Werving van MBO'ers voor geïndiceerde individuele hulpverlening. Oorzaken van een mislukte werving GGD Amsterdam cluster epidemiologie, documentatie en gezondheidsbevordering mei 2012 Aafke Beekhof
Colofon GGD Amsterdam Cluster Epidemiologie, Documentatie en Gezondheidsbevordering (EDG) Nieuwe Achtergracht 100 1018WT Amsterdam Tel.: 020 ‐ 5555495 e‐mail:
[email protected] Internet: www.gezond.amsterdam.nl EDG reeks 2012/4 Dit project is uitgevoerd door de GGD Amsterdam, in samenwerking met Jellinek Preventie. Het project is financieel mogelijk gemaakt door het Agis Innovatiefonds en de gemeente Amsterdam.
2
Inhoud 1. Resultaten in het kort De belangrijkste conclusies op een rij. Lees verder op pg. 3… 2. Wat is de Wiet‐Check? Zo’n 1 op de 3 jongeren in Nederland begint met het experimenteren met cannabis, waarvan ongeveer de helft voor een langere periode cannabis blijft gebruiken. Zij zien hun eigen gebruik vaak niet als probleem. Daarom is het belangrijk dat er binnen het aanbod van cannabispreventie ook nadrukkelijk aandacht is voor jongeren die zelf (nog) geen hulpvraag hebben. De Wiet‐Check speelt hierop in, doordat het een laagdrempelige, kortdurende interventie is voor jongeren zonder hulpvraag. Lees verder op pg. 4… 3. Hoe is het project georganiseerd? Het Trimbos‐instituut voerde het onderzoek naar effectiviteit van de Wiet‐Check uit, in samenwerking met de verslavingszorginstellingen in alle regio’s van Nederland die verantwoordelijk waren voor de werving van jongeren voor het onderzoek. Daarnaast heeft Agis de GGD subsidie verstrekt om extra jongeren afkomstig van het MBO te werven, om het aantal jongeren met een migrantenachtergrond binnen de steekproef te vergroten. De taakverdeling hierbij zorgde meteen voor enkele knelpunten. Lees verder op pg. 5… 4. Welke verschillende wervingsmethoden zijn toegepast? Dertien instellingen voor mbo zijn benaderd via management, opleidingscoördinatoren en zorgcoördinatoren. In overleg met deze contactpersonen is op verschillende manieren geprobeerd om de jongeren te interesseren voor deelname aan het onderzoek. In dit hoofdstuk worden alle toegepaste wervingsmethode op een rijtje gezet en wordt beschreven waarom deze strategie succesvol was of niet. Lees verder op pg. 7… 5. Wat waren de resultaten en hoe kunnen we deze verklaren? De resultaten van de werving binnen het MBO stelden teleur. Er zijn veel minder jongeren geworven dan het aantal dat vooraf ten doel was gesteld. De jongeren die toezegden om deel te nemen, haakten al vóór de start van het onderzoek af. In dit hoofdstuk leest u de mogelijke verklaringen voor het falen van de werving. Lees verder op pg. 9.
3
Hoofdstuk 1. Resultaten in het kort De werving van jongeren binnen het MBO is mislukt. De doelstelling die vooraf werd gesteld was om zestig jongeren te werven. Uiteindelijk hebben nul jongeren van het MBO in Amsterdam deelgenomen aan het onderzoek. Hoewel enkele jongeren toezegden te zullen deelnemen, zijn zij allen voor de daadwerkelijke start van het onderzoek afgehaakt. De belangrijkste oorzaken die hiervoor kunnen worden aangewezen zijn het taboe op het onderwerp cannabisgebruik vanwege geloofsovertuigingen en het ontbreken van een actieve hulpvraag bij deze jongeren. Ook bleek het MBO niet in staat of bereid jongeren te motiveren deel te nemen aan het onderzoek. De belangrijkste verklaringen voor het falen van de werving binnen het MBO op rij:
Het niet zwart op wit willen verklaren deel te zullen nemen aan het onderzoek op het toestemmingsformulier vanwege taboe op onderwerp.
