Nijmeegsebaan 9, 6561 KE Groesbeek Tel 024 3997181 www.onderwijscentrumzg.nl www.werkenrode.nl
[email protected]
productontwikkeling in het kader van het Equal2 project
Werkenrode School
Handelingswijzer sociaal-emotionele ontwikkeling en werkhouding
Mieke Geerling Werkenrodeschool Groesbeek, juni 2007
2
Handelingswijzer sociaal-emotionele ontwikkeling en werkhouding
Toelichting: Onderstaand treft u een lijst met handelingsrichtlijnen voor de meest voorkomende vakoverstijgende hulpvragen. Het betreft tips met handelingssuggesties voor docenten voor de aanpak en begeleiding van diverse hulpvragen van leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs. De hulpvragen zijn drieledig: - sociale hulpvragen zoals conflicthantering, contact maken met anderen; - emotionele problemen zoals (weinig) zelfvertrouwen, angsten, sombere stemming; - werkhoudingsproblemen zoals geringe zelfstandigheid, impulsiviteit, zwakke concentratie. De hulpvragen zijn per onderwerp geordend, waarbij een omschrijving is gegeven van wenselijk gedrag of aandachtspunt. Bij de handelingswijzer worden puntsgewijs suggesties gegeven. Voor de sociale hulpvragen is aansluiting gezocht bij de methode “Leefstijl”. Voor de diverse hulpvragen worden tips gegeven die toepasbaar zijn in de klassensituatie. Het zijn praktische tips voor het versterken van sociale vaardigheden. Emotionele hulpvragen vereisen vaak specialistische hulp. Leerkrachten en begeleiders hebben een signalerende taak: wanneer u vermoedt dat een leerling last heeft van angsten of stemmingsstoornissen, meld dit dan bij de orthopedagoog. De richtlijnen die in deze handelingswijzer zijn opgenomen, zijn algemeen van aard. Voor ernstige emotionele problematiek wordt een individueel handelingsplan gemaakt, in overleg met de orthopedagoog. Suggesties t.a.v. de werkhoudingsproblemen zijn eveneens bestemd voor toepassing in de klassensituatie.
3
Sociale hulpvragen 1. Praten en Luisteren Leerling leert om te luisteren naar anderen; leert om vragen te stellen en een gesprek te beginnen. Handelingswijzer: - train het luistervermogen door oefeningen als geluiden herkennen, woordspelletjes en aandachtspelletjes; - vraag aan het begin van de les wie kan vertellen waar de vorige les over ging; - stel gesloten vragen waarop ja/nee-antwoorden mogelijk zijn; - stel open vragen, waarop de leerling met meer dan ‘ja/nee’ antwoord kan geven; - stimuleer de leerling om zelf vragen aan anderen te stellen, eerst in tweetallen, later in een grotere groep. 2. Zelfvertrouwen De leerling leert zichzelf als positief te ervaren; krijgt meer vertrouwen in zichzelf en ziet fouten als leermoment. Handelingswijzer: - bied opdrachten aan waarvan u zeker weet dat de leerling die aankan, zodat hij succeservaringen kan opdoen; - bij het uitbreiden van vaardigheden: neem heel kleine stapjes zodat de leerling resultaat ziet van zijn eigen inspanningen; - geef regelmatig feedback, vooral gericht op de eigen inzet en prestatie: ‘moet je kijken, dat heb je mooi/goed gedaan’, ‘je hebt goede ideeën’, ‘je hebt heel goed gewerkt/geleerd’. - zorg voor een positieve, vriendelijke sfeer in de klas; - laat leerlingen zelf vertellen waar ze goed in zijn; - oefen complimenten geven (aardige dingen over elkaar zeggen) in de klas; - benadruk dat iedereen sterke en zwakke kanten heeft; iedereen maakt fouten. - Bij nabespreken van opdrachten: benoem wat de leerling goed heeft gedaan, en wat de volgende keer mogelijk beter zou kunnen. - Denk aan het ‘hamburgermodel’: Top-Tip-Top: eerst een compliment (‘top’), dan een tip geven (opbouwende kritiek over wat beter zou kunnen), en sluit af met weer een compliment (‘top’).
