2
Uitvoering dienstverlening
2.1.2 richtlijnen/ werkinstructies a zieke kinderen en hygiëne
Statusoverzicht. Consultatie unitmanagers/ locatiemanagers
mei 2011 evaluatie
Consultatie cliëntenraad
sept. 2001
OR
Instemming Advies
Vastgesteld door Bestuursgroep
sept. 2001
Borging.
Versie
Proceseigenaar
MKO
Implementatie m.i.v.
augustus 2011
Opgenomen in kwaliteitshandboek
september 2011
Basisdocument opgeslagen in:
KWF/kwaliteitshandboek/uitvoering dienstverlening/ protocollen
Specifiek bijbehorende instrumenten opgeslagen in:
niet van toepassing
Eerstvolgende evaluatiedatum
mei 2013
mei 2011
Proceseigenaar
MKO
Pagina 1 / 5
2
Uitvoering dienstverlening
2.1.2 richtlijnen/ werkinstructies a zieke kinderen en hygiëne Uitgangspunt. Onze kindercentra beogen kinderen op te vangen, te verzorgen en te begeleiden in een veilige en hygiënisch gezonde omgeving. Wij streven ernaar ziekte van het kind zo veel als mogelijk is te voorkomen, het welbevinden van het zieke kind te bevorderen en te voorkomen dat andere kinderen besmet kunnen raken. In geval van ziekte wordt zorgvuldig afgewogen wat in het belang is van het zieke kind en wat in het belang is van de groep kinderen. Dit protocol beschrijft: A: het signaleren van ziekteverschijnselen en B: het voorkomen van ziekte. Voor het toedienden van medicijnen, zie protocol 2.1.2 j toedienen van medicijnen en medisch handelen.
A. Signalering van ziekteverschijnselen. Ander gedrag dan de pedagogisch medewerker van een kind gewend is, zonder dat daar door de ouder(s) een verklaring voor is te geven, is voor de pedagogisch medewerker een signaal dat het kind mogelijk ziek is. Ook de lichaamstemperatuur vormt hiervoor een indicatie. Om een goede inschatting te kunnen maken van eventueel ziek zijn, beantwoordt de pedagogisch medewerker de volgende vragen: 1. Hoe is de conditie van het kind? Hoe voelt het kind zich in de groep (speelgedrag, hangerig, deelname aan het groepsgebeuren)? Heeft het kind pijn; hoofdpijn, keelpijn, pijn bij het slikken, pijn bij het verschonen? Zijn er kenmerken van een (besmettelijke) ziekte; huiduitslag, koorts, spugen, diaree, hoesten? Hoe is het eet-, drink- en slaapgedrag van het kind? 2. Heeft het kind koorts? (zie pagina 5: instructie gebruik thermometer) Er wordt gesproken van koorts als de temperatuur van het kind > 38C Hoe hoog is de koorts? Hoe snel loopt de koorts op of af? Het is verstandig om na 1 uur de temperatuur nogmaals op te nemen om inzicht te krijgen in het verloop van de koorts. Hoe oud is het kind? Hoe is de ziektegeschiedenis van het kind? 3. Is de basishygiëne te waarborgen voor de andere kinderen en de pedagogisch medewerker? Op basis van de antwoorden op bovengenoemde vragen vormt de pedagogisch medewerker zich een beeld van de mate van ziek zijn van een kind en of het verstandig is het kind in de groep te laten blijven. Overleg met de ouder(s). Als een kind zich niet prettig voelt en de pedagogisch medewerker heeft kunnen vaststellen, dat het waarschijnlijk ziek is, wordt de ouder(s) altijd geïnformeerd. Afhankelijk van het (vermoedelijke) ziektebeeld en de omstandigheden in de groep legt de pedagogisch medewerker de ouder de volgende mogelijkheden voor: 1. Indien het kind voldoende rust, extra verzorging en aandacht op het kindercentrum kan ontvangen, stelt de pedagogisch medewerker voor om de ouder op de hoogte te houden van de ontwikkeling in de conditie van het kind. Zij spreekt af wie op welke tijd terugbelt.
