in de hele keten van primair onderwijs tot werkveld. Daarnaast is er extra aandacht voor de doelgroepen vrouwen en allochtonen. Technika 10 en basisonderwijs Technika 10 Nederland is altijd een groot voorstander geweest van het vroeg starten met techniekactiviteiten voor kinderen. Toen Technika 10 negentien jaar geleden startte met techniekclubs in buurthuizen, richtte zij zich dan ook op meisjes van rond de 10. Vandaar ook de naam Technika 10! Technika 10 heeft inmiddels haar doelgroep verbreed naar de leeftijdscategorie 8-15 jaar en werkt ook steeds meer in het onderwijs. Technika 10 verzorgt lessen en complete cursussen in zowel basis- als voortgezet onderwijs. De lessen zijn gebaseerd op het eigen lesmateriaal en worden gegeven door deskundige, professionele vakvrouwen. In het basisonderwijs vinden de lessen zowel plaats binnen de reguliere schooltijden, als daarbuiten, bijvoorbeeld in het kader van de verlengde schooldag of naschoolse opvang.
Open School Iedereen die met kinderen en jongeren werkt kan bij Technika 10 Nederland terecht voor cursussen en workshops op het gebied van techniek en didactiek. Twee keer per jaar, in maart en november, biedt Technika 10 Nederland de mogelijkheid deel te nemen aan de Open School Technika 10 in Utrecht. De Open School biedt praktische, ééndaagse cursussen voor volwassenen op het gebied van techniek voor kinderen. Van basistechnieken hout- en metaalbewerking, APK voor je fiets en het werken met elektriciteit en sensoren tot het bouwen van webpagina’s, het ontmantelen van een computer en een cursus over veilig internetten. Technika 10 Nederland verzorgt daarnaast op verzoek workshops voor leerkrachten van het basisonderwijs over aantrekkelijk, op kinderen gericht techniekonderwijs. Ook geeft Technika 10 Nederland trainingen aan bèta- en techniekdocenten van het voortgezet onderwijs. Daarin adviseren we hoe om te gaan met de verschillen tussen jongens en meisjes en hoe je op een aansprekende manier kinderen kunt laten werken met gereedschappen en technieken. Bovendien adviseren we docenten en management over de inrichting van aantrekkelijke, ook voor meiden geschikte technieklokalen.
Techniek in Citotoets Het geven van technieklessen is voor de basisscholen geen vrijblijvende aangelegenheid. Het programma Verbreding Techniek Basisonderwijs wil techniek immers breed introduceren en integreren in het basisonderwijs. Op verzoek van het VTB-programma en in opdracht van het ministerie van OCW heeft de Citogroep daarom een zogeheten Domeinbeschrijving Techniek ontwikkeld. In deze domeinbeschrijving zijn de kerndoelen voor techniek uitgewerkt. Het lesmateriaal dat Technika 10 Nederland ontwikkelt voor het basisonderwijs sluit aan bij deze domeinbeschrijving. In het leerlingvolgsysteem, waar negentig procent van de basisscholen mee werkt, komen volgend jaar ook techniektoetsen aan bod. Bovendien komen in de Citotoets, onderdeel wereldoriëntatie, vijf vragen over techniek. Technika 10 Nederland is overigens lid van het tweekoppige team dat de vragen van techniektoetsen en Citotoets ontwikkelt. Geïnteresseerd in de cursussen van de Open School? Surf naar www.technika10.nl/openschool
RECENSIES Nieuwe serie natuurreisgidsen Crossbill Guides Foundation. The Nature Guide to the Biebrza Marshes. Utrecht/Nijmegen: KNNV Publishing en Crossbill Foundation, 2005. 107 p., genaaid, full colour. ISBN 90 5011 209 9. € 17,95. Verkrijgbaar bij de boekhandel en te bestellen via www.knnvuitgeverij.nl of via www.crossbillguides.org. Open School Technika 10, basistraining hout. Techniek tastbaar en begrijpelijk Technika 10 benadrukt de tastbare, begrijpelijke én leuke kant van techniek. We laten aan kinderen zien dat techniek overal om ons heen is. Dicht bij je: in je eigen kamer, thuis, op school en onderweg. Overal in het land, in buurthuizen en op scholen, maken meiden tijdens hun Technika 10-cursus nuttige, grappige en spannende werkstukken. Een fotolijst van metaal, een houten kruk, een houder voor hun mobieltje, een cd-rek, een verjaardagskaart met muziekje en zelfs hun eigen website. Op die manier ontdekken ze op jonge leeftijd en op speelse en simpele wijze de meest gecompliceerde principes en leren ze werken met uiteenlopende materialen en gereedschappen, die op het eerste gezicht ingewikkeld lijken.
330 | NVOX | JUNI 2005
Crossbill Guides Foundation. The Nature Guide to the Coto Doñana. Utrecht/Nijmegen: KNNV Publishing, Utrecht en Crossbill Foundation, 2005. 160 p., genaaid, full colour. ISBN 90 5011 210 2. € 19,95. Verkrijgbaar bij de boekhandel en te bestellen via www.knnvuitgeverij.nl of via www.crossbillguides.org. Ik ben reislustig en natuurliefhebber en altijd op zoek naar goede natuurgidsen van de gebieden waar ik kom. Ik was dan ook verrast toen ik twee natuurreisgidsen ontving van de KNNV Uitgeverij. Stichting Crossbill Guides en KNNV
Publishing zijn samen een serie Engelstalige reisgidsen gestart over bijzondere Europese natuurgebieden. Op dit moment zijn de delen over het Biebrza-rivierdal in Polen en de Coto Doñana in Spanje verschenen. In voorbereiding zijn de Extremadura en de zuidelijke Sierra’s in Spanje, de Camargue, La Crau en les Alpilles in Frankrijk en de grote Alpenparken in Italië en Frankrijk; Vanoise en Gran Pardiso. De Crossbill Guides onderscheiden zich van gangbare reisgidsen door de natuur niet alleen te beschrijven, maar ook te verklaren. Ecologische aspecten worden op een toegankelijke manier uitgewerkt en direct gekoppeld aan het veld. Hierdoor komt de natuur echt tot leven. Het Europese natuurerfgoed, bestaande ecologische waarden en het behoud hiervan, worden uniek in beeld gebracht voor iedere gevorderde natuurliefhebber. Beide gidsen starten met een ecologische beschrijving van het landschap. In Polen een rivierdal en in Spanje een gebied ten zuidwesten van Sevilla met de aangrenzende kustgebieden. Onderdeel hiervan is de geschiedenis van het gebied en de bescherming en bedreiging (in het geval van Coto Doñana). Daarna volgt een uitgebreide beschrijving van de flora en fauna in de gebieden. Uiteraard met veel foto’s en
bijzonderheden over diverse soorten. Dan volgt het praktisch deel zoals dat in elke reisgids te vinden is: Informatie, klimaat, beste reistijd, verblijfplaatsen, hoe je er komt, kaarten, hoe je het beste het gebied kunt verkennen, risico’s, aanbevolen literatuur enzovoorts. En dan, en dat vind erg leuk: beschrijvingen van wandelingen, fietstochten, kanotochten en autochten, die je in het gebied kunt maken. De tijd die je voor nodig hebt en de moeilijkheidsgraad staat erbij. Bovendien foto’s en/of beschrijvingen van wat je onderweg kan tegenkomen. Achterin staat een verklarende woordenlijst en een lijst met soortnamen. Voorin staat beschreven hoe je de gidsen kunt gebruiken. Erg leuk. Een aanrader om mee te nemen als je toch in de buurt komt of misschien besluit je na lezing er eens heen te gaan. Marijke Domis