3. Omgaan met gevoelens De leerling heeft moeite om gevoelens te herkennen bij zichzelf en bij anderen; leert meerdere gevoelens herkennen. Handelingswijzer: - vraag naar gevoelens om de leerling te helpen zich bewust te worden van eigen gevoelens: ‘hoe voel je je nu?’, ‘teken je gevoel, geef het een kleur’ (zwart voor bedroefd, geel voor blij, enz.) ‘teken je gevoel als het weer: stormachtig, zonnig, bewolkt’. - Vaak helpen eenvoudige vergelijkingen: ‘Is je gevoel + of --? - Je kunt ook met plaatjes werken (smiley’s) en andere gezichtsuitdrukkingen.
4
-
-
-
-
Leg de vier basisgevoelens als eerste uit: Boos – Blij – Bang – Bedroefd (de vier B’s). Veel andere gevoelens zijn terug te voeren op de basisgevoelens (verontwaardiging boos razend). Oefen het herkennen van gevoelens door lichaamssignalen te leren herkennen: het lichaam laat merken dat je wat voelt. Hart bonst, klamme handen, snellere adem, in elkaar gedoken zitten, gezichtsuitdrukkingen etc. Soms helpt het om lichaamstaal overdreven voor te doen. herkenning van je eigen gevoel leidt eerder tot herkenning van gevoelens bij anderen. Concrete vraag kan zijn ‘Hoe zou jij je voelen als…?’ ‘Hoe zie je dat iemand boos is?’ ‘Hoe zie en hoor je dat iemand blij is?’ ‘Hoe beweegt iemand die zich verdrietig voelt?’ Houd rekening met het feit dat meisjes vaak makkelijker over hun gevoelens praten dan jongens. Jongens vinden dat moeilijker, zeker als anderen erbij zijn. Leg een verband tussen de gebeurtenis, en het gevoel dat erbij hoort. Maak gebruik van het ABC-schema (zie bijlage 1). Als je stap voor stap een situatie inzichtelijk maakt voor een jongere hoeft hij zich niet meer zo ‘overvallen’ te voelen door z’n emoties. De jongere krijgt meer inzicht in de gevoelens die naar voren komen bij bepaalde gebeurtenissen/situaties.
4. Conflicthantering: De leerling heeft veel conflicten, moet leren om eigen aandeel in conflict te zien, leert conflicten op te lossen. Handelingswijzer: - Leer de jongere te zeggen (verwoorden) wat hem dwarszit, zodat hij het niet opkropt. - laat iemand stoom afblazen en ga pas later praten. - Oefen met ik-boodschappen: ‘ik wil niet dat je slaat, omdat …’ - Werk preventief: geef leerlingen met veel energie genoeg te doen (doe-opdrachten, waarbij ze kunnen bewegen, opdrachten met genoeg verantwoordelijkheid); - Grenzen stellen, afkappen van negatieve opmerkingen of intimidatie. - Agressief gedrag nooit negeren, maar altijd tijdig ingrijpen. - Tijdens (begeleidings)lessen aandacht besteden aan problemen/conflicten oplossen door rollenspel, emoties benoemen, leren ‘stoppen’. - Regels afspreken: ‘je mag best boos zijn, maar je mag niet slaan/schelden’. (verwijs naar gouden gedragsregels). - Oplossingen bieden: ‘als je voelt dat je heel boos wordt, ga je naar de leraar’. - Werken met ABC-schema om conflictsituaties na te bespreken en beter gedrag te oefenen (zie bijlage ABC-schema). - Bied een uitweg als de spanning te hoog oploopt: 10 minuten uit de les, even naar de orthopedagoog, 10 minuten muziek luisteren of tekenen in de bieb (dit moet u altijd vooraf afspreken voor individuele leerlingen. In de hitte van de strijd lukt dat niet). - Stel open vragen bij het bemiddelen van een conflict. - Stimuleer de jongere z’n verontschuldiging aan te bieden als hij te ver gaat. - Aanmelden voor een groepstraining of speciale leerlingbegeleiding bij de orthopedagogen.