Versie
mei 2011
Proceseigenaar
MKO
Pagina 2 / 5
2
Uitvoering dienstverlening
2.1.2 richtlijnen/ werkinstructies a zieke kinderen en hygiëne 2. Indien het welbevinden van het vermoedelijk zieke kind op het kindercentrum onvoldoende gewaarborgd kan worden of indien er sprake is van reëel besmettingsgevaar, deelt de pedagogisch medewerker de ouder mee dat het kind gehaald moet worden. Zij spreekt af hoe laat en door wie dat zal gebeuren. In geval van besmettelijke ziekten en/ of epidemieën worden andere medewerkers en ouders geïnformeerd over de te volgen gedragslijn. Deze gedragslijn wordt waar nodig in overleg met de GGD vastgesteld. Zie Hulpmiddelen: www.gezondejeugdgroningen.nl Besluitvorming. De pedagogisch medewerker zal eventueel na overleg met de locatiemanager en ouders vaststellen of het kind in de groep opgevangen kan blijven of dat het verstandiger is dat het kind opgehaald wordt. Opmerking: > 38C hoeft geen reden te zijn voor het ophalen door ouders als de verdere conditie van het kind goed is. Bij de besluitvorming hanteren we de volgende criteria: 1. Het kind dient gegeven de omstandigheden in de groep opgevangen te kunnen blijven worden. 2. Aan het kind dient voldoende individuele zorg en aandacht geboden te kunnen worden. 3. De andere kinderen in de groep dienen bij de extra zorg en aandacht die het zieke kind behoeft goed verzorgd en begeleid te kunnen worden. 4. Het kind mag geen besmettingsgevaar opleveren voor andere kinderen. Bij de besluitvorming wegen we af: in welke leeftijdsgroep zit het kind? hoeveel kinderen zijn er aanwezig? hoeveel kinderen van de groep zijn ziek? hoeveel pedagogisch medewerkers zijn er aanwezig?
B. Het voorkomen van ziekte. Wij streven ernaar het kind een vertrouwde, veilige en hygiënische omgeving te bieden op het kindercentrum. Om dit te kunnen waarborgen nemen wij dagelijks preventieve maatregelen. Het kind wordt opgevangen in een groep en leeft daardoor relatief dicht op andere kinderen. Dat houdt in, dat de kans op besmetting groter is dan wanneer het kind in de thuissituatie wordt opgevangen. Daarom nemen wij de volgende preventieve hygiënische maatregelen: 1. Schoonmaak De groepsruimtes, slaapruimtes van de kinderen en de keuken worden elke dag schoongemaakt en goed geventileerd. Om te kunnen checken of de luchtvochtigheid van de groeps/slaapruimte voldoende is, kan de hygrometer als hulpmiddel worden gebruikt. (zie pagina 5: instructie gebruik hygrometer) Het spelmateriaal wordt in de KCgroepen één maal per maand en in de BSOgroepen één maal per kwartaal schoongemaakt met een vloeibare zeep.
Versie
mei 2011
Proceseigenaar
MKO
Pagina 3 / 5
2
Uitvoering dienstverlening
2.1.2 richtlijnen/ werkinstructies a zieke kinderen en hygiëne
Handdoeken worden twee maal per dag verschoond, washandjes na elk gebruik, doeken op de aankleedkussens worden één maal per dag verschoond, de onderlakentjes van de bedjes en de sloopjes worden één maal per week verschoond, de hoezen van de bedjes worden één maal per veertien dagen verschoond en verkleedkleren worden één maal per twee maanden gewassen. Alle was wordt gewassen op 60 graden Celsius. Toiletten en potjes worden dagelijks schoongemaakt De zandbakken worden afgesloten en het zand wordt één maal per jaar verschoond. Schoonmaakmiddelen, wasmiddelen en gevaarlijke producten worden buiten het bereik van kinderen hoog opgeborgen. De vuilnisemmer is goed afgesloten
2. Persoonlijke hygiëne van de pedagogisch medewerker De pedagogisch medewerker draagt zorg voor persoonlijke hygiëne door regelmatig de handen met water en zeep te wassen, in elk geval vóór het bereiden van voedsel, na elke verschoningsronde en bij diarree na elke verschoning, en na het weg brengen van de vuile was. Zie ook protocol voedselhygiëne. 