WELSTANDSNOTA
Welstandsnota Borger-Odoorn Tot en met de eerste wijziging 12 maart 2009 projectnummer: 030.00.01.07.10.00
HOOFDSTUK
2
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
HOOFDSTUK
INHOUDSOPGAVE
1
Voorwoord
04
2
Beleidsregels
05
3 3.1 3.2 3.3
Inleiding Welstandsbeleid Geschiedenis welstandstoezicht in Drenthe Leeswijzer
06 06 06 07
4 4.1 4.2 4.3 4.4
Ruimtelijk beleid Het uitvoeren van een ruimtelijk beleid Het ruimtelijk beleid in de gemeente Borger-Odoorn Cultuurhistorie en monumentenbeleid De relatie met gemeentelijke ruimtelijke plannen
08 08 08 09 09
5 5.1 5.2
Samenstelling van de Welstandscommissie Samenstelling Welstandscommissie De ondersteuning van de Welstandscommissie
10 10 10
6 6.1 6.2 6.3 6.4 6.4.1 6.4.2
De Welstandscommissie De behandeling van de plannen De informatievoorziening van de Welstandscommissie De openbaarheid van de vergaderingen Vooroverleg en principebeoordelingen Vooroverleg Principebeoordelingen
11 11 11 11 12 12 12
7 7.1 7.2 7.3 7.4
13 13 13 13
7.6
Advisering en besluitvorming De taak van de Welstandscommissie Extra taken voor de Welstandscommissie De adviezen van de Welstandscommissie De besluitvorming door het College van Burgemeester en Wethouders Mogelijkheden om van het welstandsadvies af te wijken Het indienen van bezwaar tegen beslissingen
8 8.1 8.2
Handhaving en evaluatie De evaluatie van het welstandstoezicht De handhaving van het welstandsbeleid
15 15 15
9 9.1 9.1.1 9.2 9.3 9.4 9.4.1 9.4.2 9.4.3 9.5 9.6 9.7
Welstandscriteria Algemene welstandscriteria Aandachtspunten voor redelijke eisen van welstand Belangrijke aspecten bij de welstandsbeoordeling Welstandsniveaus Gebiedsgerichte welstandscriteria Ontwikkelingsschets Gebiedsindeling Toelichting Beschrijving per gebied Objectgerichte criteria Loketcriteria
16 16 16 17 17 17 18 20 20 21 53 65
7.5
13 14 14
10
Bijlagen 1 Begrippenlijst 2 Monumentenlijst 3 Hunebedlijst 4 Rietdakenlijst 5 Welstandskaarten - Overzichtkaart - Detailkaarten Valthe, Drouwen, Odoorn, Nieuw-Buinen, Exloo, Buinen en Borger
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
102 103 111 112 113
3
HOOFDSTUK
1
VOORWOORD
Bij bouwplannen wordt beoordeeld of zij aan “redelijke eisen van welstand” kunnen voldoen. De oordelen van een welstandscommissie zijn vaak onderwerp van gesprek. Daarbij is er veel onduidelijk. De burger blijft met heel wat vragen zitten. Wat zijn die eisen dan precies? Gelden die overal? Wat is redelijk? Wie heeft al die eisen bedacht? Hoe komen ze daaraan? De rijksoverheid vond het wenselijk dat er meer duidelijkheid over welstand voor de burgers zou komen. Daarom werd besloten dat gemeenten hun beleid op dit terrein in een nota moesten vastleggen. Ook het gemeentebestuur van Borger-Odoorn vindt het wenselijk dat een burger met een bouwplan al in het beginstadium meer duidelijkheid over welstand krijgt. Verder vinden we het belangrijk dat het welstandsbeleid op een goede en duidelijke manier wordt vastgelegd. Daarom hebben wij besloten de welstandsnota die nu voor u ligt op te stellen. In deze nota is niet alleen het beleid vastgelegd, ook staan er de criteria in die bij de toetsing van plannen worden gebruikt. De burger die iets wil gaan bouwen kan dan al vooraf antwoord krijgen op veel vragen.
4
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
U kunt de nota lezen als naslagwerk, als beleidsstuk of als beschouwing over de gebouwde omgeving. Hoe de nota ook wordt gelezen, ons uitgangspunt is dat dit stuk voor alle betrokkenen bij het bouwen een toegevoegde waarde heeft. Heeft u opmerkingen en ervaringen die voor ons van belang kunnen zijn, dan horen we die graag van u. J.J. Bruintjes, wethouder Bouwen en Wonen
BIJ DE HERZIENING 2008 Sinds 1 juni 2004 is er in de gemeente Borger-Odoorn gewerkt met de welstandsnota. Het vaststellen van een eigen gemeentelijk welstandsbeleid heeft de verantwoordelijkheid voor welstand dichter bij de burger gebracht dan ooit. Het eigen welstandsbeleid houdt ook in dat de gemeente een verantwoordelijkheid heeft gekregen voor het actueel houden van de welstandsnota. De gemeente Borger-Odoorn heeft daarom de nu voor u liggende herziening 2008 laten vervaardigen. In de herziene welstandsnota zijn de zaken gewijzigd die na drie en een half jaar werken met de nota aan het licht zijn gekomen. Belangrijkste wijzigingen betreffen het toevoegen van ontwikkelingsgebieden en nieuwe landgoederen en het opstellen van objectcriteria voor reclame en boerderijen. Met deze wijzigingen bezit de gemeente BorgerOdoorn ook voor de komende periode over een consistent welstandsbeleid!
HOOFDSTUK
2
BELEIDSREGELS
De raad van de gemeente Borger-Odoorn, gelezen het voorstel van het College van Burgemeester en Wethouders d.d. ; Gelet op artikel 9.1, lid 2 van de gemeentelijke Bouwverordening en gelet op artikel 12a, lid 1 van de -per 1 januari 2003 gewijzigde- Woningwet. Vast te stellen de welstandsnota Borger-Odoorn besluit:
Vastgesteld in de openbare vergadering van xx-xx-2008.
De raad voornoemd, de raadsgriffier,
L.F. van Ameijden Zandstra
de voorzitter,
T. Slagman-Bootsma
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
5
HOOFDSTUK
3
INLEIDING
3.1 Welstandsbeleid Een bouwwerk is zelden een zaak van een individuele burger alleen. Een bouwwerk maakt immers deel uit van de publieke ruimte; een voorbijganger wordt er mee geconfronteerd of hij/zij wil of niet. Een aantrekkelijk gebouwde omgeving is dan ook een publiek belang en dus tevens een van de belangen die de gemeente behartigt. De doelstelling van het welstandsbeleid is het veilig stellen van een basiskwaliteit van de gebouwde omgeving. Daar waar dit gewenst en mogelijk is, zal een verbetering van de kwaliteit van de gebouwde omgeving het doel zijn. Deze nota beschrijft de ruimtelijke, architectonische en cultuurhistorische kwaliteiten die de gemeente aan de verschillende gebieden toekent, of die in de toekomst in een bepaald gebied zijn gewenst. Vanuit deze kwaliteiten zijn criteria ontwikkeld en is bepaald welk welstandsniveau in de verschillende gebieden wordt gevoerd. Aan de hand daarvan kunnen bouwplannen worden beoordeeld. De nota biedt het inhoudelijk kader voor het overleg met de betrokkenen en de uiteindelijke advisering. Het woord beoordelingscriteria zou de indruk kunnen wekken dat de architectonische kwaliteit van een bouwplan en zijn invloed op de ruimtelijke kwaliteit nauwkeurig kan worden gemeten. Zoiets is uiteraard niet het geval. De criteria geven de beoordelende commissie wel een instrument in handen om over bouwplannen te kunnen adviseren in termen van ”redelijke eisen van welstand”. Het gemeentelijk welstandsbeleid in deze nota heeft daarom een belangrijke communicatiefunctie. De gemeenteraad laat
6
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
met deze nota alle belanghebbenden zo concreet mogelijk zien wat in een bepaalde situatie onder zulke “redelijke eisen” wordt verstaan. Volgens de -per 1 januari 2003 gewijzigde- Woningwet is een toetsing van bouwwerken aan redelijke eisen van welstand nog slechts mogelijk indien die eisen zijn geconcretiseerd in een door de gemeenteraad vastgestelde welstandsnota. De -per 1 januari 2003 gewijzigde- Woningwet kent een nieuwe categorie-indeling in bouwwerken. De oorspronkelijke driedeling in vergunningplichtige, meldingplichtige en vergunningsvrije bouwwerken is vervangen door een tweedeling van vergunningplichtige en vergunningsvrije bouwwerken. Het is aan te bevelen om voor alle bouwactiviteiten de welstandsnota te raadplegen. Door de verruiming van de categorie vergunningsvrije bouwactiviteiten kunnen er zaken worden gerealiseerd die in strijd zijn met de criteria van deze nota. In dergelijke gevallen kan het gemeentebestuur van de zogeheten excessenregeling gebruik maken. Het goed lezen van de bepalingen in deze nota kan dan ook veel tijd en geld besparen. Mede door de voortdurende veranderingen in de gebouwde omgeving is een welstandsnota een dynamisch stuk. De wettelijk voorgeschreven jaarlijkse verslaglegging van deWelstandscommissie kan aanleiding zijn tot wijzigingen in de nota.
3.2 Geschiedenis welstandstoezicht in Drenthe De geschiedenis van het welstandstoezicht in Drenthe begon in december 1926 toen Provinciale Staten het oprichten van een zogeheten Schoonheidscommissie bepleitten. In september 1929 konden Gedeputeerde Staten meedelen dat de “Provinciale Drentse Adviescommissie tot wering van inbreuk op de schoonheid van stad en land” officieel was ingesteld. Tot ver in de jaren zestig deed deze provinciale commissie haar werk. Toen door de Woningwet 1962 de verantwoordelijkheid voor de welstandstoetsing bij de gemeenten werd gelegd, trok de provincie zijn consequenties. Samen met de Drentse gemeenten besloot men een centrale beoordelingscommissie in het leven te roepen die een bundeling van krachten mogelijk maakte en deskundigheid in de beoordeling van plannen in hoge mate verzekerde. Het verslag van de besprekingen in 1965 meldde: “Daar welstand niet alleen ter sprake komt bij de totstandkoming en het gebruik van het individuele bouwwerk doch ook bij het stedenbouwkundig plan, is het scheppen van een nauwere band tussen organen en instellingen die op dit terrein werkzaam zijn, een gebiedende eis. Door zo goed mogelijke coördinatie kan men dan tot een optimale doeltreffendheid komen”. De samenwerking van een groot aantal Drentse gemeenten en de provincie leidde uiteindelijk in 1971 tot de oprichting van de Stichting Het Drents Welstandstoezicht die voor de overgrote meerderheid van de Drentse gemeenten ging werken. In januari 2002 fuseerde de
HOOFDSTUK
stichting met een aantal andere Drentse instellingen die zich voor het Drentse culturele erfgoed inzetten, tot de organisatie Het Drents Plateau.
3.3 Leeswijzer Hoofdstuk 4 begint met een beschrijving van het ruimtelijk beleid van de gemeente. In hoofdstuk 5 volgt de samenstelling van de Welstandscommissie. In hoofdstuk 6 komt de werkwijze van de commissie aan de orde waarna in hoofdstuk 7 de besluitvorming wordt behandeld. In hoofdstuk 8 “Handhaving en evaluatie” komen verschillende onderwerpen aan de orde zoals handhaving en evaluatie van het welstandstoezicht. In hoofdstuk 9 worden de welstandscriteria behandeld. Allereerst komen de algemene welstandscriteria aan bod die bij elke welstandsbeoordeling gelden. Daarna volgen verderop in het hoofdstuk de gebiedsgerichte welstandscriteria die worden gehanteerd om te beoordelen hoe het bouwwerk zich in zijn omgeving voegt. In de gemeente is namelijk een aantal gebieden onderscheiden met eigen specifieke welstandscriteria. Achterin de nota staan in de “Loketcriteria” de welstandscriteria die bij veel voorkomende kleine bouwplannen gelden. Het gaat dan om zaken als aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen, dakkapellen, kozijnwijzigingen, erfafscheidingen en reclames. Bouwplannen die niet aan deze criteria voldoen, worden aan de Welstandscommissie voorgelegd. Andere bijlagen zijn onder meer een kaart met de welstandsgebieden, een begrippenlijst en de monumentenlijst (bijlage2), de hunebedlijst (bijlage 3 en de riedakenlijst (bijlage 4).
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
7
HOOFDSTUK
4
RUIMTELIJK
BELEID
4.1 Het uitvoeren van een ruimtelijk beleid De welstandstoetsing vormt een onderdeel van het ruimtelijk beleid van de gemeente. Het bestaande beleid is vastgelegd in verschillende plannen. Genoemd worden onder andere bestemmingsplannen en beeldkwaliteitsplannen. Het opstellen van deze welstandsnota is dan ook begonnen met een inventarisatie van het bestaande beleid en een analyse van de consequenties die dit heeft voor het welstandsbeleid. 4.2 Het ruimtelijk beleid in de gemeente Borger-Odoorn De gemeente Borger-Odoorn wordt gekenmerkt door een grote ruimtelijke diversiteit. Het voert in het kader van deze paragraaf te ver om in te gaan op deze ruimtelijke kenmerken en het daarop van toepassing zijnde ruimtelijke beleid. Gemakshalve wordt verwezen naar hoofdstuk 9.4.1. waarin een beknopte ruimtelijke analyse van de gemeente is opgenomen. De ontwikkelingsmogelijkheden van de gemeente BorgerOdoorn zijn op hoofdlijnen beschreven in het Provinciaal omgevingsplan van de provincie Drenthe (POP II). Het POP is niet direct gerelateerd aan de inhoud van een welstandsnota. Wel vormt het behoud c.q. het ontwikkelen van ruimtelijke kwaliteit een onderwerp waar de provincie zich door ondersteuning voor inzet. Het ruimtelijk beleid van de gemeente Borger-Odoorn en het welstandsbeleid zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. De Welstandscommissie adviseert in opdracht van de gemeenteraad aan het dagelijks bestuur van de gemeente. Het doel van die adviezen is het realiseren van het gemeentelijk ruimtelijk beleid. 8
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
Met andere woorden: het gemeentelijk beleid is het belangrijkste toetsingskader bij de welstandsbeoordeling. De Welstandscommissie toetst het particulier belang, dat door de ontwerper in opdracht van zijn opdrachtgever is vormgegeven, aan het door de gemeenteraad vastgestelde beleid. Het gemeentelijk ruimtelijk beleid is vastgelegd in verschillende documenten. Naast bestemmingsplannen kan daarbij ook worden gedacht aan beleidsnota’s, structuurschetsen/-visies en beeldkwaliteitsplannen. Het bestemmingsplan vormt de juridische basis voor de welstandstoets. Naast beide bestemmingsplannen voor het buitengebied zijn er per dorpskern één of meerdere bestemmingsplannen van kracht. De kleinere dorpen, gehuchten, zijn veelal opgenomen in een bestemmingsplan Buitengebied. Door actualisatie van deze bestemmingsplannen in de komende jaren worden veranderingen (gebruik, bebouwing, beleid) opgenomen. In de bestemmingsplannen komen specifiek voor een locatie het gebruik en de bebouwingsmogelijkheden aan de orde. Afhankelijk van het type bestemmingsplan kan dit globaal zijn of meer gedetailleerd. De gebiedsgerichte criteria in deze welstandsnota hebben het ter plaatse geldende bestemmingsplan als basis. Het is dus niet zo dat hetgeen in een bestemmingsplan wordt uitgesloten middels de welstandsnota wel kan worden gerealiseerd. Omdat het bestemmingsplan een ruimtelijk plan is, ontbreken richtinggevende uitspraken over de architectonische invulling. Vooral bij de meer globale bestemmingsplannen is dit als een leemte ervaren. Dit werd tot nu toe opgelost door het werken met beeldkwaliteitsplannen. Met name
voor de recente uitbreidingsplannen zijn in Borger-Odoorn beeldkwaliteitsplannen vastgesteld. Het toevoegen van een beeldkwaliteitsplan aan een bestemmingsplan heeft als voordeel dat aan de zeer globale invulling van een gebied door het bestemmingsplan meer richtlijnen worden gegeven. Zo wordt een schakel tussen het ruimtelijk plan en de architectonische invulling bereikt. De beeldkwaliteitsplannen vormen als het ware een voorloper van de gebiedsgerichte criteria. Ze vormen dan ook een onderdeel van de welstandsnota. Op de welstandskaart behorende bij de welstandsnota is aangegeven voor welke gebieden een beeldkwaliteitsplan geldt. Ondersteunend aan de bestemmingsplannen zijn er enkele beleidsnota’s die aangeven wat de gemeente, meestal op één facet van het ruimtelijke beleid, wil bereiken. Het betreft veelal een antwoord op maatschappelijke ontwikkelingen waarin het bestemmingsplan niet voorziet. Zo is er onder meer een “Paardennota” die het vestigingsbeleid voor maneges en dergelijke in beeld brengt en een “Beleidsnota landgoederen” die de mogelijkheden voor het vestigen van landgoederen binnen de gemeente aangeeft. Ook wordt er een beleidsplan “groen” opgesteld. Een dergelijk plan geeft inzicht in hoe de gemeente in de toekomst met het groen in de openbare ruimte wil omgaan en geeft in die zin ook sturing aan ruimtelijke kwaliteit. Ook is het denkbaar dat zich incidentele ontwikkelingen aandienen waar noch het bestemmingsplan noch beleidsnota’s een kader voor geven. Voor dergelijke ontwikkelingen vormt de welstandsnota geen toetsingskader. De eigenschappen waar dergelijke veranderingen aan moeten voldoen, zullen als onderdeel
HOOFDSTUK
van de stedenbouwkundige voorbereiding worden opgesteld. Afhankelijk van de omvang van de ontwikkeling kan dit bestaan uit structuurschetsen, bestemmingsplannen en beeldkwaliteitsplannen, maar soms ook uit een beleidsnotitie. Deze vastgestelde planne vormen dan het kader voor de welstandstoets. Bij evaluatie van de welstandsnota zullen dergelijke ontwikkelingen een onderdeel gaan vormen van de welstandsnota. 4.3 Cultuurhistorie en monumentenbeleid De cultuurhistorische waardering van een gebied en het monumentenbeleid van de gemeente zijn belangrijke bronnen voor gebiedsgerichte welstandscriteria. Overigens blijft voor wijzigingen aan beschermde gebouwen en bouwen in beschermde gebieden (beschermde stads- en dorpsgezichten) een advies van de Monumentencommissie verplicht.
4.4 De relatie met gemeentelijke ruimtelijke plannen Artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (2008) zegt onder andere dat het bestemmingsplan de functie en het ruimtebeslag van bouwwerken regelt voorzover dat nodig is voor een goede ruimtelijke ordening. Dit betekent dat wat door een bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, niet door welstandscriteria kan worden tegengehouden. - De architectonische vormgeving van bouwwerken wordt in beginsel in deze nota geregeld. - Als een bestemmingsplan ruimte biedt voor verschillende stedenbouwkundige oplossingen, kan het welstandsadvies ook betrekking hebben op de stedenbouwkundige inpassing van het bouwplan.
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
9
HOOFDSTUK
5
SAMENSTELLING
5.1 Samenstelling Welstandscommissie De -per 1 januari 2003 gewijzigde- Woningwet maakte de gemeentelijke welstandsnota tot een voorwaarde voor het uitvoeren van welstandstoezicht. De Welstandscommissie dient haar welstandsbeoordeling uitsluitend te baseren op de criteria uit deze nota. De gemeente heeft het instellen en instandhouden van de Welstandscommissie met inachtneming van de wettelijke regelingen opgedragen aan Het Drents Plateau. De Welstandscommissie adviseert aan het College van Burgemeester en Wethouders over de aan haar voorgelegde bouwplannen en maakt jaarlijks een verslag van haar werkzaamheden. De leden van de commissie worden op voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders door de gemeenteraad benoemd. Het Drents Plateau bereidt de werving en selectie van voorzitter en deskundige leden van de Welstandscommissie voor, faciliteert het wervings- en selectieproces en doet een voordracht aan het College van Burgemeester en Wethouders. De Woningwet biedt de gemeenten de mogelijkheid om ook een “burgerlid” (ofwel een “niet-deskundige”) in de commissie te benoemen, in Borger-Odoorn wordt er voor gekozen dit achterwege te laten. De commissie bestaat minimaal uit een voorzitter, twee externe deskundigen en een secretaris-deskundige in de persoon van een rayonarchitect van Het Drents Plateau. De voorzitter is onafhankelijk als bedoeld in artikel 8, lid 6 van de -per 1 januari 2003 gewijzigde- Woningwet. Hij
10
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
VAN DE
WELSTANDSCOMMISSIE
wordt benoemd op grond van bestuurlijke kwaliteiten en affiniteit met welstandsadvisering. Bij afwezigheid van de voorzitter van de Welstandscommissie treedt een door de voorzitter aangewezen commissielid als vervanger op. De gemeente hecht sterk aan de onafhankelijkheid van de commissie. Om dat te bereiken, mogen de externe deskundigen geen binding (wonen en/of werken) met het grondgebied van de gemeente Borger-Odoorn hebben. De plaatselijke kennis die noodzakelijk wordt geacht voor een goede beoordeling van de plannen zal worden verzorgd door de secretaris-deskundigen. De secretaris-deskundigen worden als leden van de Welstandscommissie ook benoemd door de gemeentebesturen van hun rayon en als plaatsvervangende leden door de overige gemeenten. Benoemingen in de Welstandscommissie gelden voor een periode van maximaal drie jaar, met een mogelijkheid tot herbenoeming voor nog eens drie jaar. Het lidmaatschap van de commissie kan op verzoek van het betreffende commissielid of het gemeentebestuur ook voortijdig worden beëindigd. Omwille van de continuïteit van de welstandsadvisering worden leden van de Welstandscommissie benoemd en herbenoemd in een alternerend systeem.
5.2 De ondersteuning van de Welstandscommissie Ter ondersteuning van de Welstandscommissie heeft de gemeente via Het Drents Plateau de beschikking over rayonarchitecten (architect-adviseur) die voor de gemeenten van hun rayonsecretaris van de Welstandscommissie zijn. Ze bereiden de vergaderingen van de commissie voor en zorgen voor de informatie die nodig is om de commissie haar taak naar behoren te laten vervullen. Verder brengen ze, in de vorm van het welstandsadvies, schriftelijk verslag uit aan het College van Burgemeester en Wethouders van de beoordeling door de Welstandscommissie. De rayonarchitecten onderhouden het contact met de
HOOFDSTUK
6
DE WELSTANDSCOMMISSIE
gemeentelijke diensten, nemen adviesaanvragen in ontvangst en verzamelen relevante informatie. 6.1 De behandeling van de plannen Afhankelijk van de omvang en het publieke belang van een bouwwerk zijn er vier verschillende procedures om de plannen te behandelen: - Voor veel voorkomende kleine bouwplannen (lichtvergunningplichtige bouwwerken) geven de zogenaamde sneltoetscriteria/loketcriteria eenduidige aanwijzingen over vormgeving en plaatsing waaronder het plan voldoet aan redelijke eisen van welstand. De uitvoering van deze toets is door het gemeentebestuur aan enkele ambtenaren van bouw- en woningtoezicht opgedragen. - De Welstandscommissie kan één of meer van haar deskundige leden mandateren tot het uitbrengen van welstandsadviezen voor bouwplannen. Dat zijn in ieder geval de rayonarchitecten van Het Drents Plateau. Ze zijn door de commissie individueel gemandateerd om vooroverleg te voeren en namens de commissie over bouwplannen, waarover zij de instemming door de commissie als bekend mogen veronderstellen, positief te adviseren. - Twee of meer rayonarchitecten vormen samen de bureaucommissie die de plannen voor de Welstandscommissie selecteert en namens de commissie over kleine en middelgrote bouwplannen adviseert. Tot deze plannen behoren nieuwbouw en verbouw van (eengezins)woningen, bedrijfspanden en andere utilitaire
-
bouwwerken en reclame-uitingen. Voorwaarde is verder consensus over het uit te brengen advies. Alle andere bouwplannen, waaronder bouwplannen van grotere omvang en van publiek belang, alsmede bouwplannen met nieuwe architectonische ontwikkelingen en trends worden in de volledige commissie behandeld.
Op verzoek van de gemeente kunnen overigens ook bouwplannen die normaal gesproken individueel of door een subcommissie zouden worden beoordeeld aan de volledige commissie worden voorgelegd. 6.2 De informatievoorziening van de Welstandscommissie Om tot een beoordeling van een bouwplan te komen, heeft de Welstandscommissie in elk geval de volgende informatie nodig: - plattegronden; - gevelaanzichten; - doorsneden; - tekeningen van de bestaande toestand (verbouwingsplannen); - situatietekening met de inrichting van het terrein, inclusief aansluitende terreinen; - geveltekeningen of foto’s die de relatie met de belendende bebouwing duidelijk maken; - lijst toe te passen materialen; - kleurlijst; - bemonstering van essentiële gevelmaterialen.
Bij grote projecten kan de Welstandscommissie tevens om een werkmaquette van het bouwwerk en zijn omgeving vragen. Op deze manier kunnen schaal en massa van het bouwwerk beter worden beoordeeld. Indien nodig kan ook een bezichtiging van de bouwlocatie en zijn omgeving deel uitmaken van de planbeoordeling. 6.3 De openbaarheid van de vergaderingen De vergaderingen van de Welstandscommissie zijn openbaar. Het publiek heeft de mogelijkheid om de beraadslagingen en de mondelinge besluitvorming bij te wonen. Alle plannen die aan de commissie worden voorgelegd, worden in het openbaar behandeld. Vooroverleg over bouwplannen hoeft conform de Woningwet niet openbaar te zijn. Bij de openbaarheid van de vergaderingen van de Welstandcommissie gelden de volgende spelregels: - de vergaderdata worden aan het begin van het kalenderjaar gepubliceerd; - extra vergaderingen worden uiterlijk 14 dagen van tevoren aangekondigd; - de aanvragers om bouwvergunning worden door de gemeente geïnformeerd over datum en plaats van de vergadering waarin hun plan wordt behandeld; - de agenda wordt steeds voor het begin van de vergadering uitgereikt;
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
11
HOOFDSTUK
-
-
-
de indiener van een bouwplan en de ontwerper kunnen op eigen verzoek een toelichting op hun plan komen geven; de commissie kan zelf de ontwerper of andere deskundigen uitnodigen om nader in te gaan op bepaalde vragen die van belang zijn voor de beoordeling; in verband met de planning van de vergadering kan een bouwplan met toelichting niet eerder dan 14 dagen na een verzoek om toelichting op de agenda worden geplaatst.