Minder commitment doordat de persoon die jongeren voor het onderzoek wierf een ander persoon was met wie de gesprekken gevoerd zouden worden.
Een te lange vragenlijst, horend bij het effectonderzoek.
Het binnen het MBO ontbreken van een volwassene met voldoende invloed op de jongere om de jongeren te motiveren om deel te nemen (zgn. ‘concerned adult’).
Geen sfeer van vrijheid binnen het MBO om openlijk over wietgebruik te praten.
Een overdaad aan aanbod van preventieprogramma’s waardoor MBO’s bij voorbaat niet wilden meewerken aan dit onderzoek.
Tijdgebrek bij contactpersonen van het MBO waardoor gemaakte afspraken niet werden nageleefd.
Het feit dat veel potentiële jongeren al omringd werden door hulpverleners / justitie.
4
Hoofdstuk 2. Wat is de Wiet‐Check? Het Trimbos‐instituut lanceert een nieuwe interventie voor jeugdige, regelmatige gebruikers van cannabis, die zelf nog geen actieve hulpvraag hebben. Deze interventie, genaamd Wiet‐Check, is ontwikkeld in Australië en is daar effectief gebleken in het terugdringen van frequent blowen. Deze interventie is nu in Nederland geïntroduceerd en zal hier door het Trimbos‐instituut op effectiviteit worden onderzocht. Dit onderzoek heeft een gerandomiseerde opzet met experimentele en controle‐groep (ofwel RCT‐design). De werving van deelnemers aan het onderzoek ligt in handen van preventiewerkers van verslavingszorg en GGD‐en en medewerkers van de Drugsinfolijn. De Wiet‐Check bestaat uit twee gesprekken met een medewerker vanuit het verslavingszorgcentrum op basis van motiverende gespreksvoering. De preventiewerker praat met de jongere over de voor‐ en nadelen, de risico's van cannabis en de bijwerkingen. De gesprekken zijn opzettelijk niet bedoeld om de jongeren over te halen het gebruik te stoppen of minderen. Wel is het de bedoeling om jongeren te laten nadenken over wat hasj en wiet met je doet en wat de voor‐ en nadelen zijn van gebruiken en op basis daarvan gemotiveerde, eigen keuzes te maken. De controlegroep ontvangt een eenmalig informatief voorlichtingsgesprek. Waarom Wiet‐Check? Zo’n 1 op de 3 jongeren in Nederland begint met het experimenteren met cannabis, waarvan ongeveer de helft voor een langere periode cannabis blijft gebruiken: bij hen verandert het experimenteren in regelmatig gebruik. Zij zien hun eigen gebruik vaak niet als probleem, hoewel deze jongeren wel risico lopen om bijvoorbeeld hun opleiding niet af te maken of op een andere manier hun kansen in de maatschappij te verkleinen. Daarom is het belangrijk dat er binnen het aanbod van cannabispreventie ook nadrukkelijk aandacht is voor jongeren die zelf (nog) geen hulpvraag hebben. De Wiet‐Check is gebaseerd op de succesvolle Australische Adolescent Cannabis Check‐up (ACCU). Deze Australische interventie is door het Trimbos‐instituut vertaald en aangepast voor de Nederlandse situatie. Het is steeds duidelijker dat regelmatig cannabisgebruik een negatief effect heeft op zowel de lichamelijke als geestelijke gezondheid en het sociaal functioneren van gebruikers, met name bij gebruik op jonge leeftijd. Hierdoor neemt de behoefte aan evidence‐based interventies toe.
