D Voor medewerkers in de diervoederindustrie
re
e d a c t i va n
e rk W
e
vlo e r
nummer 19
jaargang 6
december 2008
n!
tue
Werkvloer f i j n w e n st d a g e fe e s
In dit nummer o.a.
De Nederlandse
mengvoederindustrie richt de blik oostwaarts
1
Internationaal
Cursus
4
WGA
5
Junior inkoper
7
Het is een trend die al langer gaande is: Nederlandse mengvoederbedrijven die productievestigingen openen in OostEuropa. Wat zijn hun motieven? Hoe kijken de vakbonden aan tegen deze ontwikkeling? En hoe is het om als Nederlander te werken in het voormalige Oostblok?
I
n 2002 gooide Cehave Landbouwbelang het roer om. Tot op dat moment was het bedrijf actief in de hele voedselketen: Cehave Landbouwbelang produceerde niet alleen mengvoeder maar verwerkte (Vervolg op pagina 2)
Otto van der Linden voor de Cehave vestiging in Szamotuly Werkvloer nummer 19 jaargang 6 december 2008
1
bijvoorbeeld ook eieren en slachtte vleeskuikens. “Dat jaar trokken we een belangrijke conclusie. We zijn écht goed in het maken van veevoeder en akkerbouwproducten, daar willen we ons voortaan ook op concentreren”, vertelt Kees Sijssens, voorzitter van de hoofddirectie van Cehave Landbouwbelang, op het hoofdkantoor van de coöperatie in het Brabantse Veghel. En dus nam het bedrijf de afgelopen jaren afscheid van activiteiten die niet in deze strategie pasten. Sijssens: “Tegelijkertijd hebben we de ambitie om te groeien. Dat doen we óók om een aantrekkelijk werkgever te blijven. Mensen werken nu eenmaal graag bij ondernemingen die groeien. En wij willen de beste mensen hebben.” Maar groeien in
eindelijk bij de top vijf van mengvoederondernemingen behoren. Dat lukt sneller in Oost-Europa dan in pakweg Amerika.”
Leiding over drie fabrieken Otto van der Linden zwaaide drie jaar geleden nog de scepter over de productielocatie van Cehave Landbouwbelang in Oss. Anno 2008 geeft hij leiding aan de drie mengvoederfabrieken van Cehave Landbouwbelang in Polen. Hij woont met zijn vrouw en zoon van elf jaar in Poznan in het midwesten van Polen. “We waren altijd al in voor een buiten-
“Werken in het buitenland is mooi. Het is goed voor je persoonlijke ontwikkeling.” Nederland is lastig: het aantal varkens, kippen en koeien in ons land is stabiel, of daalt zelfs. Internationale groei is dan een alternatief. In 2005 deed Cehave Landbouwbelang met de koop van het Belgische Vitamex zijn eerste internationale overname. Anno 2008 zijn ze ook actief in Duitsland, Polen en Hongarije. In totaal produceert Cehave Landbouwbelang zo’n 2,5 miljoen ton mengvoeder waarvan ongeveer 900.000 ton in het buitenland. In dat buitenland komt men overigens veel andere Nederlandse mengvoederondernemingen tegen zoals Agrifirm, Nutreco, Forfarmers, De Heus en Provimi. Bij Cehave Landbouwbelang werken nu 2.000 mensen, waarvan 1.000 buitenlandse werknemers.