Kleinere plannen die niet in de volledige Welstandscommissie worden behandeld, kunnen op verzoek worden bijgewoond. De afspraak met de betreffende plantoetser (bevoegd ambtenaar, gemandateerd lid Welstandcommissie/rayonarchitect, bureaucommissie) wordt via de gemeente gemaakt. 6.4 Vooroverleg en principebeoordelingen Zodra er duidelijkheid bestaat over de planologische aanvaardbaarheid van een bouwplan, biedt de gemeente, indien noodzakelijk, de indiener van het plan en de ontwerper aan om vooroverleg te plegen met de betrokken rayonarchitect. Doel van het vooroverleg en de principebeoordeling is in een vroeg stadium van de planontwikkeling aan de aanvrager zoveel mogelijk zekerheid te bieden voor een positieve
12
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
beoordeling van het definitieve plan. In het vooroverleg kunnen ook suggesties worden gegeven voor verbeteringen van het bouwplan in het algemeen en met betrekking tot de welstandscriteria in het bijzonder. 6.4.1 Vooroverleg In het vooroverleg kunnen de indiener en de ontwerper zich laten informeren over hoe de welstandscriteria in het concrete bouwplan gaan worden geïnterpreteerd. Het resultaat van het vooroverleg wordt in elk geval door een aantekening op het bouwplan vastgelegd. Ook is het mogelijk om dit te laten vergezellen van een schriftelijk preadvies. 6.4.2 Principebeoordelingen Om tot een principebeoordeling te komen, is het in de eerste plaats belangrijk dat het aangeleverde materiaal een goed beeld geeft van de bedoelingen van het bouwplan en de ontwerpvisie. Als de principe-aanvraag een bouwplan is verbonden dienen hiervan een situatietekening van de nieuwe situatie, plattegronden, gevelaanzichten bestaand en nieuw en enkele foto’s van de situatie te worden aangeleverd. De tekeningen mogen uit schetsen bestaan mits dit op schaal is gebeurd. Het hiervoor genoemde pakket betreft het minimum. Indien de aanvrager ook beoordeling wil over kleur, materiaal en detaillering dan zal dit ook bij de aanvraag aangeleverd moeten worden.
In een principebeoordeling moet de Welstandscommissie steeds aangeven in welk stadium van de planontwikkeling men heeft geadviseerd, omdat de beoordeling betrekking heeft op de beschikbare informatie op dat moment. Een definitieve beoordeling op basis van de welstandscriteria is pas mogelijk bij indiening van het bouwplan dat voldoet aan de eisen voor aanvraag van een bouwvergunning zoals aangegeven in de lijst met noodzakelijk informatiemateriaal in paragraaf 6.2. Overigens biedt een principebeoordeling de mogelijkheid om meer richtinggevend dan beoordelend te adviseren.
HOOFDSTUK
7
ADVISERING
EN BESLUITVORMING
7.1 De taak van de Welstandscommissie De Welstandscommissie heeft tot taak de gemeente te adviseren of de plannen die zijn ingediend, voldoen aan de criteria in de welstandsnota. Zo’n advies is verplicht voor alle zogeheten vergunningplichtige plannen, tenzij in deze nota bepaalde gebieden of bouwwerken als welstandsvrij worden aangemerkt. Er zijn welstandsvrije bouwwerken aangewezen, Dit zijn de tijdelijke bouwwerken, de kunstobjecten en de herinneringsmonumenten (zie 9.6). Er zijn geen welstandsvrije gebieden aangewezen. Binnen de vergunningplichtige bouwwerken wordt onderscheid gemaakt in regulier-vergunningplichtige en lichtvergunningplichtige bouwwerken. De opsomming van de vergunningsvrije en licht-vergunningplichtige bouwwerken is in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) opgenomen. Ook zijn in de AMvB zogeheten loketcriteria opgenomen. Licht-vergunningplichtige plannen die aan de loketcriteria voldoen, worden niet aan de Welstandscommissie voorgelegd, maar worden beoordeeld door een ambtenaar die daartoe is gemandateerd. Plannen die niet voldoen aan de loketcriteria of waarover twijfel bestaat, worden ter beoordeling aan de Welstandscommissie voorgelegd. 7.2 Extra taken voor de Welstandscommissie De gemeente kan besluiten om bepaalde taken tijdelijk of permanent aan de Welstandscommissie op te dragen. Het gaat hier om al dan niet projectgebonden taken die boven de wettelijke taak van welstandsadvisering uitgaan of die gebruikmaken van de ervaring en deskundigheid van commissieleden bij de ontwikkeling van een integraal ruimtelijk kwaliteitsbeleid.
7.3 De adviezen van de Welstandscommissie De Welstandscommissie adviseert aan het College van Burgemeester en Wethouders of het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk zowel op zichzelf als in verband met de omgeving (of de daar te verwachten ontwikkeling) voldoet aan redelijke eisen van welstand. De commissie beoordeelt dit aan de hand van de criteria van deze welstandsnota. Het welstandsadvies kan in principe slechts als uitkomst hebben dat het plan aan de eisen voldoet of juist niet voldoet. Indien op basis van de tekeningen niet in redelijkheid kan worden geconcludeerd dat het bouwwerk zal voldoen aan de welstandscriteria, zal negatief worden geadviseerd. - Plan voldoet. De Welstandscommissie is akkoord met het plan en geeft dit in elk geval aan met een ondertekend “voldoet-stempel” op de tekening. Bij voorkeur geschiedt het door een schriftelijk advies waarin de conclusie in duidelijke taal wordt gemotiveerd. - Plan voldoet niet. De Welstandscommissie geeft een schriftelijke motivering van het negatieve advies. Deze motivering bevat een korte omschrijving van het ingediende plan, een verwijzing naar de welstandscriteria en een samenvatting van de beoordeling van het plan op die punten. Tevens wordt inzage in de stemverhoudingen en de motivatie van de afzonderlijke leden verwacht. Het welstandsadvies dient in begrijpelijke taal geformuleerd te worden. Voor alle duidelijkheid: de bevoegdheid van de commissie beperkt zich tot het beoordelen van een plan. De commissie is niet bevoegd zelf oplossingen aan te dragen. Verder is het
welstandsadvies uitsluitend gericht op zaken die betrekking hebben op het welstandstoezicht als zodanig. Voor het overige zijn de volgende regels van procedurele aard van belang: - Het welstandsadvies wordt door of namens het College van Burgemeester en Wethouders gevoegd bij de aanvraag om bouwvergunning en is vanaf dat moment openbaar. - Indiener van een plan en ontwerper kunnen de gemeente vragen om een toelichting op een advies door de Welstandscommissie. Een opdracht tot heroverweging van het welstandsadvies kan alleen door de gemeente worden gegeven. Het resultaat van de heroverweging dient schriftelijk te worden gemotiveerd. - Op verzoek van het College van Burgemeester en Wethouders moet de Welstandscommissie ook een door middel van een akkoordstempel gegeven positief advies achteraf schriftelijk kunnen motiveren. - Voor het overige zijn voor het indienen van bezwaren tegen beslissingen van het College van Burgemeester en Wethouders de hiervoor geldende procedures van toepassing. 7.4 De besluitvorming door het College van Burgemeester en Wethouders De bestuurlijke verantwoordelijkheid voor het verlenen van een bouwvergunning ligt bij het College van Burgemeester en Wethouders. Het college heeft een eigen verantwoordelijkheid inzake het welstandsadvies.
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
13
HOOFDSTUK
7.5 Mogelijkheden om van het welstandsadvies af te wijken Als het College van Burgemeester en Wethouders van een welstandsadvies afwijkt, wordt dit in de beslissing op de aanvraag van de bouwvergunning gemotiveerd. - Wanneer het college van plan is van het advies van de eigen Welstandscommissie af te wijken, kan men besluiten een second opinion te vragen aan een andere Welstandscommissie. - Naast het afwijken van een advies op welstandsgronden, heeft het College van Burgemeester en Wethouders wettelijk de mogelijkheid een bouwvergunning te verlenen als daarvoor naar hun oordeel zwaarwegende redenen zijn (hardheidsclausule). - Het College van Burgemeester en Wethouders kan -eventueel op advies van de Welstandscommissie- ook afwijken van de welstandscriteria zelf. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk dat een plan als zodanig niet voldoet aan de welstandscriteria, maar wél aan redelijke eisen van welstand. Op deze manier kunnen plannen van uitzonderlijke kwaliteit of bijzondere projecten ondanks hun strijdigheid met de ter plaatse geldende criteria toch worden gerealiseerd. Ook deze afwijkingen moeten uiteraard in de beslissing worden gemotiveerd.
14
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
7.6 Het indienen van bezwaar tegen beslissingen Tegen elke beslissing op de aanvraag van de bouwvergunning kunnen belanghebbenden bezwaar aantekenen. Het College van Burgemeester en Wethouders geeft in de beslissing steeds aan dat deze mogelijkheid bestaat, en hoe belanghebbenden hun bezwaren kunnen indienen.
HOOFDSTUK
8
HANDHAVING
EN EVALUATIE
8.1 De evaluatie van het welstandstoezicht De werking van de welstandsnota wordt jaarlijks in de gemeenteraad geëvalueerd. Dit aan de hand van het jaarverslag van de Welstandscommissie en een rapportage van het College van Burgemeester en Wethouders over de manier waarop er uitvoering is gegeven aan het welstandstoezicht. Deze wettelijk verplichte evaluatie kan aanleiding geven tot aanpassingen van het welstandsbeleid. 8.2 De handhaving van het welstandsbeleid De handhaving van het welstandsbeleid wordt geregeld in de Woningwet en in de gemeentelijke Bouwverordening. Indien het oprichten van vergunningsvrije bouwwerken en het uitvoeren van vergunningsvrije verbouwingen tot excessen leidt, kan de gemeente hier op basis van haar excessenregeling tegen op treden. Onder excessen worden verstaan buitensporigheden in het uiterlijk die ook voor nietdeskundigen duidelijk zijn. Naast de algemene welstandscriteria die altijd van toepassing zijn, worden in hoofdstuk 9 ook de gebiedsgerichte criteria omschreven. De toetsing aan deze criteria moet uitsluitsel kunnen geven of het bouwplan aan de gewenste beeldkwaliteit in het betreffende gebied voldoet.
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
15
HOOFDSTUK
9
WELSTANDSCRITERIA
9.1 Algemene welstandscriteria De algemene welstandscriteria richten zich op de zeggingskracht en het vakmanschap van het architectonisch ontwerp en zijn terug te voeren op vrij universele kwaliteitsprincipes. De algemene welstandscriteria liggen (haast onzichtbaar) ten grondslag aan elke planbeoordeling, omdat ze het uitgangspunt vormen voor de uitwerking van de gebiedsgerichte en objectgerichte welstandscriteria. In de praktijk zullen die uitwerkingen meestal voldoende houvast bieden voor de planbeoordeling. In situaties waarin de gebiedsgerichte en de objectgerichte welstandscriteria ontoereikend zijn, kan het nodig zijn terug te grijpen op de algemene welstandscriteria.
De verschijningsvorm is meer dan de recht -
worden geïnspireerd door een bepaalde
streekse optelsom van gebruik en constructie.
tijdsperiode. Dit is iets anders dan het imiteren van
Echter indien de verschijningsvorm in tegenspraak
stijlen, vormen en detailleringen uit het verleden.
is met het gebruik en de constructie, dan verliest
Associatieve betekenissen zijn van groot belang
zij daarmee aan begrijpelijkheid en integriteit.
om een omgeving te “begrijpen” als beeld van de tijd waarin zij is ontstaan, als verhaal van de
-
Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de (stedelijke en landschappelijke) omgeving. De eisen op dit punt worden hoger naarmate de openbare betekenis van het bouwwerk of van de omgeving groter is.
geschiedenis, als representant van een stijl. Daarom is het zo belangrijk om ook bij nieuwe bouwplannen zorgvuldig met stijlvormen om te gaan, zij vormen immers de geschiedenis van de toekomst.
maar ook in de betekenis die het gebouw heeft in
Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat er structuur is aangebracht in het beeld zonder dat de aantrekkingskracht door simpelheid gaat verloren.
zijn omgeving. Van een goed ontworpen gebouw
Een heldere structuur biedt houvast voor de
mag worden verwacht dat het zijn omgeving niet
waarneming en is bepalend voor het beeld dat
ontkent, maar dat het een positieve bijdrage levert
men vasthoudt van een gebouw. Symmetrie, ritme,
aan de omgeving en de verwachte ontwikkeling
herkenbare maatreeksen en materialen maken het
daarvan.
voor de gemiddelde waarnemer mogelijk de grote
Het gebouw is een particulier object in een
-
openbare context. Het bestaansrecht van het gebouw ligt niet alleen in het eigen functioneren,
9.1.1 Aandachtspunten voor redelijke eisen van welstand Door het formuleren van een checklist beschikken opdrachtgever, architect, gemeente, leden van de Welstandscommissie en alle andere geïnteresseerden over dezelfde informatie met betrekking tot de betekenis van redelijke eisen van welstand. De volgende zes aandachtspunten voor het ontwerpen van gebouwen vormen een algemeen beoordelingskader om in eerste instantie na te gaan of een bouwplan aan redelijke eisen van welstand voldoet. -
16
Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat de verschijningsvorm een relatie heeft met het gebruik ervan en de wijze waarop het gemaakt is. Daarnaast heeft de vormgeving van het bouwwerk haar eigen samenhang en logica. WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
hoeveelheid visuele informatie die de gebouwde
-
Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat eventuele verwijzingen en associaties naar culturele uitingen en architectuurstijlen zorgvuldig worden gebruikt en uitgewerkt, zodat er bruikbare ontwerpconcepten en vormen ontstaan. Een bouwwerk wordt verwarrend of saai als de regels van de architectonische vormgeving niet bewust worden gehanteerd. Een ontwerp kan
omgeving geeft, te reduceren tot een bevattelijk beeld. Het streven naar helderheid mag echter niet ontaarden in simpelheid.
-
Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een samenhangend stelsel van maatverhoudingen heeft dat beheerst wordt toegepast in ruimtes, volumes en vlakverdelingen.
HOOFDSTUK
De kracht van een compositie is groter naarmate de maatverhoudingen een sterkere samenhang en hiërarchie vertonen. Mits bewust toegepast, kunnen ook spanning en contrast daarin hun werking hebben.
-
Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat materiaal, textuur en kleur het karakter van het bouwwerk ondersteunen en ze de ruimtelijke samenhang met de omgeving (of de daar te verwachten ontwikkeling) duidelijk maken. Als materialen en kleuren te veel los staan van het ontwerp en daarin geen ondersteunende functie hebben, maar slechts worden gekozen op grond
De ligging van het bouwwerk - Hoe worden de specifieke terreinomstandigheden benut? - Hoe geeft het ontwerp een antwoord op de karakteristiek van de bestaande omgeving of de te verwachten ontwikkeling ervan (denk bijvoorbeeld aan straatwand, hoeksituaties, openbare ruimte, landschap)? De massa van het bouwwerk - Zijn hoofdvorm, materialisatie en geveluitwerkingen een passend antwoord op de bestaande omgeving of te verwachten ontwikkeling ervan? - Wordt met deze invulling van de massa voldaan aan de planologische visie voor het gebied (ontwikkelingsvisies, stedenbouwkundige plannen, beeldkwaliteitsplannen)?
van decoratieve werking, wordt de betekenis ervan toevallig en kan het afbreuk doen aan de zeggings kracht van het bouwwerk. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer het gebruik van materialen en kleuren geen ondersteuning geeft aan de architectonische vormgeving of wanneer het gebruik van materialen en kleuren een juiste interpretatie van de aard en de ontstaansperiode van het bouwwerk in de weg staat.
9.2 Belangrijke aspecten bij de welstandsbeoordeling Het stelsel van algemene welstandscriteria wordt afgeleid uit de voor de welstandsbeoordeling van een bouwplan belangrijke aandachtspunten. Een bouwplan voldoet aan de algemene welstandscriteria als de antwoorden op de verschillende vragen overtuigend duidelijk maken dat er met de aandachtspunten rekening is gehouden.
De detaillering van het bouwwerk - Is er sprake van samenhang tussen hoofdvorm en interne structuur van het bouwplan? - Hoe zijn de verschillende onderdelen van het plan op elkaar afgestemd? - Is er een ontwerplogica te herkennen in de relatie van de samenstellende delen (gevels, gevelopeningen, daken en alle hiermee samenhangende vormgevende details)? Het toegepaste materiaal - Is het materiaal- en kleurgebruik in overeenstemming met het karakter van het ontwerp en het karakter van de omgeving?
9.3 Welstandsniveaus De gebiedsbeschrijving en de waardering van het gebied bepalen het “niveau” van de welstandszorg. De welstandscriteria hangen hier nauw mee samen. De welstandscriteria moeten een inbreuk op de waardering van het gebied voorkomen. Positiever geformuleerd, moeten ze het instandhouden van de bestaande waarden bevorderen. De indeling in welstandsniveaus geeft de intentie van de gemeente weer met betrekking tot behoud of versterken van de ruimtelijke kwaliteit in de te onderscheiden gebieden: - Om karakteristieke kenmerken te kunnen beschermen en versterken, kan een gebied als bijzonder welstandsgebied worden aangemerkt. - Gebieden die niet als bijzonder welstandsgebied zijn aangemerkt, behoren tot het niveau regulier welstandsgebied. - Van welstandszorg uitgesloten gebieden worden in deze indeling aangeduid met welstandsvrij gebied. 9.4 Gebiedsgerichte welstandscriteria Voor het maken van een gebiedsindeling die als ondergrond voor een doeltreffend welstandsbeleid kan fungeren, is het van belang te komen tot een typering van de landschappelijke gegevenheden met de aanwezige structuurlijnen en de hiermee in verband staande concentraties van bebouwing. In de gemeente Borger-Odoorn is er een direct verband tussen de historisch gegroeide ruimtelijke structuur, de ontginnings- en landbouwwijze en het landschap. Een ander aspect is de leeftijd van de bebouwing, omdat hieraan veel kenmerkende eigenschappen zijn te herkennen. Een WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
17
HOOFDSTUK
9 derde aspect is het te verwachten aantal initiatieven, de ontwikkeling van gebieden en de impact ervan op de omgeving.Op basis van de ontwikkeling, de ontginningsgeschiedenis en de overeenkomstige ruimtelijke karakteristieken van de gebieden is een gebiedsindeling gemaakt die resulteert in 14 welstandsgebieden. 9.4.1 Ontwikkelingsschets Om de huidige structuur van de kernen en de bebouwing te kunnen “lezen en begrijpen” is het van belang stil te staan bij de landschappelijke en cultuurhistorische onderlegger. De gemeente Borger-Odoorn ligt aan de rand van Het Drents Plateau. Het westelijke gedeelte van de gemeente maakte deel uit van het esdorpenlandschap, terwijl het oostelijke gedeelte deel uitmaakt van het veenontginningslandschap. De zandgronden van Het Drents Plateau hebben een zeer lange bewoningsgeschiedenis die teruggaat tot ver voor Christus. Beide gebieden hebben een eigen ontstaansgeschiedenis en ruimtelijke ontwikkeling. Esdorpen De esdorpen zijn in hun huidige vorm ontstaan in de vroege Middeleeuwen. Eeuwenlang waren het typisch agrarische gemeenschappen gelegen op hoge zandplateaus en omringd door ontoegankelijke veenmoerassen. De dorpen en het omringende landschap zijn in nauwe samenhang met de organisatievorm van de landbouw ontstaan. De dorpen lagen langs de rand van de essen in de nabijheid van de beekdalen. De bebouwing in de esdorpen 18
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
bestond uit boerderijen van het Drentse type gegroepeerd rond een brink; een open, met bomen beplante ruimte die was bestemd voor gemeenschappelijk gebruik en verschillende functies had. De boerderijen hadden een rechthoekige plattegrond met een deel stallen en een deel woonhuis opgebouwd uit de voorhande zijnde materialen; hout, leem en riet en in latere tijden; baksteen en dakpannen. De stallen lagen georiënteerd op de brink om de dieren makkelijk naar het land te brengen. Aan de beekdalzijde was de brink over het algemeen niet bebouwd. Kenmerkend voor esdorpen waren verder de groenlanden rondom de beekdalen, de goorns en de heidevelden rondom de dorpen. De essen kregen door het eeuwenlang opbrengen van plaggenmest een bolle ligging en waren verdeeld in een heleboel percelen, omdat elke boer verspreid over de essen een aantal akkers bezat. Na 1800 nam de bevolking toe en werd er begonnen met het ontginnen van de woeste hoogveencomplexen om over nieuwe landbouwgronden te kunnen beschikken. Om deze gronden vruchtbaar te houden, nam het aantal schapen en heidevelden toe ten koste van de nog aanwezige bossen. In de dorpen werden voor nieuwbouw de reeds bestaande huispercelen en de brinken opgedeeld waardoor de ordeloze en willekeurige plaatsing van de boerderijen in de kernen werd versterkt. Dit landschap was tot aan het begin van de vorige eeuw bepalend voor het Drents zandgebied. Vanaf 1900 werd door de komst van de kunstmest de escultuur definitief verlaten als landbouwsysteem. De schapen werden overbodig waardoor nieuwe stukken woeste grond in cultuur werden gebracht en veel van de jonge ontginningen
werden bebost. De uitbreidingen van de esdorpen verplaatsten zich langzaam van bebouwing in de historische kern naar bebouwing langs de uitvalswegen aansluitend op de bestaande structuur. De gebouwen hadden een simpele hoofdvorm en waren overwegend vrijstaand. Naast woningen ontstonden er winkeltjes en bedrijfjes. De bebouwing werd dichter op elkaar gebouwd, maar bleef eenvoudig en sober van opzet waarbij de decoratie de indicatie van welstand aangaf. Door de toename van de bevolking vanaf begin het begin van de jaren vijftig van de vorige eeuw ontstond er een tekort aan woningen. De vraag naar woningen kon niet meer in de oude kern en langs de uitvalswegen worden gerealiseerd waardoor de uitbreidingen op de voormalige essen en groenlanden buiten de oude kern werden geplaatst. Hierbij verloor de bebouwing het verband met het landschap. De bouwstijlen van deze uitbreidingen vertoont een sterke tijdverwantschap, elke periode is duidelijk herkenbaar. De eerste uitbreidingswijken vertonen qua bebouwingsbeeld nog een zekere eenheid terwijl de uitbreidingen van de jaren negentig zich kenmerken door een verscheidenheid aan vorm, materiaalgebruik en kleurstelling.
HOOFDSTUK
Drentse randveenontginning Pas in de dertiende eeuw kwamen de eerste boeren vanaf de Hondsrug en vestigden zich aan de rand van het veengebied. Op de zandruggen legden ze bouwland aan. In de loop van de tijd begon men wegens gebrek aan bouwland met het ontginnen van veen aan de rand van het veengebied. Het ging hierbij om individuele en weinig systematische vervening. De nederzettingen aan de rand van de veenont-ginningen werden gekenmerkt door een onregelmatig patroon met aan weerszijden bebouwing. De boerderijen werden gevestigd op natuurlijke hoogten en de nederzettingen hadden een opstrekkend karakter doordat men grond ging afgraven achter de plaats waar men zich had gevestigd. Grootschalige veenontginning Aan het einde van de zeventiende eeuw kwam de meer systematische vervening op gang. Deze vervening begon in het noordelijke gedeelte van het veencomplex. Allereerst werden vanuit het Stadskanaal hoofddiepen gegraven die moesten zorgen voor ontwatering van het veen. Op enkele plaatsen werd er op 220 m uit elkaar een Noorder- en een Zuiderdiep, een tweekanaalsysteem, gegraven, het zogenaamde dubbellint. Vanuit de diepen werden er op ongeveer 180 m van elkaar wijken (zijkanaaltjes) gegraven. Tussen de wijken lagen twee aan twee de Noorder- en Zuiderdwarsplaatsen met daarop de boerderijen. Bij de dubbellinten werd de ruimte tussen het Noorder- en het Zuiderdiep, de vooraffe bebouwd. Hier ontstonden veenkoloniale nederzettingen. De bebouwing in deze nederzettingen is zeer karakteristiek en is te typeren als
lintbebouwing bestaande uit traditionele kleine (arbeiders)woningen met hier en daar een bedrijfje. De statige boerderijen aan de landzijde zijn van het Groningse type: hoog dak, droogzolders en krimpen; de schuurdeuren voorin en opzij en het woongedeelte voor. De (arbeiders)woningen zijn een verkleinde uitgave van de boerderijen en vaak uitgevoerd in een rode baksteen. De dubbellinten hebben een asymmetrische opbouw met de boerderijen aan de landzijde en de dorpsbebouwing aan de andere kant van het diep. De enkellinten zijn in tegenstelling met de dubbellinten meer symmetrisch van opbouw met de dorpsbebouwing langs de wegzijde en de boerderijen aan de diepzijde. Beide linten worden gekenmerkt door de open plekken tussen de boerderijen met fraaie vergezichten. Na de Tweede Wereldoorlog vond er een verdichting van de linten plaats. Latere uitbreidingswijken vonden plaats in de oksel van het hoofddiep en een dwarsdiep en werden opgezet als wijkjes met een eigen karakter. De bebouwing is vaak sober en eenvoudig van vorm. De veengebieden zijn inmiddels volledig in cultuur genomen en vrijwel alle turf is verdwenen. De diepen hebben hun transportfunctie verloren en een groot aantal ervan is gedempt. Ze zijn vervangen door wegen en fietspaden, maar zijn nog sterk herkenbaar in het bebouwingspatroon.
vergelijken was met de venen ten oosten van de Hondsrug, werd ontgonnen nadat vanuit Smilde het Oranjekanaal richting Emmen was aangelegd. Ook ten oosten van de Hondsrug liggen in het dal van de Hunze enkele relatief jonge ontginningsdorpen. Het dorp Zandberg, dat ook onder deze categorie is ondergebracht, kent een geheel eigen ontstaansgeschiedenis.
Ontginningsdorpen Dit zijn de jongste dorpen in de gemeente. Ze zijn voornamelijk ten westen van de Hondsrug ontstaan na de ontginning van de Eeser- en Odoornervenen. Dit veengebied, dat in omvang op geen enkele wijze te
De bebouwing van Klijndijk is ontstaan uit verspreide lintbebouwing aan de Hoofdweg en de Melkweg. Deze wegen vormen de hoofdstructuur van het dorp. Aan de Hoofdweg is de grootschalige bebouwing gesitueerd. Aan de Melkweg zijn kleinere bedrijven gelegen. De
Odoornerveen Odoornerveen is ontstaan rond 1855 met het graven van het Oranjekanaal. Het veen in Odoornerveen was relatief snel afgegraven. In 1895 namen de eerste boeren de plaats in van de veenarbeiders. Aan weerszijden van het kanaal werden arbeiderswoningen en boerderijen gebouwd. De bebouwing in het dorpslint kent een gevarieerd beeld door de verschillen in leeftijd, functie en bouwstijl van de gebouwen. De gebouwen staan op een ruime afstand van elkaar waardoor er overal een ruim zicht naar het open veld is. Klijndijk Het nederzettingspatroon van Klijndijk wijkt af van de andere zanddorpen op de Hondsrug. Het is een jonge kern, met een recente ontwikkelingsgeschiedenis. De naam van het dorp dankt men aan een van de exploitanten van de veenontginning rond 1850 in Zuidoost-Drenthe; de heer Klijn.
