HANDREIKING VEILIG WERKEN MET NANOMATERIALEN EN -‐PRODUCTEN Een handreiking van werkgevers en werknemers
Versie 4.5 -‐ Oktober 2012
1
Colophon Document. nr. Versie Titel Datum Auteur(s)
1220O 4.5 Handreiking veilig werken met nanomaterialen en -‐producten Oktober 2012 Pieter van Broekhuizen, IVAM UvA bv Hildo Krop, IVAM UvA bv Fleur van Broekhuizen, IVAM UvA bv Deze handreiking is op hoofdlijnen gebaseerd op de Handleiding Veilig werken met Nanomaterialen en –producten versie 1.0, en is geactualiseerd overeenkomstig de stand-‐van-‐de-‐kennis, oktober 2012. De kennis omtrent nanotechnologie, de risico’s en de wijze waarop men hier veilig mee om kan gaan groeit snel. Voor bedrijven die met nanomaterialen werken verdient het daarom aanbeveling om zich regelmatig goed te informeren over de ontwikkelingen in dit veld. Dit kan aanleiding geven tot het aanbrengen van aanpassingen in de veilig-‐werk methodiek of de selectie van andere geschikte blootstellingsbeperkende maatregelen. De producent of leverancier van de nanomaterialen dient u hier over te kunnen informeren. Versie 1.0: Handleiding veilig werken met nanomaterialen en –producten, november 2010 Auteurs: Ralf Cornelissen, FOM, Frans Jongeneelen. IndusTox Consult, Pieter van Broekhuizen, IVAM UvA bv Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Vakcentrale FNV, VNO-‐NCV en CNV met een financiële bijdrage van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Voor meer informatie over deze handreiking kunt u contact opnemen met: Pieter van Broekhuizen, IVAM UvA bv via T: 020-‐525.50.80 of E:
[email protected] Gegevens uit deze handreiking mogen worden overgenomen, mits onder uitdrukkelijke bronvermelding. FNV, VNO-‐NCW en CNV aanvaarden geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen.
2
Inhoudsopgave Introductie
Over de Handreiking
4
Stappenschema veilig werken met SNMs
5
Stap 1
Start de risicobeoordeling, inventarisatie van SNMs
6
Stap 2
Karakteriseer alle SNMs
6
Stap 3
Beoordeel het eventuele gezondheidsgevaar van de SNMs
7
Stap 4
Inventariseer de werkhandelingen met SNMs binnen uw bedrijf
7
Stap 5
Beoordeel de kans op blootstelling aan SNMs
9
Stap 6
Selecteer de noodzakelijke beheersklasse
9
Stap 7
Blootstellingsmetingen en vergelijking met grenswaarden
11
Stap 8
Selecteer en implementeer de juiste beheersmaatregelen
15
Stap 9
Registratie van mogelijk blootgestelde werknemers
17
Stap 10
Mogelijkheden Preventief Medisch Onderzoek (PMO)
18
Afkortingen
19
Suggesties
voor verdere informatie
20
3
Introductie
Over de Handreiking
De handreiking veilig werken met nanomaterialen en -‐producten is ontwikkeld door werkgevers-‐ en werknemersorganisaties voor de ondersteuning van werknemers en werkgevers bij het 1 creëren van een veilige werkplek als er met nanomaterialen of nanoproducten gewerkt wordt. Deze handreiking is niet uitputtend, maar past de huidige inzichten en stand der techniek toe voor het vinden van passende beheersmaatregelen. Daarnaast wordt bewustwording van de ‘nano-‐gevaren’ beoogd. De kennis over mogelijke gezondheidsrisico’s van nanomaterialen en –producten en bijbehorende beheersmaatregelen is echter nog volop in ontwikkeling. Het is daarom belangrijk dat gebruikers van deze handreiking op de hoogte blijven van de laatste ontwikkelingen op dit gebied. Deze handreiking richt zich op veilig werken met door de mens gemaakte synthetische nanomaterialen (SNM). Hij is niet bedoeld voor het beheersen van ‘niet opzettelijk geproduceerde’ nanodeeltjes zoals diesel-‐ motoremissies, lasrook en nanodeeltjes die ontstaan in elektromotoren of tijdens verbrandingsprocessen (de zogenaamde process-‐generated nanoparticles – PGNPs). In de praktijk vindt echter vaak blootstelling plaats aan een combinatie van PGNPs en SNMs. Het is in veel gevallen lastig om deze PGNPs en SNMs van elkaar te onderscheiden. Hoe hiermee om te gaan bij het maken van een risicobeoordeling is uitgewerkt in Stap 7. De handreiking dient als aanvulling (en niet als alternatief) voor risicobeoordeling en risicomanagement vereist voor conventionele (niet-‐nano) stoffen en preparaten. Bestaande wet-‐ en regelgeving voor het werken met gevaarlijke stoffen is naast deze handreiking van kracht. Mocht u bijvoorbeeld werken met nanomaterialen 2 waarvan het moedermateriaal CMR eigenschappen heeft, of als het nanomateriaal zelf CMR eigenschappen heeft, dan moet ook voldaan worden aan de daarvoor geldende wet-‐ en regelgeving. De meest strenge beheersmaatregel is leidend. Figuur 1 geeft een overzicht hoe te komen tot veilig werken met nanomaterialen en –producten. Wanneer alle in dit document beschreven stappen doorlopen zijn, dan heeft u als werkgever een goede basis voor de risicobeoordeling omgaan met gevaarlijke stoffen, voor het onderdeel nanotechnologie, zoals vereist door de Arbowet. Communicatie met medewerkers kan plaatsvinden via bijvoorbeeld toolbox meetings, werkoverleg of door middel van het ontwikkelen van een informatiebrochure. Wanneer nieuwe producten in het bedrijf geïntroduceerd worden of als ze de gangbare traditionele producten vervangen is dat een goed moment om medewerkers voor te lichten over het veilig gebruik van deze producten, de mogelijke risico’s en de te nemen voorzorgsmaatregelen.