Kosten uitsmeren Schaalgrootte heeft voordelen, is de overtuiging van Sijssens. “Cehave Landbouwbelang wil zich onderscheiden op kwaliteit. Dat betekent forse investeringen in onderzoek en ontwikkeling. Die kosten voor research en development kun je beter uitsmeren over 2,5 miljoen ton mengvoeder dan over 1,6 miljoen ton.” De keuze om juist te opereren in België, Duitsland, Polen en Hongarije is terug te voeren op het feit dat het bedrijf tot voor enkele jaren geleden nauwelijks buitenlandervaring had. Sijssens gaat behoedzaam te werk. “Activiteiten in België, Duitsland, Polen en Hongarije zijn vanuit Veghel goed te overzien. Pionieren in Azië of Amerika is toch een heel ander verhaal. En in ieder land waar wij actief zijn, willen we uit-
2
Werkvloer nummer 19 jaargang 6 december 2008
Kees Sijssens
lands avontuur. Drie jaar geleden deed deze gelegenheid zich voor. Na een eerste kennismakingsbezoek aan Polen hebben we toegehapt. Natuurlijk, Polen staat niet Otto van der Linden bovenaan het lijstje als je een verblijf in het buitenland ambieert. Dan staan Italië of Spanje hoger genoteerd, maar het bevalt ons hier buitengewoon goed.” Van der Linden vindt zijn baan ‘superuitdagend’. “Toen ik hier begon, produceerde Cehave Landbouwbelang in Polen 90.000 ton op één locatie. Inmiddels beschikken we over drie locaties die jaarlijks 200.000 ton mengvoeder produceren.” De doelstelling van Cehave Landbouwbelang, een plaats in de Poolse top vijf van mengvoederbedrijven, ligt binnen handbereik. Het contact met de Poolse werknemers verloopt soepel. “Polen hebben een prima arbeidsmoraal. Men is echter wel gewend aan een zekere hiërarchie, nog een erfenis van het communisme. Maar onder jongere werknemers zie je op dat vlak al een andere houding.” Ondertussen maakt de Poolse economie grote stappen voorwaarts. “Veel investeringen vinden plaats dankzij subsidies van de EU. Dat zie je onder meer aan het wegennet. Dat verbetert ieder jaar.” Ook privé gaat het Van der Linden voor de wind. “In Poznan wonen veel buitenlanders die onderling veel contact hebben. Mijn vrouw heeft inmiddels een flink sociaal netwerk opgebouwd.
En ze zit in het bestuur van de internationale school van onze zoon.” Het onderwijs aan die school is tweetalig: Engels en Pools. “Thuis krijgt hij nog extra lessen Nederlands. Ook onze zoon heeft het hier goed naar zijn zin, hoewel hij zijn vriendjes in Sint Oedenrode wel eens mist.” Van der Linden blijft in principe voor drie tot vijf jaar in Polen. Na die periode staat hij opnieuw open voor een buitenlands avontuur. “Werken in het buitenland is mooi. Het is goed voor je persoonlijke ontwikkeling.”
Al jaren aan de gang De mengvoederindustrie is niet de enige Nederlandse branche die haar vleugels uitslaat in Oost-Europa. “Het is een ontwikkeling die al jaren aan de gang is, in allerlei sectoren”, weet Martin Siecker, bestuurder van FNV Bondgenoten en lid van het Europees Economisch Sociaal Comité. “De scheepsbouw is uit Nederland verdwenen. Akzo Nobel heeft zijn productie begin jaren negentig al voor een deel verplaatst naar Oost-Europa. En neem de Viking schaatsen. Die worden niet in Nederland gemaakt, maar in Roemenië.” Veel mogelijkheden om de trek van bedrijven naar het oosten te stoppen heeft FNV niet, erkent Siecker. “Er geldt binnen de Europese Unie nu eenmaal een vrij verkeer