Werkmodel groep 1 Vogeltjelief – Kristien Aertssen (door Ann Foulon)
Auteursinfo (zie ook www.villakakelbont.be) Kristien Aertssen studeerde grafische vormgeving in Antwerpen en illustratie in Amerika. Ze leidt nu zelf toekomstige illustratoren op aan de Antwerpse Academie. Kristien is gedeeltelijk kleurenblind. Bij vergrijsde blauwe en mauve tinten kan ze blauw en paars niet goed van elkaar onderscheiden. Met de heldere tinten heeft ze geen enkel probleem. Ze vindt haar kleurenblindheid in zekere zin een verrijking omdat het haar kleurkeuze heel herkenbaar maakt. Je kunt Kristiens werk herkennen door het uitbundige kleurgebruik, vaak zee- en snoepjeskleuren. Ze houdt ervan gekke situaties te tekenen in zwierige composities. Ook gebruikt ze vaak verschillende technieken op één prent. Ze laat zich graag inspireren door kindertekeningen, primitieve kunst, wereldmuziek en gekke kleuren.
Vóór het voorlezen Bekijk samen met de juryleden het voorkaft. Lees de titel. Er staan erg veel vogeltjes op de prent. Zou dit boek over het liefste vogeltje gaan? Laat de juryleden even nadenken. Kan iemand het liefste vogeltje op de kaft terug vinden? Of zijn het allemaal lieve vogels? Hé, er zit ook een meneer in de boom. Misschien staat op de achterkant van het boek iets meer over het verhaal. Weten de juryleden dat de achterflap van een boek altijd meer vertelt over het verhaal en soms zelfs een beetje verklapt? Maak de juryleden nieuwsgierig om even te kijken. Draai het boek en kijk met de kleuters naar de achterkant. Wie zou die mevrouw zijn? Kijk naar haar lippen. Komt daar gefluit uit haar mond? Zien jullie hoe de vogels met hun fijn getekend snaveltjes broodkruimels oppikken? Samen met de juryleden benieuwd naar het verhaal?
Voorlezen maar! Na het voorlezen, over het verhaal In Vogeltjelief vullen tekst en illustraties elkaar sterk aan. Neem na het voorlezen het verhaal nog eens stap voor stap door. Vertel het verhaal aan de hand van de illustraties. Het verhaal heeft niet zoveel woorden. Verdriet en gedachten zijn immers niet altijd in woorden te vatten. Wat in het verhaal niet in woorden staat, is des te meer op de prenten te zien. Zie hoe Meneer Pluim met zijn vergrootglas de vogels bestudeert. En hoe Mevrouw Pluim kijkt naar de zingende vogels. Op iedere prent staan er wel één of meerdere vogels. Zie je hoe blij de mensen zijn? Hun gezichten (glim)lachen voortdurend. Ze houden echt van vogels. Vertel de leden dat Kristien in haar illustraties veel gevoel stopt, dat dit verhaal een beetje droevig is omdat Mevrouw Pluim doodgaat, maar dat het ook een beetje vrolijk is. Zo gaat dat in de natuur. Oude mensen gaan dood, maar als je goed kijkt, laten ze toch altijd iets achter. Zoals de herinnering bij het vogelgefluit. Kijk met de groep hoe Mevrouw Pluim in de zetel steeds zieker wordt. Ze wordt ook heel bleek. De illustraties krijgen minder kleur. Hoe zou dit komen? Waarom is die grijze wolk rond Mevrouw Pluim geen gekleurde wolk? Merken de juryleden dat er later, wanneer Meneer Pluim minder verdrietig en eenzaam is, weer meer kleur in het verhaal komt? Vergelijk de prent waar iedereen rond de tafel zit met de voorlaatste prent. Wat is er op de kast bijgekomen? Juist, het fotokadertje van Mevrouw Pluim. Zo blijft ze ook een beetje aanwezig. Na het voorlezen, over de tekenstijl Bekijk met de juryleden de illustraties. De tekenstijl van Kristien Aertssen is heel herkenbaar. Ze tekent mensen vaak met lange, slungelachtige ledenmaten en scherpe neuzen en voeten. Verder maakt Kristien vaak gebruik van snoepjeskleuren en ziet alles er vrolijk uit. Test even met de juryleden of ze de tekenstijl van Kristien herkennen. Maak een klein stapeltjes van een drietal boeken. Stop er een typisch Kristien Aertssen boek bij. Bijvoorbeeld Knuffelkoningin of Zooooo’n grote wolf. Kijk nog eens samen naar de illustraties bij Vogeltjelief. Wie herkent uit de stapel nog een ander boek gemaakt door Kristien Aertssen? Hoe is de titel ook alweer van het boek dat vandaag voorgelezen werd? Kan iemand nog eens vertellen wie Vogeltjelief is? Afronding, voor wie graag afsluit met een tekenmoment Laat alle juryleden een vogeltje tekenen en inkleuren. Als begeleider teken je ondertussen een boom. Knip alle vogeltjes uit en lijm ze in de boom. Klaar? Schrijf er nog bij: van de KJV-juryleden groep 1. Geef de boom af aan de bib – wedden dat de mensen van de jeugdbib van blijheid zullen fluiten? De boom krijgt vast een plaats aan het prikbord in de bib. Misschien is er wel iemand van de juryleden die net een beetje verdrietig is omdat onlangs iemand gestorven is. Met zijn allen kunnen jullie fluiten als een vogeltje voor de fijne herinneringen aan die persoon.