1
In deze handreiking wordt de term ‘nanoproduct” gebruikt voor producten waarin bewust een of meerdere synthetische nanomaterialen zijn toegepast. (gangbaar in het Engels is de term nano-‐enabled product)
2
CMR = carcinogeen, mutageen, reproductietoxisch
4
Stappenschema Handreiking veilig werken met SNMs Figuur 1: Stappenschema Handreiking veilig werken met SNMs
Start Handleiding
Stap 1 Inventariseer gebruikte SNMs in uw bedrijf
Stap 4
Stap 2
Inventariseer werkhandelingen met SNMs
Karakteriseer SNMs
Stap 5
Stap 3
Bepaal de kans op blootstelling per werkhandeling (score I-‐II-‐III)
Bepaal de potentiële gezondheidsgevaren (categorie 1-‐2-‐3)
Stap 9
Registreer alle werknemer betrokken bij werkzaamheden in beheersklasse A of B
Stap 10
Mogelijkheden Preventief Medisch Onderzoek
Stap 6
Selecteer per werkhandeling de beheersklasse (A-‐B-‐C)
Stap 7
Meet de blootstelling bij beheersklasse A en B. Gebruik OEL of NRV
Stap 8
Stel plan van aanpak op met beheersmaatregelen
5
Stap 1
Start de risicobeoordeling, inventarisatie van SNMs
Het gebruik van SNMs in een productieproces kan aanleiding geven tot nieuwe gezondheidsrisico’s op de werkplek. Dit komt doordat SNMs zich anders kunnen gedragen dan hun grofstoffelijke vorm. Dit geldt bijvoorbeeld voor de routes van blootstelling en de schadelijkheid voor de mens. Het is daarom van belang om te onderzoeken of er aanvullende maatregelen getroffen moeten worden om werknemers tegen de eventuele nieuwe risico’s te beschermen. De eerste stap in dit proces is het identificeren van alle materialen die door uw bedrijf gebruikt, geproduceerd of geleverd worden en die SNMs bevatten. Bent u onzeker of een aan u geleverd materiaal SNMs bevat, vraag dit dan aan uw leverancier. Kan uw leverancier u deze informatie niet geven en is er een vermoeden, ga er dan uit voorzorg van uit dat er SNMs in het materiaal aanwezig zijn. Actie: identificeer alle SNMs die u gebruikt, produceert en/of levert
Stap 2
Karakteriseer alle SNMs
Tabel 1 geeft een overzicht van eigenschappen van een SNM die belangrijk zijn bij het inschatten van een eventueel gezondheidsrisico. Om beter inzicht te krijgen in de eventuele gezondheidsrisico’s van de SNMs die aanwezig zijn in de producten waarmee u te maken heeft, dient u tabel 1 voor elk product afzonderlijk in te vullen. Soms bevat een enkel product meerdere SNMs. De in de tabel gevraagde informatie is te vinden in het veiligheidsinformatieblad (VIB; ook wel SDS genoemd, safety data sheet). Is dit niet het geval, dan kunt u uw leverancier om deze informatie vragen. Tabel 1. Eigenschappen van SNMs die in uw bedrijf gebruikt worden
Product naam:
............
SNM 1
SNM 2
SNM 3
etc.
Naam van de SNM aanwezig in het product
……….
……….
……….
……….
Chemische naamgeving van de SNM aanwezig in het product
……….
……….
……….
……
CAS Registratienummer
……….
……….
……….
……
Deeltjesgrootteverdeling van de SNM in het product (nm)
……….
……….
……….
……
Concentratie van de SNM in het product (volume % en/of aantal %)
……….
……….
……….
……….
Is de SNM vezelvormig (ja/nee; indien ja, specificeer lengte en diameter)
………
……….
……….
……
……….
……….
……….
……
Is de oplosbaarheid van de SNM in water groter dan 100 mg/l (ja/nee)
……….
……….
……….
……
Is de SNM biologisch afbreekbaar (ja/nee)
……….
……….
……….
……
Dichtheid van de SNM (in kg/dm )
……….
……….
……….
……
Fysische toestand van de SNM in het product (vloeistof, vaste stof [vrije deeltjes, poeder, agglomeraten, aggregaten, in suspensie, in een vaste matrix, etc.])
……….
……….
……….
……
Is de SNM (of het moedermateriaal) geclassificeerd als CMR stof? (CMR = Carcinogeen, Mutageen, Reproductietoxisch)
3
6
Stap 3
Beoordeel het eventuele gezondheidsgevaar van de SNMs
Elk SNM kan worden ingedeeld in een klasse voor gezondheidsgevaar. Het product waarin de SNM wordt toegepast wordt vervolgens ingedeeld overeenkomstig de klasse van deze SNM. Producten die meer dan één SNM bevatten, dienen te worden ingedeeld in de klasse van het meest gezondheidsschadelijke SNM. De Handreiking onderscheid 4 potentiële gezondheidsgevarenklassen:1, 2a, 2b en 3. Hoe lager de klasse, des te hoger het mogelijke gezondheidsgevaar. Voor SNMs in klasse 3 wordt aangenomen dat het onwaarschijnlijk is dat ze nanospecifieke gezondheidseffecten veroorzaken, doordat ze biologisch afbreekbaar zijn of doordat ze wateroplosbaar zijn (oplosbaarheid is groter dan 100mg/l). Voor deze stoffen wordt verwacht dat ze een vergelijkbare schadelijkheid hebben als hun chemische uitgangsstof. Ze kunnen daarmee in een eerste aanpak als conventionele stof beschouwd worden. SNMs in klasse 1 vertonen mogelijk asbestachtige eigenschappen. SNMs in klasse 2a en 2b vertonen mogelijk nano-‐afhankelijke eigenschappen. Gebruik tabel 2 om per SNM de gezondheidsgevarenklasse vast te stellen. Tabel 2. Indeling van SNMs in het bedrijf naar potentieel gezondheidsgevaar SNM 1 = …
SNM 2 = ...
SNM 3 = ...
etc.
Vezelvormige, onoplosbare nanomaterialen waarvoor asbestachtige effecten niet zijn uitgesloten. Voorbeelden: SWCNT (= enkelwandige koolstof nanobuisjes) en MWCNT (= meerwandige koolstofnanobuisjes)
□
□
□
□
2a
Synthetische, niet-‐bioafbreekbare nanomaterialen (niet-‐ 3 vezelvormig) met een dichtheid groter dan 6,000kg/m . Voorbeelden: Ag, Au, CeO2, CoO, Fe, FexOy, La, Pb, Sb2O5, of SnO2.
□
□
□
□
2b
Synthetische, niet-‐bioafbreekbare nanomaterialen met een 3 dichtheid kleiner dan 6,000 kg/m Voorbeelden: Al2O3, SiO2, TiN, TiO2, ZnO, CaCO3, nano-‐klei, Carbon Black, C60, dendrimeren, polystyreen of nanovezels waarvoor asbestachtige effecten kunnen worden uitgesloten.
□
□
□
□
□
□
□
□
Gevaren-‐ klasse 1
3
Omschrijving
Bio-‐afbreekbare of water oplosbare SNMs (oplosbaarheid groter dan 100 mg/l). Voorbeelden: NaCl-‐, vet-‐ ,meel-‐ en sucrose-‐deeltjes.
Stap 4
Inventariseer de werkhandelingen met SNMs binnen uw bedrijf
Inventariseer voor alle producten die uw bedrijf gebruikt, produceert of levert en waarin SNMs zijn verwerkt alle werkhandelingen waarbij deze SNMs eventueel vrij zouden kunnen komen. Kijk hierbij naar de hele “levenscyclus van uw product: vanaf het moment dat de SNM (of het product) uw bedrijf binnen komt tot het moment dat deze SNM (of dit product) uw bedrijf weer verlaat (als product, maar ook als afval materiaal!). Tabel 3 geeft een overzicht van veel voorkomende werkhandelingen waarbij SNMs zouden kunnen vrijkomen. Ga aan de hand van tabel 3 voor elk product na welke handelingen er met dit product plaatsvinden
7
Tabel 3. Werkhandelingen waarbij blootstelling aan SNMs tot de mogelijkheden behoort Naam product:
………………………………………………………
Naam SNM(s) aanwezig in het product: ……………………….