van goederen en personen.” Uiteindelijk zal de wal het schip doen keren, denkt Siecker. “Op dit moment liggen de lonen in Oost-Europa op een relatief laag niveau. Ook de milieuwetgeving is nog relatief soepel. Maar je ziet het tij keren. Polen, die enkele jaren geleden massaal in Engeland aan de slag gingen, keren nu terug naar hun vaderland. Omdat daar de economie uitstekend draait.” Een soortgelijke ontwikkeling hebben Griekenland, Spanje en Ierland doorgemaakt, aldus Siecker. “Die landen waren arm toen ze lid werden van de EU. Nu is de welvaart er vergelijkbaar met de rest van de Europese Unie.” En in Nederland mogen de loonkosten misschien op een hoog niveau liggen, ons land blijft voor veel bedrijven een aantrekkelijke vestigingslocatie, onderstreept Siecker. “Voor bedrijven is het Nederlandse belastingklimaat vriendelijk, de infrastructuur uitstekend en de arbeidsproductiviteit ligt op een zeer hoog niveau.” Waar de FNV wel voor ijvert, is een gelijk ‘level playing field’. Siecker: “De internationale liberalisering schrijdt voort, maar dan moet er in onze ogen wel ook sprake zijn van harmonisering. Met
andere woorden: wanneer er op het gebied van wet- en regelgeving grote verschillen bestaan tussen de verschillende landen van de Europese Unie, is eerlijke concurrentie niet mogelijk.” Sijssens onderstreept dat Cehave Landbouwbelang ook in het buitenland een ‘net bedrijf’ wil zijn. “Buitenlanders schrikken vaak als ze cijfers zien over de Nederlandse arbeidsproductiviteit. Ze zijn bang dat een overname door een Nederlands bedrijf al snel zal leiden tot massaontslag. Maar die vrees is niet terecht. We realiseren ons heel goed dat je Nederlandse maatstaven niet één op één kunt vertalen naar Polen of Hongarije.”
Geen verschuiving productie Activiteiten in het buitenland zullen niet leiden tot een verschuiving van de productie van mengvoeder van Nederland naar bijvoorbeeld Polen of Hongarije, is de overtuiging van Sijssens. “Mengvoeder is geen product met een hoge toegevoegde waarde. Transport over grote afstand is duur. De grens ligt bij 150, 200 kilometer. Nog grotere afstanden overbruggen is niet interessant.” In Nederland produceert Cehave Landbouwbelang mengvoeder in Veghel, Oss, Wanssum en Maasbracht. De toekomst van de nationale mengvoederbedrijven wordt volgens Sijssens vooral bepaald door het perspectief van de (intensieve) veehouderij in Nederland. “Daarom is het van groot belang dat de sector verdere stappen zet op de weg naar een werkelijk duurzame veehouderij. Alleen dan is de toekomst van de sector gegarandeerd.” Ondertussen kijkt Cehave Landbouwbelang verder oostwaarts. De vestiging Martin Siecker in Hongarije belevert inmiddels ook Roemeense veehouders. En de coöperatie is zich aan het oriënteren op de Oekraïense en Russische markt van premixen en concentraten. Het lidmaatschap van de coöperatie blijft echter voorbehouden aan Nederlandse veehouders en akkerbouwers. Sijssens: “Dat zijn er ongeveer 5.500. We ambiëren het niet om uit te groeien tot een internationale coöperatie met leden in bijvoorbeeld Polen. Vorig jaar boekten we een nettowinst van ruim zeventien miljoen euro. Het grootste deel van die winst maken we met onze buitenlandse activiteiten. Dat geld vloeit rechtstreeks naar onze leden in Nederland. En dat vinden ze heel prettig, kan ik je vertellen.”
