderstaande paragraaf beschrijft de ecologische situatie van het gehele plangebied Oostpolder. Flora In de Oostpolder zijn twee soorten beschermde planten waargenomen, te weten de brede wespenorchis en de zwanenbloem. Brede wespenorchis is verspreid over het plangebied waargenomen, met name in het park Oostpolder. De zwanenbloem is langs het merendeel van de watergangen waargenomen, met name langs het fietspad langs de A15. Fauna Zoogdieren In het plangebied zijn met name in het park foeragerende vleermuissoorten waargenomen, te weten laatvlieger en gewone dwergvleermuis. Deze soorten hebben slaapplaatsen in gebouwen. Bovendien zijn mol, haas en konijn waargenomen. De laatste twee soorten zijn waargenomen in het park en in het weiland aan de oostzijde van het plangebied. Bovendien zijn naar verwachting gewone bosspitsmuis, huisspitsmuis, woelrat, aardmuis, veldmuis, bosmuis, dwergmuis en bunzing aanwezig. Amfibieën, reptielen en vissen Alle in het wild levende amfibieën zijn beschermd in de Ffw. In het plangebied leven kleine watersalamander, bruine kikker, gewone pad, groene kikker en meerkikker. Een bijzondere waarneming is die van de heikikker, die ook in het oostelijk deel van het plangebied is waargenomen. In het plangebied en de omgeving zijn geen reptielen waargenomen. In de sloten zitten verschillende soorten vis, zoals baars, blankvoorn, zeelt, snoek en brasem, deze soorten zijn echter niet beschermd. De kleine modderkruiper is de enige beschermde vissoort binnen het plangebied. Vogels In het plangebied zijn visdief, watersnip, tureluur en tapuit waargenomen. Deze soorten zijn rustend en/of foeragerend waargenomen en hebben geen verblijfplaats in het plangebied. Verder zijn alle vogelsoorten beschermd via de Ffw. Vlinders en libellen In het plangebied zijn soorten als klein geaderd witje, kleine vuurvlinder en de argusvlinder waargenomen in de weiden en langs de kruidenrijke berm van de A15. Beschermde soorten zijn niet aanwezig binnen het plangebied. Er zijn geen beschermde soorten libellen aanwezig.
059000.15458.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Sectorale aspecten
4.3.1.
17
Toetsing
Gebiedbescherming Het uitwerkingsgebied vormt geen onderdeel van de PEHS. De locatie ligt niet in de buurt van en vormt ook geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een Natura 2000-gebied. Tabel 4.1
Beschermde soorten in en rond het plangebied en het beschermingsregime
vrijstellingsregeling Ffw
ontheffingsregeling Ffw
(categorie 1)
licht beschermde soort (categorie 2)
zwaar beschermde soort (categorie 3)
brede wespenorchis, zwanenbloem
alle inheemse vogels
alle vleermuizen
egel, mol, huisspitsmuis, bosspitsmuis, aardmuis, bosmuis, veldmuis, dwergmuis, woelrat, bunzing, haas en konijn
kleine modderkruiper
heikikker
bruine kikker, groene kikker, meerkikker, kleine watersalamander en gewone pad
Soortenbescherming De planontwikkeling kan leiden tot verstoring van alle aanwezige soorten. Voor de genoemde ontwikkelingen zal geen ontheffing nodig zijn voor de soorten uit categorie 1, waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Ffw geldt. Ook voor vogels verdwijnt een deel van hun leefgebied, de meer bijzondere soorten hebben echter geen broedplaats in het plangebied, dus gaat het om algemene soorten vogels. De werkzaamheden dienen buiten het broedseizoen (globaal van 15 maart t/m 15 juli) plaats te vinden zodat broedende vogels niet worden verstoord. De voorgenomen ontwikkelingen in het uitwerkingsgebied veroorzaken een verkleining van het foerageergebied van een aantal zoogdiersoorten, waaronder de vleermuizen, maar dit heeft op populatieniveau geen effect. In de omgeving van het uitwerkingsgebied is immers voldoende gelijkwaardig leefgebied te vinden. De werkzaamheden hebben het verdwijnen van leefgebied van amfibieën tot gevolg. Ook voor de zwaar beschermde heikikker is dit het geval. Het beschermingsregime van de Habitatrichtlijn moet hiervoor toegepast worden, omdat de heikikker vermeldt staat op bijlage IV van die richtlijn. Vissen, waaronder de kleine modderkruiper, worden alleen aangetast indien de watergangen aangetast worden.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
059000.15458.00r
18
Sectorale aspecten
4.3.2.