Werkhandeling
Productie van nanomaterialen (SNM) ☐ Ontvangst en opslag van nanomaterialen ☐ Transport binnen bedrijf (vorkheftruck, handmatig, etc…) ☐ Bedienen van machines ☐ Hanteren van SNM (openen van blikken, kranen of afdichtingen, legen van zakken, borstellen, spuiten….) ☐ Mechanisch bewerken (boren, schuren, polijsten,..) ☐ Filteren/ scheiden ☐ Monstername (kwaliteitscontrole) ☐ Vullen/ verpakken van eindproduct ☐ Anders… Werken met de nanoproducten ☐ Ontvangst en opslag ☐ Transport binnen bedrijf (vorkheftruck, handmatig, etc…) ☐ Bedienen van machines ☐ Hanteren van SNM (openen van blikken, kranen of afdichtingen, legen van zakken, borstellen, spuiten….) ☐ Mechanisch bewerken (boren, schuren, polijsten,..) ☐ Filteren/ scheiden ☐ Monstername (kwaliteitscontrole) ☐ Vullen/ verpakken van eindproduct ☐ Anders… Schoonmaak en onderhoud ☐ Schoonmaken en onderhouden apparatuur ☐ Schoonmaken en onderhouden machines ☐ Schoonmaken van de werkplek, vloer, muur ☐ Anders…… Overslag en transport ☐ Vervoer over de weg (truck, container,..) ☐ Voevoer over zee/via de lucht (container,…) Afvalverwerking en afvalverwijdering ☐ On-‐site verwerking van afval ☐ Verzameling van afval ☐ Verwijdering van afval ☐ Anders…… Anders ☐ Andere handelingen
gebruikte hoeveelheid (in kg, liter)
vrijkomen van stof/ mist/nevel mogelijk (ja/nee)
tijdsduur van werkhandeling (in min)
frequentie van werkhandeling (aantal keer per dag, week of maand)
aantal blootgestelde medewerkers (N)
……….
……….
……….
……….
……….
NB: Hou er bij de inventarisatie van de potentiële blootstelling rekening mee, dat er naast de gebruikte SNMs tevens nanodeeltjes gevormd kunnen worden door de gebruikte apparatuur (process-‐generated nanoparticles -‐ PGNPs). Vorming van PGNPs kan plaatsvinden bij verhitting-‐ en verbrandingsprocessen en bij sommige elektromotoren. Ook bevatten sommige poedervormige niet-‐nano componenten een fractie nanodeeltjes die bij gebruik vrij kunnen komen (zie voor verdere uitleg ook stap 7)
8
Stap 5
Beoordeel de kans op blootstelling aan SNMs
De kans dat werknemers worden blootgesteld aan SNMs hangt af van de wijze waarop met de materialen gewerkt wordt en de beheersmaatregelen die getroffen zijn om blootstelling tegen te gaan. In deze handreiking worden drie blootstellingsklassen onderscheiden: I. Emissie van primaire SNMs (1 -‐ 100 nm) is mogelijk, bijvoorbeeld tijdens werkzaamheden met droge poeders. II. Emissie van grotere deeltjes met SNMs (>100 nm) is mogelijk, bijvoorbeeld wanneer de SNMs zijn ingebed in een vaste stof of vloeistof en waarbij aerosolen vrijkomen tijdens afwegen of toevoegen van het materiaal, of tijdens schuren, spuiten of polijsten van deze SNM bevattende materialen. III. Emissie van SNMs (1 -‐ 100 nm) is onwaarschijnlijk doordat gewerkt wordt in een volledig gesloten systeem zoals een glove-‐box of een volledig gesloten en geautomatiseerd productieproces. Wijs per product en op basis van de informatie verzameld in stap 4 aan elke activiteit een blootstellingsklasse toe (I tot III). Gebruik hiervoor tabel 4. Wanneer een nanoproduct meer dan één SNM bevat dient per activiteit het blootstellingsrisico met de grootste blootstellingskans te worden aangehouden. Tabel 4. Mogelijke blootstelling aan SNMs in uw bedrijf Naam SNM: …………………………………. Blootstellings-‐ klasse
Werkhandeling 1
Werkhandeling 2
Werkhandeling x
= …………..
=…………..
= …………..
Vrijkomen van vrije (primaire) SNMs is mogelijk
☐
☐
☐
II
Vrijkomen van SNMs gebonden in een vloeistof of vaste stof (deeltjes >100 nm) is mogelijk
☐
☐
☐
III
Vrijkomen van vrije SNMs is onwaarschijnlijk door-‐ dat gewerkt wordt in een volledig gesloten systeem
☐
☐
☐
I
Toelichting:
Beschrijving
Vul deze tabel in voor elk SNM en voor alle verschillende werkhandelingen die met deze SNM worden uitgevoerd (zie stap 4 en 5).
Stap 6
Selecteer de noodzakelijke beheersklasse
Om een eerste inschatting te maken van de potentiële risico’s dient per SNM en per werkhandeling de beheersklasse te worden vastgesteld. De selectie van de beheersklasse volgt de systematiek van de control banding. Binnen deze handreiking wordt gewerkt met drie beheersklassen: A, B en C. (zie tabel 5). Voor elke klasse is de aanpak omschreven, zoals deze geadviseerd wordt door de sociale partners. Voor beheersklassen A en B wordt aanbevolen om, voorafgaande aan het treffen van aanvullende beheersmaatregelen, de daadwerkelijke blootstelling aan SNMs te meten. Hiermee kan voorkomen worden dat er onnodige maatregelen worden genomen, of dat er ten onrechte geen maatregelen worden genomen. Stap 7 geeft hiervoor een handvat. Bij klasse A worden alle stappen van de arbeidshygiënische strategie achtereenvolgens doorlopen en worden alle oplossingen die technisch en organisatorisch haalbaar zijn ingevoerd. Het voorzorgsprincipe dient te worden toegepast. Het redelijkerwijsprincipe is hier niet van toepassing. Bij klasse B wordt volgens de arbeidshygiënische strategie gezocht naar maatregelen en worden alle maatregelen die technisch en organisatorisch haalbaar zijn nader beoordeeld op bedrijfseconomische haalbaarheid. Na deze toets wordt besloten welke beheersmaatregelen ingezet zullen worden. Het redelijkerwijsprincipe is hier van toepassing. Bij klasse C worden de beheersmaatregelen toegepast die gangbaar en volgens de wetgeving verplicht zijn om risico’s op de werkplek met betrekking tot bulk-‐ en overige conventionele materialen (niet-‐nano) te beperken.
9
Tabel 5.
Beheersklassen met geadviseerde beheersstrategie Niveau risico
Klasse
In woord
In kleur
Prioriteit voor maatregelen
A
Hoog
Hoogst
B
Onzeker
Midden
C
Laag
Laagst
Geadviseerde aanpak Pas het voorzorgsprincipe toe. Hierbij worden alle stappen van de arbeidshygiënische strategie achtereenvolgens doorlopen en worden alle oplossingen die technisch en organisatorisch haalbaar zijn ingevoerd. Het redelijkerwijsprincipe is hier niet van toepassing. Ga na welke extra maatregelen redelijkerwijs inzetbaar zijn. Hierbij worden volgens de arbeidshygiënische strategie gezocht naar maatregelen en worden alle maatregelen die technisch en organisatorisch haalbaar zijn nader beoordeeld op bedrijfseconomische haalbaarheid. Na deze toets wordt besloten welke beheersmaatregelen ingezet zullen worden. Gebruik wat nu al gangbaar en volgens de wetgeving verplicht is om risico’s op de werkplek te beperken. Dat wil zeggen: toepassen van voldoende ruimteventilatie, eventueel bronafzuiging en/of afscherming, aangevuld met geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen.