Werkmodel groep 1 Pinguïn – Polly Dunbar (door Ann Foulon)
Auteursinfo (zie ook www.villakelbont.be) Polly Dunbar is auteur en illustrator. Ze is de dochter van de auteur Joyce Dunbar. Als kind hield ze van tekenen, vooral muizen en mensen. Vandaag woont en werkt ze in Brighton. Behalve van tekenten houdt ze van chocolade eten en koffie drinken, meezingen met de Beatles, katten aaien en blauwe schoenen. Pinguïn is haar eerste prentenboek bij uitgeverij Lemniscaat. Polly heeft een eigen webiste: www.pollydunbar.com (in het Engels).
Vóór het voorlezen Op het titelblad zie je meteen een mooi cadeau. Wat zou daar inzitten? Misschien zit er een spannend verhaal in. Ontdek het samen met de juryleden! Lees het verhaal traag voor. De sobere illustraties zonder achtergrond vragen om langzaam gelezen te worden. Vertel het verhaal daarna met de nodige aanduidingen. Zo leren de juryleden dat je niet alleen naar een verhaal kan luisteren, maar dat de prenten bij sommige verhalen nog iets extra’s vertellen dat ook belangrijk kan zijn. Aanwijzingen bij het verhaal Wat een verrassing, er zit een pinguïn in de doos. Kijk samen met de juryleden hoe blij Ben ermee is. Ben geeft de pinguïn meteen de naam Pinguïn. Ben was blijkbaar heel ongeduldig om het pakje open te maken. Kijk hoe er overal stukjes cadeaupapier liggen en hoe de strik gescheurd is. Toon de juryleden dat de bladzijden niet vol getekend zijn. Er is bijvoorbeeld geen achtergrond, je ziet enkel Ben en de pinguïn. Er is ook niet veel tekst. Vertel aan de juryleden dat je hierdoor extra goed naar de illustraties gaat kijken. Op prenten is vaak nog iets extra’s te zien. Zo staat er in het
verhaal niet geschreven hoe blij Ben is met zijn cadeau, maar op de eerste prenten zie je de blijheid op zijn gezicht. Kijk hoe Ben bij elk gevoel een ander gelaatsuitdrukking heeft. Let op de halsstarrigheid van Pinguïn op het einde van (bijna) elk blad. Pinguïn zegt niets. Van alles wat Ben vraagt doet hij niets. Probeer de weigering bij het voorlezen telkens op een kordate toon te herhalen. Wijs de juryleden op de gelaatsuitdrukkingen van Ben: bijvoorbeeld zijn blijheid en het ongeloof waarmee hij tegen Pinguïn zegt: ‘Kun je niet praten?’ Kijk samen hoe wanhopig Ben wordt wanneer Pinguïn blijft zwijgen en hoe hij het uitschreeuwt: ‘Zeg dan wat!’ Merk op dat de grote letters tonen hoe hard Ben roept. Hierna kijkt Ben verdrietig en ontgoocheld. Pinguïn en Leeuw zijn van schrik achteruit gestapt, zodat ze zelf niet meer volledig op het blad staan. Pinguïn kijkt een beetje bedremmeld naar Leeuw die zit na te genieten van de opgesmulde Ben. Pinguïn zegt niets, maar je voelt dat hij dit niet leuk vindt. Kijk naar de houding van zijn vleugels wanneer hij Leeuw in de neus bijt en merk hoe zelfzeker Pinguïn is. Pinguïn blijft het hele verhaal lang staren. Je ziet dat hij echt niets zegt. Tot hij zijn verhaal in beelden vertelt. Hij weet alles nog. Herkennen de juryleden de woorden in de beeldtaal van Pinguïn? Op de laatste bladzijde zie je dat Pinguïn eigenlijk een knuffelpinguïn is. En ja: knuffels kunnen niet praten, maar ze geven wel heel veel zachtheid en liefde. Mooi is ook hoe Leeuw uit het verhaal stapt. Nadenken over de illustraties Zou er in plaats van Leeuw een ander dier in het verhaal passen? Dat moet in elk geval een dier met een grote buik zijn, want Ben moet er helemaal in passen. Een giraf zou bijvoorbeeld niet kunnen, omdat zijn neus veel te hoog zou zijn voor Pinguïn. Kijk even naar de schutbladen. Waar hebben de juryleden de sterretjes nog gezien? (Op de pyjama van Ben.) Merken de juryleden de verschillende kleuren van de schutbladen op? Vooraan het groen van de pyjama van ben, achteraan de kleur van Leeuw. Praat even over de sterretjes op de schutbladen. Zouden dit sterretjes van de nacht kunnen zijn? Vandaar wellicht ook de sterretjes op de pyjama. Vinden de kinderen het een goed idee om sterretjes op de schutbladen en op de kleren van Ben te zetten? Misschien toont dit aan dat dit een fijn verhaal is om te lezen voor je samen je knuffeldier gaat slapen. Als Ben een pak met zonnetjes aan zou hebben, zou dit misschien meer een speelpak zijn en dan heb je niet altijd je knuffel nodig. Dan zijn er vriendjes, broers en zussen om mee te spelen en kan je geen verhaal over een (knuffel)pinguïn maken. Over echte pinguïns Pinguïn heeft geen oren. Kan Pinguïn daardoor misschien niet kon horen wat Ben vraagt? Bij een echte pinguïn zie je ook geen oren. Aan weerszijden van de kop heeft een pinguïn twee kleine gaatjes die met veren bedekt zijn. Maar dat wil niet zeggen dat pinguïns niets horen: ze horen net heel goed.