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
19
HOOFDSTUK
9
hoofdgebouwen hebben een enkelvoudige hoofdvorm en laten weinig variatie in bouwstijl zien. Door de royale opzet van de bebouwing zijn er doorkijken naar het open landschap. In de naoorlogse jaren is het gebied tussen de Hoofdweg en de Melkweg ten noorden van de kruising verder bebouwd. Buitengebieden De buitengebieden omvatten de gebieden buiten de kernen. 9.4.2 Gebiedsindeling De oude kernen van de esdorpen Borger, Bronneger, Buinen, Drouwen, Ees, Exloo, Odoorn, Valthe en Westdorp zijn vanwege de grote mate van overeenkomst in ontstaansgeschiedenis en karakteristiek van de bebouwing ondergebracht in één welstandsgebied. Ook de niet-planmatige uitbreidingen in de esdorpen vormen één welstandsgebied. In deze delen van de gemeente zijn verschillende panden die op de monumentenlijst of op de rietdakenlijst voorkomen. Eenzelfde keuze voor indeling is gemaakt voor de veenontginningsdorpen 1e Exloërmond, 2e Exloërmond, Exloërkijl, Kavelingen, Valthermond, Nieuw Buinen en Drouwenermond welke door eenzelfde ontstaansgeschiedenis één gebied vormen. Het historische verbindingslint over de Hondsrug vormt door de eigen ontwikkeling een apart welstandsgebied. Ditzelfde geldt voor de weg langs de rand van de Hondsrug en de randveenweg. Deze gebieden hebben een eigen ontwikkeling en lintbebouwing.
20
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
Voor het wegdorp Klijndijk en het ontginningsdorp Odoornerveen is er de keuze gemaakt ze in aparte welstandsgebieden op te nemen. De overige gebieden zijn; de planmatig ontworpen woongebieden, bedrijventerreinen, recreatieterreinen, landgoederen, verspreide bebouwing in het buitengebied, bijzondere gebouwen in een groene omgeving en groenen sportgebieden. In de nota worden verder de ontwikkelingsgebieden van de gemeente Borger-Odoorn afzonderlijk opgenomen. In de gemeente zijn verschillende gebieden aanwezig welke in de toekomst zullen worden ontwikkeld. In de planologische procedure kunnen per locatie de stedenbouwkundige randvoorwaarden worden vastgesteld waar de bouwaanvraag op wordt getoetst. Deze stedenbouwkundige randvoorwaarden worden vastgelegd in een beeldkwaliteitsplan, structuurschets of bestemmingsplan. Deze documenten worden door de raad vastgesteld. 9.4.3 Toelichting Bij de beschrijvingen per gebied wordt eerst een korte weergave gegeven van de algemene kenmerken en de historie van het gebied. Daarna wordt ingegaan op architectonische kenmerken die voor het beeld bepalend zijn. Een welstandsgebied onderscheid zich hierdoor van andere gebieden. Er wordt ingegaan op de volgende aspecten: - Ruimte: hier wordt de ruimtelijke verhouding tussen bebouwing en zijn context beschreven.
-
-
Plaatsing: de positie die de bebouwingselementen op de kavel ten opzichte van elkaar innemen. Hier komen onderdelen als rooilijn en overheersende nokrichting aan de orde. Hoofvorm/aanzichten/opmaak: de architectonische kenmerken van de bebouwing in het betreffende welstandsgebied worden hier beschreven. Het gaat hierbij om de vorm van de bebouwing, de architectonische kenmerken van de gevels, het kleur- en materiaalgebruik van gevels en daken en de rol van het detail in het beeld.
Op basis van de gebiedsbeschrijving wordt het gebied op ruimtelijke en architectonische aspecten gewaardeerd. Het gaat hierbij om inhoudelijke waardering wat inhoudt dat ook eventuele negatieve elementen of invloeden kunnen worden gesignaleerd. Op basis van de waardering en de beschrijvingen wordt het welstandsbeleid geformuleerd. De welstandscriteria waaraan de bouwplannen worden getoetst, zijn een resultante van de gebiedsbeschrijving, de waardering en het geformuleerde welstandsbeleid. Voor deze criteria is eenzelfde indeling gebruikt als voor de beschrijving van de bebouwing.
HOOFDSTUK
9 9.5 Beschrijving per gebied 01 02 03 04 05 06 07 08 09 10 11 12 13 14 15 16
De historische kern van de esdorpen; Niet planmatige uitbreidingen in de esdorpen Historisch verbindingslint over de Hondsrug De weg langs de rand van de Hondsrug De randveenweg De veenkoloniale lintbebouwing Klijndijk Odoornerveen Planmatig ontworpen woongebieden Bedrijventerreinen Recreatieparken Bijzondere bebouwing in een groene omgeving; de Paasbergen Groen- en sportgebieden Verspreide bebouwing in het buitengebied Nieuwe landgoederen Ontwikkelingsgebieden
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
21
G E B I E D
1
DE
HISTORISCHE KERN IN DE ESDORPEN
ALGEMEEN De esdorpen en de escultuur hebben een lange ontwikkelingsgeschiedenis. De ruimtelijke organisatie van deze landbouwcultuur met de boerderijen, de essen, de heide, beekdalen en bebossing is vandaag de dag nog steeds herkenbaar. De structuur van de dorpen is verschillend; soms een boederijenreeks langs een weg op de rand van de es, zoals Bronneger en Westdorp of een groepering van de boerderijen rond de samenkomst van een aantal wegen. Kenmerkend zijn de brinken met hun zware beplantingen en de informeel gesitueerde boerderijen. De vorm van de brink wisselt.. In de loop van de tijd zijn in de meeste dorpen grote delen van de brink bebouwd. In veel dorpen is door de verdichting en bebouwing langs de wegen aan de es de ruimtelijke relatie met de es geheel of gedeeltelijk verdwenen. Maar in bijvoorbeeld Valthe, waar de uitbreiding buiten de oude kern plaatsvond, is de oorspronkelijke situatie goed intact. Het karakteristieke beeld van deze historische kernen wordt bepaald door de vrije setting van de deels monumentale boerderijen, de zware beplantingen, de open erven en de
22
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
doorkijken naar groene, open ruimtes. Eveneens kenmerkend is de menging van functies. Eventueel aanwezige centrumfuncties liggen verspreid en gemengd met woningen en agrarische bedrijven. De panden die op de monumentenlijst en de rietdakenlijst staan of als karakteristiek zijn aangeduid in het bestemmingsplan, zijn bepalend in het dorpsbeeld. De bebouwing is vrijstaand, informeel gesitueerd en individueel herkenbaar en heeft een gevarieerde nokrichting. Latere bebouwing bestaat vooral uit woonhuizen met een vastere rooilijn. De hoofdgebouwen hebben een enkelvoudige bouwmassa, bestaande uit één bouwlaag met forse kap. De gevels in een roodbruine tot beige bruine steen zijn verticaal geleed en eenvoudig gedetailleerd. De dakbedekking bestaat vaak uit riet, soms in combinatie met pannen. De bijgebouwen zijn op informele wijze op het erf gesitueerd en nemen ten opzichte van het hoofdgebouw een bescheiden positie in. Ze hebben een enkelvoudige bouwmassa. De gevels zijn van baksteen, donker geverfd hout
(zwart) of een combinatie hiervan. De daken zijn met riet of met pannen afgedekt. BELEID, ONTWIKKELING EN WAARDERING Het beleid is gericht op behoud en herstel van de ruimtelijke, de functionele en de cultuurhistorische waardevolle karakteristiek van de dorpen. Circa 15 panden zijn geplaatst op de monumentenlijst, circa 90 panden komen voor op de rietendakenlijst. In de meeste bestemmingsplannen zijn panden aangeduid als “karakteristiek”. Dit betekent dat de huidige omvang van het pand dient te blijven gehandhaafd. Nieuwe ontwikkelingen zullen zich beperken tot vervanging en uitbreiding. De waardering voor deze kernen is hoog; vanwege de fraaie settings van brinken met zware bomen, de karakteristieke boerderijen met open erven en de doorkijken naar het omringende landschap. WELSTANDSREGIEM Voor de historische kernen van de esdorpen geldt een bijzonder welstandsregiem wat is gericht op het handhaven van de ruimtelijke structuur met haar karakteristieke bebouwing.
WELSTANDSCRITERIA Ligging - Bij vervanging en uitbreiding is in principe de huidige voorgevellijn en de nokrichting bepalend. Indien hiervan wordt afgeweken, zal het ruimtelijk karakter met informeel gesitueerde bebouwing en gevarieerde nokrichtingen ook in de vernieuwde situatie het beeld blijven bepalen - Voor de inbestemde karakteristieke gebouwen, de monumenten en panden op de rietendakenlijst is de huidige plaatsing, omvang, oriëntatie en nokrichting maatgevend bij vervanging en uitbreiding - Bij vervanging en uitbreiding van gebouwen wordt de open straatwand gerespecteerd Massa en vorm - De gebouwen zijn individueel herkenbaar - De hoofdgebouwen hebben een enkelvoudige bouwmassa. - Een forse kap domineert het beeld (van de hoofd- en bijgebouwen). De kapvorm beperkt zich tot het zadeldak,
het schilddak en de mansardekap. De kap kan zijn uitgevoerd met een wolfseind Detaillering - Sobere, maar zorgvuldige detaillering waarin plaats is voor beeldondersteunende accenten - Bij uitbreiding sluit de detaillering aan bij het bestaande, bijvoorbeeld het zware kozijnhout - De gevels hebben een gesloten opbouw. De openingen hebben een verticale geleding. Horizontale accenten worden aangebracht door gootlijsten en erkers. - Grote vlakken opbouwen uit kleine elementen
Materiaal- en kleurgebruik - Gevels van baksteen in een bruinrode of bruinbeige kleurstelling - Geveldelen en/of houtgevels van bijgebouwen in bruinzwart tot zwarte kleur - Bij aanpassing en uitbreiding bij de als “karakteristiek” aangeduide panden en de panden van de rietdakenlist
geen plaatmaterialen en geen kunststof en aluminium kozijnen toepassen Dakbedekking van pannen, antracietkleurig of riet, of combinaties hiervan. Bij de als “karakteristiek” aangeduide panden, de monumenten en de panden van de rietdakenlijst, zijn de pannen gebakken, kleine gedeeltes en randen van het dakvlak kunnen uitgevoerd zijn met glanzende pannen.
Boerderijen - Criteria voor boerderijen zijn te vinden onder de objectcriteria Reclame - Criteria voor vergunningplichtige reclameobjecten zijn te vinden onder de objectcriteria
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
23
G E B I E D
2
NIET
PLANMATIGE UITBREIDINGEN IN DE ESDORPEN
ALGEMEEN De eerste uitbreiding van de esdorpen vond plaats langs de uitvalswegen van de esdorpen, aansluitend op de ruimtelijke structuur van de dorpen. Door de ligging is deze bebouwing vaak beeldbepalend voor een dorp. Het zijn voornamelijk woonhuizen gebouwd in de jaren dertig en vijftig, maar ook kleine boerderijen van begin 1900. De bebouwing is overwegend vrijstaand en individueel herkenbaar. Ze is in een vaste voorgevelrooilijn gebouwd. De gebouwen hebben een enkelvoudige bouwmassa , bestaande uit één laag met kap. De hoofdrichting is overwegend evenwijdig aan de zijdelingse perceelgrens. De gevels zijn gemetseld met een rode of donkere steen. De dakbedekking bestaat voornamelijk uit donkere pannen of riet. Toegevoegde elementen zoals erkers en dakkapellen zijn ondergeschikt aan de hoofdvorm. Met deze toegevoegde elementen worden vaak de accenten in de gevelopbouw gemaakt. De detaillering is overwegend eenvoudig, echter een aantal woonhuizen kent een verfijndere vormgeving met veel aandacht voor detail. De
24
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
bijgebouwen zijn meestal achter het hoofdgebouw gesitueerd. Bijzondere bebouwing, zoals een school of een grote villa zijn soms royaal gesitueerd en teruggerooid ten opzicht van de overige bebouwing. Ze onderscheiden zich tevens met een uitgesprokener vormgeving.
BELEID, WAARDERING EN ONTWIKKELING Het beleid is gericht op behoud en herstel van de ruimtelijke, de functionele en de cultuurhistorische waardevolle karakteristiek. Er is waardering voor het gevarieerde en dorpse karakter van de bebouwing. WELSTANDSREGIEM Voor deze gebieden geldt een regulier welstandsregiem, waarbij het respecteren van de bestaande ruimtelijke structuur een uitgangspunt is. Bij incidenteel wijzigen van de ruimtelijke structuur en haar bebouwing is gevarieerdheid en hoge kwaliteit een voorwaarde.
WELSTANDSCRITERIA Ligging - Het dominerende straatwandprofiel wordt bij uitbreiding en vervanging gerespecteerd - De hoofdgebouwen zijn op de weg georiënteerd - Een bestaande nokrichting haaks op de weg of evenwijdig aan de zijdelingse perceelsgrens bij vervanging en uitbreiding handhaven Massa en vorm - De gebouwen zijn individueel herkenbaar - De hoofdgebouwen hebben, met uitzondering van de bijzondere teruggerooide gebouwen, een enkelvoudige bouwmassa. - De kap van het hoofdgebouw is beelddominant - Toepassen van een piramidekap is niet toegestaan - Bij de winkelbebouwing is er een samenhang tussen de begane grond en de verdieping Detaillering - De detaillering is passend bij de bouwstijl van het gebouw - Gevelaccenten zijn een onderdeel van het geheel
-
Bij winkelgebouwen kunnen de gevelaccenten beeldbepalend van karakter zijn
Materiaal- en kleurgebruik - De gevels zijn uitgevoerd in een rood- of bruinkleurige steen - De daken zijn uitgevoerd met pannen of riet - Grote vlakken op het hoofdgebouw en bijgebouwen uitvoeren in een gedekte kleurstelling Boerderijen - Criteria voor boerderijen zijn te vinden onder de objectcriteria Reclame - Criteria voor vergunningplichtige reclameobjecten zijn te vinden onder de objectcriteria
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
25
G E B I E D
3
HISTORISCH
VERBINDINGSLINT OVER DE HONDSRUG
ALGEMEEN De huidige N34 was van oudsher een van de belangrijke verbindingsroutes over de Hondsrug. Tussen Ees en Odoorn loopt de N34 nog over het oorspronkelijke tracé, elders is westwaarts een nieuw tracé aangelegd. De lintbebouwing langs de weg concentreert zich in de kernen van de aanliggende dorpen Drouwen, Borger, Ees, Odoorn en Klijndijk. Na 1900 verschijnt er buiten de dorpen vooral in het zuidelijke deel van de gemeente verspreide bebouwing langs de weg. De bebouwing heeft een gemengd karakter; woonhuizen, boerderijen en dienstverlenende bedrijvigheid. De afstand van de bebouwing tot de weg varieert, evenals de onderlinge afstand tussen de bebouwing. De bebouwing is op de weg georiënteerd, de nokrichting van de bebouwing is over het algemeen haaks op de weg, parallel aan de zijdelingse perceelsgrens. De bebouwing is vrijstaand en overwegend één laag met een kap. De kap domineert het beeld. De gevels zijn gemetseld met een bruine of rode steen, de daken zijn afgedekt met pannen. De bijgebouwen zijn overwegend achter het hoofdgebouw geplaatst.
26
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
BELEID, WAARDERING EN ONTWIKKELING Het beleid is gericht op het behoud en herstel van de ruimtelijke en functionele karakteristiek. Er is waardering voor het landelijke karakter van het lint. De ontwikkelingen zullen zich beperken tot het uitbreiden of vervangen van de bestaande bebouwing.
WELSTANDSCRITERIA Ligging -
WELSTANDSREGIEM Voor deze gebieden geldt een regulier welstandsregiem waarbij het respecteren van de bestaande lintbebouwing het uitgangspunt is. Bij het incidenteel wijzigen van de bebouwing zijn de ruimte tussen de bebouwing en de gevarieerdheid belangrijke voorwaarden.
Oriëntatie van de hoofdgebouwen op de weg Een bestaande nokrichting haaks op de weg of evenwijdig aan de zijdelingse perceelsgrens bij vervanging en uitbreiding handhaven Bijgebouwen zijn overwegend achter het hoofdgebouw gesitueerd
Massa en vorm - De gebouwen zijn individueel herkenbaar - De hoofdgebouwen hebben een enkelvoudige bouwmassa. - De kap is beelddominant - Toepassen van een piramidekap is niet toegestaan
Materiaal- en kleurgebruik - Gevels van metselwerk in een rode of bruine kleur - Grote vlakken op het hoofdgebouw en bijgebouwen uitvoeren in een gedekte kleurstelling - De daken zijn uitgevoerd in een rode of donkere niet spiegelende pan of met riet Boerderijen - Criteria voor boerderijen zijn te vinden onder de objectcriteria Reclame - Criteria voor vergunningplichtige reclameobjecten zijn te vinden onder de objectcriteria
Detaillering - Eenvoudige, sobere detaillering
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
27
G E B I E D
4
DE WEG
LANGS DE RAND VAN DE
ALGEMEEN De voormalige spoorlijn langs de rand van de Hondsrug is bepalend geweest voor de aanleg en de route van deze weg. De Weerdingerweg, de Valtherweg, de Buinerweg en de Bronnegerstraat lopen nagenoeg parallel met het spoorwegtracé. De lintbebouwing langs de weg is na 1900 gebouwd. De weg is bijzonder fraai gesitueerd, langs de rand van de Hondsrug ,de essen en het Hunzedal. De weg biedt een wijds uitzicht over het beekdal en de veenkoloniën. De waarneming van de landschaps- en hoogteverschillen is door de ligging van de weg op de glooing uitstekend. De bebouwing aan de westzijde van de weg ligt vaak hoger. De lintbebouwing heeft een kleinschalig karakter; vrijstaande burgermanswoningen in de buurt van de kernen en kleine veldontginningsboerderijen buiten de kernen. Het bebouwingsbeeld is gevarieerd. De onderlinge afstand tussen de gebouwen varieert. De gevels zijn van metselwerk in rode of bruine kleur. De daken zijn afgedekt met zwarte of rode pannen. De detaillering is eenvoudig en doelmatig.
28
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
HONDSRUG
BELEID, ONTWIKKELING EN WAARDERING Het beleid is gericht op het behoud van de zichtbaarheid van de markante hoogteverschillen. Het open karakter van de oostflank van de Hondsrug dient met het oog hierop behouden te blijven. Er is veel waardering voor deze bijzondere landschappelijke kenmerken van de oostflank. De bebouwing neemt in dit landschap een zeer bescheiden positie in. In het buitengebied is nieuwe bedrijfsvestiging uitgesloten. Voor vervanging en uitbreiding is een goede landschappelijke inpassing het uitgangspunt. WELSTANDSREGIEM Voor deze gebieden geldt een regulier welstandsregiem waarbij het respecteren van de huidige ruimtelijke structuur het uitgangspunt is. Het regiem is gericht op het handhaven van de bebouwingskarakteristiek.
WELSTANDSCRITERIA Ligging - De bebouwing is op de weg georiënteerd - De bestaande situering is uitgangspunt bij vervanging - Een bestaande nokrichting haaks op de weg of evenwijdig aan de zijdelingse perceelsgrens bij vervanging en uitbreiding handhaven - Bijgebouwen zijn achter het hoofdgebouw gesitueerd Massa en vorm - De bestaande schaalgrootte is uitgangspunt bij vervanging en uitbreiding - De bebouwing is individueel herkenbaar - De hoofdgebouwen hebben een enkelvoudige bouwmassa. - De kap is beelddominant voor het hoofdgebouw en bijgebouwen - Toepassen van een piramidekap is niet toegestaan
Detaillering - Een ingetogen, eenvoudige detaillering - Bij uitbreiding sluit de detaillering aan bij het bestaande Materiaal- en kleurgebruik - Gevels van metselwerk in een rode of bruine kleur - Grote vlakken op het hoofdgebouw en bijgebouwen uitvoeren in een gedekte kleurstelling - De daken zijn uitgevoerd in een niet spiegelend materiaal in een rode of donkere kleur Boerderijen - Criteria voor boerderijen zijn te vinden onder de objectcriteria Reclame - Criteria voor vergunningplichtige reclameobjecten zijn te vinden onder de objectcriteria
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
29
G E B I E D
5
DE
RANDVEENWEG
ALGEMEEN Wegens gebrek aan bouwland begon men met veenontginningen aan de rand van het veengebied; de zogenaamde randveenontginningen. Het ging hierbij om individuele en in het algemeen weinig systematische vervening.. Exloërveen, Boermastreek, Drouwenerveen en Buinerveen zijn ontstaan als gevolg van de randveenontginningen. De boerderijen werden op natuurlijke hoogtes gevestigd. Hierdoor is in vergelijking met de latere grootschalige verveningen, een onregelmatig verkavelingpatroon ontstaan. Kenmerkend is het opstrekkend karakter van de kavels. Het lint heeft een uitgesproken landelijk karakter, de afstand van de gebouwen tot de weg kent een zekere mate van variatie. De onderlinge afstand tussen de gebouwen varieert sterk. In de bebouwde kommen, bij de aansluitingen op de diepen is sprake van verdichting van het lint. De bebouwing is vrijstaand. De bebouwing is op de weg georiënteerd en over het algemeen staat de nokrichting haaks op de weg (of parallel aan de zijdelingse perceelsgrens). Bij nieuwere invullingen uit de jaren zestig is de kap soms parallel
30
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
met de weg. De vorm van de boerderijen is nagenoeg identiek, ze zijn verwant met het zogenaamde. Oldambster krimptype; een hoog voorhuis, met een voorgevel met drie grote ramen en daarboven drie kleine ramen, een simpele goot met daarboven een wolfseind, de voordeur is aan de zijkant en de schuurdeuren overwegend aan de achterzijde. De gebouwen hebben een enkelvoudige bouwmassa. Het merendeel van de bebouwing bestaat uit een laag met kap. De kap is beelddominant. De gevels zijn gemetseld met een rode of bruine steen, de kap is vaak afgedekt met een donkere pan. De bijgebouwen zijn overwegend vrijstaand en achter het hoofdgebouw geplaatst. De bebouwing kent een ingetogen detaillering met een verticale geleding in de voorgevel.
BELEID, WAARDERING EN ONTWIKKELING Het beleid is gericht op het behoud en herstel van de ruimtelijke en functionele structuur. Er is waardering voor het landelijke karakter van het lint en het herkenbare beeld door het steeds terugkerende boerderijtype. De ontwikkelingen zullen zich beperken tot het uitbreiden of vervangen van de bestaande bebouwing. WELSTANDSREGIEM Voor deze gebieden geldt een regulier welstandsregiem waarbij het respecteren van de huidige karakteristieke, de ruimtelijke structuur en de bebouwing het uitgangspunt is.
WELSTANDSCRITERIA Ligging - Oriëntatie van de woningen en voorhuizen op de weg - Een bestaande nokrichting haaks op de weg of evenwijdig aan de zijdelingse perceelsgrens bij vervanging en uitbreiding handhaven - Bijgebouwen zijn bij voorkeur achter het hoofdgebouw gesitueerd Massa en vorm - De gebouwen zijn individueel herkenbaar - De hoofdgebouwen hebben een enkelvoudige bouwmassa. - Kap is beelddominant voor het hoofdgebouw. - Toepassen van een piramidekap is niet toegestaan.
Materiaal- en kleurgebruik - Gemetselde rode of bruine gevels - Grote vlakken op het hoofdgebouw en bijgebouwen uitvoeren in een gedekte kleurstelling - De daken zijn uitgevoerd in een donker niet spiegelend materiaal of riet Boerderijen - Criteria voor boerderijen zijn te vinden onder de objectcriteria Reclame - Criteria voor vergunningplichtige reclameobjecten zijn te vinden onder de objectcriteria
Detaillering - Eenvoudige, ingetogen detaillering - De gevels hebben een verticale geleding
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
31
G E B I E D
6
VEENKOLONIALE
ALGEMEEN De dorpen Valthermond, 2e Exloërmond, 1e Exloërmond, Nieuw-Buinen, Buinerveen en Drouwenermond zijn ontstaan langs de kanalen die zijn gegraven voor de grootschalige ontginning van het Drentse veengebied. Kenmerkend voor de ruimtelijke structuur zijn de dubbele diepen, waarlangs zich de dubbele lintbebouwing heeft ontwikkeld.. In de ruimte tussen de twee diepen (de vooraffe van circa 220 m breed) ligt de dorpsbebouwing. Aan de overzijde van het diep, de landzijde, liggen op onderlinge regelmatige afstand de boerderijen met de landarbeidershuisjes. Ondanks de demping van veel van de diepen is deze heldere ruimtelijk opzet met dit asymmetrische profiel beeldbepalend. Bij de dubbellinten is er een hiërarchie ontstaan tussen de twee diepen. Een van de twee is vaak de hoofdverkeersweg geworden. De bebouwing van het dorp Zandberg op een zandhoogte in het veenkoloniaal gebied valt ook onder deze gebiedsbeschrijving. In het enkellint en de dwarslinten staat de dorpsbebouwing voornamelijk langs de wegzijde en de boerderijen aan de overzijde van het diep; deze verdeling is minder consequent
32
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
LINTBEBOUWING aanwezig dan in het dubbellint.. De ruimtelijke kenmerken van de dorpsbebouwing en de boerderijen zijn in de enkelen dubbellinten en de dwarsverbindingen door dezelfde ontstaansgeschiedenis nagenoeg identiek. Verdichtingen in de lintbebouwing zijn te vinden bij de dwarsverbindingen tussen de lintdorpen. In de loop der tijd zijn de linten aan de dorpszijde verdicht en zijn veel van de oude woningen vervangen. Des te ouder de woonbebouwing is, des te dichter staan de huizen op de weg. De recentere bebouwing is verder teruggeplaatst. De kenmerkende functiemenging is aan de dorpszijde nog steeds aanwezig. Door de grote diepte van de kavels zijn er verspreid over het lint veel bedrijven te vinden. Aan de landzijde is weinig nieuwe bebouwing toegevoegd, hier en daar zijn moderne schuren of een tweede bedrijfswoning bij de boerderijen geplaatst. Het zicht op het open land is nog ruimschoots aanwezig. Functieveranderingen zijn tot nu toe vrij soepel in het lint opgenomen. De boerderijen en de huizen staan over het algemeen met de nok loodrecht op het diep en de weg, een
uitzondering hierop zijn de landarbeiderswoningen aan de landzijde. De hoofdgebouwen van de woonhuizen hebben een enkelvoudige bouwmassa. Het merendeel van de bebouwing bestaat uit één laag met een kap, opgetrokken uit rode of bruine baksteen en afgedekt met donkere pannen. De bijgebouwen zijn veelal vrijstaand en achter op het erf geplaatst De boerderijen zijn door hun monumentale omvang en vaak fraaie vormgeving belangrijke beelddragers. BELEID, WAARDEBEPALING EN ONTWIKKELING Het beleid is gericht op behoud van de ruimtelijke en functionele karakteristiek van de dorpen. Circa acht gebouwen hebben een monumentale status. In een aantal bestemmingsplannen hebben panden een aanduiding “karakteristiek pand”. Dit betekent dat de uitwendige hoofdvorm van het gebouw in principe dient te worden gehandhaafd. Dit zijn vaak de beeldbepalende agrarische hoofdgebouwen en incidenteel een beeldbepalend woonhuis.