Bepaal per SNM en per werkhandeling de beheersklasse aan de hand van de beslismatrix in tabel 6 door gebruik te maken van de gevarenklasse van het SNM (bepaald in tabel 2) en de blootstellingscategorie van de werkhandeling met dit SNM (bepaald in tabel 4). Tabel 6. Beslismatrix voor het vaststellen van de beheersklasse van een werkhandeling met nanomaterialen en -‐producten Omschrijving van de gevarenklasse per SNM
Waarschijnlijkheid van blootstelling aan SNMs
Blootstellingcategorie I: Vrijkomen van primaire nanodeeltjes (1-‐100 nm) tijdens werkhandeling is mogelijk Blootstellingcategorie II: Vrijkomen van nanodeeltjes (1-‐100 nm) gebonden in grotere vaste of vloeibare deeltjes tot 100 µm tijdens werkhandeling is mogelijk Blootstellingcategorie III: Vrijkomen van nanodeeltjes is geminimaliseerd door het gebruik in een 100% gesloten systeem
Gevarenklasse 1
Gevarenklassen 2a en 2b
Gevarenklasse 3
Vezelvormige, rigide onoplosbare SNMs waarvoor asbestachtige effecten niet zijn uitgesloten.
Synthetische, persistente SNMs waarvoor asbestachtige effecten zijn uitgesloten
Niet persistente bolvormige SNMs of (water)oplosbare SNMs
A
A
C
A
B
C
B
C
C
Gebruik tabel 7 voor het maken van een overzicht van alle SNMs en werkhandelingen met de daarbij behorende beheersklassen.
10
Tabel 7. Beheersklasse voor werkhandelingen met SNMs. No.
SNM
Beheersklasse
Werkhandeling A
B
C
1
…………………………….
…………………………………………….
□
□
□
2
…………………………….
…………………………………………….
□
□
□
3
…………………………….
…………………………………………….
□
□
□
4
etc.
etc.
□
□
□
NB. bij werken met producten die meer dan een SNM bevatten Bij het afleiden van de beheersklasse voor werken met een product met meer dan een SNM dient per werkhandeling te worden uitgegaan van “zwaarste” gevarenklasse (zie tabel 2) en de “hoogste” blootstellingscategorie (zie tabel 4). Op deze manier zorg je ervoor dat je een zo hoog mogelijke bescherming bij het werken met dit product bereikt. Het is hierbij wel van belang dat de beheersklasse in proportie is met het product dat je gebruikt. Bijvoorbeeld: Het grootste gevaar wordt veroorzaakt door een SNM dat vast zit in de matrix van het product. In dit geval is de kans op blootstelling heel laag en is het niet passend om de beheersklasse volledig af te stemmen op de gevaren van deze SNM.
Stap 7 • •
Blootstellingsmetingen en vergelijking met grenswaarden Wanneer uw situatie overeenkomt met een van de volgende drie scenario’s, kunt u er voor kiezen om stap 7 over te slaan en door te gaan met stap 8:
De producent of leverancier van uw SNM of nanoproduct heeft u voorzien van een gevalideerd blootstellingsscenario, waaruit duidelijk blijkt dat er bij het gebruik geen SNMs vrijkomen ; of Er zijn Goede Praktijk voorschriften beschikbaar, die laten zien dat blootstelling aan de SNM(s) tijdens het voorziene gebruik van uw SNM of nanoproduct onder de voorgestelde OEL of NRV blijft (zie tabellen 8 en 9); of U kunt aantonen dat de voorgestelde beheersmaatregelen op een andere wijze kunnen worden ingevuld.
• Voor werkhandelingen met SNMs die vallen in beheersklassen A of B (zie Stap 6) wordt geadviseerd om de daadwerkelijke blootstelling aan SNMs in de ademzone van de betrokken werknemers te meten. Apparatuur voor het simultaan meten van aantal deeltjes (deeltjes concentratie) en de gemiddelde diameter is verkrijgbaar. Ook kan voor het meten van de blootstelling aan nanodeeltjes een beroep worden gedaan op hiertoe gespecialiseerde bureau’s. De concentratie kan vervolgens vergeleken worden met grenswaarden (occupational exposure limits, OELs) of DNELs (derived no-‐effect levels; afgeleide geen-‐effect niveaus) die zijn voorgesteld door bedrijven of onderzoeksinstituten, of, als deze voor de betreffende SNMs niet beschikbaar zijn, kan er gebruik gemaakt worden van de door SER voorgestelde nanoreferentiewaarden. Voorgestelde OELs en DNELs zijn gegeven in tabel 8. Nanoreferentiewaarden zijn gegeven in tabel 9.
11
Tablel 8 Voorgestelde OELs en DNELs voor specifieke SNMs Stofnaam
MWCNT (Baytubes) *
8-‐hr Tgg**
OEL of REL 3 µg/m 50
MWCNT (Nanocyl)
8-‐hr Tgg
CNT (SWCNT en MWCNT) * Fullerenen
8-‐hr Tgg
Ag (18-‐19nm) TiO2 (10 -‐100nm) (REL) **
DNEL 10uur/dag, 40uur/week
DNEL 3 µg/m
Referentie 3
Pauluhn, 2009 4
2,5
Nanocyl 2009
7
NIOSH 2010
270
300
98
Chronische inhalatie studie
5
6
Stone et al 2009 Stone et al 2009 7 NIOSH 2011
* CNT= Koolstofnanobuisje; SWCNT=enkelwandig CNT; MWCNT= meerwandig CNT ** REL = Geadviseerde blootstellingslimiet (VS); Tgg = Tijdgewogen gemiddelde *** NOAEC = no-‐observed adverse effect concentration; LOAEC = Lowest observed adverse effect concentration
Als alternatief kan de daadwerkelijke blootstelling worden vergeleken met de tijdelijke nanoreferentiewaarden (NRVs). NRVs zijn uit voorzorgsoverwegingen ontwikkeld als pragmatische richtwaarden voor SNMs om te gebruiken in situaties waar OELs of DNELs (nog) niet beschikbaar zijn. NRVs dienen gezien te worden als waarschuwingsniveau: als de NRV wordt overschreden moeten er blootstellingbeheersmaatregelen getroffen worden. Ze helpen hierbij de werkgever invulling te geven aan zijn wettelijke plicht om zorg te dragen voor een veilige werkplek volgens de stand-‐der-‐techniek en de wetenschap. Om gebruik te kunnen maken van de NRVs moet de concentratie SNMs en de diameter van de deeltjes bekend zijn, alsmede een minimale kennis van het type SNMs die gebruikt worden of die vrij kunnen komen. Informatie is benodigd over de vorm (vezelvormig of bolvormig), de bio-‐afbreekbaarheid, de water-‐oplosbaarheid en de dichtheid van de SNM (zie stap 1). De informatie over de klassen waarin de gebruikte SNMs moeten worden ingedeeld zijn reeds verzameld in stap 3 (tabel 2). In tabel 9 worden de nanoreferentiewaarden voor deze klassen gegeven. Tabel 9 Nanoreferentiewaarden (NRV’s) voor vier klassen van SNMs Klasse
Beschrijving
Dichtheid
NRV
Voorbeelden
(8-‐uur tgg) 1
Rigide, biopersistente nanovezels waarvoor asbestachtige effecten niet zijn uitgesloten
-‐
0,01 vezels/cm (= 10.000 vezels/m³)
SWCNT, MWCNT of vezelvormige metaaloxiden waarvoor asbest-‐achtige niet zijn uitgesloten door de fabrikant.
