Welkom
Welkom bij het festival “Leiding zingt…Tormis”. Acht koren uit Leiden en omgeving hebben hun krachten gebundeld. Vanavond zingen zij liederen van de vermaarde componist Veljo Tormis (1930) uit Estland. De meeste koren hebben inmiddels al kennis met hem gemaakt tijdens een tweetal “masterclasses” die in de afgelopen week in Leiden hebben plaatsgevonden. Vanavond kunt u ook zelf zien wie de bedenker is van al het moois dat u te horen krijgt. Want Veljo Tormis is onze eregast. Hij zit straks op de voorste rij. Zoiets als “Leiden zingt…Tormis” is nog niet eerder vertoond in Leiden. De bedoeling is dat er voortaan elk jaar zo’n festival georganiseerd wordt. Met een telkens wisselend thema. En met als basis: het enthousiasme en de kwaliteiten die de talrijke koren uit Leiden en omgeving in huis hebben. Het wordt een bijzonder concert. Het sluitstuk is een vierstemmige samenzang van alle koren, onder leiding van de Leidse dirigent Wim de Ru. De liederen die daaraan voorafgaan hebben allemaal hun wortels in de Estse volksmuziek, waar Veljo Tormis een geheel eigen klankkleur omheen gedrapeerd heeft. Hoe dit klinkt? Dat is eigenlijk niet te beschrijven. Luister maar. U zult verrast zijn. Veel plezier!
Organisatiecomité “Leiden zingt …. Tormis”: Rinke Berkenbosch, Joke Fossen, Harry Fossen, Roos van Schie, Alma van der Wijngaard, Henk Wildschut
Programma Capella Vocale
Kihnu pulmalaulud (1958) - (Bruiloftsliederen uit Kihnu)
Klein Leids Liederen Koor
Ingerimaa õhtud (1979) - (Avonden van Ingria) Meelespea (1993) - (Vergeet me niet)
Kwintessens
Karjala saatus (1986 - ’89) - (Het lot van de Kareliërs) nr 5 Lauliku lapsepõli (1966) - (De kindertijd van de zanger) Laulusild (1981) - (Vocale brug)
Mrs Darcy
Kiigelaulud (1966) - (Schommelliedjes)
Pauze Leids Kamerkoor
Vadja pulmalaulud (1971) - (Votische bruiloftsliederen)
Canzonetta Katwijk
Modaalsed etüüdid (1970) - (Etudes in kerktoonladders)
Vieux Bleu
Sügismaastikud (1964) - (Herfstlandschappen) nr 2, 3, 4 Neli Sangaste mängulaulu (1981) - (Vier liedjes bij spellen)
Leiden English Choir
Sügismaastikud (1964) - (Herfstlandschappen) nr 1, 5, 6, 7 Laevas lauldakse (1983) - (Zingen aan boord van het schip)
Samenzang
Meile antakse (1984 - ’86) - (Het is ons gegeven)
Afsluiting
Presentatie: Michel de Bakker
Veljo Tormis? Ik weet niet goed hoe ik moet uitleggen aan buitenlanders, of dat nu Nederlanders of Spanjaarden zijn wat Veljo Tormis betekent voor Estland. Iedereen in Estland kent Tormis. Tormis is een symbool, wiens betekenis zelfs groter is dan zijn muzikale erfenis. Tormis begon met componeren ten tijde van een zeer moeilijke periode voor het Estse volk en werd daarbij vooral geïnspireerd door de runo songs. Dit zijn traditionele folkloristische volksliederen van Esten en andere Oostzee volken en belichamen de existentie van ons volk. Tormis zegt over zijn composities: “ik gebruik de volksmuziek niet, de volksmuziek gebruikt mij”. Met zijn werken openbaarde Tormis de verborgen boodschap die in de runo songs besloten lag. De wijsheid van onze voorouders en hun kijk op de wereld werd hierdoor opnieuw onder de aandacht gebracht. Zij hadden een vernieuwend en archaïsch geluid, hun monotonie had een suggestieve kracht. Het was echt iets van ons, een feest van herkenning. Het is eigenlijk onmogelijk om het gevoel te beschrijven dat je ondergaat wanneer je in een donkere concertzaal zit en overweldigd raakt door alles wat er op het podium gebeurt. Het is zo indrukwekkend en krachtig en toch zo eigen, dat je door het gebodene diep wordt geraakt en je je bewust wordt van het gevoel één te volk zijn. Dit is erg moeilijk uit te leggen aan degenen die zich nooit als volk in hun bestaan bedreigd hebben gevoeld. Het Estse volk is gedurende de geschiedenis zo ver gedecimeerd dat het zelfs met opheffing bedreigd werd en het leefde, nog niet zo lang geleden, gescheiden van de rest van de wereld. Ik vraag me af wat de kracht is, of het geheim dat ons volk gebracht heeft tot op het punt waar we vandaag de dag staan. Tormis heeft gezegd dat de runo songs voor hem interessant zijn vanwege de eenvoudige moraal en de waarden die ze bevatten en die vandaag de dag nog steeds opgeld doen. Tormis herstelde de band met ons eigen verleden en de spirituele erfenis en daarmee het gevoel van eigenwaarde en zelfrespect. Dit is de kracht en het geheim, maar er zijn slechts enkelen die deze boodschap begrijpen. Tormis is een van hen. Eerlijk gezegd heb ik Tormis nog nooit in levenden lijve ontmoet. Tijdens dit festival zal ik hem voor het eerst begroeten en kan dan ooit in de toekomst met trots tegen mijn kleinkinderen vertellen dat ik met Tormis persoonlijk heb kennis gemaakt. Gita Kalmet Ambassadeur van Estland in Nederland.