5
5. Contact met anderen: De leerling heeft moeite om contact te leggen met anderen en vriendschappen te onderhouden. Handelingswijzer: - Laat de leerling eerst in tweetallen, later in een klein, veilig groepje samenwerken aan een opdracht. - Betrek de leerling stapje voor stapje bij gesprekjes in de klas; stel hem/haar vragen die hij kan beantwoorden, laat hem iets vertellen over een activiteit of hobby. - Stimuleer de leerling om belangstelling te tonen voor anderen; oefen tijdens begeleidingslessen hoe je belangstellend naar anderen kunt informeren: ‘hoe was het weekend’; ‘heb je een nieuw kleurtje in je haar?’ - Oefen met de klas om aardige dingen tegen elkaar te zeggen (Plustaal). Leer leerlingen om iemand te bedanken die iets voor hem/haar doet. - Daag de leerling uit om steeds meer te durven: o laat de leerling samen met een klasgenoot overleggen over en opdracht; o stel hem/haar een vraag tijdens een klassengesprek; o laat hem met goede voorbereiding met een andere leerling iets vertellen (spreekbeurt); o geef een compliment over iedere vorm van contact of samenwerking met anderen.
6. Rekening houden met anderen: De leerling heeft moeite om rekening te houden met gevoelens en wensen van anderen; houdt zich met moeite aan afspraken. Handelingswijzer: - Stimuleer de leerling zich in anderen te verplaatsen door concrete vragen te stellen: ‘hoe zou jij je voelen als…?’; ‘Hoe denk je dat Jan zich nu voelt?’ - Maak afspraken over ‘omgaan met elkaar’; stel klassenregels op: o we laten elkaar uitpraten o we proberen elkaar te helpen o we luisteren naar elkaar o we roddelen niet o we maken geen kwetsende opmerkingen over anderen. 7. Opkomen voor zichzelf De leerling heeft moeite om zijn gevoelens te uiten, zijn mening te geven; is weinig weerbaar. Handelingswijzer: - Zorg voor een veilige sfeer in de klas. - Nodig leerlingen uit om heel kort te zeggen wat hij vindt; geef veel steun en bevestiging. - Met een sociaal-vriendelijke klasgenoot oefenen in nee-zeggen. - Oefen met heel eenvoudige dingen aan anderen vragen: een gereedschap aangeven, oefenen met ‘dankje’ zeggen. - Stel eerst vragen met een laag risico aan een verlegen leerling, dus geen persoonlijke vragen als ‘wanneer word jij boos’, maar ‘hoe laat kwam de taxi?’
6
-
Je kunt ook andere leerlingen om hun mening vragen, en vervolgens aan de verlegen leerling vragen: ‘ben je het daarmee eens? Waarom niet?
8. Keuzes maken en een doel bereiken De leerling weet niet goed wat hij wil, aarzelt, weet niet hoe hij struikelblokken moet overwinnen om een doel te bereiken. Handelingswijzer: - In klassengesprekken aandacht besteden aan (toekomst)wensen en ideeën van iedereen, overeenkomsten en verschillen. Iedereen is anders, wil iets anders. - Terugkijken naar keuzes die je eerder in je leven hebt gemaakt. Was het een goede keus, en waarom, of niet? Van keuzes maken (ook van ‘foute’ keuzes) kun je leren. Fouten kun je weer goedmaken! - Oefen met voor- en nadelen (risico’s) herkennen van verschillende keuzes, bijv. over wel/niet roken of drinken. - Bespreek samen met de klas de gevolgen van allerlei keuzes die iemand heeft gemaakt. - Leer de leerlingen eerst na te denken en een plan te maken voordat ze iets doen. Leren nadenken over gevolgen van je keuzes/handelen is een noodzaak. - Laat met voorbeelden zien dat je zelfvertrouwen groeit als je je doel hebt bereikt.