Compensatieplan heikikker
De status van de heikikker leidt ertoe dat als er, bij ruimtelijke ingrepen en/of activiteiten, leefgebied van de betreffende soort aangetast wordt of verdwijnt, dit habitat gecompenseerd moet worden. Hiertoe is een compensatieplan1) en een aanvullend compensatieplan2) opgesteld. Conclusies uit dit compensatieplan staan verwoord in onderstaande paragraaf. De gemeente Papendrecht heeft een locatie die in aanmerking komt voor compensatie van te verdwijnen leefgebied van de heikikker in de Oostpolder. Het betreft: Land van Matena Naar aanleiding van het voorkomen van de heikikker dient een gedeelte van het Land van Matena geschikt te worden gemaakt voor de heikikker. In het aangewezen gebied komt de heikikker al voor. De inrichting van dit gebied wordt dan ook gericht op het sterk verhogen van de kwaliteit van het gebied om te dienen als leefgebied voor de heikikker. Ondanks de vernietiging van het huidige leefgebied, wordt het uiteindelijke compensatiegebied voldoende geacht om een populatie heikikkers levensvatbaar te houden in deze polder ten zuiden van de A15/Betuweroute. Daarbij wordt ook uitgegaan van uitwisseling met andere populaties via de duiker op Sliedrechts grondgebied in het landelijk gebied/buitengebied van de beide gemeenten ten noorden van de A15/Betuweroute. Wellicht dat er, voor zover er huidige uitwisseling is met populaties aan de overzijde van de Merwede, ook in de toekomst uitwisseling blijft bestaan door het bijzonder hoog natuurlijke karakter van de landschapszone 'de Tiendzone' ten zuiden van het geplande compensatiegebied. De Tiendzone zal weliswaar meer recreatieve invulling krijgen, maar mede door het 'groene' en waterrijke karakter zullen uitwisselingsmogelijkheden in zuidelijke richting blijven bestaan.
4.3.3. -
Conclusies
Het uitwerkingsgebied bevindt zich niet in of nabij een natuurgebied met een beschermde status. Voor de Ffw geldt dat de planwerkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van 15 maart t/m 15 juli) opgestart dienen te worden. Indien sloten worden aangetast dient voor de kleine modderkruiper ontheffing te worden aangevraagd. Voor de heikikker, een zwaar beschermde soort, geldt dat bij aantasting of verstoring voorafgaand aan de ontwikkeling gecompenseerd of gemitigeerd moet worden. Deze compensatie vindt plaats in het Land van Matena.
Met inachtneming van nader te bepalen mitigerende en compenserende maatregelen staat de Ffw de uitvoering van het plan niet in de weg.
4.4. Bodem Normstelling en beleid Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het uitwerkingsgebied. De provincie Zuid-Holland hanteert bij de beoordeling van bestemmingsplannen de richtlijn dat voorafgaand aan de vaststelling van een bestemmingsplan ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, wordt verricht op alle bestemmingen waar een herinrichting wordt voorzien. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van 1) Gemeente Papendrecht, Compensatieplan voor de Heikikker (Rana arvalis) in het Land van Matena en de Oostpolder in Papendrecht, d.d. juli 2005, ISBN 90-77555-54-4. 2) Aanvullend compensatieplan Heikikker Oostpolder en Land van Matena, Papendrecht.