Veljo Tormis’ lange reis door de Estse muziek Veljo Tormis groeide op in verschillende dorpen op het platteland van Estland. Net als ieder kind op het platteland hielp hij mee op de boerderij. Maar zijn ouders waren ook muziekliefhebbers: zijn vader speelde viool en orgel en – vooral belangrijk – hij dirigeerde een amateurkoor. Zijn moeder zong bij de alten en Tormis herinnert zich dat hij tijdens de repetities vaak naast haar zat. Je zou dus kunnen zeggen dat de toekomstige componist van koormuziek in een koor opgroeide. Als tiener voelde Tormis niet echt de behoefte om zijn leven te verbinden met de muziek, maar waren er ook nog geen andere zaken waar zijn hart echt naar uitging. Toen het tijd werd om te gaan beslissen wat hij wilde worden koos hij dan ook maar voor dirigent – iets wat hij kende. In die keuze werd hij mogelijk ook beïnvloed door het feit dat zingen in een koor onder de Esten altijd al populair was; het dirigeren van een koor leverde ongetwijfeld prestige op.
Toen Tormis 19 was begon hij met de opleiding tot koordirigent. Na een jaar adviseerde zijn docent hem om van studierichting te veranderen en Tormis was het daarmee eens. Het was wel duidelijk dat hij zich met de gebaren van het dirigeren niet goed kon uiten. Als hij in de klas stond en naar de zwijgende muur tegenover zich keek lukte het hem niet zich voor te stellen dat daar een echt koor stond dat onder zijn leiding stond te zingen. Hij kreeg geen ‘contact’ met die niet-bestaande zangers en besloot te stoppen. Vervolgens koos Veljo Tormis voor compositie, aanvankelijk zonder enige ambitie. Toen hij 25 was studeerde hij af aan het conservatorium van Moskou en pas tijdens het laatste jaar van zijn studie begon hij het gevoel te krijgen dat componeren iets was wat hij misschien wel echt zou kunnen. Het eerste werk waarover hij tevreden was gaf hij de naam ‘Neli kildu’ (Vier fragmenten), een stuk voor piano en solozanger. Met dit stuk legde hij de grondslag voor zijn toekomstige werk: hij concentreerde zich op vocale muziek en zijn werk zou ook later voor een groot deel uit korte stukken bestaan: miniaturen, fragmenten, enzovoort. Aangezien één miniatuur te kort is om uit te voeren begon hij ermee meerdere miniaturen in cycli bij elkaar te zetten die onderling natuurlijk ook samenhang vertoonden. De afzonderlijke delen kunnen apart van elkaar worden uitgevoerd, maar de echte muzikale waarde ervan komt pas naar voren als ze naast elkaar worden gezet.
Tien jaar na zijn afstuderen was Veljo Tormis al een bekende Estse componist van koormuziek en zijn werk begon bekendheid te krijgen in heel Oost-Europa. De kinderjaren van Tormis vielen samen met de nationale romantische piek in de Estse muziek, die vervolgens ook weer samenviel met de grote populariteit van koormuziek. Begrijpelijk dus dat Tormis destijds voor koormuziek koos. Hetzelfde geldt voor zijn belangstelling voor de Estse volksliederen als een bron van koormuziek – decennia vóór Tormis maakten vele van de nationale romantici hiervan al gebruik. Toen Tormis zijn intrede deed in de Estse muziekwereld was de nationale romantiekperiode voorbij; het was de bloeitijd van het Sovjettijdperk, dat duurde van 1944 tot 1991. De volksmuziek kwam in het Sovjettijdperk echter niet in het gedrang en werd daarentegen beschouwd als ‘de democratische muzikale vorm van de volkskunst’. Door de verbinding van zijn werk met de traditionele muziek volgde Tormis dus het normale en toegestane pad van zijn tijd. De ontmoeting tussen Tormis en het volkslied verliep toevallig. Het gebeurde in 1958, toen hij deelnam aan een traditionele bruiloft op Kihnu, een van de kleine en cultureel geïsoleerde eilanden van Estland. Die dag verloor Tormis zijn hart aan de oude liederen, in het Ests ‘regilaul’ geheten. Zijn eerste cyclus ‘Kihnu pulmalaulud’ (Bruiloftsliederen van Kihnu) was het resultaat. Zijn collega, een professor aan het conservatorium, vertelde hem dat het goed was en vergeleek het met de composities van Mart Saar, een van de beste nationale romantici van Estland. De arrangementen leken inderdaad wat op elkaar, maar de manier waarop Tormis de traditionele muziek benaderde verschilde totaal van die van Saar. In eerste instantie gaf Tormis zijn cyclus de titel ‘Kihnu pulm laul’ (Een bruiloftslied van Kihnu). In zeker opzicht kan dit werk als een ‘vier-in-één-productie’ worden gezien. De cyclus bestaat uit vier delen die alle vier op het zelfde volkswijsje zijn gebaseerd. Hij varieerde met de melodie zoals de traditionele zangers dat ook altijd deden; daarnaast maakte hij gebruik van verschillende compositietechnieken, met als resultaat vier liederen met elk een eigen karakter. De titel ‘Een bruiloftslied van Kihnu’ was dus eigenlijk misleidend en Tormis wijzigde die in ‘Bruiloftsliederen van Kihnu’. De vier delen van de cyclus zijn niet zomaar bruiloftsliedjes, ze sluiten aan bij de verschillende stadia van een lange huwelijksceremonie. Zo begon Tormis ermee rekening te houden met de context van uitvoering van zijn werk in het echte leven, een muzikaal-antropologische benadering die iets heel nieuws toevoegde aan de Estse koormuziek. Door zijn toenemende belangstelling voor de traditionele muziek kwam Tormis bij de folkloristen uit. Op zoek naar materiaal voor zijn koorcomposities begon hij de Archieven voor Estse folklore te bezoeken. In de jaren zestig van de 20-ste eeuw had hij intensief contact met de folkloristen, enthousiaste verzamelaars en onderzoekers van en pleitbezorgers voor het behoud en de authenticiteit van de traditionele muziek. Ongetwijfeld hadden die contacten invloed op de ontwikkeling van Tormis’ ideeën over hoe hij in zijn vak als componist kon omgaan met de traditionele liederen, zonder de diepste essentie daarvan te vernielen. De volgende belangrijke mijlpaal in de loopbaan van Tormis was de cyclus ‘Eesti kalendrilaulud’ (1967) (Estse Kalenderliederen). Met deze cyclus zette hij in de eerste plaats zijn antropologische benadering voort – de liederen zijn verbonden met Estse volksgebruiken – en begon hij daarnaast met het toepassen van zijn nieuwe principe van harmonisatie. Voor het harmoniseren van de oude melodietjes met hun beperkte bereik volstond de functionele harmonie niet en Tormis moest dus een nieuwe manier zien te vinden. Tijdens het componeren zat hij