Elektrisch universum David Bodanis. Het elektrisch universum - Een geschiedenis van de elektriciteit. Ambo/Anthos, Amsterdam. 233 p. ISBN 90-2631751-4 € 19,95 Een paar maanden geleden stond in dit tijdschrift een recensie over het boek van Dorothee Sturkenboom, De elektrieke kus. Dat ging over vrouwen die zich in de achttiende eeuw bezighielden met natuurwetenschappen. Van daar naar het elektrisch universum is mogelijk een kleine stap... In dit boek schrijft Bodanis over de wetenschappers en uitvinders dankzij wier baanbrekend onderzoek wij inzicht hebben gekregen in het verschijnsel elektriciteit. Staat u er wel eens bij stil wat er zou gebeuren als de stroom uitvalt? Toen mijn moeder (nu 95) klein was, zou het totaal geen probleem zijn geweest. Zij werd ’s avonds nog met een kaars in een blaker naar bed gebracht. Haar moeder had in de keuken nog een echte ijskast, die werd gekoeld met blokken ijs. Maar wat zou er gebeuren wanneer in onze tijd de stroom uit zou vallen? Wat zou er gebeuren als de stroom wereldwijd zou uitvallen? “Waarschijnlijk zou de grote honger beginnen in de dichtbevolkte steden in Azië, vooral omdat er geen airconditioning in de supermarkten zou zijn; bij een volledige stroomuitval van enkele weken zouden bijna alle grote steden onleefbaar geworden zijn. Er zou wanhopig om voedsel en brandstof gevochten worden en met een wereldbevol-
king van 6 miljard zou er weinig overlevingskans zijn.” (…) “Wat zou er gebeuren wanneer er een eind kwam aan de elektrische krachten zelf? Alle oceanen op aarde zouden opspatten en verdampen omdat de elektrische binding tussen de watermoleculen het zou begeven. De DNA-ketens in ons lichaam zouden uiteenvallen.”... Gelukkig hoeven we ons niet bang te maken voor een dergelijk rampscenario. “Elektriciteit is een zeer sterke kracht, die al meer dan dertig miljard jaar ononderbroken actief is.” De doorbraak in het onderzoek kwam aan het eind van de achttiende eeuw, toen Alessandro Volta als eerste een ‘batterij’maakte. In het eerste deel van dit boek schrijft de auteur over de Victoriaanse onderzoekers die slechts een paar vage indrukken van elektriciteit hadden, maar toch apparaten ontwierpen, waar niemand ooit eerder aan gedacht had. Men kreeg telefoon en telegraaf, gloeilampen en steeds meer elektromotoren. In het tweede deel van het boek laat Bodanis zien dat “alle ruimte om ons heen – van de lucht boven ons tot het vlees van ons lichaam – wemelt van miljoenen van supersnelle onzichtbare [elektrische] golven.” Na de inleiding bestaat het boek uit vijf onderdelen: Draden, Golven, Golfmachines, Een stenen computer, Het menselijk brein en daar voorbij. Het wordt afgesloten met een hoofdstuk met als titel: Hoe het verder ging, waarin van een aantal in het boek optredende figuren kort de rest van hun leven wordt beschreven, een hoofdstuk: Meneer Ampère, meneer Volt en meneer Watt; vervolgens de noten, de aanbevolen literatuur een dankwoord en het register. Bodanis neemt de lezer mee van Newton in de zeventiende eeuw naar de negentiende eeuwse Faraday, via de liefdesgeschiedenis die leidde tot de uitvinding van de telefoon en verder naar de Amerikaanse Nancy Ostrowski in het Amerika van nu. Met dit boek kunt u het menselijk element in uw lessen brengen. Zeer de moeite waard. Marianne Offereins
De Elementen, een leuke serie voor de scheikundeles Diverse auteurs. Boekenreeks De Elementen. Harmelen: Ars Scribendi, 1999-2002. 32 p., ill. Jens Thomas. Silicium. 2002. ISBN 90-5495-626-7. € 13.50. John Farndon. Zuurstof. 1999. ISBN 90-5495-344-6. € 13.50. Eindelijk een serie leuke boeken over scheikunde voor de jongere leerlingen! De uitgeverij Ars Scribendi, die zich toelegt op het uitbrengen van – meestal vertaalde – informatieve jeugdboeken, trok hiermee de aandacht op de NOT. De boeken in full colour van de reeks ‘De Elementen’ bevatten boeiende informatie en spannende illustraties. Ieder deel van
deze hardcover-serie behandelt één element. De boeken zijn opgebouwd volgens een vast stramien: eigenschappen, vindplaatsen, winning, ontdekking, chemische eigenschappen en natuurlijk de vele toepassingen van het element. Aan het eind van ieder boek wordt het Periodiek Systeem besproken en de plaats die het betreffende element daarin inneemt. Vervolgens wat algemene opmerkingen over chemische reacties, die allen met kleurige molecuulmodellen worden geïllustreerd. Een verklarende woordenlijst en een register completeren het geheel. Een proefje maakt vaak deel uit van de tekst, evenals een aantal ‘weetjes’. Tot nu toe zijn er 24 deeltjes verschenen. De prijs is schappelijk, € 13,50 per deel. Hier worden de deeltjes Silicium en Zuurstof besproken. De andere deeltjes kunt u zien op www.arsscribendi.com. In het deel Silicium komen jammer genoeg een aantal storende fouten voor, waarschijnlijk veelal door de vertaler geïnduceerd. De waarden van sommige fysische constanten zijn niet juist en kaliumhydroxide wordt ten onrechte een bleekmiddel genoemd. In de tekst zijn af en toe woorden weggevallen of juist teveel aanwezig. Er zitten fouten in sommige formules en de naam van het element chloor is niet chlorine. In het deel Zuurstof vinden we eveneens een aantal irritante (vertaal)fouten. Wat te denken van de giftige gassen die door vulkanen worden uitgebraakt, te weten stikstof, koolstofdioxide, waterdamp en waterstof? Verder zal de jonge lezer niet veel plezier hebben van woorden als oxygeen en nitrogeen, oxiderend agens en reducerend agens en het woord ethanolzuur. In plaats van ademhaling lezen we respiratie en distillatie in plaats van het gebruikelijke destillatie. Dit laatste proces staat trouwens omschreven als “het verhitten en ontleden van stoffen die zelf niet vluchtig zijn”. Zuurstof staat beschreven als raketbrandstof en zo kan ik nog wel even doorgaan. Sommige informatie is alweer verouderd, zoals de teksten over zure regen. Wat jammer, denk ik dan, had even een scheikundedocent ingehuurd om de teksten na te lezen! In de serie ‘De Elementen’ zijn de volgende titels opgenomen: Aluminium, Calcium Chloor, Edelgassen, Fluor, Fosfor, Goud, IJzer, Kalium, Koolstof, Koper, Lood, Magnesium, Natrium, Platina, Silicium, Stikstof, Tin,Titaan, Waterstof, Wolfraam, Zilver, Zuurstof en Zwavel. Toch wel mooi, zo’n reeks van gespecialiseerde boeken met prachtige illustraties! De leeftijdsindicatie is 12 - 16 jaar. Ik denk dat deze boeken rustig aan leerlingen in de onderbouw in handen kunnen worden gegeven. Wat ze tekort komen aan chemische juistheid wordt ruimschoots gecompenseerd door de fraaie lay-out en de interessante voorbeelden. Voor de vierde klas zou u een les kunnen besteden aan het door de leerlingen laten opsporen van de fouten. Maar dan moet u ze niet eerst deze recensie laten lezen. Marjan Bruinvels JUNI 2005 | NVOX | 331
Koken is natuurwetenschap Peter Barnham. The Science of Cooking. New York: Springer Verlag, 2001. ISBN 3540674667. Ca € 35,–. Koken is natuurwetenschap. Wie dit nog niet wist, moet het boek The Science of Cooking van Peter Barnham gaan lezen. Het doet wat vreemd aan om hetzelfde boek molecuulmodellen van vet, structuurformules van amylose en amylopectine en het recept voor gebraden kalkoen te vinden. Barnham weet aan te tonen dat basale kennis van de natuurwetenschappen leidt tot betere kookkunsten. Waarom is het vrijwel onmogelijk een briesoufflé te maken? Dat komt door de interactie van vet- en eiwitmoleculen, maar Barnham komt met een oplossing. Verder weerlegt hij een aantal gewoontes die in bekende kookboeken staan. Het boek begint met wat hele basale scheikunde, te basaal voor een biochemicus als mijzelf, maar goed te lezen voor niet-chemici. Bij zetmeel begint het ook voor mij interessant te worden. Barnham laat zien wat er gebeurt als er van meel een deeg wordt gemaakt. De zetmeelkorrels bestaan niet alleen uit zetmeel, aan de buitenkant van de korrels zit een laagje eiwitten. Als deze water opnemen, gaan de korrels zwellen en aan elkaar kleven. De twee belangrijkste eiwitten zijn gliadine en gutenine. Bij kneden rekken de moleculen hiervan uit, en gaan ze