Werken en verblijf in een LOI: combinatie recht op materiële opvang en een loon Nota van 24 september 2010
Inleiding De federale overheid heeft een tijd geleden beslist dat asielzoekers die hun asielaanvraag indienen na 31 mei 2007 een arbeidskaart C kunnen krijgen op voorwaarde dat zij 6 maanden na het indienen van hun asielaanvraag nog geen beslissing van het CGVS gekregen hebben. Het probleem is dat heel wat van deze asielzoekers in de materiële opvang verblijven. Er is bijgevolg nood aan een regeling voor de combinatie tussen het recht op materiële opvang en een loon. Het is immers onaanvaardbaar dat asielzoeker in materiële opvang zowel zijn loon als zijn recht op opvang zou kunnen behouden terwijl een leefloon- of financiële steungerechtigde hulpvrager zijn leefloon of financiële steun geheel of gedeeltelijk verliest in functie van de hoogte van zijn loon. Fedasil en de opvangpartners hebben een regeling uitgewerkt om dit probleem op te lossen. Afspraak was dat de toegang tot de arbeidsmarkt pas effectief zou worden toegekend samen met de regeling voor de combinatie tussen materiële opvang en een loon. Jammer genoeg werd deze afspraak niet nageleefd. De mogelijkheid om te werken met een arbeidskaart C werd al eind 2009 ingevoerd. De Opvangwet werd pas gewijzigd door de wet houdende diverse bepalingen van 28 april 2010. Deze wet heeft enerzijds een informatieplicht in hoofde van de bewoner van een opvangstructuur ingevoerd en anderzijds de wettelijke basis voor het koninklijk besluit met daarin de praktische regeling voorzien. Dit koninklijk besluit moest in ministerraad overlegd worden en dat heeft voor enige vertraging gezorgd. De publicatie van het besluit werd verwacht in juni 2010 maar dat werd door de federale verkiezingen dan weer uitgesteld. Hoogstwaarschijnlijk is het wachten op de nieuwe federale regering (of een doorstart van de ontslagnemende federale regering) alvorens er opnieuw beweging in dit dossier komt. Wat zegt de Opvangwet? Ten eerste, de opvangwet werkt niet met het criterium behoeftigheid en heeft geen regels inzake bestaansmiddelen. M.a.w. ook bemiddelde of werkende asielzoekers (of andere begunstigden van de opvang) hebben recht op materiële opvang. De VVSG heeft dit aangekaart bij het tot stand komen van de opvangwet aangekaart maar er werd geen rekening gehouden met die opmerkingen. Ten tweede, voor de wetswijziging in april 2010 voorzag de Opvangwet geen informatieplicht in hoofde van de begunstigde van de opvang. Er was dan ook geen wettelijke basis om te
22 september 2010 - 1/6
eisen dat zij de opvangstructuur op de hoogte zouden brengen van een tewerkstelling. Nu, na de wetswijziging, moeten de begunstigden van de opvang elke nuttige inlichting en elk gegeven dat een weerslag kan hebben op de geboden hulp doorgeven aan de opvangstructuur (artikel 15/1 Opvangwet). Ten derde, moet er een praktische regeling in een koninklijk besluit komen (artikel 35/1 Opvangwet). De Opvangwet laat twee oplossingen toe: -
enerzijds de terugbetaling van de materiële hulp door ofwel een dagprijs aan te rekenen ofwel de toegekende materiële opvang te beperken,
-
anderzijds de wijziging of de opheffing van de toewijzing aan een opvangstructuur.