altijd aan de piano en experimenteerde hij met verschillende akkoorden. Kwam hij daarbij iets tegen wat interessant klonk, dan gebruikte hij het en het resultaat klonk vaak verrassend fris. Het lukte hem echter niet de harmonische structuur van zijn eigen composities grondig te analyseren. Hij kon niet alle akkoorden benoemen die hij had gebruikt, vele daarvan behoorden niet tot de klassieke harmonie waarin hij was onderwezen, maar veeleer tot de jazz waar hij eigenlijk niets van wist. Hij gebruikte zijn oren en werkte intuïtief. Tormis werkte een originele methode uit die hem in staat stelde de oude monotone melodieën te combineren met de moderne harmonie. Behalve die methode putte hij ook uit de gereedschappen van de uitvoeringsstijl van de traditionele zangers: Traditioneel werden een ‘regilaul’ uitgevoerd door een groep zangers. Zo’n groep kan bestaan uit een voorzanger en een koor of uit twee koren. Beide zingen om beurten, een uitvoeringsstijl die doet denken aan die van het responsorium: eerst zingt de voorzanger een couplet, waarna de anderen (het koor of het tweede koor) dit herhalen. Echter, hier overlappen de partijen elkaar telkens: de ene partij begint hier te zingen nét voordat de andere partij ophoudt, waardoor een ononderbroken geluid ontstaat. Onderbrekingen aan het einde van een frase, zoals in de westerse muziek, zijn er dus niet. Dit principe van continuïteit is het belangrijkste kenmerk van de traditionele manier van ‘regilaul’ zingen. Tormis introduceerde dit principe in de professionele muziek, hetgeen tijdens dit festival in vele van de koorwerken is te herkennen. Toen Tormis zijn compositiemethode eenmaal had afgerond (rond het einde van de jaren zestig van de 20-ste eeuw), bleef hij hieruit putten in de liederencycli die volgden. Als componist werkte Tormis in een relatief isolement; hij had niet zoveel belangstelling voor wat er in de muziekwereld gaande was en probeerde nooit om zijn composities aan te passen aan de heersende trends. Aan de andere kant werd hij duidelijk wel beïnvloed door de ontwikkelingen in de Estse samenleving. In de zeventiger jaren werd onder Estse intellectuelen het idee van Fins-Oegrische eenheid, dat zijn oorsprong heeft in het begin van de 20-ste eeuw, weer populair. In overeenstemming met deze ideologie breidde Tormis het materiaal waarop hij zich baseerde verder uit. Het voornaamste punt als het gaat om de Fins-Oegrische eenheid is de taalverwantschap en de gemeenschappelijke basis van de cultuur van sommige kleine etnische groepen in de Baltische regio en verder weg. Deze kleine groepen zijn hun taal en etnische identiteit kwijtgeraakt en assimileren in andere culturen. Deze situatie inspireerde Tormis tot het componeren van zijn langste liederencyclus ‘Unustatud Rahvad’ (Vergeten volken), die uit 51 liederen bestaat. Hij componeerde de cyclus in de periode van 1970 tot 1989. In ‘Vergeten volken’ probeert Tormis de culturele assimilatie via de muziek tot uitdrukking te brengen: zo vloeit de Livonische melodie over in de Letse melodie, net zoals de Livonische mensen tot Letten assimileren. Het doel van dit werk was de aandacht van het publiek te vestigen op het lot van die mensen en erop te wijzen dat het iedereen kan gebeuren – ook Esten. De belangrijkste factor die de muziek van Tormis beïnvloedde, waren de ‘regilaul’ waarvan Tormis in de media propageerde dat ze de muzikale moedertaal van de Esten waren. Toch kun je zeggen dat de meeste door de ‘regilaul’ geïnspireerde werken van Tormis niet thuishoren in de categorie arrangementen van volksmuziek. Hoe Tormis de ‘regilaul’ gebruikte kan beter worden gedefinieerd als het citeren van oude melodieën in een moderne muzikale omgeving. Beetje bij beetje begon het muzikale credo van Tormis ook het beeld dat hij van zichzelf had te bepalen; hij droeg gestileerde truien met folkloristische ornamenten en een hoed die aan een hoofddeksel van vroeger deed denken; zelfs in zijn taalgebruik begonnen epische stilistische kenmerken op te duiken; Tormis begon zich te identificeren met de lieddichters uit vervlogen tijden. Aan de andere kant begonnen de Esten hem te accepteren als een levend symbool van “Estsheid”. Dit