Werkmodel groep 1 Groot! – Annette Huber, Manuela Olten (ill.) (door Ann Foulon)
Auteursinfo Manuela Olten studeerde fotografie, visuele communicatie en kinderboekenillustraties. Ze werd in 1970 in Duitsland geboren. Over Annette Huber is geen biografie beschikbaar.
Manuela Olten
Annette Huber
Vóór het voorlezen Neem vóór je het boek toont een meter en ga op zoek gaan naar allerlei grote dingen die je kan meten. Ontdek zo ook het boek Groot!. Toon de juryleden de meter op de kaft en vertel dat het verhaal gaat over groot zijn. Verwijs naar het hoge formaat van het boek en naar de titel die zo groot geschreven is dat hij in een andere leesrichting staat. In dit boek is groot zijn ook écht groot zijn. Over het verhaal Bekijk de schutbladen. Tel in hoeveel stukjes de meter geplooid is om helemaal op het blad te kunnen. Alle centimeterlijntjes staan op de meter geschilderd. Bekijk ook de verfstructuur op de schutbladen. Het jongetje op het titelblad doet net alsof hij al groot is. Maar is hij echt al groot? Hij staat op een verhoogje en heeft nog geen echte snor. Laat de jonge juryleden over het titelblad wrijven. Vertel hoe de crèmekleur zacht aanvoelt. Is er een groot verschil tussen een meter en 99 centimeter? Weet iemand hoelang het duurt voor je een centimeter gegroeid bent? Toon de juryleden de gekleurde achtergronden. Er is nergens een witte achtergrond te zien. Voelen de juryleden dat dit zachter is voor de ogen? Op deze manier vloeit meer in elkaar, je kijkt meteen
naar het hele blad en alles wat er getoond wordt. Zij de illustraties fijn getekend of gebruikte Manuela Olten dikke penselen? Zien de juryleden dat alles geschilderd is? Op de tekeningen is vaak meer te zien dan er te lezen staat. Bijvoorbeeld: ‘Mama kan sneller lopen dan ik.’ Op de tekening zie je de lange benen van mama en hoe ze door haar snelheid al half uit het blad is verdwenen, terwijl het jongetje nog staat te kijken naar een slak die voorbij kruipt. Waarom tekent Manuela Olten hier een slak? Een haas bijvoorbeeld kan sneller lopen. De slak is bewust gekozen als symbool van traagheid. Praat met de juryleden over de humor in het verhaal en over de verschillen tussen groot en klein. Mama is zo groot dat haar hoofd niet meer op de bladzijde past, terwijl het boek toch al vrij hoog is. De jongen is nog klein. Op één van de illustraties piept hij net boven de onderste bladrand uit. ‘Mama zegt dat het nog heel lang duurt voor ik groot ben’: op de prent merk je dat het jongetje droomt om groot te zijn. Hij maakt zich groot door op een verhoogje te staan en een snor de tekenen, net zoals grote mannen een snor hebben. Wat wordt er bedoeld met ‘De badkuip is net een zee. Ik ben piraat.’? Voor wie klein is, is de wateroppervlak in een bad heel groot, net zoals in de zee. Wie groter is, neemt zelf meer plaats in in het bad, waardoor het wateroppervlak kleiner is. Kijk met de juryleden naar de verschillende gelaatsuitdrukkingen: - Het onzekere gezichtje op de tekening met de zwarte achtergrond. Deze achtergrondkleur is niet toevallig zwart. - De genietende glimlach op de arm bij mama. - Het bange gezicht op de wip. Stel samen met de kleuters vast dat er over alles nagedacht wordt wanneer je een boek maakt. Zo zou een klein formaat minder geschikt zijn voor dit verhaal. Ook de dikke, stevige letters passen beter bij het verhaal dan kleine, fijne lettertjes. Het zwaardere papier ondersteunt de krachtige figuren en de opvallende penseelstreken beter dan dun papier. Na het lezen Neem tot slot de meter weer op en praat over grote en kleine dingen meten. Hoe groot willen de juryleden worden? Wat vinden de juryleden echt groot? Wie kruipt nog gezellig met knuffels in bed? Wie heeft de meeste knuffels in bed? Kunnen grote mensen ook met knuffels gaan slapen? Meer boeken van Manuela Olten De boeken van Manuela Olten zijn heel herkenbaar. Je kunt haar andere boeken aan de juryleden tonen en hen die herkenbaarheid laten opmerken. Al haar boeken hebben weinig tekst en zetten de illustraties centraal: Echte kerels / Manuela Olten (Lannoo) Echte vrienden / Manuela Olten (Lannoo) Ik moet plassen / Manuela Olten (Lannoo)
Werkmodel groep 1 Anton kan toveren – Ole Könnecke (door Frederic Vercaemst)
Auteursinfo (zie ook www.villakakelbont.be) Ole Könnecke werd in 1961 geboren in Göttingen (Zweden). Hij studeerde Duitse literatuur en begon al tijdens zijn studie te tekenen. Nu werkt Ole als freelance illustrator in Hamburg (Duitsland). Daar woont hij ook. Ole heeft een heel eigen, opvallende schrijf- en tekenstijl. Tekst en beeld sluiten knap bij elkaar aan en vertellen samen het verhaal. Zijn eerste boek dat in het Nederlands verscheen was Fred en de boekenkist. Later maakte hij de boeken over Anton. In 2005 verscheen het eerste: Anton en de meisjes. Anton kan toveren volgde in 2007.