De keuze voor de ene of de andere oplossing wordt bepaald door de professionele situatie van de asielzoeker waarmee onder meer bedoeld worden: het type arbeidsovereenkomst en de hoogte van het loon. In afwachting van het koninklijk besluit, zegt de Opvangwet dat de opvangstructuren de materiële opvang ongewijzigd moeten blijven toekennen, loon of geen loon, omdat er geen rekening mag worden gehouden met de inkomsten uit loon. Wat voorziet het toekomstige koninklijk besluit? Het koninklijk besluit dat de VVSG kon inkijken (zekerheid is er uiteraard pas wanneer het koninklijk besluit in het staatsblad gepubliceerd zal zijn) is enkel van toepassing op asielzoekers die met een arbeidskaart C werken. Andere mogelijke tewerkstellingen vallen er niet onder zoals bijvoorbeeld de tewerkstelling van een erkend vluchteling tijdens de 2 maanden die hij heeft om de opvangstructuur te verlaten. Deze andere tewerkstellingen zullen eerder zelden voorkomen en stellen minder een probleem omdat de bewoner in de regel op het punt staat om te vertrekken. Meer problematisch is dat er geen regeling is voor de tewerkstelling in het deeltijds onderwijs (want die gebeurt zonder arbeidskaart C) of voor andere inkomsten zoals deze uit het belastingkrediet voor kinderlast of de kinderbijslag voor gehandicapte kinderen. Ten eerste voorziet het besluit dat de asielzoeker die werkt de opvangstructuur schriftelijk op de hoogte moet brengen van de tewerkstelling en van elke wijziging in zijn professionele situatie. De opvangstructuur moet Fedasil vervolgens op de hoogte brengen. De volgende gegevens moeten doorgegeven worden: -
het verkrijgen van een arbeidskaart C;
-
het sluiten van elke arbeidsovereenkomst (kopie moet gegeven worden);
-
elke wijziging aan die arbeidsovereenkomst(en);
-
de tewerkstellingsduur;
-
evolutie van het loon;
22 september 2010 - 2/6
-
aantal uren tewerkstelling.
Indien de asielzoeker deze verplichting niet naleeft, zowel opzettelijk als door nalatigheid, of misleidende informatie doorgeeft, kan Fedasil de bedragen terugvorderen die de asielzoeker had moeten betalen indien de informatieplicht wel correct was nageleefd. Ten tweede voorziet het besluit de betaling van een dagprijs indien de tewerkstelling onvoldoende zekerheid biedt om na het vertrek uit de opvangstructuur te voorkomen dat de asielzoeker een beroep op het OCMW zou moeten doen om menswaardig te kunnen leven. De niet cumulatieve voorwaarden zijn: 1° voor de arbeidsovereenkomst: - een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur met een duur van minder dan 6 maanden of - een arbeidsovereenkomst voor een bepaald werk met een vermoedelijke duur van minder dan 6 maanden of - een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur waarvan de proefperiode nog loopt of waarin geen proef voorzien werd 2° voor het loon: het nettomaandloon is niet hoger dan het leefloon voor de overeenkomstige categorie. Niet cumulatief, met andere woorden, zodra de tewerkstelling aan één van beide voorwaarden voldoet, gaat het over een dagprijs en niet over een opheffing van de toewijzing. De dagprijs wordt berekend rekening houdend met de hoogte van het loon. De in het besluit voorziene schaal wordt jaarlijks geindexeerd. De schaal: - op de schijf van 0 tot 79,99 euro: geen - op de schijf van 80,00 tot 149,99 euro: 35% - op de schijf van 150,00 tot 299,99 euro: 50% - op de schijf van 300,00 tot 499,99 euro: 65% - boven de 500,00 euro: 75% Ten derde voorziet het besluit de opheffing van de toewijzing aan de opvangstructuur. De cumulatieve voorwaarden zijn: 1° voor de arbeidsovereenkomst: - een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur met een duur van minstens 6 maanden; - een arbeidsovereenkomst voor een bepaald werk met een vermoedelijke duur van minstens 6 maanden of - een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur waarvan de wettelijke proefperiode voorbij is; 2° voor het loon: het nettomaandloon is hoger dan het leefloon voor de overeenkomstige categorie.
