WERKMODEL GROEP 1 Ik woon in twee huizen Marian De Smet & Nynke Talsma (ill.) (door Ann Foulon)
AUTEURSINFO (ZIE OOK WWW.VILLAKAKELBONT.BE) Marian De Smet (1976), studeerde aan de kunsthumaniora in Hasselt en volgde daarna de richting kleuteronderwijzeres in Heverlee. Schrijven deed ze altijd al, maar ze begon het pas echt serieus te nemen toen ze na de geboorte van haar eerste kind een tijdje thuis was. Inspiratie haalt ze uit het kleuterklasleven en haar eigen drie kinderen. Schrijven is het liefste wat Marian doet: aan de slag gaan met alles wat in haar hoofd borrelt en groeit. Soms laat ze een verhaal jaren rijpen, soms spat ze uit elkaar als ze het niet meteen uit haar hoofd kan schrijven. Marian staat dit jaar twee keer de KJV-nominatielijst. De juryleden van groep 6 lezen haar boek De woorden van zijn vingers. www.mariandesmet.be Ilustrator Nynke Talsma (1975) studeerde vijf jaar aan de kunstacademie in Kampen. Tijdens de eindexamenexpositie, kreeg ze haar eerste opdracht van uitgeverij Lemniscaat. Sindsdien illustreert ze kinderboeken voor verschillende binnen- en buitenlandse uitgevers. Ze maakt vooral gebruik van aquarel, pen en inkt. Nynke woont in Apeldoorn in Nederland. www.nynketalsma.nl KORT SAMENGEVAT Nina woont in twee huizen: in het ene huis woont papa en in het andere woont mama. Nina woont soms bij mama en soms bij papa. In dit boek vertelt ze hoe dat zo gekomen is en hoe dat voelt.
VÓÓR HET VOORLEZEN Het is altijd spannend om naar de omslag van een prentenboek te kijken vóór je het openslaat. Hier is meestal al heel veel op te beleven. Vooral jonge lezers worden dan nieuwsgierig naar het verhaal. Hou het boek zo open dat de juryleden zien dat de tekening op de cover doorloopt naar de achterkant. Kijk naar de boom met zijn frisse kleuren, wijs de juryleden op de vrolijkheid ervan. Vraag wat er op het vogelhuisje zit en wie er over het woordje ‘woon’ loopt. Toon dat er veel huizen getekend zijn, maar dat ze niet allemaal gekleurd zijn. Zou het verhaal gaan over de gekleurde huizen? Bekijk samen met de juryleden het titelblad: let op de subtiele hartjes op de deuren, de hamster en de poezenstaart. DE ILLUSTRATIES Ik woon in twee huizen maakt op een warme manier het wonen bij gescheiden ouders bespreekbaar. Laat de juryleden die warmte aanvoelen door bijvoorbeeld het frisse kleurgebruik op te merken. De prenten zijn realistisch. Toon de juryleden hoe de tekeningen over de dubbele pagina’s vloeien. Zo heb je bijvoorbeeld bij het blad met de huizen het gevoel dat er heel veel huizen in de stad staan. Soms zie je iets op de tekening dat niet in het verhaal staat. Je leest niet dat mama verhuist, maar je ziet haar wel met een volgeladen fiets vertrekken. Merk op hoe Nina verdrietig aan het raam zit. Toon de juryleden de speelse en vertrouwde elementen in het verhaal, zoals de hamster en de poes. Kijk samen naar de tekeningen en bespreek hoe Nina zich voelt. Nina kroop onder de tafel toen er ruzie kwam. Wanneer zouden de juryleden onder een tafel willen kruipen? Op een bepaald moment is papa een droevig spook. Let op de staart van poes onder het deken. Hoe klinkt een vrolijk spook? Kijk hoe de hartjes door het bos dwarrelen. N A HET VOORLEZEN: PRATEN OVER HET VERHAAL Deze zinnen kan je uit het verhaal plukken om er samen met de juryleden over te praten: − − − −
‘Dan ging ik ertussen staan, als een worstje.’ ‘Op een dag werd ons huis te klein voor hen allebei.’ ‘Mama en papa zijn niet blij meer met elkaar.’ ‘Ik ben Nina. Ik woon in twee huizen. Dat is raar. Maar ook wel goed.’
Bespreek de titel nadat je het verhaal voorlas: kan dat, in twee huizen wonen? Wat is er leuk aan? Wat is er minder leuk aan? Zijn er juryleden die kunnen vertellen hoe het voelt om in twee huizen te wonen. Misschien hebben zij ook een boom in de straat die hen telkens opwacht?
Nu weten de juryleden waarom er op de kaft twee huizen ingekleurd zijn: hiermee wil de illustrator tonen dat er veel huizen zijn in de stad en dat Nina in twee ervan woont. Vinden ze dit een goed idee van de illustrator?