059000.15458.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Sectorale aspecten
19
activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging, dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone gronden te worden gerealiseerd. Onderzoek en resultaten In het verleden zijn verschillende bodemonderzoeken uitgevoerd voor delen van het plangebied Oostpolder waar het uitwerkingsgebied deel van uit maakt. De Milieudienst Zuid-Holland Zuid heeft de gemeente Papendrecht per brief1) op de hoogte gesteld van de bodemkwaliteit in de woonwijk Oostpolder. In de brief wordt op basis van bodemonderzoeken geconcludeerd dat er in het plangebied geen verdachte locaties bekend zijn. Afgezien van plaatselijke lichte verontreinigingen is de grond overwegend schoon. Er zijn geen verontreinigingen van het grondwater aangetroffen. De Milieudienst Zuid-Holland Zuid concludeert in haar brief dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoering van de ontwikkelingen in het uitwerkingsgebied. Conclusie Gezien de resultaten van uitgevoerde bodemonderzoeken en de analyse daarvan door de Milieudienst Zuid-Holland Zuid, wordt geconcludeerd dat de bodemkwaliteit de uitvoering van dit plan niet in de weg staat.
4.5. Archeologie Normstelling en beleid Verdrag van Malta Het Verdrag van Malta is in 1992 ondertekend en in 1995 in werking getreden. Doelstelling van het Verdrag van Malta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. De inhoud van het Verdrag van Malta is neergelegd in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg die op 1 september 2007 van kracht is geworden en een wijziging van de Monumentenwet 1988 tot gevolg heeft gehad. Op grond van deze aangescherpte regelgeving stellen Rijk en provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Cultuurnota 20052008, de Nota Belvedère, het Structuurschema Groene Ruimte 2, de Nota Ruimte, de Wijziging van de Monumentenwet 1988 en diverse publicaties van het Ministerie van OC&W. Onderzoek De cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Zuid-Holland (figuur 4.1) laat zien dat er voor het uitwerkingsgebied gedeeltelijk kans is op het aantreffen van archeologische sporen.
1) Brief gericht aan burgemeester en wethouders van de gemeente Papendrecht, kenmerk 2005021696/AR, verzonden op 29 november 2005.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
059000.15458.00r
20
Sectorale aspecten
Figuur 4.1 Indicatieve archeologische waarden (bron: provincie Zuid-Holland) Conclusie Ter bescherming van mogelijke archeologische waarden is op de bij dit plan behorende plankaart, voor die gebieden waar volgens de archeologische waardenkaart van de provincie Zuid-Holland een redelijke tot grote kans op archeologische sporen aanwezig is, een archeologische dubbelbestemming opgenomen, inclusief aanlegvergunningenstelsel.
059000.15458.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Sectorale aspecten
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
21
059000.15458.00r
5. Juridische planbeschrijving
23
In dit hoofdstuk is uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag liggen en hoe deze is vormgegeven.
5.1. Verantwoording planvorm De functies in het uitwerkingsgebied zijn voorzien van een daarop toegesneden bestemmingsregeling. Deze opzet biedt flexibiliteit voor perceelsgewijze ontwikkelingen die mogelijk zijn ingevolge het vigerende bestemmingsplan en biedt tegelijkertijd rechtszekerheid voor de bewoners en gebruikers van de aangrenzende gebieden. De omvang van de diverse functies zijn verankerd in de bestemmingslegging. Door deze wijze van bestemmen zijn de functies ruimtelijk begrensd. Het uitwerkingsplan bestaat uit een toelichting, planregels en een plankaart. Artikel 8.1.2 Bro geeft voor wat betreft de vormgeving en opmaak van het uitwerkingsplan overgangsrecht. Dit houdt in dat het uitwerkingsplan mag worden vormgegeven en ingericht in overeenstemming met het moederplan (Oostpolder 1993). Kennisgeving dient echter wel langs elektronische weg te geschieden (pdf).
5.2. Opbouw regels De juridische regeling bestaat uit vier hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk bevat de definities van begrippen, die voor het algemene begrip, de leesbaarheid en uitleg van het plan van belang zijn en de wijze van meten. In hoofdstuk twee wordt op de bestemmingen en hun gebruik ingegaan. Het derde hoofdstuk gaat in op de algemene regels. De overgangs- en slotregel maken onderdeel uit van het vierde hoofdstuk.