2
Biopersistente, granulaire nano-‐ materialen in de range van 1 en 100 nm
> 6.000 kg/m³
20.000 deeltjes/cm³
Ag, Au, CeO2, CoO, Fe, FexOy, La, Pb, Sb2O5, SnO2,
3
Biopersistente, granulaire en vezelvormige nanomaterialen in de range van 1 en 100 nm
< 6.000 kg/m³
40.000 deeltjes/cm³
Al2O3, SiO2, TiN, TiO2, ZnO, nanoklei, C60, Carbon Black, dendrimeren, polystyreen Nanovezels waarvoor asbestachtige effecten expliciet zijn uitgesloten
4
Niet-‐biopersistente granulaire nano-‐ materialen in de range van 1 en 100nm
-‐
Gangbare grenswaarde
3
Vb.: vetten, keukenzout (=NaCl)
Het daadwerkelijk meten van SNMs op de werkplek wordt bemoeilijkt door de continue aanwezigheid van een achtergrondconcentratie nanodeeltjes van natuurlijke of antropogene oorsprong. Daarnaast wordt het meten van SNMs op de werkplek bemoeilijkt door zogenaamde process-‐generated nanoparticles (PGNPs), nanodeeltjes die gevormd worden tijdens processen zoals verwarming, verbranding, lassen of solderen of bijvoorbeeld in elektromotoren. PGNPs kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de totale blootstelling aan nanodeeltjes op de werkplek. Tenslotte kunnen ook conventionele materialen een fractie nanodeeltjes 3
Pauluhn J (2009). Multi-‐walled Carbon Nanotubes (Baytubes®): Approach for Derivation of Occupational Exposure Limit, Regulatory Toxicology and Pharmacology, DOI: 10.1016/j.yrtph.2009.12.012
4
Nanocyl (2009), Responsible Care and Nanomaterials Case Study Nanocyl. Presentatie op de Europese Responsible Care Conferentie, Praag 21-‐23 oktober 2009. http//www.cefic.be/files/downloads/04_nanocyl.pdf
5
NIOSH 2010, NIOSH Current Intelligence Bulletin, Occupational Exposure to Carbon Nanotubes and Nanofibers, concept publicatie, november 2010. http://www.cdc.gov/niosh/docket/review/docket161A/pdfs/carbonNanotubeCIB_PublicReviewOfDraft.pdf
6
Stone V et al 2009. ENRHES 2009, Engineered Nanoparticles : Review of Health and Environmental Safety, Edinburgh Napier University http://www.temas.ch/Impart/ImpartProj.nsf/7903C02E1083D0C3C12576CC003DD7DE/$FILE/ENRHES+Review.pdf?OpenElement&en etarea=03
7
NIOSH 2011, Occupational Exposure to Titanium Dioxide, Current Intellingence Bulletin 63, April 2011. http://www.cdc.gov/niosh/docs/2011-‐160/pdfs/2011-‐160.pdf
12
bevatten. Ook deze nanodeeltjes dragen bij aan de achtergrondconcentratie nanodeeltjes op de werkplek (zie Figuur 2). SNMs kunnen vervolgens agglomereren met de aanwezige PGNPs, wat het detecteren van SNMs op de werkplek en het onderscheiden van de verschillende bronnen nog verder bemoeilijkt. Figuur 2. Schematische opbouw van (mogelijke) nanodeeltjes in de werklucht
!"!#$%%&'(%)*+,-.
#!!$!!!"
9:)$#%6/"#%+ )0)(*%%1$2%/+
,-.,/+
.0)(*%%1$2%/+34$+ "()5%)6()%1%+ "(78()%)$+
!"#$%&'&()*+ !" %"
/($.
De meetstrategie voor toetsing van de hoeveelheid nanodeeltjes op de werkplek aan de NRV bevat ten minste de volgende stappen (zie figuur 3 voor het bijbehorende schema): 3 • Meten van de achtergrondconcentratie nanodeeltjes in aantallen deeltjes per m (nanodeeltjes van natuurlijke en antropogene oorsprong aanwezig in de lucht); • Meten van de concentratie nanodeeltjes die geproduceerd worden door de gebruikte apparatuur zonder 3 dat SNMs of nanoproducten gebruikt worden (in aantallen deeltjes per m ); • Meten van de total concentratie nanodeeltjes tijdens de betreffende werkhandeling met SNMs of 3 nanoproducten (in aantallen deeltjes per m ); • Aftrekken van de achtergrond en de bijdrage aan PGNPs van de total concentratie nanodeeltjes; • Berekenen van de 8uur-‐tijdgewogengemiddelde concentratie; en tenslotte • Vergelijken van de 8uur-‐ tijdgewogengemiddelde concentratie met de NRV; Figuur 3. Toepassing van de NRV en handelingsperspectief
13
Soms is dit schema niet afdoende. Bijvoorbeeld, wanneer je te maken hebt met een complex system van processen of werkhandelingen. In dat geval kan het nodig zijn om aanvullende metingen uit te voeren en om lucht samples te nemen voor fysische/chemische analyse van de nanodeeltjes om zo de fractie SNMs te bepalen. De achtergrond aan nanodeeltjes op de werkplek kan bepaald worden aan het begin van een werkdag wanneer alle apparatuur is uitgeschakeld. SNMs en PGNPs kunnen in principe onderscheiden worden door de emissie van de aanwezige apparatuur te meten voordat SNMs of nanoproducten worden gebruikt en de meting te herhalen op het moment dat deze materialen of producten wel gebruikt worden. Het verschil tussen de twee concentratieniveaus komt overeen met de emissie SNMs (mist geen nadere analyse van de locale emissie nodig is). Hoe te handelen wanneer de blootstelling aan SNMs in de ademzone van de werknemers de NRV overstijgt is uitgewerkt in tabel 10. Table 10. Handelingsperspectief na toepassen van de NRV
Concentratie < NRV Geen verdere fysische of chemische analyse nodig
Handelingsperspectief
1. 2.
3. 4. 5. Concentratie >NRV Risicobeheers-‐ maatregelen noodzakelijk
1. 2.
3. 4.
5.
6.
PGNP > NRV Nadere karakterisatie van PGNPs wordt geadviseerd
Metingen wijzen uit dat de 8-‐uur tijdgewogengemiddelde concentratie van synthetische nanodeeltjes in de inademingslucht (nanodeeltjes/cm3), gecorrigeerd voor de achtergrondconcentratie, lager is dan de NRV voor het betreffende nanomateriaal. In de inademingslucht kunnen nanodeeltjes voorkomen afkomstig van de in het proces gebruikte synthetische nanomaterialen en er kunnen nanodeeltjes voorkomen die gevormd werden door de gebruikte procesapparatuur, of door toegepaste verhitting of verbrandingsprocessen. Tevens kunnen conventionele producten soms een fractie nanodeeltjes bevatten die bij gebruik in de werklucht verspreid worden. Verdere karakterisering (chemisch/fysische analyse) van de nanodeeltjes in de inademingslucht is niet nodig. De aanbeveling is dat maatregelen die redelijkerwijs mogelijk zijn, genomen worden (het zo laag mogelijk houden van de blootstelling aan kleine stofdeeltjes qua duur en omvang is leidend). Herhaling van de blootstellingsmetingen bij wijziging van de procesvoering wordt aanbevolen. Metingen wijzen uit dat de 8-‐uur tijdgewogengemiddelde concentratie van synthetische nanodeeltjes in de inademingslucht (nanodeeltjes/cm3), gecorrigeerd voor de achtergrondconcentratie, hoger is dan de NRV voor het betreffende nanomateriaal. In de inademingslucht kunnen nanodeeltjes voorkomen afkomstig van de in het proces gebruikte synthetische nanomaterialen en er kunnen nanodeeltjes voorkomen die gevormd werden door de gebruikte procesapparatuur, of door toegepaste verhitting of verbrandingsprocessen. Tevens kunnen conventionele producten soms een fractie nanodeeltjes bevatten die bij gebruik in de werklucht verspreid worden. Het is nodig dat alle mogelijke technische maatregelen worden genomen om de blootstelling te reduceren tot onder de NRV, …..of….. De samenstelling van de nanodeeltjes in de inademingslucht moet worden onderscheiden in synthetische nanodeeltjes en PGNP’s (process-‐generated nanoparticles). Soms kan onderscheid gemaakt worden door toepassen van een onderscheidende meetstrategie. Indien dit niet mogelijk is moet het onderscheid gemaakt worden met een nadere fysisch/chemische analyse. Ingeval uit de nadere analyse blijkt dat de concentratie van de synthetische nanodeeltjes in de inademingslucht lager is dan de NRV, dan is de aanbeveling dat maatregelen die redelijkerwijs mogelijk zijn, genomen worden (het zo laag mogelijk houden van de blootstelling aan kleine stofdeeltjes qua duur en omvang is leidend). Ingeval uit de nadere analyse blijkt dat de concentratie van de synthetische nanodeeltjes in de inademingslucht hoger is dan de NRV, dan zijn alle mogelijke technische maatregelen nodig om de blootstelling te reduceren tot onder de NRV.