Langs de diepen is op een enkele plaats nog een nieuwbouwlocatie voorhanden. De heldere ruimtelijke en functionele hoofdstructuur van de dubbellinten is bijzonder. Met uitzondering van de monumentale voorhuizen van de boerderijen is de bebouwing architectonisch niet bijzonder. De bebouwing ondersteunt de ruimtelijke hoofdstructuur door de grote schaalverschillen tussen de dorpsbebouwing en de boerderijen en de aan deze types gerelateerde vormtaal. De bestemmingsplannen bieden het juridische kader voor het behoud van deze ruimtelijke structuur. In het dorp Zandberg is de rooms-katholieke kerk op de monumentenlijst geplaatst.
WELSTANDSCRITERIA Ligging - De huidige voorgevelrooilijnen zijn uitgangspunt bij vervanging of uitbreiding - Woon- en voorhuizen zijn op de weg georiënteerd - Een bestaande nokrichting bij vervanging en uitbreiding handhaven - Bijgebouwen zijn bij voorkeur achter het hoofdgebouw gesitueerd - Grootschalige bedrijfsbebouwing zoals loodsen aan de dorpszijde achter de achtergevelrooilijnen van de woningen situeren
Materiaal- en kleurgebruik - In de bebouwingslinten aan de dorpszijde en de woningen aan de landzijde een rode of bruine gevelsteen en een donkere niet spiegelende dakpan toepassen - Bij aanpassingen en verbouwingen materiaal- en kleurkeuze passend bij de leeftijd en de bouwstijl van de gebouwen - Nieuwe bedrijfsbebouwing zoals schuren en loodsen in een gedekte kleur - Bij aanpassingen en verbouwingen aan monumenten en de als karakteristiek bestemde panden geen plaatmateriaal en geen kunststof en aluminium kozijnen toepassen
WELSTANDSREGIEM Het welstandsregiem in deze gebieden is regulier. Het is gericht op het handhaven van de kenmerkende ruimtelijke structuur en de gevarieerde bebouwing.
Massa en vorm - De bebouwing is individueel herkenbaar - De bebouwing heeft met uitzondering van de agrarische hoofdgebouwen een enkelvoudige bouwmassa. - De kap is beelddominant voor hoofd- en bijgebouw - Toepassen van een piramidekap is niet toegestaan
Boerderijen - Criteria voor boerderijen zijn te vinden onder de objectcriteria Reclame - Criteria voor vergunningplichtige reclameobjecten zijn te vinden onder de objectcriteria
Detaillering - Eenvoudige detaillering - Aandacht voor de rijke detaillering op de voorhuizen van de boerderijen die vaak passend in één bouwstijl zijn uitgevoerd - Bij uitbreiding sluit de detaillering aan op het bestaande
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
33
G E B I E D
7
KLIJNDIJK
ALGEMEEN De ontwikkeling van Klijndijk wijkt af van de andere zanddorpen op de Hondsrug. Het is een jonge kern, Klijndijk is ontstaan uit verspreide lintbebouwing aan de Hoofdweg en de Melkweg. Deze twee wegen vormen de ruimtelijke hoofdstructuur van Klijndijk. De wegen hebben beide een verkeersfunctie. Ze worden begeleid door brede groene bermen met monumentale bomen. In de naoorlogse jaren is het gebied tussen de wegen ten noorden van de kruising verder bebouwd. Aan de Hoofdweg is de grootschalige bebouwing gesitueerd; enkele bedrijven en een schoolgebouw met gymzaal. Met uitzondering van de gymzaal staan deze grote volumes op enige afstand van de Hoofdweg. Door de aard van hun functie, een restaurant en een showroom hebben ze een open karakter. Aan de Melkweg zijn kleinere bedrijven gelegen, ook de woonbebouwing langs deze weg heeft een kleinere schaal
34
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
en maat.. Door de royale afstand tussen de bebouwing zijn er veel doorkijken naar het open landschap. De hoofdgebouwen hebben een enkelvoudige bouwmassa. Het merendeel van de bebouwing bestaat uit één laag met kap, opgetrokken uit een rode of bruine baksteen en veelal afgedekt met een donkere pan. De nokrichting is zowel haaks als parallel met de weg. De bijgebouwen zijn oa omdat er forse achtererven zijn, achter de woning geplaatst. De grootschalige bebouwing aan de Hoofdweg is sterk beeldbepalend. Langs de Melkweg wordt het beeld bepaald door de vrijstaande woningbouw.
BELEID, WAARDEBEPALING EN ONTWIKKELING Het beleid is gericht op het behoud en herstel van de ruimtelijke structuur en opbouw van het dorp. Er is waardering voor het dorpse karakter en de brede groene bermen met de monumentale bomen. WELSTANDSREGIEM Voor de dorpskern van Klijndijk geldt een regulier welstandsregiem wat is gericht op het handhaven van de karakteristieke ruimtelijke structuur en bebouwing.
WELSTANDSCRITERIA Ligging - De bestaande voorgevelrooilijn wordt bij uitbreiding en vervanging gerespecteerd - De hoofdgebouwen zijn op de (hoofd)weg georiënteerd - Bijgebouwen zijn bij op ruime afstand achter de achtergevellijn van het hoofdgebouw gesitueerd. - Grote bedrijfsbebouwing is teruggerooid ten opzicht van de kleinschaliger bebouwing Massa en vorm - De gebouwen zijn individueel herkenbaar - De hoofdgebouwen hebben een enkelvoudige bouwmassa. - De kap van het hoofdgebouw domineert het beeld - Toepassen van een piramidekap is niet toegestaan - De grote bedrijfsbebouwing kent een gelede gevelopbouw met een open gevel langs de Hoofdweg
Detaillering - De detaillering is passend bij de bouwstijl van het gebouw, dit betekent overwegend een ingetogen detaillering Materiaal- en kleurgebruik - De gevels van de woonhuizen zijn uitgevoerd in baksteen, in een rode of bruine kleur - De daken van de hoofdgebouwen zijn afgedekt met niet spiegelende pannen in een terughoudende kleur - De bedrijfsgebouwen hebben een gedekte kleurstelling Boerderijen - Criteria voor boerderijen zijn te vinden onder de objectcriteria Reclame - Criteria voor vergunningplichtige reclameobjecten zijn te vinden onder de objectcriteria
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
35
G E B I E D
8
ODOORNERVEEN
ALGEMEEN Odoornerveen is een Drentse veenkolonie ontstaan rond 1855 met het graven van het Oranjekanaal. Aan weerszijden van het kanaal zijn over een grote lengte afwisselend arbeiderswoningen en boerderijen gebouwd. Door de ruime afstand tussen de gebouwen is er overal ruim zicht naar het open veld. Ter plaatse van de Torenwijk is sprake van enige verdichting. De lintbebouwing kent door de verschillen in functie, leeftijd en bouwstijl een gevarieerd beeld. De voorgevelrooilijn van de bebouwing varieert. De bebouwing is vrijstaand, met een éénlaagse bouwhoogte met forse kap. De gebouwen hebben een enkelvoudige bouwmassa. De nokrichting van de kap is haaks op het kanaal. De kapvorm is veelal een zadeldak met of zonder wolfseind. De gevels zijn opgetrokken in een rode tot bruine baksteen, de daken zijn afgedekt met een grijze tot donkergrijze dakpan. De bijgebouwen zijn veelal achter de achtergevelrooilijn geplaatst.
36
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
BELEID, ONTWIKKELING EN WAARDERING Het beleid is gericht op het behoud en herstel van de ruimtelijke en functionele karakteristiek van het dorp. Nieuwe woonbebouwing is tot nu toe op passende wijze in het bestaande lint geplaatst. Het lint heeft een uitgesproken landelijk karakter. Er is waardering voor de bescheiden, rustige plaats die de bebouwing inneemt in dit landschap. Dit rustige bebouwingsbeeld komt vooral door de onderlinge overeenkomsten van de bouwmassa’s en een homogeen kleur- en materiaalgebruik. WELSTANDSREGIEM Voor deze lintbebouwing geldt een regulier welstandsregiem, waarbij het huidige rustige bebouwingsbeeld de leidraad is. Aanvullend beleid Voor de uitbreiding van Odoornerveen is een regieplan opgesteld; de bebouwingsrichtlijnen die hierin worden genoemd voor het lint zijn integraal opgenomen in de welstandscriteria.
WELSTANDSCRITERIA Ligging - Binnen de variatiebreedte van de huidige voorgevelrooilijnen vindt de vervanging en uitbreiding plaatst - De gebouwen zijn op de weg en het kanaal georiënteerd - Bijgebouwen zijn bij voorkeur achter de achtergevellijn van het gebouw geplaatst - De nokrichting van de bebouwing staat haaks op de weg Massa en vorm - De gebouwen zijn individueel herkenbaar en bij voorkeur vrijstaand - De hoofdgebouwen hebben een enkelvoudige bouwmassa. - De kap domineert het beeld; de kapvorm is een zadeldak, al dan niet uitgevoerd met een wolfseind Detaillering
-
De detaillering is passend bij de bouwstijl en de functie van het gebouw
Materiaal- en kleurgebruik - De gevels van de gebouwen zijn opgetrokken in baksteen, in een rode of bruine kleur - De daken van de woonhuizen zijn afgedekt met niet spiegelende pannen in een grijze kleur tot antracietkleur - Grote vlakken op het hoofdgebouw en bijgebouwen uitvoeren in een gedekte kleurstelling Boerderijen - Criteria voor boerderijen zijn te vinden onder de objectcriteria Reclame - Criteria voor vergunningplichtige reclameobjecten zijn te vinden onder de objectcriteria
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
37
G E B I E D
9
PLANMATIG ONTWORPEN WOONGEBIEDEN
ALGEMEEN In tal van dorpen kan de vraag naar woningen niet meer worden gerealiseerd aan de oude ruimtelijk (infra)structuur. Er worden nieuwe wijken en buurten ontworpen. Deze bebouwing onderscheidt zich van de voorgaande periodes, omdat het causale verband tussen de ruimtelijke structuur, de landbouwwijze en het landschap niet meer aanwezig is. Bij de uitbreiding tussen de diepen in de veenkoloniale dubbellinten sluit de verkavelingswijze aan bij de hoofdopzet van de dubbellinten. De wijken onderscheiden zich vooral door de periode waarin ze zijn gebouwd en hebben onderling veel overeenkomsten. De eerste jaren vijftig en zestig uitbreidingswijken kenmerken zich door een eenvoudige en ruime opzet. Het betreft rijtjeswoningen of twee-onder-eenkapwoningen. De woningen hebben een openbare zijde aan de straat, met de voorgevel en voordeur en een private achterzijde met de achtertuin. De huizen kennen een eenvoudig, sobere vormgeving. De nokrichting is overwegend evenwijdig aan de straat. In de woonerfbuurten uit de jaren zeventig, begin jaren tachtig zijn de woningen rondom een hof of straatje gegroepeerd; het onderscheid tussen een openbare voorzijde en een informele
38
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
achterzijde is over het algemeen niet meer aanwezig. In de meeste dorpen blijven de woningen echter met een voorzijde op de straat georiënteerd. De (in)formele kenmerken uit deze periode zijn overal goed herkenbaar door de korte rechtstanden van de wegen en een verspringende rooilijn. In de wijken uit deze periode is gevarieerder gebouwd; huur- en koopwoningen, vrijstaande woningen, twee-onder-een-kapwoningen en rijtjeswoningen. De meest recente woonwijken kennen een meer zakelijke en formelere opzet. In deze wijken zijn veel kavels voor de particuliere opdrachtgevers. Voor sommige van deze wijken zijn regieplannen gemaakt, waarin een aantal beeldaspecten is vastgelegd. In Borger en Exloo zijn woonwagenkampen gelegen welke ook onder dit welstandsgebied vallen. De woonwagenkampen hebben een informeler karakter en bestaan meestal uit eenvoudige bebouwing van één laag met plat dak. Ruimte De straatprofielen in de wijken zijn over het algemeen ruim te noemen. In de jaren zestig en zeventig is er sprake van wandvormende bebouwing. In de jaren tachtig en negentig wordt door de bouw van veel vrijstaande bebouwing het beeld
afwisselender. In de woonerfwijken is er sprake van een besloten sfeer. Plaatsing De bebouwing is in rooilijnen langs de straat of hof geplaatst. In de jaren tachtig komt er meer variatie in de rooilijn. Hoofdvorm De bebouwing kent een eenheid per project. In de jaren zestig en zeventig is er veel in twee bouwlagen met kap gebouwd, in de jaren negentig is één bouwlaag met kap de meest voorkomende vorm. De vrijstaande woningen worden rond 2000 groter; aan de hoofdvorm worden zijvleugels ontworpen en er wordt meer tweelaags gebouwd. De woningen zijn gebouwd van steenachtige materialen. De kleurstelling verandert van rood, bruin en geel in de jaren voor 1990 tot een meer lichtere kleurstelling in de jaren negentig. Na 2000 is er weer een trend naar donkere stenen te zien. . BELEID, WAARDEBEPALING EN ONTWIKKELING Het beleid is gericht op het behoud van het bestaande woonmilieu; door het respecteren van de ruime opzet van de
wijken, de schaal en karakteristieken per project. Het incidenteel wijzigen van woningen is over het algemeen geen probleem. In bepaalde gebieden zal het planmatig wijzigen van de woningen het beleid kunnen zijn. Veel voorkomende bouwaanvragen zullen lichtvergunningplichtig zijn en kunnen worden getoetst op de zogenaamde sneltoetscriteria. WELSTANDSREGIEM Voor deze wijken geldt een regulier welstandsbeleid waarbij de ruimtelijke structuren per periode en huidige bebouwing de leidraad is.
WELSTANDSCRITERIA Ligging - Bestaande rooilijnen respecteren - Oriëntatie op de straat of hof Massa en vorm - Bestaande geledingen van hoofd- en bijgebouw respecteren - Wijziging bij rijtjeswoning of dubbele woning dient te passen in het bouwblok - Per rij of bouwblok het hanteren van een vergelijkbaar type dakopbouw of dakkapel - Bijgebouwen grenzend aan de openbare weg of groen in de stijl van het hoofdgebouw - Aan- en uitbouwen zijn ondergeschikt aan de bestaande hoofdmassa
Detaillering, materiaal- en kleurgebruik - Materialisering, kleurgebruik en detaillering afstemmen op het bouwblok - Bij woningen die zichtbaar zijn vanuit het buitengebied zijn hoogglanzende/ spiegelende dakbedekkingen niet toegestaan. Aanvullende criteria regieplangebieden - Bij vervanging of wijziging moet in stijl, nokrichting en kleurgebruik worden aangesloten bij de omliggende bebouwing. Voor de woningen die de overgang naar het buitengebied vormen, wordt extra aandacht gevraagd voor kleurgebruik en detaillering Reclame - Criteria voor vergunningplichtige reclameobjecten zijn te vinden onder de objectcriteria
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
39
G E B I E D
10
BEDRIJVENTERREINEN
ALGEMEEN De bedrijventerreinen de Noorderkijl (2e Exloërmond) de Drentse poort, de Industrieweg (Nieuw-Buinen), Nuisveen (Borger), zandwinlocatie Ellertshaar en Diermedisch centrum Klijndijk zijn planmatig aangelegd en kennen een ander karakter dan bedrijven die zijn gesitueerd aan reeds bestaande infrastructuur. De bebouwing staat op ruime percelen op enige afstand van de weg. De bebouwing bestaat uit bedrijfshallen en bijbehorende kantoren. Op de Noorderkijl, Nuisveen, zandwinlocatie Ellertshaar en het Diermedisch centrum is op een deel van het terrein de combinatie van wonen en werken mogelijk. De hoofdvorm is eenvoudig, de daken zijn plat of met een flauwe kap. Het volume van de bebouwing is relatief groot en heeft een functionalistische uitstraling. De hallen zijn vaak bekleed met plaatmateriaal, de detaillering is doelmatig. BELEID, WAARDEBEPALING EN ONTWIKKELING
40
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
In termen van architectuur en stedenbouw zijn aan deze bedrijventerreinen geen waarden toe te kennen. Wijzigingen en aanpassingen conform de ruimte in het bestemmingsplan zijn geen enkel probleem. WELSTANDSREGIEM Voor de bedrijventerreinen geldt een regulier welstandsregiem waarbij de zichtlocaties aan de randen extra aandacht verdienen. Aanvullend beleid Voor het bedrijventerrein Diermedisch centrum Klijndijk is een regieplan vastgesteld. Aangezien dit nog een te ontwikkelen gebied betreft, blijft het regieplan van toepassing. In het bestemmingsplan bedrijvenpark Nieuw-Buinen is de strook langs de S5 aangeduid als “aandachtsgebied beeldvorming gebouwen”. In de welstandscriteria wordt zoveel mogelijk aangesloten bij dit bestemmingsplan. WELSTANDSCRITERIA
Ligging - Oriëntatie op de openbare weg - Gebouwen op een zichtlocatie hebben een architectonische meerwaarde - In het bedrijvenpark Nieuw-Buinen heeft de bebouwing in de strook “aandachtsgebied beeldvorming gebouwen” een representatief voorkomen, een etalagewerking. De bebouwing functioneert als herkenningspunt, hetgeen in de architectuur en onderlinge situering wordt benadrukt - De opslag op het buitenterrein wordt afgeschermd door middel van de gebouwen of groen
-
In het bedrijvenpark Nieuw-Buinen heeft de bebouwing in de strook “aandachtsgebied beeldvorming gebouwen” een grotere hoogte dan de bebouwing in de directe omgeving
Detaillering, materiaal- en kleurgebruik - Een gedekte kleurstelling (aardekleuren) aan de aan het landschap grenzende randen van het bedrijventerrein Reclame - Criteria voor vergunningplichtige reclameobjecten zijn te vinden onder de objectcriteria
Massa en vorm - Hallen en loodsen hebben een eenvoudige hoofdvorm
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
41
G E B I E D
11
RECREATIETERREINEN
ALGEMEEN Op het zandgebied in de gemeente zijn veel recreatieterreinen en bungalowparken. De terreinen die soms een grote omvang kennen, zijn onopvallend aanwezig; ze zijn opgenomen in een bosachtige omgeving en afgeschermd door bos en beplanting. Nabij de toegang tot deze terreinen bevindt zich veelal een centrum- of entreegebouw van een grotere schaal. De huisjes staan vaak in een losse setting en informeel tussen de bomen gegroepeerd. De huisjes zijn overwegend vrijstaand of twee-onder-een-kap. De onderlinge afstand van de huisjes varieert. De huisjes hebben een enkelvoudige bouwmassa bestaande uit één bouwlaag met plat of afgeschuind dak. Er is weinig plastciteit in de bouwvolumes en de onderlinge verschillen in omvang zijn gering. Er is sprake van een traditionele bouwstijl, met metselwerk en donker hout in een sobere detaillering.
42
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
BELEID, WAARDERING EN ONTWIKKELING Er is waardering voor de groene setting van de parken en de informele wijze waarop de huisjes hierin zijn geplaatst. Een aantal terreinen zal in de toekomst wellicht uitbreiden. WELSTANDSREGIEM Voor de recreatieterreinen en parken geldt een regulier welstandsregiem waarbij de woningen aan de randen extra aandacht verdienen.
WELSTANDSCRITERIA Ligging - Het bestaande groene beeld wordt gerespecteerd Massa en vorm - Herkenbare en eenduidige bouwvolumes Materiaal- en kleurgebruik - De kleurstelling voor de gebouwen aan de randen en het centrumgebouw is gedekt - Waar een cluster herkenbaar is, moeten de woningen onderling in kleur harmoniëren Reclame - Criteria voor vergunningplichtige reclameobjecten zijn te vinden onder de objectcriteria
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
43
G E B I E D
12
BIJZONDERE
GEBOUWEN IN EEN GROENE OMGEVING
ALGEMEEN Het woonzorgcentrum de Paasbergen is het enige gebied in de gemeente waar meerdere grote bouwvolumes in een parkachtige setting zijn gegroepeerd. In andere voorkomende gevallen betreft het vaak één bijzonder gebouw, die ruim is gesitueerd op een royale afstand tot de weg. De gebiedsbeschrijving van de omliggende bebouwing is hier nog steeds van toepassing. De ruimtelijke kwaliteit van de Paasbergen, die door een gefaseerde nieuwbouw tot stand is gekomen, wordt deels bepaald door haar ligging tussen de Hoofdstraat en een bosgebied. Er is sprake van een open bebouwingsstructuur, met veel open ruimtes en zicht op de Hoofdstraat en het bos. De ruimtes tussen de gebouwen hebben een semi-openbaar karakter.
44
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
Een duidelijke rooilijn is niet aanwezig. Door de positionering ten opzichte van elkaar, de situering aan de semi-openbare buitenruimtes, is er een onderling verband, een relatie tussen de bouwvolumes. De omvang van de bouwmassa’s is divers, zowel wat betreft de hoogte als het bebouwd oppervlak. De meeste gebouwen zijn als individueel gebouw herkenbaar; de seriematigheid van het programma is niet direct te herkennen. De gevels, veelal van baksteen in uiteenlopende kleuren variëren eveneens sterk in hun opbouw. Van een ornamentering is niet echt sprake.
BELEID, WAARDERING EN ONTWIKKELING Het beleid zal erop zijn gericht de huidige ruimtelijke en functionele status te handhaven en waar nodig te versterken. Er is waardering voor de vele open parkachtige ruimtes en de zorgvuldig ontworpen gebouwen. WELSTANDSREGIEM Voor deze gebieden geldt een regulier welstandsregiem, waarbij het respecteren van de open parkachtige structuur een uitgangspunt is.
WELSTANDSCRITERIA Ligging - Eventuele nieuwe bebouwing is niet rooilijngebonden. De positie dient zorgvuldig te worden bepaald in relatie tot de bestaande bebouwingsvolumes - Bij (vervangende) nieuwbouw blijft de open ruimtelijke structuur behouden - De gebouwen oriënteren zich op de omliggende openbare en open ruimtes. Veelal zal dit een veelzijdige oriëntatie betekenen - Bijgebouwen en aan- en uitbouwen die de open ruimtelijk structuur dichtzetten, dienen te worden vermeden
Detaillering, materiaal- en kleurgebruik - Baksteen in diverse kleuren als basismateriaal voor de gevels - Bij kappen de toepassing van een donkere niet glimmende dakbedekking - Bij het ontwerp passende zorgvuldige detaillering Reclame - Criteria voor vergunningplichtige reclameobjecten zijn te vinden onder de objectcriteria
Massa en vorm - Herkenbare en eenduidige bouwvolumes - De hoofdvorm verhoudt zich in schaal tot de omringende bouwvolumes - Een kap en platte afdekking zijn mogelijk. - Geen voorkeur voor een verticale of horizontale geleding
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
45
G E B I E D
13
GROEN-
EN SPORTGEBIEDEN
ALGEMEEN In en rondom een aantal dorpen zijn sportterreinen, ijsbanen, begraafplaatsen en groengebiedjes aangelegd. Eventuele bebouwing heeft in deze groengebieden een directe relatie met de functie van het groengebied; een sportkantine, een uitvaartgebouwtje et cetera. Over het algemeen gaat het om kleine objecten die opgaan in een groene setting.
46
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
BELEID, WAARDERING EN ONTWIKKELING Het beleid is gericht op het handhaven van de bestaande kwaliteiten; het groene, onbebouwde karakter van de betreffende gebieden is beeldbepalend. De bebouwing heeft een ondergeschikte rol. WELSTANDSREGIEM Voor de groen- en sportgebieden geldt een regulier welstandsregiem waarbij de setting in het groen het uitgangspunt is.
WELSTANDSCRITERIA Ligging - Plaatsing van het gebouw is gerelateerd aan de functie van het terrein Massa en vorm - Eenvoudige hoofdvorm Detaillering, materiaal- en kleurgebruik - Eenvoudige gevelopbouw - Materiaalgebruik in relatie tot functie van het gebouw Reclame - Criteria voor vergunningplichtige reclameobjecten zijn te vinden onder de objectcriteria
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
47
G E B I E D
14
VERSPREIDE
BEBOUWING
ALGEMEEN Dit betreft hoofdzakelijk de verspreide bebouwing in het ontginningslandschap van de voormalige heidevelden, zoals Ellertshaar, Eesergroen en Eeserveen. Deze gebieden zijn als laatste in cultuur gebracht. De verspreide bebouwing in het zandgebied die op de welstandskaart niet is ondergebracht bij de dorpen of de weglinten valt eveneens onder deze gebiedsbeschrijving. Dit betreft de verspreide bebouwing van Bronnegerveen en verspreide lintbebouwing tussen de kernen van de esdorpen. In het veenkoloniale gebied waar de bebouwing is geordend langs de linten komt geen verspreide bebouwing voor. De verspreide bebouwing is redelijk divers, maar bestaat voornamelijk uit kleine (voormalige) boerderijen.
48
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
De bebouwing is vrijstaand, met een eenlaagse bouwhoogte met kap. De gebouwen hebben een enkelvoudige bouwmassa. De nokrichting is in de meeste situaties haaks op de weg. De kapvorm is veelal een zadeldak met of zonder een wolfseind. De woongevels van de boerderijen oriënteren zich op de weg. De gevels zijn opgetrokken in een rode of bruine baksteen, de daken hebben een gedekte kleurstelling, veelal pannen.