Kort samengevat Nu Anton een echte toverhoed heeft – die maar een beetje te ruim is – wil hij die ook echt uitproberen. Bomen blijken net iets te groot om weg te toveren. Maar het lukt wel om een vogeltje en zelfs Lucas te doen verdwijnen. Of is alleen Anton zelf overtuigd van zijn magische krachten? Stijl- en vormkenmerken Het boek is een toonbeeld van eenvoud en helderheid. Geen achtergronden, decors of overbodige details: de illustraties tonen enkel de essentie. De tekst is beperkt tot het minimum en zeer effectief. Wat Anton kan toveren zo leuk maakt om voor te lezen, is het verschil tussen wat Anton denkt en wat de lezer weet en ziet. Omdat dit de clou van het hele boek bepaalt, is het belangrijk dat je als begeleider zeker bent dat alle juryleden doorhebben hoe Anton ‘tovert’. Vertel het verhaal daarom verschillende keren en hou in de gaten of de juryleden laten weten dat ze het boek doorhebben. Je kan hier eventueel enkele gerichte vragen over stellen of inspelen op de opmerkingen van juryleden.
Zien de juryleden welke kleuren vooral voorkomen in het boek? (Okergeel, bruinrood, oranje). Is het misschien herfst? Er worden niet zo heel veel figuren in het boek gebruikt: Anton, de boom, het vogeltje, Lucas, Laura en Nina. Kunnen de juryleden ze allemaal opnoemen? Naast de personages in het boek, is er nog een belangrijk personage buiten het boek. Dat zijn wij, de lezers. De schrijver maakt van ons een toeschouwer. Afsluiter Zorg voor een ruime toverhoed. Laat de juryleden de omgeving waarin ze zitten goed bekijken. Duid één jurylid aan dat mag 'toveren'. Terwijl deze tovenaar de te grote hoed opzet en bijgevolg niets kan zien, wordt er iets veranderd in de omgeving. Kan het jurylid, na het toveren, zien wat er veranderd is? Maak een schilderij met enkel de hoofdkleuren die voorkomen in het boek. (Okergeel, bruinrood, oranje) Maak samen met de juryleden zelf toverspreuken en gebruik die wanneer je het verhaal opnieuw vertelt. Misschien helpen jullie Anton dan bij het toveren? Wist je dat... -
…er nog andere verhalen zijn van Anton ? Hieronder vind je ze:
Anton en de meisjes (2005)
Anton en de blaadjes (2008)
-
In het Duits bestaat er nog een vierde Anton-boek : Antons geheimnis. Misschien wordt dit ook nog wel vertaald…
-
…Anton kan toveren door een jury van Nederlandse jeugdbibliothecarissen verkozen is tot Prentenboek van het jaar 2009. …Anton kan toveren de Leespluim september 2007 kreeg. (En staat die pluim niet op Antons toverhoed nu?) …het Nederlandse poppentheater Peterselie een theatervoorstelling maakt van het boek?
-
Werkmodel groep 1 Wat als – Reina Ollivier, Marjolein Pottie (ill.) (door Ann Foulon)
Auteursinfo (zie ook www.villakakelbont.be) Reina Ollivier (°1956) is Germaniste. Ze studeerde verschillende talen zodat ze zoveel mogelijk boeken in hun oorspronkelijke versie kan lezen: Engels, Frans, Duits, Spaans, Zweeds, Deens, Noors en Italiaans. Reina schrijft boeken voor jonge kinderen en voor jongeren, waarin gevoelens en communicatie telkens een belangrijke rol spelen. Naast schrijven en vertalen geeft Reina les in het Vrij Technisch Instituut in Hasselt. Marjolein Pottie (°1970) studeerde Functionele Grafiek aan de Sint-Lucas Hogeschool in Gent. Ze heeft twee dochters en werkt thuis in Brussel. Marjolein Pottie werkt meestal met acrylverf op zwart papier, waardoor ze lijnen of zwarte vlakken uitspaart. Haar werk kende een ommekeer toen ze besefte dat lucht niet altijd blauw moet zijn en het gras niet altijd groen. Per jaar werkt ze ongeveer aan zes boeken. Ondertussen heeft ze al een dertigtal boeken geïllustreerd, waarvan er enkele in verschillende talen vertaald zijn. Ze werkt zowel voor Vlaamse, als voor Waalse, Nederlandse en Engelse uitgeverijen.
Reina
Marjolein
Vóór het voorlezen Kijk samen naar de kaft. Probeer te raden waarover het verhaal gaat. Er staan allemaal boterhammen op de kaft. Misschien gaat het verhaal over een bakker? Wat is volgens de juryleden de lekkerste boterham?
Van zoveel boterhammen, krijg je vast honger. Vraag de juryleden wie honger krijgt naar een verhaal. Vertel erbij dat honger krijgen naar een verhaal eigenlijk verlangen naar een verhaal is omdat je nieuwsgierig bent. Snel beginnen dus! Bij het voorlezen Lees dit verhaal niet meteen volledig voor. Dit is een voor kleuters herkenbaar kijkboek. De juryleden zullen het ongetwijfeld super vinden om mee te helpen zoeken naar de antwoorden. Je kan bij elke vraag de herkenbare illustraties eerst grondig bekijken om dan samen een antwoord te zoeken. Bijvoorbeeld: * ‘Wat als ik het laatste sneetje brood opeet?’ Wie is de ik-figuur? Eet het meisje echt de laatste boterham op? Kijk of er nog boterhammen op de tafel staan. Na het kijken en vertellen, lees je de vraag opnieuw met het antwoord erbij. Ga dan meteen over de vraag op de volgende bladzijde. Zorg voor een zeker ritme zodat de kleuters het herhalingseffect van de vraag aanvoelen. * ‘Wat als de bakker met vakantie is?’ Zoek samen eerst het antwoord door de illustraties te bestuderen. Blijkbaar gaan er nog meer mensen op vakantie. Iedereen heeft brood bij dus kan er op een andere plaats nog brood gekocht worden. * ‘Wat als nergens plaats is?’ Vertel bij de illustraties hoe vol het hotel is. Je ziet dat geen kamertje nog vrij is. Het verhaal eindigt waar het begon. Na een spannende tocht langs de automaat, het hotel en het bos eindig het opnieuw aan tafel. Wijs de juryleden ten slotte op het frisse, heldere kleurgebruik. De illustraties zijn heel herkenbaar. Het zouden zo tekeningen van je eigen straat kunnen zijn. Is Wat als? een spannend of een grappig boek? Wat als? is een bijzonder boek, waarbij na elk antwoord een nieuwe vraag komt. Je kan de juryleden eventueel vertellen dat dit een stapelverhaal genoemd wordt. Kunnen jullie samen een nieuw stapelverhaal verzinnen? Bijvoorbeeld: wat als mijn schoen kapot is?