5
Hoofdstuk 3. Hoe was het project georganiseerd? Het onderzoek naar de effectiviteit van de Wiet‐Check lag in handen van het Trimbos‐instituut. De werving van jongeren voor deelname aan het onderzoek werd uitgevoerd door de verslavingszorginstellingen in alle regio’s van Nederland. Daarnaast heeft Agis de GGD subsidie verstrekt om extra jongeren specifiek afkomstig van het MBO te werven. In dit rapport wordt vanaf nu alleen nog ingegaan op de werving binnen het MBO in de regio Amsterdam. Doelstelling extra jongeren uit het MBO De reden om extra jongeren uit het MBO in het onderzoek te betrekken was om het aantal jongeren met een migrantenachtergrond binnen de steekproef te vergroten en zo ook over deze groep uitspraken te kunnen doen. Daarnaast was het de bedoeling van dit onderzoek om te exploreren wat de mogelijkheden voor samenwerking met het MBO waren in het aanbieden van preventieprogramma’s aan de MBO‐leerlingen. De doelstellingen van deze opdracht staan hieronder op een rijtje:
Het ontwikkelen en evalueren van netwerk en een draaiboek voor implementatie van deze interventie in het Amsterdamse mbo, zodat de instellingen voldoende jongeren aanmelden en de implementatie op de schoollocatie kan worden uitgevoerd.
Het vergroten van de steekproef van allochtone jongeren voor dit onderzoek, zodat uitspraken gedaan kunnen worden over de effectiviteit bij deze specifieke doelgroep.
Taakverdeling De werving van jongeren binnen het MBO werd uitgevoerd door een gezondheidsbevorderaar van de GGD Amsterdam. Haar taak was om een netwerk op te bouwen van contactpersonen binnen het MBO en zo de Wiet‐Check te implementeren. In overleg met de contactpersonen zouden verschillende strategieën worden uitgeprobeerd om jongeren te interesseren voor deelname aan het onderzoek. De gesprekken met de jongeren zouden worden uitgevoerd door een medewerker van de Jellinek (verslavingszorginstelling regio Amsterdam), die een bijscholing heeft bijgewoond van het Trimbos‐instituut om motiverende gespreksvoering te kunnen toepassen. De vragenlijsten die de deelnemers vooraf en achteraf moesten invullen werden verzameld en verwerkt door het Trimbos‐ instituut. Tijdens het wervingsgesprek met de jongere moest een screeningslijst worden afgenomen om te bepalen of de jongeren voldeed aan de criteria voor deelname aan het onderzoek. De belangrijkst
6
exclusiecriteria waren leeftijd, het hebben van een alcoholprobleem of ander drugsprobleem en het recentelijk hebben doorlopen van een andere behandeling voor blowen. Daarnaast moest aan het einde van het wervingsgesprek indien de jongere toezegde om deel te nemen een toestemmingsformulier worden ondertekend, waarbij tevens voor‐ en achternaam, adres, telefoonnummer en e‐mailadres moest worden ingevuld. Ten slotte moest indien de jongere toezegde deel te nemen een afspraak worden gemaakt tussen de jongere en de medewerker van de Jellinek voor het eerste gesprek van de Wiet‐Check. Knelpunten Er ontstonden direct enkele knelpunten bij deze taakverdeling. Bij het invullen van het toestemmingsformulier bleek dat veel jongeren weerstand voelden om persoonlijke gegevens in te vullen. Zij wilden vaak niet hun naam invullen, maar vooral het huisadres werd als een groot probleem ervaren. De reden hiervan was dat deze jongeren vaak nog thuis woonden en zij erg bang waren dat hun ouders op deze manier ervan op de hoogte zouden raken dat zij cannabis gebruikten. Omdat het vaak jongeren een islamitische achtergrond betrof, bestond er een relatief groot taboe op cannabisgebruik. Ook wilden zij vaak hun naam niet invullen, uit angst geregistreerd te komen te staan bij een gemeentelijke instantie. Op dit punt haakten veel jongeren al af, soms direct, of soms doordat dit later bleek doordat zij een vals e‐mailadres, vals telefoonnummer of valse naam hadden ingevuld waardoor zij niet meer benaderbaar waren voor het toesturen van de vragenlijst noch het maken van een afspraak voor het gesprek. Een ander knelpunt was dat degene die het wervingsgesprek uitvoerde (GGD‐medewerker) niet dezelfde persoon was als degene die de gesprekken van de Wiet‐Check met de jongere zou voeren (Jellinek‐medewerker). Hierdoor ontstond enige vaagheid over het moment waarop dit gesprek zou plaatsvinden en hoe deze afspraak tot stand zou komen. Vermoed wordt dat wanneer de werving en de Wiet‐Checkgesprekken met dezelfde persoon zouden zijn uitgevoerd er vanuit de jongere meer commitment zou zijn ontstaan waardoor hij of zij minder snel geneigd zou zijn om tussentijds af te haken. Ook zou er dan minder tijd ontstaan tussen het wervingsgesprek en het maken van de afspraak. Nu was het zo dat de GGD‐medewerker het toestemmingsformulier naar het Trimbos‐ instituut mailde, daar moest eerst gewacht worden op het moment van loting om te bepalen of de jongere in de experimentele‐ of controlegroep zou komen, vervolgens werd de vragenlijst toegestuurd en dan pas werd er groen licht gegeven voor het maken van een eerste afspraak met de jongere. De conditie (experimenteel‐ versus controle) had namelijk invloed op de duur van het gesprek en zou dus invloed hebben op de te maken afspraak. Hierdoor ontstonden lange lijnen, veel tijdsoverlap en dus veel gelegenheid voor de jongere om af te haken.