Emotionele hulpvragen: N.B. Bij een vermoeden van emotionele problemen, wend je tot de orthopedagoog! Onderstaande tips kun je in de klassensituatie toepassen; er moet veelal wel een individueel plan worden opgesteld om een leerling met ernstige emotionele problemen te kunnen begeleiden.
1. Angst: de leerling heeft last van faalangst, sociale angst of angst(paniek)aanvallen. Handelingswijzer: - probeer negatieve gedachten bij te stellen door deze ter discussie te stellen: Klopt deze gedachte wel? Is dit altijd zo? - Angstige leerlingen kenmerken zich vaak door de volgende ‘denkfouten’: 1. Neiging tot overgeneraliseren ( 1 onaardige opmerking kind is altijd onaardig) 2. Elke situatie wordt negatief beoordeeld (lachen = uitlachen) 3. Negatieve ervaringen worden overbelicht (‘het zal me wel nooit lukken’). Deze spiraal van negatieve gedachten en denkfouten kunt u proberen te doorbreken door deze ‘uit te dagen’ of te bespreken of de gedachten wel kloppen. Veelal zijn het ‘rampgedachten’. Relativeren, voorbeelden noemen van het tegendeel, positieve ervaringen extra belichten. - Nieuw sociaal gedrag leren door te oefenen, in een veilige situatie, eerst door ‘modelling’ (voordoen en nadoen) met de docent, later met een andere leerling. Nabespreken, wijzen op wat goed is gegaan. - Praten over gevoelens - Zelfbeeld en negatieve gedachten corrigeren n.a.v. concrete situaties, deze positief benoemen en de jongere hierover complimenteren. - Het negatieve denken van het kind veranderen:
7
-
wijzen op cirkelredenering : negatieve gedachten leiden tot nare gevoelens en die leiden weer tot bevestiging van de nare gedachten (GGG-schema, GedragGedachteGevoel, meer informatie bij orthopedagogen). Voorbeeldgedrag: aangeven hoe je jezelf uit moeilijke situaties hebt gered, hoe je je voelde, wat je hebt gedaan. Veilige sociale situaties creëren: voorstructureren met wie de leerling werkt of omgaat, hoe lang, waar, met welke opdracht of activiteit Veel steun, positieve bevestiging geven voor adequaat sociaal gedrag. eventueel aanmelden voor speciale leerlingbegeleiding of groepstraining, of psychosociale therapie.
2. Stemming: De leerling heeft last van (langerdurende) somberheidsgevoelens, maakt zich veel zorgen, piekert, spreekt over plannen voor zelfdoding. Handelingswijzer: - Zorg voor afleiding, laat de leerling vooral bezig zijn met doe-activiteiten. - Zorg voor regelmatig individueel contact met de leerling, waarin je optreedt als vertrouwenspersoon. - Beloof geen geheimhouding wanneer de leerling je in vertrouwen neemt over plannen voor zelfdoding. - Spreek af om samen hulp/oplossingen te gaan zoeken. - Meld de leerling bij de orthopedagoog voor verdere hulp.