Werkmodel groep 1 Otto rijdt heen en weer – Tom Schamp (door Frederic Vercaemst)
Auteursinfo (zie ook www.villakakelbont.be) Tom Schamp werd geboren in Mortsel en groeide op in Brussel. Hij volgde Toegepaste Grafiek in het Sint-Lucasinstituut. Daarna trok hij naar Polen om er Illustratie en Grafische Technieken te studeren. Tom werkt vooral als illustrator. Je vindt zijn werk in Belgische, Nederlandse en Franse tijdschriften. Verder maakt hij affiches, brochures, platenhoezen, postzegels en natuurlijk ook boeken. Tom ontwikkelde een heel eigen stijl, waardoor je zijn illustraties meestal goed kan herkennen. Hij gebruikt graag volle kleuren en de sfeer in zijn prenten is vaak magisch of surrealistisch. In 1994 won Tom de Gouden Ezel Award voor de boekomslag van De klokken luiden witte vlokken van Daniël Billiet. In 2008 kreeg hij de Boekenpauw voor De zesde dag.
Kort samengevat Otto mag met papa mee naar de stad. Hij is blij want ze gaan met de auto. Onderweg zien ze van alles: grote vrachtwagens, autobussen en veel gekke wagens. Iedereen zoekt zijn weg in het steeds drukker wordende verkeer, in de file staan hoort daar ook bij! Na het bezoek in de stad en een ijsje keren papa en Otto terug naar huis. En op de terugweg valt er net zo goed heel wat te zien... Stijl- en vormkenmerken Dit grote kartonboek is een lusboek dat je in twee richtingen kan lezen. Eerst rijdt Otto met papa naar de stad en wanneer ze terug naar huis vertrekken draai je het boek om. Op de grote tekeningen valt er van alles te ontdekken. Je reist mee met Otto en je ziet wat hij ziet. Er
rijden heel wat vreemde voertuigen rond in de wereld van Otto. Heb je ooit al een auto gezien in de vorm van een telefoon, of een egel met potloodstekels? Ook langs de weg zijn een hele boel vreemde dingen te zien, zoals een sinaasappelbootje of de vreemde citrusvruchten-bezinepomp. Verken het boek samen met de juryleden. Wat vinden de juryleden het grappigste voertuig? Waar zouden ze zelf een keertje mee willen rijden? Je zal steeds iets nieuws ontdekken in de prenten. Merk je ook het bord langs de kant van de weg op, waarop staat 'Ottosnelweg' en 'Kiotto'? Op het einde weet Otto wat hij gaat eten. Weten de juryleden het ook? Afsluiter Knutsel samen met de kinderen gekke voertuigen van allerlei voorwerpen. (Citroenwagens, bekerbrandweerwagens,...). Maak een parking op een stuk hout of karton en parkeer er de zelfgemaakte voertuigen op. Je kan de voertuigen uit het boek rubriceren in voertuigen die echt bestaan en voertuigen die in de fantasie van het boek leven. Op de laatste prent staan de meeste voertuigen op de parking die ook elders in het boek voorkomen. Vind je ze allemaal terug? Otto’s naam is een lusnaam. Je kan hem van voor naar achter lezen en het blijft dezelfde naam. Zijn er nog zulke namen? Wist je dat ... -
...Tom Schamp een eigen website heeft? Dat is www.tomschamp.com. De site is wel in het Engels. Mikt Tom op een internationaal publiek? ...Ook illustraties voor Humo, Weekend Knack, Zonneland en Playboy gemaakt heeft? ...Er nog een heel nieuw lusboek van Otto is? Otto in de stad verschijnt eind september 2008:
Werkmodel groep 1 De kindereter – Mathilde Stein, Mies van Hout (ill.) (door Ann Foulon) Auteurinfo (zie ook www.villakakelbont.be) Mathilde Stein werd in 1969 geboren in Den Haag. Nadat ze jarenlang in heel Europa werkte als organisatie- en communicatieadviseur, vooral voor grote sportevenementen, woont ze nu in Engeland. Daar werkt ze als programmadirecteur. Sinds 1989 is Mies van Hout freelance illustrator en grafisch ontwerper. In de loop der jaren is ze steeds meer illustrator van kinderboeken geworden. De grootste uitdaging vindt Mies het maken van prentenboeken. Daar kan ze het meeste uit zichzelf halen – wat niet altijd makkelijk is, maar wel heel erg leuk. Het duurt ongeveer vier maanden om een prentenboek te maken. Haar lievelingsdier is een eekhoorn en haar meest gebruikte tekentechniek is gouache (plakkaatverf) en collage (stukjes plakken). Mathilde Stein en Mies van Hout maakten samen eerder al Bang mannetje (Lemniscaat, 2005) en Van mij! (Lemniscaat, 2006).