BELEID, WAARDEBEPALING EN ONTWIKKELING Het beleid is gericht op behoud en herstel (in de beekdalen) van landschappelijke en natuurlijke waarden in de gebieden. In het veldontginningsgebied is de grondgebonden landbouw de hoofdfunctie. Vestiging van nieuwe grondgebonden bedrijven is onder voorwaarden mogelijk. In de beekdalen is een nieuwe vestiging van agrarische bedrijven niet toegestaan. (De vestiging van woningen en niet agrarische bedrijven is in geen van deze gebieden toegestaan). In Bronnegerveen richt zich het herstel van de landschappelijk waarden met name op de versterking van het onderscheid tussen de zandopduiking en de aangrenzende beekdalen. Er is waardering voor het landelijke karakter van het gebied en de bescheiden plaats die de bebouwing in dit landschap inneemt. WELSTANDSREGIEM Voor de verspreide bebouwing geldt een regulier welstandsregiem waarbij het respecteren van de landschappelijke en natuurlijke waarden een uitgangspunt is.
WELSTANDSCRITERIA Ligging - Oriëntatie van de woningen en voorhuizen op de weg - Een bestaande nokrichting haaks op de weg of evenwijdig aan de zijdelingse perceelsgrens bij vervanging en uitbreiding handhaven - Bijgebouwen zijn bij voorkeur achter het hoofdgebouw gesitueerd Massa en vorm - De gebouwen zijn individueel herkenbaar - De hoofdgebouwen hebben een enkelvoudige bouwmassa. - De kap is beelddominant voor het hoofdgebouw en de bijgebouwen - Toepassing van een piramidekap is niet toegestaan
Detaillering - Eenvoudige ingetogen detaillering Materiaal- en kleurgebruik - Gevels van metselwerk in een rode of bruine kleur - Grote vlakken op het hoofdgebouw en bijgebouwen uitvoeren in een gedekte kleurstelling - Herkenbaar verschil tussen woon- en bedrijfsgedeelte boerderijen handhaven ( bijvoorbeeld kleurverschillen in het dak) - De daken uitvoeren in een gedekte kleurstelling en een niet spiegelend materiaal - In het veengebied is een rietafdekking niet toegestaan Boerderijen - Criteria voor boerderijen zijn te vinden onder de objectcriteria Reclame - Criteria voor vergunningplichtige reclameobjecten zijn te vinden onder de objectcriteria
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
49
G E B I E D
15
NIEUWE
LANDGOEDEREN
ALGEMEEN De landgoederen uit het verleden hebben bijna zonder uitzondering de eigenschap dat zowel (een groot deel van) de landerijen als de bebouwing zich onderscheidt van het omliggende landschap en de landelijke bouwkunst die daarin een vanzelfsprekende plaats inneemt. Voor zowel de landgoedtuin als het huis werden veelal hoog gekwalificeerde ontwerpers ingehuurd. Dit heeft er mede toe geleid dat deze landgoederen niet alleen door de omvang, maar zeker ook wat betreft de (landschaps) architectuur een bijzondere plaats in ons cultuurhistorisch erfgoed innemen. Soms is een landgoedcomplex als een enclave met een totaal afwijkende structuur ten opzichte van de omgeving te beschouwen, soms is er sprake van een aansluiting of verbondenheid met de context, maar bijna altijd voelt men zich er in een bijzondere omgeving.
50
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
Zoals een historisch landgoed iets zegt over de tijd waarin ze is gerealiseerd zo zou een nieuw landgoed ook een uitdrukking kunnen zijn van de huidige maatschappelijke verhoudingen door architectuur en door er bijvoorbeeld bijzondere (neven)functies aan toe te kennen waardoor het zowel ruimtelijk als ook functioneel onderdeel is van een groter geheel. Het zijn vooral deze kwaliteiten, die een meerwaarde kunnen genereren voor een bepaald gebied, die uitgangspunt zouden moeten zijn bij het ontwerpen van nieuwe landgoederen. LANDSCHAP Bij het ontwikkelen van een idee voor een landgoed dienen de bestaande en/of oorspronkelijke kernkwaliteiten van het landschap in beeld gebracht te worden. Elk ontwerp (zowel het contrast- als het harmoniemodel) dient op een prikkelende wijze op deze kernkwaliteiten te reageren met als uitgangspunt deze te versterken.
RELATIE TUSSEN BEBOUWD EN ONBEBOUWD Er dient een sterke interactie te zijn tussen de bebouwing op een nieuw landgoed en de aanleg van het omliggende groengebied. Hoewel dat wel één van de mogelijkheden is betekent dit niet op voorhand een maximale ruimtelijke verweving tussen gebouw en omgeving.
BELEID, WAARDEBEPALING EN ONTWIKKELING In het Beleidsplan Nieuwe Landgoederen Borger – Odoorn heeft de gemeente het beleid beschreven ten aanzien van de vestiging van nieuwe landgoederen. Ook zijn hierin de voorkeursgebieden aangewezen waar aan het vestigen van nieuwe landgoederen in principe wordt meegewerkt.
WELSTANDSCRITERIA
-
Ligging Het landschappelijk ontwerp bepaalt de positie van
landgoed waarop gebouwd wordt ondersteunen.
het woonhuis. Afstemming tussen de positie van het gebouw en de omgeving zorgt voor een
Detaillering De motieven en de kwaliteit voor de materialisatie en
WELSTANDSREGIEM Voor de nieuwe landgoederen geldt een bijzonder welstandsregiem. Dit omdat een nieuw landgoed vraagt om een zorgvuldige benadering zodat er nieuwe monumenten voor de nabije toekomst kunnen worden gerealiseerd.
Massa en vorm De architectuur dient zich te onderscheiden van die in
sterke twee-eenheid.
-
de omgeving. Een nieuw landgoed neemt in ruimtelijke zin een bijzondere positie in. Dit betekent een / bovengemiddelde architectonische kwaliteit als onderdeel van een totaalvisie*. De architectuur moet als een representant van deze tijd in gelijkwaardigheid
Nieuwe bebouwing moet in massa en vorm de ruimtelijke kenmerken van het betreffende
van de detaillering dienen vanuit een totaalvisie* overtuigend te zijn. Materiaal en detaillering -
Materiaal- en kleurgebruik spelen een voorname rol in de relatie tussen het gebouw en de omgeving.
De omgeving van het gebouw De directe omgeving van het gebouw (tuin,
kunnen bestaan naast de hoogwaardige kwaliteit van de historische landgoederen. Op het landgoed staat
terrassen,et cetera.) bemiddelt tussen het gebouw en het landgoed. Dit kan door een
een landhuis met allure en uitstraling.
optimale ruimtelijke verweving, maar ook door duidelijke begrenzingen.
* De totaalvisie behoort gebaseerd te zijn op een cultuurhistorische analyse van de locatie waaruit een concept is ontwikkeld. Vanuit dit concept worden landhuis en landgoed in onderlinge samenhang ontworpen. WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
51
G E B I E D
16
ONTWIKKELINGSGEBIEDEN
ALGEMEEN De ontwikkelingsgebieden in de gemeente Borger-Odoorn zijn nieuwe uitleggebieden, maar ook gebieden die binnen de bebouwde kom liggen en in aanmerking komen voor een andere invulling. Voor alle ontwikkelingsgebieden geldt dat de planvorming zal moeten worden voorzien van een beeldkwaliteitsplan of een welstandsparagraaf. Deze zullen in ieder geval rekening moeten houden met de omgeving en de daarvoor geldende welstandscriteria. Tijdens de ontwikkelperiode van een gebied zal het beeldkwaliteitsplan (BKP) of de beeldkwaliteitsparagraaf van de ruimtelijke onderbouwing worden gebruikt als toetsingskader voor de welstandscommissie. Nadat de laatste bebouwing is gerealiseerd kan worden overgegaan op de beheersituatie en kan worden besloten het beeldkwaliteitsplan in te trekken en het plangebied onder te brengen bij een gebiedsbeschrijving in de welstandsnota. Gebieden waarop een beeldkwaliteitsplan van toepassing is: Borger, Voormalig LHNO-terrein Borger, Daalkampen II Borger, Avontuurlijk Toeristisch Centrum Borger, Aan de Strengen Buinen, Lijnstukken 3 Drouwen, Tiekamp 3 Tweede Exloërmond, 2e fase uitbreiding Nieuw-Buinen, Nieuw-Veenlanden
52
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
-
Nieuw-Buinen/ Buinerveen, woonlocatie Hoofdkade Odoorn, Langhieten II Odoornerveen, Uitbreiding Valthermond, Plaats 62
Thans bekende ontwikkelingsgebieden waarvoor t.z.t. een BKP wordt opgesteld zijn: Borger-Centrum Borger, locatie gemeentewerf Borger, Multifunctionele accommodatie Drouwenermond, uitbreiding Exloo, locatie gemeentewerf Nieuw-Buinen, Multifunctionele accommodatie Nieuw-Buinen/ Drouwenermond Woongebied Drentse Horn Valthermond, Centrumontwikkeling Valthermond, Multifunctionele accomodatie
BELEID, WAARDEBEPALING EN ONTWIKKELING Het beleid op het gebied van welstand zal zijn gericht op een bepaalde kwaliteit die recht doet aan de plek waar de ontwikkeling plaatsvindt. De gemeente zal voor grotere ontwikkelingen altijd een beelkwaliteitsplan eisen. WELSTANDSREGIEM Voor ontwikkelingsgebieden wordt per locatie door de gemeenteraad bepaald wat het gewenste regiem wordt.
HOOFDSTUK
9
9.6 1 2 3 4 5
WELSTANDSCRITERIA - OBJECTGERICHTE
CRITERIA
Objectgerichte criteria Boerderijen Reclame Civieltechnische kunstwerken Kunstobjecten en herinneringsmonumenten Tijdelijke gebouwen
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
53
O B J E C T
1
BOERDERIJEN
ALGEMEEN In de gemeente Borger-Odoorn komt een veelheid aan typen boerderijen voor dit vanwege de ligging op zowel zand als veen. Vanwege het gemeenschappelijke aspect van een boerderij in haar functie is voor alle boerderijen in de gemeente gekozen voor objectgerichte welstandscriteria die hierop van toepassing zullen zijn. Alle boerderijen dienen te voldoen aan de nu volgende criteria. LIGGING IN HET LANDSCHAP Erven en boerderijcomplexen bepalen en beïnvloeden het aanzicht van het landschap in sterke mate. Afhankelijk van de locatie/landschap varieert de plaatsing van redelijk regelmatig (Veenkoloniaal) tot zeer onregelmatig (esdorpenlandschap). In beide gevallen is de ligging in gelijke mate bepalend voor de herkenbaarheid van het (Drentse) landschap. INRICHTING ERVEN Op de erven van boerderijen is van oudsher sprake van een hoge mate van samenhang tussen de daarop aanwezige bebouwing. Het erf is van oorsprong ingedeeld in het voor- en het achtererf. Deze indeling is zowel in de gebouwen als in de erfinrichting goed te herkennen in de grootte van de ramen, de plaats van de schoorsteen en soms in de dakbedekking. Op het voorerf zijn de siermoes- en bloementuin gelegen. Het achtererf was en is de werk- en opslagplaats waar de landschappelijke beplanting domineert. Fruitbomen komen verspreid over het gehele erf voor.
54
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
Als handleiding voor de inrichting van erven volgen hier nog enkele niet door welstand af te dwingen adviezen; Bij de inrichting van de boerenerven is de voormalige tweedeling tussen tuin op het voorerf en erf- en opslag op het achtererf aanbevolen. Fruitbomen en hagen, gescheiden moestuin en bloementuin zijn sfeerbepalend en historisch juist. Het gebruik van gebiedsvreemde coniferenbeplanting betonklinkers en standaard schuttingen is niet toegestaan. PLAATS BEBOUWING OP HET ERF Door de onregelmatigheid van het landschap en de erven die deze onregelmatigheid volgen is over de plaatsing van het hoofdcomplex geen eenduidige uitspraak te doen. Over het algemeen speelt functionaliteit in de plaatsing een zeer voorname rol; vaak zijn de bedrijfsgebouwen van een boerderij op het landschap gericht of dicht bij de weg. De bebouwing staat altijd vrij op het erf, op enige afstand van de straat. In hoofdlijn bestaat de opbouw van de boerderij uit een woonhuis en een bedrijfsdeel. Het bedrijfsdeel staat achter de lijn die de scheiding tussen woon- en bedrijfsdeel vormt; een bijgebouw overschrijdt nooit deze lijn (doorschietend bijgebouw’). Daarnaast blijft bebouwing altijd binnen de vaak met bomen gemarkeerde erfgrens. Deze erfgrens is echter aan het veranderen. Door veranderingen in de bedrijfsvoering zijn boeren genoodzaakt tot het toevoegen van nieuwe bedrijfsgebouwen: stallen, schuren en andere opslagfuncties. Bij het toevoegen van gebouwen aan een
erf gaat het bij beide karakteristieken dikwijls fout. In de plaatsing van nieuwe bedrijfsgebouwen staat functionaliteit voorop wat dikwijls afwijkingen te zien geeft van de hoofdrichting ten opzichte van de oude boerderij en het erf. Of nieuwe bedrijfsgebouwen komen met hun gevel voor de voorgevelrooilijn te staan of hebben een dusdanige lengte dat ze door de beplanting rond het erf steken. Het ‘erf’ kan de veranderingen niet meer ‘opvangen’. De plaatsing van nieuwe bouwwerken binnen het erf voldoet vaak niet aan het beeld van eenheid. ORGANISATIE NIEUWE BEDRIJFSBEBOUWING OP ERF Het is van belang dat er zorg wordt besteed aan de zorgvuldige inpassing van nieuwe gebouwen op een erf. Het plaatsen van een nieuw bijgebouw op het achtererf verdient de voorkeur opdat de onderlinge afstanden tussen de bedrijfsgebouwen niet te groot worden. Het nieuwe gebouw zal een eenvoudige rechthoekige hoofdvorm dienen te krijgen met een goed kapopbouw. Een sobere gevelgeleding en zorgvuldig gekozen materialen en kleuren dienen ervoor te zorgen dat het nieuwe gebouw niet dominant wordt in het beeld. Er dient tevens aandacht te worden geschonken aan de landschappelijke inpassing, de erfbeplanting en de erfinrichting.
STALLEN De bouw van grotere stallen is meestal niet goed mogelijk op het bestaande erf. Het is daarom van belang dat deze op een verlengd (achter)erf worden geplaatst in het verlengde van het hoofdgebouw of achter de achtergevellijn. Er dient zorg te worden besteed aan de kapvorm. Een asymmetrische kap met het lange dakvlak naar het landschap is een goede oplossing. Bij de keuze van kleuren en materialen zijn donkere aardkleuren en niet glimmende materialen belangrijk. Kozijnen zijn als witte accenten in de gevels toegestaan. WONEN IN BOERDERIJEN Doordat meer en meer boerderijen de agrarische functie verliezen wordt de woonfunctie vaak vergroot. De verbouw tot woonboerderij gaat vaak gepaard met een interne verbouwing die een weerslag heeft op de buitenkant. Het is belangrijk dat de historische boerderij volledig wordt gerespecteerd. De hoofdvorm dient te worden gehandhaafd. Het exterieur mag slechts op ingetogen wijze worden gewijzigd. Dit houdt in dat de (baander) deuren waneer ze worden vervangen door glas niet worden voorzien van een roedenverdeling. Dit geldt tevens voor de vervanging van bestaande kozijnen in het voormalige bedrijfsdeel. In het woongedeelte zal de streekeigen roedeverdeling die past bij het type boerderij dient wederom te worden toegepast bij vervanging van kozijnen. Bij het invoegen van een woonfunctie onder de kap (in het bedrijfsgedeelte) is terughoudendheid met dakramen vereist. Het typische
grote gesloten (riet)dak wordt vaak door een veelheid aan dakramen en dakkapellen verstoord. Stelregel is dat het bedrijfsdeel van de boerderij zoveel mogelijk als zodanig herkenbaar blijft.
-
HERBOUW, VERBOUW VAN BOERDERIJEN Door de tijd is de kwaliteit van de boerderijen soms zodanig dat tot (gedeeltelijke) herbouw wordt overgegaan. Bij vervanging staan nieuwe bouwmethoden op gespannen voet met de ambachtelijke traditionele bouwstijl. Nieuwe bakstenen, te brede voegen, verkeerde maatvoering van kozijnhout en roeden laten de oude sfeer verdwijnen. Zorg voor een goed ontwerp en een goede materiaalkeuze is daarom vereist.
-
-
Nieuwe bijgebouwen zijn ondergeschikt of gelijk aan de nokhoogte van het hoofdgebouw Bij toevoegingen aan een bestaand erf dienen kapvorm- en kaphelling aan te sluiten bij de kapvorm op het erf Bij gebruik van asymmetrische kap is de lage gootlijn naar het landschap gekeerd.
Detaillering Gesloten gevelopbouw met verticale geleding Bij verbouw aan het hoofdgebouw toepassen van een eenvoudige fijnschalige detaillering die aansluit bij de bestaande of historisch passende detaillering Bijgebouwen zijn sober gedetailleerd Reclame uitingen aan de gevel niet toegestaan
WELSTANDSCRITERIA Ligging Voorgevelrooilijnen worden niet overschreden Bijgebouwen steken nooit voorbij de lijn die het bedrijfsdeel van het woondeel scheidt Nokrichting van nieuwe bedrijfsgebouwen is in lijn met het hoofdgebouw
Materiaal en kleurgebruik Metselwerk aan het hoofdgebouw sluit aan op bestaande metselwerk Houten geveldelen in donkere aardtinten Dakbedekking blijft het verschil tussen woon- en bedrijfsdeel accentueren Bijgebouwen in donkere aardtinten Hoogglanzende pannen niet toegestaan
Massa en vorm Bestaande grondvorm handhaven, aanbouw van een zijbeuk is niet toegestaan Bestaande massa handhaven Nieuwe bijgebouwen kennen een eenvoudige rechthoekige grondvorm
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
55
O B J E C T
2
RECLAME
ALGEMEEN Objectomschrijving Reclame is een publieke aanprijzing van een bedrijf, een product of een dienst. Reclames vragen vanuit hun doelstelling aandacht en vormen hiermee een belangrijk en beeldbepalend element van de openbare ruimte. BELEID, WAARDEBEPALING EN ONTWIKKELING In gebieden met commerciële functies zijn reclames op zijn plaats en kunnen ze de visuele aantrekkingskracht van de omgeving verhogen, hoewel daar een kritische grens aan verbonden is. Evenals bij een gebouw speelt ook bij een reclame de relatie met de (stedenbouwkundige) situatie waarin deze wordt geplaatst alsmede het karakter van die situatie een belangrijke rol. Een reclame is geslaagd wanneer deze een volledig geïntegreerd onderdeel van het totale architectonische concept uitmaakt. Blijft de zorg voor een goede inpassing van een reclame in zijn omgeving achterwege dan wordt de reclame ervaren als een verstoring van de visuele kwaliteit van de omgeving en kan zelfs agressief overkomen. In gebieden waar geen sprake is van commerciële functies zijn reclame-uitingen ongewenst. AMBITIE VOOR WELSTAND Het plaatsen van een reclame-uiting kan een ingrijpende veranderingen aan een bouwwerk zijn die het straatbeeld makkelijk kan aantasten. Bij het beoordelen van vergunningaanvragen reclame-uitingen, is het zinvol onderscheid te maken tussen de verschillende gebiedstypen.
56
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
Een woonwijk vraagt een andere benadering dan een winkelgebied, een beschermd stadsgezicht, maar ook het buitengebied, kan aangetast worden bij plaatsing van reclametekens die op een bedrijventerrein gebruikelijk zijn. In deze objectcriteria is daarom onderscheid gemaakt in de volgende gebiedstypen. 1 2 3 4 5
woongebieden winkelgebieden (aanduiding op welstandskaart) bedrijventerreinen groen- en sportgebieden buitengebied
RECLAME-UITINGEN IN WOONGEBIEDEN In de gebieden die hoofdzakelijk zijn ingericht voor woondoeleinden (gebied 1 tot en met 9) passen geen reclametekens. Er ontbreekt immers een relatie tussen het woonmilieu en reclame-uitingen. Een uitzondering hierop vormen woningen met een praktijkruimte voor het uitoefenen van een vrij beroep, zoals een arts, architect of verzekeringsadviseur. In dergelijke gevallen is een bescheiden aanduiding aanvaardbaar. Aaantal Eén reclame-uiting per woning met praktijkruimte, dus ook niet één uiting aan de gevel en één uiting in de tuin. Plaatsing Bevestiging tegen gevel t.p.v. de bedrijfstoegang of Bij aanwezigheid van voortuinen, plaatsing in de tuin nabij de bedrijfstoegang mits Het toepassen van lichtbakken is dan niet toelaatbaar, beperkte aanlichting wel. Maatvoering Maximale oppervlakte 0.50 m2. Afmeting in één richting is nooit meer dan 1,00 meter. Vormgeving Kleuren dienen terughoudend gekozen te worden. Dus geen contrasterende en felle fluorescerende kleuren
-
Bij plaatsing in de tuin zorgvuldig (als tuinmeubel) vormgegeven, geïntegreerd in het tuinontwerp. Alleen naam en aard van het bedrijf met eventueel openingstijden, en/of een vignet (in woongebieden met woonbestemming geen merkreclames!).
Overige Voor bedrijfsbebouwing met een positieve bestemming in een woonomgeving gelden de volgende uitgangspunten: Alleen aanduidingen die betrekking hebben op naam en aard van het bedrijf zijn toelaatbaar. Het voeren van grotere merkreclameobjecten dient beperkt te blijven tot maximaal twee reclameuitingen. In andere gevallen zal al snel door een te veel aan reclames een onrustig totaalbeeld ontstaan. Tot 10 meter en vervolgens voor elke 10 meter gevelbreedte aan straatzijde is 1 m2 reclame mogelijk. Per gebouw dient in principe niet meer dan 1 reclame-uiting gelijktijdig zichtbaar te zijn. Uitzondering hierop kan gemaakt worden voor gebouwen die gevels aan meer dan één straat hebben. Het aantal tekens blijft dan 1 per naar de straat gekeerde gevel. De reclame-uitingen aan de gevel dienen te worden aangebracht op begane grond niveau, in ieder geval onder de verdiepingsramen.
-
-
Het integreren van vrijstaande bescheiden reclametekens in de voortuin is denkbaar mits plaats, omgeving en kleur worden afgestemd op de omgeving. Het toepassen van lichtbakken is dan niet toelaatbaar, beperkte aanlichting wel. De maximale hoogte van een dergelijk element is sterk afhankelijk van de situatie, doch mag de 2.25 m niet overschrijden.
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
57
RECLAME-UITINGEN IN WINKELGEBIEDEN In gebieden met een uitgesproken winkelkarakter (te vinden in gebied 1, 2 en 6) zijn de mogelijkheden tot reclamevoering ruimer dan in woongebieden. Algemeen kan gesteld worden dat de reclames op winkelniveau, d.w.z. het begane grond niveau geplaatst dienen te worden, zodat er een directe en logische relatie tussen het reclameteken en de functie ontstaat en de overlast voor eventuele bovenwoningen beperkt wordt. Aantal Maximaal twee reclame-uitingen per gevel bij maximaal twee gevels. Reclame(vlaggen) en banieren, maximaal één per gevel. Plaatsing Geen reclame aangebracht op bouwlagen met een woonbestemming of bouwlagen met een bedrijfsbestemming zonder publieksfunctie, tenzij in de woning een praktijkruimte voor het uitoefenen van een vrij beroep zit. Geen reclame-uitingen die het uitzicht op de openbare ruimte of het open landschap ernstig belemmeren. Niet hoger aangebracht dan de benedenkant van de raamdorpels van de eerste verdieping. (let op verkeer: hoogte minimaal 2.40 m boven het trottoir en tenminste 4.20 m boven de rijweg).
58
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
-
Bij luifels de reclame-uitingen alleen op of onder de luifel plaatsen afgestemd op de grote van de luifel.
-
Maatvoering van reclames loodrecht op de gevel Ten hoogste 100 cm (inclusief bevestiging) buiten het gevelvlak stekend. Niet groter dan 1.00 m2. Maatvoering van gevelreclames evenwijdig aan de gevel Niet breder dan 70% van de gevelbreedte. Hoogte maximaal 0,75 m. Vormgeving In voorgevel reclame-uiting als zelfstandig element vormgeven, waarbij de maatvoering en detailleringen zijn afgestemd op en harmoniëren met de oorspronkelijke gevel. In voorgevel samenhang en ritmiek van de straatwand niet verstoren. Reclame integreren in de architectuur en beperken tot het hoogst noodzakelijke. Geen mechanisch bewegende delen. Geen lichtcouranten of lichtreclame met veranderlijk of knipperend licht. Geen daglichtreflecterende reclame. Niet uitgevoerd in felle kleuren.
Indien er sprake is van meerdere reclame-uitingen op een gevel dan dienen deze in een eenduidige vormgeving uitgevoerd te worden. Hoewel het toepassen van losse letters en het aanlichten van reclameteksten de voorkeur heeft, zijn lichtbakken toegelaten mits voor de achtergrond een donkere, terughoudende kleur wordt gebruikt met lichte belettering
Overige Geen reclame voor diensten of producten die niet in het pand plaatsvinden respectievelijk worden verkocht.
RECLAME-UITINGEN OP BEDRIJVENTERREINEN Gezien de grotere schaal van de gebouwen en het utilitaire karakter, is een grotere hoeveelheid reclame denkbaar. Uitgangspunt blijft dat de reclame op een logische plaats tegen het gebouw aangebracht dient te worden, bijvoorbeeld bij de entree, en afgestemd dient te zijn op de massa c.q. gevelopzet. Indien plaatsing tegen een gevel niet mogelijk is, bijvoorbeeld bij glasvliesgevels, dient de reclametekst boven of in de buurt van de entree aangebracht te worden. Een gezamenlijke presentatie bij de entree van het bedrijventerrein of routeborden zijn denkbaar eventueel in combinatie met een plattegrond en routebeschrijving. Een zorgvuldige vormgeving is dan essentieel. Per terrein zal één uniform kader moeten worden ontwikkeld en vormgegeven. Alleen naamsaanduidingen van het bedrijf en branche, c.q. beroepsaanduiding toelaten. Aantal Maximaal twee reclameuitingen per gevel op maximaal twee gevels Maximaal één reclame-uiting per erf in de vorm van een zuil Plaatsing Bij de entree van het erf of op een parkeerplaats. Geen reclame-uitingen die het uitzicht op de openbare ruimte of het open landschap ernstig belemmeren. Geen reclame op het dak
Maatvoering Gevelreclames evenwijdig aan de gevel, niet breder dan 70% van de gevelbreedte, de hoogte in verhouding met de gevelhoogte maximaal 1m hoog gevelreclames loodrecht op de gevel maximaal 1x1x0,25 m Reclamezuilen niet hoger dan 6.00 m en niet hoger dan de bouwhoogte van het op het betreffende erf gesitueerde hoofdgebouw.