3. Handicapverwerking De leerling heeft moeite met het accepteren van de gevolgen van zijn aandoening, ziekte of handicap. Handelingswijzer: - In individuele gesprekken met de leerling laat u hem uiting geven aan zijn gevoelens en gedachten. - Niet forceren; voor veel leerlingen is hun handicap een teer punt. - Handicapverwerking is een proces dat jaren duurt; de puberteit is een heftige periode waarin jongeren zichzelf vergelijken met anderen, hun ‘marktwaarde’ bepalen. Negatieve gevoelens over hun lichaam, hun aantrekkelijkheid, horen erbij. - Relativeer de negatieve gevoelens over het eigen lichaam, maar ontken niet dat de jongere veel moeite heeft met zijn/haar lichaam. Benadruk dat iedereen méér is dan ‘de handicap’. Iedereen heeft leuke eigenschappen, ideeën, vaardigheden, uiterlijkheden waar hij tevreden over is, trots op is. - Besteed veel aandacht in de les aan ‘anders-zijn’, aan overeenkomsten en verschillen tussen mensen, en aan de gelijkwaardigheid. - Belangrijkste is, dat leerlingen zich niet laten belemmeren om ‘het leven in te gaan’ door negatieve gevoelens over hun handicap of lichaam. Ze moeten leren om hun eigen weg te gaan, dingen te doen die ze leuk vinden, ondanks de blikken die hen op straat, in de winkel, kunnen volgen. Leren om de blikken of opmerkingen te negeren. - Oefenen hoe je met genante situaties kunt leren omgaan, bijv. mensen die je begeleider aanspreken in plaats van jouzelf. Of: hoe reageer je op vragen van anderen over je handicap. - evt. aanmelden voor psychosociale therapie, groepje ‘handicapverwerking’.
8
4. Rouwverwerking De leerling heeft blijvend last van verdriet uit het verleden, om het overlijden van een geliefd persoon. Handelingswijzer: - Tijdens de begeleidingslessen aandacht besteden aan het verhaal van de leerling. - Toon belangstelling, niet bagatelliseren van het verdriet. - Maak evt. een keuze voor een symbolisch verwerken van het afscheid, door foto’s van de overledene te verzamelen, verhalen te laten schrijven, tekening te maken, herinneringsboekje samen te stellen, een schilderij te laten maken. - Benoem vervolgens vooral de leuke, fijne herinneringen: die kan niemand je afpakken, die kun je blijven koesteren. - Evt. aanmelden voor groepje ‘omgaan met rouw’ via orthopedagogen. 5. Emotionele stabiliteit De leerling heeft last van onvoorspelbare ‘buien’, woede-uitbarstingen, agressief gedrag. Handelingswijzer: - Zorg dat betrokken begeleiders (ook surveillanten) op de hoogte zijn van de leerling om wie het gaat. - Maak afspraken over de wijze waarop de leerling wordt aangesproken in geval van nood: wie kan de leerling aanspreken; regels over wel of niet vastpakken/aanraken. - Bij agressief gedrag moét er ingegrepen worden; als je dit niet alleen kunt, haal hulp van een collega. - Als je de leerling de klas uitstuurt, breng hem dan naar de teamleider of orthopedagoog. - Sancties voor minder ernstige overtredingen als te laat komen, opdracht niet af, zélf uitvoeren en laten nablijven/les inhalen. - Bij ernstig grensoverschrijdend gedrag: melden bij teamleider en orthopedagoog. - Evt. leerling aanmelden bij de orthopedagoog voor training ‘Zelfcontrole’ gericht op leren omgaan met gevoelens van frustratie en boosheid. 6. Taalgebruik: Grof taalgebruik, schelden, schreeuwen, vloeken, kwetsende opmerkingen maken over/tegen andere leerlingen, racistische opmerkingen Handelingswijzer: - Spiegelen: ‘hoe zou jij je voelen als…’; ‘hoe denk je dat hij zich nu voelt?’ - Schelden, vloeken niet accepteren. Telkens corrigeren en verwachten dat leerling ‘sorry’ zegt - Beloningssysteem bij steeds minder schelden/schreeuwen/vloeken - Praat met de klas en niet met de individuele leerling over taalgebruik. Regels over naar elkaar luisteren, leuke dingen over iemand zeggen, laten uitspreken, niet schreeuwen in de klas ophangen - Zelf goede voorbeeld geven: geen sarcastische of vernederende opmerkingen maken