7
Een laatste knelpunt was dat het invullen van de eerste vragenlijst zo’n 45 minuten in beslag nam. Voor jongeren van het MBO die waarschijnlijk over een laag taalniveau beschikken kan worden verwacht dat een dergelijke vragenlijst afschrikt. Ook de vergoeding van 10 euro woog hier niet tegen op.
8
Hoofdstuk 4. Welke verschillende wervingsmethoden zijn toegepast? Er is met verschillende strategieën en via verschillende ingangen geprobeerd om in contact te komen met jongeren van het MBO. Dertien instellingen voor mbo zijn benaderd via management, opleidingscoördinatoren en zorgcoördinatoren. In overleg met deze contactpersonen is op verschillende manieren geprobeerd om de jongeren te laten deelnemen aan het onderzoek. Vooraf waren enkele strategieën bedacht die ieder zouden worden uitgeprobeerd. Besloten was om tijdens het proces door de verschillende strategieën uit te proberen al doende te ontdekken wat werkte en wat niet. Werving via zorgcoördinator of mentor: niet effectief Eén van de strategieën die zou worden uitgeprobeerd was werving via de zorgcoördinator of mentor. Verwacht werd dat zij inzicht zouden hebben in welke jongeren in aanmerking komen voor het onderzoek doordat er van hen bekend is dat zij regelmatig cannabis gebruiken. De mentor of zorgcoördinator heeft hierin de rol van ‘concerned adult’: een volwassenen die zich ontfermt over de jongere en motiveert om deel te nemen. De mentor voert zelf het wervingsgesprek, neemt de screeningslijst af en laat het toestemmingsformulier ondertekenen waarna deze wordt opgestuurd. Het voordeel van deze strategie was dat deze ‘concerned adult’ de jongere al kende, een vertrouwensband met deze jongere zou hebben en regelmatig contact met de jongeren zou hebben zodat er veel momenten zouden zijn waarop de mentor de jongere zou kunnen aanmoedigen om deel te blijven nemen aan het onderzoek. Al snel bleek deze aanpak niet te werken. Waar deze aanpak was uitgegaan van een vertrouwensrelatie tussen mentor en leerling waarbij bezorgdheid de drijfveer zou zij voor de mentor of zorgcoördinator om de jongere te motiveren voor deelname aan het onderzoek, bleek in de praktijk dat de sfeer waarin dit gebeurde niet één was van bezorgdheid, maar één van betrappen en sancties. De jongeren was hierdoor alleen bereid mee te werken omdat hij of zij het ervoer als een verplichting vanuit school als strafmaatregel in plaats van iets waar hij zelf gemotiveerd toe was. Binnen school is cannabisgebruik uiteraard niet toegestaan en wordt een jongere wanneer hij betrapt wordt op cannabisgebruik tijdens schooluren bestraft. Hierdoor heerst er op de MBO’s niet een klimaat waarin openlijk gesproken kan worden over cannabisgebruik. Dit verhinderde een goede werving voor het onderzoek door de mentor of zorgcoördinator. Ook in een MBO‐instelling voor jongeren met gedragsproblematiek, waar de relatie met de mentor intensief is, lukte het de mentoren niet om cannabisgebruik bespreekbaar te maken.
