Papendrecht Den Briel
bestemmingsplan
rboi 25 jaar adviseurs ruimtelijke ordening
© RBOI-Rotterdam bv Niets uit dit drukwerk mag door anderen dan de opdrachtgever worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder toestemming van RBOI-Rotterdam bv, behoudens voorzover dit drukwerk wettelijk een openbaar karakter heeft gekregen. Dit drukwerk mag zonder genoemde toestemming niet worden gebruikt voor enig ander doel dan waarvoor het is vervaardigd.
Papendrecht Den Briel
bestemmingsplan
identificatie
planstatus
identificatiecode:
datum:
status:
NL.IMRO.0590.bp03denbriel-3001
21-12-2009 02-09-2010 27-01-2011
concept voorontwerp ontwerp vastgesteld
projectnummer:
191.14011.00 opdrachtleider:
R.008/04
mr. S. Lamkadmi
gecertificeerd door Lloyd’s conform ISO 9001: 2000
aangesloten bij:
RBOI - Rotterdam bv Delftseplein 27b Postbus 150 3000 AD Rotterdam telefoon (010) 201 85 55 E-mail:
[email protected]
toelichting
3
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1
Inleiding
7
1.1
Aanleiding en doel bestemmingsplan
7
1.2
Ligging plangebied
7
1.3
Leeswijzer
8
Hoofdstuk 2
Beleidskader
9
2.1
Rijksbeleid
9
2.2
Provinciaal en regionaal beleid
10
2.3
Gemeentelijk beleid
11
2.4
Conclusie
12
Hoofdstuk 3
Ruimtelijke en functionele analyse
13
3.1
Ruimtelijke context
13
3.2
Beschrijving voornemen
13
3.3
Conclusie
15
Hoofdstuk 4
Sectorale aspecten
17
4.1
Wegverkeerslawaai
17
4.2
Luchtkwaliteit
23
4.3
Bedrijven en milieuhinder
25
4.4
Industrielawaai
26
4.5
Externe veiligheid
26
4.6
Kabels en leidingen
28
4.7
Bodem- en grondwaterkwaliteit
28
4.8
Watertoets
29
4.9
Flora en fauna
31
4.10
Archeologie en cultuurhistorie
35
4.11
Eindconclusie
36
Hoofdstuk 5
Juridische planbeschrijving
37
5.1
Verantwoording planvorm
37
5.2
Opbouw regels
37
5.3
De bestemmingen
38
Hoofdstuk 6
Economische uitvoerbaarheid
39
Hoofdstuk 7
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
41
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 191.14011.00 Rotterdam / Middelburg
4
Bijlagen bij toelichting Bijlage 1
Massastudie Busstrooklocatie
Bijlage 2
Bezonningsstudie
Bijlage 3
Daglichtberekening
Bijlage 4
Geluidsbeleid Hogere waarden
Bijlage 5
Onderzoek wegverkeerslawaai
Bijlage 6
Figuren geluidsbelasting
Bijlage 7
Rapportage luchtkwaliteit
Bijlage 8
Onderzoek Luchtkwaliteit parkeergarage
Bijlage 9
Bodemonderzoek
Bijlage 10
Brief van Waterschap
Bijlage 11
Vooroverlegreactie Waterschap
Bijlage 12
Veldonderzoek Kleine modderkruiper en Bittervoorn
Bijlage 13
Archeologisch onderzoek
Bijlage 14
Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten
Bijlage 15
Nota inspraak en overleg
_______________________________________________________________________________________________________________ 191.14011.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
5
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 191.14011.00 Rotterdam / Middelburg
6
_______________________________________________________________________________________________________________ 191.14011.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
7
Hoofdstuk 1
1.1
Inleiding
Aanleiding en doel bestemmingsplan
Binnen de bebouwde kom, in het centrum van de gemeente Papendrecht op de hoek Veerweg/P.C. Hooftlaan bevindt zich de voormalige busstrooklocatie die tot september 2007 als tijdelijk winkelcentrum in gebruik was. In het vigerende bestemmingsplan 'Centrum' (vastgesteld op 20 februari 2003) is de busstrooklocatie aangewezen als ontwikkelingslocatie voor centrumdoeleinden, zijnde geen detailhandel. Voor deze locatie is een massastudie ontwikkeld die voorziet in de bouw van appartementen met commerciële ruimten (niet zijnde detailhandel), dienstverlening, een gezondheidscentrum, een parkeergarage op het huidige maaiveld en de (her)inrichting van de openbare ruimte. Voorts wordt aan de kop van de bestaande flat Constantijn Huygenslaan/P.C. Hooftlaan een blok woningen toegevoegd. De ontwikkelde massastudie wijkt echter af van de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden die het vigerende bestemmingsplan Centrum biedt. De afwijkingen hebben met name betrekking op:
de omvang en het aantal toe te voegen woningen op de kop van de bestaande flat; het woonblok op de hoek van de Veerweg/P.C. Hooftlaan dat circa 1,5 m door de gevellijn zoals opgenomen in het bestemmingsplan steekt; een nieuw element in de vorm van een omvangrijke parkeervoorziening tussen de nieuwbouw en de bestaande flats in.
Inmiddels is een bouwplan opgesteld dat in belangrijke mate is gebaseerd op de massastudie. Om de beoogde ontwikkeling mogelijk te maken, wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld. Voor de opzet van het bestemmingsplan wordt aangesloten bij de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en wordt gebruikgemaakt van de landelijke standaarden 2008.
1.2
Ligging plangebied
Het plangebied is gelegen binnen de bebouwde kom van Papendrecht en wordt begrensd door de Veerweg aan de oostzijde en de P.C. Hooftlaan aan de zuidzijde. Ten noorden en westen van de locatie bevinden zich appartementencomplexen (zie figuur 1.1).
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 191.14011.00 Rotterdam / Middelburg
8
1.3
Leeswijzer
Hoofdstuk 2 geeft een samenvatting van het actuele beleidskader dat relevant is voor het plangebied. Hierbij wordt ingegaan op het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Vervolgens komt in hoofdstuk 3 de ruimtelijke analyse van het gebied aan de orde. In hoofdstuk 4 worden de relevante milieuaspecten en de overige onderzoeken beschreven. Hoofdstuk 5 gaat in op de economische uitvoerbaarheid van het plan. In hoofdstuk 6 ten slotte wordt een toelichting gegeven op de gekozen planvorm en de juridische regeling.
_______________________________________________________________________________________________________________ 191.14011.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
9
Hoofdstuk 2
2.1
Beleidskader
Rijksbeleid
Nota Ruimte Op 17 januari 2006 heeft de Eerste Kamer ingestemd met de Nota Ruimte. Deze nota is gebaseerd op de beleidsvoornemens van het Tweede Structuurschema Groene Ruimte en de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening. In de nota worden vier algemene doelen geformuleerd: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid. Meer specifiek voor steden en netwerken staan de volgende beleidsdoelen centraal: ontwikkeling van nationale stedelijke netwerken en stedelijke centra, versterking van de economische kerngebieden, verbetering van de bereikbaarheid, verbetering van de leefbaarheid en sociaal-economische positie van steden, bereikbare en toegankelijke recreatievoorzieningen in en rond de steden, behoud en versterking van de variatie tussen stad en land, afstemming van verstedelijking en economie met de waterhuishouding en waarborging van milieukwaliteit en veiligheid. Hiermee komt de nadruk meer dan in de Vijfde Nota te liggen op economische ontwikkeling. Weliswaar ligt de nadruk op verstedelijking, maar er moet ook ruimte worden gepland voor water, natuur, landschap, recreatie, sport en landbouw. Voor verstedelijking en economische activiteiten gaat het Rijk uit van de bundelingstrategie. Bundeling van verstedelijking en economische activiteiten betekent dat nieuwe bebouwing voor deze functies grotendeels geconcentreerd tot stand komt, dat wil zeggen in bestaand bebouwd gebied, aansluitend op het bestaande bebouwde gebied of in nieuwe clusters van bebouwing daarbuiten. De ruimte die in het bestaande stedelijke gebied aanwezig is, moet door verdichting optimaal worden gebruikt. Het streven is erop gericht dat 40% van het totale uitbreidingsprogramma voor woningen en arbeidsplaatsen binnen het bestaand stedelijk gebied tot stand komt, al hanteert het kabinet, met oog op de praktijkervaring van de laatste jaren, als achtergrond voor investeringsbeslissingen een tegenvallende productie binnen bestaand bebouwd gebied, i.c. 25% van het totale uitbreidingsprogramma. De Nota Ruimte gaat tevens meer dan voorheen uit van het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet'. Gebiedsgerichte, integrale ontwikkeling waarin alle betrokkenen participeren wordt ondersteund. Hiermee wordt meer verantwoordelijkheid gelegd bij de provincie en gemeenten om te sturen in de ruimtelijke ordening.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 191.14011.00 Rotterdam / Middelburg
10
2.2
Provinciaal en regionaal beleid
Structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland' (2010) In de Visie op Zuid-Holland beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. De visie is opgebouwd uit vijf integrale hoofdopgaven, namelijk:
aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel; duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie; divers en samenhangend stedelijk netwerk; vitaal, divers en aantrekkelijk landschap; stad en land verbonden.
Het plangebied is in de structuurvisie aangegeven als stads- en dorpsgebied: aaneengesloten bebouwd gebied, waarin de functies wonen, werken en voorzieningen gemengd en gescheiden voorkomen. Het beleid is gericht op concentratie van verstedelijking binnen de bebouwingscontouren. Verordening Ruimte (2010) In samenhang met de structuurvisie is ook de Verordening Ruimte opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke (bestemmings)plannen. Het volgende artikel is relevant voor het projectgebied: Om het stedelijk netwerk te versterken kiest de provincie het uitgangspunt om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt. Om dit te bereiken zijn het stedelijk netwerk en alle daarbuiten gelegen kernen in Zuid-Holland voorzien van bebouwingscontouren. Deze geven de grens van de bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken weer. Verstedelijking buiten deze bebouwingscontouren is in principe niet toegestaan. Het plangebied valt binnen de aangegeven bebouwingscontouren en is hiermee in overeenstemming met de Verordening Ruimte. Woonvisie Drechtsteden (2009) Het motto van de Drechtsteden in de nota Spetterend wonen in de Drechtsteden 2 is:
Kwaliteit verbeteren; Toevoegen wat ontbreekt; Nú doen wat nú moet.
In de nieuwe woonvisie hebben de Drechtsteden afgesproken om de kwaliteit van wonen in de regio nog meer te verbeteren. Dit willen ze onder andere doen door het realiseren van aantrekkelijke woonmilieus en het kwalitatief verbeteren van het woningaanbod. Alle nieuwe woningen die worden gebouwd moeten bijdragen aan de verbetering van de kwaliteit. Concreet betekent dit meer woningen voor de hogere inkomensgroepen en meer woningen geschikt voor ouderen. Naast nieuwbouw wordt de aandacht meer gericht op de bestaande woningen en de bestaande wijken. In de regionale Woonvisie is het gebied benoemd als suburbaan. De hoofdfunctie is rustig wonen. De regio heeft de ambitie om 500 nultredenwoningen in de vorm van grondgebonden woningen in de milieus stadswijk, suburbaan en rustig groen toe te voegen.