onderling nieuwe bindingen maken. Het resulterende complex heet gluten en is erg taai en elastisch. Voor brooddeeg moet je veel gluten hebben (dus goed kneden), terwijl voor gebak gluten juist hinderlijk zijn (dus heel kort kneden). Schuim is belangrijk voor het maken van cakes, soufflés en dergelijke. Barnham begint met de vorming van schuim uit te leggen aan de hand van een alledaags voorbeeld: zeepsop. Zeepmoleculen bevatten een hydrofiele kop en een hydrofobe staart, net als eiwitmoleculen in het wit van een ei hydrofiele en hydrofobe delen bevatten. Vet is rampzalig voor zeepbellen, als deze in contact komen met vet, gaan ze meteen kapot. Daarom moet je bij het stijfkloppen van eiwit ook geen eigeel meekloppen, want daar zit altijd wat vet in. Bij het maken van een soufflé raadt Barnham dan ook aan de dooiers maar te gebruiken voor custardvla, en ze niet te mengen met het stijfgeklopte eiwit. In oude kookboeken staat vaak dat de eiwitten geklopt moeten worden in een koperen schaal of dat de eiwitten au-bain-marie verhit moeten worden tijdens het kloppen. Koperionen maken crosslinks tussen eiwitmoleculen, en door verhitting denatureren de eiwitmoleculen, 332 | NVOX | JUNI 2005
waardoor het eerder schuim is. Het gebruik van een elektrische mixer maakt deze technieken overbodig. Als het schuim goed gemaakt is, kun je zelfs de oven met een klap dichtsmijten zonder dat de soufflé inzakt. Tijdens kookdemonstraties doet Barnham dat dan ook regelmatig. Het bereiden van vlees, gevogelte en vis heeft alles te maken met spieren. Veelgebruikte spieren bevatten veel myoglobine en zijn donker, terwijl weinig gebruikte spieren lichter zijn. Een kalkoen gebruikt wel zijn poten, maar nauwelijks zijn vleugels en de bouten hebbeen daardoor donker vlees en de borst licht vlees. Verder heeft een kalkoen meer collageen in de vleugels en in de poten dan in de borst, waardoor de bereidingswijze heel anders is. Borstvlees moet daarom veel korter verhit worden dan dat van de bouten of de vleugels. Het beste is dan ook hetzelfde te doen als professionele koks: snijdt het beest eerst in stukken en braadt deze afzonderlijk. In restaurants wordt een speciale kalkoen, die in zijn geheel is gebraden, getoond aan de gasten, waarna deze terug naar de keuken gaat om te worden voorgesneden. Vervolgens wordt de andere kalkoen, die in delen is gebraden, geserveerd aan tafel. Voor de natuurwetenschapper die van koken houdt is The Science of Cooking een ideaal boek. Het maakt duidelijk dat chemie niet alleen de chemische industrie is, maar dat ook koken bij de chemie behoort. Misschien dat bekende chef-koks dit eens wat vaker onder de aandacht zouden moeten brengen, de kookprogramma’s op televisie trekken vaak een groot publiek. Han Vermaat
Vlees en vis gaan niet samen John Emsley, The Elements of Murder. A History of Poison. Oxford: Oxford University Press, 2005. 421 p. ISBN 0-19-280599-1. £ 18.99. Als u mijn recensies vaker leest, kunt u weten dat ik nogal ingenomen ben met de boeken van John Emsley, een man die veel heeft gedaan om de relevantie en het belang van de scheikunde voor het dagelijks leven naar voren te brengen. Dat doet hij ook in dit boek, maar daarin mengt hij twee dingen die voor mijn gevoel niet bij elkaar horen: wetenschap en misdaad. Emsley behandelt in dit boek ‘about elements that kill’ uitvoerig kwik, arseen, antimoon, lood en thallium en sluit af met een hoofdstuk over andere giftige elementen, zoals beryllium, chroom en seleen. Vooraf gaat een inleidend hoofdstuk met een vogelvlucht-overzicht van de alchemie met onder meer een verklaring van de dood van de Britse vorst Karel II, in 1684. Hij had in de kelder van zijn paleis een alchemistisch laboratorium en moet daar een acute kwikdampvergiftiging hebben opgelopen. Elk
volgend hoofdstuk vertelt over een bepaald element, zijn voorkomen in de natuur en in het menselijk lichaam, medische en andere toepassingen, niet-doelbewuste vergiftigingen, alles goed verteerbaar. Maar dan volgen steevast allerlei smeuïge verhalen over gifmengers en -mengsters, hun misdaad, het lijden van hun slachtoffer(s), de bewijsvoering, vaak na opgraving van het lijk, en de straf die de moordenaar onderging (een enkele maal ook vrijspraak wegens gebrek aan bewijs). En dat smaakt mij alsof je een lekkere vleesmaaltijd opeens afwisselt met een visschotel. Daar houd ik niet zo van. Maar de bedoeling is nobel: kijken of je lezers van misdaad langs deze weg ook wat van chemie kunt bijbrengen. Emsley heeft er een boel opgediept: de moordenaars van de zeventiende-eeuwse dichter Sir Thomas Overbury (kwik), de oorzaak van de arseenvergiftigingen in de negentiende eeuw door verf van behangpapier (arseen), de seriemoordenaar Severin Klosowski alias George Chapman (antimoon), de decadentie en het machtsverlies in het Romeinse en in het Britse Empire (lood), de reeds als kind begonnen seriemoordenaar Graham Young (thallium). Het klinkt haast ironisch als het boek eindigt met de zin: “Voorzover is na te gaan, is er geen geval geweest waarin een tinverbinding opzettelijk als moordmiddel is ingezet.” Mooi, toch?! Niettemin staan er veel wetenswaardigheden in die inleidende delen. Hoedenmakers werkten met kwik(II)nitraat om het beverbont dat ze gebruikten absoluut winden waterdicht te maken. Door het inademen van de dampen (soms tot een gehalte van 5 mg kwik per m3) liepen ze de vergiftiging op, en vertoonden vreemd gedrag. Ze waren ‘as mad as hatters’. Ik weet nu ook dat er twee industriële vergiftigingen in Japan zijn geweest: een met kwik, in de Minamatabaai, en een met cadmium, de itai-itai ziekte, in Fuchu. En toen ik in de hongerwinter een diepe vleeswond opliep (het litteken is nog op mijn knie te zien), werd die behandeld met Goulardwater. Emsley vertelt bij ‘lood’ dat dit is ontdekt door een chirurg uit de achttiende eeuw, Thomas Goulard uit Montpellier. Het is een oplossing van loodacetaat, bereid door loodoxide met wijnazijn te koken. In diezelfde oorlogstijd werden in ons land enkele mensen met thallium vergiftigd. Het hoe en waarom is nooit opgehelderd: men was bang voor de politie te getuigen wegens mogelijke bestraffing door de bezetter. Er staan nogal wat beroemde doden in, overleden door (meest onbewust opgelopen) vergiftiging. Mozart aan antimoon, Beethoven aan kwik, Van Gogh (die vaak aan zijn penselen likte) aan lood. De omstandigheden worden uitvoerig uit de doeken gedaan. Ja, wat moet je nu met zo’n boek aan? Wanneer u zowel van chemie als van misdaadromans houdt, dan is dit boek geknipt
voor u. Maar voor de pure chemieliefhebbers staat er te veel misdaad in, en omgekeerd, vrees ik. Wel bevat het boek een uitgebreide literatuurlijst en een voorbeeldig register, alsmede een ‘glossary’ van wetenschappelijke termen. Duur is het niet, en het uiterlijk laat niets aan de verbeelding over: een rafelig uitziende stofomslag met erop afgebeeld een enigszins louche man met duistere blik en een flesje met doodshoofd-etiket in zijn hand. U kunt dus weten wat u te wachten staat. Hans Bouma
Eigenlijk heb ik maar één bezwaar tegen dit boek: je kunt het, met zijn afmetingen van 12 x 19 x 6 cm en zijn gewicht van meer dan 750 gram, niet met droge ogen een pocket noemen. En verder heb ik er van gesmuld. Zelden heb ik met meer genoegen een boek gelezen en besproken dan dit woordenboek. Het bevat alles wat je ervan kunt verwachten: uitspraak, definities, voorbeelden, spellingsaanwijzingen en soms ook nog etymologie. Ik geef een voorbeeld, het lemma sublime.