WERKMODEL GROEP 1 Tyrannosaurus Drup Julia Donaldson, David Roberts (ill.) & Bette Westera (vert.) (door Anneleen Hacke)
AUTEURSINFO (ZIE OOK WWW.VILLAKAKELBONT.BE) Julia Donaldson groeide op in Londen. Samen met haar zusje Mary verzon ze allerlei fantasiefiguren en schreef ze shows en dansvoorstellingen. Die voerden ze dan op in hun kamer voor poes Geoffrey. Julia studeerde drama en Frans aan de Bristol University. Daar ontmoette ze Malcolm, haar man. Voor ze kinderen hadden, trokken ze samen de wereld rond. Julia schreef bij elk land waar ze kwamen een lied en Malcolm begeleidde haar op gitaar. Van het één kwam het ander en al gauw begon Julia aan een carrière als zangeres en liedjesschrijfster, vooral voor de kindertelevisie. Maar ondertussen bleef ze ‘volwassen’ liedjes schrijven waar ze mee optrad in folkclubs. Recent zijn er twee cd’s van haar uitgekomen. Van één van haar kinderliedjes, A Squash and a Squeeze, werd in 1993 een prentenboek gemaakt. Axel Scheffler maakte hiervoor de illustraties. Het boek werd een succes en Julia besloot naast liedjes ook boeken te gaan schrijven. De echte doorbraak kwam er met The Gruffalo, ook geïllustreerd door Axel Scheffler. Vanaf dat moment werkten Donaldson en Scheffler heel vaak samen. Hun boeken wonnen verschillende prijzen. Julia Donaldson schrijft graag op rijm. Ze vindt het zelfs moeilijker om iets te schrijven dat niet rijmt. Naast prentenboeken heeft Julia Donaldson ook een aantal boeken voor jongeren geschreven. Wanneer Donaldson niet aan het schrijven is, treedt ze op op boekenfestivals en in het theater. Ze vindt het heerlijk om de kinderen in het publiek te betrekken bij wat ze doet, alsof ze haar helpen om een verhaal te vertellen of een lied te zingen. KORT SAMENGEVAT Door een stom toeval komt Drup in het nest van Carnivorus en Cruella Rex terecht. Al snel blijkt dat Drup helemaal niet lijkt op zijn broertjes. Hij kan niet hard brullen en lust helemaal geen vlees. Op een dag ontdekt hij dat hij kan zwemmen. Zo vindt hij zijn echte familie, het Druipsnuit-dinosaurusvolk. Wanneer er die nacht door een onweer een boomstam over het water valt, zien Carnivorus en Cruella hun kans om
eens lekker te gaan smullen bij het Druipsnuit-dinosaurusvolk. Al blijkt het niet zo eenvoudig als gedacht om het water over te steken. VÓÓR HET VOORLEZEN Lees eerst dit fragment voor: ‘Aan de oever woonde – groot en grofgebekt van zin – Carnivorus Tyrannosaurus met Cruella, zijn vriendin. En ze riepen: ‘Lekker jagen!’ En ze brulden: ‘Pas maar op!’ En ze snauwden: ‘Hou je druipsnuit, anders eten we je op!’’ Toon dan de cover en lees de titel: Tyrannosaurus Drup. Stel enkele vragen aan de juryleden: -
Wat is er te zien op de tekening? Over wie zou het verhaal gaan? Wie is Carnivorus (oranje) op de prent, en wie Cruella (rood)? Zien Carnivorus en Cruella er eng en gevaarlijk uit? Waarom wel/niet? Wie is dat rare dinosaurusje in het midden (Drup)? Wat weten jullie over dinosaurussen?
TIJDENS HET VOORLEZEN Rijm De tekst is op rijm geschreven. Speel hiermee tijdens het voorlezen door het rijm op een pittige manier te beklemtonen. Zo kunnen de juryleden ervaren dat dit een ander soort tekst is dan ze gewoon zijn. Illustraties De dinosaurussen in het boek zijn getekend met sprekende gelaatsuitdrukkingen. Sta geregeld stil bij de prenten en vraag de juryleden wat ze zien. Hoe zou de dinosaurus zich voelen? Waaraan merken ze dat? N A HET VOORLEZEN Drup voelde van in het begin dat hij niet thuishoorde bij Carnivorus en Cruella. Hij zag er ook helemaal niet uit zoals zijn broertjes en hield niet van dezelfde dingen. Praat even met de juryleden over hoe het voelt om bij een gezin en een familie te horen: -
Wie maakt deel uit van je gezin? Zien jullie er hetzelfde uit? Welke dingen zijn gelijk, welke verschillend? Zijn er dingen die iedereen van je gezin op dezelfde manier doet? Welke dingen zijn dat?
Je kan de juryleden nu vragen om twee tekeningen te maken: één tekening van zichzelf en één tekening van de rest van hun gezin. Daarbij moeten ze één (of meerdere) dingen bedenken waardoor de andere juryleden straks weten welk kind bij welk gezin hoort. Die dingen tonen ze duidelijk op de twee tekeningen: iedereen draagt een bril, iedereen heeft blond haar, iedereen houdt van ijsjes, iedereen houdt van zwemmen… Zet op de achterkant van allebei de tekeningen de naam van het jurylid. Leg dan alle tekeningen door elkaar. De juryleden zoeken nu één voor één het juiste kind bij het juiste gezin.
WERKMODEL GROEP 1 Het vreemde ei Emily Gravett (door Frederic Vercaemst)
AUTEURSINFO (ZIE OOK WWW.VILLAKAKELBONT.BE) Emily Gravett werd geboren in Brighton (Verenigd Koninkrijk). Op haar zestiende ging ze thuis weg. Ze heeft 8 jaar in een camper gewoond en gereisd met haar vriend. Na de geboorte van hun dochter gingen ze op zoek naar een vaste verblijfplaats. Het duurde een hele tijd voordat ze een plek kreeg aan de universiteit van Brighton. Daar volgde Emily uiteindelijk een opleiding illustratie. Ze mocht van haar vriend drie jaar experimenteren met kunst, vóór ze als loodgieter moest gaan werken. Maar loodgieter is ze niet geworden, daarvoor oogstten haar boeken te veel succes. Emily maakt haar verhalen en tekeningen met veel passie. In haar boeken vind je steeds een grote dosis humor. Haar eerste boek, Wolven, maakte ze tijdens haar studies in 2005. Het won meteen de Macmillan Prize For Illustration. www.emilygravett.com KORTE INHOUD Alle vogels hebben een ei gelegd dat ze kunnen uitbroeden. Alle vogels, behalve Eend. Maar dan vindt Eend een ei – het mooiste ei van de wereld. Eén voor één komen alle eieren uit. Alleen het ei van Eend heeft wel erg veel tijd nodig om uit te komen. Gelukkig heeft Eend heeft geduld, veel geduld. Tot ook zijn ei open barst...