Overige Geen reclame voor diensten of producten die niet in het pand plaatsvinden respectievelijk worden verkocht.
Vormgeving Reclametoepassingen dienen ondergeschikt te zijn aan- en mee ontworpen te worden met de bebouwing Vrijstaande reclame-uiting als zelfstandig element vormgeven, waarbij de maatvoering en de plaatsbepaling zijn afgestemd op en harmoniëren met het hoofdgebouw. Geen mechanisch bewegende delen. Geen lichtcouranten of lichtreclame met veranderlijk of met tussenpozen verschijnend licht. Geen daglichtreflecterende reclame. Hoewel het toepassen van losse letters en het aanlichten van reclameteksten de voorkeur heeft, zijn lichtbakken toegelaten mits voor de achtergrond een donkere, terughoudende kleur wordt gebruikt met lichte belettering
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
59
RECLAME-UITINGEN GROEN EN SPORTGEBIEDEN Sportterreinen zijn meestal in een “groene” omgeving gesitueerd. Het aanbrengen van reclames niet gericht op het complex zelf is slecht passend en niet aanvaardbaar. Naamsreclame voor de sportvereniging zelf is i.v.m. de bereikbaarheid wel mogelijk Het verdient aanbeveling één uniform systeem te ontwikkelen. Aantal Maximaal twee reclame-uitingen per clubgebouw Plaatsing Aan clubgebouwen aan de gevel, op scoreborden en rond sportvelden naar binnen gericht. Maatvoering Aan clubgebouwen maximaal 1m2, op scoreborden ondergeschikt aan het bord als geheel, rond sportvelden de bovenkant maximaal 1,20 boven maaiveld Vormgeving Aanduidingen qua maat, vormgeving en kleurstelling zijn afgestemd op het karakter van de omgeving.
60
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
RECLAME-UITINGEN IN HET BUITENGEBIED Reclameborden, aankondigingen en verwijzingsborden horen niet thuis in het buitengebied. Ze passen slecht bij het karakter van de omgeving en vormen een visuele vervuiling. Zeker nu het recreatieve karakter van het buitengebied meer aandacht krijgt, is het van belang het karakterverschil tussen de bebouwingskernen en het buitengebied te bewaren c.q. te versterken. Gebieden die een bijzondere landschappelijke kwalificatie in het bestemmingsplan of streekplan toegekend hebben gekregen zijn in principe niet geschikt om enige vorm van reclame toe te laten. Ter bescherming van het landschapsschoon en ter behoud van het specifieke karakter van deze gebieden is een zeer terughoudend beleid noodzakelijk. Agrarische bestemming, en bedrijfsbestemmingen in het buitengebied Op een onbebouwd perceel: Geen reclame toegestaan. Op een bebouwd perceel: Aantal: Eén naamsaanduiding aan een gevel van bedrijfsbebouwing per perceel/bedrijf Eén vrijstaande reclame-uiting per positief bestemd bedrijf
Plaatsing Op de gevel en/of in de nabijheid van de toegang De reclame-uiting dient niet geheel of gedeeltelijk boven de dakgoot uit te komen en mag niet op het dak worden geplaatst Maatvoering Aan het gebouw maximaal 3% van het geveloppervlak met een maximum van 2.5 m2 (maximaal 1 m2 aangelicht). Vrijstaand maximaal 0.50 m2 en geen grotere afmeting in één richting dan 1,50 meter. Vormgeving De vormgeving, kleurstelling en plaatsing dienen in harmonie met de omgeving te zijn, geen felle kleurwisselingen en schreeuwende kleurcombinaties.. Tweezijdig aanduiding mogelijk bij vrijstaande reclame-uiting Geen lichtreclame of aanlichting. Overig De naamsaanduiding op een logische wijze plaatsen; dat wil zeggen op een gevel grenzend aan het erf bij de toegang van het bedrijf en integreren met de gevelopzet. Geen reclame voor diensten of producten die niet in het pand plaatsvinden respectievelijk worden verkocht.
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
61
O B J E C T
3
CIVIELTECHNISCHE KUNSTWERKEN
Voor civieltechnische kunstwerken, zoals bruggen en tunnels, is een bouwvergunning vereist en wordt een welstandsadvies gevraagd. De ruimtelijke vormgeving van de civieltechnische kunstwerken wordt voor een groot deel bepaald door de functie van het kunstwerk (bijvoorbeeld de verkeersklasse van een brug) en de constructieve mogelijkheden. De laatste jaren is er een tendens om de betekenis en de plek van het civieltechnische kunstwerk nadrukkelijker in de vormgeving te betrekken. Nieuwe infrastructurele kunstwerken zijn op korte termijn te verwachten bij de reconstructie van de kruising N34 en N374 bij Borger. Voorts bieden nieuwe uitbreidingen waar meer oppervlaktewater wordt aangelegd de mogelijkheid voor meer civieltechnische kunstwerken. In het veenkoloniale gebied waren altijd vele bruggen. Door demping van de diepen zijn deze verdwenen; de meeste bruggen waren stalen draaibruggen.
62
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
BELEID, WAARDERING EN ONTWIKKELING Bij het beleid dat is gericht op behoud en herstel van de ruimtelijke en functionele kwaliteiten zal de vormgeving van het civieltechnische kunstwerk bij dienen te dragen aan de “leesbaarheid” van de ruimtelijke structuur. WELSTANDSREGIEM Voor deze kunstwerken geldt een regulier welstandsregiem.
WELSTANDSCRITERIA Ligging - De situering wordt bepaald door de functie van het civieltechnische kunstwerk Massa en vorm - De vormgeving is gerelateerd aan de functie van het kunstwerk - De vormgeving is gerelateerd aan de omgeving waarin het kunstwerk wordt aangelegd Detaillering - De detaillering is passend bij de vormgeving van het kunstwerk Materiaal- en kleurgebruik - Het materiaalgebruik van de hoofddraagconstructie wordt bepaald door constructief-functionele aspecten, het overige materiaalgebruik en het kleurgebruik is gerelateerd aan de functie en de omgeving van het kunstwerk
O O BB JJ EE CC TT
4
KUNSTOBJECTEN EN HERINNERINGSMONUMENTEN
Voor kunstobjecten en herinneringsmonumenten in de openbare ruimte is de gangbare praktijk dat deze worden begeleid door een commissie waar ook deskundigen op het gebied van kunst en ruimtelijke vormgeving zitting hebben. In een enkel geval wordt een kunstobject of herinneringsmonument als geschenk aan de gemeenschap aangeboden. In deze beide gevallen is het niet zinvol hier alsnog een welstandsadvies voor in te winnen. WELSTANDSREGIEM Kunstobjecten en herinneringsmonumenten in de openbare ruimte zijn welstandsvrij.
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
63
O B J E C T
5
TIJDELIJKE
GEBOUWEN
In deze categorie vallen de gebouwen van tijdelijke aard. Deze dienen vaak als noodvoorziening voor een kortere periode en worden op den duur verwijderd of vervangen door vaste bouwwerken. Deze vaste bebouwing moet voldoen aan de gestelde criteria. De bebouwing bestaat over het algemeen uit één of twee lagen met een plat dak. De hoofdvorm is eenvoudig en functionalistisch. Het inwinnen van een welstandsadvies is gezien de tijdelijk aard niet zinvol. WELSTANDSREGIEM Tijdelijke gebouwen zijn welstandsvrij.
64
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
9.7 Loketcriteria De gemeente stelt voor licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken zulke gedetailleerde eisen op, dat er geen misverstand over kan bestaan hoe er moet worden gebouwd om aan de welstandseisen te voldoen. Voor de volgende bouwwerken zijn gedetailleerde eisen opgesteld: - bij een woning of woongebouw op de grond staande aan- of uitbouwen van ten hoogste één bouwlaag, met een maximale hoogte van 5 m; - bij een woning of woongebouw op de grond staande bijgebouwen en overkappingen bestaande uit één bouwlaag, met een maximale hoogte van 5 m en een bruto vloeroppervlakte van maximaal 50 m2; - het veranderen van een kozijn, kozijninvulling, luik of gevelpaneel van een woning of woongebouw of bij een woning of woongebouw behorend bijgebouw; - dakkapellen op een gebouw (zowel op woningen als niet-woningen); - erf- en perceelsafscheidingen. De plannen voor deze bouwwerken kunnen (aan het loket) door een gemandateerde ambtenaar worden afgedaan indien ze aan alle gestelde eisen voldoen. Wat is bouwvergunningsvrij bouwen? Als uw bouwplan voldoet aan de voorwaarden voor bouwvergunningsvrij bouwen, mag u zonder bouwvergunning bouwen. De regels in het bestemmingsplan, de gemeentelijke Bouwverordening en in principe ook de gemeentelijke welstandseisen zijn in dat geval niet van toepassing. De regels met betrekking tot onder meer veiligheid en gezondheid uit het Bouwbesluit en het burenrecht zoals vastgelegd in het
Burgerlijk Wetboek gelden echter wel. Als u gaat (ver)bouwen moet u er zelf voor zorgen dat u aan deze regels voldoet. Monumenten Bouwt u in, op, aan of bij een monument dat door het Rijk, de provincie of de gemeente is aangewezen of in een door het Rijk aangewezen beschermd stads- of dorpsgezicht, dan mag dat nooit bouwvergunningsvrij. Voor bouwvergunningsvrije bouwwerken is dan altijd toch een bouwvergunning nodig. Bestemmingsplan In het bestemmingsplan legt de gemeente regels vast voor de ruimtelijke ordening. Deze plannen zijn bindend voor u als burger. Daar staat precies in welke bestemming de grond heeft, bijvoorbeeld woningbouw, industrie, winkels, recreatie of kantoren. Die verschillende bestemmingen staan op een kaart aangegeven. Het plan geeft ook bouw- en gebruiksvoorschriften die bij de verschillende bestemmingen horen. Uw bouwplan moet in principe altijd passen binnen het bestemmingsplan van uw gemeente. Wanneer u iets (ver)bouwt dat bouwvergunningsvrij is, gelden echter alleen de voorschriften uit het bestemmingsplan met betrekking tot het gebruik. Wanneer u het gebouwde na uitvoering van de bouwplannen wilt gaan gebruiken voor een doel dat op grond van het bestemmingsplan niet is toegestaan, moet u hier, ook al betreft het een in principe bouwvergunningsvrij bouwwerk, vrijstelling van het bestemmingsplan voor aanvragen. Welstand De gemeente zelf mag een licht-bouwvergunningplichtig bouwplan aan ”redelijke eisen van welstand” toetsen of het bouwplan voorleggen aan de Welstandscommissie of stads-
bouwmeester. Bij een regulier-bouwvergunningplichtig bouwwerk is het advies van de Welstandscommissie of de stadsbouwmeester verplicht. Bij de toets aan de welstandseisen wordt gekeken of de plaatsing, de vorm en het materiaal- en kleurgebruik van het bouwwerk binnen de directe omgeving past. Om u als burger vooraf zoveel mogelijk duidelijkheid te geven, moet de gemeente in een welstandsnota zo concreet mogelijke welstandseisen aangeven. Bij een aantal bouwwerken (aan-/uitbouwen, bijgebouwen/overkappingen, kozijn- en gevelwijzigingen, dakkapellen en erfafscheidingen) moeten de welstandseisen zo gedetailleerd en duidelijk zijn, dat er geen enkel misverstand over kan bestaan hoe er moet worden gebouwd om aan de welstandseisen te voldoen. Die verplichte gedetailleerde eisen worden “loketcriteria” genoemd. Iedere gemeente moet haar welstandsnota en loketcriteria uiterlijk 1 juli 2004 hebben vastgesteld. Tot die tijd hoeft de welstandsbeoordeling nog niet op een welstandsnota te zijn gebaseerd. Bouwvergunningsvrije bouwwerken worden niet preventief getoetst aan redelijke eisen van welstand. Voor uitzonderingsgevallen is echter een zogenoemde “excessenregeling” ingesteld, want men kan bouwsels maken die “in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand”. En wel zodanig dat de gemeente zich genoodzaakt voelt om in te grijpen. De eigenaar wordt dan verzocht het uiterlijk van het bouwsel aan te passen, ondanks het feit dat het bouwsel bouwvergunningsvrij is. Bouwbesluit: hoe te bouwen Bij het bouwen of verbouwen moet altijd worden voldaan aan het Bouwbesluit. In het Bouwbesluit staan minimumeisen op technisch gebied die voor heel Nederland gelden. Ze staan garant voor uw veiligheid en gezondheid en houden rekeWELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
65
ning met het milieu en het gebruikscomfort. Of er nu volgens een reguliere bouwvergunning, een lichte bouwvergunning of bouwvergunningsvrij wordt gebouwd: het bouwwerk moet altijd voldoen aan het Bouwbesluit. Daarvoor draagt iedereen zélf de verantwoordelijkheid. Verplicht rekening houden met buren Behalve de regels rondom het bouwen, heeft iedereen ook te maken met het zogeheten burenrecht dat in het Burgerlijk Wetboek is geregeld. Daarmee is feitelijk niets anders vastgelegd dan de gebruikelijke omgangsvormen. Ze geven (wettelijk) houvast als er onenigheid met de buren ontstaat. Het belangrijkste advies is om eerst met de buren te overleggen, ze in te lichten over de voorgenomen bouwplannen. In veel gevallen wordt er een compromis gesloten, wellicht na een kleine aanpassing van het plan. Wat betekent een bouwvergunning? Bij een aanvraag voor een lichte bouwvergunning wordt de volgende procedure doorlopen: Stap 1 Het bouwplan wordt ingediend bij de gemeente op een standaard formulier volgens standaard indieningsvereisten. Het formulier is te verkrijgen bij de gemeente en van het internet te halen (www.vrom.nl\woningwet). In de bijlage bij het aanvraagformulier staat welke stukken moeten worden ingeleverd.
66
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
Stap 2 Blijkt dat er nog stukken ontbreken na indiening van het plan, dan moet de gemeente dat binnen vier weken melden. De gemeente zal aangeven binnen welke termijn de ontbrekende stukken alsnog kunnen worden aangeleverd (de maximale termijn hiervoor is eveneens vier weken). Als er binnen vier weken na indiening van de aanvraag op dat punt niets is vernomen van de gemeente, dan kan ervan worden uitgegaan dat de aanvraag compleet is. Stap 3 De gemeente beoordeelt het plan met name op zijn ruimtelijke kwaliteit volgens de voorschriften van het bestemmingsplan en de stedenbouwkundige voorschriften van de Bouwverordening en de welstandsvoorschriften. Het plan wordt voorts op constructieve veiligheid getoetst volgens de technische minimumeisen uit het Bouwbesluit. Stap 4 De gemeente geeft binnen zes weken uitsluitsel of er wel of niet een lichte bouwvergunning wordt afgegeven. Voor de reguliere bouwvergunningsprocedure gelden uitgebreidere toetspunten en een langere beslistermijn van twaalf weken (deze termijn is daarbij eenmalig met zes weken te verlengen). Vraag het de gemeente Naast een bouwvergunning kunnen bij het (ver)bouwen ook andere vergunningen nodig zijn. Zo is er misschien geen bouwvergunning nodig, maar bijvoorbeeld wél een milieuvergunning, een uitritvergunning, een sloopvergunning of kapvergunning. Het is daarom verstandig bij ieder bouwplan contact op te nemen met de gemeente.
Loketcriteria 1 Aan- en uitbouwen 2 Bijgebouwen 3 Overkapppingen 4 Kozijn- en gevelwijzigingen 5 Dakkapellen 6 Dakramen 7 Lage bouwwerken algemeen 8 Erf- en perceelsafscheidingen 9 Zonnepanelen en -collectoren 10 (Schotel)antennes 11 Zonweringen, (rol)luiken en rolhekken 12 Reclame
CRITERIA
1
AAN-
EN UITBOUWEN ALGEMEEN
Wat is een aan- en uitbouw? Een aan- en uitbouw is een bouwwerk dat u tegen uw bestaande woning aanbouwt en dat direct in verbinding staat met het woonhuis. Dit kan een garage of een berging zijn, maar ook een uitbouw van uw woonkamer in de vorm van een serre of een uitbouw aan de keuken. Er wordt in de regelgeving ook over “bijgebouwen” gesproken. Dit kan ook een garage of berging zijn, maar dan kan deze alleen worden bereikt via een aparte toegangsdeur (dus niet rechtstreeks vanuit de woning).
genoemde welstandseisen. Voldoet het plan niet aan deze welstandseisen, of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat over de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt het plan alsnog aan de Welstandscommissie voorgelegd, die bij de beoordeling tevens gebruikmaakt van de gebiedsgerichte en de algemene welstandscriteria.
Standaardplan Een aan- en uitbouw voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als het eerder als zodanig door de Welstandscommissie is goedgekeurd voor een identiek plan voor hetzelfde bouwblok of in een vergelijkbare situatie (bijvoorbeeld in dezelfde straat). Informatie over standaardplannen is verkrijgbaar bij de gemeente.
Van een bijzondere situatie is in ieder geval sprake bij door het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen beschermde monumenten.
Als er geen standaardplan is, voldoet een aan- en uitbouw op het achtererf in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan de criteria op de volgende pagina wordt voldaan.
Excessenregeling Als een aan- en uitbouw vergunningsvrij mag worden gebouwd, dan wordt deze niet preventief getoetst aan redelijke eisen van welstand. Voor uitzonderingsgevallen is echter een zogenoemde “excessenregeling” ingesteld, want men kan bouwsels maken die “in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand”. En wel zodanig dat de gemeente zich genoodzaakt voelt om in te grijpen. De eigenaar wordt dan verzocht het uiterlijk van het bouwsel aan te passen, ondanks het feit dat het bouwsel bouwvergunningsvrij is. Toetsing Bij alle plannen is ten eerste het bestemmingsplan maatgevend. Een regulier-vergunningplichtig plan moet altijd ter beoordeling worden voorgelegd aan de Welstandscommissie. Een licht-vergunningplichtig plan mag door een gemandateerde ambtenaar worden getoetst en (eventueel) worden goedgekeurd op basis van de hierna
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
67
WILT U EEN AAN- OF UITBOUW BOUWEN?
Staat de aan-/uitbouw op de grond?
nee
ja Telt de aan-/uitbouw één bouwlaag?
nee
ja Wordt de aan-/uitbouw gebouwd aan een bestaande woning of een bestaand woongebouw?
nee
ja Strekt de aan-/uitbouw tot vergroting van het woongenot?
nee
ja ja
Wordt de aan-/uitbouw gebouwd aan of bij een Rijksmonument, een provinciaal of gemeentelijk monument of in een Rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht? nee ja
Wordt de aan-/uitbouw gebouwd aan een niet voor permanente bewoning bestemde woning, een tijdelijk bouwwerk of een woonwagen? nee Wordt de aan-/uitbouw gebouwd aan een oorspronkelijke achtergevel?
nee
Wordt de aan-/uitbouw gebouwd aan een zijgevel?
nee
ja ja
Is de zijgevel naar de weg of het openbaar groen gekeerd?
ja
nee ja
Is de afstand tussen de aan-/uitbouw en het erf van de buren meer dan 1 m?
Heeft het bouwen van de aan-/uitbouw tot gevolg dat het zij- of achtererf voor meer dan 50% is bebouwd?
nee
ja
nee Is de diepte van de aan-/uitbouw minder dan 2,5 m?
nee
ja Wordt de aan bouw gebouwd binnen de breedte van de oorspronkelijke gevel (en steekt dus niet uit)?
nee
ja Is de aan-/uitbouw lager dan 4 m?
nee
ja Is de hoogte van de aan-/uitbouw minder dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning of het woongebouw waaraan wordt gebouwd?
nee
ja Is de aan-/uitbouw lager dan de woning of woongebouw waaraan wordt gebouwd?
nee
ja Is de afstand tot de weg of het openbaar groen meer dan 1 m?
nee
ja Is de afstand tot het voorerf meer dan 1 m?
nee
nee
ja
Vergunningsvrij
LichtVergunningsplichtig
RegulierVergunningsplichtig
Er kan een vergunning a angevraa gd wo rd en bij ‘het lok et’.
Er is goedkeuring van de welstandscommissie nodig.
Er is geen vergunning nodig.
68
Is de hoogte minder dan 5 m?
ja
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
AAN- OF UITBOUW OP HET ACHTERERF OF ZIJERF Als er geen standaardplan is, voldoet een aan- of uitbouw op het achtererf of zijerf in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan.
-
-
Gelijk aan of lager dan de oorspronkelijke goothoogte, hoofdgebouw met een maximum van 3 m. hoog Maximaal 3 m diep, haaks op de oorspronkelijke gevel, uitgezonderd de achtergevel waar een maximum van 5 m. geldt Rechthoekig of L-vormig van vorm Indien op zijerf gericht aan de openbare kant, 2 m diep haaks op de oorspronkelijke gevel Materialisering en kleurstelling conform woning Gevel geleding conform bestaande gevels Plat dak of een van de woning afgeleide kapvorm (dakhelling) Geen secundaire aan- uitbouw (bijvoorbeeld een uitbouw aan een uitbouw of bijgebouw)
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
69
CRITERIA
2
BIJGEBOUWEN OF
Wat is een bijgebouw? Er wordt onderscheid gemaakt tussen aan- en uitbouwen en bijgebouwen. Aan- en uitbouwen zijn aan de woning vastgebouwd en staan direct in verbinding met het woonhuis, zoals een serre, een bijkeuken of soms een garage. Heeft zo’n garage of ander bouwwerk echter geen directe verbinding met het woonhuis, dan wordt gesproken over bijgebouwen. Een overkapping is een grondgebonden element van één bouwlaag. De overkapping staat los op het erf of tegen het hoofdgebouw aan en is meestal bedoeld als carport. Excessenregeling Als een bijgebouw of overkapping vergunningsvrij mag worden gebouwd, dan wordt deze niet preventief getoetst aan redelijke eisen van welstand. Voor uitzonderingsgevallen is echter een zogenoemde “excessenregeling” ingesteld, want men kan bouwsels maken die “in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand”. En wel zodanig dat de gemeente zich genoodzaakt voelt om in te grijpen. De eigenaar wordt dan verzocht het uiterlijk van het bouwsel aan te passen, ondanks het feit dat het bouwsel bouwvergunningsvrij is. Toetsing Bij alle plannen is ten eerste het bestemmingsplan maatgevend. Een regulier-vergunningplichtig plan moet altijd ter beoordeling worden voorgelegd aan de Welstandscommissie. Een licht-vergunningplichtig plan mag door een gemandateerde ambtenaar worden getoetst
70
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
OVERKAPPINGEN ALGEMEEN
en (eventueel) worden goedgekeurd op basis van de hierna genoemde welstandseisen. Voldoet het plan niet aan deze welstandseisen, of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat over de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt het plan alsnog aan de Welstandscommissie voorgelegd, die bij de beoordeling tevens gebruikmaakt van de gebiedsgerichte en de algemene welstandscriteria. Van een bijzondere situatie is in ieder geval sprake bij door het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen beschermde monumenten.
Standaardplan Een bijgebouw of overkapping voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als het eerder als zodanig door de Welstandscommissie is goedgekeurd voor een identiek plan voor hetzelfde bouwblok of in een vergelijkbare situatie (bijvoorbeeld in dezelfde straat). Informatie over standaardplannen is verkrijgbaar bij de gemeente.
WILT U EEN BIJGEBOUW OF EEN OVERKAPPING BOUWEN? Staat het bijgebouw op de grond?
nee
ja nee
Telt het bijgebouw ten hoogste één bouwlaag? ja
Wordt het bijgebouw gebouwd bij een bestaande woning of woongebouw?
nee
ja Strekt het bijgebouw tot vergroting van het woongenot?
nee
ja Wordt het bijgebouw gebouwd bij een Rijksmonument, provinciaal of gemeentelijk monument of in een Rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht?
ja
nee Wordt het bijgebouw gebouwd aan een niet voor permanente bewoning bestemde woning, een tijdelijk bouwwerk of een woonwagen?
ja
nee Wordt het bijgebouw gebouwd op een achtererf?
nee
Wordt het bijgebouw gebouwd op een zijerf?
nee
ja ja
Is dat zijerf naar de weg of het openbaar groen gekeerd?
ja
nee
Is de oppervlakte van het bijgebouw meer dan 10 m? ja
Is de afstand tussen het bijgebouw en het erf van de buren meer dan 1 m?
nee
ja
nee
Heeft het bouwen van het bijgebouw tot gevolg dat het erf voor meer dan 50% is bebouwd?
ja
nee Is het totaal aan bouwvergunningsvrij gebouwde bijgebouwen en overkappingen minder dan 30 m?
nee
ja Is het bijgebouw lager dan 3 m?
nee
ja Is de afstand tot de weg of het openbaar groen meer dan 1 m?
nee
ja Is de afstand tot het voorerf meer dan 1 m?
nee
Is de hoogte minder dan 5 m?
nee
ja ja
Is de oppervlakte minder dan 50 m?
nee
ja
Vergunningsvrij
Lichtvergunningplichtig
Reguliervergunningplichtig
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
71
BIJGEBOUW OF OVERKAPPING OP HET ACHTERERF OF ZIJERF Als er geen standaardplan is, voldoet een bijgebouw op het achtererf of het zijerf in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan. -
72
Plaatsing minimaal 3 m achter de voorgevelrooilijn Maximaal 50% van het zij- of achtererf bebouwd 1 m uit de erfgrens Plat dak of van hoofdvorm afgeleide vorm Dakhelling 30-50° In steen of hout conform kleuren woning Dakbedekking pannen, golfplaat of gelijkwaardig in donkere kleur Duidelijk rechthoekig zonder opvallende details Geen secundaire overkapping (bijvoorbeeld aan reeds bestaande aan- of uitbouw of bijgebouw)
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
CRITERIA
3
KOZIJN-
EN GEVELWIJZIGINGEN ALGEMEEN
Wat is een kozijn- en gevelwijziging? Van een kozijn- en gevelwijziging is sprake wanneer een kozijn, venster, raam, deur of gevelpaneel wordt verplaatst of er iets aan de vorm, de afmeting, de indeling of het materiaal wordt veranderd. Excessenregeling Als een kozijn- en gevelwijziging vergunningsvrij mag worden gebouwd, dan wordt deze niet preventief getoetst aan redelijke eisen van welstand. Voor uitzonderingsgevallen is echter een zogenoemde “excessenregeling” ingesteld, want men kan bouwsels maken die “in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand”. En wel zodanig dat de gemeente zich genoodzaakt voelt om in te grijpen. De eigenaar wordt dan verzocht het uiterlijk van het bouwsel aan te passen, ondanks het feit dat het bouwsel bouwvergunningsvrij is.