Het kan voorkomen dat uit de nadere fysisch/chemische analyse blijkt dat bij het productieproces PGNP’s vrijkomen in een concentratie hoger dan de NRV’s. Dit betekent dan, dat er ook zonder het gebruik van synthetische nanomaterialen, veel (andere) nanodeeltjes op de werkplek worden gevormd. Voor deze deeltjes is veelal (nog) geen grenswaarde vastgesteld, en tabel 1 voor de NRV’s is op deze deeltjes niet van toepassing. Het is wel aan te bevelen om maatregelen te nemen die redelijkerwijs mogelijk zijn om de stofdeeltjes op de werkplek terug te dringen (het zo laag mogelijk houden van de blootstelling aan kleine stofdeeltjes qua duur en omvang is immers altijd beter voor de gezondheid). Een uitzondering geldt voor stofdeeltjes waarvoor een gezondheidskundige grenswaarde is vastgesteld (bijvoorbeeld lasrook). Voor die deeltjes wordt de gangbare grenswaarde gehanteerd.
14
Stap 8
Selecteer en implementeer de juiste beheersmaatregelen
Het verdient aanbeveling om een actieplan te ontwikkelen waarin de verschillende beheersmaatregelen zijn opgenomen om veilig werken met SNMs op de werkplek te garanderen. Bij dit proces dient de input van werknemers (of hun vertegenwoordigers in het bedrijf), de arbo-‐coordinator, de arbeidshygiënist en het bedrijfsmanagement meegenomen te worden. Samen dienen deze partijen voor elke werkhandeling afzonderlijk te beslissen welke beheersmaatregelen geschikt en wenselijk zijn. De hiërarchie van beheersmaatregelen en de arbeidshygiënische strategie zoals verwoord in tabel 11 en 12 kunnen hierbij worden gebruikt. Tabel 11. Advies voor beheersmaatregelen voor verantwoord omgaan met nanomaterialen op de werkplek Beheers-‐ klasse
Geadviseerde beheersmaatregelen Pas het voorzorgsprincipe toe
A
Hierbij worden alle stappen van de arbeidshygiënische strategie achtereenvolgens doorlopen en worden alle oplossingen die technisch haalbaar zijn geïmplementeerd. Het voorzorgsprincipe dient te worden toegepast. Het redelijkerwijs principe geldt hier niet. Ga na welke extra maatregelen redelijkerwijs inzetbaar zijn
B
Hierbij worden alle stappen van de arbeidshygiënische strategie achtereenvolgens doorlopen en worden alle oplossingen die technisch haalbaar nader beoordeeld op bedrijfseconomische haalbaarheid. Na een bedrijfseconomische toets wordt besloten welke ingezet zullen worden Gebruik wat nu al gangbaar en volgens de wetgeving verplicht is om risico’s op de werkplek te beperken
C
Pas voldoende (ruimte-‐) ventilatie toe, eventueel bronafzuiging en/of afscherming, aangevuld met geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen.
Tabel 12. De arbeidshygiënische strategie 1.
2.
3.
4.
Bronmaatregelen: Werkgevers moeten eerst gevaren voorkomen of de oorzaak van het probleem wegnemen, bijvoorbeeld door een schadelijke stof te vervangen door een veiliger alternatief of door het inperken van de bron (gesloten systeem, omkasting van de apparatuur). Technische maatregelen: Als bronmaatregelen niet mogelijk zijn, moet de werkgever collectieve maatregelen nemen om risico’s te verminderen, bijvoorbeeld het plaatsen van afscherming of een afzuiginstallatie. Organisatorische maatregelen: Wanneer technische maatregelen niet mogelijk zijn of nog geen afdoende oplossing bieden, moet de werkgever op de werknemers afgestemde individuele maatregelen nemen. Bijvoorbeeld door taakroulatie de blootstelling gelijkmatig over medewerkers verdelen of het aantal blootgestelde medewerkers te verminderen. Persoonlijke beschermingsmiddelen: Als laatste mogelijkheid, als het niet mogelijk blijkt om de risico’s te beheersen d.m.v. bovengenoemde maatregelen, kan de werkgever persoonlijke beschermingsmiddelen voorschrijven. Dit is in principe een tijdelijke oplossing.
Voor het uitwerken van een aanpak met concrete beheersmaatregelen is een creatieve aanpak nodig. Het schema in Tabel 13 kan gebruikt worden om een bedrijfspecifiek Nanoactieplan uit te werken. In Tabel 14 worden verschillende voorbeelden van mogelijke risicobeheersmaatregelen aangereikt. Dit kan bij het brainstormen een handig hulpmiddel zijn. Het plan van aanpak wordt in overleg vastgesteld. De arboverantwoordelijke of preventiemedewerker werkt dit uit. Aan de hand van invultabel 6 kan het nano plan van aanpak opgesteld worden (= nanoactieplan). Eventueel kan er (externe) deskundige ondersteuning bij
15
betrokken worden. Het nano plan van aanpak maakt onderdeel uit van de bedrijfsbrede Risico Inventarisatie en -‐Evaluatie (RI&E). Dit wordt ter accordering voorgelegd aan het management en ondernemingsraad / personeelsvertegenwoordiging. Tabel 13. Nano plan van aanpak ter bevordering van veilig werken met SNMs
Nr.
SNM
Werkhandeling
Beheersklasse (A, B or C)
Voorgestelde beheers-‐ maatregel
Verantwoor-‐ delijke voor implementatie
Voorziene datum gereed
1 2 3 4 5 etc
……………….. ……………….. ……………….. ……………….. ……………….. ………………..
………………… ………………… ………………… ………………… ………………… …………………
.......….….. .......….….. .......….….. .......….….. .......….….. .......….…..
……………….. ……………….. ……………….. ……………….. ……………….. ………………..
………………… ………………… ………………… ………………… ………………… …………………
….-‐….-‐….. ….-‐….-‐….. ….-‐….-‐….. ….-‐….-‐….. ….-‐….-‐….. ….-‐….-‐…..