was de tijd dat de nationale culturen onder zware druk van de Sovjets kwamen te staan en de mensen op zoek waren naar manieren om te overleven. Het was belangrijk om te benadrukken dat de Estse cultuur een heel oude was, met wortels die heel diep gingen. Tormis was bereid om de culturele missie uit te dragen. Op de een of andere manier werd dit aantrekkelijk; de media schonken er veel aandacht aan en bleven dit doen ook nadat de missie was volbracht en Estland onafhankelijk was geworden. Nog even over de muziek: de compositiemethode van Tormis werkte meer dan 20 jaar heel goed. Maar in de loop der tijd begon die zijn frisheid te verliezen en een routine te worden. Je kunt je afvragen waarom dat zo is, maar het heeft wellicht te maken met het specifieke karakter van de ‘regilaul’ als voornaamste bron van zijn muziek. De structuur van de ‘regilaul’ is heel simpel. De regel is dat ieder couplet uit 8 lettergrepen bestaat en de melodie, in overeenstemming met de structuur van de tekst, uit 8 noten van gelijke lengte. De melodie beslaat nooit meer tonen dan een drieklank. De eenvoud van de ‘regilaul’ stond aan de wieg van de oorspronkelijke compositieprincipes van Tormis, die in die tijd vernieuwend waren en interessant klonken, maar de andere kant was dat de methode zichzelf uitputte. Over veel werken die Tormis in de jaren negentig componeerde was hij niet tevreden en dat was een van de redenen waarom hij ophield met componeren. Zijn laatste compositie heet ‘Lauliku lõpusõnad’ (De afsluitende woorden van de lieddichter). Vanwege de inhoud heeft deze betekenis voor hemzelf, maar op muzikaal niveau was het een eclectisch werk. Zijn beslissing om te stoppen was een moedige stap; hij nam die beslissing in 2000 en is daar tot op heden niet op teruggekomen. Een belangrijke inspiratiebron voor Tormis waren altijd de WOORDEN. Hij heeft er vaak op gewezen dat de tekst van een lied belangrijker is dan de melodie. In zijn eerste composities die niet op de traditionele muziek waren gebaseerd gebruikte hij vaak gedichten over de natuur, maar zijn teksten gaan niet, zoals veel teksten door Estse nationale romantici, over “ons prachtige land”. Zijn voorkeur gaat uit naar poëzie waarin bepaalde natuurverschijnselen worden beschreven of toestanden van de natuur, bijvoorbeeld een periode van droog weer of van vorst. Koorwerken met dergelijke teksten hebben een behoorlijk visueel karakter – als muzikale schilderijen. Het in 1965 gecomponeerde ‘Sügismaastikud’ (Herfstlandschappen) is daarvan een van de beste voorbeelden. Maar hier zien we ook een paradox. Ondanks het feit dat Tormis zich liet inspireren door de tekst, gaat deze in de kleurrijke toonzetting toch enigszins verloren, met als gevolg dat de liederen eerder instrumentaal klinken. Vorig jaar maakte Tormis van sommige van dit soort stukken, waaronder ook ‘Sügismaastikud’ een arrangement voor strijkers. Hij deed dit door, bijna zonder wijzigingen aan te brengen, gewoon de koorpartijen te verdelen tussen de instrumenten. De instrumentale cyclus heet ‘Reminiscentiae’ en werd in de zomer van 2010 voor het eerst uitgevoerd. In zeker opzicht biedt het stuk een blik op de lange weg die Tormis in de muziek aflegde, maar tegelijkertijd is het ook zijn verjaardagscadeau aan zichzelf – het beste dat een componist zich maar kan wensen. Prof. Triinu Ojamaa, musicologe (vertaling: Lieke Berkhuizen)
FOTOTENSTOONSTELLING in de Cornelis Schuytzaal
LAULUPIDU : Ests zang- en dansfestival De koortraditie in Estland belichaamt letterlijk de kracht van de samenzang. Estland telt meer dan duizend koren en tienduizenden zangers. Zeer opmerkelijk als je bedenkt dat het land slechts 1.4 miljoen inwoners telt, waarvan minder dan 1 miljoen etnisch Est zijn. Sinds 1869 verzamelen de zangers van Estland zich op een locatie even buiten de hoofdstad Tallinn voor een unieke en verbazingwekkende gebeurtenis: de Laulupidu of wel: het Song Festival. Daar zingt een koor van 20.000 zangers voor en met een 100.000 koppig publiek. Tijdens de jaren van Russische bezetting waren deze bijeenkomsten zelfs nog massaler! Vanaf de beginjaren tot heden is de ambitie van de Laulupidu niet veranderd: het bevestigen van de culturele oorsprong, het doorgeven van de liederen aan de volgende generatie en het behouden van de culturele waarden en unieke eigen identiteit. Een koor van duizenden amateurzangers is een krachtig instrument. Door de toewijding van de zangers en hun harde werken is het mogelijk dat de enorme menigte kan improviseren op de slag van de dirigent. Het dirigeren van zo’n reusachtig koor is een geweldige uitdaging voor een dirigent; alleen een ware meester in het vak kan dit soort “instrument” in elke nuance laten klinken. Naast het gezamenlijke koor zijn er ook optredens van kinderkoren, gemengde koren, mannen- en vrouwenkoren. Het Songfestival is alleen mogelijk omdat in de tussenliggende jaren met hartstocht wordt gewerkt aan het leren van nieuwe liederen. Niet iedereen kan zomaar meezingen in het festival; het betekent vier jaar intensieve voorbereiding om door de selectie te komen. Ook aan het Dansfestival gaan vele jaren van intensieve training en toewijding vooraf. Wie de danspatronen gezien heeft die gemaakt worden door 8000 dansers in traditionele kleding zal dat niet gauw vergeten. Zeven eeuwen van bezetting en vreemde overheersing heeft de Estse cultuur, vooral muziek en taal, niet het zwijgen kunnen opleggen. Dit is voornamelijk te danken aan de regilaul, aloude volksliederen waarvan de melodieën niet opgeschreven waren, maar van de ene generatie op de ander mondeling werden doorgegeven. De eerste generatie Estse componisten – w.o. Gustav Ernesaks en Rudlf Tobias e componeerden in de Europese stijl van de late 19 eeuw. De volgende generatie – Eduard Tubin, Mart Saar, Cyrillus Kreek – begon de Estse volksmuziek te gebruiken in hun composities. Voor wat betreft zijn eigen composities zegt Veljo Tormis: “Ik gebruik de volksmuziek niet, de volksmuziek gebruikt mij”. Het geluid van zijn composities belichaamt de regilaul. Tormis schept daarmee een uniek kooridioom.