STIJL EN VORMKENMERKEN Emily Gravett kan als geen ander tekst, humor en tekeningen met elkaar verweven: het ene element kan niet zonder het andere. Hebben de juryleden bijvoorbeeld opgemerkt dat de kleine uil tijdens het wachten aan het lezen is in de Eicyclopedie? Vestig de aandacht op de schutbladen en de achterflap. Die horen ook bij het verhaal en zitten vol details: grappig is bijvoorbeeld dat de krokodil op de binnenkant van de achterflap eendenvliezen omgebonden heeft wanneer hij zijn 'mama' achterna loopt. Wijs de juryleden erop dat op de achterflap enkel 'Kwak!' staat. Vraag hen wie dit zou kunnen
zeggen: Eend? De krokodil? Op de achterflap zweeft een pluimpje rond... Zou de krokodil iemand opgegeten hebben? Wie? Merk op dat Eend een mannetjeseend is. Hij kan helemaal geen eieren leggen, maar toch wil hij heel graag kinderen hebben. De titel van dit boek is Het vreemde ei: het ei ziet er niet alleen wat vreemd uit met die groene stippen, maar het is ook een vreemd ei omdat het niet van Eend is, maar van een ander dier. AFSLUITER Ga op het internet op zoek naar vreemde moeder-baby koppels, zoals een mama-poes die voor een hondje zorgt. Er zijn vast wel heel wat andere voorbeelden te vinden. MEER LEZEN In Eend voor eend (Querido, 2000) vertelt Guus Kuijer op een grappige manier over eenden en hun soms vreemde gedrag. Het boek is te moeilijk om voor te lezen aan kleuters, maar er staan veel leuke eendenverhalen in die je aan de juryleden kan vertellen. WIST JE DAT... …je op www.emilygravett.com een leuke kleurprent van Eend en het ei kan vinden? …vorig jaar een ander boek van Emily Gravett, Wolven, genomineerd was in groep 2 van de KJV? …Emily Gravett twee ratten als huisdier houdt? Ze heten Buttons en Mr. Moo. …eenden het eerste wezen dat ze zien als moeder beschouwen en overal achterna lopen? Net zoals de krokodil dat doet bij Eend.
WERKMODEL GROEP 1 Ik wil een hond David LaRochelle (door Frederic Vercaemst)
AUTEURSINFO (ZIE OOK WWW.VILLAKAKELBONT.BE) David LaRochelle werd op 26 oktober 1960 in Minneapolis (VS) geboren. Hij groeide op in New Brighton. David woont nu in White Bear Lake, Minnesota (VS). Als kind keek David het grootste deel van de tijd naar de televisie. Hij wou graag ballonvaarder worden, maar naarmate hij ouder werd wou hij iets helemaal anders. Toen hij solliciteerde bij Hallmark Cards vertelden ze hem dat zijn tekentalenten onvoldoende waren om bij hen aan de slag te gaan. Daarna besloot hij om onderwijzer te worden. Een vriend van David drong aan om één van zijn verhalen naar een lokale uitgever te sturen. Zo werd in 1988 werd zijn eerste boek uitgegeven: A Christmas Guest. David geeft tegenwoordig geen les meer. Toch staat hij nog heel vaak voor de klas, maar als auteur en illustrator. www.davidlarochelle.net KORT SAMENGEVAT Een jongen wil graag een hond als huisdier, maar zijn mama gaat hier niet mee akkoord. Een hond maakt veel lawaai, maakt alles stuk en ga zo maar door. Dan vraagt de jongen of hij misschien een draak mag als huisdier. Om zijn gezeur te stoppen, zegt zijn moeder dat dat goed is – op voorwaarde dat hij een draak kan vinden. En in de winkel op de hoek vindt hij er zowaar één! Maar al gauw blijkt dat draken veel erger zijn dan honden. De draak moet weg! Als mama ontdekt dat draken bang zijn voor honden, stemt ze ermee in om een hond in huis te nemen. STIJL EN VORMKENMERKEN De ik-figuur krijgt, via een omweg, toch zijn zin. Dit zullen de juryleden vast herkennen. Hebben ze dit zelf al meegemaakt? Wanneer? Laat de juryleden vertellen over hun eigen ervaringen en/of laat hen dergelijke situaties verzinnen. Wat vinden de juryleden van de tekeningen? Vinden ze de tekeningen ouderwets?
Het verhaal is met veel humor geschreven. Op welke momenten hebben de juryleden moeten lachen? Waren er ook minder grappige, heel ernstige momenten? Bekijk samen met de juryleden de tekening op de voorlaatste bladzijde. Het jongetje en de draak steken de duimen op naar elkaar terwijl de hond bij mama zit. Waarom doen ze dat? Is de jongen in zijn opzet geslaagd en was de draak misschien helemaal niet bang van de hond? AFSLUITER Vraag de juryleden welke huisdieren ze hebben of zouden willen hebben. Misschien heeft er iemand een tijdje moeten zeuren voor hij of zij het huisdier kreeg? Op de website van David LaRochelle kan je bewerking van het boek naar een theaterstuk vinden: http://www.davidlarochelle.net/pdf/BestPetRT.pdf. Als je tijd hebt, kan je dit vertalen en samen met de juryleden opvoeren, bijvoorbeeld op het plaatselijke slotfeest. WIST JE DAT... ...David LaRochelle dit verhaal schreef voor een wedstrijd? Het duurde 6 en een half jaar voor het als boek gepubliceerd werd. ...David een draak wilde worden toen hij een kind was? Maar hij werd schrijver en nu kan hij schrijven over draken. ...David heel blij is met zijn KJV nominatie.
WERKMODEL GROEP 1 Over de blauwe gele rode oranje roze paarse groene bruine grijze appelblauwzeegroene witte en zwarte wolf Meneer Zee & Gitte Van Coillie (ill.) (door Anneleen Hacke)
AUTEURSINFO (ZIE OOK WWW.VILLAKAKELBONT.BE) Zijn leerlingen kenden hem tot voor kort als hun leerkracht Nederlands aan het Koninklijk Atheneum van Deurne, maar daarnaast is Jan De Maeyer vooral Meneer Zee. Onder deze artiestennaam vertelt hij verhalen en zingt hij samen met zijn vaste muzikanten liedjes. ‘Een artistiek project opzetten vat ik op als een lesvoorbereiding maken. Ik let dus op alles wat eventueel mis kan lopen. En dat is absoluut niet slecht.’ Over de blauwe gele rode oranje roze paarse groene bruine grijze appelblauwzeegroene witte en zwarte wolf is het eerste kinderboek van Meneer Zee. Als het van hem afhangt, zullen er nog veel volgen. www.meneerzee.be Gitte Van Coillie is (net als Meneer Zee) afkomstig uit Kruibeke. Ze geeft les in de Academie van Temse en Sint-Niklaas. Daarnaast is ze vooral actief als ontwerpster en illustratrice binnen heel wat projecten. Bij uitgeverij Abimo verschenen zes boeken die ze illustreerde, waaronder Serafijn van Brigitte Minne. Over het boek dat ze samen met Meneer Zee maakte, vertelt ze: ‘Het is de eerste keer dat ik die stijl heb ontwikkeld. De illustraties zijn gedurfder dan in mijn vorige boeken, vooral door de sprekende kleuren. Ik ben blij dat ik dit heb kunnen doen.’ KORT SAMENGEVAT De Witte Wolf woont op alle witte bladzijden. Hij is de rijkste, gierigste en gulzigste wolf van alle wolven. Wanneer de Blauwe, Gele en Rode Wolf bij hem op bezoek komen, stelt hij voor om hen mee te nemen naar alle witte bladzijden van de wereld. Maar… dan moeten ze wel in zijn buik. De Witte Wolf is zo gulzig dat hij ook de Groene, Oranje, Paarse, Roze, Bruine, Grijze en Appelblauwzeegroene wolven naar binnen schrokt. Tot de griezelige Zwarte Wolf op de proppen komt. Want de Zwarte Wolf is er één te veel.