_______________________________________________________________________________________________________________ 191.14011.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
11
2.3
Gemeentelijk beleid
Structuurvisie Papendrecht 2020; een venster naar de toekomst (2009) De kerndoelstelling van de structuurvisie voor Papendrecht is 'de kwaliteit van leven behouden en versterken', zodat het in Papendrecht ook in de toekomst goed wonen, leven, werken en recreëren is. Om deze doelstelling zowel tastbaar als toetsbaar te maken, is deze doorvertaald en uitgesplitst in een aantal prioritaire thema's om te zorgen:
voor voldoende woningen, van voldoende kwaliteit, voor alle doelgroepen; voor een toereikend voorzieningenaanbod, toegesneden op de huidige en toekomstige Papendrechtse bevolkingsopbouw; dat de Papendrechtse werkgelegenheid gelijke tred houdt met de ontwikkeling van de bevolking; voor voldoende recreatieve mogelijkheden van voldoende kwaliteit voor diverse doelgroepen; voor een buitenruimte met gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde.
Vanuit de demografische ontwikkeling van de eigen bevolking wordt in de toekomst een krimp verwacht. Dat zal niet direct doorwerken naar een krimp van het aantal huishoudens en dus in omvang van de woningvoorraad, omdat de gemiddelde woningbezetting ook daalt. Een krimp in de demografische ontwikkeling betekent niet direct dat er geen nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden. Juist bij krimp staat de kwaliteit van de woning en woonomgeving centraal. Hierbij is de gemeente de eerst verantwoordelijke voor het openbare deel van de fysieke woonomgeving. De gemeente kan ervoor zorg dragen dat voorzieningen fysiek in staat zijn om hun diensten aan te kunnen bieden. De gemeente kan maar in beperkte mate invloed uitoefenen op het daadwerkelijk leveren van die diensten. De gebruik- en belevingswaarde van de openbare ruimte vormt een belangrijk onderdeel van een goede woon- en leefomgeving en daarmee van het woongenot in Papendrecht. Voor het stedelijk gebied richt het beleid zich primair op het vergroten van de kwaliteit en van de toegankelijkheid van het openbaar groen, inclusief het daarbij behorende water. Onderhoud van het openbaar groen en de openbare ruimten vormt een wezenlijk onderdeel van de waardering van de kwaliteiten. Het beleid is voorts gericht op een doelmatig gebruik van infrastructuur en parkeervoorzieningen. Dit vraagt niet alleen om een goede structurering van de infrastructuur en de parkeervoorzieningen, maar ook van een bewuste keuze bij de locatieafweging voor nieuwe functionele ontwikkelingen die een bepaalde verkeersafwikkeling en/of parkeerbehoefte met zich mee brengen. Om investeringsintensieve parkeervoorzieningen in het centrum doelmatig te benutten zal de gemeente sturen op een centrumgericht locatiebeleid voor alle commerciële en niet-commerciële voorzieningen waarbij parkeren een belangrijke randvoorwaarde is. Papendrecht visie 2015 De opgave die in deze toekomstvisie verwoord wordt, is hoe er ook in de toekomst ingespeeld kan worden op de veranderende behoeften van de inwoners. De gemeente wil de beschikbare gronden zo goed mogelijk benutten, waarbij duurzaamheid en kwaliteit de sleutelwoorden zijn. Revitalisering en herinrichting bieden kansen tot vernieuwing en verbetering. Papendrecht wil hiermee zijn centrum en wijken een kwaliteitsimpuls geven. Het aantal 55-plussers zal ook in Papendrecht de komende jaren sterk toenemen. Daarom dienen toekomstige voorzieningen ook te voorzien in de behoeften van deze bevolkingsgroep _______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 191.14011.00 Rotterdam / Middelburg
12
en moeten ze goed bereikbaar en toegankelijk zijn voor 55-plussers. Het feit dat het aantal ouderen in de gemeente zal toenemen, vraagt om extra aandacht op het gebied van wonen, zorg en vrijetijdsbesteding. Met de bouw van levensloopbestendige woningen, (bijvoorbeeld bij herinrichtingprojecten) en het 'opplussen' van bestaande woningen, wil de gemeente de senioren een op maat gesneden woningaanbod bieden. Volkshuisvestingsbeleid (2006) In Papendrecht worden binnen het beleid van de volkshuisvesting enkele belangrijke doelgroepen onderscheiden. Twee daarvan zijn ouderen en de lagere inkomensgroep. Veel ouderen behoren overigens tot de lagere inkomensgroep. Vanwege de vergrijzing is er beleid opgesteld om voor ouderen meerdere woonservicezones in te richten. Een van die zones is gepland in het gebied rond de Schoolstraat. Bij de keuze van deze locatie is de grote hoeveelheid reeds aanwezige ouderenwoningen een belangrijk gegeven. En ook de ligging nabij het nieuwe winkel- en voorzieningencentrum speelt daarbij een rol. Met de nu voorgestelde ontwikkeling worden wederom woningen voor ouderen toegevoegd aan het gebied waarmee kan worden ingespeeld op de grote vraag naar appartementen.
2.4
Conclusie
Voor het plangebied, dat deel uitmaakt van het centrumgebied van Papendrecht, is vanuit het beleidskader het volgende van belang. Behoud en zo mogelijk verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en het functioneren van het plangebied staat voorop. Waar mogelijkheden zich voordoen voor revitalisering door middel van herinrichting en verdichting, dient te worden gestreefd naar de ontwikkeling van een aantrekkelijk centrumgebied en hoogwaardige, duurzame en gedifferentieerde woonmilieus. Afstemming op maatregelen die de leefbaarheid bevorderen is gewenst. De voorgenomen ontwikkeling is verantwoord en past binnen het vigerende beleid van de overheden.
_______________________________________________________________________________________________________________ 191.14011.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
13
Hoofdstuk 3
3.1
Ruimtelijke en functionele analyse
Ruimtelijke context
Het plangebied ligt ter plaatse van de zogenaamde 'busstrooklocatie' aan de noordzijde van het centrumgebied 'De Meent'. Hier lag – aan de zijde van de Veerweg – het oude busstation. Nadien was het gebied tot voor kort in gebruik als tijdelijk winkelcentrum. Het plangebied wordt begrensd door de Veerweg in het oosten, de P.C. Hooftlaan in het zuiden en door twee bij de Constantijn Huygenslaan gelegen woonflats met parkeerterreinen aan de noord- en westzijde. De twee haaks op elkaar gesitueerde woonflats (galerijen) bestaan beide uit acht woonlagen boven een op maaiveld gesitueerde onderbouw met bergingen en entree. De centraal binnen Papendrecht gelegen Veerweg vormt een belangrijke noordelijke entree naar het nieuw ontworpen centrumgebied rond De Meent. De P.C. Hooftlaan vormt een belangrijke wijkontsluitingsweg voor het zuidwestelijke kwadrant van de wijk Westpolder. De nabij het centrum te realiseren bebouwing wordt dan ook ontwikkeld op een ruimtelijk strategische plaats binnen de stedenbouwkundige structuur van Papendrecht.
3.2
Beschrijving voornemen
Massastudie De voor het planvoornemen opgestelde massastudie (zie Bijlage 1) gaat uit van meerdere bouwvolumes die samen ruimte bieden aan circa 65 appartementen, ruim 3.000 m² aan voorzieningen zoals commerciële functies, dienstverlening, een gezondheidscentrum en een grote parkeergarage. Op basis van de massastudie bevat het project de volgende onderdelen:
voorzieningen zoals commerciële functies, dienstverlening, een gezondheidscentrum langs de Veerweg; boven de voorzieningen 37 appartementen. een parkeervoorziening voorzien van een “groen” dek met daarop o.a. een paviljoen van circa 100 m². 28 compacte appartementen op de kop van de bestaande flat aan de zijde van de P.C. Hooftlaan.
