2
Uitvoering dienstverlening
2.1.2 l calamiteiten en veiligheid
Statusoverzicht. Consultatie unitmanagers/ locatiemanagers
mei 2011 evaluatie
Consultatie cliëntenraad OR Instemming Advies Vastgesteld door Bestuursgroep Borging. Implementatie m.i.v.
augustus 2011
Opgenomen in kwaliteitshandboek
september 2011
Basisdocument opgeslagen in:
KWF/ digitale kwaliteitshandboek / uitvoering dienstverlening/ werkinstructies
Versie
Specifiek bijbehorende instrumenten opgeslagen in:
n.v.t.
Eerstvolgende evaluatiedatum
mei 2013
Mei 2011
Proceseigenaar
MKO
Pagina 1 / 5
2
Uitvoering dienstverlening
2.1.2 l calamiteiten en veiligheid Beleid t.a.v. calamiteiten SKSG heeft voor het geval van risicovolle situaties op alle locaties een, op de locatie toegesneden, calamiteitenplan/ vluchtplan beschikbaar. Alle pedagogisch medewerkers zijn van dit plan op de hoogte en weten hoe te handelen in kritieke situaties. In het calamiteiten/ vluchtplan staat beschreven hoe gehandeld dient te worden in geval van nood. Jaarlijks vindt onder verantwoordelijkheid van de locatiemanager een ontruimingsoefening plaats. De bedrijfshulpverlener (BHVer) initieert de oefening en hanteert hierbij de checklist en het evaluatieformulier Beleid SKSG: 1. Op alle locaties is een calamiteiten/ vluchtplan aanwezig. 2. Op alle locaties zijn opgeleide BHVers. 3. Van dit plan hangt zichtbaar en voor iedereen toegankelijk een verkorte, overzichtelijke versie op de locatie. 4. Op alle locaties wordt jaarlijks een ontruimingsoefening gehouden. 5. Van elke ontruimingsoefening wordt een verslag gemaakt op een standaard formulier. 6. Indien nodig wordt het calamiteiten/ vluchtplan na de oefening herzien. 7. De verslagen en het aangepaste vluchtplan zijn op de locatie aanwezig. 8. Iedere medewerker is op de hoogte van hoe te handelen in geval van een calamiteit. Dit is een vast onderdeel van het inwerkprogramma. 9. Zodra de situatie op de locatie verandert wordt het calamiteiten/ vluchtplan aangepast aan de nieuwe situatie De checklist en het evaluatieformulier zijn te vinden in het digitale formulierenboek, bijlage van het Kwaliteitshandboek
Beleid t.a.v. bedrijfshulpverleners (BHV) Tijdens de openingsuren van een locatie is te allen tijde één BHV’er op 50 (aanwezige) personen aanwezig. In het rooster wordt er rekening mee gehouden, dat er altijd per 50 in de locatie of het gebouw aanwezige personen (incl. kinderen) één BHV’er aanwezig is. Zijn er meer dan 50 resp. 100 personen aanwezig, dan is de aanwezigheid van 2 resp. 3 BHV’ers verplicht. Wanneer een locatie een dependance heeft die gelegen is op minder dan 100 meter afstand van de hoofdlocatie, dan wordt de dependance m.b.t. de aanwezigheid van BHV’ers tot dezelfde locatie gerekend. Op basis van die uitgangspunten dienen de locatiemanagers ervoor te zorgen dat ze voldoende opgeleide BHV’ers hebben. Wanneer het aantal BHV’ers onvoldoende dreigt te worden, dienen er nieuwe te worden aangewezen of aangetrokken. In eerste instantie wordt gezocht naar vrijwillige aanmelding. De locatiemanager zorgt er voor, dat één van de BHV’ers wordt aangewezen tot hoofd BHV’er.
Veiligheidsinstructies m.b.t. het bewaren van gevaarlijke stoffen en producten Keuken -De keuken is afsluitbaar voor kinderen -Alle schoonmaakmiddelen en gevaarlijke producten zijn buiten het bereik van kinderen en dus hoog opgeborgen of in een kast voorzien van een kindveilige sluiting. Ook schoonmaakmiddelen die zijn voorzien van een kindveilige sluiting op een voor kinderen niet bereikbare plaats bewaren. Een kindveilige sluiting biedt namelijk geen garantie dat Versie
Mei 2011
Proceseigenaar
MKO
Pagina 2 / 5
2
Uitvoering dienstverlening
2.1.2 l calamiteiten en veiligheid kinderen iets echt niet open krijgen, het maakt het alleen moeilijker. -Besteklades (KDV) zijn voorzien van sluithaakjes. -De vuilnisemmer is goed afsluitbaar. Wasruimte -De wasmachine en droogtrommels staan buiten bereik van kinderen. De ruimte is dus afsluitbaar. -De wasmiddelen staan hoog of achter slot en grendel opgeborgen. Verschoonruimte -Er is een goed afsluitbaar, kindveilig medicijnkastje aanwezig. Alle medicijnen, zalfjes e.d. zijn opgeborgen in het medicijnkastje of in een voor kinderen afgesloten doos in de koelkast. Groepsruimte -Tassen van medewerkers zijn opgeborgen in een afsluitbare ruimte, zodat kinderen er niet bij kunnen.