9
Bij andere MBO’s kregen mentoren de taak om de werving uit te voeren, maar bleken zij hier geen tijd voor te hebben of geen zin in te hebben. Ook hebben mentoren de werving soms klassikaal gedaan waardoor zij aanliepen tegen privacybezwaren, zie volgende alinea. Werving door GGD‐medewerker zelf: enigszins effectief Werving door de GGD‐medewerker zelf gebeurde op twee manieren: klassikaal en individueel. Bij de klassikale aanpak lichtte de GGD‐medewerker kort voor de klas het onderzoek toe en deelde vervolgens de flyer en het screeningsformulier uit. De jongeren konden dan zelf op het screeningsformulier aangeven of zij wilden deelnemen of niet. Bij de individuele aanpak werd in een kort gesprekje in een aparte ruimte aan de hand van de flyer het onderzoek toegelicht. In dit gesprek werd voorzichtig geprobeerd de jongere te laten vertellen of hij of zij regelmatig cannabis gebruikte om te beoordelen of hij of zij in aanmerking zou komen voor het onderzoek, en indien dit het geval was, werd meteen de screeningslijst afgenomen en het toestemmingsformulier gevraagd te ondertekenen. De klassikale aanpak bleek gelijk niet te werken. Geen enkele jongere vulde in op het screeningsformulier ooit cannabis te gebruiken. Uit individuele gesprekken met enkele leerlingen uit de desbetreffende klassen bleek echter dat er wel degelijk veelvuldig cannabis gebruikt werd door meerdere leerlingen uit die klas. Vermoed wordt dat bij deze aanpak de privacy van de leerlingen niet voldoende gewaarborgd werd. Daarnaast speelt waarschijnlijk mee dat veel jongeren niet zwart op wit zullen willen toegeven cannabis te gebruiken vanwege het taboe dat er heerst op dit onderwerp vanuit hun islamitische achtergrond, de setting waarin zij verkeren waarin dit niet toegestaan is (school‐setting) en het ontbreken van anonimiteit doordat er persoonlijke gegevens moesten worden ingevuld. De individuele aanpak bleek in eerste instantie redelijk succesvol. In de face‐to‐face gesprekjes lukte het aardig om jongeren bereid te krijgen te vertellen of zij cannabis gebruikten of niet. Ook lukte het om ze te motiveren om deel te nemen. Waar het dan veelal misliep was bij het invullen toestemmingsformulier wat de jongeren afschrok, of bij het maken van een afspraak voor het daadwerkelijke gesprek, zoals beschreven in hoofdstuk 3 bij “Knelpunten’.
10
Andere wervingsstrategieën Naast het werven binnen de MBO zij er ook contacten gelegd met leerplichtambtenaren en is contact gelegd met huisvestingsprojecten van een mbo instelling. Deze aanpak is echter niet van de grond gekomen doordat deze organisaties al een eigen aanbod van hulpverlening hebben en Wiet‐Check niet in hun werkzaamheden geïmplementeerd raakte.