VÓÓR HET VOORLEZEN Toon de cover van het boek aan de juryleden zonder de titel te zeggen. Waarover denken ze dat dit boek zal gaan? Je kan een kort gesprek hebben over wolven. Wie is bang van wolven? Waarom is een wolf griezelig? Wie heeft al eens een wolf in het echt gezien? Bekijk met de juryleden de wolf op de cover van dichtbij. Is dit een griezelige wolf? Wat maakt deze wolf griezelig/niet griezelig? TIJDENS HET VOORLEZEN * De letters van de wolvennamen hebben dezelfde kleur als de eigenlijke naam. Kunnen de juryleden aanvullen welke wolf genoemd zal worden als je de woorden die je leest met je vinger volgt? * Het is leuk om het verhaal te vertellen met concreet materiaal. Door zelf met gekleurde figuren te spelen, benadruk je het felle kleurgebruik in het boek. Voorbereiding Kopieer een wolf uit het boek 10 keer en geef elke wolf een eigen kleur: blauw, geel, rood, oranje, roze, paars, groen, bruin, grijs en appelblauwzeegroen. Knip daarna een grote cirkel uit wit papier (de buik van de Witte Wolf) en een grote schaduw van de Zwarte Wolf uit zwart papier (dit moet groter zijn dan de witte cirkel). Stop de 10 gekleurde wolven tussen de bladzijden van een dik boek. Elke wolf ‘woont’ nu op een bladzijde. Uitwerking Vertel het verhaal. Telkens wanneer een nieuwe gekleurde wolf aan bod komt, laat je een jurylid de juiste wolf in het dikke boek zoeken. Laat daarna de wolven in de buik van de Witte Wolf verdwijnen door ze op de witte cirkel te leggen. Laat de juryleden zelf ondervinden dat Zwarte Wolf niet in de buik past (de Zwarte Wolf zal te groot zijn voor de witte cirkel). Wanneer de buik van de Witte Wolf ontploft, vliegen alle wolven in het rond. Laat de juryleden de wolven eventueel terug in het dikke boek stoppen wanneer elke wolf naar zijn eigen bladzijde vlucht. N A HET VOORLEZEN Er zijn nog veel bladzijden over in het dikke boek waarin de gekleurde wolven wonen. Er kunnen vast nog een paar wolven bij. Teken en kleur met de juryleden nieuwe wolven. Hoe willen ze dat hun wolf eruit ziet? Is hij griezelig en vriendjes met de Zwarte Wolf, of net niet? Is hij grappig, lief, heel groot of net heel klein? Misschien zijn er andere dingen waar de juryleden bang van zijn. Die kunnen ze ook tekenen en verstoppen in het boek. Als het boek dichtslaat, blijven die enge dingen veilig verborgen tussen de vele bladzijden. Zoek met de juryleden een geschikte plaats om het wolvenboek neer te leggen. Laat stukjes van de leuke, grappige, lieve wolven tevoorschijn komen. De enge dingen mogen diep weggestopt blijven!
WERKMODEL GROEP 1 Mijn huis is een ballon Astrid Panis & Greet Bosschaert (ill.) (door Anneleen Hacke)
AUTEURSINFO (ZIE OOK WWW.VILLAKAKELBONT.BE) Astrid Panis werd in 1971 geboren in Gent. Ze studeerde Romaanse Filologie en Meertalige Bedrijfscommunicatie aan de Universiteit Gent, waar ze tot 2001 werkte als assistente. Daarna vertrok ze met haar gezin naar Engeland. Terug in België was ze even lerares Frans op een middelbare school. Nu werkt ze thuis in De Pinte, samen met haar man Bruno, die oogarts is. Bij vzw Roeland, een jeugddienst ter bevordering van de taalvaardigheid, ontdekte ze dat toneelspelen heel doeltreffend is om een taal onder de knie te krijgen. In het tweede leerjaar schreef Astrid haar eerste verhaaltje: Muis Piep eet kaas. Sindsdien schreef ze echter vooral opstellen, brieven en boodschappenlijstjes. Ze publiceerde een paar artikels over didactiek en taalkunde en een klein praktisch boekje over jaarverslagen. Ze is heel blij dat ze vandaag datgene kan schrijven waar ze al lang van droomt: prentenboeken voor kinderen schrijven. Haar eerste manuscript, dat van Mijn huis is een ballon, stuurde ze op naar uitgeverij De Eenhoorn na een weddenschap met haar zus, die dacht ‘dat het er nooit van zou komen.’ Omdat ze al een beetje vergeten is hoe het voelt om drie of zeven jaar te zijn, spitst Astrid aandachtig de oren als kinderen haar iets vertellen. Hoe een goed kinderboek in elkaar zit, wil ze het liefst van hen leren. Haar kinderen Emma en Markus bezorgen haar ideeën voor verhaaltjes. Astrid houdt van theater, pannenkoeken met bruine suiker en Britse detectiveseries. Ze maakt graag foto’s en uitstapjes, en ze vindt het fijn om op ontdekking te gaan naar plekjes waar ze nog nooit is geweest. Astrid heeft een hekel aan nylonkousen en ook aan telefoneren. Greet Bosschaert (°1964) woont in Brugge. Ze studeerde sierkunsten en regentaat plastische kunsten en volgde een opleiding als illustrator, waarbij ze onder meer les kreeg van Klaas Verplancke. In 1997 kwam ze bij uitgeverij Clavis terecht via de illustratorenwedstrijd van de stad Hasselt. Haar eerste prentenboek Durf Ik? verscheen in maart 2000. Dit boek werd goed onthaald en vertaald in het Amerikaans, Frans, Koreaans en Engels. Sindsdien illustreerde Greet meer dan tien boeken voor uitgeverij Clavis. Voor twee daarvan schreef ze zelf de tekst, de andere kwamen er in samenwerking met auteurs Stefan Boonen en Bettie Elias.