9
Werkhoudingsproblemen: 1. Concentratie: Leerling kan slechts korte tijd taakgericht bezig zijn, kan zich moeilijk concentreren op de opdracht/taak maar is voortdurend afgeleid, leidt anderen af, stoort andere leerlingen. Handelingswijzer: - Na klassikale instructie met leerling bespreken wat je van hem verwacht: hoeveel opdrachten moet hij maken, welke bladzijde, welke opdracht moet hij uitvoeren. - Taak opdelen in deelstappen. - Maak vooraf een stappenplan, waarin deelstappen staan omschreven (zie bijlage ‘verhogen van de lengte van de taak’) en laat leerling dit plan zelf aftekenen. - In aparte hoek van lokaal laten werken. - Regelmatig zelf langsgaan (regelmatige controle en feedback) en aandacht geven juist als leerling geconcentreerd bezig is. - Complimenteren als hij goed heeft gewerkt. - Nabespreken van kwaliteit van zijn werk. - Opdrachten geven die niet langer dan 5 minuten duren. - Leerling bewust maken van ‘hoe lang 5 minuten wel niet is’ met de time timer of zandloper. 2. Zelfstandigheid: Leerling vraagt veel hulp, overziet taken niet, weet niet wat hij moet doen, heeft weinig inzicht in de taak Handelingswijzer: - Taken heel concreet voorstructureren. - Met leerling deeltaken individueel oefenen door voordoen-nadoen. - Leerling laten verwoorden wat hij moet doen, zodat je zeker weet dat hij de (deel)taak kan uitvoeren. - Met leerling vooraf bespreken wat hij zelf denkt te kunnen. Dit laten uitvoeren, en nabespreken hoe het is gegaan. - Complimenteren als hij de deeltaak zelf heeft uitgevoerd. - Koppel je beoordeling van het werk vooral aan de mate van zelfstandigheid: ‘dit heb je helemaal zelf bedacht/geschreven/gemaakt, heel goed’. - Werken met een ‘strippenkaart’ van bijv. 3 strippen. Hij levert een strip in als hij een vraag wil stellen. Als de strippenkaart op is, geen vragen meer stellen. 3. Impulsiviteit Leerling handelt voordat hij nadenkt, kan zijn handelen moeilijk sturen, geeft antwoord/handelt zonder hier over na te denken, kan niet stilzitten, mist interne controle Handelingswijzer: - Leren werken volgens vast oplossingsschema, zie bijlage ‘4-stappen’-plan’. - Oefenen met: ‘stop en denk na voor je begint’ (stoppen-denken-doen). - zie verder bij ‘concentratieproblemen’. - Evt. aanmelden bij orthopedagogen voor training ‘Remweg’, een stop-denk-doeprogramma voor impulsieve kinderen en ADHD.
10
Bijlage 1
PROBLEEMOPLOSSENDE GESPREKKEN met ABC-schema Op een zakelijke, feitelijke manier wordt het probleem geanalyseerd en worden er alternatieven aangedragen. Alles wordt op papier gezet, waardoor de leerling het beter begrijpt en beter onthoudt. Emoties en gedachten worden wel benoemd, maar staan niet centraal. De leerling wil weten wat hij wél moet doen: geen discussie! Het bespreken van voorvallen (sociale situaties, conflicten) op deze manier verloopt volgens een vaste opzet: ABC-gesprekjes:
A. Wat gebeurde er?
B. Wat deed jij?
C. Wat was het gevolg? Hoe voelde iedereen zich?
Daarna komt in een andere kleur de oplossing voor een volgende keer. A. Hetzelfde gebeurt weer.
B. Wat kun je dan beter doen? (eventueel enkele alternatieven)
C. Hoe zal het dan aflopen? Hoe voelt iedereen zich?
11
Bijlage 2: Vier-stappenplan. Dit aftekenschema is te verkrijgen met tekeningen als de Beertjes van K. Timmerman, of als de Lampjes uit de methode ‘Remweg’, inst. De Waarden te Nijmegen
Stap:
Afvinken
Wat moet ik doen?
Ik maak een plan
Ik voer het plan uit
Ik kijk het na
12