Inmiddels is voor de bouw van de appartementen, commerciële ruimten, dienstverlenende ruimten, een gezondheidscentrum en de parkeergarage een plan uitgewerkt dat op hoofdlijnen in overeenstemming met de massastudie is. Dit plan wordt hieronder beknopt toegelicht.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 191.14011.00 Rotterdam / Middelburg
14
Uitgewerkte plan Het uitgewerkte plan voor deze locatie voorziet in de bouw van appartementen met een voorzieningenstrip en een parkeergarage langs de Veerweg. Aan de zijde van de Veerweg zijn tevens een milieupark (afval en recycling) en een laad&los plaats voorgesteld in het plangebied. Ook worden aan de kop van de bestaande flat Constantijn Huygenslaan/P.C. Hooftlaan appartementen toegevoegd. Het totaal aantal te realiseren appartementen in het plangebied is naar beneden bijgesteld ten opzichte van de massastudie (60 in plaats van 65 appartementen). Veerweg Het bouwvolume langs de Veerweg bestaat uit twee kleine circa 17 m hoge hoektorens met een tussenliggende circa 9 m hoge bebouwingsstrip. De twee plat afgedekte torens bezitten elk voorzieningen op de begane grond en 16 woonappartementen op verdiepingsniveau. Een deel van de begane grondlaag van de torens bevat tevens bergingen behorende bij de appartementen en de hoofdentrees naar de bovenliggende woontorens. De torens bieden elk ruimte aan 16 appartementen. De tussen de twee torens gelegen voorzieningenstrip bestaat uit twee bouwlagen en is volledig bedoeld voor commerciële functies (niet zijnde detailhandel), dienstverlenende functies en/of een gezondheidscentrum. Het dak van de strip wordt uitgevoerd als een golvend vegetatiedak. P.C. Hooftlaan Aan de zijde van de P.C. Hooftlaan is ter plaatse van de zuidelijke blinde kopgevel van de bestaande galerijflat een nieuw kopgebouw in 8 bouwlagen geprojecteerd. Door de bouw van een kopgebouw met op de P.C. Hooftlaan georiënteerde appartementen ontstaat aan deze zijde in de nabijheid van het nieuwe centrumgebied rond de Meent een ruimtelijk meer aansprekend beeld van de galerijflat. Het kopgebouw bevat 28 appartementen. Het gebouw rust voor een deel op kolommen omdat het voor een groot deel wordt gerealiseerd boven de watergang langs de P.C. Hooftlaan. De balkons kragen gedeeltelijk uit boven de stoep langs de P.C. Hooftlaan. Ter plaatse bedraagt de vrije ruimte onder het gebouw circa 4 m ten opzichte van het maaiveld en circa 5 m ten opzichte van het waterpeil. Hierdoor blijft er voldoende ruimte over voor het passeren van het gebouw en voor doorzicht vanaf de P.C. Hooftlaan naar het voorterrein van de bestaande woonflat. Het gebouw heeft een eigen centrale hoofdentree met trappenhuis en lift aan de zijde van het bestaande woongebouw. Hierdoor kunnen alle 28 appartementen worden georiënteerd op het zuiden tot zuidwesten. Alle appartementen beschikken over balkons. De verspringende gevellijn en de afgeschuinde balkons accentueren de lichte asverschuiving in het wegtracé van de P.C. Hooftlaan en richten het beeld vanuit het westen meer in de richting van het centrumgebied. Het kopgebouw heeft een bouwhoogte van circa 27 m, gemeten vanaf het maaiveldniveau bij de P.C. Hooftlaan. Deze hoogte sluit voldoende aan bij de hoogte van de bestaande galerijflat (circa 26,5 m). Parkeergarage Ingeklemd tussen de bestaande galerijflat (Constantijn Huygenslaan 205 t/m 395) en de geplande voorzieningenstrip en appartementen, wordt een parkeergarage op maaiveldniveau voorgesteld. De parkeergarage kan mogelijk in twee fasen worden aangelegd. De parkeergarage sluit aan op de ten noorden gelegen galerijflat (Constantijn Huygenslaan 45 t/m 203) waar momenteel ten behoeve van het inmiddels opgeheven tijdelijk winkelcentrum 'Den Briel' een tijdelijk parkeerterrein aanwezig is. De in- en uitritten van de parkeergarage worden aan de oostelijke zijde ontsloten vanaf de Veerweg, direct ten noorden van het nieuwe bouwvolume aan de Veerweg. _______________________________________________________________________________________________________________ 191.14011.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
15
Bij de ontwikkeling van het centrumgebied is een parkeerbalans opgesteld. De totale parkeerbehoefte bedraagt uitgaande van het opnemen van 37 parkeerplaatsen uit het project 'De Marktmeester', een parkeerbehoefte van 1,8 parkeerplaats per appartement binnen het plangebied (60 x 1,8) en van gemiddeld 2,1 parkeerplaats per 100 m² bvo voor de voorzieningenstrip, in totaal 208 parkeerplaatsen. De onderhavige ontwikkeling is in deze parkeerbalans opgenomen. Er kan sprake zijn van eventueel dubbelgebruik van parkeerplaatsen, maar dit dubbelgebruik is in de berekening vanwege de afhankelijkheid van de specifieke invulling van de commerciële ruimten buiten beschouwing gelaten. In het plangebied is voldoende ruimte beschikbaar om het benodigde aantal parkeerplaatsen te realiseren. Op het dak van de parkeergarage wordt een daktuin en een paviljoen van maximaal 200 m² gerealiseerd ten behoeve van de bewoners van de nieuwe appartementen en van de bestaande galerijflats aan de Constantijn Huygenslaan. Het paviljoen is globaal aangegeven op de plankaart omdat de exacte ligging nog niet bekend is. Vanuit de parkeergarage leidt een loopbrug over het water naar de P.C. Hooftlaan. Het grasdak boven op de parkeergarage ligt op een hoogte van circa 3,5 m ten opzichte van het maaiveld. De maximale bouwhoogte van de parkeergarage wordt overschreden door balustrades, hekwerken en tuinmeubilair (mede ten behoeve van het paviljoen). Bezonning en daglicht Er is een bezonningsstudie (Bijlage 2) en een daglichtberekening (Bijlage 3) uitgevoerd om te bekijken wat de invloed is van de nieuwbouw op de bestaande flat aan de Constantijn Huygenslaan en de woningen aan de Veerweg. In de bezonningsstudie is gekeken naar de schaduw van de hoogbouw (bestaand en nieuw) op de woningen aan de oostzijde van de Veerweg. Geconcludeerd is dat alleen in de maanden rond juni er tussen 17 en 18 uur een geringe toename is van het aantal woningen dat met hun voorgevels iets meer schaduw vangt tengevolge van de nieuwbouw. Dus een paar woningen heeft een uur eerder schaduw. De rest van de dag hebben de woningen helemaal geen last door de gunstige ligging aan de oostzijde van de locatie. In de daglichtberekening is gekeken wat de invloed op het daglicht is van de nieuwbouw ten opzichte van de bestaande flat. Daarbij is de daglichtreductie berekend van de woning die het meest hinder ondervindt van de geplande nieuwbouw. Dit is dan ook de maatgevende woning. De nieuwbouw zorgt ervoor dat bij deze woning een daglichtreductie plaatsvindt, maar de daglichttoetreding is nog ruim voldoende ten opzichte van de wettelijke normen in het bouwbesluit.
3.3
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling past niet binnen de voorschriften van het vigerende bestemmingsplan Papendrecht Centrum. In dit bestemmingsplan zijn de gronden bestemd als Centrumdoeleinden (geen detailhandel), Groenvoorzieningen, garages en bergplaatsen, Water en Verblijfsgebied. De bebouwingsmassa aan de kop van de bestaande westelijke galerijflat en het voorzieningencomplex met appartementen langs de Veerweg, leiden plaatselijk tot een overschrijding van de op de vigerende plankaart aangegeven bebouwingsvlakken.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 191.14011.00 Rotterdam / Middelburg
16
De aan te leggen parkeergarage is voorgesteld ter plaatse van de bestemmingen Groenvoorzieningen en Verblijfsgebied. Afgezien van de plaatselijke overschrijdingen van bouwvlakken sluit het uitgewerkte plan voor de appartementen en de voorzieningenstrip goed aan bij de beoogde stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving. De parkeergarage biedt voldoende parkeerruimte. De groene inrichting en de bereikbaarheid van het garagedak sluiten aan bij de gewenste groene uitstraling van de directe woonomgeving bij de appartementen. Om het bouwvoornemen te kunnen realiseren worden de gronden bestemd als 'Centrum'. Het nieuwe kopgebouw bij de westelijke galerijflat wordt in aansluiting op de bestaande flat conform het vigerende bestemmingsplan bestemd voor 'Wonen'.
_______________________________________________________________________________________________________________ 191.14011.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
17
Hoofdstuk 4
Sectorale aspecten
In dit hoofdstuk worden de voor dit bestemmingsplan relevante sectorale aspecten beschreven. Dit hoofdstuk bevat de uitkomsten van de onderzoeken met bijbehorende conclusies. In de verschillende paragrafen worden de onderzoeken samengevat en zijn de belangrijkste conclusies voor het bestemmingsplan weergegeven. Voor een uitgebreide weergave van een aantal onderzoeken wordt verwezen naar de betreffende bijlage dan wel separate onderzoeksrapportage.
4.1
Wegverkeerslawaai
Beoogde ontwikkeling Ten behoeve van het bestemmingsplan, dat de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen (in de vorm van woningen) mogelijk maakt, is het noodzakelijk inzicht te verkrijgen in de mogelijke geluidshinder. Daarbij dient in het kader van dit bestemmingsplan de geluidsbelasting aan de gevels van de nieuwe woningen ten gevolge van bestaande wegen te worden getoetst. Toetsingskader Normstelling Langs alle wegen – met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven – bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen of buiten stedelijke ligging. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/h-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting te worden onderbouwd. De geluidshinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal. Nieuwe situaties Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de uiterste grenswaarde niet te boven gaan. De uiterste grenswaarde van nieuwe woningen langs bestaande wegen binnen de bebouwde kom bedraagt 63 dB. _______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 191.14011.00 Rotterdam / Middelburg
18
Wanneer de gestelde uiterste grenswaarde wordt overschreden, biedt de Wgh de mogelijkheid woningen te realiseren met een dove gevel, dat wil zeggen, een gevel met slechts incidenteel te openen delen. De geluidswaarde binnen de woningen (binnenwaarde) dient in alle gevallen te voldoen aan de in het Bouwbesluit vastgelegde norm van 33 dB. Krachtens artikel 110g van de Wgh mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Van deze aftrek is gebruikgemaakt. 30 km/h-wegen De Wgh kent geen geluidsnormen voor 30 km/h-wegen. Een verzoek tot vaststelling van hogere grenswaarden is voor deze geluidsbronnen daarom niet mogelijk. Ter onderbouwing van de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting wordt bij gebrek aan wettelijke normen aangesloten bij de benaderingswijze die de Wet geluidhinder hanteert voor gezoneerde wegen. Vanuit dat oogpunt worden de eerder vermelde voorkeursgrenswaarde en de uiterste grenswaarde uit de Wgh als referentiekader gehanteerd. Daarnaast is van belang dat de maximaal aanvaarde binnenwaarde op grond van het Bouwbesluit ten hoogste 33 dB bedraagt. Geluidsbeleid hogere waarden gemeente Papendrecht Voor de gemeente Papendrecht is in 2009 door de Milieudienst Zuid-Holland Zuid een hogere waardenbeleid1 opgesteld (zie Bijlage 4). Deze beleidsregels hebben tot doel om aan te geven wanneer een hogere geluidsbelasting is toegestaan aan de gevels van geluidsgevoelige bestemmingen. De geluidsbeperkende maatregelen dienen in onderstaande volgorde te worden onderzocht en afgewogen:
eerst maatregelen aan de bron en als dat niet kan; overdrachtsmaatregelen en als dat niet kan; maatregelen bij de ontvanger.
Het beleid is alleen gericht op de bouw van woningen en maakt hierbij onderscheid tussen kleinschalige en grootschalige woningbouwontwikkelingen. De grens ligt bij 25 woningen. Om te oordelen of de kwaliteit van de woon- en leefomgeving acceptabel wordt geacht wordt de cumulatieve geluidsbelasting als parameter gebruikt. Het beleid onderscheid drie niveaus van overschrijding:
een of meerdere geluidsbronnen veroorzaken gezamenlijk een Lcum van maximaal 53 dB; een of meerdere geluidsbronnen veroorzaken gezamenlijk een Lcum tussen 54 en 64 dB; een of meerdere geluidsbronnen veroorzaken gezamenlijk een Lcum van meer dan 65 dB.
Bij het onderzoek naar maatregelen bij de ontvanger zullen de volgende maatregelen onderzocht en overwogen moeten worden:
het creëren van een geluidsluwe gevel; het creëren van een geluidsluwe buitenruimte.