Greet illustreert vaak boeken waarin een sociaal probleem wordt aangekaart. Ze geeft in haar illustraties de complexiteit van een gegeven aan zonder alles voor de lezer in te vullen. Greet werkt parttime in het schrijfwinkeltje Symposion in Brugge waar kalligrafie en poëzie centraal staan. Het werk dat ze daar doet is gevarieerd: verkopen, ontwerpen en cursussen kalligrafie en verftechnieken geven. KORT SAMENGEVAT De wind waait heerlijk hard. Floris houdt van de wind. Op een gegeven moment blaast de wind lucht in Floris’ huis. Het huis wordt dik en licht en rond. ‘Mijn huis is een ballon!’ roept Floris. Het huis vliegt zo hoog en ver dat Floris bang is dat hij er niet meer bij kan. Tot papa een raampje openzet. In de ballon zit een gat en het huis landt zachtjes op de grond.
VÓÓR HET VOORLEZEN Toon de juryleden de cover en lees de titel: mijn huis is een ballon. Neem er eventueel een echte ballon bij en laat hen fantaseren: -
Hoe zou je huis eruit zien als het een ballon was? Waar zouden de ramen zitten, de deur, het dak? Wat zou er gebeuren met het ballon-huis? Hangt het huis vast aan een touwtje in de grond of net niet? Waar zou je huis heen vliegen? Wat zou je ervan vinden als je huis plots een ballon was? Zouden mama, papa, broer, zus het leuk vinden of niet?
TIJDENS HET VOORLEZEN De wind speelt een belangrijke rol in het verhaal. Het komt aan bod in de tekst, maar vooral in de tekeningen. Het lijkt alsof de kleuren weggeblazen worden van de bladzijden, alsof ze niet in het boek willen blijven. Wijs de juryleden hierop. Laat de kinderen de wind in het boek ‘voelen’ door hen nauw te betrekken bij de passages waar de wind nadrukkelijk in voorkomt. Bijvoorbeeld: ‘Daar is Floris. Hij is wild van de wind. Hij is een tol. Hij is een vliegtuig.’ Hoe zouden de juryleden bewegen in de harde wind? ‘De wind ruist, fluit, fluistert.’ Hoe ruist de wind? Hoe fluit de wind? Hoe fluistert de wind? Laat de juryleden samen tegelijkertijd ruisen, fluiten en fluisteren. Laat hen horen hoe dat klinkt.
‘De ballon loopt leeg. Het huis vliegt even in het rond. Heel snel, naar overal.’ Blaas een ballon op en laat de lucht er langzaam uitlopen door de opening tussen je vingers te houden. Er is een gek geluid te horen. Kunnen de kinderen dit ook? Kunnen ze verschillende geluidjes maken door hun vingers anders te houden? Laat daarna de ballon vliegen, zodat hij – net als het huis in het boek – alle kanten uit vliegt. ‘Windstil. Het huis staat midden in de tuin.’ Laat de ballon vliegen zoals het huis op de vorige bladzijde vliegt en leegloopt. Op het moment dat de ballon de grond raakt en stil ligt, bevriest iedereen. Geen beweging, geen geluid. Het is windstil. Herhaal dit een aantal keer, als een spelletje. N A HET VOORLEZEN Zorg voor alcoholstiften en oude t-shirts of truien (vlekken van alcoholstiften zijn hardnekkig!), papier, scharen en plakband. Geef elk jurylid een opgeblazen ballon. Van die ballonnen maken ze hun eigen huis: door met de stiften ramen en deuren op de ballon te tekenen of door verschillende delen van het huis uit papier knippen en op de ballon plakken.
WERKMODEL GROEP 1 Sneeuw! Komako Sakai (door Ilse Trimborn)
AUTEURSINFO (ZIE OOK WWW.VILLAKAKELBONT.BE) Komako Sakai is een Japanse illustratrice en prentenboekenmaakster. Ze is in 1966 geboren en studeerde aan de kunstacademie van Tokio. Eerst werkte ze als textielontwerpster voor verschillende bedrijven, daarna legde ze zich toe op het schrijven en illustreren van kinderboeken. Komako kreeg zowel in Japan als daarbuiten belangrijke prijzen voor haar werk. In het Nederlandse taalgebied kreeg ze zowel voor Mama, jij bent de liefste (De Eenhoorn, 2006) als voor Sneeuw! een Zilveren Griffel. Voor Mama, jij bent de liefste kreeg ze ook een Boekenwelp. KORT SAMENGEVAT Een konijntje is verrast wanneer hij niet naar school moet omdat het sneeuwt. De wereld lijkt stil te staan: hij kan niet naar buiten, mama kan niet naar de winkel, er rijden geen auto’s en er is niemand op straat. Ook papa, die op (zaken?)reis is, kan door de sneeuw niet naar huis komen. Het konijntje vertelt wat hij allemaal meemaakt op zo’n sneeuwwitte dag.