5.3. De bestemmingen In dit uitwerkingsplan zijn verschillende bestemmingen opgenomen. In deze paragraaf wordt kort ingegaan op de inhoud van de verschillende bestemmingen. In de regels zal vervolgens een nadere uitwerking plaatsvinden van de exacte gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden. Groen Hieronder vallen de openbare groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden alsmede nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen. Alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
059000.15458.00
24
Juridische planbeschrijving
Water Het aanwezige karakteristieke slotenpatroon en de nieuw te graven watergangen hebben de bestemming 'Water' toegekend gekregen. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en voorzieningen die ten dienste staan aan de bestemming, zoals constructies voor bruggen, kademuren en duikers, zijn toegestaan. Leidingen (dubbelbestemmingen) De aanwezige ondergrondse en bovengrondse hoogspanningsleidingen zijn bestemd met de daarop toegespitste dubbelbestemming. De regels (met name aan te houden afstanden) met betrekking tot deze leidingen zijn verankerd in de regels. Door deze regeling worden bouwwerkzaamheden en de in de regels genoemde aanlegactiviteiten getoetst aan de belangen verbonden aan de betrokken leiding. Waarde - Archeologie (dubbelbestemming) Ter bescherming van de archeologische waarden die mogelijk in het gebied voorkomen is voorzien in een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Voor deze gronden geldt dat bouwen en een aantal genoemde werken en werkzaamheden waarbij archeologische waarden in het geding kunnen zijn slechts mogelijk zijn na voorafgaande toetsing door het college van burgemeester en wethouders aan de archeologische waarden. Gezoneerd industrieterrein (gebiedsaanduiding) De geluidscontouren van de gezoneerde industrieterreinen (De Staart en Oosteind) is opgenomen op de verbeelding voor zover binnen het uitwerkingsgebied gelegen.
059000.15458.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
6. Uitvoerbaarheid
25
6.1. Economische uitvoerbaarheid Met dit uitwerkingsplan wordt de herontwikkeling van de Groenzone Noordrand Oostpolder mogelijk gemaakt. De gronden behorende bij het uitwerkingsplan zijn in eigendom van de gemeente Papendrecht, welke tevens zorg draagt voor de financiering van de ontwikkeling. De kosten zijn gedekt binnen de grondexploitatie Oostpolder. In het kader van de EFRO (Engineers Fonds Regionale Ontwikkeling) is voor de uitvoering van de werkzaamheden subsidie ontvangen.
6.2. Maatschappelijke uitvoerbaarheid Reacties vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro Het voorontwerp uitwerkingsplan is in het kader van het wettelijk vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro aan verschillende overleginstanties toegezonden. Van onderstaande overleginstanties is een reactie ontvangen: 1. Provincie Zuid Holland, postbus 90602, 2509 LP Den Haag; 2. Waterschap Rivierenland, postbus 599, 4000 AN Tiel; 3. Veiligheidsregio ZHZ, Postbus 350, 3300 AJ Dordrecht; 4. Ministerie van LNV, postbus 20401, 2500 EK Den Haag 5. Tennet TSO B.V. Postbus 718, 6800 AS Arnhem 6. Stedin, postbus 1598, 3000 BN Rotterdam In onderstaande paragraaf zijn de reacties samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie.
1. Provincie Zuid-Holland Samenvatting reactie Het provinciale beoordelingskader is vastgelegd in de provinciale Structuurvisie en de verordening Ruimte. Het plan is conform dit beleid. Bovendien voldoet het plan aan de voorschriften van het bestemmingsplan “Oostpolder 1993”. Reactie gemeente De reactie wordt ter kennisneming aangenomen
2. Waterschap Rivierenland Samenvatting reactie De regels en verbeelding zijn akkoord bevonden. Er is een opmerking over de toelichting. Er wordt voor de waterstructuur verwezen naar het overeengekomen ontwerp van de woonwijk Oostpolder, echter dit is enkel tekstueel en niet in de vorm van een kaartje
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
059000.15458.00
26
Uitvoerbaarheid
weergegeven. Er wordt verzocht om het ontwerp van de waterstructuur toe te voegen in de toelichting omdat dit de basis vorm voor het uitwerkingsplan. Reactie gemeente - De toelichting is aangepast naar aanleiding van de gemaakte opmerkingen.