Onderzoek De ontwikkeling is gelegen binnen de wettelijke geluidszone van de Veerweg en de P.C. Hooftlaan. Deze wegen hebben op basis van een binnenstedelijke ligging en 1 of 2 rijstroken een geluidszone van 200 m. De maximumsnelheid bedraagt 50 km/h. Ter hoogte van de locatie is de P.C. Hooftlaan ingericht als erftoegangsweg met een maximumsnelheid van 30 km/h tussen de Markt en de Veerweg. Ook een gedeelte van de
_______________________________________________________________________________________________________________ 191.14011.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
19
Veerweg (eerste deel vanaf de P.C. Hooftlaan) is ingericht als 30 km/h-weg door de realisatie van een 30 km/h-poort bij het centrumgebied. Deze delen zijn gedezoneerd op basis van de Wgh. De maximumsnelheid op de Markt bedraagt 30 km/h zodat deze weg eveneens gedezoneerd is. Rekenmethodiek en invoergegevens Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd volgens Standaard Rekenmethode II (SRM II) conform het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006. De verkeersgegevens die ten grondslag liggen aan de onderzoeken met betrekking tot wegverkeerslawaai en luchtkwaliteit zijn, tenzij anders vermeld, verstrekt door de gemeente Papendrecht. Deze ontwikkeling vormt slechts een klein onderdeel van de totale reconstructie met ontwikkelingen in het centrumgebied (kernwinkelgebied) van Papendrecht. Op verschillende wegen in het plangebied zal de verkeersintensiteit na de reconstructie van het kernwinkelgebied aanzienlijk wijzigen. Door Goudappel Coffeng zijn op basis van het verkeersmodel verkeersintensiteiten geprognosticeerd voor het jaar 2010 waarin rekening wordt gehouden met de autonome groei van het wegverkeer en de totale reconstructie met ontwikkelingen in het centrumgebied (afgerond op 50-tallen). Op basis van een autonome groei van 1,5% per jaar zijn de intensiteiten voor 2020 berekend. Tabel 4.1
Berekeningsuitgangspunten
P.C. Hooftlaan 30 (ten oosten Markt) 50 (ten westen Markt) wegdektype
DAB (referentiewegdek)
planjaar
2007
2010
2020
verkeersintensiteit
3.200
3.100
3.600
voertuigverdeling
etmaal
lichte mvt
middelzware mvt
zware mvt
daguurpercentage
7,0%
91,91%
5,55%
2,54%
avonduurpercentage
2,6%
91,91%
5,55%
2,54%
nachtuurpercentage
0,7%
91,91%
5,55%
2,54%
Veerweg ten noorden van P.C. Hooftlaan 50 (Vondellaan-30 km/h-poort) 30 (30 km/h-poort-P.C. Hooftlaan) wegdektype
geluidsreducerend asfalt
planjaar
2007
2010
2020
verkeersintensiteit
8.100
11.500
13.400
voertuigverdeling
etmaal
lichte mvt
middelzware mvt
zware mvt
daguurpercentage
7,0%
90,0%
5,2%
4,8%
avonduurpercentage
2,6%
90,0%
5,2%
4,8%
nachtuurpercentage
0,7%
90,0%
5,2%
4,8%
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 191.14011.00 Rotterdam / Middelburg
20
Veerweg ten zuiden van P.C. Hooftlaan en kruispunt Veerweg/P.C. Hooftlaan maximumsnelheid (km/h)
30
wegdektype
DAB (referentiewegdek)
planjaar
2007
2010
2020
verkeersintensiteit
8.100
9.300
10.750
voertuigverdeling
etmaal
lichte mvt
middelzware mvt
zware mvt
daguurpercentage
7,0%
90,0%
5,2%
4,8%
avonduurpercentage
2,6%
90,0%
5,2%
4,8%
nachtuurpercentage
0,7%
90,0%
5,2%
4,8%
Markt maximumsnelheid (km/h)
30
wegdektype
klinkers (open elementenverharding)
planjaar
2007
2010
2020
verkeersintensiteit
3.000
1.900
2.200
etmaal
lichte mvt
middelzware mvt
zware mvt
daguur
7,0
94,0%
5,7%
0,3%
avonduur
2,6
98,0%
1,9%
0,1%
nachtuur
0,7
96,0%
3,8%
0,2%
voertuigverdeling
Resultaten gezoneerde wegen Uit de geluidsberekeningen (zie Bijlage 5) blijkt dat aan de gevels van een aantal woningen gelegen langs de Veerweg de geluidsbelasting ten gevolge van het verkeer op de Veerweg hoger is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De maximale geluidsbelasting bedraagt 57 dB, dit is echter lager dan de uiterste grenswaarde van 63 dB. In Bijlage 6 zijn figuren opgenomen waarin per verdiepingslaag de berekende hogere geluidsbelasting op de gevel in beeld is gebracht. Aan de gevels van de woningen gelegen in het kopblok langs de P.C. Hooftlaan wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB ten gevolge van het verkeer op de Veerweg niet overschreden.
_______________________________________________________________________________________________________________ 191.14011.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
21
In onderstaande tabel is beschreven voor hoeveel woningen welke hogere waarde benodigd is. Tabel 4.2
Aan te vragen hogere waarden aantal woningen
verdieping
hogere waarde
bron
2
1e laag
55 dB
Veerweg
2
2e laag
blokzijde P.C. Hooftlaan
2
Veerweg
54 dB
Veerweg
e
53 dB
Veerweg
e
3 laag
2 blok zijde ingang parkeergarage
54 dB
e
4 laag
2
1 laag
57 dB
Veerweg
2
2e laag
2
57 dB
Veerweg
e
56 dB
Veerweg
e
49 dB
Veerweg
e
55 dB
Veerweg
e
50 dB
Veerweg
3 laag
1
3 laag
2
4 laag
1
4 laag
Voor 36 woningen gelegen langs de Veerweg zijn in het vigerende bestemmingsplan Centrum reeds hogere waarden verleend, zie onderstaande tabel. Tabel 4.3
Reeds verleende hogere waarden
aantal woningen verleende hogere waarde verleende hogere waarde
Tabel 4.4
18
62 dB(A), 60 dB
Veerweg
16
52 dB(A), 50 dB
Veerweg
2
51 dB(A), 49 dB
Veerweg
Benodigd versus verleende hogere waarden aantal woningen verleende benodigde hogere waarde verleende hogere waarde hogere waarden
aantal woningen benodigde hogere waarden 4
bron
16
57 dB
2
56 dB
4
55 dB
4
54 dB
2
53 dB
18
60 dB
1
1
50 dB
16
50 dB
1
1
49 dB
2
49 dB
Uit bovenstaande tabel blijkt dat voor 16 woningen een hogere waarde benodigd is van maximaal 57 dB. Voor 18 woningen is reeds een hogere waarden verleend van 60 dB. Geconcludeerd kan worden dat geen extra hogere waarden aangevraagd hoeven te worden.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 191.14011.00 Rotterdam / Middelburg
22
Uit de berekeningsresultaten (Bijlage 5) blijkt dat de maximale geluidsbelasting ten gevolge van het verkeer op de P.C. Hooftlaan aan de gevels van de nieuwe woningen 46 dB bedraagt. Hier wordt de voorkeursgrenswaarde niet overschreden. Er is sprake van een aanvaardbare akoestische situatie. Resultaten gedezoneerde wegen Uit de berekeningen blijkt dat ten gevolge van het verkeer op de Markt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB aan de gevels van de nieuwe woningen nergens wordt overschreden. De maximale geluidsbelasting ten gevolge van het verkeer op de P.C. Hooftlaan bedraagt 57 dB. Hierbij wordt, indien de weg gezoneerd zou zijn, de voorkeursgrenswaarde aan de gevels van de woningen gelegen langs de Veerweg en in het kopblok overschreden. Ten gevolge van het verkeer op de Veerweg bedraagt de maximale geluidsbelasting 56 dB. Ook hierbij wordt de voorkeursgrenswaarde aan de gevels van een aantal woningen gelegen langs de Veerweg, indien de weg gezoneerd zou zijn, overschreden. Maatregelen bij overschrijding voorkeursgrenswaarde De geluidsbelasting aan de gevel van de geluidsgevoelige bestemmingen kan worden gereduceerd door maatregelen aan de bron of in het overdrachtsgebied. Er is een aantal maatregelen aan de bron denkbaar. De eerste mogelijkheid is het beperken van de verkeersomvang, de snelheid of wijziging van de samenstelling van het verkeer. De maximumsnelheid op de P.C. Hooftlaan en de Veerweg bedraagt reeds 30 km/h zodat het verlagen van de snelheid niet mogelijk is. Eveneens is het wijzigen van de functie van de weg niet gewenst. Een andere maatregel aan de bron is het toepassen van een andere wegdekverharding. Op de Veerweg is ter hoogte van het plangebied reeds geluidsreducerend asfalt toegepast. Maatregelen in het overdrachtsgebied in de vorm van geluidsschermen stuiten op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige aard. Dergelijke schermen zijn in binnenstedelijk gebied niet inpasbaar. Geconcludeerd kan worden dat redelijkerwijs geen maatregelen mogelijk zijn om de geluidsbelasting aan de gevels van de woningen ten gevolge van het verkeer op de P.C. Hooftlaan en de Veerweg te reduceren. Daarnaast overschrijdt de geluidsbelasting de uiterste grenswaarde niet, hierdoor is sprake van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Conclusies Op basis van het akoestisch onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd.
Ten gevolge van het verkeer op de Veerweg wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB aan de gevels van een aantal woningen langs de Veerweg overschreden. Voor 36 woningen zijn reeds hogere waarden vastgesteld. Deze hogere waarden blijken voldoende, zodat geen aanvullend besluit opgesteld dient te worden. Ten gevolge van het verkeer op het gezoneerde deel van de P.C. Hooftlaan en de 30 km/h-wegen is sprake van een aanvaardbaar akoestisch klimaat.
_______________________________________________________________________________________________________________ 191.14011.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
23
4.2
Luchtkwaliteit
Normstelling en beleid Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen 2007 (ook wel Wet luchtkwaliteit, Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen, met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet. Tabel 4.5
Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk
stof
toetsing van
stikstofdioxide (NO2)1)
jaargemiddelde concentratie 60 µg/m³
2010 tot en met 2014
jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
vanaf 2015
jaargemiddelde concentratie 48 µg/m³
tot en met 10 juni 2011
jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
vanaf 11 juni 2011
24-uurgemiddelde concentratie
max. 35 keer per jaar meer dan 75 µg/m³
tot en met 10 juni 2011
24-uurgemiddelde concentratie
max. 35 keer per jaar meer dan 50 µg/m³
vanaf 11 juni 2011
2)
fijn stof (PM10)
benzeen 1.
grenswaarde
jaargemiddelde concentratie 5 µg/m³
geldig
vanaf 2010
De toetsing van de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie NO2 is niet relevant aangezien er pas meer overschrijdingsuren dan het toegestane aantal van 18 per jaar zullen optreden als de jaargemiddelde concentratie NO2 de waarde van 82 µg/m³ overschrijdt. Dit is nergens in Nederland het geval.
2.
Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).
Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:
de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a); de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1); bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2); de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c); het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 191.14011.00 Rotterdam / Middelburg
24
Besluit niet in betekenende mate (NIBM) In het Besluit NIBM en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10; een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen of een kantooroppervlak van 100.000 m² (langs één ontsluitingweg).
