Werken rond ‘emotioneel herstel’ : vertrekkende van de methode JACQUES HEIJKOOP. In : Vibeg-Echo’s , 2006 nr. 5 Gerrit Vignero In situaties met ernstig probleemgedrag, wordt er vaak de nadruk gelegd op straf, protocol of vrijheidsbeperkende maatregelen. Er wordt extern een maatregel opgelegd die door het team van begeleiders over de cliënt heen is afgesproken. Er worden afspraken neergeschreven om het probleemgedrag te vermijden en over hoe men moet optreden als het probleemgedrag voorkomt. Nochtans is het mijn ervaring bij de doelgroep waarmee ik werk - personen met een matig tot ernstig verstandelijke handicap*- dat het essentieel is om probleemoplossend te gaan samenwerken met de cliënt. Probleemoplossend samenwerken is één van de werkvormen die Jacques Heijkoop in zijn methode gebruikt. Hij spreekt trouwens ook niet over de cliënt met probleemgedrag maar over de vastgelopen situatie. Daarmee duidt hij aan dat het probleem niet in de persoon zit, maar in het feit dat de moeilijkheden van die aard zijn dat niet alleen de betrokken persoon maar ook de mensen in zijn omgeving erin verzeild zijn geraakt. Een opvoedingssituatie loopt vast als er geen sprake meer is van een dynamische wisselwerking tussen volwassene en kind. Ingrijpen moet je, want interventies vloeien voort uit je verantwoordelijkheid. Alleen kunnen die interventies maken dat er een versterking komt van het zelfvertrouwen van de cliënt en de begeleider en het een samen zoeken wordt. Het werken met als ingang emotioneel herstel is één aspect van „probleemoplossend samenwerken‟. „Hoe kan ik als begeleider emotioneel herstel concreet realiseren ?' en „Hoe kunnen we blijven samenwerken ondanks of dank zij het conflict?‟. Hoe je omgaat na een conflict tussen begeleider en cliënt, biedt heel veel kansen voor het toekomstig samenleven. De methode Jacques Heijkoop vooronderstelt dat de cliënt niet liever wil dan met jou samenwerken. In zijn jarenlange ervaring als consulent is de rode draad dat de soms complexe problemen niet wezenlijk verschillend zijn van onze problemen. De draaglijke lichtheid van het bestaan ligt in het verlengde van de gewone opvoedingsprocessen en de algemeen menselijke processen. We hebben te maken met kwetsbare mensen, die zich onzeker en onveilig voelen, die heen en weer worden geslingerd tussen willen en niet willen, kunnen en niet kunnen. Het verloop van probleemgedrag. Jacues Heijkoop hanteert de volgende tekening om het verloop van een incident te schetsen. In een situatie verhoogt de spanning, die op zijn top probleemgedrag geeft waarbij het uiteindelijk de bedoeling is dat er samen wordt afgerond.
Werken rond emotioneel herstel.
Activiteit
probleemgedrag
voortzetting activiteit
Voor meer uitgebreide informatie over dit schema verwijs ik naar het boek „Vastgelopen‟ p. 136 tot 144‟
*zie ook kader
Bij een ernstig voorval - nadat er iemand door het lint is gegaan - is er een dubbele breuk : er is een emotionele breuk en een handelingsbreuk. De handelingsbreuk betekent dat de activiteit waarmee men bezig was, wordt afgebroken en niet tot een goed einde wordt gebracht. De emotionele breuk ontstaat doordat cliënt en begeleider zodanig opgewonden raken als gevolg van het probleemgedrag dat er een kortsluiting ontstaat in hun relatie. Het is essentieel dat het de begeleider is die het initiatief neemt tot herstel van de handelingsbreuk én de emotionele breuk. Het is zijn verantwoordelijkheid. Als je met behulp van het functioneringsprofiel (nog een werkvorm van Jacques Heijkoop) een analyse maakt, valt op dat de zelfontwikkeling van deze cliënten meestal erg basaal is. Ze hebben het nodig dat de begeleider als belangrijke andere hen aanvult en de stappen zet. Zelf kan de cliënt het (nog) niet en heeft hij of zij steeds verbinding en relatie nodig hebt om te kunnen handelen, om vorm te kunnen geven aan emoties. Herstel van de handelingsbreuk. Meestal is het zo dat er tijdens „het over de rooie gaan‟, het zelfcontroleverlies van de cliënt, gebruik wordt gemaakt van time-out. Men spreekt hier vaak over een vrijheidsbeperkende maatregel. Ik vind het interessanter om time-out positief te kaderen zoals Jacques Heijkoop dat doet : hij vergelijkt het met de time-out in de volleybal. „We gaan even uit de wedstrijd, , even tot rust komen, de gemoederen bedaren.‟ Dit tot rust komen geldt evenzeer voor de speler die spanning opbouwt als voor de trainer die zich opjaagt. We stappen even uit de situatie. In die zin is het zinvol dat in de duur van een time-out ook een persoonlijke keuze zit. In deze tijden van afspraken kan je er vaak niet buiten dat er afspraken worden gemaakt, maar het essentiële is dat de begeleider - de hulp-ik van de cliënt op dat moment - vindt dat hij de draad terug kan opnemen.. Wanneer kan voor jou, als begeleider de draad weer worden opgenomen? Wanneer zie je aan de cliënt dat voor hem of haar de draad weer kan worden opgenomen ?