(vertaling: Alma van der Wijngaard)
Capella Vocale
www.capellavocale.nl
KIHNU PULMALAULUD - Bruiloftsliederen uit Kihnu EI VÕI ÕNNETA ELADA! (Geen leven zonder geluk!) Het dorp wenst de jonge vrouw rijkdom en overvloed, maar zij heeft maar een wens: “Ik wil trouwen uit liefde met een man die van mij houdt! Als we gelukkig zijn, kunnen wij leven. Als we gezond zijn, kunnen we werken. We kunnen niet leven zonder geluk”. PEIU PILKAMINE (Bespotting van de bruidegom) Bruidegom! Wat heb jij gisteren een figuur geslagen! Je hebt niet fatsoenlijk je schoonouders begroet maar alleen de hond en de grijs gestreepte kat geaaid. Ha ha ha! Wanneer ons meisje vandaag naar jouw familie gaat, zal ze fatsoenlijk je ouders begroeten. Bruidegom! LLU KAOB ÕUE PEALT (Schoonheid verdwijnt van het erf) Oude moeder, je huis en de velden staan er mooi bij. Nu verlaat je dochter het huis en schoonheid verdwijnt van je erf. De kamer van je dochter staat leeg, de emmer vraagt vergeefs om iemand die met hem uit schrobben gaat. De hoeken van het huis blijven wenend achter, de muren jammeren. En moeder, die nog nooit gehuild had, zal huilen als ze haar dochter de poort uit ziet lopen. SÖÖGE, LANGUD! (Eet maar, schoonfamilie!) Eet maar, schoonfamilie, drink maar! Eet en drink er maar op los! Maar verstop geen eten in je kleren! We gaan dansen met onze schoonfamilie! En dan vallen de sneetjes witbrood uit jullie zakken, de koeken vallen op de grond! Het kamerkoor ‘Capella Vocale’ uit Leiden werd op 8 oktober 1996 opgericht door Monique Schendelaar ter ondersteuning van haar studie koordirectie aan het conservatorium. Het koor is na haar eindexamen blijven bestaan. Op het repertoire staan vooral a capella werken, een enkele keer ook werken met instrumentale begeleiding. Gezongen wordt uit het hele muzikale repertoire, van middeleeuwse tot hedendaagse muziek. Tijdens de repetities is er veel aandacht voor stem- en koorvorming. Monique Schendelaar studeerde koordirectie bij Harold Lenselink en Johan Rooze en was meermaals deelnemer aan de Kurt Thomascursus. Naast dirigent van Capella Vocale, is zij cantrix van de Lutherse Kerk in Leiden, dirigent van Het Wassenaars Kamerkoor, het dameskoor van de St. Agathakerk in Lisse en Libera Voce in Oegstgeest (verbonden aan de Vereniging van Vrijzinnige Protestanten). Bovendien leidt ze ad-hoc ensembles op projectbasis. Monique is artistiek adviseur van de Stichting Samenklank, die o.a. cantateconcerten in Lisse en Leiden organiseert. Ze volgde een zangopleiding aan het conservatorium en een cursus boventonen bij Borg Diem Groeneveld en heeft zanglessen gevolgd bij Donald Bentvelsen. Momenteel zet ze haar zangstudie voort bij Ronald Klekamp. Aan de Theologische Universiteit Utrecht gaf Monique in 2005 een zanglesmodule voor de cursus Liturgisch en Homiletisch Practicum. Met regelmaat treedt zij op als sopraansoliste. In 2006 verscheen haar CD Endless. In 2009 en 2010 zong zij als een van de solisten met het Domenico Ensemble het 10-stemmige Stabat Mater van Domenico Scarlatti.
Klein Leids Liederen Koor
www.kllk.nl
INGERIMAA ÕHTUD - Avonden van Ingria (Ingermanland’, een historische Oost-Baltische regio) RÖNTÜŠKÄ III Ik ben goed in zingen en mijn lief is goed in drinken. Luister, houd op met drinken en gooi de fles weg. Hier is een meisje dat niet trouwt met iemand die een liefhebber is van de kroeg. Wie het liefst de fles kust zal de verliezer zijn. KIIGELAUL I (Schommellied) De midzomerzon bloeit als iedere roos en toch kan ik mijn liefs’ stem niet horen schallen. Als het midzomer is, groeit de warmte van de zon en zoekt een vijftienjarig meisje een charmeur. Toch kan een meisje van vijftien niet weten hoeveel moeilijke dagen in het verschiet liggen. Hier zing ik en speel ik op de citer en overwin problemen met gezang en vreugde. Het doet mij goed te zingen, want mijn stem is melodieus; er zijn veel jongens, dus heb ik veel keus. KIIGELAUL II (Schommellied) Aan de wal zijn ze koffie aan het maken en er vloeit ook boter. Naar de roef komt een jongen en zijn beide wangen gloeien. Ik ben aan boord van een schip geboren, ik ben voor schepen gemaakt. Op het kapiteinsdek ben ik gedoopt en nu is mijn lot bepaald. Ik keek door de patrijspoort maar het glas was kapot. Mijn geliefde aan wal verslikte zich in haar bittere tranen...
MEELESPEA - Vergeet mij niet Denk aan mij! Zij die mij zoet horen zingen denken wellicht dat ik vrolijk ben en opgewekt. Maar, mijn ziel is zwaar van verdriet en in deze droefheid vloeien mijn tranen terwijl ik zing. Vergeet mij niet! Het Klein Leids Liederen Koor (KLLK), is opgericht in 2002 en bestaat uit ruim 25 leden. Het koor zingt vierstemmige liederen, meestal a capella en soms begeleid. Het zingt werken uit de Renaissance (o.a. van Orlando di Lasso en Padbrué, maar ook eigentijdse composities (Hindemith, Janáček, Jetse Bremer en Barbershop-songs). De laatste jaren groeit het aantal spreekkoren (met vaak eigen bewerkingen van gedichten). Het KLLK verzorgt regelmatig optredens in en rond Leiden. Elk jaar sluit het koor het zangseizoen af met een kerstconcert in samenwerking met het Haagse Vrij Theaterkoor. De dirigent van het koor is Jan van Dijk. Hij is muziekdocent en componeerde voor verschillende theaterproducties, o.a. bij toneelgroep de Appel. Hij is ook dirigent van het Koor van het Vrij Theater in Den Haag. Jan van Dijk is geboren in Leiden en woont nu in Egmond aan den Hoef. Iedere maandag rijdt hij op en neer voor de repetitie. Uit passie voor de muziek.