Goede ruimtelijke ordening In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied. Onderzoek Luchtkwaliteitsonderzoek totale ontwikkeling Het bestemmingsplan voorziet in de realisatie van een parkeergarage, appartementen en een beperkte oppervlakte aan commerciële ruimte. Deze ontwikkelingen hebben mogelijk gevolgen voor de luchtkwaliteit in de omgeving van het plangebied. Zodoende zijn de gevolgen voor de luchtkwaliteit onderzocht. Op verzoek van de gemeente Papendrecht heeft de Milieudienst Zuid-Holland Zuid (MZHZ) de ontwikkelingen die met het plan mogelijk worden gemaakt getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit2 (zie Bijlage 7). Conform de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit 2007 wordt gerekend met afstanden van 10 m van de wegrand. Als de afstand van de wegrand tot gevels van gevoelige bestemmingen kleiner is, wordt gerekend met de afstand van de wegrand tot de gevel. Dit onderzoek is uitgevoerd voor de zichtjaren van 2010, 2015 en 2020 met behulp van CAR II-programma versie 8.0. De jaargemiddelde concentratie PM10 en het aantal dagen dat de 24-uursgemiddelde concentratie wordt overschreden zijn gecorrigeerd voor de invloed van zeezout (conform bijlage 5 van de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007). Uit het onderzoek blijkt dat in de prognosejaren 2010, 2015 en 2020 de bijdrage aan de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 niet meer dan 0,4 µg/m³ bedraagt. De ontwikkeling draagt daarmee niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Ook het aantal dagen waarop overschrijding van de 24-uursgemiddelde waarde optreedt blijft onder de grenswaarde. In de autonome situatie en in de situatie na uitvoering van het plan liggen de jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10 ruimschoots beneden de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit. Omdat er sprake is van een ontwikkeling van een parkeergarage is tevens onderzoek gedaan naar de concentraties benzeen in de omgeving van het parkeergarage. In de berekeningen is uitgegaan van een theoretische worstcasesituatie waarin de totale emissie van benzeen als gevolg van het verkeer van, naar en in de parkeergarage, plaatsvindt ter hoogte van de toerit. De maximale toename van de jaargemiddelde concentratie benzeen als gevolg van het plan bedraagt maximaal 0,3 µg/m³. Gelet op de heersende achtergrondconcentratie van 0,9 µg/m³ ligt de berekende jaargemiddelde concentraties ruimschoots beneden de grenswaarde van 5 µg/m³. Op basis van het luchtkwaliteitsonderzoek kan worden geconcludeerd dat het plan voldoet aan de luchtkwaliteitsnormen uit de Wlk. De Wlk staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
_______________________________________________________________________________________________________________ 191.14011.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
25
Uit de rapportage luchtkwaliteit3 2008 van de gemeente Papendrecht volgt dat binnen de gemeente langs lokale wegen enkele aandachtslocaties voor NO2 voorkomen. Het betreft locaties langs de Veerweg en de Burgemeester Keizerweg waar, mede gelet op de geplande ruimtelijke ontwikkelingen, sprake is van een dreigende overschrijding van de grenswaarde van 40 µg/m³. Uit het luchtkwaliteitsonderzoek blijkt echter dat er als gevolg van het voorliggende plan geen overschrijding van de grenswaarden plaatsvindt zodat wordt voldaan aan de Wlk. Luchtkwaliteit in parkeergarages Binnen het plangebied wordt een parkeergarage gerealiseerd. Voor de parkeergarage is eveneens onderzoek verricht naar het aspect luchtkwaliteit (zie Bijlage 8). Met name ter plaatse van de uitrit van de parkeergarages en ter plaatse van de ventilatie kan sprake zijn van hogere concentraties van de stoffen stikstofdioxide, fijn stof en benzeen. Van belang is dat nieuw te bouwen parkeergarages dienen te voldoen aan de eisen die aan nieuwe parkeergarages worden gesteld. Deze eisen zijn onder andere opgenomen in de NEN 2443, de SBR richtlijn 'Parkeergarages: Brandveiligheid en Ventilatie' en het Bouwbesluit (2003). Indien de ventilatie aan de hierin gestelde eisen voldoet, zullen er geen overschrijdingen van luchtkwaliteitsnormen in de garage optreden. Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening dient de uitstroom van de ventilatie zodanig te worden geplaatst dat er geen personen langdurig worden blootgesteld (van woningen af gericht). In de plannen wordt hiermee rekening gehouden. Conclusie Er wordt geconcludeerd dat de Wlk de realisatie van het project niet in de weg staat. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is er sprake van een goed woon- en leefmilieu ter plaatse van de beoogde ontwikkeling.
4.3
Bedrijven en milieuhinder
Normstelling en beleid Bij realisering van nieuwe hindergevoelige functies (woningen) dient rekening te worden gehouden met eventuele milieuhinder van bedrijfsactiviteiten in de omgeving. Uitgangspunt daarbij is dat er ter plaatse van de woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt. Afstemming van bestaande en nieuwe functies gebeurd door het aanhouden van zogenaamde richtafstanden. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de VNG (2009). Bij deze richtafstanden wordt rekening gehouden met milieuaspecten als geur-, stof- en geluidshinder. De richtafstanden gelden ten opzichte van een rustige woonwijk. Uit jurisprudentie en de genoemde VNG-publicatie blijkt dat in het geval van een gemengd gebied verkleinde richtafstanden gelden. Onderzoek en conclusie In de directe omgeving van het plangebied zijn voornamelijk woningen gevestigd. Op circa 50 m ten zuiden van het plangebied ligt een winkelcentrum. Op grond van de VNG-brochure (2009) geldt voor een winkelcentrum een richtafstand van 10 m ten opzichte van een rustige woonwijk. Er kan derhalve worden geconcludeerd dat er geen onaanvaardbare milieuhinder zal optreden ter plaatse van het plangebied.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 191.14011.00 Rotterdam / Middelburg
26
4.4
Industrielawaai
Normstelling en beleid Volgens de Wet geluidhinder dienen alle industrie- en bedrijventerreinen, waarop inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, gezoneerd te zijn. Bedoelde inrichtingen - vroeger ook wel 'A-inrichtingen' genoemd worden nader genoemd in het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer. Rondom deze industrieterreinen dient een geluidszone te worden vastgesteld en vastgelegd in bestemmingsplannen. Buiten deze zone mag de geluidsbelasting als gevolg van het industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Bij het mogelijk maken van nieuwe geluidsgevoelige functies dient rekening te worden gehouden met de zonering van industrielawaai. Nieuwe geluidsgevoelige functies (zoals woningen) binnen de zonegrens zijn niet zonder meer toegestaan. Indien binnen de 50 dB(A)-contour, de zonegrens van het industrieterrein, geluidsgevoelige functies (bijvoorbeeld woningen) mogelijk worden gemaakt, geldt een onderzoeksplicht. Wanneer voor een locatie binnen de zone industrielawaai wordt aangetoond dat de geluidsbelasting onder de 50 dB(A) is gelegen, is de bouw van geluidsgevoelige functies op die locatie toegestaan. Bij een geluidsbelasting van meer dan 50 dB(A) kan door het college van burgemeester en wethouders een hogere grenswaarde worden vastgesteld. Het maximum van deze hogere grenswaarde is 55 dB(A). Onderzoek en conclusie Het plangebied is gelegen in de voormalige geluidszone van gezoneerd industrieterrein de Staart. De geluidszone van dit industrieterrein is echter middels een parapluplan herzien (vastgesteld 6 maart 2008) en reikt daardoor niet meer tot het plangebied. Er wordt daarom geconcludeerd dat het aspect industrielawaai geen belemmeringen oplevert voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
4.5
Externe veiligheid
Normstelling en beleid Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, te noemen:
bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken4 en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Risicovolle inrichtingen Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) in werking getreden. Met het besluit wordt beoogd een wettelijke grondslag te geven aan het externe _______________________________________________________________________________________________________________ 191.14011.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
27
veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten5. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft. Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR (zie hieronder) geldt daarbij als buitenwettelijke oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. Vervoer van gevaarlijke stoffen In augustus 2004 is de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen in de Staatscourant gepubliceerd. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht6. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Onderzoek Risicovolle inrichtingen Op circa 370 m afstand van het plangebied is de inrichting Stork Fokker AESP B.V. gelegen. Bij dit bedrijf wordt gewerkt met chroomzuur en zwavelzuur. De PR 10-6-contour van deze inrichting reikt tot 71 m afstand (zie stippellijn op de onderstaande figuur). Er wordt zodoende ruimschoots aan de norm voor het PR voldaan. De PR 10-8-contour van Stork Fokker AESP reikt tot 310 m buiten de inrichting. Deze contour kan worden beschouwd als indicator voor de omvang van het invloedsgebied (zie figuur 4.1). Aangezien de verwerking van gevaarlijke stoffen op het centrale deel van de inrichting plaatsvindt, wordt ervan uitgegaan dat het invloedsgebied niet tot het plangebied zal reiken (plangebied bevindt zich op circa 600 m), of dat de kans op een calamiteit op deze afstand dusdanig klein is, dat de bijdrage aan het GR zeer beperkt blijft. Er wordt zodoende geconcludeerd dat een verantwoording van het GR ten aanzien van deze inrichting niet aan de orde is.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 191.14011.00 Rotterdam / Middelburg
28
Figuur 4.1
Risicoafstanden Stork Fokker AESP B.V.
Bron: Provinciale Risicokaart. Vervoer van gevaarlijke stoffen In de omgeving van het plangebied worden geen gevaarlijke stoffen vervoerd over de weg, het spoor, het water of door leidingen. Conclusie Geconcludeerd kan worden dat het aspect externe veiligheid geen belemmering oplevert voor de beoogde ontwikkeling.
4.6
Kabels en leidingen
In de directe omgeving van het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen gelegen. Er wordt derhalve geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering oplevert voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
4.7
Bodem- en grondwaterkwaliteit
Normstelling en beleid Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient de bodemkwaliteit ter plaatse te worden onderzocht. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. De provincie hanteert de richtlijn dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, moet worden verricht.
_______________________________________________________________________________________________________________ 191.14011.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
29
Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging, dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht. Onderzoek en conclusie Aangezien binnen het plangebied geen sprake is van functiewijzigingen, maar slechts van een beperkte uitbreiding van de bouwmogelijkheden binnen een bestaande functie (centrumdoeleinden) is een verkennend bodemonderzoek niet noodzakelijk. Doordat er op de locatie geen ernstige verontreinigingen worden verwacht (dit blijkt uit een indicatief bodemonderzoek7 dat is verricht ten behoeve van het centrumplan Papendrecht, zie Bijlage 9) en de bodem in het recente verleden niet is gebruikt voor bodemverontreinigende activiteiten (er zijn in het verleden tijdelijke detailhandelfuncties gevestigd), kan worden geconcludeerd dat de bodem geschikt kan worden geacht voor de beoogde functies. Er wordt derhalve geconcludeerd dat het aspect bodemkwaliteit de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg staat. Indien de grond ter plaatse van de beoogde parkeergarage buiten het plangebied wordt hergebruikt dient deze te worden getoetst aan de normstelling uit het Besluit bodemkwaliteit.