‘green’, waar je onder meer vindt: green belt, green card (werkvergunning in Amerika), green fingers, geen light, green room, green tea. En ik ben ook erg ingenomen met de spellingsaanwijzingen, zoals bij accommodation (wat ik vaak fout heb gespeld). In een speciaal hokje met een ‘vinkje’ staat dan: ‘Remember that accommodate and the related word accommodation are spelled with a double c and a double m.’ Een ander hokje waarschuwt tegen het verwarren van its (bezittelijk voornaamwoord) met it’s (afkorting voor it is), en zo staan er honderden in. Ik leerde er ook, dat ‘arrowroot’, een woord dat ik bij Emsleys Elements of Poison tegenkwam iets anders is dan mijn Van Dale beweert. Die zegt: 1) pijlwortel en 2) pijlwortelmeel. Maar Oxford, zo klein als het is, vult aan: ‘a powdery starch obtained from a Caribbean plant, used as a thickener in cookery’, en dan begrijp je dat het in voedsel kan voorkomen. Dat bracht me op het idee Van Dale Engels-Nederlands voor een klein stukje te vergelijken met de Pocket Oxford. Ik koos het slot van de letter i. Bij Oxford heeft de laatste pagina van deze letter 21 ingangen, bij Van Dale, gerekend vanaf item zijn het er 53. Ja, Van Dale is uiteraard veel groter en dikker! Maar dan nog: Oxford heeft niet ithyphallic, een aantal uitgangen zoals -itic, itsybitsy en nog enkele woorden meer, en weer wel Ivorian (bewoner van Ivoorkust). Het komt er dus op neer dat er een verstandige keus is gemaakt om de meest frequent voorkomende woorden op te nemen. Uiteraard is het grote bezwaar dat er in de Pocket Oxford geen Nederlandse vertalingen staan. Maar de omschrijvingen zijn duidelijk genoeg voor wie een redelijke kennis van het Engels heeft.
Als je niet weet wat al die afkortingen betekenen: voorin staat natuurlijk de hele lijst: adj voor adjective (bijvoeglijk naamwoord), v voor verb (werkwoord), Chem voor Chemistry (vaktaal) en adv voor adverb (bijwoord). Je doet ontdekkingen in zo’n woordenboek. Vijftig jaar geleden leerden wij dat ‘gay’ betekent: ‘vrolijk’. Nu staat er achter dat lemma: 1 (especially of a man) homosexual, 2 relating to homosexuals, 3 dated light-hearted and carefree, 4 dated brightly coloured. Mijn schoolengels is dus gedateerd! Een andere ontdekking was het word ‘knuckleduster’. Nee, dat betekent niet ‘bottenkraker’, maar ‘boksbeugel’. ’t Is maar een weet. Van belang, juist voor buitenlanders, vind ik de uitdrukkingen met kleuren, zoals bij
Waarom ik dit boek zo krachtig aanbeveel? Omdat er in het ‘Dunglish’ zo vaak van die rare fouten worden gemaakt, zowel in betekenis als in grammatica als in spelling. En nu kun je voor een prikje een gezaghebbend woordenboek in handzaam formaat aanschaffen. Ik denk aan werkstukken die leerlingen en studenten vaak in het Engels (moeten) maken, en aan de internationale scholen waar Engels voertaal is. Ik denk aan leraren, ook in onze vakken, die doen aan internationale uitwisseling of meedoen in internationale projecten. Voor hen allen kan zo’n woordenboek een hulp zijn die hen behoedt voor uitglijders, en hun meer zekerheid geeft in de hantering van de Engelse taal. Voor alle duidelijkheid: ik ben een groot liefhebber van wat we wel noe-
Heerlijk! Pocket Oxford English Dictionary. Oxford: Oxford University Press, 2005. 1081 p. ISBN 0-19-861029-7. £ 9.99.
men onze moedertaal en zou het ernstig betreuren als de afbraak van het Nederlands nog verder wordt voortgezet. Maar een vreemde taal moet je ook correct hanteren. U begrijpt het: van harte aanbevolen! Hans Bouma
Denkers van nu Hans Achterhuis, Jan Sperna Weiland, Sytske Teppema en Jacques De Visscher (red), Denkers van nu. Veen Magazines, 2005. 477 p. ISBN 9076988781. € 34,95. En welke sport ik beoefen? Af en toe komt die vraag voorbij. Sport staat ver van me. Ik ken een aantal afkortingen van voetbalverenigingen, zoals AGOVV, de Apeldoornse Geheelonthouders Voetbalvereniging. Het onthouden van die voetballers associeer ik met bewaren, niet met blauwe knopen en alcoholabstinentie. Mijn sport is denksport. Ik houd van denksport zonder bord. Dammen, schaken en monopoly zijn niet aan me besteed. Voor mijn denksport heb ik genoeg aan mijn – inderdaad wat groot uitgevallen – hoofd. Filosoferen geeft me een heerlijk gevoel. Ik kan nadenken op elk moment dat me past, in eigen tempo en met eigen richtingen. Filosoferen geeft me een machtig genotsgevoel van controle, van beheersing over mijn eigen handelen, van onafhankelijkheid. In Denkers van nu staan 32 filosofen weergegeven. Grote en kleine namen met hun grote en kleine gedachten over leven en maatschappij, over dood en politiek, over onzin en lust in het ondermaanse bestaan. Wie ben ik, wie zijn wij, wat is het nut van de mens, wat zijn de drijfveren van de wrede en liefhebbende mens? Wat is het nut van oorlog, van religie? Waardoor laat een mens zich meeslepen door fanatisme tot de dood – van een ander – er op volgt? Ben ik baas over mijn gedachten, of zijn mijn ideeën cultureel en maatschappelijk bepaald? Ben ik baas over mijn handelen, of stuurt het onbewuste mijn gedrag? De denkers van nu geven me gelijk en ze ondergraven mijn overtuigingen. De denkers verwoorden wat ik nog niet had benoemd; een feest der herkenning. Filosoferen is vragen stellen. “Filosoferen is leren om te sterven”, zei Michiel de Montaigne ruim 400 jaar geleden. Filosoferen is leren om te leven, bedenk ik nu. Aan ieder de taak om dat wiel uit te vinden, graag voor de laatste ademtocht over de onderlip naar buiten glijdt. Ik kies een van de 32 hedendaagse filosofen. Roland Barthes heeft interessante gedachten over taal en literatuur. Henk Hillenaar JUNI 2005 | NVOX | 333
geeft een samenvatting van deze gedachten na een korte levensbeschrijving van deze Franse filosoof. Taal is een obsessie voor Barthes, een ‘ziekte’. Taal is de mens. Elke mens is gevangen in een groepstaal. Dat spreekt me aan. Ik ben een talige man. Beelden gaan aan me voorbij. Als ik een ansichtkaart ontvang, lees ik de tekst. Ik kijk vluchtig naar de foto op de andere kant en vergeet de afbeelding sneller dan ik die heb gezien. Fotoboeken zijn niet aan me besteed. Plaatjes prikkelen me niet. Taal en literatuur zijn mijn hartstocht. Ik voel Barthes als metgezel. Het pad van de mensheid staat in de literatuur beschreven, denkt Barthes. Literatuur kent een grotere vrijheid dan (natuur)wetenschappen. De (on)zin van het bestaan is met woorden en zinnen in proza weer te geven. Taal maakt de werkelijkheid van het bestaan. Het boek maakt de zingeving, de zingeving maakt het leven. Ons inzicht en onze wijsheid betrekken we van het woord, niet van de werkelijkheid. Het woord is vlees geworden. Ik parafraseer Barthes: we vrijen zoals we praten. “Taal is een huid: ik wrijf mijn taal tegen de ander aan.” Van deze formuleringen krijg ik het warm. Voor talige filosofen – en welke leraar (v/m) is dat niet? – is Denkers van nu een prikkelend boek voor op het nachtkastje. Het is een boek voor geheelonthouders. Gerard Stout,
[email protected]
Hoe bevalt de zwangerschap? E. Steegers, J. Kremer, J. Geraedts, H. Bruine, G. Bonsel en A. van Hulst. Hoe bevalt de zwangerschap? Stichting Biowetenschappen en Maatschappij, 2005. 52 p., ill. zw/w en kleur. ISBN 90 73196-00-0. € 6,-. Te bestellen bij Stichting Biowetenschappen en Maatschappij, Postbus 93402, 2509 AK Den Haag, tel. 070-3440781, e-mail:
[email protected], www.biomaatschappij.nl. Dit biocahier kwam tot stand in samenwerking met de Federatie van Medisch Wetenschappelijke Verenigingen(FMWV) en verscheen ter gelegenheid van de FMWVpublieksdag ‘Zwangerschap, waar kiest u voor?’ op 26 februari 2005. Rond de zwangerschap is een veelzijdig bouwwerk van voorzieningen aanwezig, waaronder in ons land nog steeds de mogelijkheid om thuis te bevallen. In dit cahier staat centraal, wat dit bouwwerk te bieden heeft, dat we kortweg de zorg noemen: voorlichting, controle, onderzoek, begeleiding, preventie van ongelukken en afwijkingen, medisch ingrijpen, waar dat nodig is, hulp en kunstgrepen als zwanger worden niet vanzelf lukt. Lange tijd gold de Neder334 | NVOX | JUNI 2005
landse zwangerschapzorg als een der beste ter wereld, maar de vraag is of dat nog zo is. In het cahier is met behulp van de nieuwste gegevens de stand van zaken in kaart gebracht. Het onderwerp wordt inderdaad van alle kanten belicht: Bezint eer gij begint. Advisering voorafgaand aan de conceptie. Als het niet vanzelf gaat. Over IVF en andere kunstgrepen. Kaders hierbij zijn: Mannelijke onvruchtbaarheid, Spermajargon, Behandelmogelijkheden bij onvruchtbaarheid. De lange weg en de obstakels. Zwangerschap en aangeboren afwijkingen. Hierin staan de methodes beschreven die gebruikt worden om een embryo te onderzoeken (prenatale screening, prenatale diagnostiek en pre-implantatie genetische diagnostiek). Kaders hierbij: Diagnostische onderzoeken, Van conceptie tot geboorte, Neuraalbuisdefecten en foliumzuur, Het Downsyndroom ofwel trisomie 21. De bevalling. In de laatste eeuw is niet alleen de verloskundige techniek veranderd, maar ook de manier waarop er tegen bevallen wordt aangekeken en de plaats waar we denken dat de bevalling het best kan gebeuren. De verantwoordelijkheid voor de bevalling ging meer en meer van vroedvrouw en huisarts naar de gynaecoloog. Dit had tot gevolg dat het aandeel van kunstverlossingen begon toe te nemen. De toename van het aantal kunstverlossingen is na alle vooruitgang die geboekt werd, verontrustend. Sinds 1980 is de sterfte onder zowel barende vrouwen als borelingen ongeveer gelijk gebleven, maar de hoeveelheid schade die aan moeders wordt toegebracht is sterk gestegen. Kaders: De ingeleide bevalling, Stuitligging en Opslag van navelstrengbloed, weggegooid geld of verstandige voorzorg?, Het apparaat achter het kraambed. Ontijdige dood. Perinatale sterfte in Nederland. In dit opzicht is Nederland een jaar terug ongunstig in het nieuws gebracht ten opzichte van andere landen. Maar vaak gaat het om een vergelijking van appels met peren. Je kunt niet zomaar conclusies over de zorg uit de brutosterftecijfers trekken. Zorg is niet het enige dat de levenskansen van de ongeboren kinderen beïnvloedt. Ook de gemiddelde leeftijd van de zwangeren, het gemiddelde aantal kinderen dat de zwangere al gehad heeft, de frequentie van meerlingzwangerschappen en de samenstelling van de bevolking naar etnische herkomst zijn factoren die er toe doen. Goed om dat eens te lezen. Het relativeert weer eens. Het laatste hoofdstuk (Als de roze wolken gaan donderen) gaat over psychiatrische problemen na de bevalling. Achterin het boek staat een begrippenlijst en een aantal websites. Veel in het cahier is natuurlijk bekend, maar het staat hier allemaal bij elkaar en dat is handig als je het onderwerp van diverse kanten wil belichten. Geschikt bij ANW, biologie en verzorging. Marijke Domis
Stout Wanneer u een vaste lezer van NVOX bent, zult u zeker de naam van Gerard Stout kennen vanwege zijn recensies en de artikelen die hij geregeld schrijft. Van zijn hand zijn er twee boekjes uitgekomen die tegenwoordig ook via de ledenservice te koop zijn. Altijd gemakkelijk: even een mailtje naar Jeanne Huijsmans
[email protected].
Kan niet… Gerard Stout, Kan niet... ligt op het kerkhof. Handreiking voor studenten en opvoeders. Uitg. ter verpoozing. 96 p., Ill. ISBN 90-809398-1-1 € 10,00 Waarom kan het voor de een soms toch zo moeilijk zijn om orde te houden in de klas en het lijkt wel of de ander alles spelenderwijs doet. Hoe is het mogelijk dat de collega praat over die rotklas en dat u werkelijk niet begrijpt waarover hij het heeft. Vaak kan dat te maken hebben met vooropgezette ideeën en gewoontes. In dit boekje geeft Gerard Stout in een negentiental korte hoofdstukken aan hoe ‘ongewenste’ gewoontes zouden kunnen veranderen. Ooit heb ik iemand horen zeggen, “ieder mens is het product van zijn informatie”, dat wordt bij de conceptie al vastgelegd in de genen en na de geboorte krijgen we die van onze omgeving. In/voor de klas merk je al gauw dat bepaalde gedragingen die thuis goed werken, op school alleen maar narigheid kunnen opleveren. Het verstandigst is dan om die maar zo snel mogelijk overboord te gooien. In dit boekje schrijft Stout over de “ontdekkingstocht (…) die elke docent en leerling in het voortgezet onderwijs, in het hbo en het wetenschappelijk onderwijs kan aangaan. Het gaat over startposities, kennisverwerving en uitbreiding van effectief en nuttig gedragsrepertoire.” Het boek bevat, naast lezenswaardige anekdotes, praktische tips en oefeningen voor degenen die hun eigen grenzen willen verkennen.
Na de dood Gerard Stout, Leven na de dood. Uitg. ter verpoozing. 96 p., Ill ISBN 90-809398-2-X € 10,00 Een van de taboes van deze tijd is de dood. We schrikken ervan wanneer we er mee worden geconfronteerd en we willen het maar zo snel mogelijk wegstoppen. Er wordt niet over gepraat en de nabestaanden van de overledenen hebben recht op een rouwperiode van zes weken, waarna het leven gewoon weer door moet gaan.
Gelukkig is er op het moment hoe langer hoe meer materiaal voor rouwverwerking beschikbaar. Dit zag ik bij een van mijn stagiaires die op haar stageschool werd geconfronteerd met een kindje dat plotseling overleed en die naar aanleiding daarvan een indrukwekkende map maakte.
Gerard Stout ziet de dood vanuit een totaal ander gezichtspunt. Hij schrijft op de achterkant van dit boekje: “Wie de dood niet kent, kan eigenlijk niet leven. In deze schets rond de finale overgang staan biologische, fysische, chemische en culturele wetenswaardigheden over processen voor en na de dood. Inzicht in het lot van het lijk kan ongefundeerde angst voor het leven na de dood verminderen.” Stout gaat van grafschennis in Egypte, onder meer via Vesalius, de weg naar het dodenrijk, om uiteindelijk terecht te komen bij de processen die een lichaam ondergaat
voor het tot ontbinding is overgegaan. Iets om eens bij stil te staan – niet iets om te gebruiken wanneer er net iemand is overleden.
een chemische hbo-opleiding terecht kunt komen. Een onderzoeker in opleiding, een zelfstandig ondernemer en een chemisch onderzoeker geven een goed beeld van de mogelijkheden met een universitaire studie op het gebied van de chemie.
Behalve de dvd biedt Feel the Chemistry een website www.feelthechemistry.nl en informatiefactsheets. De factsheets zijn speciaal voor scholieren, docenten, decanen en ouders. Zij bieden in een oogopslag informatie over de chemie en hieraan verwante opleidingen en zijn in november 2004 naar alle decanen in Nederland verstuurd.