Mathilde Stein
Mies van Hout
Bij de kaft Bestudeer samen met de juryleden de kaft: de titel van het boek is De kindereter en op de kaft staat een enge man. Hij lijkt wel een monster en het boek lijkt griezelig. Vraag de juryleden of ze denken dat het meisje bang is voor deze harige man. De illustrator gebruikt frisse, vrolijke kleuren op de kaft en binnenin het boek. Zou dit dan toch geen griezelboek zijn? Zijn de juryleden benieuwd naar het monsterverhaal? Of zou dit meer een verhaal over een rover zijn? De enge man heeft een tatoeage op zijn arm – dat zie je ook vaak bij stoere zeerovers. Zijn de juryleden nieuwsgierig genoeg om met het verhaal te beginnen? Bij het verhaal Vergeleken met de andere boeken uit deze leeftijdscategorie, heeft De kindereter voldoende tekst om meteen als een echt verhaal voor te lezen. De illustraties geven weer wat er geschreven staat.
Op basis van dit verhaal kan je het met de juryleden hebben over werkelijkheid en fantasie. Kan dit verhaal echt gebeuren? Dit is wel een stoer meisje. Zouden de juryleden schrikken als ze een vreemde hand in hun nek voelden? Zouden hun vaders hen zomaar mee laten gaan met de grote woeste rover en alleen maar bekommerd zijn over het tandenpoetsen? Merk op hoe de papa een verhaal wil voorlezen dat niet te eng is, terwijl het meisje net een eng avontuur beleefde. Is de papa niet nieuwsgierig naar het avontuur van het meisje? Kijk naar de grappige details op de illustraties: - de slapende kindereter met een knuffeltje in de arm. - het meisje op het paard dat zich vasthoudt aan de baard. Je voelt haast de snelheid waarmee het paard loopt. Wat is nog grappig? Is De kindereter volgens de juryleden een grappige verhaal met vrolijke illustraties? Wijs de juryleden op de verschillende achtergronden die een bossfeer weergeven. Merk de vele dieren op. Toon de lentegroene graskleur, die je op bijna elke illustratie ziet. Deze kleur zorgt voor extra veel vrolijkheid. Kunnen de juryleden door het kleurgebruik zien wanneer dit verhaal zich afspeelt? Het meisje is blij dat ze de kindereter ontmoet. Zo verveelt ze zich niet meer. Wie zouden de juryleden graag eens ontmoeten om een avontuur te beleven?
Werkmodel groep 1 Diepzeedokter Diederik – Leo Timmers (door Inge Umans)
Auteursinfo (zie ook www.villakakelbont.be) Leo Timmers werd geboren in Genk op 12 februari 1970. Toen hij acht was, tekende hij al strips. Na zijn studie publiciteit en grafische vormgeving begon hij als zelfstandige illustrator. Vandaag illustreert hij voor verschillende bladen (zoals De Standaard, Knack en Humo), maakt covers voor jeugdromans en illustreert prentenboeken. Toen hij naar Brussel verhuisde, begon hij ook met schrijven. Blij met mij was zijn eerste prentenboek dat hij ook zelf had geschreven. Met succes, want het werd in Vlaanderen bekroond met een Boekenpluim. Leo’s boeken zijn vertaald en uitgegeven in onder meer Frankrijk, Spanje, Duitsland, Noorwegen, Finland, Portugal, Italië, Groot-Brittannië en Japan. Zijn stijl kenmerkt zich door humor, vorm en kleur. Op www.leotimmers.com kan je een overzicht van Leo’s werk bekijken.
Kort samengevat Elke dag duikt diepzeedokter Diederik met zijn duikboot de oceaan in, op zoek naar dieren in nood. Op een dag geraakt hij zelf in de problemen… Thema’s Ziekte, gezondheid, doktersbezoek, helpen, vriendschap. Vóór het voorlezen
Laat de juryleden de tekening op de cover van het boek bekijken. Waarover zal dit verhaal gaan? Wat zijn hun verwachtingen? Wie van de juryleden zwemt graag? Waar gaan ze meestal zwemmen, in een zwembad, een rivier, de zee,…? Wie kan er ook onder water zwemmen? Wat valt er te zien onder water? Wie heeft er al eens gesnorkeld of gedoken? Zijn de juryleden al eens naar een aquariumpark geweest? Welke vissen en andere waterdieren hebben ze daar gezien? Laat de juryleden ervaringen uitwisselen! Na het voorlezen Wat voor dokter is diepzeedokter Diederik? Hij is een beetje manusje-van-alles: oogarts, tandarts, orthopedisch arts, psychiater,… Wat doet een oogarts, tandarts,… Met welke dokters hebben de