Kamerkoor Kwintessens
www.kamerkoorkwintessens.nl
KARJALA SAATUS - Het lot van de Kareliërs (nr 5) HÄLLILAUL (Wiegelied) Dit is het vijfde en laatste stuk uit de Karjala saatus, dat op zijn beurt de zesde en tevens laatste cyclus is in de serie Unustatud Rahvad – Vergeten Volken. Deze serie ontstond doordat Tormis zich interesseerde in de oorspronkelijke muziek van het Estse volk. De Kareliërs staan bekend als de beste zangers uit de Baltisch-Finse staten. Jonge levens worden soms vroegtijdig afgebroken. Daar wordt meestal diep om gerouwd, maar er wordt ook troost gevonden in de wetenschap dat dit deel uitmaakt van de natuurlijke levenscyclus en men berust daarin: uit wat aan de natuur is teruggegeven ontstaat weer nieuw en ander leven.
LAULIKU LAPSEPÕLI - De kindertijd van de zanger Een kristalhelder gecomponeerd stuk voor vrouwenkoor. De verwondering en de sterke verbinding met de natuur spreekt uit de gekozen tekst en deze puurheid en openheid is ook terug te vinden in de melodie en de zich ontplooiende akkoorden van de andere stemmen. Toen ik heel klein was zette mijn moeder mijn wieg in de wei. Een eend wiegde mijn wieg en een vogel duwde mijn wandelwagen. Op die plek leerde ik van beide dieren de liederen en de woorden die ik allemaal heb opgeschreven in een boek. Daarom zing ik nu zoveel liedjes.
LAULUSILD - Vocale brug In dit lied heeft Tormis gepoogd een muzikale brug te slaan tussen Finland en Estland. Door hun verre verwantschap en de overeenkomst in de taal voelen Esten zich sterk verbonden met de Finnen. Het beeld van een brug tussen deze twee landen komt ook in andere culturele uitingen voor. Tormis gebruikt in het stuk oude volksmelodieën, de tekst van de Kalevala (Finland) en het Estse ‘Kui mina hakkan lauiemaie’. In de ritmiek maakt Tormis gebruik van het metrum waarop de Kalavala gezongen wordt wat resulteert in een 5-kwarts maatsoort. Laat ons, broeder, de handen ineen slaan, de vingers verstrengeld en verhalen van onze broederschap, zodat we van goede dingen zingen en zo het beste kunnen doorgeven. Kamerkoor Kwintessens is opgericht in januari 2005 door de dirigent Raoul Boesten en bestaat uit 24 zangers , enthousiaste amateurs die veelal zangles volgen en vaak ook nog in andere koren zingen. Kwintessens streeft ernaar tweemaal per jaar een nieuw programma ten gehore te brengen. Raoul Boesten richtte tijdens zijn studie voor Vrije Schoolleerkracht een (studenten)koortje op. Na het behalen van zijn diploma startte hij een ouderkoor en later Het Octet. Daaruit ontstond de wens een groter koor te dirigeren waarin met name uitdagende hedendaagse muziek gezongen zou worden. Na een project met zestien zangers richtte hij in 2005 Kamerkoor Kwintessens op. Raoul behaalde in 2010 zijn diploma 'docent muziek' aan het Koninklijk Conservatorium en is als zodanig verbonden aan het Rudolf Steiner College te Rotterdam. Directielessen ontvangt hij van Jos Vermunt.
Mrs. Darcy KIIGELAULUD – Schommelliederen Volgens de Estse plattelandsfolklore werd op het gemeenschappelijke dorpsveld gedanst en gezongen bij een grote houten schommel, waarin meerdere koppels konden plaatsnemen. Tijdens dit feest met Pasen of Pinksteren, soms met Midzomer, brachten de dorpelingen hun schommel ‘offers’. Het ontluikende voorjaar en prille dorpsliefdes werden uitbundig gevierd. KITSAS KIIK (De smalle schommel) - Melodie uit de Muhu-regio Laten we kijken of de schommel ons houdt! O nee, hij is te nauw, geen gans kan er onder zwemmen, geen ekster vliegt er doorheen. MERI KIIGE ALL (De zee onder de schommel) - Melodie uit de Rõngu-regio Zwaai, schommel, zwaai, wat ligt er in de zee onder de schommel? Wie krijgt de broche en wie de ring? ILLUS NEIUN KIIGEL (Een mooi meisje op de schommel) - Melodie uit de Kuusalu-regio‘ Ik ben de mooie bruid op de schommel en je kunt me van ver zien, mijn ketting stralend als een regenboog en mijn ring fonkelend als een ster. KIIK TAHAB KINDAID (De schommel vraagt cadeautjes) - Melodie uit de Harju-Jaani-regio Waarvoor knarst de schommel ? Hij krijgt geschenken en een rood lint als hij mijn drie broers met een vrouw laat thuiskomen. KIIGEL KARTLIK (Een bang meisje op de schommel) - Melodie uit de Harju-Jaani-regio Schommel niet zo hard, wie vangt me als ik val? Mijn ogen zijn evenveel waard als twee ossen en mijn haar evenveel als een rennend paard; ikzelf ben de hele wereld waard. ÕUNAPUU (De appelboom) - Melodie uit de Koeru-regio Drie appels voor elke bloesem van de appelboom. De appel bedekt met honing is de mijne, die met was is voor de jongens. De derde, vergulde appel gebruik ik om mannen te lokken en te plukken.
Mrs. Darcy werd opgericht als kwartet in de zomer van 1995, sinds 1999 bestaat het ensemble uit acht vrouwenstemmen. De naam is ontleend aan het boek Pride and Prejudice van de Britse schrijfster Jane Austen. De leden van Mrs. Darcy kennen elkaar van het Leids Studentenkoor en orkest Collegium Musicum, van het Leidse Vocaal Ensemble C Sharp Minor en van het Nederlands Studenten Kamerkoor. Het repertoire van Mrs. Darcy is zeer divers en beslaat zowel klassieke werken als arrangementen van popsongs en spirituals; daarnaast werden voor het ensemble verschillende composities geschreven door componisten als Daan Verlaan, Hayo Boerema en Elger Niels. Mrs. Darcy nam de afgelopen jaren deel aan een aantal buitenlandse korenfestivals, in o.a.Tolosa, Gorizia en Montreux, waar diverse prijzen in de wacht werden gesleept. Ook heeft het ensemble een CD op haar naam staan, getiteld ‘Momentopname’.