Het zijn boekjes die in ieder geval een plaats in de vakbibliotheek verdienen. Marianne Offereins
MEDIA Do you feel the chemistry? Een dvd voor scholieren over beroepen Special agent Natasja Morales confronteert jongeren met de boeiende wereld van chemie die achter alledaagse producten zit. Dit gebeurt in de introductievideo van de dvd Do you feel the Chemistry? Interviews geven een uitstekend beeld van de vele beroepsmogelijkheden die opleidingen in de chemie, life sciences en procesindustrie bieden. Op de dvd vertellen drie afgestudeerde mbo’ers over hun werk, de werkomgeving en werksfeer. Je ziet een procesoperator, een laborante en een junior technician. Drie hbo’ers vertellen waar je zoal met
Buitenlandse tijdschriften School Science Review is een van de bladen van de Association for Science Education (ASE), de Britse zusterorganisatie van de NVON. Het blad is gericht op docenten in het voortgezet onderwijs en verschijnt vier keer per jaar. Het is wat betreft de inhoud vergelijkbaar met het Vakwerkdeel van de NVOX. Hieronder de bespreking van een selectie van artikelen uit de nummers 313 (juni 2004) en 314 (september 2004). Internetverwijzingen kunnen direct worden aangeklikt bij dit artikel op de NVOX-site, http://www.nvon.nl/nvox. Kies daar Buitenlandse tijdschriften. Van de recente nummers van SSR staan de inhoudsopgave en korte samenvattingen per artikel en enkele volledige artikelen op de website van ASE, http://www.ase.org.uk/ . Kies daar bovenaan het tabblad ‘journals’,
De dvd Do you feel the chemistry? is onderdeel van het succesvolle voorlichtingsprogramma Feel the Chemistry, een samenwerking tussen stichting C3 en Akzo Nobel, DSM, FeNeLab, KNCV, NWO CW/ACTS, Shell Nederland Chemie BV, Stichting PAS, VAPRO-OVP, VNCI, alle scheikunde- en hieraan gerelateerde opleidingen aan de Nederlandse universiteiten en het ministerie van Economische Zaken. Het programma is bedoeld voor leerlingen van het vmbo, havo en vwo. Het doel is deze leerlingen te informeren over en enthousiast te maken voor beroepen en opleidingen in de chemie, life sciences en procesindustrie.
dan SSR, en dan het betrokken nummer. Als in de samenvatting hieronder een woord is onderstreept, is er op de NVOX-site een link met een pfd-bestand van het artikel te vinden.
Nr. 313, juni 2004, jaargang 85 Dit nummer heeft als thema: de rollen van de docent natuurwetenschappen. In de editorial (7) geeft de hoofdredacteur zijn visie op het thema. Maar daarna komen eerst in de nieuwe indeling van SSR de rubrieken Opinie, Brieven van lezers en Science notes, ervaringen en vondsten van docenten en TOA’s. De twee getallen in opiniërende artikel 4.5 billion versus 4.5 thousand: no contest?
U kunt de video’s bekijken op www.feel thechemistry.nl. Bent u scheikundedocent of decaan en heeft u interesse in de dvd voor uw voorlichtingsactiviteiten op school? Neem dan contact op met Pauline Sloet, (070) 337 87 82,
[email protected]. De dvd is voor het onderwijs zonder kosten verkrijgbaar (zolang de voorraad strekt). Meer informatie: www.c3.nl. Pauline Sloet, Stichting C3
(8-10) hebben betrekking op de levensduur van de aarde. De auteur van dit artikel heeft een conferentie bijgewoond over het thema Science versus faith in schools, zie http://education.guardian.co.uk/conferences (zoekterm creationism). Hij hoopte daar het antwoord te vinden op de vraag hoe in het onderwijs het creationisme een voorbeeld kan zijn voor ‘how scientific controversies can result from different ways of interpreting scientific data’. Dat antwoord werd echter op de conferentie niet gegeven. Creationisme is geen manier van interpretatie van wetenschappelijke gegevens. De Science note Scanning tunneling microscopy - teaching model (17-19) bevat een beschrijving van een in Duitsland ontwikkeld model van een scanning tunneling microscoop met halve tafeltennisballen als model van atomen. Er stan ook verschillende mogelijkheden in om zo’n model in JUNI 2005 | NVOX | 335
de klas te gebruiken. Eén ervan is om de leerlingen zelf zo’n model te laten ontwerpen met behulp van informatie op internet. Een goed startpunt daarbij is de uitleg van STM op de site van het Deutsches Museum, www.deutsches-museum.de/ausstell/ meister/e_rtm.htm. (de link is naar de Engelse versie). Newton’s laws of motion related to internally powered vehicles (22-24) bevat aardige demonstraties met speelgoedautootjes op platen met wieltjes en met klerenhangers (voor rokken, met een veer binnenin). Het artikel From option to compulsion: school science teaching, 1954-2004 (3340) is een levendig geschreven historisch overzicht van alle veranderingen die de laatste vijftig jaar over het Engelse natuurwetenschappelijk onderwijs zijn gespoeld. In de klas is eigenlijk niet veel veranderd, maar zal dat zo blijven? The changing role of the head of department (33-47) bestrijkt een kortere periode en is gebaseerd op een onderzoek naar die rol. In Engeland is het hoofd van de Science afdeling een soort conrector. Het is een veel zwaardere taak dan het vaksectievoorzitterschap in Nederland (die laatste taak wordt overigens door schoolleidingen vaak onderschat en daardoor onvoldoende gehonoreerd). A day in the life of a science NQT (48-49) beschrijft de ervaringen van een pas beginnende docent (Newly Qualified Teacher). “Enthusiastic, fun-loving year 7s and underachieving year 8s leave the NQT with little time to reflect but plenty of time to panic”. Increasing the subject knowledge of trainee teachers (51-54) gaat over het bijspijkeren van docenten science in de schoolstof van de vakken waarvoor zij niet zijn opgeleid. Dit gebeurt nog vóór ze met de lerarenopleiding beginnen, in ‘booster courses’. Promoting learning out-of-school: the masterclass experience (55-59) is gericht op leerlingen in de onderbouw en heeft een aardige formule. Een masterclass bestaat uit twee delen. Op de eerste zaterdagochtend wordt een ‘challenge’ uitgereikt, met suggesties voor een mogelijke aanpak van het onderzoek of het ontwerp. Van de 16 scholen die deelnemen in de regio zijn per school vier leerlingen hierbij aanwezig. De volgende week wordt op de school aan de uitdaging gewerkt. De volgende zaterdag (10-4) worden in gemengde groepen (vier verschillende scholen per groep) de ideeën praktisch uitgewerkt, met ondersteuning van begeleiders. Sudenten in de lerarenopleiding blijken zeer goed te voldoen als begeleiders. Our first year as specialist science college (60-61) beschijft de eerste ervaringen van een school met science als zwaarte336 | NVOX | JUNI 2005
punt. Ook in Engeland is specialisatie van scholen in opkomst. Het artikel Teaching applied and vocational science (71-77) vergelijkt twee examenprogramma’s voor leerlingen die in Nederland waarschijnlijk vmbo zouden volgen. Het eerste is de GCSE Applied Science. Hierin zijn voor drie domeinen eindtermen geformuleerd: 1. Developing scientific skills 2. Science for the needs of society 3. Science at work. Het is interessant om te zien hoe deze eindtermen verder zijn uitgewerkt en ook hoe men zich de beoordeling ervan voorstelt. Alleen domein 2 wordt beoordeeld door een soort centraal schriftelijk examen. De andere domeinen worden beoordeeld via een portfolio met een voorgeschreven inhoud en indeling. Er is veel aandacht voor praktische activiteiten en contact met de beroepspraktijk. Het tweede examenprogramma dat in dit artikel aan de orde komt is 21st Century Science. Naast een kernprogramma voor alle leerlingen is er een keuzeprogramma met verdiepingsmodules of een toegepaste modules. Meer informatie hierover is te vinden op http://www.21stcenturyscience. org/newmodel/appliedscience.asp. Science teachers as science education researchers (79-83) beschrijft het wel en wee van een groep docenten die elkaar stimuleren in het onderzoek binnen de eigen lessituatie, onder aanvoering van een bevlogen universitaire docent (John Oversby). Positief is dat docenten het motiverend vinden bepaalde vakdidactische problemen die ze tegenkomen wat beter te kunnen uitzoeken en daarover met collega’s en de begeleider ervaringen uit te wisselen. Negatief is dat de collega’s op school en de schoolleiding weinig doen met de resultaten en nauwelijks of niet mee willen denken. Network meetings for science teachers the secret of their success (87-91) bevat goede ideeën voor de revitalisering van NVON-kringen. Het artikel Assessment of Sc1: alternatives for coursework (103-108) gaat in op problemen bij de beoordeling van Sc1. Het betreft een apart domein in het Engelse nationale curriculum met als centraal thema ‘Leren onderzoeken’. Hoe zou je dat kunnen beoordelen als je niet wilt dat de docent dat zelf doet? Een aantal mogelijkheden worden op een rijtje gezet. de conclusie is dat het eigenlijk niet kan en dat door een verkeerde beoordelingswijze Sc1 dreigt te ontaarden in een ‘assessment ritual’. Dus laat het toch maar beoordelen door de eigen docent. Resources to enliven the teaching of astronomy to upper secondary students (115125) bevat een rijke verzameling onderwijsmateriaal. Op de NVOX-site staat een keuze uit de internetverwijzingen in dit artikel.