Werkvloer nummer 19 jaargang 6 december 2008
3
Een mooi stuk gereedschap E
nthousiast druppelden ze het PTC+ in Barneveld binnen, de vijftien preventiemedewerkers in spé. Allen hadden zich opgegeven voor de cursus Preventiemedewerker die het Productschap Diervoeder (PDV) in samenwerking met de vakbonden op 17 november jl. organiseerde. Thema’s als het wegwijs worden in de Arbowetgeving, het herkennen van gevaren, risicobeoordeling, het planmatig werken aan verbeteringen en het zorgen voor een veilige en gezonde werkplek zouden die dag centraal staan. Tijdens de kennismaking, aan het begin van de ochtend, bleek al snel dat de functies van de deelnemers nogal uiteen liepen. Zo waren er consultants, kwaliteitsbeheerders en procestechnologen, maar ook een directeur. Wel was iedereen werkzaam in de diervoederindustrie. De ochtend bestond uit informatie over de taken, rol en positie van een preventiemedewerker. Cursusleider Paul Bloemen, in het dagelijks leven werkzaam als adviseur Arbeid en Organisatie bij Achmea, bracht de lessen op een interactieve manier. Zo gingen de deelnemers onder meer met elkaar in discussie over de succesfactoren en valkuilen die komen kijken bij de rol van preventiemedewerker. Zelfs artikelen in de arbeidsomstandighedenwet werden opgezocht en besproken. Paul Bloemen was maar wat blij met zijn cursisten: “De groep was geïnteresseerd en werkt goed mee. De meesten van hen hadden al wat praktijkervaring waarvan ik handig gebruik kon maken tijdens de les.” Ook de cursisten waren enthousiast. “Ik heb goede handreikingen gekregen,” zei één van hen. “Het is goed om te horen hoe de structuur van de Arbowet eruit ziet en hoe je dit moet invullen
D
e arbeidsmarkt kampt met diverse problemen, ook in de sectoren sierteelt, vis, agrarisch en groen. De instroom van jongeren loopt terug. De beroepsbevolking vergrijst. Deze ontwikkelingen vormen een grote uitdaging voor werkgevers. Tijd voor actie dus! Daarom organiseren op 4 februari 2009 de productschappen samen met de vakbonden
4
Werkvloer nummer 19 jaargang 6 december 2008
binnen je eigen bedrijf.” Na de lunch namen de cursisten een kijkje in de mengvoederfabriek van PTC+. Ook dit vond men erg de moeite waard. “Het is interessant om eens binnen te kijken in zo’n fabriek en te zien hoe studenten op een praktische manier onderwijs krijgen,” aldus een van de deelnemers. Later die middag liet Paul Bloemen foto’s zien van praktijkvoorbeelden waar hier en daar wat aan schortte. Hij vertelde de cursisten dat in een Risico Inventarisatie en Evaluatie (RI&E), anders dan zij misschien verwachtten, zowel harde als zachte risico’s moeten worden opgenomen. Vaak wordt vooral aandacht besteed aan harde risico’s, zoals geluid, trillingen en explosiegevaar en vergeet men de zachte risico’s: de zogenaamde welzijnsaspecten. Hierna gingen de cursisten aan de slag met fictieve casussen om het geleerde in praktijk te brengen. Aan het einde van de dag waren alle deelnemers in staat de belangrijkste risico’s binnen hun eigen organisatie te herkennen. Alle vijftien deelnemers ontvingen dan ook het certificaat Preventiemedewerker. Over het algemeen was men blij te hebben deelgenomen aan deze dag. “De cursus was een mooi stuk gereedschap,”zei een van de deelnemers. “Ik heb antwoorden op mijn vragen gekregen. Deelname is zeker aan te bevelen.” Het Productschap Diervoeder organiseert op 9 februari 2009 en 9 maart 2009 nog tweemaal dezelfde cursus. Meer informatie vindt u op www.pdv.nl onder ‘arbeid/scholing’.
de conferentie Boeien & Binden in Doorn. De dag is bedoeld voor kaderleden, or leden, P&O managers, bestuurders uit kringen van vakbonden en productschappen, werkgevers en docenten uit genoemde sectoren. ’s Ochtends spreken o.a. Minister Gerda Verburg (LNV), dr. Alexander Rinooy Kan (voorzitter SER) en prof. dr. Jaap de Koning (directeur SEOR).