22 september 2010 - 3/6
Cumulatief, met andere woorden, de tewerkstelling moet aan beide voorwaarden voldoen om de toewijzing te kunnen opheffen. Is één van beide voorwaarden niet vervuld, dan kan er enkel een dagprijs gevraagd worden. Wanneer de toewijzing opgeheven wordt en de asielzoeker verliest zijn werk terwijl de asielprocedure nog loopt (en hij dus in principe als asielzoeker nog recht heeft op materiële opvang), zal er geen terugkeer naar een opvangstructuur mogelijk. Indien de asielzoeker voldoende gewerkte dagen heeft en nog in aanmerking komt voor een arbeidskaart C, heeft hij recht op een werkloosheidsuitkering. Indien hij onvoldoende gewerkte dagen heeft en/of niet meer in aanmerking komt voor een arbeidskaart C (en dus niet beschikbaar is voor de arbeidsmarkt), heeft hij geen recht op een werkloosheidsuitkering. In dat geval kan de asielzoeker een hulpvraag indienen bij het bevoegde OCMW. De voorwaarden zijn bedoeld om zoveel mogelijk te vermijden dat de werkende asielzoekers na een korte periode van werk toch een beroep op het OCMW zouden moeten doen of tijdens de tewerkstelling een aanvullende steun zouden kunnen aanvragen. Deze oplossing is niet perfect want het is een compromis tussen de voorstanders van het steeds opheffen van de code 207 opvangstructuur ongeacht hoe gering de tewerkstelling en het loon zijn en de voorstanders van het behoud van de materiële opvang of, indien er dan toch toewijzingen zouden worden opgeheven, het recht op re-integratie in een opvangstructuur. We hopen dat de voorwaarden gekoppeld aan de opheffing voldoende garanties zullen bieden tegen ‘misbruiken’ waarbij met geringe tewerkstellingen gewerkt zou worden die er alleen op gericht zouden zijn om de opvang te kunnen verlaten en naar een OCMW te stappen voor financiële steun. Om dit te kunnen opvolgen, heeft de VVSG voorgesteld om een verplichte evaluatie van de gekozen voorwaarden te voorzien. Dat is niet gebeurd. Deze evaluatie zal indien nodig afgedwongen moeten worden aan de hand van cijfers uit de praktijk. Dat is voorlopig nog afwachten. De opheffing gebeurt in de loop van de maand nadat de asielzoeker voor de tweede keer zijn loon ontvangen heeft. Bovendien moet de asielzoeker tijdens die periode de dagprijs betalen. Pas als hij die effectief betaald heeft, kan de opheffing gebeuren. Ten slotte wordt het ‘loon’ nader bepaalt. Het loon wordt maandelijks berekend. Uitgesloten zijn: eindejaarspremies en de dertiende maand. Wat kan in afwachting van het koninklijk besluit? Juridisch is het niet mogelijk om een deel van de materiële opvang in te trekken of te verminderen. Het zakgeld mag bijvoorbeeld niet worden ingehouden. De dienstverlening zoals omschreven in de Opvangwet moet verder toegekend worden. Aangezien de Opvangwet de menselijke waardigheid als criterium hanteert en de toekenning door de LOI van een leefgeld niet wettelijk geregeld werd (het gaat hier over instructies van Fedasil om een
22 september 2010 - 4/6
door de regelgeving gelaten leemte te vullen), is het aanpassen van het bedrag van het leefgeld juridisch verdedigbaar. Voor Fedasil ligt dat moeilijk omdat dit leefgeld met de LOIsubsidie betaald wordt en Fedasil niet wil dat de LOI ‘winst’ maken wanneer een LOI-bewoner werkt. De VVSG heeft begrip voor dit standpunt maar vraagt ook begrip voor de OCMW’s die een zekere gelijke behandeling van hun cliënten nastreven. Alleen maar toekijken in afwachting van een wettelijke regeling is geen optie voor de OCMW’s. Het is uiteraard altijd afwachten of mensen een beroep zullen indienen en wat de arbeidsrechter dan zal zeggen. De VVSG raadt aan om aan de werkende bewoners voor te stellen om een deel van het loon aan consumptie te besteden en de rest te sparen. Belangrijkste argument is dat ze dat gespaarde geld goed zullen kunnen gebruiken wanneer ze het LOI verlaten, zowel met als zonder verblijfsrecht. De VVSG denkt dat het mogelijk is om een deel van de bewoners te overtuigen door hen goed te informeren. Dat ze ook een deel van het loon kunnen houden, is een aanvaardbare hefboom want ook bij leefloon en financiële steun zijn er vergelijkbare regelingen. Alles sparen is trouwens geen haalbare kaart. Dit kan aangevuld worden met het niet meer ten laste nemen van bepaalde extra’s die buiten de wettelijk verplichte materiële opvang vallen waarbij voorzichtigheid geboden is. Wat