De Reviews (127-135) kunt u deze keer zelf eens doornemen. Onder andere de bespreking van een boek Biology at a glance. De hele schoolbiologie is daarin samengevat in diagrammen. Mijn prijs voor de meest intrigerende titel gaat naar: How to clone the perfect blonde: making fantasies come true with cutting edge science. Ook naar Notes and news (136-137) vindt u een link op de NVOX-site. Er staat onder andere een toelichting op een nieuwe website over Groene Scheikunde voor bovenbouwleerlingen, www.greener-industry.org. De (zeer informatieve) site van de Royal Society of Chemistry (RSC) bevat nu ook een onderdeel: History of the periodic table. Zie www.chemsoc.org/networks/learnnet/ periodictable. Een rapport over het belang van veldwerk is te vinden op www.field-studies-council. org/biologyreport2. Een overzicht van links in Science websearch (138-139) is weer te vinden op de NVOX-site.
Nr. 314, september 2004, jaargang 86 De thema-artikelen van dit nummer gaan over International perspectives on science education. Het betreft vooral het onderwijs in Afrika en wat je (over en weer) kan leren van contacten daarmee. Voorafgaand daaraan in de rubriek Opinie een uiteenzetting van de directeur van een organisatie Europeans for Medical Advancement over dierproeven: waarom ze niet nodig zijn in het medisch onderzoek en zeker niet in het onderwijs. De organisatie presenteert zich op www.curedisease.com. Twee van de drie Science Notes betreffen onderwijs in Afrika. In Teaching sciences to large classes in South Africa (15-22) beschrijven de auteurs hoe ze leerlingen in kleine groepen aan het werk krijgen, onder andere door het gebruik van werkbladen. Centraal staat het heen-en-weer werken tussen (eenvoudige) proeven, plaatjes, woorden, tabellen en grafieken. Teaching biology on a low budget in Tanzania - cell structure and organisation (22-25) laat zien hoe je met zeer eenvoudige middelen modellen kunt bouwen. In de Science Note Muscular mops and spinning jellies - the resourceful physics teacher (26-27) beschrijft Keith Gibbs enkele demonstraties en lesopzetten uit zijn boek. Dat (zeer uitgebreide) boek is te vinden op www.resourcefulphysics.org. Je moet er wel voor betalen, maar er staan gratis voorbeelden op. Samenwerken met onderwijsinstellingen in Afrika gaat prima in het kader van Science across the World. Lida Schoen houdt ons
hiervan via NVOX goed op de hoogte. Toch leuk om het artikel Exploring science locally and sharing insights globally (3341) van Marianne Cutler hierover te lezen. Zij is lid van de professionele staf van de ASE; haar functie is Director of curriculum development.
In het artikel Raising the achievement of EAL learners in Science (63-70) wordt hetzelfde thema uitgewerkt voor een school in Engeland zelf met veel leerlingen die Engels niet als moedertaal hebben. EAL betekent: English as an additional language.
Students’ questions: fostering a culture of inquisitiveness in science classrooms (107-112) bevat veel stimulerende ideeën over hoe je ervoor kunt zorgen dat leerlingen zelf vragen gaan stellen. Dat is immers een van de belangrijkste opdrachten die je als docent hebt.
Do you ask a hungry man if he wants food? (43-47) beschrijft de contacten van de Aston Comprehensive School in Yorkshire met een school in Tanzanië (op het eiland Zanzibar). De contacten begonnen met materiële ondersteuning. Die is er nog, maar er zijn ook bezoeken over en weer. Een belangrijk onderdeel van de materiële ondersteuning betreft het werken op microschaal. Dit in de meest eenvoudige vorm, met druppelreacties op plastic hoezen waarin de werkbladen zitten.
The status of science education in Commonwealth Africa (71-80) biedt een degelijk overzicht van de situatie van het natuurwetenschappelijk onderwijs in Afrika (min of meer ten zuiden van de evenaar). Er wordt in het artikel veel aandacht besteed aan onderwijs over HIV/Aids.
Astronomy-related content and robotic telescopes in upper secondary physics courses (113-118) is een vervolg op het artikel op p. 115-125 in het vorige nummer. Het gaat vooral over de mogelijkheden die het Faulkes Telescope Project biedt voor het natuurkundeonderwijs. Link: www.faulkes-telescope.com.
Making sense of science through two languages: a South African case study (4559) beschrijft hoe een docent effectief kan omgaan met zijn of haar leerlingen als het onderwijs in het Engels moet worden gegeven maar dit niet de moedertaal is. Het blijkt mogelijk tegelijk te werken aan de ontwikkeling van natuurwetenschappelijke begrippen en aan de Engelse taalvaardigheid.
Het artikel The rebuilding of Kamabai Secondary School (83-86) is een ontroerend verhaal over hoe een school in Sierra Leone er na een verwoestende burgeroorlog weer bovenop probeert te komen. Development education and science education (87-92) beschrijft mogelijkheden om in het natuurwetenschappelijk onderwijs de aandacht te richten op globalisering en duurzame ontwikkeling. Even verderop beschrijft een voormalige VSO-vrijwilliger zijn ervaringen hiermee in Linking science with other cultures (100).
Storytelling in science (121-126) gaat in op hoe een goed verhaal bij kan dragen tot aantrekkelijk natuurwetenschappelijk onderwijs. Met bronnen voor verhalen en tips om je verhaal goed te krijgen. De Reviews (127-138) en Science websearch (141-142) vindt u in hun geheel op de NVOX-site. Henny Kramers Universiteit Twente
MEDEDELINGEN Onderzoek maakt je (onder)wijs In het project OMJO, ‘Onderzoek maakt je (onder)wijs’ gaan vijf scholen en vijf kennisinstellingen samen de uitdaging aan leerlingen actief bij wetenschappelijk onderzoek te betrekken. Zij doen dat niet alleen omdat het leuk is, maar ook om te kijken hoe een nieuw bètavak voor de tweede fase van havo/vwo kan worden ingevuld. OMJO is een initiatief van vijf scholen die de handen ineen hebben geslagen om een structurele relatie tussen onderwijs en wetenschap vorm te geven. Het initiatief komt voort uit het GLOBE-programma, waarbij jongeren metingen verrichten aan natuur en milieu voor écht wetenschappelijk onderzoek. De scholen ontwikkelen in een één-op-één relatie met een kennisinstelling een onderwijsmodule. De module wordt zo samengesteld dat iedere school de module kan toepassen en zo actief kan bijdragen aan écht wetenschappelijk onderzoek. Een module bestaat uit een introductieles, praktijklessen, practicum, onderzoek, uitwerken onderzoek, excursies, workshops en presentatie. Nadat de eerste vijf modules zijn ontwikkeld, worden deze op tien scholen in uitvoering genomen en gaan vijf nieuwe scholen aan de gang om nieuwe modules te maken samen met ‘hun’ kennisinstelling.
De kennisinstellingen en hun onderzoekers reageerden enthousiast op het initiatief. Op basis van de wensen van de scholen is aan elke school een kennisinstelling gekoppeld. Daarnaast zijn andere kennisinstellingen zoals het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap (KNAG), Naturalis en TNO geïnteresseerd in samenwerking in een volgende ronde.
den om niet alleen onderzoek in proefopstellingen te doen, maar om bij te dragen aan echt onderzoek. Dit gevoel bij leerlingen wordt versterkt als het onderzoek in de actualiteit staat, grote maatschappelijke waarde kent en in hun directe leefomgeving aan de orde is. Het is bijzonder dat onderzoekers meetgegevens van scholieren daadwerkelijk gebruiken bij hun onderzoek. Dat
SCHOOL
KENNISINSTELLING
THEMA
Broklede SG (Breukelen)
FOM Rijnhuizen
Energie
Bernard Nieuwentijt College (Amsterdam)
KNMI
UV / aërosolen
Fivelcollege (Delfzijl)
Rijksuniversiteit Groningen
Gehoor
Erasmus College (Zoetermeer)
Universiteit Leiden
Brandstofcellen
Zwin College (Oostburg)
TU Delft / Shell
Ondergrondse opslag van CO2
Het OMJO-project wordt mogelijk gemaakt door het platform Bèta/techniek. Het platform is opgericht om 15% meer instroom in vervolgopleidingen bèta/techniek te bewerkstelligen en om zorg te dragen voor 15% minder uitval bij die studies. Het platform is actief betrokken bij de ontwikkeling van een nieuw bètavak. Dit bètavak is gericht op de leerlingen die profiel NT of NG gekozen hebben. Het nieuwe vak richt zich op integratie van de traditionele bètavakken en de praktische toepassing van die vakken.
de meetgegevens van de scholieren waardevol zijn, blijkt bijvoorbeeld uit het aërosolenonderzoek van het KNMI. Met een landelijk meetnetwerk van scholieren worden aërosolmetingen van de satelliet Sciamachy gevalideerd, wat al enkele verrassende resultaten heeft opgeleverd. Zo toonden metingen van scholieren in Den Haag en Amsterdam aan dat de satelliet op land-waterovergangen te hoge aërosolconcentraties aangaf. Zie voor het aërosolenonderzoek ook het artikel CC De Populier neemt deel aan wereldwijd wetenschappelijk onderzoek in NVOX, mei 2004.