4.8
Watertoets
Watertoets en waterbeheer De watertoets is een procedure waarbij de initiatiefnemer van de voorziene ontwikkeling in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over het ruimtelijke planvoornemen. De watertoets heeft als doel het voorkomen dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt in het beheersgebied van Waterschap Rivierenland. De rioleringstaak binnen het plangebied valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeente Papendrecht. Het Waterschap Rivierenland beheert de waterkeringen in het Zuid-Hollandse deel van haar beheergebied en de wegen buiten de bebouwde kom, niet zijnde rijks- en provinciale wegen. In het kader van de watertoets is deze waterparagraaf overlegd met de waterbeheerder, waarna de opmerkingen van de waterbeheerder zijn verwerkt in deze waterparagraaf. Het waterschap heeft bij brief van 11 mei 2009 en 15 november 2010 (Bijlage 10 en Bijlage 11) positief geadviseerd over het plan, mits een aantal opmerkingen worden meegenomen in het ontwerpbestemmingsplan. Alle opmerkingen van het waterschap zijn verwerkt in het bestemmingsplan (zie tevens Bijlage 15). Beleid waterbeheerder Met ingang van 22 december 2009 is het Waterbeheerplan 2010-2015 'Werken aan een veilig en schoon rivierenland' bepalend voor het waterbeleid. Dit plan gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterketen. Daarnaast beschikt het Waterschap Rivierenland over een verordening: de Keur voor waterkeringen en wateren. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. De geboden geven de verplichtingen aan om deze waterstaatswerken in stand te houden. De verboden betreffende die handelingen en gedragingen die in principe onwenselijk zijn voor de constructie of de functie van watergangen en waterkeringen. Van alle verboden werken en/of werkzaamheden die niet voldoen aan de criteria van de algemene regels, kan ontheffing worden aangevraagd.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 191.14011.00 Rotterdam / Middelburg
30
Duidelijke en vastgestelde uitgangspunten hierbij zijn geformuleerd en vastgelegd in beleidsregels. Initiatieven voor (bouw)werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden hieraan getoetst. Huidige situatie Het plangebied ligt in het zuidelijke deel van de Papendrecht en is in de huidige situatie deels verhard in de vorm van bebouwing en bestrating en deels onverhard. De bodem bestaat uit veengrond met een deklaag van klei. Aan de zuidzijde wordt het plangebied begrensd door een A-watergang (P.C. Hooftlaan), in of langs het plangebied bevinden zich geen waterkeringen. Het rioolstelsel in de omgeving van het plangebied bestaat uit een gemengd stelsel. Het plangebied maakt onderdeel uit van het peilgebied Papendrecht, met een jaarrond peil van NAP -1,92 m. Ten noorden van Papendrecht wordt het water uitgeslagen op de Alblas. De waterkwaliteit van het oppervlaktewater in Papendrecht is matig als gevolg van riooloverstorten, diffuse verontreinigingen en voedselrijke kwel. In het gemeentelijk waterplan is een aantal maatregelen voorgesteld. Het betreft de aanleg van een netwerk van watergebonden natuur, teneinde de ecologische kwaliteit, fysisch-chemische kwaliteit en de belevingswaarde te verbeteren. Daarnaast is voorgesteld om extra beheer en onderhoud uit te voeren en natuurvriendelijke oevers aan te leggen, eveneens gericht op het verbeteren van de waterkwaliteit. Toekomstige ontwikkeling Ten zuiden van het plangebied bevindt zich een A-watergang. De beoogde bebouwing zal voor een deel boven de watergang worden gerealiseerd (op pijlers). Op 11 mei 2009 heeft het Waterschap Rivierenland het verzoek voor het realiseren van bebouwing op de kop van de bestaande flat aan de P.C. Hooftlaan te Papendrecht beoordeeld en hiermee ingestemd, met inachtneming van de volgende randvoorwaarden8:
de hoogte van het bouwwerk dient 5 m boven het waterpeil te worden gerealiseerd, hierdoor wordt kraanonderhoud mogelijk gemaakt; een natuurvriendelijke oever dient vanaf de nieuwe bebouwing tot de Constantijn Huygenslaan aangelegd te worden; de tussenruimte tussen de pijlers van de nieuwbouw dienen minimaal 5 m te bedragen zodat het onderhoud goed uitvoerbaar zal zijn; het aantal pijlers in de watergangen wordt tot een minimum beperkt; de constructie van de pijlers dienen zo gemaakt te worden dat er geen drijfvuil achter kan blijven; voor de werkzaamheden dient een watervergunning te worden aangevraagd.
Waterkwantiteit In het stedelijk waterplan is de waterbergingsopgave in Papendrecht berekend. Ten tijde van het opstellen van het stedelijk waterplan bevond zich in het plangebied een tijdelijk winkelcentrum. In de modellering van het stedelijk waterplan is de verharding meegerekend in de situatie waarbij het tijdelijk winkelcentrum aanwezig was. Deze situatie gaf 100% verhard terrein, bestaande uit wegen, parkeren en winkels. Er vindt derhalve een afname van verhard oppervlak plaats. Bovendien wordt het dak van de parkeergarage voorzien van een vegetatiedak. Bij de berekening van de watercompensatie mag de berging van vegetatiedaken voor 100% meegerekend worden indien voldaan wordt aan een aantal randvoorwaarden. Dit betekent dat als gevolg van het realiseren van het plan en de aanleg van het vegetatiedak, extra watercompensatie wordt gegenereerd.
_______________________________________________________________________________________________________________ 191.14011.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
31
Waterkwaliteit Schoon hemelwater wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater. Op die manier wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie. Bij de bouw wordt zoveel mogelijk gebruikgemaakt van duurzame bouwmaterialen (dus geen zink, koper, lood en PAK's-houdende materialen) die niet uitlogen of worden de bouwmaterialen voorzien van een coating om uitloging tegen te gaan. Op die manier wordt diffuse verontreiniging van bodem en water voorkomen. Vanaf de nieuwe bebouwing tot aan de Constantijn Huygenslaan wordt een natuurvriendelijk oever gerealiseerd, waardoor tevens de mogelijkheid ontstaat om een maai- en/of baggerboot te realiseren. In zowel het bestemmingsplan Centrum als onderliggend bestemmingsplan is dit juridisch planologisch mogelijk gemaakt. Grondwater De ontwikkeling heeft naar verwachting geen invloed op het grondwaterpeil in het plangebied. Bij de realisatie van het plan zal bekeken worden of door middel van de drainage het grondwaterpeil beheerst kan worden. Conclusie De ontwikkelingen in het plangebied waterhuishoudkundige situatie.
4.9
hebben
geen
negatieve
gevolgen
voor
de
Flora en fauna
In deze paragraaf is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente. Bestaande situatie Het plangebied is in het centrum van Papendrecht gelegen. De planlocatie bestaat uit verharding (bebouwing en parkeerplaatsen), een watergang, intensief beheerd grasland en één solitaire boom. Beoogde ontwikkelingen Binnen het plangebied worden een parkeergarage, appartementen en een voorzieningenstrip gerealiseerd. De werkzaamheden die voortkomen uit de voorgenomen ontwikkelingen kunnen als volgt worden omschreven:
verwijderen van één boom; grondwerkzaamheden; bouwwerkzaamheden (deels in de watergang).
Toetsingskader Beleid De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische _______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 191.14011.00 Rotterdam / Middelburg
32
verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt in de provinciaal ecologisch Hoofdstructuur (PEHS). Normstelling Flora- en faunawet Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw níet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang); er geen alternatief is; geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Flora en faunawet voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend. Met betrekking tot vogels hanteert LNV de volgende interpretatie van artikel 11: 'De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen: Nesten die het hele jaar door zijn beschermd Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen: 1. 2.
3.
4.
nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: nesten van de steenuil); nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: nesten van de roek, gierzwaluw en huismus); nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: nesten van de ooievaar, kerkuil en slechtvalk); vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: nesten van de boomvalk, buizerd en ransuil).
_______________________________________________________________________________________________________________ 191.14011.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
33
Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd: 5.
nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.'
De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Onderzoek Gebiedsbescherming De locatie vormt geen onderdeel van en is ook niet nabij een natuur- of groengebied met een beschermde status (zoals een staats- of beschermd natuurmonument of een speciale beschermingszone ingevolge de Vogel- of Habitatrichtlijn) gelegen. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de PEHS. Gebiedsbescherming komt in deze paragraaf derhalve verder niet aan de orde. Soortenbescherming De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (Broekhuizen, 1992; Limpens, 1997, www.ravon.nl, FLORON, 2002 en www.waarneming.nl) waarin de waarnemingen zijn aangegeven. Via het Natuurloket (www.natuurloket.nl) kan een indicatie worden verkregen van de beschikbaarheid van soortengegevens bij verschillende Particuliere Gegevensbeherende Organisaties (PGO's). Daarnaast is gebruikgemaakt van het in opdracht van de gemeente Papendrecht opgestelde rapport 'Beschermde soorten in de gemeente Papendrecht en de Flora- en faunawet' (Natuur-Wetenschappelijk Centrum, 2006). Vaatplanten Het Natuurloket geeft aan dat vaatplanten slecht onderzocht zijn binnen het betreffende kilometerhok, waarin het plangebied is gelegen. Gezien het huidige gebruik van de locatie als grotendeels verhard terrein en deels intensief beheerd grasland wordt het voorkomen van beschermde plantensoorten niet verwacht. Vogels Volgens het Natuurloket zijn broedvogels slecht onderzocht binnen het betreffende kilometerhok, er is één 'Rode Lijst'-soort aangetroffen. In het plangebied staat slechts één boom, door het ontbreken van opgaand groen worden hier geen bos-, tuin- en struweelsoorten verwacht. In de omgeving van het plangebied komt de gierzwaluw voor (Natuur-Wetenschappelijk Centrum, 2006). De gebouwen in het plangebied zijn vanwege de platte daken echter ongeschikt voor deze soort. In de watergang zijn watervogels als meerkoet, kuifeend en wilde eend te verwachten. Zoogdieren Het Natuurloket geeft aan dat zoogdieren niet onderzocht zijn binnen het betreffende kilometerhok.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 191.14011.00 Rotterdam / Middelburg
34
De Atlas van de Nederlandse zoogdieren (Broekhuizen, 1992) laat zien dat in de omgeving van de locaties soorten als mol, huisspitsmuis, veldmuis en bosmuis voorkomen. Gezien de voorkomende biotopen kunnen de genoemde soorten hier aanwezig zijn. Het gemeentelijke onderzoek naar beschermde soorten laat zien dat ten zuidwesten van het plangebied de gewone baardvleermuis en gewone grootoorvleermuis kunnen voorkomen. De gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, laatvlieger en tweekleurige vleermuis kunnen volgens dit onderzoek in het gehele plangebied voorkomen. In het plangebied zijn echter geen voor vleermuizen geschikte gebouwen of bomen aanwezig. Vissen Vissen zijn volgens het Natuurloket niet onderzocht in het betreffende kilometerhok. Volgens het gemeentelijke onderzoek naar beschermde soorten kan in iedere sloot in Papendrecht de bittervoorn voorkomen. Uit gegevens van RAVON blijkt dat in de watergangen die deel uitmaken van de betreffende locatie mogelijk ook de zwaar beschermde (categorie 2) kleine modderkruiper voorkomt. Amfibieën Volgens het Natuurloket zijn amfibieën slecht onderzocht binnen de betreffende kilometerhokken. Gegevens van RAVON tonen aan dat slechts algemene amfibieën als gewone pad, groene kikker en bruine kikker mogelijk gebruikmaken van het plangebied als onderdeel van hun leefgebied. Overige soorten Op de locaties leven naar verwachting geen beschermde reptielen, insecten of andere soorten. Dergelijke soorten stellen hoge eisen aan hun leefgebied; de locatie voldoet hier niet aan. In onderstaande tabel staat aangegeven welke beschermde soorten in het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen. Tabel 4.6
Beschermde soorten in het plangebied en het beschermingsregime
vrijstellingsregeling tabel 1
ontheffingsregeling Ffw tabel 2
tabel 3 bijlage 1 AMvB
mol, veldspitsmuis, bosmuis en veldmuis
vogels
bijlage IV cat. 1 t/m 4 HR
bittervoorn geen kleine modderkruiper
geen
cat. 5 geen
bruine kikker, groene kikker en gewone pad Toetsing Soortenbescherming Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden. Dit bestemmingsplan omvat de ontwikkeling van Den Briel. Dit plan maakt grondwerkzaamheden, bouwwerkzaamheden en werkzaamheden in de watergang mogelijk en kan derhalve leiden tot aantasting en verstoring van beschermde dier- of plantensoorten. _______________________________________________________________________________________________________________ 191.14011.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
35
Er zal geen ontheffing nodig zijn voor de tabel 1-soorten van de Ffw waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Ffw geldt. De aantasting en verstoring van vogels dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (broedseizoen is globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten. Uit het bureauonderzoek volgt dat in de watergang mogelijk de kleine modderkruiper (tabel 2) en bittervoorn (tabel 3, bijlage 1 AMvB) voorkomen. Als gevolg hiervan is nader veldonderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van de kleine modderkruiper en bittervoorn (zie Bijlage 12). De kleine modderkruiper en de bittervoorn zijn niet aangetroffen. Conclusie
De Natuurbeschermingswet zal genoemde planontwikkeling niet in de weg staan. Voor de Ffw geldt dat de planwerkzaamheden buiten het broedseizoen (broedseizoen is van 15 maart t/m 15 juli) opgestart dienen te worden. Met inachtneming van de genoemde voorwaarden zal de Ffw de uitvoering van het plan niet in de weg staan.