HET BOEK Illustraties Komako Sakai hanteert in dit verhaal, net als in Mama, jij bent de liefste, een sobere, haast ingetogen tekenstijl die tegelijk heel expressief is. Het kleurgebruik is beperkt tot voornamelijk grijze en bruine tinten, de tekst is beknopt en geeft de pure essentie weer van de kinderlijke gedachten over sneeuw. Thema - Sneeuw - Kinderlijke onbevangenheid MOGELIJKE INVALSHOEKEN VOOR DE BESPREKING Vóór het voorlezen
Toon de juryleden de cover en de achterflap en vraag hen wat ze zien. Waar denken ze dat het boek over zal gaan? Vinden ze het een mooie kaft? Zeg dat Komako Sakai het boek gemaakt heeft. Leg uit dat dit een Japanse naam is: hebben de juryleden al ooit zo’n naam gehoord? Uit welk land denken ze dat die persoon komt? Horen ze aan de naam of het een man of een vrouw is? Kennen ze Japan? Je kan in een atlas aanduiden waar Japan en België liggen. Tijdens het voorlezen Lees het verhaal voor, vergeet niet om ook de prenten te tonen aan de juryleden. Dit verhaal vraagt een rustige verteltoon, het heeft geen stemmetjes of grote gebaren nodig. Na het voorlezen Praat met de juryleden over de dag van het konijntje: -
-
Hebben de juryleden al eens meegemaakt dat het heel hard sneeuwde? Vonden ze dat leuk of is sneeuw vies? Het konijntje zegt dat het ‘zo stil is dat we de sneeuw horen vallen.’ (Lees de zinnen nog eens en toon de tekening.) Klinkt dat gek? Kan je sneeuw echt horen vallen? Het konijntje zegt: ‘Het is of we alleen op de wereld zijn, mama.’ (Lees de zin nog eens en toon de tekening.) Vinden juryleden dat een rare uitspraak? Zijn het konijntje en mama écht alleen op de wereld? Hebben de juryleden zich al eens zo gevoeld? Is dat een leuk gevoel of niet? Zou het konijntje dit een fijn gevoel vinden? Hebben de juryleden al eens van sneeuw geproefd? Hoe smaakt sneeuw (denken ze)? Zou sneeuw lekker zijn? Het konijntje en mama maken sneeuwballen en sneeuwmonsters. Wat kan je (nog) allemaal met sneeuw doen? Hebben de juryleden al eens, net als het konijntje, tintelende handen en een rode neus van de kou gehad? Begrijpen de juryleden waarom papa niet naar huis kan komen? Weten ze dat vliegtuigen niet kunnen opstijgen wanneer het hard sneeuwt? Vinden de juryleden de tekeningen mooi of niet? Waarom? Wat vinden ze (niet) mooi? Vinden de juryleden het een mooi verhaal of niet? Zouden ze het nog een keer willen lezen/horen/zien?
Maak samen met de juryleden een tekening over het boek. Laat hen watten (of wattenschijfjes) meebrengen. Wanneer ze het konijntje (of zichzelf) getekend hebben, plak je de watten samen met hen rond het figuurtje: sneeuw! Iets ingewikkelder, maar ook leuk: laat elk jurylid een glazen potje en watten meebrengen. Vul het potje met een laagje watten en laat de kinderen dan op stevig papier het konijntje uit het boek tekenen. Dat knip je uit en zet je tussen de watten in het potje. Zo heeft elk jurylid zijn eigen kleine sneeuwlandschap als herinnering aan dit sfeervolle boek.
WERKMODEL GROEP 1 Oei! Leo Timmers (door Ann Foulon)
AUTEURSINFO (ZIE OOK WWW.VILLAKAKELBONT.BE) Leo Timmers (1970, Genk) begon op zijn twaalfde strips te tekenen. Na zijn studie publiciteit en grafische vormgever begon hij als zelfstandige. Hij illustreert voor verschillende tijdschriften, maakt covers voor jeugdromans en illustreert prentenboeken. Toen hij naar Brussel verhuisde, begon hij ook te schrijven. Blij met mij (Clavis, 1999) was het eerste prentenboek dat hij ook zelf schreef. Met succes, want het werd in Vlaanderen bekroond met een Boekenpluim. De tekenstijl van Leo kenmerkt zich door humor, vorm en kleur. Twee van zijn boeken werden eerder al bekroond door groep 1 van de KJV: Wie rijdt? (Clavis, 2005) in 2007 en Diepzeedokter Diederik (Clavis, 2007) in 2009. De boeken van Leo timmers zijn vertaald en uitgegeven in Frankrijk, Spanje, Duitsland, Noorwegen, Finlang, Italië, Groot-Brittannië en Japan. www.leotimmers.com KORT SAMENGEVAT Varkentje zoeft met zijn slee van de berg. Maar oei! Er zijn tegenliggers op de piste. De slee gaat razendsnel de berg af. Dus moet Varkentje heel snel beslissen of hij langs, tussen, onder of tegen… de tegenliggers naar beneden zal glijden.
VÓÓR HET VOORLEZEN Oei! Bekijk samen met de juryleden naar de kaft van het boek. Kijk hoe snel Varkentje naar beneden glijdt. Merk op dat Varkentje héél snel gaat: zijn sjaal waait naar achter, de opstuivende sneeuw achter de slee. Wijs de juryleden op de angst in zijn ogen. Denken ze dat het een spannend boek wordt? Zal dit verhaal wel goed aflopen? Vraag ook wie zelf al eens met een slee naar beneden zoefde.
BIJ HET VOORLEZEN Lees het verhaal voor en beleef samen de herhalingen. Laat de juryleden de tekst ‘Oef! Ik kan…’ meezeggen. Herneem na het voorlezen de tekst, nu met aandacht voor de ruimtelijke begrippen ‘eroverheen’, ‘eronderdoor’, ‘ertussendoor’… Leo Timmers heeft een expressieve en fantasierijke stijl. Maak de juryleden hiervan bewust door samen naar de tekeningen te kijken en op de details te letten. Geef de nodige aandacht aan de dieren: − −
−
De pinguïns hebben allerlei vreemde hoeden op. Zoek de meest gekke hoed. Wie kan nog een gekke hoed bedenken? Kijk hoe angstig het kleine krokodilletje kijkt. Merk op dat het echt wel koud is op de sneeuwberg en wijs de juryleden op de handschoenen van de krokodillen. Zien de juryleden waarom Varkentje over de krokodillen gaat (de snuit van de Krokodil is een goede aanloopbaan)? Zou het een papa of mama Krokodil zijn? Wat zou er met de gewonde olifant gebeurd zijn? Wijs de juryleden op de vele pleisters, op de zware olifant die op de rug van een kleine hond zit (zijn tong hangt bijna op de grond),…
Dit speelse verhaal is sterk door de herhalingen en de stijl van Leo Timmers. Uit de illustraties straalt de dynamiek van het roetsjen. Zorg dat de jonge lezertjes dit opmerken. Volg de bewegingen van Varkentje op de slee. Kijk hoe de veren waaien als Varkentje onder de gieren glijdt,… Dit is een boek waarmee je de juryleden het verschil tussen een boek met veel tekst en een boek met weinig tekst kan tonen. Oei! is een boek met weinig tekst. Het is meer een kijkboek, waar je naar de prenten kijkt en daarin heel veel ziet (vb. de zieke olifant). Breng ook een voorleesboek of een boek met meer tekst mee naar de bijeenkomst en toon het verschil. Vinden de juryleden het nodig dat er veel woorden zijn om voor te lezen? EN NA HET VOORLEZEN? Tijd om zelf te glijden! Op kousenvoeten gaat dit op bijna elke vloer. Alle juryleden gaan met gespreide benen achter elkaar in de rij staan. Wie gaat glijden, mag kiezen of hij eronderdoor, erlangs of ertegen gaat… Oei! Dit wordt spannend. Wie gaat botsen?