Voldoet het plan niet aan deze welstandseisen, of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat over de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt het plan alsnog aan de Welstandscommissie voorgelegd, die bij de beoordeling tevens gebruikmaakt van de gebiedsgerichte en de algemene welstandscriteria. Van een bijzondere situatie is in ieder geval sprake bij door het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen beschermde monumenten.
Standaardplan Een kozijn- en gevelwijziging voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als het eerder als zodanig door de Welstandscommissie is goedgekeurd voor een identiek plan voor hetzelfde bouwblok of in een vergelijkbare situatie (bijvoorbeeld in dezelfde straat). Informatie over standaardplannen is verkrijgbaar bij de gemeente.
Toetsing Bij alle plannen is ten eerste het bestemmingsplan maatgevend. Een regulier-vergunningplichtig plan moet altijd ter beoordeling worden voorgelegd aan de Welstandscommissie. Een licht-vergunningplichtig plan mag door een gemandateerde ambtenaar worden getoetst en (eventueel) worden goedgekeurd op basis van de hierna genoemde welstandseisen.
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
73
WILT U EEN KOZIJN, KOZIJNINVULLING, LUIK OF GEVELPANEEL VERANDEREN?
Wordt de verandering aangebracht in een bestaande woning of een bestaand woongebouw of een daarbij behorend bijgebouw?
nee
ja Bevindt het te veranderen kozijn, kozijninvulling, luik of gevelpaneel zich in of aan een Rijksmonument, provinciaal of gemeentelijk monument of in een Rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht?
ja
nee
Leidt de verandering tot een wijziging van de bestaande gevelopening?
ja
nee Wordt de verandering aangebracht in de achtergevel?
nee
Wordt de verandering aangebracht in een zijgevel?
nee
ja
ja
Is die gevel gericht naar de weg of het openbaar groen?
ja
nee
Vergunningsvrij
74
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
LichtVergunningsplichtig
RegulierVergunningsplichtig
KOZIJN-
EN GEVELWIJZIGINGEN
Als er geen standaardplan is, voldoet een kozijn- en gevelwijziging in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan. -
Maximale grootte van 3 m2 Maximaal twee gevelelementen per gevel veranderen De gevelwijzigingen moeten harmoniëren met de oorspronkelijke gevel Materiaal, kleur en detaillering afgestemd op de oorspronkelijke gevel
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
75
CRITERIA
4
DAKKAPELLEN
ALGEMEEN
Wat is een dakkapel? Een dakkapel is een bescheiden uitbouw in de kap, bedoeld om de lichttoevoer te verbeteren en het bruikbare woonoppervlak te vergroten. Excessenregeling Als een dakkapel vergunningsvrij mag worden gebouwd, dan wordt deze niet preventief getoetst aan redelijke eisen van welstand. Voor uitzonderingsgevallen is echter een zogenoemde “excessenregeling” ingesteld, want men kan bouwsels maken die “in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand”. En wel zodanig dat de gemeente zich genoodzaakt voelt om in te grijpen. De eigenaar wordt dan verzocht het uiterlijk van het bouwsel aan te passen, ondanks het feit dat het bouwsel bouwvergunningsvrij is. Toetsing Bij alle plannen is ten eerste het bestemmingsplan maatgevend. Een regulier-vergunningplichtig plan moet altijd ter beoordeling worden voorgelegd aan de Welstandscommissie. Een licht-vergunningplichtig plan mag door een gemandateerde ambtenaar worden getoetst en (eventueel) worden goedgekeurd op basis van de hierna genoemde welstandseisen.
76
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
Voldoet het plan niet aan deze welstandseisen, of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat over de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt het plan alsnog aan de Welstandscommissie voorgelegd, die bij de beoordeling tevens gebruikmaakt van de gebiedsgerichte en de algemene welstandscriteria. Van een bijzondere situatie is in ieder geval sprake bij door het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen beschermde monumenten.
Standaardplan Een dakkapel voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als het eerder als zodanig door de Welstandscommissie is goedgekeurd voor een identiek plan voor hetzelfde bouwblok of in een vergelijkbare situatie (bijvoorbeeld in dezelfde straat). Informatie over standaardplannen is verkrijgbaar bij de gemeente.
WILT U EEN DAKKAPEL PLAATSEN? Wordt de dakkapel gebouwd op een bestaand gebouw?
nee
ja Wordt de dakkapel gebouwd op een Rijksmonument, een provinciaal of gemeentelijk monument of in een Rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht?
ja
nee Wordt de dakkapel gebouwd op een niet voor permanent bewoning bestemde woning, een tijdelijk bouwwerk of een woonwagen?
ja
nee Wordt de dakkapel gebouwd op een achterdakvlak?
nee
Wordt de dakkapel gebouwd op een zijdakvlak?
nee
ja ja
Is dat zijdakvlak naar de weg of het openbaar groen gekeerd?
ja
nee Is de afstand van de dakkapel tot de voorgevel meer dan 1 m?
nee
ja Is de dakkapel voorzien van een plat dak?
nee
ja Zijn de zijwanden van de dakkapel ondoorzichtig?
nee
ja Is de hoogte van de dakkapel minder dan 1,5 m?
nee
ja Ligt de onderzijde van de dakkapel meer dan 0,5 m boven de dakvoet?
nee
ja Ligt de onderzijde van de dakkapel minder dan 1 m boven de dakvoet?
nee
ja Ligt de bovenzijde van de dakkapel meer dan 0,5 m onder de daknok?
nee
ja Liggen de zijkanten van de dakkapel meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak?
nee
ja
Vergunningsvrij
LichtVergunningsplichtig
RegulierVergunningsplichtig
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
77
DAKKAPEL OP VOOR-, ZIJ- EN ACHTERDAKVLAK Als er geen standaardplan is, voldoet een dakkapel op het voor-, zij-, en achterdakvlak in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan. -
-
78
Per woning niet meer dan één dakkapel per dakvlak Maximale breedte 3 m Maximale hoogte 1,2 m Rondom minimaal 1 m dakpannen overblijvend, uitgezonderd boven en zijkanten waar 0,5 m. voldoende is Plaatsing op maximaal 1 m uit onderzijde dakvlak Zijwanden gesloten, plat afgedekt of met aangesleept dak, zijwanden verticaal en gesloten Materiaal, kleur en detaillering afgestemd op het hoofdgebouw
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
CRITERIA
5
DAKRAMEN
ALGEMEEN
Wat is een dakraam? Een dakraam is een raam, aangebracht in het dakvlak, waarbij de hoofdvorm van het dakvlak behouden blijft en rondom dakpannen aanwezig zijn of andere dakbedekking. Excessenregeling Als een dakraam vergunningsvrij mag worden gebouwd, dan wordt deze niet preventief getoetst aan redelijke eisen van welstand. Voor uitzonderingsgevallen is echter een zogenoemde “excessenregeling” ingesteld, want men kan bouwsels maken die “in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand”. En wel zodanig dat de gemeente zich genoodzaakt voelt om in te grijpen. De eigenaar wordt dan verzocht het uiterlijk van het bouwsel aan te passen, ondanks het feit dat het bouwsel bouwvergunningsvrij is.
Voldoet het plan niet aan deze welstandseisen, of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat over de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt het plan alsnog aan de Welstandscommissie voorgelegd, die bij de beoordeling tevens gebruikmaakt van de gebiedsgerichte en de algemene welstandscriteria.
Standaardplan Een dakraam voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als het eerder als zodanig door de Welstandscommissie is goedgekeurd voor een identiek plan voor hetzelfde bouwblok of in een vergelijkbare situatie (bijvoorbeeld in dezelfde straat). Informatie over standaardplannen is verkrijgbaar bij de gemeente.
Van een bijzondere situatie is in ieder geval sprake bij door het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen beschermde monumenten.
Toetsing Bij alle plannen is ten eerste het bestemmingsplan maatgevend. Een regulier-vergunningplichtig plan moet altijd ter beoordeling worden voorgelegd aan de Welstandscommissie. Een licht-vergunningplichtig plan mag door een gemandateerde ambtenaar worden getoetst en (eventueel) worden goedgekeurd op basis van de hierna genoemde welstandseisen.
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
79
WILT U EEN DAKRAAM PLAATSEN?
Wordt het dakraam geplaatst in een bestaand gebouw?
nee
ja Is het gebouw waarin het dakraam wordt geplaatst een Rijksmonument, provinciaal of gemeentelijk monument of ligt het gebouw in een Rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht?
ja
nee Ligt de onderzijde van het dakraam meer dan 0,5 m boven de dakvoet?
nee
ja Ligt de bovenzijde van het dakraam meer dan 0,5 m onder de daknok?
nee
ja Liggen de zijkanten van het dakraam meer dan 0,5 m van de zijkant van het dakvlak?
nee
ja
Vergunningsvrij
80
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
LichtVergunningsplichtig
RegulierVergunningsplichtig
DAKRAAM IN VOOR-, ACHTER- OF ZIJDAKVLAK Als er geen standaardplan is, voldoet een dakraam in het voordakvlak, het achterdakvlak of het zijdakvlak in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan.
Overige: - Het dakraam voldoet aan de eventuele aanvullende criteria voor dakramen in het gebiedsgerichte beoordelingskader
Maatvoering: - Niet meer dan drie dakramen per dakvlak - Bij meerdere dakramen in een doorgaand dakvlak regelmatige rangschikking op horizontale lijn met een minimale tussenruimte van 1 m - Breedte: niet meer dan 1 m - Hoogte: verticaal gemeten niet meer dan 1 m - Afstand van dakraam tot zijkanten van het dakvlak of hart bouwmuur: niet minder dan 1 m - Afstand van dakraam tot noklijn: niet minder dan 0,5 m - Afstand van dakraam tot goot: niet minder dan 0,5 m - Afstand tot de hoekkepers en kilkepers (in geval van piramide- of schilddak): niet minder dan 1 m Vorm: - Rechthoekig - Verzonken in het dakvlak Materiaal en kleur: - Materiaal, kleur en detaillering afgestemd op het hoofdgebouw
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
81
CRITERIA
6
LAGE
BOUWWERKEN ALGEMEEN
Wat is een laag bouwwerk? Een laag bouwwerk is een losstaand bouwwerk op het erf met een beperkt oppervlak en een beperkte hoogte. Excessenregeling Als een laag bouwwerk vergunningsvrij mag worden gebouwd, dan wordt deze niet preventief getoetst aan redelijke eisen van welstand. Voor uitzonderingsgevallen is echter een zogenoemde “excessenregeling” ingesteld, want men kan bouwsels maken die “in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand”. En wel zodanig dat de gemeente zich genoodzaakt voelt om in te grijpen. De eigenaar wordt dan verzocht het uiterlijk van het bouwsel aan te passen, ondanks het feit dat het bouwsel bouwvergunningsvrij is. Toetsing Bij alle plannen is ten eerste het bestemmingsplan maatgevend. Een regulier-vergunningplichtig plan moet altijd ter beoordeling worden voorgelegd aan de Welstandscommissie. Een licht-vergunningplichtig plan mag door een gemandateerde ambtenaar worden getoetst en (eventueel) worden goedgekeurd op basis van de hierna genoemde welstandseisen.
82
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
Voldoet het plan niet aan deze welstandseisen, of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat over de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt het plan alsnog aan de Welstandscommissie voorgelegd, die bij de beoordeling tevens gebruikmaakt van de gebiedsgerichte en de algemene welstandscriteria. Van een bijzondere situatie is in ieder geval sprake bij door het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen beschermde monumenten.
Standaardplan Een laag bouwwerk voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als het eerder als zodanig door de Welstandscommissie is goedgekeurd voor een identiek plan voor hetzelfde bouwblok of in een vergelijkbare situatie (bijvoorbeeld in dezelfde straat). Informatie over standaardplannen is verkrijgbaar bij de gemeente.
WILT U EEN KLEIN, LOSSTAAND BOUWWERK OP UW ERF BOUWEN? (BIJVOORBEELD EEN PLANTENKASJE OF EEN HONDENHOK)
Wordt het bouwwerk op een erf gebouwd (op de grond, bij een bestaand gebouw)?
nee
ja Is het gebouw waarbij het bouwwerk wordt geplaatst een Rijksmonument, een provinciaal of gemeentelijk monument of ligt het in een Rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht?
ja
nee Is de hoogte van het bouwwerk minder dan 1 m?
nee
ja Is de oppervlakte van het bouwwerk minder dan 2 m 2?
nee
ja Heeft het bouwen van het bouwwerk tot gevolg dat de erven voor meer dan 50% zijn bebouwd? nee
ja
Is de hoogte van het bouwwerk minder dan 3 m?
nee
ja Is de oppervlakte van het bouwwerk minder dan 5 m 2?
nee
ja
Vergunningsvrij
LichtVergunningsplichtig
RegulierVergunningsplichtig
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
83
CRITERIA
7
ERF-
EN PERCEELSAFSCHEIDINGEN ALGEMEEN
Wat is een erf- of perceelsafscheiding Een erf- of perceelsafscheiding kan een tuinmuur of schutting zijn van beton of hout, maar ook een vlechtscherm of een andere kant-en-klare erfafscheiding zijn bouwwerken die bouwvergunningplichtig kunnen zijn. Echter in veel gevallen zal de erfafscheiding bouwvergunningsvrij mogen worden geplaatst. Excessenregeling Als een erf- en perceelsafscheiding vergunningsvrij mag worden gebouwd, dan wordt deze niet preventief getoetst aan redelijke eisen van welstand. Voor uitzonderingsgevallen is echter een zogenoemde “excessenregeling” ingesteld, want men kan bouwsels maken die “in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand”. En wel zodanig dat de gemeente zich genoodzaakt voelt om in te grijpen. De eigenaar wordt dan verzocht het uiterlijk van het bouwsel aan te passen, ondanks het feit dat het bouwsel bouwvergunningsvrij is. Toetsing Bij alle plannen is ten eerste het bestemmingsplan maatgevend. Een regulier-vergunningplichtig plan moet altijd ter beoordeling worden voorgelegd aan de Welstandscommissie. Een licht-vergunningplichtig plan mag door een gemandateerde ambtenaar worden getoetst en (eventueel) worden goedgekeurd op basis van de hierna genoemde welstandseisen.
84
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
Voldoet het plan niet aan deze welstandseisen, of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat over de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt het plan alsnog aan de Welstandscommissie voorgelegd, die bij de beoordeling tevens gebruikmaakt van de gebiedsgerichte en de algemene welstandscriteria. Van een bijzondere situatie is in ieder geval sprake bij door het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen beschermde monumenten.
Standaardplan Een erf- en perceelsafscheiding voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als het eerder als zodanig door de Welstandscommissie is goedgekeurd voor een identiek plan voor hetzelfde bouwblok of in een vergelijkbare situatie (bijvoorbeeld in dezelfde straat). Informatie over standaardplannen is verkrijgbaar bij de gemeente.
WILT U EEN ERF- OF PERCEELSAFSCHEIDING PLAATSEN?
Wordt de erf- of perceelafscheiding geplaatst bij een Rijksmonument, provinciaal of gemeentelijk monument of in een Rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht?
ja
nee Wordt Is de hoogte van de erf- of perceelafscheiding minder dan 1 m?
nee
Is de hoogte van de erf- of perceelafscheiding minder dan 2 m?
nee
ja Staat op het perceel reeds een gebouw?
nee
ja ja
Wordt de erf- of perceelafscheiding meer dan 1 m achter de voorgevelrooilijn gebouwd?
nee
ja Wordt de erf- of perceelafscheiding meer dan 1 m van de weg of het openbaar groen gebouwd?
nee
ja
Vergunningsvrij
LichtVergunningsplichtig
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
85
ERF- OF PERCEELSAFSCHEIDING OP ACHTER- OF ZIJERF Erfafscheiding op het achtererf of zijerf, meer dan 3 m terugliggend vanaf de voorgevellijn. Als er geen standaardplan is, voldoet een erfafscheiding op het achtererf of zijerf in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan. Maatvoering: - Meer dan 1 m terugliggend vanaf de voorgevellijn - Hoogte maximaal 2 m Materiaal en kleur: - materiaal overeenkomstig een eventuele aangrenzende erfafscheiding, overeenkomstig het hoofdgebouw of uitgevoerd in metselwerk of hout of ander natuurlijk en niet snel verwerend materiaal - Geen toepassing van beton, kunststof of staal. Kleur afgestemd op het hoofdgebouw of uitgevoerd in donkere kleurtinten. Geen opvallend kleurgebruik Overige: - De erfafscheiding voldoet aan de eventuele aanvullende criteria voor erfafscheidingen in het gebiedsgerichte beoordelingskader
86
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
ERF- OF PERCEELSAFSCHEIDING OP VOOR- OF ZIJERF Erfafscheiding op het voorerf of zijerf, minder dan 3 m terugliggend vanaf de voorgevellijn. Als er geen standaardplan is, voldoet een erfafscheiding op het voorerf of zijerf, minder dan 1 m terugliggend van de voorgevellijn in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan. Maatvoering: - Indien hoger dan 1 m dient dit te worden gemotiveerd Materiaal en kleur: - Materiaal overeenkomstig een eventuele aangrenzende erfafscheiding, overeenkomstig het hoofdgebouw of uitgevoerd in metselwerk of hout of ander natuurlijk en niet snel verwerend materiaal - Geen toepassing van beton, kunststof, staal, rietmatten of vlechtschermen - Kleur afgestemd op het hoofdgebouw of uitgevoerd in donkere kleurtinten. Geen opvallend kleurgebruik Overige: - De erfafscheiding voldoet aan de eventuele aanvullende criteria voor erfafscheidingen in het gebiedsgerichte beoordelingskader
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
87
CRITERIA
8
ZONNEPANELEN
Wat is een zonnepaneel en wat is een zonnecollector? Met een zonnepaneel wordt warmte opgewekt, die via een warmwateropslag meestal wordt gebruikt voor het verwarmen van water voor huishoudelijk gebruik. Met een zonnepaneel wordt elektriciteit opgewekt uit daglicht voor de elektriciteitsvoorziening van een bouwwerk. De genoemde voorwaarden gelden voor zowel zonnepanelen als zonnecollectoren. Excessenregeling Als een zonnepaneel en een zonnecollector vergunningsvrij mogen worden gebouwd, dan worden deze niet preventief getoetst aan redelijke eisen van welstand. Voor uitzonderingsgevallen is echter een zogenoemde “excessenregeling” ingesteld, want men kan bouwsels maken die “in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand”. En wel zodanig dat de gemeente zich genoodzaakt voelt om in te grijpen. De eigenaar wordt dan verzocht het uiterlijk van het bouwsel aan te passen, ondanks het feit dat het bouwsel bouw-vergunningsvrij is. Toetsing Bij alle plannen is ten eerste het bestemmingsplan maatgevend. Een regulier-vergunningplichtig plan moet altijd ter beoordeling worden voorgelegd aan de Welstandscommissie. Een licht-vergunningplichtig plan mag door een gemandateerde ambtenaar worden getoetst en (eventueel) worden goedgekeurd op basis van de hierna genoemde welstandseisen.
88
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
EN -COLLECTOREN ALGEMEEN Voldoet het plan niet aan deze welstandseisen, of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat over de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt het plan alsnog aan de Welstandscommissie voorgelegd, die bij de beoordeling tevens gebruikmaakt van de gebiedsgerichte en de algemene welstandscriteria. Van een bijzondere situatie is in ieder geval sprake bij door het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen beschermde monumenten.
Standaardplan Een zonnepaneel en een zonnecollector voldoen in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als het eerder als zodanig door de Welstandscommissie is goedgekeurd voor een identiek plan voor hetzelfde bouwblok of in een vergelijkbare situatie (bijvoorbeeld in dezelfde straat). Informatie over standaardplannen is verkrijgbaar bij de gemeente.
WILT U EEN ZONNEPANEEL OF EEN ZONNECOLLECTOR PLAATSEN?
Dient de collector of het paneel voor de voorziening in de warmte- of elektriciteitsbehoefte van het bouwwerk waarop het geplaatst wordt?
Dient de collector of het paneel voor de voorzieningen in de warmteof elektriciteitsbehoefte van een bouwwerk op hetzelfde perceel?
nee
nee
ja
ja Is het bouwwerk waaraan/op de collector of het paneel wordt gebouw een Rijksmonument, provinciaal of gemeentelijk monument of ligt het in een Rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht?
ja
nee Vormt de collector of het paneel een geheel met de installatie voor het opslaan van warm water of het omzetten van elektriciteit?
nee
Wordt de collector of het paneel op een hellend dak geplaatst?
nee
Wordt de collector of het paneel op een plat dak geplaatst?
ja nee
Is de afstand van de collector of het paneel tot de dakranden nee groter dan of gelijk aan de hoogte van de collector of het paneel? nee ja
ja
Wordt de hellingshoek van de collector of het paneel ten hoogste 35 graden? Wordt de collector of het paneel in of direct op het dakvlak geplaatst? ja
Vergunningsvrij
nee
ja
ja Wordt de hellingshoek van de collector of het paneel gelijk aan de hellingshoek van het dakvlak?
nee
ja
ja
Ligt de collector of het paneel binnen het vlak van het dak?
Is de installatie in het bouwwerk geplaatst?
nee
nee ja
LichtVergunningsplichtig
RegulierVergunningsplichtig
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
89
ZONNEPANEEL-
OF COLLECTOR
Als er geen standaardplan is, voldoet een zonnepaneel- of collector in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan de onderstaande criteria wordt voldaan. Maatvoering: - Op schuine daken; geheel binnen het dakvlak gelegen en een gelijke hellingshoek als het dakvlak - Op platte daken; geheel gelegen binnen een hoek van 15 graden vanaf de dakrand
Vorm: - Paneel of collector is integraal opgenomen in het ontwerp van het bouwwerk - Paneel of collector vormt een geheel met de installatie voor het opslaan van water of voor de opwekking van elektriciteit, zo niet dan is de installatie in het bouwwerk geplaatst Materiaal en kleur: - De kleur is overeenkomstig met het achterliggende dakvlak of anders zwart, antraciet of donkergrijs. Overig: - Bij meerdere panelen of collectoren dient er een regelmatige rangschikking op horizontale of verticale lijn te zijn
90
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
CRITERIA
9
(SCHOTEL)ANTENNES
Wat is een (schotel)antenne? In de regelgeving rondom het vergunningsvrij plaatsen van antennes wordt onderscheidt gemaakt tussen een aantal soorten antennes: - Antennes ten behoeve van mobiele telecommunicatie. Dit betreft de zogenaamde GSM-antennes. - C2000 antennes. Dit zijn antennes ten behoeve van de communicatie tussen hulpdiensten. - Overige antennes. Onder deze categorie vallen schotelantennes en andere antennes voor de ontvangst van radio of TV-signalen en sprietantennes, zoals bijvoorbeeld voor 27MC zendinstallaties (“bakkies”). Deze laatste categorie wordt bedoeld met (schotel)antennes.
ALGEMEEN
Welstandscommissie. Een licht-vergunningplichtig plan mag door een gemandateerde ambtenaar worden getoetst en (eventueel) worden goedgekeurd op basis van de hierna genoemde welstandseisen. Voldoet het plan niet aan deze welstandseisen, of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat over de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt het plan alsnog aan de Welstandscommissie voorgelegd, die bij de beoordeling tevens gebruikmaakt van de gebiedsgerichte en de algemene welstandscriteria.
Van een bijzondere situatie is in ieder geval sprake bij door het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen beschermde monumenten. Standaardplan Een (schotel)antenne voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als het eerder als zodanig door de Welstandscommissie is goedgekeurd voor een identiek plan voor hetzelfde bouwblok of in een vergelijkbare situatie (bijvoorbeeld in dezelfde straat). Informatie over standaardplannen is verkrijgbaar bij de gemeente.
Excessenregeling Als een (schotel)antenne vergunningsvrij mag worden gebouwd, dan wordt deze niet preventief getoetst aan redelijke eisen van welstand. Voor uitzonderingsgevallen is echter een zogenoemde “excessenregeling” ingesteld, want men kan bouwsels maken die “in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand”. En wel zodanig dat de gemeente zich genoodzaakt voelt om in te grijpen. De eigenaar wordt dan verzocht het uiterlijk van het bouwsel aan te passen, ondanks het feit dat het bouwsel bouwvergunningsvrij is. Toetsing Bij alle plannen is ten eerste het bestemmingsplan maatgevend. Een regulier-vergunningplichtig plan moet altijd ter beoordeling worden voorgelegd aan de
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
91
WILT U EEN (SCHOTEL)ANTENNE PLAATSEN?
Is het bouwwerk waarop, -aan of –bij de antenne wordt geplaatst een Rijksmonument, provinciaal of gemeentelijk monument of ligt het in een Rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht?
ja
nee Is de (schotel)antenne achter het voorerf geplaatst (dus ook niet aan de voorgevel)?
nee
ja Wilt u een schotelantenne plaatsen?
nee
ja Is de doorsnede van de schotelantenne minder dan 2 m?
nee
ja Is de hoogte van de schotelantenne (inclusief de drager/mast) minder dan 3 m? (te meten vanaf de voet)
Wordt de antenne aan een gevel bevestigd?
nee
ja nee
Is de hoogte van de antenne (inclusief de drager/mast) minder dan 5 m te meten vanaf het snijpunt met het dak? ja
nee
Is de hoogte van de antenne (inclusief de drager/mast) minder dan 5 m? (te meten vanaf de voet) ja
ja
ja
Is de hoogte van de antenne (inclusief de drager/mast) minder dan 40 m? nee
Vergunningsvrij
92
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
LichtVergunningsplichtig
RegulierVergunningsplichtig
(SCHOTEL)ANTENNES Als er geen standaardplan is, voldoet een (schotel)antenne in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan de onderstaande criteria wordt voldaan. -
Plaatsing achter de voorgevelrooilijn Maximale diameter 2 m inclusief voet maximaal 3 m hoog Kleur donker of indien lichte achtergrond licht maximaal één per woning hoogte vanaf maaiveld maximaal 12 m
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
93
CRITERIA
10
ZONWERINGEN, (ROL)LUIKEN
Wat is een zonwering, (rol)luik of rolhek? Zonweringen zijn voorzieningen om gebouwen tegen zonlicht en warmte te beschermen. (Rol)luiken en rolhekken zijn voorzieningen om ruiten van gebouwen tegen inbraak en vandalisme te beschermen. Excessenregeling Als een zonwering, (rol)luik of rolhek vergunningsvrij mag worden gebouwd, dan wordt deze niet preventief getoetst aan redelijke eisen van welstand. Voor uitzonderingsgevallen is echter een zogenoemde “excessenregeling” ingesteld, want men kan bouwsels maken die “in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand”. En wel zodanig dat de gemeente zich genoodzaakt voelt om in te grijpen. De eigenaar wordt dan verzocht het uiterlijk van het bouwsel aan te passen, ondanks het feit dat het bouwsel bouwvergunningsvrij is. Toetsing Bij alle plannen is ten eerste het bestemmingsplan maatgevend. Een regulier-vergunningplichtig plan moet altijd ter beoordeling worden voorgelegd aan de Welstandscommissie. Een licht-vergunningplichtig plan mag door een gemandateerde ambtenaar worden getoetst en (eventueel) worden goedgekeurd op basis van de hierna genoemde welstandseisen. Voldoet het plan niet aan deze welstandseisen, of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat over de toepasbaarheid van de
94
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
EN ROLHEKKEN ALGEMEEN
criteria, dan wordt het plan alsnog aan de Welstandscommissie voorgelegd, die bij de beoordeling tevens gebruikmaakt van de gebiedsgerichte en de algemene welstandscriteria. Van een bijzondere situatie is in ieder geval sprake bij door het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen beschermde monumenten.