4.10 Archeologie en cultuurhistorie Beoogde ontwikkeling Het plan voorziet in de bouw van woningen, commerciële ruimten (niet zijnde detailhandel) op de begane grond en gedeeltelijk op de verdieping, een parkeergarage op het huidige maaiveld en de (her)inrichting van de openbare ruimte. Toetsingskader Normstelling en beleid Als gevolg van het Verdrag van Valetta, dat in 1998 door het Nederlandse parlement is goedgekeurd en in 2006 zijn beslag heeft gekregen in de nieuwe Monumentenwet, stellen Rijk en provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005-2008, de Nota Belvedère, de Vijfde Nota Ruimtelijke ordening 2000/2002, het Structuurschema Groene Ruimte 2, een brief van de Staatssecretaris van OC&W aan de Tweede Kamer van 17 april 2000, de herziene Monumentenwet 2006 en diverse publicaties van het Ministerie van OC&W. Doelstelling van het Verdrag van Valletta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het project een rol spelen.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 191.14011.00 Rotterdam / Middelburg
36
Onderzoek en conclusie De Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW, via www.kich.nl) en de Cultuurhistorische Waardenkaart van Zuid-Holland (www.chs.zuid-holland.nl) geven aan dat het plangebied is gelegen in een gebied met een redelijke tot grote kans c.q. zeer grote kans op archeologische sporen. In het vigerende bestemmingsplan Centrum is dan ook aangegeven dat nader onderzoek noodzakelijk is. Naar aanleiding van de resultaten van de Standaard Archeologische Inventarisatie (bureauonderzoek) en een Aanvullende Archeologische Inventarisatie, 1e fase (inventariserend veldonderzoek met controleboringen, verkennende fase) voor het Centrumplan Papendrecht, is door Archeomedia B.V. een aanvullend Archeologische inventarisatie, 2e fase (inventariserend veldonderzoek, karterende fase) uitgevoerd9 (zie Bijlage 13). Het doel van het inventariserend veldonderzoek met boringen is, een nadere vaststelling van de aan- of afwezigheid van archeologische waarden. Op basis van het booronderzoek, dat heeft plaatsgevonden op 11 februari 2003, kan er geconcludeerd worden dat de hoge archeologische verwachting van het plangebied niet bevestigd kan worden. Uit het booronderzoek blijkt dat het plangebied zich op de rand van een stroomrug bevindt. Tevens wordt geconcludeerd dat de bodem boven het veen in de onderlaag voorafgaand aan de bebouwing eerst is verbeterd en vervolgens is opgehoogd met zand, waardoor de bodem is geroerd tot 1,5 m- mv. Eventuele archeologische resten zijn daardoor verdwenen. Op de onderzoekslocatie zijn hoogstwaarschijnlijk weinig archeologische waarden intact aanwezig, omdat de bodem verbeterd en opgehoogd is. De onderzoeksresultaten geven geen aanleiding voor planaanpassingen van de voorgenomen nieuwbouw. Aanvullend archeologische onderzoek is niet noodzakelijk.
4.11 Eindconclusie Op basis van de onderzochte informatie worden geen bijzondere belemmeringen verwacht voor de ontwikkeling van het bestemmingsplan Den Briel ten aanzien van de milieu- en overige aspecten.
_______________________________________________________________________________________________________________ 191.14011.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
37
Hoofdstuk 5
Juridische planbeschrijving
In dit hoofdstuk is uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag hebben gelegen en hoe deze is vormgegeven.
5.1
Verantwoording planvorm
Dit bestemmingsplan vormt het juridische kader voor het plangebied. Het plan heeft de vorm van een gedetailleerd eindplan op basis van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Dit bestemmingsplan dient de ontwikkeling van het plangebied mogelijk te maken. Omdat er voldoende duidelijkheid bestaat over de ruimtelijke en programmatische uitgangspunten is gekozen voor een gedetailleerde bestemmingslegging die enigszins vergelijkbaar is met de overige delen van het centrumgebied. Aangezien sprake is van naasten tegenoverliggende woonbebouwing wordt de bebouwing gedetailleerd begrensd. Wro Ingevolge de Wro, het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de daarbij behorende ministeriële regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro) dienen bestemmingsplannen op vergelijkbare wijze opgebouwd en gepresenteerd te worden en tevens digitaal uitwisselbaar gemaakt te worden. Er is een aantal standaarden door het Ministerie van VROM ontwikkeld, waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2008), de Praktijkrichtlijn Bestemmingsplannen (PRBP2008) en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI2008). In dit bestemmingsplan wordt van deze standaarden, voor zover van toepassing, gebruikgemaakt. Hiermee wordt de rechtsgelijkheid en de uniformiteit binnen de gemeentelijke c.q. landelijke bestemmingsplannen gediend.
5.2
Opbouw regels
De juridische regeling bestaat uit vier hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk bevat de definities van begrippen, die voor het algemene begrip, de leesbaarheid en uitleg van het plan van belang zijn en de wijze van meten. In hoofdstuk twee wordt op de bestemmingen en hun gebruik ingegaan. Het derde hoofdstuk gaat in op de algemene regels. De overgangs- en slotregel maken onderdeel uit van het vierde hoofdstuk.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 191.14011.00 Rotterdam / Middelburg
38
5.3
De bestemmingen
In het bestemmingsplan zijn verschillende bestemmingen opgenomen. In deze paragraaf wordt in alfabetische volgorde kort ingegaan op de inhoud van de verschillende bestemmingen. Centrum In de bestemming 'Centrum' zijn meerdere functies opgenomen die in combinatie met elkaar gerealiseerd kunnen worden. Het gaat hierbij om de combinatie van commerciële functies, dienstverlening, wonen, specifieke centrumvoorzieningen, een gezondheidscentrum en een parkeergarage. Genoemde voorzieningen waaronder horeca uit ten hoogste categorie 1 en 2 van de Staat van Horeca-activiteiten (zie Bijlage 14) zijn op de begane grond en gedeeltelijk op de verdieping toegestaan. Wonen is uitsluitend op de verdiepingen toegestaan, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel uitgesloten' is geen detailhandel toegestaan. Op de plankaart en in de regels is de maximale bouwhoogte gereguleerd. Parkeren binnen de bestemming 'Centrum' vindt plaats ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage'. Verkeer - Verblijfsgebied De in het plangebied aanwezige openbare wegen en parkeervoorzieningen zijn in deze bestemming opgenomen. Binnen de bestemming is ook ruimte voor nuts- en groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen. Ten behoeve van deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Water Binnen deze bestemming is de watergang opgenomen. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en voorzieningen die ten dienste staan aan de bestemming, zoals constructies voor bruggen, kademuren en duikers, zijn toegestaan. Wonen Binnen de bestemming 'Wonen' is de bestaande galerijflat met het nieuw te bouwen kopgebouw opgenomen. Op de plankaart en in de regels is de maximale bouwhoogte gereguleerd. Ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' wordt de woonbebouwing op 5 m boven maaiveld gerealiseerd (op pijlers), in verband met het onderhoud van de watergang. Waterstaat - Water (dubbelbestemming) In het plangebied is een watergang gelegen onder het te realiseren appartementengebouw. Om de belangen van de waterbeheerder veilig te stellen is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Water' aan de gronden toegekend. Hierin is geregeld dat voor het bouwen op de watergang een omgevingsvergunning is vereist.
_______________________________________________________________________________________________________________ 191.14011.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
39
Hoofdstuk 6
Economische uitvoerbaarheid
Met dit bestemmingsplan wordt de bouw van appartementen, commerciële ruimten (niet zijnde detailhandel) en dienstverlening, een parkeergarage en de (her)inrichting van de openbare ruimte mogelijk gemaakt. De gronden zijn in eigendom van de gemeente Papendrecht. De exploitatieopzet d.d. 1 juli 2009, waarin onderzoek is uitgevoerd naar de financieel-economische haalbaarheid van het plan, heeft uitgewezen dat een positief exploitatieresultaat is te verwachten. Het kostenverhaal wordt middels de gronduitgifte zeker gesteld. Er wordt daarom ook geen exploitatieplan zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening vastgesteld.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 191.14011.00 Rotterdam / Middelburg
40
_______________________________________________________________________________________________________________ 191.14011.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
41
Hoofdstuk 7
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Ingevolge de inspraakverordening heeft het voorontwerpbestemmingsplan Den Briel vanaf 2 september gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Tevens heeft op 21 september 2010 een inloopavond plaatsgevonden in het gemeentehuis. In het kader van het wettelijk vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro is het bestemmingsplan voorgelegd aan diverse overleginstanties. In totaal zijn er twee inspraakreacties en zes reacties in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro ontvangen. In de Nota Inspraak en overleg zijn de ontvangen reacties samengevat en van een gemeentelijk antwoord voorzien (zie Bijlage 15). De aanpassingen naar aanleiding van de inspraakprocedure en het vooroverleg zijn verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan Den Briel.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 191.14011.00 Rotterdam / Middelburg
42
_______________________________________________________________________________________________________________ 191.14011.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
43
Eindnoten
1. Milieudienst Zuid-Holland Zuid, geluidsbeleid hogere waarden Wgh en 30 km/h-wegen gemeente Papendrecht, kenmerk 2009012705. 2. Luchtkwaliteitsonderzoek parkeergarage Veerweg te Papendrecht, Zuid-Holland Zuid, dossier 13700, kenmerk 2009018076, d.d. 9 juli 2009.