WERKMODEL GROEP 1 Onderzeeboot Bart van Nuffelen & Bert Dombrecht (ill.) (door Ilse Trimborn)
AUTEURSINFO (ZIE OOK WWW.VILLAKAKELBONT.BE) Bart Van Nuffelen (Borsbeek, 1973) is regisseur bij het Antwerpse theatergezelschap Martha!tentatief. In die hoedanigheid schreef en regisseerde hij diverse hooggewaardeerde stukken. Bij uitgeverij De Eenhoorn publiceerde hij de prentenboeken Trouwen met Tanja (2006, met illustraties van Klaas Verplancke) en Onderzeeboot (2008, met illustraties van Bert Dombrecht).
Bert Dombrecht (Brugge, 1978) studeerde grafische vormgeving en werd daarna vormgever en later art director bij een grafisch bureau. Hij besloot nog de studie Animatiefilm te gaan volgen. In 2007 verscheen bij De Eenhoorn het eerste prentenboek waarvoor hij de illustraties maakte: In het donker van Karla Stoefs. Bert is, naast tekenen, verzot op muziek, film en op kamp gaan met de Zonnebloemblaadjes (een vereniging die zich inzet voor de integratie van kinderen en jongeren met een handicap).
KORTE INHOUD Anton leest graag, vooral boeken over kinderen die allerlei avonturen beleven. Hij zou niets liever willen dan zelf een spannend leven leiden. Maar Anton woont nu eenmaal in de stad, waar niets te beleven valt. Tot hij Stief ontmoet en hij van het ene avontuur in het andere valt. Is dit allemaal echt of droomt Anton? In elk geval zal zijn leven nooit meer hetzelfde zijn.
STIJL EN VORMKENMERKEN De tekst en de tekeningen vormen één geheel. Het is dan ook perfect te begrijpen dat in de toneelvoorstelling van Onderzeeboot de auteur en de illustrator het verhaal samen tot leven brengen. Op de met gouache en zwarte pen getekende tekeningen is ontzettend veel te zien, de stadstuintjes zitten bijvoorbeeld vol details. Wanneer je af en toe eens terugbladert, valt je oog op nieuwe elementen waardoor je een nieuw of ander zicht krijgt op het verhaal. Kopieer een aantal prenten of kijk samen met de juryleden naar de prenten in het boek. Wijs de juryleden op details en laat hen zelf details ontdekken. THEMA ‘Een fantasievol stadsboek over Anton die volledig opgaat in zijn spel en zich een personage uit een spannend boek waant. Het avontuur verandert zijn leven voor altijd.’ (achterflap) VÓÓR HET VOORLEZEN Toon de cover aan de juryleden en vraag hen wat ze zien. Vinden ze het een mooie cover? Lees dan de titel. Weten de juryleden wat een onderzeeboot is? Leg als dat nodig is uit, eventueel met behulp van foto’s van het internet of boeken. Vergeet niet de tekeningen op de rode pagina’s te tonen vóór je aan het verhaal begint. Vertel de juryleden dat dit de schetsen van een onderzeeboot zijn. TIJDENS HET VOORLEZEN Begin het verhaal te vertellen. Bij de eerste zin ‘Dit is Anton’ is het misschien aangewezen om Anton aan te wijzen. Als je al hebt gezegd dat het jongetje in matrozenpak op de kaft Anton heet, kan je aan de kinderen vragen of ze Anton op die eerste tekening met al de stadstuintjes zien zitten. Lees daarna de rest van het verhaal. N A HET VOORLEZEN Wanneer de juryleden het hele verhaal gehoord hebben, kan je het pagina per pagina bespreken. Dit is wellicht het handigst, omdat de tekst voor jongere kinderen enige verduidelijking vraagt: -
-
Vraag eerst of de juryleden het een mooi of leuk verhaal vonden en waarom. [Pagina] Daarna ga je naar de eerste dubbele pagina. Hierin wordt verteld dat Anton van boeken houdt waarin kinderen spannende avonturen beleven. Vraag aan de juryleden welke boeken zij het mooist vinden. Houden ze ook van spannende boeken? Of vinden ze andere soorten boeken mooier? Is Onderzeeboot een spannend boek? Waarom wel, waarom niet? Anton woont in de grote stad. Wat zien de juryleden allemaal in de tuintjes? Laat hen goed naar de prent kijken, want veel figuurtjes komen in de volgende tekeningen terug (vb. de baby, de vader van Stief met het slechte rapport). Zien ze Stief ook al op die tekening? Wat doet hij?