juryleden al te maken gehad? Wanneer? Hoe? Hoe ziet de wachtkamer van een dokter eruit? Heeft dokter Diederik een wachtkamer? Hoe gaat hij te werk? Wat voor iemand is dokter Diederik? Is hij een goede of slechte man? Waaruit kan je dat afleiden? Wat voor karakter hebben de dieren die hij redt? Met wie van de personages zouden de juryleden zichzelf kunnen of willen vergelijken? Eindigt het boek positief of negatief? Wat is de moraal van dit verhaal? Welke les leer je uit het verhaal? Stijl- en vormkenmerken Kennen de juryleden nog ander werk van Leo Timmers? Toon hen verschillende andere boeken, zowel van Leo Timmers als van andere illustratoren. Zo kan je onder andere de tekenstijl vergelijken. * Illustraties Vergelijk het kleurgebruik: Leo gebruikt meestal heldere, opvallende kleuren. Wat is de hoofdkleur (achtergrond) in dit verhaal? Waarom? Vergelijk de personages: Leo’s personages hebben meestal grote, uitpuilende ogen en expressieve gelaatsuitdrukkingen. Bekijk de verschillende uitdrukkingen op het gezicht van dokter Diederik doorheen het verhaal en laat de juryleden vertellen wat de dokter op dat moment voelt of denkt. Laat hen zelf ook verschillende gelaatsuitdrukkingen uitproberen. Hoe kijk je als je blij bent? Bang? Boos? Verdrietig? Verliefd? Jaloers? Ziek? In paniek? Betrapt? Vergelijk de details: heel vaak verschijnen er letters en cijfers in Leo’s illustraties, vooral op voertuigen. Zijn tekenstijl is erg helder, open en toegankelijk. Vergelijk dit met illustraties van bijvoorbeeld Carll Cneut of Isabelle Vandenabeele. * Tekst Wie vertelt het verhaal? Dokter Diederik? Eén van de dieren? Een verteller? Bekijk en herlees de openingspagina waarin dokter Diederik wordt voorgesteld. Vinden de juryleden dit stukje uitnodigend? Hebben ze zin om verder te lezen? Zijn ze nieuwsgierig geworden? Vinden de juryleden het boek grappig? Leo heeft heel wat grapjes doorheen zijn tekst geweven. Laat de juryleden hiernaar op zoek gaan. Bijvoorbeeld: het zeepaardje hinnikt (hinnikt een zeepaard?) en
beweert een zeerenpaard en de snelste van de oceaan te zijn (kan een zeepaard rennen?), een haai met tandpijn, een octopus met pijn aan zijn poten,…
Werkmodel groep 1 Pik in, zei de rat – Tjibbe Veldkamp, Nicole de Cock (ill.) (door Ann Foulon)
Auteursinfo (zie ook www.villakakelbont.be) Tjibbe Veldkamp werd in 1962 geboren in Groningen. Als kind fantaseerde hij veel, vooral in bed. Misschien valt hij daarom tijdens het schrijven zo vaak in slaap? Zo gaat het schrijven natuurlijk niet snel vooruit, mar het zorgt er wel voor dat hij tot de meest uitgeruste schrijvers van Nederland behoort. In 1993 gaat Tjibbe bij Donald Duck werken, sinds 2001 is hij fulltime schrijver. Tjibbe schrijft boeken voor kinderen van drie tot twaalf, van humoristische prentenboeken tot spannende avonturenverhalen. LE DE COCK Illustratrice Nicole de Cock is geboren in 1965. Nicole tekent het liefst dieren en andere dingen uit de natuur. Ze heeft illustraties gemaakt voor onder meer de tijdschriften Grasduinen en Banjer, de Dierenbescherming en biologieboeken. Voor kinderen illustreert ze gedichtjes voor de tv-serie Sesamstraat en maakt ze verhalen zoals Het meisje en de olifant (Gottmer, 2003) en Aan de overkant (Gottmer, 2006).
Tjibbe Veldkamp
Nicole de Cock
Vóór het voorlezen Vertel de juryleden kort iets over ratten: ratten zijn knaagdieren die scherpe snijtanden hebben. Om te voorkomen dat hun tanden te lang worden, slijpen ze ze af door op harde voorwerpen te knagen. Ratten hebben een scherp reukvermogen, dat ze gebruiken om voedsel te zoeken, en een uitstekend gehoor, dat hun belangrijkste zintuig is bij het waarnemen van gevaar. Ze kunnen geluiden horen die andere ratten maken om boodschappen over te brengen. Ratten komen vaak voor op minder schone plaatsen. Vandaar dat veel mensen dit vieze dieren vinden. Probeer samen met de juryleden de titel Pik in, zei de rat te verklaren. Wijs hen op het verband tussen de zwarte kaft en de donkergrijze rat. Het zwart komt vast van de vuile plaatsen waar ratten graag vertoeven.