Milieudienst
3. Milieudienst Zuid-Holland Zuid, rapportage luchtkwaliteit 2008 gemeente Papendrecht, 2009032454/MOT, 23 november 2009. 4. Dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en gedurende het gehele jaar. 5. Grenswaarden moeten in acht worden genomen, van richtwaarden kan uitsluitend om gewichtige redenen worden afgeweken. Voorbeelden van kwetsbare objecten zijn in woningen (op enkele uitzonderingen na), gebouwen waar kwetsbare groepen mensen verblijven en gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig te zijn. Voorbeelden van beperkt kwetsbare objecten zijn bedrijfsgebouwen, kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlak van maximaal 1.500 m² per object en winkels/winkel-complexen die niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt. 6. De oriëntatiewaarde voor het GR bij het vervoer van gevaarlijke stoffen is per transportsegment gemeten per kilometer en per jaar: 10-4 voor een ongeval met ten minste 10 dodelijke slachtoffers; 10-6 voor een ongeval met ten minste 100 dodelijke slachtoffers; 10-8 voor een ongeval met ten minste 1.000 dodelijke slachtoffers; enzovoort (een lijn door deze punten bepaalt de oriëntatiewaarde). 7. Arnicon, Indicatief bodemonderzoek, rapport C01-651-O, d.d. maart 2002 8. Brief reactie op motivering bebouwing over/in watergang nabij de P.C. Hooftlaan te Papendrecht, Waterschap Rivierenland, kenmerk NT/rw/2009-17050, d.d. 11 mei 2009. 9. RAPPORT A03-061-Z, Aanvullend Archeologische Inventarisatie Constantijn Huygenslaan te Papendrecht, Inventariserend veldonderzoek met boringen, Archeomedia, d.d. maart 2003.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 191.14011.00 Rotterdam / Middelburg
regels
45
Regels Hoofdstuk 1
Inleidende regels
47
Artikel 1
Begrippen
47
Artikel 2
Wijze van meten
50
Hoofdstuk 2
Bestemmingsregels
51
Artikel 3
Centrum
51
Artikel 4
Verkeer - Verblijfsgebied
52
Artikel 5
Water
53
Artikel 6
Wonen
54
Artikel 7
Waterstaat - Water
55
Hoofdstuk 3
Algemene regels
57
Artikel 8
Antidubbeltelregel
57
Artikel 9
Algemene bouwregels
57
Artikel 10
Algemene afwijkingsregels
57
Artikel 11
Algemene wijzigingsregels
58
Artikel 12
Overige regels
58
Hoofdstuk 4
Overgangs- en slotregel
59
Artikel 13
Overgangsrecht
59
Artikel 14
Slotregel
59
Bijlage bij regels Bijlage 1
Staat van Horeca-activiteiten
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 191.14011.00 Rotterdam / Middelburg
46
_______________________________________________________________________________________________________________ 191.14011.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
47
Hoofdstuk 1
Artikel 1 1.1
Inleidende regels
Begrippen
plan
het bestemmingsplan Den Briel van de gemeente Papendrecht. 1.2
bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat NL.IMRO.0590.bp03denbriel-3001 met de bijbehorende regels. 1.3
in
het
GML-bestand
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. 1.4
aan-huis-gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. 1.5
bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 1.6
bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen. 1.7
bedrijfsvloeroppervlakte/brutovloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten. 1.8
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. 1.9
bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 191.14011.00 Rotterdam / Middelburg
48
1.10
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. 1.11
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten. 1.12
bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. 1.13
detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. 1.14
dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen. 1.15
gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 1.16
gezondheidscentrum
centrum waarin diverse zorgverlenende instanties gehuisvest zijn zoals huisartsenzorg, apotheker, fysio- en overige therapeuten, verlos- en verpleegkundigen, ziekenverzorging, maatschappelijk werk en wijkverpleging. 1.17
golvend dak
een dakvorm bestaande uit een samenstelling van op elkaar aansluitende convex en concaaf gebogen dakvlakken. 1.18
kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit, en voor zover de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past. 1.19
maatschappelijke voorzieningen
voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren.
_______________________________________________________________________________________________________________ 191.14011.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
49
1.20
nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie. 1.21 peil a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg; b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 191.14011.00 Rotterdam / Middelburg
50
Artikel 2
Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1 afstand a. de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken perceelsgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinst is; b. de afstand c.q. ruimte tussen pijlers wordt gemeten vanuit het hart van de pijlers. 2.2
tot
bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. 2.3
goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. 2.4
inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. 2.5
oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. 2.6
vloeroppervlakte
de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.
_______________________________________________________________________________________________________________ 191.14011.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
51
Hoofdstuk 2
Artikel 3 3.1
Bestemmingsregels
Centrum
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
b.
c. d. e.
wonen, uitsluitend op de verdiepingen, met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, met dien verstande dat de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning bedraagt; dienstverlening, cultuur en ontspanning, showrooms, kantoren, maatschappelijke voorzieningen, een apotheek, een gezondheidscentrum waaronder de verhuur- en verkoop van verpleeg- en gezondheidsartikelen en horeca uit ten hoogste categorie 1 en 2 van de Staat van Horeca-activiteiten, met dien verstande dat deze functies uitsluitend op de begane grond zijn toegestaan. Ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding-2' zijn deze functies ook op de verdieping toegestaan; ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel uitgesloten' is géén detailhandel toegestaan, met uitzondering van het bepaalde onder lid b; ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': een parkeergarage; bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, laad- en losruimte, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en bergingen.
3.2
Bouwregels
Op de in lid 3.1 genoemde gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels: 3.2.1 Gebouwen a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringsaanduiding aangegeven bouwhoogte; c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1': is tevens een paviljoen met een oppervlakte van ten hoogste 200 m² en een maximale bouwhoogte van 7 m toegestaan; d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' dient de bebouwing voorzien te worden van een golvend dak, waarbij geldt dat de maximale bouwhoogte ten hoogste 9 m bedraagt. De maximale goothoogte bedraagt hierbij ten hoogste 6,5 m. 3.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 191.14011.00 Rotterdam / Middelburg
52
Artikel 4 4.1
Verkeer - Verblijfsgebied
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b.
4.2
verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen; bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van parkeergarages, fiets- en voetpaden, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen en water. Bouwregels
Op de in lid 4.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m, met dien verstande dat reclameborden (aan de gevel van gebouwen) ten hoogste 1 m uitsteken ten opzichte van de gevel van gebouwen.
_______________________________________________________________________________________________________________ 191.14011.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
53
Artikel 5 5.1
Water
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor water ten behoeve van de waterhuishouding. 5.2
Bouwregels
Op de in lid 5.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 191.14011.00 Rotterdam / Middelburg
54
Artikel 6 6.1
Wonen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
b.
het wonen in de vorm van gestapelde woningen met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten; met dien verstande dat de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning bedraagt; bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, waterstaatkundige voorzieningen, bergingen en nutsvoorzieningen.
6.2 6.2.1
Bouwregels Gebouwen
Op de in lid 6.1 genoemde gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. b. c.
de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringsaanduiding aangegeven bouwhoogte; gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' mogen tot een hoogte van 4 m ten opzichte van het maaiveld geen gebouwen worden gebouwd en dient de ruimte tussen de pijlers minimaal 5 m te bedragen in verband met het uitvoeren van onderhoud.
6.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.
_______________________________________________________________________________________________________________ 191.14011.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
55
Artikel 7 7.1
Waterstaat - Water
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Water' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming - mede bestemd voor water ten behoeve van de waterhuishouding. 7.2
Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. b. c.
7.3
op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 7.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd; de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m; ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering. Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 7.2 onder c, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterstaatsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 191.14011.00 Rotterdam / Middelburg
56
_______________________________________________________________________________________________________________ 191.14011.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
57
Hoofdstuk 3
Artikel 8
Algemene regels
Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9
Algemene bouwregels
Overschrijding bouwgrenzen De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, en de bouwhoogte, mogen, in afwijking van aanduidingsgrenzen, (maatvoerings)aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door: a. b.
c. d.
loopbruggen, hekwerken die op het dakvlak van de parkeergarage worden gerealiseerd en tuinmeubilair mits de overschrijding ten hoogste 4,5 m bedraagt; tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt; tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt; andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
Artikel 10
Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor: a. b.
afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%; overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 191.14011.00 Rotterdam / Middelburg
58
Artikel 11
Algemene wijzigingsregels
Overschrijding bestemmingsgrenzen Het college van burgemeester en wethouders kan de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken, dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
Artikel 12
Overige regels
Werking wettelijke regelingen De wettelijke regelingen, waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.
_______________________________________________________________________________________________________________ 191.14011.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
59
Hoofdstuk 4
Artikel 13 13.1
Overgangs- en slotregel
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt: a.
b.
c.
een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan; het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%; het onder lid a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2
Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt: a. b.
c.
d.
het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet; het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind; indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten; dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14
Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Den Briel'.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 191.14011.00 Rotterdam / Middelburg
60
_______________________________________________________________________________________________________________ 191.14011.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
bijlage bij de regels
63
Bijlage 1
Staat van Horeca-activiteiten
Categorie I "lichte horeca" Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden: 1a.
Aan de detailhandelsfunctie verwante horeca
-
automatiek;
-
broodjeszaak;
-
cafetaria;
-
croissanterie;
-
koffiebar;
-
lunchroom;
-
ijssalon;
-
snackbar;
-
tearoom;
-
traiteur.
1b.
Overige lichte horeca
-
bistro;
-
restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice);
-
hotel.
1c.
Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking
-
bedrijven genoemd onder 1a en 1b met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m²;
-
restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, chinees, McDrives).
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 191.14011.00 Rotterdam / Middelburg
64
Categorie 2 "middelzware horeca" Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken: -
bar;
-
bierhuis;
-
biljartcentrum;
-
café;
-
proeflokaal;
-
shoarma/grillroom;
-
zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).
Categorie 3 "zware horeca" Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen: -
dancing;
-
discotheek;
-
nachtclub;
-
partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen.
_______________________________________________________________________________________________________________ 191.14011.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
verbeelding