3. Veiligheidsregio ZHZ Samenvatting reactie Met betrekking tot het plan zijn geen externe veiligheidsaspecten geconstateerd. De veiligheidsregio zal daarom geen gebruik maken van haar adviesrecht. Er wordt geadviseerd om bij de ontwikkeling van het plangebied in contact te treden met de lokale brandweer voor wat betreft de advisering over de brandveiligheid van de bouwwerken en de bereikbaarheid en bluswatervoorziening van het plangebied. Reactie gemeente De reactie wordt ter kennisneming aangenomen.
4. Ministerie van LNV Samenvatting reactie Geen aanleiding tot het maken van een opmerking bij de plannen. Reactie gemeente De reactie wordt ter kennisneming aangenomen.
5. Tennet TSO B.V. Samenvatting reactie Zijn verheugd te constateren dat in het uitwerkingsplan rekening is gehouden met de elektriciteitswerken van Tennet en dat met de opgenomen regelingen op de plankaart en in de regels de belangen zijn gewaarborgd. Wel zijn enkele opmerkingen te plaatsen. Plankaart De aanduiding van de bovengrondse hoogspanningsverbinding op de plankaart is niet in overeenstemming met de gebruikte aanduiding in de legenda. Regels De maximale bouwhoogte van hoogspanningsmasten in artikel 6 “LeidingHoogspanningsverbinding” wijzigen in verband met de bestaande hoogte van bijna 60 meter. In artikel 6.4 is een aanlegvergunningstelsel opgenomen ter bescherming van de hoogspanningsverbinding. Er wordt verzocht om artikel 6.4 aan te vullen met de volgende passages: Nieuw sub c: het aanleggen van watergangen en –partijen; Nieuw sub d: het wijzigen van het maaiveldniveau; Nieuw sub e: het plaatsen van onroerende objecten, geen bebouwing zijnde, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander hoog straatmeubilair. Reactie gemeente Plankaart De dubbelbestemmingen ‘Leiding – Hoogspanning’ en ‘Leiding Hoogspanningsverbinding’ zijn opgenomen in de legenda behorende bij de plankaart.
059000.15458.00
–
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Uitvoerbaarheid
27
Regels De regels zijn aangepast aan de bestaande bouwhoogte van 60 meter. Deze wijziging is aangebracht in artikel 3 ‘Groen’. De opgenomen maximale bouwhoogte van 3 meter in artikel 6 zijn ten behoeve van overige bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. De voorgestelde aanvullingen zijn van geen wezenlijk belang ter bescherming van de bovengrondse hoogspanningsleiding. De gewenste aanvulling is daarom niet overgenomen in de uitwerkingsregels.
6. Stedin Samenvatting reactie Wijzen erop dat kabels en leiding van Stedin ten allen tijde bereikbaar moeten blijven. Mogelijk moeten voor de uitvoering van dit project kabels en/of leidingen worden verlegd. Dit kan worden bepaald door tijdens het ontwerp een KLIC melding aan te vragen. Reactie gemeente De reactie wordt ter kennisneming aangenomen. De KLIC melding zal worden gedaan in de uitvoeringsfase.