Standaardplan Een zonwering, (rol)luik of rolhek voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als het eerder als zodanig door de Welstandscommissie is goedgekeurd voor een identiek plan voor hetzelfde bouwblok of in een vergelijkbare situatie (bijvoorbeeld in dezelfde straat). Informatie over standaardplannen is verkrijgbaar bij de gemeente.
WILT U EEN ROLHEK OF (ROL)LUIK PLAATSEN?
Wordt het rolhek of het (rol)luik geplaatst aan of in een Rijksmonument, provinciaal of gemeentelijk monument of in een Rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht?
ja
nee Wordt het rolhek of (rol)luik geplaatst bij een woning of een woongebouw?
nee
Wordt het rolhek of (rol)luik aan de binnenzijde van het gebouw geplaatst?
nee
ja ja
Bestaat het rolhek of (rol)luik voor tenminste 90% uit glasheldere doorkijkopeningen?
nee
ja
LichtVergunningsplichtig
Vergunningsvrij
Het betreft hier geen rolhek in een erfafscheiding!
WILT U EEN ZONWERING PLAATSEN?
Wordt de zonwering geplaatst aan een Rijksmonument, provinciaal of gemeentelijk monument of in een Rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht?
ja
nee Wilt u de zonwering plaatsen aan een woning of een woongebouw?
nee
ja
Vergunningsvrij
LichtVergunningsplichtig
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
95
ZONWERINGEN, (ROL)LUIKEN Als er geen standaardplan is, voldoet een zonwering, (rol)luik of rolhek in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan de onderstaande criteria wordt voldaan.
-
96
Overeenkomstig eerdere installaties aan de gevel Passend binnen de gevelopening Kleur aangepast aan die van de woning
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
EN ROLHEKKEN
CRITERIA
11
RECLAME
ALGEMEEN
Wat is reclame? Reclame is een publieke aanprijzing van een bedrijf, een product of een dienst. Voor het plaatsen van een op de grond staande reclamezuil is een lichte bouwvergunning vereist. Voor de overige reclame-uitingen moet een vergunning worden aangevraagd in het kader van de gemeentelijke APV. Een welstandsbeoordeling maakt deel uit van deze vergunningprocedure. De hierna genoemde welstandscriteria zijn bruikbaar voor een reclame-uiting waarvoor een vergunning wordt aangevraagd. Voldoet het plan aan deze criteria, dan kan een gemandateerde ambtenaar het positieve welstandsoordeel geven.
Voldoet het bouwplan niet aan deze criteria of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat over de toepasbaarheid van deze criteria dan wordt het bouwplan aan de Welstandscommissie voorgelegd, die bij de beoordeling tevens gebruikmaakt van de gebiedsgerichte en de algemene welstandscriteria. Van zo’n bijzondere situatie is in ieder geval sprake bij door het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen beschermde monumenten.
WILT U EEN RECLAMEZUIL PLAATSEN? Staat de reclamezuil op de grond?
nee
ja LichtVergunningsplichtig
RegulierVergunningsplichtig
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
97
RECLAME-UITINGEN
OP HET VOORERF
Een reclame-uiting los van de gevel voldoet ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan. -
98
Plaatsing bij de entree of op een parkeerplaats Eén naamsbord per pand Maximaal 1 m² en niet in één richting een grotere afmeting dan 1 m Niet verlicht Loodrecht op of vlak met de gevel aangebracht Niet aangebracht op bouwlagen met woonbestemming Een naar de weg of openbare ruimte gekeerde zijde maximaal 1,5 m hoog Geen mechanisch bewegende delen Geen reclame voor diensten of producten die niet in het pand plaatsvinden respectievelijk worden verkocht
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
WILT U EEN LOSSTAANDE RECLAME-UITING PLAATSEN?
Wordt het bouwwerk op een erf gebouwd (op de grond, bij een bestaand gebouw)?
nee
ja Is het gebouw waarbij het bouwwerk wordt geplaatst een Rijksmonument, een provinciaal of gemeentelijk monument of ligt het in een Rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht?
ja
nee Is de hoogte van het bouwwerk minder dan 1 m?
nee
ja Is de oppervlakte van het bouwwerk minder dan 2 m 2?
nee
ja Heeft het bouwen van het bouwwerk tot gevolg dat de erven voor meer dan 50% zijn bebouwd? nee
ja
Is de hoogte van het bouwwerk minder dan 3 m?
nee
ja Is de oppervlakte van het bouwwerk minder dan 5 m 2?
nee
ja
APV-vergunning
LichtVergunningsplichtig
RegulierVergunningsplichtig
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
99
RECLAME-UITINGEN
AAN DE VOORGEVEL
Een reclame-uiting aan de gevel voldoet ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan. -
-
-
100
Loodrecht op de gevel, met een maximale oppervlakte van 0,75 m² en een maximale uitsteek van 1 m (inclusief constructie). Indien de openbare ruimte breder is dan 5 m is de maximale oppervlakte 1 m² Geen reclame aangebracht op bouwlagen met een woonbestemming In de voorgevel reclame-uiting als zelfstandig element vormgeven waarbij de maatvoering en detailleringen zijn afgestemd op en harmoniëren met de oorspronkelijke gevel Geen mechanisch bewegende delen Loodrecht op of vlak met de gevel aangebracht Een naar de weg of openbare ruimte gekeerde zijde maximaal 1,5 m hoog Geen verlichting Maximaal één reclame-uiting per gevel Geen reclame voor diensten of producten die niet in het plan plaatsvinden respectievelijk worden verkocht
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
HOOFDSTUK
10
BIJLAGEN
Bijlage 1 Begrippenlijst Bijlage 2 Monumentenlijst Bijlage 3 Hunebeddenlijst Bijlage 4 Rietdakenlijst Bijlage 4 Welstandskaarten - overzichtskaart - detailkaarten van Valthe, Drouwen, Odoorn, Nieuw-Buinen, Exloo, Buinen, Borger.
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
101
102
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
B I J L A G E
1
BEGRIPPENLIJST
A Aanbouwen Grondgebonden toevoeging meestal van één bouwlaag
Antennedrager Antennemast of andere constructie bedoelt voor de
Bedrijfsbebouwing Gebouwen en hallen, werkplaatsen en loodsen; hebben
aan een gevel van een gebouw.
bevestiging van een antenne.
meestal een utilitair karakter.
Aangekapt Met kap bevestigd aan dakvlak.
Antenne-installatie Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de
Behouden Handhaven, bewaren, in stand houden.
Aardtinten
bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de
Belendende
Rode/bruine tinten.
daarbijbehorende bevestigingsconstructie.
Naastgelegen, (direct) grenzend aan.
Achtergevellijn Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van
Asymmetrische kap Zadeldak met twee ongelijke dakvlakken.
Bijgebouwen Een gebouw behorende bij een op hetzelfde bouwperceel
Authentiek
gelegen (hoofd)gebouw en qua afmetingen ondergeschikt aan en vrijstaand van dat (hoofd)gebouw.
Achterkant De achtergevel, het achtererf en het dakvlak aan de
Overeenstemmend met het oorspronkelijke, origineel, eigen kenmerken dragend, oorspronkelijk.
Blinde wand, muur of gevel
achterzijde van een gebouw; de zijgevel, het zijerf en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw
B
voorzover die zijde (zijdelings) niet gekeerd is naar de weg of het openbaar groen.
Horizontale versiering in de gevel in afwijkend materiaal, meestal natuursteen, kunststeen of
Boeiboord Opstaande kant van een dakgoot of dakrand, meestal
baksteen.
uitgevoerd in hout of plaatmateriaal.
Hellend dak, hangend of op stijlen aangebracht tegen een gebouw of een muur, om als gedeeltelijke beschutting te
Bebouwing Eén of meer gebouwen en/of andere bouwwerken, geen
Boerderij Gebouw/gebouwen op een erf met een (oorspronkelijk)
dienen.
gebouwen zijnde.
agrarische functie en het daarbijbehorende woonhuis.
Afstemmen In overeenstemming brengen met.
Beschot Houten bekleding van een muur, inwendig als een
Borstwering Lage dichte muur tot borsthoogte.
een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.
Gevel of muur zonder raam, deur of andere opening. Band
Afdak
lambrisering, meestal niet tot de volle hoogte. Bouwblok Een geheel van geschakelde bebouwing.
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
103
Bouwen Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten,
Bungalow Meestal vrijstaande woning waarvan alle vertrekken op de
Dakafdekking Vlak of hellend dak van een gebouw, waarop dakbedekking
vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk.
begane grond zijn gesitueerd.
is aangebracht.
C Carport Afdak om de auto onder te stallen, meestal bij of grenzend
Dakhelling Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
Bouwlaag Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of
aan een woning.
balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van de onderbouw en zolder.
Civiel technisch kunstwerk Bouwwerken die worden gemaakt ten behoeve van de
Ondergeschikte toevoeging aan een dakvlak, vooral bedoeld om de lichttoevoer te verbeteren en het bruikbaar
infrastructuur.
woonoppervlak te vergroten.
Classicisme Stroming in de bouwkunst, bouwstijl.
Daknok Hoogste punt van een schuin dak. Horizontale snijlijn van
Dakkapel
Bouwvergunning Vergunning als bedoeld in artikel 40, eerste lid van de Woningwet.
twee dakvlakken, de hoogste lijn van het dak. Bouwperceel
Conformeren
Een aaneengesloten terreinoppervlak, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is
Zich voegen naar, gelijkvorming maken, aanpassen aan, afstemmen op.
Dakopbouw Een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van
Context
de nok of dakrand van het dak, die het silhouet van het oorspronkelijke dak verandert.
Omgeving, situatie, geheel van omringende ruimtelijke kenmerken.
Dakraam
toegestaan. Bouwwerk Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal
Raam in een dak.
of ander materiaal welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in
Contrasteren
of op de grond.
Een tegenstelling vormen.
Daktrim Afwerking bovenzijde dakrand ten behoeve van
Bovenbouw Bovenste, uit een oogpunt van gebruik meestal belangrijkste
D Dak Overdekking van een gebouw of onderdeel ervan,
waterkering.
gedeelte van een gebouw, meestal in tegenstelling tot de onderbouw, het dragende gedeelte, fundament.
bestaande uit één of meer hellende vlakken (schilden) of uit een horizontaal vlak.
Dakvlak Een vlak van het dak/kap.
104
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
Dakvoet Laagste punt van een schuin dak. Het snijpunt van de daklijn en de onderliggende gevellijn.
Ensemble Architectonisch en stedenbouwkundig compositorisch geheel.
Damwandprofiel Metalen beplatingmateriaal met een damwandprofilering.
Erf
Detail
Al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht
Ontmoeting/aansluiting van verschillende bouwdelen zoals gevel en dak of gevel en raam.
is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en, voorzover een bestemmingsplan van toepassing is, de bestemming deze inrichting niet verbied.
Zijerf Gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is
Voorerf Gedeelte van het erf dat aan de voorzijde van het gebouw
gelegen.
Detaillering Uitwerking, weergave van de verschillende onderdelen c.q. aansluitingen.
is gelegen.
.
Diversiteit Verscheidenheid, afwisseling, variatie. Drager en invulling De drager is de constructie van een gebouw, waaraan de invulling is toegevoegd om te beschermen tegen weer en wind (heeft vooral betrekking op gebouwen uit de jaren vijftig en zestig, waarbij het verschil tussen drager en invulling werd gebruikt om de woning in een groot gebouw of een rij huizen te onderscheiden). E Enkelvoudige bouwmassa Gebouw dat bestaat uit een vierkante of rechthoekige plattegrond en waarvan de bouwmassa hierop is gebasseerd.
Achtererf Gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het gebouw is gelegen. .
Eerste verdieping Tweede bouwlaag van de woning of het woongebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen.
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
105
Erker Kleine toevoeging van meestal één bouwlaag aan de gevel
(Gevel)geleding Onderverdeling van de gevel in kleinere vlakken. Verticale,
Hoek- en kilkeper Snijlijn van twee aansluitende dakvlakken.
van een gebouw, op de begane grond meestal uitgevoerd in metselwerk, hout en glas.
horizontale of figuratieve indeling van de gevel door middel van gevelopeningen, metselwerk,
Hoofdgebouw
F
verspringingen of andere gevelkenmerken en -detailleringen.
Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming
Flat
Groot gebouw met meerdere verdiepingen/woonlagen. De appartementen in de flat zijn meestal gelijkvloers en
als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken. Gevelmakelaar
worden op hun beurt flat/flatjes genoemd.
Decoratieve bekroning van een geveltop.
G Galerij Gang aan de buitenkant van een (flat)gebouw die toegang
Goot Waterafvoer, veelal tussen gevel en dakvlak.
Installatie
Goothoogte
Set van beeld- en/of geluidsapparatuur, het aanbrengen van technische toestellen (montage) en/of deze toestellen zelf.
Gebouw Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke,
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen
K Kap Samenstel van houten, ijzeren of betonnen onderdelen dat
overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
constructiedeel, ondergeschikte bouwdelen als goten van dakkapellen niet meegerekend.
de dakbedekking draagt.
Gepotdekseld
Gootklos
Horizontaal gedeeltelijk over elkaar vallende gevelbeplating (oorspronkelijk houten planken).
Zie klossen.
verschaft tot de afzonderlijke woningen.
Gevel Verticaal scheidingsvlak van een gebouw tussen buiten en binnen.
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
Kavel Grondstuk, kadastrale eenheid. Keper
Gootlijn Veelal horizontale lijn die een goot of meerdere goten aan
Snijlijn van twee aansluitende dakvlakken.
de gevel vormen.
Kern Veelal kleinschalig stedelijk gebied, ook wel centrum van
H Hoekaanbouw Grondgebonden toevoeging meestal van één bouwlaag
een dorp of stad.
aan de hoek van een gebouw.
106
I Industriebebouwing Bebouwing met een industriële bestemming.
Klossen Uit de muur stekende houten of gemetselde blokjes ter
M Maaiveld Bovenzijde van het terrein dat een bouwwerk omgeeft, de
ondersteuning van uitstekende onderdelen van een gebouw zoals dakgoten.
grens tussen grond en lucht, de gemiddelde hoogte van het terrein, grenzend aan de gevels, op het tijdstip van de aanvraag om bouwvergunning.
Koofbord Gebogen vlak dat de overgang vormt van een vlakke zoldering of vlak plafond naar de muur.
Mansardekap Een dak met aan twee zijden onder een stompe hoek geknikt of gebroken dakvlak.
Kop In het algemeen gebruikt om de smalle kant van een rechthoekige vorm aan te duiden, bijvoorbeeld bij een
Lichtkoepel Raamconstructie meestal in een plat dak, in de vorm van
gebouw.
een koepel.
L Lak Afwerklaag van schilderwerk.
Lijst Een meestal versierde en geprofileerde rand als bekroning
Zichtbaar volume van bebouwing.
van de bovenzijde van een gevel. Kroonlijst, gootlijst.
Metselverband Het zichtbare patroon van metselwerk.
Markies Opvouwbaar zonnescherm. Massa
Landschappelijke waarde De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het
Lineair Rechtlijnig, langgerekt.
aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van (niet levende en levende)
Lint(bebouwing)
Middenstijl Verticaal deel in het midden van een deur- of raamkozijn.
Langgerekte lijn van (veelal vrijstaande) bebouwing langs een weg- of waterverbinding.
Monument Aangewezen onroerend goed als bedoeld in artikel 3 van
Latei Draagbalk boven gevelopening.
Luifel
de Monumentenwet 1988, zoals deze luidt op het tijdstip van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan.
Lessenaarsdak
Afdak buiten tegen de muur van een gebouw aangebracht en verder niet ondersteund, meestal boven een deur,
Muurdam
Dak met één hellend, niet onderbroken, dakvlak.
raampartij of gehele pui.
Op de erfgrens aan de gevel gemetselde muur.
natuur.
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
107
N Natuurlijke waarde De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door
Openbaar groen Met het openbaar groen wordt bedoeld hetgeen
Plaatmateriaal Materiaal van kunststof, staal, hout meestal ten behoeve van
geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel
daaronder in het normale spraakgebruik wordt verstaan, zoals parken plantsoenen en speelveldjes, die het
gevelbekleding.
afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
gehele jaar (of een groot deel van het jaar) voor het publiek toegankelijk zijn. Een weiland, bos of water kan in dit
Plint Een duidelijk te onderscheiden horizontale lijn aan de
Negge Het vlak c.q. de maat tussen de buitenkant van de gevel en
verband niet worden aangemerkt als openbaar groen.
onderzijde van een gebouw.
het kozijn.
Orthogonaal Rechthoekig.
Profiel Omtrek van een gebouw of bouwdeel (bijvoorbeeld kozijn)
O Ondergeschikt Voert niet de boventoon.
of een doorsnede daarvan. Oriëntatie De hoofdrichting van een gebouw.
Onderbouw
Profilering Aangebrachte vorm en maatvoering van profiel.
Het onderdeel van een gebouw; heeft meestal betrekking op de begane grond van een huis met meerdere
Overstek Bouwdeel dat vooruitsteekt ten opzichte van het eronder
verdiepingen.
gelegen deel.
Ontsluiting De toegang tot een gebouw, gebied of een terrein.
P Paneel Rechthoekig vlak, geplaatst in een omlijsting.
R
Oorspronkelijk
Penant
Horizontal stenen element onder de onderdorpel van een houten kozijn, dat ervoor zorgt dat water onder het kozijn
Origineel, aanvankelijke vorm, authentiek.
Gemetselde steunpilaar van het fundament van een gebouw, metselwerk in een gevel langs openingen.
Oorspronkelijke gevel Gevel van een gebouw zoals deze nieuw is gebouwd.
Portiek Gemeenschappelijk trappenhuis en/of een terugspringende ruimte voor de straat- of toegangsdeur. Raamdorpel
buiten het muurvlak wordt afgevoerd.
Piramidekap
Raamhout Hout waaruit ramen worden vervaardigd of omlijsting
Een kapvorm waarbij dakvlakken vanaf de vier gevels van het pand samenkomen in een punt.
waarbinnen het paneel van een deur of beschot wordt ingesloten. Ook wel draaiende of schuivende delen van kozijn/post.
108
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
Referentiekader Het geheel van waarden en normen binnen een bepaalde
S Schilddak Dak, gevormd door twee driehoekige schilden aan de
groep waarnaar kan worden verwezen.
smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde.
T Tactiel Met de tastzin verbonden. Tent-, punt- of piramidedak
Renovatie Vernieuwing.
Dak gevormd door vier driehoekige dakschilden die in één punt bijeenkomen.
Respecteren
Textuur
Met eerbied behandelen, eerbiedigen, waarderen.
De waarneembare structuur van een materiaal (bij metselwerk dus de oneffenheden van de steen en het
Rijenwoningen Geschakelde eengezinswoningen in een rij.
voegwerk).
Ritmiek Regelmatige herhaling. Rollaag Een in verband gemetselde laag van op hun kant of kop gemetselde stenen. Horizontale of gebogen rij stenen of betonbalk boven een gevelopening of aan de bovenzijde van een gemetselde wand. Rooilijn Lijn die in het bestemmingsplan of Bouwverordening aangeeft waarbinnen mag worden gebouwd.
Slagenlandschap Een landschap met langgerekte ontginningslinten met haaks daarop een stelsel van smalle kavels gescheiden door afwateringssloten. Situering Plaats van het bouwwerk in zijn omgeving. Speklaag Lichte natuurstenen band als afwisseling in baksteenmetselwerk, doorgaans van Brabantse arduin, later ook van zandsteen. Stijl Architectuur of vormgeving uit een bepaalde periode of van een bepaalde stroming.
Tympaan Driehoekig of segmentvormige bekroning van een (klassiek) gebouw of van een onderdeel daarvan. U Uitbouw Aan het gebouw vastzittend bouwwerk dat rechtstreeks vanuit het gebouw toegankelijk is. V Verdieping Bouwlaag. Volant Strook stof als afronding en versiering van zonnescherm of markies. Voorgevellijn Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een bouwwerk tot aan de perceelsgrenzen.
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
109
Voorgevelrooilijn
Wolfsdak/wolfseinden
Voorgevelrooilijn als bedoeld in het bestemmingsplan dan wel de gemeentelijke Bouwverordening.
Meestal een zadeldak waarvan één of beide dakschilden op de kop een afgeknot dakschild heeft (wolfseind).
Voorkant De voorgevel, het voorerf en het dakvlak aan de voorzijde van een gebouw; de zijgevel, het zijerf en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voorzover die zijde (zijdelings) is gekeerd naar de weg of het openbaar groen. W
Weg
Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994. Windveer Plank bevestigd langs de kanten van een met riet of pannen gedekt dak ter afdekking van de
Z
voorrand. Worden soms aan de bovenzijde over elkaar gekeept.
Een dak dat aan twee zijden schuin is met een symmetrisch profiel.
Woning Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding.
110
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
Zadeldak
B I J L A G E
2
MONUMENTENLIJST
Borger Oude begraafplaats Hunebedstraat 2 Hoofdstraat 19 Hoofdstraat 34 (kerk) Hoofdstraat 34 (toren) Exloërmond Zuiderdiep 190 Zuiderdiep 192 Zuiderdiep 385
Valthermond Zuiderdiep 279 Noorderdiep 57 Kavelingen 33 Westdorp Borgerderstraat 1 Zandberg Kerklaan 23
Exloo Schoolstraat 1 Zuiderhoofdstraat 6 Zuiderhoofdstraat 8 Hoofdstraat 29-31 Nieuw Buinen Kerklaan 1 Zuiderdiep 140 Noorderdiep 115 Odoorn Eendenkuil 1-3 Hoofdstraat 27 Valtherweg 1 Valtherweg Borgerderweg 40 Valthe Schoolstraat 20 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
111
B I J L A G E
3
HUNEBEDDENLIJST
Borger Hunebedstraat Bronneger Zuideresch Zuideresch Popdilweg Buinen Buinerstraat Drouwen Drouwenerveld Marel esch Odoorn Bodenpad, Exloërbos Valtherbos
112
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
B I J L A G E
RIETDAKENLIJST
4
Borger Hoofdstraat 8 Koesteeg 6 Koesteeg 8 De Gang 6 Brinkstraat 8 Kleine Brinkstraat 6 Kleine Brinkstraat 8 Ambachtstraat 8 Ambachtstraat 13 Ambachtstraat 17 Hunebedstraat 2 (jeugdherberg) Hunebedstraat 2 (schaapskooi) Hunebedstraat 3 Hunebedstraat 4 Hunebedstraat 9 Hunebedstraat 10 Hunebedstraat 12 Hunebedstraat 15 Lemmerstraat 1 Bronneger Dorpsstraat Dorpsstraat Dorpsstraat Dorpsstraat Dorpsstraat
5 9 12 14 15
Buinen Hoofdstraat 36 Hoofdstraat 51 Hoofdstraat 53
Hoofdstraat 57 Hoofdstraat 84 Drouwen Alinghoek 2 Alinghoek 9 Torenweg 7 Hammeersweg 9 Hammeersweg 11 Hammeersweg 13 Hoofdstraat 11 Hoofdstraat 12 Hoofdstraat 17 Hoofdstraat 23 Schoolstraat 10 Ees Borgerderstraat 2 Dorpsstraat 4 Dorpsstraat 7 Dorpsstraat 11 Dorpsstraat 15 Dorpsstraat 16 Dorpsstraat 17 Dorpsstraat 18 Dorpsstraat 19 Exloo Hoofdstraat 23 Hoofdstraat 25 Hoofdstraat 29/31 Hoofdstraat 33
Hoofdstraat 55/57 Schoolstraat 1 Fabrieksstraat 3 Zuiderhoofdstraat 3 Zuiderhoofdstraat 6 Zuiderhoofdstraat 5 Zuiderhoofdstraat 20 Zuiderhoofdstraat 22 Polweg 1 Klijndijk Hoofdweg 20 Odoorn Steegje 2 Eendenkuil 1/3 Dilweg 19 Dilweg 6 Dilweg 7 Torenweg 1 Torenweg 14 Torenweg 16 Torenweg 18 Valthe Schoolstraat 3 Schoolstraat 8 Schoolstraat 20 Kampweg 1 Kampweg 2 Kampweg 3
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
113
Schaapskuilweg 2 Hoofdstraat 2 Odoornerweg 1 Odoornerweg 2 Westdorp Borgerderstraat 1 (woonhuis) Borgerderstraat 1 (bijgebouw) Borgerderstraat 2 Brink 3 Brink 7 Brink 9 Brink 12
114
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
Colofon Opdrachtgever: Gemeente Borger-Odoorn, contactpersoon J. Hermes Teksten: Hoofdstuk 1-9.4 en bijlagen: Gemeente Borger-Odoorn, J. Hermes. Hoofdstuk 9.4-9.7: BügelHajema Adviseurs, Sjoukje de Jong. Hoofdstuk 9.7: VROM, Gemeente Borger-Odoorn en BügelHajema Tekeningen en foto’s; Tonny Warners, Sjoukje de Jong, BügelHajema Adviseurs Projectleiding: De heer Allard Wiersma, BügelHajema Adviseurs Projectnummer: 030.00.01.07.10.00 datum: 25-09-2008
BügelHajema Adviseurs bv Bureau voor Ruimtelijke Ordening en Milieu bnSP Vaart nz 48-50 Postbus 274 9400 AG Assen Telefoon (0592) 31 62 06 Telefax (0592) 31 40 35 www.bugelhajema.nl E-mail:
[email protected] Vestigingen te Assen Leeuwarden en Amersfoort
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
115