Tabel 14. Suggesties voor risicobeheersmaatregelen ter bevordering van het veilig werken met SNMs Bronmaatregelen: • Ga na of het nanomateriaal vervangen kan worden door niet-‐nano materiaal of door een nanomateriaal in een lagere gevaarsklasse; • Gebruik nanomaterialen als poeder of in de gasfase zoveel mogelijk in een gesloten systeem; • Vervoer nanomateriaal in een gesloten verpakking; • Werk niet met meer materiaal dan nodig is; • Probeer naar toepassingen te zoeken die kant-‐en-‐klaar aangeleverd worden, zodat niet zelf op de werkplek gemengd hoeft te worden; • Gebruik de deeltjes waar mogelijk in een matrix (bijv. dispersie, suspensie, pasta, palletvorm of ingekapseld); • Kies bewerkingsmethoden die weinig stof of aerosol produceren: knippen en snijden in plaats van zagen, en kwasten/ rollen in plaats van spuiten. Technische maatregelen: • Nanodeeltjes verspreiden zich als een gas. Probeer zoveel mogelijk te werken in een gesloten systeem; • Werk indien mogelijk in een zuurkast, glove-‐box om verspreiding van nanomaterialen naar de omgeving te voorkomen; • Gebruik bij handelingen met nanomateriaal een doelmatige bronafzuiging. Bronafzuiging is doelmatig als de afstand van de afzuigmond tot de bron van nanodeeltjes niet groter is dan de diameter van de afzuigmond; • Voorkom recirculatie van lucht die mogelijk verontreinigd is met nanomaterialen en draag er zorg voor dat de afgezogen lucht niet in een andere ruimte wordt ingebracht; • Voorzie de ventilatiesystemen van HEPA-‐filters om de nanodeeltjes af te vangen; • Nanodeeltjes zullen eenvoudig kunnen ontsnappen uit lekkages in ventilatiesystemen. Repareer lekkages en slechte afdichtingen direct; • In geval van gebouwen in aanbouw: maak maximaal gebruik van natuurlijke ventilatie door ramen en deuren te openen, werkplekken niet teveel af te schermen etc.; • In geval van werk in de buitenlucht: plaats activiteiten of apparaten (ook dieselgeneratoren) die nanodeeltjes produceren benedenwinds. De wind zal de vervuiling afvoeren van de plaats waar de medewerker zich bevindt; • Voorkom ongewilde verspreiding van deeltjes na gebruik en leg ze vast in een hars, vloeistof etc. Voer de deeltjes af als chemisch afval; • Maak ruimtes waar met nanomateriaal gewerkt wordt regelmatig schoon. Doe dit uitsluitend door middel van natte reiniging (schrobmachine) of met een industriële stofzuiger die uitgerust is met een speciaal HEPA-‐filter.
16
Organisatorische maatregelen: • Stel een medewerker aan die zich binnen het bedrijf specialiseert in risico’s van nanomaterialen en train deze persoon. Deze persoon kan vervolgens dienen als aanspreekpunt voor andere medewerkers binnen het bedrijf. • Overleg met de producent/leverancier van nanomaterialen over de mogelijkheden voor het aanleveren van nanomaterialen in een verpakking die aansluit bij de uit te voeren werkzaamheden (bijv. een in water oplosbare verpakking); • Laat door de leverancier een waarschuwing op de verpakking zetten in de trant van: alleen openen door de ontvanger / gebruiker van dit pakket in een gecontroleerde omgeving; • Beperk het aantal handelingen dat met het product uitgevoerd moet worden (afwegen, overgieten, mengen etc.); • Scherm de werkplekken af waar nanomaterialen worden verwerkt; • Beperk de toegang van werkplekken waar nanomaterialen worden verwerkt; • Gebruik zoveel mogelijk wegwerp hulpmiddelen en voer deze af als chemisch afval. Ook restanten dienen afgevoerd te worden als chemisch afval. Nog beter is om ze op te nemen in een matrix alvorens ze af te voeren (bijv. in een hars). • Geef werknemers adequate voorlichting en instructie over het veilig werken met nanomaterialen. De voorlichting dient afgestemd te zijn op: § mogelijke risico’s van het werken met nanomaterialen; § het herkennen van de gebruikte nanomaterialen; § het veilig gebruik, opslag en afvalverwijdering van de gebruikte materialen; § eventuele bedrijfsgrenswaarden voor nanomaterialen § het juiste gebruik en onderhoud van de voorgeschreven persoonlijke beschermingsmiddelen; § het juiste gebruik en onderhoud van de voorgeschreven technische voorzieningen § wat te doen in geval van morsen en andere incidenten; • Zorg voor adequaat periodiek onderhoud van de werking van het afzuigsysteem.
Persoonlijke beschermingsmiddelen: • Geef medewerkers goede gebruikersinstructies over het veilig en juiste gebruik van de voorgeschreven persoonlijke beschermingsmiddelen. • Gebruik wegwerphandschoenen. Bij voorkeur geen geweven katoenen handschoenen. Handschoenen die als geschikt beschouwd worden zijn o.a. nitril, latex en neopreen. • Gebruik een veiligheidsbril bij verspreidende werkzaamheden • Gebruik voor werkkleding bij voorkeur geen geweven kleding, maar bijvoorbeeld Tyvek. • Gebruik minimaal FFP3-‐ ademhalingsbescherming (met een NPF van 30 of hoger).
Stap 9
Registratie van mogelijk blootgestelde werknemers
Omdat er onduidelijkheid is over de risico’s voor de gezondheid van werknemers hebben 8 de sociale partners in de SER geadviseerd om een register bij te houden van mogelijk blootgestelde werknemers. Doel van registratie is het snel kunnen handelen en opsporen van mogelijke gezondheidseffecten zodra nieuwe informatie over gezondheidseindpunten en effecten van specifieke stoffen bekend zijn. Ook kunnen deze gegevens worden gebruikt om na te gaan of op groepsniveau vroege gezondheidsklachten zich voordoen. Geadviseerd wordt om voor medewerkers die mogelijk blootgesteld worden aan nanomaterialen of –producten uit beheersklasse A of B zoals beoordeeld in Stap 6 van deze handreiking een register bij te houden. Een voorbeeld van een dergelijke registratie is opgenomen in Tabel 15.
8
Sociaal Economische Raad advies. Veilig omgaan met nanodeeltjes op de werkplek. Publicatienummer 1, 20 maart 2009. ISBN 90-‐ 6587-‐984-‐6 / CIP
17
Tabel 15.
Voorbeeld voor een mogelijke werknemers-‐registratie voor werknemers die kunnen zijn blootgesteld aan SNMs of SNM-‐gefunctionaliseerde producten met beheersklasse A of B.
Naam werknemer
Datum of periode van Naam SNM(s) werkhandeling *
Karakterisatie werkhandeling
Duur (tijd) van de werkhandeling
Werknemer A
Datum/periode (tijd) waarin gewerkt is met Zie: Stap 2 SNMs
Zie: Stap 4
Zie: Stap 4
Werknemer B
Datum/periode (tijd) waarin gewerkt is met SNMs
Werknemer C
Datum/periode (tijd) waarin gewerkt is met SNMs
Stap 10
Mogelijkheden Preventief Medisch Onderzoek (PMO)
Tot op heden zijn er geen specifieke medische onderzoeksmogelijkheden ontwikkeld die gebruikt kunnen worden om mogelijke beroepsgebonden aandoeningen te voorspellen, noch zijn deze beschikbaar voor het opsporen van specifieke effecten van blootstelling aan synthetische nanodeeltjes. Aan bedrijven, die desondanks het plan hebben om preventief medisch onderzoek uit te voeren om mogelijke gezondheidseffecten veroorzaakt door SNMs te monitoren, wordt aangeraden om vooralsnog hetzelfde programma voor biomonitoring toe te passen als dat beschikbaar is voor de chemische stof in zijn micro/macrovorm (mits dit voor die stof beschikbaar is). Echter, bedrijven die er voor kiezen om additioneel aan hun PMO een specifieke gezondheidsscreening uit te voeren, moeten wel gewaarschuwd worden voor de complexiteit van het ondubbelzinnig relateren van de mogelijke effecten in individuele werknemers (zoals bijvoorbeeld respiratoire of cardiovasculaire aandoeningen) aan blootstelling aan SNMs. Dit betekent dat, ook indien er vroege effecten zouden worden waargenomen, het nog steeds onduidelijk kan zijn hoe de werkomstandigheden verbeterd zouden moeten worden, anders dan reeds is aanbevolen bij de beheersmaatregelen in stap 8. Voor vroegtijdige signalering van nadelige effecten van SNM-‐blootstelling is het waarschijnlijk vooral relevant om de problematiek epidemiologisch te benaderen en de PMO-‐resultaten van groepen van blootgestelden te gebruiken en deze te vergelijken met niet-‐blootgestelde werknemers (in wetenschappelijke termen: zowel in een cross-‐sectional als in een longitudinale analyse). De Gezondheidsraad bereid momenteel op dit onderwerp een advies voor (publicatie verwacht in 2013). Het 9 Amerikaanse NIOSH heeft op dit punt een voorlopig advies uitgebracht.