’s Middags kunt u deelnemen aan twee workshops. Met een borrel wordt de dag afgesloten. Voor meer informatie: telefoon 079 – 3681606 e-mail
[email protected] of www.agroarbeidskompas.nl
Inkomensval WGA opgevangen door hiaatverzekering
D
e vakbonden en de diervoederindustrie hebben op basis van cao-afspraken via Meeus een mantelovereenkomst afgesloten voor een hiaatverzekering WGA. Deze mantelovereenkomst staat ook in de CAO. De verzekering moet een te grote inkomensval voorkomen voor werknemers in de diervoederindustrie die deels arbeidsongeschikt raken. Frans van de Veen, bestuurder CNV BedrijvenBond, legt uit wat er gebeurt met werknemers die met de WGA (Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten) te maken krijgen en hoe de hiaatverzekering helpt. Wie vanwege ziekte deels of geheel zijn of haar werk niet meer kan uitoefenen, krijgt na twee jaar loondoorbetaling door de werkgever te maken met de sociale zekerheid. Ben je volledig arbeidsongeschikt (80 tot 100%), dan krijg je een uitkering van 75% van het loon op basis van de IVA. Ben je minder dan 35% arbeidsongeschikt, dan krijg je geen uitkering. Voor de groep van 35 tot 80% arbeidsongeschikt geldt de WGA. Waarom dan een aanvullende WGA-hiaat-verzekering? Heel simpel, stelt Frans van de Veen: de inkomensval voor mensen die een uitkering krijgen op basis van de WGA, kan zeker na de loongerelateerde periode erg groot zijn. Arbeidsongeschiktheid heeft volgens Van de Veen een fysieke of geestelijke aanleiding, maar de WIA gaat alleen uit van de mate van loonachteruitgang en restverdiencapaciteit. “Een planner die nog wel 40 uur zou kunnen werken, maar de stress van het plannen niet meer aan kan, wordt wellicht operator. Dan werkt hij nog fulltime, maar in een lager betaalde functie.” De verdiencapaciteit bepaalt dus de mate van arbeids(on)geschiktheid. Bijvoorbeeld: Wie 40.000 euro verdiende en een restverdiencapaciteit van 20.000 euro heeft, is 50 procent arbeidsgeschikt. (Vervolg op pagina 6)
IVA, WGA en minder dan 35 procent arbeidsongeschikt Per 1 januari 2006 is de WAO vervangen door de WIA (Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen). De WIA legt het accent op de mate waarin werknemers nog wel kunnen werken. De WIA geldt tot een maximum brutoloon van ca. 46.000 euro op jaarbasis (SV-loon). De grootste groep werknemers die arbeidsongeschikt zijn komen terecht onder de 35-procentsgrens. Zij zijn voor 65 procent of meer nog arbeidsgeschikt en krijgen geen uitkering. De WGA-regeling (Wet Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten), waar de hiaatverzekering voor bedoeld is, geldt voor de groep werknemers die 35 tot 80 procent arbeidsongeschikt zijn. De WGA telt twee componenten: een loongerelateerde uitkering, gekoppeld aan het aantal maanden waarin een werknemer ook recht op WW zou hebben; de vervolguitkering, gekoppeld aan 70% van het minimumloon over het arbeidsongeschikte deel of de WGA-loonaanvullingsuitkering, gekoppeld aan 70% van het oude loon over het arbeidsongeschikte deel De IVA-regeling (Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten) biedt een uitkering tot 75 procent van het laatstverdiende loon tot het 65e levensjaar.
Werkvloer nummer 19 jaargang 6 december 2008
5
Loongerelateerd De eerste periode in de WGA is loongerelateerd. Je krijgt de eerste 2 maanden 75 procent van het verschil tussen het oude inkomen voor arbeidsongeschiktheid en het nieuwe inkomen, daarna 70 procent. Deze loongerelateerde periode is 3 tot 38 maanden, afhankelijk van je leeftijd en het aantal jaren dat je gewerkt hebt. Om te stimuleren dat mensen zoveel mogelijk werken, biedt de overheid na de loongerelateerde periode een hogere uitkering aan werknemers die 50 procent of meer van hun restverdiencapaciteit ook invullen (in het voorbeeld 10.000 euro of meer). Dit is 70 procent van het arbeidsongeschikte deel. Wie onder 50 procent zit (in het voorbeeld minder dan 10.000 euro), krijgt alleen 70 procent van het minimumloon over het arbeidsongeschikte deel.