de
medische
kosten
betreft,
een
werkende
LOI-bewoner
heeft
recht
op
ziekteverzekering en moet zich bij een ziekenfonds naar keuze aansluiten. Als dat niet gebeurt, moet het OCMW hem aansluiten bij de zorgkas. Indien de POD MI vaststelt via de KSZ dat de LOI-bewoner werkt, zal de POD MI de medische kosten niet meer ten laste nemen. Dergelijke aansluiting kan lang effect hebben door het uitlooprecht in de ziekteverzekering. Daarnaast is er de mogelijke opheffing van de toewijzing aan het LOI, de zogenaamde code
207 LOI, wegens bijzondere omstandigheden. Het initiatief kan uitgaan van de werkende bewoner, van Fedasil of van het OCMW. Eens de code 207 LOI opgeheven is, is een reintegratie in het opvangnetwerk niet meer mogelijk, ook niet wanneer de asielzoeker zijn werk verliest. Voorzichtigheid is dus geboden want, hoe onaanvaardbaar de combinatie van LOIopvang en een loon ook is, de federale overheid wist heel goed dat deze situatie het gevolg zou zijn van het openstellen van de arbeidskaart C zonder regeling in verband met de combinatie materiële opvang en loon. Dus stelt de VVSG zich de vraag of de OCMW’s het probleem weer maar eens moeten oplossen door opheffingen van codes 207 LOI te vragen. Die piste zou de VVSG alleen overwegen indien de tewerkstelling voldoende waarborgen biedt: 1) de werkgever is gekend en betrouwbaar, 2) de arbeidsovereenkomst is van onbepaalde duur en de proef is voorbij/niet voorzien en 3) het loon is minstens gelijk aan het leefloon. Die voorwaarden bieden ook geen absolute zekerheid dat de asielzoeker zijn werk niet zal verliezen en dan toch ten laste van het OCMW valt. Andere optie is dat de werkende bewoner het LOI verlaat zonder opheffing te vragen en dan ‘no show’ wordt. Dus aan een opvangstructuur toegewezen asielzoeker die ervoor kiest
22 september 2010 - 5/6
niet in de hem toegewezen opvangstructuur te verblijven. Die krijgen dan een code 207 WSP/SPW no show en moeten op eigen benen staan. Geen recht op OCMW-dienstverlening (art 57ter OCMW-wet). Hun medische kosten zijn in principe te verhalen op Fedasil (maar ook hier primeert de ziekteverzekering maar Fedasil heeft nog geen toegang tot de KSZ en kan dat dus niet op eigen initiatief nagaan). Voordeel voor de asielzoeker is dat hij wel terug recht heeft op een opvangplaats als hij ervoor kiest om geen ‘no show’ meer te zijn. Dan moet hij zich terug op de Dispatching aanbieden en krijgt hij in principe een toewijzing. ‘In principe’ want met de overbezetting is het mogelijk dat er geen plaats voor hem is en dat hij ofwel no show blijft ofwel een niet-toegewezen asielzoeker wordt die dan wel recht heeft op OCMWdienstverlening. Intussen heeft de VVSG een aantal bezorgde vragen ontvangen over opheffingen van de code 207 LOI op vraag van de asielzoeker waarbij er heel weinig zekerheid was over de tewerkstelling zowel qua duur als qua loon. Dit werd aangekaart bij Fedasil. Volgens Fedasil zal er steeds een individuele gemotiveerde beslissing genomen worden en moeten de volgende documenten
voorgelegd worden: kopie van de arbeidskaart C, kopie van de
arbeidsovereenkomst, kopie van de loonfiche en kopie van de DIMONA-aangifte. Er werd daarbij ook gevraagd om de beslissingen tot opheffing wat uitgebreider te motiveren zodat de OCMW’s ook beter geïnformeerd worden over de achterliggende reden. Fabienne Crauwels 24 september 2010
22 september 2010 - 6/6