Blader het boek even door en merk het kleurgebruik op: enkel zwart, rood op oranje. De prenten zijn allemaal omkaderd. Dit straalt samen met het bijzondere kleurgebruik een haast filmische sfeer uit. Wijs de juryleden op het rattenoog op de kaft en vraag hen of deze rat vrolijk, eigenwijs, droevig, sluw… is. Bij het voorlezen Pik in, zei de rat is een verhaal om traag te lezen. Neem na elke zin voldoende rust om de juryleden te laten proeven van de taal. Ga als begeleider met het boek om als met een kostbare parel. Dit boek is ideaal om de kleuters te laten kennismaken met een bijzonder soort boeken. Overtuig hen van het kleurgebruik en de speciale sfeer die hiermee gecreëerd wordt. * Illustraties Wanneer het verhaal eng wordt, zie je geen vrolijk oranje meer in de illustraties. De illustraties wanneer het schip vergaat zijn bijvoorbeeld helemaal grijs. Merk op hoe daarna de zon opkomt aan de horizon en hoe alles met het gepaste kleurgebruik een warme gloed krijgt. Merk de fijne snorharen van de rat op. Snorharen bij ratten zijn heel gevoelig voor aanraking. Ze helpen de rat om in het donker de weg te vinden. Deze fijne snorharen stralen echtheid uit. Kijk hoe tekst en illustraties goed samen gaan: - ‘‘Verdrink dan maar’, zei de rat. ‘Kan mij het schelen.’’ Op de prent zie je hoe de rat een beetje uit de hoogte doet. - ‘Toen gebeurde iets dat de rat verbaasde.’ De zin wordt passend aangevuld met de prent waar je ziet hoe de rat, plots in paniek en met grote haast, naar de zee loopt om het meisje te redden. Vinden de juryleden dit een mooie zin? Zouden de juryleden dit verhaal kunnen volgen door alleen naar de illustraties te kijken? De illustraties hebben steeds dezelfde horizontale lijn en het boek heeft een iets platter formaat. Dit legt extra nadruk op de uitgestrektheid van de horizon en van de natuur waarin het verhaal zich afspeelt. * Thema’s Bespreek de relatie tussen de rat en het meisje. Het meisje voelt zich eenzaam en verlaten. De rat ontfermt zich over haar. Wanneer het meisje weer naar haar moeder gaat, voelt de rat zich verlaten. Tot het meisje en haar moeder op hun beurt voor de rat zorgen. Vriendschap staat centraal in Pik in, zei de rat. In nood helpt men. De rat wil het meisje eerst niet helpen, maar wanneer ze bijna verdrinkt, snelt hij haar ter hulp. Iemand helpen geeft een goed gevoel, je krijgt er veel voor terug. Kijk maar naar de rat. Mensen vinden ratten eigenlijk vieze dieren, maar hier wordt de rat met veel liefde verzorgd door de het meisje en haar mama. Schoonheid speelt geen rol, als je goed doet. Hebben de juryleden al eens iemand geholpen die verdrietig was? * Slot Besluit dat dit boek misschien een minder spannend boek is, maar een boek met gevoel en vriendschap dat je een beetje stil maakt.
Werkmodel groep 1 Boos - Sarah Verroken (door Caroline Verbruggen)
Auteursinfo (zie ook www.villakakelbont.be) Sarah Verroken werkt in Nieuw-Zeeland als freelance grafisch vormgever en illustrator voor klanten uit de hele wereld. In haar werk gebruikt ze zeer diverse technieken, van houtsnedes over inkttekeningen tot puur computerwerk. Sarah maakte Boos als eindwerk toen ze in 2006 afstudeerde als Master in de Beeldende Kunst. Boos won de Prijs van de Stad Hasselt 2006 en werd genomineerd voor de Boekenpauw 2008. Het boek zal binnenkort verschijnen in verschillende andere landen. Meer info: www.sarahverroken.com.
Over het boek De wereld kan er behoorlijk triest uitzien. Dat moet ook Eend ondervinden: al die zwarte somberte om haar heen stemt haar boos en verdrietig. Maar Eend leert dat boosheid en donkere wolken vervangen kunnen worden door zon en vrolijke kleuren. Boos is een groot formaat prentenboek dat bestaat uit twaalf 'schilderijen' over twee pagina's. In het begin zijn de tekeningen alleen in zwart-wit met een accent rood, later komt er meer en meer kleur in de prenten. De illustraties ogen vrij ruw en worden gekenmerkt door korrelige lijnen. De tekst is minimaal en staat in een zwart kader in de tekening. Enkele letters, te zien door een regendruppel, zijn een beetje groter afgedrukt. In de tekeningen zijn – behalve de eend – vooral grote bloemen, wolken, druppels en gras te zien. Er is weinig actie. Beeld en woord tonen samen de verandering van boos naar blij.
Uit het juryverslag van de prijs van de Stad Hasselt Boos is een boek dat opvalt door zijn doordachte typografie. In de meeste prentenboeken wordt een akelig keurige letter gebruikt, drijvend in een zee van wit, op de bladzijde naast de afbeelding. Hoe braaf is dat, als je bladert in Boos: een boek met een bewust verhakkelde letter, die naadloos bij de prenten aansluit. Merk ook op dat de tekst in het beeld staat. Door die integratie van woord en beeld laat dit boek zich ook uitstekend doorbladeren, puur omwille van het visuele genot. Ouders kunnen hun eigen verhaal vertellen en de beelden, die bladzijde na bladzijde ietsje kleurrijker worden, voor zich laten spreken. De jury looft de goede papierkeuze, het compromisloze kleurconcept, het mooie ritme van het boek. Werken met het boek Laat de kinderen de houding van eend aannemen zoals op de voorpagina. Kijk net als eend. Wat voel je? Ben je heel boos? Ben je heel verdrietig? Ben je verdrietig en boos tegelijk? Breng een exemplaar mee van Als je boos bent van Brian Moses met illustraties van Mike Gordon uit de reeks: Je gevoelens. Toon de voorprent van het boek aan de juryleden. Is het jongetje op eenzelfde manier boos als eend?
Heb jij je ook al eens boos – verdrietig gevoeld? Wanneer was dat? Welke kleur past bij boos – verdrietig? Welke kleur past bij boos? Welke kleur past bij blij? Laat een blij stukje muziek horen. Bij welke prent past deze muziek? Voorlezen Bekijk samen opnieuw de bladzijden. Welke kleur vond jij het beste passen bij boos – verdrietig? Welke kleur gebruikte de auteur, schrijfster van het boek? Heeft ze goed gekozen? Wat doet de knuffel van eend? Kan je zien of de knuffel verdrietig is of niet? Waaraan zie je dat? Wie helpt eend om blijer te worden? Welke kleur heeft hij? Om af te sluiten Geef de kinderen een blad papier en laat ze de kleur nemen die ze voor blij kozen. Ze tekenen nu iets blij terwijl er een vrolijk muziekstukje speelt (bijvoorbeeld Ik ben vandaag zo vrolijk Herman Van Veen of Kleine nachtmuziek W.A. Mozart).