Een eerste herstel die je doet is deze van de handelingsbreuk. Dit herstel lijkt heel logisch maar er wordt vaak aan voorbijgegaan. Nochtans, wat je concreet kan doen, is vrij eenvoudig. Je gaat terug met de cliënt naar de activiteit die je bezig was op het moment dat de breuk zich voordeed. Je neemt de draad van het leven terug op. Het is een ja-boodschap:‟ kom , we beginnen er terug aan‟. De begeleider weet wat te doen samen met de cliënt, ze weten wat ze samen om handen hebben. De cliënt herkent de situatie die verder wordt gezet en die deze keer niet problematisch loopt. De situatie wordt ontsmet en je bent terug samen bezig. Dit gewoon naast mekaar samen kunnen bezig zijn in een speelruimte met gekende grenzen en een gekende inhoud, is trouwens een heel basale ontwikkelingstaak. Die kan de cliënt zeker aan. Ook in de methode van Mc Gee „Gentle teaching‟ zie je hoe belangrijk hij het vindt om je samen te binden aan een activiteit. Mc Gee geeft aan dat het essentieel is om samen met anderen iets te doen. Het leidt tot waardering en tot het ontwikkelen van een band. Een gemeenschappelijke taak geeft je het kader om iets te doen.
Zelfs in situaties waar er omwille van omstandigheden (bijv. de begeleider in kwestie werkt die avond niet meer) veel tijd is tussen het voorval en het samen bezig zijn met de cliënt, is dit handelingsherstel, hoe kunstmatig het dan vaak lijkt, belangrijk.
Emotioneel leren. Dit herstel van de handelingsbreuk is de eerste opstap naar emotioneel herstel. Een activiteit samen verder kunnen zetten en samen kunnen tot een einde brengen geeft een heel duidelijk signaal aan de cliënt : we hebben iets samen. Het boogje (zie de tekening rond het verloop van probleemgedrag) kan worden afgerond en de draad van het leven kan terug worden opgenomen. Het is essentieel dat het de persoon is die het voorval heeft meegemaakt die deze aanzet geeft. Andere begeleiders kunnen hulp-ik van deze begeleider zijn zodat deze het verder aankan. Een tweede opstap in het emotioneel herstel betekent dat je de cliënt opnieuw het gevoel geeft erbij te horen. Dit kan je best doen door : Heel bewust aandacht te besteden aan de manier waarop je het gevoel hebt met hem echt contact te hebben. Zo neem ik altijd contact met Jan door even op het puntje van zijn neus te wrijven. Jan her- kent mij zo. Nabijheid. De cliënt heeft je erg kortbij nodig. Vaak zie je dat er na een conflict als alles „zogezegd rustig is‟, de cliënt alleen wordt gelaten. Redenen hiervoor zijn de emotie van de begeleider, men wil de anderen in de groep ook wat rust bieden … . Deze elementen zijn belangrijk maar je moet in de eerste plaats blijven vertrekken van de cliënt, die het in die situatie moeilijk heeft. Door het weinig ontwikkelde zelf heeft hij u dan echt nodig. Het is van groot belang dat hij of zij kan ervaren dat een begeleider hem niet loslaat om te kunnen spreken over emotioneel herstel. In het cirkelen van de begeleider rond de cliënt is het meest basale niveau het fysiek nabij zijn. Pas nadien kan er worden overwogen wanneer de volgende stappen verder weg worden gezet : visueel op afstand, vervolgens de begeleider nog horen zonder hem te zien en pas tenslotte weten dat de begeleider in de buurt is. Gebruik maken van de interesses van de cliënt. Invloed geven aan de cliënt kan je zeer goed door voorwerpen, situaties of activiteiten waarvan je weet dat hij of zij deze tof vindt, te hanteren. De herkenning voor de cliënt : „ ah jij weet dat ik dat graag doet en jij biedt mij dat aan, awel tof‟. Zeker dan een bad plannen bijvoorbeeld voor iemand die daar