-
-
-
[pagina] Op de volgende pagina komt Stief op de proppen. Hij vindt dat Anton gekke kleren aanheeft. Vinden de juryleden dat ook? [pagina] Anton zegt dat hij zo’n gekke kleren draagt omdat hij een onderzeeboot wil bouwen. Wat voor kleren draagt Anton? [pagina] Op de volgende dubbele pagina ziet Anton een inktvis. Is het een echte inktvis? Wat is het wel? Blader eventueel een paar pagina’s terug, tot bij de buurvrouw. Anton gaat de verboden ladder op. Waarom zou de ladder verboden zijn? [pagina] Anton voelt zich eerst wat verdrietig omdat Stief de kapitein van de onderzeeboot is. Is het een echte onderzeeboot? Of fantaseren Anton en Stief? Anton en Stief zien een geel bootje in de verte. Zien de juryleden dat ook of is dit de fantasie van Anton en Stief? [pagina] De mama van Anton gilt en [pagina] Stief en Anton klimmen hoger en hoger op de ladder tot ze op het dak staan. [pagina’s] Ze willen op weg naar de horizon waar de avonturen uit de boeken beginnen. Weten de juryleden wat de horizon is? Waarom komt er een brandweerman naar boven? [laatste pagina] Het avontuur is voorbij: Stief is weg en Antons leven is voorgoed veranderd. Wat is er veranderd volgens de juryleden? Wat tekent Anton op de muren? Zijn zijn kleren veranderd? Zou Anton nu andere avonturen gaan beleven? Wat staat er op de laatste rode pagina’s? Wie tekent dat?
Met deze algemenere vragen kan je het gesprek afronden: -
-
Anton woont in de stad. Denken de juryleden dat Anton hier graag woont? Als de juryleden zelf in een stad wonen, laat hen dan vertellen wat ze er leuk aan vinden. Als ze niet in een stad wonen, laat hen dan vertellen wat ze van een stad vinden en of ze er graag zouden wonen. Vinden de juryleden Anton een slimme jongen? Kent hij niet veel moeilijke woorden? Vinden ze de tekeningen mooi?
WERKMODEL GROEP 1 Keepvogel: Nachtpannenkoeken Wouter van Reek (door Ann Foulon)
AUTEURSINFO (ZIE OOK WWW.VILLAKAKELBONT.BE) Wouter Van Reek studeerde wiskunde, maar maakte die studie niet af: ‘Tussen de formules door zat ik altijd te tekenen. Toen zei zo’n professor: als ík zo kon tekenen, dan wist ik het wel.’ In 1984 voltooide Wouter zijn opleiding aan de Rietveld Academie, afdeling Audio Visueel. Hij maakt vooral animatiefilms, onder meer voor Sesamstraat. De boeken over Keepvogel ontstonden uit de animatieserie Keepvogel. Die reeks bestaat uit korte avonturen van Keepvogel en zijn hond Tungsten. De afleveringen werden vanaf 2000 door de VPRO uitgezonden. De serie is bekroond met de 1st Prize Animated Short Film op het Chicago International Children´s Film Festival 2002. Het boek Keepvogel: De uitvinding (Leopold, 2006) werd in 2007 bekroond met een Zilveren Penseel. www.keepvogel.nl KORT SAMENGEVAT Het is nacht. Keepvogel kan niet slapen en vind het saai om in zijn bed wakker te liggen. Samen met Tungsten besluit hij pannenkoeken te bakken. Een pannenkoekenfeestje bij Keepvogel in het midden van de nacht voor slechts enkele gasten… dat moet wel uit de hand lopen.
BIJ HET BOEK Keepvogel Laat de juryleden kennismaken met Keepvogel: stel hem voor met zijn rode jasje en met de kap over zijn kop. Keepvogel is niet altijd even handig in zijn doen en laten, maar juist daardoor gebeuren er onverwachte dingen.
Aan Keepvogel is eigenlijk niets bijzonders. Hij doet in zijn boeken heel gewone dingen: pannenkoeken bakken, nadenken, het dak herstellen... Alleen gaat Keepvogel steeds een stapje verder waar iemand anders zou stoppen. Zo maakt hij bijvoorbeeld een hoge kijktoren wanneer hij eigenlijk alleen maar van plan was om een dak te herstellen. Of zo wordt een stapeltje pannenkoeken bakken meteen een nachtfeestje met erg veel pannenkoeken. Gelukkig weet Keepvogels beste vriend Tungsten voor alle problemen een oplossing. Illustraties Toon de juryleden dat een paar stevige lijnen en een beetje kleur genoeg zijn om Keepvogel en Tungsten te tekenen. De kleuren zijn helder en er zitten veel grappige elementen in de tekeningen. Dit is dus een boek om traag te bekijken. De illustraties zijn heel apart, sfeervol en afwisselend, ze zitten vol speelse details. Toon de juryleden bijvoorbeeld de grote kuip beslag die Keepvogel maakt. Heeft iemand een mama die ooit zoveel beslag maakte? Merk op dat je op de illustraties ziet hoe de nacht langzaam voorbij gaat en hoe de zon opkomt. Wijs de grappige rode zegeltjes (pictogrammen) aan. Dit zijn stempeltjes van de tekenaar. Wie goed kijkt, ziet dat ze gedachten weergeven. Kijk met de juryleden naar de pictogrammen van pannenkoeken vooraan op de gele bladzijde. Op dat moment denkt Keepvogel aan het bakken van véél pannenkoeken. Overloop met de juryleden de andere pictogrammen. Waar denkt Keepvogel telkens aan? Grappig Keepvogel is een beetje gek: er komen zo veel mensen naar het feest, dat Keepvogel zo veel pannenkoeken moet bakken dat hij ze niet meer kan tellen en uitgeput in slaap valt – terwijl hij bij het begin van het verhaal helemaal niet kon slapen. Vinden de juryleden dit een grappig verhaal? Wat doen zij als ze niet kunnen slapen? Wat zouden zij doen in Keepvogels plaats of als ze zelf iets heel geks mochten doen? De maan Kijk samen naar de schutbladen: hier staat de maan op. Of is het een pannenkoek? De volle maan lijkt op een pannenkoek die zo lekker is dat je ervan eet tot er nog maar een klein sikkelmaantje over blijft. EXTRA Op www.voorleesvriendjes.nl kan je luisteren hoe Wouter van Reek vertelt over Keepvogel. Bij ‘Fun’ kan je deze en andere kleurplaten downloaden:
MEER KEEPVOGEL − − − − − −
Keepvogel: Het diepste gat (Leopold, 2009) Keepvogel (dvd, 2008) Keepvogel: Nachtpannenkoeken (Leopold, 2008) Keepvogel: De kijktoren (Leopold, 2007) Keepvogel: De uitvinding (Leopold, 2006) Keepvogel: Noodweer (Leopold, 2005)