Zienswijzen ex artikel 3.9a Wet ruimtelijke ordening Op 12 oktober 2010 heeft het college ingestemd met het ontwerp uitwerkingsplan Tiendzone Oostpolder. Het ontwerp uitwerkingsplan heeft vervolgens vanaf 21 oktober 2010 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende de periode van ter inzage legging is één zienswijze ingediend door Tennet. De zienswijze van Tennet, die ontvangen is op 1 november 2010 richt zicht op het aanlegvergunningstelsel in de bestemming “Leiding - Hoogspanningsverbinding”. Samenvatting zienswijze Tennet verzoekt het aanlegvergunningstelsel in artikel 6.4.1. “LeidingHoogspanningsverbinding” aan te vullen met de volgende werken/werkzaamheden: het aanleggen van watergangen en -partijen; het wijzigen van het maaiveldniveau; het plaatsen van onroerende objecten, geen bebouwing zijnde, zoals lichtmasten, wegwijzers en hoog straatmeubilair. Als motivering wordt aangedragen dat voor het uitvoeren van onderhouds- en herstelwerkzaamheden aan bovengrondse hoogspanningsverbindingen het noodzakelijk is om onder de “zijarmen” en rondom de mast te kunnen beschikken over voldoende werkruimte. Het dan aanwezig zijn van wateroppervlak, taluds en objecten kan het uitvoeren van de werkzaamheden ernstig belemmeren. Ten aanzien van maaiveldwijzigingen wordt opgemerkt dat een verhoging en/of verlaging van de gronden rondom de masten aanleiding kan geven tot zettingen in de bodem. Deze zettingen kunnen de funderingen van onze masten beschadigen omdat de masten hierop niet zijn berekend. Reactie gemeente In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro hebben is op 4 augustus 2010 reeds een reactie van Tennet ontvangen, waarin onder andere ook bovenstaand verzoek was opgenomen. Het verzoek is destijds afgewezen omdat de gemeente van mening is dat de
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
059000.15458.00r
voorgestelde aanvullingen van geen wezenlijk belang zijn ter bescherming van de bovengrondse hoogspanningsleiding. De gewenste aanvulling was daarom niet overgenomen in de uitwerkingsregels van het ontwerp uitwerkingsplan. In de zienswijze is het verzoek echter nader gemotiveerd. Naar aanleiding van de motivering is besloten om het verzoek te honoreren en de gewenste aanvullingen op te nemen in het vastgestelde uitwerkingsplan. De zienswijze wordt gegrond verklaard en artikel 6.4.1 wordt aangepast.
059000.15458.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
regels
Inhoud van de regels Hoofdstuk 1 Artikel 1 Artikel 2
Inleidende regels Begrippen Wijze van meten
Hoofdstuk 2 3 4 5 6 7
Bestemmingsregels
5
Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel
Groen Water Leiding - Hoogspanning Leiding - Hoogspanningsverbinding Waarde - Archeologie
5 5 6 7 8
Hoofdstuk 3 Artikel 8 Artikel 9
Algemene regels
11
Antidubbeltelregel Algemene aanduidingsregels
11 11
blz. 3 3 4
Hoofdstuk 4
Overgangs- en slotregel
13
Artikel 10 Artikel 11
Overgangsrecht Slotregel
13 13
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
05900.15458.00
2
Inhoud van de regels
05900.15458.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
3
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1
Begrippen
1.1. plan het uitwerkingsplan Groenzone Noordrand Oostpolder van de gemeente Papendrecht. 1.2. aanduiding een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. 1.3. bebouwing een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 1.4. bestemmingsvlak een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. 1.5. bouwen het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. 1.6. nutsvoorzieningen voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie. 1.7. peil voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
05900.15458.00
4
Inleidende regels
Artikel 2
Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1. afstand de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn. 2.2. bouwhoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. 2.3. oppervlakte van een bouwwerk tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
05900.15458.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Hoofdstuk 2
Artikel 3
Bestemmingsregels
5
Groen
3.1. Bestemmingsomschrijving De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. groen, water, speelvoorzieningen, voet- en fietspaden, bruggen, duikers, vlonders, steigers, geluidswerende voorzieningen en kunstuitingen; b. ter plaatse van de aanduiding 'leiding - hoogspanning': een hoogspanningsmast; c. bij deze bestemming behorende nutsvoorzieningen. 3.2. Bouwregels Op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. ter plaatse van de aanduiding 'leiding - hoogspanning' bedraagt de bouwhoogte ten hoogste 60 m; b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 4
Water
4.1. Bestemmingsomschrijving De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor water ten behoeve van de waterhuishouding. 4.2. Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, zoals keermuren voor de waterbeheersing, vlonders, steigers, oeverbeschoeiingen, duikers en bruggen; b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
05900.15458.00
6
Bestemmingsregels
Artikel 5
Leiding - Hoogspanning
5.1. Bestemmingsomschrijving De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor een ondergrondse hoogspanningsleiding van ten hoogste 150 kV. 5.2. Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m; b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering. 5.3. Ontheffing van de bouwregels Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen van lid 5.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. 5.4. Aanlegvergunning 5.4.1. Aanlegverbod zonder aanlegvergunning Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Hoogspanning' zonder of in afwijking van een schriftelijke aanlegvergunning van het college van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen; c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; d. het indrijven van voorwerpen in de bodem; e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage; f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren. 5.4.2. Uitzonderingen op het aanlegverbod Het verbod van lid 5.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor ontheffing is verleend, zoals in lid 5.3 bedoeld; b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen; c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan. 5.4.3. Voorwaarden voor een aanlegvergunning De werken en werkzaamheden, zoals in lid 5.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.