Uit onderzoek (jaarrapport GLOBE 2004) blijkt dat leerlingen het aantrekkelijk vinJUNI 2005 | NVOX | 337
De komende maanden worden de lessen en onderzoeksprotocollen op de vijf pilotscholen getest. Vanaf volgend schooljaar kunnen ook andere scholen aan de onderzoeken deelnemen. Wij roepen geïnteresseerde docenten op, om contact met ons op te nemen. Voor het komend schooljaar is er nog ruimte voor een paar nieuwe scholen. OMJO wordt gecoördineerd door SME Advies, een adviesorganisatie op het gebied van milieucommunicatie en gedragsverandering en coördinator van de onderwijsprogramma’s GLOBE en Check it out! Wilt u meer weten: Ido de Haan 030-6358900 of
[email protected] Meer informatie over de pilot: www.onderzoekmaaktjeonderwijs.nl Meer informatie over het GLOBE Programma: www.globenederland.nl en www.globe.gov Meer informatie over Platform Bèta/Techniek: www.deltapunt.nl Dit artikel staat geïllustreerd op de NVOX-site.
DSM organiseert sciencekamp nylon-6 In een open sciencekamp vindt kennisoverdracht plaats van industrie naar middelbare school. Door de procescondities te variëren kunnen de leerlingen metingen verrichten aan het door vwo ontworpen en vmbo gebouwde apparaat. Nylon 6 behoort tot de polyamiden. Wereldwijd wordt er 5.700.000 ton (1997) polyamide geproduceerd, ruwweg 70% wordt gebruikt voor (textiel)vezels, de overige 30% wordt gebruikt voor engineering plastics: materialen bedoeld om hoogwaardige voorwerpen van te maken. Door de stijgende wereldmarktvraag vindt er nog regelmatig productie-uitbreiding plaats, zo ook in de nylon-6-fabriek van DSM in Emmen. De klanten van DSM Emmen vragen doorgaans nylon met verschillende kwaliteiten, afhankelijk van hun specifieke toepassing. Die kwaliteiten kunnen geleverd worden door het nylon-6-polymeer in een ‘vaste fase nacondensatie’-unit bij hoge temperatuur onder stikstof en goed mengen geruime tijd te laten reageren. Onder afscheiding van water vindt ketenverlenging van het vaste polymeer plaats door condensatie, vandaar de naam: ‘vaste fase nacondensatie’. Het uiterlijk van de nylon-6 polymeer is niet veranderd, slechts de afscheiding van water duidt op een reactie. Het is de bedoeling dat leerlingen van 6-vwo, in het kader van een profielwerkstuk, zo’n ‘vaste fase nacondensatie’ gaan ontwerpen en dat leerlingen van 4-vmbo metaal van dezelfde scholengemeenschap zo’n eenheid ook inderdaad op schaal gaan bouwen. In het sciencekamp op dinsdag 30 en woensdag 31 augustus krijgen vwo-leerlingen van DSM-experts vanzelfsprekend 338 | NVOX | JUNI 2005
De NJN-zomerkampen Op de zomerkampen komen alleen jongeren van 12 t/m 25 jaar. De kampcommissie, die uit ervaren NJN-leden bestaat, zorgt ervoor dat alles goed verloopt: elke dag leuke excursies en lekker eten. Veel kampen hebben een thema, zoals vlinders, vleermuizen, vogels, planten, waterbeesten, zeedieren of insecten. Zo’n thema betekent echter niet dat er op zo’n ook kamp maar aan één onderwerp gekeken wordt. Ook worden er onderzoekjes uitgevoerd; dit jaar doet de NJN mee aan een onderzoek naar de korenwolf en worden loopkevers onderzocht. Om mee te gaan hoeven leerlingen zich alleen maar in te schrijven! Meer informatie krijg je door een e-mail te sturen naar
[email protected] of op www.njn.nl te kijken. In de meeste bibliotheken is de zomerkampfolder vinden. De folders zijn ook te bestellen bij het Landelijk Secretariaat, Posbus 9955, 1243 ZS ’s Graveland, tel. 0356559848,
[email protected].
nadere informatie over de chemische en technologische achtergrond van dit proces. De informatie zal hopelijk voldoende zijn om zo’n unit te kunnen ontwerpen en hopelijk niet zo volledig dat er een exacte kopie komt van de installatie uit Emmen. Vanzelfsprekend wordt de nylon-6 fabriek bezichtigd. De veiligheid van de opstelling is een belangrijk issue: hoge T, N2-gas! Om deze unit te automatiseren krijgen de leerlingen instructie in het programmeren van plc’s en leren ze de basistechnieken van Scada. Met een plc, een soort computer, kan je veel handiger het systeem automatiseren dan met een systeembord gekoppeld aan een computer. Met Scada-technieken kun je de gemeten grootheden fraai uitlezen op een computerscherm. Aan nylon-6 kan ook uitgebreid worden gemodelleerd (molecular modeling, kinetische modeling en eventueel een massa balans die bijvoorbeeld bruikbaar is om je proces te besturen). Ook aan modeling wordt in deze tweedaagse cursus aandacht besteed. Ten slotte moeten er natuurlijk proeven met de opstelling worden gedaan om na te gaan of de gewenste ketenverlenging als functie van de procescondities echt optreedt. Dit kan door zowel analyses aan het polymeer, als meting van de hoeveelheid gevormd water. Het ontwerp van zo’n vaste fase nacondensatie-unit is een profielwerkstuk bestemd voor vier à acht vwo-leerlingen: twee leerlingen voor het ontwerp van de unit; (eventueel) twee leerlingen om de unit te automatiseren; en twee tot vier leerlingen voor de experimenten en de analyse (inclusief modelering). De experimenten en de analyse zijn: • titrimetrisch en/of viscosimetrisch de ketenlengte bepalen; • met een brekingsindex-meter bepalen hoeveel monomeer zich afscheidt van de keten bij een nevenreactie;
Aan het werk met een telescoop tijdens een NJN-kamp.
De NJN De Nederlandse jeugdbond voor natuurstudie (NJN) is een vereniging voor en door jongeren van 12 tot 25 jaar die geïnteresseerd zijn in de natuur. In weekends en vakanties organiseert de NJN kampen en excursies door het hele land. Tijdens de zomervakantie zijn er bovendien kampen in het buitenland. Op Terschelling worden twee kampen georganiseerd speciaal voor jongeren van 11 tot 13 jaar.
• bepalen hoeveel water er opgevangen wordt in de koude val; • metingen verrichten aan het gebouwde apparaat. Voor dit project is subsidie aangevraagd. Als de subsidie wordt toegekend, dan kunnen de kosten voor de bouw van de unit eventueel vergoed worden. Voor de overnachtingskosten, eten/drinken en het vervoer in Emmen hoeven de deelnemende leerlingen niet te betalen. De kosten voor het vervoer naar Emmen moeten echter, indien geen subsidie toegekend wordt, wel door de leerlingen zelf betaald worden. Op 31 augustus is er ook een instructiedag voor zowel vmbo- als vwo-docenten (het verkorte programma van de leerlingen van 6-vwo). De programma’s worden in workshopvorm gegeven en worden u toegezonden al u uw belangstelling te kennen geeft. Ook vmbo-leerlingen die aan dit project meewerken op deze dag welkom. Mocht de subsidie afgewezen worden, dan zijn er voor de docenten aan deze dag kosten verbonden. De verschillende units worden volgend schooljaar in februari op open dag van het Hondsrug College in een onderlinge competitie door experts van DSM beoordeeld. Voor eventuele belangstelling en nadere informatie kunt u contact op nemen met prof. W. Buijs (e-mailadres: WimBuijs@dsm. com en of met W. Both, (e-mailadres: vier
[email protected]) van het Hondsrug College in Emmen Prof. W. Buijs, DSM Limburg R. Hulskotte, DSM Emmen W. Both, Hondsrug College (sk) H. Strijks, Hondsrug College (vmbo metaal)