deugd van heeft , een kop koffie aaanbieden om stoom af te laten of dat geliefde fotoboek. Mascottes : knuffelbeesten, een pop, een lap, een blok kunnen het gevoel van veiligheid vergroten . Het principe van het gunnen staat bij Heijkoop erg hoog. Vaak is het immers zo dat in de emotionele geladenheid van de situatie men als begeleider eerder de spontane neiging heeft te gaan afpakken. De favoriete tekenfilm, langer bij mekaar blijven zitten, een blikje cola : shiwawa ! Gebruik te maken van de basisplaats van de cliënt. Voor mensen waarmee men vastloopt is het belangrijk een plaats te hebben die een basisplaats kan zijn, waar de cliënt zich goed voelt, van waaruit hij in zijn activiteiten in het dagelijks leven vertrekt en naar waar hij terugkeert. Ruimte laten voor de eigen wijze van zijn van de cliënt. Het is belangrijk om op zoek te gaan naar hoe de cliënt zich in het dagelijkse leven zelf organiseert, zelf controleert, het ritme dat hem of haar ligt. Wat kan hij aan van informatie, nabijheid, prikkels ? Binnen emotioneel herstel moet men weten via welk kanaal elke cliënt emotionele ondersteuning
ervaart op zogenaamd goede momenten. De begeleider bepaalt de extra steun die nodig is en gebruikt daarbij de instrumenten die voor de cliënt belangrijk zouden kunnen zijn. Het zijn de begeleiders omdat zij kunnen inschatten wanneer hij of zij te opgewonden raakt, omdat zij op zoek zijn gegaan naar de omstandigheden die ertoe bijdragen dat zijn of haar spanning te veel oploopt, omdat zij kunnen inschatten wat hij of zij wel aankan en wat niet, omdat zij kunnen aftasten welke mate van zelfbescherming hij of zij op dat moment tot zijn beschikking heeft. Steeds weer vanuit wat ze al probeerden te weten te komen bij de cliënt. Er zijn twee personen in de relatie, waarbij de verantwoordelijke begeleider zorgt voor de verbinding. „Samen zorgen dat het lukt’ , is een uitspraak van Jacques Heijkoop die ik op cursus tientallen keer heb gehoord. Het risico is immers altijd dat net op momenten van hoge spanning de kontakten worden afgebroken.
Valkuilen . Belangrijk is dat probleemgedrag wordt gezien als behorend bij dit leven van deze cliënt in deze periode. Een van de valkuilen is dat je beloftes gaat doen : „als je braaf bent, als je dat nu niet meer gaat doen, dan …‟. Dan leg je de verantwoordelijkheid bij de cliënt. Dit hoeft geen probleem te zijn als een kind of jongere ver genoeg gevorderd is in doorwerkte ontwikkelingstaken. Dan helpen straf en beloningssystemen perfect. Hier niet : jij moet hulpik zijn en overnemen. Ondersteunen in „goede (what‟s in a name)‟ en „slechte (what‟s also in a name) tijden. Begeleider zijn in zo‟n situatie is een niet te onderschatten opdracht. Een andere valkuil die in het verlengde ligt is het afsluiten van schijnakkoorden tussen de bewoner en de begeleider. Het zijn uitlatingen, menselijk en typisch die de verwachting uitdrukken dat dit negatief gedrag van de bewoner in de toekomst niet meer zal gesteld worden. “En nu moet het gedaan zijn”, “ dit is nu de laatste keer geweest” … . Hierdoor ontstaat de verwachting bij de begeleider dat dit probleemgedrag niet meer zal optreden en dat de bewoner deze belofte heeft gemaakt Bij deze schijnakkoorden is deze intentie niet aanwezig bij de bewoner. Wat zelfontwikkeling betreft is dit verantwoordelijkheid geven die hij of zij niet aankan. Het geeft uiteindelijk frustratie bij de begeleiders en men kan in een spiraal van probleemgedrag komen. Als begeleider moet je in je achterhoofd hebben wat je gaat doen, inderdaad in goede en slechte tijden. De belofte van „ik zal