Veiligheidsbeleid m.b.t. deuren en gebruik van sleutels Onze prioriteit: de veiligheid van onze kinderen en medewerkers! Om de veiligheid van onze kinderen en medewerkers zoveel mogelijk te kunnen waarborgen is het goed om afspraken te maken over hoe wij omgaan met het toelaten van bezoekers en het openen van deuren. Het is daarbij van groot belang dat wij van onze kindercentra geen “forten” maken, maar dat ouders (en andere bezoekers) wel het gevoel behouden welkom te zijn bij ons en daarnaast met een gerust hart hun kind bij ons achterlaten. Ook voor de medewerkers is het belangrijk zich veilig te voelen op hun werkplek. Doel van dit beleid: de alertheid van de medewerkers blijvend te waarborgen en locaties kaders te geven hier in de praktijk mee om te gaan. Wij willen voorkomen dat kinderen en medewerkers schade berokkend kan worden door derden. Daarnaast mag het openen van deuren en het controleren van bezoekers niet te bewerkelijk zijn voor de medewerkers, aangezien zij zoveel mogelijk bij de kinderen (op de groep) moeten kunnen blijven. Door de volgende maatregelen wordt het risico van eventueel “gevaar” zo klein mogelijk gehouden: -
Het plaatsen van een hek rondom de buitenruimte. Hoogte conform de norm: 1.20 m.
-
Een intercomsysteem, daar waar wenselijk/noodzakelijk.
-
Zorgen voor voldoende verlichting rond deuren en terreinen van de locaties.
-
Het gebruik van gezond verstand en een kritische, alerte houding.
-
Alleen vaste medewerkers van een locatie (dat zijn ook gekoppelde kwartaalmedewerkers) krijgen een sleutel van het kindercentrum en moeten daarvoor een “sleutelverklaring” invullen en ondertekenen (zie formulierenboek/diverse formulieren).
-
In incidentele gevallen kan het nodig zijn dat een invalkracht of stagiaire een sleutel krijgt. Dit is ter
-
Er zijn altijd minimaal 2 volwassenen aanwezig op een locatie.
beoordeling aan de locatiemanager. Deze persoon moet dan ook een sleutelverklaring invullen. Een aantal van deze maatregelen worden hieronder nog verder toegelicht en/of uitgewerkt. Toelichting: Niet alle hierboven genoemde maatregelen zijn op alle locaties/situaties toepasbaar. Onder al onze opvanglocaties kunnen we 3 soorten gebouwen/ situaties onderscheiden: 1. Kindercentra in openbare gebouwen (zoals bijv. Vensterscholen) en BSO. Versie
Mei 2011
Proceseigenaar
MKO
Pagina 3 / 5
2
Uitvoering dienstverlening
2.1.2 l calamiteiten en veiligheid 2. Op zichzelf staande kinderdagverblijven. 3. Zomerperiode (tuin). Bij openbare gebouwen, evenals op BSO-locaties, kan iedereen naar binnen lopen. Vandaar dat we deze in één categorie hebben samengebracht. Bij de “op zichzelf staande kinderdagverblijven” is de situatie erg verschillend. Veel locaties hebben zicht op de ingang. Er zijn echter ook veel locaties waar de toezicht (zeer) beperkt is. In de zomerperiode zijn (bijna) alle locaties voor iedereen toegankelijk wanneer tuindeuren open zijn. Maatregelen om de veiligheid en alertheid zoveel mogelijk te kunnen waarborgen: 1. Bij openbare gebouwen en BSO’s: -
Eigen afdeling afsluiten en een intercom plaatsen, daar waar het kan.
-
Voldoende verlichting bij deuren en op terrein
-
In nieuw te bouwen locaties/afdelingen het af kunnen sluiten van de afdeling als noodzakelijk punt meenemen in de bouwplannen.
-
Bespreek met de BSO kinderen, bijvoorbeeld tijdens tafelmomenten, hoe te handelen bij “ongewenste” bezoekers en hoe eventueel “gevaar” te herkennen is.
2. Op zichzelf staande kinderdagverblijven: -
Elke ingang moet op slot zijn en daar waar het wenselijk of noodzakelijk wordt geacht moet een intercomsysteem zijn/worden geplaatst. Zo is er toch controle en kan er niemand van buitenaf zomaar naar binnen lopen.
-
Voldoende verlichting bij deuren en op terrein
-
Voorkeur heeft een gescheiden bel voor kantoor/bezoekers, en de groepen.