3. Persoonlijke hygiëne van de kinderen De pedagogisch medewerker draagt zorg voor de persoonlijke hygiëne van de kinderen door regelmatig handen en gezichtjes schoon te maken, in elk geval na een maaltijd. Hierbij wordt voor elk kind een eigen washandje/tissue gebruikt. Een vieze neus wordt regelmatig schoongemaakt. De kinderen wassen voor de maaltijd hun handen. Wanneer de ouders er prijs op stellen bestaat de mogelijkheid om op het kindercentrum de tanden te poetsen. Tijdens het kennismakingsgesprek kan hiernaar gevraagd worden. Het kind heeft in dat geval een eigen tandenborstel en eigen beker. De pedagogisch medewerker leert de kinderen hoest- en niesdiscipline aan. 4. Inenting volgens het Rijksvaccinatieprogramma De kinderen die onze kindercentra bezoeken worden in principe ingeënt volgens het Rijksvaccinatieprogramma. Op het intakeformulier wordt aangegeven indien het volledige Rijksvaccinatieprogramma of op onderdelen niet gevolgd wordt. Met behulp van de vaccinatiegegevens kan er snel en adequaat worden gehandeld als zich besmettelijke ziektes voordoen die risico’s met zich meebrengen voor nog niet ingeente kinderen. In voorkomende gevallen overlegt de locatiemanager met de GGD. Hulpmiddelen 1. www. gezondejeugdgroningen.nl is een actuele site waarin een overzicht wordt gegeven van de meest voorkomende ziektebeelden en verschijnselen. Hierbij worden door de GGD eveneens adviezen gegeven over hoe te handelen. Deze adviezen zijn voor SKSG leidend. Deze site is bij alle medewerkers bekend. In geval van twijfel wordt de locatiemanager of unitmanager geraadpleegd. Indien het beeld incompleet blijft wordt contact gezocht met de ouder(s) voor nadere informatie. Zo nodig wordt een arts geconsulteerd. 2. Elk kindercentrum beschikt over een actuele lijst met telefoonnummers van ouders, privé en werk.
Versie
mei 2011
Proceseigenaar
MKO
Pagina 4 / 5
2
Uitvoering dienstverlening
2.1.2 richtlijnen/ werkinstructies a zieke kinderen en hygiëne 3. Elk kindercentrum beschikt over een lijst met alarmnummers, telefoonnummers van de kindercentrumhuisarts, ziekenhuis en GGD. Deze lijst is zichtbaar opgehangen.
Instructie gebruik thermometer In voorkomende situaties kan het noodzakelijk zijn dat de temperatuur van het kind opgenomen wordt. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een digitale (oor)thermometer. Iedere groep heeft een eigen thermometer tot zijn beschikking. In verband met de betrouwbaarheid wordt iedere thermometer 1x per 2 jaar vervangen door een nieuwe thermometer. Bij de aanschaf van een nieuwe thermometer wordt de datum van aanschaf d.m.v. een sticker op de thermometer aangebracht. De pedagogisch medewerker van de groep ziet zelf toe op tijdige vervanging van de thermometer.
Instructie gebruik hygrometer Doel van de hygrometer: Helpt mee om een zo optimaal mogelijk binnenmilieu te bewerkstelligen. Gebruik: Hang de hygrometer op een goed zichtbare plaats in de groepsruimte, niet vlak bij een deur en op 1.80 m hoogte. Een normale luchtvochtigheid varieert tussen 40% en 60% Is het hoger dan moet er meer worden geventileerd en is het lager dan vocht toevoegen d.m.v. natte doeken over de radiator. Zie ook de brochure: Tips en adviezen voor een gezond binnenmilieu van de GGD.
Om te controleren of de hygrometer de juiste vochtigheid aangeeft moet je hem één of twee keer per jaar ijken door hem te wikkelen in en vochtige doek. Na een uurtje moet de luchtvochtigheid 95% zijn. Zoniet dan kun je dit bijstellen met een schroevendraaiertje aan de achterkant. Toetsing. De inhoud van het protocol wordt tenminste 1x per jaar in het teamoverleg met de medewerkers besproken. Met als doel de kennis over de werkwijze te actualiseren. Het protocol wordt één maal per 2 jaar getoetst op zijn actuele waarde en toepasbaarheid. Wijze van uitvoering van de toetsing wordt vastgesteld in UM-overleg. Naar aanleiding van de toetsing worden de verbeteringen in het protocol aangebracht. Indien ingrijpende inhoudelijke wijzigingen worden aangebracht wordt het protocol opnieuw ter advisering voorgelegd aan de Centrale Oudercommissie. De toetsing van dit protocol wordt in de jaarplanning van de manager kinderopvang, unitmanager en locatiemanager vastgelegd.
Versie
mei 2011
Proceseigenaar
MKO
Pagina 5 / 5