11
Hoofdstuk 5. Wat waren de resultaten en hoe kunnen we deze verklaren? De resultaten van de werving binnen het MBO stelden teleur. Er zijn veel minder jongeren geworven dan het aantal dat vooraf ten doel was gesteld. In kwantitatieve zin was de doelstelling om zestig jongeren te werven, waarvan ± dertig jongeren het Wiet‐Checkgesprek zouden krijgen (interventie groep) en waarvan ± dertig jongeren het voorlichtingsgesprek zouden krijgen(controlegroep). Ondanks dat er zo’n tien jongeren toezegden voor deelname, heeft uiteindelijk geen enkele jongere daadwerkelijk deelgenomen aan het onderzoek. De meeste jongeren hiervan zijn direct afgehaakt doordat hun toestemmingsformulier (opzettelijk) foutief was ingevuld, waardoor het niet mogelijk was contact met ze te maken voor het toesturen van de vragenlijst en het maken van een afspraak. Daarnaast zijn er nog enkele jongeren afgehaakt omdat zij aangaven niet meer bereid te zijn de vragenlijst in te vullen. Verklaringen voor falen werving Enkele mogelijke verklaringen voor het falen van de werving binnen het MBO zijn de eerder al beschreven knelpunten, zoals het taboe dat heerst op het cannabisgebruik onder jongeren met een islamitische achtergrond, het gebrek aan ervaren anonimiteit doordat zij persoonsgegevens moesten invullen op het toestemmingsformulier, de setting van de school waarbinnen de werving plaatsvond waar cannabisgebruik niet toegestaan is met mogelijk sancties tot gevolg. Ook praktische oorzaken kunnen worden aangewezen als verklaringen voor het falen van de werving, zoals het gegeven dat een ander persoon het wervingsgesprek voerde dan de persoon met wie de afspraak voor het Wiet‐ Check gesprek moest worden gemaakt, waardoor er een gebrek aan commitment kan zijn ontstaan. Maar ook de lange tijd tussen het toezeggen van deelname en de daadwerkelijke start van het onderzoek kan voor tussentijds afhaken hebben gezorgd. MBO’s niet bereid of in staat om meewerken Daarnaast was het in sommige gevallen lastig om een ingang te vinden binnen het MBO. Veel contactpersonen vertelden dagelijks benaderd te worden voor deelname aan onderzoeken, waardoor zij niet altijd overtuigd raakten om mee te werken. Andere MBO’s wilden wel meewerken, maar zeiden toe zelf de werving te zullen uitvoeren wat niet lukte doordat mentoren dit niet op een juiste manier aanpakten, of hiervoor geen tijd of zin hadden. Andere contactpersonen wilden wel deelnemen maar kwamen gemaakte afspraken niet na, bijvoorbeeld vanwege tijdgebrek. Ten slotte waren er ook MBO’s die niet wilden meewerken, omdat zij hun vertrouwensband met de leerlingen
12
niet op het spel wilden zetten, of omdat zij aangaven dat deze jongeren al een uitgebreid netwerk van hulpverlening om zich heen hadden of in aanraking waren met justitie. Geen hulpvraag Daarnaast is een mogelijke verklaring dat de jongeren die geworven werden zelf (nog) geen hulpvraag hadden voor hun cannabisgebruik. Zoals zij het ervoeren hadden zij geen baat bij de Wiet‐ Check. Tegen de 10 euro die zij ontvingen voor het invullen van een vragenlijst, stond een flinke tijdsinvestering van 45 minuten voor het invullen van de vragenlijst en twee keer anderhalf uur voor het Wiet‐Checkgesprek. Deze verklaring is bovendien aannemelijk, omdat de werving via de hulpverlenerskanalen (verslavingszorginstellingen) wel redelijk succesvol is verlopen. Hier werd de werving uitgevoerd door verslavingszorginstellingen die een instroom hebben van jongeren met een (dreigend) genotmiddelenprobleem. Deze jongeren konden gemakkelijk verwezen worden naar de Wiet‐Check. De eerste stap van hulp zoeken is bij de jongeren tenslotte al gezet. Daarnaast speelde hier het knelpunt van verschillende instellingen die betrokken waren bij de werving (GGD) en uitvoering (Jellinek) niet, omdat de verslavingszorginstellingen zowel de werving als de gesprekken uitvoerden. Hierdoor waren hier de lijnen korter. Bovendien werd in de andere regio’s niet specifiek op MBO’s geworven, waardoor het probleem van het taboe op het onderwerp minder speelden, omdat de deelnemende jongeren in die regio’s niet overwegend een islamitische achtergrond hadden. Voor Nederlandse jongeren zal meespelen dat in hun cultuur cannabis al geruime tijd een gedoogstatus heeft waardoor blowen niet zo zeer als iets strafbaars wordt ervaren. Ook spelen bij hen geloofsovertuigingen die gekant zijn tegen cannabisgebruik minder een rol. Het werven van jongeren met een islamitische achtergrond, die bovendien zelf geen hulpvraag hadden, voor een behandeling die een flinke tijdsinvestering vergt, is gebleken niet te verwezenlijken te zijn.
13