-
Met de medewerkers moeten duidelijke afspraken worden gemaakt over het gebruik van de intercom en/of over het openen van de deur. Deze afspraken worden verderop in dit document op een rijtje gezet.
3. De zomerperiode (tuin): -
Wees in de zomerperiode wanneer de tuindeuren openstaan extra kritisch en alert.
-
Tijdens het buitenspelen moeten de medewerkers zich verspreiden over de buitenruimte.
-
Elke buitenruimte moet afgesloten zijn met een hek volgens de norm (1.20 m.).
De locatiemanager weet wie de wijkagent is en onderhoudt contact met hem/haar. Zodra er onrust dreigt, wordt de wijkagent preventief ingelicht. Dit geeft een gevoel van veiligheid voor de pedagogisch medewerker. Afspraken over het gebruik van intercom en het openen van deuren:
Bij aanwezigheid van een intercomsysteem moet deze gebruikt worden.
Alle vaste medewerkers, stagiaires en invalkrachten mogen de deur openen. Of een locatieassistent de deur mag openen is ter beoordeling aan de locatiemanager.
Met of zonder intercom: Vraag naar de naam van de ouder en de naam van het kind of vraag naar de
Bij onbekende bezoekers of bezoekers zonder afspraak: vraag ook naar de reden van hun komst. Bij
naam van de bezoeker en van welk bedrijf of welke instantie hij/zij komt. twijfelachtige reden of wanneer bezoekers bijvoorbeeld opvallend gedrag vertonen: overleg dan eerst met Versie
Mei 2011
Proceseigenaar
MKO
Pagina 4 / 5
2
Uitvoering dienstverlening
2.1.2 l calamiteiten en veiligheid locatiemanager of met een collega (bij afwezigheid/onbereikbaarheid van een leidinggevende wordt bij twijfel de politie gebeld). Loop eventueel samen naar de voordeur toe. Indien reden aannemelijk klinkt: loop dan ook naar de voordeur en begeleidt de bezoeker naar de persoon of plek waar hij zijn moet. (Gebruik altijd je gezonde verstand en luister naar je gevoel!)
Wanneer wij merken dat zich onbekende mensen bevinden op terrein/parkeerplaats van de locatie dan zal de medewerker extra alert zijn. Vraag eventueel wat deze persoon komt doen en waarom hij/zij zich niet meldt bij de deur. Bij twijfel altijd de leidinggevende waarschuwen of de politie bellen.
Als kind door iemand anders wordt opgehaald en de medewerkers zijn daarvan niet op de hoogte dan wordt het kind niet meegegeven. Vraag dan de “ophaler” de groep te verlaten en even plaats te nemen in een aparte ruimte (bijv. kantoor). De medewerkers bellen dan de ouders van het kind om de situatie te checken. In ieder geval dient degene die het kind ophaalt 12 jaar of ouder te zijn.
Wanneer iemand door een ander wordt binnengelaten (door een andere ouder of een andere groep) en jij vertrouwt het niet, loop er dan naartoe en vraag wat die persoon komt doen.
Herhaal deze afspraken jaarlijks in teambesprekingen en bespreek met het team wat te doen met “ongewenste” bezoekers.
In geval van een bedreigende situatie treedt het calamiteitenplan (bedrijfsnoodplan) in werking.
Afspraken met ouders: In het plaatsing- en intakeformulier worden de volgende afspraken met ouders opgenomen:
Doorgeven aan de pedagogisch medewerkers op de groep wanneer hun kind door iemand anders wordt gehaald of gebracht en door wie het wordt gehaald of gebracht
Het hek en de voordeur altijd goed achter zich sluiten
Luid en duidelijk hun naam en de naam van hun kind in de intercom noemen
Inlichten van ouders: Na een geval van een dreigende of onveilige situatie worden de ouders ingelicht over wat er gebeurd is. Hiertoe neemt de locatiemanager na overleg met de unitmanager een beslissing. Door bovenstaande maatregelen en afspraken toe te passen en in acht te nemen denken wij eventuele risico’s zo klein mogelijk te kunnen houden. Toetsing De inhoud van het protocol wordt tenminste 1x per jaar in het teamoverleg met de medewerkers besproken. Met als doel de kennis over de werkwijze te actualiseren. Tevens dient het protocol ervoor om de dagelijkse werkwijze te toetsen en daar waar nodig bij te stellen. Het protocol wordt 1x per 2 jaar geëvalueerd op zijn actuele waarde en toepasbaarheid. Wijze van toetsing wordt vastgesteld in het UM-overleg. De evaluatie wordt in de jaarplanning van de manager kinderopvang, unitmanager en locatiemanger vastgelegd. Naar aanleiding van de evaluatie worden verbeteringen in het protocol aangebracht Indien ingrijpende inhoudelijke wijzigingen worden aangebracht wordt het protocol opnieuw ter advisering voorgelegd aan de Centrale Oudercommissie.
Versie
Mei 2011
Proceseigenaar
MKO
Pagina 5 / 5