Leids Kamerkoor
www.leidskamerkoor.nl
VADJA PULMALAULUD – Votische bruiloftsliederen (nr 1, 2, 3, 5, 6 en 7) MÕRSJA VITHLEMINE (Het rituele reinigen van de bruid) Het lied vertelt over het 'reinigen' van de bruid met takjes, twijgjes en water uit verschillende bronnen. PULMALISTE SAABUMINE (Aankomst van de gasten) Een welkomstlied voor alle gasten die, omdat ze het volk van de Maker zijn, allemaal tot één volk behoren. PILKELAULMINE (‘Spot’-lied) De aanstaande gehuwden worden nog even aan het twijfelen gebracht: “mijn broer, nu kun je nooit meer naar een café” en”'mijn zus, ben je hem wel waard, je schapen wandelen in een schuur zonder dak!” NOORPAARI ÕPETAMINE (Instructies voor pas getrouwden) Na het trouwen wordt er verteld over de taken die de man en de vrouw hebben in het huwelijk. KOKA KIITMINE (Ode aan de kok) Een loflied voor de kok die voor het heerlijke bruiloftsmaal gezorgd heeft. KUI MA KASVASIN, KANAKE (Toen ik, klein meisje, opgroeide) Wat zal de vrouw allemaal moeten missen nu ze in het huwelijksbootje is gestapt? Conclusie: “Ga nooit trouwen!” Het Leids Kamerkoor is een relatief klein koor (ca. 25 leden) waar het plezier in zingen en de kwaliteit voorop staan. Sinds september 2010 staat het koor leiding van Rozemarijn Kalis. Voor het Tormis programma staat Annemiek van der Ven voor het koor. Het koor put uit een breed repertoire, van Middeleeuwen tot hedendaags, van a capella tot oratoriumwerk, van tango tot madrigaal. Meestal kiest het voor een thematische programmering bijv. Russisch-orthodoxe gezangen, muziek uit de Oostzeelanden, Zuid-Amerikaanse dansmuziek of spelen in op een lokaal thema. In december 2009 gaf het voor de tweede keer een concert speciaal gericht op kinderen en in mei 2010 een geslaagd concert in de kathedraal op de Montserrat tijdens een uitwisseling met het koor Camerata Sant Cugat nabij Barcelona. Annemiek van der Ven sloot in 2005 de studie Docent Muziek af aan het Koninklijk Conservatorium van Den Haag, met als eerste muzikaal bijvak klassiek zang. In april 2010 slaagde zij ‘cum laude’ voor de opleiding koordirectie aan het Conservatorium van Amsterdam. Als docent is ze werkzaam bij Stichting Vocaal Talent Nederland. Ook vervult zij hier de rol van assistent-dirigent van een van de concertkoren. Met de kinderen van het Nationaal Kinderkoor werkt ze aan stemvorming, repertoirekennis, solfège en muziektheorie. Als dirigent werkt ze veel op projectbasis en dan vooral met studentenkoren. Daarnaast heeft ze ervaring met het doceren van zangworkshops op scholen en bij koren. Als uitvoerend musicus treedt ze momenteel veel op met het vocaal ensemble 'Wishful Singing'.
Canzonetta Katwijk MODAALSED ETÜÜDID – Etudes in modale toonsoorten (Kerktoonladders) KEVAD (Lente) – ionische toonladder Nu is het tijd om van vreugde te zingen! Alle blaadjes en bloesems komen uit. Blaadjes komen uit en het gras groeit. Nu is het tijd om van vreugde te zingen! UDU (Mist) – dorische toonladder Waarom zijn alle dagen zo bewolkt? Waarom zijn de luchten zo donker en duister, wolken zo groot en grijs? KÜLM (Koude) – frygische toonladder Zo kil en bevroren! De kou bevriest mijn lichaam zo! Nu bevriezen mijn vingertoppen en zij bereikt ook al mijn koude tenen. Zo kil en bevroren! LÜMI (Sneeuw) – lydische toonladder Dwarrelen, dwarrelen, vallen, vallen, glanzende nieuwe sneeuw, kletterende hagelstenen overal! Hierdoor glijden de sleeën zo makkelijk. Dwarrelen, dwarrelen, vallen, vallen, glanzende nieuwe sneeuw, kletterende hagelstenen overal! PÕUD (Droogte) – mixolydische toonladder Hitte dringt alles binnen, zwaluwen voelen zich moe. De zon in de lucht schijnt zo verblindend over de bomen en de weilanden. TUUL (Wind) – aeolische toonladder Waarom huilen jullie zo, noorden winden, waarom fluiten jullie zo, zuiden winden? VIHM (Regen) – octotonische toonladder Val niet, rare regen, water, stroom niet naar beneden. Raar water, raar water…. KEVAD (Lente) – ionische toonladder Nu is het tijd om van vreugde te zingen! Alle blaadjes en bloesems komen uit. Blaadjes komen uit en het gras groeit. Nu is het tijd om van vreugde te zingen!
Canzonetta Katwijk is een vrouwenensemble van de muziekschool Katwijk. Zangdocente Wieke Ubels richtte het ensemble ongeveer 17 jaar geleden op. Een kern van het ensemble zingt al vanaf het begin mee, elk nieuw cursusjaar komen er echter weer nieuwe bij of gaan er mensen af. De samenstelling varieert dus. Het koor heeft een breed repertoire; zo is bv uitgevoerd het requiem van Fauré, een mis van Mozart, het Adiemus van Karl Jenkins en de Weihnachtslieder van Max Bruch en met versterking van mannen is vorig jaar bij de installering van de nieuwe raad in het Raadhuis van Katwijk een cantate van Bach uitgevoerd onder leiding van Patrick Pranger. Als u belangstelling heeft om mee te zingen, kunt u zich opgeven via de muziekschool Katwijk.