05900.15458.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Bestemmingsregels
Artikel 6
7
Leiding - Hoogspanningsverbinding
6.1. Bestemmingsomschrijving De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor een bovengrondse hoogspanningsverbinding van ten hoogste 380 kV. 6.2. Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m; b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering. 6.3. Ontheffing van de bouwregels Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen van lid 6.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. 6.4. Aanlegvergunning 6.4.1. Aanlegverbod zonder aanlegvergunning Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. het aanbrengen van hoog opgroeiende beplantingen en bomen; b. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; c. het aanleggen van watergangen en –partijen; d. het wijzigen van het maaiveldniveau; e. het plaatsen van onroerende objecten, geen bebouwing zijnde, zoals lichtmasten, wegwijzers en hoog straatmeubilair. 6.4.2. Uitzonderingen op het aanlegverbod Het verbod van lid 6.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor ontheffing is verleend, zoals in lid 6.3 bedoeld; b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen; c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan. 6.4.3. Voorwaarden voor een aanlegvergunning De werken en werkzaamheden, zoals in lid 6.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
05900.15458.00
8
Bestemmingsregels
Artikel 7
Waarde - Archeologie
7.1. Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. 7.2. Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 7.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m; b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien: 1. de aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld; 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de bouwvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige; c. het bepaalde in dit artikel onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken: 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering; 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²; 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst. 7.3. Aanlegvergunning 7.3.1. Aanlegverbod zonder aanlegvergunning Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage; b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen; c. het verlagen of verhogen van het waterpeil; d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd; e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur. 7.3.2. Uitzondering op het aanlegverbod Het verbod van lid 7.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden: a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 7.2 in acht is genomen; b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 m²;
05900.15458.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Bestemmingsregels
c. d.
9
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan; ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
7.3.3. Voorwaarden voor een aanlegvergunning De werken en werkzaamheden, zoals in lid 7.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de aanlegvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien: a. de aanvrager van de aanlegvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld; b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de aanlegvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige. 7.3.4. Strafbaar feit Overtreding van het verbod van lid7.3.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
05900.15458.00
10
Bestemmingsregels
05900.15458.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Hoofdstuk 3
Artikel 8
Algemene regels
11
Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9
Algemene aanduidingsregels
Geluidszone - industrie De bouw van nieuwe geluidsgevoelige objecten ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone industrie' uitsluitend is toegestaan, indien voldaan kan worden aan de in of krachtens de Wet geluidhinder geldende normen dan wel de verleende hogere waarden.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
05900.15458.00
12
Algemene regels
05900.15458.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Hoofdstuk 4
Overgangs- en slotregel
13
Artikel 10 Overgangsrecht 10.1. Overgangsrecht bouwwerken Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt: a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan; b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder lid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%; c. het onder lid a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 10.2. Overgangsrecht gebruik Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt: a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet; b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind; c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten; d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het uitwerkingsplan Groenzone Noordrand Oostpolder'.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
05900.15458.00
kaart(en)