het nooit meer doen‟ is weeral slechts te maken door personen die al verder doorgroeit zijn in ontwikkelingstaken Ook hier is het belang van het juist inschatten van het emotioneel ontwikkelingsniveau van de cliënt essentieel. Er wordt te snel besproken met de cliënt. Binnen de ontwikkelingslijn van doen – spreken – bespreken en reflecteren, zie je dat dit te hoog gegrepen is. De nadruk moet liggen op het samen doen met de cliënt. Spreken is ook belangrijk. Bespreken heeft weinig zin, want dat vraagt logisch denken wat bij deze cliënten cognitief een moeilijk niveau is, onmogelijk zelfs als de emotie hoog zit. Het bespreken gaat over het hoofd heen. Het willen voorkomen van probleemgedrag kan een probleem op zich worden omdat de begeleidingssituatie meer en meer besmet wordt, als bedreigend wordt gezien. Vermijdingsgedrag door begeleiders voelen deze cliënten sterk aan, in opwinding en angst. Trouwens, hoe hoger de angst en de opwinding hoe meer de situatie geladen wordt en hoe sterker het leren is aan de situatie en aan de signalen. Soms hoor je ook van collegabegeleiders : bij mij gebeurt dit niet. Maar het is de vraag of dit sowieso beter is voor de cliënt en wat hij bijleert rond verbinding met mensen . Omgaan met probleemgedrag is en blijft een
leerproces. Het is een kans om emotioneel te leren, om te leren rond zelfcontrole, versterken van het zelfvertrouwen, er goed zijn doorgekomen, invloed ervaren op moeilijke momenten. Misschien kan je deze wetenschap nadien ook gebruiken als je aan het begin van de boog ziet dat de spanning oploopt.
Tot slot Een pleidooi dus om te werken aan emotioneel herstel. En dat is niet zo vreemd aan het eigen leven. Als je een hevig conflict met iemand hebt gehad, en dat is niet uitgepraat of afgerond, dan zal je de eerstvolgende keer je die persoon tegenkomt, opnieuw in een zelfde spanningsniveau komen als tijdens het conflict. Is er afgerond, dan zal er waarschijnlijk nog herkenning zijn maar is het spanningsniveau lager. Als je er op kan terugkomen en eventueel al mee lachen, dan is het over. Vergeven kan je, vergeten – dat hangt af van je geheugen (en leeftijd, grapje) soms. Ook als begeleider zit je trouwens in een vastgelopen situatie met de emotie, met lichamelijke en/of emotionele pijn. Collega‟s zullen hierbij jouw steun en hulp-ik zijn. Er zijn ook heel wat opleidingen in het omgaan met agressie die aan dit aspect aandacht besteden. Want voor je eigen welbevinden is het noodzakelijk dat ook jij de kansen krijgt die je aan de cliënt geeft.
*Eveneens bij doelgroepen bijzondere jeugdzorg of persoen met een licht verstandelijke handicap zie je ook dat er methodes worden ontwikkeld om te werken na het conflict. Ik verwijs hier graag naar : Geert Stroobant met zijn boek :Teamcoaching in de jeugdhulpverlening, anders omgaan met regelovertredend gedrag (Uitgeverij Garant, 2004). N.J. Long ea. Praten met kinderen en jongeren in crisissituaties. Life Space Crisis Intervention (Uitgeverij Lannoo, 2003) . In het volgende VIBEG-nummer dat een thema-nummer is rond grensoverschrijdend gedrag komt dit kort aan bod.
Te lezen : Heijkoop, J. (1992). Kijk hen eens. Utrecht:Klik. Heijkoop, J. (1993). Bij de hand. Utrecht:Klik. Heijkoop, J. (1995). Vastgelopen. Anders kijken naar begeleiding vanmensen met een verstandelijke handicap met ernstige gedragsproblemen. Baarn:Nelissen. Siepkamp, P. van de .(2005) Gentle Teaching. Baarn :Nelissen. Van Wolvelaer, F. Het emotioneel herstel. Vibeg-Echo‟s, 1989 (10) Vignero, G. Hoe gooien mij op het spoor bracht van J. Heijkoop. Een casus. Vibeg-echo‟s, nr. 3, 2004 (25).