9
National Institute for Occupational Safety and Health (2009) Current Intelligence Bulletin 60. Interim Guidance for Medical Screening and Hazard Surveillance for Workers Potentially Exposed to Engineered Nanoparticles. Publication No. 2009–116
18
Afkortingen
C60 CAS
Fullereen
CMR
Carcinogenic, Mutagenic, Reproduction toxic, according to Directive 1272/2008 (CLP) Kankerverwekkend, mutagen, reproductietoxisch (giftig voor de voortplanting)
DNEL
Derived No-‐Effect Level Waarde gebruikt bij chemische stoffen regelgeving (REACH), als hoogste concentratieniveau waarbij nog geen effect wordt waargenomen.
SNM
Synthetisch nanomateriaal. In het Engels: Manufactured Nano Material (MNM). Equivalent aan Engineered Nanomaterials (ENM). Bedoeld worden synthetische nanomaterialen met een diameter tussen 1 – 100 nm overeenkomstig de definitie voor nanomaterialen die is voorgesteld door de Europese Commissie (2011/696/EU)
Chemical Abstract Service Nummer gebruikt voor internationale classificatie van chemische stoffen
MWCNT Multi-‐wall Carbon NanoTube. Koolstof nanobuisjes met meerdere (concentrische) wanden National Institute of Occupational Safety and Health (Amerikaans onderzoeksinstituut voor NIOSH arbeidsomstandigheden)
NP NRV OEL PGNP
NanoParticle, nanodeeltje
PMO REL SDS SWCNT Tgg
Periodiek Medisch Onderzoek
Nano Reference Value, nanoreferentiewaarde Occupational Exposure Limit, grenswaarde voor stof op de werkplek Process-‐generated nanoparticles, nanodeeltjes gevormd door de gebruikte apparatuur op de werkplek, bij verhitting, verbranding of bij het gebruik van elektrische apparatuur, dan wel als fractie nanodeeltjes in grovere componenten. Recommended Exposure Level. Door NIOSH aanbevolen veilige grenswaarde. Safety Data Sheet. Veiligheidsinformatieblad (VIB) Single-‐wall Carbon nanotubes. Koolstof nanobuisje met een enkele wand. Tijdgewogengemiddelde. Veelal gebruikt om de blootstelling over een 8-‐urige werkdag te beoordelen. Een korter durende blootstelling wordt dan gemiddeld over 8 uur.
19
Suggesties voor verdere informatie •
•
•
• • • • • • • •
•
Social and Economic Council Advisory Report. (2009) Nanoparticles in the Workplace: health and Safety Precautions. Publication number 1, March 2009. http://www.ser.nl/~/media/Files/Internet/Talen/Engels/2009/2009_01/2009_01.ashx Social and Economic Council Advisory Report (2012) Provisional nano reference values for engineered nanomaterials. http://www.ser.nl/en/sitecore/content/Internet/en/Publications/Publications/2012/2012_01.aspx Arbeid & Gezondheid 2012 – Handboek over het beheersen van gezondheidsrisico’s op het werk. (Redactie: WJT van Alphen, R Houba, AAM Leutscher, HP Pennekamp en KBJ Schreibers) JC van Broekhuizen, Hoofdstuk 10, Nanotechnologie, Kluwer 2012, ISBN 978 90 13 09800 6 http://nano.stoffenmanager.nl/ http://www.nanosmile.org Adverse Effects of Engineered Nanomaterials, eds Fadeel B, Pietroiusti A and Shvedova AA, Academic Press/Elsevier 2012. ISBN 978-‐0-‐12-‐386940-‐1 Joanna Kosk-‐Bienko, (2009) European Agency for Safety and Health at Work (EU-‐OSHA) Workplace exposure to nanoparticles. German Chemical Industry Association. (2008) Responsible Production and Use of Nanomaterials. Occupational safety and environmental health guideline: engineered nanomaterials. University of Michigan. mei 2010 RJ Aitken, KS Creely, CL Tran (2004). Nanoparticles: An occupational hygiene review. HSE Books, Norwich, ISBN 0 7176 2908 2. Warheit, D. B. (2008). How meaningful are the results of nanotoxicity studies in the absence of adequate material characterization? Toxicol Sci 101, 183−185 BSI -‐ PD 6699-‐2:2007 Nanotechnologies –Part 2: Guide to safe handling and disposal of manufactured nanomaterials
•
Nasterlack et al. (2008) Considerations on occupational medical surveillance in employees handling nanoparticles. Int Arch Occup Environ Health (2008) 81:721–726
•
National Institute for Occupational Safety and Health (2009) Current Intelligence Bulletin 60. Interim Guidance for Medical Screening and Hazard Surveillance for Workers Potentially Exposed to Engineered Nanoparticles. Publication No. 2009–116
•
EC 2011, Commission Recommendation of 18 October 2011 on the definition of nanomaterial (2011/696/EU) EC (2012), European Commission DG Environment, Questions and Answers on the Commission Recommendation on the definition of Nanomaterial, update 23/2/2012 http://ec.europa.eu/environment/chemicals/nanotech/questions_answers.htm#1 SRU 2011. German Advisory Council on the Environment. Precautionary Strategies for managing Nanomaterials. http://www.umweltrat.de/SharedDocs/Downloads/EN/02_Special_Reports/2011_08_Precautionary_Strat egies_for_managing_Nanomaterials_chapter07.pdf?__blob=publicationFile Kuemple ED, Geraci CL, Schulte PA (2012), Risk Assessment and Risk Management of Nanomaterials in the Workplace: Translating Research to Practice. Ann. Occup. Hyg., 56(5) 491–505 ECHA (2012a), Guidance on information requirements and chemical safety assessment -‐ Appendix R8-‐15 Recommendations for nanomaterials applicable to Chapter R.8 Characterisation of dose [concentration] -‐ response for human health, May 2012 Christensen F, Ashberger K, Riego-‐Sintes J (2012), NANO SUPPORT Project, Scientific technical support on assessment of nanomaterials in REACH registration dossiers and adequacy of available information. AA N°07.0307/2010/581080/AA/D3, Final Report on analysis and assessment (Task I, step 3&4&5) and options for adapting REACH (Task II, step 1). http://ec.europa.eu/environment/chemicals/nanotech/pdf/jrc_report.pdf
•
•
• •
•
20