Vieux Bleu
www.vieuxbleu.nl
SÜGISMAASTIKUD - Herfstlandschappen (nr 2, 3 en 4) In deze cyclus van korte koorminiatuurtjes zijn de sfeerimpressies van de natuur als in de gedichten van Viivi Luik (1946) in klanken direct terug te horen. Opvallend zijn de verschillende kleuren in de harmonieën en effecten zoals glissando en vederlicht staccato. ÜLE TAEVA JOOKSEVAD PILVED (Wolken jagen door de lucht) Langs de hemel schieten wolken snel voorbij. De wind die vanaf het meer waait maken de handen koud. KAHVATU VALGUS (Bleek licht) Kleurloos zonlicht schijnt over het herfstlandschap. VALUSALT PUNASED LEHED (Karmozijnrode bladeren vallen) De bladeren op de weg zijn pijnlijk rood. Tot modder vertrapt is het gebladerte op de roodgestriemde weg.
NELI SANGASTE MÄNGULAULU - Vier liedjes bij spelletjes Sangaste,waar deze volksmuziek vandaan komt, ligt in het zuiden van Estland. Deze liederen horen bij traditionele Estse volksspelen. HOBUSEMÄNG (Paard spel) Kinderspel uit Estland. KOSJAMÄNG (Spel van ‘hofmakerij’) Een lied bij een spel dat word gezongen op bruiloften waarbij de moeder van de bruid word gevraagd of ze haar dochter wel weg zal geven… SOKUMÄNG (Geitenbok spel) Een vraaggesprek met een bok. LINNAMÄNG (Stedenspel) Vieux Bleu is ontstaan uit reünisten van het madrigaalkoor van Studenten Muziekgezelschap "Sempre Crescendo" uit Leiden. Wouter Verhage werd geboren te Harderwijk in 1984. Vanaf zijn 7e jaar speelt hij cello en musiceerde in diverse ensembles en orkesten. In 2007 studeerde hij cum laude af als Docent Muziek aan het Koninklijk Conservatorium te Den Haag. Nu studeert hij koordirectie bij Jos van Veldhoven en Jos Vermunt en kerkmuziek bij Theo Goedhart. Daarnaast is hij als zanger vaak actief bij de projecten van de afdeling oude muziek aan het Haags conservatorium en werkzaam bij o.a. de Nederlandse Bachvereniging, Bachkoor Holland en het Hemony ensemble. Thans is Wouter artistiek leider bij het Boys Choir Kampen. Naast Vieux Blue dirigeert Wouter ook de Voorburgse Oratorium Vereniging en Choir 2021 een koor dat is opgericht om moderne klassieke muziek van na 1900 ten gehore te brengen.
Leiden English Choir
www.lec.nl
SÜGISMAASTIKUD - Herfstlandschappen (nr 1, 5, 6 en 7) ON HILISSUVI (Late zomer) Het is in de late zomer, de heide, de boterbloemen en distels ruiken zo zoet. Rijpe bessen hangen aan de struiken. Deze zomer komt nooit meer terug. TUUL KÕNNUMAA KOHAL (De wind raast of het kale land) KÜLM SÜGISÖÖ (Koude herfstnacht) De koude herfstnacht met een maan als een atypische ronde munt glinsterend zeewaarts. KANARBIK (Heide) Trieste paarse heide, bijna uitgebloeid, vangt nog wanhopig de laatste zonnestralen. Al het andere is als altijd; de velden en de wegen. Alleen de zon brandt er boven en zet de planeet in vlam.
LAEVAS LAULDAKSE - Zingen aan boord van het schip (een Ingrian-Fins volkslied) De mannen zijn weggevoerd om oorlog te voeren. De vrouwen blijven achter op het land en vragen zich af wie het zware werk nu zal doen. De mannen zijn in het geheel niet bedroefd, ook niet als zij aan boord gaan van hun schip, want daar zingen zij. De vrouwen horen hun gezang en wisten niet dat de jongens uit hun dorp zo goed konden zingen. Het Leiden English Choir is in de Leidse regio toonaangevend, vanwege het voornamelijk Brits en Engelstalig repertoire. Het koor is gemêleerd van samenstelling: studenten Engels, alumni, hoogleraren, stafleden van de universiteit, maar ook mensen die gewoon affiniteit met ons repertoire hebben. Het Koor geeft in Leiden en omstreken twee keer per jaar een concertserie: één rond de Kerst met traditionele Christmas Carols en één in het voorjaar met een thematisch klassiek of modern karakter. Naast Engelstalige componisten als bijvoorbeeld Britten, Vaughan Williams en Rutter, komen ook Händel, Fauré en Rossini aan bod. Hebe de Champeaux is een Nederlands/Amerikaanse dirigente, violiste en mezzosopraan , op dit moment woonachtig in Amsterdam. Op vierjarige leeftijd begon Hebe met vioolspelen. Haar bacheloropleiding viool aan de San Francisco State University sloot ze cum laude af, ze behaalde haar master instrumentale directie aan de Indiana University in Bloomington en haar bachelor koordirectie aan het Sweelinck Conservatorium te Amsterdam. Verder kreeg ze zangles van Pierre Mak en Hein Meins. Aan de Indiana University werd ze voor het seizoen 2004-2005 benoemd tot assistent-dirigent voor het Opera Theatre van die universiteit; ze werkte daar samen met verschillende inspirerende dirigenten, onder wie Imre Pallo, Uriel Segal en wijlen Randall Behr. In verschillende landen over de hele wereld nam zij deel aan directie-masterclasses, waar ze les kreeg van Jorma Panula, Boris Hinchev en Colin Metters. Aan de Indiana University leerde Hebe enorm veel van haar mentor Cliff Colnot, dirigent van het Civic Orchestra of Chicago. In 2007 nam ze deel aan de Bela Bartok International Opera Conducting Competition en won ze de juryprijs.
Michel de Bakker werkt onder de naam Eclat, culturele zaken. Eclat betekent schittering. Hij organiseert festivals, werkt theatraal in community art projecten, geeft architectuureducatie op scholen, en gelooft dat in alles een verhaal is verborgen. Eclat is gevestigd in het bedrijfsverzamelgebouw de Klos, Zandstraat 10 in Leiden.
[email protected]
”Leiden zingt….. Tormis” is tot stand gekomen met steun van:
Gemeente Leiden
Contactgroep Leidse Koren Ambassade van Estland