Meer informatie over de mantelWGA-hiaatverzekering, zie internet: www.meeus.com/page/Zakelijk/Branches/Industrie/meeus_nevedi_wga-hiaat Meer informatie over arbeidsvoorwaarden bij arbeidsongeschiktheid zie de cao voor de graanbe- en verwerkende industrie 20082010, art 25 en 26
Inkomensval Er kunnen diverse gaten vallen voor werknemers die in de 35 tot 80-procentgroep terecht komen. De grootste inkomensval ontstaat altijd na de loongerelateerde uitkeringsperiode. Wie dan geen werk heeft, kan tot bijstandsniveau zakken. Wie wel werk heeft, ziet het gat met het oorspronkelijke inkomen ook groter worden. Na de loongerelateerde periode krijg je over het deel dat je wel kunt werken, maar geen inkomen hebt, geen uitkering. “De hiaatverzekering dekt in alle gevallen een deel van het gat af,” aldus Van de Veen. “Je zult nooit meer op 100 procent van je oude loon uitkomen, maar het gat wordt een stuk kleiner. Zonder hiaatverzekering kun je zelfs in het beste geval – als je bijna 100 procent van je restverdiencapaciteit invult, toch flink moeten bezuinigen.” De hiaatverzekering die de vakbonden hebben ondergebracht bij Achmea, kost een werknemer 0,49 procent van zijn brutoloon, de uitkering wordt tot het 65e levensjaar met 2 procent per jaar geïndexeerd. Omdat er veel bedrijven zijn die al een eigen hiaatverzekering hebben, krijgen deze bedrijven tot het einde van de contractduur dispensatie (maximaal 3 jaar). Daarna moeten ze zich bij de mantelovereenkomst aansluiten of minimaal aan de voorwaarden van de mantelovereenkomst voldoen. Voor werknemers, die perse niet mee willen doen is het mogelijk een afstandverklaring in te vullen.
Frans van de Veen
Voorbeeld Jan 40 jaar en vanaf 18e gewerkt arbeidsongeschikt: 50% oude inkomen per maand €2.000 nieuwe inkomen per maand €500 (50% van verdiencapaciteit)
Na 24 maanden arbeidsongeschiktheid WGA- loongerelateerde uitkering van 22 maanden hoogte eerste 2 maanden: 75% van €1.500 = €1.125 hoogte volgende 20 maanden: 70% van €1.500 = €1.050 + loon: €500 + uitkering WGA-hiaatverzekering volgens mantel = €75 per maand (gedurende de 20 maanden 70%) totaal per maand: €1.625 = 81,25% van het oude inkomen
6
Werkvloer nummer 19 jaargang 6 december 2008
Daarna WGA-loonaanvullingsuitkering tot 65 jaar (bij ongewijzigde arbeidsongeschiktheid) hoogte: 70% van €1.000 = €700 + loon: €500 + uitkering WGA-hiaatverzekering volgens mantel = €425 per maand totaal per maand: €1.625 = 81,25% van het oude inkomen NB De werkgever betaalt op basis van de cao artikel 25 lid 2 een extra aanvulling van 5% van het op dat moment geldende salaris gedurende het 3e t/m 7e jaar van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid. Aan dit voorbeeld kunnen geen rechten ontleend worden.
Werkvloer beroep: junior inkoper
“Nieuwe invulling functie dwingt tot bredere marktkennis” Erik Meijer:
Erik Meijer kwam na zijn studie Dierwetenschappen terecht op de
Uitwisselbaarheid
R&D-afdeling van diervoederbedrijf Agrifirm. Van daaruit stroomde hij door
Doordat je gedwongen wordt om de hele grondstoffenmarkt en de ontwikkelingen daarop in de gaten te houden, wordt je kennis breder en kun je beter zien hoe ontwikkelingen op het ene gebied gevolgen hebben op andere onderdelen van de keten”, stelt Meijer. “We hebben daarnaast de taken zodanig verdeeld, dat ik als junior inkoper ook ervaring op kan doen met de verschillende vormen van aanvoerlogistiek, zoals per schip.” De omslag is een kleine twee maanden oud. Het is volgens Meijer nog te vroeg om al te kunnen zeggen of alles volgens verwachting loopt. “Maar het is in ieder geval leuker geworden, met zo’n breed pakket. Onze functie is afwisselender, we volgen een groter deel van de markt.”
naar de afdeling inkoop, waar hij sinds 2005 medeverantwoordelijk is voor wat er uiteindelijk in het voer zit van de onderneming.
D
e inkoopafdeling van Agrifirm uit Meppel telt vier inkopers (één voor eko-voer) die behalve voor inkoop van grondstoffen voor mengvoerproductie, ook deels voor de aanvoerlogistiek verantwoordelijk zijn. Al tijdens zijn opleiding aan de WUR - toen nog de Landbouwuniversiteit Wageningen kwam Meijer in aanraking met Agrifirm.”Ik studeerde Dierwetenschappen, specialisatie diervoeding. Aan het einde van mijn studie kwam ik voor mijn stage terecht bij Agrifirm, op de afdeling R&D.” De stage beviel van beide kanten goed en Meijer kon na zijn opleiding op projectbasis aan de slag op de R&D-afdeling. In de loop van 2004 kwam de vacature medewerker lineaire programmering voorbij. Als medewerker Lineaire Programmering was Meijer verantwoordelijk voor het berekenen van de samenstelling van de varkensvoeders. Na een klein jaar van ervaringsopbouw werd de functie uitgebreid met logistieke taken. Weer een jaar later volgde de werkelijke inkooptaken.
Samenloop De reden dat Meijer vanuit R&D een functie op inkoop aanvaardde, is een samenloop van omstandigheden. “De gelegenheid deed zich voor omdat er een vacature vrijkwam die mij interesseerde, ik was beschikbaar en wilde graag bij Agrifirm blijven werken. Hoewel veel universitair afgestudeerden op een R&D-afdeling terecht komen, is dit lang
niet de enige mogelijkheid met dit diploma. Het was een iets andere gang dan gebruikelijk, maar het kwam op mijn pad, ik heb het geprobeerd en het is mij tot nu toe uitstekend bevallen.” Meijer noemt zijn carrièrepad een logisch leertraject. “Zo krijg je de nodige ervaring om zelfstandig als inkoper aan de slag te kunnen. Eerst leren begrijpen wat de waarde van verschillende grondstoffen is, vervolgens leren hoe je ze in de fabriek moet krijgen.”
Ingrijpend Voor Meijer kwam de vernieuwing van zijn functie op een moment dat het management van Agrifirm nadacht over ingrijpende veranderingen in de inkoop. Was eerst elke inkoper verantwoordelijk voor één groep grondstoffen - met bijbehorende logistieke keten - nu kreeg iedereen van elk type grondstof wat in zijn pakket. Een graansoort, een graanbijproduct, een eiwitsoort. De herijking had volgens Meijer een belangrijke reden. “Elke inkoper richtte zich op een bepaalde productgroep, zoals granen of eiwit. Het nadeel was dat veel kennis van inkoop en logistiek in het hoofd van één inkoper zat. Als die weg ging of ziek werd, had Agrifirm een probleem. Tegenwoordig is het meer verdeeld, zodat elke inkoper de markten breed moet volgen. Ook is met het oog op planning en logistiek de vervangbaarheid beter.”
Werkvloer nummer 19 jaargang 6 december 2008
7
Colofon
Imago van koeien
Werkvloer is een gezamenlijke uitgave van CNV BedrijvenBond, FNV Bondgenoten en het Productschap Diervoeder. Deze uitgave verschijnt vier keer per jaar. Redactie Manou van der Meulen, Hilde Harren, Erica de Bruin (PDV),
De melkveehouderij heeft een ijzersterk imago met de koe in de wei als blikvanger.
Aranka Ouwehand (FNV Bondgenoten),
Natuurlijk zijn het de veehouders die moeten kiezen hoeveel koeien in de wei lopen. Maar het is in het belang van de hele zuivelketen, diervoedersector en zuivelindustrie om de keuze voor weidegang te ondersteunen.
Strip
Column
Dit geeft de sector ruimte om te onderne-
conserveren van kuilgras. De zuivelsector benut weidegang om haar producten te promoten. Ook voor de diervoedersector is weidegang aantrekkelijk. Accountancy bureaus tonen aan dat veehouders die ‘weiden’ niet minder krachtvoer aankopen. Voor de toekomst is een melkveehouderij die zich optimaal kan ontwikkelen een randvoorwaarde voor de afzet van veevoeder.
men. Ruimte die nodig is om de sector
klaar te stomen voor een geliberaliseerde zuivelmarkt. Een sterke melkveehouderij
is een waarborg voor de afzet van de diervoedersector.
K
oeien in de wei vormen een onderdeel van onze Nederlandse identiteit. Dat komt uit elk onderzoek naar voren. Niet voor niets maken ze samen met Delfts Blauw en tulpen onderdeel uit van het decor van het spelprogramma “Ik hou van Holland”. De Nederlandse melkveehouderij gebruikt ruim 40% van de landbouwgrond in Nederland. De samenleving ziet dit niet als last maar als een lust: de melkveehouder is de hoeder van het cultuurlandschap. Grazende koeien in de wei horen daarbij. De kranten hebben de afgelopen jaren vol gestaan met zorgen dat steeds meer koeien het hele jaar op stal staan.
De melkveehouderij staat voor een grote uitdaging. De marktbescherming voor zuivel verdwijnt en de sector moet concurreren op de wereldmarkt. Er is een goede concurrentiepositie, maar schaalvergroting is onvermijdelijk om deze positie vast te houden. Melkveehouders hebben hiervoor ruimte nodig. Fysieke ruimte, maar vooral ook ruimte in de regelgeving om bijvoorbeeld een nieuwe stal te kunnen bouwen. Zolang de maatschappij het landschap koestert, dat door de melkveehouderij wordt onderhouden, blijft deze ruimte. Goed nieuws is dat dit jaar de daling van het aandeel koeien, dat in de wei staat tot staan is gebracht. Er zijn signalen dat dit een definitieve trendbreuk kan worden. Veehouders laten zien dat weidegang op bedrijven met 200 koeien goed mogelijk is. Onderzoek toont aan dat het overgrote deel van de melkveehouders met weidegang duizenden euro’s kan verdienen door te besparen op machinekosten voor maaien en de voederverliezen bij het 8
Werkvloer nummer 19 jaargang 6 december 2008
Kees-Jaap Hin Schuttelaar & Partners
Frans van de Veen (CNV BedrijvenBond), Teksten Johan Boonen, Martijn Kregting Column Kees-Jaap Hin (Schuttelaar & Partners) Foto’s Fons van Bindsbergen, Cehave Landbouwbelang
Enkeling Vormgeving Fons van Bindsbergen Drukwerk Deckers Snoeck N.V. Redactieadres Productschap Diervoeder T.a.v. Redactie Werkvloer Postbus 29739 2502 LS Den Haag
Adreswijzigingen: 070-3708432 Reageren op Werkvloer? Wilt u reageren op Werkvloer? Dat kan. U kunt bellen, schrijven of mailen met commentaar, vragen en suggesties naar: Redactie Werkvloer e-mail:
[email protected] of FNV Bondgenoten: 0495-43 31 75 (Aranka Ouwehand) e-mail:
[email protected] CNV BedrijvenBond: 030-751 15 00 (Frans van de Veen) e-mail:
[email protected] U kunt Werkvloer ook in digitale vorm ontvangen. Stuur een mail naar de redactie van Werkvloer en de volgende editie wordt digitaal verstuurd.
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het Productschap Diervoeder. Suggesties en ideeën voor Werkvloer zijn van harte welkom. Neem dan wel tijdig contact op met de redactie.
ISSN 1572-5251